Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

31
visie op onderwijs, zorg en woningcorporaties Sectorupdate 2012 Interview Trends & ontwikkelingen Sectorvisie

description

Met de Visie op public biedt ABN AMRO naast een macro-economische visie op Nederland een omschrijving van de branches die onderdeel uit maken van de publieke sector. Met de trends en ontwikkelingen en de actuele branchecijfers kunt u uw bedrijf vergelijken met anderen.

Transcript of Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Page 1: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

visie op onderwijs, zorg

en woningcorporaties

Sectorupdate 2012 ▶ Interview ▶ Trends & ontwikkelingen ▶ Sectorvisie

Page 2: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012
Page 3: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Geachte relatie,

Voor u ligt Visie op Sectoren (VOS), de jaarlijkse dwarsdoorsnede van het

Nederlandse bedrijfsleven. In VOS worden de actuele stand van zaken en de

vooruitzichten van een groot aantal sectoren en branches besproken. Aan de

hand van dit rapport kunt u uw onderneming spiegelen aan de trends en

actuele branchecijfers, kijken hoe het met de branche van uw toeleveranciers

is gesteld en zien wat de verwachtingen van ABN AMRO zijn voor uw eigen

branche.

Als bank anno nu publiceren wij VOS ook op onze nieuwe ABN AMRO Market Insights app voor de

iPad. Op deze app vindt u tevens onze andere sectorgerelateerde en macro-economische publicaties.

Aan het begin van het jaar werd het Nederlandse bedrijfsleven geconfronteerd met, helaas

wederom, een lichte recessie. De impact van deze nieuwe recessie wordt voor een belangrijk deel

bepaald door de mate waarin een sector herstel heeft laten zien na de dip in 2009. Precies de reden

waarom nu sectoren als bouw, retail, horeca en zakelijke dienstverlening het zwaar hebben.

Het lijkt er op dat mondiaal de economie zich herstelt en dit zal een positieve uitwerking hebben op

de Nederlandse export. Ook kan de verwachte daling van de grondstoffenprijzen een positieve

bijdrage leveren. In Nederland ligt echter de belangrijkste sleutel tot structureel herstel in handen van

de consument. Het consumentenvertrouwen is ongekend laag en gaat waarschijnlijk pas stijgen als

de onzekerheden over de Europese schuldencrisis, de eigen woning, pensioenen en de overheids-

financiën uit de lucht zijn. Met het onlangs door een aantal politieke partijen gesloten akkoord wordt

er geprobeerd om het overheidstekort terug te dringen. Hoe de maatregelen zullen uitpakken op de

economie, het consumentenvertrouwen en bijvoorbeeld de sectoren onderwijs, zorg en

woningcorporaties is op moment van schrijven van deze publicatie nog onduidelijk.

Wij hebben drie interviews opgenomen. Voor onderwijs geven Marcel Wintels, bestuursvoorzitter

van Fontys Hogescholen, en Eric Zwaart, sector banker Onderwijs ABN AMRO, hun visie op het

huidige onderwijsstelsel. Wim Groot, hoogleraar gezondheidseconomie aan de Universiteit van

Maastricht gaat het gesprek aan met Marco van Ooijen, directeur Zorg ABN AMRO, over de

‘Zorgmarkt in beweging’. Voor de Woningcorporatiesector geeft Piet Eichholtz, hoogleraar

Financiering en Vastgoed aan de Universiteit van Maastricht, zijn visie op de begrenzing, in gesprek

met Jeroen Dungelmann, directeur Woningcorporaties ABN AMRO.

Hopelijk stimuleert deze publicatie u om met ABN AMRO en uw omgeving van gedachten te

wisselen over de uitdagingen voor uw maatschappelijke onderneming en uw sector in Nederland. Wij

denken graag met u mee en zijn u graag van dienst. Namens alle collega’s van ABN AMRO wens ik u

en uw onderneming alle succes toe!

Met vriendelijke groet,

Joop Wijn Lid Raad van Bestuur ABN AMRO

1Visie op onderwijs, zorg en woningcorporaties

Page 4: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Visie op onderwijs,zorg en woningcorporatiesSectorupdate 2012

2

Page 5: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

4 6

10 12 16 18 20 24 26 28

visie op Nederland

interview onderwijs

onderwijs

interview zorg

langdurige zorg

medisch-specialistische zorg

interview woningcorporaties

woningcorporaties

leeswijzer

colofon

3Visie op onderwijs, zorg en woningcorporaties

Page 6: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

visie op NederlandNederlandse economie

krabbelt in 2012 weer op Vorig jaar is de economische groei sterk vertraagd en belandde de economie in een

recessie die in het begin van 2012 nog voortduurde. Er zijn echter aanwijzingen dat de

economie in het tweede halfjaar weer groei zal vertonen – waarschijnlijk dankzij een

aantrekkende uitvoer. De consumptieve bestedingen dalen naar verwachting opnieuw.

In 2011 groeide de economie met 1,2%. Ten opzichte van de groei

in 2010 (+1,7%) leek de afzwakking beperkt, maar achter die 1,2%

gaat een forse afkoeling van de economie schuil in de loop van het

jaar. In het eerste kwartaal van 2011 steeg het bruto binnenlands

product (bbp) nog met 0,75% ten opzichte van de voorgaande peri-

ode. In de daaropvolgende kwartalen viel dat cijfer steeds lager uit.

In het derde en vierde kwartaal was zelfs sprake van krimp (respec-

tievelijk -0,4 en -0,6% kwartaal-op-kwartaal). Deze ontwikkeling stak

ongunstig af bij die van de eurozone als geheel. In het derde kwar-

taal kromp de Nederlandse economie al, terwijl de eurozone-econo-

mie nog een plus liet optekenen en in het slotkwartaal van 2011 viel

het groeicijfer (-0,6%) opnieuw lager uit dan dat voor de eurozone

als geheel (-0,3%). Jaar-op-jaar viel de groei van het bbp terug van

+2,2% in het begin van het jaar naar -0,2% in het laatste kwartaal.

Afzwakking groei economie voorbij?

-6

-3

0

3

6

1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 201160

75

90

105

120

bbp (% j-o-j; l.as)Economisch-sentimentindicator (r.as)

%

Bron: Thomson Reuters Datastream

Uitvoergroei sterk vertraagd, maar eerste lichtpuntjes zichtbaar Kijken we naar het verloop van de verschillende bestedingscompo-

nenten, dan valt op dat de uitvoer (de kurk waar de economie op

drijft) in de loop van het jaar per saldo niet is toegenomen (0,0%

j-o-j in vierde kwartaal). Na bescheiden kwartaal-op-kwartaal-plus-

sen in het eerste halfjaar, was daarna sprake van minnen. Dat de

gemiddelde jaargroei toch op 3,8% is uitgekomen, is dan ook gro-

tendeels toe te schrijven aan het stevige groeitempo tegen het eind

van 2010.

De forse afkoeling bij de uitvoer komt grotendeels, of zelfs hele-

maal, op het conto van de afzetmarkten. Driekwart van de goede-

renuitvoer blijft in de EU en daarvan blijft het overgrote deel binnen

de eurozone (krap 59% van de totale goederenuitvoer). De totale

goedereninvoer van de eurozone is zelfs nog wat meer terug-

gevallen dan de Nederlandse uitvoer. We zien hier de gevolgen van

diverse groeivertragende factoren. Denk aan de hoge olieprijzen

begin 2011, bezuinigingen door overheden en de grote onrust als

gevolg van de staatsschuldencrisis in de eurozone. Met name die

laatste factor heeft het vertrouwen in de economie in de tweede

helft van het afgelopen jaar stevig doen slinken.

De economie van de eurozone is naar verwachting in het eerste

kwartaal van 2012 opnieuw gekrompen. Dat kan worden afgeleid

uit de begin april beschikbare indicatoren. ABN AMRO verwacht dat

de eurozone-economie in het tweede kwartaal stabiliseert, om

vanaf het midden van het jaar weer wat te gaan groeien. Dit be-

scheiden herstel kan vooral worden toegeschreven aan de opleving

van de wereldhandel. De binnenlandse bestedingen in de eurozone

staan echter onder druk van bezuinigingsmaatregelen. Duitsland

lijkt hierop overigens een uitzondering te vormen.

De laatste Nederlandse uitvoercijfers lijken (al) wat minder ongun-

stig. In de jaar-op-jaarvergelijking zagen we eind vorig jaar en begin

dit jaar weer enige stijging van het groeicijfer. Ook de indicatie van

de inkoopmanagersindex (PMI) is beter: de deelindex voor de ex-

portorders lag in januari en vooral in februari boven de 50, dat is het

niveau dat het verschil markeert tussen krimp en groei. Hoewel we

in maart weer een daling zagen, bleef deze deel-PMI in die maand

nog duidelijk boven de 50.

4

Page 7: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Uitvoergroei lijkt dal gepasseerdPMI >50 wijst op groei; <50 – krimp

-20

-10

0

10

20

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 201230

40

50

60

70

Uitvoer goederen (% j-o-j; l.as)PMI exportorders (index; r.as)

%

Bron: CBS, Markit NEVI

Binnenlandse bestedingen onder drukDe zwakke stee van de Nederlandse economie is de particuliere

consumptie. Deze is al vier kwartalen achtereen gekrompen met

als dieptepunt een terugval van 0,9% kwartaal-op-kwartaal eind

2011. Daarmee lag de consumptie op het laagste niveau sinds eind

2003! Gemiddeld kromp de consumptie vorig jaar met 1%. Dat is

beduidend meer dan de daling van het reëel beschikbaar inkomen

met bijna een half procent. Factoren die verantwoordelijk zijn voor

deze sterkere daling van de consumptie, zijn het vermogensverlies

op de aandelen- en de huizenmarkt en het sterk gedaalde consu-

mentenvertrouwen. Dat vertrouwen stond vorig jaar ook elders in

de eurozone onder druk vanwege de staatsschuldencrisis, maar in

ons land speelden nog meer factoren. Zo was er onzekerheid over

de hoogte van de pensioenen vanwege de gedaalde, en te lage,

dekkingsgraden van pensioenfondsen. Verder is er het hete hangij-

zer van de hypotheekrenteaftrek. Ten slotte wijzen we op de extra

bezuinigingen. Omdat het begrotingstekort in 2013 flink te hoog

dreigt uit te vallen, moet fors extra worden bezuinigd. Ook dat kan

van invloed zijn op de stemming van de consument.

In 2012 neemt de koopkracht opnieuw af: door bezuinigingsmaatre-

gelen én omdat de brutoloonstijging (al is deze iets hoger dan in

2011) weer achterblijft bij de inflatie. Alles overziend, gaan we ervan

uit dat de consumptie dit jaar opnieuw krimp zal vertonen.

