VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op...

18
Stuk 358 (1995-1996) -Nr. 2 VLAAMS PARLEMENT L Zitting 1996-1997 3 oktober 1996 ONTWERP VAN DECREET tot goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en en inzake de vernietiging van deze wapens en van drie bijlagen, ondertekend in Parijs op 13 januari 1993 VERSLAG namens de Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden uitgebracht door de heer Freddy Sarens

Transcript of VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op...

Page 1: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

Stuk 358 (1995-1996) -Nr. 2

V L A A M S P A R L E M E N T

L Zitting 1996-1997

3 oktober 1996

ONTWERP VAN DECREET

tot goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling,de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en

en inzake de vernietiging van deze wapens en van drie bijlagen,ondertekend in Parijs op 13 januari 1993

VERSLAG

namens de Commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenhedenuitgebracht door de heer Freddy Sarens

846

Page 2: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

Stuk 358 (19951996) - Nr. 2 El2

Samenstelling van de commissie :

Voorzitter : de heer Jef Sleeckx.

Vaste leden : de heren Leo Cannaerts, Paul Deprez, FreddySarens, Herman Suykerbuyk, Hugo Van Rompaey ;de heren Karel De Gucht, Jacques Laverge, Stefaan Plat-teau ;de heren Fred Dielens, Patrick Hostekint, Jef Sleeckx ;de heren Luk Van Nieuwenhuysen, Karim Van Overmeire ;de heer Paul Van Grembergen ;mevrouw Cecile Verwimp-Sillis.

Plaatsvervangers :de heren Herman Candries, Paul Dumez, Jef Van Looy,Marc Van Peel, Johan Weyts ;de heren Jacques Devolder, Jaak Gabriels, Didier Ra-moudt ;

de heer Jacques Timmermans, mevrouw Gracienne VanNieuwenborgh, de heer Tuur Van Wallendael ;de heren Chris Verougstraete, Emiel Verrijken ;mevrouw Nelly Maes ;de heer Johan Malcorps.

Zie :

358 (1995-1996)-Nr. 1 : Ontwerp van decreet

Page 3: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

El3 Stuk 358 (1995-1996) - Nr. 2

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDENDE TOELICHTING DOOR DE HEER LUC VAN DEN BRANDE, MINIS-TER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BUI-TENLANDS BELEID, EUROPESE AANGELEGENHEDEN, WETENSCHAP EN TECH-NOLOGIE

1.1 Ontstaansgeschiedenis1.2 Met het verdrag beoogde doelstellingen1.3 Oprichting van een controlerende organisatie1.4 Verplichtingen voor de verdragsstaten1.5 Situering van Vlaanderen in het kader van het verdrag

11. ALGEMENE BESPREKING

11.1 Uitlatingen van de federale minister van buitenlandse zaken en stand van ratificatiesbinnen de Belgische institutionele structuur voor Buitenlands Beleid

11.2 Algemene instemming met het verdrag

A. Tevredenheid m.b.t. de totstandkoming en de inhoud van het verdragB. Symboliek van het verdragC. Aantijgingen van achterliggende hypocrisie bij sommige verdragsluitende partijen

11.3 Stand van ondertekening en ratificatie

11.4 Het verdrag in de Belgische federale rechtsorde

A. Stand van ratificatieB. Het institutionele gegevenC. Vlaanderen binnen de verdragsconstructie

11.5 Inhoudelijke aspecten van het verdrag

A. Transfers van technologie en chemische stoffen naar derde-wereldlandenB. Problemen met de controle op de naleving van het verdrag

B.l Algemene probleemstellingB.2 Het probleem van de “mantellanden”B.3 Het probleem van de “grijze zones”

C. Afdwingbaarheid van het verdragD. OpzeggingsmogelijkheidE. Kosten verbonden aan het verdragF. Ontbreken van een vergoedingsregeling voor individuele slachtoffers

11.6 Vormelijke bemerking

111. EINDSTEMMING

6

7

788

8

9

99

10

10

101010111112121212

13

13

Page 4: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

Stuk 358 (1995-1996) -Nr. 2 04

DAMES EN HEREN.

In de Commissie voor Buitenlandse en EuropeseAangelegenheden van het Vlaams Parlement werdop donderdag 26 september het “Ontwerp vandecreet tot goedkeuring van het Verdrag tot ver-bod van de ontwikkeling, de produktie, de aanlegvan voorraden en het gebruik van chemischewapens en inzake de vernietiging van deze wapensen van drie bijlagen, ondertekend in Parijs op 13januari 1993” (Stuk 358 (1995-1996) - Nr.l), be-sproken en goedgekeurd.

1. INLEIDENDE TOELICHTING DOOR DEHEER LUC VAN DEN BRANDE, MINIS-TER-PRESIDENT -VAN DE VLAAMSEREGERING, VLAAMS MINISTER VANBUITENLANDS BELEID, EUROPESEAANGELEGENHEDEN, WETENSCHAPEN TECHNOLOGIE

1 .1 . ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN HETVERDRAG

De minister-president opent zijn uiteenzetting meteen korte historische achtergrondschets bij het ver-drag tot uitbanning van chemische wapens.

Nog zo recent als 1991, meer bepaald tijdens detweede Golfoorlog, zorgde Irak voor grote publie-ke opschudding door te dreigen chemische wapenste zullen inzetten.

Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaakgewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen. Mede als gevolg daarvanraakten de onderhandelingen hierover dan ook ineen stroomversnelling. De Geneefse ontwape-ningsconferentie, waarin al jaren werd onderhan-deld over een verbod op chemische wapens, keurdeuiteindelijk op 3 september 1992 de definitievetekst van het Verdrag goed.

Dit resulteerde in een bijeenkomst te Parijs op 13,14 en 15 januari 1993 waar 130 staten aan deelna-men en tot de ondertekening van het Verdrag over-gingen.

Het voorliggende Verdrag kan tot nu toe, met zijn24 artikels en zijn drie uitgebreide technische Bijla-gen, zondermeer worden geduid als het meest

gecompliceerde en omvattende ontwapeningsver-drag ter wereld.

