VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding(("...

45
VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES De resultaten van de sectoranalyse binnen het WO

Transcript of VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding(("...

Page 1: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES

De resultaten van de sectoranalyse binnen het WO

Page 2: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

1    

Vitale  Medewerkers  in  vitale  organisaties:  de  resultaten  van  de  sectoranalyse  binnen  het  WO    Deel  1  van  de  Taskforce  Vitaliteit    Vaandrager1  L.,  Peeters2  J.,  Bosman1  A.  &  Schouteten3  R.  

 1  Leerstoelgroep  Gezondheid  en  Maatschappij,  Wageningen  University  2  Corporate  Human  Resources,  Wageningen  University  3  Bedrijfskunde,  Radboud  Universiteit  Nijmegen  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wageningen/Nijmegen  Oktober  2013    

Page 3: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

2    

Inhoudsopgave  Inleiding  ...................................................................................................................................................  3  

1.1  Aanleiding  .........................................................................................................................................  4  

2.  Theoretisch  kader  ...............................................................................................................................  6  

2.1  Salutogenese  en  gezondheid  ............................................................................................................  6  

2.2  Salutogenese  op  de  werkvloer  ..........................................................................................................  8  

2.3  Wat  is  vitaliteit?  ................................................................................................................................  8  

2.4  Vitaliteitsprogramma’s  ......................................................................................................................  9  

2.4.1  Voordelen  voor  werknemer,  werkgever  en  maatschappij  ...........................................................  10  

2.4.2  Effectieve  elementen  in  vitaliteitsprogramma’s  ..........................................................................  10  

Inbedding  en  verankering  in  bestaand  beleid  .......................................................................................  10  

Betrekken/bereiken  van  de  doelgroep  en  het  management  ................................................................  11  

Financiering  ...........................................................................................................................................  12  

Combinatie  van  aandacht  voor  zowel  fysieke  als  mentale  gezondheid  ................................................  12  

Maatwerk  /  advies  op  maat  ..................................................................................................................  12  

Motivational  interviewing  .....................................................................................................................  13  

Follow-­‐up  ..............................................................................................................................................  14  

Evaluatie:  zicht  hebben  op  wat  het  oplevert  ........................................................................................  16  

Tot  slot  ..................................................................................................................................................  16  

3.  Methoden  van  de  sectoranalyse  .......................................................................................................  16  

4.  Resultaten  sectoranalyse  ..................................................................................................................  18  

4.1  Huidige  stand  van  zaken  rondom  het  thema  vitaliteit  ....................................................................  18  

4.2  Wat  levert  het  op?  ..........................................................................................................................  21  

4.3  Ervaren  knelpunten  .........................................................................................................................  23  

4.4  Ervaren  positieve  punten:  wat  helpt  ...............................................................................................  24  

4.5  Conclusies  .......................................................................................................................................  27  

Referentielijst  ........................................................................................................................................  29  

Bijlage  I  -­‐  Vragenlijst  Vitaliteitsprojecten  universiteiten  .......................................................................  37  

Bijlage  II  –  Rapporten  of  andere  schriftelijke  materialen  ......................................................................  39  

Bijlage  III-­‐  Overzichtstabel  van  de  huidige  stand  van  zaken  rondom  vitaliteit......................................42  

Page 4: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

3    

Inleiding    

 

In  oktober  2012  is  de  centrale  Denktank  Duurzame  inzetbaarheid  Wetenschappelijk  

Onderwijs  (WO)  in  het  leven  geroepen.  Onder  duurzame  inzetbaarheid  wordt  verstaan:  de  

mate  waarin  men  zijn  of  haar  huidige  en  toekomstige  werk  kan  en  wil  blijven  uitvoeren  (Van  

Vuuren,  2011).  Medewerkers  die  duurzaam  inzetbaar  zijn,  beschikken  gedurende  hun  

arbeidsleven  over  daadwerkelijk  realiseerbare  mogelijkheden  en  voorwaarden  om  in  huidig  

en  toekomstig  werk  met  behoud  van  gezondheid  en  welzijn  te  (blijven)  functioneren  (Van  

der  Klink  et  al.,  2010).    

 

De  denktank  bestaat  uit  drie  verschillende  taskforces,  met  als  thema’s  Employability,  

Vitaliteit  en  Strategische  Personeelsplanning.  De  hoofdtaak  van  de  denktank  en  de  drie  

taskforces  is  om  voor  de  sector  WO  te  onderzoeken  hoe  instrumenten,  cultuur  en  

regelgeving  de  dialoog  tussen  medewerker  en  leidinggevende  over  duurzame  inzetbaarheid  

kunnen  versterken.  Dit  doen  zij  door  bestaande  kennis  en  ervaring  uit  de  sector  te  

verzamelen  en  te  vertalen  naar  een  plan  van  aanpak  voor  het  verspreiden  en  inzetten  van  

goede  interventies.    

 

Voor  deel  1  heeft  de  taskforce  Vitaliteit,  waar  dit  rapport  zich  op  richt,  geïnventariseerd  wat  

er  op  de  14  Nederlandse  universiteiten  aanwezig  is  aan  activiteiten  op  het  gebied  van  

bevordering  van  vitaliteit.  Vitaliteit  is  de  energie,  motivatie,  mentale  veerkracht  en  

doorzettingsvermogen  van  mensen.  De  onderzoeksvragen  van  deel  1  zijn:  

-­‐  Wat  zijn  in  de  sector  WO  de  bestaande  praktijkervaringen  om  vitaliteit  te  bevorderen?    

-­‐  Wat  werkt  wel  en  wat  werkt  niet  voor  welke  doelgroep?  

 

De  aanleiding  en  het  theoretisch  kader  zijn  gebaseerd  op  de  literatuur.  Uit  de  literatuur  zijn  

effectieve  elementen  van  vitaliteitsprogramma’s  in  kaart  gebracht.  Na  het  theoretisch  kader  

volgt  een  uitleg  over  de  methode  van  inventarisatie  bij  de  14  Nederlandse  universiteiten.  Op  

basis  van  de  resultaten  wordt  er  een  aantal  conclusies  getrokken  over  de  lessen  voor  het  

vervolg.  

 

Page 5: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

4    

In  deel  2  wordt  MyBalance  2.0,  een  voorbeeld  van  een  vitaliteitsprogramma  waarmee  in  

Nijmegen  en  Wageningen  ervaring  is  opgedaan,  in  detail  beschreven.  Dit  programma  kan  

door  andere  universiteiten  worden  beoordeeld  op  nut  en  toepasbaarheid,  en  eventueel  

worden  aangepast  naar  hun  eigen  context,  om  zo  de  vitaliteit  van  het  universitair  personeel  

te  verbeteren  (Dit  is  een  apart  rapport).  

 

1.1  Aanleiding      

Er  zijn  meerdere  maatschappelijke  trends  waardoor  het  op  dit  moment  belangrijk  is  voor  

universiteiten  om  te  investeren  in  gezondheid  en  vitaliteit  van  werknemers  en  meer  

algemeen  in  duurzame  inzetbaarheid.  Hieronder  vallen  demografische  ontwikkelingen,  

economische  ontwikkelingen,  en  toename  van  welvaartsziekten.    

 

Demografische  ontwikkelingen    

Aandacht  voor  de  vitaliteit  en  duurzame  inzetbaarheid  van  werknemers  is  nodig  omdat  er  in  

de  nabije  toekomst  steeds  minder  werknemers  op  de  arbeidsmarkt  zullen  instromen  

(ontgroening)  en  er  steeds  meer  werknemers  van  de  arbeidsmarkt  zullen  uitstromen  

(vergrijzing)  (Van  Dam,  Van  der  Heijden  &  Schyns,  2006;  Raaijmakers  &  Baart,  2009;  Van  

Vuuren,  2011).  Ook  neemt  de  gemiddelde  leeftijd  in  Nederland  tot  2040  toe.  Er  zijn  dus  niet  

alleen  meer  ouderen  door  de  vergrijzing  en  de  ontgroening,  maar  ook  leven  deze  ouderen  

langer,  waardoor  zij  langer  van  hun  pensioen  willen  genieten  (Van  Vuuren,  2011).  Dit  

betekent  niet  alleen  dat  er  arbeidsmarktkrapte  ontstaat,  maar  ook  dat  minder  mensen  voor  

meer  mensen  de  kosten  van  de  vergrijzing  moeten  opbrengen  zoals  de  AOW  en  zorg  

(Ilmarinen,  Tuomi  &  Seitsamo,  2005;  Sociaal  Economische  Raad,  2009;  AWVN,  2010).  Om  de  

pensioenen  betaalbaar  te  houden  gaat  de  AOW  leeftijd  stapsgewijs  omhoog  naar  67  jaar  in  

2012,  en  maakt  de  overheid  de  regels  voor  pensioenfondsen  en  pensioenopbouw  strenger.  

(Rijksoverheid,  2013).  Ook  is  het  minder  fiscaal  aantrekkelijk  om  eerder  te  stoppen  met  

werken  via  de  VUT-­‐  en  prepensioenregelingen  (Rijksoverheid,  2013).  Het  is  daarom  

belangrijk  om  oudere  werknemers  op  een  zinvolle  en  productieve  wijze  in  het  

productieproces  ingeschakeld  te  houden,  en  om  aandacht  te  besteden  aan  gezondheid  en  

vitaliteit,  omdat  meer  ouderen  de  kans  op  gezondheidsproblemen  en  uitval  verhoogt  

Page 6: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

5    

(Hildebrandt,  Ooijendijk  &  Hopman-­‐Rock,  2008;  Sociaal  Economische  Raad,  2009;  AWVN,  

2010).  

 

Economische  ontwikkelingen  

Op  macro-­‐niveau  zorgt  de  groeiende  internationale  concurrentie  en  internationalisering  van  

markten  ervoor  dat  de  arbeidsproductiviteit  omhoog  moet,  en  er  meer  nadruk  moet  worden  

gelegd  op  innovaties.  Om  dit  te  bereiken  is  het  van  belang  dat  werknemers  flexibel  zijn  en  

up-­‐to-­‐date  blijven,  om  zo  om  te  kunnen  gaan  met  veranderingen  in  behoeftes  aan  kennis  en  

vaardigheden  (Van  Dam,  Van  der  Heijden  &  Schyns,  2006;  AWVN,  2010).  Gezonde  en  vitale  

medewerkers  kunnen  beter  aan  veranderende  eisen  in  het  werk  voldoen  en  kunnen  beter  

omgaan  met  uitdagingen  en  nieuwe  functies  (Hildebrandt,  Ooijendijk  &  Hopman-­‐Rock,  

2008).    

 

Op  micro-­‐niveau  is  het  van  belang  voor  werkgevers  om  hun  aantrekkelijkheid  te  verbeteren,  

ter  voorbereiding  op  de  aankomende  arbeidsmarktkrapte.  Aandacht  voor  vitaliteit  en  

gezondheidsbeleid  is  een  uiting  van  goed  werkgeverschap,  kan  bijdragen  aan  een  positief  

imago  voor  de  organisatie,  en  is  een  aantrekkelijke  manier  om  jong  talent  aan  te  trekken  en  

vast  te  houden  (Hildebrandt,  Ooijendijk  &  Hopman-­‐Rock,  2008).  Ook  zorgen  vitaliteit  en  

duurzame  inzetbaarheid  voor  een  verbetering  van  de  concurrentiepositie  door  innovatie,  en  

voor  meer  interne  flexibiliteit.  Deze  interne  flexibiliteit,  veroorzaakt  door  breder  inzetbare  

werknemers,  zorgt  voor  minder  afhankelijkheid  van  externe  krachten  (Van  Dam,  Van  der  

Heijden  &  Schyns,  2006;  Raaijmakers  &  Baart,  2009;  AWVN,  2010).    

 

Trends  op  universiteiten  

Sinds  de  jaren  negentig  hebben  de  Nederlandse  universiteiten  een  aantal  inspanningen  

verricht  om  de  onderzoeksproductiviteit  en  kwaliteit  te  verhogen.  Deze  inspanningen  

hebben  een  plaats  bij  de  top  van  Europa  opgeleverd  maar  de  werkdruk  en  onderlinge  

competitie  is  daarmee  ook  enorm  verhoogd.    Een  andere  belangrijke  trend  is  dat  het  budget  

voor  onderzoek  onder  enorme  druk  is  komen  te  staan.  De  laatste  jaren  is  er  steeds  minder  

geld  beschikbaar  voor  onderzoek  uit  de  eerste  geldstroom  (directe  financiering  door  OCW)  

en  uit  de  tweede  geldstroom  (NWO).  Universiteiten  gaan  daardoor  steeds  meer  en  vaker  op  

zoek  naar  3e  geldstroom  financiering  van  derden  (Chiong  Meza,  2012).    Met  deze  

Page 7: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

6    

afnemende  investeringen  staat  ook  het  behouden  van  de  toppositie  onder  druk  (VSNU,  

2012).  De  arbeidsvoorwaarden  van  universiteitsmedewerkers  zijn  ook  aan  het  veranderen.  

Zo  is  de  afgelopen  tien  jaar  het  aandeel  van  wetenschappelijk  personeel  in  vaste  dienst  

relatief  afgenomen  en  is  het  aandeel  van  wetenschappers  met  een  tijdelijk  contract  

toegenomen.  Op  een  aantal  universiteiten  komt  nieuw  personeel  in  een  tenure  track  

systeem  waarbij  de  kandidaten  aan  strenge  criteria  moeten  voldoen  om  in  dienst  te  kunnen  

blijven  en  door  te  groeien  (VSNU,  2012).  Dit  tenure  track  systeem  biedt  kansen  op  

ontwikkeling  maar  legt  ook  hoge  druk  op  de  prestaties  van  nieuwe  (vooral  jonge)  

medewerkers.  

