VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel...

16
VOOR EEN CORRECT FUNCTIONEREN VAN DE KETEL IS HET VERPLICHT DE KIT GEÏSOLEERDE TRANSFORMATOR CODE 8099400 TE INSTALLEREN. VOOR DE INSTALLATEUR INHOUD 1 BESCHRIJVING VAN HET TOESTEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pag. 76 2 INSTALLATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pag. 77 3 KENMERKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pag. 82 4 GEBRUIK EN ONDERHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pag. 83 Die komplette technische Dokumentation in deutscher Sprache des Geräts steht beim Importeur zur Verfügung. BELANGRIJK Op het moment dat het toestel voor de eerste keer in werking gesteld wordt verdient het aanbeveling om de vol- gende controles te verrichten: – Nagaan of er zich geen ontvlambare vloeistoffen of materialen in de onmiddellijke nabijheid van de ketel bevin- den. Zich ervan verzekeren dat de elektrische aansluiting op de juiste wijze uitgevoerd is en dat de ketel op een deug- delijk geaard stopcontact aangesloten is. – De gaskraan opendraaien en alle aansluitingen, inclusief die van de brander, op dichtheid controleren. – Zich ervan verzekeren dat de ketel ingesteld is om op de beschikbare gassoort te functioneren. – Controleren of de afvoerleiding van de verbrandingsproducten vrij is. – Zich ervan verzekeren dat eventuele afsluiters open zijn. – Zich ervan verzekeren dat de installatie met water gevuld is en goed ontlucht is. – De lucht die in de gasleiding zit ontluchten door middel van de speciale ontluchter van de drukmeetaansluiting die op de inlaat van de gasklep gemonteerd is. RMG Mk.II - NEDERLANDS

Transcript of VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel...

Page 1: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

VOOR EEN CORRECT FUNCTIONEREN VAN DE KETEL IS HET VERPLICHT DE KIT GEÏSOLEERDE

TRANSFORMATOR CODE 8099400 TE INSTALLEREN.

VOOR DE INSTALLATEUR

INHOUD

1 BESCHRIJVING VAN HET TOESTEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pag. 76

2 INSTALLATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pag. 77

3 KENMERKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pag. 82

4 GEBRUIK EN ONDERHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pag. 83

Die komplette technische Dokumentation in deutscher Sprache des Geräts steht beim Importeur zur Verfügung.

BELANGRIJK

Op het moment dat het toestel voor de eerste keer in werking gesteld wordt verdient het aanbeveling om de vol-

gende controles te verrichten:

– Nagaan of er zich geen ontvlambare vloeistoffen of materialen in de onmiddellijke nabijheid van de ketel bevin-

den.

– Zich ervan verzekeren dat de elektrische aansluiting op de juiste wijze uitgevoerd is en dat de ketel op een deug-

delijk geaard stopcontact aangesloten is.

– De gaskraan opendraaien en alle aansluitingen, inclusief die van de brander, op dichtheid controleren.

– Zich ervan verzekeren dat de ketel ingesteld is om op de beschikbare gassoort te functioneren.

– Controleren of de afvoerleiding van de verbrandingsproducten vrij is.

– Zich ervan verzekeren dat eventuele afsluiters open zijn.

– Zich ervan verzekeren dat de installatie met water gevuld is en goed ontlucht is.

– De lucht die in de gasleiding zit ontluchten door middel van de speciale ontluchter van de drukmeetaansluiting

die op de inlaat van de gasklep gemonteerd is.

RM

G M

k.II

- NED

ERLA

ND

S

Page 2: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

76

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

1.1 INLEIDING

De toestellen “RMG Mk.II” zijnwarmwaterketels die geschikt zijn voorverwarmingsinstallaties met eengemiddelde capaciteit. De ketels zijnuitgerust met alle veiligheids- en

regelorganen die door de betreffendenormen voorgeschreven worden en deketels zijn in overeenstemming met debepalingen van de Europese richtlijnen90/396/EEG, 89/336/EEG,73/23/EEG, 92/42/EEG en deEuropese norm EN 656. De ketels kun-

nen met aardgas (G20 – G25) en metbutaan (G30) of propaan (G31) gevoedworden. Neem de aanwijzingen die indeze handleiding opgenomen zijn inacht om er zeker van te zijn dat hettoestel op de juiste manier geïn-stalleerd wordt en goed functioneert.

1 BESCHRIJVING VAN HET TOESTEL

1.2 AFMETINGEN

P D

475

S

LA

75

R

G

M

195

100

0

65

48

5 66

5

Fig. 1

R Retourleiding cv 11/2”M Toevoerleiding cv 11/2”G Gastoevoer 1”S Aftapleiding ketel 3/4”

L D P Amm ø mm mm mm

70 Mk.II 840 180 645 41580 Mk.II 940 180 645 41590 Mk.II 1040 200 645 415100 Mk.II 1140 225 645 415110 Mk.II 1240 250 670 400

1.3 TECHNISCHE GEGEVENS

* Het gasdebiet heeft betrekking op een calorische onderwaarde onder standaard omstandigheden bij 15°C - 1013 mbar.

70 Mk.II 80 Mk.II 90 Mk.II 100 Mk.II 110 Mk.IINutting vermogen kW 49,1-70,1 56,0-78,7 63,0-90,0 69,9-98,6 74,7-107,9Warmtedebiet kW 54,5-77,9 62,2-87,4 70,0-100,0 77,7-109,5 85,5-120,5Gietijzeren elementen aantal 8 9 10 11 12Elektrisch opgenomen vermogen W 16 16 16 16 69Max. bedrijfsdruk bar 4 4 4 4 4Beproevingsdruk bar 6 6 6 6 6Waterinhoud l 25 28 31 34 37Categorie in Frankijk II2Esi3+ II2Esi3+ II2Esi3+ II2Esi3+ II2Esi3+

Categorie in België I2E(R)B, I3+ I2E(R)B, I3+ I2E(R)B, I3+ I2E(R)B, I3+ I2E(R)B, I3+

Type B11BS B11BS B11BS B11BS B11

Rookgastemperatuur °C 158 160 160 144 140Rookgasdebiet kg/h 170 180 230 287 330Max. bedrijfstemperatuur °C 95 95 95 95 95Regelbereik verwarmingstemperatuur °C 40÷85 40÷85 40÷85 40÷85 40÷85Inspuitstukken hoofdgasAantal n° 7 8 9 10 11Aardgas (G20 - G25) ø mm 2,95 2,95 2,95 2,95 2,95G30 - G31 ø mm 1,70 1,70 1,70 1,70 1,70Gasdebiet*Aardgas (G20 - G25) m3st/h 8,2 9,2 10,6 11,6 12,7Butaan (G30) kg/h 6,0 6,8 7,7 8,5 9,3Propaan (G31) kg/h 5,9 6,7 7,6 8,3 9,1BranderdrukAardgas (G20) mbar 4,5 - 9,3 4,6 - 9,1 4,7 - 9,3 4,7 - 9,3 4,6 - 9,3Aardgas (G25) mbar 4,5 - 9,3 4,6 - 9,1 4,7 - 9,3 4,7 - 9,3 6,9 - 13,8Butaan (G30) mbar 12,2 - 25,2 12,3 - 25,4 12,0 - 25,1 12,5 - 25,1 12,6 - 25,6Propaan (G31) mbar 16,4 - 32,6 16,1 - 30,2 15,6 - 30,0 16,6 - 32,7 16,6 - 34,3GasvoedingsdrukAardgas (G20-G25) mbar 20/25 20/25 20/25 20/25 20/25Butaan (G30) mbar 30 30 30 30 30Propaan (G31) mbar 37 37 37 37 37Gewicht kg 238 266 294 322 350