1.2. MET HET VERDRAG BEOOGDE DOEL-S T E L L I N G E N

Vergeleken met convent ionele en nucleairewapens nemen chemische wapens een wel heelspeciale plaats in. Ze zijn immers relatief eenvou-dig en goedkoop te maken. Men noemt ze dan ooksoms “de atoombom van de armen”.

Met de twee Golfoorlogen, en met het spookbeeldvan de aanval met sarin-zenuwgas op weerlozeburgers in de metro van Tokio (maart 1995) nogpijnlijk nabrandend op het collectieve netvlies vande wereldgemeenschap, tracht dit Verdrag paal enperk te stellen aan de ontwikkeling van chemischewapens, Het Verdrag is zonder enige twijfel heteerste multilateraal ontwapeningsverdrag dat ver-regaande gevolgen heeft. Zo beoogt het Verdragondermeer :

- de algehele en definitieve uitschakeling van eenvolledige categorie van massavernietigingswa-pens ;

- het verhinderen van elke mogelijkheid om che-mische wapens te vervaardigen en te verwerven.

Dit wordt gerealiseerd door middel van een inten-sief verificatiesysteem dat zowel militaire installa-ties als de chemische industrie omvat.

Hierbij dient verder opgemerkt dat het Verdraggeenszins de bedoeling heeft om de vrije handel inchemische stoffen tegen te gaan. Evenmin wil hetde internationale samenwerking en de uitwisselingvan technische en wetenschappelijke informatiebelemmeren die betrekking heeft op chemischeactiviteiten die niet verboden zijn onder dit Ver-drag.

Daar waar het tot dan toe vigerende Protocol vanGenève van 1925, waarvan de basisbeginselen ookin dit Verdrag terug te vinden zijn, nog enkelbetrekking had op het “gebruik” van chemischewapens, verbiedt deze conventie eveneens de ont-wikkeling, de produktie, de verwerving, de opslagen de overdracht van dergelijke wapens.

Tevens wordt de verplichting opgelegd de bestaan-de voorraden te vernietigen. Het gaat hier derhalve

Page 5: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

om het allereerste verdrag dat ertoe strekt eenbestaand wapensysteem volledig uit te bannen.

1.3. O P R I C H T I N G V A N E E N C O N T R O L E -RENDE ORGANISATIE

Het volledige en doeltreffende verbod inzake deontwikkeling, de produktie, de verwerving, deopslag, de overdracht en het gebruik van chemi-sche wapens en de regeling inzake de vernietigingvan deze wapens vormen een noodzakelijke stap inhet uitvoeren van de hierboven geschetste gemeen-schappelijke doelstellingen.

Teneinde deze te realiseren wordt er een “Organi-satie voor het Verbod-op Chemische Wapens”(hierna OVCW te noemen) opgericht. Deze Orga-nisatie heeft haar zetel in Den Haag. De kostenvan de werkzaamheden van deze Organisatie wor-den betaald door de Staten die Partij zijn bij ditVerdrag, overeenkomstig de verdeelsleutel van deVerenigde Naties, aangepast om rekening te hou-den met het verschil in het aantal leden tussen deVerenigde Naties en deze Organisatie.

De Organisatie bestaat uit een “Conferentie vande Staten die Partij zijn bij het Verdrag” en een“Uitvoerende Raad”.

De Conferentie is samengesteld uit alle staten diehet Verdrag ondertekenden en ratificeerden, enkomt jaarlijks bijeen in gewone vergadering, tenzijzij anders besluit. De Conferentie kan zondermeerals het belangrijkste orgaan van de Organisatiebeschouwd worden.

In de Uitvoerende Raad zijn 41 staten vertegen-woordigd. Elke staat die Partij is bij dit Verdragheeft het recht, volgens het rotatiebeginsel, zittingte hebben in deze Uitvoerende Raad. De leden vande Uitvoerende Raad worden door de Conferentiegekozen voor een termijn van 2 jaar. Deze Uitvoe-rende Raad oefent toezicht uit op de dagelijkseactiviteiten van de Organisatie, en kan derhalvegelijkgesteld worden met het dagelijks bestuur vande Organisatie.

De leiding van de Organisatie berust bij de “Direc-teur-Generaal”, die benoemd wordt door de Con-ferentie, en eveneens aan het hoofd staat van het“Technisch Secretariaat”. Naast een Dienst Admi-nistratie, heeft dit Secretariaat ook een DienstInspectie, die verantwoordelijk is voor het uitvoe-ren van de verificaties.

El5 Stuk 358 (1995-1996) - Nr. 2

1.4. V E R P L I C H T I N G E N V O O R D E VER-DRAGSSTATEN

Het Verdrag voorziet dat elke staat de noodzakelij-ke wettelijke en administratieve maatregelen moetnemen om te voldoen aan’de verplichtingen diedoor het Verdrag worden opgelegd.

Meer in het bijzonder zullen de staten een straf-rechtelijke wetgeving uitvaardigen en toepassen.Hierdoor zal het verboden worden om activiteitente ondernemen die ingaan tegen de bepalingen vanhet Verdrag.

De staten zullen eveneens samenwerken met deandere staten die het Verdrag ondertekenden enelkaar wederzijdse rechtshulp bieden. Hierbij zul-len ze waken over de veiligheid van personen en debescherming van het milieu.

Iedere deelnemende staat stelt een nationale auto-riteit aan als centraal punt voor het doeltreffendonderhouden van het contact met de Organisatieen de andere staten die Partij zijn bij het Verdrag.

Elke staat meldt daarop aan de Organisatie welkenationale autoriteit aangesteld wordt. Ook brengtiedere staat de Organisatie op de hoogte van al dewetgevende en administratieve maatregelen diegenomen werden voor de toepassing van het Ver-drag. Tenslotte verplichten zij zich tot samenwer-king met de Organisatie, meer bepaald met hetTechnisch Secretariaat.