 

Toename  van  welvaartsziekten    

Het  aantal  Nederlanders  met  welvaartsziekten  zoals  diabetes  en  hart-­‐  en  vaatziekten  groeit  

hard  (Eysink,  Hamberg-­‐van  Reenen  &  Lambooij,  2008).  Een  ongezonde  leefstijl  speelt  hier  

een  belangrijke  rol.  Te  weinig  bewegen,  ongezond  eten,  roken  en  overmatig  alcoholgebruik  

hebben  invloed  op  de  gezondheid  van  werknemers  en  daarmee  ook  direct  en  indirect  op  de  

prestaties  van  werknemers.  Uit  buitenlandse  studies  blijkt  dat  werknemers  met  een  

ongezonde  leefstijl  over  het  algemeen  vaker  verzuimen  dan  werknemers  met  een  gezonde  

leefstijl  (Goetzel  et  al.,  2004).  Ook  lijkt  het  erop  dat  een  ongezonde  leefstijl  een  negatieve  

invloed  heeft  op  arbeidsproductiviteit,  en  dat  het  leidt  tot  meer  arbeidsongeschiktheid  

(Eysink,  Hamberg-­‐van  Reenen  &  Lambooij,  2008;  Hildebrandt,  Ooijendijk  &  Hopman-­‐Rock,  

2008).  Naast  fysieke  gezondheidsproblemen  zijn  er  ook  mentale  problemen  als  gevolg  van  

hogere  werkdruk  en  de  snelheid  van  veranderingen.  Mentale  problemen  zoals  stress  kunnen  

leiden  tot  burn-­‐out  of  ziekteverzuim  (Goetzel  et  al.,  2004;  Hildebrandt,  Ooijendijk  &  

Hopman-­‐Rock,  2008).    

 

2.  Theoretisch  kader  

 

2.1  Salutogenese  en  gezondheid  

Organisaties  zijn  tegenwoordig  afhankelijk  van  goed  opgeleide,  gekwalificeerde,  efficiënte  en  

gemotiveerde  werknemers.  Het  is  daarom  van  groot  belang  voor  een  organisatie  dat  

Page 8: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

7    

werknemers  fysiek  en  mentaal  gezond  blijven.  Dit  heeft  geleid  tot  een  trend  waarin  

gezondheid  een  belangrijke  ‘business  value’  is  geworden  (Vaandrager  &  Koelen,  2013;  

Zwetsloot  &  Pot,  2004).    

 

Gezondheid  bepaalt  mede  hoe  goed  werknemers  functioneren,  en  levert  een  bijdrage  aan  

de  waarde  van  een  organisatie  (Zwetsloot  &  Pot,  2004).  Een  passende  definitie  van  

gezondheid  op  het  werk  is  ‘de  mogelijkheid  van  de  beroepsbevolking  om  deel  te  nemen  en  

productief  te  zijn  op  een  duurzame  en  betekenisvolle  manier’  (Vaandrager  &  Koelen,  2013).  

Deze  definitie  bekijkt  gezondheid  vanuit  een  positieve  invalshoek,  salutogenese,  waarbij  niet  

het  voorkómen  van  ziekte  en  uitval  (een  negatieve  invalshoek;  pathogenese),  maar  het  

bevorderen  van  welbevinden  en  gezondheid  centraal  staat  (Antonovsky,  1987).  

Salutogenese  bekijkt  de  vraag:  ‘wat  creëert  gezondheid’.  Antonovsky  gaf  hierop  een  

antwoord  door  te  spreken  over  twee  fundamentele  concepten:  ‘general  resistance  

resources’  (GRR’s)  en  ‘sense  of  coherence’  (SOC)  (Antonovsky,  1987;  Antonovsky,  1993;  

Vaandrager,  2013).    

 

GRR’s,  of  bronnen,  zijn  biologische,  materiële  en  psychosociale  factoren  die  het  makkelijker  

maken  voor  mensen  om  hun  levens  als  consistent,  gestructureerd  en  begrijpelijk  te  zien.  

Voorbeelden  zijn  geld,  sociale  steun,  kennis,  zelfvertrouwen,  ervaring,  tradities  en  

commitment  (Antonovsky,  1987;  Lindström  &  Eriksson,  2010).  De  SOC  is  het  vermogen  om  

te  zien  dat  men  zich  kan  redden  in  elke  situatie,  onafhankelijk  van  wat  er  gebeurt  in  het  

leven,  ofwel,  het  vermogen  om  de  bronnen  te  herkennen  en  te  gebruiken.  Het  is  een  globale  

levensoriëntatie,  die  bestaat  uit  drie  dimensies:  comprehensibility,  manageability  en  

meaningfulness  (Antonovsky,  1987;  Lindström  &  Eriksson,  2010).  Comprehensibility  wijst  

naar  het  geloof  dat  levensgebeurtenissen  (of  werk  gerelateerde  ervaringen)  gestructureerd,  

voorspelbaar  en  verklaarbaar  zijn.  Dit  is  de  cognitieve  component.  Manageability  wijst  naar  

het  geloof  dat  levensgebeurtenissen  (of  werk  gerelateerde  ervaringen)  binnen  iemands  

controle  zijn.  Dit  is  de  instrumentele  component.  Meaningfulness  wijst  naar  het  geloof  dat  

levensgebeurtenissen  (of  werk  gerelateerde  ervaringen)  het  waard  zijn  om  in  te  investeren,  

en  dat  ze  een  bron  van  tevredenheid  zijn.  Dit  is  de  motivationele  component  (Antonovsky,  

1987;  Lindström  &  Eriksson,  2010;  Vaandrager  &  Koelen,  2013).    

 

Page 9: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

8    

Het  gaat  dus  niet  alleen  om  het  bezitten  van  bronnen,  maar  ook  om  het  gebruik  hiervan.  

Hoe  sterker  de  SOC  is,  hoe  groter  de  capaciteit  van  mensen  om  hun  bronnen  te  identificeren  

en  te  gebruiken  (Lindström  &  Eriksson,  2010).  Dit  heeft  weer  een  positieve  invloed  op  de  

ontwikkeling  en  behoud  van  gezondheid  (Antonovsky,  1987;  Lindström  &  Eriksson,  2010).    

 

2.2  Salutogenese  op  de  werkvloer    

Organisaties  hebben  een  invloed  op  de  bronnen  die  werknemers  bezitten,  door  het  werk  zo  

goed  mogelijk  te  organiseren  en  competentie  ontwikkeling  te  stimuleren.  Daarnaast  is  het  

gevoel  en  vermogen  van  werknemers  om  ook  daadwerkelijk  gebruik  te  kunnen  maken  van  

deze  bronnen  van  belang  (SOC)  (Koelen  &  Lindström,  2005).  Uit  onderzoek  is  gebleken  dat  

werknemers  met  een  sterkere  SOC  beter  presteren,  een  hogere  kwaliteit  van  leven  hebben  

en  energieker  zijn  dan  werknemers  met  een  minder  sterke  SOC  (Hanson,  2007).  

Werknemers  kunnen  worden  getraind  in  vaardigheden  om  beschikbare  bronnen  voor  

gezondheid  optimaal  te  benutten.  Daarmee  worden  werknemers  bewust  van  hun  mentale,  

fysieke  en  emotionele  krachtbronnen,  leren  daar  optimaal  mee  omgaan  en  kunnen  zo  goed  

presteren  (Schaufeli  &  Enzmann,  1998).  Deze  weerbare  en  energieke  werknemers  zorgen  op  

hun  beurt  voor  een  optimale  productie  en  een  energieke  en  gezonde  organisatie  (Zwetsloot  

&  Pot,  2004;  Johanson,  Ahonen  &  Roslender,  2007).      

 

2.3  Wat  is  vitaliteit?  

Vitaliteit  is  meer  dan  gezondheid.  Schaufeli  en  Bakker  (2010),  definiëren  vitaliteit  als:  

‘Bruisen  van  energie,  zich  sterk  en  fit  voelen,  lang  en  onvermoeibaar  met  werken  door  

kunnen  gaan,  en  beschikken  over  grote  mentale  veerkracht  en  dito  doorzettingsvermogen’.  

Het  gaat  om  de  mate  waarin  mensen  duurzaam  aan  de  arbeid  kunnen  deelnemen:  motivatie  

en  energie  zijn  nodig  om  gezond  en  productief  te  zijn  en  met  plezier  te  werken,  wat  leidt  tot  

duurzame  inzetbaarheid  (Van  Vuuren,  2011).  Van  werknemers  wordt  verwacht  dat  zij  hier  

aan  werken:  dat  zij  competenties  ontwikkelen,  specifieke  capaciteiten  opbouwen  en  deze  

vervolgens  onderhouden.  Er  wordt  verwacht  dat  zij  -­‐nu  en  in  de  toekomst-­‐  in  staat  zullen  zijn  

zich  aan  te  passen  om  mee  te  kunnen  blijven  doen  (Gaspersz  &  Ott,  1996).  Ze  moeten  om  

kunnen  gaan  met  de  continue  veranderingen  die  plaatsvinden  binnen  en  buiten  de  WO-­‐

sector.  

Page 10: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

9    

Naast  vitale  medewerkers  zijn  ook  organisaties  vitaal,  hierbij  gaat  het  over  de  organisatie  die  

structureel  bezig  is  met  de  vitaliteit  en  inzetbaarheid  van  haar  medewerkers.  Een  werkgever  

is  verantwoordelijk  voor  het  vormgeven  van  een  gezonde  sociale  en  fysieke  omgeving,  om  zo  

werknemers  consequent  te  ondersteunen  in  hun  functioneren  en  participeren.  Dit  kan  

gedaan  worden  door  enerzijds  belemmeringen  voor  vitaliteit  weg  te  nemen  en  daarnaast  

werknemers  op  zo’n  manier  te  faciliteren  dat  ze  hun  mentale,  fysieke  en  emotionele  

bronnen  optimaal  leren  te  benutten  (Diehl  et  al.,  2008).  

 

Om  vitaal  te  kunnen  zijn,  moeten  werknemers  op  zoek  gaan  naar  hun  passie  en  idealen.  

Hiervoor  is  het  noodzakelijk  om  een  goede  zelfkennis  te  hebben  over  persoonlijk  kwaliteiten  

en  behoeften  op  verschillende  vlakken.    

Vitaliteitsprogramma’s  passen  binnen  de  trend  van  salutogenese  en  het  belang  van  

gezondheid  op  de  werkvloer,  omdat  ze  een  positieve  kijk  gebruiken  (Kirsten,  2008).  Het  doel  

is  om  vaardigheden  te  versterken  en  ontwikkeling  op  professioneel,  sociaal  en  persoonlijk  

vlak  te  stimuleren.  Dit  kan  gedaan  worden  door  werknemers  op  zo’n  manier  te  faciliteren  

dat  ze  hun  mentale,  fysieke  en  emotionele  bronnen  optimaal  leren  benutten.  Het  bewuster  

omgaan  met  energie,  zingeving  en  persoonlijke  groei  is  een  veelbelovende  manier  om  

werkvermogen,  duurzame  inzetbaarheid  en  een  hoge  kwaliteit  van  leven  te  garanderen.      

 

2.4  Vitaliteitsprogramma’s  

Activiteiten  die  werkgevers  ontplooien  om  hun  werknemers  te  stimuleren  tot  gezond  en  

productief  langer  doorwerken  en  het  behouden  van  plezier  in  het  werk  wordt  

vitaliteitsmanagement  genoemd  (Van  Vuuren,  2011).  Vitaliteitsprogramma’s  worden  vaak  

ingezet  met  als  doel  vaardigheden  te  versterken  en  ontwikkeling  op  professioneel,  sociaal  en  

persoonlijk  vlak  te  stimuleren.  Het  is  dus  een  middel  om  vitaliteit  te  bereiken  bij  zowel  

individuen  als  de  organisatie.  Dit  nieuwe  beleid  past  goed  bij  de  verschuiving  die  plaats  heeft  

gevonden  in  het  denken  over  arbeid  en  gezondheid,  namelijk  van  het  voorkómen  van  ziekte  

en  uitval  (een  negatieve  invalshoek;  pathogenese),  naar  het  bevorderen  van  welbevinden  en  

gezondheid  (een  positieve  invalshoek;  salutogenese)  (Van  Vuuren,  2011).  Het  inbedden  van  

een  vitaliteitsprogramma  in  een  organisatie  heeft  voordelen  voor  zowel  werknemers  als  

werkgevers:  een  win-­‐win  situatie.    

Page 11: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

10    

 

2.4.1  Voordelen  voor  werknemer,  werkgever  en  maatschappij  

Voor  medewerkers  leidt  aandacht  voor  vitaliteit  tot  groter  welzijn  en  een  betere  

gezondheid,  een  veilige  en  gezonde  werkomgeving,  vergroting  van  het  werkvermogen,  

werkplezier  en  motivatie,  en  een  goede  werksfeer.  Dit  heeft  invloed  op  de  duurzame  

inzetbaarheid  (Schaeffer,  Van  der  Wal  &  Warning,  2005;  Raaijmakers  &  Baart,  2009).    

Vitaliteit  wordt  door  werknemers  ervaren.  Dit  werkt  door  in  hun  manier  van  werken  en  

heeft  effect  voor  de  organisatie  (WGV  zorg  en  welzijn,  2012).  Voor  werkgevers  betekent  

aandacht  voor  vitaliteit  een  toename  van  actieve  arbeidsparticipatie  (minder  verzuim  en  

uitval),  sterkere  betrokkenheid  van  werknemers,  een  hogere  en  verbeterde  productie  en  

dienstverlening,  een  verbeterde  concurrentiepositie,  een  aantrekkelijker  imago  als  

werkgever,  en  als  organisatie  sneller  kunnen  inspelen  op  veranderingen  (Raaijmakers  &  

Baart,  2009;  WGV  zorg  en  welzijn,  2012).  

Niet  alleen  de  werknemer  en  de  organisatie  zelf  profiteren  van  duurzame  inzetbaarheid.  

Vitale  werknemers  dragen  bij  aan  de  productie,  dragen  bij  aan  de  financiering  van  de  

verzorgingsstaat  door  het  betalen  van  belastingen  en  sociale  premies,  en  maken  weinig  tot  

geen  gebruik  van  collectieve  voorzieningen  (Euwals  et  al.,  2013).    

 

2.4.2  Effectieve  elementen  in  vitaliteitsprogramma’s    

 

Op  basis  van  de  literatuur  wordt  in  deze  paragraaf  een  aantal  criteria  beschreven  waar  

vitaliteitsprogramma’s  idealiter  aan  moeten  voldoen.  Deze  criteria  betreffen  zowel  

implementatiecriteria  van  de  vitaliteitsprogramma’s  (organisatie  niveau)  als  inhoudelijke  

criteria  van  de  programma’s  zelf  (individueel  niveau).  Deze  lijst  is  niet  uitputtend,  maar  

betreft  wel  criteria  die  in  de  literatuur  vaker  naar  voren  komen.  Eerst  wordt  een  aantal  

implementatie-­‐  en  organisationele  criteria  besproken.  Daarna  komen  de  inhoudelijke  

programmacriteria  aan  bod.  

