Voedselovergevoeligheid Pp

11

Transcript of Voedselovergevoeligheid Pp

Inleiding Definitie en prevalentie Etiologie, pathologie en klinische

verschijnselen Diagnostiek bij zuigelingen Behandeling bij zuigelingen Preventie van (voedsel)allergie Diagnostiek en behandeling bij jonge

kinderen Conclusies en aanbevelingen voor de

praktijk Literatuur

Gedurende de laatste vijftig jaar heeft het vakgebied dat zich met allergie bezig houdt, grote ontwikkelingen doorgemaakt. De kennis van immunologische mechanismen die al dan niet een rol spelen bij de verschijnselen van voedselovergevoeligheid is enorm toegenomen.

Voedselovergevoeligheid is de overkoepelende term voor allergische voedselovergevoeligheid, en niet-allergische voedselovergevoeligheid

Nog steeds zijn weinig kwalitatief goede onderzoeksgegevens voorhanden om de prevalentie van voedselallergie goed te schatten. Inmiddels loopt wel een groot Europees onderzoek naar voedselallergie (EuroPrevall), waarbij onder andere het doel gesteld is om kwalitatief goede informatie over de prevalentie van voedselallergie, gebaseerd op diagnostiek met de dubbelblinde placebogecontroleerde provocatietest, te verkrijgen.

Het immuunsysteem van zeer jonge kinderen wordt behalve door de leeftijd door verschillende omgevingsfactoren beïnvloed. Deze factoren oefenen invloed uit op de ontwikkeling van allergische aandoeningen en helpen verklaren waarom de één wel IgE-gemedieerde voedselallergie krijgt en de ander niet.

Verklaringen kunnen gevonden worden in een mix van factoren zoals leeftijd, erfelijkheid, (passief) roken tijdens de zwangerschap en blootstelling aan voedselallergenen

De klachten en verschijnselen die zich kunnen voordoen bij voedselovergevoeligheid zijn zo weinig specifiek dat de diagnose niet op klinische gronden alleen kan worden gesteld. Er is nader onderzoek noodzakelijk bij sterke verdenking op voedselovergevoeligheid.

Het doel van de behandeling is voorkomen dat er opnieuw klachten ontstaan, maar ook de kans op uitbreiding van de overgevoeligheid tegengaan. Om het opnieuw ontstaan van de klachten te voorkomen moeten de voedingsmiddelen (en hiervan afgeleide producten) waarvoor de overgevoeligheid is aangetoond uit de voeding worden geschrapt. Begeleiding van een diëtist is vanaf dit moment essentieel.

Preventieve maatregelen worden dan ook aanbevolen voor kinderen met een verhoogd risico op allergie. De ‘evidence’ voor verschillende voorgestelde preventiemaatregelen is echter beperkt. De kern van de preventieadviezen voor kinderen met een verhoogd risico op allergie is:

-Langdurig exclusief borstvoeding (bij voorkeur zes maanden).

-Niet roken tijdens de zwangerschap en in de omgeving van het kind.

Het dagmenu van jonge kinderen bestaat uit veel meer voedingsmiddelen dan dat van zuigelingen. Dit maakt het zoeken naar voedselovergevoeligheid als mogelijke oorzaak van bepaalde klachten complex. De diëtist kan in deze zoektocht een belangrijke rol spelen, niet alleen bij de behandeling maar bij de diagnostiek.

De diëtist heeft niet alleen een belangrijke rol bij de behandeling, maar ook bij de diagnostiek. Dit vraagt om goede samenwerking met en tussen de arts en de (ouders van de) patiënt. Ieder heeft daarin zijn eigen rol, waarbij de diëtist op-treedt als regisseur die inventariseert, analyseert, coördineert en met een persoonlijk dieetadvies de rust terug laat keren.

Asero R, e.a. IgE-Mediated food allergy diagnosis: Current status and new perspectives. Mol Nutr Food Res. 2007; 51: 135-147.

Brand PLP, Kneepkens CMF, Laag J van der, Rikkers-Mutsaerts ERVM, redactie. Werkboek Kinderallergologie. Amsterdam: VU University Press, 2006.

Duchén K. Are human milk polyunsaturated fatty acids (PUFA) related to atopy in the mother and her child? Allergy 2001; 56: 587-592.

Gerth van Wijk R, Cauwenberge PB van, Johansson SGO. Herziene terminologie voor allergie en verwante aandoeningen. Ned Tijdschr Geneesk 2002; 146: 2289-2293.

Gezondheidsraad. Voedselallergie. Den Haag: Gezondheidsraad, 2007a. Publicatienr. 2007/07. Gezondheidsraad. Astma, allergie en omgevingsfactoren. Den Haag: Gezondheidsraad, 2007b.

Publicatienr. 2007/15. Isaac Steering Committee. Worldwide variations in the prevalence of asthma symptoms: the

international Study of Asthma and Allergies in Childhood. Eur Resp J 1998; 12: 315-355. Johansson SGO, e.a. A revised nomenclature for allergy, an EAACI position statement from the EAACI

nomenclature task force. Allergy 2001; 56: 813-824. Kankaanpää P, e.a. Dietary fatty acids and allergy. Ann Med 1999; 31: 282-287. Kneepkens CMF. Eosinofiele oesofagitis. Ned Tijdschr Allergie 2006; 6: 40-46. Kneepkens CMF, Lange EH de, Jacobi FA. Hypolactasia in the Netherlands. Eur J Gastroenterol

Hepatol 1996; 8: A52-53. Kneepkens F, Drongelen K van, Aarsen C. Landelijke Standaard Voedselallergie bij zuigelingen. 5e

herziene druk. Den Haag: Voedingscentrum, 2005. Liacouras CA, Spergel JM, Ruchelli E, e.a. Eosinophilic esophagitis: a 10-year experience in 381

children. Clin Gastroenterol Hepatol 2005; 3: 1198-1206. Salvatore S, Vandenplas Y. Gastroesophageal reflux and cow milk allergy: is there a link? Pediatrics

2002; 110: 972-984. Sicherer SH. Clinical aspects of gastrointestinal food allergy in childhood. Pediatrics 2003; 111:1609-

1616. Stolte HH, Neijens HJ, Savelkoul HFJ. Immuunregulatie bij de ontwikkeling van allergie op de jonge

kinderleeftijd. Ned Tijdschr Allergie 2002; 1: 18-30. Voedingscentrum. Diagnostisch onderzoek door diëtisten bij vermeende voedselovergevoeligheid.

Den Haag: Voedingscentrum, 2002. Voedingscentrum. Voeding van zuigelingen en peuters. Uitgangspunten voor de voedingsadvisering

voor kinderen van 0-4 jaar. Den Haag: Voedingscentrum, 2007.