Page 3: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

De installatie moet als vastbeschouwd worden en mag uitsluitenddoor gespecialiseerde en deskundigebedrijven tot stand gebracht wordenin overeenstemming met de betref-fende wettelijke voorschriften en deaanwijzingen die in deze handleidingopgenomen zijn. Bovendien moeten hierbij devoorschriften en de reglementen vande brandweer, het gasbedrijf en degemeente in acht genomen worden.

2.1 KETELRUIMTE

De ketels “RMG Mk.II” met een hogerecapaciteit dan 35 kW moeten in eentechnische ruimte geplaatst wordenwaarvan de afmetingen en de overigeeigenschappen aan de veilighei-dsvoorschriften moeten voldoen die opdit moment van kracht zijn. De minimumhoogte van de ruimte moet overeen-stemmen met datgene wat op fig. 3 isaangegeven, al naar gelang het totalewarmtedebiet. De minimum afstandtussen de wanden van de ruimte en deexterne punten van de ketel (derechter-, de linker- en de achterkant)mag niet minder bedragen dan 0,60 m. Het is toegestaan om meerdere

toestellen naast elkaar te plaatsen,mits alle veiligheids- en regelsystemenmakkelijk bereikbaar zijn. Het is bovendien noodzakelijk om voorde toevoer van verse lucht in deruimte ventilatieopeningen in debuitenmuren te maken, waarvan hetoppervlak in ieder geval niet kleinermag zijn dan 3.000 cm2 en bij eengasdichtheid van meer dan 0,8 nietkleiner dan 5.000 cm2.

2.1.1 Verplaatsing

Zodra de ketel in het speciaal daarvoorbestemde vertrek geplaatst is en dedoos verwijderd is, moet de ketel als

volgt verplaatst worden (fig. 3/a):– verwijder het deksel van de mantel;– maak de twee hijsbeugels (die aan de

achterkant van de ketel geplaatstzijn) vast en borg ze met de meege-leverde schroeven;

– steek twee buizen van 3/4” in degaten die aangebracht zijn in de beu-gels, til de ketel voorzichtig op en ver-plaats de ketel.

2.2 AANSLUITING VAN DEINSTALLATIE

Voordat u overgaat tot het aansluitenvan de ketel doet u er goed aan omwater door de leidingen van de installatie

1.4 VOORNAAMSTE ONDERDELEN

Fig. 2

LEGENDE1 Gasklep met spoelblok2 Omhulsel 1/2”3 Veiligheidsthermostaat4 Resetknop apparaat5 Hoofdschakelaar6 Trapsgewijze regelthermostaat7 Thermometer8 Rookgasbeveiliging

(model “70-80-90-100 Mk.II”)9 Drukmeetaansluiting 1/8”

(model “110 Mk.II”)10 Drukmeetaansluiting 1/8” 11 Branderverdeelstuk

2 INSTALLATIE

Fig. 3

H afhankelijk van het totalewarmtedebiet:– niet meer dan 116 kW: 2,00 m– meer dan 116 kW

tot 350 kW: 2,30 m– meer dan 350 kW

tot 580 kW: 2,60 m– meer dan 580 kW: 2,90 m

77

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

Page 4: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

te laten stromen om eventuele vreemdevoorwerpen, waardoor de goede werk-ing van het toestel aangetast kan wor-den, te verwijderen. De aansluiting vande installatie moet tot stand gebrachtworden met onbuigzame koppelingen dieop geen enkele wijze een belasting voorhet toestel mogen vormen. Het is belan-grijk dat de verbindingen makkelijk los-gekoppeld kunnen worden door middelvan verbindingsstukken met draaibarefittingen. Het verdient altijd aanbevelingom geschikte afsluiters op de toevoerlei-ding en op de retourleiding van de instal-latie te monteren. Om een goede spreiding van het waterin het gietijzeren lichaam te krijgenmoet de toevoer- en de retourleidingvan de installatie aan dezelfde kant vande ketel aangesloten worden. De ketelwordt standaard met de aansluitingenaan de linkerkant geleverd, maar demogelijkheid bestaat om dezeaansluitingen naar de rechterkant teverplaatsen. In dit geval moet u dewaterverdeler, die op de retourverza-melleiding gemonteerd is en de voelersvan de thermostaten die in deomhulsels geplaatst zijn, ook naardezelfde kant verplaatsen.Het verdient aanbeveling om ervoor tezorgen dat het warmteverschil tussende toevoerleiding en de retourleiding vande installatie niet boven de 20°C stijgt.Met het oog hierop is het dan ook zinvolom een mengklep te monteren.LET OP: Het is noodzakelijk dat de circu-latiepomp of de circulatiepompen vande installatie gelijktijdig met de ketel inwerking treedt/treden. Met het ooghierop adviseren wij om een automa-tisch voorrangssysteem toe te passen.De gasaansluiting moet met verzinktestalen leidingen zonder lasnaden (typeMannesmann) en met schroefdraad-koppelingen en afdichtingen tot standgebracht worden. Het gebruik vandriedelige koppelingen behalve voor debegin- en de eindaansluitingen dientvermeden te worden. Bij de doorvoerdoor muren moet de leiding terbescherming in een speciaal omhulselgedaan worden. Bij het bepalen van deafmetingen van de gasleidingen, van demeter naar de ketel, moet er zowelrekening gehouden worden met hetdebiet in volume (verbruik) in m3/h alsmet de betreffende dichtheid van het inaanmerking genomen gas. Dedoorsneden van de leidingen waar deinstallatie uit bestaat moeten zodanigzijn dat er voldoende gas toegevoerdwordt om aan de maximale vraag tevoldoen en om het drukverlies tussende meter en ongeacht welk gebruik-

stoestel te beperken tot max.:– 1,0 mbar voor de gassen van de

tweede familie (aardgas)– 2,0 mbar voor de gassen van de

derde familie (butaan of propaan).In de mantel is een zelfklevend plaatjeaangebracht waar de technischegegevens van de ketel op vermeldstaan en de gassoort waar de ketel opingesteld is.

2.3 KENMERKEN VAN HET VOEDINGSWATER

HET GEBRUIK VAN ONTHARD WATERIN DE VERWARMINGSINSTALLATIE ISABSOLUUT NOODZAKELIJK IN DE VOL-GENDE GEVALLEN:– grote installaties (grote waterinhoud);– veelvuldige toevoer van water ter

aanvulling in de installatie;– indien de installatie geheel of gedeel-

telijk leeggemaakt moet worden.