 

Inbedding  en  verankering  in  bestaand  beleid  

Zoals  voor  alle  (HR)  activiteiten  die  zijn  gericht  op  de  medewerkers  (Paauwe,  2004;  Boselie,  

2010)  geldt  ook  voor  vitaliteitsprogramma’s  dat  als  ze  aansluiten  bij  de  missie  en  het  

Page 12: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

11    

algemene  beleid  van  de  organisatie  er  een  grotere  slagingskans  is.  Zo  geven  Bauer  en  Jenny  

(2013)  in  hun  boek  over  salutogene  organisaties  en  verandering    aan  dat  het  inpassen  van  

vitaliteitsprogramma’s  in  bestaande  macht-­‐  en  relatiestructuren  mogelijk  veelbelovend  zijn  

gezien  de  aansluiting  bij  de  dagelijkse  praktijk  en  de  borging.  Ook  in  andere  bronnen  komt  

naar  voren  dat  het  belangrijk  is  dat  de  belangrijkste  speerpunten  van  vitaliteitsprogramma’s  

aansluiten  bij    het  bestaande  beleid,  het  leiderschap  en  de  organisatiecultuur  (Baart  et  al.,  

2003;  Vaandrager  &  Evans,  2001).  Aan  de  andere  kant  kan  het  ook  zinvol  zijn  om  juist  de  

bestaande  (pathogene)  routines  en  patronen  te  doorbreken.  Het  vinden  van  de  juiste  balans  

tussen  aanpassen  en  een  totaal  vernieuwde  aanpak  is  dan  een  mogelijke  tussenweg  (Bauer  

&  Jenny,  2013)  

 

Betrekken/bereiken  van  de  doelgroep  en  het  management  

Een  veelgehoorde  kritiek  op  vitaliteitsprogramma’s  is  dat  ze  vaak  niet  de  werknemers  

bereiken  waarvoor  deze  programma’s  vooral  bedoeld  zouden  zijn.  Daarnaast  kunnen  

vitaliteitsprogramma’s  worden  gezien  als  een  ongewenste  inmenging  in  de  persoonlijke  

levenssfeer  van  werknemers  (Verdonk  et  al.,  2010).  Bij  het  creëren  van  

medewerkerbetrokkenheid  voor  dergelijke  programma’s  zijn  communicatie  (Bowen  &  

Ostroff,  2004)  en  de  rol  van  leidinggevenden  zeer  belangrijk  (Wright  &  Nishii,  2007).  De  

manier  waarop  dergelijke  programma’s  worden  geïmplementeerd,  en  hoe  daarover  wordt  

gecommuniceerd  is  bepalend  voor  de  manier  waarop  de  medewerkers  dit  ervaren  (Nishii  et  

al.,  2008).  Als  de  medewerkers  het  gevoel  hebben  dat  dergelijke  programma’s  erop  gericht  

zijn  om  hen  te  helpen  bij  de  taakuitvoering,  dan  is  de  kans  groter  dat  ze  er  positief  op  

reageren  dan  wanneer  ze  het  gevoel  hebben  dat  de  organisatie  dergelijke  programma’s  

ontwikkelt  om  bijvoorbeeld  aan  wettelijke  vereisten  te  voldoen.  Daarbij  is  de  direct  

leidinggevende  degene  die  de  organisatieplannen  vertaalt  en  ‘doorcommuniceert’  aan  

zijn/haar  medewerkers.  Als  een  leidinggevende  niet  achter  de  plannen  staat,  zal  deze  minder  

enthousiast  zijn  om  ze  onder  de  aandacht  van  de  medewerkers  te  brengen.  

Hieruit  valt  af  te  leiden  dat  vitaliteitsprogramma’s,  om  de  juiste  doelgroep  te  kunnen  

bereiken,  ook  aandacht  zouden  moeten  besteden  aan  de  manier  waarop  ze  worden  

gepositioneerd  in  het  beleid  en  richting  de  medewerkers  worden  gecommuniceerd.  

Page 13: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

12    

 

Financiering  

Het  spreekt  voor  zich  dat  er  ook  middelen  en  menskracht  beschikbaar  moeten  zijn  voor  

zowel  de  organisatie  als  uitvoering  van  vitaliteitsprogramma’s.  Zowel  binnen  de  organisatie  

budget  beschikbaar  maken  als  buiten  de  organisatie  extra  middelen  werven  behoort  tot  de  

mogelijkheden  (Goetzel  &  Ozminkowski,  2008).    

 

Combinatie  van  aandacht  voor  zowel  fysieke  als  mentale  gezondheid  

Vitaliteitprogramma’s    kenmerken  zich  in  het  algemeen  door  een  combinatie  van  aandacht  

voor  zowel  lichamelijk  als  geestelijk  welzijn.  Vitaliteit  bestaat  namelijk  niet  alleen  uit  een  

fysieke  dimensie.  Covey  (2004)  meent  dat  vitaliteit  bestaat  uit  een  mentale  dimensie  

(hoofd),  een  fysieke  dimensie  (lichaam),  een  sociaal-­‐emotionele  dimensie  (hart)  en  een  

inspirationele  dimensie  (ziel)  (Covey,  2004).  De  mentale  dimensie  van  vitaliteit  gaat  over  

creatief  en  zinvol  werk  hebben,  persoonlijke  groei  en  ontwikkeling.  Mentale  factoren  zijn  

aandacht  controle,  spanningsregulatie,  emotie  controle,  gedachte  controle,  concentratie,  

zelfvertrouwen,  omgaan  met  tegenslagen  en  zelfreflectie.  De  fysieke  dimensie  van  vitaliteit  

gaat  over  energie,  lichamelijke  conditie  en  fitheid.  Hierbij  gaat  het  om  

gezondheidsgerelateerd  gedrag,  zoals  gezonde  voeding,  voldoende  rust,  beweging  en  matig  

met  alcohol.  De  sociaal-­‐emotionele  dimensie  van  vitaliteit  gaat  over  zelfbewustzijn,  goede  

relaties  met  collega’s  en  klanten  en  positief  samenwerken.  Factoren  zijn  leiderschap,  

samenwerken,  conflicthantering,  assertiviteit,  overtuigingskracht  en  inzicht  in  behoeftes  van  

anderen.  De  laatste,  inspirationele,  dimensie  (meaningfulness)  gaat  over  iets  bijdragen,  iets  

neerzetten  in  de  wereld,  gewetensvol  en  integer  werken.  Inspirationele  factoren  zijn  

motivatie,  doelen  stellen,  zingeving  en  de  balans  tussen  werk  en  privé  (Covey,  2004;  Talma  &  

Van  Arendsbergen,  2010;  WGV  zorg  en  welzijn,  2012).    

Een  goed  vitaliteitsbeleid  of  -­‐programma  besteedt  dus  aandacht  aan  al  deze  vier  dimensies.  

Maatwerk  /  advies  op  maat    

Vanwege  de  vele  individuele  verschillen  (bijv.  cultuur,  levensfase),  zal  iedere  werknemer  een  

andere  behoefte  aan  advies  over  zijn  of  haar  gezondheid  hebben  (of  geen  behoefte  hebben).  

Page 14: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

13    

Op  maat  gemaakte  boodschappen  in  de  vorm  van  een  gesprek  met  een  coach  of  consulent  

worden  gezien  als  een  simpele  maar  effectieve  methode  voor  gezondheidsbevordering  en  

gedragsverandering  (Clark  et  al.,  2004;  Wanyonyi  et  al.,  2011).  Hierbij  kan  de  boodschap  

worden  aangepast  aan  de  mate  waarin  een  persoon  wil  veranderen,  waardoor  er  minder  

weerstand  zal  zijn  en  de  effectiviteit  wordt  vergroot  (Britt,  Hudson  &  Blampied,  2005).  Op  

maat  gemaakte  boodschappen  zijn  gebaseerd  op  een  individuele  beoordeling  van  mensen  

en  vervolgens  op  het  samenstellen  van  een  gezondheidsboodschap  die  overeenkomt  met  de  

individuele  gezondheidsbehoeften  en  psychosociale  kenmerken  (Wanyonyi  et  al.,  2011).    

 

Het  inspelen  op  persoonlijke  problemen  en  risico’s  blijkt  een  grotere  stimulans  tot  

gedragsverandering  dan  wanneer  informatie  over  algemene  gezondheidsrisico’s  wordt  

gegeven  (Wanyonyi  et  al.,  2011).  Dit  wordt  ondersteund  door  het  Elaboration  Likelihood  

Model,  welke  aangeeft  dat  mensen  eerder  bewust  informatie  verwerken  (de  centrale  route)  

wanneer  zij  deze  informatie  zien  als  persoonlijk  relevant  (Petty  &  Cacioppo,  1984).    

Persoonlijk  relevante  informatie  leidt  eerder  tot  verandering  dan  algemene  informatie.  

Verschillende  studies  tonen  aan  dat  op  maat  gemaakte  materialen  vaker  worden  gelezen  en  

beter  worden  onthouden  dan  algemene  materialen  (De  Vries  et  al.,  2008).  Onderzoek  heeft  

ook  aangetoond  dat  het  gebruik  van  face-­‐to-­‐face  op  maat  gemaakte  boodschappen  effectief  

is  als  mensen  hun  gezondheidsgedrag  willen  veranderen  (Clark  et  al.,  2004;  Wanyonyi  et  al.,  

2011).  Hierbij  gaat  het  om  gedragingen  zoals  stoppen  met  roken,  gezonder  eten,  afvallen,  

diabetes  zelf-­‐management,  vermindering  van  alcohol  inname  en  mammografie  screening.  

Studies  die  op  maat  gemaakte  boodschappen  combineerden  met  het  geven  van  kort  advies  

hadden  een  groter  effect  op  gezondheidsuitkomsten  vergeleken  met  alleen  het  gebruik  van  

op  maat  gemaakte  boodschappen.    

 

Motivational  interviewing    

Bij  de  vorm  waarin  op  maat  gemaakte  boodschappen  in  gesprekken  met  coaches  of  

consulenten  worden  gecommuniceerd  past  het  gebruik  van  motivational  interviewing.  

Motivatie  is  een  innerlijke  gesteldheid  die  een  persoon  aanzet  tot  het  verrichten  of  nalaten  

van  bepaalde  gedragingen.  Miller  (2001)  beschrijft  motivatie  als  een  staat  van  gereedheid  

tot  verandering,  en  niet  als  een  vaststaande  persoonlijke  eigenschap.  Als  gevolg  hiervan  is  

Page 15: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

14    

het  mogelijk  dat  motivatie,  afhankelijk  van  de  situatie  of  met  de  tijd  verandert  (Britt,  Hudson  

&  Blampied,  2005;  Miller,  1983).    Deze  vorm  van  gedragsveranderingcounseling  is  

oorspronkelijk  ontwikkeld  om  mensen  met  een  verslaving  voor  te  bereiden  op  

gedragsverandering  (Miller,  1983).  Later  werd  dit  uitgebreider  beschreven  door  Miller  en  

Rollnick  (2002),  die  motivational  interviewing  definieerden  als  een  cliëntgerichte  maar  

directieve  methode.    

Verschillende  reviews  en  meta-­‐analyses  laten  zien  dat  motivational  interviewing  effectief  is  

bij  de  behandeling  van  drugsverslaving  en  alcoholmisbruik,  en  bij  het  stimuleren  van  

gezondere  leefgewoonten  zoals  een  beter  voedingspatroon,  meer  lichaamsbeweging  en  

stoppen  met  roken  (Dunn,  Deroo  &  Rivara,  2001;    Hettema  &  Hendricks,  2010;  Hettema,  

Steele  &  Miller,  2005;  Rubak  et  al.,  2005).  Motivational  interviewing  is  ook  effectief  in  het  

verbeteren  van  de  fysieke  en  mentale  status  op  de  werkplek  (Butterworth  et  al.,  2006;  

Prochaska  et  al.,  2008).    

 

Motivational  interviewing  interventies  variëren  van  een  paar  minuten  tot  een  aantal  sessies  

of  meer.  Gemiddeld  duurt  een  interventie  met  motivational  interviewing  korter  dan  andere  

effectieve  behandelingen,  maar  zijn  de  effecten  net  zo  groot  (Dunn,  Deroo  &  Rivara,  2001).  

De  review  gedaan  door  Rubak  et  al.  (2005)  laat  zien  dat  deze  techniek  zelfs  in  korte  sessies  

van  slechts  15  minuten  effectief  is,  en  dat  meer  dan  één  sessie  de  kans  op  effect  vergroot.    

Er  is  echter  meer  onderzoek  nodig  naar  de  optimale  duur  van  een  motivational  interviewing  

interventie  om  verschillende  veranderingen  in  gedrag  te  kunnen  creëren  (Miller,  2001).    

 

Follow-­‐up  

Wanneer  op  maat  gemaakte  boodschappen  worden  gecombineerd  met  herhaaldelijke  

follow-­‐ups  blijkt  het  effect  het  grootst  (Wanyonyi  et  al.,  2011).  Dit  kan  onder  andere  door  

werknemers  zelf  een  plan  te  laten  maken  over  wat  ze  zouden  willen  veranderen.  Zo’n  plan  

maken  noemt  Gollwitzer  (1999)  ook  wel  ‘implementation  intention’,  en  hiermee  ontwikkelt  

een  werknemer  een  mentaal  beeld  van  een  toekomstige  situatie  (“waar”  en  “wanneer”)  en  

een  actie  (“hoe”),  wat  uiteindelijk  helpt  om  intenties  te  vertalen  in  gedrag  (Gollwitzer,  1999;  

Sniehotta,  Scholz  &  Schwarzer,  2005).  Hierbij  wordt  een  situatie  of  prikkel  gekoppeld  aan  

een  specifieke  reactie  (“Als  situatie  X  zich  voordoet,  zal  ik  gedrag  Y  uitvoeren”).  Dit  is  anders  

Page 16: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

15    

dan  een  ‘goal  intention’,  waarbij  alleen  het  gewenste  doel  wordt  gedefinieerd  (“Ik  wil  graag  

X  bereiken!”)  (Gollwitzer,  1999).  Een  voorbeeld  van  een  ‘goal  intention’  zou  zijn:  “Ik  heb  de  

intentie  om  10  kilo  af  te  vallen”.  Terwijl  een  implementation  intention,  of  actieplan  hieraan  

toe  zou  voegen:  “Elke  ochtend  voor  het  ontbijt  trek  ik  mijn  hardloopschoenen  aan  en  ga  ik  

30  minuten  hardlopen”.  Doordat  nagedacht  wordt  over  de  situatie,  wordt  deze  situatie  

geactiveerd  en  toegankelijker  gemaakt  in  de  hersenen.  Wanneer  een  deelnemer  dan  een  

relevante  situatie  (prikkel  of  “cue”)  tegenkomt,  wordt  dit  hierdoor  eerder  opgemerkt,  wat  

het  makkelijker  maakt  om  het  gedrag  automatisch  uit  te  voeren  (Gollwitzer,  1999;  

Schwarzer,  2008).  