Hoewel we voor het tweede halfjaar – vooral dankzij de voorzichtig

aantrekkende uitvoer – weer wat economische groei verwachten,

zal het bbp dit jaar (gemiddeld) toch duidelijk dalen. Maar voor 2013

wordt weer een positief cijfer voorzien.

Particuliere consumptie daalt verder

- 3

- 2

- 1

0

1

2

3

Reëel beschikbaar inkomen Particuliere consumptie

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

%

Bron: CBS, ABN AMRO Economisch Bureau

Bedrijven die overwegend op de binnenlandse markt georiënteerd

zijn (zie ook hieronder), zullen het in 2012 in doorsnee moeilijker

hebben dan bedrijven die meer exportgericht zijn.

Huizenmarkt zit vastDe huizenmarkt zit in het slop en er is weinig vertrouwen dat de si-

tuatie spoedig verbetert. De marktindicator van Vereniging Eigen

Huis bereikte in maart een nieuw dieptepunt. Het gebrek aan ver-

trouwen draagt bij aan de verwachting dat de huizenprijzen verder

zullen dalen. Deze verwachting wordt verder gevoed door de ont-

wikkeling van het transactievolume. Het teleurstellend lage aantal

transacties in de eerste maanden van het jaar laat zien dat de hui-

zenmarkt volledig is verkrampt. Dit lage aantal woningtransacties

valt deels terug te voeren op de minder ruimhartige verstrekking van

hypotheken. De beperkingen op de leencapaciteit vanuit de regelge-

ving, zoals de strengere Gedragscode Hypothecaire Financieringen,

de verlaagde Nibud-woonquote en de internationaal aangescherpte

kredietvoorwaarden van banken, zijn verantwoordelijk voor een

minder ruimhartige kredietverlening. Daarnaast speelt de discussie

over de toekomst van de hypotheekrenteaftrek. ABN AMRO houdt

er rekening mee dat de huizenmarkt voorlopig vast blijft zitten.

Hoewel de beperkte omvang van de woningvoorraad een prijsval

helpt voorkomen, dient rekening te worden gehouden met een ver-

dere daling van de huizenprijzen. We schatten dat de huizenprijzen

dit jaar met 5% dalen. Ook het aantal transacties blijft laag.

InflatieDe inflatie liep in 2011 geleidelijk op van 2% in het begin van het

jaar naar een piek van 2,7% in september. De toename van het

prijsstijgingstempo was het gevolg van onder meer hogere arbeids-

kosten en energieprijzen. Daarna viel het cijfer wat terug naar 2,5%

in de eerste drie maanden van 2012. Gemiddeld kwam de inflatie in

2011 uit op 2,3%.

In de loop van 2012 kan het inflatietempo verder afnemen. Deze

verwachting baseert ABN AMRO op de aanname dat de olie-

prijzen verder dalen, aangezien het risico van een escalatie in het

Midden-Oosten is afgenomen. Echter, door de aangekondigde

BTW-verhoging kan in het vierde kwartaal de inflatie een sprong

maken.

Risico’sDe risico’s voor het scenario van ABN AMRO liggen vooral aan de

‘onderkant’. In ons scenario gaan wij ervan uit dat de Europese be-

leidsmakers erin slagen de staatsschuldencrisis verder te bedwin-

gen, maar dit is verre van zeker. Een nieuwe escalatie van de

staatsschuldencrisis in de eurozone is niet ondenkbaar. Verder

zouden de olieprijzen kunnen stijgen. De economische groei zou in

beide gevallen worden gedrukt; en de inflatie valt - bij stijgende olie-

prijzen - hoger uit. Ook bestaat het risico dat de situatie op de hui-

zenmarkt verder verslechtert.

5Visie op Nederland

Page 8: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Marcel Wintels (rechts) in gesprek met Eric Zwaart: ‘Het kan niet de bedoeling zijn dat je na vijf jaar verder studeert op kosten van de bakker, de slager en de groenteman’

Marcel Wintels, onderwijsbestuurder:’De samenleving schreeuwt om de

menselijke maat’

Over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs worden stevige debatten gevoerd.

Daarbij worden harde noten gekraakt over het functioneren van het toezicht. En waar

scholenorganisaties tot voor kort almaar groter groeiden, steekt de politiek nu de

loftrompet over kleinschaligheid. Hoe halen we in deze omstandigheden het meeste

rendement uit de deskundigheid van de docent en de inzet van de student?

Bestuursvoorzitter Marcel Wintels van Fontys Hogescholen (en interim-voorzitter van

Amarantis) in gesprek met Eric Zwaart, sector banker Onderwijs bij ABN AMRO.

6

Page 9: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Bureaucratisch systeem‘Ik heb niks tegen de prestatieafspraken die in het afgelopen jaar

gemaakt zijn over de kwaliteit van het hbo. Hetzelfde geldt voor

de langstudeerdersboete. Ik vind al jaren dat het onderwijs veel te

vrijblijvend is. Maar bij de uitwerking haak ik af.’

Onderwijsbestuurder Marcel Wintels windt er geen doekjes om.

Het beleid om de problemen aan te pakken deugt, maar in de

uitvoering wordt volgens hem een technocratisch en bureau-

cratisch systeem van toezicht opgetuigd.

Wintels is voorzitter van het College van Bestuur van de Zuid-

Nederlandse organisatie Fontys Hogescholen. Daarnaast werd hij

in februari 2012 door de minister als interim-voorzitter van

Amarantis Onderwijsgroep aangesteld om puin te ruimen.

Presteren onder druk, het zou ook Wintels’ persoonlijke motto

kunnen zijn. Want de Amsterdamse organisatie voor voortgezet

onderwijs en mbo staat aan de rand van het faillissement.

Wintels vindt dat er eerder te veel dan te weinig controle is op het

onderwijs. ‘We zouden veel meer op de professionaliteit van de

docent moeten vertrouwen. Waar het misgaat, is dat we ons als

maatschappij steeds laten leiden door de drie dingen die fout gaan

naast de 97 die goed gaan. Om die fouten te voorkomen, bouwen

we allerlei controlemechanismen. Maar die zorgen er voor dat de

‘schwung’ verdwijnt bij alles wat er goed gaat.’

De bestuurder wuift de problemen in het onderwijs niet weg,

integendeel. De manier waarop overheid en politiek de problemen

willen aanpakken klopt echter niet. ‘Er worden geen keuzes

gemaakt. Neem de NVAO. Die moet de kwaliteit van het hbo

waarborgen. Wat is daarvoor de belangrijkste graadmeter? Dat

het onderwijs studenten aflevert waarvan deskundigen zeggen:

‘Dit is hbo-niveau’? Toch is het juist daar misgegaan, ondanks alle

paperassen van de NVAO. Als we eerlijk zijn, toont dit het gebrek

aan legitimiteit van deze organisatie. Maar dat durven we niet te

zeggen in dit land. Dus laten we de NVAO voortmodderen en

zetten we er de onderwijsinspectie nog eens tegenaan. Het

stapelt en stapelt maar.’

Onaangekondigde inspectiesHet ontbreekt volgens Wintels aan focus. ‘Een hogeschool moet –

al balancerend – aan 50 dingen tegelijkertijd voldoen. En

ondertussen roept de politiek bij elk incident om stoere maat-

regelen, die de samenleving het idee moeten geven dat het vanaf

nu wel goed geregeld is.’

Het toezicht kan wat hem betreft veel eenvoudiger, door vaker

voor onaangekondigde inspecties te kiezen. ‘Laat deskundige

peers van de docent op onverwachte momenten de laatste tien

beoordeelde opdrachten bekijken. Heb je die als docent op de

juiste manier beoordeeld, dan zit je goed. Dit systeem voorkomt

ballast in het toezicht en zorgt ervoor dat precies de kern onder de

loep wordt genomen, namelijk de eindkwaliteit. En daarnaast

meet je dan de student- en de docenttevredenheid. Opleidingen

die de studenttevredenheid op orde hebben, blijken namelijk ook

op de andere indicatoren goed te scoren.’

Bij Fontys wordt deze manier van werken al in praktijk gebracht.

Wintels: ‘Die jongeren moet je kort houden. We houden hun

studievoortgang scherp in de gaten. En elke studiebegeleider

moet zich verantwoorden voor de prestaties van zijn groep

studenten. Driekwart van de studenten moet in staat zijn het

eindniveau te halen, binnen de tijd die daarvoor staat.’

Op de professionaliteit van docenten vertrouwen, dat betekent

dat je docenten de maat laat nemen door collega’s. ‘Want daar

luister je naar. Wanneer je aan een collega moet uitleggen

waarom je een student ten onrechte voldoende hebt beoordeeld,

dan voel je je aangesproken op je professionaliteit.’

Kracht van het onderwijsFontys is van ver gekomen. Een paar jaar geleden functioneerde

de organisatie op veel fronten onder de maat. Dat had veel te

maken met de menselijke maat die verdwenen was, constateert

Wintels. ‘Deze fusieorganisatie vertoonde alle nadelen van de

schaalvergroting en geen van de voordelen. Het onderwijs loopt

vaak stuk op de drang om, vanuit het streven naar efficiency,

‘We moeten veel meer op de professionaliteit van de docent vertrouwen’

7Interview

Page 10: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

mensonafhankelijk te worden. Terwijl dat juist de kracht is van het

onderwijs.’

Wat er bij Fontys gebeurde is volgens de bestuurder exemplarisch

voor veel van de fusies in het onderwijs. ‘De fusiegolf is

voortgekomen uit de centralistische benadering vanuit de

overheid. Kleinere scholen worden knettergek van alle dingen die

ze van hogerhand moeten. Dat maakt dat ze zich kwetsbaar

voelen en elkaar opzoeken. En de grotere willen machtiger

worden.’

Hoe is dat te rijmen met de politieke voorkeur – van links tot

rechts – voor kleinschaligheid in het onderwijs? Wintels: ‘Dat is

niet te rijmen. De woordvoerders onderwijs in de Tweede Kamer

belijden de kleinschaligheid met de mond. Maar tegelijkertijd

roepen ze de grootschaligheid over ons af door hun techno-

cratische en bureaucratische aanpak in de kwaliteitsdiscussie. Dat

is de paradox van de politiek, en de politieke illusie van centrale

beheersbaarheid.’

Binding met de samenlevingHoe dan ook, Fontys heeft besloten om kleinschaliger te werken.