2.3.1 Filter op de gasleiding

De gasklep die toegepast wordt isstandaard voorzien van een inlaatfilterdat echter niet in staat is om al het vuildat het gas bevat en dat in de leidingenvan het net zit tegen te houden. Om tevoorkomen dat de klep niet goed func-tioneert of in sommige gevallen zelfs debeveiligingen waar de klep mee uit-gerust is uitgeschakeld worden, wordtgeadviseerd om een geschikt filter opde gasleiding van de ketel te monteren.

2.4 DE INSTALLATIE VULLEN

Het vullen van de installatie moet langza-am gebeuren zodat eventuele lucht-bellen de gelegenheid hebben om via despeciale ontluchters die op de verwarm-ingsinstallatie geplaatst zijn te ontsnap-

pen. Als de installatie koud is moet devuldruk van de installatie en devooruitzettingsdruk van het expansievatgelijk zijn aan of in ieder geval niet lagerzijn dan de hoogte van de statischekolom van de installatie. (Bijvoorbeeld: bijeen statische kolom van 5 meter moetde voorvuldruk van het vat en de vuldrukvan de installatie tenminste gelijk zijnaan de min. waarde van 0,5 bar).

2.5 ROOKKANAAL

Het rookkanaal voor het uitstoten inde atmosfeer van de verbranding-sproducten van toestellen met natu-urlijke trek moet aan de volgendeeisen voldoen:– mag geen verbrandingsproducten

doorlaten, moet ondoordringbaarzijn en thermisch geïsoleerd zijn;

– moet van geschikt materiaalgemaakt zijn dat ook op den duurbestand is tegen normale mecha-nische belasting, tegen hitte en deinwerking van verbrandingspro-ducten en eventueel condensaatdaarvan;

– moet een verticaal verloop hebbenen vrij zijn van elke vernauwing overde gehele lengte;

– moet naar behoren geïsoleerd zijnom condensatie- of afkoelingsver-schijnselen van de rookgassen tevoorkomen, met name indien hetrookkanaal aan de buitenzijde vanhet gebouw of in een onverwarmderuimte is geïnstalleerd;

– moet door middel van luchtruimten ofpassende isolatie op de nodigeafstand van brandbare of licht ontv-lambare materialen geplaatst worden;

– moet onder de inlaat in het eersterookgaskanaal een opvangkamervan vaste materialen en eventueel

78

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TURFig. 3/a

Page 5: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

79

condensaat hebben die minimaal500 mm hoog moet zijn. De toegangtot genoemde kamer moet gegaran-deerd worden door middel van eenopening met een metalen klep meteen luchtdichte sluiting;

– moet een ronde, vierkante ofrechthoekige binnendoorsnede heb-ben: in deze laatste beide gevallenmoeten de hoeken afgerond wordenmet een straal van niet minder dan20 mm; er zijn echter ook doorsne-den toegestaan die vanuit hydrauli-sch oogpunt gelijkwaardig zijn;

– moet aan de bovenkant voorzien zijnvan een schoorsteen waarvan de uit-monding zich buiten het zogenaam-de terugstroomgebied moet bevin-den om de vorming van tegendruk tevoorkomen waardoor de verbran-dingsproducten niet vrijuit in deatmosfeer uitgestoten zouden kun-nen worden;

– moet vrij zijn van mechanischeafzuigsystemen aan de bovenkantvan de leiding;

– in een schoorsteen die door bewoon-de vertrekken loopt of daar tegenaan loopt mag geen enkele overdrukaanwezig zijn.

2.5.1 Bepaling van de afmetingenvan het rookkanaal

De bepaling van de juiste afmetingenvan het rookkanaal is van essentieelbelang voor de goede werking van deketel. Om de nuttige doorsnede van hetrookkanaal te berekenen moeten debetreffende voorschriften in achtgenomen worden. De belangrijkste fac-toren waar bij het berekenen van dedoorsnede rekening mee moet wordengehouden zijn: het warmtedebiet vande ketel, het type brandstof, de pro-centuele waarde van CO2, het mas-sadebiet van de rookgassen bij nomi-nale belasting, de temperatuur van derookgassen, de ruwheid van de binnen-wand, het effect van de zwaartekrachtop de trekdruk waarbij rekeninggehouden moet worden met de buiten-temperatuur en de hoogte.

2.6 ELEKTRISCHE AANSLUITING

De ketel wordt geleverd met een elek-trische voedingskabel die, als deze aanvervanging toe is, bij Sime besteldmoet worden. Voor de voeding is één-fasige spanning van 230V – 50Hznodig via een hoofdschakelaar diebeschermd moet worden door zekerin-gen en die een contactafstand van min-

imaal 3 mm moet hebben. De klimaa-tregelaar die toegepast moet worden,mag uitsluitend van klasse II zijn inovereenstemming met de norm EN60730.1 (schoon elektrisch contact).

OPMERKING: Het toestel moet op eendeugdelijk geaard stopcontact aanges-loten worden. Gebeurt dit niet, dan wijstSIME elke aansprakelijkheid voorschade of lichamelijk letsel van de hand.Alvorens welke werkzaamheden danook aan het elektrische schakelpaneeluit te voeren moet eerst de elektrischestroomtoevoer uitgeschakeld worden.

2.6.1 Aansluiting van deoptionele regeleenheid

In het elektrische schakelcircuit is een

aantal connectors aangebracht voorde installatie van een optioneleregeleenheid, die met verschillendekleuren gemarkeerd zijn: zwart, rooden bruin (fig. 5). De connectors zijn voorzien van polenzodat het niet mogelijk is om de volgo-rde ervan te verwisselen. Om deregeleenheid te installeren moetendeze connectors aangesloten wordenen moeten de bruggen 4-5 en 11-12(vet gedrukt aangegeven in hetschema op fig. 6) van het klemmenblokverwijderd worden. Met de regeleenheid is het bovendienmogelijk om voelers en omgeving-sunits te gebruiken waarvan de vanpolen voorziene en gekleurde connec-tors in een zakje in het bedieningspa-neel zitten.

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

Tetto piano

0,5

0 m 0

,50

m

Volumetecnico

> 5 m

≤ 5 m

Colmo> 1,50 m

≤ 1,50 m

Zona di reflusso

1,5

0 m

2 m

min

.

0,5

0 m

oltr

e il

colm

o

45°

Tetto a 45°

Colmo> 1,30 m

≤ 1,30 m

Zona di reflusso

0,8

0 m

1,2

0 m

min

.

