Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de...

120
Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC-regio 19 Beschrijving van het huidige aanbod en de leerlingenstromen en aanbevelingen voor een dekkend onderwijsaanbod

Transcript of Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de...

Page 1: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC-regio 19 Beschrijving van het huidige aanbod en de leerlingenstromen en aanbevelingen voor een dekkend onderwijsaanbod

Page 2: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat
Page 3: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen

(V)SO RMC-regio 19

Beschrijving van het huidige aanbod en de

leerlingenstromen en aanbevelingen voor een

dekkend onderwijsaanbod

Opdrachtgever: De gemeente Utrecht, SWV Sterk VO Utrecht en Stichtse Vechten het

samenwerkingsverband PO 26.01 i.o (stad Utrecht)

Utrecht, maart 2013

© Oberon

Postbus 1423

3500 BK Utrecht

tel. 030-2306090

fax 030-2306080

e-mailadres: [email protected]

Page 4: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 5

Inhoudsopgave

Managementsamenvatting ......................................................................................................................... 7

1 Inleiding ................................................................................................................................................ 9

2 Leerlingen in regulier en speciaal onderwijs in RMC-regio 19 ..................................................... 13 2.1 Leerlingen primair onderwijs en speciaal onderwijs .................................................................... 13 2.2 Leerlingen voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs ............................................. 15

3 De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: PO/SO ...................................... 19 3.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de PO-leeftijd .......................................................... 19 3.2 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 3-indicatie ......................................... 20 3.3 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 4-indicatie ......................................... 23

4 De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: VO/VSO .................................... 27 4.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de VO-leeftijd .......................................................... 27 4.2 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 3-indicatie ...................................... 28 4.3 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 4-indicatie ...................................... 31

5 De match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen: jeugdigen met meervoudige

problematiek ....................................................................................................................................... 37 5.1 Vraag en aanbod voor jeugdigen met meervoudige problematiek .............................................. 37 5.2 Vraag en aanbod voor leerlingen die momenteel thuiszitten ....................................................... 39

6 Naar een passend aanbod voor alle doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften .. 43 6.1 Inleiding ........................................................................................................................................ 44 6.2 Cluster 3 ZMLK ............................................................................................................................ 47 6.3 Cluster 3 LZ/LG/MG ..................................................................................................................... 48 6.4 Cluster 4 ZMOK VO/VSO: integratie in regulier onderwijs en uitbreiding VSO-voorzieningen ... 49 6.5 Cluster 4 ASS (LZK) PO/SO: Meer leerlingen van SO naar sbao en/of regulier bao ................. 51 6.6 Cluster 4 ASS (LZK) VO/VSO Meer leerlingen in het reguliere VO en/of uitbreiding van een

bestaande voorziening met aanbod havo/vwo............................................................................. 53 6.7 Leerlingen met meervoudige problematiek .................................................................................. 54

7 Conclusies en aanbevelingen .......................................................................................................... 55 7.1 Passend onderwijs voor leerlingen in cluster 3 ............................................................................ 55 7.2 Passend onderwijs in cluster 4: uitbreiding van voorzieningen voor VSO in RMC-regio 19 ....... 56 7.3 Passend onderwijs in cluster 4: bevorderen van deelname aan het reguliere onderwijs ............ 57 7.4 Op weg naar een passend onderwijsaanbod............................................................................... 58

Bijlage 1 Opdracht en opzet van het onderzoek .................................................................................. 61 Bijlage 2 Lijst van geïnterviewden ......................................................................................................... 63 Bijlage 3 Voorzieningen voor regulier en speciaal onderwijs in RMC-regio 19 ................................ 65 Bijlage 4 Toezichtsarrangementen Inspectie van het Onderwijs:

(V)SO-scholen cluster 3 en cluster 4 ..................................................................................... 77 Bijlage 5 Scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften, input voor

financiële doorrekening .......................................................................................................... 79 Bijlage 6 Globale analyse van de financiële consequenties van scenario’s voor leerlingen met

specifieke ondersteuningsbehoefte ...................................................................................... 93 Bijlage 7 Lijst van afkortingen ............................................................................................................. 121

Page 5: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat
Page 6: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 7

Managementsamenvatting Voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften is er behoefte aan een betere match tussen deze

behoeften en het aanbod binnen RMC-regio 19. Dit blijkt uit een inventarisatie van de SO- en VSO-

voorzieningen in de regio en van de leerlingenstromen.

Match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod

De noodzaak tot een beter passend aanbod is er bij cluster 3- en bij cluster 4-leerlingen. Binnen

cluster 3 is het aanbod voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) niet voldoende dekkend en

gespreid. Dat leidt er toe dat jonge kinderen dagelijks ver moeten reizen. Meer integratie in het

regulier onderwijs, met ondersteuning vanuit het (V)SO kan bijdragen aan een oplossing hiervoor. Het

speciaal onderwijs kan zich dan nog meer richten op leerlingen met de zwaarste problematiek, zoals

leerlingen met een zeer laag IQ in de PO-leeftijd of leerlingen met een disharmonisch

ontwikkelingsprofiel. Voor deze groep is er op dit moment onvoldoende passend aanbod binnen de

regio.

Onder de cluster 4-leerlingen zijn de grootste knelpunten gesignaleerd bij leerlingen met een stoornis

in het autistisch spectrum (ASS) in de PO- en VO-leeftijd én bij de groep zeer moeilijk opvoedbare

kinderen (ZMOK) in de VO-leeftijd. ASS en ZMOK leerlingen in de VO-leeftijd kunnen weer worden

onderverdeeld naar niveau en naar ondersteuningsbehoefte . Dit zijn leerlingen op (1) het niveau van

het praktijkonderwijs, (2) het niveau van vmbo en (3) het niveau van havo/vwo.

Deze groepen leerlingen (ZMOK en ASS) zijn omvangrijk, elk 400 tot 500 leerlingen. Veel ZMOK-

leerlingen volgen onderwijs buiten de regio, het huidige aanbod is niet dekkend. Verder zijn

voorzieningen niet goed gespreid, maar geconcentreerd in twee van de vier subregio’s. Voor sommige

groepen is het aanbod ook onvoldoende passend. Zo is er beperkt VSO-aanbod voor ZMOK- en ASS-

leerlingen met capaciteit voor havo/vwo.

Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst

Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat het streven naar meer

integratie in het reguliere onderwijs voorop. Hierbij geldt de voorwaarde dat dit wat betreft niveau van

de leerling en de ondersteuningsbehoefte passend is of kan worden . Dit geldt voor zowel jonge

ZMLK-leerlingen als langdurig zieke, lichamelijk of meervoudig gehandicapte leerlingen (LZ/LG/MG).

Daarnaast is speciale aandacht gewenst binnen het SO/VSO voor cluster 3-leerlingen met zware

problematiek.

Voor cluster 4-leerlingen zijn oplossingen verkend in de vorm van scenario’s. In sommige scenario’s

wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke deelname van leerlingen binnen het reguliere onderwijs,

dit geldt met name voor ASS-leerlingen in PO en VO. In andere scenario’s wordt voorgesteld om

VSO-voorzieningen uit te breiden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen voorzieningen voor

ZMOK- en ASS-leerlingen en tussen leerlingen met vmbo- of havo/vwo-niveau.

De scenario’s voor cluster 4 leiden over het algemeen tot een beter dekkend, beter gespreid en beter

passend aanbod. Doorrekening op financiële consequenties bevestigt de verwachting dat scenario’s

met nieuwe voorzieningen of een uitbreiding daarvan, extra kosten met zich meebrengen, terwijl

scenario’s waarbij gestreefd wordt naar een grotere deelname in het regulier onderwijs, een besparing

kunnen opleveren, Bij deze laatste scenario’s geldt wel, dat ondersteuning van het reguliere

onderwijs door het (V)SO gewenst is. De kosten daarvan kunnen aanzienlijk zijn en beperken de

omvang van de besparing.

Bij de afweging van voor- en nadelen is vooralsnog uitgegaan van ideaaltypische scenario’s. In

werkelijkheid zijn tussenvarianten en combinaties mogelijk van verschillende scenario’s. Bovendien

moet er bij de ontwikkeling van het totale aanbod ook aandacht zijn voor cluster 3-leerlingen en

andere doelgroepen

Page 7: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

8 Oberon

Oberon

Andere doelgroepen

Naast groepen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4 onderwijs, zijn er nog andere doelgroepen

met een extra ondersteuningsbehoefte. Dit zijn leerlingen met meervoudige problematiek en leerlingen

op het grensvlak tussen onderwijs en jeugdzorg. Ook voor deze groepen geldt dat meer of

andersoortige arrangementen nodig zijn om passend onderwijs te kunnen bieden.

Vervolgstappen

Op basis van de analyse van de problematiek en de voorgestelde oplossingen kunnen vervolgstappen

worden gezet. De scenario’s zijn hiervoor een hulpmiddel. De weging van scenario’s kan niet alleen

per doelgroep worden gemaakt, hierbij dient het totale aanbod in de regio in aanmerking te worden

genomen. Verkenning van de haalbaarheid is daarbij een belangrijk onderdeel. Op grond van een

dergelijke verkenning kunnen scenario’s worden aangepast of gecombineerd. Vervolgens is een meer

concrete uitwerking nodig en een nadere verkenning van de financiële consequenties. Aangezien

passend onderwijs sterk verbonden is met met kwalitatief goed onderwijs, is het ook van belang om de

kwaliteit van de betrokken scholen te betrekken bij de uitwerking.

Besluitvorming over aanpassingen in het aanbod ligt bij de bestuurders van gemeenten en

samenwerkingsverbanden PO en VO in de RMC-regio. De resultaten van dit onderzoek bieden een

basis voor deze besluitvorming.

Page 8: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 9

1 Inleiding

Invoering passend onderwijs

Met de invoering van de Wet Passend Onderwijs in 2013 zal er veel veranderen ten aanzien van de

organisatie en inrichting van de onderwijsondersteuning aan leerlingen. Samenwerkingsverbanden

worden met de Wet Passend Onderwijs verantwoordelijk voor de toewijzing van de extra

ondersteuning en krijgen ook financiële verantwoordelijkheid in het toedelen van een passende plek

voor iedere leerling. De schoolbesturen in het samenwerkingsverband krijgen de zorgplicht om voor

iedere leerling in het samenwerkingsverband een passend onderwijsaanbod te verzorgen. Dit vraagt

speciale aandacht voor groepen leerlingen die nu niet van het onderwijsaanbod gebruikmaken, zoals

thuiszitters.

De samenwerkingsverbanden bestaan uit scholen voor regulier onderwijs en scholen voor

(voortgezet) speciaal onderwijs binnen cluster 3 en 4. De voorzieningen voor cluster 1 en 2 maken

bestuurlijk geen deel uit van de samenwerkingsverbanden, Deze instellingen zijn anders

gepositioneerd binnen de Wet Passend Onderwijs; voor het onderwijs aan cluster 1- en cluster 2-

leerlingen geldt ook een andere bekostigingssystematiek.

In het regeerakkoord van het kabinet Rutte II is vastgelegd dat met de invoering van passend

onderwijs ook praktijkonderwijs (PrO) en leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) onder de

verantwoordelijkheid van de samenwerkingsverbanden zullen gaan vallen. Het doel hiervan is een

meer efficiënte organisatie van extra onderwijsondersteuning. Er wordt een korting toegepast van 50

miljoen op het budget voor PrO en LWOO.

De invoering van passend onderwijs vindt plaats binnen een bredere context van vernieuwingen

binnen het onderwijs en de zorg, die van belang zijn voor het perspectief van leerlingen.

Op het terrein van doorstroom en selectie binnen het voortgezet onderwijs zullen de komende tijd

veranderingen optreden. Criteria voor selectie worden aangescherpt. Zo dient het schooladvies van

de basisschool objectief te worden onderbouwd met toetsgegevens en wordt de drempelloze instroom

in het mbo niveau 2 afgeschaft.

Naast de invoering van passend onderwijs zijn er andere transities in voorbereiding. Zeer relevant is

de decentralisatie van de zorg voor de jeugd naar de gemeenten. Schoolbesturen, zorginstellingen en

gemeenten worden gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen onderwijsondersteuning

en zorg voor kinderen en jongeren. Deze domeinen zijn rechtstreeks van invloed op elkaar.

Nieuwe samenwerkingsverbanden

De samenwerkingsverbanden worden met ingang van 1 november 2013 op een ander, hoger

schaalniveau ingericht. Voor de samenwerkingsverbanden PO in de RMC-regio 19 betekent dit dat

verschillende (per denominatie ingerichte) samenwerkingsverbanden worden samengevoegd. Vooral

voor de samenwerkingsverbanden PO is sprake van schaalvergroting. Een andere belangrijke

verandering is dat het onderscheid tussen cluster 3 en 4 met de invoering van passend onderwijs zal

vervallen.

Vanaf november 2013 functioneren de volgende samenwerkingsverbanden (SWV)1:

1 Het SWV VO Utrecht en Vechtstreek bereidt met OCW een experimenteerstatus voor. Als dit experiment doorgaat,

treedt de Wet Passend Onderwijs voor dit SWV op 1-8-2013 in werking.

Page 9: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

10 Oberon

Oberon

Tabel 1.1 Samenwerkingsverbanden RMC-regio 19

Swv PO/SO Gemeenten

Utrecht stad (PO 2601) Utrecht

Utrecht Zuidoost (PO 2603) Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede

Utrecht West (PO 2604) Woerden, Ronde Venen, Oudewater, Stichtse Vecht, Montfoort

Utrecht Zuid (PO 2605) Nieuwegein, IJsselstein, Houten, Vianen, Lopik

Swv VO/VSO

Utrecht stad/Vechtstreek (VO 2601) Utrecht, Stichtse Vecht

Utrecht Zuidoost (VO 2603) Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede

Utrecht West (VO 2604) Woerden, Ronde Venen, Oudewater, Montfoort

Utrecht Zuid (VO 2605) Nieuwegein, IJsselstein, Houten, Vianen, Lopik

Een regionaal dekkend aanbod

Ondanks de vergroting van het schaalniveau is het nog steeds niet mogelijk om binnen ieder

samenwerkingsverband een dekkend onderwijscontinuüm te realiseren. Sommige specialistische

voorzieningen hebben een dusdanig specifieke doelgroep dat zij een groter voedingsgebied

‘bedienen’. Deze regionale functie is ook noodzakelijk om voldoende volume te krijgen, zodat de

kwaliteit van het aanbod kan worden gegarandeerd. Daarvoor is regionale afstemming gewenst en

nodig. Regionaal dient te worden afgestemd welke speciale voorzieningen er nodig zijn, wat de

omvang is van de populatie en hoe in de regio de voorzieningen zo goed mogelijk kunnen worden

gespreid, zodat er voldoende plaatsen beschikbaar zijn en de bereikbaarheid zo optimaal mogelijk is

met behoud van kwaliteit.

Onderzoek naar voorzieningen en leerlingenstromen in RMC-regio 19

De gemeente Utrecht, SWV Sterk VO Utrecht en Stichtse Vecht en het samenwerkingsverband PO

26.01 i.o. (stad Utrecht) hebben Oberon opdracht gegeven het regionale voorzieningenniveau

gedetailleerd in kaart te brengen. Het gaat daarbij om de speciale onderwijsvoorzieningen in de RMC-

regio 19: speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (SO en VSO) en (tussen)voorzieningen (Sbao,

Pro, OPDC Utrecht, Rebound, dagbesteding). Op basis van deze regionale verkenning zijn met de

partners in de regio gesprekken gevoerd, met als doel zicht te krijgen op aanpassingen die nodig of

gewenst zijn om een afgestemd dekkend onderwijsaanbod te realiseren.

Vervolgens zijn enkele scenario’s doorgerekend op kosten voor huisvesting, leerlingenvervoer en

ondersteuningsmiddelen.

Aandachtspunten

Een belangrijk aandachtspunt in dit onderzoek is het gegeven dat het onderwijsaanbod in het ene

samenwerkingsverband van invloed is op de aangrenzende samenwerkingsverbanden. Zo kan een

specifiek onderwijs- of ondersteuningsaanbod leerlingen uit andere samenwerkingsverbanden

aantrekken. Iedere verandering in onderwijsaanbod heeft invloed op leerlingenstromen en daarmee

consequenties voor bekostiging van onderwijsondersteuning en leerlingenvervoer. Bovendien zal er

steeds meer worden gestreefd naar een flexibeler inrichting van de ondersteuningsstructuur.

Samenwerking tussen regulier onderwijs en speciaal onderwijs zal leiden tot meer maatwerk in de

vorm van arrangementen. Ook deze ontwikkelingen hebben invloed op de leerlingenstromen in de

regio.

Vanwege deze aandachtspunten is het belangrijk om ook kwalitatieve aspecten mee te nemen in een

regionale verkenning van speciale voorzieningen. Het beeld achter de cijfers is nodig om deze goed te

kunnen duiden en wensen tot aanpassing van de bestaande situatie te kunnen onderbouwen.

Leeswijzer

In de volgende hoofdstukken presenteren we de bevindingen va het onderzoek.

We beginnen met een overzicht van de aantallen leerlingen in RMC-regio 19, in regulier en speciaal

onderwijs (hoofdstuk 2). Vervolgens gaan we in op de match tussen ondersteuningsbehoeften en het

aanbod in de regio voor leerlingen in de PO leeftijd (hoofdstuk 3), leerlingen in de VO leeftijd

(hoofdstuk 4) en voor jeugdigen met meervoudige problematiek (hoofdstuk 5). Dit doen de door een

Page 10: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 11

analyse te presenteren van de leerlingenstromen. Voor verschillende groepen leerlingen wordt

beschreven hoeveel leerlingen binnen de RMC-regio naar school gaan en hoeveel binnen de eigen

subregio naar school gaan. Ook het aantal leerlingen met LGF (rugzak) wordt vermeld. Op basis van

deze analyse wordt in hoofdstuk 6 bekeken welk oplossingen er zijn voor een onvoldoende match

tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. Voor sommige van deze oplossingen is een scenario

opgesteld en financieel doorgerekend.Bij deze doorrekening heeft Oberon samengewerkt met Infinite

Financieel. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 7).

Bij het rapport zijn zeven bijlagen opgenomen:

1. beschrijving van de opdracht en de opzet van het onderzoek;

2. overzicht van de geïnterviewde personen;

3. overzicht van de voorzieningen (V)SO voor leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4,

en van tussenvoorzieningen;

4. overzicht van Inspectie-beoordelingen van instellingen voor SO en VSO;

5. cijfermatige input voor scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften

6. doorrekening van scenario’s door Infinite Financieel;

7. lijst met afkortingen.

Page 11: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat
Page 12: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 13

2 Leerlingen in regulier en speciaal onderwijs in RMC-

regio 19

Leerlingen in de PO-leeftijd (4-12 jaar)

In RMC-regio 19 wonen ruim 82.000 leerlingen die naar het primair onderwijs gaan. Van deze

leerlingen gaan er bijna 1.800 (2,2%) naar het speciaal basisonderwijs (Sbao).

Van alle leerlingen in het primair onderwijs en speciaal onderwijs hebben er ruim 1.600 (1,9%) een

indicatie voor cluster 3 of cluster 4. Van deze leerlingen gaan er ruim 1.100 (1,3%) naar een school

voor speciaal onderwijs (SO), ruim 500 (0,6%) gaan met LGF naar het Bao of het Sbao.

Leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar)

Binnen RMC-regio 19 wonen 45.000 leerlingen die naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan. Van

deze leerlingen gaat gaan er ruim 3.400 naar het vmbo met LWOO en 900 naar het praktijkonderwijs;

bij elkaar 9,6% van het totaal aantal leerlingen in het regulier voortgezet onderwijs.

Van de leerlingen ouder dan 12 jaar hebben er 2.050 (4,4%) een indicatie voor cluster 3 of 4. Van

deze leerlingen gaan er 1.500 (3,2%) naar een school voor VSO, 500 (1,2%) gaan met LGF naar het

reguliere voortgezet onderwijs.

Niet alle leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften hebben een indicatie en zitten op een (V)SO-

school of krijgen een rugzak. Er is in de regio een grote groep ‘overbelaste’ leerlingen, met meer-

voudige problematiek. Deze zijn onder meer te vinden in tussenvoorzieningen, zoals OPDC Utrecht,

Rebound, Op de Rails en Herstart-trajecten. Daarnaast maakt een deel van deze jongeren gebruik

van dagbesteding of arbeidsmarktgerichte trajecten. In totaal gaat het om ongeveer 400 jongeren.

Tenslotte zijn er leerplichtige jongeren die geen onderwijs volgen en ook geen alternatief dagbeste-

dingstraject volgen, de ‘thuiszitters’. In augustus stonden er ongeveer 150 thuiszitters in de VO-leeftijd

geregistreerd (0,3%).

In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de aantallen leerlingen in regulier en speciaal onderwijs

in de regio. We geven hiermee eerst een beeld van de totale leerlingenpopulatie, voordat we – in de

volgende hoofdstukken – inzoomen op leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. Op het totaal

aantal leerlingen is deze groep relatief klein. De meeste leerlingen doorlopen hun schoolloopbaan

zonder extra ondersteuning.

We geven het totale beeld eerst voor de leerlingen in het primair onderwijs (2.1), vervolgens voor

leerlingen in het voortgezet onderwijs en voor de jongeren die (deels) niet op school zitten, maar voor

die wel behoefte hebben aan een passende oplossing (2.2).

2.1 Leerlingen primair onderwijs en speciaal onderwijs

Leerlingen in het primair onderwijs

Binnen het primair onderwijs (PO) onderscheiden we basisonderwijs (Bao) en speciaal basisonderwijs

(Sbao). We geven een overzicht van de aantallen leerlingen die in RMC-regio 19 wonen.

Tabel 2.1 Leerlingen primair onderwijs woonachtig in RMC-regio 19*

PO totaal Bao Sbao

Utrecht stad 27.370 26.952 418 (1,5%)

Utrecht Zuidoost 18.555 18.152 403 (2,2%)

Utrecht West 18.024 17.720 304 (1,7%)

Utrecht Zuid 18.699 18.033 666 (3,6%)

Totaal 82.648 80.857 1.791 (2,2%)

* Bron: DUO, oktober 2011 (geldt voor alle tabellen in dit hoofdstuk)

Page 13: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

14 Oberon

Oberon

Ruim 80 duizend leerlingen volgen onderwijs in het primair onderwijs. Subregio Utrecht stad telt de

meeste PO-leerlingen, ruim 27 duizend. De andere drie subregio’s tellen elk ongeveer 18 duizend

leerlingen. Ruim 2 procent van de leerlingen in het regulier onderwijs zit op een speciale school voor

basisonderwijs (Sbao). De subregio’s van de nieuwe samenwerkingsverbanden verschillen behoorlijk

in het deelnamepercentage aan het speciaal basisonderwijs. In Utrecht Stad, Zuidoost en West ligt het

deelnamepercentage onder het landelijk deelnamepercentage (2,7%). In Utrecht Zuid is het

deelnamepercentage relatief hoog; 3,6% van de leerlingen zit op een speciale basisschool.

Leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4

Jeugdigen met specifieke ondersteuningsbehoeften kunnen een indicatie krijgen.2 Hieronder geven

we een overzicht van de aantallen leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of cluster 4 in het primair

onderwijs. Voor deze leerlingen dient op het niveau van de samenwerkingsverbanden een passend

aanbod te worden georganiseerd.3 In het overzicht maken we onderscheid tussen

a) leerlingen die naar een speciale voorziening cluster 3 of 4 gaan (SO);

b) leerlingen die met een ‘rugzak’ naar het reguliere basisonderwijs gaan (leerlingengebonden

financiering; LGF). Voor deze leerlingen is er ambulante begeleiding vanuit een speciale

voorziening.4

Tabel 2.2 PO/SO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4, RMC-regio 19 Cluster 3 Cluster 4

Totaal SO LGF Totaal SO LGF

Utrecht stad 273 230 (84%) 43 (16%) 212 158 (75%) 54 (25%)

Utrecht

Zuidoost

186 124 (67%) 62 (33%) 278 201 (72%) 77 (28%)

Utrecht West 163 108 (66%) 55 (34%) 138 67 (49%) 71 (51%)

Utrecht Zuid 168 113 (67%) 55 (33%) 214 118 (55%) 96 (45%)

Totaal 790 575 (73%) 215 (27%) 838 544 (64%) 298 (36%)

Van de leerlingen in de basisschoolleeftijd met een indicatie gaat de meerderheid naar een school

voor speciaal onderwijs. In totaal gaan er ruim 1.100 leerlingen naar een cluster 3- of cluster 4-school.

Nog eens 500 leerlingen gaan met een ‘rugzak’ naar het reguliere onderwijs.

Ruim een kwart van de leerlingen met een cluster 3-indicatie (27%) heeft een rugzak, voor cluster 4-

geïndiceerde leerlingen is dit ruim een derde (36%). Verder zien we dat het aandeel LGF-leerlingen in

de ene subregio veel groter is dan in de andere. Er is wat dit betreft een relatie met de

beschikbaarheid van scholen voor speciaal onderwijs5. De voorzieningen zijn geconcentreerd in

Utrecht stad en Zuidoost. In die subregio’s zijn de percentages LGF-leerlingen dan ook veel lager dan

in West en in Zuid. Verder is het percentage cluster 3-leerlingen met LGF verreweg het laagst in

Utrecht stad, waar cluster 3-voorzieningen zijn geconcentreerd. Voor cluster 4-leerlingen is het LGF-

percentage ongeveer even hoog in Utrecht stad en Zuidoost.

2 De huidige systematiek van indicering zal verdwijnen wanneer de Wet Passend Onderwijs van kracht wordt. Ook het

onderscheid tussen cluster 3 en 4 vervalt dan. 3 Cluster 1- en cluster 2-leerlingen laten we in dit onderzoek buiten beschouwing, aangezien de instellingen voor deze

leerlingen bestuurlijk geen deel uitmaken van de samenwerkingsverbanden. 4 De meeste van deze kinderen gaan naar een reguliere basisschool; een klein deel naar een speciale basisschool. In

hoofdstuk 4 worden de aantallen LGF-leerlingen in Bao en Sbao weergeven per cluster. 5 Een alternatieve verklaring voor deze verschillen is dat in Utrecht stad veel kinderen een cluster 2 indicatie krijgen

waar dat anders een cluster 4 indicatie zou zijn.

Page 14: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 15

Tabel 2.3 Percentage PO/SO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4 op totaal PO, RMC-regio 19 Totaal PO/SO (Bao,

Sbao, SO)

Totaal SO (cluster 3, 4

excl. LGF*)

Totaal LGF

Utrecht stad 27.754 388 1,4% 97 0,3%

Utrecht Zuidoost 18.880 325 1,7% 139 0,7%

Utrecht West 18.199 175 1,0% 126 0,7%

Utrecht Zuid 18.930 231 1,2% 151 0,8%

Totaal 83.763 1.119 1,3% 513 0,6%

*Deze leerlingen bevinden zich of op het Bao of op het Sbao.

Per subregio ligt het aandeel SO-indicaties tussen de 1,7% (Utrecht stad en Utrecht West; zie totaal

middelste en rechterkolom) en 2,5% (Zuidoost). Voor de gehele RMC-regio 19 komt het percentage

SO-indicaties uit op 1,9%.

In bijlage 3 geven we een overzicht van alle voorzieningen voor speciaal onderwijs in cluster 3 en

cluster 4.

Samenvatting

In figuur 2.1 is schematisch weergegeven hoe alle leerlingen in de PO-leeftijd, die in RMC-regio 19

wonen, verdeeld zijn over het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs. Van alle

leerlingen in de PO-leeftijd heeft 1,9% een cluster 3- of 4-indicatie. Een deel daarvan (1,3%) zit op een

speciale voorziening, het overige deel (0,6%) zit met LGF in het reguliere basisonderwijs of speciaal

basisonderwijs. In dit rapport richten we ons wat het PO betreft in het bijzonder op deze laatste twee

groepen leerlingen. Dit zijn de leerlingen die in het kader van passend onderwijs extra aandacht

behoeven. In totaal zijn dit 1.632 leerlingen.

Figuur 2.1 Leerlingen PO naar soort onderwijs

2.2 Leerlingen voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs

Leerlingen in het voortgezet onderwijs

Binnen RMC-regio 19 wonen 45.000 leerlingen die naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan. De

subregio Utrecht/Vechtstreek telt de meeste leerlingen, daarna volgt Zuidoost.

96,0%

2,1%

1119

(1,3%)

513 (0,6%)

1,9%

BAO, excl. lgf SBAO, excl. lgf SO cl3/cl4 lgf cl3/cl4

Page 15: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

16 Oberon

Oberon

Tabel 2.4 Leerlingen op VO-scholen woonachtig in RMC-regio 19*

VO totaal Lwoo PrO VO overig Pct. Lwoo/PrO

Utrecht stad/Vechtstreek 15.362 1.151 325 13.886 (9,6%)

Utrecht Zuidoost 12.126 693 203 11.230 (7,4%)

Utrecht West 7.843 538 169 7.136 (9,0%)

Utrecht Zuid 9.765 1.051 204 8.510 (12,9%)

Totaal 45.096 3.433 901 40.762 (9,6%)

* NB: Het gaat om leerlingen die schoolgaan in deze samenwerkingsverbanden; het aantal schoolgaande kinderen dat

woonachtig is in de regio wijkt hier enigszins van af. Dit geldt alleen voor het regulier onderwijs, niet voor het speciaal onderwijs.

Een deel van de leerlingen in het voortgezet onderwijs krijgt extra ondersteuning, in de vorm van

leerwegondersteunend onderwijs (Lwoo) binnen het vmbo. Lwoo–leerlingen volgen een leerweg

binnen het vmbo, leerlingen in het praktijkonderwijs (PrO) worden niet opgeleid tot een diploma, maar

direct voorbereid op de arbeidsmarkt. Het aandeel Lwoo- en PrO-leerlingen is het grootst in subregio

Zuid (12,9%) en het kleinst in Zuidoost (7,4%).

Leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4

Hieronder geven we een overzicht van de aantallen leerlingen met een cluster 3- of 4-indicatie op een

VSO-school en de leerlingen die met een ‘rugzak’ naar het reguliere voortgezet onderwijs gaan (LGF).

Voor deze leerlingen is er ambulante begeleiding vanuit een speciale voorziening.

Tabel 2.5 VO/VSO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4, RMC-regio 19 Cluster 3 Cluster 4

Totaal VSO LGF Totaal VSO LGF

Utrecht stad/

Vechtstreek

257 220 (86%) 37 (14%) 447 326 (73%) 121 (27%)

Utrecht Zuidoost 195 152 (78%) 43 (22%) 447 335 (75%) 112 (25%)

Utrecht West 101 73 (72%) 28 (28%) 155 80 (52%) 75 (48%)

Utrecht Zuid 158 133 (84%) 25 (16%) 290 182 (63%) 108 (37%)

Totaal 711 578 (81%) 133 (19%) 1339 923 (69%) 416 (31%)

Het totale aantal leerlingen in de VO-leeftijd met een indicatie voor cluster 3 of 4 is met ruim 2.000

aanmerkelijk groter dan in het PO (ruim 1.600), terwijl het aantal leerlingen in het reguliere VO

aanmerkelijk kleiner is dan in het reguliere PO. In het voortgezet onderwijs zijn er dus

verhoudingsgewijs veel meer geïndiceerde leerlingen.

Tabel 2.6 Percentage VO/VSO-leerlingen met indicatie voor cluster 3 of cluster 4 op totaal VO, RMC-regio 19 Totaal VO (VO, VSO) Totaal VSO (cluster 3, 4

excl. LGF*)

Totaal LGF

Utrecht stad/Vechtstreek 15.908 546 3,4% 158 1,0%

Utrecht Zuidoost 12.613 487 3,9% 155 1,2%

Utrecht West 7.996 153 1,9% 103 1,3%

Utrecht Zuid 10.080 315 3,1% 133 1,3%

Totaal 46.597 1.501 3,2% 549 1,2%

*Deze leerlingen bevinden zich of op Lwoo of op het PrO.

Van de leerlingen tot en met 12 jaar heeft 1,9% een indicatie voor cluster 3 of 4 (zie tabel 2.3); van de

leerlingen ouder dan 12 jaar is dit 4,4%. De subregio Zuidoost heeft het grootste aandeel VSO-

indicaties (5,1%), de regio West het kleinste aandeel (3,2%).

In bijlage 3 geven we een overzicht van alle voorzieningen voor voortgezet speciaal onderwijs in

cluster 3 en cluster 4.

Net als bij de kinderen in de basisschoolleeftijd gaat de meerderheid van de jongeren met een

indicatie naar een school voor speciaal onderwijs (VSO), in totaal gaan ongeveer 1.500 leerlingen

naar een cluster 3- of cluster 4-school.

Ongeveer 550 leerlingen gaan naar het reguliere onderwijs en krijgen daar ambulante begeleiding. In

vergelijking met het aantal leerlingen dat naar een VSO-school gaat is het percentage LGF-leerlingen

Page 16: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 17

wat lager dan in het primair onderwijs. In cluster 3 heeft bijna een vijfde (19%) van de geïndiceerde

leerlingen een rugzak, in cluster 4 is dit iets minder dan een derde (31%).

We zien in grote lijnen dezelfde verschillen tussen de subregio’s als bij het PO. In de subregio’s met

veel VSO-voorzieningen, Utrecht stad en Zuidoost, is het aandeel LGF-leerlingen lager. Van de cluster

4-leerlingen in deze beide regio’s heeft ongeveer een kwart LGF, terwijl dit in Utrecht West ongeveer

het dubbele is (48%). Het percentage cluster 3-leerlingen met LGF is het laagste in Utrecht stad, met

veel cluster 3-voorzieningen. Maar ook in Utrecht Zuid is dit percentage laag.

Overige voorzieningen voor leerlingen vanaf 12 jaar

Als leerlingen een indicatie hebben, is er zicht op de omvang van de problematiek. Daarnaast zijn er

ook leerlingen die leer- en/of gedragsproblemen hebben, maar (nog) niet zijn geïndiceerd. Tot deze

groep behoren ook de zogenaamde ‘overbelasten’, die worden gekenmerkt door multi-problematiek

op verschillende leefgebieden zoals school, gezin en psychisch. Verder zijn er leerlingen die

gedurende langere tijd geen onderwijs volgen, de ‘thuiszitters’. Deze groepen leerlingen hebben we

kwantitatief minder goed in beeld, maar het is wel van belang om hier bij stil te staan in het kader van

dit onderzoek, omdat er ook voor hun problemen een oplossing gevonden dient te worden.

We noemen hier kort verschillende soorten voorzieningen, een meer uitgebreide beschrijving is

opgenomen in bijlage 3.

Tussenvoorzieningen

Tussenvoorzieningen zijn bedoeld voor leerlingen die als gevolg van problemen met school of op het

persoonlijke vlak tijdelijk geen onderwijs (kunnen) volgen op het reguliere voortgezet onderwijs.

Voorbeelden zijn het OPDC, Rebound-voorzieningen, Op de Rails- en Herstart-trajecten.

Dagbesteding

Dagbesteding is bedoeld voor jongeren die niet meer in het onderwijs verblijven en vaak te maken

hebben met meervoudige problematiek zoals verslaving, criminaliteit, een problematische

thuissituatie. De meeste dagbestedingstrajecten begeleiden deze jongeren terug naar onderwijs of

werk in de vorm van werk op een werkplaats gecombineerd met individuele begeleiding.

Arbeidsgerichte leerwegen

Arbeidsgerichte leerwegen leiden jongeren die merendeels tussen PrO en VSO in zitten naar werk.

Vaak gebeurt dit in samenwerking met de school waar de jongere staat ingeschreven en is er een

weekverdeling van 1 dag school en 4 dagen werk.

Thuiszitters V(S)O in de RMC-regio 19

Het gaat hier met name om thuiszittende leerplichtige leerlingen die in een V(S)O instelling thuis horen

of de overstap naar een vervolgopleiding (MBO) niet hebben gemaakt en geen startkwalificatie

hebben. Volgens de verschillende samenwerkingsverbanden zijn er geen tot weinig thuiszittende

leerlingen in de PO-leeftijd. Met de invoering van passend onderwijs is een van de speerpunten het

voorkomen en opvangen van thuiszittende leerlingen. Iedere leerling moet in principe een passende

plek worden geboden.

Tabel 2.7 VO/VSO-leerlingen die (deels) niet op school zitten, RMC-regio 19 Aantal jongeren*

In tussenvoorzieningen 295

In dagbesteding 47

In arbeidsgerichte leerwegen 55

thuiszitters 151

Utrecht stad 72

Zuidoost 27

West 5

Zuid 37

Onbekend 10

* De aantallen thuiszitters zijn gebaseerd op registratie door RMC-regio Utrecht, augustus 2012.

Page 17: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

18 Oberon

Oberon

Volgens de registratie van RMC-regio Utrecht waren er in september 2012 ongeveer 150 thuiszitters

(0,3% van het totaal leerlingen in het VO en VSO). Hierbij tekenen we wel aan dat de registratie een

momentopname is; de aantallen thuiszitters fluctueren.