Wintels: ‘We moeten terug naar een schaal die groot genoeg is

om efficiënt te zijn en klein genoeg om binding te houden met de

samenleving. Daar zijn we al een paar jaar mee bezig. Daarop

voortbordurend kom je volgens mij al gauw uit op een hbo-

instelling per stad. Daar ben je als lokale omgeving ook de

‘eigenaar’ van de school, met alle bijbehorende mogelijkheden en

uitdagingen. En dan voelt de plaatselijke wethouder zich ook weer

verbonden met ‘zijn’ school. Ze hebben in Tilburg echt niks met

Fontys Sittard hoor.’

Marcel Wintels: ‘Laat deskundige [curs.] peers [/curs.] van de docent op onverwachte momenten de laatste tien beoordeelde opdrachten bekijken’

‘Het toezicht kan eenvoudiger, met meer onaangekondigde inspecties’

8

Page 11: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

De verbondenheid met de eigen school – en niet met het grote

geheel – is ook bij Amarantis duidelijk zichtbaar, zegt interim-

voorzitter Wintels. Deze organisatie gaat defuseren. ‘Kom je bij

onze vestiging aan de Dongestraat, dan ontmoet je docenten die

voor hun school willen knokken. Ze zijn zelfs bereid een stukje van

hun aanstelling in te leveren als dat het voortbestaan van de

school mogelijk maakt. Hun school welteverstaan, niet het

voortbestaan van Amarantis. En dat geldt ook voor de andere

vestigingen.’

Het interview vindt plaats tussen de verhuisdozen. Het College

van Bestuur vertrekt uit het luxueuze onderkomen aan de Zuidas.

‘Dat het bestuur hier is gaan zitten, tekent het moreel faillissement

van deze organisatie’, verzucht Wintels. ‘Hier is echt alles fout

gegaan. Wat is er gebeurd, dat het College van Bestuur en de

Raad van Toezicht hun eigen gang gingen, zonder dat drieduizend

medewerkers daar iets tegenin konden brengen?’ Wintels hoopt

dat juist die trots op de eigen school de medewerkers en

studenten zal helpen de ingrijpende veranderingen van de

komende tijd door te komen.

LangstudeerdersboeteTerecht dat het hbo en de minister hebben afgesproken de termijn

voor het afstuderen op vijf jaar te zetten, vindt de

onderwijsbestuurder. Wat hem betreft mag het zelfs nog wat

strikter. ‘Waarom drieduizend euro betalen na dat vijfde jaar? Laat

studenten die na vijf jaar niet zijn afgestudeerd de volledige

kosten dragen, dus zesduizend euro. Het is onterecht dat de

school – en daarmee goede studenten en docenten – financieel

wordt gestraft voor de slechte motivatie van een student of voor

diens verkeerde studiekeuze. En het kan ook niet de bedoeling

zijn dat je na die vijf jaar verder studeert op kosten van de bakker,

de slager en de groenteman.’

Natuurlijk zijn er mensen die er buiten hun schuld langer over

doen, zoals bij langdurige ziekte. ‘Daar moeten we goede

oplossingen voor bedenken. Maar de hele discussie dreigt nu over

die uitzonderingsgevallen te gaan’, merkt Wintels op. En wanneer

een hogeschool in Den Haag met een externe afstudeer-

begeleider afspreekt dat er alleen een rekening komt wanneer de

student de eindstreep haalt, dan valt de politiek daar wat hem

betreft terecht overheen.

Maar het gekke is dat dit soort no cure no pay afspraken op

landelijk niveau ineens wél acceptabel gevonden wordt. Wintels:

‘Het aantal afgestudeerden per jaar één op één koppelen aan een

financiële prikkel voor onderwijsinstellingen, dat lijkt eerlijk en

stevig. Maar als Fontys deze indicator niet haalt, dan worden we

een of twee procent gekort. Dat betekent: ontslagen. Wat zullen

docenten dan kiezen, wanneer ze een student met een vijf of met

een zes moeten beoordelen? Als ik ooit gevraagd zou worden

minister van Onderwijs te worden, dan zou mijn drive zijn de draai

te maken naar minder megalomane, verstikkende, centralistische

en bureaucratische systemen. De samenleving, en met name het

onderwijs schreeuwt om de menselijke maat.’

‘De school wordt ten onrechte gestraft voor de slechte motivatie van een student’

9Interview

Page 12: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

“Verbinding op ambitie”: naar een hogere onderwijskwaliteit voor leerling/student

Gedifferentieerd onderwijsaanbod in tijden van bezuinigingen

Talentmaximalisatie versus marktbehoefte

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

Geen sector zo veelzijdig, uitdagend , veranderlijk en tegelijkertijd nauw

verbonden met onze samenleving als het onderwijs. Er werken ruim

400.000 professionals en ruim 3,8 miljoen leerlingen en studenten

volgen onderwijs. De overheid stelt de eisen waaraan de kwaliteit van

het onderwijs moet voldoen en de instellingen maken keuzes over het

onderwijs dat ze geven. Publiek georganiseerd onderwijs is nu nog

volledig aanbodgericht gefinancierd. Dit gaat snel veranderen onder

invloed van nieuw beleid gericht op vraagsturing, prestatie-afspraken en

minder kansloze studies.

Drie belangrijke ontwikkelingsthema’s kunnen worden genoemd.

“Verbinding op ambitie” gaat over de aanpak om het Nederlandse on-

derwijs over de hele breedte naar een hoger niveau te tillen. Dit mag

niet gezien worden als een opgave van alleen het onderwijs zelf,

alhoewel het daar wel begint. Belangrijke speerpunten zijn:

• Professionalisering:deprofessionalmeerpedagogischendidactisch

toegerust en de bestuurder meer dienend onderwijskundig leider

vanuit een heldere profilering en breed gedragen visie.

• Stimulerende,lerendeomgevingvoorzowelleerling/studentalspro-

fessional.

• Eigenaarschapopelkniveauenmaximalebetrokkenheidineenhigh

trust omgeving.

• (Her-)verbindingmetdeomgeving;ouders,leerlingen,maatschappe-

lijk veld en bedrijfsleven.

“Gedifferentieerd onderwijsaanbod”. De stijging van het opleidings-

niveau van de Nederlandse bevolking is behaald dankzij het goed

bereikbare, gedifferentieerde onderwijsbod dat wij hebben

“Talentmaximalisatie versus marktbehoefte”. Drempelloos opleiden

zonder zicht op beroepsperspectief of voor banen die er niet zijn is niet

“anno nu”. Een passende opleiding, goede motivatie en contextrijk

leren leidt doorgaans tot meer plezier en tot beoogd studieresultaat

van de deelnemer en iedereen die daaraan heeft bijgedragen.

De geschetste uitdagingen waarvoor onderwijsinstellingen vandaag de

dag staan, zijn groot. De druk om te presteren wordt fors opgevoerd.

Het instrumentarium dat men hiervoor gebruikt bestaat uit bekostigings-

maatregelen, met name voor het MBO en HO. Deze raken zowel de

leerlingen/studentenenmakeneeneindeaandevoorspelbaarheidvan

budgetten voor instellingen De impact van deze en andere maatregelen

op de bedrijfsvoering van scholen is nog diffuus en verschilt bovendien

per instelling. Wat wel vaststaat, is dat er minder publiek geld en meer

regels komen. Er moet dus verder bezuinigd worden terwijl het

bereiken van een hogere onderwijskwaliteit juist ook investeren

betekent. Het vraagt grote stuurmanskunst van bestuurders om zelf

budgetruimte daarvoor te creëren.

Naast hervormingen in het onderwijs zou in onze visie ook een

vereenvoudiging van de uitvoering van de bestuurlijke inrichting op zijn

plaats zijn. Daarmee kunnen de vele inconsistenties en tegen-

strijdigheden in het systeem worden opgeruimd en kan het daarmee

vrijgemaakte budget dienen voor de hogere onderwijskwaliteit.

De koers “verbinden op ambities” is een verstandige en kan ook veel

energie opleveren. Verbinden op ambitie, niet alleen in de onderwijs-

keten (nieuwe wegen), maar juist ook met de omgeving (andere

bronnen).

aantal ROC/AOC’s: 70

aantal deelnemers FOC: ca 495.000

aantal HBO’s: 35

Aantal Studenten HBO’s: 423.000

Aantal Universiteiten: 14

Aantal studenten Universiteiten: 246.000

www.vsnu.nlwww.mboraad.nlwww.hbo-raad.nlwww.abnamro.nl/onderwijs

onderwijs

10

Page 13: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

vo mbo hbo wo

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 20090

5

10

15

20

25

30

35

40

Basisonderwijs vmbo/mbo 1 havo/vwombo 2-4 hbo wo

Basi

sond

erw

ijs

vmbo

/mbo

1

havo

/vw

o

mbo

2-4

hbo

wo

Tota

al

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100Mannen

Vrouwen

1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 2025 20300

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

Geen vmbo havo/vwo/mbo

hbowo

Ontwikkeling aantal gediplomeerden

Opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking

Netto arbeidsparticipatie

Raming ontwikkeling opleidingsniveau 30-34 jarigen

Bron: OCW kerncijfers 2006-2010

Bron: OCW kerncijfers 2006-2010

Bron: OCW kerncijfers 2006-2010

Bron: Referentieraming 2011

▶ In 2010 haalden 440 duizend jongeren een diploma.

▶ Doorstroom naar vervolgonderwijs nam over de gehele linie de

afgelopen jaren toe.

▶ Nederland behoort binnen de EU tot de scherpste dalers van

voortijdig schoolverlaters. Binnen de groep 18-25 jarigen is het

percentage in enkele jaren teruggelopen van 15,4% naar 10.9 %.

▶ De stijging van het opleidingsniveau is vooral toe te schrijven aan

het aandeel personen met een hbo of een wo diploma.

▶ Het percentage met een startkwalificatie is gegroeid naar 72%.

Een startkwalificatie biedt significant meer perspectief op werk.

▶ Het aantal werkenden is niet verder toegenomen, ook al had

ongeveer driekwart van de bevolking een betaalde baan.

▶ De arbeidsparticipatie is hoger naar mate men hoger is opgeleid.

▶ Het verschil in opleidingsniveau tussen mannen en vrouwen is

kleiner geworden. In de groep 25-34 jarige vrouwen hebben zij hun

mannelijke leeftijdgenoten zelfs ingehaald.

▶ Per jaar verlaten ruim 300.000 leerlingen en studenten het

onderwijs. Dit zal de komende jaren constant blijven. Een deel gaat

nadat ze uitgestroomd zijn na enige tijd opnieuw het bekostigd

onderwijs in.

▶ Als gevolg van de stijging hbo- en wo- deelname zal deze groep

toenemen van 42% naar 47%.

▶ Het aandeel middelbaar opgeleiden is gedaald en zal nog iets

verder dalen.