Op datum van 20 september 1996 hebben 64 lan-den het Verdrag geratificeerd en 160 landen hetVerdrag ondertekend. Algemeen wordt dan ookaangenomen dat het Verdrag in werking zal tredenin de loop van de maand maart of april van 1997.

I.5. SITUERING VAN VLAANDEREN IN HETKADER VAN DITVERDRAG

Het moge duidelijk zijn dat een dergelijk ontwape-ningsverdrag in de allereerste plaats bepalingenbevat die tot de federale bevoegdheden behoren.

Toch is ook het Vlaamse Gewest in rechte betrok-ken partij. Het Verdrag bepaalt immers dat de ver-nietiging van de chemische wapens op een bepaaldgrondgebied dient te gebeuren met respect voorhet milieu. In concreto betekent dit dat de in Poel-kapelle door het ministerie van Defensie gebouw-de installatie voor de vernietiging van de opgegra-ven munitie uit de Eerste Wereldoorlog, aan de

Page 6: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

Stuk 358 (1995-1996) -Nr. 2 06

Vlaamse vergunningenregeling en milieuwetgevingis onderworpen.

Ook bij de rapportering die vanuit België zal moe-ten worden verricht naar de OVCW, zal de infor-matie met betrekking tot de chemische nijverheidwaarover het Vlaamse Gewest beschikt, wordenaangewend.

Vlaanderen heeft bij dit Verdrag overigens ook eengroot symbolisch belang. Het is immers op Vlaamsgrondgebied dat tijdens de Eerste Wereldoorlog deeerste grote gifgasaanval aan het westelijk frontplaatsgreep. Het was meer bepaald op 22 april 1915dat de Duitsers, bij Ieper, voor het eerst een groot-schalige chloorgasaanval opzetten, waarbij naarschatting 15.000 doden vielen. Vlaanderen verwierfaldus mondiaal een dubieuze bekendheid alsbakermat van de moderne chemische oorlogvoe-ring.

De minister-president sluit zijn betoog af met hetuitdrukken van de - gewettigde - hoop dat dit Ver-drag een herhaling van dergelijke gebeurtenissendefinitief kan voorkomen.

11. ALGEMENE BESPREKING

IZ. 1 UITLATINGEN VAN DE FEDERALEMINISTER VAN BUITENLANDSE ZA-KENENSTANDVANDERATZFZCATZESBZNNENDEBELGZSCHESTRUCTUURVANBUZTENLANDSBELEZD

Zowel de commissievoorzitter, als de heren PaulVan Grembergen, Freddy Sarens en Fred Dielensachten de vrije tribune van de heer Erik Derycke,federaal minister van Buitenlandse Zaken, die op14 september 1996 in De Standaard verscheenonder de titel “Vlaanderen en Wallonië vertragenverbod op chemische wapens”, geheel en al onte-recht en misplaatst.

De heer Paul Van Grembergen ziet hierin eenopzettelijke poging van een federaal minister omnaar de buitenwereld toe te suggereren dat Vlaan-deren onwillig zou zijn om in deze aangelegenheidzijn verantwoordelijkheden en verplichtingen op tenemen. Een suggestie die zijns inziens tot doelheeft de Vlaamse regering een hak te zetten op dediverse internationale fora waar zij optreedt. Hijeist dan ook dat deze kwestie ten spoedigste zouuitgeklaard worden.

De heer Freddy Sarens uit eveneens zijn wrevel tenaanzien van de ongepaste uitlatingen van de fede-rale minister van Buitenlandse Zaken. Hij vraagtdat Vlaanderen op een duidelijke manier zijn onge-noegen hieromtrent ou kenbaar maken aan defederale regering.

De heer Fred Dielens bevestigt dat ook binnen deSP-fractie in het Vlaams Parlement de vrije tribunevan minister Erik Derycke niet gesmaakt werd.Zijns inziens speelt een zekere mate van “federalekrampreflex” de medewerkers van de betrokkenminister parten. Daarom ook meent hij dat aan ditincident niet al te zwaar moet getild worden. Her-haling van een dergelijke “faux pas” doet zich ech-ter best niet meer voor.

Ook de heer Jacques Laverge wenst de situatietoch ietofwat te relativeren. Zijn ervaringen in defederale instellingen leert hem immers dat Belgiëal steeds een laatkomer was als het op ratificatievan internationale verdragen aankwam. Volgenshem is het niet geheel uit te sluiten dat dezegewoonte, weze het onbewust, ook nog altijd enigedoorwerking heeft op het Vlaamse niveau.

Desgevraagd bevestigt de minister-president dat hijna kennisname van de bewuste vrije tribuneonmiddellijk een scherpe brief heeft gericht aanzijn federale collega.

Vooral het gebruik in deze van het instrument vande “vrije tribune” door een federale minister valtte betreuren. Een dergelijk instrument is immershet vehikel bij uitstek voor het voeren van bredemaatschappelijke discussies. Het is daarentegenhoogst ongebruikelijk om dit middel aan te wen-den voor het opwerpen van vragen met betrekkingtot praktische regerings- en parlementaire werk-zaamheden. Het gebruik van dit specifieke instru-ment lijkt er dan ook op te wijzen dat “men” inten-tioneel schade wenste toe te brengen aan het Bel-gisch model van internationale beleidsvoering.

Naast het kwetsende karakter van het gehanteerdeinstrument, is ook de inhoudelijke kritiek die erinwordt geuit volledig onterecht.

Waar het politiek immers op aankomt is de datumvan inwerkingtreding van het Verdrag. Wil Belgiëvanaf het begin een rol spelen, dan moet het partijzijn vanaf dat ogenblik.

Welnu, het Verdrag zelf bepaalt dat het in werkingtreedt 180 dagen na de 65” ratificatie. Deze ratifica-tie wordt verwacht in oktober, de inwerkingtreding

Page 7: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

El7 Stuk 358 (1995-1996) - Nr. 2

is dus voorzien voor maart/april 1997, op welkogenblik België al maanden partij zal zijn.