Samenvatting

In Figuur 2.2 staan de leerlingen in de VO-leeftijd uitgesplitst naar soort onderwijs of overige

verblijfsplaats. Het aandeel jongeren van de totale groep jongeren in de VO-leeftijd woonachtig in de

RMC-regio 19 waar we in dit rapport op inzoomen is groter dan voor het PO, namelijk 5,5%. Deze

groep bestaat uit leerlingen op het VSO met een cluster 3 of 4 indicatie (3,2%); leerlingen in het

reguliere VO met een cluster 3 of 4 indicatie (LGF, 1,2%) en leerlingen die in een traject

(dagbesteding/arbeidgericht) of thuis zitten (1,2%). Deze leerlingen behoeven in het kader van

passend onderwijs extra aandacht. In totaal gaat het om 2.598 jongeren.

Figuur 2.2 Leerlingen VO naar soort onderwijs

85,5%

9,0%

548 (1,2%)

1501 (3,2%)

549 (1,2%)

5,5%

VO overig, excl. lgf PrO/Lwoo, excl. lgf in traject/thuiszitters

VSO cl3/cl4 lgf cl3/cl4

Page 18: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 19

3 De match tussen ondersteuningsbehoeften en

voorzieningen: PO/SO

Match ondersteuningsbehoefte en voorzieningen: Leerlingen in de PO-leeftijd (4-12 jaar)

Cluster 3

Het overgrote deel van de leerlingen op een cluster 3 SO-school gaat naar school binnen de RMC-

regio. In totaal gaan 50 leerlingen naar een SO-school buiten de regio; 40 van de 369 ZMLK-

leerlingen (11%) en 10 van de 206 LZ/LG/MG-leerlingen (5%). SO-scholen voor ZML-leerlingen zijn er

zowel in Utrecht stad als Zuidoost; SO-scholen voor LZ/LG/MG alleen in Utrecht stad. Het percentage

leerlingen dat binnen de eigen subregio naar een SO-school gaat is (dan ook) groter onder de ZML-

leerlingen (44%) dan onder de LZ/LG/MG-kinderen (24%).

Het aandeel ZML-leerlingen dat binnen het reguliere onderwijs blijft met LGF is beperkt (15%); onder

de LZ/LG/MG-kinderen ligt dit percentage veel hoger (42%).

Cluster 4

ZMOK-leerlingen in het SO gaan relatief vaak naar school buiten de eigen RMC-regio (33 van de 119

leerlingen; 28%). Bij LZK-leerlingen is dat aandeel veel kleiner (14 van de 425 leerlingen; 3%).

Van alle kinderen met een cluster 4-indicatie gaat 65% naar een SO-school en 35% naar het reguliere

basisonderwijs, met LGF.

In het vorige hoofdstuk hebben we het aantal leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften

besproken. In dit hoofdstuk gaan we na of het aanbod in de RMC-regio 19 voldoende is afgestemd op

de ondersteuningsbehoeften van de leerlingen in de PO-leeftijd (4-12 jaar). In het volgende hoofdstuk

doen we hetzelfde voor leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar), in hoofdstuk 5 voor jongeren met een

meervoudige problematiek.

Na een overzicht van de aantallen leerlingen en voorzieningen (3.1) volgt een analyse van de

leerlingenstromen. We gaan daarbij na of er een tekort of een overschot aan aanbod is en waar

mogelijk verbeteringen gerealiseerd kunnen worden; eerst voor leerlingen met een cluster 3-indicatie

(3.2), vervolgens voor leerlingen met een cluster 4-indicatie (3.3)

Bij het bepalen van de match tussen ondersteuningsbehoeften en voorzieningen is uiteraard ook de

kwaliteit van de onderwijsvoorzieningen van groot belang. In bijlage 4 geven we een overzicht van

recente beoordelingen van de Inspectie van het Onderwijs van de SO en VSO-scholen.

We combineren in dit hoofdstuk cijfermatige informatie met informatie uit gesprekken met

betrokkenen: groepsgesprekken, individuele gesprekken en een expertbijeenkomst met

vertegenwoordigers van gemeenten, scholen en SWV-en uit de vier subregio’s binnen RMC-regio 19.

3.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de PO-leeftijd

In paragraaf 2.1 hebben we vastgesteld dat in totaal 1.632 leerlingen in de PO-leeftijd een indicatie

hebben voor cluster 3 of cluster 4. Deze leerlingen behoeven extra ondersteuning in het kader van

passend onderwijs. Binnen deze groep kunnen we verschillende doelgroepen onderscheiden. In

onderstaande tabel geven we een overzicht van vraag en aanbod voor deze totale groep, in de

volgende paragrafen werken we dit uit en proberen we vast te stellen of en waar er sprake is van

lacunes en kraptes. Bij de onderstaande overzichten van aantallen leerlingen per cluster moeten we

bedenken dat het onderscheid tussen cluster 3 en 4 en de daarbij behorende indicaties zal verdwijnen

met de invoering van passend onderwijs.

Page 19: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

20 Oberon

Oberon

Tabel 3.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de PO-leeftijd *

Doelgroep Vraag (aantal leerlingen) Aanbod SO Aanbod (S)Bao

Cluster 3 ZMLK 369 Herderscheeschool (U)

Rafaëlschool (U)

Pr. Wilhelminaschool (U)

Meerklank (ZO)

Vestigingen Sbao

De Binnentuin (U)

Het Keerpunt (U)

Luc Stevensschool (U)

Tobias (ZO)

De Driehoek (ZO)

De Stuifheuvel (ZO)

De Brug (Z)

De Evenaar (Z)

De Wenteltrap (Z)

De Wissel (Z)

Het Klaverblad (W)

De Keerkring (W)

De Vijverhof (W)

Aantal vestigingen Bao

met tenminste 1 LGF-

leerling

Utrecht stad 51

Zuidoost 65

West 54

Zuid 57

Cluster 3 LZ/LG/MG 206 Ariane de Ranitz (U)

De Schans (U)

Cluster 3 LGF (ZMLK;

LZ/LG/MG)

215 (66;149)

Cluster 4 ZMOK 119 De Pels (U)

Cluster 4 LZK 425 Fritz Redl (U)

C.P. van Leersum (ZO)

Berg en Bosch (ZO/Z)

Zonnehuis (ZO)

Cluster 4 LGF 298

Totaal 1.632

* Bron: DUO, oktober 2011 (geldt voor alle tabellen in dit hoofdstuk)

3.2 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 3-indicatie

ZMLK-leerlingen

Voor elke subregio laten we in tabel 3.2 zien waar de leerlingen met een ZMLK-indicatie onderwijs

volgen:

op één van de ZMLK-scholen in Utrecht (Herderschee, Rafaëlschool of Prinses Wilhelmina) of de

Meerklank in Zeist (regio Zuidoost);

binnen een (speciale) basisschool, met een ‘rugzak’ (LGF).

Om een compleet beeld te geven van de leerlingenstromen vermelden we ook hoeveel leerlingen van

RMC-regio 19 een SO-school buiten de regio bezoeken en hoeveel leerlingen van ‘buiten’ naar een

SO-school binnen RMC-regio 19 gaan.

Tabel 3.2 Leerlingen cluster 3 ZMLK, PO/SO

School

Woon

Utrecht stad

(Herd/Raf/

PrWIlh.)

Zuidoost

(Meerklank)

Buiten RMC-

regio

SO Totaal LGF

Bao

LGF

sbao

LGF

totaal

Utrecht stad 142 3 0 145 17 0 17

Utrecht

Zuidoost

15 50 13 78 15 2 17

Utrecht West 46 2 24 72 12 5 17

Utrecht Zuid 64 7 3 74 9 6 15

Totaal

RMC-regio

267 62 40 369 53 13 66

Van buiten

RMC-regio

3 3 nvt 6

Totaal 270 65 40 375

De meerderheid, namelijk 369 van de 435 leerlingen met een ZMLK-indicatie (85%) gaat naar een

SO-school. De overige 66 leerlingen blijven met een ‘rugzak in het regulier onderwijs. Het aandeel

Page 20: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 21

rugzakleerlingen in deze groep is vrij beperkt (15%). Blijkbaar is het niet eenvoudig om deze leerlingen

op te vangen binnen het reguliere basisonderwijs.

Van de leerlingen in het SO gaat ongeveer driekwart naar een school in Utrecht stad; de overige

leerlingen gaan naar de Meerklank in Zeist of naar een school buiten de RMC-regio.

Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − De scholen in Utrecht trekken veel leerlingen uit de andere

subregio’s. De Meerklank in Zeist wordt vooral bezocht door leerlingen uit de (eigen) subregio

Zuidoost.

Grensverkeer met aangrenzende regio’s − De ZMLK-scholen in RMC-regio 19 worden bezocht door

slechts 6 leerlingen van buiten de regio. Andersom zijn er 40 leerlingen die binnen de RMC-regio

wonen, maar daarbuiten naar school gaan. De meest bezochte scholen zijn:

Mozarthof in Hilversum (16 leerlingen, allemaal uit Utrecht West);

Koningin Emmaschool in Amersfoort (9 leerlingen, allemaal uit Zuidoost);

Prisma in Alphen a/d Rijn (4 leerlingen, allemaal uit Utrecht West).

Uit gesprekken met vertegenwoordigers van gemeenten, samenwerkingsverbanden en scholen voor

SO en Sbao kwam naar voren dat men het niet wenselijk vindt dat kinderen in deze leeftijd ver reizen

(G)6. Toch zijn er 40 leerlingen die buiten de regio naar school gaan en 137 die buiten de eigen

subregio naar school gaan. Dat kan betekenen dat er in de praktijk dagelijks flinke afstanden worden

afgelegd om de scholen te bereiken7.

In de gesprekken is gesignaleerd dat binnen deze groep voor de kinderen met een zeer laag IQ

(onder de 40) vaak geen geschikt aanbod is (I). Het betreft in die gevallen vaak verstandelijk

gehandicapte kinderen met oppositioneel gedrag waar zorg ook een verantwoordelijkheid heeft, maar

waar dat in onvoldoende afstemming en samenhang wordt ingezet.

LZ/LG/MG-leerlingen

Voor de indicaties langdurig ziek (somatisch), lichamelijk gehandicapt en meervoudig gehandicapt

binnen cluster 3 zijn er twee SO-scholen in Utrecht stad: de Ariane de Ranitz (Mytyl: LG en MG) en de

Utrechtse Buitenschool De Schans (LZ). Tabel 3.3 geeft een overzicht van de leerlingenaantallen op

deze scholen en van de aantallen leerlingen met LGF.

Tabel 3.3 Leerlingen cluster 3 LZ/LG/MG, PO/SO

School

Woon

Utrecht stad

(AdRanitz, de

Schans)

Buiten RMC-

regio

Totaal LGF

bao

LGF

sbao

LGF

totaal

Utrecht stad 85 0 85 25 1 26

Utrecht

Zuidoost

44 2 46 44 1 45

Utrecht West 30 6 36 34 4 38

Utrecht Zuid 37 2 39 35 5 40

Totaal

RMC-regio

196 10 206 138 11 149

Van buiten

RMC-regio

55 nvt 55

Totaal 251 10 261

Het percentage LZ/LG/MG -leerlingen op een SO-school van het totaal aantal leerlingen met een

dergelijke indicatie is lager dan bij de ZMLK-leerlingen, namelijk 206 van de 355 (58%). De overige

149 leerlingen (42%) gaan met een ‘rugzak’ naar het reguliere onderwijs.

6 (G) verwijst naar groepsgesprek (I) naar individueel interview en (E) naar de expertbijeenkomst.

7 Vaak betreft het grensverkeer: leerlingen wonen dicht bij een voorziening in een andere (sub)regio. We kunnen dus

niet met zekerheid zeggen of de groep van 137 leerlingen allemaal verder reizen dan ze zouden doen met een voorziening in de eigen (sub)regio.

Page 21: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

22 Oberon

Oberon

Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − Voor deze leerlingen zijn er alleen scholen in Utrecht stad.

Voor zover de leerlingen binnen de RMC-regio blijven, gaan ze dus allemaal in Utrecht naar school.

Deze scholen vervullen dus een functie voor de hele RMC-regio; ruim de helft van de leerlingen woont

in een andere subregio dan Utrecht stad.

Grensverkeer met aangrenzende regio’s − De Ariane de Ranitz en De Schans worden bezocht door

enkele tientallen leerlingen van buiten de RMC-regio. Slechts enkele leerlingen uit de RMC-regio

bezoeken een school voor LZ/LG/MG in een aangrenzende regio. De meest bezochte scholen zijn:

De Waterlelie in Haarlemmermeer (5 leerlingen, uit Zuidoost, West en Zuid);

Trappenberg in Huizen (2 leerlingen, uit Zuidoost en West);

Tyltylschool in Amsterdam (2 leerlingen uit West).

Thuisnabijheid cluster 3 SO leerlingen

Op basis van het bovenstaande kunnen we ons een beeld vormen van de ‘thuisnabijheid’ van het

onderwijs voor cluster 3-leerlingen. We geven een overzicht van de leerlingaantallen en

leerlingenstromen in de onderstaande figuur. Daarmee laten we zien hoe de verhoudingen zijn tussen:

aantallen leerlingen in SO en PO (met LGF);

SO-leerlingen die naar school gaan in:

a) hun eigen subregio;

b) een andere subregio binnen RMC-regio 19;

c) naar een school buiten RMC-regio 19.

Dit geeft een grove indicatie van de mate waarin het SO-onderwijs thuisnabij is.

Figuur 3.1 Leerlingen cluster 3 PO/SO

Zowel voor de ZMLK- als de LZ/LG/MG-kinderen geldt dat het overgrote deel van de leerlingen naar

school gaat binnen de RMC-regio. In totaal gaan 50 leerlingen naar een school buiten de regio; dat is

6% van de cluster 3-leerlingen in PO/SO.

Het aandeel LGF-leerlingen is veel groter onder de LZ/LG/MG-kinderen (42%) dan onder de ZML-

leerlingen (15%). Daarentegen is het percentage leerlingen dat binnen de eigen subregio naar een

SO-school gaat groter onder de ZML-leerlingen (44%) dan onder de LZ/LG/MG-kinderen (24%).

SO, binnen

subregio; 192

SO, andere

subregio; 137

SO, buiten RMC-

regio; 40

LGF; 66

Cluster 3, ZMLK, SO (435 leerlingen)

SO, binnen

subregio; 85

SO, andere

subregio; 111

SO, buiten RMC-

regio; 10

LGF; 149

Cluster 3, LZ/LG/MG, SO (355 leerlingen)

Page 22: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 23

3.3 Vraag en aanbod voor PO/SO-leerlingen met een cluster 4-indicatie

ZMOK-leerlingen

Voor elke subregio laten we in tabel 3.4 zien waar leerlingen met een ZMOK-indicatie in de PO-leeftijd

onderwijs volgen. In tegenstelling tot de leerlingengebonden financiering bij cluster 3-indicaties,

worden leerlingen met LGF en een cluster 4-indicatie niet verder uitgesplitst in de subgroepen ZMOK

en LZK. Om die reden hebben we geen kolom met leerlingen met LGF aan tabel 3.4 toegevoegd.

Leerlingengebonden financiering in combinatie met een cluster 4-indicatie wordt verderop apart

behandeld.

In de RMC-regio 19 is er slechts één voorziening voor speciaal onderwijs (SO) met een aanbod

bedoeld voor ZMOK, dat is De Pels in Utrecht stad. Leerlingen die niet op De Pels terecht kunnen of

zijn aangewezen op een voorziening buiten de regio. Voor het complete beeld melden we ook hoeveel

leerlingen van buiten de RMC-regio 19 naar De Pels gaan.

Tabel 3.4 Leerlingen cluster 4 ZMOK, PO/SO

School

Woon

Utrecht stad

(De Pels)

Buiten RMC-

regio

Totaal

Utrecht stad 47 3 50

Utrecht

Zuidoost

10 23 33

Utrecht West 11 3 14

Utrecht Zuid 18 4 22

Totaal

RMC-regio

86 33 119

Van buiten

RMC-regio

3 nvt 3

Totaal 89 33 122

Driekwart van de ZMOK-geïndiceerde SO kinderen gaat naar de Pels, de overige 25 procent (met

name vanuit Zuidoost) gaat naar een school buiten de regio (Mulock Houwer en J.H. Donner, zie tabel

3.5). Het aantal leerlingen dat van buiten de regio naar de Pels gaat is met drie leerlingen heel klein.

Tabel 3.5 Leerlingen op het SO cluster 4 ZMOK buiten RMC-regio 19

School

Woon

M Houwer J.H. Donner overig Buiten RMC-

regio totaal

Utrecht stad 2 1 0 3

Utrecht

Zuidoost 15 5 3 23

Utrecht West 0 2 1 3

Utrecht Zuid 3 1 4

Totaal 20 10 3 33

Deze groep leerlingen kwam uit gesprekken niet naar voren als een groep die snel speciale aandacht

behoeft in het kader van het passend onderwijs. Leerlingen die vanuit de subregio Zuidoost naar

voorzieningen buiten de regio gaan doen dit vermoedelijk vanwege de reisafstand (G). De

voorzieningen Mulock Houwer en J.H. Donner liggen beide ten oosten van de subregio Zuidwest. De

Pels in Utrecht stad heeft twee locaties voor het SO-onderwijs.

LZK-leerlingen

Het aantal voorzieningen voor kinderen met een LZK-indicatie in de PO-leeftijd is in de RMC 19 regio

substantieel groter dan voorzieningen voor ZMOK. In de subregio Utrecht stad betreft het de Fritz

Redlschool, in de subregio Utrecht Zuidoost zijn dat de Berg en Boschschool, de C.P. van

Page 23: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

24 Oberon

Oberon

Leersumschool en de Zonnehuisschool en in de subregio Utrecht Zuid betreft het een locatie van de

Berg en Boschschool.

Tabel 3.6 Leerlingen cluster 4 LZK, PO/SO

School

Woon

Utrecht stad

(Fritz Redl)

Zuidoost

(BenB,

CPvL, Zhuis)

Zuid

(BenB)

Buiten

RMC-regio

Totaal

Utrecht stad 4 80 24 0 108

Utrecht

Zuidoost

4 140 12 12 168

Utrecht West 4 36 13 0 53

Utrecht Zuid 7 25 62 2 96

Totaal

RMC-regio

19 281 111 14 425

Van buiten

RMC-regio

18 198 11 nvt 227

Totaal 37 479 122 14 652

Het aantal LZK-indicaties in het SO is groot: 425 leerlingen in de RMC-regio. Daarbij springt vooral de

regio Zuidoost eruit, met 168 indicaties.

Cluster 4-scholen voor LZK zijn er in de subregio’s Utrecht stad, Zuidoost en Zuid. Vrijwel alle LZK-

leerlingen gaan naar voorzieningen binnen de laatste twee twee subregio’s. Ook van buiten de RMC

19 regio trekt met name de regio Zuidoost veel LZK-leerlingen. Opvallend is dat desondanks ook nog

12 leerlingen van de subregio Zuidoost naar een voorziening buiten de RMC 19 regio gaan. Dit blijkt

om locaties van een voorziening te gaan die ook in de subregio Utrecht Zuidoost zelf te vinden is (C.P.

van Leersumschool; 8 Soesterberg8; 4 Veenendaal9, zie tabel 3.7).

Tabel 3.7 Leerlingen op het SO cluster 4 LZK buiten RMC-regio 19

School

Woon

CPvLeersum overig Buiten RMC-regio

totaal

Utrecht stad 0 0 0

Utrecht

Zuidoost 12 0 12

Utrecht West 0 0 0

Utrecht Zuid 1 1 2

Totaal 13 1 14

Alleen al vanwege de omvang van de groep en de daarmee samenhangende hoeveelheid aan

leerlingenverplaatsingen kwam uit de gesprekken naar voren dat de huidige situatie niet de meest

wenselijke situatie is (G, I). Het geringe aantal leerlingen dat buiten de RMC-regio 19 naar school gaat

is een indicatie dat het aanbod binnen de regio voldoende is. Het aanbod is echter zeer

geconcentreerd in de subregio Zuidoost en Zuid.

Er bestaat zorg onder de cluster 4-vertegenwoordigers dat met het invoeren van de Wet Passend

Onderwijs juist binnen deze groep het aantal thuiszitters zal toenemen (I). De leerlingengebonden

financiering zoals die nu bestaat wordt afgeschaft, onzekerheid over de toekomst kan voor ouders een

reden zijn om nu dit nog kan een indicatie voor het SO aan te vragen. In de gesprekken is

aangegeven dat het de moeite waard is om te onderzoeken welke aanvullende mogelijkheden er zijn

voor deze doelgroep om met alternatieve financiering in het PO te blijven (I). Ook is geopperd om

meer leerlingen met een LZ- indicatie in het Sbao te plaatsen in plaats van het SO (E). Zo zijn er

8 Dit betreft onderwijs aan kleuters in dagbehandeling, lft 4-6.

9 Dit betreft kleutergroepen en de groepen 3 tot en met 8 van het basisonderwijs, lft 4-12.

Page 24: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 25

bijvoorbeeld aan een aantal Sbao’s Leonardoklassen verbonden voor hoogbegaafde leerlingen. Voor

sommige leerlingen met aan autisme gerelateerde stoornissen zou dit mogelijk ook een geschikt

alternatief zijn.

Leerlingen met leerlingengebonden financiering

Tenslotte staan in tabel 3.8 de leerlingen met een ‘rugzak’ uitgesplitst naar basisonderwijs en speciaal

basisonderwijs. Om het overzicht compleet te maken is er ook een kolom opgenomen met daarin alle

cluster 4-leerlingen (ZMOK en LZK samen) die in het SO verblijven. Het is bij cluster 4-leerlingen met

een leerlingengebonden financiering – in tegenstelling tot cluster 3-leerlingen – niet bekend om welke

indicaties het gaat (ZMOK of LZK).

Het merendeel van de cluster 4-leerlingen die met een leerlingengebonden financiering in het PO

wordt begeleid zit op een reguliere basisschool. Een klein aantal leerlingen is met een rugzak op het

speciaal basisonderwijs te vinden. Opvallend is dat er in de subregio Utrecht Zuid naar verhouding

meer leerlingen met een rugzak op het speciaal basisonderwijs zitten dan in de overige subregio’s.

Ook valt op dat er grote verschillen zijn tussen de subregio’s in het aandeel leerlingen dat van het

totale aantal cluster 4-geïndiceerde leerlingen een leerlingengebonden financiering heeft.

Tabel 3.8 LGF bao / sbao cluster 4

In SO LGF bao LGF sbao Totaal LGF

Utrecht stad 158 53 1 54

Utrecht

Zuidoost

201 71 6 77

Utrecht West 67 63 8 71

Utrecht Zuid 118 77 19 96

Totaal 544 264 34 298

De leerlingaantallen en leerlingenstromen van cluster 4-leerlingen in PO/SO worden samengevat in

figuur 3.2. ZMOK-leerlingen gaan relatief vaker buiten de eigen RMC-regio naar het speciaal

onderwijs vergeleken met LZK-leerlingen. Deze laatste groep gaat vaker naar een andere subregio

voor speciaal onderwijs. Omdat cluster 4-leerlingen met een LGF in het reguliere onderwijs niet

worden geïndiceerd naar ZMOK of LZK zijn deze aantallen apart in het figuur opgenomen.

Page 25: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

26 Oberon

Oberon

Figuur 3.2 Leerlingen cluster 4 PO/SO

SO, binnen

subregio; 47

SO, andere

subregio; 39

SO, buiten RMC-

regio; 33

Cluster 4, ZMOK, SO (119 leerlingen)

SO, binnen

subregio; 206 SO,

andere subregio;

205

SO, buiten RMC-

regio; 14

Cluster 4, LZK, SO (425 leerlingen)

BAO; 264

SBAO; 34

Cluster 4, LGF (zmok en lzk; 298 leerlingen)

Page 26: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 27

4 De match tussen ondersteuningsbehoeften en

voorzieningen: VO/VSO

Match ondersteuningsbehoefte en voorzieningen: Leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar)

Cluster 3

In RMC-regio 19 wonen 578 leerlingen die op een Cluster 3 VSO-school zitten. Het aandeel leerlingen

dat buiten de regio naar school gaat is iets groter dan in PO/SO, namelijk 52 van de 450 ZMLK-

leerlingen (12%) en 17 van de 128 LZ/LG/MG-leerlingen (13%).

Slechts weinig jeugdigen met een ZMLK-indicatie blijven met een LGF in het reguliere onderwijs (8%).

Onder de leerlingen met LZ/LG/MG-indicatie is dat aandeel veel groter; bijna de helft (43%) zit met

LGF in het regulier onderwijs. Dit betreft voor het grootste deel langdurig zieke kinderen (LZ).

Cluster 4

Van de 504 leerlingen op een VSO-ZMOK-school gaan er 206 (41%) naar een school buiten RMC-

regio 19. Van de 419 LZK-geïndiceerde leerlingen gaan 3 leerlingen (1%) buiten de RMC-regio naar

school.

Van alle leerlingen in de VO-leeftijd met een cluster 4-indicatie gaat 69% naar een VSO-school en

31% naar het reguliere onderwijs, met LGF

In dit hoofdstuk bespreken we afstemming van het aanbod in de RMC-regio 19 op de

ondersteuningsbehoeften van de leerlingen in de VO-leeftijd (12-18 jaar). Dit hoofdstuk is op dezelfde

manier opgebouwd als het vorige hoofdstuk. Na een overzicht van de aantallen leerlingen en

voorzieningen (4.1) volgt een analyse van de leerlingenstromen; eerst voor leerlingen met een cluster

3-indicatie (4.2), vervolgens voor leerlingen met een cluster 4-indicatie (4.3)

4.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de VO-leeftijd

In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de match tussen ondersteuningsbehoeften van leerlingen

en de voorzieningen binnen RMC-regio 19. Aan het einde van paragraaf 2.2 hebben we vastgesteld

dat er 2.598 leerlingen zijn in de VO-leeftijd waarvoor passend onderwijs gevraagd wordt. Deze

leerlingen bestaan uit verschillende doelgroepen waarvoor een speciaal aanbod vereist is. In

onderstaande tabel geven we een versimpeld overzicht van vraag en aanbod voor deze totale groep,

in de volgende paragrafen werken we dit uit en proberen we vast te stellen of en waar er sprake is van

lacunes en kraptes.

Page 27: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

28 Oberon

Oberon

Tabel 4.1 Aantallen leerlingen en voorzieningen voor de VO-leeftijd

Doelgroep Vraag (aantal

leerlingen)

Aanbod SO Aanbod VO (waaronder PrO)

Cluster 3 ZMLK 450 Herderscheeschool (U)

Rafaëlschool (U)

Pr. Wilhelminasc hool (U)

Meerklank (ZO)

Vestigingen PrO

Pouwer (U)

Kranenburg (U)

Dijnselburgschool (ZO)

Praktijkonderwijs Zeist (ZO)

De Baanbreker (Z)

Praktijkschool Woerden (W)

vestigingen VO met

tenminste 1 LGF-leerling

Utrecht stad/

Vechtstreek 20

Zuidoost 15

West 8

Zuid 11

Cluster 3 LZ/LG/MG 128 Ariane de Ranitz (U)

Cluster 3 LGF

(ZMLK;LZ/LG/MG)

133 (38;95)

Cluster 4 ZMOK 504 De Pels (U)

Beukenrode (ZO)

De Sprong (ZO)

Cluster 4 LZK 419 Fritz Redl (U/ZO)

Berg en Bosch (ZO/Z)

Zonnehuis (ZO)

Cluster 4 LGF 416

Tussenvoorzieningen 295 OPDC Utrecht (U)

Rebound/Herstart/Op de Rails

(U, ZO, Z, W)

Dagbesteding 47 The Mall

Timon

Titan

Arbeidsgerichte leerweg 55 Werkartaal (bovenregionaal)

De Utrechtse Rijwielfabriek (U)

Werkschool (bovenregionaal)

ASA-garage (U)

Thuiszitters 151

Totaal 2.598

4.2 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 3-indicatie

ZMLK-leerlingen

Voor elke subregio laten we in tabel 4.2 zien waar de leerlingen met een ZMLK-indicatie onderwijs

volgen:

op één van de ZMLK-scholen in Utrecht (Herderschee, Rafaëlschool of Prinses Wilhelmina; in het

VSO samenwerkend onder de naam U3) of de Meerklank in Zeist (regio Zuidoost);

binnen een school voor voortgezet onderwijs, met een ‘rugzak’ (LGF).

Om een compleet beeld te geven van de leerlingenstromen vermelden we ook hoeveel leerlingen van

buiten RMC-regio 19 naar een VSO-school binnen deze regio gaan.

Page 28: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 29

Tabel 4.2 Leerlingen cluster 3 ZMLK, VO/VSO

School

Woon

Utrecht/

St. Vecht

(U3)

Zuidoost

(Meerklank)

Buiten RMC-

regio

Totaal LGF

Pro/Lwoo

LGF

overig VO

LGF totaal

Utrecht stad/

Vechtstreek

171 5 6 182 4 0 4

Utrecht

Zuidoost

26 61 20 107 22 0 22

Utrecht West 28 1 23 52 8 0 8

Utrecht Zuid 92 14 3 109 4 0 4

Totaal

RMC-regio

317 81 52 450 38 0 38

Van buiten

RMC-regio

13 12 nvt 25

Totaal 330 93 52 475

Jeugdigen met een ZML-indicatie in de VO-leeftijd gaan bijna allemaal (450 leerlingen; 92%) naar een

VSO-school. De meerderheid daarvan (317 leerlingen; 70%) gaat naar een school in Utrecht stad; de

overige leerlingen gaan naar de Meerklank in Zeist of naar een school buiten de regio.

Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − De scholen in Utrecht (U3) trekken veel leerlingen uit de

andere subregio’s; bijna de helft van de leerlingen op deze scholen komt uit andere subregio’s. De

Meerklank in Zeist wordt vooral bezocht door leerlingen die wonen in de (eigen) subregio Zuidoost.

Grensverkeer met aangrenzende regio’s − 25 leerlingen (5%) op de ZMLK-scholen in RMC-regio 19

zijn afkomstig van buiten de regio; 52 leerlingen die binnen de RMC-regio wonen, gaan naar een

school buiten de regio. De meest bezochte scholen zijn:

Mozarthof in Hilversum (12 leerlingen, uit Utrecht West);

De Ark in Gouda (8 leerlingen, uit Utrecht West);

Koningin Emmaschool in Amersfoort (8 leerlingen, uit Zuidoost).

Uit de groepsgesprekken is de doelgroep cluster 3-ZMLK niet als een zorgwekkende groep aan de

orde gekomen, als het gaat om aansluiting tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. Ook heeft men

er vertrouwen in dat de samenwerking tussen de drie ZMLK-scholen in Utrecht stad tot een dekkend

aanbod zal leiden (E).

ZMOLK’ers

Er is echter wel een doelgroep jeugdigen tussen de 12 en de 18 jaar die deels ZMLK- en deels

ZMOK-kenmerken heeft (G, I, E). Deze zogenaamde ZMOLK-ers zitten op het grensvlak tussen

cluster 3 en 4 en worden als zorgwekkend aangemerkt. Vertegenwoordigers van

samenwerkingsverbanden, (V)SO, Sbao, praktijkonderwijs en gemeenten geven unaniem aan dat de

ZMOLK-ers een belangrijke doelgroep vormen om aandacht aan te besteden (G, I, E).

Deze groep kan het beste worden opgevangen op een cluster 3-voorziening (E). Het gaat dan om

leerlingen met een lage intelligentie en ernstige gedragsproblemen. Deze leerlingen hebben een

zogenaamd disharmonisch ontwikkelingsprofiel en hebben daardoor zeer intensieve ondersteuning

nodig. Voor deze groep wordt momenteel een aanbod gerealiseerd in de samenwerking tussen de

drie ZMLK-scholen in Utrecht, verenigd onder de naam U3. Dit aanbod biedt plaats aan ca. 30

leerlingen.

Page 29: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

30 Oberon

Oberon

LZ/LG/MG-leerlingen

Voor de andere indicaties binnen cluster 3 is er één VSO-school in Utrecht stad: de Ariane de Ranitz

(Mytyl). Tabel 4.3 geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van de aantallen leerlingen met

LGF.

Tabel 4.3 Leerlingen cluster 3 LZ/LG/MG, VO/VSO

School

Woon

Utrecht/

St. Vecht

(AdRanitz,

de Schans)

buiten RMC-

regio

Totaal LGF

Pro/Lwoo

LGF

overig VO

LGF totaal

Utrecht stad/

Vechtstreek

37 1 38 1 32 33

Utrecht

Zuidoost

34 11 45 2 19 21

Utrecht West 16 5 21 2 18 20

Utrecht Zuid 24 0 24 5 16 21

Totaal

RMC-regio

111 17 128 10 85 95

Van buiten

RMC-regio

52 nvt 52

Totaal 163 17 180

Het aandeel LZ/LG/MG-leerlingen in het VSO is ongeveer even groot als in het SO: 128 van de 223

leerlingen (57%). De overige 95 leerlingen (43%) gaat met een LGF naar het reguliere onderwijs.

Leerlingenstromen binnen RMC-regio 19 − Voor deze leerlingen is er alleen een school in Utrecht

stad. Voor zover de leerlingen binnen de RMC-regio blijven, gaan ze dus allemaal in Utrecht naar

school.

Grensverkeer met aangrenzende regio’s − De Ariane de Ranitz heeft een regionale functie en wordt

bezocht door ruim vijftig leerlingen van buiten de RMC-regio. Het aantal leerlingen uit de RMC-regio

dat een school voor LZ/LG/MG bezoekt in een aangrenzende regio is veel lager, in totaal 17. De

meest bezochte scholen zijn:

Mariëndael in Arnhem (7 leerlingen, uit Utrecht West)

Trappenberg in Huizen (6 leerlingen, uit Zuidoost en Utrecht West)

De leerlingaantallen en leerlingenstromen van cluster 3-leerlingen in VO/VSO worden samengevat in

figuur 4.1.

Figuur 4.1 Leerlingen cluster 3 VO/VSO

VSO, binnen

subregio; 232

VSO, andere

subregio; 166

VSO, buiten RMC-

regio; 52 LGF; 38

Cluster 3, ZMLK, VSO (488 leerlingen)

VSO, binnen

subregio; 37

VSO, andere

subregio; 74

VSO, buiten RMC-

regio; 17

LGF; 95

Cluster 3, LZ/LG/MG, VSO (223 leerlingen)

Page 30: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 31

Verreweg de meeste leerlingen gaan naar school binnen de eigen RMC-regio. Het aandeel leerlingen

dat buiten de regio naar school gaat is iets groter dan in PO/SO, namelijk 12% voor de ZMLK-

leerlingen en 13% voor de LZ/LG/MG-leerlingen.

Jeugdigen met een ZMLK-indicatie gaan in overgrote meerderheid naar het VSO (92%). Voor de

LZ/LG/MG is dat aandeel veel kleiner (57%); bijna de helft van de geïndiceerde leerlingen zit met LGF

in het regulier onderwijs (43%). Dit betreft voor het grootste deel langdurig zieke kinderen (LZ).

4.3 Vraag en aanbod voor VO/VSO-leerlingen met een cluster 4-indicatie

ZMOK-leerlingen

Voor elke subregio laten we in tabel 3.12 zien waar de leerlingen met een ZMOK-indicatie onderwijs

volgen:

op De Pels in Utrecht;

op Beukenrode en de Sprong in de subregio Utrecht Zuidoost;

buiten de RMC-regio 19.

In tabel 4.4 staat aanvullend vermeld hoeveel leerlingen van buiten RMC-regio 19 naar een VSO-

school binnen de regio gaan.

Tabel 4.4 Leerlingen cluster 4 ZMOK, VO/VSO

School

Woon

Utrecht/

St. Vecht

(De Pels)

Zuidoost

(Bkrode,

de Sprong)

Buiten RMC-

regio

Totaal

Utrecht stad/

Vechtstreek

97 44 77 218

Utrecht

Zuidoost

10 81 66 157

Utrecht West 6 6 35 47

Utrecht Zuid 23 31 28 82

Totaal

RMC-regio

136 162 206 504

Van buiten

RMC-regio

9 48 nvt 57

Totaal 145 210 206 561

In totaal gaan er 504 VSO-leerlingen met een ZMOK-indicatie uit de RMC 19 regio naar een cluster 4-

voorziening; 206 daarvan (41%) gaan naar een voorziening buiten de RMC 19 regio (zie voor verdere

details tabel 4.5). Van de overige 298 leerlingen gaat iets minder dan de helft naar een voorziening in

Utrecht stad en iets meer dan de helft naar een voorziening in Utrecht Zuidoost. Naar verhouding veel

leerlingen uit Utrecht West gaat naar een cluster 4-voorziening buiten RMC-regio 19. Dit heeft

waarschijnlijk ook te maken met de nabijheid van voorzieningen. Van buiten de regio trekken vooral

de ZMOK-voorzieningen in de regio Zuidoost nog een aanzienlijk aantal leerlingen.