11onderwijs

Page 14: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Marco van Ooijen (rechts Wim Groot): ‘Als reactie op de takendiscussie, zie je vooral dat ziekenhuizen elkaar opzoeken’

Wim Groot, hoogleraar gezondheidseconomie:’De zorg is een groeimarkt, ook

in tijden van recessie’

De Nederlandse zorgmarkt is in beweging. De introductie van marktwerking heeft het

gesprek over kwaliteitsverbetering vooruit geholpen. En ziekenhuizen bezinnen zich op

hun taken. Ook AWBZ-aanbieders stellen zich in toenemende mate ondernemend op.

Wim Groot, hoogleraar gezondheidseconomie aan de Universiteit Maastricht , in gesprek

met Marco van Ooijen, directeur Zorg bij ABN AMRO.

12

Page 15: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Ingrijpen aan vraagzijde‘We beleven spannende tijden met de onderhandelingen in het

Catshuis’, zegt Wim Groot. ‘De ruimte om in tijden van

bezuinigingen in te grijpen in de zorg is beperkt geworden. De

tarieven worden immers steeds meer overgelaten aan de vrije

prijsvorming, dus blijft ingrijpen aan de vraagzijde over. Daar liggen

wel wat mogelijkheden. We hebben nog altijd de laagste eigen

bijdrage van Europa. Die zou je kunnen verhogen. En je kunt er

gericht voor kiezen bepaalde zorguitgaven voor eigen rekening te

laten komen.’

Het probleem is dat het basispakket alles dekt, zowel grote als

kleine risico’s, zowel kleine als grote uitgaven. Groot: ‘Neem de

bloeddrukverlagende middelen. Die kosten een paar tientjes per

jaar. Dat zouden mensen zelf kunnen betalen. Hetzelfde geldt

voor het bezoek aan de huisarts, wat negen euro per keer kost.

Eventueel kan ook het inschrijftarief van de huisarts voor eigen

rekening komen. Zelf betalen heeft als voordeel dat mensen

kritischer gaan kijken wat de huisarts voor ze doet.’

In de AWBZ liggen ook nog de nodige ingrepen in het verschiet,

verwacht de hoogleraar. ‘Denk hierbij aan het overhevelen van de

persoonlijke verzorging naar de Wet maatschappelijke onder-

steuning. Maar het belangrijkste onderwerp blijft toch het

scheiden van wonen en zorg. Het verzorgingshuis verdwijnt en er

komen waarschijnlijk mogelijkheden voor private financiering in

aanvulling op AWBZ-zorg. In de toekomst zal deze zorg naar

verwachting alleen beschikbaar zijn voor wie het niet zelf kan

bekostigen. Dus moeten burgers hun voorzorgen nemen: aan-

vullend verzekeren, een pensioenfonds dat zorg voor je inkoopt

of het vermogen van je huis gebruiken door middel van een

omkeerhypotheek.’

Ruimte voor ondernemerschap‘Als bank zijn we blij dat er meer volgens de regels van de markt

gewerkt gaat worden in de zorg’, zegt Marco van Ooijen. ‘Dat past

beter bij de manier waarop banken werken. We financieren liever

in een systeem van marktwerking, dan – zoals nu – op basis van

steeds veranderende regelgeving. Wel wordt er gewaarschuwd

dat marktwerking een kostenopdrijvend effect kan hebben. Wordt

de zorg er op de lange termijn beter en goedkoper van als er meer

ruimte komt voor ondernemerschap?’

Groot: ‘Ik denk dat de introductie van marktwerking per saldo

positief heeft uitgepakt. Het was een belangrijke aanzet tot

kwaliteitsverbetering. We hebben nog veel stappen te gaan, maar

de beweging naar een gerichtere inkoop van zorg en de toe-

nemende aandacht voor kwaliteit is onmiskenbaar. Tot voor kort

was kwaliteitsverbetering een mistige discussie. Maar sinds CZ,

en in het verlengde daarvan de Inspectie, zich op het standpunt

gesteld heeft dat kwaliteit te maken heeft met het volume, is de

discussie helderder geworden.’

Aan de andere kant moet het duidelijk zijn dat marktwerking niet

tot kostenbeheersing leidt, merkt Groot op. ‘Vooral niet zolang er

onvoldoende tegenwicht is voor zorgaanbieders en zorgver-

zekeraars. Marktwerking zorgt wel voor meer efficiency, maar

leidt ook tot volumegroei en dus hogere uitgaven.’

Meer ruimte voor ondernemerschap vraagt ook om een ander

type bestuurder. Met name voor AWBZ-instellingen liggen hier

volgens Groot nog kansen voor verbetering. ‘Veel aanbieders van

AWBZ-zorg denken nog te sterk vanuit de budgetgedachte en

functioneren in feite vooral als uitvoerder, in plaats van als onder-

nemer. En dat terwijl de toenemende personeelskrapte wel om

ondernemerschap vraagt. AWBZ-instellingen moeten veel meer

inspelen op de mogelijkheden van domotica (huisautomatisering)

en andere middelen om te besparen op de factor arbeid. Ook

zouden instellingen die met behoud van kwaliteit een producti-

viteitsgroei weten te realiseren, een bonus moeten krijgen.’

‘We hebben nog altijd de laagste eigen bijdrage van Europa’

13interview

Page 16: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

TakendiscussieIn de ziekenhuiszorg speelt de discussie over de vraag in welke

taken een ziekenhuis zich moet specialiseren. Het lijkt er

vooralsnog op dat elke ziekenhuisorganisatie zoveel mogelijk

taken blijft vasthouden, terwijl op macroniveau meer specialisatie

wenselijk geacht wordt. Blijven de ziekenhuizen stil of komen ze

in beweging? ‘Er gebeurt wel wat, maar het is de vraag of dat

voldoende is’, reageert Groot.

De hoogleraar denkt dat er meer beweging komt wanneer de

overheid zich zou uitspreken over de verspreiding en toeganke-

lijkheid van de spoedeisende hulp. ‘De spoedeisende hulp is voor

elk ziekenhuis een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering,

waar veel andere functies aan vast hangen. Ziekenhuizen zullen

daar nooit op eigen initiatief in snijden. Het is ook de vraag of een

zorgverzekeraar zich daar aan wil branden. Wie wil er bij zijn

klanten bekend staan als de organisatie die de spoedeisende hulp

heeft opgeheven? Toch moet er wat gebeuren aan de

overcapaciteit in de spoedeisende hulp, vooral in de Randstad. We

hebben in Nederland de traumazorg ook weten te regelen, dan

moet dat met de spoedeisende hulp toch ook kunnen?’

Van Ooijen: ‘Als reactie op de takendiscussie, zie je vooral dat

ziekenhuizen elkaar opzoeken. Het Kennemer Gasthuis praat met

het Spaarne Ziekenhuis, het OLVG met het Sint Lucas Andreas

Ziekenhuis en Atrium met Orbis. Een nieuwe fusiegolf lijkt op

komst. Was dat de bedoeling?’

Groot: ‘Als de NMa het niet tegenhoudt, hebben we over pakweg

twintig jaar nog vijftig ziekenhuizen over. Weliswaar met meerdere

vestigingen per ziekenhuis, maar er dreigt monopolievorming op

lokaal niveau. De NMa zou daar veel strikter op kunnen toezien.

Dat geldt ook voor de macht van de verzekeraars. Toen Achmea

De Friesland overnam, klaagden apothekers mijns inziens terecht

dat ze weinig meer te kiezen hebben in de provincie Friesland.

Deze combinatie heeft daar tachtig procent van de markt.’

Het zou volgens Groot ook kunnen dat de ziekenhuismarkt zich

meer langs de zorginhoudelijke lijnen ontwikkelt. ‘De RVZ heeft

het over netwerkstructuren binnen een regionale keten, waar dan

eerstelijnscentra en algemene, topklinische en academische

ziekenhuizen deel van uitmaken. En voor bijvoorbeeld borstkanker

kan ik me goed voorstellen dat er een landelijk netwerk van

ziekenhuizen komt. Het staat of valt eigenlijk met de vraag hoe

we in de toekomst tegen het ziekenhuis aankijken. Is dat een

gebouw dat grotendeels samenvalt met een organisatie, zoals nu?

Of is het een soort bedrijfsverzamelgebouw, waarin bijvoorbeeld

ook een landelijke keten van orthopedische ziekenhuizen of een

buitenpost van een topklinisch ziekenhuis gevestigd wordt?’

Wim Groot: ‘Ik denk dat zorginstellingen vooral zullen moeten investeren in kennis en kundigheid op financieel gebied’

‘Meer ruimte voor ondernemerschap vraagt om ander type bestuurder’

14

Page 17: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Veilige beleggingGroot verwacht dat de financiering van zorgorganisaties

mogelijkheden biedt voor risicodragende investeringen. ‘De zorg

is een groeimarkt, ook in tijden van recessie. Al is het rendement

niet hoog, het is wel een relatief veilige belegging voor de lange

termijn. En er is nog veel ruimte voor efficiencyverbetering. De

beperkingen die de minister stelt, bijvoorbeeld dat er pas na drie

jaar winst mag worden uitgekeerd, hoeft toch ook het probleem

niet te zijn.’

Daar komt bij dat de mogelijkheden voor bancaire financiering niet

groter geworden zijn, constateert Groot. ‘Dan kunnen risico-

dragende kapitaalverschaffers een alternatief zijn, met name voor

activiteiten waar banken misschien wat huiverig tegenover staan.

En het is voor een zorgdirecteur sowieso belangrijk om je voor de

kapitaalverstrekking niet afhankelijk te maken van één partij.’ Hij

merkt op dat banken meer te zeggen hebben gekregen. ‘Bij

recente bouwinvesteringen hebben sommige ziekenhuizen onder

druk van de banken een efficiencyslag moeten maken. Vreemde

ogen dwingen.’

Rol van banken‘Dat is inderdaad een mooi voorbeeld van hoe dit werkt’, reageert

Van Ooijen. ‘Voorheen presenteerde een ziekenhuis ons hun

managementopgave. Maar dat volstaat niet meer. Wij zijn als

financier vooral ook geïnteresseerd in de manier waarop ze de

investeringen denken terug te verdienen. De rol van de banken is

gewijzigd door de stelselwijziging in de zorg. We dragen meer

risico en stellen daarom andere eisen. Dat is een tamelijk nieuwe

benadering, voor zorginstellingen en voor ons. De reacties van

zorgbestuurders lopen uiteen. De een vindt ons te terughoudend,

de ander vraagt zich af waarom wij nog steeds ziekenhuizen

financieren.’

