Vijf jaren later medisch onderzoek deel c omg

58
1 Siegfried van Hoek Vijf Jaren Later Aanvullend Medisch Onderzoek 2013 (deel C) Deel C AANVULLEND MEDISCH ONDERZOEK VIJF JAREN LATER Inleidende Toelichting op deel C Pagina 2 Aanvullende Informatie Medische ontwikkelingen 2013 Pagina 3 MRI Scanonderzoek in vergelijk met voorgaande scans Pagina 6 Extra selecties uit M.R.I. Duitland 2007 ter aanvulling Pagina 12 Introductie van onderzoek naar Röntgenfoto-manipulatie Pagina 18 Theoretische informatie ter ondersteuning RX (röntgen) Pagina 25 Overzicht van te bespreken RX scans ZHS1, ZHS2, ZHS3 Pagina 31 Analyse van RX Scan-manipulatie AZ Nikolaas 2013 Pagina 32 Scan vergelijk op detail RX scans ZHS1, ZHS2, ZHS3 Pagina 36 Resumerende Pagina 44 11 Bijlagen Medische rapportages (deels in A en/of B) Pagina 46 Het Medisch Onderzoek en het Fraude Onderzoek waren in aparte files uitgewerkt, om de medische daden te scheiden van de feiten van beeldmanipulatie ter verhulling, resulterende in respectievelijk deel A en deel B. In deel C is het vervolg op beide epistels samengevoegd in een epistel, waarbij van deel C bladzijde 2 t/m 17 aansluit op deel A, en bladzijde 18 t/n 44 van deel C aansluit op deel B. Deze lekenstudie is gemaakt met MS Word 2000. Om dit onderzoeksstuk te evalueren geldt het advies om de afbeeldingen met de computer te bestuderen, opdat men de zoom functie kan gebruiken. En op de uitgeprinte versie kunnen de getoonde afbeeldingen ook van een wat mindere licht-donker beeldkwaliteit zijn (minder grijstinten-nuance).

description

MRI onderzoek en rontgen onderzoek vijf jaar na dato. Betrokken arts wenst zich te verschonen en er zijn sporen van rontgenfoto-manipulatie te benoemen, welke kennelijk dan door collegae van de arts zijn gepleegd ter obstructie/afleiding van het onderzoek naar het clandestiene inplantaat in de nek.

Transcript of Vijf jaren later medisch onderzoek deel c omg

  • 1. 1 Siegfried van Hoek Vijf Jaren Later Aanvullend Medisch Onderzoek 2013 (deel C) Deel C AANVULLEND MEDISCH ONDERZOEK VIJF JAREN LATER Inleidende Toelichting op deel C Pagina 2 Aanvullende Informatie Medische ontwikkelingen 2013 Pagina 3 MRI Scanonderzoek in vergelijk met voorgaande scans Pagina 6 Extra selecties uit M.R.I. Duitland 2007 ter aanvulling Pagina 12 Introductie van onderzoek naar Rntgenfoto-manipulatie Pagina 18 Theoretische informatie ter ondersteuning RX (rntgen) Pagina 25 Overzicht van te bespreken RX scans ZHS1, ZHS2, ZHS3 Pagina 31 Analyse van RX Scan-manipulatie AZ Nikolaas 2013 Pagina 32 Scan vergelijk op detail RX scans ZHS1, ZHS2, ZHS3 Pagina 36 Resumerende Pagina 44 11 Bijlagen Medische rapportages (deels in A en/of B) Pagina 46 Het Medisch Onderzoek en het Fraude Onderzoek waren in aparte files uitgewerkt, om de medische daden te scheiden van de feiten van beeldmanipulatie ter verhulling, resulterende in respectievelijk deel A en deel B. In deel C is het vervolg op beide epistels samengevoegd in een epistel, waarbij van deel C bladzijde 2 t/m 17 aansluit op deel A, en bladzijde 18 t/n 44 van deel C aansluit op deel B. Deze lekenstudie is gemaakt met MS Word 2000. Om dit onderzoeksstuk te evalueren geldt het advies om de afbeeldingen met de computer te bestuderen, opdat men de zoom functie kan gebruiken. En op de uitgeprinte versie kunnen de getoonde afbeeldingen ook van een wat mindere licht-donker beeldkwaliteit zijn (minder grijstinten-nuance).
  • 2. 2 Vijf Jaren Later. Aanvullend Medisch Onderzoek deel C. Siegfried van Hoek 2013. Lectori Salutem! Onderstaande treft u een vergelijkend verslag over een MRI- en rntgen-onderzoek uit 2013. In 2006 en 2007 waren er al private MRI scans verricht in opdracht voor forensisch onderzoek naar heimelijk gedane medische schadeberokkenende verrichtingen. De onderzochte verrichtingen waren van opzettelijke aard, ik benoem de term opzettelijke medische fout en de secundaire victimisatie van slachtoffers onder de (ver-) zwijgcultus. (Het verdient aanbeveling om ter introductie ten minste de casus-exposities I en II te lezen.) Ter medische behandeling van een intradurale cyste is er -in plaats van het maken van een vensteropening door de onderste laag van het bedekkend hersenvlies op de linker helft- na het maken van een schedel-opening links(!) onderdoor net over het midden op de rechter helft gesneden in de Falx Cerebelli en opvolgend in de vene Sinus Rectus en daarmee is tevens het gehele stelsel van scheidingswanden geschonden geworden. (N.B.: De circulatie van hersen-vloeistof loopt door in het wervelkanaal tot onderin de rug, maar het is onwaarschijnlijk dat dit gedeelte op zich het gemis van het natuurlijk systeem van afvoer in het hoofd geheel kan compenseren. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het wervelkanaal een vernauwing heeft rond nekwervel C3 door een afknellend artefact wat daar kennelijk geplaatst is geworden.) De vene Sinus Rectus is geschonden geworden, waarmee haar functie als belangrijke afvoer-ader gesaboteerd is geworden, maar ook de vene Transversalis vertoont een sterk verminderde dan wel ontbrekende doorgang. De vene Tranversalis is de afvoerader die het systeem van bloedafvoer van het hoofd (vene Sagittalis Superioris en Sinus Rectus met de achterliggende venen) verbind met de afvoerader in de nek geheten zijnde de vene Jugelaris, welke op haar beurt weer aangesloten is op het hart. Is er sprake van een kunstmatige afvoer (hydrocephalie) van hersenvloeistof? Hoe kan het zijn dat ik (zij het dan in mindere mate) nog steeds leef en functioneer met een verminderde capaciteit van bloedafvoer vanuit de hersenen? En wat is de oorzaak van een gebrekkig functioneren van de vene Transversalis? Door het snijden van de scheidingswanden strekt de cyste nu iets verder naar rechts tot net over het midden van het hoofd. (Op zich resulteert een iets bredere cystewand wel in een iets lagere druk per mm2.) Drukt de cyste tegen de vene