Page 31: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

32 Oberon

Oberon

Tabel 4.5 Leerlingen op het VSO cluster 4 ZMOK, buiten RMC-regio 19

School

Woon

M Houwer Lasenberg De Tinne Altra College Overig Buiten RMC-

regio totaal

Utrecht stad/

Vechtstreek 29 35

7 4 2 77

Utrecht

Zuidoost 26 12

12 5 11 66

Utrecht West 3 5 7 7 13 35

Utrecht Zuid 8 13 3 1 3 28

Totaal 66 65 29 17 29 206

Het aantal jeugdigen met een ZMOK-indicatie is groot. Dit is een groep die niet gemakkelijk in het

reguliere onderwijs terecht kan, of na verloop van tijd wordt verwezen naar het VSO, vanwege

gedragsproblematiek (G). De groep ZMOK-leerlingen is niet alleen groot, maar ook divers. De

gemeenschappelijke factor is gedragsproblematiek (variërend van mild tot sterk), maar cognitieve

capaciteiten kunnen sterk uiteen lopen. Vertegenwoordigers van het speciaal onderwijs,

samenwerkingsverbanden en gemeenten onderscheiden grofweg drie groepen: ZMOK-leerlingen met

laag niveau cognitieve capaciteiten (niveau praktijkonderwijs); ZMOK met gemiddelde cognitieve

capaciteiten (niveau vmbo), en ZMOK met hoge cognitieve capaciteiten (niveau havo of hoger). Deze

drie groepen vragen om een verschillende aanpak en aanbod. We werken ze hieronder verder uit.

ZMOK niveau praktijkonderwijs

ZMOK leerlingen met een laag niveau cognitieve capaciteiten kunnen wat onderwijsniveau betreft

terecht op het praktijkonderwijs. Wat het ingewikkeld maakt om deze groep ZMOK een passend

aanbod te bieden is dat deze leerlingen vanwege de specifieke problematiek niet makkelijk naast

andere leerlingen op één school kunnen functioneren. Er zijn al samenwerkingsinitiatieven gaande

tussen regulier VO (in alle gevallen praktijkonderwijs) en VSO om hier een passende oplossing voor te

bieden (I). De prinses Wilhelminaschool werkt bijvoorbeeld samen met het praktijkonderwijs voor deze

leerlingen en de Herderscheeschool werkt samen met de praktijkschool in Woerden door extra

expertise te bieden voor de docenten (I). Ook de Baanbreker in IJsselstein heeft volgens het VSO in

Zuidoost een aanbod voor deze groep ZMOK leerlingen (I).Het praktijkonderwijs wordt voor deze

groep dan ook beschouwd als een mogelijkheid, mits ondersteund door VSO.

Tenslotte zijn ook arbeidsgerichte leerwegen genoemd als alternatief voor deze doelgroep. In de

verschillende mogelijke samenwerkingsvormen die aan de orde zijn gekomen, zien de

vertegenwoordigers een belangrijke rol weggelegd voor jeugdzorg (G). Het creëren van een passend

aanbod voor deze leerlingen zou niet alleen de verantwoordelijkheid van het onderwijs moeten zijn,

maar van onderwijs en jeugdzorg gezamenlijk. Dat vraagt om afstemming en samenwerking.

ZMOK niveau vmbo

De reden dat de groep ZMOK met niveau vmbo als aparte groep wordt genoemd heeft met name te

maken met de omvang (G, I). Het aantal ZMOK-leerlingen in RMC-regio 19 dat momenteel VSO-

onderwijs volgt op vmbo-niveau is aanzienlijk (zie tabel 4.4). Alleen al vanwege de omvang van deze

groep verdient de vraag of het aanbod voldoende dekkend en gespreid is bijzondere aandacht.

Daarom is voorgesteld om een nieuwe VSO-voorziening te realiseren (G).Omdat er beperkt aanbod is

voor ZMOK-leerlingen op niveau havo of hoger zou de nieuwe voorziening niveau vmbo tot havo

kunnen bestrijken. Een alternatief dat is genoemd is om een nieuwe voorziening voor alleen de

onderbouw te verwezenlijken. Dit is ook in lijn met de plannen om meer met arrangementen te gaan

werken: leer de leerlingen op de onderbouw van het VSO de benodigde vaardigheden aan om zich te

handhaven op het VO, zodat zij vervolgens kunnen instromen in het reguliere onderwijs. Het aanbod

op vmbo/havo niveau zou ook een uitbreiding kunnen zijn op de overige ZMOK scholen. Dit zou zich

Page 32: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 33

ook kunnen uiten in individuele arrangementen waarbij de samenwerking tussen VO en VSO in de

begeleiding van een leerling vanaf het allereerste begin tot stand komt (I).

ZMOK niveau havo of hoger

Voor ZMOK-leerlingen die niveau havo of hoger aankunnen, is er in de RMC-regio 19 zeer beperkt

aanbod; alleen Beukenrode biedt onderbouw havo. Het grootste deel van deze leerlingen gaat buiten

de regio naar school. Ze gaan dan bijvoorbeeld naar de Mulock Houwer in Amersfoort10. In de regio is

men van mening dat de groep te klein is om voor deze leerlingen een aparte voorziening in te richten

(G).

Door de vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden, VSO en gemeenten wordt echter ook

gesignaleerd dat veel ZMOK-leerlingen op havo/vwo niveau binnen het reguliere onderwijs afstromen

en uiteindelijk onder hun niveau en gedemotiveerd in het vmbo, praktijkonderwijs of het VSO terecht

komen (I). Deze afstroom heeft een negatieve invloed op de motivatie van deze leerlingen (G, I). Ook

komt het voor dat leerlingen bij plaatsing al op een te laag niveau terecht komen. Betrokkenen

verschillen echter van mening in hoeverre dergelijke leerlingen beter af zijn op havo/vwo niveau in het

reguliere onderwijs, of dat er beter eerst op een lager niveau gewerkt kan worden aan de specifieke

ZMOK-problematiek om vervolgens op te stromen naar een hoger niveau (G). Als zij opstromen naar

het reguliere onderwijs dan zal daar naar verwachting wel aanvullende ondersteuning geboden

moeten worden.

Momenteel zijn in de subregio Zuidoost de C.P. van Leersumschool, Beukenrode en de Berg en

Boschschool in verregaande mate van samenwerking (I). Een belangrijk doel daarbij is het

gezamenlijk ontwikkelen van een breed onderwijsaanbod voor cluster 4-leerlingen. Ze onderscheiden

daarbij de ZMOK-doelgroep en de groep ASS-leerlingen als twee uitersten die niet gecombineerd

kunnen worden. Voor beide groepen willen deze scholen binnen de bestaande voorzieningen een

havo/vwo-aanbod realiseren.

LZK-leerlingen

Voor leerlingen met een LZK-indicatie zijn er verschillende voorzieningen in de RMC 19 regio. In de

subregio Utrecht stad betreft het de Fritz Redlschool, in de subregio Utrecht Zuidoost zijn dat de Berg

en Boschschool, de Fritz Redlschool, de C.P. van Leersumschool en Zonnehuis en in de subregio

Utrecht Zuid betreft het een locatie van de Berg en Boschschool.

Tabel 4.6 Leerlingen cluster 4 LZK, VO/VSO

School

Woon

Utrecht/

St. Vecht

(Fritz Redl)

Zuidoost

(BenB,

FrRedl,

CPvL, Zhuis)

Zuid

(BenB)

Buiten RMC-

regio*

Totaal

Utrecht stad/

Vechtstreek

7 73 28 0 108

Utrecht

Zuidoost

5 161 10 2 178

Utrecht West 4 17 12 0 33

Utrecht Zuid 3 60 36 1 100

Totaal

RMC-regio

19 311 86 3 419

Van buiten

RMC-regio

6 203 30 nvt 239

Totaal 25 514 116 3 658

10

De Mulock Houwer is vaker als voorbeeld genoemd van een voorziening zoals men hem ook graag ziet in de RMC-regio 19: het aanbod is breed, er zijn verschillende locaties en er is een prima arbeidstoeleidingscentrum (Match) waarbij wordt samengewerkt met relevante partners en waar semi-commerciële initiatieven van de grond komen.

Page 33: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

34 Oberon

Oberon

* Vanuit Zuidoost en Zuid gaan er nog respectievelijk 9 en 1 kinderen naar een gecombineerde VSO voorziening buiten de regio

(zowel ZMOK als LZK). Vanuit Utrecht West en Zuid gaan er nog respectievelijk 6 en 1 kinderen naar een pedologische

voorziening (SO) buiten de regio.

Net als in het SO zijn er in VSO veel LZK-indicaties, ruim 400. Subregio Zuidoost heeft verreweg het

grootste aandeel met 178 geïndiceerde leerlingen.

Net als in het SO geldt ook voor het VSO dat de meeste leerlingen met een LZK-indicatie uit de RMC-

regio 19 naar een voorziening in de subregio Utrecht Zuidoost gaan. Het aantal voorzieningen met

een aanbod voor dergelijke leerlingen is daar het grootst. Bijna geen enkele LZK-leerling gaat buiten

de RMC 19 regio naar school (tabel 4.7), terwijl er een substantieel deel van buiten de regio gebruik

maakt van voorzieningen in Zuidoost en Zuid.

Tabel 4.7 Leerlingen op het VSO cluster 4 LZK buiten RMC-regio 19

School

Woon

RMPI school Buiten RMC-regio

totaal

Utrecht stad/

Vechtstreek 0 0

Utrecht

Zuidoost 2 2

Utrecht West 0 0

Utrecht Zuid 1 1

Totaal 3 3

Evenals bij de doelgroep ZMOK varieert ook de doelgroep LZK in cognitieve capaciteiten Als het gaat

om de achterliggende problematiek bestaat het grootste deel van de groep uit leerlingen met

autismespectrumstoornissen (ASS) (I). Omdat het hier expliciet cluster 4-leerlingen betreft (dus geen

groep die tussen cluster 3 en cluster 4 valt, voor ASS kinderen met een IQ van 70 of lager is er de

Rafaelschool (I)) zijn er vervolgens twee groepen te onderscheiden: de groep die rond het vmbo-

niveau zit en de groep die niveau havo of hoger aan kan. In totaal gaan naar schatting 200 van deze

leerlingen naar een VSO-school buiten de RMC regio.11

ASS-vmbo

Het aanbod voor deze groep lijkt voldoende, de groep is echter omvangrijk en de laatste jaren hebben

de voorzieningen al een flinke groei doorgemaakt (G, I). Met name de Berg en Boschschool is flink

uitgebreid en heeft onlangs toestemming gekregen om nog verder uit te breiden (E). Er wordt dus

rekening gehouden met een toename van deze groep leerlingen. In de regio maakt men zich zorgen

om wachtlijsten voor deze groep leerlingen en de mogelijke toename van thuiszitters als de druk op de

voorzieningen nog groter wordt (G). Uit een inventarisatie bij een aantal VO-locaties met veel cluster

4-LGF-leerlingen blijkt dat met name leerlingen met een LZK-indicatie op het reguliere VO verblijven.

Blijkbaar is er een groep leerlingen met een vorm van ASS die met de juiste begeleiding voldoende

kan meekomen in het reguliere onderwijs. Het gaat in de hele RMC-regio 19 om ruim 400 leerlingen.

Door onder deze groep deelname aan het reguliere onderwijs te bevorderen, biedt dit mogelijk ruimte

voor de ASS-leerlingen die niet in het reguliere onderwijs opgevangen kunnen worden (G).

ASS havo/vwo

Voor ASS-ers met een hoger IQ is het aanbod in de regio beperkt. Veel van deze leerlingen gaan nu

naar cluster 4-onderwijs zoals de Berg en Boschschool, waar bovenbouw havo wordt aangeboden.

Over de groep ASS-leerlingen is het in het voorjaar van 2012 een expertise-bijeenkomst gehouden,

om vast te stellen welke oplossingen het meest wenselijk zijn. Volgens de vertegenwoordigers van de

samenwerkingsverbanden, VSO en gemeenten is voor een deel van deze leerlingen regulier

onderwijs met ondersteuning het meest wenselijk (G), als dat op grond van de onderwijs- en

11

Gemeente Utrecht: Concept notitie bundelen ASS-expertise.

Page 34: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 35

ondersteuningsbehoefte ook haalbaar wordt geacht. Daarnaast is er specifieke expertise en zijn er

aparte voorzieningen nodig voor leerlingen die niet of nog niet regulier onderwijs kunnen volgen.

Wat dit betreft is de eerder genoemde samenwerking relevant tussen de C.P. van Leersumschool, de

Berg en Boschschool en Beukenrode. Ook voor de ASS-doelgroep willen deze scholen een breed

onderwijsaanbod ontwikkelen met aan de ene kant arbeidsgerichte uitstroomprofielen en aan de

andere kant een havo/vwo niveau (I).

Leerlingen met leerlingengebonden financiering

Tenslotte staan in tabel 4.8 de leerlingen met een ‘rugzak’ uitgesplitst naar praktijkonderwijs of

leerwegondersteuning en overig VO. Om het overzicht compleet te maken is er ook een kolom

opgenomen met daarin alle cluster 4-leerlingen (ZMOK en LZK samen) die in het VSO verblijven. Het

is bij cluster 4-leerlingen met een leerlingengebonden financiering – in tegenstelling tot cluster 3-

leerlingen – niet bekend om welke indicaties het gaat (ZMOK of LZK). De meeste cluster 4-leerlingen

met een rugzak zitten op het VO, een klein aantal op VMBO/ Lwoo of praktijkonderwijs. Vooral

leerlingen uit Utrecht West en Utrecht Zuid hebben naar verhouding veel leerlingen met een rugzak in

VMBO/ Lwoo of praktijkonderwijs.

Tabel 4.8 LGF Vo/PrO/LWOO cluster 4

School

Woon

In VSO LGF

overig VO

LGF

Pro/Lwoo Totaal

Utrecht stad/

Vechtstreek

326 113 8 121

Utrecht

Zuidoost

335 99 13 112

Utrecht West 80 61 14 75

Utrecht Zuid 182 78 30 108

Totaal 923 351 65 416

Omdat er geen zicht is op de omvang van de verschillende doelgroepen binnen de cluster 4-

indicaties, die met leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs verblijven, zijn we bij

verschillende VO-locaties met veel LGF-leerlingen nagegaan welke doelgroep ze hoofdzakelijk in huis

hebben. Zowel vmbo als havo/vwo scholen gaven daarbij aan dat het met name leerlingen met

internaliserend gedrag zijn die ze binnen de school met LGF begeleiden. Leerlingen met

gedragsproblemen zijn volgens de scholen moeilijker te handhaven en vallen op den duur uit. Scholen

geven ook aan dat een concentratie van ASS-leerlingen in één klas niet wenselijk is. In de onderbouw

kan een groot aantal LGF-leerlingen in het algemeen nog goed worden ondersteund. In de

bovenbouw wordt dat moeilijker. Dan hebben leerlingen hun vakkenpakket gekozen en is de

samenstelling van klassen niet gemakkelijk meer te beïnvloeden. Dat leidt bij veel rugzakleerlingen tot

moeilijkheden voor zowel de leerling zelf als voor de school. Daarnaast blijkt dat rugzakleerlingen niet

evenredig verdeeld zijn over de VO-locaties in de regio. Kleine scholen en scholen die klassikaal les

geven hebben vaak de voorkeur. Een risico is dat zij op den duur onevenredig zwaar worden belast.

De leerlingaantallen en leerlingenstromen van cluster 4-leerlingen in VO/VSO worden samengevat in

figuur 4.2. Naar verhouding veel ZMOK-leerlingen gaan naar onderwijsinstellingen buiten de eigen

(sub)regio. Dit betreft meer dan de helft van alle geïndiceerde leerlingen. LZK-geïndiceerde leerlingen

gaan voor een groot deel binnen de eigen (sub)regio naar school.

Page 35: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

36 Oberon

Oberon

Figuur 4.2 Leerlingen cluster 4 VO/VSO

VSO, binnen

subregio; 178

VSO, andere

subregio; 120

VSO, buiten RMC-regio; 206

Cluster 4, ZMOK, VSO (504 leerlingen)

VSO, binnen

subregio; 204

VSO, andere

subregio; 212

VSO, buiten RMC-

regio; 3

Cluster 4, LZK, VSO (419 leerlingen)

VO overig;

351

PrO/ Lwoo; 65

Cluster 4, LGF (zmok en lzk; 416 leerlingen)

Page 36: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 37

5 De match tussen ondersteuningsbehoeften en

voorzieningen: jeugdigen met meervoudige

problematiek

Match ondersteuningsbehoefte en voorzieningen: Jeugdigen met meervoudige problematiek

Niet alleen leerlingen met een indicatie voor cluster 3 of 4 hebben extra ondersteuningsbehoeften.

Ongeveer 400 overbelaste jongeren maken gebruik van een tussenvoorziening (ca. 300),

dagbesteding (ca.50) of een arbeidsmarktgericht traject (ca.50).

Daarnaast is er een groep leerplichtige jongeren die helemaal niet naar school gaat, de zogenaamde

thuiszitters. Voor deze jongeren is onduidelijk welke ondersteuningsbehoeften ze precies hebben. In

augustus 2012 telde de RMC-regio ongeveer 150 thuiszitters. Dit aantal schommelt. Ongeveer de

helft van de thuiszitters woont in de regio Utrecht stad/Vechtstreek. De redenen voor het thuiszitten

zijn zeer divers en komen voor een deel voort uit een complexe ondersteuningsbehoefte.

In de RMC-regio 19 is er een grote groep jeugdigen in de VO-leeftijd met complexe problematiek op

meerdere vlakken: gedragsproblematiek, persoonlijke problematiek en/of studieproblematiek, die niet

vallen binnen een cluster 3- of 4-indicatie. Deze leerlingen worden ook wel aangeduid als

‘overbelasten’. Voor hen is er een gedifferentieerd aanbod aan tussenvoorzieningen en

dagbestedingstrajecten in de regio, een belangrijke daarvan is OPDC Utrecht.12

In dit hoofdstuk beschrijven we de groep ‘overbelaste’ jongeren en het aanbod aan voorzieningen dat

er voor hen is (5.1). Vervolgens kijken we naar de thuiszitters: leerplichtige jongeren die (tijdelijk) niet

naar school gaan (5.2).

5.1 Vraag en aanbod voor jeugdigen met meervoudige problematiek

De omvang van de doelgroep is niet eenvoudig vast te stellen. Als de totale groep jongeren op het

OPDC Utrecht, Rebound, Op de Rails en in dagbestedingstrajecten wordt opgeteld (dit zijn vaak ook

schattingen omdat bijvoorbeeld de eigenlijke doelgroep breder is dan de groep 12-18 jarigen) dan zijn

het er ongeveer 341. Daarbij zijn jongeren in arbeidsgerichte leerwegen zoals Werkartaal en de

Utrechtse Rijwielfabriek niet meegerekend. Deze arbeidsgerichte leerwegen richten zich meer op de

doelgroep tussen PrO en VSO cluster 3.

De totale groep overbelaste leerlingen is waarschijnlijk groter. Op basis van onderzoek van KBA en

Oberon schatten we de dat ruim 10 procent van de leerlingen in voortgezet onderwijs overbelast is,

ofwel te maken heeft met meervoudige problematiek. In de RMC-regio 19 gaat het dan om in totaal

4.660 leerlingen. Echter, verondersteld mag worden dat het merendeel van deze jongeren zich

ondanks verschillende problemen weet te handhaven in het reguliere onderwijs. In de volgende tabel

laten we zien waar jeugdigen met meervoudige problematiek verblijven. De aantallen zijn schattingen,

gebaseerd op de beschikbare gegevens.

12

Zie ook: Monitoring Utrechtse School: de Deelnemers, Roelofs e.a., KBA, 2010.

Page 37: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

38 Oberon

Oberon

Tabel 5.1 Jeugdigen met meervoudige problematiek (schatting) Voorziening aantal cumulatief

Tussenvoorziening OPDC Utrecht 192

Rebound Utrecht stad 41

Rebound Zuidoost 20

Rebound Zuid 16

Rebound West 26 295

Dagbesteding The Mall 15

Titan 16

Timon 15 341

Arbeidsmarktgerichte trajecten Werkataal 26

DURF 13

Werkschool 6

ASA-garage 10 396

Thuiszitters 31 427

Totaal 427 427

Tussenvoorzieningen

Het grootste deel van de ‘overbelaste’ leerlingen die uitvallen in het regulier onderwijs gaan naar

OPDC Utrecht; ongeveer 200 leerlingen. Al deze leerlingen vallen onder de definitie van overbelasten;

gemiddeld hebben zij met 5 à 6 verschillende probleemgebieden te maken. Vertegenwoordigers van

samenwerkingsverbanden, VSO en gemeenten zijn over het algemeen tevreden over het functioneren

van OPDC Utrecht. Deze voorziening heeft recentelijk de OPDC-status gekregen (Orthopedagogisch-

didactisch Centrum). Een beperking is dat OPDC Utrecht geen structureel aanbod heeft voor

havo/vwo.

Dagbesteding

Sommige dagbestedingsvoorzieningen richten zich op een subwijk van Utrecht (The Mall), anderen

zijn actief op landelijk niveau (Titan). In totaal gaat het in de RMC-regio 19 om ongeveer 40 leerlingen

die gebruik maken van een dagbestedingsaanbod. We gaan ervan uit dat al deze leerlingen te maken

hebben met meervoudige problematiek. De middelen vanuit Jeugd en Veiligheid voor

dagbestedingsarrangementen stoppen per 1 januari 2013, dan zal Titan als voorziening ophouden te

bestaan. Ook alle trajecten van The Mall en Timon zullen stoppen. Vanuit de gemeente (Werk en

Inkomen) wordt aandacht besteed aan een nieuwe invulling van dagbestedingstrajecten.

Arbeidsmarktgerichte trajecten

Het merendeel van de arbeidsmarktgerichte trajecten en -leerwegen richt zich op een leeftijdsgroep

vanaf 16 jaar. De arbeidsgerichte leerwegen zijn met name bedoeld voor jongeren met een niveau

tussen PrO en VSO. Het aanbod is erg versnipperd. De arbeidsgerichte leerwegen vragen (op termijn)

een bijdrage van de toeleverende school. Sommige van deze voorzieningen hebben moeite om aan

voldoende deelnemers te komen. Dat roept vragen op met betrekking tot de passendheid van het

aanbod voor deze doelgroep.

Werkartaal en de Werkschool zijn landelijk opererende initiatieven. De Werkschool heeft voor de regio

Utrecht 500 plaatsen beschikbaar, maar er zijn er momenteel slechts 6 van gevuld. Medewerkers van

de Werkschool geven aan dat mogelijk de financiële bijdrage die vanuit de school wordt verlangd een

drempel is. Verder was het UWV volgens scholen nogal terughoudend om gebruik te maken van het

aanbod van de Werkschool.13

Werkartaal bedient een brede leeftijdsgroep (16 tot 28 jaar), slechts een deel daarvan valt onder de

doelgroep zoals hier gedefinieerd.

13

De Werkschool is inmiddels gestopt.

Page 38: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 39

In één van de gesprekken met het VSO veld is aangegeven dat ook de bijdrage die door De Utrechtse

Rijwielfabriek van de school wordt gevraagd hoog is en dat dit meespeelt in de afweging om een

leerling daar te plaatsen. Vanuit de organisatie TRES (onderdeel van Reinaerde) bezint men zich

momenteel op de gevraagde financiële bijdrage. Ook is de doelgroep waarop DURF zich richt

verbreed. De leerwerkgarage van ROC ASA (ASA-garage) ten slotte is een leerwerktraject in

autotechniek van het MBO Utrecht die op assistentenniveau (MBO1) een traject aanbiedt. Het

assistentenniveau kwalificeert niet tot een startkwalificatie. Het MBO werkt samen met het

praktijkonderwijs in Utrecht, maar tot nu toe zijn slechts een paar leerlingen direct vanuit het PrO naar

ASA-garage verwezen.

Thuiszitters

Van alle thuiszitters in de regio heeft naar schatting een vijfde te maken met meervoudige

problematiek, terwijl zij geen indicatie voor cluster 3 of -4 onderwijs hebben. Dat zijn ongeveer 30

thuiszitters. In de volgende paragraaf wordt hier verder op ingegaan.

5.2 Vraag en aanbod voor leerlingen die momenteel thuiszitten14

De vier samenwerkingsverbanden in de RMC-regio Utrecht hebben gezamenlijk het ‘protocol

thuiszitters V(S)O’ opgesteld, dat zich enerzijds richt op thuiszittende leerlingen en anderzijds op het

signaleren van trends in problematiek in de RMC-regio Utrecht. Het protocol richt zich op thuiszittende

leerplichtige leerlingen die in een V(S)O instelling thuis horen of de overstap naar een

vervolgopleiding (MBO) (nog) niet hebben gemaakt en geen startkwalificatie hebben.

Registratie en volledigheid van de gegevens

De gemeente Utrecht heeft begin juli 2012 de meest actuele stand van zaken aangaande het aantal

thuiszitters in de RMC-regio in kaart gebracht. De inventarisatie liet echter zien dat het lastig is om

een overzicht van redenen van thuiszitten te geven, omdat er vaak sprake is van meerdere

probleemgebieden en mede daardoor meerdere, diffuse redenen van thuiszitten. Daarbij heeft het feit

dat een leerling thuis zit soms ook te maken met moeilijkheden in de procesgang. De gemeente

Utrecht heeft het initiatief genomen om, samen met de betrokken partners, tot een beter werkbaar

meldingsformulier te komen.

Wat we wel weten

Ondanks de beperkte informatie over de situatie van de thuiszitters kunnen we wel een aantal

voorzichtige uitspraken doen.

Achtergrondkenmerken thuiszitters

Aantal thuiszitters: stand per medio augustus 2012 is 151 gemelde thuiszitters woonachtig in de

RMC-regio Utrecht. Hierbij tekenen we aan dat de registratie een momentopname is; de aantallen

thuiszitters fluctueren;

Het betreft ongeveer voor de helft meisjes en voor de helft jongens;

Op een enkele jongere na zijn alle thuiszitters tussen 1994 en 1999 geboren (tussen de 13 en 18

jaar oud), en hebben dus de VO/MBO-leeftijd;

72 jongeren zijn woonachtig in subregio Utrecht stad/Vechtstreek, 5 in Utrecht West, 27 in

Zuidoost en 37 in Zuid. Dit zijn in totaal 141 jongeren. Van 10 jongeren is het onbekend in welke

subregio zij wonen;

14

Onderstaande tekst is ontleend aan het conceptstuk ‘Protocol thuiszitters V(S)O RMC-regio Utrecht’ (4 mei 2012). Voor de cijfers hebben we gebruik gemaakt van het thuiszittersbestand dat de gemeente Utrecht aan Oberon ter beschikking heeft gesteld, met het uitdrukkelijke verzoek dit te vernietigen na afloop van de analyses.

Page 39: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

40 Oberon

Oberon

Laatst bezochte school:

- 85 jongeren vallen uit in het reguliere voortgezet onderwijs of MBO;

- Bijna 30 jongeren vallen uit in speciale onderwijsvoorzieningen (met name cluster 3 of 4);

- Van 27 jongeren is niet bekend welke school zij bezochten;;

- De overige 10 jongeren komen vanuit tussenvoorzieningen, en dan met name OPDC Utrecht.

Het thuiszitten

27 jongeren zijn in 2012 thuis komen te zitten, 52 in 2011 en 12 in 2010. Van de overige ongeveer

50 jongeren is niet geregistreerd wanneer zij thuis kwamen te zitten;

De redenen om thuis te komen zitten zijn zeer divers. Vaak genoemd zijn niet meewerken van de

jongere zelf of zijn/haar ouder(s)/verzorgers aan een speciale voorziening of dat een passende

school ontbreekt. Dit zegt in feite nog niets over de achterliggende problematiek, zoals

bijvoorbeeld ernstig ziek, (zeer) moeilijk opvoedbaar of lichamelijke/psychische/psychiatrische

stoornissen.

De problematiek

Voor de meeste jongeren (94%, 142 jongeren) is input voor een plan beschikbaar (dus bijna iedere

jongere is in beeld), wat op casusniveau informatie oplevert over de stand van zaken:

Dan blijkt dat er bij een (flink) aantal jongeren onderzoeken lopen naar wat er met de betreffende

jongeren aan de hand is (bijvoorbeeld welke psychische/psychiatrische problematiek) en dat pas

hierna kan worden besloten waar hij/zij het beste thuishoort (speciale onderwijsinstelling,

tussenvoorziening, open/gesloten GGZ-jeugdinstelling). Diverse instanties voeren dergelijke

onderzoeken uit, zoals Bureau Jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming, Altrecht;

Daarnaast hebben de ouder(s)/verzorgers van een tiental jongeren wegens absoluut verzuim een

proces verbaal gekregen. Verdere informatie en het vervolg hieromtrent is niet bekend. De trage

rechtsgang belemmert andere oplossingen.

Verder zien we dat er kleine groepjes jongeren zijn die:

Vanwege psychische/psychiatrische problematiek in behandeling zijn, bijvoorbeeld bij het UMC;

In een traject voor indicatiestelling cluster 4 zitten. Zij komen hierna of op een wachtlijst voor de

betreffende voorziening of kunnen direct instromen;

Aan het werk zijn en bijvoorbeeld een gedoogbeschikking/vrijstelling hebben;

Vanwege psychische problematiek (angststoornissen) thuis onderwijs volgen via bijvoorbeeld de

Wereldschool;

Zwanger zijn en hierdoor niet naar school gaan;

Proberen (m.b.v. derden) op een school geplaatst te worden maar dat dit steeds mislukt (jongere

wil uiteindelijk niet, jongere voldoet niet aan toelatingscriteria van de school etc.);

Uit huis zijn geplaatst en elders verblijven;

Vanwege verslavingsproblematiek thuis zitten (of in ieder geval niet naar school kunnen);

Inmiddels geplaatst zijn op een tussenvoorziening, zoals bijvoorbeeld OPDC Utrecht.

Door het combineren van informatie over de laatst bezochte school en casusomschrijvingen van de

problematiek hebben we gepoogd een indeling te maken van de thuiszitters in verschillende

doelgroepen. In tabel 5.2 staan schattingen van het aantal thuiszitters met dezelfde

doelgroepkenmerken opgenomen.

Page 40: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 41

Tabel 5.2 Aantallen thuiszitters in beeld per doelgroep

Doelgroep schatting

ZMOLK 20

ZMOK havo/vwo 8

ASS 4

Overbelasten 31

onbekend 88

Totaal 151

Overall beeld

Gezien bovenstaande komt er een beeld naar voren dat ‘de thuiszitter’ moeilijk te vangen is in enkele

categorieën. Psychische en/of gedragsproblemen zijn er vaak de oorzaak van dat een jongere niet

naar school gaat. Maar per jongere verschilt de achtergrond of thuissituatie, waardoor het bij de ene

jongere wel lukt om (met extra begeleiding) weer terug te keren naar een vorm van onderwijs en bij

andere jongeren niet. Lichamelijke gebreken of langdurige ziekte lijken doorgaans geen reden te zijn

om geen onderwijs te volgen. Onduidelijk blijft of onderwijsinstellingen in de regio alle thuiszitters

doorgeven aan de betreffende instanties. Door verschillende samenwerkingsverbanden is verder

aangegeven dat het aantal thuiszittende leerlingen in de PO leeftijd (4-12) te verwaarlozen is.

Page 41: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat
Page 42: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 43

6 Naar een passend aanbod voor alle doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften

In dit onderzoeksrapport is voor verschillende groepen leerlingen met speciale

ondersteuningsbehoefte een probleemanalyse gemaakt. Deze groepen worden in dit kader kort

omschreven. Daar waar de match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod onvoldoende is, worden

mogelijke oplossingsrichtingen besproken. Een deel van deze oplossingen is als scenario uitgewerkt.

Deze scenario’s zijn een hulpmiddel. Verkenning van de haalbaarheid is belangrijk. Scenario’s kunnen

worden aangepast of gecombineerd en concreter worden uitgewerkt, waarna uiteindelijk door

bestuurders van gemeenten en samenwerkingsverbanden in de regio een besluit kan worden

genomen.

Cluster 3 ZMLK

PO/SO – Het is wenselijk dat meer ZMLK-leerlingen deelnemen aan het regulier onderwijs als dat op

grond van de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte haalbaar wordt geacht. Integratie in de

onderbouw is het meest kansrijk. Het SO kan zich dan meer concentreren op zwaardere problematiek,

zoals leerlingen met een zeer laag IQ.

VO/ VSO – Speciale aandacht is gewenst voor leerlingen met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel,

die naast een lage intelligentie ernstige gedragsproblemen hebben. Voor deze groep biedt een cluster

3-voorziening het meest passende aanbod.

Cluster 3 LZ/LG/MG

Mogelijk valt er voor deze groep leerlingen binnen sommige subregio’s meer te bereiken met LGF of

een andere vorm van financiering en arrangementen binnen het reguliere onderwijs dan nu het geval

is. Te denken valt bijvoorbeeld aan speciale ‘ziekenhuiskamers’ of ‘video-conferencing’.

Cluster 4 ZMOK VO/VSO

Het aanbod voor deze leerlingen is onvoldoende dekkend, met name in het VSO. Bij het zoeken naar

oplossingen zal moeten worden gekeken naar:

mogelijkheden om meer leerlingen die dat op grond van hun onderwijs- en ondersteuningsbehoefte

aankunnen, op te vangen in het reguliere onderwijs, waaronder ook het praktijkonderwijs

uitbreiding van VSO-voorzieningen die beter passen bij de ondersteuningsbehoeften van de

ZMOK-leerlingen. Hierbij werken we twee scenario’s uit: één voor een VSO-ZMOK-voorziening met

aanbod havo/vwo (scenario 1a), één voor nieuwe voorziening VSO ZMOK onderbouw

vmbo/havo/vwo (scenario 1b).

Cluster 4 ASS PO/SO

Het aanbod voor ASS-leerlingen is goed dekkend, maar niet goed gespreid. De helft van de leerlingen

gaat naar een school buiten de eigen subregio. Voor deze jonge kinderen is thuisnabij onderwijs extra

belangrijk. Hiertoe zijn twee scenario’s ontworpen:

Opvang van ASS-leerlingen in het Sbao (en deels in het Bao) (scenario 2a);

Opvang van ASS-leerlingen in het reguliere Bao (scenario 2b).

Page 43: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

44 Oberon

Oberon

Cluster 4 ASS VO/VSO

Net als in het SO is in het VSO het aanbod voor ASS-leerlingen binnen RMC-regio 19 goed dekkend

maar niet goed gespreid. Voor de groep ASS-leerlingen met capaciteit havo of hoger is er binnen het

VSO in RMC-regio 19 een zeer beperkt aanbod. Mogelijke oplossingen zijn:

Bevorderen van deelname van ASS-leerlingen aan het regulier onderwijs. Dit gebeurt nu al, maar

het aantal leerlingen zou kunnen worden uitgebreid als dit op grond van hun onderwijs- en

ondersteuningsbehoefte haalbaar lijkt en er maatwerk geboden kan worden (scenario 3a).

Voor de leerlingen waarvoor deze oplossing niet passend is: uitbreiding van het VSO met

havo/vwo (scenario 3b).

Leerlingen met meervoudige problematiek

Het aanbod voor deze jongeren gedifferentieerd, maar te gefragmenteerd. Stroomlijning is gewenst.

Dit geldt voor de Rebound, voor dagbestedingstrajecten en voor arbeidsmarktgerichte trajecten.

6.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is een beeld geschetst van de match tussen het aanbod in de RMC-regio 19

en de ondersteuningsbehoeften van leerlingen, op basis van kwantitatieve analyses,

groepsgesprekken per subregio, aanvullende interviews en een expertbijeenkomst met

vertegenwoordigers uit de vier subregio’s. Daaruit komt een beeld naar voren van de doelgroepen die

binnen het passend onderwijs extra aandacht behoeven.

In dit hoofdstuk verkennen we mogelijke oplossingen, daar waar de match tussen

ondersteuningsbehoefte en aanbod onvoldoende is. We hanteren daarbij vier uitgangspunten, die

kenmerkend zijn voor passend onderwijs:

1. Beter dekkend – Voor alle leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften moet er een aanbod zijn.

In de huidige situatie maakt een deel van de leerlingen gebruik van voorzieningen buiten de regio.

Dit geldt met name voor Cluster 4-leerlingen, met een indicatie voor VSO-ZMOK.

2. Gunstiger gespreid – De huidige voorzieningen zijn geconcentreerd in de subregio’s Utrecht

stad/Vechtstreek en Utrecht Zuidoost. De beide andere subregio’s hebben veel minder

voorzieningen. Leerlingen uit elk van de vier subregio’s zijn er bij gebaat dat voorzieningen goed

bereikbaar zijn (thuisnabij).

3. Beter passend – Het aanbod moet niet alleen in kwantitatieve zin voldoende zijn, maar ook

voldoende kwaliteit bieden voor alle leerlingen en afgestemd zijn op hun specifieke behoeften.

Alleen dan kan verwacht worden dat leerlingen gebruik maken van voorzieningen in de regio in

plaats van daarbuiten.

4. Betaalbaar – De scenario’s zijn bij voorkeur budgettair-neutraal; ze geven zicht op noodzakelijke

investeringen en mogelijke kostenbesparingen.