0,5

0 m

oltr

e il

colm

o

30°

Tetto a 30 °

Plat dak

Schuin dak 30°

Schuin dak 45°

Fig. 4

1 2

3 4

Fig. 5

LEGENDE1 Parasietwerend filter2 Connectors

regeleenheid(zwart - rood - bruin)

3 Apparaat4 Klemmenblok

Page 6: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

80

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

Fig. 6

2.6.2 Elektrisch schema

Model “RMG 70-80-90-100 Mk.II”

Model “RMG 110 Mk.II”

LEGENDEIG HoofdschakelaarTC Trapsgewijze regelthermostaatEA OntstekingselektrodeEV2 GasklepspoelEV1 GasklepspoelTA KlimaatregelaarR Resetknop apparaatB SpoelblokER Detectie-elektrodeTS VeiligheidsthermostaatA Apparaat TF Rookgasbeveiliging

FA Parasietwerend filterPI Pomp installatiePB Pomp boilerTEL Omgevingsunit QAA70 (optie)SE Buitentemperatuurvoeler (optie)SC Dompelvoeler ketel QAZ21 (optie)SS Dompelvoeler boiler QAZ21 (optie)C Connectors regeleenheid

RVA 43.222 (zwart–rood–bruin)F Zekering (T 315mA)TI Isolatietransformator

(alleen voor FR/BE)PBY Recirculatiepomp

TM Minimum temperatuurthermostaat

NB: Als de klimaatregelaar aangeslotenwordt dan moet de brug tussen de klem-men 6-7 verwijderd worden. Als de regeleenheid aangesloten wordtdan moeten de bruggen tussen de klem-men 4-5 en 11-12 verwijderd worden. Breng de aansluiting van de pompen (PB-PI) zoals aangegeven op het schemaalleen tot stand als de regeleenheid RVA43.222 gebruikt wordt.

Page 7: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

2.7 REGELEENHEID

Alle functies van de boiler kunnenbediend worden door de verwarmin-ginstallatie code 8096303, die voor-zien is van een sonde buitentempera-tuur (SE) en een sonde gedompeld inde boiler (SC).(fig. 7). Voor de rege-leenheid moet een extra serie laagspan-ningsconnectors aangesloten wordenom de voelers en de omgevingsunit aante sluiten (de connectors zitten in eenzakje in het bedieningspaneel).De ballon van de sonde van de even-tuele buitenketel (SS) code 6277110(naar keuze) moet in de mantel van deketel gevoegd worden en de ballonvan de sonde boiler (SC) in de mantelvan de boiler. Ten aanzien van de mon-tage van de buitentemperatuurvoeler(SE) moeten de aanwijzingen in de ver-pakking van de voeler opgevolgd wor-den. Om de elektrische aansluitingentot stand te brengen moet u het opfig. 6 aangegeven schema aanhouden.

ATTENTIE: Stel de thermostaat diede ketel regelt op zijn hoogst om eencorrecte werking van de verwar-mingsinstallatie te garanderen.

2.7.1 Kenmerken en functies

De “RVA43.222” is ontworpen alsregelaar van een enkele één- of twee-trapsketel of als regelaar van eencascade om tot aan zestien ketelstoe te regelen.

Spaarzaam gebruik– Mogelijkheid om de warmtevoorzie-

ning tijdens het aanvullen van dewatervoorraad wel of niet in teschakelen.

– Klimaatregeling van de keteltempe-ratuur met mogelijkheid van omge-vingscompensatie.

– Besturing van een direct verwarming-scircuit (met pomp) voor elke regelaar.

– Automatische aanpassingsfunctievan de klimaatcurve op basis van dewarmtetraagheid van het gebouw ende aanwezigheid van “gratis warmte”(met omgevingscompensatie).

– Optimaliseringsfunctie tijdens de ont-steking en het doven (versneldeverwarming en vooruitschakeling).

– Dagspaarfunctie berekend op basisvan de dynamische kenmerken vanhet gebouw.

– Automatische zomer / winteromschakeling.

Beveiligingsfuncties– Instelbare minimum en maximum

temperatuur van de toevoer.– Aparte vorstbeveiliging voor de ketel,

de sanitaire warmwatervoorraad ende installatie.

– Oververhittingsbeveiliging van de ketel.

– Vastloopbeveiliging van de pompen.– Branderbeveiliging met minimum

werkingstijd.

Werkingsfuncties– Eenvoudige inbedrijfstelling.– Alle instellingen kunnen via de rege-

laar uitgevoerd worden.– Standaard programma voor de

weekprogrammering.– Alle instellingen en werkingsregimes

zijn zichtbaar aan de hand van hetdisplay en led-indicatielampjes.

– Test van de relais en de voelers.

Sanitaire watervoorziening– Programmering van de dagtijden.– Mogelijkheid om tijdens dalperioden

de minimum temperatuur van desanitaire warmwatervoorziening inte stellen.

– Mogelijkheid om de toevoerpompvan de watervoorraad te bedienen.

– Instelbare voorrang van het sanitai-re circuit.

Overige technische kenmerken– Makkelijk aan te sluiten met een digi-

tale omgevingsunit (QAA70).

81

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

12

0 120

20 100

40 806°C

Fig. 7

LEGENDE1 Plastic afdekking2 Regeleenheid

2.6.3 Installatie isolatietransformator bestelnr. 8099400

MontageBevestig de transformator met detwee meegeleverde vijzen.Voor de elektrische aansluitingenwordt verwezen naar de schema'svan figuur 6.

Fig. 6/a

Page 8: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

82

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

3.1 ELEKTRONISCH APPARAAT

De ketel “RMG Mk.II” met automatis-che ontsteking (zonder waakvlam) isuitgerust met een elektronisch bedien-ings- en beveiligingsapparaat type FM11/DTM 12, met een ingebouwdetransformator; dit apparaat is in debeschermingskast van het instru-mentenpaneel geplaatst. De ontsteking en de detectie van devlam wordt gecontroleerd door eengroep elektroden die op de brandergemonteerd zijn en die maximale zek-erheid bieden omdat zij in geval vanonverhoeds doven of gasgebrek binnen8/4 seconden inschakelen (fig. 8).

3.1.1 Werkingscyclus

Alvorens de ketel aan te zetten moet umet een voltmeter controleren of deelektrische aansluiting op het klem-menblok op de juiste manier uitgevo-erd is en of de fase- en de nulposities inacht genomen zijn zoals blijkt uit hetschema. Druk op de hoofdschakelaarop het bedieningspaneel en controleeraan de hand van het feit dat het con-trolelampje gaat branden of de ketelonder stroom staat. Dan zal de ketel in werking treden envia het programmeersysteem een ont-ladingsstroom naar de ontstekingse-lektrode sturen en tegelijkertijd degasklep openen. De ontsteking van debrander vindt doorgaans binnen eentijd van 2 of 3 seconden plaats. Er kunnen storingen optreden waar-door het kan gebeuren dat de ontstek-ing uitblijft, als gevolg waarvan hetblokkeringssignaal van het toestelafgegeven wordt; deze storingen kun-nen als volgt samengevat worden:

– GasgebrekHet toestel voert de cyclus naarbehoren uit en stuurt spanning naarde ontstekingselektrode die gedu-rende max. 8/4 sec. blijft doorgaanmet ontladen, als de brander nietontstoken wordt dan wordt het toe-stel geblokkeerd. Het kan gebeuren dat er bij een eer-ste ontsteking of nadat de ketellange tijd niet heeft gefunctioneerdlucht zit in de gastoevoerleiding. Ditkan veroorzaakt zijn doordat degaskraan dicht is of doordat dewikkeling van één van de spoelen vande klep onderbroken is waardoor deopening niet mogelijk is.