Transversalis aan? Is er sprake van een afvoer-bypasssysteem als alternatief voor een verminderde afvoer door het natuurlijk verzorgingssysteem? Ook is er illegaal geopereerd geworden in de nek, waarbij een schadeberokkenend implantaat geplaatst is geworden. Het implantaat werd door Prof. Seibel als extinctie-artefact in stelsel rond C2 en C3 benoemd. Extinctie betekent uitdoven (causaal: afknellen of uitdoving van levende cellen door ook nog wat anders in/met het implantaat? Bevat het implantaat een medicatie-reservoir en bevat het misschien ook een monitor-functie? Hoe vergaand moest die extinctie zijn werking hebben op het organisme? Wat is de exacte werkzaamheid van de afzonderlijke componenten van het artefact in de nek? Is een deel van het implantaat betrokken in het bypasssysteem? Door de zwijgcultus tegen het forensisch onderzoek in (ook betreft het implantaat) liggen een aantal vragen nog steeds open: enkel een integer operatief forensisch onderzoek naar de fysieke omstandigheid van het implantaat zal uitsluitsel geven. De medische vraag is of er sprake is van kunstmatige compensatie voor het deels ontbreken van de natuurlijke afvoer, en wat is de functie en opbouw van het implantaat? Ik heb onder / tegen de zwijgcultus in een leercurve doorgemaakt om met scanonderzoek te achterhalen wat het medisch misbruik behelsde. Mijn gemaakte bevindingen riepen ook nieuwe vragen op, waarvan verslag. Als het heimelijk handelen vanuit goede intentie was, dan had men mij allang kunnen informeren gezien het ontwikkelde kennisniveau, maar in plaats daarvan wordt er aanhoudend fraude en ontkenning met verzwijging in samenspan gepleegd: Dadergedrag
  • 3. Juli 2013 heeft er een nieuw MRI onderzoek plaats gevonden, en opvolgend ook een rntgen-onderzoek naar het implantaat. Onderstaand een vergelijk met voorliggende scanonderzoeken: 3 UMC Dec 2006 bron Medisch Onderzoek deel A MRI Duitsland Nov 2007 AZ Nikolaas Campus 06 Juli 2013 AZ Nikolaas Campus 06 Juli 2013 Naam Datum Hoogte Diepte AMC 09 Dec. 1999 7.4 cm 4.5 cm 08 Feb. 2000 7.5 cm 4.7 cm 04 Aug. 2000 7.4 cm 4.7 cm 27 Okt. 2000 7.3 cm 4.6 cm 19 Apr. 2001 6.9 cm 3.9 cm OLVG 08 Jun. 2006 6.8 cm 4.17 cm Dia Sana 18 Aug 2006 7.2 cm 4.5 cm UMC 14 Dec. 2006 7.3 cm 4.4 cm M.R.I. 13 Nov. 2007 7.32 cm 4.60 cm AZ Nikolaas 06 Jul. 2013 7 . 19 cm 4.80 cm AZ Nikolaas 06 Jul. 2013 7 . 3 1 c m 4 .47 cm De cyste is nog maar weinig verder de diepte in gegroeid, maar wel iets meer in de breedte verschoven. (De Cardio-medicatie speelt een temperende rol in tonus cystedruk.) Cyste-groei is invasief en gaat ten koste van de ruimte die voor de hersenen is bedoeld in haar verzorging.
  • 4. 4 In 2013 vond hernieuwd MRI en RX (rntgen) plaats, waarvan geen medisch rapport is afgegeven. Onderstaande een verslag in vergelijk met selecties uit voorlaatste onderzoeken: bron MRI 2007 neg (blz. 30 deel A AZ Nikolaas 06-07-2013 afb. blz.2 rechts boven De posteriore scan van MRI 2007 toont dat het artefact uit meerdere delen bestaat. De laterale sagittale scan uit St. Niklaas bevestigd dit beeld, en het maakt duidelijk dat de omknelling van C3 (X) ook rondom C2 zit. Er zijn nog een aantal interessante scans uit de reeks van AZ Nikolaas om te tonen, die een extra tipje van de sluier oplichtten, ook betreft het implantaat.
  • 5. AZ Nikolaas Campus 06 Juli 2013 Met uitvergroting links. Op de scan zien we een ruitvormig zwart vlak. Dit duidt op het gegeven, dat de ruimte in dat vlak mogelijk ledig is (?). Ik kan hier geen verdere interpretatie aan verbinden, maar het komt op mij over dat we hier van doen hebben met een van de normale situatie afwijkende situatie in beeld. 5 AZ Nikolaas Campus 06 Juli 2013 Met uitvergroting links. AZ Nikolaas had minder onderzoek in scanning verricht, maar bevestigde wel de MRI scans van Dia Sana en MRI Duitsland. Het implantaat verschafte nogal wat afwijkende beelden Op de scans van MRI Duitsland en Dia Sana werden een aantal interessante scans getoond:
  • 6. ? Dia Sana 2006 Dia Sana 2006 Verstoring in de mond links (vermoedelijk bovenkaak) evenals in de nek (afbeelding links) De scan rechts toont afvoeraders. De vene Sinus Transversus (S.T.) is vaag zichtbaar, evenals dat de Vene Sinus Rectus (S.R.), wat duidt op een gebrek in haar werkzaamheid. We zien ook nog een stuk aanvoerader A. Carotis Interna. Behalve de constatering dat de vene Sinus Transversus een sterk verminderde doorgang vertoont of in functie zelfs ontbreekt kan ik hier verder niets over opmerken. Nader MRI onderzoek naar oorzaken hiervoor is zinvol in deze. (Recent heronderzoek van de scan van MRI 2007 leverde geen aanwijzing op over drainage.) 6 MRI Nov 2007 MRI Nov 2007 Verstoring in de mond en in de nek (links). || De vene Sinus Rectus ontbreekt en er is operatiemateriaal in het hoofd achtergebleven (rechts). ( Bron Medisch Onderzoek deel A )
  • 7. Deze scan van MRI Duitsland uit 2007 was de allereerste scoutscan die genomen was. Op deze scan zien we aan- en afvoeraders van hoofd en hals. Het adergedeelte (zie richting pijl) zien we ook terug op de scan van Dia Sana 2006 bovenaan de vorige bladzijde. In het verleden vroeg ik me af of dit stuk ader onderdeel was van een drainagesysteem. Later benoemde ik de ader als onderdeel van een van de Carotis aanvoer-aders. Heronderzoek met MRI materiaal uit 2007 bevestigde dit. Scanonderzoek uit 2013 toonde aanvullende scans. De scanreeks uit 2007 is met contrastvloeistof gemaakt geweest, hiermee is de gang van het bloed te volgen wat rond gepompt wordt in het lichaam, omdat een stukje hiervan oplicht als gevolg van de injectie met contrastvloeistof. Hiermee is de vloeistof-beweging te bestuderen. Op de volgende bladzijden wordt een serie coups in herbestudering getoond van het hoofd en deels van de hals, die de stroming laten zien in aanvullend onderzoek om deze ader te duiden. 7
  • 8. 8 Let op indicatie pijl voor verloop van de baan van vloeistof-stroming.