Overigens bestaat er in Vlaanderen geen de minstepolitieke discussie omtrent de noodzaak van deconventie, en omtrent de toetreding van Belgiëvoor de inwerkingtreding. Het is derhalve weinigloyaal om procedure-elementen aan te halen om tesuggereren dat Vlaanderen in dit dossier tekort zouschieten.

Daarenboven wenst de minister-president duidelijkaan te geven waar de procedurale vertragingenzich precies situeren.

Vooreerst dient hieromtrent opgemerkt te wordendat het Verdrag pas op de Werkgroep Gemengde

Verdragen van 26 oktober 1995 “gemengd” werdverklaard. Een beslissing die een dwingende for-maliteit is in de procedure van het sluiten en ratifi-ceren van gemengde verdragen.

Om tijd te winnen had de Vlaamse regering echterreeds de dag tevoren (25 oktober 1995) in eerstelezing het voorontwerp van decreet goedgekeurden machtiging gegeven tot adviesvraag bij de Raadvan State.

Het betreffende advies werd aangevraagd op 7november 1995, en ontvangen op 25 februari 1996.

Op 6 juni 1996 werd het definitief ontwerp vandecreet in tweede lezing goedgekeurd door deVlaamse regering. Op 12 juni 1996 werd het inge-diend bij het Vlaams Parlement.

Daarnaast wenst de minister-president eveneensop te merken dat het meestal het federale niveau isdat maar weinig spoed zet achter de zaken. Z ohaalde de minister-president in zijn bovengenoem-de brief aan minister Erik Derycke het feit aan dathet UNESCO-Werelderfgoedverdrag door deenorme federale vertraging nog steeds niet geratifi-ceerd was. Uiteindelijk bleek vorige week, d.w.z. nahet versturen van de bedoelde brief, dat Belgiëtoch tot ratificatie was overgegaan, maar nooit demoeite had genomen zulks officieel mede te delenaan het deelstaatniveau. Iets wat nochtans voorzienis in de samenwerkingsovereenkomst inzakegemengde verdragen. Tot op de dag van vandaagzou Vlaanderen hiervan onkundig zijn geweest,ware het niet van toevallige informele contactentussen de Vlaamse en de federale administratie.

Dit alles gezegd zijnde, meent de minister-presi-dent dat het er nu vooral op aankomt verder con-creet gestalte te geven aan het door het Sint-

Michielsakkoord opgezette - in internationaal ver-gelijkend opzicht, uiterst innovatieve - model voorbeleidsvoerig inzake buitenlandse aangelegenhe-den.

Inzoverre zulks van Vlaanderen afhangt zal van dehuidige frictie met het federale niveau dan ookzeker geen “casus belli” worden gemaakt.

11.2. ALGEMENE INSTEMMING MET HETVERDRAG

A . T E V R E D E N H E I D M E T B E T R E K K I N GTOT. DE TOTSTANDKOMING EN DEINHOUD VAN HET VERDRAG

De heer Paul Van Grembergen verklaart ten vollete kunnen instemmen met de principes die tengrondslag liggen aan dit verdrag. Met dit verdrags-instrument wordt de categorie van de chemischewapens op een vrij efficiënte manier aangepakt,hetgeen eerder zeldzaam is in niet-nucleaire ont-wapeningsverdragen. In meer algemene zin drukthij de hoop uit dat dit verdrag zou school maken,en dat ook voor diverse andere wapencategorieëntot een dergelijke aanpak zou worden overgegaan.Het einddoel moet hierbij zijn te komen tot eenverregaande algemene ontwapening.

Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis wenst haar goed-keuring van dit verdrag toch enigszins te nuance-ren. Ze vindt het wel degelijke een zeer positievestap in de goede richting, maar meent tegelijk dater zich nog diverse verfijningen opdringen.

Ook de heer Freddy Sarens meent dat we hier meteen uiterst belangrijk verdrag te maken hebben,dat een nog steeds zeer actuele materie beslaat.Meer bepaald wijst hij er op dat chemische wapensnog veelvuldig en intensief gebruikt worden bij dekleinere interne conflicten in een aantal ontwikke-lingslanden. Als het verdrag hier een halt kan aantoeroepen is zulks reeds een bijzonder grote stapvooruit.

Namens de SP-fractie in het Vlaams Parlementstelt de heer Fred Dielens dat hij ten volle achterde inhoud van het verdrag staat.

De heren Jacques Laverge en Stefaan Platteaudrukken eveneens hun tevredenheid uit met de tot-standkoming van het verdrag, hoewel ze beidenlaten opmerken dat het zeker een verre van perfectverdrag is.

Page 8: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

Stuk 358 (1995-1996) - Nr. 2 08

B. SYMBOLIEK VAN HET VERDRAG

Het heer Fred Dielens vertolkt de opinie dat hetverdrag ten volle past in de pacifistische traditievan de socialistische partij.

De heren Paul Van Grembergen en Karim VanOvermeire verklaren dat dit verdrag ook voor deVlaams-nationale beweging in hoge mate symbo-lisch is. Zij verwijzen hiervoor naar de spiritueleerfenis van de frontgedachte, én naar de historischegebeurtenissen aan de front in Vlaanderen (cf. devolkse benaming voor mosterdgas, “Yperiet”, dieingang heeft gevonden in het taalgebruik).

Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis wenst toch eencorrectie aan te brengen aan de klassieke histori-sche mythe omtrent het gebruik van het gaswapentijdens de Eerste Wereldoorlog. Al te vaak wordthet immers voorgesteld alsof enkel de Duitse zijdegebruik maakte van dit infame wapen. De waar-heid is echter dat alle belligerente partijen (dusook de geallieerde legers) het gebruikt hebben, endat zelfs het Belgische leger toenmaals heeft aan-gedrongen op het verwerven en het gebruiken vangaswapens.

C. AANTIJGINGEN VAN ACHTERLIGGEN-DE HYPOCRISIE BIJ SOMMIGE VER-DRAGSLUITENDE PARTIJEN

De heer Karim Van Overmeire meent dat de diver-se hoogdravende verklaringen over het uitbannenvan een “gruwelijk” wapen, die werden afgelegdnaar aanleiding van het afsluiten van het verdraginzake chemische wapens, in wezen een vorm van“window dressing” waren. De waarheid is volgenshem dat het akkoord er gekomen is omdat chemi-sche wapens voor de grootmachten nog nauwelijksenig militair nut bleken te hebben. Telkenmale hetwapen immers werd ingezet bleek het hoogst onbe-trouwbaar en inefficiënt te zijn. Daarom ookmaakt hij gewag van minstens een milde vorm vanhypocrisie bij meerdere verdragsluitende partijen.

De heer Freddy Sarens hierin gesteund door deheer Jacques Laverge protesteert heftig tegen dezestelling. Het mag dan wel zo zijn dat dergelijkewapens onbetrouwbaar zijn in slagveldomstandig-heden, maar ze zijn des te efficiënter en dodelijkerwanneer ze worden ingezet tegen weerloze burger-doelen.

De minister-president treedt de heren Sarens enLaverge bij. Zijns inziens gaat het bij gifgaswapenszeker nog niet om een “achterhaald” wapentype.Dat het de wereldgemeenschap menens is met de

ontwapeningsidee en met het inperken van“geavanceerde” (i.e. meer effectieve en daaromook nog gruwelijker) wapens moge ook blijken uithet recent in Wenen ondertekende verdrag inzake“onmenselijke wapens”, (dat bijv. ook geldt voorwapens die erop gericht zijn mensen definitiefblind te maken).

11.3. S T A N D V A N O N D E R T E K E N I N G E NRATIFICATIE

De heren Freddy Sarens, Fred Dielens en Paul VanGrembergen wensen van de minister-president tevernemen welke landen het verdrag reeds onderte-kend en geratificeerd hebben. Ook vragen zijwelke landen expliciet weigeren om te onderteke-nen. De heer Fred Dielens preciseert dat het vanbelang kan zijn om deze principiële weigeraars tekennen, aangezien hun weigering eigenlijk perdefinitie een weerslag zou moeten hebben op hetVlaamse exportbeleid.

Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis wenst hieromtrentook te vernemen waarom de Verenigde Staten totnog toe het verdrag niet geratificeerd hebben.

De minister-president herneemt in zijn repliek decijfers die hij reeds in zijn toelichting verschafte.Op datum van 20 september 1996 hebben reeds160 landen het verdrag ondertekend, waarvan erook al 64 hebben geratificeerd.

Zowel Irak als Noord-Korea hebben tot nog toeuitdrukkelijk geweigerd om het verdrag te onder-tekenen. Hetgeen niet belet dat ze later eventueelwel nog kunnen toetreden. Syrië en Libanon heb-ben eveneens nog niet ondertekend, maar er kanmet een zekere mate van waarschijnlijkheid ver-wacht worden dat ze uiteindelijk wel zullen toetre-den.

Voor wat betreft de VS, klopt het dat deze welreeds ondertekend heeft, maar nog niet geratifi-ceerd. Een dergelijke ratificatie werd tot nog toedoorkruist doordat de VS en de Russische Federa-tie (die overigens ook nog niet geratificeerd heeft)nog apart met elkaar aan het onderhandelen zijnover de vernietiging van de respectievelijke aange-geven chemische wapenvoorraden, die in beidegevallen aanzienlijk zijn. Vooral aan Russischekant blijkt er een probleem te zijn. Het landbeschikt immers niet echt over de technologischemogelijkheden om al zijn voorraden te vernietigen.

k.

Page 9: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

Een lijst van ondertekeningen en ratificaties wordtdoor de diensten van de minister-president terbeschikking van de commissie gesteld. Zij werdopgenomen als bijlage bij het onderhavige verslag.

11.4. HET VERDRAG IN DE BELGISCHEFEDERALE RECHTSORDE

A. STAND VAN RATIFICATIE

Met een verwijzing naar een op de Europese Topvan Madrid (december 1995) aangenomen resolu-tie, luidens dewelke de EU-lidstaten zich ertoe ver-bonden het nodige te doen om bij de oorspronke-lijke verdragsluitende staten te zijn, zou België vol-gens mevrouw Cecile Verwimp-Sillis bij de eerste65 ratificerende landen moeten zijn. Op heden blij-ken van de 15 EU-lidstaten enkel België enLuxemburg nog niet geratificeerd te hebben. InBelgië zelf zijn de Senaat (25 januari 1996), deKamer van Volksvertegenwoordigers (28 maart1996) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (18juli 1996) reeds tot bekrachtiging over gegaan. HetVlaams Parlement zal op datum van vandaag hetverdrag goedkeuren in commissie en eerlang ookin plenaire vergadering. Het enige resterende pro-bleem lijkt derhalve nog bij het Waalse Gewest teliggen. Een situatie die misschien te verklaren valtvanuit het feit dat het gebruik van gifwapens niettot het Waalse collectieve geheugen behoort, waar-door ook de sensibiliteit rond deze problematiek erenigszins lager kan liggen. Mevrouw Verwimp-Silliswenst ter zake van de minister-president dan ookte vernemen of het niet mogelijk ware dat Vlaan-deren het Waalse Gewest tot enige spoed zou aan-manen.

De minister-president beaamt dat het aangewezenware dat ook het Waalse Gewest het verdrag metbekwame spoed zou ratificeren. Hij laat echteropmerken dat het Waalse Gewest, de Waalse rege-ring en het Waals Parlement in deze volkomen soe-verein handelen. Vlaanderen kán Wallonië derhal-ve niet tot spoed aanmanen.

Tegelijk kan hij echter ook meedelen dat de Waalseregering heel recent een ontwerp van decreet terzake heeft ingediend bij het Waals Parlement.

B. HET INSTITUTIONELE GEGEVEN

Tevens wenst Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis tevernemen hoe de operationalisering van het Che-misch Wapen-verdrag zal ingepast worden binnenhet Belgische bevoegdheidskader. Zij gaat er hier-

El9 Stuk 358 (1995-1996) -Nr. 2

bij van uit dat het waarschijnlijk in hoofdzaak eenfederale bevoegdheid zal zijn, waarbij een aantalverantwoordelijkheden zich echter wel op het vlakvan de gewesten situeren, hetgeen ipso facto eenzekere mate van coördinatie zal veronderstellen.

Ook wenst zij te vernemen of er reeds een “natio-nale autoriteit” werd aangewezen, en hoe deze zichzal verhouden tot de verschillende samenstellendedelen van het federale institutionele bestel.

De minister-president deelt hieromtrent mee dat erin België nog geen dergelijke nationale autoriteitwerd opgericht of aangeduid, maar dat er daarom-trent wel reeds informeel overleg loopt.

Voor het overige heeft de hoger reeds vernoemdeWerkgroep Gemengde Verdragen van 26 oktober1995 beslist dat het verdrag tot uitbanning van che-mische wapens een “gemengd” verdrag was, waar-bij zowel de federale overheid als de drie gewestenpartij zijn.

Het Vlaamse Gewest is meer bepaald betrokkenpartij omwille van de volgende overwegingen :

- Artikel IV, 10” lid, evenals artikel VIL 3” lid vanhet verdrag, hebben betrekking op het waarbor-gen van de vei l igheid van mensen en hetbeschermen van het milieu. En in Bijlage 11,heeft Afdeling IV(B), 6” lid betrekking op oudechemische wapens die dienen te worden behan-deld als giftige afvalstoffen.

Vlaanderen is hieromtrent bevoegd omdat over-eenkomstig artikel 6, 11 van de bijzondere wetvan 8 augustus 1980 het Vlaamse Gewest debevoegdheden heeft m.b.t. de bescherming vanhet leefmilieu en het afvalstoffenbeleid.

- Artikel X1 van het verdrag heeft betrekking opde bevordering van de groei van de buitenlandsehandel, de technologische ontwikkeling en deeconomische samenwerking in de chemische sec-tor.

Conform artikel 6, §1, lid IV, 1E en 2E, van deBijzondere Wet van 8 augustus 1980, heeft hetVlaamse Gewest bevoegdheden m.b.t. het eco-nomisch beleid en het afzet- en uitvoerbeleid(buitenlandse handel). Daarenboven zijn degemeenschappen en de gewesten, overeenkom-stig artikel 6 bis van de Bijzondere Wet van 8augustus 1980, bevoegd voor het wetenschappe-lijk onderzoek in het raam van hun respectievebevoegdheden, met inbegrip van het onderzoek

Page 10: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

Stuk 358 (19951996) - Nr. 2 010

ter uitvoering van internationale of supranatio-nale overeenkomsten of akten.

C . V L A A N D E R E N B I N N E N D E VER-DRAGSCONSTRUCTIE

Aangezien het Vlaamse Gewest (mede)bevoegd isvoor de exportbevordering wenst mevrouw CecileVerwimp-Sillis te weten of Vlaanderen ook een rolzal spelen in het exportcontrole-beleid dat inherentbesloten ligt in dit verdrag.

De minister-president wijst het commissielid eropdat de eigenlijke fysieke en juridische controlemo-gelijkheden inzake export zich situeren op hetfederale niveau. De bevordering van de export, diewel degelijk een Vlaamse bevoegdheid is, kanimmers niet zomaar gelijkgesteld worden met decontrole op de export.

Daarnaast kan hij echter wel mededelen dat deVlaamse chemische nijverheid in beginsel weiniglast zal ondervinden van de potentiële exportres-tricties, en wel omdat ze een voornamelijk verwer-kend karakter heeft. De Duitse chemische nijver-heid daarentegen, is vooral sterk op het gebied vande produktie van organofosfaten die per definitieveel meer geïnspecteerd en gecontroleerd worden.

Voor die Vlaamse bedrijven die toch stoffen pro-duceren die in de “Bijlage inzake de Stoffen” (bij-lage 1) voorkomen, wordt door de bevoegde fede-rale overheid - in het kader van een werkgroep-overleg met de gewesten - een meldingsplicht uit-gewerkt, die de Nationale Autoriteit in staat moetstellen precieze informatie door te geven aan deOrganisa t ie voor he t Verbod op ChemischeWapens. Hetgeen precies één van de verdragsver-plichtingen is.

Deze Organisatie staat overigens in voortdurendcontact met de Europese Federatie van de Chemi-sche Nijverheid, zodat ook de rechtmatige belan-gen van de chemische industrie gevrijwaard blij-ven.

Daarna wenst Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis tevernemen of Vlaanderen in de toekomst op de eenof andere manier zal participeren in de Organisatievoor het Verbod op Chemische Wapens ?

De minister-president beaamt dat Vlaanderen opgeen enkele manier betrokken is geweest bij detotstandkoming of de invulling van dit verdrag.Naar de toekomst toe acht hij het echter welopportuun dat Vlaanderen op de een of andere (al

ware het maar louter informele) manier een vormvan toegang zou hebben tot de O.V.C.W.

11.5. INHOUDELIJKE ASPECTEN VAN HETVERDRAG

A. TRANSFERS VAN TECHNOLOGIE ENCHEMISCHE STOFFEN NAAR DERDEWERELD-LANDEN

Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis werpt het pro-bleem op van de transfer van technologie en che-mische stoffen naar Derde Wereld-landen.

Zij laat opmerken dat het verdrag in wezen eenduaal systeem hanteert waarbij er enerzijds eenaantal algemene bepalingen nopens chemischestoffen en technologie worden geponeerd, en waar-bij er anderzijds ook meer specifieke, detaillistischebepalingen bestaan onder de vorm van lijsten vanstoffen waarvoor export-restricties kunnen wordentoegepast.

Zoals zij de zaken ziet, is de industriële wereld vee-leer geneigd om een ruime interpretatie te gevenaan de meer algemene bepalingen, teneinde de alsonbetrouwbaar gepercipieerde Derde Wereld-lan-den aldus te neutraliseren. De betrokken ontwik-kelingslanden daarentegen zijn vragende partijvoor een restrictieve interpretatie van de specifie-ke bepalingen (de lijsten), teneinde hun beginnen-de chemische nijverheid de nodige kansen op ont-plooiing te geven.

Hieromtrent stelt de minister-president dat het inhet verdrag opgezette systeem er zeker niet opgericht is om de chemische industrie in de ontwik-kelingslanden economische schade toe te brengen.Het systeem heeft daarom trouwens ook explicietde goedkeuring gekregen van de ontwikkelingslan-den. In laatste instantie zal derhalve veel, zonietalles, afhangen van de mate waarin de ontwikke-lingslanden zich effectief ook schikken naar debepalingen van dit verdrag.

B. PROBLEMEN MET DE CONTROLE OPDE NALEVING VAN HET VERDRAG

B. 1. Algemene probleemstelling

Diverse commissieleden, meerbepaald de herenKarim Van Overmeire, Jacques Laverge, FreddySarens, Fred Dielens en Stefaan Platteau drukkenhun twijfels uit nopens de mogelijkheid om een

Page 11: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

effectieve controle uit te oefenen op de nalevingvan de verdragsregels.

De minister-president antwoordt hierop dat hetfeit dat er niet minder dan 41 landen in de Uitvoe-rende Raad zitten op zich al een garantie inhoudtvan ruime naleving (in de betrokken 41 landen), énvan stringent toezicht op de overige landen.

Het feit dat 41 landen vertegenwoordigd zijn in ditorgaan impliceert meteen ook dat er steeds éénvan de landen van de Benelux zitting zal hebben inde Uitvoerende Raad. Voor de eerste acht wer-kingsjaren is overigens reeds afgesproken dat hetom een Belg zal gaan.

De heer Karim Van Overmeire is de overtuigingtoegedaan dat minstens twee risico-groepen al perdefinitie ontsnappen aan de in het verdrag voorzie-ne controles. Enerzijds gaat het om een aantalbepaald dubieuze Derde Wereld-regimes die niettot het verdrag wensen toe te treden, zoals daarzijn Libië, Irak, Syrië,...., en anderzijds vallen ookallerhande terroristische organisaties (cf. de hoger-genoemde gifgasaanvallen in de metro van Tokio)niet onder het systeem van de statencontrole.

B.2. Het probleem van de “mantellanden "

De heer Stefaan Platteau haalt hieromtrent nogeen bijkomend probleem aan. Onder verwijzingnaar diverse episodes uit de Koude Oorlog, waarinde grootmachten elkaar onrechtstreeks via derde-landen bekampten, meent hij dat ook dit verdragdoor de staten-partijen kan worden omzeild, viahet werken met die zogenaamde “mantellanden”.Er zullen immers steeds staten gevonden wordendie - tegen betaling, of in ruil voor andere vormenvan “hulp” - bereid zullen zijn chemische wapensaan te maken, op te slaan of te testen. Een pro-bleem dat volgens de heer Platteau vrijwel nietjuridisch kan worden omschreven of aangepakt, endat derhalve steeds het in het verdrag voorzienesysteem dreigt te ondergraven.

De minister-president beaamt dat de techniek vande mantellanden in het verleden heel vaak eenreëel probleem is gebleken bij ontwapeningsmate-ries. De enige concrete oplossing hiervoor is datzoveel mogelijk landen zouden ondertekenen enratificeren, zodat het spectrum van potentiële man-tellanden steeds kleiner en kleiner wordt.

El11 Stuk 358 (1995-1996) -Nr. 2

B.3. Het probleem van de “grijze zones "

Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis drukt de overtui-ging uit dat de in het verdrag uitgewerkte regelin-gen nog diverse “schemerzones” open laten.

Zo haalt zij bijvoorbeeld het feit aan dat het ver-drag het gebruik van zekere chemische wapensvoor politionele doeleinden (bijv. : traangas) niétverbiedt. Aangezien de grens tussen ernstige onge-regeldheden en een waarlijke staat van oorlog nietaltijd scherp te trekken is, komt het openlaten vanpolitioneel gas-gebruik haar als bijzonder dubieusen zelfs erg hypocriet over.

Tevens wijst zij erop dat de meeste chemischebasisstoffen die nu ten behoeve van de landbouw-sector worden geproduceerd (bijv. de meeste pesti-ciden, en de fosfaten), mits een eerder lichte modi-ficatie, ook bruikbaar zijn als chemische wapens.

Tenslotte drukt zij de vrees uit dat in het algemeende grens tussen de zware gifstoffen (die enkel als-dusdanig kunnen worden gebruikt) en de stoffendie er de chemische voorlopers van zijn of er che-misch aan verwant zijn erg dun is. Uitgaande vandit basisgegeven meent zij dat een sluitende con-trole op dit alles gewoon onmogelijk is. Zij vraagtdan ook of er ter zake reeds enig overleg geweestis met de chemische industrie.

De minister-president meent dat het verdrag terzake minder vaag is dan het lid wil laten uitschij-nen. Uiteindelijk zijn er in de bijlagen bij het ver-drag wel degelijk lijsten van nominatim opgesomdestoffen opgenomen, én wordt het begrip “chemischwapen” (in artikel 11 van het verdrag) ook erg pre-cies gedefinieerd (hetgeen op zich al een vrij uniekfeit is in de categorie van de ontwapeningsverdra-gen). In hetzelfde artikel 11 worden trouwens ookde “oproerbestrijdingsmiddelen” gedefinieerd. Hetmoge derhalve vrij duidelijk zijn of een bepaaldestof, dan wel een bepaald instrument al dan niet opde lijst van verboden stoffen staat, dan wel onderhet toepassingsgebied van de “chemisch wapen”-definitie valt. Al wat niét gevat is onder die defini-tie, of niet voorkomt op de bedoelde lijsten, moetderhalve kunnen Hetzelfde geldt voor de stoffengehanteerd voor het handhaven van de openbareorde. Ook hier gaat het om welbepaalde types vanstoffen, en welbepaalde doelstellingen en middelenqua inzet.