– De ontstekingselektrode geeft de

ontlading niet afIn de ketel wordt alleen de openingvan het gas naar de brander waar-genomen, na 8/4 sec. wordt hettoestel geblokkeerd. Dit kan veroor-zaakt worden doordat de kabel vande elektrode onderbroken is of nietgoed vastzit aan de klem van het toe-stel of doordat de transformator vanhet toestel doorgebrand is.

– Er vindt geen vlamdetectie plaatsVanaf het moment van de ontstekingwordt de continu ontlading van deelektrode waargenomen ondankshet feit dat de brander blijkt te bran-den. Na 8/4 sec. houdt de ontladingop, dooft de brander en gaat hetblokkeringscontrolelampje branden.Dit gebeurt indien de fase- en de nul-posities op het klemmenblok niet inacht genomen zijn. De kabel van dedetectie-elektrode is onderbroken ofde elektrode zelf ligt aan de massa;de elektrode is in sterke mate ver-sleten en moet vervangen worden.Het toestel is defect.

Als de stroom plotseling uitvalt danstopt de brander onmiddellijk, zodra destroom weer ingeschakeld is treedt deketel automatisch weer in werking.

3.1.2 Ionisatiecircuit

Om het ionisatiecircuit te controlerengebruikt u een microampèremetermet een wijzerschaal of nog beter meteen digitale display met een schaal van0 tot 50 µA. Sluit de klemmen van de microam-pèremeter elektrisch in serie aan opde kabel van de detectie-elektrode. Bijeen normale werking ligt de waardetussen de 6-10 µA. De minimale waarde van de ionisatie-stroom bedraagt ongeveer 1 µA,daaronder blokkeert de ketel. Controleer

in dat geval of er een goed elektrischcontact is en controleer de mate van sli-jtage van detectie-elektrode.

3.2 TRAPSGEWIJZEREGELTHERMOSTAATMODEL “70-80-90-100 Mk.II”

De ketel wordt geleverd met eenregelthermostaat met een dubbel wis-selcontact met een verschillendeafstelling (6 fig. 2) waarmee hetmogelijk is, voordat de brander hele-maal dooft, het vermogen te vermin-deren door middel van een spoelblokdat op de regelaar van de gasklepgemonteerd is. Dit trapsgewijze modulatiesysteembiedt de volgende voordelen:– een hoger totaal rendement van de

ketel– de temperatuurverhoging die in het

gietijzeren lichaam optreedt op hetmoment dat de brander dooft(warmtetraagheid) binnen aanvaard-bare waarden te houden.

3.3 ROOKGASBEVEILIGING

Dit betreft een beveiliging tegen hetterugstromen van de rookgassen in deruimte omdat het rookkanaal niet doel-matig is of gedeeltelijk verstopt is (8fig. 2). Deze beveiliging treedt in werk-ing en blokkeert de werking van degasklep als de terugslag van de rook-gassen in de ruimte continu is en ineen dusdanige hoeveelheid dat hetgevaarlijk wordt. Om de ketel opnieuw in werking te kun-nen stellen moet de afdekking van dethermostaat eraf gedraaid worden enmoet de knop die zich daaronder bevin-dt ingedrukt worden om de ther-mostaat te resetten.Alvorens dit te doen moet u zich ervanverzekeren dat de stroomtoevoer naar

3 KENMERKEN

Fig. 8

LEGENDE1 Elektrodensteun2 Elektrodenblok3 Kabel ontstekingselektrode4 Kabel detectie-elektrode

Page 9: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

het bedieningspaneel uitgeschakeld is.Als deze beveiliging voortdurendinschakelt dan moet het rookkanaalaan een grondige controle onderwor-pen worden waarbij alle nodige veran-deringen aangebracht moeten wordenen alle nodige maatregelen getroffenmoeten worden zodat het rookkanaalweer doelmatig wordt.

3.4 DRUKVERLIEZEN KETELCIRCUIT

De drukverliezen zijn weergegeven aande hand van de grafiek op fig. 9.

4.1 GASKLEP (fig. 10)

De ketel “RMG Mk.II” wordt standaardgeproduceerd met een gasklep HON-EYWELL VR 4605 C (modellen “70-80”), VR 4605 CB (modellen “90-100”) en VR 420 PB (modellen “110”). Bij de eerste ontsteking van de ketelverdient het altijd aanbeveling om deleidingen te ontluchten door middel vande drukmeetaansluiting die zichstroomopwaarts van de klep bevindt (7fig. 10 - 9 fig. 2).

4.2 INSTELLING VAN DE GASKLEP“VR 4605 C - VR 4605 CB”

De instelling van de gasdruk op de max-imum en de minimum waarden wordtdoor SIME tijdens de productie gedaan:het wordt dan ook afgeraden om dit teveranderen. Alleen als er van de enevoedingsgassoort (aardgas) op eenandere gassoort (butaan of propaan)overgegaan wordt is het toegestaanom de bedrijfsdruk te veranderen. Ditmoet absoluut door erkende vak-mensen gedaan worden op straffe.Na het veranderen van de bedrijfs-druk moeten de regelaars verzegeldworden. Bij het instellen van de drukmoet een van te voren vastgesteldevolgorde aangehouden worden waarbijeerst de maximum en daarna de mini-mum druk afgesteld moet worden.

4.2.1 Instelling van de nominale druk (fig. 11)

Om de nominale druk in te stellen moet

4 GEBRUIK EN ONDERHOUD

70 Mk.II 80 Mk.II 90 Mk.II 100 Mk.II 110 Mk.IIAardgas - G20/G25Max. branderdruk mbar 9,3 9,1 9,3 9,3 9,3/13,8Min. branderdruk mbar 4,5 4,6 4,7 4,7 4,6/6,9Vloeibaar gas - G30Max. branderdruk mbar 25,2 25,4 25,1 25,1 25,6Min. branderdruk mbar 12,2 12,3 12,0 12,5 12,6Vloeibaar gas - G31Max. branderdruk mbar 32,6 30,2 30,0 32,7 34,3Min. branderdruk mbar 16,4 16,1 15,6 16,6 16,6

TABEL 1

83

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

0

120

2.000 9.0008.0007.0006.0005.0004.0003.000

PORTATA (l/h)

PER

DIT

A D

I CA

RIC

O (m

bar)

100

80

20

40

60

90

7080

100

140

10.000 11.000

110

Fig. 9Debiet en l/h

Dru

kver

lieze

n ke

telc

ircu

it (

mba

r)

1

2

HONEYWELL VR 4605 C - VR 4605 CB

HONEYWELL VR 420 PB

Fig. 10

LEGENDE1 Spoel EV13 Drukregelaar3 Spoelblok4 Spoel EV25 LPG-verloopstuk6 Plastic kapje7 Drukmeetaansluiting

stroomopwaarts8 Drukmeetaansluiting

stroomafwaarts9 Spoel EV1-EV2

Page 10: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

u als volgt te werk gaan:– Sluit de druktestkolom aan op de

drukmeetaansluiting op het brander-verdeelstuk.