  • 9. 9
  • 10. 10 MRI Nov 2007 MRI Nov 2007 AZ Nikolaas Campus 06 Juli 2013 AZ Nikolaas Campus 06 Juli 2013 Is er sprake van een liquor lek door een van de kleine Foramen (compensatie-factor op gemis afvoer)? || De ringvorm links is van fysieke aard en misschien onderdeel van het artefact.
  • 11. 11 Op de vorige afbeelding zagen we een mogelijk lek. Onderstaande volgt een selectie van vier opvolgende coups die dit fenomeen verder tonen met onderaan een uitvergroting:.
  • 12. Scanselectie gerelateerd aan het nek implantaat? Alternatieve drainage ter compensatie gemis Vene Sinus Rectus en functie Vene Transversalis? Lek van hersenvloeistof richting slokdarm. 12 Contrastvloeistof vlek
  • 13. 13 Een aantal scans van MRI Duitsland 2007 waren nog niet getoond geweest, maar met de scans van St. Niklaas erbij zijn deze interessant om te tonen ter aanvulling op het geheel. Deze scan van MRI Duitsland 2007 past bij de scans van AZ Nikolaas op de vorige bladzijde. De scans van AZ Nikolaas 2013 toonden een verder ontwikkelde (vermoedelijke) liquor-stroom (Lek?). Op de scan van AZ Nikolaas reikt de oorspong van de stroming tot ver boven de keelholte uit tot aan de schedelbasis, waar ook enkele kleine foramen in zijn gelegen. Ik heb een chronische slokdarmirritatie. Als ik mij inspan voel ik het eerst gloeien in mijn hoofd en daarna branden op de slokdarm. De klachten zijn onder toenemende mate ontstaan vanaf 2006. Onder de werking van de bloeddrukverlagende medicijnen vanwege een hartinfarct (2010) is de tonus lager en daarmee is ook de cystedruk lager, waardoor verdere expansie van de cyste wordt afgeremd. De druk in het hoofd is lager geworden, maar de slokdarm irritatie bij inspanning is nog wel met enige regelmaat aanwezig. Het gebruik van esomeprozol (Nexium) tempert wel die klachten, maar geheel klachtenvrij ben ik er niet mee.
  • 14. In A Medical Initiation NL werd duidelijk gemaakt dat vanwege het verloop van nekspieren C3 / C4 de aangewezen plek was om midden tussendoor bij de nekwervels te kunnen komen. Zodoende loopt de incisie in de nek vanaf het hoofd ook door tot ongeveer ter hoogte C4. 14 Nog een paar scans van MRI Duitsland die nog niet eerder getoond waren:
  • 15. 15 MRI Duitsland had enkele interessante coups, waarvan we enkele opnieuw tonen: MRI Nov 2007 MRI Nov 2007 (uitvergroot) De verstoring in de nek beslaat meerdere wervels, dat kan niet door een enkelvoudig metalen object (gesuggereerd zijnde) achter in de nek nabij de derde nekwervel veroorzaakt worden. En we zien een mogelijke een longaandoening, die in rapportage niet benoemd is geworden? Op de scan rechts zien we hematoomsporen (ferro) net onder de huid in de nek tot aan het wervel kanaal aan toe. De ijzersporen nabij het wervelkanaal zijn het meest evident en houden verband met de schadeberokkenende werking van het cervicaal implantaat rond C2 en C3. MRI Nov 2007 MRI Nov 2007 We zien een duidelijke vernauwing (links) van het spinaalkanaal. Als een metalen object ingedaald zou zijn door het spinaalkanaal en daar zou zijn blijven hangen, dan zou dat eerder een naar buiten toe duwend effect hebben gegeven. De scan rechts was een van de scans die Dr. Stckle toonde vanwege ontstaan letsel (vlekjes) door bloed wat onder de schedel was gekomen. Hij merkte daarbij op dat ik op een grens van leeftijd zat, waarbij herstel hiervan waarschijnlijk niet meer mogelijk is. ( Afbeeldingen zitten ook in Medisch Onderzoek deel A )
  • 16. In deze reeks van axiale scanbeelden van de nekwervels links boven beginnend vanaf de schouders (C7) tot aan de schedelbasis. Vanaf de 13e coup start de beeldverstoring (geteld vanaf linksboven naar rechts onder). In coup 17 is die verstoring het grootst. Deze verstoring ligt centraal rondom C3. Daarna neemt de verstoring iets af om vanaf coup 21 weer toe te nemen met een maximum bij coup 23 (dat is ter hoogte van C2) om vervolgens af te nemen. De verstoring van het beeld zit rondom de wervel en beslaat meerdere wervels. Een Doctor maakte opmerkzaam, dat een verstoring rondom de wervel niet veroorzaakt kan zijn door een metalen object wat zich slechts aan de achterzijde van de nek zou bevinden, want dan zou de verstoring ook slechts aan de achterzijde van de nek te zien zijn. Het metalen object, wat prof Seibel als een extinctie- (moord?) artefact benoemde, bestaat uit meerdere componenten verdeeld over twee wervels C2 en C3. Ook dit gegeven maakt duidelijk, dat we niet van doen hebben met een enkel vaatclipje wat in de achterzijde tussen C2 en C3 zou moeten bevinden. Ook de posteriore scan van MRI Duitsland welke uitvergroot ook op blz. 3 wordt getoond, maakt duidelijk dat het implantaat niet slechts een enkel object kan zijn nabij C3 gelegen (, dan wel tussen C2 en C3 in gelegen zoals gemanipuleerde RX in drie series doen suggereren). 16
  • 17. Utvergroting van coup 17 (C3 object). Technisch is het indalen vanuit het hoofd tot in de nek een onrealistisch verhaal, want een clipje met een spanwijdte van een anderhalve centimeter zou dan door het spinaal-kanaal heen hebben moeten indalen in een maand tijd, welke zelf ook een diameter heeft van een twee centimeter, waar binnenin nota bene 32 paar zenuwbanen in doorlopen van de hersenstam helemaal tot de onderste Lendenwervel L5. Dit gebied inclusief de hersenen is in zijn geheel verpakt in een drielaags vlies. Het clipje kan daardoor ook niet voorbij dat omhullend vliezenstelsel komen en in het myleum-kanaal belanden tussen C2 en C3 in gelegen, zoals de CT scans van het AMC en de rapportage van Jan van Gooyen samen wil doen geloven. In het verleden is er beeldmanipulatie gepleegd geweest om het onderzoek naar het implantaat middels rntgen te frustreren. In mijn bevinding is ook het rntgenonderzoek door artsen van AZ Nikolaas met beeldmanipulatie gefrustreerd geworden. Onderstaande volgt een motivatie van mijn bewering van fraude. (Dit ter afsluiting van het fraude-onderzoek in aansluiting op het eerdere Herschreven Fraudeonderzoek.) Einde MRI Onderzoek AZ Nikolaas / MRI. 17
  • 18. 18 Introductie van het onderzoek naar rntgenfoto-manipulatie: Het getoonde clipje ligt tegen de wand van het achterhoofd aan. Bij deze CT-scan welke direct na de verrichtte medisch operatie heimelijke handelingen werd gemaakt zou je nog kunnen spreken van een bevinding van achtergebleven operatiemateriaal in het hoofd. Maar volgens de redenering / suggestie -van de twee CT scans van resp. Nov. 2000 op deze bladzijde en de scan van Dec. 2000 van het AMC op de volgende bladzijde- zou het object in een maand tijd ingedaald moeten zijn vanuit de cyste onder de kleine hersenen door langs de hersenstam het spinaalkanaal in, en voorbij de tweede wervel in het beste geval tussen de tweede en derde nekwervel in naar buiten hebben moeten komen, om vervolgens in het gebied waar uitdrijving met gemak plaats kan vinden te blijven steken in het Myleumkanaal tussen de tweede (C2) en derde (C3) nekwervel in. Het epistel Voorstudie RX maakt duidelijk dat dit onmogelijk is, evenals dat de voorgaande bladzijde dit ook beknopt duidelijk maakt. Daarnaast is er in opvolgende RX scan series overduidelijk fraude gepleegd geworden met rntgenfotomateriaal. Ik benoem onder andere het overplakken van naamplaatjes. Als de RX scans die vele jaren later werden gemaakt een rele situatie van dat moment van mijn nek zouden tonen, waarom was het rommelen met naamplaatjes dan nodig geweest?
  • 19. Het afgebeelde clipje ligt buiten de wervelkolom ongeveer in het Myleumkanaal tussen C2 en C3. Het object verschilt in grootte vorm en stand tussen de (linker en middelste) sagittale scans. De rotatie die het clipje maakt van de sagittale scan (midden) naar de frontale scan toe (links) oogt een rotatie rond diagonale as. Een rotatie van aangezicht van een foto van voren en een foto van opzij is in beginsel een rotatie van standpunt van 90 graden rond een verticale as. 19
  • 20. 20
  • 21. 21 De frontale bepaling oogt enigszins verdraaid, maar de saggittale scan spreekt dit feit tegen. De nagebouwde clip is daarom een gemiddelde vorm.
  • 22. Het nabouwen van het clipje (is bij benadering maar) volstaat, omdat het onderstaande foto-onderzoekje 22 gaat over de vraag hoe het object zich onder diverse standen in rotatie toont. Een Sagittale scan wordt gemaakt met de rechterzijde tegen de fotowand en de linker zijde richting de camera. Het kruisje geeft symbolisch de kant van de neus van het aangezicht aan. Verandering van positie rondom een persoon is een rotatie in cirkelbaan rond een verticale as.
  • 23. 23 Nabootsing van de situatie uitgaande van de Frontale scan. Resultaat na rotatie van 90 graden rechtsom geeft een andere stand weer dan het object op de oorspronkelijke Sagittale scan toont. (In vergelijk met de nabootsing van de situatie van de Sagittale scan is er een verschil van 30 graden in uitkomst.) F Rotatie van het frontale beeld onder 90 graden geeft niet het beeld van de Sagittale scan. Nabootsing van de situatie van de Sagittale scan bij benadering. Een rotatie van 90 graden linksom rond verticale as geeft een afwijkende weergave van het object in resultaat (met een afwijking van eveneens 30 graden). Bovendien komt het beeld van nabootsing van de Sagittale scan niet overeen, terwijl we recht voor het object gelijke L een rntgenfoto fotografeerden. Sagittaal beeld komt niet geheel overeen; ook de rotatie ervan klopt niet met de Frontale scan. Eerste conclusie in rotatie-onderzoek naar het object en aangezicht ervan: De beide standen van het object op de Frontale- en de Sagittale- RX scan corresponderen niet.
  • 24. Nabootsing van de situatie van de Frontale scan bij benadering. De weergave van de clip op de foto in voorstelling van de situatie in de frontale scan komt niet goed overeen met het beeld op de scan. Ook het beeld resultaat na rotatie rechtsom een verticale as wijkt af van het beeld van de Sagittale RX scan. De afwijking in aangezicht beslaat een hoek van dertig graden. 24 L Nabootsing van de situatie uitgaande van de Sagittale scan (L). De camera voor dit foto-onderzoek is in een positie schuin boven van voren en iets naar rechts geplaatst ten opzichte van het 360 graden vlak met 15 graden onderverdelingen. Na rotatie onder een hoek van 90 graden linksom rond verticale as wordt eenzelfde afwijkende weergave van object in resultaat getoond. (Foto schuin van boven.) Na rotatie onder 90 graden wijkt het Frontale beeld af. F Frontaal beeld komt niet geheel overeen; de rotatie ervan klopt ook niet met de Sagittale scan. Tweede conclusie in rotatie-onderzoek naar het object en aangezicht ervan: De objecten op de oorspronkelijke scan zijn vermoedelijk eerst apart gefotografeerd geworden (in een verschillende positie) en daarna in overlay toegevoegd aan de afbeelding van de scan.
  • 25. Samenvatting van bevindingen uit het eerste rotatie-onderzoek: Bij de foto schuin van boven genomen komt het beeld van de clip op de Sagittale scan redelijk overeen met de scan. Maar in de rotatie ervan wordt een ander resultaat getoond dan op de Frontale scan wordt getoond. In de serie van frontale fotos komt het beeld weer redelijk overeen met de getoonde clip op de Frontale scan, maar bij rotatie beantwoord dat resultaat ook weer niet aan het beeld van de clip wat op de Sagittale scan wordt getoond. In beide opstellingssituaties is in uitkomst na rotatie onder een hoek van 90 graden een verschil in stand van ongeveer een 30 graden te bevinden tussen de afbeelding van de clip en het uiteindelijke resultaat op de foto, zoals deze op de oorspronkelijke scan wordt getoond. Uit het fotografisch onderzoekje kwam aldus naar voren dat de afbeeldingen van de clip op de oorspronkelijke Frontale en Sagittale scanafbeeldingen niet met elkaar corresponderen: 25 - Beide clips van de scans bleken enkel afzonderlijk in een verschillende stand van de camera-positie na te bootsen te zijn. N.B.: Een rntgen-foto wordt vervaardigd met een rntgenprojector die loodrecht straalt op een rntgen-film (,waarbij het onderwerp tussen projector en film in geplaatst staat). De rotatie hoort rondom een verticale as te zijn, maar is dat hier kennelijk niet. Het verdraaid zijn van de clip op de frontale scan kan het gevolg zijn van het forceren van de clip in de x-ray filmhouder-cassette? - De nabootsing op foto kent perspectief, de scan afbeeldingen niet.Waarschijnlijk zijn twee scanafbeeldingen boven op elkaar geplaatst geworden. Dit verklaard waarom we delen van het onderliggend lichaam door de clip zien op de scan. Er zit in ieder geval een afwijking van een 30 graden tussen de beide clips; de hoek van rotatie (verschil tussen beide weergaven) betreft geen 90 graden maar ongeveer 60 graden. Frontale foto loodrecht ten opzicht van het object ter vergelijk met de slip op de Frontale scan. Schuin van boven en van opzij geplaatste camera-opstelling voor Sagittaal clip weergave. Aanvullend aan dit onderzoekje kunnen in schaduwspel (vergelijk situatie met wajang poppen) beide situaties nogmaals nagebootst worden, waarmee enkel contourlijnen van het object zichtbaar worden (gelijke als dat metaal in een rele situatie straling tegenhoudt en als zodanig een vorm op de film uitspaart. (De stand van de oogjes ten opzichte van de benen moet nog iets gecorrigeerd worden.) In het bewijzen van ongerijmdheid van verband van de beide standen onder een rotatie van 90 graden rond een verticale as voegt dit niets meer toe. In dit onderzoekje werd duidelijk dat er geen 90 graden rotatie-verband rond een verticale as bestaat tussen de afbeelding van de clip op de Frontale RX-scan en de Sagittale RX-scan. Onderstaand volgt (na een inleiding) het bewijs van manipulatie met divers RX materiaal.
  • 26. In voorbereiding op het analyseren van de rntgenfotos van AZ Nikolaas volgt onderstaande een theoretische introductie met samenvatting van bevindingen uit eerdere twee series. De mens heeft zeven nekwervels (C1 t/m C7), twaalf borstwervels T1 t/m T 12, en vijf lendenwervels L1 t/m L5, met aan het einde het sacraal bot. Op deze medische tekening kunnen we duidelijk de afzonderlijke delen herkennen. De hersenen en de inhoud van het wervelkanaal zijn omgeven door een drielaags vlies, waarbinnen de hersenvloeistof circulatie plaats vindt voor de lokale verzorging/voorziening. Het hersenvlies loopt omhullend door voorbij de laatste Lendenwervel L5 en hecht aan in het sacraalbot. Dit gehele binnengebied is een afgeschermd gebied van de rest van het lichaam. Het is onmogelijk dat een metalen object van een kleine twee centimeter zou kunnen indalen vanuit het hoofd tot in de nek door het Foramen van de schedelbasis in het Spinaal Kanaal (vertebraal foramen) tot tussen de tweede en de derde nekwervel te belanden volgens CT scans van het AMC van Nov en Dec 2000, om vervolgens (gegeven de rapportage van Dr. H.J. Wieringa) in het Myleumkanaal tussen de Processus Spinoza van C2 en C3 te belanden. Voor verder onderbouwing van verwerping van suggestie van indalen verwijs ik naar het geschrift Voorstudie RX. Overigens als een object tussen C2 en C3 vast zou zijn komen te zitten, dan zou dat bij het bewegen van het hoofd de nodige frictie gegeven hebben op de zenuwbanen; dan had ik daar hinder van ondervonden. 26
  • 27. Een goede kwaliteit van de `film kan de precisie van de diagnose werkelijk verbeteren. Een film dient niet onder- of overbelicht te worden. In het voorbeeld hiernaast zijn de vijf radiologische dichtheden van stof weergegeven (neg) onder correcte omstandigheden van belichting en weergave. De vijf radiologische dichtheden in volgorde van toenemende helderheid: (Selectie uit een theorieboek over radiologie.) We zien de contourvorm van een metalen sleutel. Metaal houdt straling tegen en de film wordt hier door niet belicht. Lucht daarentegen laat juist de meeste straling door en belicht de film het meest resulterend in een donker vlak. (Als je heel goed kijkt kan je zien, dat de kogels niet exact even groot zijn. De kogel links boven en rechts onder zijn toch ietsje kleiner dan de andere twee kogels. Omdat we niet weten welke kogels met welke afstand tot de film werden gebruikt kunnen we verder geen duiding geven.) N.B.: Het effect van grootte wat ontstond in het resultaat van de rntgenfoto van de testopstelling is het gevolg van het verschil in afstand van het object ten opzichte van de te bestralen film... Vergelijk het met een diaprojectie opstelling. Als een hand tussen de licht uitstralende diaprojector en het scherm wordt gehouden zal er een zwarte uitgespaard vlak in contourlijn ontstaan; het schimmenspel is hier op gebaseerd. Beweegt de hand zich dichter naar het scherm toe, dan wordt de afbeelding kleiner en scherper in contourlijn. Gaat de hand er verder vanaf richting projector, dan wordt de hand-vorm groter, maar de contour lijn vager. In de beoordeling van mijn RX series is het tegenhouden van straling en grootte van belang. 27 1. Lucht 2. Vet 3. Vloeistof 4. Beenweefsel 5. Metaal Effect van vergroting. Kogels met het kaliber .32 en .38 werden op verschillende plaatsen van het lichaam gelegd, waarna een rntgenfoto met deze test-opstelling werd gemaakt. Vanwege het verschil in afstand tussen de objecten en de film ontstond er een verschil in grootte (als een uitvergroting) van de kogels. Hier lijken de kogels de zelfde grootte te hebben.
  • 28. 28 Route waarlangs een (gesuggereerd) metalen clipje had moeten indalen: Of een vaatclip / metalen object in theorie vanuit het hoofd tot achter in de nek ter hoogte van C2 en C3 in het Myleum-kanaal zou hebben kunnen belanden is een geheel andere vraag. Allereerst moet opgemerkt worden dat volgens de Ct scan van Nov 2000, het clipje nog in het hoofd zat. Het clipje kon enkel via het craniotomisch gat in het hoofd gekomen zijn. en zou zich dan in de ruimte van de cyste moeten bevinden. Tenzij de cyste ook aan de onderzijde ingesneden is naar het Foramen Magna toe (naast het incideren van de Falx Cerebelli) is het dan sowieso niet mogelijk voor het clipje om in te dalen vanuit een cyste in het achterhoofd tot in de nek, omdat het dan opgesloten blijft binnen het gebied van de cyste. En als het wel had kunnen indalen, dan zou het clipje opgesloten moeten blijven tussen het stelsel van omhullende vliezen. Indalen van een metalen clip langs deze weg? Als het clipje buiten het stelsel van omhullende vliezen was gekomen na een reis van uit het hoofd door het spinaalkanaal om te belanden in het Myleum kanaal, dan zou het clipje voorbij het stelsel van vliezen hebben moeten gaan en dit stelsel zou dan daarvoor doorbroken moeten zijn geworden. Dit is op zich al onwerkelijk, afgezien van het feit dat het clipje zich dan ook nog eens door beenderweefsel heen had moeten verplaatsen, hetgeen op zich al onmogelijk is. N.B.: Als het stelsel van vliezen niet meer gesloten is, dan zou bovendien de benodigde druk en turbulentie voor de liquor-spoeling wegvallen als verzorging van de hersenen, waarmee in gevolge de hersenen en het neurologisch systeem ondervoed geraken, en afsterving (infarct) op zal treden. Deze situatie met doorbreking van de vliezen heeft aldus niet plaats gevonden.
  • 29. Rib Bovenstaande foto van de achterzijde van de rug toont het spinaalkanaal met het spinaalkoord waar 32 paar zenuwbanen gebundeld in lopen met zijwaartse aftakkingen. (Dat op de foto borstwervels getoond worden maakt betreft het tonen van het spinaalkanaal niet uit.) De zijwaartse aftakkingen zijn obstakels voor een clipje als het had moeten indalen. Als een clipje aan de achterzijde van de nek terecht gekomen zou moeten zijn in het Myleum-kanaal via het Spinaal-kanaal, dan zou dit op alle sagittale RX scanafbeeldingen te zien moeten zijn. Op een paar sagittale scans wordt zelfs een hoogte-afwijkend beeld gegeven.. 29 Deze dwarsdoorsnede (axiale coup) van een wervel van de nek toont het spinaalkoord met een afmeting van ongeveer 1,3 x 0,8 mm. Daar omheen zit het omhullend vlies. De dwars-doorsnede toont een doorgang van bijna twee centimeter. Het clipje heeft een spanwijdte van ruim 1,5 centimer (twee benen van ongeveer een centimeter onder een 145 graden hoek. Het clipje past niet in zon nauwe ruimte gezien de geboden overgebleven ruimte.
  • 30. 30 . De wervels worden op hun plek gehouden boven op elkaar met Ligamenten. Aan de wervels zitten de spieren met pezen vast. Deze spieren zijn nodig om het hoofd naar links en naar rechts en naar boven en onderen te kunnen bewegen. Gezamenlijk is dat een dichte massa voor een vaatclip om doorheen te reizen. Die clip zou ook medische klachten geven voor de bewegende spieren. Ik zie geen reden om operatief daar een clip te gebruiken - gegeven dat de Carotis Internas en de Vene Jugelaris aders zijn die niet aan de achterzijde van de nek lopen-.
  • 31. RX Jan van Goyen Dec. 2007: selectie ZHS1O op gelijke hoogte en afmetingen met ZHS1S Deze selectie ter vergelijk komt uit Medisch FRAUDE Onderzoek deel B. Bij een frontale scan zit het object in theorie dichter bij de film, dan bij een scan waar ik met mijn rechter schouder tegen het scherm met film aan sta in plaats van met mijn rug. Een vergelijk tussen deze beeldfragmenten is hierdoor niet goed te maken, alhoewel het toch wel iets opleverde in informatie. Het verschil in strek- en rotatie-stand van het bovengetoonde object is hier wel goed te vergelijken: 1.) Er is een verschil in strekstand (de mate van buiging) die het object maakt, en 2.) De rotatie die het object toont is niet langs verticale as maar langs diagonale as. Een apart onderzoekje met testopstelling in 3D nabootsing van het object heeft de afwijking in rotatie van het object als bewijs van manipulatie al aangetoond. De vorm van het object toont hier ook geen uitgespaard vlak op de sagittale (/laterale) scan wat juist typerend is voor rntgenfotos als daar metaal aanwezig is, daarom is scan ZHS1S al geen rele RX met een metalen object. Maar het meest evident is het overschrijven van naamplaatjes in vorige rntgenfoto-series: Voor voorgaande analyses verwijs ik naar de onderzoeksgeschriften Casus Expositie II en Herschreven Medisch FRAUDE onderzoek deel B. In dit epistels zullen de rntgenfotos uit voorgaande series met name gebruikt worden om vergeleken te worden met RX AZ Nikolaas in de hoedanigheid van scans die in een vergelijkbare opstelling gemaakt zijn geweest. In dit deel C zullen met een zelfde werkwijze diverse passende RX afbeeldingen in een zelfde situatie van RX lichaamspositie met gelijke wervelafmetingen onderling gaan vergelijken. Opmerking: Als het clipje een rele situatie was, waarom is er dan in de vorige twee series dan overduidelijk met naamplaatjes gerommeld en ook beeldmanipulatie gepleegd geworden? 31
  • 32. Overzicht van te bespreken ZHS3 scans, in vergelijk met voorgaande RX series: De rntgenfotos van AZ Nikolaas zijn van een betere kwaliteit, want ze zijn volledig digitaal van aard. Het voordeel is natuurlijk een hogere beeldkwaliteit, maar het nadeel hiervan is dat dergelijke fotos nog makkelijker te manipuleren zijn. (Editing van bijvoorbeeld auditief en/of visueel materiaal is met de mogelijkheden van het digitale tijdperk zeer eenvoudig geworden.) 32 Serie 3 (4 RX scans): RX AZ Niklaas Campus Juli 2013 Foto ZHS3F (Frontalis) ZHS3H (Head) ZHS3O (Oralis) ZHS3S (Sagittalis) ZHS2O (Oralis) ZHS2S (Sagittalis) Foto ZHS1F (Frontalis) Serie 1 (4 RX scans) : RX Jan van Goyen 2007 ZHS1O (Oralis) ZHS1S (Sagittalis) ZHS1H (Hoofd) ZHS3S is van een heldere kwaliteit dan ZHS1S, zo ook ZHS3H in vergelijk met ZHS1H. ZHS1H is een vermoedelijk hergebruik van de CT scan Dec 2000 (, welke in liggende stand werd gemaakt wat de afwijkende stand van het hoofd verkaart). Ter volledigheid wijs ik er op dat die Ct-scan van december 2000 al op bladzijde 19 getoond is geworden. In dit onderzoek gaan we de RX scans van ZHS3 afzonderlijk bestuderen en vervolgens qua formaat, stand en grootte het artefact vergelijken met de RX scans uit de vorige twee series. (Voor anatomische informatie verwijs ik naar Medische Initiatie NL en Voorstudie RX.)
  • 33. 33 Foto ZHS3F (Frontalis) C1 C2 C3 C2 C4 C5 C6 C1 C2 Op deze scan ZHS3F (evenals de andere drie ZHS3) zien we geen overschreven naamplaatjes meer. Op ZHS3F bevindt het (gesuggereerde) clipje zich op de bovenste helft van de derde nekwervel en op de tussenwervelschijf tussen de tweede (C2) en de derde nekwervel (C3) in. De overgang tussen C3 en C2 oogt rommelig, er is geen duidelijk zicht op de tussen gelegen tussenwervelschijf. De overgang sluit niet mooi aan zoals wel het geval is bij de andere onderliggende wervels. Hiermee is de eerste indicatie van de mogelijkheid van manipulatie al weer gemaakt, immers de andere onderliggende tussenwervelschijven zijn goed herkenbaar. Net boven het onderste oogje van het clipje ligt een anatomisch (nog) niet te duiden vorm. De draadjes aan het clipje zien we op deze scan weer terug. Let op: niet alle scans uit de drie series tonen dit draadje consequent. In het diepgaander onderzoek zal met name het gebied rondom wervel C3 uitvergroot onderzocht worden en de beeldspecifieke verschijningen zullen vergeleken worden met de andere scans ook uit voorgaande series. ZHS3F zal dus met scan ZHS3O, maar ook met ZHS1F, en met scan ZHS1O en ZHS2O vergeleken gaan worden. Een andere vraag rijst: waarom willen derden mededader worden in een voorliggend gepleegd misdrijf door gepleegde obstructie? Beeldmanipulatie is thans meervoudig bewijsbaar.
  • 34. 34 Foto ZHS3H (Hoofd) Posteriore Boog C1 Processus Spinoza C2 Op deze scan ZHS3H zien we een forse Posteriore Boog C1, welke zich forser toont dan op saggittale scans uit andere series. N.B.: ZHS1H toonde zelfs een dubbele Posteriore Boog C1. Het afgebeelde clipje is geen geheel uitgespaarde contourvorm, zoals met metaal hoort te zijn. En het afgebeelde clipje bevind hier buiten het gebied van het spinaalkanaal (, waar 32 paar zenuwen in banen doorheen lopen en met zijwaartse aftakkingen naar diverse delen in het lichaam). Als het object zich in het Myleum Kanaal bevindt tussen de Processus Spinoza van C2 en C3, dan kan het object niet ingedaald zijn vanuit de nek door het Spinaal Kanaal, immers dan zou het object zich ook door het botweefsel heen hebben moeten verplaatsen (, hetgeen onmogelijk is). Scan ZHS3H zal uitvergroot vergeleken gaan worden met scan ZHS3S vanwege haar overeenkomstige situatie van scanonderzoek met een gelijke stand van het lichaam en stand/positie van de clip. Daarnaast zal deze scan uitvergroot vergeleken gaan worden met scan ZHS1H en ZHS1F, en met ZHS2S. In de vergelijkingen zal vooral gelet worden op de stand van het clipje en de proportionele afmetingen ten opzichte van de grootte van de op beide scans overeenkomstige wervels en de ligging ten opzichte van C2 / C3.