De eerste drie uitgangspunten zijn richtinggevend geweest voor het bepalen van de match tussen

ondersteuningsbehoefte en aanbod.

In de twee onderstaande schema’s zetten we de bevindingen uit het vorige hoofdstuk af tegen de

uitgangspunten voor passend onderwijs. Voor verschillende categorieën leerlingen wordt een

beoordeling gegeven van de mate waarin het aanbod dekkend, gunstig gespreid en passend is: ‘ja’,

‘deels’ of ‘nee’. In sommige gevallen hebben we hierbij eenduidige criteria gehanteerd. Bijvoorbeeld:

het aanbod is dekkend (‘ja’) als ten hoogste 10% naar een school buiten de regio gaat, ‘deels’

dekkend als 10-20% naar een school buiten de regio gaat en niet dekkend (‘nee’) als meer dan 20%

naar een school buiten de regio gaat. Bij andere criteria is de beoordeling meer subjectief.

Page 44: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 45

Schema 6.1 Match tussen aanbod en ondersteuningsbehoefte cluster 3- en cluster 4-leerlingen, PO/SO

Dekkend Gunstig gespreid Passend: verschillen

leerlingenstromen tussen

subregio’s

Passend: verschillen gebruik

LGF tussen subregio’s

Uitwerken tot scenario

Cluster 3:

ZMLK

(369 SO-lln)

Deels

11% buiten de

regio

Nee

alleen in Utrecht-stad

en Zuidoost

37% leerlingen naar andere

subregio

Deels

leerlingen Zuidoost gaan deels naar

eigen scholen, deels naar andere

(sub)regio

Deels

Laag pct. LGF-leerlingen, vooral in

Utrecht-stad (met SO-voorziening)

Nee

Wel advies; meer gebruik LGF,

onderscheid tussen laag en zeer

laag IQ relevant

Cluster 3:

LZ/LG/MG

(206 SO-lln)

Ja

5% buiten de regio

Nee

alleen in Utrecht-stad

54% leerlingen naar andere

subregio

Ja

alle leerlingen naar Utrecht-stad

Deels

Veel gebruik LGF, maar in Utrecht-

stad (met SO) relatief weinig

Nee

Wel advies: wat is met alternatieve

vormen van LGF mogelijk?

Cluster 4

ZMOK

(119 SO-lln)

Nee

28% buiten de

regio

Nee

alleen in Utrecht-stad

33% leerlingen naar andere

subregio

Deels

leerlingen van drie subregio’s gaan

naar Utrecht-stad; veel leerlingen

Zuidoost gaan naar school buiten

RMC-regio

Nee

Verschillen in aanwenden van LGF

tussen subregio’s zijn groot. Utrecht

West en Zuid maken hier naar

verhouding meer gebruik van dan

de andere twee subregio’s.

Nee

Cluster 4:

LZK

(425 SO-lln)

Ja

3% buiten de regio

Nee

vooral in Zuidoost

(1 vestiging in Utrecht-stad;

1 in Zuid)

48% leerlingen naar andere

subregio

Ja

Veel leerlingen uit alle subregio’s

naar Zuidoost

Ja

Vanwege omvang doelgroep;

daarmee veel verplaatsingen

tussen subregio’s.

(paragraaf

Page 45: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

46 Oberon

Schema 6.2 Match tussen aanbod en ondersteuningsbehoefte cluster 3- en cluster 4-leerlingen en jeugdigen met meervoudige problematiek, VO/VSO

Dekkend Gunstig gespreid Passend: leerlingenstromen

tussen subregio’s

Passend: LGF Uitwerken tot scenario

Cluster 3:

ZMLK

(450 VSO-lln)

Deels

12% buiten de

regio

Nee

alleen Utrecht/Vechtstreek en

Zuidoost

37% leerlingen naar andere

subregio

Deels

leerlingen Zuidoost gaan deels naar

eigen scholen, deels naar andere

(sub)regio

Deels

Laag pct. LGF-leerlingen, vooral in

Utrecht/Vechtstreek (met VSO-

voorziening)

Nee

Advies: doelgroep ZMOLK vraagt om

bijzondere aandcht

Cluster 3:

LZ/LG/MG

(128 VSO-lln)

Deels

13% buiten de

regio

Nee

alleen Utrecht/Vechtstreek

58% leerlingen naar andere

subregio

Ja

Alle leerlingen naar Utrecht/SV

Deels

Veel gebruik LGF, maar in

Zuidoost relatief weinig

Nee

Advies: wat is met alternatieve

vormen van LGF mogelijk?

Cluster 4

ZMOK

(504 VSO-lln)

Nee

41% buiten de

regio

Nee

alleen Utrecht/Vechtstreek en

Zuidoost

24% leerlingen naar andere

subregio

Deels

Veel leerlingen naar voorziening in

eigen subregio; daarnaast enige

‘uitruil’ tussen subregio’s

Nee

Verschillen in aanwenden van LGF

tussen subregio’s zijn groot.

Utrecht West maakt hier naar

verhouding meer gebruik van dan

Utrecht stad en Zuidoost. Zuid

neemt een middenpositie in.

Ja

Apart voor ZMOK vmbo en ZMOK

havo/vwo

Cluster 4:

LZK

(419 VSO-lln)

Ja

1% buiten de

regio

Nee

vooral in Zuidoost (plus 1 vestiging

in Utrecht/Vechtstreek en 1 in Zuid)

51% leerlingen naar andere

subregio

Ja

Veel leerlingen uit alle subregio’s

naar Zuidoost

Ja

Voor groep als geheel en voor de

subgroep havo/vwo

Meervoudige

problematiek

Ja

Voor zover in

beeld gaat 0%

buiten de regio.

Nee

Vooral geconcentreerd in Utrecht/

Vechtstreek. Rebound wel goed

gespreid.

Onbekend

Het is onbekend waar de leerlingen

die geteld zijn wonen.

Niet van toepassing Nee

Advies over versnipperdheid

voorzieningen en beëindigen

gemeentelijke subsidies

Page 46: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 47

Voor de doelgroepen die in het schema genoemd staan wordt in dit hoofdstuk een korte omschrijving

en een probleemanalyse gepresenteerd op basis van de kwantitatieve en kwalitatieve analyse die is

gepresenteerd in de voorgaande hoofdstukken. Per doelgroep worden mogelijke oplossingsrichtingen

besproken. Een deel van deze oplossingen is als scenario uitgewerkt. In een expertbijeenkomst is

bepaald welke scenario’s de moeite waard lijken om financieel door te rekenen (zie laatste kolom

schema 6.1 en 6.2).15 Daarbij wordt het vierde punt relevant: betaalbaarheid. Dit is het belangrijkste

uitgangspunt voor de financiële doorrekening.

Van de doorgerekende scenario’s worden de financiële consequenties gepresenteerd.

N.B. Bij deze doorrekening is uitgegaan van een ideaaltypisch scenario, om de consequenties

duidelijk te maken. In de praktijk zullen scenario’s doorgaans niet op deze ideaaltypische manier

worden gerealiseerd. Vaak is het verstandiger te kiezen voor een combinatie van maatregelen, in

plaats van één scenario. De details van de berekeningen worden in dit hoofdstuk niet gepresenteerd.

Daarvoor verwijzen we naar bijlage 5: de rapportage van Infinite Financieel.

Financiële consequenties worden in dit hoofdstuk beschreven voor RMC-regio 19 als geheel. De

afweging van kosten en baten van een bepaald scenario zijn echter niet gelijk voor de vier subregio’s.

Daarom is tevens berekend wat de consequenties zijn voor de ondersteuningsbekostiging per

subregio. Ook deze berekeningen zijn opgenomen in bijlage 5.

6.2 Cluster 3 ZMLK

PO/SO

Een dekkend aanbod is van groot belang, vooral voor jonge kinderen. Het is niet wenselijk dat

kinderen in de basisschoolleeftijd dagelijks ver moeten reizen. Er zijn 40 ZMLK-leerlingen in deze

leeftijd die buiten de regio naar school gaan. Ook de spreiding van SO-voorzieningen is niet gunstig,

deze liggen voornamelijk in Utrecht stad; daardoor gaan 137 leerlingen buiten de eigen subregio naar

school.

Het aandeel rugzakleerlingen in deze groep is vrij beperkt. Het blijkt niet eenvoudig om deze

leerlingen op te vangen binnen het reguliere basisonderwijs. Wel zien we dat er wat dit betreft

verschillen zijn tussen de subregio’s. In Utrecht stad – met drie scholen voor ZMLK – heeft slechts

10% van de ZMLK-leerlingen een LGF, in de andere subregio’s is dat meer, ca. 18%.

Wellicht kan het aantal ZMLK-leerlingen binnen het regulier onderwijs dus nog iets toenemen. Vanuit

cluster 3 wordt er op gewezen dat het niet veel zin heeft om een apart ZMLK-klasje bij een

basisschool te plaatsen. In zo’n klasje integreren de ZMLK-leerlingen niet. Het gaat in feite om

‘verkapt’ speciaal onderwijs.

Het streven zou erop gericht moeten zijn om de leerlingen in een reguliere klas les te geven, zo nodig

met ondersteuning vanuit het speciaal onderwijs. Voor deze groep leerlingen is namelijk wel

specifieke expertise vereist.

Integratie in de onderbouw van het basisonderwijs is het meest kansrijk. De ervaring van de

betrokkenen leert dat als ZMLK-leerlingen starten in de onderbouw van een reguliere school, dit

aanvankelijk vaak goed gaat. Doorgaans blijft dit echter niet zo gedurende de gehele

basisschoolperiode. Na verloop van tijd, ongeveer vanaf groep 4, ontstaat vaak een kloof tussen

reguliere leerlingen en leerlingen met een beperking. Ouders kiezen daarna in de regel voor speciaal

onderwijs.

15

Aan deze expertbijeenkomst namen vertegenwoordigers van alle subregio’s deel. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de deelnemers.

Page 47: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

48 Oberon

Wanneer meer kinderen kunnen worden opgevangen in het reguliere onderwijs, is het voor het SO

mogelijk om zich meer te concentreren op leerlingen met ernstige problematiek, zoals leerlingen

met een zeer laag IQ (onder de 40). Het betreft in die gevallen vaak verstandelijk gehandicapte

kinderen met oppositioneel gedrag.

Een andere mogelijkheid is om één van de drie SO-voorzieningen in de stad Utrecht te verplaatsen.

Nu zitten er op Kanaleneiland twee voorzieningen; één van de twee zou verplaatst kunnen worden

richting Utrecht West. Deze scholen trekken nu, door hun geografische ligging, al veel leerlingen uit dit

gebied aan.

VO/VSO

Ook voor de ZMLK-leerlingen in de VO-leeftijd is het huidige aanbod niet voldoende dekkend; 52

leerlingen gaan naar een VSO-school buiten de RMC-regio. Ook de spreiding is niet gunstig: 166

ZMLK-leerlingen gaan naar school in een andere subregio.

Het percentage LGF-leerlingen is nog kleiner dan in de PO-leeftijd; 8% van de leerlingen met een

ZMLK-indicatie gaat naar het regulier onderwijs. Het is de vraag of het streven naar meer integratie in

het regulier onderwijs kansrijk is.

ZMOLK-leerlingen

Er is een doelgroep jeugdigen tussen de 12 en de 18 jaar die deels ZMLK- en deels ZMOK-

kenmerken heeft. Deze zogenaamde ZMOLK-ers vallen tussen cluster 3 en 4 in en worden wel als

zorgwekkend aangemerkt. Vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden, (V)SO, Sbao,

praktijkonderwijs en gemeenten geven unaniem aan dat de groep ZMOLK-ers een belangrijke

doelgroep is om aandacht aan te besteden.

Een deel van deze groep dient opgevangen te worden op een cluster 3-voorziening. Het gaat dan om

leerlingen met een lage intelligentie en ernstige gedragsproblemen. Deze leerlingen hebben een

zogenaamd disharmonisch ontwikkelingsprofiel en hebben daardoor zeer intensieve ondersteuning

nodig. Voor deze groep wordt momenteel een aanbod gerealiseerd in de samenwerking tussen de

drie ZMLK-scholen in Utrecht, verenigd onder de naam U3. Voor deze ZMOLK-ers worden in de

nabije toekomst 28 leerplaatsen ingericht.

6.3 Cluster 3 LZ/LG/MG

Het aanbod voor LZ/LG/MG-leerlingen is in het SO behoorlijk dekkend; slechts 5% gaat naar een

school buiten de regio. In het VSO is het aanbod redelijk dekkend: 13% gaat naar een school buiten

de regio. Voorzieningen zijn er alleen in Utrecht stad; het aanbod is dus niet gunstig gespreid. Het

gevolg is dat er door veel leerlingen met een fysieke beperking over relatief grote afstanden wordt

gereisd.

Uit groepsgesprekken en individuele gesprekken met vertegenwoordigers van gemeenten,

samenwerkingsverbanden en het onderwijs van RMC-regio 19 kwam niet direct naar voren dat deze

groep extra aandacht behoeft. Mogelijk valt er binnen sommige subregio’s meer te bereiken met LGF

of een andere vorm van financiering binnen het reguliere onderwijs dan nu het geval is.

Voor de leerlingen in de basisschoolleeftijd zien we een groot verschil tussen de subregio’s.

Met name in Utrecht stad is het aandeel LGF-leerlingen klein (23%); in de andere subregio’s is dit

ongeveer vijftig procent. Onder leerlingen in de VO-leeftijd is het aandeel LGF juist klein in de

subregio Zuidoost.

Er is volgens gesprekspartners relatief veel mogelijk met LGF, daar valt extra resultaat te behalen in

die zin dat leerlingen binnen het reguliere onderwijs behouden blijven. Te denken valt dan aan

Page 48: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 49

speciale ‘ziekenhuiskamers’ binnen een schoolgebouw of onderwijs door middel van ‘video-

conferencing’. Er is immers nog steeds een behoorlijk grote groep leerlingen die vanuit de bestaande

situatie op een behoorlijke reisafstand van het onderwijs zit.

6.4 Cluster 4 ZMOK VO/VSO: integratie in regulier onderwijs en uitbreiding VSO-voorzieningen

De omvang van de groep ZMOK-leerlingen neemt aanzienlijk toe met de leeftijd van de leerlingen. In

de PO-leeftijd zijn er 199 leerlingen op ZMOK-scholen, in de VO-leeftijd 504 leerlingen. Veel van deze

leerlingen vertonen sterk externaliserend oppositioneel gedrag.

Het aanbod in RMC-regio 19 is voor deze groep leerlingen onvoldoende dekkend. Van de leerlingen

op een SO-school gaan er 33 (28%) naar een school buiten de regio, van de leerlingen op het VSO

zelfs 206 (41%)! Alleen al vanwege de omvang van deze groep is het van groot belang om te zoeken

naar alternatieve oplossingen.

Bij het zoeken naar mogelijke oplossingen zal moeten worden gekeken naar:

1) mogelijkheden om de deelname van deze leerlingen aan het reguliere onderwijs te bevorderen

als dit op grond van hun onderwijs- en ondersteuningsbehoefte haalbaar lijkt;

2) uitbreiding van VSO-voorzieningen die beter passen bij de ondersteuningsbehoeften van de

ZMOK-leerlingen. Hierbij werken we twee scenario’s uit: één voor een VSO-ZMOK-voorziening

met aanbod havo/vwo (1a), één voor een nieuwe voorziening VSO-ZMOK onderbouw

vmbo/havo/vwo (1b).

Door het uitwerken van oplossingen te concentreren op het voortgezet onderwijs, willen we niet de

indruk wekken dat daar pas de problemen beginnen. De scenario’s passen binnen de context van het

streven naar een passend aanbod voor alle ZMOK-leerlingen, vanaf het PO/SO.

Een effectieve aanpak kan al beginnen op de kleuterleeftijd. Een voorbeeld is ondersteuning gericht

op het gezin, bij de aanpak van problematisch gedrag van kinderen. Samenwerking tussen onderwijs

en jeugdzorg is hierbij essentieel. Hiertoe zijn bijvoorbeeld programma’s ontwikkeld door Trajectum.

Dergelijke programma’s zijn er zowel voor kinderen op het reguliere onderwijs als voor SO-leerlingen.

1) Integratie in het reguliere onderwijs

In de subregio’s met cluster 4-voorzieningen wordt minder gebruik gemaakt van LGF dan in de andere

subregio’s. Dat wijst er op dat het wellicht mogelijk is om meer leerlingen regulier onderwijs te bieden

met een arrangement.16 Dit zou bijvoorbeeld kunnen in de vorm van trajectklassen17.

2) VSO-voorzieningen voor ZMOK-leerlingen

Niet voor alle ZMOK-leerlingen is het haalbaar om tot aan het examen in het regulier onderwijs te

blijven. Voor deze leerlingen is er behoefte aan een goede VSO-voorziening binnen de RMC-regio.

Er gaan ten minste 46 ZMOK-leerlingen naar een VSO-voorziening buiten de regio met een aanbod

havo/vwo (De Tinne en Altra College). Daarnaast biedt Beukenrode in Doorn (regio Zuidoost) havo tot

en met het derde leerjaar. Verder is het onduidelijk waar ZMOK-leerlingen met een capaciteit op het

16

Anders dan bij de categorieën cluster 3-leerlingen (ZMLK en LZ/LG/MG) kan niet exact worden vastgesteld hoe het huidige gebruik van LGF is binnen de verschillende subregio’s. ZMOK is namelijk geen aparte indicatie. We weten daardoor niet hoe groot de verschillen zijn tussen subregio’s.

17 Een trajectklas is een verbrede voorziening binnen het regulier voortgezet onderwijs. De trajectklas is een integraal

onderdeel van het voortgezet onderwijs. De leerlingen volgen de reguliere lessen, maar op bepaalde momenten, zoals het begin van de dag en de pauzes, zijn ze als trajectklas bij elkaar. Binnen de trajectklas wordt expertise vanuit het VSO benut. Een VSO-docent participeert mee in reguliere lessen, waar leerlingen van de trajectklas aan deelnemen. Hij helpt de docent van het VO met de begeleiding van de leerling(en). Gezamenlijk bespreken de VSO- en de VO-docenten de voortgang van de leerlingen. Hier kunnen ook andere professionals bij betrokken worden, zoals een psycholoog of maatschappelijk werker.

Page 49: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

50 Oberon

niveau havo of hoger zich bevinden. Dagbestedingstrajecten richten zich meer op niveau vmbo PrO,

maar mogelijk zitten daar ook kinderen met ZMOK-kenmerken die havo of hoger aan zouden kunnen.

Afstromers maken hier naar verwachting ook gebruik van, evenals op OPDC Utrecht en in Rebound of

Op de Rails trajecten. Ook zal een deel van de groep mogelijk thuis zitten. De totale omvang van de

doelgroep ZMOK havo/vwo schatten we op 117 leerlingen. De groep ZMOK vmbo-leerlingen is

aanmerkelijk groter. We schatten deze op 385. Een verantwoording van deze schatting is opgenomen

in bijlage 5.

Mogelijke scenario’s voor uitbreiding/nieuwe VSO-ZMOK-voorzieningen

Momenteel bestaat er binnen de VSO cluster 4-voorzieningen in de RMC-regio 19 een zeer beperkt

onderwijsaanbod op het niveau havo/vwo. Alleen Beukenrode in Doorn biedt havo-onderwijs aan in de

eerste drie leerjaren. In de regio Zuidoost bezint men zich op dit moment op een uitbreiding van het

onderwijsaanbod naar de hogere niveaus. De C.P. van Leersumschool, Beukenrode en de Berg en

Boschschool zijn in verregaande samenwerking en hebben deze lacune in het onderwijsaanbod

geagendeerd. We beschrijven hier twee alternatieve oplossingsrichtingen waarbij de ZMOK-doelgroep

met een havo/vwo niveau binnen het speciaal onderwijs bediend wordt.

Scenario 1a: Een eerste alternatief vloeit voort uit de samenwerking die in Zuidoost al gaande is en

behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod van één van de cluster 4-voorzieningen. Het is van

belang dat daarbij ook expertise vanuit het regulier onderwijs wordt betrokken van docenten die

werkzaam zijn op havo en vwo. Een breder alternatief is om alle andere VSO/ZMOK scholen uit te

breiden met een vmbo/havo aanbod in de onderbouw.

Scenario 1b: Een tweede alternatief is het verwezenlijken van een nieuwe voorziening voor speciaal

onderwijs met een aanbod voor onderbouw havo/vmbo. Een argument voor dit scenario is dat dit

aanbod de grootste groep VSO-leerlingen betreft. Bovendien kan onderwijs in de onderbouw er deels

op gericht zijn om vaardigheden aan te leren die succesvolle doorstroom in de reguliere bovenbouw

bevordert.

Consequenties voor de (sub)regio(s):

Gunstiger gespreid: Het is afhankelijk van de locatie van de voorziening welke leerlingen hier het

meeste voordeel van hebben. Dit zijn de leerlingen uit Zuidoost als het een uitbreiding van een

bestaande voorziening betreft vanuit de samenwerking tussen drie bestaande voorzieningen. Het

zijn leerlingen uit Utrecht West of Zuid als daar een nieuwe locatie wordt gevestigd;

Beter dekkend: leerlingen die nu naar een voorziening buiten de regio gaan, kunnen binnen de

regio terecht;

Beter passend: voor leerlingen die momenteel in het VSO op een te laag niveau zitten, is dit een

beter passend alternatief.;

Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad (en in mindere mate voor

Zuidoost) betekent dit mogelijk een terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend

aanbod, zullen leerlingen die anders in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen

nu uitwijken naar een VSO voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau.

Financiële consequenties scenario 1a: uitbreiding VSO ZMOK havo/vwo18

Het aantal leerlingen in het VSO binnen de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in

een bestaande voorziening moet deze worden uitgebreid. De huisvestingskosten hiervan bedragen

ongeveer € 2 miljoen.

Als meer VO leerlingen in het VSO worden opgevangen kan er voor een enkeling aanspraak op

leerlingenvervoer ontstaan, namelijk als hij/zij niet zelfstandig kan reizen (handicap). In principe vervalt

18

De financiële consequenties zijn gebaseerd op de berekeningen in bijlage 5.

Page 50: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 51

echter onder Passend Onderwijs de aanspraak op leerlingenvervoer voor zelfstandig reizende VSO

leerlingen. Deze regeling zal voor gemeenten leiden tot verschuivingen in vervoerskosten.

Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV

meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen de kosten voor het SWV toe. Uitgaande van 63

leerlingen betreft dat een bedrag van ongeveer € 570.000. De overige 46 zijn en blijven in het VSO,

alleen op een iets thuisnabijere school, dit beïnvloedt de kosten voor de SWV gezamenlijk niet.

Financiële consequenties scenario 1b: nieuwe voorziening VSO ZMOK onderbouw

vmbo/havo/vwo

Het aantal leerlingen in het VSO in de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in een

nieuw te bouwen voorziening kost dit ongeveer € 2,8 miljoen.

Onder de nieuwe regeling vervoerskosten beperkt de aanspraak op tegemoetkoming zich tot enkele

gehandicapte VSO leerlingen die niet zelfstandig kunnen reizen. Zij vallen wel direct in de dure

categorie van aangepast vervoer (ca. € 2.500 per leerling per jaar). Per saldo besparen de gemeenten

vervoerskosten, maar dit staat los van het gekozen scenario.

Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV

meebetaalt aan leerlingen in het VSO, nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Dit betreft

de 31 leerlingen die van regulier VO verhuizen naar de nieuwe VSO ZMOK voorziening (zie voor

onderbouwing bijlage 5). Hiermee is een bedrag van ongeveer € 280.000 gemoeid.

6.5 Cluster 4 ASS (LZK) PO/SO: Meer leerlingen van SO naar sbao en/of regulier bao

Het aanbod voor ASS-leerlingen, die veelal naar scholen voor LZK gaan, is binnen RMC-regio 19

goed dekkend. Er gaan vrijwel geen leerlingen naar LZK-scholen buiten de regio. Het aanbod is

echter niet goed gespreid. Ongeveer de helft van de leerlingen (48%) gaat naar een school buiten de

eigen subregio. Gezien de jonge leeftijd van de kinderen is dit niet wenselijk. Bovendien gaat het om

een grote groep leerlingen. Er gaan 425 leerlingen in de RMC-regio 19 met een cluster 4-indicatie

naar het SO voor LZK. Daarom dient gezocht te worden naar mogelijkheden voor meer thuisnabij

onderwijs.

Naast de leerlingen die op een cluster 4-school voor LZK zitten, verblijven er 298 leerlingen met een

cluster 4-indicatie met LGF in het reguliere primair onderwijs, vooral in de subregio’s Utrecht West en

Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze leerlingen ASS-leerlingen met

internaliserend gedrag zijn. We schatten dit aantal op 233.19

Dit betekent dat de totale doelgroep ASS-leerlingen in het PO bestaat uit naar schatting 658

leerlingen.

Mogelijke scenario’s voor de integratie van ASS-leerlingen in het primair onderwijs

Van de totale doelgroep ASS met internaliserend gedrag zit vermoedelijk al een groot aantal

leerlingen in het regulier onderwijs. De vraag is dan of dit een passende plek is of dat het beter kan.

Voor deze groep leerlingen is het belangrijk dat ze in een klassikale, niet al te prikkelende omgeving

les krijgen. Ook is het van belang dat ze een duidelijke structuur krijgen aangeboden. De ene school

voor primair onderwijs heeft hier momenteel betere middelen voor of is hier beter op ingericht dan de

andere school. Belangrijke overwegingen zijn of iedere school de mogelijkheid moet bieden om ASS-

leerlingen te onderwijzen of dat een aantal scholen zich hier (nog beter) op toelegt. In de

expertbijeenkomst is aangegeven dat deze leerlingen beter over verschillende klassen verspreid

kunnen worden dan dat je ze in een groep samen zet in een aangepast lokaal (zogenaamde ‘auti-

klasjes’).

19

Voor de onderbouwing van deze schatting, zie bijlage 5.

Page 51: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

52 Oberon

Scenario 2a: Een bepaalde groep ASS-leerlingen die zich momenteel in het SO bevindt kan in het

Sbao worden opgevangen. Het betreft dan onder andere de groep leerlingen met een hoog IQ. Een

combinatie met de huidige Leonardo-klassen is hier een optie.

Scenario 2b: Een grote groep leerlingen wordt momenteel met leerlingengebonden financiering al

opgevangen in het reguliere basisonderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in

gebruik van LGF voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat

er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied.

Consequenties voor de (sub)regio(s):

Gunstiger gespreid: afhankelijk van de richting die wordt gekozen, kan het zijn dat een aantal PO-

scholen zich meer gaat toeleggen op de groep ASS dan nu het geval is. Dit heeft als mogelijke

consequentie dat de ASS-leerlingen, die nu met een rugzak verspreid over alle PO-scholen zijn,

zich meer gaan concentreren op een paar scholen in de regio. De spreiding van voorzieningen

wordt dan minder gunstig;

Beter passend: door specialisering van een aantal PO-scholen, zal het onderwijs voor deze

doelgroep beter passend zijn dan dat nu het geval is;

Cluster 4-leerlingen met een rugzak zijn scheef verdeeld over de verschillende subregio’s. Met

name Utrecht stad en Zuidoost maken relatief weinig gebruik van de mogelijkheid om leerlingen

met een rugzak in het reguliere onderwijs te behouden. Een specialisatie van enkele PO-scholen

op dit gebied kan betekenen dat meer leerlingen van (V)SO-instellingen uit deze twee subregio’s

overgaan naar het reguliere primair onderwijs.

Financiële consequenties scenario 2a: meer ASS-leerlingen naar het Sbao (en Bao)

Er gaan 122 leerlingen minder naar het SO. Zij gaan naar SBao (45) en Bao (77). Het aantal SBaO

leerlingen stijgt met 45. Hierdoor is op vier SBaO scholen uitbreiding van huisvesting noodzakelijk. De

kosten worden geraamd op ongeveer € 743.000. Voor de huisvesting van 77 extra

basisschoolleerlingen zijn vijf uitbreidingen noodzakelijk, namelijk 2 in subregio Utrecht en 3 in

subregio Zuidoost. Dit vergt ruim € 896.000 aan investeringen in huisvesting.

Voor 122 leerlingen uit SO verdwijnt de aanspraak op tegemoetkoming leerlingenvervoer. Voor

maximaal 45 SBaO leerlingen extra ontstaat die aanspraak, maar tegen een lager tarief. Per saldo

levert dat de gemeenten een jaarlijks voordeel van bijna € 90.000 op; dat is na 15 jaar ongeveer € 1,3

miljoen. Voor de 77 leerlingen die naar het basisonderwijs gaan vervalt de aanspraak op

leerlingenvervoer.

De SWV bespaart ruim € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging.

Afhankelijk van de huidige situatie en het deelnamepercentage aan het SBaO moet het SWV mee

gaan betalen aan de leerlingen op het SBaO. De maximale kosten hiervan lijken ongeveer € 80.000 te

bedragen, omdat in Utrecht stad het deelnamepercentage thans onder de 2% ligt.

Financiële consequenties scenario 2b: meer ASS-leerlingen naar het Bao

Het aantal basisschoolleerlingen stijgt met 114 verspreid over vele basisscholen. Het effect hiervan op

de ruimtebehoefte is dermate gering dat dit niet gekwantificeerd is.

De kosten voor het leerlingenvervoer dalen, omdat het vervoer van leerlingen naar basisscholen niet

bekostigd wordt en voorheen naar het SO wel. Het kostenvoordeel voor de gemeenten bedraagt op

jaarbasis ongeveer € 114.000, gerekend over een periode van 15 jaar is dat een besparing van € 1,7

miljoen.

Het SWV bespaart bijna € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging.

Aangenomen mag worden dat hier extra bekostiging van basisscholen tegenover staat, omdat het

leerlingen betreft die extra ondersteuning behoeven. In welke mate dat aan de orde zal zijn is thans

niet te beoordelen.

Page 52: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 53

6.6 Cluster 4 ASS (LZK) VO/VSO Meer leerlingen in het reguliere VO en/of uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo

Net als in het SO is in het VSO het aanbod voor ASS-leerlingen binnen RMC-regio 19 goed dekkend.

Dat wil zeggen: er gaan slechts enkele leerlingen naar LZK-scholen buiten de regio. De VSO-

instellingen binnen de regio bieden echter niet of nauwelijks de mogelijkheid om een havo- of vwo-

diploma te behalen. Verder is het aanbod is echter niet goed gespreid. De helft van de leerlingen

(51%) gaat naar een school buiten de eigen subregio. Net als in het PO gaat het om een grote groep,

namelijk 419 leerlingen. Tenslotte verblijven er veel leerlingen met een cluster 4-indicatie met een

leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs (416), vooral in de subregio’s Utrecht West

en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze leerlingen met een LGF ASS-leerlingen

met internaliserend gedrag zijn; dit baseren we op interviews met reguliere VO-scholen met veel LGF-

leerlingen.

Omschrijving doelgroep

De ASS-leerlingen met een bovengemiddelde intelligentie verkeren in een vergelijkbare positie als

ZMOK-leerlingen met voldoende capaciteiten voor havo/vwo (zie paragraaf 4.4). Veel van deze

leerlingen zitten nu op het regulier voortgezet onderwijs met LGF, naar schatting zijn dit 260

leerlingen. We schatten het totale aantal ASS-leerlingen met capaciteiten voor havo/vwo op 294.20

Voor deze leerlingen zoeken we – als dat op grond van onderwijs- en ondersteuningsbehoefte

haalbaar lijkt – een oplossing binnen het regulier onderwijs. Voor de leerlingen voor wie dit niet

haalbaar is, kan worden gedacht aan een VSO-voorziening met havo/vwo.

Mogelijke scenario’s voor een passend aanbod voor ASS-leerlingen in de VO-leeftijd

Scenario 3a: Een grote groep leerlingen volgt momenteel met leerlingengebonden financiering al

onderwijs in het reguliere voortgezet onderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in

gebruik van LGF voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat

er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied.

Scenario 3b: Ook als een groot deel van deze leerlingen met ondersteuning regulier onderwijs volgt,

zal er altijd een groep leerlingen met een stoornis op het autismespectrum blijven bestaan voor wie

reguliere onderwijs met ondersteuning niet passend is.. Zij kunnen voor onderwijs op het niveau van

havo alleen terecht op de Berg en Boschschool en voor vwo kunnen zij niet binnen de RMC-regio 19

terecht. Voor deze groep is een vergelijkbare oplossing mogelijk als ook voor de ZMOK havo/vwo

leerlingen is voorgesteld. Deze vloeit voort uit de samenwerking tussen de Berg en Boschschool, de

C.P. van Leersumschool en Beukenrode en behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod van de

Berg en Boschschool.

Consequenties voor de (sub)regio(s):

Gunstiger gespreid: Scenario 3b betreft een uitbreiding van één voorziening. Deze is per definitie

niet te spreiden. De leerlingen uit Zuidoost of Zuid hebben het meeste voordeel van een

uitbreiding van Berg en Bosch. Scenario 3a voorziet in een gunstigere spreiding van het aanbod

waarvan LZK-leerlingen gebruik kunnen maken;

Beter passend: voor ASS-havo/vwo leerlingen in scenario 4b die momenteel in het VSO op een te

laag niveau zitten, is dit een beter passend alternatief. Door specialisering van een aantal VO-

scholen in scenario 3a, zal het onderwijs voor de totale doelgroep ASS beter passend zijn dan dat

nu het geval is;

20

Voor de onderbouwing van deze schatting, zie bijlage 5.

Page 53: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

54 Oberon

Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad betekent dit mogelijk een

terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend aanbod, zullen leerlingen die anders

in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen nu uitwijken naar een VSO

voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau of naar het reguliere voortgezet

onderwijs.

Financiële consequenties scenario 3a: meer ASS-leerlingen naar regulier VO

137 leerlingen die nu het VSO bezoeken gaan in dit scenario in het vervolg naar het regulier

voortgezet onderwijs. Indien dit op vier scholen gebeurt, neemt de ruimtebehoefte toe. De kosten

hiervan bedragen dan ongeveer € 1,65 miljoen.

Het scenario heeft geen effect op de kosten voor leerlingenvervoer. Gemeenten gaan kosten

besparen omdat onder de nieuwe regelgeving voor VO en VSO leerlingen geen aanspraak bestaat als

zij zelfstandig kunnen reizen.

Omdat leerlingen in het VSO gedeeltelijk door het SWV bekostigd worden, dalen de kosten voor het

SWV voor wat betreft VSO lesplaatsen. Uitgaande van ongeveer 136 leerlingen is hier een bedrag

van ongeveer € 1,2 miljoen mee gemoeid. Er zal echter wel aanvullende ondersteuning nodig zijn, wat

ook aanvullende kosten met zich meebrengt.

Financiële consequenties scenario 3b: uitbreiding VSO havo/vwo

Het aantal leerlingen in het VSO neemt met 53 toe. Dit gebeurt in een bestaande voorziening. De

extra huisvestingskosten hiervan bedragen ongeveer € 1 miljoen.

Door de nieuwe regeling vervoerskosten ontstaan geen nieuwe aanspraken voor deze 53 leerlingen.

Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV

meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Uitgaande

van 53 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 0,5 miljoen mee gemoeid.

6.7 Leerlingen met meervoudige problematiek

Voor jongeren met meervoudige problematiek (‘overbelaste jongeren’) is er een gedifferentieerd

aanbod: tussenvoorzieningen en dagbestedingstrajecten in de regio, waaronder OPDC Utrecht.

Het probleem is niet zozeer dat er onvoldoende aanbod is; de leerlingen blijven vrijwel allemaal

binnen de regio. Vraag is eerder of het aanbod niet te gefragmenteerd is.

Zo verschilt de inrichting van de Rebound-voorzieningen tussen de subregio’s. In Utrecht is deze

verbonden aan het OPDC, in Utrecht West aan de drie VO-locaties, in Zuidoost aan twee VSO-

locaties en in Zuid staat deze op zichzelf. In Zuidoost stromen er meer leerlingen vanuit de Rebound

door naar het VSO dan in de overige regio’s; men vermoedt dat dit komt door de lokale plaatsing van

de Reboundvoorziening. Waar de Rebound is gehuisvest in een reguliere VO-school, stromen er ook

meer leerlingen terug naar het VO. Te overwegen valt daarom om Rebound en VSO van elkaar los te

koppelen. Een andere suggestie die is gedaan is om de verschillende Rebounds in de regio terug te

brengen tot één Rebound in Utrecht stad.

Hoe de dagbestedingstrajecten in de toekomst vorm zullen krijgen is nog onzeker. De huidige

voorzieningen zullen niet meer worden gesubsidieerd. Bij een nieuwe invulling is stroomlijning van het

aanbod een belangrijk aandachtspunt. Daarbij is het wenselijk dat de trajecten onder een

gemeenschappelijke regie vallen.

Stroomlijning is ook wenselijk voor arbeidsmarktgerichte trajecten. Daarvan zijn er nu verschillende en

sommige van deze voorzieningen hebben niet voldoende volume. Ook hier is dus bundeling van het

aanbod en regie gewenst.