Groot: ‘Je moet je afvragen of zorginstellingen de knowhow

hebben om alle veranderingen die op hen afkomen, aan te

kunnen. Ik denk dat ze vooral zullen moeten investeren in kennis

en kundigheid op financieel gebied. Een chief financial officer in

de Raad van Bestuur zou niet misstaan. Dat geldt ook voor de

Raad van Toezicht. Er worden in de financiering van de zorg de

nodige fouten gemaakt. Misschien moeten we dat ook

accepteren. Maar laat het niet te wijten zijn aan gebrekkig

financieel inzicht.’

‘De rol van banken is gewijzigd door de stelselwijziging in de zorg’

15interview

Page 18: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

langdurige zorg Verzorgingshuizen verdwijnen; ouderen gaan eigen woonruimte organiseren

Woonzorgaanbod wordt steeds diverser

Kansen voor nieuwe toetreders op de markt voor wonen en zorg

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

Tot de langdurige zorg behoren de ouderenzorg, de gehandicaptenzorg

en de langdurige geestelijke gezondheidszorg. In de sector zijn

ongeveer 800 instellingen actief en werd in 2010 EUR 29,3 miljard

uitgegeven (Bron CBS). De doelgroepen zijn zeer divers en daarmee

ook het zorgaanbod. Langdurige zorg wordt zowel in de thuissituatie

aangeboden als in woonvoorzieningen. De langdurige zorg wordt

voor het grootste deel betaald uit de AWBZ, een verplichte volks-

verzekering. Vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

wordt de huishoudelijke zorg thuis vergoed.

De langdurige zorg wordt in de afgelopen jaren gekenmerkt door een

steeds groter gebruik van de beschikbare voorzieningen, sterk groeien-

de zorguitgaven en steeds grotere instellingen met relatief veel regel

geving en zelf opgelegde bureaucratie. Als reactie hierop is een beweging

te zien naar meer nadruk op de vertrouwensrelatie tussen de zorg-

verlener en de cliënt. Er zijn nieuwe toetreders op de markt gekomen

die adequaat inspelen op deze ontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn

instellingen als de Thomashuizen voor de gehandicaptenzorg en Buurt-

zorg voor de thuiszorg. Ook grote instellingen zijn bezig een omslag te

maken naar kleinschaligheid en naar het afschaffen van regelgeving die

beknellend werkt in de relatie tussen zorgverlener en cliënt. Voor deze

instellingen betekent dat kleinere woongroepen en medewerkers die

als team verantwoordelijk zijn voor alle zorgtaken voor een bepaalde

groep mensen. Van de 500 duizend nieuwe banen sinds 2000, is drie-

kwart in de zorg gecreëerd. De zorg is daarmee een van de motoren van

de Nederlandse economie. Bij ongewijzigd beleid zijn in de zorg de

komende 15 tot 20 jaar 400 duizend extra medewerkers nodig om te

voldoen aan de toenemende zorgvraag. Deze zijn niet beschikbaar. Er

moeten dus andere soorten oplossingen komen: meer mantelzorg,

efficiënter werken, innovaties van zorgprocessen en E-health. De

zorgverzekeraars gaan vanaf 2013 de AWBZ uitvoeren, zodat meer

samenhang ontstaat met de medisch-specialistische zorg en de

zorgkosten beter integraal beheerst kunnen worden.

In 2014 worden de eerste stappen gezet op het gebied van scheiding

van wonen en zorg. ABN AMRO verwacht dat dit de komende jaren

uitgebreid wordt naar een grotere doelgroep en dat dit een grote impact

heeft op de woonzorgvoorzieningen. Verzorgingshuizen als grote

intramurale voorziening, zullen verdwijnen. Ouderen gaan hun eigen

woonruimte organiseren, individueel of in groepsverband. De

zorginstellingen moeten hun positie bepalen als zorgverlener of als

leverancier van woonzorgoplossingen. Vastgoed zal niet alleen meer

door zorgaanbieders en woningcorporaties gerealiseerd worden, maar

er komen nieuwe spelers. Bijvoorbeeld vastgoedfondsen die zich richten

op vastgoed dat geschikt is voor zorg, maar ook alternatief

aanwendbaar. Zo ontstaat voor vastgoedinvesteerders een belegging

met een maatschappelijk rendement in een stabiele groeimarkt. Vooral

de markt voor ouderenzorg is door de groeiende zorgvraag interessant

voor vastgoedbeleggers. Dit leidt tot een meer divers aanbod van

voorzieningen, passend bij de zorgvragen, leefstijlen en financiële

mogelijkheden van de cliënten. ABN AMRO verwacht een groot aantal

toetreders in de markt die inspelen op de ontwikkelingen en een

bijdrage leveren aan een meer divers aanbod.

Uitgaven ouderenzorg: EUR 16 mrd

Uitgaven gehandicaptenzorg: EUR 7,9 mrd

Uitgaven geestelijke gezondheidszorg:

EUR 5,4 mrd

Uitgaven langdurige zorg per hoofd: EUR 1.764

Aantal instellingen: circa 800

Aantal klanten: 600.000

Aantal medewerkers zorg & welzijn: 1.300.000

www.minvws.nlwww.nza.nlwww.actiz.nlwww.vgn.nl

16

Page 19: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

7,60% 7,40%

11,90% 11,80%

8%

3,30%3,60% 4%

5,60% 6,10% 5,80%

3,60%

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

13,4%

9,0%

24,5%

17,4%

21,1%

14,5%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

2000 2011MannenVrouwenTotaal

0,8%

1,4%

0,4%

1,5%

2,4%

1,1%

1,5%

1,9%

1,5%

0%

1%

1%

2%

2%

3%

3%

Ouderenzorg Gehandicaptenzorg Geestelijke Gezondheidszorg

200820092010

21,2%20,0%

14,7%

21,1% 21,2%

14,8%

21,8%23,6%

16,7%

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

Ouderenzorg Gehandicaptenzorg Geestelijke Gezondheidszorg

2008

2009

2010

Ontwikkeling zorguitgaven

Aantal 80-plussers in verzorgingshuis of verpleeghuis

Ontwikkeling resultaten zorginstellingen

Ontwikkeling solvabiliteit zorginstellingen

Bron: CBS

Bron: CBS

Bron: CIBG, analyse ABN AMRO

Bron: CIBG, analyse ABN AMRO

▶ De totale zorguitgaven zijn in 2010 met 3,6% toegenomen. De

stijging van de zorguitgaven was veel minder sterk dan in de drie

voorgaande jaren.

▶ De zorguitgaven zijn in de periode 1999 tot en met 2010

verdubbeld en bedragen in 2010 EUR 87,6 miljard.

▶ Het aandeel van de zorguitgaven als percentage van het bruto

binnenlands product (bbp) bedraagt in 2010 14,8%. Volgens de

OESO heeft Nederland na de Verenigde Staten de hoogste

zorgkosten ten opzichte van het bbp.

▶ Het aantal 80-plussers is van 2000 tot 2011 gestegen van 480.000

naar 640.000. Daarvan woont een steeds kleiner aandeel (21,1%

in 2000 en 14,5% in 2011) in een verzorgingshuis of verpleeghuis.

▶ Het aantal 80-plussers dat in een verzorgingshuis of verpleeghuis

woont is ook in absolute zin gedaald. In 2000 woonden 106.000

80-plussers in een verpleeghuis of verzorgingshuis. In 2011 was

dat aantal 97.000.

▶ Door de vergrijzing neemt het aantal 80-plussers de komende jaren

verder toe. Een steeds groter deel van deze groep blijft zelfstandig

wonen en ontvangt zorg aan huis.

▶ De resultaten (als percentage van de omzet) zijn de laatste drie

jaren in de gehandicaptenzorg het hoogst geweest en in de gees-

telijke gezondheidszorg het laagst.

▶ De resultaten variëren in elk van de drie sectoren tussen de -5%

en de +10%. Ongeveer driekwart van de instellingen heeft een

resultaat tussen de 0 en 2%.

▶ De instellingen zijn de afgelopen jaren, na de overgang naar de zzp-

bekostigingssystematiek, gemiddeld gesproken goed in staat

geweest om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe

regelgeving. Een beperkte groep instellingen blijft daarin achter.

▶ Zowel in de ouderenzorg als in de gehandicaptenzorg en de

geestelijke gezondheidszorg is de solvabiliteit van de

zorginstellingen de afgelopen jaren verbeterd.

▶ Van de zorginstellingen heeft 15% een solvabiliteit lager dan 15%.

Waar instellingen verouderd vastgoed op de balans hebben staan,

zal door herwaardering de eigen vermogenspositie verslechteren.

▶ De solvabiliteit van de instellingen in de geestelijke gezondheids-

zorg is het laagst met gemiddeld 16,7%. De bezuinigingen in deze

sector zetten de financiële positie van de instellingen de komende

jaren verder onder druk.

17langdurige zorg

Page 20: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

medisch-specialistische zorg Zorgverzekeraars hebben steeds meer invloed op zorgketen

Liquiditeiten ziekenhuizen staan onder druk

Ziekenhuizen moeten durven kiezen

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

De curatieve zorg is gericht op behandeling en genezing. In de eerste

lijn wordt dit uitgevoerd door onder meer de huisartsen, apothekers

en tandartsen. Tot de tweede lijn behoort de medisch-specialistische

zorg. In deze sector zijn 91 algemene ziekenhuizen actief en acht

academische ziekenhuizen. Daarnaast zijn er ongeveer 200

gespecialiseerde zelfstandige behandelcentra (ZBC’s). De totale

kosten van de medisch-specialistische zorg bedroegen in 2010

EUR 22,4 miljard, 3,5% meer dan in 2009. EUR 400 miljoen aan zorg

wordt geleverd door de ZBC’s.

De minister van Volksgezondheid gaat verder waar de vorige ministers

zijn opgehouden. De garanties op budgetten en continuïteit zijn groten-

deels verleden tijd. In een bestuurlijk akkoord is overeen gekomen dat

de kosten van de medisch- specialistische zorg de komende jaren maxi-

maal met 2,5% mogen toenemen. Dat is aanmerkelijk lager dan de 3%

tot 6% groei in de afgelopen jaren. Overschrijdingen worden terug-

gehaald en de zorgverzekeraars zijn na afschaffing van de expost risico-

verevening, financieel verantwoordelijk voor de kosten van hun eigen

cliënten. Er ligt een wetsontwerp waarin winstuitkering onder voorwaar-

den wordt toegestaan. Het doel daarvan is het aantrekken van risico-

dragend kapitaal, zodat er voor ziekenhuizen nieuwe financierings-

mogelijkheden ontstaan en risico’s gedeeld kunnen worden. De

ziekenhuizen worden daardoor minder afhankelijk van de banken.

Tegelijkertijd wordt een positieve impuls verwacht door de inbreng van

nieuwe competenties en toezicht door aandeelhouders. De liquiditeiten

van ziekenhuizen staan in 2012 onder grote druk door het terugbetalen

van financieringsoverschotten aan de zorgverzekeraars en het afschaffen

van de verplichte bevoorschotting. Zorgverzekeraars zijn bereid te

bevoorschotten onder voorwaarde van een contract. De zorg-

verzekeraars hebben een regierol gekregen in het proces naar meer

gespecialiseerde ziekenhuizen en het concentreren van zorg.

De minister wil dat ziekenhuizen zich meer gaan specialiseren. De

eerste stappen zijn gezet. Ziekenhuisbestuurders en medisch specialis-

ten kiezen voor een specialisme of een profiel waarmee het ziekenhuis

zich wil onderscheiden. Tegelijkertijd zien we dat ziekenhuizen nog moei-

zaam afstand doen van een specialisme om deze aan een ander zieken-

huis over te laten. De roep om specialisatie heeft een sterke impuls ge-

geven aan de samenwerking tussen ziekenhuizen en er zijn een aantal

voorgenomen fusies tussen ziekenhuizen. Het achterliggende doel

moet daarbij niet uit het oog verloren worden: verbeteren van de kwali-

teit en de efficiëntie van medisch-specialistische zorg. De ZBC’s zijn een

goed voorbeeld van specialisatie. Zij richten zich op een specialisme of

een aandoening en zorgen voor innovatie van het zorgproces. De

komende jaren worden ziekenhuizen die het financieel zwaar hebben,

overgenomen door particuliere investeerders en zorgondernemers die

nu al actief zijn.. Het onderscheid tussen deze ziekenhuizen en de ZBC’s

vervaagt. Zo ontstaat een speelveld waarin reguliere ziekenhuizen

opereren naast ziekenhuizen en ZBC’s die in particuliere handen zijn.

Wij verwachten voor de komende jaren dat de zorgverzekeraars steeds

meer invloed krijgen op de zorgaanbieders. Ze worden integraal verant-

woordelijk voor alle zorg voor hun cliënten en krijgen daardoor een groot

belang in het optimaal functioneren van de zorgketen.

Totale uitgaven gezondheidszorg in 2008: EUR

87,6 mrd

Uitgaven gezondheidszorg per hoofd: EUR 5.272

Aantal ziekenhuizen: 91

Aantal ZBC’s: 200

Aantal bedden: 46.515

Gemiddelde reistijd patiënt naar het ziekenhuis:

13,3 minuten

Gemiddelde ligduur: 5,3 dagen

Aantal medewerkers ziekenhuizen: 273.000

www.minvws.nlwww.nza.nlwww.wfz.nlwww.nvz.nl

18

Page 21: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

30,2%

22,3%

12,8%

13,2%

21,6%

Achmea (inclusief Agis)

VGZ

CZ

Menzis

Multizorg

4372

115

179

335

400

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

2005 2006 2007 2008 2009 2010

1,50%

1,00%

0,80%

1,00%

0,60%

1,80%1,90%

0,0%

0,2%

0,4%

0,6%

0,8%

1,0%

1,2%

1,4%

1,6%

1,8%

2,0%

2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

8,1%9,0%

10,8%

12,1%

14,0%

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

16%

2006 2007 2008 2009 2010

Marktaandelen zorgverzekeraars medisch-specialistische zorg

Omzet Zelfstandige Behandelcentra

Ontwikkeling financieel resultaat van de ziekenhuizen

Ontwikkeling solvabiliteit van de ziekenhuizen

Bron: NZA

Bron: Boer&Croon

Bron: NvZ, CIBG

Bron: CIBG, analyse ABN AMRO

▶ De markt van zorgverzekeraars is sterk geconcentreerd. Er zijn vier

grote zorgverzekeraars en één inkoopcombinatie. De grootste zorg-

verzekeraar is Achmea (inclusief Agis), die zal samengaan met De

Friesland (nu onderdeel Multizorg inkoopcombinatie).

▶ De regionale marktaandelen voor de zorgverzekeraars zijn nog

groter. Zo hebben CZ en VGZ gezamenlijk 85% marktaandeel in

Zuid-Nederland.

▶ Door de concentratie hebben de zorgverzekeraars een aanzienlijke

inkoopkracht tegenover de ziekenhuizen en worden ze steeds meer

bepalend voor de inrichting van de medisch-specialistische zorg.

▶ Het aantal en de omvang van de ZBC’s is de laatste jaren fors

gegroeid. Van EUR 43 miljoen in 2005 tot EUR 400 miljoen in 2010

(cijferst/m2009bronBoer&Croon,2010isschattingABNAMRO).

▶ De NZA geeft aan dat in 2011 200 ZBC’s gecontracteerd zijn. Zorg-

verzekeraars zijn in 2012 terughoudender met het contracteren van

ZBC’s, omdat zij nu zelf verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling

van de zorgkosten.

▶ Voor specialismen als orthopedie, oogheelkunde en dermatologie

ontstaan steeds meer bovenregionaal en landelijk werkende

ketens van ZBC’s.

▶ Het financiële resultaat van de Nederlandse ziekenhuizen bedraagt

in 2010 1,9% (resultaat als aandeel van de omzet). De afgelopen

twee jaar zijn de resultaten van de ziekenhuizen verbeterd.

▶ De positieve resultaten worden voor een belangrijk deel verklaard

door de ‘winsten’ die de ziekenhuizen behalen met de

kapitaallastenvergoeding. Deze is met de huidige regelgeving vaak

hoger dan de werkelijke kosten zijn.

▶ De prestatiebekostiging kan grote effecten hebben op de

exploitaties van ziekenhuizen. De verschillen in resultaten tussen

de ziekenhuizen nemen de komende jaren verder toe.

▶ De solvabiliteit (eigen vermogen als aandeel in het balanstotaal) is

in de periode 2006 tot en met 2010 gestegen van 8,1% tot 14,0%.

▶ Een sterkere balanspositie voor de ziekenhuizen is noodzakelijk,

gegeven de toegenomen risico’s door de invoering van de

prestatiebekostiging en de uitbreiding van het B-segment tot 70%

in 2012.

▶ Nog ongeveer de helft van de ziekenhuizen zou het eigen

vermogen de komende jaren moeten verbeteren om te voldoen

aan een streefratio voor de solvabiliteit van 15%.

19medisch-specialistische zorg

Page 22: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Piet Eichholtz (links) in gesprek met Jeroen Dungelmann: ‘Het kabinet had de verlaging van de overdrachtsbelasting als wisselgeld moeten bewaren’

Piet Eichholtz, hoogleraar financiering en vastgoed:’Kijk opnieuw naar de begrenzing van

woningcorporaties’

Met de val van het kabinet wordt de woningmarkt op korte termijn niet meer uit het slob

getrokken. Maar zodra er een geloofwaardig totaalplan ligt zullen mensen weer huizen

gaan kopen, voorspelt Piet Eichholtz. Intussen heeft de corporatiebranche nog voldoende

huiswerk: het toezicht verbeteren, scheefwonen aanpakken en de liquiditeit verhogen.

Piet Eichholtz, hoogleraar Vastgoedfinanciering en Vastgoedbeleggingen aan de

Universiteit van Maastricht, in gesprek met Jeroen Dungelmann, directeur

Woningcorporaties bij ABN AMRO.

20

Page 23: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Duurzame financiering‘Ik vind dat de politiek het prima kan verkopen om alsnog

voor afschaffing van de hypotheekrenteaftrek te kiezen. De

economische omstandigheden zijn immers drastisch veranderd de

afgelopen jaren. En de consument komt pas weer in beweging als

de overheid met een geloofwaardig plan komt dat een einde

maakt aan de onzekerheid op de huizenmarkt. Maar ik vrees dat

enkele politieke partijen zich teveel hebben ingegraven met haar

“nee” tegen de afschaffing’, aldus Piet Eichholtz.

De hoogleraar is een van de 22 economen achter het manifest

Naar een duurzame financiering van de woningmarkt. Iedereen is

het er volgens hem over eens dat de problematiek van de huur- en

koopmarkt in een allesomvattend plan moet worden aangepakt.

Eichholtz: ‘Oliedom dat het kabinet alleen met een verlaging van

de overdrachtsbelasting kwam. Dat hadden ze als wisselgeld

moeten bewaren voor het totaalplan.’

De onzekerheid in de woningmarkt heeft voor een toename van

de vraag naar huurwoningen gezorgd. Maar die is tijdelijk, zegt

Eichholtz: ‘Voor de crisis was er meer behoefte aan koop-

woningen, met name in de grote steden. In Amsterdam is maar

20% eigen woningbezit en al jaren blijkt uit marktonderzoek dat

veel mensen eigenlijk willen kopen. Maar nu kiezen ze voor huren,

uit onzekerheid over hoe de koop van een huis op de lange termijn

zal uitpakken.’ Zodra de overheid met geloofwaardig beleid komt,

zullen mensen weer een huis gaan kopen, voorspelt de hoog-

leraar.

ScheefwonenHet is Eichholtz in het verkeerde keelgat geschoten dat een op de

zes woningcorporaties nog niet weet of ze de vijfprocents-

maatregel van de minister tegen het scheefwonen wil uitvoeren:

‘Er zijn bijna een half miljoen scheefhuurders en nog eens een

half miljoen huurders die net boven de inkomensgrens van 33

duizend euro zitten. Daar moeten we wat mee. Ik vind het moreel

niet verteerbaar als deze mensen gesubsidieerd blijven huren. Ze

hebben een lot uit de loterij, op kosten van de gemeenschap. En

dat is op zichzelf nog niet eens zo erg. Maar er zijn tegelijkertijd

honderdduizenden economisch zwakkeren die daardoor geen

corporatiewoning kunnen krijgen. Schandalig dat woning-

corporaties niet meewerken aan overheidsbeleid om daar wat aan

te doen. Dan kiezen ze dus tégen de zwaksten in de samenleving.’

Falend toezichtEen ander heet hangijzer is het falende toezicht op de woning-

corporaties. Eichholtz: ‘Ook al blijken er in de praktijk vooral

schaalnadelen te zijn, toch fuseert de ene na de andere corporatie.

Het bestuur komt verder op afstand te staan, de kosten per

woning gaan omhoog en de doelgroep wordt slechter bediend.’

Volgens Eichholtz komen fusies niet voort uit de vaak genoemde

drang naar efficiency, of uit de wens rijke en arme corporaties aan

elkaar te verbinden. Eichholtz: ‘De eigenlijke drijfveer is bijna altijd

de ijdelheid van de bestuurder. Je hebt vijfduizend woningen,

maar wilt de baas worden over tienduizend. Dus zoek je de

buurman op, waarvan de bestuurder toch bijna met pensioen

gaat.’ Dit soort overwegingen speelt in het bedrijfsleven net zo

goed, weet de hoogleraar. ‘Maar daar heb je vaak met aandeel-

houders te maken, die een sterke tegenmacht vormen. Bij een

woningcorporatie grijpt een toezichthouder zelden in.’