– Draai de schroef (4) helemaal los.– Zet de thermostaatknop op de hoog-

ste stand.– Schakel de stroomtoevoer naar de

ketel in.– Draai de contramoer (1) los en draai

de nippel (3) tegen de wijzers van deklok in (naar links) om de druk te ver-lagen en draai de nippel (3) met dewijzers van de klok mee (naar rechts)om de druk te verhogen.

– Draai de contramoer (1) weer aan.– Druk een aantal keer op de hoofd-

schakelaar om te controleren of demaximum druk overeenstemt met dewaarden die in Tabel 1 staan vermeld.

4.2.2 Instelling van de lagere druk (fig. 11)

Om de lagere druk in te stellen moet uals volgt te werk gaan:– Schakel de stroomtoevoer van de

spoel (2) uit.– Zet de ketel aan en draai nadat u de

ketel even op het nominale vermo-gen heeft laten functioneren de ther-mostaatknop op de laagste standtotdat u een klik hoort van het eerstecontact van de thermostaat.

– Laat de knop op die stand staan enzoek door aan de schroef (4) tedraaien de minimum drukwaarde diein Tabel 1 staat vermeld al naargelang de gassoort in kwestie; om dedruk te verlagen moet u de schroeftegen de wijzers van de klok indraaien (naar links), om de druk teverhogen moet u de schroef met dewijzers van de klok mee draaien(naar rechts).

– Schakel de stroomtoevoer naar despoel weer in.

– Druk een aantal keer op de hoofd-schakelaar om te controleren of deminimum druk overeenstemt met deingestelde waarde.

4.3 INSTELLING VAN DE GASKLEP“VR 420 PB”

De instelling van de gasdruk op de max-imum en de minimum waarden wordtdoor SIME tijdens de productie gedaan:het wordt dan ook afgeraden om dit teveranderen. Alleen als er van de enevoedingsgassoort (aardgas) op eenandere gassoort (butaan of propaan)overgegaan wordt is het toegestaan

om de bedrijfsdruk te veranderen. Ditmoet absoluut door erkende vak-mensen gedaan worden op straffe.Na het veranderen van de bedrijfs-druk moeten de regelaars verzegeldworden. Bij het instellen van de drukmoet een van te voren vastgesteldevolgorde aangehouden worden waarbijeerst de maximum en daarna de mini-

mum druk afgesteld moet worden.

4.3.1 Instelling van de nominale druk (fig. 11/a)

Sluit de manometer aan op de drukmee-taansluiting op het branderverdeelstuk,zet de ketel aan en wacht totdat de druk

84

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

LEGENDE1 Instelmoer maximum druk2 Instelschroef minimum druk3 Plastic kapje

Fig. 11/a

LEGENDE1 Contramoer M132 Spoel3 Instelnippel max. druk4 Instelschroef min. druk

Fig. 11

Page 11: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

85

die van de manometer afgelezen kanworden zich gestabiliseerd heeft.Vergelijk deze waarde met de in Tabel 1vermelde drukwaarden.Als de druk gecorrigeerd moet wordenmoet u met een sleutel van 8 mm aan destelmoer van de max. druk (1) draaien:om de druk te verhogen moet u de moermet de wijzers van de klok mee draaien(naar rechts) en om de druk te verlagenmoet u de moer tegen de wijzers van deklok in draaien (naar links).

4.3.2 Instelling van de lagere druk (fig. 11/a)

Zet de ketel uit en schakel de stroomnaar de spoel uit. Zet de ketel aan enwacht totdat de druk die van de mano-meter afgelezen kan worden zichgestabiliseerd heeft. Vergelijk dezewaarde met de in Tabel 1 vermeldedrukwaarden. Als de druk gecorri-geerd moet worden moet u met eenschroevendraaier met zaagsnedegebruiken om aan de stelschroef vande min. druk (2) te draaien: om de drukte verhogen moet u de schroef met dewijzers van de klok mee draaien (naarrechts) en om de druk te verlagenmoet u de schroef tegen de wijzers van

de klok in draaien (naar links).Na afloop van de instellingen moet u destroom naar de spoel weer inschake-len en de mantel weer terugplaatsen.

4.3.3 Instelling drukregelaar (A afbeelding 11/b)

Verwijder met behulp van de twee sch-roeven het plastic kapje van het boven-ste deel van de spoel. Plaats een sch-roevendraaier op de instelschroef.Deze bevindt zich in het midden van deklep (A). Draai de schroevendraaiermet de wijzers van de klok mee (naarrechts) om de druk te verlagen entegen de wijzers van de klok in (naarlinks) om deze te verhogen. Voor aard-gas: 3 mbar. Voor butaangas en pro-paangas: 6-7 mbar. Plaats het plastickapje terug.

4.3.4 Instelling van de gastoevoer (B afbeelding 11/b)

Plaats een schroevendraaier in deinstelschroef (B). Draai de schroeven-draaier met de wijzers van de klokmee (naar rechts) om de toevoer teverminderen. De klep gaat dan langza-

mer open. Draai de schroevendraaiertegen de wijzers van de klok in (naarlinks) om de toevoer te verhogen,zodat de klep sneller open gaat. Plaatshet plastic kapje weer terug.

4.4 OVERSCHAKELEN OP EEN ANDERE GASSOORT

De omschakeling van een gas van de2e familie op een gas van de 3e fami-lie is toegelaten in Frankrijk, maarniet in België. De ketel wordt in de fabriek gemon-teerd voor het gebruik van gassen vande 2e familie (aardgas) und de 3e fami-lie (vloeibaar gemaakte gassen).

4.5 DEMONTAGE VAN DE MANTEL

Om de mantel te demonteren moet uals volgt te werk gaan (fig. 12):– Haal de deur (1), die met drukpen-

nen is bevestigd, van de mantel af.– Om het deksel (3) te verwijderen moet

u de beide schroeven waarmee ditaan de rookkamer vastzit eruitdraaien en moet u het deksel optillen.

– Verwijder het bovenste voorpaneel (2)en leg dit paneel op de rookkamer.

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

A B

Fig. 11/b

Page 12: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

– Demonteer het linkerzijpaneel (4)door de moeren waarmee hetpaneel aan de trekstangen vastziteraf te draaien.

– Ga op dezelfde manier te werk om hetrechterzijpaneel (5) te demonteren.

– Haal de binnenwand (6) eruit doorde wand naar voren te trekken.

– Draai de moeren waarmee de ach-terwand (7) vastzit eraf om de wandvan de trekstangen af te halen.

4.6 REINIGING EN ONDERHOUD

Na afloop van het verwarmingsseizoenmoet de ketel absoluut gereinigd engecontroleerd worden waarbij u op devolgende manier te werk moet gaan:– Schakel de stroomtoevoer naar de

ketel uit en draai de gastoevoerk-

raan dicht.– Verwijder de deur en het deksel van

de mantel.– Verwijder het bovenste paneel van

de rookkamer dat met zelftappendeschroeven aan de rookkamer isbevestigd.