Page 54: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 55

7 Conclusies en aanbevelingen

In het vorige hoofdstuk hebben we een aantal oplossingsrichtingen beschreven voor groepen

leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte, waarbij enkele scenario’s zijn uitgewerkt en financieel

doorgerekend. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten van passend onderwijs gehanteerd: het

aanbod voor leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften moet dekkend zijn, voldoende

gespreid, passend bij de behoeften van leerlingen en betaalbaar.

In dit slothoofdstuk trekken we conclusies over passend onderwijs voor leerlingen binnen cluster 3

(paragraaf 7.1) en leerlingen binnen cluster 4 (paragraaf 7.2 en 7.3).

Ten slotte formuleren we aanbevelingen voor de toekomst van passend onderwijs in RMC-regio 19

(paragraaf 7.4). Voor een deel hebben deze aanbevelingen betrekking op de keuze voor scenario’s,

voor een deel op de verdere verkenning van de mogelijkheden.

7.1 Passend onderwijs voor leerlingen in cluster 3

ZMLK

Vooral voor kinderen in de basisschoolleeftijd is het niet wenselijk dat ze dagelijks ver moeten reizen.

Dat geldt nu wel voor een aanzienlijk aantal leerlingen met een cluster 3 ZMLK indicatie: 40 gaan

buiten de RMC-regio naar school; 137 buiten de eigen subregio.

Het streven zou erop gericht moeten zijn om meer leerlingen in het regulier onderwijs op te vangen,

en dan liever geïntegreerd dan in een aparte ZMLK-klas. Daarbij is ondersteuning vanuit het speciaal

onderwijs wenselijk. Voor deze groep leerlingen is namelijk specifieke expertise vereist. Integratie in

de onderbouw van het basisonderwijs wordt het meest kansrijk geacht. Vanaf groep 4 biedt het SO

doorgaans het meest passende onderwijs.

Het SO kan zich dan meer concentreren op leerlingen met zwaardere problematiek, zoals leerlingen

met een zeer laag IQ.

Ook voor de ZMLK-leerlingen in de VO-leeftijd is het huidige aanbod niet voldoende dekkend; 52

leerlingen gaan naar een VSO-school buiten de RMC-regio; 166 ZMLK-leerlingen gaan naar een

school in een andere subregio. Het is de vraag of het streven naar meer integratie in het regulier

onderwijs kansrijk is.

Speciale aandacht is gewenst voor leerlingen met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel, de

zogenaamde ZMOLK groep, die naast een lage intelligentie ernstige gedragsproblemen hebben. Voor

deze groep biedt een cluster 3-voorziening het meest passende aanbod.

LZ/LG/MG

Het aanbod voor LZ/LG/MG-leerlingen is in het SO goed dekkend op het niveau van de totale RMC-

regio, maar daarbinnen niet gespreid: voorzieningen zijn er alleen in Utrecht stad. Daardoor moet er

door veel leerlingen met een fysieke beperking veel worden gereisd.

Mogelijk valt er binnen sommige subregio’s meer te bereiken met LGF of een andere vorm van

financiering binnen het reguliere onderwijs dan nu het geval is. Te denken valt dan aan speciale

‘ziekenhuiskamers’ binnen een schoolgebouw of onderwijs door middel van ‘video-conferencing’.

Page 55: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

56 Oberon

7.2 Passend onderwijs in cluster 4: uitbreiding van voorzieningen voor VSO in RMC-regio 19

Enkele van de beschreven scenario’s voor cluster 4-leerlingen zijn erop gericht het huidige aanbod

aan voorzieningen binnen de RMC-regio uit te breiden. Daarbij kan het zowel gaan om nieuwe

voorzieningen als om uitbreiding van bestaande voorzieningen. Dit geldt voor de volgende scenario’s:

1a) Cluster 4-ZMOK: Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo voor

ZMOK-leerlingen;

1b) Cluster 4-ZMOK: Een nieuwe voorziening VSO ZMOK met aanbod onderbouw vmbo/havo;

3b) Cluster 4-ASS (LZK) VO: Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo

voor ASS-leerlingen.

We bespreken deze scenario’s aan de hand van de uitgangspunten van passend onderwijs.

Beter dekkend

De winst van deze scenario’s is dat ze een duidelijk oplossing bieden voor lacunes in het huidige

aanbod. Het aanbod binnen de regio wordt hierdoor beter dekkend. Bij de scenario’s 1a en 1b zou

een aanbod gecreëerd worden voor ongeveer 100 leerlingen, bij scenario 3b voor ongeveer 50

leerlingen. Bij de scenario’s 1a en 1b is de uitbreiding van het aanbod grotendeels bedoeld voor

leerlingen die nu naar een school gaan buiten de RMC-regio, in totaal ongeveer 200 leerlingen. Dat

deze leerlingen aangewezen zijn op scholen buiten de regio wordt beschouwd als een onwenselijke

situatie. Binnen de RMC-regio zou er voldoende aanbod moeten zijn voor alle ondersteunings-

behoeften.

Overigens is een beter dekkend aanbod niet altijd hetzelfde als een meer thuisnabij aanbod.

Bijvoorbeeld: voor leerlingen die in Zeist wonen is Amersfoort (buiten de regio) ongeveer net zo

dichtbij als Utrecht (binnen de regio).

Gunstiger gespreid

Voor de spreiding van het aanbod bieden sommige van deze scenario’s een oplossing, andere niet.

Waar de voorzieningen beter gespreid zijn, is het onderwijs over het algemeen ook thuisnabijer.

Bij scenario 1a komt er uitbreiding van het havo/vwo-aanbod voor ZMOK-leerlingen. Dat is winst

omdat een dergelijke voorziening tot nu toe ontbreekt binnen de regio, maar één voorziening is per

definitie niet goed gespreid over de regio. Daarvoor is het nodig dat er meerdere voorzieningen zijn.

Hetzelfde geldt voor scenario 3b, uitbreiding van VSO-voorziening met havo/vwo-afdeling voor ASS-

leerlingen.

Scenario 1b levert wel een bijdrage aan de spreiding van het aanbod. Aan de VSO-cluster 4-scholen

binnen de RMC-regio wordt er één toegevoegd in een subregio zonder een dergelijk aanbod. Het

betreft een school voor een specifieke doelgroep, namelijk externaliserende ZMOK-leerlingen. Van

deze school zal naar verwachting ook gebruik gemaakt worden door leerlingen vanuit andere

subregio’s.

Beter passend

In principe dragen alle scenario’s bij aan een passend aanbod. Leerlingen gaan naar een

gespecialiseerde VSO-school, waar voldoende expertise beschikbaar is om hen de juiste

ondersteuning te bieden. Daarbij dient wel de vraag gesteld te worden of het voor de leerlingen

wenselijker is dat ze naar een speciale voorziening gaan dan naar een reguliere school. Uit interviews

in het kader van dit onderzoek zijn gehouden, blijkt dat reguliere VO-scholen aparte voorzieningen

wenselijk vinden, vooral voor ZMOK-leerlingen. Voor ASS-leerlingen kan regulier onderwijs ook

passend zijn.

Page 56: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 57

In het algemeen geldt, dat de passendheid van een scenario niet eenvoudig op voorhand te

beoordelen is. Of er in de praktijk een kwalitatief goed aanbod wordt gerealiseerd, is van tal van

factoren afhankelijk, die niet allemaal in de beschrijving van het scenario zijn opgenomen. Daarom

moeten we terughoudendheid zijn met stellige uitspraken over hoe passend het aanbod binnen een

scenario is.

Betaalbaar

Als het gaat om betaalbaarheid zijn de genoemde scenario’s geen verbetering ten opzichte van de

huidige situatie. Elk van deze scenario’s leidt tot een verhoging van de kosten. Er moet ruimte worden

gecreëerd voor een groot aantal leerlingen; dit betekent nieuwbouw of uitbreiding van bestaande

voorzieningen. De kosten voor leerlingenvervoer zullen hoogstwaarschijnlijk dalen. Dit is geen

consequentie van het scenario, maar van de nieuwe regeling vervoerskosten. De grootste kostenpost

wordt gevormd door de personele kosten, doordat in deze scenario’s meer gebruik gemaakt wordt van

leraren speciaal onderwijs dan in de huidige situatie, met name op de hogere niveaus.

7.3 Passend onderwijs in cluster 4: bevorderen van deelname aan het reguliere onderwijs

De overige scenario’s voor cluster 4-leerlingen zijn erop gericht om leerlingen met een indicatie zoveel

mogelijk te laten deelnemen aan het reguliere onderwijs. Dit geldt voor de volgende scenario’s:

2a) Cluster 4 ASS (LZK) PO: meer leerlingen van so naar bao en sbao;

2b) Cluster 4 ASS (LZK) PO: meer leerlingen in regulier bao;

3a) Cluster 4 ASS (LZK) VO: meer leerlingen in regulier vo.

Ook deze scenario’s bespreken we aan de hand van de uitgangspunten van passend onderwijs.

Beter dekkend

Deze drie scenario’s zijn gericht op ASS-leerlingen die al binnen de regio naar school gaan. Zij zitten

nu op een school voor (V)SO, cluster 4, en krijgen een plaats in het regulier onderwijs. Aan het

dekkend maken van het aanbod leveren deze scenario’s dus geen bijdrage.

Gunstiger gespreid

Elk scenario dat bedoeld is om meer leerlingen in het regulier onderwijs te onderwijzen, draagt bij aan

een betere spreiding van voorzieningen voor leerlingen met speciale ondersteuningsbehoeften.

(Tenminste wanneer bij spreiding van voorzieningen niet uitsluitend wordt gedacht aan scholen voor

(V)SO.) Het streven is om leerlingen op te vangen binnen hun eigen subregio.

Beter passend

Voor een specifieke groep ASS-leerlingen geldt dat onderwijs in een aparte voorziening niet als ideaal

wordt gezien. Voor hen is het vaak ook goed mogelijk om les te krijgen binnen een reguliere setting.

Een combinatie met andere cluster 4-leerlingen op een (V)SO-school is volgens velen onwenselijk.

Voorwaarde daarbij is dat het aantal ASS-leerlingen op een reguliere school per klas niet te groot mag

zijn, anders komt volgens de reguliere scholen de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar. Op grond

hiervan kunnen we stellen dat deze scenario’s voor ASS-leerlingen beter passend zijn dan de huidige

situatie.

We maken bij deze uitspraak hetzelfde voorbehoud als in de vorige paragraaf. Of een scenario

passend is, hangt af van allerlei factoren. Een cruciale factor bij deze scenario’s is de kwaliteit van de

ondersteuning die vanuit (V)SO-scholen wordt geboden aan het reguliere onderwijs.

Page 57: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

58 Oberon

Betaalbaar

Scenario’s waarbij meer leerlingen naar het regulier onderwijs gaan, lijken de de voorkeur te

verdienen vanuit het oogpunt van betaalbaarheid.

Bij scenario 2b voor het primair onderwijs zijn er bovendien weinig/geen extra kosten voor huisvesting,

aangezien het aantal leerlingen per reguliere school beperkt blijft. Bij scenario 2a, waar leerlingen

naar Sbao-scholen gaan, zijn er wel extra kosten voor huisvesting. Ook het VO-scenario (3a) brengt

aanzienlijke kosten met zich mee op het gebied van huisvesting.

Wat betreft de personele kosten: bij al deze scenario’s is het samenwerkingsverband voordeliger uit.

Voor elke leerling die naar het regulier onderwijs gaat in plaats van het (V)SO, hoeft het

samenwerkingsverband geen ondersteuningsbekostiging te betalen. Dit levert grote besparingen op,

jaarlijks ca. € 1 miljoen. Er moet echter wel worden geïnvesteerd in extra ondersteuning van het

reguliere onderwijs. Deze kosten zullen naar verwachting minder hoog zijn dan wanneer een speciale

lesplaats wordt gefinancierd, maar kunnen niettemin aanzienlijk zijn. Hier moet terdege rekening mee

worden gehouden.

7.4 Op weg naar een passend onderwijsaanbod

Om te komen tot een betere match tussen vraag en aanbod zal voor verschillende groepen leerlingen

een alternatief voor de bestaande situatie worden bepaald.

In de vorige hoofdstukken hebben we de mogelijkheden op hoofdlijnen verkend. Op basis daarvan

kan een koers worden uitgezet, maar verdere onderbouwing van de te maken keuzes is van belang.

We bespreken drie stappen die ondersteunend zijn aan het proces van besluitvorming.

1. Bespreken van oplossingsrichtingen: investeren in (V)SO-voorzieningen en/of meer

opvang in regulier onderwijs

Cluster 3

Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat het streven naar meer

integratie voorop. Integratie van jonge ZMLK-leerlingen in het reguliere onderwijs (onderbouw

basisonderwijs) en voor LZ/LG/MG-leerlingen bijvoorbeeld door middel van ‘ziekenhuiskamers’ of

‘video-conferencing’. Daarnaast is speciale aandacht gewenst voor leerlingen met een disharmonisch

ontwikkelingsprofiel binnen het SO.

Voor cluster 3 is wel voorgesteld om te investeren in arrangementen voor ondersteuning binnen het

regulier onderwijs, maar niet om te investeren in nieuwe voorzieningen. Er is dus geen sprake van

een afweging tussen verschillende oplossingsrichtingen: meer integratie in regulier onderwijs versus

meer SO/VSO-lesplaatsen.

Cluster 4

Bij de oplossingen voor cluster 4-leerlingen is dat wel een belangrijke afweging. In de vorige paragraaf

concludeerden we dat over het algemeen de scenario’s, waarbij (V)SO-voorzieningen worden

uitgebreid of gecreëerd, het meest kostbaar zijn. Daar staan echter andere voordelen tegenover, die

deze scenario’s toch wenselijk maken.

De keuze voor scenario’s zal niet alleen per doelgroep gemaakt moeten worden, er dient gekeken te

worden naar het totale onderwijsaanbod, naar de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van

leerlingen en naar het ondersteuningsaanbod . Gezien het kostenaspect lijkt het praktisch namelijk

niet haalbaar om voor meer dan één groep leerlingen een scenario te realiseren waarbij (V)SO-

voorzieningen worden uitgebreid of gebouwd. Verder geldt dat bij de doorrekening is uitgegaan van

ideaaltypische scenario’s. In werkelijkheid zijn tussenvarianten en combinaties mogelijk van

verschillende scenario’s.

Page 58: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 59

Ten slotte is het van belang rekening te houden met andere groepen leerlingen, die in de scenario’s

niet zijn genoemd. We noemen hieronder enkele overwegingen per groep leerlingen.

ZMOK-leerlingen

Over het algemeen wordt vooral voor ZMOK-leerlingen de noodzaak van aparte voorzieningen

gevoeld. Het wordt wenselijk gevonden om leerlingen zoveel mogelijk een plaats te geven binnen het

reguliere onderwijs, maar men ziet weinig mogelijkheden om meer van deze leerlingen daar onderwijs

te bieden. Een uitzondering is het praktijkonderwijs, waar al vormen van samenwerking tussen PrO en

VSO gaande zijn. Dit betekent voor de overige ZMOK groepen (vmbo –havo/vwo) dat vooral de

scenario’s 1a en 1b serieus overwogen dienen te worden. We adviseren om samen met de betrokken

partners de voor- en nadelen van beide scenario’s af te wegen en verder te verkennen wat de

mogelijkheden zijn. Een combinatie van beide scenario’s of een uitbreiding van een bestaande VSO

als dependance in één van de subregio’s kunnen in deze verkenning worden meegenomen

ASS-leerlingen

Voor de ASS-leerlingen in het primair onderwijs zijn twee scenario’s uitgewerkt. Beide bieden

voornamelijk voordelen ten opzichte van de huidige situatie. Het aanbod wordt beter dekkend,

gunstiger gespreid en beter betaalbaar. Argumenten met betrekking tot de passendheid van het

aanbod kunnen hier doorslaggevend zijn.

Voor een deel van de ASS-leerlingen in het voortgezet onderwijs is regulier onderwijs met

ondersteuning haalbaar. Dit past bij het streven van passend onderwijs en lijkt in financieel opzicht

gunstiger, hoewel de kosten van extra ondersteuning ook aanzienlijk kunnen zijn. De vraag is: voor

welke leerlingen is dit mogelijk en welke leerlingen zijn beter thuis op een VSO-voorziening? Voor de

laatste groep geldt het alternatieve scenario: uitbreiding van het huidige VSO met een havo/vwo-

afdeling.

Het verdient aanbeveling om te streven naar een combinatie van ondersteuning van leerlingen in het

regulier onderwijs met een aanbod op hoger niveau in het VSO voor leerlingen voor wie het regulier

onderwijs niet haalbaar is. Een dergelijke combinatie scoort hoog op passendheid van het aanbod.

Overige leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften

Niet voor alle groepen leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte zijn oplossingsrichtingen

benoemd of scenario’s ontworpen, omdat dit de reikwijdte van het onderzoek zou overstijgen. Dit wil

niet zeggen dat voor de overige groepen niet naar verbetering van het aanbod dient te worden

gestreefd. Dit zijn leerlingen met meervoudige problematiek en leerlingen op het grensvlak tussen

onderwijs en jeugdzorg. Ook voor deze groepen geldt dat meer of andersoortige arrangementen nodig

zijn om passend onderwijs te kunnen bieden.

Een groot deel van deze jongeren gaat naar OPDC Utrecht. Het OPDC functioneert naar

tevredenheid, maar heeft als beperking dat er geen aanbod is voor havo/vwo. Andere jongeren zijn

aangewezen op dagbestedingstrajecten. Vanuit de gemeente (Werk en Inkomen) wordt aandacht

besteed aan een nieuwe invulling van dagbestedingstrajecten. Arbeidsmarktgerichte trajecten zijn met

name bedoeld voor jongeren tussen PrO en VSO. Het aanbod is versnipperd en de toekomst van

sommige trajecten onzeker.

Ten slotte zijn er nog leerplichtige jongeren die tijdelijk niet naar school gaan en ook nog geen

alternatief traject volgen, de thuiszitters. Voor deze jongeren moet zo snel mogelijk een plan worden

gemaakt dat aansluit bij hun ondersteuningsbehoeften . De redenen voor het thuiszitten zijn zeer

divers en komen voor een deel voort uit een complexe ondersteuningsbehoefte.

Ook de oplossingen voor deze groepen leerlingen dienen een plaats te krijgen binnen het totale

aanbod binnen de regio.

Page 59: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

60 Oberon

2. Verkenning haalbaarheid

Bij de beschrijving van de oplossingsrichtingen en scenario’s is al opgemerkt dat deze vragen om een

verdere praktische uitwerking. Daarvoor is in de eerste plaats een verkenning gewenst van het

draagvlak voor scenario’s waar de voorkeur naar uitgaat.

Een voorbeeld. Bij de scenario’s 2a en 2b worden meer ASS-leerlingen opgevangen in het reguliere

primair onderwijs (Bao en Sbao). In de praktijk zal blijken dat (speciale) basisscholen verschillen in

hun ondersteuningsprofiel en in de mogelijkheden die ze hebben om geïndiceerde leerlingen

onderwijs te geven. De visie van de betreffende samenwerkingsverbanden is hierbij van belang.

Hetzelfde geldt voor integratie van cluster 3-leerlingen in het basisonderwijs. De mogelijkheden

daartoe zullen moeten onderzocht.

Onderzoek naar de haalbaarheid kan ertoe leiden dat een oplossingsrichting of scenario wordt

aangepast. Als een scenario haalbaar is bij sommige scholen of binnen een deel van de RMC-regio,

kan ervoor gekozen worden om het in eerste instantie gedeeltelijk in te voeren. Ook een gedeeltelijke

invoering kan leiden tot een betere match tussen ondersteuningsbehoefte en aanbod. Tegelijkertijd

kan een succesvolle voorbeeldrol andere voorzieningen over de streep trekken.

3. Uitwerking aangepaste oplossingsrichtingen

Op basis van de verkenning van de haalbaarheid kunnen de oplossingen verder worden uitgewerkt.

Zo concreet mogelijk met specificering van:

De te bereiken groep leerlingen: omschrijving van de doelgroep, te verwachten omvang, scholen

waar deze leerlingen nu naar toegaan.

De eisen aan scholen/voorzieningen die de doelgroep in de toekomst zal opvangen. Om welke

scholen gaat het, hoeveel leerlingen kunnen zij opvangen; welk arrangement is daar eventueel

voor nodig en welke extra ondersteuning? Gegevens over de kwaliteit van de scholen zijn bij

deze afweging zeer relevant, aangezien passend onderwijs staat of valt met kwalitatief goed

onderwijs.

Gevolgen voor scholen die in de toekomst minder of andere leerlingen hebben met

ondersteuningsbehoeften; dit geldt met name voor (V)SO-scholen, zowel binnen als buiten de

RMC-regio.

4. Nadere verkenning financiële consequenties

Op basis van de uitwerking van de aangepaste oplossingen kan een meer gedetailleerde uitwerking

plaatsvinden van de financiële consequenties. De financiële doorrekening in deze rapportage was op

hoofdlijnen, en dan alleen voor de cluster 4-scenario’s. Wanneer besloten wordt om met een bepaalde

oplossing of scenario verder te gaan, is de volgende stap om de consequenties daarvan meer

gedetailleerd door te rekenen. Dit geldt zowel voor de oplossingen binnen cluster 3 als cluster 4.

Daarbij wordt aandacht besteed aan consequenties op zowel de korte als de langere termijn. Het

resultaat van deze nadere verkenning is een raming van de kosten per jaar over een periode van

tenminste 15 jaar. Daarbij worden de kosten per subregio gespecificeerd.

Page 60: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 61

Bijlage 1 Opdracht en opzet van het onderzoek

De opdracht

De opdrachtgever heeft een uitvoerige beschrijving van de opdracht opgesteld; we geven deze

hieronder puntsgewijs weer. Het regionale onderzoek naar speciale onderwijsvoorzieningen bestaat

uit de volgende onderdelen:

Kwantitatief beeld van het onderwijsaanbod − Op grond van de actuele kengetallen over

leerlingenaantallen en leerlingenstromen wordt een regionale kaart opgesteld van het aanbod aan

SO, VSO en tussenvoorzieningen in de RMC-regio (en de subregio’s van de

samenwerkingsverbanden daarbinnen).

Kwalitatieve analyse van het onderwijsaanbod − Inventarisatie van lacunes, krapte en

overaanbod; hierbij wordt het aanbod betrokken voor een aantal specifieke groepen leerlingen

(leerlingen die in aanraking dreigen te komen met criminele milieus, met gedragsproblematiek in

combinatie met laag IQ (zmolk-ers), leerlingen met hoge cognitieve ontwikkeling in combinatie met

psychiatrische problematiek, waaronder autisme).

Verbetering aanbod − Inventarisatie van mogelijkheden voor een beter dekkend, gunstiger

gespreid en beter passend aanbod in de regio; zowel budgettair neutrale opties, met

thuisnabijheid als één van de uitgangspunten, als opties waarbij extra dient te worden

geïnvesteerd. Inventarisatie van noodzakelijke investeringen.

Scenario’s − Uitwerken van scenario’s voor oplossingen, op basis van de inventarisatie;

aanbrengen van een rangorde hierin.

Financiële analyse − Doorrekenen van scenario’s op consequenties voor huisvesting en

leerlingenvervoer.

Stappenplan − Aanbevelingen voor een stappenplan om een dekkend aanbod in de RMC-regio te

realiseren.

Opzet van het onderzoek

Het onderzoek bestaat uit een inventariserend deel, op basis van de huidige praktijk en een analyse

gericht op de toekomst. Daartussen is er een belangrijk beslismoment: de keuze van enkele

toekomstscenario’s. Het onderzoekstraject bestaat uit zes stappen:

Stap 1: Opstellen regionale kaart en kwantitatieve beschrijving huidige aanbod – In de eerste fase

van het onderzoek wordt geïnventariseerd wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot het

onderwijsaanbod.

Stap 2: Kwalitatieve analyses van het huidige aanbod – Naast een beschrijvend onderzoek bestaat de

eerste fase ook uit een analyse van de situatie en een verkenning van mogelijkheden tot verbetering.

Stap 3: Uitwerken van scenario’s – Op basis van de eerste twee stappen, de kwantitatieve

beschrijving en kwalitatieve analyse, worden enkele scenario’s vastgesteld, die in de tweede fase van

het onderzoek worden uitgewerkt.

Stap 4: Keuze scenario’s voor financiële doorrekening – Een groep van experts beoordeelt en ordent

de scenario’s en selecteert de meest wenselijke en haalbare.

Stap 5: Financiële doorrekening – De geselecteerde scenario’s worden doorgerekend op financiële

consequenties, voor onder andere leerlingenvervoer en huisvesting.

Stap 6: Rapportage – Van het hele onderzoek, van inventarisatie tot financiële doorrekening, wordt

verslag gedaan in een integrale rapportage, inclusief adviezen voor het realiseren van de

voorgestelde verbeteringen.

Page 61: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat
Page 62: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 63

Bijlage 2 Lijst van geïnterviewden

Deelnemers groepsgesprekken

Utrecht stad

Klaas Hiemstra Samenwerkingsverband Utrecht PO2601 Harriët Smit Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Corine Bont Gemeente Utrecht Hannie Ter Braak De Pels (cluster 4) Marlies Middeldorp PCOU (bestuur) Ronald van Leeuwen Auris College (cluster 2) Rijk Vlaanderen Pouwer (praktijkschool) Kees Brouwer OPDC Utrecht Ed van der Hooft Luc Stevensschool (Sbao)

Utrecht Zuidoost Hans de Bruin Samenwerkingsverband Zuidoost PO2603 Frans Jordaan Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Kees de Bruin Beukenrode (cluster 4) Willemijn Kop Meerklank (cluster 3)

Utrecht West Jasper Puttenstein Samenwerkingsverband West PO2604 Tjeerd Talsma Samenwerkingsverband West VO2604 Alide de Leeuw Samenwerkingsverband West VO2604 Marnix Wiersma Fritz Redlschool (cluster 4) Astrid Lotte Rafaelschool (cluster 3) Pien van Gendt Rafaelschool (cluster 3) Henriette Dijkstra Kleine Prins / Reactys (cluster 3) Utrecht Zuid

Gonnie Boerma Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Loetie de Vries Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Paul Reusch Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Jos de Jong Samenwerkingsverband Zuid VO2605 Niek Mertens De Pels (cluster 4) Jenneke van der Wal Prinses Wilhelminaschool (cluster 3) Jaap Kant Prinses Wilhelminaschool (cluster 3) Individueel geïnterviewden Carlo Hover Samenwerkingsverband Zuidoost PO2603 en VO2603 Marten Schaafsma Regionaal Expertise Centrum ' t Gooi Utrecht West Veluwe Pim Spijker Herderscheeschool (cluster 3) Brandt Brandsema CP v. Leersum / Berg en Boschschool (cluster 3) Kees Brouwer OPDC Utrecht Tessa Quakernaat OPDC Utrecht Telefonische interviews zorgcoördinatoren LGF Kitty de Nijs Scholengemeenschap Maarsbergen Dianne Spruijt Wellantcollege loc. Houten Corine Lancel St. Bonifatiuscollege

Page 63: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

64 Oberon

Deelnemers Expertbijeenkomst

Klaas Hiemstra Samenwerkingsverband Utrecht PO2601 Ank Jeurissen Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Harriët Smit Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Janneke Pronk Samenwerkingsverband Utrecht rk/ab WSNS Jan Ravenhorst Samenwerkingsverband West PO2604 Joep Holtackers Samenwerkingsverband West PO2604 Nico Rosenbaum Samenwerkingsverband West VO2604 Harry Emmerzaal Samenwerkingsverband Zuidoost VO2603 Loetie de Vries Samenwerkingsverband Zuid PO2605 Jos de Jong Samenwerkingsverband Zuid VO2605 Hella Kuipers gemeente Utrecht Corine Bont gemeente Utrecht Christian de Jongh gemeente Woerden Priscilla Dijkhuizen gemeente Nieuwegein Astrid Lotte Rafaëlschool (cluster 3) Corine Lancel St. Bonifatiuscollege (VO) Ed van der Hooft Luc Stevensschool (Sbao) Rijk Vlaanderen (ovb) Pouwer (PrO)

Begeleidingscommissie

Klaas Hiemstra Samenwerkingsverband Utrecht PO2601 Janneke Pronk Samenwerkingsverband Utrecht rk/ab WSNS Harriët Smit Samenwerkingsverband Utrecht VO2601 Jan Ravenhorst Samenwerkingsverband West PO2604 Jos de Jong Samenwerkingsverband Zuid VO2605 Corine Bont gemeente Utrecht

Page 64: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 65

Bijlage 3 Voorzieningen voor regulier en speciaal onderwijs in RMC-regio 19

In deze bijlage geven we eerst een overzicht van de voorzieningen (V)SO voor leerlingen met een

indicatie voor cluster 3 of cluster 4. Vervolgens geven we een overzicht van overige

(tussen)voorzieningen waar leerlingen terecht kunnen die niet voor cluster 3- of cluster 4-onderwijs

geïndiceerd zijn, maar die niet meekomen in het reguliere onderwijs.

Binnen cluster 3- en cluster 4-leerlingen zijn verschillende doelgroepen te onderscheiden. Voor deze

doelgroepen zijn er verschillende scholen, voor:

Cluster 3:

Zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK)

Langdurig zieke kinderen/somatisch (LZ)

Lichamelijk gehandicapte kinderen (LG)

Meervoudig gehandicapte kinderen (MG)

Cluster 4

Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK)

Langdurig zieke kinderen/psychiatrisch (LZK)

Kinderen in pedologische instituten (PI)

Kinderen in gesloten jeugdinrichtingen (Justitie en Jeugdzorg)

Zowel cluster 3- als cluster 4-voorzieningen zijn vertegenwoordigd in RMC-regio 19, met daarbinnen

weer een aanbod voor verschillende doelgroepen. De voorzieningen zijn niet evenredig verdeeld over

de vier subregio’s. De voorzieningen zijn geconcentreerd in de subregio’s Utrecht stad en Zuidoost. In

Utrecht zijn er voorzieningen voor zowel cluster 3 als cluster 4. In de subregio Zuidoost zijn er veel

cluster 4-voorzieningen te vinden, die van oudsher in bos of parkachtig gebied staan. De subregio

Zuid (Nieuwegein e.o.) kent één voorziening cluster 4. De regio Utrecht West (Woerden e.o.) heeft

geen voorzieningen voor cluster 3 of cluster 4.

Wanneer er verder in detail wordt ingegaan op de doelgroepen zijn er nog meer uitsplitsingen te

maken. Zo is een belangrijk onderscheid bijvoorbeeld of een jeugdige internaliserend of

externaliserend gedrag vertoont, een stoornis heeft op het autisme spectrum (ASS) en welk IQ de

jeugdige heeft. De meeste voorzieningen hebben een aanbod voor een combinatie van doelgroepen

binnen een specifiek cluster.

In dit hoofdstuk geven we een typering van de voorzieningen voor cluster 3 en cluster 4 en

beschrijven we voor welke doelgroepen deze in het bijzonder een aanbod hebben.

Vervolgens geven we een overzicht van tussenvoorzieningen en arrangementen.

Voorzieningen Cluster 3

Zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK)

Rafaëlschool, Prinses Wilhelminaschool en Herderscheeschool (Utrecht stad)

De Rafaëlschool (r.k.), de Prinses Wilhelminaschool (p.c.) en de Herderscheeschool (openbaar)

bieden SO- en VSO-onderwijs aan leerlingen met een verstandelijke beperking (IQ lager dan 70).

Naast deze verstandelijke beperking kunnen leerlingen van deze scholen een stoornis in het autistisch

Page 65: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

66 Oberon

spectrum hebben of andere stoornissen of syndromen zoals het downsyndroom, epilepsie, ADHD,

een hechtingsstoornis, MCDD, ODD of andere internaliserende of externaliserende

gedragsproblemen.

In het VSO gaan de drie Utrechtse ZML-scholen samenwerken onder de naam U3. Daarvoor wordt

een nieuwe locatie geopend in de wijk Kanaleneiland (Utrecht zuid-west).

Doel van de samenwerking is onder meer: beter aansluiten op de onderwijs- en

ondersteuningsbehoefte en arbeidsmogelijkheden van elke individuele leerling, meer mogelijkheden

bieden om passend onderwijs vorm te geven, ruime variatie bieden in het onderwijsaanbod.

Meerklank (Utrecht Zuidoost)

De Meerklank is een openbare school voor ZMLK/MG, met vestigingen voor SO en VSO in Zeist en

Bosch en Duin. Ook De Meerklank heeft een regionale functie. Meerklank profileert zich als

‘ondernemende school’. Binnen- en buitenschools leren worden met elkaar verbonden.

Langdurig ziek-somatisch (LZ), lichamelijk gehandicapt (LG), meervoudig gehandicapt

(MG)

In Utrecht zijn er twee scholen binnen Stichting De Kleine Prins, die onderwijs verzorgen voor cluster

3-leerlingen LZ/LG/MG: de Ariane de Ranitz en Utrechtse Buitenschool De Schans.

Ariane de Ranitz (Utrecht stad)

Mytylschool Ariane de Ranitz is voor leerlingen met een lichamelijke en/of een meervoudige handicap

of langdurig zieke leerlingen in de leeftijd van 4 tot 20 jaar (LG/MG). Kinderen tot ongeveer 13 jaar

bezoeken de SO-afdeling. Leerlingen van 12 tot ongeveer 20 jaar bezoeken de VSO-afdeling.

Utrechtse buitenschool De Schans (Utrecht stad)

De Utrechtse Buitenschool De Schans is een regionale SO-school voor speciaal onderwijs aan

langdurig zieke kinderen (LZ).

Hieronder volgt een overzicht van de leerlingenaantallen op de cluster 3-scholen.

Tabel 2.1 Cluster 3-voorzieningen in RMC-regio 19, aantallen leerlingen*

Cluster 3-voorzieningen SO-leerlingen VSO-leerlingen Totaal

ZMLK

Herderschee (U3) 56 82 138

Rafaël (U3) 115 116 231

Pr. Wilhelmina (U3) 99 132 231

Meerklank 65 93 158

Totaal ZMLK 335 423 758

LZ/LG/MG

Ariane de Ranitz (LG/MG) 175 165 340

Utr. Buitenschool

De Schans (LZ)

76 76

Totaal LZ/LG/MG 251 165 416

Totaal 586 588 1.174

* Bron: DUO, oktober 2011; Alle leerlingen op deze instellingen, zowel binnen RMC-regio 19 als daarbuiten.

Page 66: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 67

Op de voorzieningen voor cluster 3-leerlingen zitten in totaal bijna 1200 leerlingen, evenveel SO- als

VSO-leerlingen. De scholen voor ZMLK tellen meer VSO- dan SO-leerlingen; bij de scholen voor

lichamelijk gehandicapte kinderen is dat andersom21.

In onderstaand figuur is op de kaart van de RMC-regio 19 aangegeven waar de verschillende locaties

van cluster 3-voorzieningen zich bevinden. Het valt direct op dat het overgrote deel in Utrecht stad

gelokaliseerd is. Slechts één cluster 3-voorziening ZMLK staat in Utrecht Zuidoost en er is geen

enkele voorziening voor cluster 3-geïndiceerde kinderen ZMLK of LG/MG/LZ in Utrecht Zuid of Utrecht

West. Dit betekent dat kinderen die vanuit de laatste twee subregio’s gebruik maken van een cluster

3-voorziening altijd te maken hebben met een reisafstand.

21

De Schans voor langdurig zieke kinderen (LZ) heeft geen VSO afdeling, dit drukt automatisch het totaal aantal LZ leerlingen in het VSO.

Page 67: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

68 Oberon

Figuur 3.1 Cluster 3 voorzieningen in de RMC-regio 19 ( ZMLK; ● LZ/LG/MG)

Page 68: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 69

Voorzieningen Cluster 4

Binnen cluster 4-leerlingen wordt onderscheid gemaakt tussen ZMOK-leerlingen en LZK-leerlingen.

Een ander veel gemaakt onderscheid is leerlingen met externaliserend of internaliserend gedrag. Dit

onderscheid is relevant omdat deze twee typen leerlingen om een verschillend aanbod vragen en over

het algemeen niet goed bij elkaar passen binnen één onderwijssetting.

Voor externaliserend of internaliserend gedrag zijn er geen aparte indicaties; op leerlingenniveau is

daarom niet uit de gegevens van DUO te herleiden tot welke categorie een leerling behoort. Op

schoolniveau is wel iets bekend: sommige scholen richten zich op leerlingen met externaliserend

gedrag, andere op leerlingen met internaliserend gedrag; bij weer andere scholen bestaat de

leerlingenpopulatie uit een mix van beide.

Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK)

De Pels (Utrecht stad)

De Pels is een ZMOK-school met drie locaties voor SO (waaronder één voor kleuters van 4-7 jaar),

twee VSO-locaties en een dienst ambulante begeleiding (AB).

De Pels biedt onderwijs en begeleiding aan kleuters met een Bureau Jeugdzorg-indicatie en kinderen

met een Cluster 4-indicatie. Daaronder vallen kinderen met verschillende gedrags- en

aandachtsproblemen: ADHD, ODD, ASS-problematiek, hechtingsproblematiek, sociaal-emotionele

problemen en leerproblemen. Gemeenschappelijk is dat de leerlingen externaliserend gedrag

vertonen. De Pels biedt in het VSO onderwijs op het niveau vmbo-bb tot en met vmbo-tl.

Beukenrode (Utrecht Zuidoost)

Beukenrode-Onderwijs (r.k.) is een VSO-school voor cluster 4-leerlingen (ZMOK) in Doorn. Het

streven van Beukenrode is leerlingen een diploma te laten behalen of op z’n minst via een praktische

arbeidsmarktgerichte opleiding een plek te laten verwerven in de maatschappij. Beukenrode biedt

vmbo-bb en vmbo-tl onderwijs en havo tot en met het derde leerjaar.

SSVO school De Sprong (Utrecht Zuidoost)

De Sprong is een openbare VSO-school voor ZMOK met locaties in Zeist en Maarsbergen. Eén van

de locaties is speciaal bedoeld voor meisjes die behandeld worden door een gespecialiseerde

gesloten jeugdzorgplus-instelling. Ook verzorgt De Sprong het onderwijs aan jongeren in de JJI De

Heuvelrug en JeugdzorgPlus-instelling De Lindenhorst. De Sprong richt zich op leerlingen met

externaliserend gedrag. Het aanbod van De Sprong omvat vmbo-bb,-kb en -tl en mbo niveau 1.

Langdurig zieke kinderen met psychiatrische problemen (LZK)

Professor Fritz Redlschool (Utrecht/Zuidoost)

De Fritz Redlschool heeft zes locaties voor zowel SO als VSO. In de regio Utrecht stad is een

SO/VSO en een VSO-locatie. In de regio Utrecht Zuidoost zijn er twee VSO-locaties (Zeist en Den

Dolder) en één SO/VSO-locatie (Zeist) en er is nog een SO locatie buiten de regio RMC 19 (Soest).

De Fritz Redlschool is verbonden aan het UMC en Altrecht GGZ en biedt onderwijs aan jeugdigen met

zowel internaliserend als externaliserend gedrag. Doelgroepen zijn onder meer jeugdigen met ASS,

met eetstoornissen, jeugdigen uit multi-problemgezinnen, met een psychiatrische stoornis en

jeugdigen in forensische jeugdpsychiatrie. Het VSO aanbod op de Fritz Redlschool reikt van vmbo tot

vwo, afhankelijk van het niveau van de aanleverende school van het kind.

Page 69: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

70 Oberon

Berg en Boschschool (Zuidoost en Zuid)

De Berg en Boschschool heeft een locatie in de subregio Utrecht Zuidoost (Bilthoven) en in de

subregio Zuid (Houten) en heeft een SO en VSO afdeling. De Berg en Boschschool richt zich op

autistische leerlingen (ASS) met internaliserend gedrag. De locatie in Houten bestaat pas sinds kort

(geopend augustus 2011). De Berg en Boschschool biedt zijn leerlingen onderwijs op het niveau van

vmbo-bb,-kb en-tl en heeft daarnaast een kleine bovenbouw havo (vanaf leerjaar 3).

Dr. C.P. van Leersumschool (Utrecht Zuidoost)

De C.P. van Leersumschool is een SO-school, gespecialiseerd in onderwijs aan ASS-leerlingen. De

school heeft vestigingen in Zeist, Veenendaal en Soesterberg. Daarnaast bezoeken ook leerlingen

met andere jeugdpsychiatrische problematiek de school. Binnen het onderwijs staat het werken aan

sociale competenties centraal.

Zonnehuisschool (Utrecht Zuidoost)

De Zonnehuisschool is een cluster 4-school, met een SO- en een VSO-afdeling. De leerlingen

kenmerken zich door zwakbegaafdheid (65<IQ<85), in combinatie met internaliserende psychiatrische

en sociale en emotionele problematiek. De school werkt op antroposofische grondslag. Vanaf 15 jaar

neemt de leerling deel aan de arbeidsgerichte leerweg (AGL).

Hieronder volgt een overzicht van de leerlingenaantallen op de cluster 4-scholen.

Tabel 2.2 Cluster 4-voorzieningen in RMC-regio 19, aantallen leerlingen*

Cluster 4-voorzieningen SO-leerlingen VSO-leerlingen Totaal

ZMOK

De Pels 89 145 234

Beukenrode 122 122

De Sprong 88 88

Totaal ZMOK 89 355 444

LZK

Fritz Redl Utrecht stad 37 25 62

Fritz Redl Zeist/Den Dolder 40 40

Berg en Bosch de Bilt 142 222 364

Berg en Bosch Houten 122 116 238

CP v Leersum 180 180

Zonnehuis 156 252 408

Totaal LZK 637 655 1.292

Totaal 726 1.010 1.736

* Bron: DUO, oktober 2011; Alle leerlingen op deze instellingen, zowel binnen RMC-regio 19 als daarbuiten.

Op de cluster 4-scholen zitten ruim 1700 kinderen; de meeste daarvan zitten op het VSO. Het zijn met

name de ZMOK-scholen die veel meer VSO-leerlingen hebben dan SO-leerlingen. De verhouding is

ongeveer 1:4. Beukenrode en De Sprong hebben alleen een VSO-afdeling.

Bij de LZK-scholen is het totale aantal SO- en VSO-leerlingen ongeveer even groot.

Op onderstaande regionale kaart staan de verschillende locaties van de cluster 4-voorzieningen

aangegeven. Het merendeel van deze voorzieningen concentreert zich in Utrecht Zuidoost. In Utrecht

stad en Utrecht Zuid staan er één of twee en in Utrecht West ontbreekt het aan voorzieningen (V)SO

voor cluster 4

Page 70: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 - eindrapportage 71

Figuur3. 2 Cluster 4 voorzieningen in de RMC-regio 19 ( ZMOK; ● LZK)

Page 71: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

72 Oberon

Overige voorzieningen

Naast de scholen voor (V)SO in cluster 3 en cluster 4 zijn er in de RMC-regio 19 aanvullende

voorzieningen voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften. We onderscheiden

tussenvoorzieningen (OPDC Utrecht, Rebound, Herstart en Op de Rails), dagbestedingstrajecten en

arbeidsgerichte trajecten.

Tussenvoorzieningen

OPDC Utrecht

OPDC Utrecht is een orthopedagogisch-didactisch centrum voor jongeren, die als gevolg van hun

problemen met school en/of op het persoonlijke vlak tijdelijk geen onderwijs volgen op een reguliere

VO-school. De leerlingenpopulatie behoort tot de zwaarste categorie binnen de zorg- en

uitvalproblematiek; de meeste leerlingen hebben te maken met één of meer vormen van hulpverlening

(remedial teaching, schoolmaatschappelijk werk, jeugdzorg). De leeftijd van de leerlingen loopt uiteen

van 12 tot 18 jaar. OPDC Utrecht heeft drie afdelingen:

Start it: deze leerlingen volgen het eerste of tweede leerjaar vmbo en komen veelal rechtstreeks

uit het primair onderwijs;

Link it: deze leerlingen zijn vastgelopen in het voortgezet onderwijs en volgen bij OPDC Utrecht

het derde leerjaar vmbo (kaderberoepsgerichte of theoretische leerweg);

Do it: de problematiek van deze leerlingen is divers; zij volgen een AKA-opleiding (Arbeidsmarkt

Gekwalificeerd Assistent).

Het grootste deel van de leerlingen die uitstromen, keert terug naar het regulier VO, MBO of werk

(81%). De overige leerlingen zijn naar een VSO-school vertrokken of hebben voortijdig het onderwijs

verlaten (Utrechtse School, 201122).

Rebound (waaronder Op de Rails)

Het doel van Rebound-voorzieningen is tijdelijke opvang van leerlingen uit het voortgezet onderwijs

met probleemgedrag, met als doel terugkeer naar de eigen school. Reboundvoorzieningen verzorgen

vaak ook ‘Op de Rails’ trajecten. Deze zijn bedoeld voor leerlingen waarbij de problematiek groter en

complexer is dan de problematiek van de Reboundleerling. Vrijwel alle samenwerkingsverbanden voor

VO/VSO in Nederland hebben één of meer reboundvoorzieningen. Het is de bedoeling dat leerlingen

maximaal 13 weken in een rebound-voorziening verblijven.

Utrecht stad/Vechtstreek − In de regio Utrecht stad/Vechtstreek is er binnen OPDC Utrecht een

‘schakelprogramma’ voor leerlingen die (tijdelijk) niet op de juiste plek in het onderwijs zitten. De

Rebound maakt daar deel van uit. Jaarlijks worden enkele tientallen leerlingen begeleid, waarvan de

meesten na gemiddeld 12 weken terugkeren naar de school van herkomst.

Utrecht Zuidoost – In de regio Zuidoost zijn er twee reboundvoorzieningen, beide zijn geïntegreerd in

een VSO cluster 4 school, te weten Beukenrode en De Sprong. De capaciteit van beide locaties is

maximaal 10 leerlingen met als streven een verblijf voor maximaal 13 weken. De meerderheid van de

leerlingen keert niet terug naar het regulier onderwijs, maar wordt verwezen naar een cluster 4 VSO-

school.

Utrecht West − In Utrecht West hebben de drie VO-scholen een eigen rebound-voorziening. Deze is in

principe bedoeld voor leerlingen van de eigen school, maar uitruil is mogelijk. Ongeveer tweederde

van de leerlingen op de Rebound in Utrecht West keert terug naar de eigen school.

22

Verantwoording opbrengsten Utrechtse school, schooljaar 2010-2011. (De Utrechtse school heet inmiddels OPDC Utrecht.)

Page 72: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 73

Utrecht Zuid − ‘Doorstart’ is de Rebound-voorziening van het Samenwerkingsverband VO in Zuid-

Utrecht. Bij Doorstart wordt samengewerkt met het REC 4-4 te Amersfoort en VSO-school “de

Sprong”. De aanpak is gericht op het werken aan probleemgedrag, onderzoek naar de oorzaken van

dit gedrag en het zelfstandig werken aan de leerstof van de school van herkomst.

Dagbesteding

The Mall

The Mall is een initiatief van Youth for Christ en biedt laagdrempelige activiteiten in de Utrechtse wijk

Zuilen zoals koken, techniek, voetbal, huiswerkbegeleiding en meidenclubs. Daarnaast loopt er een

project ‘coach’ dat zich richt op voortijdige schoolverlaters in Ondiep, een subwijk van Zuilen. Het biedt

dagbesteding in de vorm van werken in een keuken of een fietsenmakerij. Binnen het project wordt

samengewerkt met o.a. onderwijs, GG&GD, leerplicht, MEE Utrecht, welzijn en politie. Dit aanbod van

Youth for Christ wordt bekostigd vanuit Jeugd en veiligheid, maar wordt met ingang van 2012

afgebouwd.

Timon

Timon is een organisatie voor jeugdzorg en (jong)volwassenenzorg, o.a. werkzaam in de provincie

Utrecht. De missie van Timon is om jongeren, (jong)volwassenen en ouders te helpen bij problemen

met opvoeden en opgroeien. De hulpverlening is geïnspireerd vanuit een christelijke

levensovertuiging.

De hulp kan variëren van licht of kortdurend tot langdurige, intensieve vormen van ondersteuning,

begeleiding, training en behandeling. Daarbij wordt ook het gezin, de familie en het sociale netwerk

van de jongere ingeschakeld. Hulp kan zowel gericht zijn op het voorkomen van problemen als op het

bieden van nazorg om het effect van de behandeling te vergroten en te bestendigen.

Het aanbod in de regio Utrecht bestaat onder andere uit zorgprogramma’s voor jongeren met

meervoudige problemen en het gezin. Deze zijn gericht op drie subdoelgroepen:

a) Jongeren met problematisch middelengebruik en spijbelgedrag (jongeren die zich

bewegen richting de straatcultuur c.q. meer en meer op straat leven);

b) Schoolweigeraars (jongeren die met medeweten van ouders thuis op de bank zitten);

c) First offenders (jongeren die weinig weerbaar zijn en beïnvloedbaar, “meelopers”,

“afglijders”). Het programma Timon Focus biedt dagbesteding en werkt structureel samen met VSO

Beukenrode en met Centrum Maliebaan GGZ en Altrecht GGZ. Focus werkt outreachend naar het

onderwijs en met name naar Zorgadviesteams (ZAT) en Rebound voorzieningen.

Titan

Titan is een landelijke organisatie. De afdeling Utrecht opende in november 2005 haar deuren.

Utrechtse jongeren van 17 t/m 27 jaar krijgen hier intensieve training, begeleiding en coaching om ze

naar passende dagbesteding zoals werk of onderwijs toe te leiden. Jongeren melden zich zelf bij Titan

of zij worden doorverwezen via justitie, sociale zaken, maatschappelijke opvang of onderwijs. Ze

worden ondersteund op alle leefgebieden, zoals werk, leefsituatie, financiën en vrije tijd. Doel van de

aanpak is dat de jongeren na maximaal een jaar weer een baan vinden, vrijwilligerswerk doen of bezig

zijn met een opleiding. De kans op (verder) afglijden naar criminaliteit wordt hiermee kleiner.

Er worden bij Titan individuele en groepsactiviteiten aangeboden, gericht op werk. Dit zijn activiteiten

in bijvoorbeeld de hout- of metaalwerkplaats, de botenbouw, de beeld- en geluidwerkplaats of op een

zorgboerderij. Op deze manier kunnen zij binnen een veilige en eigen omgeving ontdekken waar ze

goed in zijn en welke talenten, kwaliteiten en interesses ze hebben. Maar ook komen zij er achter

waar ze (nog) niet goed in zijn. De gemeente Utrecht financiert Titan. De resultaten tot nu toe (Titan

201123):

23

Titan jaarverslag 2011

Page 73: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

74 Oberon

Van de 230 jongeren die tot nu toe door Titan zijn ondersteund, heeft 68% minimaal een half jaar

werk of volgt een opleiding. Dat is voor deze doelgroep een heel hoog percentage;

Slechts 6% van deze groep doet, al dan niet tijdelijk, weer een beroep op een uitkering;

Een kwart van het totaal aantal jongeren heeft meer hulpverlening nodig en 8 % van de jongeren

heeft de ondersteuning door Titan afgebroken.

Arbeidsgerichte leerwegen/dagarrangementen

In de regio zijn er enkele arbeidsgerichte leerwegen/dagarrangementen om te zorgen dat er minder

leerlingen thuis komen te zitten. De verwachting is dat in de toekomst de behoefte aan dergelijke

arrangementen zal toenemen. Voor het VO zijn er op dit moment een viertal initiatieven: Werkartaal,

De Utrechtse Rijwielfabriek (DURF), Werkschool en de ASA-garage.

Werkartaal

De bedrijfsschool van Stichting Werkartaal biedt sinds 1989 praktijkgerichte maatwerktrajecten aan in

de richting metaal-, elektro-, installatie-, hout, fietstechniek en keukenmontage. De deelnemers van

Werkartaal zijn werkloos, werkzoekenden en (dreigende) schooluitvallers. De kracht van de methodiek

van Werkartaal ligt in de ambachtelijke wijze van leren. De deelnemer doet na wat de praktijkopleider

heeft voorgedaan. Kijken en (na)doen zijn essentieel bij het leren van een technisch vak. De theorie

volgt hierbij de praktijk. Werkartaal bemiddelt de deelnemers naar technische bedrijven in de regio

Midden-Nederland. In 2010 volgden 106 deelnemers in de leeftijd van 16 tot 28 jaar een traject bij

Werkartaal.

De Utrechtse Rijwielfabriek

De Utrechtse Rijwielfabriek (DURF) biedt jongeren uit het VSO- en praktijkscholen de mogelijkheid om

in een bedrijfsmatig omgeving werknemersvaardigheden en vakbekwaamheid op te doen. De

jongeren stromen daarna door naar reguliere bedrijven met een diploma of certificaat en uitgerust met

praktijkervaring en vaardigheden.

Werkschool

De werkschool is een initiatief vanuit OCW en bestaat momenteel nog in de vorm van een pilot in

Utrecht. De Werkschool is bedoeld voor jongeren die via praktijkervaring en zorgvuldige begeleiding

aan de slag kunnen in een betaalde baan en heeft onder andere tot doel om Wajong te voorkomen.

Het betreft jongeren tussen de 16 – 21 jaar die als leerling staan ingeschreven bij het praktijkonderwijs

en het VSO. Het gaat om banen waarvoor in de praktijk aangeleerde (gecertificeerde) taken meer

tellen dan een diploma. Begeleiding vanuit de Werkschool wordt deels betaald vanuit het budget van

de school waar de leerling staat ingeschreven.

ASA-garage

Het ROC-ASA biedt een praktijkopleiding op mbo niveau 1 tot automonteur/garagemedewerker voor

jongeren die dreigen voortijdig hun school te verlaten. Daartoe heeft het ROC afspraken gemaakt met

vmbo scholen in de omgeving.

Onderwijstrajecten in residentiële voorzieningen en JJI’s en in jeugdpsychiatrie

De Heuvelrug

De Heuvelrug is een justitiële jeugdinrichting met momenteel één locatie: locatie Eikenstein aan de

rand van Zeist. Locatie Overberg op de Utrechtse Heuvelrug is per 1 januari 2012 buiten gebruik

gesteld.

Page 74: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 75

Locatie Eikenstein is een behandelinrichting voor strafrechtelijk geplaatste jongeren van 12 tot 24 jaar

met ernstige gedragsproblemen en/of delinquent gedrag (48 plaatsen). De jongeren worden hier

geplaatst door de kinderrechter. Zij worden verdacht van het plegen van een strafbaar feit of zijn

hiervoor veroordeeld. Het verblijf in Eikenstein is nodig om gerechtelijk vooronderzoek te kunnen doen

of om een opgelegde straf of maatregel uit te voeren.

De jongeren van Eikenstein gaan van maandag tot en met vrijdag naar school. De school voor

voortgezet speciaal onderwijs – een afdeling van VSO De Sprong – bevindt zich in het gebouw van

Eikenstein. Bij VSO De Sprong komen theorie en praktijk samen. Er zijn verschillende soorten

leerlijnen zoals algemeen vormend onderwijs (basisschool inclusief NT2, VMBO-tl, HAVO, VWO) en

beroepsopleidingen op VMBO niveau en MBO niveau 1-4 in alle sectoren.

De Lindenhorst

De Lindenhorst is een gespecialiseerde JeugdzorgPlus-instelling en biedt gesloten opvoeding en

behandeling aan ca. 50 meisjes, in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De problematiek van de meisjes is

ernstig, complex, langdurig en veelal gezinsgerelateerd, zodanig dat de rechter op advies van de

Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg optimale (= gesloten) bescherming en

veiligheid nodig acht.

De Lindenhorst biedt bescherming en stabilisatie in een crisissituatie. Er worden individuele trajecten

uitgezet, waarbij ernaar gestreefd wordt dat de meisjes zich stapsgewijs zich ‘buiten de hekken’ te

begeven naar school, stages en vrijetijdsbesteding.

In De Lindenhorst zijn 6 leefgroepen van elk 9 meisjes. Er zijn leefgroepen waarin het

behandelprogramma is aangepast aan het tempo en niveau van meisjes met een verstandelijke

beperking.

Het onderwijs in De Lindenhorst wordt gegeven door De Sprong, school voor voortgezet speciaal

onderwijs (VSO). Er is nauwe samenwerking en afstemming tussen behandeling en onderwijs in De

Lindenhorst.

Door een gevarieerd stage aanbod in de omgeving van- en in De Lindenhorst zelf kunnen meisjes de

nodige werkervaring opdoen.

Almata

Almata is ook JeugdzorgPlus-instelling heeft als missie om jongeren met ernstige gedragsproblemen te behandelen. Doel van de behandeling is het verminderen van probleemgedrag, het vergroten van competenties en het creëren van een realistisch toekomstperspectief. Sinds 1 februari 2009 biedt Almata gesloten jeugdzorg. Op de locatie in Den Dolder kunnen 120 jongens tussen de 12 en 18 jaar worden behandeld. Het betreft zowel licht verstandelijk beperkte als normaal begaafde jongeren. De locatie Ossendrecht heeft in totaal 82 behandelplaatsen. Voorheen was de locatie Den Dolder de justitiële jeugdinrichting Den Engh. De gesloten jeugdzorg wordt aangeboden op twee locaties, namelijk Den Dolder en Ossendrecht.

De Lindenhorst en Almata zijn in 2013 gefuseerd.

De Rading

De Rading biedt jeugdzorg in de provincie Utrecht. Cliënten zijn kinderen, jongeren én hun ouders.

Samen met hen wordt gezocht naar oplossingen voor de problemen die er zijn. Er wordt gekeken naar

waar het mis is gegaan en cliënten wordt geleerd problemen op een andere manier aan te pakken. De

Rading biedt ook consultatie, advies en ondersteuning aan bijvoorbeeld leerlingen van OPDC Utrecht.

Page 75: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat
Page 76: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 77

Bijlage 4 Toezichtsarrangementen Inspectie van het Onderwijs: (V)SO-scholen cluster 3 en cluster 4

SO cluster 3 Herderscheê Rafaël Wilhelmina Meerklank Ariana de Ranitz De Schans

Basistoezicht vanaf 9-2-2009 27-10-2008 12-3-2009 15-6-2009 15-6-2009

Zwak vanaf 23-3-2011

Zeer zwak vanaf

SO cluster 4 De Pels De Pels – de

optimist Fritz Redl

Van Leersum

(Zeist)24

Berg en Bosch

(incl MKD)25

Zonnehuis

26

Basistoezicht vanaf 9-7-2012 4-11-2008

Zwak vanaf 7-7-2010 15-6-2012 14-3-2011 7-6-2011

Zeer zwak vanaf

VSO cluster 3 Herderscheê Rafaël Wilhelmina Meerklank Ariana de Ranitz

Basistoezicht vanaf 9-2-2009 27-10-2008 12-3-2009 10-2-2009 15-6-2009

Zwak vanaf

Zeer zwak vanaf

VSO cluster 4 De Pels Beukenrode De Sprong27

Fritz Redl Fritz Redl LZK Berg en Bosch28

Zonnehuis29

Basistoezicht vanaf 9-7-2012 22-10-2008 24-9-2012

Zwak vanaf 15-6-2012 14-3-2011 7-6-2011

Zeer zwak vanaf 15-6-2012

24

De locaties Soesterberg en Veenendaal hebben een aangepast arrangement en zijn als zwak beoordeeld. Deze locaties vallen echter niet binnen de RMC-regio 19. 25

Het betreft beide locaties (Bilthoven en Houten) 26

Inclusief behandelcentra 27

Geldt voor de locaties Eikenstein en Lindenhorst 28

Idem voetnoot 20 29

Idem voetnoot 21

Page 77: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat
Page 78: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 79

Bijlage 5

Scenario’s voor doelgroepen met specifieke ondersteuningsbehoeften, input voor financiële doorrekening

Doelgroepen

Op basis van de kwantitatieve analyse, vier groepsgesprekken ingedeeld naar subregio en

aanvullende interviews komt er een duidelijk beeld naar voren van de doelgroepen die binnen het

Passend Onderwijs extra aandacht behoeven.

Per doelgroep is een korte omschrijving gegeven en is een probleemanalyse gemaakt op basis van de

kwalitatieve analyse (informatie uit de gesprekken) en de kwantitatieve analyse (analyse van

leerlingenstromen). Vervolgens zijn er scenario’s beschreven waarbinnen oplossingsrichtingen die in

gesprekken aan de orde zijn gekomen zijn opgenomen. Tenslotte is in een expertbijeenkomst bepaald

welke scenario’s de moeite waard lijken om financieel door te rekenen.

De volgende scenario’s worden doorgerekend:

1. Cluster 4 ZMOK niveau havo of hoger (leeftijd 12-18)

a) Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo

b) Een nieuwe voorziening vso zmok in bijvoorbeeld Nieuwegein met aanbod onderbouw

vmbo/havo

2. Cluster 4 ASS (LZK) primair onderwijs

a) Meer leerlingen van so naar sbao

b) Meer leerlingen in regulier bao

3. Cluster 4 ASS (LZK) voortgezet onderwijs

a) Meer leerlingen in regulier vo

b) Uitbreiding van een bestaande voorziening met aanbod havo/vwo

Scenario’s

De scenario’s moeten leiden tot een verbetering van de match tussen aanbod en onderwijsbehoeften

van leerlingen. Bij het beschrijven van de scenario’s en bij het beoordelen ervan gelden de volgende

uitgangspunten:

5. Beter dekkend – Voor alle leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften moet er een aanbod zijn.

In de huidige situatie maakt een deel van de leerlingen gebruik van voorzieningen buiten de regio.

Dit geldt met name voor Cluster 4-leerlingen met een indicatie voor VSO-ZMOK.

6. Gunstiger gespreid – De huidige voorzieningen zijn geconcentreerd in de subregio’s Utrecht

stad/Stichtse Vecht en Utrecht Zuidoost. De beide andere subregio’s hebben veel minder

voorzieningen. De thuisnabijheid van het onderzoek is er bij gebaat dat er voorzieningen goed

bereikbaar zijn voor leerlingen uit elk van de vier subregio’s.

7. Beter passend – Het aanbod moet niet alleen in kwantitatieve zin voldoende zijn, maar ook

voldoende kwaliteit bieden voor alle leerlingen en afgestemd zijn op hun specifieke behoeften.

8. Betaalbaar – De scenario’s zijn bij voorkeur budgettair-neutraal; ze geven zicht op noodzakelijke

investeringen en mogelijke kostenbesparingen.

Page 79: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

80 Oberon

Input voor scenario’s

De leerlingenaantallen in de tabellen zijn gedeeltelijk gebaseerd op onderbouwde schattingen, die telkens in een bijbehorende toelichting worden beschreven. Dit betekent dat het doorrekenen ook op basis van deze inschattingen van aantallen leerlingen zullen plaatsvinden.

Page 80: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 81

1 ZMOK VO

Scenario 1a: Uitbreiding VSO ZMOK havo/vwo Scenario 1b: Een nieuwe voorziening VSO ZMOK met aanbod onderbouw vmbo/havo/vwo

Omschrijving doelgroep Het betreft zeer moeilijk opvoedbare kinderen met sterk externaliserend oppositioneel gedrag,

waaronder leerlingen met de capaciteit havo of hoger.

Hoe groot is de zmok groep havo/vwo en waar bevinden ze zich? Er gaan ten minste 46 ZMOK leerlingen naar een VSO voorziening buiten de regio met een aanbod

havo/vwo (De Tinne en Altra College). Daarnaast biedt Beukenrode havo tot en met het derde

leerjaar. Verder is het onduidelijk waar ZMOK leerlingen met een capaciteit op het niveau havo of

hoger zich bevinden. Dagbestedingstrajecten richten zich meer op niveau vmbo PrO, maar mogelijk

zitten daar ook kinderen met ZMOK kenmerken die havo of hoger aan zouden kunnen. Met name van

de groep afstromers kan je verwachten dat ze hier terecht komen, evenals op het OPDC Utrecht en in

Rebound of Op de Rails trajecten. Ook zal een deel van de groep thuis zitten.

We hebben op de volgende manier een schatting van het aantal ZMOK havo/vwo leerlingen gemaakt:

Het percentage leerlingen dat buiten de regio op een voorziening zit waar een havo/vwo niveau wordt

aangeboden is ongeveer 9% van het totaal aantal leerlingen buiten de regio (46 van de 504 ZMOK

cluster 4 leerlingen). Van de leerlingen op Beukenrode zitten er momenteel 8 in de eerste drie

leerjaren van de havo. Deze hebben we aan de groep ZMOK havo/vwo toegekend. We weten dat er

momenteel leerlingen in het regulier onderwijs verblijven die vanwege gedragsproblemen dreigen af te

stromen naar een lager niveau. Als een voorzichtige schatting hebben we de helft van de 48

leerlingen genomen die na onderzoek in februari – mei 2012 van het Schakelloket een negatief advies

hebben gekregen over afstroom. Een negatief advies werd gegeven als er andere dan cognitieve

redenen zijn voor een aanvraag voor afstroom. We hebben daarbij verondersteld dat ongeveer de

helft te maken heeft met psycho-sociale problemen of thuisgerelateerde problematiek en de andere

helft met gedragsproblemen. Het is niet duidelijk of de onderzoeksgroep de totale populatie mogelijke

afstromers betreft.

Van het OPDC Utrecht hebben we de 29 leerlingen in het Link It programma als uitgangspunt

genomen. Dit zijn leerlingen die een hoger niveau vmbo aankunnen, maar vanwege

(gedrags)problemen op school tijdelijk op het OPDC zijn geplaatst. Ongeveer de helft van deze groep

(15) hebben we toegekend aan de groep ZMOK (gedragsproblematiek versus psycho-sociale

problematiek) en daar weer de helft van aan het niveau havo/vwo (7). Van de leerlingen die in een

Rebound traject zitten, hebben we vanuit dezelfde redenering de helft tot de groep zmok gerekend en

vervolgens 40% aan de havo/vwo doelgroep toegekend (23). Dat is ongeveer het aandeel dat landelijk

gezien op havo of vwo verblijft. Uit de groep in een dagbestedingstraject hebben we slechts één

leerlingen toegekend aan de ZMOK havo/vwo doelgroep. Tenslotte hebben we 8 thuiszitters na

analyse van de totale lijst thuiszitters toegekend aan de doelgroep ZMOK havo/vwo.

Page 81: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

82 Oberon

Schatting van de omvang zmok havo/vwo

Vindplaats Aantal vanuit

RMC19

Waarvan mogelijk

ZMOK havo/vwo

VSO VSO buiten de regio 206 46

Beukenrode 98 8

VO Regulier vo 45.096 24

OPDC Utrecht, Link It 29 7

Rebound/ Op de Rails 115 23

Dagbesteding Dagbesteding 40 1

Thuiszitters Thuizitters 151 8

Totaal 117

Hoe groot is de groep zmok vmbo en waar bevinden ze zich? Er gaan veel zmok leerlingen buiten de RMC-regio 19 naar school. Een deel daarvan is havo/vwo

niveau en een deel heeft het niveau PrO of lager. Van de overige 95 leerlingen nemen we aan dat ze

op vmbo niveau zitten. Vervolgens schrijven we alle leerlingen van de Pels en de Sprong en het

merendeel van de leerlingen van Beukenrode toe aan de doelgroep met niveau vmbo.

Schatting van de omvang zmok vmbo

Vindplaats Aantal vanuit

RMC19

Waarvan ZMOK

vmbo

VSO VSO buiten de regio 206 95

Beukenrode 98 90

De Sprong 64 64

De Pels 136 136

Totaal 385

Omschrijving scenario 1a en 1b Momenteel bestaat er binnen de VSO cluster 4 voorzieningen in de RMC-regio 19 een beperkt

onderwijsaanbod op het niveau havo/vwo. Alleen Beukenrode biedt havo-onderwijs in de eerste drie

leerjaren aan. In de regio Zuidoost bezint men zich op dit moment op een uitbreiding van het

onderwijsaanbod naar de hogere niveaus. De C.P. van Leersumschool, Beukenrode en de Berg en

Boschschool zijn in verregaande samenwerking en hebben deze lacune in het onderwijsaanbod

geagendeerd. Er zijn twee alternatieve oplossingsrichtingen benoemd waarbij de ZMOK -doelgroep

met een havo/vwo niveau binnen het speciaal onderwijs bediend wordt.

1a) Een eerste alternatief vloeit voort uit de samenwerking die al gaande is en behelst een uitbreiding

van het onderwijsaanbod van één van de cluster 4 voorzieningen. Dit betekent dat in de regio

Zuidoost een breder onderwijsaanbod verwezenlijkt gaat worden.

1b) Een tweede alternatief is het verwezenlijken van een nieuwe voorziening voor speciaal onderwijs

met een aanbod voor onderbouw havo/vmbo.

Page 82: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 83

Consequenties voor de (sub)regio(s)

Gunstiger gespreid: Het is afhankelijk van de locatie van de voorziening welke leerlingen hier het

meeste voordeel van hebben. Dit zijn de leerlingen uit Zuidoost als het een uitbreiding van een

bestaande voorziening betreft vanuit de samenwerking tussen drie bestaande voorzieningen. Het

zijn leerlingen uit het Westelijk Weidegebied of Zuid als daar een nieuwe locatie wordt gevestigd.

Beter dekkend: leerlingen die nu naar een voorziening buiten de regio gaan, kunnen binnen de

regio terecht.

Beter passend: voor leerlingen die momenteel in het VSO op een te laag niveau zitten, is dit een

beter passend alternatief.

Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad (en in mindere mate voor

Zuidoost) betekent dit mogelijk een terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend

aanbod, zullen leerlingen die anders in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen

nu uitwijken naar een VSO voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau.

Input voor financiële doorrekening

Huidige situatie

(totaal aantal

ZMOK-

leerlingen,

vmbo, havo,

vwo

Scenario 1a

uitbreiding

havo/vwo

Scenario 1b

nieuwe

vestiging

onderbouw

vmbo/havo

Aantal leerlingen ZMOK

VSO buiten de regio 206 -46 -70,5

VSO havo/vwo binnen de regio (Zuidoost) Beukenrode 8 +109 0

VSO vmbo binnen de regio (Zuidoost) 154 0 -15

VSO vmbo binnen de regio (Utrecht) 136 0 -12

VSO vmbo/havo binnen de regio (Zuid) 0 0 +12930

Leerlingen van elders binnen de regio 6331

-63 -31,5

Expertise In beide scenario’s is het van belang om gebruik te

maken van eerstegraads docenten uit regulier

onderwijs.

Huisvesting In scenario 1a neemt het aantal leerlingen van een

bestaande VSO voorziening met 109 toe (dit zijn

alleen toegevoegde leerlingen uit RMC19). Een

toename van 109 leerlingen verdeeld over 6

leerjaren vergt aanpassingen aan de huisvesting.

In scenario 1b betreft het een nieuw gebouw voor 98

tot 129 leerlingen uit RMC19

Leerlingenvervoer Met name scenario 2b heeft consequenties voor het

leerlingenvervoer.

Onderbouwing van de herverdeling van de cijfers

In scenario 1a zijn we van de 206 leerlingen die nu buiten de regio onderwijs volgen nagegaan of zij

dit op havo/vwo niveau doen. Dit zijn er ongeveer 46 (naar De Tinne en Altra College). Deze 46

leerlingen zijn met de 63 leerlingen elders binnen de regio toegekend aan een bestaande VSO

voorziening. Van deze 63 leerlingen wordt verondersteld dat ze het havo/vwo niveau aankunnen,

maar vanwege moeilijk opvoedbaar gedrag voor cluster 4 onderwijs in aanmerking komen.

30

46/2=23 havo/vwo buiten de regio + 95/2=47,5 vmbo buiten de regio + n leerlingen/2 uit Zuid die nu naar overige subregio’s gaan (54/2=27)=subtotaal 98 + n leerlingen/2 van elders (31,5) = totaal 129.

31 Deze schatting is een optelling van VO, dagbesteding en thuiszitters en betreft alleen zmok havo/vwo.

Page 83: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

84 Oberon

In scenario 1b hebben we ‘onderbouw’ gedefinieerd als de helft van het aantal leerlingen van het

totaal. Dus van de 46 leerlingen die buiten de regio havo/vwo onderwijs volgen, hebben we er 23

toegekend aan de nieuwe vestiging voor onderbouw havo/vwo. Vervolgens zijn er nog 95 leerlingen

die buiten de regio vmbo onderwijs volgens (we hebben Lasenberg, De Tinne en Altra College hier

buiten beschouwing gelaten). Ook daarvan hebben we de helft toegekend aan de nieuwe vestiging.

Vervolgens zijn we er vanuit gegaan dat leerlingen die nu vanuit de regio Zuid in een andere subregio

onderbouw vmbo onderwijs volgen, dit in de toekomst in de eigen subregio gaan doen als daar de

nieuwe voorziening wordt verwezenlijkt. Dit zijn 27 leerlingen. Tenslotte is de helft van het aantal

leerlingen waarvan we veronderstellen dat ze havo/vwo potentie hebben, maar niet op een VSO

voorziening zitten, toegekend aan de nieuwe vestiging (32 leerlingen). We gaan er voorlopig van uit

dat Beukenrode zijn havo onderbouw aanbod handhaaft en daar ook in de toekomst plaats blijft

houden voor ongeveer 8 leerlingen32.

32

NB Bij dit soort toekomstscenario’s gaat het om mogelijke aantallen en niet om daadwerkelijke leerlingen. M.a.w. de 8 leerlingen die nu op Beukenrode havo onderwijs volgens zijn niet noodzakelijkerwijs dezelfde leerlingen waarvan we in het scenario veronderstellen dat ze op Beukenrode havo onderwijs volgen. De aanname is dat als er momenteel plaats is voor 8 leerlingen, dat in de toekomst ook ongeveer zo zal zijn.

Page 84: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 85

2 ASS PO

Scenario 2a: Meer leerlingen naar Sbao (en Bao) Scenario 2b: Meer leerlingen naar regulier Bao

Omschrijving doelgroep Kinderen met een cluster 4 LZK indicatie (IQ vanaf 85) met een stoornis op het autistisch spectrum.

De groep is zeer divers en groot.

Hoe groot is de groep en waar bevinden ze zich? Er zijn 425 leerlingen in de RMC-regio 19 die met een cluster 4 LZK indicatie naar het SO gaan. Bijna

alle leerlingen gaan naar een voorziening binnen de RMC-regio 19, en met name naar voorzieningen

in de subregio Zuidoost. Er komen daarnaast ook veel leerlingen van buiten de RMC-regio 19 naar

voorzieningen in de regio (227 leerlingen). Tenslotte verblijven er veel leerlingen met een cluster 4

indicatie met een leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs (298), vooral in de

subregio’s Westelijk Weidegebied en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze

leerlingen met een lgf ASS leerlingen met internaliserend gedrag zijn.

We hebben alle leerlingen met een cluster 4 LZK indicatie uit de RMC-regio 19 tot de groep ASS

internaliserend gerekend. Dit is waarschijnlijk een overschatting, maar het deel dat externaliserend

gedrag vertoont of dat niet aan ASS kenmerken voldoet is vermoedelijk relatief klein. Van de

leerlingen met een ‘cluster 4 rugzak’ op het po (waaronder het sbo) hebben we dat deel aan de

doelgroep toegekend, dat overeenkomt met het aandeel ASS LZK kinderen op het so (ongeveer 4/5).

De aanname is dat in het po ook kinderen met ZMOK kenmerken nog kunnen meekomen in het

onderwijs. In totaal betreft het een groep van 658 kinderen.

Schatting van de omvang

Vindplaats Aantal Waarvan mogelijk

ASS intern.

SO SO buiten de regio 14 14

SO binnen de subregio Utrecht stad 19 19

SO binnen de subregio Zuidoost 281 281

SO binnen de subregio Zuid 111 111

PO Regulier po (inclusief sbo) 298 233

Totaal 658

Omschrijving scenario 2a en 2b Van de totale doelgroep ASS met internaliserend gedrag zit vermoedelijk al een groot aantal

leerlingen in het regulier onderwijs. De vraag is dan of dit een passende plek is, of dat het beter kan.

Voor deze groep leerlingen is het belangrijk dat ze in een klassikale, niet al te prikkelende omgeving

les krijgen. Ook is het van belang dat ze een duidelijke structuur krijgen aangeboden. De ene school

voor primair onderwijs heeft hier momenteel betere middelen voor, of is hier beter op ingericht dan de

andere school. Belangrijke overwegingen zijn of iedere school de mogelijkheid moet bieden om ASS

leerlingen te onderwijzen, of dat een aantal scholen zich hier (nog beter) op toelegt. In de

expertbijeenkomst is aangegeven dat deze leerlingen beter over verschillende klassen verspreid

Page 85: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

86 Oberon

kunnen worden dan dat je ze in een groep samen zet in een aangepast lokaal (zogenaamde ‘auti-

klasjes’).

Scenario 2a: Een bepaalde groep ASS leerlingen dat zich momenteel in het so bevindt kan in het

sbao worden opgevangen. Het betreft dan onder andere de groep leerlingen met een hoog IQ. Een

combinatie met de huidige Leonardo klassen is hier een optie. Ongeveer 3% van alle leerlingen is

hoogbegaafd.

Scenario 2b: Een grote groep leerlingen wordt momenteel met leerlingengebonden financiering al

opgevangen in het reguliere basisonderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in

gebruik van lgf voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat

er in bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied.

Consequenties voor de (sub)regio(s)

Gunstiger gespreid: afhankelijk van de richting die wordt gekozen, kan het zijn dat een aantal po

scholen zich meer gaat toeleggen op de groep ASS dan nu het geval is. Dit heeft als mogelijke

consequentie dat de ASS leerlingen die nu met een rugzak verspreid over alle po scholen zijn,

zich meer gaan concentreren op een paar scholen in de regio. De spreiding van voorzieningen

wordt dan minder gunstig.

Beter passend: door specialisering van een aantal po scholen, zal het onderwijs voor deze

doelgroep beter passend zijn dan dat nu het geval is.

Cluster 4 leerlingen met een rugzak zijn scheef verdeeld over de verschillende subregio’s. Met

name Utrecht stad en Zuidoost maken relatief weinig gebruik van de mogelijkheid om leerlingen

met een rugzak in het reguliere onderwijs te behouden. Een specialisatie van enkele po scholen

op dit gebied kan betekenen dat meer leerlingen van SO instellingen uit deze twee subregio’s

overgaan naar het reguliere primair onderwijs.

Page 86: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 87

Input voor financiële doorrekening

Huidige situatie Scenario 2a meer

bao en meer sbao

Scenario 2b meer

bao

Aantal leerlingen ASS

SO buiten de regio 14 -4 -4

SO binnen de subregio Utrecht stad 19 -3 -3

SO binnen de subregio Zuidoost 281 -96 -91

SO binnen de subregio Zuid 111 -19 -16

BAO binnen de regio (Utrecht) 41 +34 +52

BAO binnen de regio (Zuidoost) 55 +43 +62

BAO binnen de regio (Zuid) 60 0 0

BAO binnen de regio (Westelijk Weidegebied) 49 0 0

SBAO Utrecht33

1 +24 0

SBAO Zuidoost 5 +19 0

SBAO Zuid 15 0 0

SBAO Westelijk Weidegebied34

6 +2 0

Expertise De verschuivingen zijn dusdanig dat expertise al aanwezig is.

Huisvesting De benodigde huisvesting is ook afhankelijk van specialisatie

enkele scholen of alle scholen.

Leerlingenvervoer Met name voor de subregio’s Utrecht en Zuidoost zijn de

consequenties voor het leerlingenvervoer groot.

Onderbouwing van de herverdeling van de cijfers

Eerst hebben we een schatting gemaakt voor scenario 2b. Deze is als input gebruikt voor een verdere

schatting van scenario 2a.

Voor scenario 2b hebben we de voor het po meest gunstige verhouding lgf-so gehanteerd. Daarmee

bedoelen we dat we alle subregio’s de verhouding hebben opgelegd die de meeste leerlingen binnen

het reguliere onderwijs behoudt. Dit is de verhouding lgf-so die het Westelijk Weigebied en Zuid

momenteel hebben. Dit betekent dat we leerlingen van de subregio’s Utrecht en Zuidoost van het so

naar het po hebben verschoven tot dezelfde verhouding is bereikt (50-50). Zo gaan er bijvoorbeeld 80

leerlingen van Utrecht stad naar een SO voorziening in Zuidoost. We hebben een deel daarvan

toegekend aan het po in Utrecht stad. Op deze manier zijn alle leerlingenstromen nagelopen.

Voor scenario 2a zijn de geschatte cijfers van 2b als uitgangspunt genomen. Opnieuw hebben we een

bestaande verhouding in een subregio toegepast op alle overige subregio’s. Dit keer hebben we de

verhouding lgf po – sbo uit de regio Zuid (80-20) toegepast op alle overige subregio’s. Dit heeft tot

gevolg dat er vergeleken met de huidige situatie er én leerlingen uit het SO naar het PO gaan én dat

er leerlingen uit het SO naar het SBAO gaan. Tenslotte hebben we in scenario 2a nog enkele

leerlingen uit het so die volgens het 3% criterium hoogbegaafd zijn toegekend aan Leonardoklassen in

het SBAO.

33

In Utrecht Stad zijn er twee BAO scholen met Leonardoklassen: De Achtbaan in Leidsche Rijn en De Spits in Lunetten.

34 In Woerden is er één BAO school met een Leonardoklas: De Andersenschool

Page 87: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

88 Oberon

3 ASS VO

Scenario 3a: Meer leerlingen naar het reguliere VO

Scenario 3b: Uitbreiding van een bestaande VSO-voorziening met aanbod havo/vwo

Omschrijving doelgroep Het betreft de groep leerlingen in de VO leeftijd met indicatie LZK cluster 4 met een stoornis op het

autistisch spectrum (ASS). Een belangrijke subgroep hiervan zijn de leerlingen met capaciteit havo of

hoger.

Hoe groot is de groep lzk havo/vwo en waar bevinden ze zich? Op basis van de DUO cijfers van cluster 4 LZK geïndiceerde kinderen in VSO voorzieningen is niet te

bepalen hoe groot de groep is. Bijna al deze kinderen gaan in de RMC-regio 19 naar VSO of met een

leerlingengebonden financiering naar het VO. De groep cluster 4 leerlingen die in de regio binnen het

reguliere onderwijs verblijft – ook op de hogere niveaus – is bijzonder groot en het vermoeden bestaat

dat het hoofdzakelijk LZK leerlingen betreft35. Tenslotte zal een aantal ASS leerlingen met potentie

havo of hoger momenteel thuis zitten: Een aantal staat op een wachtlijst, een aantal is in onderzoek

voor indicatiestelling, een aantal volgt thuis onderwijs via de wereldschool en een aantal vindt geen

geschikte school. Het is echter onbekend van deze groep thuiszitters welk deel de capaciteit voor

niveau havo of hoger heeft.

Om de groep ASS havo/vwo te schatten hebben we de verschillende vindplaatsen op een rijtje gezet.

Er gaan slechts enkele cluster 4 LZK ASS leerlingen naar een voorziening voor speciaal onderwijs

buiten de regio (3 naar RMPI Yulius). Binnen de regio volgt een kleine groep leerlingen de havo

bovenbouw op de Berg en Boschschool in Bilthoven (31). Deze hebben we allemaal gerekend tot de

doelgroep. Het vermoeden bestaat dat er zeer veel ASS leerlingen op het niveau havo/vwo met

rugzak gelden in het reguliere onderwijs verblijven. We hebben als basis alle leerlingen met een

cluster 4 indicatie en een rugzak op de scholen voor voortgezet onderwijs in de regio genomen.

Daarvan hebben we het deel dat op het havo/vwo zit geschat36 en toegekend tot de doelgroep ASS

havo/vwo. Dit is een behoorlijk groot aantal (260). Tenslotte hebben we op basis van inhoudelijke

analyse van de lijst thuiszitters een inschatting gemaakt van het aantal dat tot de ASS havo/vwo

doelgroep behoort (3).

Schatting van de omvang

Vindplaats Aantal Waarvan mogelijk

ASS havo/vwo

VSO Berg en Boschschool 33837

31

VO Regulier vo 448 260

Thuiszitters Thuizitters 151 3

Totaal 294

35

Het reguliere onderwijs heeft vaak nog niet de juiste structuur om ZMOK leerlingen op te vangen. 36

Als het rugzakjes op een havo/vwo school of hoger betrof, hebben we ze allemaal geteld. Bij een school met een vmbo-tl/havo/vwo aanbod hebben we twee derde toegekend aan de havo/vwo groep.

37 Inclusief leerlingen van buiten de regio.

Page 88: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 89

Hoe groot is de totale groep lzk van 12 tot 18 jaar oud en waar bevinden ze zich? Er zijn 419 leerlingen in de RMC-regio 19 die met een cluster 4 LZK indicatie naar het VSO gaan.

Bijna alle leerlingen gaan naar een voorziening binnen de RMC-regio 19, en met name naar

voorzieningen in de subregio Zuidoost. Er komen daarnaast ook veel leerlingen van buiten de RMC-

regio 19 naar voorzieningen in de regio (239 leerlingen). Tenslotte verblijven er veel leerlingen met

een cluster 4 indicatie met een leerlingengebonden financiering in het reguliere onderwijs (448), vooral

in de subregio’s Westelijk Weidegebied en Zuid. Het vermoeden bestaat dat het merendeel van deze

leerlingen met een lgf ASS leerlingen met internaliserend gedrag zijn.

We hebben alle leerlingen met een cluster 4 LZK indicatie uit de RMC-regio 19 tot de groep ASS

internaliserend gerekend. Dit is waarschijnlijk een overschatting, maar het deel dat externaliserend

gedrag vertoont of dat niet aan ASS kenmerken voldoet is vermoedelijk relatief klein. Vervolgens

hebben we alle leerlingen op het reguliere vo met een cluster 4 indicatie en een rugzak tot de groep

ASS internaliserend gerekend38. Vervolgens hebben we van de leerlingen in een

dagbestedingstraject, zoals Titan, Timon of the Mall een klein deel toegekend tot deze doelgroep. Dat

zullen vooral jongeren zijn die door Titan worden begeleid. Na een analyse van de thuiszitterlijst

hebben we ten slotte nog 4 leerlingen tot de doelgroep ASS gerekend. In totaal betreft het een groep

van 881 jongeren.

Schatting van de omvang

Vindplaats Aantal Waarvan mogelijk

ASS intern.

VSO VSO buiten de regio 3 3

VSO binnen de subregio Utrecht stad 19 19

VSO binnen de subregio Zuidoost 311 311

VSO binnen de subregio Zuid 86 86

VO Regulier vo met lgf 448 448

Dagbesteding Dagbesteding 40 10

Thuiszitters Thuizitters 151 4

Totaal 881

Omschrijving scenario 3a en 3b Ook in het extreme geval dat het reguliere voortgezet onderwijs zich volledig aanpast aan de behoefte

van een ASS leerling met havo/vwo potentie, zal er altijd een groep leerlingen met een stoornis op het

autisme spectrum blijven bestaan dat zich niet weet te handhaven in het reguliere onderwijs. Zij

kunnen voor speciaal onderwijs op het niveau van havo alleen terecht op de Berg en Boschschool en

voor vwo kunnen zij niet binnen de RMC-regio 19 terecht. Voor deze groep is een vergelijkbare

oplossing mogelijk als ook voor de ZMOK havo/vwo leerlingen is voorgesteld. Deze vloeit voort uit de

samenwerking tussen de Berg en Boschschool, de C.P. van Leersumschool en Beukenrode en

behelst een uitbreiding van het onderwijsaanbod (Scenario 3b). Dit betekent dat in de regio Zuidoost

een breder onderwijsaanbod verwezenlijkt gaat worden.

Een grote groep leerlingen wordt momenteel met leerlingengebonden financiering al opgevangen in

het reguliere voortgezet onderwijs. Dit kunnen er mogelijk meer worden. De verschillen in gebruik van

lgf voor deze groep tussen de subregio’s is dermate groot dat verwacht mag worden dat er in

bepaalde subregio’s meer mogelijk is op dit gebied (Scenario 3a).

38

NB uit groepsgesprekken werd duidelijk dat ASS internaliserend vaak ook als cluster 2 werd geïndiceerd. Deze zijn hier buiten beschouwing gelaten.

Page 89: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

90 Oberon

Consequenties voor de (sub)regio(s)

Gunstiger gespreid: Scenario 3b betreft een uitbreiding van één voorziening. Deze is per definitie

niet te spreiden. De leerlingen uit Zuidoost hebben het meeste voordeel van een uitbreiding van

een bestaande voorziening. Scenario 3a voorziet in een gunstigere spreiding van het aanbod

waarvan lzk leerlingen gebruik kunnen maken.

Beter passend: voor ASS havo/vwo leerlingen in scenario 3b die momenteel in het VSO op een te

laag niveau zitten, is dit een beter passend alternatief. Door specialisering van een aantal vo

scholen in scenario 3a, zal het onderwijs voor de totale doelgroep ASS beter passend zijn dan dat

nu het geval is.

Voor bestaande voorzieningen speciaal onderwijs in Utrecht stad betekent dit mogelijk een

terugloop van het aantal leerlingen. Door een beter passend aanbod, zullen leerlingen die anders

in het VSO in de regio op een lager niveau terecht kwamen nu uitwijken naar een VSO

voorziening met een onderwijsaanbod op een hoger niveau of naar het reguliere voortgezet

onderwijs.

Input voor financiële doorrekening

Huidige situatie Scenario 3a

meer naar

regulier VO

Scenario 3b

uitbreiding

VSO havo/vwo

Aantal leerlingen ASS

VSO buiten de regio 3 -1 0

VSO binnen de subregio Utrecht 19 -4 0

VSO binnen de subregio Zuidoost 311 -114 +53

waarvan havo/vwo (31)39

+5340

VSO binnen de subregio Zuid 86 -18 0

VO binnen de subregio Utrecht 121 +54 0

waarvan havo/vwo (101) 0 0

VO binnen de subregio Zuidoost 112 +89 0

waarvan havo/vwo (59) 0 0

VO binnen de subregio Zuid 140 0 -31

waarvan havo/vwo (62) 0 -31

VO binnen de subregio Westelijk Weidegebied 75 0 -19

waarvan havo/vwo (38) 0 -19

Leerlingen van elders binnen de regio 14 -4 -3

Expertise Het is in scenario 3b van belang om gebruik te

maken van eerstegraads docenten uit regulier

onderwijs.

Huisvesting In scenario 3b gaat Berg en Bosch (VSO) van 338

(dit is inclusief leerlingen van buiten RMC19) naar

ten minste 391 leerlingen (dit zijn alleen

toegevoegde leerlingen uit RMC19). Een toename

van 53 leerlingen verdeeld over 6 leerjaren vergt

aanpassingen aan de huisvesting. Berg en Bosch

heeft inmiddels toestemming voor uitbreiding.

Leerlingenvervoer In scenario 3b neemt leerlingenvervoer toe

39

We weten niet of deze 31 leerlingen allemaal van RMC-regio 19 afkomstig zijn. 40

Uitgangspunt hierbij is dat twee subregio’s 25% rugzak ASS heeft en twee subregio’s 50%. Alle subregio’s zijn in het scenario op ongeveer 25% gezet. Daardoor zijn er geen consequenties voor Utrecht en Zuidoost.

Page 90: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 91

Onderbouwing van de herverdeling van de cijfers

Er gaan bijna geen ASS leerlingen vanuit de RMC-regio 19 naar VSO buiten de regio. De uitbreiding

van VSO havo/vwo zal dus gevuld worden met leerlingen die nu ook al in de eigen regio naar school

gaan of op een plek wachten. We hebben voor een inschatting van het te verwachten aantal

leerlingen gekeken naar de verhouding lgf versus vso in de verschillende subregio’s. In twee

subregio’s is deze verhouding 50-50, in de overige twee subregio’s is deze verhouding 25-75. We

hebben deze laatste verhouding op alle subregio’s toegepast. Dat betekent dat er leerlingen vanuit het

Westelijk Weidegebied en vanuit Zuid toegekend worden aan de uitbreiding van het VSO in de regio

Zuidoost. De 3 thuiszitters met havo/vwo potentie zijn ook toegekend aan de uitbreiding in Zuidoost.

In scenario 3a hebben we de zelfde redenering toegepast, maar dan omgekeerd. Westelijk

Weidegebied en Zuid zijn in staat gebleken meer leerlingen met leerlingengebonden financiering in

het reguliere onderwijs te behouden dan Utrecht stad en Zuidoost. We hebben de verhoudingen lgf-

vso van het Westelijk Weidegebied en Zuid opgelegd aan Utrecht stad en Zuidoost. Dit betekent dat

er VSO leerlingaantallen van deze twee subregio’s uit de verschillende voorzieningen worden

weggehaald en aan het reguliere vo in deze subregio’s worden toegekend. Er gaan momenteel

bijvoorbeeld 73 leerlingen vanuit Utrecht stad naar het VSO in Zuidoost. Van deze 73 leerlingen wordt

verondersteld dat de helft in het reguliere onderwijs terecht kan. Er worden zo 36 leerlingen

weggehaald uit VSO Zuidoost en toegekend aan VO Utrecht stad. Op deze wijze zijn alle

leerlingenstromen nagelopen. De 4 thuiszitters zijn verdeeld over de VO voorzieningen (2 Zuidoost, 1

Zuid, 1 Utrecht).

Page 91: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat
Page 92: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 93

Bijlage 6

Globale analyse van de financiële consequenties

scenario’s voor leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften

Infinite Financieel Utrecht Jan Looise, Piet de Vries, Rick de Wit 4-2-2013 versie 3.1

Page 93: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

94 Oberon

Algemeen

Deze notitie beschrijft de globale financiële consequenties van vijf (sub)scenario’s voor doelgroepen

met specifieke ondersteuningsbehoeften. De financiële consequenties worden besproken op de

terreinen huisvesting, leerlingenvervoer en personele bekostiging.

Allereerst gaat deze notitie op verzoek van opdrachtgever kort in op de beleidswijzigingen die onlangs

bekend zijn geworden en per augustus 2015 worden ingevoerd. Deze zijn van invloed op bepaalde

scenario’s die LWOO en PRO leerlingen en scholen/afdelingen betreffen.

Het Regeerakkoord Rutte II vermeldt met betrekking tot LWOO/PRO in één zin: “maximering en onder

stelsel passend onderwijs brengen (vanaf 2015-2016)”.

Een nadere uitwerking moet volgen, maar de consequenties kunnen zijn:

- niet langer het schoolbestuur, maar het SWV VO ontvangt in de toekomst de middelen voor

LWOO/PRO, deze worden verevend over alle samenwerkingsverbanden voor VO in het land,

- het SWV VO bepaalt de wijze van inzet van deze middelen,

- het SWV VO gaat leerlingen indiceren voor deze onderwijssoorten (nu taak RvC),

- landelijk wordt er 10% op deze middelen bezuinigd.

De deelname aan LWOO/PRO in de regio Utrecht en Vechtstreek (SWV VO 26-01) is thans:

Omdat de huidige deelname van LWOO en PRO leerlingen in het SWV VO Utrecht lager is dan het

gemiddelde percentage in het land, zou kunnen worden aangenomen dat de eventuele verevening

van LWOO/PRO middelen voor SWV VO Utrecht (vrijwel) geen negatieve financiële invloed zal

hebben; de bezuiniging op het macro-budget wordt voor deze de regio gecompenseerd door het

thans ondergemiddelde deelnamepercentage. Indien echter besloten wordt de verevende middelen

toe te kennen op basis van het aantal VMBO 3 en 4 leerlingen, kan er een fors financieel probleem

ontstaan, omdat het percentage VMBO 3 en 4 leerlingen landelijk 21% is en in de regio slechts 16%.

Page 94: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 95

Analyse scenario’s Algemene toelichting De doorrekeningen zijn – zo is met opdrachtgever overeengekomen – globaal van aard. Daar waar

nodig zijn aannames gedaan.

Aannames huisvesting

In de huisvestingsscenario’s zijn leegstand-effecten die kunnen ontstaan buiten beschouwing gelaten.

Tevens is steeds aangenomen, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste

huisvestingsbehoefte beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is verder aangenomen dat er momenteel

geen sprake is van overcapaciteit of ruimtetekort. De huidige feitelijke huisvestingssituatie kan

afwijken van deze aannames.

Tenslotte is aangenomen dat de ingeschatte leerlingenaantallen en leerlingenstromen binnen de

gekozen scenario’s zich langer dan vijftien jaren zullen voordoen. Alleen dan komen de

schoolgebouwen in aanmerking voor een uitbreiding van permanente bouwaard.

Aannames aanspraak leerlingenvervoer

Huidige situatie

Aanspraak op leerlingenvervoer is geregeld in de gemeentelijke verordening Leerlingenvervoer; dit in

het verlengde van artikel 4 in zowel WPO, WEC als WVO. 41

Alle gemeenten in de regio RMC 19 onderscheiden in hun regeling drie soorten leerlingenvervoer. Te

weten:

a. openbaar vervoer met of zonder begeleider (afgekort in de tabellen als OV mb of zb),

b. aangepast vervoer (‘busje’ of taxi) (AV),

c. eigen vervoer met of zonder begeleider (EV mb of zb).

In de berekeningen is aangenomen dat leerlingen in de leeftijd van 4-12 jaar met begeleiding reizen

en jongeren van 12-20 jaar zonder begeleiding. Dus wij nemen bij de berekeningen aan dat alle VSO

leerlingen reizen zonder begeleiding. Deze berekeningen (zie tabellen) zijn gemaakt op basis van de

huidige regelgeving.

De verordeningen stellen dat aanspraak alleen mogelijk is voor geïndiceerde leerlingen in SBaO,

speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Dus er bestaat geen aanspraak op tegemoetkoming voor

een leerling uit het reguliere primair of voortgezet onderwijs, dus ook niet voor leerlingen die

Praktijkonderwijs volgen. Wel bestaat aanspraak op leerlingenvervoer voor gehandicapte leerlingen in

het regulier onderwijs voor zover zij door een (aantoonbare) lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke

beperking niet, of niet zelfstandig gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.

Situatie Wet passend onderwijs

Onder de nieuwe situatie van Passend Onderwijs verandert artikel 4 in de WPO, WEC en WVO. Een

belangrijke specifieke wijziging betreft leerlingen uit het VSO. Art 4. lid 1 WEC luidt nu: “De regeling

voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is.” En gaat

luiden: “De (gemeentelijke) regeling (vervoerskosten) houdt rekening met de van ouders redelijkerwijs

te vergen inzet en voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling

passend is, met dien verstande dat voor leerlingen die voortgezet speciaal onderwijs volgen geldt dat

zij slechts aanspraak op bekostiging van vervoerskosten kunnen maken indien zij wegens hun

41

Art 4. Lid1. Ten behoeve van het schoolbezoek verstrekken burgemeester en wethouders aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag bekostiging van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

Page 95: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

96 Oberon

handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege hun handicap

niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.”

In de Memorie van Toelichting valt te lezen: “in het vervolg komen alleen VSO-leerlingen in

aanmerking voor leerlingenvervoer, indien zij gezien hun handicap niet in staat zijn om zelfstandig

naar school te komen. Plaatsing in het VSO geeft dus niet langer zonder meer recht op

leerlingenvervoer. Per leerling zal de gemeente de afweging maken of leerlingenvervoer noodzakelijk

is.”

Deze wetswijziging biedt de gemeenten ruimte om te bezuinigen op de kosten van leerlingenvervoer.

De aanspraak van leerlingen/ouders lijkt beperkt te worden tot de categorie “aangepast vervoer” en

eigen dan wel openbaar vervoer met begeleiding. Zelfstandig reizen wordt bevorderd voor VSO

leerlingen en het declareren van eigen vervoer of openbaar vervoer vervalt voor deze categorie

leerlingen. Een en ander wel afhankelijk van de definitie van ‘handicap’.

Voor de SO leerlingen en de leerlingen in het reguliere basis- en voortgezet onderwijs veranderen de

criteria voor aanspraak op leerlingenvervoer niet.

Aanvullende criteria

Aanvullende criteria die gemeenten thans hanteren voor toekenning van een tegemoetkoming zijn een

afstandscriterium van minimaal 2, 4 of 6 km tussen huis en de (speciale) school en een reistijd-

criterium voor aangepast vervoer (busje of taxi) als reizen per OV langer dan 1,5 uur duurt of reistijd

met 50 % kan worden teruggebracht. Aangenomen is dat gemeenten deze criteria niet wijzigen. Wel is

het gemiddelde bedrag in de berekeningen verlaagd als de schoolnabijheid van de voorziening

aantoonbaar verbetert in het scenario.

Voor bekostiging van het eigen vervoer verwijzen de gemeenten naar de Rijksregeling Reizen

Binnenland, waaronder men € 0,37 per km vergoedt.

Toepassing van de wetswijziging in dit rapport

De wijziging van artikel 4 (m.n. WEC) per 1 augustus 2014 is als volgt in dit rapport verwerkt. Steeds

hebben we de scenario’s doorgerekend onder het regime van de huidige wetgeving. Dit leidt tot

positieve, negatieve of neutrale financiële consequenties. Vervolgens hebben we in een toelichtende

tekst aangegeven of de consequenties als gevolg van de wijzigende wetgeving zullen veranderen.

Aannames bedragen leerlingenvervoer

De gemeentelijke verordeningen geven geen inzicht in de omvang van de bijdragen die ouders

ontvangen voor de verschillende vormen van vervoer van hun kind naar het (voortgezet) speciaal

onderwijs. Navraag bij de gemeente Utrecht en gemeente Nieuwegein geeft wel enig inzicht in de

geldbedragen die omgaan in deze regelingen. Onderstaande tabel 1 biedt een overzicht (prijspeil

2011).

Page 96: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 97

Vervoer naar school bijdrage per leerling

Nieuwegein

Utrecht (met

begeleiding)

Utrecht (geen

begeleiding)

(V)SO eigen vervoer € 717 € 953 n.v.t.

(V)SO openbaar vervoer met of zonder begeleiding € 702 € 805 € 352

SBaO openbaar vervoer met of zonder begeleiding € 362 gg gg

aangepast vervoer gg € 2.716 n.v.t.

bron: gemeente Utrecht, Nieuwegein, gg= geen gegevens

Van stad Utrecht zijn ook aanvullende kerncijfers bekend. Daar maakt structureel 3,7 % van de

leerlingen gebruik van de regeling tegemoetkoming leerlingenvervoer; dat zijn in totaal 1437

leerlingen. Daarvan gaat 65 % met aangepast vervoer en bijna 25 % met (al dan niet begeleid)

openbaar vervoer; de rest met eigen vervoer. In totaal gaat het voor stad Utrecht om bijna € 3 miljoen

per jaar; dat is ongeveer € 2.000 per gebruiker. Vanzelfsprekend variëren de kosten met het soort

vervoer, waarbij de kosten van aangepast vervoer (busje of taxi) het hoogst zijn.

Leerlingenvervoer gebruikers stad Utrecht naar schoolsoort

abs %

Speciaal basisonderwijs 287 20%

Speciaal onderwijs 594 41%

Voortgezet speciaal onderwijs 377 26%

Gehandicapte leerling regulier po of vo 15 1%

Geloofsovertuiging 49 3%

Overig (Taalschool en Leonardoschool) 115 8%

1437 100%

bron: Gemeente Utrecht

Aannames LGF en grensverkeer SBaO

Niet meegenomen in de vergelijkende analyses is de aanwezigheid van LGF-bekostiging op de

scholen. We illustreren dit met een voorbeeld aan de hand van een waarin leerlingen die nu regulier

VO bezoeken in de toekomst VSO gaan bezoeken. Het is denkbaar dat deze leerlingen in het regulier

VO nu een rugzak hebben. De inhoud van deze rugzak is niet meegenomen in de vergelijking van de

huidige en toekomstige personele bekostiging.

Grensverkeer SBaO is op geen enkele wijze verdisconteerd in de doorrekeningen.

Uitwerking naar subregio’s

Diverse scenario’s hebben wij in meer of mindere mate naar subregio’s vertaald. Een subregio is een

nieuw te vormen samenwerkingsverband passend onderwijs PO of VO. Er ontstaan vier PO en vier

VO samenwerkingsverbanden passend onderwijs in de regio. In deze uitwerking naar subregio’s

hebben we m.b.t. het (V)SO in enkele scenario’s aangenomen dat de aantallen schoolgaande en

woonachtige leerlingen in een bepaalde subregio’s gelijk aan elkaar zijn. Dit zal in de praktijk niet altijd

het geval zijn. Daarom is het belangrijk deze uitwerkingen naar subregio’s met de nodige

voorzichtigheid te interpreteren.

Samenwerkingsverbanden PO

RMC regio 19 omvat vier nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs PO. Onderstaande

Page 97: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

98 Oberon

tabel laat per SWV het aandeel zien in: totaal aantal leerlingen en de deelname aan SBaO, SO en

LGF.

leerlingen totaal % sbao % SO % LGF %

26-01 Utrecht stad 27.370 33% 418 23% 388 34% 97 19%

26-03 Utrecht Zuidoost 18.555 22% 403 23% 325 29% 139 27%

26-04 Utrecht West 18.024 22% 304 17% 181 16% 126 25%

26-05 Utrecht Zuid 18.699 23% 666 37% 232 21% 151 29%

totaal RMC-regio 19 82.648 100% 1.791 100% 1.126 100% 513 100%

SWV Utrecht omvat dus 33% van alle leerlingen in RMC regio 19, 23% van het aantal schoolgaande

SBaO-leerlingen, 34% van het aantal woonachtige SO-leerlingen en 19% van het aantal

schoolgaande LGF-leerlingen uit RMC regio 19.

Ook voor de drie andere nieuwe SWV zijn deze gegevens vermeld.

Alle leerlingaantallen zijn per 1-10-2011.

In de navolgende tabellen worden bovenstaande verhoudingspercentages nogmaals gepresenteerd,

nu in combinatie met enkele kengetallen per nieuw SWV PO.

Naam SWV: Utrecht stad Nummer OCW: PO 26-01

Totaal aantal leerlingen: 27.370

Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 33%

Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 418 - 1,53%

Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 23%

Aantal leerlingen SO en percentueel: 388 - 1,42%

Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 34%

Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 97 - 0,35%

Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 19%

Naam SWV: Utrecht Zuidoost Nummer OCW: PO 26-03

Totaal aantal leerlingen: 18.555

Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 22%

Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 403 - 2,17%

Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 23%

Aantal leerlingen SO en percentueel: 325 - 1,75%

Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 29%

Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 139 - 0,75%

Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 27%

Naam SWV: Utrecht West Nummer OCW: PO 26-04

Totaal aantal leerlingen: 18.024

Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 22%

Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 304 – 1,69%

Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 17%

Aantal leerlingen SO en percentueel: 181 – 1,00%

Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 16%

Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 126 – 0,7%

Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 25%

Page 98: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 99

Naam SWV: Utrecht Zuid Nummer OCW: PO 26-05

Totaal aantal leerlingen: 18.699

Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 23%

Aantal leerlingen SBaO en percentueel: 666 – 3,56%

Aantal SBaO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 37%

Aantal leerlingen SO en percentueel: 232 -1,24%

Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 21%

Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 151 – 0,81%

Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 29%

Samenwerkingsverbanden VO

RMC regio 19 omvat vier nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs VO. Onderstaande

tabel laat per SWV het aandeel zien in: totaal aantal leerlingen en de deelname aan VSO en LGF.

leerlingen totaal % VSO % LGF %

26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 15.362 34% 546 36% 158 29%

26-03 Utrecht Zuidoost 12.126 27% 491 32% 155 28%

26-04 Utrecht West 7.843 17% 157 10% 103 19%

26-05 Utrecht Zuid 9.765 22% 318 21% 134 24%

totaal RMC-regio 19 45.096 100% 1.512 100% 550 100%

SWV Utrecht omvat dus 34% van alle leerlingen in RMC regio 19, 36% van het aantal woonachtig

VSO-leerlingen en 29% van het aantal schoolgaande LGF-leerlingen uit RMC regio 19.

Ook voor de drie andere nieuwe SWV zijn deze gegevens vermeld.

Alle leerlingaantallen zijn per 1-10-2011.

In de navolgende tabellen worden bovenstaande verhoudingspercentages nogmaals gepresenteerd,

nu in combinatie met enkele kengetallen per nieuw SWV VO.

Naam SWV: Utrecht stad/Vechtstreek Nummer OCW: VO 26-01

Totaal aantal leerlingen: 15.362

Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 34%

Aantal leerlingen VSO en percentueel: 546 – 3,55%

Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 36%

Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 158 – 1,03%

Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 29%

Naam SWV: Utrecht Zuidoost Nummer OCW: VO 26-03

Totaal aantal leerlingen: 12.126

Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 27%

Aantal leerlingen VSO en percentueel: 491 – 4,05%

Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 32%

Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 155 – 1,28%

Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 28%

Page 99: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

100 Oberon

Naam SWV: Utrecht West Nummer OCW: VO 26-04

Totaal aantal leerlingen: 7.843

Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 17%

Aantal leerlingen VSO en percentueel: 157 - 2%

Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 10%

Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 103 – 1,31%

Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 19%

Naam SWV: Utrecht Zuid Nummer OCW: VO 26-05

Totaal aantal leerlingen: 9,765

Aantal leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 22%

Aantal leerlingen VSO en percentueel: 318 – 3,26%

Aantal SO leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 21%

Aantal Rugzakleerlingen en percentueel: 134 – 1,37%

Aantal Rugzakleerlingen leerlingen percentueel t.o.v. totale RMC regio 19: 24%

Page 100: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 101

Scenario 1a. uitbreiding VSO ZMOK havo/vwo Leerlingenaantallen

In dit scenario is sprake van uitbreiding van een bestaande VSO voorziening in Utrecht Zuidoost

(Doorn) met aanbod van havo/vwo onderwijs voor ZMOK leerlingen.

Er zijn in dit scenario 109 leerlingen meer op deze school. Leerlingen die nu naar het VSO buiten de

regio gaan (46) of regulier VO in de regio bezoeken (63). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de

aantallen.

Huidige situatie Situatie scenario 1a Toe-/afname

VSO-school in Utrecht ZO 122 231 109

Huisvesting Huisvestingsbehoefte

Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de

ruimtebehoefte voor VSO-ZMOK het volgende:

Vaste voet : 370 m2

Per leerling : 12,2 m2 per leerling

Huidige situatie * Situatie scenario 1a Omvang uitbreiding **

VSO-school in Utrecht ZO 1.858 m2 3.188 m2 1.330 m2

* Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte

beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort.

De werkelijke situatie kan afwijken.

** Aanname is, dat de binnen scenario 1a ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien

jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding

in permanente bouwaard.

Voor uitbreiding benodigde financiën

Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is

uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.

Basisgegevens:

Voor de eerste 677 m2 : € 1.124.496,34

Elke volgende m2 : € 1.284,62

Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet

beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.

Omvang uitbreiding Omvang budget

VSO-school in Utrecht ZO 1.330 m2 € 1.963.353

Page 101: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

102 Oberon

Leerlingenvervoer

De 46 leerlingen die nu naar VSO buiten de regio gaan (Amsterdam en Amersfoort) blijven straks

ook ver reizen, namelijk naar een VSO-school in Doorn.

De 63 leerlingen staan nu ingeschreven op VO instellingen in de regio en gaan straks reizen

zonder begeleiding; voor hen ontstaat in de huidige regeling aanspraak op tegemoetkoming

vervoerskosten.

Aangenomen is dat deze leerlingen zelfstandig reizen en dat per saldo de afstand niet zodanig

wijzigt dat er een hoger tarief ontstaat.

Scenario 1a ZMOK HAVO/VWO Utrecht Zuidoost

Nu Straks

Beweging VSO buiten regio VSO binnen

regio

Beweging regulier VO in regio VSO binnen

regio

Aanspraak Ja /Nee Ja/Ja

Vervoer EV, OV zb EV, OV zb

Reisafstand Hoog/Laag Hoog/Hoger

Aantal lln. 46 109

Vergoeding € 350 - € 950 € 350 - € 950

Berekening 46 x € 600 109 x € 600

Kosten gemeente/jr € 27.600 € 65.400

Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar

-/- € 567.000

Door de extra aanspraak zou een financieel nadeel voor de gemeenten van ruim 5,5 ton ontstaan

onder de huidige regeling.

Echter, onder de nieuwe wetgeving vervalt de aanspraak voor zelfstandig reizende VSO leerlingen.

Alleen voor VSO leerlingen die vanwege hun handicap niet zelfstandig kunnen reizen ontstaat

aanspraak. Aangenomen dat dit niet voorkomt bij deze categorie (havo/vwo) leerlingen kent dit

scenario onder de nieuwe regeling geen financieel nadeel voor de gemeenten. Sterker nog voor 46

leerlingen vervalt de aanspraak.

Personele bekostiging

Minder leerlingen regulier VO betekent:

Scholen zien inkomsten dalen, OCW bespaart deze uitgaven.

Meer leerlingen in het VSO betekent:

Scholen VSO zien inkomsten stijgen:

* basisbekostiging van OCW (dat hiermee duurder uit is dan toen de lln. in regulier

VO zat),

* ondersteuningsbekostiging van SWV, € 9.054 per leerling. SWV is hiermee

duurder uit. In oude situatie geen kosten SWV voor leerlingen in regulier VO.

De kosten voor het SWV nemen toe, € 9.054 per leerling die van regulier VO naar VSO

“verhuist”. 63 x € 9.054 = € 570.402.

Page 102: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 103

Samenvattende conclusies

Het aantal leerlingen in het VSO binnen de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in

een bestaande voorziening moet deze worden uitgebreid. De huisvestingskosten hiervan bedragen

ongeveer € 2 miljoen.

Als meer VO leerlingen in het VSO worden opgevangen kan er voor een enkeling aanspraak op

leerlingenvervoer ontstaan, namelijk als hij/zij niet zelfstandig kan reizen (handicap). In principe

vervalt echter onder Passend Onderwijs de aanspraak op leerlingenvervoer voor zelfstandig reizende

VSO leerlingen. De gemeenten zullen voor de vervoerskosten amper financieel nadeel ondervinden

van dit scenario. Door de nieuwe regeling besparen ze per saldo fors op de vervoerskosten van VSO

leerlingen.

Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV

meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen de kosten voor het SWV toe. Uitgaande van 63

leerlingen betreft dat een bedrag van ongeveer € 570.000. De overige 46 zijn en blijven in het VSO,

alleen op een iets thuisnabijere school, dit beïnvloedt de kosten voor de SWV gezamenlijk niet.

Consequenties voor subregio’s

In dit scenario gaan er 63 leerlingen meer naar het VSO, ze zijn afkomstig uit het VO, vormen van

dagbesteding of zijn thuiszitter. We nemen aan dat deze stijging zich naar rato van het totaal aantal

leerlingen voordoet in de vier subregio’s (zie pagina 7). Voor de vier SWV betekent dit dan de

volgende toename in VSO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:

scenario 1a

naar VSO

26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 21 € 194.308

26-03 Utrecht Zuidoost 17 € 153.377

26-04 Utrecht West 11 € 99.203

26-05 Utrecht Zuid 14 € 123.514

totaal

63 € 570.402

Page 103: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

104 Oberon

Scenario 1b. nieuwe voorziening VSO ZMOK onderbouw

vmbo/havo/vwo

Leerlingaantallen

In dit scenario wordt een nieuwe voorziening gecreëerd voor ZMOK leerlingen die de onderbouw

vmbo/havo/vwo bezoeken. Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.

Leerlingenaantal

Nieuwe VSO-ZMOK voorziening 98 tot 129

Huisvesting Huisvestingsbehoefte

Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de

ruimtebehoefte voor VSO-ZMOK het volgende:

Vaste voet : 370 m2

Per leerling : 12,2 m2 per leerling

Bij 98 leerlingen * Bij 129 leerlingen *

Nieuwe VSO-ZMOK voorziening 1.566 m2 1.944 m2

* Aanname is, dat de binnen scenario 1b ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien

jaren zullen handhaven. Daarmee komt het schoolgebouw in aanmerking voor realisering in

permanente bouwaard.

Voor nieuwbouw benodigde financiën

Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is

uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.

Basisgegevens:

Voor de eerste 677 m2 : € 1.124.496,34

Elke volgende m2 : € 1.284,62

Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet

beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.

Omvang nieuwbouw

Omvang budget

Omvang nieuwbouw

Omvang budget

Nieuwe VSO-ZMOK voorziening Utrecht Zuid

1.566 m2 € 2.266.524 1.944 m2 € 2.752.110

Leerlingenvervoer

Voor 31 leerlingen die nu bij een VO instelling staan ingeschreven ontstaat aanspraak op een

tegemoetkoming vervoer met begeleiding.

Voor de andere leerlingen die straks naar de nieuwe voorziening gaan, geldt dat ze al aanspraak

hebben en aangenomen wordt dat de andere factoren per saldo niet wijzigen.

Aangenomen is dat door de bank genomen de reisafstand en dus het tarief voor hen niet wijzigt.

Page 104: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 105

Scenario 1b ZMOK VMBO/HAVO onderbouw Utrecht Zuid

Nu Straks

Beweging VSO buiten regio VSO binnen regio

Beweging VSO binnen regio VSO binnen regio

Beweging regulier VO in regio VSO binnen regio

Aanspraak Ja /Ja/Nee Ja/Ja/Ja

Vervoer EV, OV met b EV, OV met b

Reisafstand Hoog/Laag/Nvt Lager/Laag/Hoger

Aantal lln. 31 meer

Vergoeding € 700 - € 950 € 700 - € 950

Berekening 31 x € 875

Kosten gemeente/jr € 27.125 extra

Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar

-/- € 406.875

In dit scenario ontstaat – gegeven de huidige regeling – een financieel nadeel voor de gemeenten op

vervoerskosten van ruim 4 ton.

Onder de nieuwe regeling vervalt aanspraak op tegemoetkoming vervoerskosten echter voor

zelfstandig reizende VSO leerlingen. Per saldo zullen de gemeenten dus fors besparen op de

vervoerskosten. Alleen enkele leerlingen die vanwege hun handicap aantoonbaar niet zelfstandig

kunnen reizen komen nog in aanmerking.

Personele bekostiging

Minder leerlingen regulier VO betekent:

Scholen zien inkomsten dalen, OCW bespaart deze uitgaven.

Meer leerlingen in het VSO betekent:

Scholen VSO zien inkomsten stijgen:

* basisbekostiging van OCW (dat hiermee duurder uit is dan toen de lln. in regulier

VO zat),

* ondersteuningsbekostiging van SWV, € 9.054 per leerling. SWV is hiermee

duurder uit. In oude situatie geen kosten SWV.

De kosten voor het SWV nemen toe, € 9.054 per leerling.

Page 105: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

106 Oberon

Samenvattende conclusies

Het aantal leerlingen in het VSO in de regio neemt met ruim honderd toe. Indien dit gebeurt in een

nieuw te bouwen voorziening kost dit ongeveer € 2,8 miljoen.

Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV

meebetaalt aan leerlingen in het VSO, nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Dit betreft

de 31 leerlingen die van regulier VO verhuizen naar de nieuwe VSO ZMOK voorziening. Hiermee is

een bedrag van ongeveer € 280.000 gemoeid.

Onder de nieuwe regeling vervoerskosten beperkt de aanspraak op tegemoetkoming zich tot enkele

gehandicapte VSO leerlingen die niet zelfstandig kunnen reizen. Zij vallen wel direct in de dure

categorie van aangepast vervoer (ca. € 2.500 per leerling per jaar). Per saldo besparen de

gemeenten vervoerskosten, maar dit staat los van het gekozen scenario.

Consequenties voor subregio’s

In dit scenario gaan er 31 leerlingen meer naar het VSO. We nemen aan dat deze stijging zich naar

rato van het totaal aantal leerlingen voordoet in de vier subregio’s (zie pagina 7). Voor de vier SWV

betekent dit dan de volgende toename in VSO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-

bekostiging:

scenario 1b

naar VSO

26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 11 € 95.612

26-03 Utrecht Zuidoost 8 € 75.471

26-04 Utrecht West 5 € 48.814

26-05 Utrecht Zuid 7 € 60.777

totaal

31 € 280.674

Page 106: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 107

Scenario 2a. meer ASS-leerlingen naar het Sbao (en Bao) Leerlingaantallen

In dit scenario gaan er 122 leerlingen (ASS intern.) minder naar een SO school. 4 van deze leerlingen

zijn afkomstig van SO buiten de regio, 3 uit de subregio Utrecht stad, 96 uit de subregio Zuidoost en

19 uit de subregio Zuid.

In plaats daarvan gaan er 45 leerlingen naar een SBaO-school en 77 naar een basisschool.

De SBaO leerlingen gaan naar:

- twee SBaO scholen in de subregio Utrecht stad(24 leerlingen)

- twee SBaO scholen in de subregio Utrecht Zuidoost (19 leerlingen)

- een SBaO school in de subregio Utrecht West (2 leerlingen42

)

De basisschoolleerlingen gaan naar:

- twee basisscholen in de subregio Utrecht stad (34 leerlingen)

- drie basisscholen in de subregio Utrecht Zuidoost (43 leerlingen).

Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.

Huidige situatie Situatie scenario 2a Toe-/afname

SBaO-school in Utrecht stad 210 222 12

SBaO-school in Utrecht stad 135 147 12

SBaO-school in Utrecht ZO 282 292 10

SBaO-school in Utrecht ZO 54 63 9

Huidige situatie Situatie scenario 2a Toe-/afname

BaOschool in Utrecht stad 850 867 17

BaO-school in Utrecht stad 709 726 17

BaO-school in Utrecht ZO 712 727 15

BaO-school in Utrecht ZO 533 548 15

BaO-school in Utrecht ZO 526 539 13

Huisvesting

Huisvestingsbehoefte

Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de

ruimtebehoefte voor SBaO het volgende:

Vaste voet : 250 m2

Per leerling : 7,35 m2 per leerling

Huidige situatie * Situatie scenario 2a Omvang uitbreiding **

SBaO-school in Utrecht stad

1.794 m2 1.882 m2 88 m2

SBaO-school in Utrecht stad

1.242 m2 1.331 m2 89 m2

SBaO-school in Utrecht ZO

2.323 m2 2.396 m2 73 m2

SBaO-school in Utrecht ZO

647 m2 713 m2 66 m2

Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de

ruimtebehoefte voor BaO het volgende:

Vaste voet : 200 m2

Per leerling : 5,03 m2 per leerling

42

Is verwaarloosbaar. Daarom werken we dit niet gedetailleerd uit in dit hoofdstuk.

Page 107: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

108 Oberon

Huidige situatie * Situatie scenario 2a Omvang uitbreiding **

BaOschool in Utrecht stad 4.476 m2 4.561 m2 85 m2

BaO-school in Utrecht stad 3.766 m2 3.852 m2 86 m2

BaO-school in Utrecht ZO 3.781 m2 3.857 m2 76 m2

BaO-school in Utrecht ZO 2.881 m2 2.956 m2 75 m2

BaO-school in Utrecht ZO 2.846 m2 2.911 m2 65 m2

* Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte

beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort.

De werkelijke situatie kan afwijken.

** Aanname is, dat de binnen scenario 2a ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien

jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding

in permanente bouwaard.

Voor uitbreiding benodigde financiën

Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is

uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.

Basisgegevens voor wat betreft SBaO-scholen:

Startbedrag > 105 m2 : € 108.602,88

Startbedrag van 50 tot 105 m2 : € 72.401,93

Per m2 : € 1.434,84

Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet

beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.

Omvang uitbreiding Omvang budget

SBaO-school in Utrecht stad

88 m2 € 198.668

SBaO-school in Utrecht stad

89 m2 € 200.103

SBaO-school in Utrecht ZO

73 m2 € 177.145

SBaO-school in Utrecht ZO

66 m2 € 167.101

Basisgegevens voor wat betreft BaO-scholen:

Startbedrag van 50 tot 115 m2 : € 70.404,94

Per m2 : € 1.406,80

Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet

beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.

Page 108: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 109

Omvang uitbreiding Omvang budget

BaOschool in Utrecht stad 85 m2 € 189.983

BaO-school in Utrecht stad 86 m2 € 191.390

BaO-school in Utrecht ZO 76 m2 € 177.322

BaO-school in Utrecht ZO 75 m2 € 175.915

BaO-school in Utrecht ZO 65 m2 € 161.847

Leerlingenvervoer

Aangenomen is dat het vergoedingstarief voor SO leerling € 250 hoger is dan voor een SBaO

leerling.

In dit scenario gaan 122 leerlingen minder aanspraak maken op SO vergoeding, maar 45

meer op SBaO vergoeding van reiskosten. Dit kan nog lager uitvallen omdat in sommige

verordeningen het kilometer criterium voor SBaO hoger is dan voor SO.

Per saldo gaan 77 leerlingen naar BaO en verliezen daarmee aanspraak op vergoeding van

reiskosten of aangepast vervoer.

Scenario 2a Meer leerlingen van SO naar (S)BaO

Nu Straks

Beweging van SO SBaO

Beweging van BaO SBaO

Beweging van SBaO SBaO

Aanspraak Ja/Nee/Ja Ja/Ja/Ja

Vervoersvorm OV MB AV EV OV MB AV

Afstand Varieert Neemt af

Aantal leerlingen

Min 122 SO, plus 45 SBaO

Vergoeding € 700 - € 2.700 € 350 - € 2.000

Kosten gemeente/jr Min 122 x €

1.000 Plus 45 x € 750

Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar

Per saldo € 1.323.750

Per saldo levert deze leerlingenverschuiving van SO naar BaO en SBaO een jaarlijks voordeel van

€ 88.250 op voor de gemeenten. Dat loopt in 15 jaar op tot ruim € 1,3 miljoen.

Personele bekostiging

Minder leerlingen in het SO betekent:

Scholen SO zien inkomsten dalen (basisbekostiging- en ondersteuningsbekostiging)

* SWV bespaart € 9.111/ € 8.385 per leerling (de aan SO te betalen

ondersteuningsbekostiging) 122 x gemiddeld € 8.748 = € 1.067.256.

* OCW bespaart het bedrag basisbekostiging per leerling SO.

Wat meer leerlingen in het SBaO precies betekent voor het SBaO en voor het SWV hangt af van wat

exact de huidige situatie is. OCW bekostigt SBaO-scholen namelijk rechtstreeks voor 2%. Indien er

een hoger deelnamepercentage, moet het SWV deze leerlingen bekostigen.

Het deelnamepercentage SBaO in de stad Utrecht is 1,5%. Er lijkt hier dus nog ruimte in de SBaO’s

om, zonder meerkosten voor het SWV, 0,5% leerlingen extra op te vangen.

Page 109: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

110 Oberon

Het deelnamepercentage SBaO in Zuidoost is 2,17%. Meer SBaO leerlingen betekent dus

meerkosten voor het SWV, € 4.200 per leerling. Bij 19 leerlingen bedragen de extra kosten voor dit

SWV € 79.800.

Meer leerlingen in het regulier BaO betekent:

Scholen BaO zien inkomsten stijgen, ze krijgen van OCW ongeveer € 4.000 per leerling (exclusief eventuele “weging”).

Samenvattende conclusies

Er gaan 122 leerlingen minder naar het SO. Zij gaan naar SBao (45) en Bao (77).

Het aantal SBaO leerlingen stijgt met 45. Hierdoor is op vier SBaO scholen uitbreiding van

huisvesting noodzakelijk. De kosten worden geraamd op ongeveer € 743.000. Voor de huisvesting

van 77 extra basisschoolleerlingen zijn vijf uitbreidingen noodzakelijk, namelijk 2 in subregio Utrecht

en 3 in subregio Zuidoost. Dit vergt ruim € 896.000 aan investeringen in huisvesting.

Voor 122 leerlingen uit SO verdwijnt de aanspraak op tegemoetkoming leerlingenvervoer. Voor

maximaal 45 SBaO leerlingen extra ontstaat die aanspraak, maar tegen een lager tarief. Per saldo

levert dat de gemeenten een jaarlijks voordeel van bijna € 90.000 op; dat is na 15 jaar ongeveer

€ 1,3 miljoen. Voor de 77 leerlingen die naar het basisonderwijs gaan vervalt de aanspraak op

leerlingenvervoer.

De SWV bespaart ruim € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging.

Afhankelijk van de huidige situatie en het deelnamepercentage aan het SBaO moet het SWV mee

gaan betalen aan de leerlingen op het SBaO. De maximale kosten hiervan lijken ongeveer € 80.000

te bedragen, omdat in Utrecht stad het deelnamepercentage thans onder de 2% ligt.

Consequenties voor subregio’s

In dit scenario gaan er 122 leerlingen minder naar het SO. Aangenomen is dat de herkomst van deze

leerlingen is:

- SO buiten de regio: 4 leerlingen

- SO binnen de subregio Utrecht: 3 leerlingen

- SO binnen de subregio Zuidoost: 96 leerlingen

- SO binnen de subregio Zuid: 19 leerlingen

Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in

genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende

reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:

scenario 2a

uit SO

buiten de regio

4 € 34.992

26-01 Utrecht stad 3 € 26.244

26-03 Utrecht Zuidoost 96 € 839.808

26-04 Utrecht West 0 € 0

26-05 Utrecht Zuid 19 € 166.212

totaal

122 € 1.067.256

Dat de verwachte reductie in ondersteuningsbekostiging in Utrecht West (Woerden) nihil is, wordt

verklaard doordat in deze subregio nu reeds veel geïndiceerde leerlingen naar een school voor

regulier onderwijs gaan.

Het scenario voorziet anderzijds in een verplaatsing van de leerlingen naar SBaO (45) en Bao (77).

Deze verplaatsing is als volgt over de SWV gedacht:

Page 110: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 111

scenario 2a

naar sbao naar bao

meerkosten sbao

meerkosten bao

26-01 Utrecht stad 24 34

nihil, deelname <2% ?

26-03 Utrecht Zuidoost 19 43

€ 79.800

?

26-04 Utrecht West 0 0

€ 0

?

26-05 Utrecht Zuid 2 0

€ 8.400

?

totaal

45 77 122 € 88.200

?

Deze verplaatsing zal voor het betreffende SWV leiden tot meerkosten.

Deze meerkosten bestaan uit:

a. € 4.200 per SBaO leerling (indien het deelnamepercentage onder de 2% ligt, dan is er mogelijk nog

financiële ruimte bij het SBaO, dit lijkt in Utrecht aan de orde)

b. Een nader te bepalen bedrag per BaO leerling (dit is afhankelijk van de tussen het SWV en de

betreffende scholen te maken afspraken).

De meerkosten van het nieuwe scenario kunnen dus minder concreet berekend worden dan de

minderkosten t.o.v. de huidige situatie.

Page 111: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

112 Oberon

Scenario 2b. Meer ASS-leerlingen naar regulier BaO Leerlingaantallen

In dit scenario gaan 114 leerlingen minder naar het speciaal onderwijs. Zij gaan naar een basisschool

in stad Utrecht of Zeist (subregio Zuidoost). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.

Huisvesting

Voor dit scenario is geen huisvestingsberekening gemaakt, omdat de 114 leerlingen over veel

verschillende basisscholen verdeeld zullen worden. Door deze verdunning zal er weinig of geen effect

op de huisvestingsbehoefte ontstaan.

Leerlingenvervoer

In de huidige situatie hebben leerlingen uit SO en SBaO aanspraak op tegemoetkoming

vervoerskosten met begeleiding of maken ze gebruik van aangepast vervoer.

In de nieuwe situatie gaat voor 114 leerlingen die aanspraak vervallen omdat ze in het regulier

basisonderwijs terecht komen.

De huidige vergoeding per leerling is – tamelijk arbitrair – gesteld op € 1.000.

Scenario 2b Meer leerlingen van SO naar BaO

Nu Straks

Beweging van SO naar BaO

Beweging van BaO naar BaO

Beweging van SBaO naar BaO

Aanspraak Ja/Nee/Ja Nee/Nee/Nee

Vervoer OV MB & AV Geen

Afstand Groter Kleiner

Aantal lln. 114 114

Vergoeding € 700 - € 2.700 Nihil

Kosten gemeente/jr 114 x € 1000 Nihil

Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar

€ 1.710.000

Uitgaande van € 138.000 aan huidige vervoerskosten voor de gemeenten, levert dit scenario over een

periode van 15 jaar € 1,7 miljoen besparing voor de gemeenten op.

Personele bekostiging Minder leerlingen in het SO betekent:

Scholen SO zien inkomsten dalen (basisbekostiging- en ondersteuningsbekostiging)

* SWV bespaart € 9.111/ € 8.385 per leerling (de aan SO te betalen

ondersteuningsbekostiging), 114 x gemiddeld € 8.748 = € 997.272

* OCW bespaart het bedrag basisbekostiging per leerling SO.

Meer leerlingen in het regulier BAO betekent:

Scholen BAO zien inkomsten stijgen, ze krijgen van OCW ongeveer € 4.000 per leerling,

(exclusief eventuele “weging”). Daarnaast een eventuele bijdrage van het SWV omdat het

leerlingen betreft die extra ondersteuning behoeven.

Page 112: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 113

Samenvattende conclusies

Het aantal basisschoolleerlingen stijgt met 114 verspreid over vele basisscholen.

Het effect hiervan op de ruimtebehoefte is dermate gering dat dit niet gekwantificeerd is.

De kosten voor het leerlingenvervoer dalen, omdat het vervoer van leerlingen naar basisscholen niet

bekostigd wordt en voorheen naar het SO wel. Het kostenvoordeel voor de gemeenten bedraagt op

jaarbasis ongeveer € 114.000, gerekend over een periode van 15 jaar is dat een besparing van € 1,7

miljoen.

Het SWV bespaart bijna € 1 miljoen op de aan het SO te betalen ondersteuningsbekostiging.

Aangenomen mag worden dat hier extra bekostiging van basisscholen tegenover staat, omdat het

leerlingen betreft die extra ondersteuning behoeven. In welke mate dat aan de orde zal zijn is thans

niet te beoordelen.

Consequenties voor subregio’s

In dit scenario gaan er 114 leerlingen minder naar het SO.

Deze daling doet zich, volgens het opgegeven scenario, conform onderstaande tabel verspreid over

de subregio’s voor.

Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in

genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende

reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:

scenario 2b

uit SO

buiten de regio

4 € 34.992

26-01 Utrecht stad 3 € 26.244

26-03 Utrecht Zuidoost 91 € 796.068

26-04 Utrecht West 0 € 0

26-05 Utrecht Zuid 16 € 139.968

totaal

114 € 997.272

Dat de verwachte reductie in ondersteuningsbekostiging in Utrecht West (Woerden) nihil is, wordt

verklaard doordat in deze subregio nu reeds veel geïndiceerde leerlingen naar een school voor

regulier onderwijs gaan.

Het scenario stelt dat deze 114 leerlingen naar basisscholen in Utrecht (52 leerlingen) en Zeist (62

leerlingen) gaan.

Voor subregio Zuidoost betekent het scenario enerzijds een aanzienlijk besparing op de aan het SO te

betalen ondersteuningsbekostiging. Anderzijds ontvangen de basisscholen 61 leerlingen waarvan

verwacht mag worden dat zij een vorm van extra ondersteuning nodig hebben.

Voor de subregio Utrecht betekent het scenario een kleine besparing op de aan het SO te betalen

ondersteuningsbekostiging. Anderzijds ontvangen de basisscholen 52 leerlingen waarvan verwacht

mag worden dat zij een vorm van extra ondersteuning nodig hebben.

Voor subregio Zuid betekent dit scenario louter een besparing (zie voorgaande tabel).

Page 113: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

114 Oberon

Scenario 3a. Meer ASS-leerlingen naar regulier VO

Leerlingaantallen

Aanname is dat er 143 leerlingen extra naar het VO gaan en wel naar de twee grootste VO-scholen in

de Utrecht stad (totaal 54 leerlingen) en de twee grootste VO-scholen in subregio Zuidoost (Zeist)

(totaal 89 leerlingen). Zie bijlage 5 voor de onderbouwing van de aantallen.

Huidige situatie Situatie scenario 3a Toe-/afname

VO-school in Utrecht stad 1.470 1.497 27

VO-school in Utrecht stad 1.186 1.213 27

VO-school in Utrecht Zuidoost 1.528 1.572 44

VO-school in Utrecht Zuidoost 1.313 1.358 45

Huisvesting

Huisvestingsbehoefte

Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de

ruimtebehoefte voor VO het volgende:

Vaste voet : 980 m2

Per leerling onderbouw : 6,18 m2 per leerling

Per leerling bovenbouw : 5,85 m2 per leerling

Huidige situatie* Situatie scenario 3a Omvang uitbreiding**

VO-school in Utrecht stad 9.774 m2 9.935 m2 161 m2

VO-school in Utrecht stad 8.075 m2 8.236 m2 161 m2

VO-school in Utrecht Zuidoost 10.120 m2 10.384 m2 264 m2

VO-school in Utrecht Zuidoost 8.834 m2 9.104 m2 270 m2

* Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte

beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort.

De werkelijke situatie kan afwijken.

** Aanname is, dat de binnen scenario 3a ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien

jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding

in permanente bouwaard.

Page 114: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 115

Voor uitbreiding benodigde financiën

Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd.

Hiervan is uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.

Vaste normkosten zijn:

Ruimte-afhankelijke kosten

- bij projecten van < 460 m2 : € 1.930,78 per m2

- bij projecten van 460 < 2.500 m2 : € 1.145,86 per m2

Sectie-afhankelijke kosten bij projecten van 460 < 2.500 m2:

- Vaste voet algemeen : € 121.828

- Vaste voet algemene sectie : € 239.139

Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet

beschikbaar) en aanvullende normkosten voor eventueel benodigde paalfundering.

Omvang uitbreiding Omvang budget

VO-school in Utrecht stad 161 m2 € 310.856

VO-school in Utrecht stad 161 m2 € 310.856

VO-school in Utrecht Zuidoost 264 m2 € 509.726

VO-school in Utrecht Zuidoost 270 m2 € 521.311

Leerlingenvervoer

In dit scenario verdwijnt voor 143 VSO leerlingen de aanspraak op tegemoetkoming, omdat zij naar

regulier VO gaan.

Scenario 3a Meer regulier VO

Nu Straks

Beweging VSO VO

Aanspraak Ja Nee

Vervoer EV/OV zb n.v.t.

Aantal lln. 143 minus 143 VSO

Afstand Minder

Vergoeding € 350 - € 950 Nihil

Berekening 143 x € 750

Kosten gemeente/jr € 107.250 Nihil

Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar

€ 1.608.750

Het voordeel voor de gemeenten – onder de huidige regelgeving – bedraagt ruim een ton op

jaarbasis en € 1,6 miljoen over de periode van 15 jaar.

Het scenario is budgettair neutraal onder de nieuwe regeling vervoerskosten. Of leerlingen nu in VSO

of VO verblijven, de aanspraak op tegemoetkoming vervoerskosten vervalt voor de meesten, met

uitzondering van VSO leerlingen met aantoonbare handicap die zelfstandig reizen moeilijk maakt.

Personele bekostiging

Minder leerlingen in het VSO betekent:

Scholen VSO zien inkomsten dalen (basisbekostiging- en ondersteuningsbekostiging,

ongeveer € 15.000 per leerling).

Page 115: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

116 Oberon

SWV bespaart € 9.054 per leerling, 136 maal € 9.054 is € 1.231.344.

OCW bespaart het bedrag basisbekostiging per leerling (ongeveer € 6.000).

Meer leerlingen in het regulier VO betekent:

Scholen zien inkomsten stijgen.

Samenvattende conclusies

137 leerlingen die nu het VSO bezoeken gaan in dit scenario in het vervolg naar het regulier

voortgezet onderwijs. Indien dit op vier scholen gebeurt, neemt de ruimtebehoefte toe. De kosten

hiervan bedragen dan ongeveer € 1,65 miljoen.

Het scenario heeft geen effect op de kosten voor leerlingenvervoer. Gemeenten gaan kost besparen

omdat onder de nieuwe regelgeving voor VO en VSO leerlingen geen aanspraak bestaat als zij

zelfstandig kunnen reizen.

Omdat leerlingen in het VSO gedeeltelijk door het SWV bekostigd worden, dalen de kosten voor het

SWV. Uitgaande van ongeveer 136 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 1,2 miljoen mee

gemoeid.

Consequenties voor subregio’s

In dit scenario gaan er 136 leerlingen uit de regio minder naar het VSO. Zijn gaan naar het VO. Dit

geldt ook voor vier leerlingen die nu niet schoolgaand zijn.

Deze daling doet zich, volgens het opgegeven scenario, conform onderstaande tabel verspreid over

de subregio’s voor.

Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in

genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende

reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:

scenario 3a

uit VSO

van VSO elders

1 € 9.054

van elders binnen regio (niet VSO) 4 € 0

26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 4 € 36.216

26-03 Utrecht Zuidoost 114 € 1.032.156

26-04 Utrecht West 0 € 0

26-05 Utrecht Zuid 18 € 162.972

totaal

141 € 1.231.344

Dat de verwachte reductie in ondersteuningsbekostiging in Utrecht West (Woerden) nihil is, wordt

verklaard doordat in deze subregio nu reeds veel geïndiceerde leerlingen naar een school voor

regulier onderwijs gaan.

Page 116: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 117

Scenario 3b. Uitbreiding VSO HAVO/VWO Leerlingaantallen

In dit scenario wordt een VSO voorziening in Utrecht Zuidoost uitgebreid met een HAVO/VWO

afdeling, waar 53 leerlingen naar toe gaan uit het reguliere VO. Zie bijlage 5 voor de onderbouwing

van de aantallen.

Huidige situatie Situatie scenario 3b Toe-/afname

VSO-school in Utrecht ZO 338 391 53

Huisvesting

Huisvestingsbehoefte

Volgens het VNG-model van de Verordening Voorzieningen huisvesting onderwijs geldt voor de

ruimtebehoefte voor VSO-LZK het volgende:

Vaste voet : 370 m2

Per leerling : 12,2 m2 per leerling

Huidige situatie * Situatie scenario 3b Omvang uitbreiding **

VSO-school in Utrecht ZO 4.494 m2 5.140 m2 646 m2

* Aanname is, dat voor de huidige leerlingenaantallen precies de juiste huisvestingsbehoefte

beschikbaar is. Bij de schoolgebouwen is dus geen sprake van overcapaciteit of ruimtetekort.

De werkelijke situatie kan afwijken.

** Aanname is, dat de binnen scenario 3b ingeschatte leerlingenaantallen zich langer dan vijftien

jaren zullen handhaven. Daarmee komen de schoolgebouwen in aanmerking voor uitbreiding

in permanente bouwaard.

Voor uitbreiding benodigde financiën

Begin 2012 heeft de VNG de financiële normering voor het jaar 2012 gepubliceerd. Hiervan is

uitgegaan bij de berekening van de voor de uitbreidingssituaties benodigde budgetten.

Basisgegevens:

Bedrag voor uitbreiding > 96 m2 : € 98.362

Bedrag per m2 : € 1.437,68

Buiten beschouwing zijn gelaten kosten van terreinen (Gemeente stelt terrein om niet

beschikbaar) en toeslag voor eventueel speellokaal.

Omvang uitbreiding Omvang budget

VSO-school in Utrecht ZO 646 m2 € 1.027.103

Leerlingenvervoer

In dit scenario ontstaat onder de huidige regelgeving aanspraak op tegemoetkoming van vervoer

zonder begeleiding voor 53 VO leerlingen. De grote afstand vanuit de regio rechtvaardigt een relatief

hoog tarief van € 750.

Page 117: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

118 Oberon

Scenario 3b ASS LZK HAVO/VWO Bilthoven

Nu Straks

Beweging VO HAVO/VWO VSO Bilthoven

Beweging VO thuiszitters VSO Bilthoven

Aanspraak Nee/Nee Ja/Ja

Vervoer EV, OV zb EV, OV zb

Afstand Gering Verder

Aantal lln. 53

Vergoeding € 350 - 950

Berekening 53 x € 750

Kosten gemeente/jr € 39.750

Financieel voordeel (+) nadeel (-) gemeenten over 15 jaar

-€ 596.250

De gemeenten zouden onder de huidige regeling ca. € 40.000 per jaar gaan betalen aan

leerlingenvervoer, waar zij eerder geen kosten hadden. Over 15 jaar telt dat op naar bijna € 6 ton

extra kosten.

Echter, onder de nieuwe regeling vervalt de aanspraak voor zelfstandig reizende VSO leerlingen. Het

hierboven berekende nadeel zal niet optreden als dit scenario werkelijkheid wordt. Het is qua

leerlingenvervoer dan budgettair neutraal.

Personele bekostiging

Minder leerlingen in het regulier VO betekent:

Scholen zien inkomsten dalen, OCW bespaart deze uitgaven.

Meer leerlingen naar het VSO betekent:

Scholen VSO zien inkomsten stijgen:

* basisbekostiging van OCW (dat hiermee duurder uit is dan toen de lln. in regulier

VO zat),

* ondersteuningsbekostiging van SWV, € 9.054 per leerling. SWV is hiermee

duurder uit. In oude situatie geen kosten SWV.

De kosten voor het SWV nemen toe, € 9.054 per leerling (53 x € 9.054 is € 479.862).

Samenvattende conclusies

Het aantal leerlingen in het VSO neemt met 53 toe. Dit gebeurt in een bestaande voorziening. De

extra huisvestingskosten hiervan bedragen ongeveer € 1 miljoen.

Door de nieuwe regeling vervoerskosten ontstaan geen nieuwe aanspraken voor deze 53 leerlingen.

Omdat leerlingen in het regulier onderwijs volledig door het Rijk bekostigd worden en het SWV

meebetaalt aan leerlingen in het VSO nemen in dit scenario de kosten voor het SWV toe. Uitgaande

van 53 leerlingen is hier een bedrag van ongeveer € 0,5 miljoen mee gemoeid.

Consequenties voor subregio’s

In dit scenario gaan er 53 leerlingen meer naar het VSO.

Deze verschuiving komt, volgens het opgegeven scenario, vrijwel volledig voor rekening van twee

subregio’s: Utrecht West en Utrecht Zuid.

Tevens nemen we aan dat de leerlingen niet alleen schoolgaand, maar ook woonachtig zijn in

Page 118: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 119

genoemde subregio. Indien dit het geval is betekent dit voor de onderscheiden SWV de volgende

reductie in SO deelname en dus in af te dragen ondersteunings-bekostiging:

scenario 3b

naar VSO

Van elders binnen de regio 3 € 27.162

26-01 Utrecht stad/Vechtstreek 0 € 0

26-03 Utrecht Zuidoost 0 € 0

26-04 Utrecht West 19 € 172.026

26-05 Utrecht Zuid 31 € 280.674

totaal

53 € 452.700

Page 119: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat
Page 120: Voorzieningen en leerlingen- stromen (V)SO RMC …...Verkenning van mogelijke oplossingen voor de toekomst Bij de voorgestelde oplossingsrichtingen voor cluster 3-leerlingen staat

Voorzieningen en leerlingenstromen (V)SO RMC-regio 19 – eindrapportage 121

Bijlage 7 Lijst van afkortingen

ASS = Autisme Spectrum Stoornis

Bao = Basisonderwijs

LG = Lichamelijk gehandicapt (cluster 3)

LGF = Leerlingengebonden financiering (‘rugzak’)

LZ = Langdurig zieke kinderen/somatisch (cluster 3)

LZK = Langdurig zieke kinderen/psychiatrisch (cluster 4)

LWOO = Leerwegondersteunend onderwijs

MG = Meervoudig gehandicapt (cluster 3)

PI = Pedologisch Instituut (cluster 4)

PO = Primair onderwijs

PrO = Praktijkonderwijs

RMC = Regionale Meld- en Coördinatiefunctie

Sbao = Speciaal Basisonderwijs

VO = Voortgezet Onderwijs

VSO = Voortgezet speciaal onderwijs

ZMLK = Zeer moeilijk lerende kinderen (cluster 3)

ZMOK = Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (cluster 4)