Zestien jaar geleden zei Eichholtz in het blad Beleggers Belangen

dat woningcorporaties wel naar de beurs zouden kunnen. De

corporaties vonden dat een schandalige suggestie, herinnert hij

zich. Maar een beursgenoteerd bedrijf heeft in ieder geval met de

macht van de aandeelhouder te maken. In het huidige stelsel

krijgen de woningcorporaties nauwelijks weerwoord. Ook de

overheid heeft geen middelen meer om rechtstreeks in te grijpen.

‘Het wordt tijd om opnieuw naar de begrenzing van woning-

corporaties te gaan kijken’, vindt de hoogleraar. Het kabinet deed

volgens hem op een verkapte manier al iets aan de governance-

problemen, door de huurders van een corporatiewoning het recht

op koop te geven. Eichholtz: ‘Stel dat je een flink deel van de 2,4

miljoen corporatiewoningen verkoopt, dan heb je voor die

woningen de governance meteen goed geregeld. Al vraag ik me

af of dit beleid in de praktijk tanden krijgt. De corporaties proberen

‘Het is moreel onverteerbaar als scheefhuurders gesubsidieerd blijven huren’

21interview

Page 24: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

al jaren hun woningen aan zittende bewoners te verkopen, maar

die blijken daar niet erg happig op te zijn.’

Financiële expertiseDat het toezicht slecht functioneert, wordt voor iedereen duidelijk

wanneer woningcorporaties met liquiditeitsrisico’s te maken

krijgen. Recent trokken vooral de problemen met rentederivaten

de aandacht. Jeroen Dungelmann:‘Onze relatiemanagers merken

dat woningcorporaties sterker zijn gaan letten op het liquiditeits-

risico. Incidenten zijn schadelijk voor de reputatie van de sector.

Maar we zien ook dat men deze incidenten in perspectief weet

te plaatsen.’ Dungelmann verwacht dat de Herzieningswet en de

bijbehorende Algemene Maatregelen van Bestuur en beleids-

regels op korte termijn een helder kader geven, zonder dat er

sprake is van overregulering.

Eichholtz: ‘Het moet me van het hart dat de corporaties slecht worden bediend in de wetgeving’

‘De eigenlijke drijfveer bij fusies is bijna altijd de ijdelheid van de bestuurder’

22

Page 25: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

De financiële expertise in de raad van commissarissen is door-

gaans te zwak, constateert Eichholtz. ‘Toezichthouders hebben

per definitie een informatieachterstand op de raad van bestuur,

dus moeten ze deze expertise actief in huis halen.’ Maar het

probleem zit dieper, waarschuwt hij. ‘De woningcorporaties

bedienen zo’n enorm deel van de markt – vier keer zoveel als het

Europees gemiddelde – en er gaat zoveel kapitaal in om, daar

móet je extra toezicht voor optuigen. Al die miljarden, wie houden

er toezicht op? Onvoorstelbaar dat zoiets groots onder de radar

van het financiële toezicht blijft.’

Vooral het toezicht op de kasstroom schiet tekort. Corporaties zijn

veel – ruim 50% van hun bruto huurinkomsten – kwijt aan vaste

lasten. Eichholtz: ‘Daarmee maken ze zich ongelooflijk kwetsbaar.

Er gaat enorm veel verloren aan inefficiëntie. Het moet zonder

meer mogelijk zijn om 10% op de vaste lasten te bezuinigen. Bij

commercieel vastgoed liggen de vaste lasten gemiddeld op 25%.’

Alternatieve financieringCorporaties zijn gewend om met geborgde leningen te werken.

Voor financiering buiten de zogenaamde ‘diensten van algemeen

economisch belang’ (DAEB) verandert dit regime. Woning-

corporaties zijn zich soms nog onvoldoende bewust van de

alternatieve mogelijkheden voor ongeborgde financiering,

constateert Dungelmann. ‘Ze kunnen voor financiële constructies

kiezen waarbij investeringen niet op de balans drukken. Lease

bijvoorbeeld. Wij financieren duurzame energieprojecten bij

woningcorporaties, zoals warmtekoudekoppeling. Ook de

subsidieaanvraag en dergelijke kunnen wij volledig uit handen

nemen. Willen we in Nederland echt grote slagen maken in het

terugdringen van CO2-uitstoot en het toepassen van alternatieve

energiebronnen, dan vormen de 2,4 miljoen woningen van de

corporaties natuurlijk een aantrekkelijk volume.’ Aan deze

verduurzaming van de BV Nederland draagt ABN AMRO graag bij,

merkt Dungelmann op.

Eichholtz: ‘Met behulp van dit soort financiële oplossingen kunnen

woningcorporaties een substantiële bijdrage leveren aan een

cultuuromslag. En investeren in duurzaamheid leidt tot hogere

huren, verbeterde bezetting en een betere verkoopbaarheid.

Het moet me wel van het hart dat de corporaties slecht worden

bediend in de wetgeving. Huurders zijn best bereid een huur-

verhoging te accepteren in ruil voor een lagere energierekening.

Maar voor die verhoging biedt de wet nauwelijks ruimte. En zelf

een energiebedrijf opzetten mogen de corporaties ook al niet. De

corporaties zouden bij uitstek grote slagen kunnen maken in

duurzaamheid, maar het systeem verhindert dat. Dat is de

paradox van de duurzaamheid in de woningmarkt.’

StaatssteunVooruitblikkend verwacht Eichholtz dat de woningcorporatiemarkt

de komende vijf jaar kleiner zal worden. ‘Dat proces is al volop

aan de gang. Veel corporaties bouwen op elke twee woningen die

ze afstoten één nieuwe.’ Daarnaast zullen corporaties zich weer

meer op de lokale markt gaan richten. Eichholtz: ‘Lokale

specialisatie werkt. Met vijf- tot tienduizend woningen in een

gemiddelde stad ben je er als corporatie wel. Dan gaan we van de

huidige 400 terug naar zo’n 200 corporaties en blijft er alsnog

voldoende lokale concurrentie over.’

Onduidelijk is in hoeverre het Nederlandse systeem van geborgde

financiering in stand blijft, merkt Eichholtz op. ‘We hebben in ons

land van oudsher veel gefinancierd op basis van garantstelling.

Dat is geen probleem zolang alles goed gaat en er niet op die

garanties getrokken hoeft te worden. Maar als het fout gaat, dan

worden die garanties plotseling echte staatsschulden. En dat staat

haaks op het Europese denken over de manier waarop landen de

staatsschuld in de hand moeten houden.’

‘Toezichthouders hebben per definitie een informatieachterstand’

23interview

Page 26: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

woningcorporaties Splitsing DAEB en niet-DAEB financiering krijgt vorm

Opkomst alternatieve financiering duurzaamheid en tijdelijke huisvesting

Hogere exploitatiekasstroom van jaarlijks EUR 1 miljard

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

De meeste huurwoningen in Nederland zijn in eigendom van

woningcorporaties. Ons land telt 400 corporaties. Circa driekwart van

de huurwoningen en eenderde van de totale woningmarkt in

Nederland is in handen van corporaties (2,4 miljoen woningen).

Woningcorporaties houden zich ondermeer bezig met het bouwen,

beheren en verhuren van (huur)woningen. Daarnaast leveren zij een

belangrijke bijdrage aan het verbeteren van leefbaarheid en investeren

zij in duurzaamheid. In 2010 hebben zij circa EUR 10 miljard

geïnvesteerd.

Een belangrijke ontwikkeling voor de sector is de herziening van de

Woningwet. Deze ligt ter behandeling voor in de Tweede en Eerste

Kamer. Na goedkeuring stelt de Ministerraad een Algemene Maatregel

van Bestuur op en legt deze voor aan de Tweede Kamer. Er komt een

splitsing in borgbare (DAEB) en niet-borgbare (niet-DAEB) activiteiten,

waarbij het kader wordt vastgesteld door huurprijs- en

inkomensgrenzen. Verder staat investeren in duurzaamheid op de

strategische agenda. Het verlagen van de totale woonlast voor de

huurder is hierbij een uitgangspunt, maar ook het toevoegen van

waarde aan het vastgoed. Daarnaast komt er meer aandacht voor

specifieke huisvestingsthema’s, zoals voldoende huisvesting voor

studenten en EU-arbeidsmigranten. De druk om de

exploitatiekasstroom verder te verbeteren, blijft toenemen. Door de

stagnerende verkoopresultaten en de bijdrage aan de huurtoeslag, die

corporaties moeten gaan afdragen, moet de ingezette trend van de

dalende onderhouds- en bedrijfslasten de komende jaren doorzetten.

De historisch lage rente heeft een positief effect op de gemiddelde

rentelast van de sector, maar heeft tegelijkertijd duidelijk gemaakt dat

liquiditeitsmanagement en het toezicht daarop, moet verbeteren.

Corporaties krijgen door de nieuwe woningwet te maken met een

- tenminste - administratieve splitsing in ’sociale’ en ’commerciële’

activiteiten. Dit brengt tevens een scheiding in financieringsbronnen

met zich mee. Corporaties moeten, net als iedere onderneming, gaan

bepalen welke financiering voor een financieringsvraagstuk het beste

alternatief is. ABN AMRO verwacht dat de komende jaren een

driedeling ontstaat in de financiering: geborgde financiering,

traditionele bancaire financiering voor niet-DAEB vastgoed en

objectfinanciering. Objectfinanciering is bijvoorbeeld goed toepasbaar

bij investeringen in duurzame installaties en (semi-)tijdelijke

huisvesting en gaat de komende jaren een sterke groei laten zien.

ABN AMRO schat in dat het totaal aantal sociale huurwoningen de

komende jaren geleidelijk daalt naar circa 1,5 miljoen. Door verkopen

vallen miljarden aan stille reserves vrij. De kasstromen verbeteren

door verlaging van onderhouds- en bedrijfslasten enerzijds en

huurverhogingen anderzijds. De huur in de sector bedraagt gemiddeld

zo’n 70% van maximaal redelijk. ABN AMRO verwacht dat dit

percentage de komende tien jaar stijgt naar zeker 80%. Dat resulteert

in een hogere kasstroom, ondanks de geleidelijke daling van het aantal

sociale huurwoningen, van jaarlijks EUR 1 miljard. Corporaties

verkleinen hun leningenportefeuilles en investeren blijvend in de

kwaliteit en duurzaamheid van hun woningvoorraad. Een cruciale

voorwaarde is wel dat ’Den Haag’ een deel van dit vermogen en deze

hogere kasstroom in de sector laat.