Page 12: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

Stuk 358 (1995-1996) -Nr. 2 012

Mevrouw Cecile Verwimp-Sillis kan geen genoe-gen nemen met dit antwoord en vraagt dat Vlaan-deren, in de mate dat het daartoe de bevoegdheiden de mogelijkheden heeft, zou aandringen op eenverdere invulling van het verdrag, teneinde hetoneigenlijk gebruik van niet-strijdgassen voor poli-tionele oproerbestrijding eveneens uit de wereld tehelpen.

Tevens vraagt zij vanwege de Vlaamse chemischeindustrie een principiële stellingname met betrek-king tot de produktie van gevaarlijke chemischestoffen.

C. AFDWINGBAARHEID VAN HET VER-D R A G

De heer Stefaan Platteau drukt in algemene zinzijn ongerustheid uit over het eerder zwakke sanc-tiesysteem dat in artikel X11 (“Maatregelen totrechtzetting van een situatie en tot waarborgingvan de naleving van dit Verdrag, met inbegrip vansancties”) van het verdrag is voorzien. Zijns inzienswas deze tekst waarschijnlijk wel de enige waar-over consensus kon worden bereikt, hetgeen echterniet belet dat hij al te summier is om goed te zijn.

Zijn ervaringen op het domein van het internatio-naal recht leren hem dat een verdrag staat of valtmet het erin vervatte sanctiesysteem. Hier moet hijongelukkig genoeg constateren dat het voorzienesanctiesysteem op een dubbele manier ontoepas-baar is. Enerzijds zijn er per definitie geen sanctiesvoor staten die geen partij worden bij het verdrag,en anderzijds kunnen er ook vrijwel geen sanctiesworden genomen tegen die staten die zich moed-willig aan de verdragsverplichtingen onttrekken.

D. OPZEGGINGSMOGELIJKHEID

De heer Fred Dielens wijst er op dat artikel XVIvan het verdrag een ál te gemakkelijke opzeggings-mogelijkheid inhoudt. De verwijzing naar het“geschaad . . . . zijn . . . . . van de hoogste belangen vanzijn land” is volgens de heer Dielens een al te lapi-daire formulering, die de deur wagenwijd openzetvoor ad-hoc afwijkingen allerhande. Zijns inzienswordt door deze bepaling het verdragsstelsel min-stens ten dele ontkracht.

E. KOSTEN VERBONDEN AAN HET VER-D R A G

Diverse leden, waaronder de heren Freddy Sarens,Fred Dielens, Jacques Laverge en mevrouw Cecile

Verwimp-Sillis stellen vragen bij de kosten die deimplementatie van dit verdrag met zich zal bren-gen. De toetredende staten zullen immers een bij-drage moeten betalen aan de O.V.C.W., ze zullenmoeten overgaan tot het oprichten van een “natio-nale autoriteit”, ze zullen het steunfonds voor delanden die het slachtoffer worden van een agressiemet chemische wapens moeten stijven, én ze zullenkosten hebben voor de controle van de chemischeindustrie op hun grondgebied.

De minister-president beaamt dat er inderdaad eenvrij stevig prijskaartje verbonden is aan dit verdrag.En hoewel de meeste kosten ten laste van de fede-rale overheid vallen, zal ook Vlaanderen zijn bij-drage moeten leveren voor de operationaliseringvan het verdrag. De door het Vlaamse Gewest tedragen kosten zullen voornamelijk voortvloeien uithet inzamelen en doorgeven van gegevens inzakede chemische nijverheid, een activiteit die ookwaarnemingen “op het terrein” veronderstelt.

F. O N T B R E K E N V A N E E N VERGOE-DINGSREGELING VOOR INDIVIDUELES L A C H T O F F E R S V A N C H E M I S C H EWAPENS

De heer Stefaan Platteau betreurt dat in het ver-drag eigenlijk enkel een soort collectieve schadere-geling is voorzien (het in artikel X vermelde "bij-standsfonds”) voor landen die het slachtoffer wor-den van agressie met chemische wapens. Zijnsinziens ware het verdrag maar echt volledig indienhet een rechtsgrondslag voor schadevergoedingzou verschaffen aan individuele personen die hetslachtoffer worden van gifgasaanvallen.

Hij put zijn bezorgdheid ter zake uit het feit dat hijtijdens zijn jeugd in West-Vlaanderen meermaals incontact is gekomen met mensen die tijdens de Eer-ste Wereldoorlog ten prooi waren gevallen aan gif-gas, en die, ondanks de daaruit resulterende levens-lange gezondheidsproblemen, nooit een adequatefinanciële compensatie hebben ontvangen.

De minister-president beaamt dat een dergelijkeregeling niet rechtstreeks voorzien is onder dit ver-drag. Het verdrag is echter in wezen een ontwape-ningsverdrag, zodat een uitgewerkte schaderege-ling hier eigenlijk ook helemaal niet aan de ordewas. Hetgeen vanzelfsprekend niet belet dat zulks,naar de toekomst toe, wel degelijk geregeld moetworden.

Page 13: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.

Stuk 358 (1995-1996) -Nr. 2

11.6. VORMELIJKE BEMERKING

De heer Stefaan Platteau stelt vast dat de Neder-landse vertaling van de verdragstekst opnieuw nietoptimaal is. Volgens zijn analyse is de Nederlandsevertaling op een aantal punten wat al te “vrij "?

III. EINDSTEMMING

Ter stemming gelegd wordt het ontwerp vandecreet "tot goedkeuring van het Verdrag tot ver-bod van de ontwikkeling, de produktie, de aanlegvan voorraden en het gebruik van chemischewapens en inzake de vernietiging van deze wapensen van drie bijlagen, ondertekend in Parijs op 13

januari 1993", bij unanimiteit, met 12 stemmenaangenomen.

De verslaggever,

Freddy SARENS

De voorzitter,

Jef SLEECKX

Page 14: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.
Page 15: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.
Page 16: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.
Page 17: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.
Page 18: VLAAMS PARLEMENT · Ondermeer door deze gebeurtenis werd de inter-nationale gemeenschap wederom op de noodzaak gewezen om tot een effectief verbod van chemi-sche wapens te komen.