– Haal het gasblok eruit.– Zorg dat u via de bovenkant met een

speciaal borsteltje bij de rijen pennenvan de gietijzeren wisselaar kunt komenen verwijder de aanwezige aanslag doorverticale bewegingen te maken.

– Haal de brander van het inspuitver-deelstuk af en richt een straal luchtop de binnenkant van de branderszodat eventueel stof dat zich opeen-gehoopt heeft eruit geblazen kanworden. Verzeker u ervan dat debovenkant van de branders metgaatjes vrij is van aanslag (fig. 13).

– Verwijder de aanslag die zich op debodem van de ketel afgezet heeft enmonteer de diverse onderdelenweer die u gedemonteerd heeft,waarbij u moet controleren of deplaats van de dichtingen juist is.

– Controleer de schoorsteen en ver-zeker u er daarbij van dat het rookka-naal schoon is.

– Controleer de werking van het toestel. – Na de montage moeten alle gasaan-

sluitingen op dichtheid gecontro-leerd worden, gebruik daarbij eensopje of speciale producten en ver-mijd het gebruik van open vuur.

Het preventieve onderhoud en de con-trole van de werking van de toestellenen van de veiligheidssystemen moetna afloop van elk seizoen uitgevoerdworden en mag uitsluitend voor erk-

86

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

Fig. 12

Page 13: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

ende vakmensen verricht worden.

4.7 STORINGEN IN DE WERKING

De hoofdbrander gaat niet branden.– De rookgasbeveiliging is inge-

schakeld (zie punt 3.3).– Controleer of er spanning aanwezig

is op de gasklep.– Vervang de elektrische aandrijving

van de gasklep.– Vervang de gasklep.

De ketel bereikt de juiste temperatu-ur, maar de radiatoren blijven koud.– Controleer of er luchtbellen in de

installatie zijn, ontlucht de installatieeventueel via de speciale ontluchters.

– De klimaatregelaar is te laag afge-steld of moet vervangen wordenomdat hij defect is.

– De klimaatregelaar is elektrisch nietgoed aangesloten (controleer of dekabels aangesloten zijn op de klem-men 6 en 7 van het klemmenblokvan de ketel).

De ketel functioneert uitsluitend opde nominale druk en het is nietmogelijk om de druk te verlagen.– Controleer of er aan de uiteinden

van de spoel spanning is.– De wikkeling van de spoel is onder-

broken en moet vervangen worden.– De gelijkrichtkaart die de spoel voedt

is onderbroken en moet vervangenworden.

– Er is geen verschil op de instellingvan de beide contacten van deregelthermostaat, de thermostaatmoet vervangen worden.

– Controleer de instelling van de instel-schroef van de lagere druk van hetspoelblok.

De ketel wordt snel vuil, wat schadeveroorzaakt aan het gietijzerenlichaam en waardoor de rookgasvei-ligheidsthermostaat vaak inschakelt.– Controleer of de vlam van de hoofd-

brander goed afgesteld is en of hetgasverbruik in verhouding staat tothet vermogen van de ketel.

– Het vertrek waarin de ketel geïnstal-leerd is, is onvoldoende geventileerd.

– Onvoldoende trek in het rookkanaalof trek die niet aan de eisen voldoet.

– De ketel werkt op een te lage tem-peratuur, stel de ketelthermostaat inop een hogere temperatuur.

De thermostaat schakelt opnieuwin met een te grote temperatuu-rafwijking.– Vervang de regelthermostaat omdat

de thermostaat ontregeld is.

87

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

LEGENDE1 Verwarmingslichaam2 Brander3 Hoofdinspuitstuk4 Aluminium ringetje5 Branderverdeelstuk

Fig. 13

Page 14: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

88

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

DE KETEL IN BEDRIJF STELLEN

Draai de kraan op de gastoevoerleidingopen en om de ketel “RMG Mk.II” inbedrijf te stellen moet u op de knop vande hoofdschakelaar drukken zodat deketel vanzelf in werking treedt (fig. 14).

REGELING VAN DE TEMPERATUUR

De verwarmingstemperatuur kangeregeld worden door aan de knop vande thermostaat te draaien die eenregelbereik heeft van 40 tot 85°C. Detemperatuur die u ingesteld heeft kanaan de hand van de thermometergecontroleerd worden. Om altijd eenoptimaal rendement van de ketel tegaranderen adviseren wij u om debedrijfstemperatuur nooit onder eenminimum temperatuur van 60°C in testellen; op die manier is het mogelijkom de vorming van condensaat, dat naverloop van tijd schadelijke gevolgenvoor het gietijzeren lichaam kanhebben, te vermijden (fig. 15).

VEILIGHEIDSTHERMOSTAAT

Zodra de temperatuur van de ketelboven de 95°C stijgt schakelt de vei-ligheidsthermostaat, die een hand-matige resetfunctie heeft, in waardoorde hoofdbrander onmiddellijk gedoofdwordt. Om de ketel weer in werking te

stellen moet u het zwarte kapje erafdraaien en moet u op het knopje datzich daaronder bevindt drukken (fig.

16). Als dit vaak gebeurt moet u eenerkende vakman inschakelen om ditna te laten kijken.

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN

– In geval van defecten en/of storingen in de werking van het toestel moet u het toestel uitschakelen en u onthouden

van elke poging om het toestel zelf te repareren of er zelf aan te sleutelen. Voor alle reparatiewerkzaamheden mag u

zich uitsluitend tot de Erkende Technische Servicedienst in uw regio wenden.

– De installatie van de ketel en alle andere service- en onderhoudswerkzaamheden moeten door vakmensen uitgevoerd

worden. Het is absoluut verboden de onderdelen die door de constructeur verzegeld zijn eigenmachtig te veranderen.

– Het is streng verboden om de luchtinlaatroosters en de ventilatieopeningen in het vertrek waar het toestel is geïn-

stalleerd af te dekken.

INBEDRIJFSTELLING EN WERKING

0 12020 100

40 806

°C

Fig. 14

0 120

20 100

40 806

°C

Fig. 15

VOOR DE GEBRUIKER

Page 15: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

ROOKGASBEVEILIGINGMODEL “70-80-90-100 Mk.II”

Dit betreft een beveiliging tegen hetterugstromen van de rookgassen in deruimte omdat het rookkanaal niet doel-matig is of gedeeltelijk verstopt is. Deze beveiliging treedt in werking enblokkeert de werking van de gasklep alsde terugslag van de rookgassen in deruimte continu is en in een dusdanigehoeveelheid dat het gevaarlijk wordt.Om de ketel weer in werking te stellenmoet u het kapje van de thermostaateraf draaien en moet u op het knopje

dat zich daaronder bevindt drukken(fig. 17). Als de ketel weer blokkeert dan moetu de erkende technische dienst in uwregio inschakelen.

HET ELEKTRONISCHE APPARAAT RESETTEN

Als de brander niet brandt dan zal hetrode controlelampje van de resetknopgaan branden. Druk op de knop zodatde ketel automatisch weer in werkingtreedt (fig. 18).