Aantal woningcorporaties: 400

Aantal woningen: 2,4 mln

Gemiddelde maandhuur: EUR 422

Gemiddelde WOZ-waarde: 157.000

Gemiddelde solvabiliteit: 27,2%

Aantal nieuwe huurwoningen: 28.600

Aantal nieuwe koopwoningen: 7.900

Aantal medewerkers: 28.000

www.aedesnet.nlwww.cfv.nlwww.wsw.nlwww.rijksoverheid.nlwww.woconet.nl

24

Page 27: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

2009 2010

38 39 5252

74

22 22

22873

214< 500 woongelegenheden

500 - 5.000 woongelegenheden

5.000 - 10.000 woongelegenheden

10.000 - 20.000 woongelegenheden

> 20.000 woongelegenheden

4 corporaties

391 corporaties

9 corporaties

389corporaties

43.000 woningen

2.357.367woningen

0%

20%

40%

60%

80%

100%

2009 2010

Voldoende solvabiliteit Onvoldoende solvabiliteit

2009 2010

61 2122

6

324 369

Voorgenomen activiteiten passen bij vermogenspositie (A1-oordeel)

Voorgenomen activiteiten brengen continuïteit op middellange termijn in gevaar (A2-oordeel)

Voorgenomen activiteiten brengen continuïteit in het derde jaar in gevaar, terwijl in de laatste jaren weer balans wordt gevonden (B1-oordeel)

Voorgenomen activiteiten brengen continuïteit op kort termijn in gevaar (B2-oordeel)

Voorgenomen activiteiten leiden tot onvoldoende inzet van beschikbaar vermogen (C-oordeel)*

2

9

0

100

200

300

400

500

2009 2010

Monitorprofiel 5Monitorprofiel 4Monitorprofiel 3Monitorprofiel 2Monitorprofiel 1

Ontwikkeling schaalgrootte

Verdeling Solvabiliteitsoordeel

Verdeling Continuïteitsoordeel

Monitorprofielen WSW-deelnemers

Bron: Centraal Fonds Volkshuisvesting

Bron: Centraal Fonds Volkshuisvesting

Bron: Centraal Fonds Volkshuisvesting

Bron: Waarborgfonds Sociale Woningbouw

▶ Het aantal corporaties met maximaal 5.000 woongelegenheden is

met 18 afgenomen, wat de daling van 418 naar 400 corporaties

verklaart.

▶ De 60 grootste corporaties beheren bijna 1,4 miljoen woningen en

nemen daarmee 57% van de sector voor hun rekening.

▶ De 22 grootste corporaties beheren ruim 800 duizend woningen en

nemen daarmee 35% van de sector voor hun rekening.

▶ Bij 98% van de woningcorporaties is sprake van voldoende

solvabiliteit

▶ De oorzaak van het gebrek aan solvabiliteit bij negen van de

corporaties, is veelal gelegen in (gewenste) verbetering van het

vastgoed.

▶ Bij 93% van de woningcorporaties is sprake van een passend

activiteitenniveau in relatie tot de financiële mogelijkheden voor de

komende vijf jaar.

▶ Bij 5% van de corporaties brengen de voorgenomen activiteiten de

financiële positie op middellange termijn in gevaar, waarbij de

corporaties over voldoende mogelijkheden beschikken om bij te

sturen.

▶ Bij 2% van de corporaties brengen de voorgenomen activiteiten de

financiële positie op korte termijn in gevaar.

▶ Het WSW onderscheidt vijf monitorprofielen. Monitorprofiel 1 en 2

zijn de meest financieel gezonde corporaties, respectievelijk

‘normale risico’s’ en ‘aandachtsklant, maar risico’s zijn normaal’.

▶ Bij 86% van de woningcorporaties is sprake van een monitorprofiel

1 of 2.

▶ Eén corporatie is vanuit monitorprofiel 4 (‘aandachtsklant met

bijzondere risico’s; uitsluitend borg voor herfinanciering’)

doorverwezen naar het CFV voor sanering.

25woningcorporaties

Page 28: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

leeswijzer

Deze leeswijzer geeft u inzicht in de opbouw van de branche-

analyses en geeft bovendien een verklaring van enkele veel

gebruikte termen.

De brancheanalyses bestaan uit twee volledige pagina’s. Op de

eerste pagina staan achtereenvolgens de volgende onderdelen:

De eerste pagina van de brancheanalyse

▶ Drie bullets

De drie bullets bovenaan de pagina geven de kern van de analyse

weer. In drie korte zinnen wordt een kernachtige samenvatting

van de brancheanalyse weergegeven.

▶ Het blok ‘Branchebeschrijving’

Het blok ‘Branchebeschrijving’ geeft een beknopte omschrijving

en definitie van de branche. De belangrijkste karakteristieken van

de branche worden hierin beschreven.

▶ Het blok ‘Trends en ontwikkelingen’

Het blok ‘Trends en ontwikkelingen’ gaat in op de huidige

ontwikkelingen in de branche. De tijdspanne van dit blok ligt in

veel gevallen tussen maart 2011 en maart 2012. In dit blok wordt

in sommige gevallen ook enkele jaren teruggekeken om de

huidige ontwikkelingen en trends beter te kunnen begrijpen.

▶ Het blok ‘Onze visie’

Het blok ‘Onze visie’ geeft de visie over de branche weer van de

sector economen van ABN AMRO Sector Research. De analyse

heeft betrekking op het huidige jaar (2012) en in sommige

gevallen het komende jaar (2013).

▶ Het blok ‘Kerngegevens’

Het blok ‘Kerngegevens’ geeft een overzicht van de meest

relevante (economische) indicatoren die kenmerkend zijn voor de

branche. De gegevens hebben betrekking op 2011, tenzij anders

vermeld. Bij het zoeken naar de gegevens voor dit blok is gebruik

gemaakt van een veelheid van bronnen. Er is vooral gebruik

gemaakt van de gegevens van het CBS, maar tevens zijn andere

bronnen geraadpleegd, zoals brancheorganisaties, onderzoek- en

adviesbureaus, kranten, tijdschriften, internet en overheids-

instanties (waaronder product- en bedrijfschappen, ministeries).

De tweede pagina van de brancheanalyseOp de tweede pagina van de brancheanalyse staan vier

verschillende figuren. In de balk boven de figuren staat de titel van

de figuur in het betreffende blok, inclusief een bronvermelding. In

veel gevallen heeft ABN AMRO Sector Research eigen

bewerkingen en ramingen gemaakt met behulp van de gegevens

van de genoemde dataleverancier. Indien een dergelijke

bewerking heeft plaatsgevonden, dan staat dit vermeld in de balk.

De figuren op pagina 2 hebben betrekking op economische

ontwikkelingen. Onderwerpen die hier onder andere kunnen

worden behandeld zijn: omzetontwikkeling, kostenontwikkeling,

exploitatiebeeld, exportontwikkeling, aantal bedrijven,

werkgelegenheid, marktaandelen, en dergelijke.

Waar staan de letters ‘r’ en ‘v’ voor in de figuren?In de figuren treft u regelmatig een letter ‘r’ of ‘v’ achter het

jaartal aan. In deze gevallen staat de ‘r’ voor een raming (op basis

vanbeschikbaregegevenst/mbijvoorbeeldnovember2011iseen

inschatting gemaakt voor de rest van het jaar). De ‘v’ staat voor

voorspelling en betreft de verwachting van de betreffende sector

econoom van ABN AMRO Sector Research.

26

Page 29: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

Veel gebruikte termen, inclusief definitiesTot slot van deze leeswijzer een opsomming van enkele veel

gebruikte termen in deze publicatie, inclusief de definitie volgens

ABN AMRO.

▶ Definitie ZZP

ZZP staat voor ‘Zelfstandigen Zonder Personeel’. Ondernemers

die geen personeel in dienst hebben. Het begrip verwijst ook naar

de term ‘freelancer’.

Categorie onderneming Werknemers Jaaromzet of jaarlijks

balanstotaal

middelgroot < 250 ≤ € 50 mln. ≤ € 43 mln.

klein < 50 ≤ € 10 mln. ≤ € 10 mln.

micro < 10 ≤ € 2 mln. ≤ € 2 mln.

▶ Definitie FTE

FTE staat voor ‘full-time-equivalent’. Eén fte staat voor een

volledige werkweek van 38 uur.

▶ Definitie BBP

Bruto Binnenlands Product is de totale waarde van alle in een land

geproduceerde goederen en diensten in een bepaalde periode.

27leeswijzer

Page 30: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

colofon

De Visie Op Zorg, Onderwijs en Woningcorporaties is een uitgave

van ABN AMRO.

Sectoranalyse ABN AMRO Public Banking

Macro economische analyseNico Klene ([email protected])

Senior Econoom

ABN AMRO Economisch Bureau

InterviewMartijn Gort

Journalist/tekstschrijver

Fotografie interviewRon Offermans

Commercieel contactEric Zwaart (030-2327315)

Sector Banker Onderwijs, ABN AMRO Public Banking

Marco van Ooijen (030-2390924)

Directeur Zorg, ABN AMRO Public Banking

Jeroen Dungelmann (030 2989063)

Directeur Woningcorporaties, ABN AMRO Public Banking

DistributieWebsite:

www.abnamro.nl/onderwijs

www.abnamro.nl/zorg

www.abnamro.nl/woningcorporaties

Telefoon: 0900-0024 (e 0,10 per minuut)

Disclaimer

De in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op door

ABN AMRO betrouwbaar geachte gegevens en informatie, die op zorg-

vuldige wijze in onze analyses en prognoses zijn verwerkt. Noch

ABN AMRO, noch functionarissen van de bank kunnen aansprakelijk

worden gesteld voor in deze publicatie eventueel aanwezige onjuist-

heden. De weergegeven opvattingen en prognoses houden niet meer in

dan onze eigen visie en kunnen zonder nadere aankondiging worden

gewijzigd.

© ABN AMRO, mei 2012

Deze publicatie is alleen bedoeld voor eigen gebruik. Het gebruik van

tekstdelen en/of cijfers is toegestaan mits de bron duidelijk wordt ver-

meld. Verveelvoudiging en/of openbaarmaking van deze publicatie is niet

toegestaan, behalve indien hiervoor schriftelijk toestemming is gekregen

van ABN AMRO. Teksten zijn afgesloten op 27 april 2012.

28

Page 31: Visie op Sectoren Publieke Sector 2012

0900 - 0024 (E 0,10 per minuut)abnamro.nl/sectoren

AA 6

590

G ©

05-

12