 

Onderzoek  heeft  aangetoond  dat  het  gebruik  van  actieplannen  een  goede  voorspeller  is  van  

verschillende  soorten  gezondheidsgedrag,  zoals  fysieke  activiteit  en  gezonde  voeding  (o.a.  

Adriaanse  et  al.,  2011;  Carraro  &  Gaudreau,  2013;  Sniehotta,  Scholz  &  Schwarzer,  2005;  

Schwarzer,  2008).  Er  zijn  ook  verschillende  leefstijlinterventies  die  gebruik  maakten  van  

actieplannen  waarbij  niet  duidelijk  werd  onderzocht  of  het  maken  van  een  actieplan  bijdroeg  

aan  de  effectiviteit  van  de  interventie.  Er  werd  bijvoorbeeld  niet  gekeken  naar  in  hoeverre  

deelnemers  daadwerkelijk  hun  actieplannen  hadden  uitgevoerd  (Lindquist  &  Cooper,  1999;    

Veach  et  al.,  2003).    

 

Er  is  ook  een  aantal  Nederlandse  studies  uitgevoerd  op  het  gebied  van  stoppen  met  roken.  

De  studie  van  De  Vries  et  al.  (2008)  laat  zien  dat  het  aantal  gemaakte  en  uitgevoerde  

actieplannen  significante  voorspellers  waren  van  de  succeskans  om  te  stoppen  met  roken.  Zij  

onderzochten  een  online  stoppen-­‐met-­‐roken  programma  waarbij  onder  andere  gekeken  

werd  naar  actieplannen  om  makkelijker  en  effectiever  om  te  kunnen  gaan  met  barrières  en  

om  effectief  te  kunnen  stoppen  met  roken  (De  Vries  et  al.,  2008).  De  studie  van  Hoving,  

Mudde  en  De  Vries  (2006)  keek  onder  andere  naar  het  beschermende  effect  van  

actieplannen  op  het  voorkómen  van  terugvallen  in  rookgedrag.  Uit  hun  studie  blijkt  dat  het  

uitvoeren  van  een  actieplan  inderdaad  bescherming  biedt  tegen  een  terugval  in  rookgedrag  

en  daarmee  de  kans  op  succesvol  stoppen  met  roken  vergroot  (Hoving,  Mudde  &  De  Vries,  

2006).    

   

Page 17: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

16    

Evaluatie:  zicht  hebben  op  wat  het  oplevert  

Het  invoeren  van  vitaliteitsprogramma’s  betreft  vaak  een  stapsgewijs  leerproces.  Caroll  en  

Edmondson  (2002,  p.55)  definiëren  dit  “Leren  op  organisatieniveau”  als  “een  proces  van  

kennistoename  en  innovatie  van  routines  op  het  werk  door  het  samenspel  van  praktijk  en  

reflectie  waarbij  dit  meer  intensief  is  dan  individuele  training  en  herhaling”.  Het  

systematisch  evalueren  en  zicht  hebben  op  de  resultaten  verhoogt  de  kans  op  succes  en  

borging  (Dugdill  &  Springett,  2002).  Vooral  in  een  universitaire  wereld  is  dit  goed  te  

organiseren  omdat  bijna  iedere  universiteit  een  kenniseenheid  heeft  die  ondersteuning  kan  

bieden  aan  proces-­‐  en  effectevaluaties.  Voor  het  evalueren  is  het  belangrijk  dat  er  ook  

duidelijke  doelen  worden  gesteld.  

 

Tot  slot  

Uit  dit  overzicht  aan  criteria  die  voor  een  succesvol  vitaliteitsprogramma  gelden  kunnen  we  

afleiden  dat  er  zowel  inhoudelijke  als  procesmatige  of  organisatorische  criteria  zijn  waaraan  

een  goed  programma  idealiter  zou  moeten  voldoen.  Deze  zullen  de  basis  vormen  voor  de  

inventarisatie  van  de  programma’s  en  activiteiten  die  op  het  terrein  van  vitaliteit  aan  

Nederlandse  universiteiten  worden  ontplooid.  De  bovenstaande  lijst  van  criteria  is  echter  

niet  uitputtend  en  zou  nog  aangevuld  kunnen  worden  met  andere  criteria.  Bovendien  

hangen  veel  criteria  ook  onderling  samen  en  zijn  sommige  criteria  in  bepaalde  contexten  

belangrijker  dan  andere.  Of  en  in  welke  mate  dat  geldt  voor  de  bestaande  programma’s  aan  

de  Nederlandse  universiteiten  zullen  we  kunnen  afleiden  uit  de  inventarisatie  in  dit  

onderzoek.    

3.  Methoden  van  de  sectoranalyse  

Contactpersonen  aan  alle  Nederlandse  universiteiten  die  de  meeste  informatie  zouden  

kunnen  verstrekken  over  het  onderwerp  Vitaliteit  zijn  benaderd  voor  een  interview.  Met  

deze  interviews  is  onderzocht  welke  praktijkervaringen  en  initiatieven  er  bestaan  om  de  

vitaliteit  van  het  universiteitspersoneel  te  bevorderen.  Tijdens  een  bespreking  van  de  HRNU  

(HR  Nederlandse  Universiteiten)  in  maart  2013,  waarbij  de  drie  taskforces  zich  

presenteerden,  is  aan  de  hoofden  HR  gevraagd  of  zij  de  juiste  personen  konden  

identificeren.  Dit  is  vervolgens  aangevuld  door  via  SoFoKles  een  mail  rond  te  laten  gaan  naar  

Page 18: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

17    

hun  contactpersonen  bij  de  HR  afdelingen  van  de  verschillende  universiteiten.  Dit  leidde  tot  

een  bijna  compleet  overzicht  van  relevante  contactpersonen.  De  laatste  twee  

contactpersonen  zijn  geworven  door  zelf  contact  te  zoeken  met  een  hoofd  HR,  en  een  

taskforce  lid  van  de  desbetreffende  universiteit.  Alle  contactpersonen  zijn  eind  april  en  begin  

mei  2013  via  de  mail  benaderd  met  de  vraag  of  ze  mee  wilden  werken  aan  een  kort  semi-­‐

gestructureerd  telefonisch  interview.  In  deze  mail  is  tevens  de  vragenlijst  als  bijlage  

meegestuurd  zodat  respondenten  zich  hier  op  konden  voorbereiden.  Bij  een  positieve  

reactie  werd  een  afspraak  gemaakt  voor  een  telefonisch  gesprek.  De  gesprekken  duurden  

tussen  de  15  en  45  minuten.  Bij  alle  14  universiteiten  is  uiteindelijk  1  contactpersoon  

geïnterviewd  .  De  functies  van  de  geïnterviewde  personen  zijn  achtereenvolgens:  hoofd  

Arbo  (3X),  manager  arbodienst  (1X),  bedrijfsarts  &  directeur  Arbodienst  (1X),    bedrijfsarts  &  

afdelingsmanager  (1X),  HR  beleidsadviseur  (4X),  medewerker  HRM  (1X),  loopbaanadviseur  &  

coach  (1X)  medewerker  Arbeidsvoorwaarden  &  personele  ondersteuning  &  ontwikkeling  en  

beleidsadviseur  op  het  gebied  van  verzuim,  preventie  en  re-­‐integratie  (1X).  

Op  basis  van  de  criteria  uit  het  literatuuronderzoek  zijn  vragen  gesteld  als:  ‘Wat  doet  uw  

universiteit  op  het  gebied  van  vitaliteit?’,  ‘Wat  is  het  doel  van  het  programma?’,  ‘Wat  zijn  de  

voor-­‐  en  nadelen?’  en  ‘Wat  werkt  er  wel  en  wat  zijn  belemmeringen?’.  De  gehele  vragenlijst  

is  opgenomen  in  bijlage  I.  Ook  is  aan  het  einde  van  het  interview  gevraagd  of  er  rapporten  of  

andere  schriftelijke  materialen  over  het  programma,  het  project  of  de  activiteiten  waren  

opgesteld,  en  of  deze  konden  worden  opgestuurd  ter  verdieping  van  de  inzichten  uit  het  

interview  (zie  bijlage  II).  Alle  interviews  zijn  letterlijk  uitgewerkt  en  ter  goedkeuring  

voorgelegd  aan  de  desbetreffende  respondent  om  te  checken  of  de  interviewer  alle  

antwoorden  had  begrepen,  en  of  er  nog  aanvullingen  nodig  waren.    

 

Op  basis  van  de  uitgewerkte  interviews  is  een  overzichtstabel  ontwikkeld  (zie  bijlage  III).  Aan  

de  hand  van  deze  tabel  is  gekeken  wat  de  huidige  stand  van  zaken  is,  de  mate  waarin  de  

verschillende  activiteiten  aan  de  criteria  voldoen,  en  welke  succesfactoren  daaruit  kunnen  

worden  afgeleid.  

 

   

Page 19: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

18    

4.  Resultaten  sectoranalyse    

 

4.1  Huidige  stand  van  zaken  rondom  het  thema  vitaliteit  

 

Op  alle  universiteiten  gebeurt  wel  iets  rondom  het  thema  vitaliteit.  Dit  varieert  van  losse  

activiteiten  zoals  een  gezondheidsdag  of  subsidie  op  een  sportkaart  tot  aan  een  uitgebreid  

doorlopend  vitaliteitsprogramma.  Voor  zover  wij  hebben  kunnen  achterhalen  zijn  er  aan  de  

Erasmus  Universiteit  (Erasmus  Vitaal)  ,  Rijksuniversiteit    Groningen  (Balans  programma),  

Radboud  Universiteit  Nijmegen  (Fit  in  Balans),  Universiteit  Utrecht  (Fit4UU),  Universiteit  TU  

Delft  (Health  Coach),  Universiteit  Twente  (Gezond  en  sterk  op  het  werk)    en  Wageningen  

University  (MyBalance)  specifieke  vitaliteitsprogramma’s  ontwikkeld  (zie  tabel  1).  Het  bereik  

en  de  intensiteit  van  deze  programma’s  wisselt  sterk.  Zo  gaat  het  bij  de  EUR  om  15  

medewerkers  per  jaar,  terwijl  er  bij  de  TUD  350  medewerkers  per  jaar  meedoen  aan  het  

programma  (zie  ook  bijlage  3)  

 

Tabel  1:  Vitaliteitsprogramma’s  

Universiteit   Naam  programma   Doelgroep  

EUR   Erasmus  Vitaal   Alle  medewerkers  

RUG   Balans  programma   Alle  medewerkers  

RU   Fit  in  Balans   Alle  medewerkers  die:  

*  >  1  jaar  in  dienst    

*  >  0,5  fte  werken  

*  nog  >  3  maanden  in  dienst  zijn  

UU   Fit4UU   Alle  medewerkers  

TUD   Health  Coach   Alle  medewerkers,  maar  focus  op  

Risico-­‐groep:  vaker  verzuimers  

UT   Gezond  en  sterk  op  het  werk   Alle  medewerkers  

WU   MyBalance   Alle  medewerkers  

 

 

   

Page 20: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

19    

Beleid  op  het  gebied  van  duurzame  inzetbaarheid  en  vitaliteit  

Op  de  vraag  of  de  universiteit  een  algemeen  gezondheidsbeleid  heeft,  geven  

contactpersonen  van  4  universiteiten  aan  een  algemeen  gezondheidsbeleid  te  hebben.  4  

geven  aan  dat  er  wel  een  gezondheidsprogramma  of  vitaliteitsprogramma1  is,  maar  dat  dit  

niet  is  ingebed  in  een  algemeen  gezondheidsbeleid.  2  contactpersonen  geven  aan  dat  er  

geen  algemeen  gezondheidsbeleid  is  maar  wel  een  arbobeleid.  Er  zijn  3  contactpersonen  van  

universiteiten  die  aangeven  geen  algemeen  gezondheidsbeleid  te  hebben,  en  één  

contactpersoon  geeft  aan  dat  er  wel  een  algemeen  gezondheidsbeleid  was,  maar  dat  dit  er  

nu  niet  meer  is  (zie  tabel  2).  

 

Tabel  2:  Inbedding  in  algemeen  gezondheidsbeleid  

Algemeen  gezondheidsbeleid   Frequentie   Welke  universiteiten  

Ja     4   TUD  UT  VU  WU  

Nee  geen  alg.  gezondheidsbeleid,  wel  

vitaliteitsprogramma    

4   EUR  RUG  RU  UU    

Nee   3   TU/E  UM  LU    

Nee,  wel  arbobeleid   2   UvA  OU  

Nee,  niet  meer   1   TiU  

 

De  activiteiten  rondom  vitaliteit  kunnen  zich  richten  op  fysieke  en/of  mentale  gezondheid.    