Als de ketel weer blokkeert dan moetu de erkende technische dienst in uwregio inschakelen.

DE KETEL UITSCHAKELEN

Om de ketel uit te schakelen hoeft uslechts op de hoofdschakelaar tedrukken (fig. 14). Als de ketel geruimetijd niet gebruikt wordt, wordt gead-viseerd om de elektrische stroom uit teschakelen, de gaskraan dicht te draaienen als er lage temperaturen verwachtworden, de ketel en de waterleiding telegen om te voorkomen dat er doorbevriezing van het water leidingenbreken.

HET VOEDINGSGAS

De ketel is in de fabriek ingesteld om tefunctioneren op gas van de 2e familie(aardgas) en de 3e familie (vloeibaargemaakt gas). De omschakeling van een gas van de2e familie op een gas van de 3e familieis toegestaan in Frankrijk, maar niet inBelgië.

REINIGING EN ONDERHOUD

Na afloop van het verwarmingsseizoenmoet de ketel absoluut gereinigd engecontroleerd worden waarbij volgensde voorschriften te werk gegaan moetworden.Het preventieve onderhoud en decontrole van de werking van detoestellen en van de veiligheidssyste-men moet na afloop van elk seizoenuitgevoerd worden en mag uisluitenddoor de erkende technische dienstvan Sime verricht worden; vraag ditin de periode van april tot septemberaan. De ketel is uitgerust met eenelektrische voedingskabel die, alsdeze aan vervanging toe is, uitslui-tend bij Sime besteld mag worden.

0 120

20 100

40 806°C

0 120

20 100

40 806

°C

Fig. 16

0 120

20 100

40 806

°C

Fig. 17

Fig. 18

HET RODECONTROLE-

LAMPJE VAN DERESETKNOP

GAAT BRANDEN

89

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

Page 16: VOOR DE INSTALLATEUR - simebelgium.besimebelgium.be/Documentation/Technical... · de ketel aangesloten worden. De ketel wordt standaard met de aansluitingen aan de linkerkant geleverd,

OM DE VERWARMING AAN TE ZETTEN

– Zet de netschakelaar op aan.

– Stel de juiste tijd van de dag en de datum van de week in.

– Stel met de knop de automatische stand in.

OM DE TIJD IN TE STELLEN

OM DE AUTOMATISCHE STAND TE GEBRUIKEN

Op de automatische stand wordt de temperatuur in het vertrek

geregeld op basis van de ingestelde verwarmingsperioden.

– Druk op de knop .

NB: Stel de verwarmingsperioden al naar gelang uw eigen

dagelijkse eisen in; op die manier is het mogelijk om een

aanzienlijke energiebesparing te verkrijgen.

OM DE CONTINUE VERWARMING IN TE SCHAKELEN

Op de continue verwarmingsstand wordt de temperatuur in

het vertrek gehandhaafd op het door middel van de regel-

knop ingestelde niveau.

– Druk op de knop “Continue werking” .

– Stel de temperatuur in het vertrek met de regelknop in.

OM DE STAND-BY STAND IN TE STELLEN

(als de gebruiker gedurende langere tijd afwezig is)

Op de stand-by stand wordt de temperatuur in het vertrek

gehandhaafd op het vorstbeveiligingsniveau.

– Druk op de knop “Stand-by stand” .

BETEKENIS VAN DE SYMBOLEN

Boven het display geven enkele symbolen de huidige

werkingsstand aan. Als er een streepje onder één van deze

symbolen verschijnt dan betekent dit dat de betreffende

werkingsstand “actief” is.

Verwarming op de nominale temperatuur

(regelknop)

Verwarming op de verlaagde temperatuur (regel ).

Verwarming op de vorstbeveiligingstemperatuur

(regel ).

NB: Voor nadere informatie over de symbolen en de

werkingsstanden wordt verwezen naar bijgevoegde docu-

mentatie van de verwarmingsinstallatie.

OM DE PRODUCTIE VAN SANITAIR WARM WATER TE VERANDEREN

De productie van sanitair warm water kan in- of ingeschakeld

worden door op een knop te drukken.

– Druk op de knop “Sanitair warm water” .

ALS HET SANITAIRE WATER TE WARM OF TE KOUD IS

ALS HET IN DE VERTREKKEN TE WARM OF TE KOUD IS

– Controleer de huidige werkingsstand op het display.

– In geval van nominale temperatuur .

Verhoog of verlaag de temperatuur in het vertrek met

behulp van de regelknop.

– In geval van verlaagde temperatuur .

NB: Na elke regeling moet u minimaal twee uur wach-

ten totdat de nieuwe temperatuur zich in het vertrek

verspreidt.

OM DE VERWARMINGSPERIODEN TE VERANDEREN

Stel op basis van de ingestelde dag de veranderin-

gen als volgt in:

NB: De verwarmingsperioden worden automatisch op

weekbasis herhaald. Daartoe moet u de automatische

stand instellen. Het is mogelijk om het standaard pro-

gramma op regel 23 weer in te stellen door gelijktijdig op

de toetsen + en – te drukken.

ALS DE VERWARMING NIET GOED FUNCTIONEERT

– Raadpleeg de gedetailleerde documentatie van de

verwarmingsinstallatie en volg de aanwijzingen voor het

verhelpen van problemen op.

OM DE VERBRANDINGSGASSEN TE METEN

– Druk op de knop “schoorsteenveger” .

De verwarming zal op het gewenste niveau functioneren.

OM ENERGIE TE BESPAREN ZONDER AFSTAND TE DOEN VAN COMFORT

– In bewoonde vertrekken wordt een temperatuur van

ongeveer 21°C geadviseerd. Door elke graad daarboven

stijgen de verwarmingskosten met 6–7%.

– Lucht de vertrekken slechts korte tijd en zet daarbij de

ramen helemaal open.

– Stel de regelkleppen in niet bezette vertrekken in op de

antivriesstand.

– Laat de ruimte vóór de verwarmingsradiatoren vrij

(verwijder meubelen, gordijnen enz.).

– Doe vensterluiken en rolluiken dicht om warmteverlies te

vermijden.

Kies de regel Toon Stel dit in metde knoppen

tijd van de dag

dag van de week

1

2

14

15

Kies de regel Toon Stel het weekblokof een dag in

1-7 = week1 = Ma/7 = Zo5

Gewenste Druk op Toon Stel de Voorperiode de knop tijd in °C

Begin

Einde

Begin

Einde

Begin

Einde

6

7

8

9

10

11

Kies de regel Toon Corrigeer de temperatuurmet de knopppen

°C14

Per

iode

1P

erio

de 2

Per

iode

3

13

Kies de regel Toon Stel de gewenstetemperatuur in

°C

90

IT

ES

PT

GB

FR

BE

GR

RO

RUS

TUR

REGELEENHEID

Om al het vermogen van de regelaar “RVA 43.222” ten volle te benutten moeten de hieronder vermelde aanwijzingen opgevolgd worden: