Visie op Agrarisch

38
Visie op Agrarisch Sectorupdate 2010

Transcript of Visie op Agrarisch

Page 1: Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

Visie op Agrarisch

Sectorupdate 2010

Page 2: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

Voorwoord

Veel sectoren nu door het dal heen

In deze publicatie brengen we u graag op de hoogte van de huidige trends en ontwikkelingen

en geven wij onze visie op uw sector. Als ondernemer kunt u zich spiegelen aan de trends en

branchecijfers, kijken hoe het met de branche van uw toeleveranciers is gesteld en zien wat de

verwachtingen zijn van ABN AMRO over uw eigen branche.

In de loop van 2010 en 2011 zullen meer en meer branches het economische dal passeren en

weer groei laten zien. Dat geldt op dit moment al voor veel exporterende ondernemingen die

profiteren van de aantrekkende wereldhandel (zoals de industrie). In het kielzog daarvan zullen

meerdere sectoren herstel laten zien (zoals transport). Hoewel in Europa het herstelproces

minder snel verloopt dan in Azië en de VS, is de ondernemingsstemming in veel economische

sectoren in Nederland al flink aan het verbeteren. Dit neemt niet weg dat een aantal sectoren

het ook het komend jaar nog lastig gaat krijgen. Zo zal de bouwsector helaas nog worden

geconfronteerd met afnemende omzetten in 2010.

In deze Visie op Agrarisch is ook een gesprek opgenomen tussen de heer Dijkhuizen, Voorzitter

Raad van Bestuur Wageningen UR en Pierre Berntsen, Directeur Agrarische Bedrijven van

ABN AMRO. Zij geven u ter inspiratie voor uw eigen bedrijfsvoering praktijk gerichte verhalen.

Hoe bedrijven uit de sector de neergang van de economie hebben overleefd, wat hun

toekomstvisie is en hoe de ontwikkelingen in de afgelopen jaren hun sector hebben veranderd.

Hopelijk stimuleert deze publicatie u om met ABN AMRO en uw collega ondernemers van

gedachten te wisselen over de uitdagingen voor uw bedrijf en uw sector in Nederland.

Wij denken graag met u mee en zijn u graag van dienst. Namens alle collega’s van ABN AMRO

wens ik u en uw bedrijf alle succes toe!

Vriendelijke groeten,

Joop Wijn

Lid Raad van Bestuur ABN AMRO

Page 3: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

Visie op Nederland 4

Interview met Aalt Dijkhuizen 6

Akkerbouw 10

Bloembollenteelt 12

Champignonteelt 14

Fruitteelt 16

Geitenhouderij 18

Groenteteelt onder glas 20

Kottervisserij 22

Legpluimveehouderij 24

Melkveehouderij 26

Sierteelt onder glas 28

Teelt van boomkwekerijgewassen 30

Varkenshouderij 32

Vleeskuikenhouderij 34

Leeswijzer 36

Page 4: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

Visie op Nederland

4

Verder herstel Nederlandse economie

Afgelopen zomer krabbelde de economie overeind uit een diepe recessie. Maar in het laatste

kwartaal van 2009 halveerde de groei al weer ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Vol-

gens voorlopende indicatoren trekt de groei echter opnieuw aan.

Midden vorig jaar liet de economie de recessie achter zich, die vier kwartalen had geduurd.

Het BBP groeide in de zomer met een ½% ten opzichte van het voorgaande kwartaal. In het

slot-kwartaal viel de groei echter terug naar ¼%. Deze vertraging werd veroorzaakt door een

geringere stijging van de overheidsconsumptie, een stevige daling van de investeringen en

een kleinere bijdrage van de netto-uitvoer (het positieve groeiverschil tussen uitvoer en invoer

slonk). Doordat de afname van de voorraden fors kleiner uitviel dan in het derde kwartaal bleef

de BBP-groei toch in de plus.

BBP-groei trekt verder aan volgens PMI

Recente cijfers wijzen echter níet op een verdere vertraging van de groei. De industriële produc-

tie had in oktober en december een daling laten zien (maand-op-maand), maar in januari-

februari steeg de productie weer per saldo duidelijk, net als in veel andere eurozonelanden.

Verder laat de wereldhandel een duidelijk opgaande lijn zien, waar onze uitvoer van profiteert.

In januari liep de groei van het uitvoervolume ten opzichte van de overeenkomstige maand van

2009 op tot ruim 11%. Dat neemt niet weg dat het februari-niveau nog altijd duidelijk lager was

dan dat vóór het begin van de crisis in het najaar van 2008.

Voorlopende indicatoren wijzen op meer groei in de nabije toekomst. We geven enkele cijfers:

het producentenvertrouwen in de industrie is verder opgelopen, vooral in maart. De inkoop-

managersindex (PMI) van de industrie ligt al enkele maanden ruim boven de 50 (maart: 57,8),

wat duidt op meer groei. (‘50’ markeert de omslag van krimp naar groei.) De deelindex ‘nieuwe

orders’ en de deelindex ‘nieuwe uitvoerorders’ liggen zelfs duidelijk boven de 60. Dat belooft

veel goeds voor een aanhoudend herstel van de uitvoer. Meestal is het de uitvoer die het herstel

in ons land in gang zet. Uit andere enquêtes (CBS, Europese Cie) komt ook naar voren dat men

in de industrie beter te spreken is over de orderportefeuilles. Verder zijn ook de geleidelijk

verbeterende verwachtingen ten aanzien van de werkgelegenheid en de verkoopprijzen een

teken dat het met de industrie beter gaat. Deze sector is sterk afhankelijk van de buitenlandse

handel. De betere stemming rond de uitvoervooruitzichten heeft mogelijk ook te maken met de

waardedaling van de euro in de voorbije maanden.

-6

-4

-2

0

2

4

6

00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 1035

40

45

50

55

60

65

BBP (% j-o-j; l.a.) PMI (r.a.) Bron: Thomson Financial, Markit NEVI

Page 5: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 20105

Uitvoer stijgt verder

Binnenlandse bestedingen komen later op gangDe particuliere consumptie blijft nog duidelijk achter. In het laatste kwartaal van 2009 werd al

weer de vierde k-o-k-daling op rij genoteerd. Jaar-op-jaar daalde de consumptie in dat kwartaal

met ruim 2½%. Maar in januari nam de krimp flink af naar minder dan 1% j-o-j. Deze verbetering

deed zich voor bij diverse goederencategorieën, óók bij duurzame goederen. De tijd zal leren of

het verwachte consumptieherstel nu is ingezet.

De particuliere consumptie kan dit jaar weer gaan stijgen ondanks lagere loonstijgingen en een

verder oplopende werkloosheid, die het totale beschikbaar inkomen van werknemers doet afne-

men. Daar staat tegenover dat het totale beschikbaar inkomen van uitkeringstrekkers toeneemt,

terwijl het winstinkomen waarschijnlijk sterk stijgt. Verder gaat het consumentenvertrouwen

langzaam omhoog (met even een onderbreking in februari). Waargenomen patronen in het

verleden suggereren dat de inmiddels gerealiseerde jaar-op-jaar-verbetering van de koopbereid-

heid binnenkort zou kunnen worden gevolgd door een jaar-op-jaar-stijging van de consumptieve

bestedingen.

De investeringen zullen als laatste bijdragen aan het herstel. De bezettingsgraad in de industrie is

nog altijd heel laag, ondanks enige stijging vanuit het diepe dal in het voorjaar van 2009. Gewoon-

lijk duurt het een jaar of meer voordat de investeringen in ons land weer aantrekken. Deze keer

zou het anders kunnen lopen. Wellicht dat bedrijven eerder dan verwacht weer gaan investeren

omdat ze teveel hebben gesneden in hun investeringen vanwege de alarmerende economische

vooruitzichten waarvan een jaar geleden sprake was. Samengevat denken we dat de economie dit

jaar 1¼% à 2% zal groeien. In 2011 valt de groei mogelijk weer iets terug, voornamelijk als gevolg

van maatregelen van de overheid om haar forse financieringstekort terug te dringen.

Inflatie blijft laag in 2010De inflatie lag in het eerste kwartaal gemiddeld net onder 1%. In de tweede helft van 2009 was

de inflatie duidelijk opgelopen als gevolg van basiseffecten: het neerwaartse effect op de inflatie

van de sterke daling van de olieprijzen in de tweede helft van 2008 is twaalf maanden later uit de

inflatiecijfers weggevallen. In de komende maanden zal er geen sprake meer zijn van noemens-

waardige basiseffecten. Door de forse onderbezetting in de economie kan de inflatie in de

eerstkomende maanden in de buurt van de 1% blijven. Die onderbezetting zal ook in het tweede

halfjaar de prijsstijgingen drukken. Maar doordat het effect van de forse verlaging van de ener-

gietarieven vorig jaar zomer in juli a.s. zal wegvallen uit het inflatiecijfer, zal dat weer (meer)

boven de 1% uitkomen. De inflatie blijft niettemin laag – waarschijnlijk ook in 2011.

120

130

140

150

160

170

07 08 09 10

30

40

50

60

70

Uitvoervolume goederen (index; lhs) PMI exportorders (index; r.a.) Bron: CBS, Markit NEVI

Page 6: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 20106

‘Mensen hebben iedere dag jullie producten nodig, ze worden er blij van’

Aalt Dijkhuizen,

voorzitter Raad van

Bestuur Wageningen RU

en Pierre Berntsen,

directeur Agrarische

Bedrijven ABN AMRO

‘Nederlands ondernemerschap is enorm sterk’

Ondernemerschap. Dat woord noteren we het vaakst tijdens het gesprek met de bevlogen

Pierre Berntsen en Aalt Dijkhuizen. Berntsen is de zoon van een molenaar en directeur

Agrarische Bedrijven bij ABN AMRO. Hij ziet veel jonge ondernemers die trots uitstralen: “Ze zijn

goed opgeleid. Ze staan met het gezicht naar de markt, weten wat er in de sector gebeurt en

zijn bereid tot dialoog. Het is een generatie die goed voor zichzelf opkomt in maatschappelijke

debatten.” Dijkhuizen is de zoon van een melkveehouder en voorzitter Raad van Bestuur

Wageningen UR. Hij zal het niet nalaten om agrarische ondernemers die zich door de media

of politiek een schuldgevoel hebben laten aanpraten, een hart onder de riem te steken: “Jullie

hebben een prachtvak. Er is geen enkel ander product dat mensen niet alleen elke dag hard

nodig hebben, maar dat ze ook zo blij maakt. Wees er trots op.”

Berntsen vindt het ongepast als ABN AMRO melkveehouders, tuinders en al die andere

agrarische ondernemers zou willen vertellen hoe ze moeten ondernemen. Berntsen: “Dat doet

de bank ook niet. Ja, aan de keukentafel praten we mee over plannen, met onze expertise. Maar

dat is wat anders. Tenslotte is het de agrarische ondernemer zelf, die de juiste strategie moet

uitzetten in een vaak moeilijke, snel wisselende markt.”

Dijkhuizen: “Toen Europa de prijzen reguleerde met subsidies en heffingen, creëerde ze een

andere wereld. Ik zeg: laat prijsschommelingen gewoon gebeuren. Goede boeren reageren

wel met een onderscheidende strategie om slechte periodes door te komen. Het Nederlands

ondernemerschap is enorm sterk. Financiers kunnen helpen bij strategiebepaling. De markt

zie ik niet als de grootste bedreiging, overheidsbeperkingen wel. Dat is een grote zorg van mij.

Boeren en tuinders hebben ruimte nodig om door dalen heen te komen. De regelgeving werkt

Interview

Page 7: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 20107

‘Boeren en tuinders hebben ruimte nodig om door dalen heen te komen’

soms te beknellend. Als je in goede periodes te weinig kan verdienen, en je in slechte periodes

te veel vast gezet wordt, dan wordt het zorgelijk.”

Organisch groeienOndernemerschap, zegt Dijkhuizen: “Dat is net iets extra’s hebben, iets wat moeilijk benoembaar

is. Goede ondernemers laten zich spiegels voorhouden, bekijken allerlei scenario’s. “En dan

maken ze er zelf chocola van” zeg ik altijd. Het heeft te maken met dicht bij jezelf blijven, uitgaan

van je eigen kracht en specifieke situatie. Stap na stap zetten en organisch groeien. Maar wel

met durf.”

Dijkhuizen vertelt dat zijn broer, toen die in de jaren zeventig het familiebedrijf overnam, van

zijn vader te horen kreeg: “Jongen, de beste jaren zijn al geweest. Ik vind het fijn dat je het

van me overneemt.“. Dijkhuizen: “Mijn broer heeft het bedrijf doorontwikkeld. Hij bouwde een

ligboxenstal, intensiveerde en heeft hele goede jaren gehad. Nu neemt zijn zoon het bedrijf over

en vindt mijn broer het, net als mijn vader destijds, óók moeilijk om een bloeiende toekomst

voor het familiebedrijf te zien. Mijn neef niet. Die denkt in mogelijkheden en in oplossingen. Hij

heeft er zin in. En ik ben ervan overtuigd dat er een toekomst is voor zijn bedrijf.“

De Beste Boer zet stap na stapBerntsen: “Het ondernemerschap is in Nederland uitstekend. En dat wordt steeds belangrijker in

de toekomst. ABN AMRO doet veel om het ondernemerschap te stimuleren en te ondersteunen.

Zo hebben we een digitaal spel gemaakt, De Beste Boer. Het simuleert zes jaar ondernemen met

een gemengd bedrijf. De spelers nemen ondernemersbeslissingen op micro- en macroniveau.

Iedereen kan het spel doen, ook scholieren. De laatste drie jaar heeft steeds het team gewonnen

dat geen gekke dingen doet. Het winnende bedrijf zet stap na stap; bouwt langzaam op.”

Berntsen: “Het ondernemerschap in de agrarische sector groeit met de dag. Een lastige periode

als de huidige, heeft ook positieve kanten. Uiteindelijk komt de sector er sterker uit. Dat er

jaarlijks boeren in Nederland stoppen, is een logisch proces. Na de tweede wereldoorlog

hadden we 400.000 boeren en tuinders in Nederland. Nu zijn er nog ruim 70.000. De efficiency

wordt steeds groter, dat komt door innovatie en schaalvergroting. Efficiënt produceren wordt de

komende decennia nog belangrijker. Om de kosten laag te houden ,maar ook om de groeiende

wereldbevolking duurzaam te voeden.”

Landbouwareaal blijft gelijkDijkhuizen is er vast van overtuigd: ook al is Nederland, dankzij een zeer hoge productiviteit, nu

al wereldkampioen efficiency in de landbouw (gestimuleerd door hoge grondprijzen en lonen),

het kan altijd beter. Dijkhuizen: ”Het einde is zeker nog niet in zicht. Dat zie je alleen al aan

het gegeven dat bedrijven zo verschillend presteren. Ik gebruik het woord voedselcrisis liever

niet, maar in de toekomst zie ik opnieuw frictie ontstaan tussen vraag en aanbod van voedsel

wereldwijd. Net als in 2007 en 2008 gebeurde. Dat is onafwendbaar. De wereldbevolking groeit

de komende decennia naar zeker 9 miljard mensen, de welvaart in Azië, China, Zuid-Amerika en

Oost-Europa neemt toe. Het is een ijzeren regel: als mensen meer te besteden krijgen, stappen

ze af van basisvoedsel als rijst, maïs en granen, en consumeren ze meer zuivel en vlees. De

vraag naar voedsel verdubbelt, terwijl het landbouwareaal op zijn mooist gelijk blijft.”

Dijkhuizen en Berntsen twijfelen aan de conclusie van de FAO-studie, dat er een verdubbeling

Page 8: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 20108

‘We hebben in Ne-derland uitstekend ondernemerschap’

van het areaal mogelijk is. Dijkhuizen: “Wel denk ik dat we de uitdaging aan kunnen om

wereldwijd de productie te verdubbelen. Op één manier: de productiviteit per hectare

verdubbelen.”

Berntsen: “En dan nog zal het vaak genoeg voorkomen, dat wereldwijd vraag en aanbod van

voedsel niet op elkaar aansluiten. Kenmerkend voor de landbouw is dat een klein beetje te veel

aanbod, een enorm prijseffect heeft. Bij een procent te veel aanbod, daalt de prijs 6 tot 8%. En

bij een procent te weinig aanbod, stijgt de prijs met wel 10%.”

Wereld helpen bij voedselvoorzieningDijkhuizen: “Kijk, al is Nederland na de VS het tweede exporterende land in de wereld op het

gebied van agrarische producten, ons land kan natuurlijk nooit de graanschuur van de hele

wereld worden. Wij kunnen die wereldwijde extra vraag niet oplossen met extra productie. Wat

we wel kunnen, is met onze kennis en ons ondernemerschap in het buitenland participeren.

De agrifood-business en de primaire sector kunnen een belangrijke rol spelen bij het voldoen

aan de groeiende vraag in de wereld naar voedsel. De toeleverende en verwerkende industrie

internationaliseert sterk. Denk aan FrieslandCampina, die onder meer in Azië een grote

positie heeft. Onze bloemen- en vleessectoren hebben ook een sterke internationale positie.

Wij kunnen met onze agrifood-business elders in de wereld helpen de voedselvoorziening te

ontwikkelen. Het mooie is, dat je daar zelf tegelijkertijd een graantje van kunt meepikken. Onze

zaadveredelende bedrijven kunnen bijvoorbeeld goed verdienen aan hun positie in China.”

Zwemmen met één arm op de rugMaar Dijkhuizen waarschuwt: “Voor die internationale rol is Wageningen UR een belangrijke

wereldspeler, als het gaat over kennis. Maar Nederland kan die rol alleen maar spelen als de

primaire sector in Nederland zelf gezond blijft. De overheidsregulatie kán gevaarlijke vormen

aannemen.“ Zo zeer zelfs dat boeren tenslotte met één arm op de rug moeten zwemmen en te

ver op afstand worden gezet om goed te kunnen concurreren in de wereldmarkt.”

Dijkhuizen: “En dat zou doodzonde zijn. De agrarische sector is, samen met de industrie, de

grootste maaksector in ons land en zorgt voor 10% van de productie en de werkgelegenheid. De

sector levert een kwart van de export en meer dan 50% van het exportoverschot. We kunnen de

voedselproductie in Nederland nog vele malen uitbreiden. En dan ook nog op een manier die

niet alleen economisch, maar ook milieu- en klimaattechnisch het beste is. Nederland is gewoon

hét agrifood-land.”

Dijkhuizen: ”Zal ik een hele mooie vertellen? De Wetenschappelijke Raad voor het

Regeringsbeleid (WRR) heeft het buitenlandse zakenbeleid doorgelicht. Buitenlandse zaken

promoot Nederland in de wereld met meer dan 20 speerpunten. Je zou zeggen: dat is raar, want

je bent niet op 20 onderdelen wereldkampioen. Via ambassades hebben ze onderzoek gedaan in

het buitenland. De vraag was: “waar denkt u aan als u het woord Nederland hoort?”. Het eerste

antwoord was food en agri (Wageningen, de voedingsindustrie, de sterke landbouw, typisch

Nederlandse productie-innovaties) en het tweede water ( onder zeeniveau liggen en toch droge

voeten houden). De WRR overweegt nu om te adviseren Nederland niet meer op 20 speerpunten

te promoten, maar alleen die twee in de etalage te zetten. Het lijkt me een heel goed voorstel

Page 9: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 20109

Page 10: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

10

- waarvan areaal suikerbieten: 72.701 ha- waarvan areaal granen: 228.801 ha- waarvan areaal zaaiuien: 19.531 ha

Aantal gespecialiseerde akkerbouwbe-drijven: 10.925Areaal akkerbouwgewassen: 555.411 ha- waarvan areaal aardappelen: 155.232 ha

www.lto.nlwww.akkerbouw.comwww.lei.wur.nlwww.aardappelinfo.nl

Als zich geen uitzonderlijke weersomstandigheden voor-

doen tijdens het groeiseizoen zal de productie in Neder-

land en de andere lidstaten van de EU groot zijn. Dit kan

leiden tot lage prijsniveaus, waarbij de ontwikkeling van

de vraag natuurlijk ook een belangrijke invloedsfactor is.

Ondernemers kunnen zich aan deze negatieve tendens

ontworstelen door veel aandacht aan afzet, kwaliteit en

kostenreductie te besteden of door prijsrisico’s af te dek-

ken. Daarnaast is het ondernemerschap in de branche van

groot belang. Het is belangrijk dat ondernemers een lange-

termijnvisie hebben voor de ontwikkeling van het eigen

bedrijf zowel wat teelt als afzet betreft. Bedrijven kunnen

meerwaarde aan de producten geven door voor bepaalde

deelsegmenten te produceren, door een samenwerking

aan te gaan met verwerkende bedrijven of door zelf de

producten te bewerken, verwerken of verpakken. De teelt

van nicheproducten biedt voor een beperkte groep akker-

bouwers ook mogelijkheden. Schaalvergroting, specia-

lisatie, intensivering, samenwerking en een efficiëntere

aanwending van machines en arbeid blijven volgens

ABN AMRO de komende jaren de sleutelwoorden in de

akkerbouw. Hierdoor zal de driedeling in de akkerbouw

naar bedrijven die bulkproducten produceren, gespe-

cialiseerde bedrijven en traditionele bedrijven, worden

versterkt.

Akkerbouwgewassen worden op 11.000 bedrijven als

hoofdactiviteit en op 32.500 bedrijven als nevenactiviteit

verbouwd. Schaalvergroting is een kenmerk in de bedrijfs-

structuur van de akkerbouw. Het gemiddelde areaal van

de bedrijven met akkerbouw als hoofdactiviteit is 41,3

hectare. Ruim 900 bedrijven hebben een areaal groter

dan 100 hectare. Een ander kenmerk van de Nederlandse

akkerbouw is de intensieve productie. Gewassen die een

hoog saldo genereren, zoals aardappelen, suikerbieten en

groenten, nemen een belangrijke positie in. Akkerbouwge-

wassen worden hoofdzakelijk geteeld als voedingsmiddel

voor mens of dier. De teelt voor de productie van biobrand-

stoffen speelt in de Nederlandse akkerbouw geen rol van

betekenis. De productie is afhankelijk van het areaal en de

productie per hectare. Het areaal laat geen grote fluctua-

ties zien, maar de productie per hectare kan door weers-

omstandigheden jaarlijks sterk variëren. Door de grote

prijsinelasticiteit van agrarische producten zal een kleine

wijziging van het aanbod of de vraag tot grote prijsfluctua-

ties leiden. In 2009 zijn de oogsten groot geweest. Bij gra-

nen en suikerbieten werd een recordproductie per hectare

behaald, terwijl de productie van consumptieaardappelen

en zetmeelaardappelen op een iets lager niveau lag dan

in 2008. Ook andere EU-landen hebben goede oogsten

gehad. De voorgaande ontwikkelingen hebben in 2009 tot

een licht lager prijsniveau voor veel producten geleid.

In de akkerbouw vindt de productie op een intensieve

wijze in de vollegrond plaats. De belangrijkste akkerbouw-

gewassen zijn aardappelen, suikerbieten, granen en uien.

Daarnaast worden in de akkerbouw veel vollegrondsgroen-

ten geteeld. Naast de traditionele gewassen zijn akker-

bouwers op zoek naar andere hoogsalderende gewassen.

Het EU-landbouwbeleid speelt een belangrijke rol in de

akkerbouw. De toeslagrechten bepalen meer dan 30% van

de omzet van de akkerbouwer en zijn daarmee van groot

belang.

Grondprijs in 2009 gestegen; nog steeds goede vraag naar kwalitatief betere percelenResultaat in 2009 gelijkwaardig aan jaar ervoor, 2010 blijft in ongewisseOndernemerschap is in deze branche van cruciaal belang

Akkerbouw

Page 11: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201011

n In 2009 is het areaal akkerbouwgewassen met 9.038

hectare afgenomen tot 555.411 hectare.

n Het areaal granen is in 2009 met 14.695 hectare gekrom-

pen ten opzichte van het jaar ervoor. Opvallend is de

daling van de arealen wintertarwe en zomergerst.

n Het areaal aardappelen is met 3.363 hectare gestegen.

De grootste stijging betrof het areaal pootaardappelen,

terwijl het areaal consumptie- en zetmeelaardappelen

minder sterk groeide.

Akkerbouwareaal (exclusief voedergewassen) Bron: LEI, CBS

Agrarische grondprijzen Bron: NVM, Vakgroep A&LV

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Productie per hectare Bron: CBS

n De gemiddelde grondprijs is in 2009 gestegen tot EUR

42.000 per hectare. De vraag kwam voor een belangrijk

deel uit de melkveehouderij. Projectontwikkelaars heb-

ben nauwelijks grond gekocht, terwijl ook de aankopen

voor natuur beperkt waren.

n Er bestaan niet alleen regionale verschillen in de grond-

prijs, maar kwaliteit en ligging spelen ook een steeds

belangrijkere rol.

n Het aantal grondtransacties was laag.

n In 2009 is de productie per hectare van tarwe tot een

recordniveau gestegen.

n Niet alleen de gunstige weersomstandigheden, maar

ook de ontwikkeling van nieuwe rassen met een grotere

resistentie tegen ziekten en plagen, dragen de afgelopen

jaren bij aan een stijging van de productie per hectare

van suikerbieten.

n Bij sommige producten zijn er grote regionale verschil-

len in de productie per hectare.

n Het inkomen uit bedrijf laat jaarlijks sterke fluctuaties

zien. Dit wordt vooral veroorzaakt door de schommelin-

gen van de prijzen van een aantal producten.

n Het inkomen uit bedrijf was in 2009 fractioneel hoger

dan in het jaar ervoor. De opbrengsten waren onveran-

derd, terwijl de kosten voor meststoffen, uitgangsmate-

riaal en energie daalden.

n De stijgende trend in de ontwikkeling van de kosten zet

de resultaten op langere termijn onder druk.

Akkerbouw groenten 5%

Uien 5%

Overige akkerbouwgewassen 8%

Granen 41%

Aardappelen 28%

Suikerbieten 13%

42.000

36.500

29.00028.50028.00029.000

39.000

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

30.000

35.000

40.000

45.000

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

EU

R p

er h

a

8,5

7,2 8,7

9,3

44,5 49

,9 52,4

51,8

37,7

34,7

33,8

34,9

78,9

72,2

67,1

66,0

62,6

60,7

54,2

46,4

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

2006 2007 2008 2009

x 1

ton

Tarwe ConsumptieaardappelenPootaardappelen SuikerbietenZaai-uien

43.000 44.300

54.600

66.300

9.200

31.500

43.300

91%91%91%

71%

87%

97% 90%

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

2003 2004 2005 2006 2007 2008v 2009r

EU

R

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Inkomen uit bedrijf (l.as) Opbrengsten kostenverhouding (r.as)

Akkerbouw

Page 12: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

12

Productiewaarde: EUR 535 mlnExport: EUR 597 mlnExport: 5.745 mln stuks

Aantal bedrijven: 1.790Gemiddeld areaal per bedrijf: 13,16 haAreaal bloembollen: 23.561 ha

www.bkd.euwww.kavb.nlbloembollen.groenweb.nlwww.bloembollenvisie.nl

In de bloembollenteelt zal de schaalvergroting de komende

jaren doorzetten door mechanisatie en lage opbrengst-

prijzen in de afgelopen jaren. Vooral kleinere bedrijven

zullen de bedrijfsactiviteiten beëindigen. Het areaal staat

onder druk. Hierdoor zal de productie de komende jaren

een lichte daling laten zien. Na enkele slechte jaren zal

de lelieteelt in 2010 een herstel laten zien door een krimp

van het areaal. De binnenlandse afzet van bloembollen

zal stabiliseren. De afzet naar broeierijen zal nog licht

groeien, terwijl de droogverkoop verder onder druk komt

te staan. Het potentieel voor de export van bloembollen is

volgens ABN AMRO op de langere termijn groot. Als het

prille economische herstel doorzet zal er in 2010 een licht

herstel van de export optreden. Deze ontwikkelingen zullen

een positieve uitwerking hebben op de prijsvorming van

bloembollen. De afzet kan verder worden vergroot door

nieuwe markten te ontginnen en door verkoop via alterna-

tieve distributiekanalen. Kwaliteit is een randvoorwaarde,

terwijl specialiteiten en noviteiten belangrijke begrippen bij

de assortimentskeuze zijn. Samenwerking tussen telers en

bloembollenhandelaren wordt steeds belangrijker. Op deze

manier kunnen gezamenlijke verkoopconcepten worden

ontwikkeld wat een positieve impuls aan de afzet geeft.

Nederland heeft een dominante positie in de bloembol-

lenteelt in de wereld. Ruwweg tweederde van de wereld-

productie wordt in Nederland geteeld. Deze sterke positie

heeft ons land verkregen door de gunstige fysiologische en

klimatologische omstandigheden, het aansprekende assor-

timent, het hoge kennisniveau, de clustering van activitei-

ten en de sterke positie van Nederland in de bloementeelt.

Het areaal was de afgelopen tien jaar redelijk stabiel. Het

aantal bedrijven neemt af; er treedt schaalvergroting op.

De productie fluctueert weliswaar jaarlijks door het weer,

maar stijgt op de lange termijn door veredeling, schaalver-

groting en een toenemende mechanisering. Regelmatig is

hierdoor het evenwicht tussen vraag en aanbod verstoord.

Bij de afzet neemt het belang van broeierijen toe. De

droogverkoop staat onder druk. Het is voor de consument

een bewerkelijk product, terwijl de concurrentie groot is en

de retail terughoudend is om bollen in het assortiment op

te nemen. De afzet naar de broeierij wordt mede bepaald

door de ontwikkelingen op de bloemenmarkt. De laatste

jaren staat de bloemenexport onder druk, hoewel de inte-

resse voor bolbloemen stijgt. Door de dominante positie

van Nederland op de wereldmarkt, is de export voor de

branche van groot belang. De export daalde in 2009 door

economische en valutaire ontwikkelingen in een aantal

belangrijke exportmarkten en door de gevolgen van de

kredietcrisis.

De bloembollenteelt brengt een groot aantal variëteiten

bloembollen voort. De belangrijkste bollensoorten zijn tul-

pen, lelies, narcissen, hyacinten en gladiolen. Bloembollen

zijn een meerjarig gewas. De teelt van bloembollen vindt

zowel voor de droogverkoop (consumentenmarkt) als voor

de broeierij (professionele markt) plaats. De belangrijkste

teeltgebieden zijn de geestgronden langs de Noordzeekust

(Bollenstreek, gebied bij Breezand en Den Helder), de klei-

gronden in West-Friesland en de Flevopolder.

Sterk herstel prijsvorming lelies door krimp van het areaalSchaalvergroting door mechanisatie en lage opbrengstprijzenExport kan verder toenemen door nieuwe afzetlanden en nieuwe distributiekanalen

Bloembollenteelt

Page 13: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201013

Areaalontwikkeling Bron: CBS

Exportontwikkeling bloembollen Bron: Productschap Tuinbouw

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Marktaandeel exportbestemmingen Bron: Productschap Tuinbouw

n In het seizoen 2008/2009 werden 5,7 miljard bloembol-

len geëxporteerd ter waarde van EUR 597 miljoen. De

afgelopen drie seizoenen laat de export een dalend

verloop zien.

n Economische ontwikkelingen, ongunstige wisselkoersen

en de kredietcrisis hebben in 2009 een negatieve invloed

gehad op de export.

n Ruim 70% van de export bestaat uit tulpen, lelies, gladi-

olen en narcissen.

n In de wereldhandel in bloembollen neemt Nederland

een vooraanstaande plaats in met een marktaandeel van

circa 80%.

n Meer dan de helft van de geëxporteerde bloembollen

wordt buiten de EU afgezet. De belangrijkste export-

bestemmingen buiten de EU zijn de Verenigde Staten,

Japan en Rusland.

n De export naar de Verenigde Staten en Japan neemt af,

waarbij de daling de afgelopen twee seizoenen relatief

groot is. Rusland is daarentegen een markt met groei.

n Het inkomen uit bedrijf laat grote fluctuaties zien in de

bloembollenteelt.

n Door de lage prijzen van de meeste bloembollensoorten

is het inkomen uit bedrijf in 2009 erg diep gedaald. De

opbrengstprijzen waren laag door de grote oogst en de

verminderde afzet.

n De kostenstijging is bij de meeste bedrijven beperkt

gebleven.

0

2.500

5.000

7.500

10.000

12.500

2005 2006 2007 2008 2009

x1 h

a.

Tulpen Lelies Narcissen Hyacinten

10.5

51

10.3

62

10.7

40

11.3

90

11.7

28

4.32

1

4.88

6

5.00

9

4.97

0

4.26

6

1.76

3

1.87

8

1.77

3

1.97

4

1.87

71.260 1.310 1.329 1.383 1.389

505 465 442 446

0

1.000

2.000

3.000

2005/06 2006/07 2007/08 2008/09

x 1

mln

stu

ks

Tulpen Lelies Gladiolen Narcissen

1.99

4

2.07

2

1.95

1

1.90

2

1.13

3

1.21

3

1.19

9

1.12

2

877

747

710

641

Italië 5%

Frankriik 7%

Verenigd Koninkrijk 9% Duitsland

12%

VS 17%

Rusland 4%

Japan 7%

Overige 39%

-24.900

59.10050.300

-15.400

1.900

-52.000

79%

87%

84%

91%

94%

83%

-60.000

-40.000

-20.000

0

20.000

40.000

60.000

80.000

2004 2005 2006 2007 2008v 2009r

EUR

60%

80%

100%

Inkomen uit bedrijf (l.as)

Opbrengsten-kostenverhouding % (r.as)

n Het areaal bloembollen laat een wisselend beeld zien en

schommelt de afgelopen jaren tussen 23.000 en 24.500

hectare.

n Op de helft van het bloembollenareaal worden tulpen

geteeld. Het tulpenareaal heeft in 2006 de opgaande lijn

weer ingezet.

n In 2009 trad de grootste krimp op in het areaal lelies.

Bloembollenteelt

Page 14: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

14

Areaal plukbedrijven: 389.321 m2

Areaal snijdbedrijven: 366.364 m2

Export: 67.731 ton

Aantal plukbedrijven: 156Aantal snijdbedrijven: 40

www.mushroombusiness.comwww.degroentenenfruit.nlwww.tuinbouw.nlwww.agf.nl

De uitgangspositie van Nederland in de champignonteelt

is volgens ABN AMRO goed. Op de industriële markt

dragen de mechanisering, een grote productie per vier-

kante meter, een uniforme en hoge kwaliteit en een goed

georganiseerde verwerkende industrie hieraan bij. Op de

markt voor verse champignons is Nederland in staat op

ieder moment een kwalitatief goed en uniform product

aan te bieden. De hoge arbeidskosten vormen een nadeel

voor Nederland. In de komende jaren zal de schaalvergro-

ting versneld doorzetten. Ondanks een afname van het

areaal verwachten we een productietoename door nieuwe

teeltontwikkelingen. Deze aspecten zullen een gunstige uit-

werking op de kostprijs hebben. De champignonprijzen zijn

in 2009 gedaald door de grote productie, de kleinere export

en de sterke concurrentie uit Polen. In 2010 kan er een licht

prijsherstel optreden door een stijging van de koersen van

het Britse pond en de Poolse zloty. Wij verwachten in 2010

een lagere aanvoer vanuit Polen door de slechte kwaliteit

van de compost en een aantrekkende vraag naar Poolse

champignons vanuit Oost-Europa. De opbrengstprijzen

worden steeds meer bepaald door ondernemerskwalitei-

ten. De afzet van champignons kan worden bevorderd door

een diep assortiment aan te bieden. Productontwikkeling

(sorteringen, bewerkingsvormen en verpakkingen), markt-

ontwikkeling, marketing en duurzaamheid zijn belangrijke

elementen die een positieve impuls aan de afzet kunnen

geven.

Het areaal champignons laat vanaf 2001 tot 2008 een

daling zien. In 2009 was het areaal uiteindelijk 22% kleiner

dan in 2001. Het aantal bedrijven neemt af en is in dit tijds-

bestek meer dan gehalveerd. Naast de schaalvergroting

treedt er een verschuiving in het areaal op van snijdbedrij-

ven naar plukbedrijven. De productie bereikte in 2006 een

dieptepunt. Dit werd vooral veroorzaakt door een kleiner

areaal en door kwaliteitsproblemen met de compost. In

de daarop volgende jaren nam de productie toe door een

groter areaal, een verkorting van de productiecyclus en

een kwaliteitsverbetering van de compost. De export is van

groot belang voor de branche. Gedurende de afgelopen

vijf jaar liep de export terug door een licht lagere consump-

tie, een sterke concurrentie vanuit Polen en de daling van

de koers van het Britse pond. Door de kleinere vraag uit

Rusland naar Poolse champignons, is Polen zich meer gaan

richten op afzet in Duitsland. Op de versmarkt is Polen een

belangrijke concurrent door de lage koers van de Poolse

zloty en de lage arbeidskosten. De productie in Polen wordt

belemmerd door minder moderne productiefaciliteiten

en doordat er niet altijd grote hoeveelheden compost van

goede en constante kwaliteit beschikbaar zijn. De afzet

van verse champignons verloopt in Europa veelal via het

supermarktkanaal, waarbij grote volumes en een constante

kwaliteit van belang zijn. Goed georganiseerde plukbedrij-

ven profiteren hiervan.

De champignonteelt vindt plaats in cellen. Als voedings-

bodem wordt compost gebruikt, afgedekt met een laag

dekaarde. Compost wordt gemaakt uit gips, paarden- en

kippenmest en stro. Bij aflevering is de compost al door-

groeid met champignonschimmels. In de teelt worden

plukbedrijven en snijdbedrijven onderscheiden. De pluk-

bedrijven oogsten de champignons handmatig en zetten

ze af als verse champignons. De snijdbedrijven oogsten de

champignons machinaal waarna de champignons door de

conservenindustrie worden verwerkt.

Goede uitgangspositie voor Nederlandse champignonteeltSterke concurrentie uit Polen op de champignonmarktChampignonprijzen in 2009 sterk gedaald maar marktherstel in 2010

Champignonteelt

Page 15: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201015

n Van 2001 tot 2008 is het areaal champignons in Neder-

land gedaald. In 2008 is het areaal met 10% gegroeid.

n Na een dieptepunt in 2007 is het areaal voor handmatig

geoogste champignons de afgelopen twee jaar weer

toegenomen.

n Het areaal machinaal geoogste champignons bereikte in

2008 een top en is in 2009 gedaald.

Areaalontwikkeling Bron: CBS

Productie Bron: Productschap Tuinbouw

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Export naar bestemming Bron: Productschap Tuinbouw, KCB

n De productie van champignons stijgt weer, na een diep-

tepunt in 2006.

n Schimmelziekten hebben een sterk negatieve invloed op

de productie van champignons. De productie kan door

de bedrijven worden gestuurd door de teeltschema’s te

verkorten of te verlengen.

n In 2009 was de compostproductie geen belemmering

meer voor de toename van de productie van champig-

nons.

n De export van champignons laat een dalende lijn zien.

Circa 90% van de export gaat naar het Verenigd Konink-

rijk, Duitsland en Frankrijk.

n De export naar Frankrijk zit in de lift, omdat in dat land

veel lokale bedrijven productieproblemen hebben.

n Op de Duitse markt heeft Nederland veel last van het

goedkope aanbod uit Polen. De export naar het Verenigd

Koninkrijk staat onder druk door de daling van de koers

van het Britse pond.

n In 2009 zijn de opbrengsten van de bedrijven sterk

gedaald door lagere prijzen van champignons.

n De compostkosten zijn in 2009 licht gedaald door een

uitbreiding van de productiecapaciteit voor compost.

n Een daling van de opbrengsten, gevoegd bij gelijkblij-

vende kosten leidde tot een lager inkomen uit bedrijf.

Plukbedrijven hebben minder goede resultaten behaald

dan snijdbedrijven.

389368

332

370 366

404372

335

0

100

200

300

400

500

2006 2007 2008 2009

x 1.

000

m2

Handmatig geoogst Machinaal geoogst

255

260

240

235

240

210

220

230

240

250

260

270

2004 2005 2006 2007 2008

x 1.

000

ton

48,3

39,8

39,8

30,9

30,7

22,8

23,1

19,3

20,1

18,3

14,1

12,4

11,7

11,5

12,4

14,7

98,0

83,0

78,4

71,1

70,6

67,7

27,9

17,8

0

20

40

60

80

100

2004 2005 2006 2007 2008 2009

x 1.

000

ton

Verenigd Koninkrijk Duitsland Frankrijk Totaal

35.000

97.80096.900

61.700

-3.600

49.500

87%

100%

94%93%

100%

93%

-20.000

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

2004 2005 2006 2007 2008v 2009r

EUR

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Inkomen uit bedrijf (l.as) Opbrengsten kostenverhouding (r.as)

Champignonteelt

Page 16: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

16

Areaal fruit: 19.657 hawaarvan areaal appelen: 9.129 hawaarvan areaal peren: 7.800 hawaarvan areaal kleinfruit: 1.456 ha

Aantal bedrijven in appelen: 1.623Aantal bedrijven in peren: 1.725Export appelen: 125.793 tonExport peren: 154.158 ton

www.nfofruit.nlwww.fruitteelt.infowww.degroentenenfruit.nlwww.frugiventa.nl

De schaalvergroting zal in de fruitteelt verder doorzet-

ten, waardoor bedrijven tegen een lagere kostprijs kun-

nen produceren. Peren, vooral de Conference, worden in

de Nederlandse fruitteelt steeds belangrijker, omdat het

Nederlandse klimaat gunstig is voor de perenteelt. Daar-

naast zijn er groeimogelijkheden voor de perenexport

door de sterke positie die Nederland op de internationale

perenmarkt inneemt. De afname van het appelareaal zal

de komende jaren minder snel gaan dan in het verleden

doordat de aanplant van clubrassen zal doorzetten. Een

geleidelijke aanplant van clubrassen is van groot belang

om de markt verder te ontwikkelen en om geen marktver-

storingen te veroorzaken. Op de langere termijn kan de

appelexport groeien door de grotere productie van clubras-

sen. Duitsland en Rusland zijn de belangrijkste exportbe-

stemmingen voor appelen. De fruitproductie kan jaarlijks

sterk variëren door de weersomstandigheden. Fruittelers

zullen volgens ABN AMRO steeds meer investeringen

doen om de nadelige gevolgen van het weer te minimali-

seren, bijvoorbeeld in hagelnetten. Daarnaast wordt ook

geïnvesteerd in bewaarfaciliteiten. Dit biedt ondernemers

de mogelijkheid om zelf de kwaliteit te bewaken, de afzet

te reguleren en kosten te besparen. Kwaliteit en nieuwe

rassen blijven belangrijke aspecten in de branche. Het

Nederlandse product kan zich op de internationale markt

hierdoor onderscheiden.

Het areaal fruit laat sinds 2005 een trendmatige groei zien.

Vooral het areaal kleinfuit neemt toe. Het aantal bedrij-

ven is de afgelopen jaren stabiel. Er treedt schaalvergro-

ting op. Van jaar tot jaar zijn grote schommelingen in de

productie te zien. Nachtvorst, hagel en droogte kunnen

de productie negatief beïnvloeden. In de fruitteelt wordt

veel geïnvesteerd in beregening om de schade door het

weer te beperken. Sinds kort bestaat er een brede weers-

verzekering, die ook hagelschade dekt. De binnenlandse

markt voor appelen en peren groeit niet meer. De export

is voor de branche van groot belang. In 2009 is de export

naar hoeveelheid voor appelen licht gedaald. In de Euro-

pese koelhuizen waren nog grote voorraden appelen uit

het vorige teeltjaar beschikbaar. De markt voor de export

van peren is goed, maar in de eerste helft van 2009 waren

er minder peren beschikbaar voor de export doordat de

perenoogst in 2008 erg klein was. De perenprijzen waren

hierdoor hoog. Eind 2009 trok de perenexport aan door de

grote productie in 2009 en de goede vraag uit de markt.

De appelteelt ondervindt concurrentie van de productie in

landen op het zuidelijk halfrond. Deze landen exporteren

fruit van een uitstekende kwaliteit. Nieuwe appelrassen die

aansluiten bij de smaakprofielen van de consument, zijn

succesvol ontwikkeld. Hoewel het areaal van de nieuwe

rassen zoals Kanzi, Junami en Rubens nog klein is, winnen

ze aan populariteit bij de consument.

In de fruitteelt worden pitvruchten (appelen en peren),

steenvruchten (pruimen en kersen) en kleinfruit (bessen,

frambozen, bramen en dergelijke) geteeld. Belangrijke

appelrassen zijn Elstar en Jonagold. Deze rassen zijn

geplant op 59% van het areaal appelen. De afgelopen jaren

neemt het areaal van nieuwe appelrassen (clubrassen) toe.

Het belangrijkste perenras is Conference. Dit ras neemt

75% van het perenareaal voor zijn rekening. Bij peren is het

nieuwe clubras Sweet Sensation ontwikkeld.

Productie van nieuwe appel- en perenrassen komt op gangGoede productie, grote voorraden en sterke concurrentie zetten de appelmarkt onder drukInvesteringen in bewaarfaciliteiten, clubrassen en hagelnetten

Fruitteelt

Page 17: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201017

n In de Nederlandse fruitteelt worden peren belangrijker.

Het areaal peren neemt toe en bedroeg 7.800 hectare in

2009.

n Het areaal appelen laat een trendmatige daling zien met

gemiddeld 2% per jaar. De daling zal de komende jaren

minder snel gaan door de opkomst van nieuwe appel-

rassen. Het verschil in areaal appelen en areaal peren

wordt jaarlijks kleiner.

n Na een dip in 2007 heeft het areaal kleinfruit de

opgaande lijn weer hervat.

Areaalontwikkeling Bron: LEI, CBS

Bruto productie Bron: CBS

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Export van Nederlands fruit Bron: Productschap Tuinbouw, KCB

n Ondanks het kleinere areaal, is de appelproductie in

2009 toegenomen. Vooral de productie van het belang-

rijkste ras Elstar is gestegen.

n In 2009 was er sprake van een recordproductie van

peren in Nederland, na een zeer kleine productie in het

jaar ervoor. Vooral de productie van Conference was

aanzienlijk hoger dan in 2008.

n Door de grote productie in 2009 lagen de appel- en

perenvoorraden begin 2010 in Nederland op een hoog

niveau.

n De export van appelen fluctueert van jaar tot jaar. Na

het hoge niveau in 2007 is de export in 2008 en 2009

gedaald.

n De perenexport stijgt jaarlijks, maar in 2008 en 2009

is de export gedaald door de kleine oogst in 2008. Er

waren minder peren beschikbaar voor de export.

n Nederland heeft een sterke positie op de perenmarkt in

het Verenigd Koninkrijk. Rusland en Zweden zijn grote

exportmarkten voor peren. De afzet naar Rusland

verloopt grillig.

n Het inkomen uit bedrijf is in 2009 gedaald, vooral door

lagere prijzen van de klassieke appelrassen. De prijzen

van de clubrassen waren fors hoger. Het areaal club-

rassen is nog te klein om een gunstige uitwerking op het

inkomen uit bedrijf te hebben.

n Bedrijven worden geconfronteerd met hogere kosten

voor gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en

arbeid. Tevens zijn de bewaarkosten gestegen door de

grotere voorraden.

632

645

587 97

4

993

1.01

7

1.37

5

1.49

4

1.50

5

1.26

2

1.54

7

1.60

3

9.12

9

9.30

2

9.38

0

9.56

2

9.73

7

10.2

17

7.80

0

7.47

6

7.29

6

6.91

4

6.69

2

6.49

3

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

2004 2005 2006 2007 2008 2009v

ha.

Appelen Peren Overige pit- en steenvruchten Kleinfruit

375402

172

301

436

359 365391

210195

222

260

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

2004 2005 2006 2007 2008 2009r

x 1.

000

ton

Appelen Peren

154.

478

145.

119

141.

728

157.

760

131.

356

137.

028

159.

196

161.

319

211.

779

180.

730

125.

793 154.

158

0

40.000

80.000

120.000

160.000

200.000

240.000

2004 2005 2006 2007 2008 2009

ton

Appelen Peren

28.000

45.000

19.900

46.300

57.000

84%

93%

85%87%

89%

80%

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

2004 2005 2006 2007 2008v 2009r

EUR

60%

80%

100%

Inkomen uit bedrijf (l.as)

Opbrengsten kostenverhouding (r.as)

Fruitteelt

Page 18: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

18

Productie geitenkaas (2008): 16.800 tonProductie geitenmelkpoeder (2008): 1.300 ton

Aantal bedrijven: 610Aantal melkgeiten: 231.090Gemiddelde melkgift per geit per jaar: 851 kg

www.lto.nlwww.prodzuivel.nlwww.geitennet.comwww.qkoortsinnederland.nl

In 2010 zal de melkgeitenhouderij worden beheerst door

de gevolgen van de Q-koorts. Het aantal bedrijven zal

afnemen en de geitenstapel zal door de ruimingen met

meer dan 20% teruglopen. Hierdoor zal de melkproductie

ook fors inkrimpen. Het ruimen van dieren is een een-

malige noodmaatregel die in de zomer van 2010 groten-

deels zal worden opgeheven. De afzet van geitenmelk

verloopt moeizaam. De export naar Frankrijk ligt op een

lager niveau doordat de productie in dat land is toegeno-

men. Productontwikkeling kan een bijdrage leveren aan

een betere marktpositionering van geitenmelk. Ondanks

de lagere productie van geitenmelk is de melkprijs in

de eerste twee maanden van 2010 gedaald. Hoewel de

bedrijven een schadeloosstelling per geruimde geit krijgen,

zal de vervolgschade groot zijn. Door het fokverbod is het

moeilijk voor de besmette bedrijven om de geitenstapel,

na het beëindigen van de noodmaatregel, op korte termijn

op het oorspronkelijke niveau terug te brengen. De afzet

van geitenbokjes blijft een groot probleem voor de sector.

Op de langere termijn zal vaccineren het middel zijn om de

Q-koorts te bestrijden. Daarnaast kan duurmelken verlich-

ting bieden. Hierbij vinden er in de bedrijfsvoering minder

verstoringen plaats bij het lammeren. De melkgeitenhou-

derij kan de komende jaren profiteren van het positieve

imago dat de sector heeft op het gebied van dierenwelzijn.

Sommige bedrijven houden melkgeiten als hoofdactiviteit,

terwijl andere bedrijven de dieren als nevenactiviteit hou-

den. Bedrijven met meer dan 2.500 melkgeiten zijn geen

uitzondering. Er treedt schaalvergroting in de branche op.

Sinds 2006 is het aantal bedrijven gekrompen, terwijl de

geitenstapel is gegroeid. In de geitenhouderij werkt circa

20% van de bedrijven op een biologische wijze. Bijna 80%

van de Nederlandse geitenmelk wordt verwerkt tot geiten-

kaas (inclusief wrongel), terwijl de rest verwerkt wordt tot

melkpoeder, consumptiemelk en andere halffabrikaten en

eindproducten. De consumptie van geitenmelkproducten

groeit door de verbeterde kwaliteit van de producten, de

ontwikkeling van nieuwe producten en door het toene-

mende aantal consumenten met last van voedselallergieën

en –intoleranties voor koemelk. Geitenmelk is een goed

alternatief voor koemelk. De export van halffabrikaten en

eindproducten is van groot belang voor de branche. Er

wordt veel kaas en wrongel naar Frankrijk geëxporteerd.

De geitenhouderij is sinds eind 2009 in de greep van de

Q-koorts. De overheid heeft maatregelen ingesteld ter

bestrijding van deze ziekte. De maatregelen bestaan uit het

ruimen van dieren, een verplicht vaccinatieprogramma,

een tijdelijk fokverbod, tijdelijke vervoersbeperkingen en

mest- en hygiënemaatregelen. In april 2010 waren op ruim

80 bedrijven ongeveer 50.000 drachtige dieren geruimd.

Geiten worden in Nederland voor de melkproductie gehou-

den; de vleesproductie is van ondergeschikt belang. De

melkgeitenhouderij is een jonge en relatief kleine branche.

Met de introductie van de melkquotering voor koemelk in

1984, heeft de melkgeitenhouderij een impuls gekregen.

De EU heeft geen quoteringsregeling voor geitenmelk.

De melkgeitenhouderij is sterk geconcentreerd in Noord

Brabant, Gelderland en Limburg.

Geitenhouderij is in de greep van de Q-koortsOndanks de lagere melkproductie daalt de geitenmelkprijsVaccineren van onbesmette melkgeiten werkt het beste tegen de Q-koorts

Geitenhouderij

Page 19: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201019

n De melkgeitenhouderij is een jonge branche die de afge-

lopen jaren is gegroeid. Het aantal melkgeiten van 1 jaar

of ouder is jaarlijks toegenomen.

n Gedurende de afgelopen negen jaar is het aantal melk-

geiten met gemiddeld 10% per jaar toegenomen tot

meer dan 230.000 dieren. Dit is inclusief de geiten op

bedrijven waar de dieren als neventak worden gehou-

den.

n In 2010 neemt het aantal melkgeiten af door de ruimin-

gen ter bestrijding van de Q-koorts

Aantal melkgeiten Bron: CBS

Aantal bedrijven naar aantal melkgeiten per bedrijf Bron: Productschap Zuivel

Geitenmelkprijzen Bron: KWIN, Productschap Zuivel, ABN AMRO Sector Research

Geitenmelkproductie Bron: Productschap Zuivel

n Het aantal bedrijven waar geiten als hoofdactiviteit wor-

den gehouden neemt sinds 2007 toe.

n Bijna 99% van de melkgeitenstapel bevindt zich op

bedrijven met meer dan 100 melkgeiten.

n In de melkgeitenhouderij treedt schaalvergroting op.

Deze trend wordt in 2010 onderbroken door de maatre-

gelen ter bestrijding van de Q-koorts.

n De productie van geitenmelk nam toe door de groei van

de melkgeitenstapel.

n De melkgift per geit varieert per bedrijf. Goede verzor-

ging en goede voeding hebben een positieve uitwer-

king. Topbedrijven kunnen een melkgift van 1.200 kg per

jaar behalen.

n Nederlandse geitenmelk heeft een gemiddeld vetge-

halte van 4,1% en een gemiddeld eiwitgehalte van 3,4%.

Gedurende het seizoen varieert het vet- en eiwitgehalte.

n De melkprijs komt geheel tot stand door vraag en

aanbod. Er zijn geen ondersteuningsregelingen en er is

geen quoteringsregeling in de EU van kracht.

n De melkprijs heeft tot en met 2008 een stijgende lijn

laten zien. In 2009 is de prijs met 9% gedaald doordat de

productiestijging te groot was.

n Er bestaan grote verschillen in de melkprijs die zuivelbe-

drijven betalen. Dit is vooral afhankelijk van het produc-

tenpakket van het zuivelbedrijf.

231

208

189177172168

158

0

40

80

120

160

200

240

280

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

x 1.

000

stu

ks

352372

504

299 306

41 35 46 32 24

330 326 312 321 325

0

100

200

300

400

500

600

2004 2005 2006 2007 2008

1 - 19 Melkgeiten 20 - 99 > 100

124.000135600

148000

162000

177000

203000

0

40.000

80.000

120.000

160.000

200.000

2004 2005 2006 2007 2008 2009r

x 1

ton

45,9445,83

42,83

40,32

36,46

30,61

33,63

39,58

50,38

25

30

35

40

45

50

55

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009r

EU

R p

er 1

00 k

g, i

ncl

. BT

W

Geitenhouderij

Page 20: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

20

Areaal glasgroenten: 4.826 ha- waarvan areaal tomaten: 1.628 ha- waarvan areaal paprika’s: 1.331 ha- waarvan areaal komkommers: 626 ha

Aantal bedrijven: 1.874Aantal bedrijven in tomaten: 358Aantal bedrijven in paprika’s: 348Aantal bedrijven in komkommers: 292

www.degroentenenfruit.nlwww.groentennieuws.nlwww.groeiservice.nlwww.endex.nl

Het jaar 2010 zal voor de meeste groentetelers onder glas

wederom een moeilijk jaar worden. Het aantal bedrij-

ven zal versneld afnemen, waarbij vooral verouderde en

verspreid liggende bedrijven de activiteiten zullen beëin-

digen. Schaalvergroting blijft mogelijk, mits het in kleinere

stappen en met voldoende eigen middelen gerealiseerd zal

worden. De productie zal in 2009 geen grote wijzigingen

laten zien. Kostprijsbeheersing blijft bij de groenteteelt

onder glas van groot belang. Nieuwe ontwikkelingen,

zoals verdergaande energiebesparing, energieproductie

en teelttechnische innovaties, zullen hierbij helpen. Op de

langere termijn kan de export zich op het huidige hoge

niveau handhaven, doordat de vraag naar het Nederlandse

product groot blijft. De afzetstructuur kan worden versterkt

met investeringen in smaak, duurzaamheid, verkoopcon-

cepten, marketing en service. Sterke punten van het Neder-

landse product zijn de uniforme en goede kwaliteit, het

grote aantal smaakvariëteiten, het gebrek aan residuen van

gewasbeschermingsmiddelen, de beschikbaarheid van elke

gewenste hoeveelheid en de snelheid en betrouwbaar-

heid van afleveringen. Op de internationale groentemarkt

blijft volgens ABN AMRO ondanks een sterke concurrentie

ruimte voor producenten die snel een kwalitatief goed en

milieuvriendelijk geteeld product kunnen leveren, die een

breed en diep assortiment voeren en die blijven investeren

in ketensamenwerking.

De groenteteelt onder glas is in een moeilijke situatie terecht

gekomen. De productie is toegenomen door een groter

areaal en een stijging van de productie per vierkante meter.

Productievere rassen, technische innovaties, een toename

van assimilatiebelichting en groeiend ondernemerschap

hebben tot een stijging van de productie geleid, waarbij het

weer een incidentele invloedsfactor is. De afgelopen jaren

heeft de schaalvergroting verder doorgezet. Momenteel is

er in de branche discussie over de optimale bedrijfsgrootte.

Grotere bedrijven vereisen andere managementkwaliteiten

dan kleinere bedrijven. Ondernemerskwaliteiten bepalen de

optimale bedrijfsgrootte. De Nederlandse groentebranche is

sterk gericht op de export, voornamelijk naar EU-markten.

De West-Europese groentemarkt is verzadigd. In 2009 was

de productie groot in relatie tot de afzetmogelijkheden,

waardoor de opbrengstprijzen sterk onder druk stonden.

Een andere oorzaak van de slechte prijsvorming is de

slechte afzetpositie door het versnipperde aanbod tegenover

een gecentraliseerde inkoop bij de retail. Een belangrijke

leverancier op de Europese markt is Spanje. Dit land pro-

duceert vooral bulkproducten tegen een lage kostprijs. Het

grootste deel van het Spaanse aanbod is beschikbaar in een

periode dat de Nederlandse productie klein is. De aandacht

in de branche voor energie-efficiency is groot. Veel bedrij-

ven hebben investeringen gepleegd in WKK-installaties en

leveren elektriciteit terug aan het net.

De groenteteelt onder glas vormt een onderdeel van de

glastuinbouw. De belangrijkste kasgroenten zijn tomaat,

paprika en komkommer. Deze drie producten nemen

gezamenlijk bijna driekwart van het kasgroenteareaal voor

hun rekening. De belangrijkste productielocaties liggen

in het Westland, in een gebied rond Bleiswijk en in de

omgeving van Venlo. Daarnaast is in de Wieringermeer een

grootschalig glastuinbouwgebied (Agriport A7) ontwikkeld.

Handelshuizen en veilingen hebben een groot aandeel in

de distributie van de groenten.

Slechte resultaten in 2009 door zeer lage prijsniveausMarktevenwicht in 2009 verstoord door versnipperd aanbod en stijging van de productieNederlandse product heeft een sterke positie op de internationale markt

Groenteteelt onder glas

Page 21: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201021

n Het areaal van de groenteteelt onder glas is in de afgelo-

pen jaren gestaag gestegen.

n Het tomatenareaal is gedurende de afgelopen zes jaar

met gemiddeld 4,4% toegenomen. In de Nederlandse

tomatenteelt ligt de nadruk op de teelt van trostomaten.

n Het areaal paprika’s liet tot en met 2008 een licht

dalende lijn zien. In 2009 is het areaal weer toegeno-

men. De branche heeft meer andere groenten, zoals

aubergines en courgettes geteeld.

Areaalontwikkeling Bron: CBS

Oogst belangrijkste glasgroenten Bron: CBS

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Exportontwikkeling Bron: Productschap Tuinbouw, KCB

n De tomatenoogst is sterker gestegen dan de uitbrei-

ding van het areaal wat duidt op een grotere productie

per vierkante meter. Een toename van het gebruik van

assimilatiebelichting, het gebruik van productievere ras-

sen en een modernisering van de glasopstand dragen

hieraan bij.

n De paprikaproductie is in de afgelopen zes jaar ook toe-

genomen, hoewel minder sterk dan de tomatenproductie.

n De productie van komkommer schommelt jaarlijks rond

435.000 ton.

n Gedurende de afgelopen zes jaar laat de groente-export

naar hoeveelheid een opgaande lijn zien met alleen een

dip in 2006.

n Aanvankelijk verliep de export in 2009 stroef door de

vertraagde productie, maar later werd de achterstand

ingehaald door het lage prijsniveau.

n Meer dan 90% van de export van groente wordt in de

EU-lidstaten afgezet, vooral in Duitsland. Buiten de EU is

Rusland een belangrijk afzetland.

n In 2009 zijn erg slechte resultaten behaald vooral door de

zeer lage opbrengstprijzen.

n De opbrengstprijzen waren laag door een verstoord

marktevenwicht voornamelijk als gevolg van een grotere

productie en de versnipperde afzetstructuur.

n Het inkomen wordt sterk bepaald door de weersomstan-

digheden in de productie- en consumptiegebieden, het

aangeplante areaal in Europa en de aanvoer uit Zuid-

Europa.

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

2005 2006 2007 2008 2009v

ha.

Totaal Tomaat Paprika Komkommer Overig

4.44

5

4.54

8

4.57

1

4.64

7

4.82

6

1.39

6

1.48

1

1.54

5

1.60

0

1.62

8

1.23

6

1.21

4

1.18

7

1.18

4

1.33

1

631

638

617

622

6261.

182

1.21

5

1.22

2

1.24

1

1.24

1

730

800

335 37

0

435

440

440

430

425 43

5

655

660 68

0

685

318 34

5

318

320

0

100

200

300

400

500

600

700

800

2004 2005 2006 2007 2008 2009

x 1.

000

ton

Tomaat Paprika Komkommer

1.93

3

1.88

6

1.89

7

1.98

2

2.03

2

608

624

630

666 74

7

344

346

340

336

346

312

286

289

302

330

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

2005 2006 2007 2008 2009

x 1.

000

ton

Verse groente, excl. uien Tomaat Komkommer Paprika

-230.000

-32.800

55.70069.500

33.00043.900

76%

97%

91%

96%92%90%

-250.000

-200.000

-150.000

-100.000

-50.000

0

50.000

100.000

2004 2005 2006 2007 2008v 2009r

EU

R

60%

70%

80%

90%

100%

Inkomen uit bedrijf (l.as)

Opbrengsten-kostenverhouding % (r.as)

Groenteteelt onder glas

Page 22: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Websites

22

Kerngegevens 2008

- waarvan besomming aan garnalen: EUR 58 mlnGasolieverbruik: 164 mln literGasolieprijs per ton (2009): circa EUR 330

Aantal kotters: 308Motorvermogen kottervloot: 239.000 pkAantal opvarenden: 1.312Besomming (2009): EUR 225 mln

www.pvis.nlwww.vissersbond.nlwww.visserij.nlwww.visserijnieuws.nl

Nederland besteedt veel aandacht aan een goed beheer

van visbestanden. Op basis van het meerjarenbeheers-

plan platvis zijn de vooruitzichten voor de ontwikkeling

van de quota gunstig. In 2010 zal door de grotere quota de

aanvoer van vis toenemen. De scholprijzen zullen volgens

ABN AMRO in 2010 nog niet herstellen. De meeste vissoor-

ten ondervinden een sterke concurrentie van goedkope

kweekvissoorten. Er moet aandacht worden geschonken

aan een betere marktpositionering van de producten. De

introductie van vis onder een duurzaamheidlabel, zoals

MSC, kan hieraan een bijdrage leveren. Duurzaamheid zal

de komende jaren in de kottervisserij een belangrijke rol

spelen. Het meerjarenplan levert een bijdrage aan de duur-

zaamheid, terwijl er ook initiatieven worden ondernomen

om de ongewenste bijvangsten zoveel mogelijk te beper-

ken. Daarnaast worden brandstofbesparende visserijtech-

nieken onderzocht en geïmplementeerd. Dit vindt plaats in

de vorm van technische aanpassingen aan de kotter en het

vistuig (bijvoorbeeld pulskor en sumwing), maar ook in de

vorm van andere visserijtechnieken (bijvoorbeeld staand-

wantvisserij, flyshoot, outriggen en twinrigvisserij). Deze

aanpassingen en nieuwe technieken bieden economische

voordelen voor de visserij, doordat er forse energiebespa-

ringen mogelijk zijn. Daarnaast kunnen ze ook bijdragen

aan een grotere duurzaamheid voor de branche. Het mes

snijdt aan twee kanten.

In de loop der jaren hebben diverse saneringen in de

kottervisserij plaatsgevonden waardoor de vloot kleiner

is geworden. Met de huidige vloot kunnen de visquota,

die aan Nederland zijn toegewezen, worden opgevist. De

visquotering maakt onderdeel uit van het EU-visserijbeleid

en begrenst de visvangsten van enkele vissoorten. Het

quoteringssysteem voor tong en schol is gebaseerd op een

meerjarenplan. Meestal worden de quota geheel opge-

vist. Het ongebruikte deel van de quota mag in beperkte

mate naar het volgende jaar worden overgebracht. In de

belangrijkste visquota zit sinds enkele jaren een stijgende

lijn, waardoor de visvangsten toenemen. De visprijzen zijn

de afgelopen jaren gedaald. Dit wordt veroorzaakt door

de grotere importen van kweekvis (pangasius en tilapia),

de importstijging van de wild gevangen yellowfin sole en

het grotere aanbod van diepgevroren vis uit IJsland. Olie

is een belangrijke kostenpost in de kottervisserij. De prijs

van gasolie kende een piek in 2008 en is sindsdien weer

gedaald. De gemiddelde prijs is in 2009 met circa 36%

gedaald ten opzichte van 2008. Op langere termijn neemt

het olieverbruik van de kotters af door de overgang naar

energiezuinigere visserijtechnieken. De garnalenvisserij

is van groot belang in het kottersegment met motoren tot

en met 300 pk. Door de lage garnalenprijzen is 2009 geen

goed jaar geweest voor de garnalenvisserij.

Kotters zijn vissersvaartuigen die vooral met de boomkor

op de Noordzee en Waddenzee vissen. De visreizen duren

meestal een week. De belangrijkste vissoorten die in de

kottervisserij worden gevangen zijn tong, schol en wijting.

De kleinere kotters vissen ook op garnalen. Het belang van

andere, niet gequoteerde vissoorten wordt in deze branche

steeds groter. Er wordt veel onderzoek verricht naar alter-

natieve visserijtechnieken zoals de visserij met de pulskor,

hydrorig, twinrig, flyshoot en sumwing.

Gunstige vooruitzichten voor de platvisquotaNog geen herstel van de scholprijzen in 2010Duurzaamheid, brandstofbesparing en nieuwe visserijtechnieken van groot belang

Kottervisserij

Page 23: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201023

n Door een saneringsregeling is het aantal kotters in 2008

sterk afgenomen. Het omvlaggen van schepen komt niet

meer voor.

n De belangrijkste segmenten zijn Eurokotters (261-300

pk) en middelgrote kotters (1.501-2.000 pk). Eurokotters

vissen op garnalen en op platvis. Middelgrote kotters

vissen vooral op platvis.

n De investeringen in de kottervisserij zijn de afgelopen

jaren laag geweest en richten zich op brandstof-

besparing en duurzaamheid.

Structuur van de vloot Bron: LEI

Visquota Bron: Ministerie LNV, LEI

Besomming Bron: LEI

Visprijzen Bron: CBS

n Het scholquotum is in 2010 conform het platvisbeheers-

plan en de bestandsgrootte, verhoogd met ruim 12%. Het

tongbestand bevindt zich binnen de veilige biologische

grenzen, waardoor het quotum beperkt is toegenomen.

n In 2009 is het gehele scholquotum en 90% van het tong-

quotum opgevist.

n De visbestanden veranderen niet alleen door de visserij,

maar ook door opwarming van de zee, veranderende

zeestromen en de af- of toename van voedingsstoffen in

zee.

n De tongprijs liet in 2009 een licht herstel zien.

n De scholprijs is in 2009 sterk onderuit gegaan, terwijl de

garnalenprijs ook op een erg laag niveau lag.

n De visprijzen staan onder druk door de sterk gestegen

import van pangasius en tilapia en door de economische

ontwikkelingen in IJsland. Dit land bouwt haar voorra-

den diepgevroren vis af en zet deze vis op de Europese

markt af.

n De hoge besomming in 2007 kan voor een belangrijk

deel worden toegeschreven aan de goede gang van

zaken in de garnalenvisserij.

n De besomming in de kottervisserij neemt sinds 2007 af

door de onder druk staande visprijzen.

n Het aandeel van niet gequoteerde vissoorten in de

besomming wordt jaarlijks groter.

Eurokotters 50%

Kleine kotters 16%

Middenslag kotters 8%

Middelgrote kotters

25%

Grote kotters 1%

* excl. ruil

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

30.000

2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010*

x 1

ton

Schol Tong

23.5

84

24.3

98

22.7

32

21.4

49

19.9

04

21.6

80

13.2

48

13.6

08

13.7

32

11.8

87

10.1

15

10.9

82

24.3

47

11.0

83

2,63 2,873,83 3,65

2,52

1,381,902,042,062,02

10,039,8410,08

12,71

10,43

0

2

4

6

8

10

12

14

2005 2006 2007 2008 2009

EU

R/k

g.

Schol Tong Garnalen

270

252

225

262

241 240

247

200

210

220

230

240

250

260

270

280

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009r

x E

UR

1 m

ln

Besomming kottervisserij

Kottervisserij

Page 24: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

24

Aantal leghennen, 18 weken en ouder: 34,6 mlnExport eieren en eiproducten: 9.245 mln stuksEierconsumptie per capita: 184 stuksZelfvoorzieningsgraad: 309%

Aantal bedrijven met leghennen: 1.127- waarvan bedrijven met scharreleieren: 545- waarvan bedrijven >50.000 leghennen: 160

www.pve.nlwww.nop.nlwww.pluimveehouden.nlwww.blijmeteenei.nl

De resultaten in de legpluimveehouderij worden sterk

bepaald door de ontwikkeling van de voerprijzen en de

eierprijzen. Na een hoogtepunt in 2008 zijn de voerprij-

zen in 2009 met circa 17% gedaald. ABN AMRO verwacht

dat de voerprijzen zich in de eerste helft van 2010 op het

huidige niveau zullen handhaven, terwijl er in het laatste

kwartaal een stijging zal optreden. De grote vraag uit Duits-

land is een belangrijke reden van de eierprijsstijging in

2009. Op korte termijn zal de import in Duitsland afnemen

door een toename van de lokale productie, terwijl de vraag

naar Nederlandse eieren groot blijft door het EU-verbod op

kooihuisvesting. De eierprijzen zullen zich in 2010 bewegen

op een niveau boven het langjarig gemiddelde. De Neder-

landse leghennenhouderij heeft al fors geïnvesteerd in

andere huisvestingssystemen, maar de meeste EU-landen

lopen achter. In Spanje en in Polen bestaat de productie

nog voor ruim 90% uit kooieieren. Bij de omschakeling zul-

len henplaatsen vervallen doordat een aantal ondernemers

de investeringen niet wil plegen wat een opwaarts poten-

tieel biedt voor de eierprijzen. Na de omschakeling zullen

de prijzen normaliseren. Het is een uitdaging voor de

branche om over te schakelen van kooi- naar alternatieve

huisvesting zonder de markt ernstig te verstoren. Andere

kansen zijn het verbeteren van de diergezondheid en het

vasthouden van de mate van diversiteit gecombineerd met

een hoge logistieke efficiency.

Het aantal bedrijven in de legpluimveehouderij laat een

dalend verloop zien. Vooral de kleinere bedrijven staken

de bedrijfsactiviteiten, terwijl het aantal bedrijven met

meer dan 50.000 leghennen toeneemt. De leghennenstapel

neemt de laatste jaren weer toe. Dit leidt tot een grootscha-

liger productie. Er zijn in 2009 in Nederland 9,65 miljard

consumptie-eieren geproduceerd, waarvan 45,2% kooi-

eieren. De traditionele kooien zijn met ingang van 2012 als

huisvestingssysteem in de EU verboden. Hierdoor moeten

voor 2012 nog veel leghenhouders met kooihuisvesting,

omschakelen naar andere huisvestingssystemen. Het

grootste deel van de productie in de legpluimveehouderij

wordt geëxporteerd. Duitsland is de belangrijkste export-

markt voor eieren. Ontwikkelingen op de Duitse markt zijn

dus van groot belang. Sinds 2009 is de productie van eie-

ren in Duitsland gedaald, wat een positieve invloed heeft

op de Nederlandse export. Het kooiverbod is in Duitsland

op 1 december 2009 versneld ingevoerd, waarbij de ver-

rijkte kooi ook is verboden. Veel Duitse producenten zijn

nog bezig met de omschakeling naar alternatieve huisves-

tingssystemen. Een aantal Duitse producenten zal de acti-

viteiten niet voortzetten. De legpluimveehouder verkoopt

de geproduceerde eieren tegen contractprijzen of markt-

prijzen aan pakstations of aan de verwerkende industrie.

Pakstations sorteren en verpakken eieren in kwaliteits-,

grootte- en gewichtsklassen.

De legpluimveebranche omvat de productie van eieren. Er

wordt onderscheid gemaakt naar leghennen voor de pro-

ductie van consumptie-eieren en vleeskuikenouderdieren

voor de productie van broedeieren voor de vleespluimvee-

branche. Hier wordt alleen de productie van consumptie-

eieren behandeld. Binnen de legbranche kunnen vier

subbranches worden onderscheiden naar houderijsysteem:

kooi, scharrel, vrije uitloop en biologisch.

Uitzonderlijk goede resultaten in 2009 in legpluimveehouderijEierprijzen zullen in tweede halfjaar van 2010 dalenVóór 2012 zijn forse investeringen in alternatieve huisvestingssystemen noodzakelijk

Legpluimveehouderij

Page 25: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201025

Pluimveestapel: leghennen 18 weken en ouder Bron: CBS

Productie consumptie-eieren Bron: PVE

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Producentenprijs eieren en voerprijs eierbranche Bron: LEI

n Het inkomen uit bedrijf in de legpluimveehouderij wordt

sterk bepaald door de eierprijzen en de voerkosten.

n In 2009 lag het inkomen uit bedrijf op een hoog niveau

door de gestegen eierprijzen en de gedaalde voerkos-

ten.

n De afzetmogelijkheden voor pluimveemest zijn de afge-

lopen jaren groter geworden, waardoor de mestafzet-

kosten fors zijn gedaald. Op jaarbasis lagen de gemid-

delde mestafzetkosten in 2009 circa 30% lager dan in

2008.

32.923

34.557

32.573

23.947

27.219

30.513 30.84531.427

20.000

22.000

24.000

26.000

28.000

30.000

32.000

34.000

2000 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

x 1.

000

stu

ks

9.65

0

3.92

8

1.14

8

9.52

0

9.41

8

9.20

0

9.07

0

9.20

0

2.24

4 3.20

5

2.65

2 3.80

8

3.49

8

1.44

7

1.31

1

1.26

6

1.09

5

1.23

0

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

2004 2005 2006 2007 2008 2009v

x 1

mln

stu

ks

Totaal consumptie-eieren w.o. scharreleieren w.o. vrije uitloop-eieren

0,94

0,98

0,54 0,55

0,70

0,89 0,86

21,25

19,0018,35

23,45

28,10

23,40

19,80

0,00

0,20

0,40

0,60

0,80

1,00

1,20

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

EU

R p

er k

g a

f-b

oer

der

ij

0,00

5,00

10,00

15,00

20,00

25,00

30,00

Leg

mee

l, E

UR

per

100

kg

Producentenprijs eieren (l.as) Voerprijs eiersector, legmeel d.d. fase 2 (r.as)

-5.500 -6.500

60.100

-7.800

-66.500

186.500

75%

87%97%

89%

113%

85%

-100.000

-50.000

0

50.000

100.000

150.000

200.000

2004 2005 2006 2007 2008v 2009r

EU

R

0%

20%

40%

60%

80%

100%

120%

Inkomen uit bedrijf (l.as) Opbrengsten-kostenverhouding % (r.as)

n De export naar Duitsland is van groot belang voor de

Nederlandse eierbranche. Hierdoor bepaalt de markt-

situatie in Nederland en in Duitsland voor een belangrijk

deel het verloop van de eierprijzen.

n In 2009 zijn de marktprijzen voor eieren gestegen door

de grote vraag naar eieren uit Duitsland.

n De voerprijzen zijn in 2009 met gemiddeld 17% gedaald.

n Als gevolg van de toename van de leghennenstapel,

nam de productie van consumptie-eieren in de afgelo-

pen jaren toe. De productie is weer terug op het niveau

van de jaren voor de vogelpest.

n Het aandeel van scharreleieren in de productie heeft de

afgelopen jaren sterk aan belang gewonnen en is nu

groter dan 40%.

n De productie van vrije uitloopeieren is de afgelopen

jaren gedaald, maar nam in 2009 weer toe.

n Als gevolg van de vogelpest was de pluimveestapel in

2003 erg laag. Vanaf 2003 is de leghennenstapel met

gemiddeld 6,3% per jaar gegroeid.

n In 2009 werd 56,2% van de leghennen op een alterna-

tieve wijze gehouden: 40,9% scharrelhennen, 12,7% vrije

uitloophennen en 2,6% biologische hennen.

n Het aantal kooihennen daalt, vooruitlopend op het ver-

bod om vanaf 2012 kooien als huisvesting te gebruiken.

In 2009 werd 43,8% van de leghennen in kooien gehou-

den.

Legpluimveehouderij

Page 26: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

26

www.lto.nlwww.prodzuivel.nlwww.lei.wur.nlwww.cbs.nl

Aantal bedrijven met melkkoeien: 20.750Aantal gespecialiseerde melkveebedrij-ven: 18.590

Gemiddeld aantal koeien per melkveebedrijf: 75Gemiddelde melkproductie per koe: 7.990 kgGemiddeld inkomen uit bedrijf: EUR 58.200Opbrengsten-kostenverhouding: 89%

Hoewel de gemiddelde melkprijs over geheel 2009 is afge-

nomen, neemt de melkprijs sinds medio 2009 wel weer

toe. De aantrekkende wereldeconomie zal de markt voor

zuivelproducten op de korte termijn gunstig beïnvloeden,

wat positief is voor een verder herstel van de melkprijs.

Ook de daling van de wereldwijde melkproductie in 2009

zal hieraan bijdragen. Ongunstig is dat de economische

opleving in de ontwikkelde regio’s nog fragiel is en dat de

veevoerprijzen het dal lijken te hebben bereikt. Desondanks

verwacht ABN AMRO een normalisering van het inkomen

uit bedrijf in 2010. Op de middellange termijn zal de Euro-

pese marktbescherming en prijssteun worden afgebouwd.

Eerst zullen de quota verder worden verruimd, om in 2015

geheel te worden afgeschaft. Dit betekent dat de melkprijs,

en daarmee de melkveehouder, veel meer zal worden over-

geleverd aan mondiale marktbewegingen met een grotere

prijs- en inkomensvolatiliteit als gevolg. Menig melkvee-

houder zal verder vooruit gaan kijken en zich gaan voorbe-

reiden op de nieuwe situatie. De wake-up call in 2009 zal

de noodzaak daartoe zeker hebben versterkt. Zo vraagt een

schommelende markt om een lage kostprijs, een flexibele

kostprijs of voldoende weerstandsvermogen. Daarnaast zal

de melkveehouder zijn uitbreidingsinvesteringen veel meer

gaan baseren op het verwachte rendement. Verder zal de

melkveehouder zich volgens ABN AMRO zich terdege moe-

ten beraden op zijn strategie op het gebied van de aankoop

van melkquota.

Het aantal melkveehouders daalt jaarlijks. De aanleiding is

vaak een gebrek aan bedrijfsopvolging. Wel lag de afname

in 2009 met 1,5% ver onder het langjarige gemiddelde van

5%. Dit had te maken met de hoge melkprijs in de jaren

ervoor. Alleen de bedrijven met 100 of meer melkkoeien

nemen de laatste jaren in aantal toe. Al met al neemt het

gemiddelde aantal melkkoeien en hectare per bedrijf toe.

De melkveehouder heeft geen invloed op de prijzen van

melk en krachtvoer. Deze worden steeds meer door mondi-

ale ontwikkelingen van vraag en aanbod bepaald. Hierdoor

krijgt de ondernemer in toenemende mate met grillige

marktomstandigheden te maken. In 2009 werden de melk-

veehouders geconfronteerd met een fors lagere melkprijs.

Dit werd voor een groot deel veroorzaakt door een slechte

markt voor zuivelproducten als gevolg van de wereldwijde

recessie. Daarnaast werd in 2009 de afschrijving op het

melkquotum geïntroduceerd. Wel namen de voerkosten

per bedrijf af. Uiteindelijk werd er een negatief inkomen

van 1.800 euro gerealiseerd, na een positief inkomen van

47.100 euro een jaar eerder. Forse ontsparingen waren

nodig om aan alle betalingsverplichtingen te voldoen. Voor

sommige bedrijven was dit niet voldoende. Zij moesten

andere oplossingen zoeken, zoals uitstel van aflossingen,

verhoging van de financiering, reductie van privé-uitgaven,

uitstel van vervangingsinvesteringen, verkoop van bedrijfs-

onderdelen of bedrijfsbeëindiging.

De melkveehouderij valt onder de grondgebonden vee-

houderij en is de grootste grondgebruiker binnen de

agrarische sector. In 2009 waren er in Nederland nog circa

20.270 bedrijven met in totaal ruim 1,49 miljoen melk- en

kalfkoeien. De grootste concentraties van bedrijven vindt

men in de Friese weidestreken, het Oostelijk weidegebied

en het Groene Hart. De melk wordt geleverd aan de zuivel-

industrie, die deze verder verwerkt tot zuivelproducten. Van

oudsher spelen in de zuivelindustrie coöperaties een grote

rol.

De lage melkprijs leidde tot een forse inkomensdaling in 2009Op korte termijn wordt een normalisering van het inkomen verwachtLiberalisering leidt tot een grotere prijsvolatiliteit

Melkveehouderij

Page 27: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201027

n Het proces van schaalvergroting houdt onverminderd

aan.

n Het belang van het aantal bedrijven met 100 of meer

koeien is van 30% in 2000 toegenomen tot tot 50% in

2009.

Bedrijven met melk- en fokvee naar grootte Bron: CBS

Melkaanvoer Bron: CBS

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Prijsontwikkeling van melk en krachtvoer Bron: LEI

n De hoeveelheid melk die aan zuivelfabrieken wordt gele-

verd, laat na een forse toename in 2008 een daling zien

in 2009.

n De oorzaak van de daling was dat de melkveehouders

zich genoodzaakt zagen de productie te reduceren als

gevolg van een lage melkprijs.

n Sinds de tweede helft van 2008 is de zuivelmarkt ver-

slechterd. Niet alleen de afzet, maar ook de prijs van

zuivelproducten stond onder druk. Dit leidde tot een

dalende melkprijs. Vanaf medio 2009 herstelt de melk-

prijs zich weer. Gemiddeld genomen nam de melkprijs

af van 38 EUR in 2008 tot 28 EUR in 2009.

n Gunstig voor de melkveehouderij is dat de voerprijs

sinds eind 2008 en daling laat zien.

n In 2009 daalde het gemiddelde inkomen uit bedrijf

tot een ongekend dieptepunt. In dat jaar was het het

inkomen uit bedrijf negatief (-1.800 euro). De belang-

rijkste reden van dit verlies was het lage niveau van de

melkprijs.

n Voor het eerst sinds lange tijd moest er een beroep

op het eigen vermogen worden gedaan om aan alle

betalingsverplichtingen, zowel privé als bedrijfsmatig, te

voldoen.

0%

20%

40%

60%

80%

100%

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

1-50 koeien 50-100 koeien 100-200 koeien �>– 200 koeien

11077

10479

11295

10200

10400

10600

10800

11000

11200

11400

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009*

x 1

mln

kg

jan

-08

feb

mrt

apr

mei

jun

jul

aug

sep

okt

nov dec

jan

-09

feb

mrt

apr

mei

jun jul

aug

sep

okt

nov dec

EU

R p

er 1

00 k

g

Prijs krachtvoer, eiwitrijke brok B Melkprijs, gemiddeld vet

15

20

25

30

35

40

45

-60.000

-40.000

-20.000

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009R

EU

R

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Inkomen uit bedrijf (l.as)

Besparingen per bedrijf (l.as)

Opbrengst per 100 euro kosten (r.as)

Melkveehouderij

Page 28: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

28

waarvan areaal chrysanten: 493 haAreaal potplanten: 1.464 haAreaal perkplanten: 475 haVeilingomzet: EUR 3.951 mln

Aantal bedrijven: 3.993Areaal sierteelt onder glas: 5.005 haAreaal snijbloemen: 2.690 hawaarvan areaal rozen: 532 ha

www.hortinews.comwww.vakbladvoordebloemis-terij.nlwww.hbagbloemen.nlwww.endex.nl

De ontwikkelingen in de sierteelt onder glas worden in

sterke mate beïnvloed door de snelheid waarmee het

economisch herstel zal inzetten. Schaalvergroting zal de

komende jaren verder doorzetten. Grotere bedrijven heb-

ben door een betere benutting van arbeid en investerin-

gen, meer mogelijkheden om tegen een lagere kostprijs te

produceren. Specialiteiten en noviteiten blijven belangrijk

bij de assortimentskeuze van de bedrijven. Als het prille

economische herstel doorzet, verwacht ABN AMRO in 2010

een licht herstel van de export van bloemen en planten.

Volgens ons kan op de langere termijn de marktomvang in

veel landen toenemen, doordat het product nog steeds in

een warme belangstelling staat bij de consument. De afzet

van potplanten zal een grotere groei laten zien dan de afzet

van snijbloemen. Weersomstandigheden tijdens het tuin-

seizoen spelen een belangrijke rol in de afzet van perkplan-

ten. Positief voor de afzet van perkplanten is de groeiende

belangstelling voor tuinieren. Kostprijsbeheersing bij de

productie van bloemen en planten blijft van groot belang.

Nieuwe ontwikkelingen, zoals verdergaande energiebe-

sparing en automatisering, dragen hieraan bij. De sierteelt-

branche kan daarbij gebruik maken van zijn sterke punten

op het gebied van kwaliteit, service, assortiment, prijs-

kwaliteitverhouding, clustervorming en innovatiekracht van

de ondernemingen.

Kenmerkend voor de bedrijfsstructuur van de sierteelt

onder glas is schaalvergroting. Het aantal bedrijven is in

2009 met 8% gedaald, terwijl het areaal met minder dan

1% afnam. De export is van groot belang voor de sierteelt

onder glas, omdat het grootste deel van de productie op

buitenlandse markten wordt afgezet. Gedurende een groot

aantal jaren is de export gestegen. De groei kan door een

aantal factoren worden verklaard, zoals de opkomst van

nieuwe distributiekanalen (bouwmarkten) op bestaande

markten, de ontwikkeling van nieuwe markten (Oost-

Europa), het brede assortiment, het grote aantal noviteiten

en het goede logistieke systeem. Het Nederlandse product

heeft een sterke positie op de internationale markt. In

2008 en 2009 werd de jarenlange trend van exportgroei

echter onderbroken. De export daalde in deze jaren door

economische en valutaire ontwikkelingen in een aantal

belangrijke afzetmarkten en door de gevolgen van de kre-

dietcrisis. Daarnaast ondervinden Nederlandse telers op de

afzetmarkten concurrentie van telers uit Afrika. Op dit con-

tinent zijn rozen het belangrijkste gewas. De afname van

de export en de grotere concurrentie hebben in 2009 geleid

tot een daling van de veilingprijzen van de belangrijkste

bloemensoorten. Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg

dat er in de sierteelt onder glas in 2009 gemiddeld nega-

tieve resultaten zijn behaald. Voor de teelt van perkplanten

was 2009 wel een goed jaar.

In de sierteelt onder glas worden snijbloemen en potplan-

ten in kassen gekweekt. De belangrijkste snijbloemen in de

sierteelt zijn roos, chrysant, lelie en gerbera. Deze pro-

ducten nemen gezamenlijk 54% van het areaal voor hun

rekening. Belangrijke potplanten zijn phalaenopsis, anthu-

rium en ficus. De sierteelt onder glas is geconcentreerd

in de gebieden rond Aalsmeer, Rijnsburg en Bleiswijk en

in het Westland. De afzet gaat hoofdzakelijk via veilingen

en bemiddelingsbureaus. De handel buiten de veiling om

neemt toe.

Resultaten staan nog steeds onder druk door de lagere exportNederlandse product heeft een sterke positie op de internationale marktAfzet van pot- en tuinplanten ontwikkelt zich beter dan de afzet van snijbloemen

Sierteelt onder glas

Page 29: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201029

n De daling van het areaal snijbloemen en sierplanten

bleef in 2009 beperkt tot minder dan 1%.

n Het areaal snijbloemen is gedurende de afgelopen zes

jaar met gemiddeld 4,3% afgenomen. In 2009 werden

snijbloemen geteeld op 2.690 hectare.

n Het areaal potplanten nam de afgelopen jaren toe, ter-

wijl het perkplantenareaal een wisselend beeld liet zien.

Areaalontwikkeling Bron: CBS

Veilingprijzen Nederlands product Bron: VBN

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Exportontwikkeling bloemkwekerijproducten Bron: HBAG Bloemen en Planten

n De veilingprijzen van de belangrijkste bloemensoorten

die in Nederland worden geteeld, zijn in 2009 gedaald.

De daling van de export was hierbij de belangrijkste

invloedsfactor.

n De rozenprijzen staan mede onder druk door de grotere

concurrentie van Afrikaanse telers op de exportmarkten.

n De prijzen van troschrysanten, lelies en grootbloemige

gerbera’s waren in 2009 lager dan in het jaar ervoor.

n De export van bloemkwekerijproducten is in 2009 met

ruim 4% gedaald naar EUR 4,9 miljard. De daling trad

op in het segment snijbloemen. Het Verenigd Koninkrijk,

Rusland en Frankrijk hebben de grootste daling laten

zien.

n Economische en valutaire ontwikkelingen zijn samen

met de kredietcrisis de grote boosdoeners die aan de

exportdaling ten grondslag liggen.

n De export van pot- en tuinplanten is in 2009 met 1,9%

gestegen.

n De perkplantenteelt heeft in 2009 kunnen profiteren van

de gunstige weersomstandigheden in het tuinseizoen.

n Het inkomen uit bedrijf in de bloementeelt is in 2009 door

de gedaalde bloemenprijzen sterk gedaald.

n In de pot- en perkplantenteelt is het inkomen uit bedrijf

in 2009 wederom gedaald. Gedeeltelijk kan dit worden

verklaard door lagere phalaenopsisprijzen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

2004 2005 2006 2007 2008 2009

ha.

Snijbloemen Potplanten Perkplanten

3.40

1

3.25

0

3.09

3

3.00

3

2.80

9

2.69

0

1.34

0

1.37

7

1.38

6

1.39

7

1.43

1

1.46

4

543

550

489

486

459

475

3633

2119

39

4547 46

4240

1517 16 15

13 12

3633

2928

23232220

0

10

20

30

40

50

2004 2005 2006 2007 2008 2009r

euro

cen

t p

er s

teel

Roos Troschrysant Lelie Gerbera

3.052 3.144 3.2373.374

3.2432.991

1.610 1.715 1.777 1.859 1.854 1.888

0

1.000

2.000

3.000

4.000

2004 2005 2006 2007 2008 2009

x 1

mln

EU

R

Snijbloemen Pot- en tuinplanten

-102

.800

45.9

00

81%

97%

-120.000

-90.000

-60.000

-30.000

0

30.000

60.000

90.000

120.000

2004 2005 2006 2007 2008v 2009r

EU

R

0%

20%

40%

60%

80%

100%

120%

Snijbloemen, inkomen (l.as)Pot- en perkplanten, inkomen (l.as)Snijbloemen, opbrengst-kostenverhouding % (r.as)Pot- en perkplanten, opbrengst-kostenverhouding % (r.as)

Sierteelt onder glas

Page 30: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

30

Areaal vaste planten: 1.298 haProductiewaarde: EUR 592 mlnExport: EUR 435 mlnWerkgelegenheid (2008): 14.900 personen

Aantal bedrijven met boomkwekerij- gewassen: 3.206Areaal boomkwekerijgewassen: 15.841 ha Aantal bedrijven met vaste planten: 728

www.nbvb.nlwww.raadvoordeboomkwe-kerij.nlwww.deboomkwekerij.nlwww.tuinbouw.nl

De komende jaren zal de trend naar schaalvergroting

en specialisatie toenemen. Dit wordt bevorderd door de

grotere concentratie aan afnemerszijde. Er is een trend

waarneembaar waarbij de afzet zich steeds meer concen-

treert in het voorjaar, ten koste van het najaar. Op de korte

termijn kan de afzet volgens ABN AMRO onder druk komen

te staan door de afname van de bouwproductie. Er zal nog

geen herstel in de export optreden, doordat de economi-

sche vooruitzichten voor veel landen nog gematigd zijn.

Tevens bestaat het risico dat er handelsbelemmeringen

worden opgeworpen door de vondst van de boktor. Op

de langere termijn ondervindt de afzet positieve gevolgen

van de groeiende belangstelling voor tuinieren, openbaar

groen en duurzaamheid. Als de boktor opnieuw in Neder-

land opduikt, kan de schade voor de branche groot zijn.

Dit is afhankelijk van het gebied waar een nieuwe vondst

optreedt. Er vindt een verschraling van het assortiment

in de branche plaats. Voor de particuliere markt is het van

belang dat er meer aandacht aan productontwikkeling

wordt besteed. De consument heeft met name interesse

in een visueel aantrekkelijk product. Verder is de ontwikke-

ling van nieuwe distributiekanalen, zoals bouwmarkten en

postorderbedrijven, van belang voor de afzet. Ook biedt de

ontwikkeling van verkoopconcepten mogelijkheden, waar-

bij niet alleen aandacht aan het product wordt geschonken,

maar ook aan de logistiek en de informatieoverdracht.

Het areaal boomkwekerijgewassen is in 2009 met 2%

gegroeid. Het aantal bedrijven is afgenomen, waardoor de

trend naar schaalvergroting in 2009 is doorgezet. Daar-

naast is er in de branche ook een trend naar specialisatie,

waarbij bedrijven zich richten op de teelt van een bepaald

assortiment. De export is van groot belang. In 2009 is de

export licht teruggelopen, waarbij de exportdaling naar

het Verenigd Koninkrijk opvallend was. Economische en

valutaire ontwikkelingen in een aantal afzetlanden vorm-

den een belangrijke oorzaak van de exportdaling. Deze

negatieve ontwikkelingen zijn voor een belangrijk deel

gecompenseerd door een grotere belangstelling voor het

Nederlandse product uit Duitsland. Op de binnenlandse

markt heeft de branche kunnen profiteren van de gunstige

weersomstandigheden rond de feestdagen in het voorjaar

en de groeiende belangstelling voor tuinieren. Daarnaast

heeft de branche voordeel behaald uit het groot aantal

opleveringen van nieuwe woningen. De afzet bij particu-

liere afnemers is impulsgevoelig en sterk afhankelijk van

de weersomstandigheden. De professionele markt heeft

in 2009 geprofiteerd van de goede gang van zaken in de

fruitteelt. Eind 2009 is de Oost-Aziatische boktor gevonden

in het teeltcentrum Boskoop. De overheid heeft in overleg

met de EU een aantal maatregelen genomen waardoor

Boskoop in februari 2010 boktorvrij is verklaard. De schade

is gelukkig vooralsnog beperkt gebleven voor de branche.

Boomkwekerijen telen veel producten, variërend van bos-

en haagplantsoen, laan- en parkbomen tot sierheesters,

klimplanten en vaste planten. De productie vindt vooral

in de vollegrond plaats, terwijl een deel onder glas wordt

geteeld. Daarnaast produceren veel ondernemers op

een containerveld, waarbij de producten in potten wor-

den geteeld. Belangrijke teeltcentra zijn gebieden rond

Boskoop, Kesteren en Opheusden, westelijk en midden

Noord-Brabant, oostelijk Groningen en het noordelijk deel

van Limburg.

Resultaten boomkwekerij waren in 2009 redelijk goedBranche is door het oog van de naald gekropen met vondst van boktorlarveProductontwikkeling en nieuwe distributiekanalen zijn van groot belang

Teelt van boomkwekerijgewassen

Page 31: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201031

n Het areaal boomkwekerijgewassen is in 2009 verder

gegroeid. De grootste groei trad op bij de sierheesters

en klimplanten.

n Het areaal bos- en haagplantsoen heeft in 2009 de

grootste daling laten zien.

n De uitbreiding van de teelt van boomkwekerijgewassen

wordt belemmerd door het tekort aan geschikte locaties.

Areaalontwikkeling Bron: LEI, CBS

Aantal bedrijven naar grootte Bron: CBS

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Marktaandeel exportbestemmingen Bron: Productschap Tuinbouw

n Het aantal kleine kwekerijen met maximaal 1 arbeids-

kracht is in 10 jaar tijd gehalveerd.

n Bij de middelgrote bedrijven met 2 arbeidskrachten

neemt het aantal ook gestaag af.

n Het aantal grote kwekerijen met minimaal 3 arbeids-

krachten is sinds 2000 met 57% toegenomen. De trend

tot schaalvergroting is kenmerkend in de teelt van

boomkwekerijgewassen.

n De export is in 2009 licht gedaald naar EUR 435 miljoen.

Ongeveer 90% van de export heeft een EU-lidstaat als

eindbestemming.

n Meer dan de helft van de export gaat naar Duitsland

en het Verenigd Koninkrijk. De export naar Duitsland is

in 2009 sterk toegenomen, terwijl de export naar het

Verenigd Koninkrijk een grote daling liet zien.

n De export naar de Verenigde Staten, de belangrijkste

markt buiten de EU, stabiliseerde in 2009.

n Het inkomen uit bedrijf is in 2009 weliswaar gedaald,

maar lag nog op een goed niveau.

n Hoewel het verkoopseizoen in veel landen door het

koude weer laat op gang kwam, verliep de afzet in het

voorjaar vlot. In het najaar ging de afzet moeilijker. Per

saldo zijn de opbrengsten in 2009 licht toegenomen.

n De kosten zijn sterker gestegen dan de opbrengsten.

2.889

4.445

1.326

3.040

547

3.245

1.228

2.760

4.535

1.456

3.151

3.396

1.298

543

0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 4.000 4.500 5.000

Bos- en haagplantsoen

Laan- en parkbomen

Vruchtbomen

Rozenstruiken

Sierconiferen

Sierheesters/klimplanten

Vaste en waterplanten

ha.

2008 2009

1.68

5

1.51

8

1.05

7

1.01

0

946 992

1.09

4

1.14

8

1.15

8

1.21

3

1.77

01.92

6

2.01

52.16

2

1.09

1

1.10

9

1.13

8

1.19

8

0

300

600

900

1200

1500

1800

2100

2400

2004 2005 2006 2007 2008 2009

Kleine kwekerijen Middelgrote kwekerijen Grote kwekerijen

België/Luxemburg 5%

Overige 28%

Duitsland 40%

Verenigd Koninkrijk

14%

Frankrijk 7%

USA 3%Italië 3%

75.000

90.800

83.700

76.40071.400

54.70097%

101%

88%

99%

97%96%

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

2004 2005 2006 2007 2008v 2009r

EU

R

85%

90%

95%

100%

105%

Inkomen uit bedrijf (l.as)

Opbrengsten kostenverhouding (r.as)

Teelt van boomkwekerijgewassen

Page 32: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

32

- waarvan met 2.000 of meer vleesvarkens: 711Varkensstapel: 12,2 mln stuksPer capita consumptie: 42 kg

Aantal bedrijven met fokzeugen: 3.073- waarvan met 500 of meer fokzeugen: 621Aantal bedrijven met vleesvarkens: 6.508

www.pve.nlwww.agriholland.nlwww.lei.wur.nlwww.minlnv.nl

Kijkende naar de traditionele varkenscyclus, verwacht ABN

AMRO dat het inkomen uit bedrijf van de vleesvarkenshou-

derij zich zal herstellen en rond het langjarige gemiddelde

uit zal komen. Hierbij gaan we ervan uit dat het besteed-

bare inkomen van de West-Europese consument wel

onder druk zal blijven staan, maar dat er geen substantiële

vraagverschuiving naar het goedkopere pluimveevlees zal

plaatsvinden. Tevens zal de Oost-Europese markt verder

groeien. Het lijkt erop dat de voorgenomen aanscherping

van de welzijnseisen voor 2013 in beperkte mate door zal

gaan. Wel zal de aanscherping van milieueisen per 2013

worden ingevoerd. Een beperkte groep ondernemers zal

dit als aanleiding gebruiken om het houden van varkens

te beëindigen. Ondernemers die stoppen met het houden

van varkens, kunnen een bestemmingswijziging aan-

vragen, meedoen met eventuele saneringsregelingen of

hun bedrijf verkopen. Het aanbod van varkensbedrijven

zal in ieder geval groeien, met druk op de waarde van de

varkensrechten en –stallen tot gevolg. Op dit moment ont-

staan meerdere vormen van houderij van dieren, waarbij

dierenwelzijn een wezenlijke factor is. Volgens ABN AMRO

is de creatie van een tussensegment de belangrijkste uitda-

ging voor de sector. Dit segment is gepositioneerd tussen

de huidige gangbare varkenshouderij en de biologische

varkenshouderij. Dit moet in 2010 vorm gaan krijgen en

een aanmerkelijk deel van de dierstroom gaan omvatten.

Het aantal bedrijven met varkens in Nederland neemt

voortdurend af, waarbij bedrijven met varkenshouderij

als neventak verdwijnen. De schaalgrootte van gespeciali-

seerde varkensbedrijven neemt dan ook toe. Van het

varkensvlees dat in Nederland wordt geproduceerd, is

ruim tweederde bestemd voor de export. De export blijft

voor een groot deel binnen West-Europa met Duitsland,

Engeland, Italië en Griekenland als belangrijkste export-

markten. Op de internationale varkensvleesmarkt zijn

Nederlandse en Deense vleesbedrijven geduchte con-

currenten. Naast varkensvlees vindt er ook export van

biggen en vleesvarkens plaats, waarbij er een verschui-

ving optreedt van West- naar Oost-Europa, vooral richting

Hongarije en Polen. In 2009 zijn de voerprijzen gedaald, de

biggenprijzen gestegen en de vleesvarkensprijzen gedaald.

Dit leidde bij de vleesvarkensbedrijven en gesloten

bedrijven tot een daling van het inkomen uit bedrijf. Bij de

gesloten bedrijven moest fors worden ingeteerd op het

eigen vermogen, en dat voor het derde jaar achtereen. Ver-

meerderingsbedrijven zagen hun inkomen uit bedrijf juist

toenemen. Na jaren van ontsparingen konden zij het eigen

vermogen nu weer aanvullen. Momenteel staan wettelijke

eisen op het gebied van onder meer ammoniakreductie en

dierenwelzijn volop in de aandacht. Een klein deel van de

branche, vooral de grotere bedrijven, voldoet na de nodige

investeringen inmiddels volledig aan deze eisen.

In de gespecialiseerde varkenshouderij kunnen drie typen

bedrijven worden onderscheiden: de vermeerderings-

bedrijven, de vleesvarkensbedrijven en de gesloten bedrij-

ven. De eerste groep houdt zich bezig met de productie van

biggen. De vleesvarkensbedrijven leggen zich toe op het

afmesten van biggen tot slachtrijpe varkens. De gesloten

bedrijven zijn een combinatie van deze twee vormen.

Vermeerderingsbedrijven en gesloten varkensbedrijven

zijn gemiddeld ruim twee maal zo groot als vleesvarkens-

bedrijven.

Resultaten varkenshouderij zullen in 2010 verbeterenAantal over te nemen varkensbedrijven zal sterk stijgenDit zet de waarde van varkensrechten en -stallen onder druk

Varkenshouderij

Page 33: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201033

n Na jaren van daling neemt de varkensstapel de laatste

jaren weer toe.

n Het aantal bedrijven met fokzeugen daalde van 3.302 in

2008 naar 3.073 in 2009. Het aantal bedrijven met vlees-

varkens daalde van 7.174 naar 6.508.

n De schaalgrootte nam verder toe in 2009, waarbij het

gemiddelde aantal fokzeugen per bedrijf van 333 naar

366 steeg en het gemiddelde aantal vleesvarkens van

814 naar 902.

Varkensstapel Bron: PVE

Marktprijzen Bron: PVE

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Voerprijzen Bron: LEI

n Terwijl de prijs van biggen met 10% toenam in 2009,

daalde de prijs van vleesvarkens met ruim 9%. Voor de

vleesvarkensbedrijven was dit een ongunstige ontwik-

keling. Niet alleen moesten zij meer betalen voor de

ingekochte biggen, ook hun afzetprijzen daalden.

n De vleesvarkensbedrijven zagen de voerkosten in 2009

dalen, maar per saldo is hun inkomen uit bedrijf toch

flink gedaald.

n Na jaren van groei namen de voerkosten in 2009 af.

n Voor 2010 is de verwachting dat het prijsniveau wordt

gehandhaafd, met wellicht een stijging in het vierde

kwartaal.

n De slechte vleesvarkenprijs zorgde voor een daling

van het inkomen in 2009. Rekening houdend met naar

bedrijfseconomische maatstaven toegerekende kosten,

was er sprake van een ongunstige opbrengsten-kosten-

verhouding.

n Het inkomen van het vermeerderingsbedrijf nam van

11.500 euro in 2008 toe tot 67.000 euro in 2009. Dat

van het vleesvarkensbedrijf nam af van 29.200 euro

tot -4.600 euro en dat van het gesloten bedrijf van -300

euro tot -12.500 euro.

7.12

4

6.50

5

5.50

4

5.83

9

5.87

2

1.51

1

1.24

4

1.22

2

1.24

6

1.67

6

5.59

6

5.10

4

4.56

3

4.96

6

5.06

9

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

8.000

1995 2000 2005 2008 2009

x 1.

000

stu

ks

Fokvarkens Vleesvarkens Biggen

130

143

131

124

135

38 38

24

3033

115

120

125

130

135

140

145

150

2000 2005 2007 2008 2009

EU

R

0

5

10

15

20

25

30

35

40

Vleesvarkens (EUR/100 kg, kl. E, excl. BTW)Biggen (EUR/stuk incl. BTW)

EU

R

euro

per

100

kg

20 20

24

29

24

17,5

22,2

26,7

17,9

21,3

0

5

10

15

20

25

30

2000 2006 2007 2008 2009

Start-/overgangskorrel Vleesvarkensbrok energiewaarde 1.08

13.900

-53.600

80.20069.000

78.000

-6.400

12.000

81

98103

100

77

9290

-80.000

-60.000

-40.000

-20.000

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

EU

R

0

20

40

60

80

100

120

Inkomen uit bedrijf (l.as) Opbrengst per 100 euro kosten (r.as)

Varkenshouderij

Page 34: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

›››

Branchebeschrijving

Trends en ontwikkelingen

Onze visie

Kerngegevens Websites

34

Pluimveevleesconsumptie per capita: 23,1 kg- waarvan kuikenvleesconsumptie per capita: 19 kg

Aantal bedrijven met vleeskuikens: 708Aantal vleeskuikenhouderijen: 340

www.pve.nlwww.lei.wur.nlwww.pluimveehouden.nlwww.nepluvi.nl

Op de korte termijn zal de afzet van kuikenvlees in West-

Europa nog profiteren van de druk op het besteedbare

inkomen. De toename van de productie in Noordwest

Europa zal echter zorgen voor een prijsdrukkend effect.

Voor Nederland komt daar nog bij dat Duitsland meer

zelfvoorzienend is geworden, wat enige druk oplevert voor

de export naar dit land. Niettemin verwacht ABN AMRO dat

de Nederlandse productie in 2010 nog licht zal toenemen.

Gelet op de ontwikkeling van de graanprijzen, wordt in de

loop van 2010 een lichte stijging van de mengvoerprijzen

verwacht. Al met al zal het resultaat van de Nederlandse

vleeskuikenhouder in 2010 dalen na een goed resultaat in

2009. Per 1 januari 2010 had de branche al aan regelgeving

op het gebied van milieu moeten voldoen. Bij veel van

de bedrijven was dit echter nog niet het geval. Het alsnog

voldoen aan de eisen zal leiden tot forse investeringen.

Overigens moet men ook in de rest van de EU aan de wet-

telijke eisen voldoen. Uiteindelijk zal de kostprijs van de

Nederlandse vleeskuikenhouder op middellange termijn

toenemen. De focus op kosten blijft dan ook van wezenlijk

belang. Verdere uitdagingen voor de branche liggen in het

zoeken naar mogelijkheden om het gebruik van antibiotica

in te perken, het zoeken naar nieuwe samenwerkingsvor-

men in de keten en in het verhogen van de arbeidseffi-

ciency.

De schaalvergroting is afgelopen jaren voortgezet, waarbij

het aantal bedrijven langzaam afneemt en het gemid-

delde aantal kuikens per bedrijf toeneemt. De reden van

de schaalvergroting is de voortdurende druk op de mar-

ges. Door schaalvergroting kunnen efficiencyvoordelen

behaald worden in aan- en afvoerlogistiek en arbeid. Het

resultaat van de vleeskuikenhouderij is deels verbonden

aan de afzet van het vlees. Niet alleen de productie, maar

ook het aandeel van kuikenvlees in het totale vleesver-

bruik in Nederland nam in 2009 toe. Het grootste deel van

de export wordt binnen de EU afgezet, voornamelijk in

Duitsland en Engeland. De afzet in de EU komt steeds meer

onder druk te staan door de import uit lagekostprijslanden

zoals Brazilië en Thailand. De consumptie in West-Europa

is in 2009 gestegen door de recessie. De consument koos

vaker voor goedkopere vleessoorten als kip. Naast de

uiteindelijke vleesafzet bepalen wijzigingen in de vlees-

kuikenprijs en de prijs van voer (belangrijkste kostenpost)

het resultaat van een vleeskuikenhouderij. Zo daalde de

opbrengstprijs over 2009 vanwege een toenemend aanbod

van vleeskuikens in de EU. Dit werd gecompenseerd door

lagere voerkosten. Per saldo nam het gemiddelde inkomen

uit bedrijf toe naar 35.300 euro, maar moest er voor het

tweede achtereenvolgende jaar - zij het in veel mindere

mate - worden ingeteerd op het eigen vermogen.

De productie van vleeskuikens vindt voor 70% plaats op

gespecialiseerde vleeskuikenbedrijven. Een belangrijk deel

van hiervan is te vinden in het noorden van het land. De

productie van vleeskuikens vindt vooral plaats op basis

van een contract tussen een pluimveehouder en een

pluimvee-integratie (broederij,voerproducent en slachte-

rij). Export van kuikenvlees is voor de branche van groot

belang.

Resultaten zullen in 2010 dalen na een goed 2009Milieuregelgeving zal investeringen fors doen toenemenKostprijs neemt toe op de middellange termijn als gevolg van welzijnseisen

Vleeskuikenhouderij

Page 35: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201035

Aantal bedrijven en vleeskuikens Bron: CBS

Productie pluimveevlees Bron: PVE

Inkomen uit bedrijf, opbrengsten-kostenverhouding Bron: LEI

Vleeskuiken- en voerprijzen Bron: LEI

n De branche kent integratieprijzen (inkoopprijzen van

slachterijen voor gecontracteerde kuikens) en prijzen

voor ‘vrije kuikens’. De integratieprijzen zijn volatieler

dan de vrije kuikenprijzen. Gemiddeld genomen zijn de

afzetprijzen in 2009 gedaald.

n Ook de prijzen van tarwe (grondstof voor mengvoer of

direct dienend als voer) en mengvoer laten een daling

zien.

n Het inkomen uit bedrijf wordt vooral bepaald door de

opbrengstprijzen, het voerverbruik per kg groei en de

voerprijzen.

n Kleine wijzigingen in de vleeskuikenprijs en voerprijs

kunnen het resultaat flink beïnvloeden. Hierdoor varieert

het inkomen uit bedrijf sterk jaar op jaar.

n In 2009 nam de productie toe en daalden de voerprijzen

sterker dan de prijzen van vleeskuikens. Hierdoor werd

een positief inkomen uit bedrijf gerealiseerd

2829 3030

34

36

33

28

30 30

318342361356376379

386

536

494

543

20

22

24

26

28

30

32

34

36

38

40

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 20090

100

200

300

400

500

600

Vleeskuikens (x 1 mln) Vleeskuikenbedrijven

629 616684 700 721

464555 45

46

0

200

400

600

800

2005 2006 2007 2008 2009

1.00

0 to

n g

esla

cht

gew

ich

t

Kuikenvlees Overig pluimveevlees

0,5

0,6

0,7

0,8

0,9

1

jan apr jul okt jan apr jul okt

EU

R/k

g le

ven

d g

ewic

ht

5

10

15

20

25

30

35

40

EU

R/1

00 k

g

Vleeskuiken notering contract Vleeskuikennotering vrijVleeskuikenkorrel (mac; r.as) Tarwe grooth. prijs (r.as)

2008 2009

92.600

-4.600100

35.300

64.200

-9.300-6.600

98100

91

91

104

92

95

-20.000

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

EU

R

60

75

90

105

Inkomen uit bedrijf (l.as) Opbrengst per 100 euro kosten

n De productie van pluimveevlees is sinds 2007 voortdu-

rend toegenomen.

n Het aandeel van kuikenvlees nam toe van 92% in 2005

naar bijna 94% in 2009.

n Na een forse val in 2003 stabiliseert de vleeskuikensta-

pel bij de gespecialiseerde vleeskuikenhouderij zich min

of meer rond de 30 miljoen.

n Omdat het aantal vleeskuikenhouderijen een dalende

trend laat zien, is het gemiddeld aantal vleeskuikens per

bedrijf toegenomen. Er was dus sprake van een proces

van schaalvergroting.

Vleeskuikenhouderij

Page 36: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201036

Leeswijzer

De eerste pagina van de brancheanalyse

De tweede pagina van de branche-analyse

Waar staan de letters ‘r’ en ‘v’ voor in de figuren?

Deze leeswijzer geeft u inzicht in de opbouw van de brancheanalyses en geeft bovendien een

verklaring van enkele veel gebruikte termen.

De brancheanalyses bestaan uit twee volledige pagina’s. Op de eerste pagina staan achtereen-

volgens de volgende onderdelen:

• DriebulletsDe drie bullets bovenaan de pagina geven de kern van de analyse weer. In drie korte zinnen

wordt een kernachtige samenvatting van de brancheanalyse weergegeven.

• Hetblok‘Branchebeschrijving’Het blok ‘Branchebeschrijving’ geeft een beknopte omschrijving en definitie van de branche.

De belangrijkste karakteristieken van de branche worden hierin beschreven.

• Hetblok‘Trendsenontwikkelingen’Het blok ‘Trends en ontwikkelingen’ gaat in op de huidige ontwikkelingen in de branche.

De tijdspanne van dit blok ligt in veel gevallen tussen maart 2009 en maart 2010. In dit blok

wordt in sommige gevallen ook enkele jaren teruggekeken om de huidige ontwikkelingen en

trends beter te kunnen begrijpen.

• Hetblok‘Onzevisie’Het blok ‘Onze visie’ geeft de visie over de branche weer van de sector economen van

ABN AMRO Sector Research. De analyse heeft betrekking op het huidige jaar (2010) en in

sommige gevallen het komende jaar (2011).

• Hetblok‘Kerngegevens’Het blok ‘Kerngegevens’ geeft een overzicht van de meest relevante (economische) indicatoren

die kenmerkend zijn voor de branche. De gegevens hebben betrekking op 2009, tenzij anders

vermeld. Bij het zoeken naar de gegevens voor dit blok is gebruik gemaakt van een veelheid van

bronnen. Er is vooral gebruik gemaakt van de gegevens van het CBS, maar tevens zijn andere

bronnen geraadpleegd, zoals brancheorganisaties, onderzoek- en adviesbureaus, kranten, tijd-

schriften, internet en overheidsinstanties (waaronder product- en bedrijfschappen, ministeries).

Op de tweede pagina van de brancheanalyse staan vier verschillende figuren. In de balk boven

de figuren staat de titel van de figuur in het betreffende blok, inclusief een bronvermelding. In

veel gevallen heeft ABN AMRO Sector Research eigen bewerkingen en ramingen gemaakt met

behulp van de gegevens van de genoemde dataleverancier. Indien een dergelijke bewerking

heeft plaatsgevonden, dan staat dit vermeld in de balk. De figuren op pagina 2 hebben betrek-

king op economische ontwikkelingen. Onderwerpen die hier onder andere kunnen worden

behandeld zijn: omzetontwikkeling, kostenontwikkeling, exploitatiebeeld, exportontwikkeling,

aantal bedrijven, werkgelegenheid, marktaandelen, en dergelijke.

In de figuren treft u regelmatig een letter ‘r’ of ‘v’ achter het jaartal aan. In deze gevallen staat

de ‘r’ voor een raming (op basis van beschikbare gegevens t/m bijvoorbeeld november 2009 is

een inschatting gemaakt voor de rest van het jaar). De ‘v’ staat voor voorspelling en betreft de

verwachting van de betreffende sector econoom van ABN AMRO Sector Research.

Page 37: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 201037

Leeswijzer

Veel gebruikte termen, inclusief definities

Tot slot van deze leeswijzer een opsomming van enkele veel gebruikte termen in deze publicatie,

inclusief de definitie volgens ABN AMRO.

• DefinitieZZPZZP staat voor ‘Zelfstandigen Zonder Personeel’. Ondernemers die geen personeel in dienst

hebben. Het begrip verwijst ook naar de term ‘freelancer’.

• DefinitieMKBMKB staat voor Midden- en KleinBedrijf. In deze publicatie hanteren we als definitie voor MKB

de volgende veel gebruikte tabel:

Categorie onderneming Werknemers Jaaromzet of jaarlijks balanstotaal

middelgroot < 250 ≤ € 50 mln. ≤ € 43 mln.

klein < 50 ≤ € 10 mln. ≤ € 10 mln.

micro < 10 ≤ € 2 mln. ≤ € 2 mln.

• DefinitieFTEFTE staat voor ‘full-time-equivalent’. Eén fte staat voor een volledige werkweek van 38 uur.

• DefinitieBBPBruto Binnenlands Product is de totale waarde van alle in een land geproduceerde goederen

en diensten in een bepaalde periode.

Page 38: Visie op Agrarisch

Visie op Agrarisch

Visie op sectoren 2010

Colofon

De Visie Op Agrarisch is een uitgave van ABN AMRO. Het rapport is geschreven door ABN AMRO

Sector Research op verzoek van ABN AMRO Sector Advisory.

Sectoranalyse Thijs Pons ([email protected])

Senior Sector Econoom

ABN AMRO Sector Research

Macro economische analyseNico Klene ([email protected])

Senior Econoom

ABN AMRO Economisch Bureau

InterviewsJoep Auwerda

Journalist/tekstschrijver

Commercieel contactPierre Berntsen, 020-6281265

Directeur Agrarische Bedrijven

ABN AMRO

DistributieWebsite: www.abnamro.nl/agrarisch

Telefoon: 0900-0024 (EUR 0,10 per minuut)

DisclaimerDe in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op door ABN AMRO betrouwbaar

geachte gegevens en informatie, die op zorgvuldige wijze in onze analyses en prognoses zijn

verwerkt. Noch ABN AMRO, noch functionarissen van de bank kunnen aansprakelijk worden

gesteld voor in deze publicatie eventueel aanwezige onjuistheden. De weergegeven opvattingen

en prognoses houden niet meer in dan onze eigen visie en kunnen zonder nadere aankondiging

worden gewijzigd.

© ABN AMRO, mei 2010Deze publicatie is alleen bedoeld voor eigen gebruik. Het gebruik van tekstdelen en/of cijfers is

toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Verveelvoudiging en/of openbaarmaking van

deze publicatie is niet toegestaan, behalve indien hiervoor schriftelijk toestemming is gekregen

van ABN AMRO. Teksten zijn afgesloten op 14 april 2010.