 

Fysieke  gezondheid  

Contactpersonen  van  13  van  de  14  universiteiten  geven  aan  één  of  meerdere  regelingen  op  

het  gebied  van  fysieke  gezondheid  te  hebben  (zie  tabel  3).  Dit  varieert  van  het  goedkoop  

aanbieden  van  een  sportkaart  tot  een  sportdag  of  een  vitaliteitsprogramma  met  

verschillende  onderdelen.  De  meeste  activiteiten,  zoals  de  vitaliteitsweken  of  

gezondheidsdagen  worden  jaarlijks  georganiseerd.  Er  zijn  4  contactpersonen  die  aangeven  

dat  er  een  goedkope  of  gesubsidieerde  sportkaart  is  voor  medewerkers.  Op  2  universiteiten  

kunnen  medewerkers  zelfs  gratis  sporten.  Op  5  universiteiten  zijn  vitaliteitsweken  of  

gezondheidsweken,  en  4  universiteiten  organiseren  een  sportdag  of  gezondheidsdag.  3  

                                                                                                                         1  In  het  dagelijkse  taalgebruik  wordt  een  gezondheidsprogramma  en  vitaliteitsprogramma  door  elkaar  gebruikt  

Page 21: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

20    

universiteiten  bieden  een  vitaliteitsprogramma  aan,  waarbij  er  een  health  check  wordt  

gedaan,  gevolgd  door  een  persoonlijk  advies  en  de  organisatie  van  extra  aanbod  (zoals  een  

fitness  cursus  of  een  training  mindfulness).  Er  zijn  ook  3  universiteiten  die  losse  health  

checks  aanbieden,  maar  waarbij  er  minder  sprake  is  van  een  geïntegreerd  programma.  Bij  de  

UvA  is  recent  gestart  met  een  vitaliteitsspreekuur.  

 

Tabel  3:  Activiteiten  op  het  terrein  van  de  fysieke  gezondheid  

Stimuleren  van  fysieke  gezondheid   Frequentie   Welke  universiteiten  

Goedkope  sportkaart   4   EUR  TUD  TU/E  UU  

Vitaliteitsweek   5   TUD  UT  UM  OU  UvA  

Sportdag  of  gezondheidsdag   4   EUR  TU/E  UU  WU  

Vitaliteitsprogramma  (incl.  health  

check)  

3   TUD  RU  WU  

Health  check  (los)   3   RUG  TiU  EUR    

Gratis  sporten   2   UT  VU  

Vitaliteitsspreekuur   1   UvA  

Geen   1   LU  

 

 

Mentale  gezondheid  

Op  het  gebied  van  mentale  gezondheid  betreft  het  vooral  losse  activiteiten  al  is  er  wel  een  

grote  diversiteit  in  het  aanbod.  Ook  is  niet  alles  wat  wordt  aangeboden  structureel;  

verschillende  trainingen  worden  af  en  toe  aangeboden,  of  op  verzoek  van  een  faculteit  of  

onderdeel.  Er  zijn  5  contactpersonen  die  aangeven  dat  hun  universiteit  een  training  

mindfulness  aanbiedt.  Verder  is  in  de  vitaliteitsprogramma’s  van  3  universiteiten  ook  een  

deel  gericht  op  mentale  gezondheid  (gesprekken  met  een  coach  of  consulent  over  werkdruk,  

stress,  werkbeleving  etc.).  Er  zijn  2  contactpersonen  die  aangeven  dat  er  cursussen  worden  

aangeboden  over  omgaan  met  stress,  en  2  universiteiten  die  cursussen  yoga  of  tai  chi  

aanbieden.  Andere  mogelijkheden  die  genoemd  worden  door  de  contactpersonen  zijn  

trainingen  mentale  weerbaarheid  en  inzetbaarheid,  workshops  loopbaanreflectie,  vitaliteit,  

werkdruk  of  werkprivé  balans,  een  plan  rond  werkdruk,  een  e-­‐learning  programma,  

Page 22: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

21    

loopbaantrainingen,  vitaliteit  als  onderdeel  van  R&O  gesprekken  en  een  mental  coach  (zie  

tabel  4).    

 

Tabel  4:  Activiteiten  op  het  gebied  van  de  mentale  gezondheid  

Stimuleren  van  mentale  gezondheid   Frequentie   Welke  universiteiten  

Training  mindfulness   5   TU/E  RUG  TiU  VU  UU  

Onderdeel  van  vitaliteitsprogramma   3   TUD  RU  WU  

Omgaan  met  stress   2   UT  RUG  

Cursussen  yoga,  tai  chi   2   RUG  OU  

Training  mentale  weerbaarheid  en  

inzetbaarheid  (VU  Effectief)  

1   VU  

Workshop  loopbaanreflectie  en  

vitaliteit  

1   OU  

Workshop  werkdruk  of  werkprivé  

balans    

1   UU  

Plan  rond  werkdruk   1   UvA  

E-­‐learning  programma  over  

weerbaarheid,  samenwerken,  

stressmanagement  en  vitaliteit  

 (Meet,  share,  create)  

1   UM  

Loopbaantrainingen   1   TiU  

R&O  gesprekken   1   LU  

Mental  coach   1   EUR  

 

4.2  Wat  levert  het  op?  

Contactpersonen  op  de  universiteiten  noemen  verschillende  opbrengsten.  Door  5  

universiteiten  wordt  de  bewustwording  van  de  relatie  tussen  gezondheid  en  gedrag  en  de  

positieve  effecten  van  gezond  gedrag  genoemd.  Ook  de  signalerende,  preventieve  functie  en  

de  waardering  van  de  medewerkers  dat  er  aandacht  is  voor  hun  gezondheid  vanuit  de  

werkgever  worden  beide  genoemd  door  4  contactpersonen.  3  contactpersonen  noemen  dat  

mensen  met  meer  motivatie  gaan  werken  en  meer  tevreden  zijn,  en  3  contactpersonen  

Page 23: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

22    

noemen  dat  het  goed  werkgeverschap  is.  Tot  slot  wordt  ook  ‘verbetering  van  de  

gezondheid’,  ‘het  gebruiken  van  de  informatie  om  personeelsbeleid  aan  te  passen’,  ‘het  

gevoel  van  saamhorigheid’    en  ‘plaats-­‐  en  tijdonafhankelijk  aan  het  e-­‐learning  programma  

kunnen  werken’  genoemd.  (zie  tabel  5).  

Het  is  niet  specifiek  gevraagd  maar  wel  opvallend  dat  een  lager  verzuim  of  een  hogere  

productiviteit  niet  genoemd  wordt.    Momenteel  is  er  wel  door  de  TU  Delft,  in  samenwerking  

met  het  LUMC,  Universiteit  Leiden,  het  Erasmus  MC  en  de  Erasmus  Universiteit  (tezamen  de  

Medical  Delta)  een  onderzoeksprogramma  opgezet  om  te  onderzoeken  of  een  

vitaliteitsprogramma  zoals  deze  aan  de  TU  Delft  is  opgezet,  effecten  heeft  op  verzuim  en  

productiviteit.  

 

Tabel  5:  Opbrengsten  van  de  programma’s/projecten/activiteiten  rondom  vitaliteit  

Opbrengst   Frequentie   Welke  universiteiten  

Bewustwording  relatie  gezondheid  en  

gedrag,  en  de  positieve  effecten  van  

gezond  gedrag  

5   TUD  TU/E  OU  UU  WU  

Signalerende  functie  (preventief)   4   EUR  TU/E  RUG  RU  

Waardering  van  medewerkers  dat  er  

aandacht  is  van  de  werkgever  voor  

hun  gezondheid  

4   EUR  RUG  TiU  RU  

Mensen  gaan  met  meer  motivatie  

werken,  tevredenheid  

3   TiU  UU  WU  

Goed  werkgeverschap   3   RUG  VU  UU  

Verbetering  gezondheid   2   UT  OU  

Ervaringen  gebruiken  om  

personeelsbeleid  aan  te  passen  

1   RUG  

Saamhorigheid   1   OU  

Plaats-­‐  en  tijdonafhankelijk  aan  het  e-­‐

learning  programma  kunnen  werken  

1   UM  

 

Page 24: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

23    

4.3  Ervaren  knelpunten  

Bij  de  uitvoering  van  activiteiten  op  het  gebied  van  vitaliteit  worden  diverse  knelpunten  

ervaren.  Meest  genoemd  is  financiering:  5  contactpersonen  noemen  dat  het  geld  kost,  de  

financiering  in  de  toekomst  onzeker  is,  of  het  budget  beperkt  is.  Een  ander  veel  gehoord  

antwoord  is  dat  het  lastig  blijkt  om  de  juiste  doelgroep  te  bereiken.  Hiermee  worden  vooral  

medewerkers  bedoeld  die  te  weinig  bewegen.  Men  hoopt  echter  wel  deze  mensen  met  een  

hoger  risico  te  verleiden  om  mee  te  doen,  terwijl  uit  de  praktijk  blijkt  dat  vooral  mensen  die  

al  gezond  zijn  of  al  genoeg  sporten  juist  naar  de  activiteiten  komen.  Dit  wordt  door  4  

contactpersonen  genoemd.  Ook  tijd  is  genoemd  als  een  belangrijk  knelpunt,  zowel  om  de  

activiteiten  te  organiseren  (4  maal  genoemd),  als  het  feit  dat  medewerkers  vaak  geen  tijd  

hebben  om  deel  te  nemen  (3  maal  genoemd).  Door  2  contactpersonen  wordt  wantrouwen  

over  privacy  als  knelpunt  genoemd.  Mogelijk  misbruik  van  gezondheidsuitkomsten  

weerhoudt  medewerkers  om  dan  mee  te  doen.  Het  betrekken  van  leidinggevenden  en  

management  wordt  ook  2  maal  genoemd.  Andere  knelpunten  die  genoemd  worden  zijn  

‘onduidelijkheid  over  of  de  kosten  opwegen  tegen  de  baten’,  het  feit  dat  er  verschillende  

doelgroepen  zijn  met  verschillende  behoeftes,  sceptische  medewerkers  die  vinden  dat  het  

budget  beter  aan  andere  zaken  besteed  kan  worden,  een  lager  deelname  percentage  dan  

verwacht,  communicatie  die  nog  niet  voldoende  effectief  is,  en  het  verlies  van  mensen  

tussen  de  health  check  en  counselinggesprek  (zie  tabel  6).    

   

Page 25: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

24    

Tabel  6:  Ervaren  knelpunten  van  de  programma’s/projecten/activiteiten  rondom  vitaliteit  

Ervaren  knelpunten   Frequentie   Welke  universiteiten  

Onzekerheid  financiering  in  toekomst  

/  minder  budget  /  het  kost  geld  

5   TU/E  UT  RUG  VU  UU  

Lastig  om  medewerkers  die  er  het  

meest  baat  bij  hebben  te  bereiken  

4   EUR  RUG  VU  UU  

Het  kost  tijd  om  te  organiseren   4   UT  RU  VU  UU  

Medewerkers  hebben  geen  tijd   3   TiU  OU  WU  

Privacy   2   TU/E  WU  

Betrekken  van  leidinggevenden  en  

management    

2   OU  WU  

Nog  niet  duidelijk  of  kosten  opwegen  

tegen  de  baten  

1   TUD  

Verschillende  doelgroepen  met  

verschillende  behoeftes  

1   LU  

Medewerkers  sceptisch:  moet  hier  

geld  aan  besteed  worden?  

1   RUG  

Deelname  percentage  lager  dan  

verwacht  

1   WU  

Communicatie  onvoldoende  effectief     1   WU  

Counselingsgesprek  kwam  niet  

meteen  na  health  check  >  verlies  

mensen  

1   RU  

 

4.4  Ervaren  positieve  punten:  wat  helpt    

Een  positief  punt  dat  door  7  contactpersonen  wordt  genoemd  is  het  inzetten  van  eigen  

wetenschappers  en  andere  medewerkers.  Eigen  medewerkers  weten  wat  er  leeft  in  de  

organisatie,  en  hebben  veel  kennis  in  huis  over  verschillende  gezondheidsonderwerpen  

(know-­‐how).  Ook  wordt  er  makkelijker  budget  vrijgemaakt  wanneer  het  naar  eigen  

medewerkers  gaat  die  zich  inzetten  voor  de  activiteiten.  Er  zijn  4  universiteiten  die  

samenwerken  met  een  zorgverzekeraar,  wat  vooral  met  betrekking  tot  financiering  een  

Page 26: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

25    

positief  punt  is.  Door  3  contactpersonen  wordt  genoemd  dat  meerdere  vervolggesprekken  

(follow-­‐up)  effectiever  is  om  veranderingen  in  gezond  gedrag  te  bewerkstelligen.  Het  

laagdrempelig  aanbieden  van  activiteiten  wordt  door  3  contactpersonen  genoemd,  en  dat  

het  vrijblijvend  moet  zijn  wordt  door  2  contactpersonen  genoemd.  Verder  worden  meer  

punten  genoemd  om  de  activiteiten  te  verbeteren  zoals  maatwerk,  het  koppelen  van  health  

check  en  counselinggesprek  en  elk  jaar  nieuwe  activiteiten  aanbieden  om  belangstelling  van  

medewerkers  te  wekken.  Het  aanbieden  van  activiteiten  is  een  continu  lerend  proces  

volgens  2  contactpersonen,  waarbij  aan  de  hand  van  evaluaties  de  activiteiten  steeds  weer  

aangepast  en  verbeterd  kunnen  worden.  Tot  slot  worden  het  inzetten  van  de  bedrijfsarts  

(die  medewerkers  stimuleert  om  mee  te  doen),  de  terugkoppeling  naar  de  organisatie,  een  

sterkere  verbinding  met  loopbaanontwikkeling  en  een  goed  ingewerkt  team  genoemd  als  

factoren  die  bevorderend  werken  (zie  tabel  7).  

   

Page 27: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

26    

Tabel  7:  Factoren  die  bevorderend  werken  bij  de  programma’s/projecten/activiteiten  

rondom  vitaliteit  

Wat  helpt   Frequentie   Welke  universiteiten  

Inzetten  eigen  wetenschappers  en  

andere  medewerkers  

7   TUD  UT  RUG  UM  VU  OU  WU  

Samenwerking  met  zorgverzekeraar   4   TUD  TU/E  RUG  WU  

Meerdere  vervolggesprekken  (follow-­‐

up)  

3   RU  WU  TUD  

Laagdrempelig  activiteiten  aanbieden   3   UT  RUG  RU  

Vrijblijvend     2   UT  RUG  

Continu  lerend  proces   2   TiU  WU  

Maatwerk  (per  faculteit  /  per  individu)   2   RU  WU  

Health  check  en  counselingsgesprek  

aan  elkaar  koppelen  

2   RU  WU  

Nieuwe  activiteiten  uitproberen   2   OU  UU  

Een  bedrijfsarts  die  mensen  stimuleert  

om  mee  te  doen  

1   EUR  

Terugkoppeling  naar  organisatie   1   TiU  

Sterkere  verbinding  met  

loopbaanontwikkeling  

1   RU  

Goed  ingewerkt  team  (niet  iets  voor  

erbij)  

1   RU  

Actieve  directeur  sportcentrum   1   TU/E  

 

   

Page 28: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

27    

4.5  Conclusies  

Aan  de  hand  van  de  criteria  en  de  inventarisatie  kunnen  we  de  volgende  conclusies  trekken:  

   

Effectieve  elementen  van  

Vitaliteitsprogramma’s  

volgens  de  literatuur  

Lessen  uit  de  inventarisatie  binnen  het  WO  

1.  Inbedding  en  verankering  

in  bestaand  beleid  

Aandacht  voor  vitaliteit  is  gefragmenteerd.  Slechts  bij  een  

klein  aandeel  maakt  vitaliteit  structureel  onderdeel  uit  van  

het  organisatiebeleid.    

Veel  activiteiten  betreffen  vooral  het  “laaghangend  fruit”:  

activiteiten  die  eenvoudig  te  organiseren  zijn  zoals  een  

cursus  of  gezondheidsdag.  

2.  Betrekken/bereiken  van  

de  doelgroep  en  het  

management  

Veel  activiteiten  zijn  gericht  op  individuen.  Er  is  minder  oog  

voor  de  arbeidsorganisatie  in  het  vergroten  van  de  vitaliteit.  

Enthousiaste  mensen  zoals  de  directeur  van  sportcentrum  of  

een  bedrijfsarts  zorgen  voor  extra  draagvlak.  HR  is  vaak  de  

trekker.    

Veel  geïnterviewden  geven  aan  dat  het  lastig  is  om  (de  

juiste)  medewerkers  te  bereiken.  Het  bestaande  aanbod  

spreekt  veel  medewerkers  (nog)  niet  aan.  

3.  Financiering   De  financiering  is  vaak  onzeker.  Teruglopende  budgetten  en  

onduidelijkheid  over  de  kosten  en  baten  maken  aandacht  

voor  vitaliteit  lastig.  Tegelijkertijd  zijn  er  positieve  ervaringen  

met  financiering  door  de  zorgverzekeraar.  

4.  Combinatie  van  aandacht  

voor  zowel  fysieke  als  

mentale  gezondheid  

Er  is  een  redelijk  aanbod  van  fysieke  programma’s  en  

projecten.  Op  het  gebied  van  mentale  gezondheid  betreft  

het  vooral  losse  activiteiten,  al  is  er  wel  een  grote  diversiteit  

in  het  aanbod.    

5.  Maatwerk  /  advies  op  

maat    

Maatwerk  gebeurt  voornamelijk  daar  waar  integrale  

programma’s  worden  aangeboden.  Privacy  speelt  een  

belangrijke  rol.  

Page 29: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

28    

6.  Motivational  interviewing  

(M.I.)  

Daar  waar  er  ervaring  mee  is  opgedaan  (TUD  RU  WU  en  

RUG)  blijkt  M.I.  door  de  deelnemers  gewaardeerd  te  worden.  

7.  Follow-­‐up   Veel  activiteiten  zijn  incidenteel.  Er  is  meer  aandacht  nodig  

voor  continuïteit  en  borging.  Universiteiten  die  

vervolggesprekken  aanbieden  geven  aan  dat  dit  effectiever  is  

dan  eenmalige  gesprekken.  Belangrijk  is  wel  dat  een  

counseling  gesprek  snel  volgt  op  de  afname  van  de  health  

check.  

8.  Evaluatie   Er  wordt  weinig  geëvalueerd  wat  de  opbrengsten  van  de  

activiteiten  zijn.  Samenwerking  tussen  HRM  en  

wetenschappelijke  staf  en  studenten  biedt  kansen  en  daar  is  

in  een  aantal  gevallen  ook  positieve  ervaring  mee  opgedaan.  

 

Als  antwoord  op  de  vraag  welke  praktijken  binnen  het  WO  al  op  het  gebied  van  

vitaliteit(sbeleid)  worden  uitgevoerd,  blijkt  uit  deze  inventarisatie  dat  er  al  een  heleboel  

activiteiten  plaatsvinden,  maar  dat  de  meeste  vitaliteitsprogramma’s  nog  in  de  

kinderschoenen  staan.  Het  overzicht  laat  ook  zien  wat  er  al  goed  werkt  en  voor  welke  

groepen,  maar  het  beeld  is  te  divers  om  daar  duidelijke  conclusies  in  de  vorm  van  “best  

practices”  uit  af  te  leiden.  Er  zijn  wel  “good  practices”,  en  een  voorbeeld  daarvan  

(MyBalance  2.0)  wordt  verder  uitgewerkt  en  beschreven  in  deel  2  van  deze  rapportage.  

Andere  universiteiten  kunnen  hier  hun  voordeel  mee  doen.  

Daarnaast  laat  dit  rapport  zien  dat  er  voor  het  WO  nog  volop  kansen  zijn  op  het  gebied  van  

de  verdere  inbedding  in  het  organisatiebeleid,  het  meer  oog  hebben  voor  de  rol  van  de  

organisatie  (ipv  alleen  het  individu),  het  bieden  van  beter  maatwerk,  en  betere  

samenwerking  tussen  HRM  en  wetenschappelijke  staf,  zodat  de  vitaliteitsprogramma’s  

(beter)  onderbouwd  en  geëvalueerd  worden.  

 

   

Page 30: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

29    

Referentielijst  

 

Adriaanse,  M.A.,  Vinkers,  C.D.W.,  De  Ridder,  D.T.D.,  Hox,  J.J.,  &  De  Wit,  J.B.F.  (2011).  Do  

implementation  intentions  help  to  eat  a  healthy  diet?  A  systematic  review  and  meta-­‐analysis  

of  the  empirical  evidence.  Appetite,  56,  183–193.  

 

Antonovsky,  A.  (1987).  Unraveling  the  mystery  of  health.  How  people  manage  stress  and  stay  

well.  San  Francisco:  Jossey-­‐Bass.  

 

Antonovsky,  A.  (1993).  The  structure  and  properties  of  the  sense  of  coherence  scale.  Social  

Science  and  Medicine,  36,  725–733.  

 

AWVN  (2010).  Duurzame  inzetbaarheid  voor  dummies.  #427284  versie  10  (30  augustus  

2010)  

 

Baart,  P.  et  al.  (2003).  Gezondheidsbevordering  op  de  werkplek.  Woerden:    Centrum  

Gezondheidsbevordering  op  de  werkplek  &  het  NIGZ.  

 

Bauer,  G.F.    &  Jenny  G.J.  (Eds.).  (2013).    Salutogenic  organizations  and  change:  The  concepts  

behind  organizational  health  intervention  research.  Springer  Netherlands.    

 

Boselie,  P.  (2010).  Strategic  human  resource  management:  a  balanced  approach.  Europe:  Mc  

Graw-­‐Hill  Education.  

 

Bowen,  D.E.  &  Ostroff,  C.  (2004).  Understanding  HRM-­‐Firm  Performance  Linkages:  The  Role  

of  the  “Strength”  of  the  HRM  System.  Academy  of  Management  Review,  29,  203-­‐221.  

 

Britt,    Hudson,  S.M.,  &  Blampied,  N.M.  (2005).  Motivational  interviewing  in  health  settings:  a  

review.  Patient  Education  and  Counseling,  53,  147–155.  

 

Page 31: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

30    

Burke,  B.L.,  Arkowitz,  H.,  &  Dunn,  C.W.  (2002).  The  efficacy  of  motivational  interviewing.  In  

W.R.  Miller  &  S.  Rollnick  (Eds.).  Motivational  interviewing:  Preparing  people  for  change.  New  

York:  Guilford  Press  (p.  217-­‐250).    

 

Burke,  B.  L.,  Arkowitz,  H.,  &  Menchola,  M.  (2003).  The  efficacy  of  motivational  interviewing:  

A  meta-­‐analysis  of  controlled  clinical  trials.  Journal  of  Consulting  and  Clinical  Psychology,  71,  

843-­‐861.    

 

Butterworth,  S.,  Linden,  A.,  McClay,  W.,  &  Leo,  M.  (2006).  The  Effect  of  Motivational  

Interviewing-­‐based  Health  Coaching  on  Employees’  Physical  and  Mental  Health  Status.  

Journal  of  Occupational  Health  Psychology,  11(4),  358–365.  

 

Carraro,  N.  &  Gaudreau,  P.  (2013).  Spontaneous  and  experimentally  induced  action  planning  

and  coping  planning  for  physical  activity:  A  meta-­‐analysis.  Psychology  of  Sport  and  Exercise,  

14,  228-­‐248.  

 

Carroll,  J.S.  &  Edmondson,  A.C.  (2002).  Leading  organisational  learning  in  health  care.  Quality  

and  Safety  in  Health  Care,  11  (1),  51-­‐56.  

 

Chiong  Meza,  C.  (2012).  De  Nederlandse  universiteiten.  Feiten  en  cijfers  2012.  Den  Haag:  

Rathenau  Instituut.  

 

Clark,  M.,    Hampson,  E.  ,  Avery,  L.  &  and  Simpson,  R.  (2004).  Effects  of  a  tailored  lifestyle  

self-­‐management  intervention  in  patients  with  Type  2  diabetes.  British  Journal  of  Health  

Psychology,  9,  365–379.  

 

Covey,  S.R.  (2004).  The  8th  habit:  from  effectiveness  to  greatness.  New  York:  Free  Press.    

 

Dam,  van    K.,  Van  der  Heijden,  B.,  &  Schyns,  B.  (2006)  Employability  en  individuele  

ontwikkeling  op  het  werk  =  Employability  and  employee  development  at  work.  Gedrag  en  

Organisatie,  19(1),  53-­‐68.  

 

Page 32: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

31    

Diehl,  P.,  Stoffelsen,  J.,  &  Wijlhuizen,  E.  (2008).  Handboek  vitaliteit:  vitale  medewerkers  

hebben  recht  op  een  vitale  organisatie.  Deventer:  Kluwers.  

 

Dugdill,  L.  &  Springett  J.  (2001).  Evaluating  health  promotion  programmes  in  the  workplace.  

In:  Rootman  et  al.  Evaluation  in  health  promotion.  Principles  and  perspectives.  WHO  Regional  

Publications,  European  Series,  No.  92.  

 

Dunn,  C.  W.,  Deroo,  L.,  &  Rivara,  F.  P.  (2001).  The  use  of  brief  interventions  adapted  from  

motivational  interviewing  across  behavioral  domains:  A  systematic  review.  Addiction,  96,  

1725-­‐1742.    

 

Euwals,  R.,  Boeters,  S.,  Bosch,  N.,  Deelen,  A.,  &  Ter  Weel,  B.  (2013).  Arbeidsmarkt  Ouderen  

en  Duurzame  Inzetbaarheid.  Rapport  over  het  concepTU/Ele  kader  voor  het  

onderzoeksprogramma  ‘Arbeidsmarkt  Ouderen’.  CPB  Achtergronddocument  bij  de  CPB  

Policy  Brief  2013/02  ‘Ouderen  aan  het  werk’.    

 

Eysink,  P.E.D.,  Hamberg-­‐van  Reenen,  H.H.,  &  Lambooij,  M.S.  (2008).  Leefstijl  en  arbeid  in  

balans.  Een  literatuurstudie  naar  de  invloed  van  leefstijlfactoren  en  (sub)cultuur  op  

gezondheid,  ziekteverzuim,  arbeidsongeschiktheid  en  productiviteit.  Rapport  

270254001/2008.  Bilthoven:  RIVM.  

 

Gaspersz,  J.,  &  Ott,  M.  (1996).  Management  van  employability.  Nieuwe  kansen  in  

arbeidsrelaties.  Assen:  Van  Gorcum/Stichting  Management  Studies.    

 

Goetzel,  R.Z.,  Long,  S.R.,  Ozminkowski,  R.J.,  Hawkins,  K.,  Wang,  S.,  &  Lynch,  W.  (2004).  

Health,  absence,  disability  and  presenteeism  cost  estimates  of  certain  physical  and  mental  

health  conditions  affecting  US  employers.  Health  and  productivity  cost  estimates.  Journal  of  

Occupational  and  Environmental  Medicine,  46,  398-­‐412.  

 

Goetzel,  R.Z.  &  Ozminkowski,  R.J.  (2008).  The  health  and  cost  benefits  of  worksite  health  

promotion  programmes.    Annual  Review  of  Public  Health,  29,  303-­‐323.  

 

Page 33: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

32    

Gollwitzer,  P.M.  (1999).  Implementation  Intentions.  American  Psychologist,  54  (7),  493-­‐503.  

 

Hanson,  A.  (2007).  Workplace  health  promotion:  A  salutogenic  approach.  Bloomington:  

Author  House.  

 

Hettema,  J.E.,  &  Hendricks,  P.S.  (2010).  Motivational  Interviewing  for  Smoking  Cessation:  A  

Meta-­‐Analytic  Review.  Journal  of  Consulting  and  Clinical  Psychology,  78,  868–884.    

 

Hettema,  J.,  Steele,  J.,  &  Miller,  W.  R.  (2005).  Motivational  interviewing.  Annual  Review  of  

Clinical  Psychology,  1,  91-­‐111.    

 

Hildebrandt,  V.H.,  Ooijendijk  W.T.M.,  &  Hopman-­‐Rock  M.  (2008).  Trendrapport  Bewegen  en  

Gezondheid  2006/2007.  Leiden:  TNO  

 

Hoving,  E.F.,  Mudde,  A.N.,  &  de  Vries,  H.  (2006).  Predictors  of  smoking  relapse  in  a  sample  of  

Dutch  adult  smokers;  the  roles  of  gender  and  action  plans.  Addictive  Behaviors,    31,    1177–

1189.  

 

Ilmarinen,  J.,  Tuomi,  K.,  &  Seitsamo,  J.  (2005).  New  dimensions  of  work  ability.  International  

Congress  Series,  1280,  3  –  7.  

 

Johanson,  U.,  Ahonen,  G.,  &  Roslender,  R.  (2007).  Work  Health  and  Management  Control.  

Stockholm:  Thomson  Fakta.  

 

Kirsten,  W.  (2008).  Health  and  productivity  management  in  Europe.  International  Journal  of  

Workplace  Health  Management,  1(2),  136-­‐144.  

 

Koelen,  M.A.,  &  Lindström,  B.  (2005).  Making  healthy  choices  easy  choices:  the  role  of  

empowerment.  European  Journal  of  Clinical  Nutrition,  59(Suppl  1),  S10–S16.  

 

Klink,  J.J.L.  et  al.  (2010).  Duurzaam  Inzetbaar:  een  werkdefinitie.  Rapport  in  opdracht  van  

ZonMw  ten  behoeve  van  het  programma  Participatie  en  Gezondheid.  Den  Haag:  ZonMw.  

Page 34: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

33    

 

Lindquist,  T.L.,  &  Cooper,  C.L.  (1999).  Using  lifestyle  and  coping  to  reduce  job  stress  and  

improve  health  in  `at  risk'  office  workers.  Stress  Medicine,  15,  143-­‐152.  

Lindström,  B.  &  Eriksson,  M.  (2010).  The  Hitchhiker’s  guide  to  salutogenesis.  Salutogenic  

pathways  to  health  promotion.  Helsinki:  Folkhälsan  Research  Center  &  The  IUHPE  Global  

Working  Group  on  Salutogenesis.  

 

Miller,  W.R.  (1983).  Motivational  interviewing  with  problem  drinkers.  Behavioural  

Psychotherapy,  11,  147–172.  

 

Miller,  W.R.  (2001).  When  is  it  motivational  interviewing?  Addiction,  96(12),  1770-­‐1772.    

 

Miller,  W.R.,  &  Rollnick,  S.  (2002).  Motivational  interviewing:  preparing  people  to  change.  

New  York/London:  The  Guilford  Press.    

 

Nishii,  L.H.,  Lepak,  D.P.,  &  Schneider,  B.  (2008).  Employee  attributions  of  the  “why”  of  HR  

practices:  their  effects  on  employee  attitudes  and  behaviors,  and  customer  satisfaction.  

Personnel  Psychology,  61,  503-­‐545.  

 

Paauwe,  J.  (2004).  HRM  and  performance:  Achieving  long-­‐term  viability.  Oxford:  Oxford  

University  Press  

 

Petty,  R.,  &  Cacioppo,  J.  (1984).  The  effects  of  involvement  on  responses  to  argument  

quantity  and  quality:  central  and  peripheral  routes  to  persuasion.  Journal  of  Personality  and  

Social  Psychology,  46,  69–81.  

 

Prochaska,  J.O.  (2008).  Initial  Efficacy  of  MI,  TTM  Tailoring  and  HRI’s  with  Multiple  

Behaviors  for  Employee  Health  Promotion.  Preventive    Medicine,  46(3),   226–231.    

 

Raaijmakers,  T.,  Baart  (2009).  Gezond  management:  De  meerwaarde  van  

gezondheidsmanagement  voor  bedrijfsvoering.  Amsterdam:  WEKA  Uitgeverij  B.V.  

Page 35: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

34    

 

Rijksoverheid  (2013).  Pensioen.  Ontleend  aan  

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pensioen  Laatst  bekeken  op  18-­‐03-­‐13.  

 

Rubak,  S.  Sandbæk,  A.,  Lauritzen,  T.  &  Christensen,  B.  (2005).  Motivational  interviewing:  

a  systematic  review  and  meta-­‐analysis.  British  Journal  of  General  Practice,  55,  305-­‐312.  

 

Schaeffer,  J.,  Van  der  Wal,  R.,  &  Warning,  J.  (2005).  Gezondheidsbeleid  in  de  onderneming.  

AWVN,  CNV  BedrijvenBond  en  FNV  Bondgenoten.  

 

Schaufeli,  W.B.,  &  Enzmann,  D.  (1998).  The  burnout  companion  for  research  and  practice:  A  

critical  analysis  of  theory,  assessment,  research,  and  interventions.  London:  Taylor  &  Francis.  

 

Schaufeli,  W.B.  &  Bakker,  W.  (2013).  De  psychologie  van  arbeid  en  gezondheid.    Houten:  

Bohn  Stafleu  van  Loghum.  

 

Sniehotta,  F.F.,  Scholz,  U.,  &  Schwarzer,  R.  (2005).  Bridging  the  intention-­‐behaviour  gap:  

planning,  self-­‐efficacy,  and  action  control  in  the  adoption  and  maintenance  of  physical  

exercise.  Psychology  Health,  20,  143-­‐160.  

 

Sociaal  Economische  Raad  (2009).  Een  kwestie  van  gezond  verstand.  Breed  preventiebeleid  

binnen  arbeidsorganisaties.  Den  Haag:  SER.  

 

Schwazer,  R.  (2008).  Modeling  Health  Behavior  Change:  How  to  Predict  and  Modify  the  

Adoption  and  Maintenance  of  Health  Behaviors.  Applied  Psychology:  An  international  

Review,    57  (1),  1–29.  

 

Talma,M.  &    Van  Arendsbergen,  C.    (2010).  Tijd  voor  vitaliteit:  Meer  energie,  passie  en  plezier  

in  je  werk.  Stappenplan  voor  professionals  in  zorg  &  welzijn.  Utrecht:  Movisie.  

 

Page 36: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

35    

Vaandrager,  L.  &  Evans,  C.M.  (2001).  Gezondheidsbevordering  op  de  werkplek.  In  J.A.  

Walburg,  J.  Jansen  &  L.  Vaandrager  (Eds.)  Leefstijl  &  Werk.      Houten:  Bon  Stafleu  van  

Loghum.  

 

Vaandrager,  L.  (2013).  Een  salutogene  visie  op  gezondheid.  Tijdschrift  

Gezondheidswetenschappen,  91  (3),  136.  

 

Vaandrager,  L.,  &  Koelen,  M.  (2013).  Salutogenesis  in  the  workplace:  building  GRRs  and  SOC.  

In    G.F.  Bauer,  &  G.J.  Jenny  (Eds.).  Salutogenic  organizations  and  change:  The  concepts  

behind  organizational  health  intervention  research.  Springer  Netherlands.    

 

Veach,  T.L.,  Rahe,  R.H.,  Tolles,  R.L.,  &  Newhall,  L.M.  (2003).  Effectiveness  of  an  intensive  

stress  intervention  workshop  for  senior  managers.  Stress  and  Health,  19,  257–264.  

 

Verdonk,  P.,  Slenter,  L.,  &  Meershoek,  A.  (2010).  Bemoei  je  met  je  eigen  zaken?  Opvattingen  

over  leefstijlbeinvloeding  door  werkgevers  in  het  MKB.  TSG,  88  (1),  25-­‐31.  

 

Vries  De,  H.,  Kremers,  S.P.J.,  Smeets,  T.,  Brug,  J.,  &  Eijmael,  K.  (2008).  The  effectiveness  of  

tailored  feedback  and  action  plans  in  an  intervention  addressing  multiple  health  behaviours.  

American  Journal  of  Health  Promotion,    22(6),  417-­‐425.  

 

VSNU  (2012).  Prestaties  in  perspectief.  Trendrapportage  universiteiten  2000-­‐2020.  De  Haag:  

VSNU.  

 

Vuren,  van  T.  (2011).  Vitaliteitsmanagement:  je  hoeft  niet  ziek  te  zijn  om  beter  te  worden!  

Oratie.  Loyalis  &  Open  Universiteit  .  

 

Wanyonyi,  K.L.,  Themessl-­‐Huber,  M.,  Humphris,  G.  &  Freeman,  R.  (2011).  A  systematic  

review  and  meta-­‐analysis  of  face-­‐to-­‐face  communication  of  tailored  health  messages:  

Implications  for  practice.  Patient  Education  and  Counselling,  85,  348-­‐355.  

 

Page 37: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

36    

WGV  zorg  en  welzijn    (2012).  Het  begrip  vitaliteit.  Laatst  bekeken  op  19-­‐03-­‐13.  

http://www.wgvoost.nl/media/uploads/Behoud_van_medewerkers/Het_begrip_vitaliteit20

12.pdf    

 

Wright,  P.M.  &  Nishii,  L.H.  (2007).  Strategic  HRM  and  Organizational  Behavior:  Integrating  

Multiple  Levels  of  Analysis.  CAHRS  Working  Papers  Series.  Paper  468.  

 

Zwetsloot,  G.,  &  Pot,  F.  (2004).  The  business  value  of  health  management.  Journal  of  

Business  Ethics,  55,  115-­‐124.  

 

 

 

 

 

Page 38: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

37    

Bijlage  I  -­‐  Vragenlijst  Vitaliteitsprojecten  universiteiten  

 

 

Vraag   Antwoord    

1. Heeft  uw  universiteit  een  algemeen  

gezondheidsbeleid?    

2. Wordt  hier  duurzame  inzetbaarheid  en/of  vitaliteit  in  

genoemd?  

 

 

 

3. Wat  doet  uw  universiteit  op  het  gebied  van  vitaliteit?  

(bijv.  een  programma,  project  of  activiteit)  

4. Indien  geen  programma,  project  of  activiteit,  kunt  u  

dan  alleen  aangeven  waarom  niet?  De  overige  vragen  

zijn  dan  niet  van  toepassing.  

 

5.  Hoe  past  het  programma,  project  of  activiteit  in  het  

organisatiebeleid?  

6. Op  welke  wijze  is    rekening    gehouden  met  de  

beleidscontext?  

 

 

7. Wat  is  het  doel  van  het  vitaliteitsgerelateerde  

programma,  project  of  activiteit?  

 

 

 

 

8. Welke  stakeholders  zijn  betrokken  en  wat  is  hun  

belang  bij  dit  programma,  project  of  activiteit?  

9. Welke  rol  spelen  ieder  van  deze  stakeholders  in  het  

programma,  project  of  activiteit?  

 

Page 39: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

38    

10. Is  er  een  specifieke  doelgroep?  (bijv.  werknemers  van  

een  bepaalde  leeftijdsgroep,  elke  keer  een  ander  

departement,  etc.)  

 

 

11. Wat  is  de  looptijd  van  het  programma,  project  of  

activiteit?  

12. Is  het  incidenteel  of  keert  het  regelmatig  terug?  

 

13. Wat  zijn  positieve  punten  of  voordelen  van  het  

programma,  project  of  activiteit?  

14. Welke  elementen  werken  goed?  

15. Wat  zijn  de  opbrengsten?    

 

 

16. Wat  zijn  negatieve  punten  of  nadelen  van    het  

programma,  project  of  activiteit?  

17. Welke  elementen  werken  niet  goed?  

18. Wat  zijn  belemmeringen  voor  de  uitvoering?    

 

19. Hoe  wordt  het  programma,  project  of  activiteit?  

gefinancierd?    

20. Wat  zijn  de  kosten  per  persoon?  

 

 

21. Zijn  er  rapporten  of  andere  schriftelijke  materialen    

over  het  programma,  project  of  activiteit?  

22. Zijn  er  rapporten  over  de  resultaten?  

23. Zo  ja,  kunt  u  deze  meesturen?  

 

24. Heeft  u  nog  aanvullende  opmerkingen,  ideeën  of  

tips?  

 

 

   

Page 40: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

39    

Bijlage  II  –  Rapporten  of  andere  schriftelijke  materialen  

 

Universiteit   Materialen  

Erasmus  Universiteit  

Rotterdam  (EUR)  

 

- Flyer  Erasmus  Vitaal  

- Toelichting  op  sportmedisch  onderzoek  

- Stukje  over  health  checks  in  jaarverslag  (2009)  

 

Universiteit  Leiden  (LU)  

 

Geen  aanvullende  materialen  

Open  Universiteit  (OU)  

 

- Poster  Vitaliteitsweek  (2012)  

- Evaluatie  Vitaliteitsweek  (2012)  

 

Radboud  Universiteit  

Nijmegen  (RU)  

- Folder  Fit  in  Balans  

- Evaluatie  Fit  in  Balans  (2013)  

 

Rijksuniversiteit  Groningen  

(RUG)  

 

- Uitnodiging  symposium  High  Fitality  (2013)  

- Aankondiging  Brainmaintenance  als  voorschot  op  BALANS  

programma  (2013)  

- Managementsamenvatting  onderzoek  BALANS  2009-­‐2011  

(2012)  

- Nieuwsbrief  Balans  mei  2012,  sept  2012,  jan  2013  

 

Tilburg  University  (TiU)  

 

- Uitnodigingsbrief  Career  Pitstop,  loopbaantraining  OBP  

personeel  (2012)  

- Webtekst  Career  Pitstop  (2013)  

- Evaluatie  Career  Pitstop    (najaar  2011  en  voorjaar  2012)  

- Didactisch  draaiboek  Career  Pitstop  

- Fit  for  the  Future  beleid  

 

Technische  Universiteit  Delft  

(TUD)  

- Achtergrond  /  aanpak  van  het  Health  Coach  programma  

(2011)  

Page 41: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

40    

  - Resultaten  Health  Coach  programma  (2012)  

http://www.delta.tudelft.nl/artikel/gezondsheidscoach-­‐

werkt/24394    

- Presentatie  over  Health  Coach  programma  met  resultaten  

(2012)  

http://home.tudelft.nl/nl/actueel/laatste-­‐

nieuws/artikel/detail/onderzoek-­‐tu-­‐delft-­‐helpt-­‐

medewerkers-­‐hun-­‐gezondheid-­‐te-­‐verbeteren/    

 

Technische  Universiteit  

Eindhoven  (TU/E)  

 

- Evaluatie  health  check  gezondheidsdag  (2012)  

- Website  sportcentrum  met  programma  Gezondheid  en  

Bewegen  (2013)    

http://venus.tue.nl/sci-­‐

cgi/sci_7020.opl?wpcode=SCI_xx11  

http://venus.tue.nl/sci-­‐

cgi/sci_7020.opl?wpcode=SCI_xxx5  

 

Maastricht  University  (UM)  

 

- Presentatie  ‘Meet  Share  Create’  portal  voor  de  UR  

- Screenshot  ‘Meet  Share  Create’  portal  

 

Universiteit  Twente  (UT)  

 

- Overzicht  van  activiteiten  op  het  gebied  van  

gezondheidsmanagement  (2010)  

 

Universiteit  Utrecht  (UU)  

 

- Evaluatie  Science  Park  Sportdag  (2012)  

- Evaluatierapport  Fit4UU-­‐week  2008  +  Aanbevelingen  

(2009)  

- Website  www.fit4uu.nl        

-  

Universiteit  van  Amsterdam  

(UvA)  

Geen  aanvullende  materialen  

Vrije  Universiteit   Geen  aanvullende  materialen  

Page 42: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

41    

Amsterdam  (VU)  

Wageningen  University  

(WU)  

 

- Folder  MyBalance  

- Rapporten  van  Active  Living  en  van  SSG  over  uitvoering  

en  evaluatie  bij  pilot  AFSG  2011,  uitvoering  heel  AFSG  

2012,  CS+  in  2012,  SSG  en  Rikilt  in  2013  (2011,  2012  en  

2013)  

 

 

Page 43: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

Universiteit Beleid Fysiek Mentaal Waarom? Trekkers Voor wie Evaluatie Wat levert het op? Wat is lastig? Wat helpt? Wie betaalt Extra Info Erasmus EUR

Nee, project met af en toe een activiteit

Erasmus Vitaal Health Check & evt beweegprogramma Jaarlijkse sportdag Subsidie op sportkaart 15 medewerkers per jaar

Alleen incidenteel (mental coach)

Duurzame arbeidsrelatie Gezonde werkplek Voorkomen verzuim

HR Alle medewerkers, behalve student assistenten

Niet systematisch

Waardering voor de aandacht die er aan wordt besteed door uni Signalerende werking

Hoe medewerkers bereiken die het het meest nodig hebben

Inzetten bedrijfsarts

Universiteit http://www.eur.nl/erasmusvitaal/

TU Delft TUD

Beleid en uitvoering

Vitaliteitsprogramma – Health Coach programma Bewegen-Voeding 350 medewerkers Vitaliteitsweek Dashboard met vorderingen Intensieve begeleiding

Ontstressen Talenten behouden, mensen overeind houden Medewerkers bewust maken van belang vitaliteit en gezondheid Productiviteit en verzuim beïnvloeden

HR en facility management Sodexo & Sportcentrum

Alle medewerkers, maar focus op Risico-groep: vaker verzuimers

Ja (ind medewerkers volgen) en nee er komt nu een onderzoek samen met Leiden en Rotterdam

Bewustwording relatie gedrag, gezond leven en gezond werken Weinig over te zeggen zonder evaluatie

Nog niet helder of kosten tegen baten opwegen

• Samenwerking met wetenschappelijke staf

• Samenwerking met verzekeraar (OHRA)

• Studenten een app laten ontwikkelen

• Samen met Leiden & Rotterdam Medical Delta

• “healthy@work” verdrag met KPN, TU Delft en UMC St Radboud

• Kennis delen met gemeente Delft en Siemens

• Meerdere vervolggesprekken

Universiteit, Verzekeraar 1000 Euro pp

http://www.wijwerkengezond.nl/in-het-nieuws/kpn-healthywork

TU Eindhoven TU/E

Nee Sporten voor medewerkers Vanuit Sportcentrum: programma Gezondheid en Bewegen Gezondheidsdag met health check, evt. doorverwijzing

Training Mindfulness

Bewustzijn gezonder leven creëren Bevorderen van bewegen

Directeur sportcentrum

45 jaar en ouder (op 2e dag wel mogelijkheid voor alle medewerkers, ook studenten)

Evaluatie gez.heids dag

Checken of er gezondheidsrisico is Bewustwording van positieve effecten van meer bewegen en gezond leven

Privacy en wachttijd Kwaliteit van de testen Onzekerheid financiering komende jaren

Actieve directeur sportcentrum Gezondheidsdag: IAK, Arbodienst, HRM

Evaluatierapport

TU Twente UT

Ja Gezond en sterk op het werk Gratis gebruik sportfaciliteiten Health Checks Actieweken

Balance at work (omgaan met stress)

Enthousiaste medewerkers in gezonde werkomgeving Om kunnen gaan met veranderingen in de organisatie

Speciale werkgroep

Alle medewerkers

Ervaringen met Stoelmasseur zijn geëvalueerd

Medewerkers voelen zich fitter Vermindering klachten (bijv. RSI)

Beperkte groep maakt gebruik van faciliteiten Budget gaat terug Zelf minder tijd voor opzetten programma

Laagdrempelig faciliteiten aanbieden en vrijblijvend Gebruik eigen wetenschappers

Uit arbeidsvoorwaardengelden

Aanvulling op SAAZ-Unie document

UvA Nee, wel arbobeleid

Losse activiteiten, veelal op initiatief van faculteiten zelf PMO Lifestyle spreekuur Stoelmassage (faculteit) HvA: vitaliteitsweek Start Vitaliteitsspreekuur

Plan rond werkdruk Bottom-up: alleen als afdelingen er zelf vragen over hebben of aandacht aan willen besteden.

Bottom-up (faculteiten) Nu wel werkgroep opgericht die zich met vitaliteit gaat bezig houden

Deelname aan onderzoek Happy@work van VU Vanuit faculteit > wordt dan breed gedragen

RU Groningen RUG

Nee, maar wel preventief gezondheids-programma

Balans programma Health Check Incidentele thema’s Sportcursussen Symposia

Mindfulness, yoga, Tai Chi Hartslag stress metingen (hartcoherentie)

Als je wilt dat personeel presteert op topniveau moet je goed voor je personeel zorgen, Goed werkgeverschap Zakelijke overweging > levert ook wat op

Arbodienst , maar veel samenwerking met HR

Alle medewerkers

Alle onderdelen worden geevalueerd

Grote waardering, medewerkers vinden het belangrijk dat hier aandacht voor is Goed werkgeverschap Signalerende functie Géén doelen voor reductie ziekteverzuim Ervaringen gebruiken om personeelsbeleid aan te passen

Bereiken van bepaalde groepen is lastig Negatieve feedback in begin: moet hier geld aan besteed worden? Onzekerheid financiering over 3 jaar

Laagdrempelig mensen kennis laten maken met activiteit Vrijblijvend Verbinding met wetenschap > benutten van know-how eigen wetenschappers

Universiteit, Verzekeraar Managementsamenvatting Voorlichtingsmateriaal

Maastricht University UM

Nee Health & Fitness programma (Health & Fitness week met health check, lunchwandelen, PMO) KANS Kennis- en Behandelcentrum

E-learning programma ‘Meet, Share, Create’> element van vitaliteit

Medewerkers in staat stellen effectief te leren

HR Alle medewerkers

E-learning programma

Plaats- en tijdonafhankelijk werken

Valt nu nog niet te zeggen Samenwerking met eigen wetenschappers Gezondheidsbeleid dat is ingebed in de organisatie

Universiteit, Sofokles Presentatie inleiding portal

Bijlage  III:  Overzichtstabel  van  de  huidige  stand  van  zaken  rondom  vitaliteit  

Page 44: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

Tilburg University TiU

Niet meer Health check voor 45plussers

Training mindfulness Loopbaantrainingen (OBP / WP)

Zicht krijgen op talenten en drijfveren om zo als uni slagvaardiger en met kleinere groep personeelsleden verder te gaan Medewerkers met plezier en succes te laten blijven werken

HR Nu wel bezig met opstarten project over duurzame inzetbaarheid

45 jaar en ouder

Loopbaan-trainingen

Grote waardering Stilstaan bij talenten en loopbaan Mensen gaan met meer motivatie werken, meer eigenaarschap Veranderingen in loopbaan

Wetenschappelijk personeel vaker verplichtingen waardoor ze niet mee kunnen doen + delen lastiger zaken onderling

Combinatie interne met externe trainer > altijd terugkoppeling naar de organisatie Continu lerend proces > als iets niet werkt wordt dit aangepast

Decentrale arbeidsvoorwaarden

Handleiding voor training Evaluaties Uitnodigingen

Radboud universiteit Nijmegen RU

Nee, niet officieel, wel project Fit in Balans

Fit in Balans: health check met evt. Vervolggesprekken PAGO’s

Counseling gesprekken, o.a. over werkdruk, belastende arbeidsomstandigheden en het hanteren van stress.

Medewerkers inzicht geven in hun gezondheid, met name in relatie tot hun werk. Mogelijkheid om gezondheid te verbeteren Voorkomen van uitval in de toekomst

Alle medewerkers die: * > 1 jaar in dienst * > 0,5 fte werken * nog > 3 maanden in dienst zijn

Fit in Balans Waardering dat werkgever medewerkers in de gelegenheid stelt aan de slag te gaan met gezondheid. Preventief mensen uit het verzuim-circuit houden

Door AMD erbij gedaan, soms lastig omdat het overal tussendoor schuift Counselingsgesprek kwam niet meteen na health check. Hiertussen verlies je mensen.

Laagdrempelig Koppeling tussen invullen vragenlijst, health check, en vervolgens meteen bespreking van resultaten Niet één counselingsgesprek, maar meer vervolggesprekken Aanbevelingen: *Goed ingewerkt team (niet iets voor erbij) *Sterkere verbinding met loopbaanontwikkelig *Meer maatwerk per faculteit

Vanuit de faculteiten 210 euro pp

Evaluatierapport

Vrije Universiteit Amsterdam VU

Ja Sportfaciliteiten (gratis voor medewerkers) PMO pilot (hoog risico groep kreeg individueel gesprek met bedrijfsarts, zowel gericht op fysiek als mentaal)

Training mindfulness Training VU Effectief (mentale weerbaarheid en inzetbaarheid)

Past bij missie en doelen om de mensen gezond aan het werk te houden. Ook met plezier naar het werk.

Arbodienst: beleid voorbereiden en uitvoeren

Alle medewerkers

Nee? Laten zien aan medewerkers dat je dingen voor ze regelt, dat het beschikbaar is (goed werkgeverschap)

Mensen die al gezond zijn doen mee (gratis sporten) Het kost tijd en geld

Enthousiaste mensen die mee willen helpen met opzetten van ideeën, bijv. bedrijfsmaatschappelijk werk of bedrijfsartsen

Eigen budget Arbodienst, soms extra budget, soms faculteiten zelf laten betalen

Niets ontvangen

Universiteit Leiden LU

Nee (nog) geen universiteitsbreed programma: beraadt zich nog op de issues investing (in) en rendement (uit) zo’n programma. R&O gesprek zou hier het beste platform voor zijn Hoge werkdruk > hoe ga je hier mee om?

R&O gesprekken. Deze gebruiken om vitaliteit aan de orde te brengen

Eerst bekijken of aandacht voor vitaliteit wat kan opleveren

Grote populatie medewerkers gericht op onderwijs en onderzoek, kleine populatie ondersteunend > heel verschillende doelgroepen met verschillende behoeftes

Open Universiteit OU

Nee, arbeidsomstandighedenbeleid, daar zit gezondheidsbeleid in

Jaarlijkse Vitaliteitsweek (in de pauzes) met sportworkshops en workshops voor fysieke en psychische gezondheid, health check, stoelmassage Gratis dagpas Fit for Free

Workshops (yoga, tai chi) 2 extra workshops per jaar zoals loopbaanreflectie en vitaliteit

Bevorderen gezond gedrag Stimuleren gezond gedrag Aandacht vragen voor gezond leven

Arbo-coordinator?

Alle medewerkers

? Saamhorigheid (OU gevoel) Bewustwording Aanzet voor mensen met problemen om dingen te proberen

Lastig om leidinggevenden/management naar de activiteiten te laten komen Medewerkers die geen tijd hebben (volgeplande pauzes)

Nieuwe dingen proberen die mensen nog niet kennen > belangstelling wekken Bewust gebruik maken van eigen wetenschappers (weten wat er leeft in de organisatie, krijg hier makkelijker geld voor). Ook voor andere kwaliteiten (zoals workshop voetreflexie) > meer binding)

Arbeidsvoorwaardengelden

Universiteit Utrecht UU

Nee, wel een platform waar alle activiteiten op het gebied van gezondheid onder zijn gebracht (Fit4UU). Bezig met beleid op gebied van psychosociale arbeidsbelasting

Regeling bedrijfsfitness Fietsplan Gezondheidsweek > nu sportdag Health checks (faculteit) stoelmassages (faculteit)

Workshop werkdruk Workshop werkprivé balans Training mindfulness Dit is allemaal nog niet regelmatig

Medewerkers bewust maken van eigen gezondheid Goed werkgeverschap

HR Alle medewerkers

Evaluatie gezondheidsweek/sportdag

Vergrootte tevredenheid medewerkers Bewustwording wat mensen zelf kunnen doen aan hun gezondheid en vitaliteit Goed werkgeverschap

Mensen die dit soort activiteiten nodig hebben komen juist niet. Kun je hier als werkgever invloed op uitoefenen of niet? Organisatie kost veel tijd Budget is niet onuitputtelijk

Nieuwe dingen proberen die mensen nog niet kennen > belangstelling wekken

Arbeidsvoorwaardengelden www.fit4uu.nl

Wageningen University WU

Ja MyBalance programma: health check WE day

Gesprek met consulent over mentale gezondheid, werkdruk etc.

Past bij missie: to explore the potential of nature to improve quality of life Bevorderen van fysieke en mentale gezondheid. Gezonde medewerkers presteren beter > win-win situatie

HR Alle medewerkers van bepaald onderdeel (rouleert)

Ja Positieve beleving door medewerkers Bewustwording bij medewerkers fysieke en mentale gezondheid

Deelname percentage is lager dan verwacht Voorbeeldrol management en leidinggevenden nog onvoldoende Wantrouwen over privacy Communicatie nog onvoldoende effectief Medewerkers die geen tijd hebben

Samenwerking tussen wetenschappelijke groep SSG en stafdienst (corporate HR) Meerdere vervolggesprekken

Reguliere middelen van het onderdeel, zorgverzekeraar, HR

Page 45: VITALE MEDEWERKERS IN VITALE ORGANISATIES · 3" " Inleiding((" In"oktober"2012"is"de"centrale"Denktank"Duurzame"inzetbaarheid"Wetenschappelijk" Onderwijs(WO)"in"hetleven"geroepen.Onder"duurzame"inzetbaarheid

Stichting SoFoKleS

Bezoekadres

Lange Voorhout 13

2514 EA Den Haag

Postadres

Postbus 556

2501 CN Den Haag

T: 070-3765727

F: 070-3457528

E: [email protected]