  • 35. 35 Foto ZHS3O (Oralis) Bovenkaak Onderkaak C1 C2 C2 C3 Discus Intervertebri Deze orale scan ZHS3O is (anders dan gebruikelijk) met gesloten mond genomen en er zijn vrij weinig nekwervels zichtbaar gelaten op de scan. We zien slechts C1 en C2 in zijn geheel. Het clipje bevind zich voor een belangrijk deel bijna geheel op de tussenwervelschijf tussen C2 en C3 in. Deze opmerkelijke afwijking is ook bevonden geweest op ZHS1O Onder C2 oogt het wat rommelig op de foto, net als dit op scan ZHS3F te zien was. Deze scan ZHS3O zal uitvergroot vergeleken worden met ZHS3F, met scan ZHS1O en ZHS1F en met scan ZHS2O. Hierbij zal naast het bestuderen van het ontbreken van een heldere definiring in beeld van de tussenwervelschijf tussen C2 en C3 ook gekeken gaan worden naar de grootte proportioneel en stand ten opzicht van de omliggende wervels in vergelijk met vergelijkbare uitvergrotingen van voorgaand vervaardigde scans gemaakt met een vergelijkbare scan-situatie.
  • 36. Scan ZHS3S is grafisch van een heldere kwaliteit. Op deze scan zijn afwijkingen zichtbaar: De Posteriore Boog C1 is (net als op ZHS1H) dubbel zichtbaar, Scan ZHS2S laat echter weer een normale situatie zien. Ook de aansluiting van de Processus Spinoza op C2 vertoont hier een afwijking met een soort van inham (zie pijl). Wil men suggereren dat afwijkingen in scans wel vaker voor kunnen komen? Het clipje toont een draadje aan het onderste oog; en het oppervlak is ook niet uitgespaard, maar toont detail net als op al de andere scans. Als er sprake is van manipulatie, dan is die consequent gedaan incl. de gemaakte fouten. 36 Foto ZHS3S (Sagittalis) Posteriore Boog C1 C2 Processus Spinoza Alleen het bovenste oogje van het clipje ligt hier ter hoogte van de tussenwervelschijf tussen C2 en C3 in! Scans ZHS3S zal uitvergroot bestudeerd moeten worden en ook aangaande het clipje proportioneel ten opzichte van de omliggende wervels qua grootte en qua locatie vergeleken moeten worden met scans ZHS1S en ZHS1H en met scans ZHS2S.
  • 37. ONDERLING RX VERGELIJK OP DETAIL tussen serie ZHS3 en ZHS2 en ZHS1: Inleiding: Een artefact is een door mensenhanden vervaardigd object. Maar in medische termen wordt de term artefact in de beoordeling van scans genoemd om elk ongewenst signaal te benoemen, wat leidt tot het tonen van vormen die echter niet aanwezig zijn in het uiteindelijke beeld van de patint. In MRI scan kunnen deze ontstaan door bijvoorbeeld beweging, oversampling, faseverschil en chemische schifting tot spookbeeldvorming leiden. De term artefact in haar negatieve vorm ter duiding van schijn-beeldvorming wordt gebruikt ter instructie om een scanner goed af te kunnen stellen. Hiermee ontstaat er echter wel een bilaterale (tweezijdige) terminologie: Enerzijds kunnen we spreken over een object / beeld wat in feite werkelijk bestaat en anderzijds kunnen we spreken over een object / beeld wat juist niet reel is door onjuiste instellingen. In het onderzoek naar de RX series kunnen we enerzijds spreken van een artefact in de term schijn-beeldvorming, omdat het (gesuggereerde) object middels manipulatie er in gemonteerd is geworden, en bestaat niet echt, en anderzijds kunnen we van een vraagstelling omtrent feitelijke fysieke objecten als artefact (van menselijke hand) spreken, omdat MRI weldegelijk enige aanwijzingen hiertoe gaf, welke middels schijnbeeld-vorming in RX ontkent worden. Wat is er zo belangrijk dat dit middels schijnbeeldvorming verborgen moet blijven? In kwestie dient hier een schijn-artefact (manipualtie) om een reel artefact te verhullen, en kunnen we gezien de forensische onderzoeksopdracht van obstructie en dadergedrag spreken. Scan ZHS3O was hoog aangesneden, er waren bijna geen nekwervels zichtbaar (zie ook blz. 16). Slechts de eerste twee nekwervels zijn zichtbaar: C1 en C2. Omdat we van doen hebben met twee scans die onder dezelfde situatie zijn gemaakt (gezeten op een stoel met de rug tegen de fotowand) kunnen we spreken van een identieke situatie en is afstemming van grootte van nekwervels C1 en C2 een betrouwbaar ijkpunt om het object te bestuderen. Het object met draadjes toonde zich in scan ZHS3O wat hoger gelegen dan op scan ZHS3F. Dit effect in hoogteverschil wijst in gevolge ook op foto-montage. We zullen het hoogteverschil ook vergelijken met gelijksoortige scanbeelden uit de andere twee RX series. Maar wat is toch die vorm net boven het onderste oog van het object gelegen (zie vraagteken en pijl)? 37 ZHS3O ZHS3F Vergelijk tussen detail ZHS3O en ZHS3F: C2 C2 C3 ?
  • 38. P.B. C1 38 Vergelijk tussen detail ZHS3H en ZHS3S: ZHS3H ZHS3S Inham P.S. C2 Zoek de verschillen: Scan ZHS3H en scan ZHS3S zijn onder identieke situatie genomen (gezeten op een stoel met de rechterschouder tegen de fotowand aan). Hierdoor is het legitiem om de afmetingen van de nekwervels in stand en grootte in vergelijk als ijkpunt voor de interpretatie van de scan te nemen. Beide scans bleken qua grootte van afgebeelde wervels gelijk, wardoor er geen uitvergroting van een van de scans nodig was om de wervels in gelijke afmetingen te zien. ZHS3S toont een dubbele Posteriorte Boog C1 en een inhamaan het begin van de Processus Spinoza C2. De Processus Spinoza op scan ZHS3H is ook wat forser en bij de aanhechting op het wervellichaam raakt deze zelfs de onderliggende wervel (; hierdoor lijkt het object op scan ZHS3H wat hoger te liggen). Dit zijn allemaal tekenen van foto-montage / scan-manipulatie. Ofschoon de hals in dezelfde stand staat en ik gewoon rechtop zat met ook het hoofd recht, toont het object tussen C2 en C3 een verschillende stand ondanks identieke situatie (; op scan ZHS3S maakt het object in het midden een knik). Nu de scans van ZHS3 paarsgewijs bij elkaar horende zijn vergeleken, volgt een vergelijk met RX scans uit voorgaande reeksen van ZHS1 en ZHS2 ter verdere duiding van manipulatie.
  • 39. Vergelijk tussen detail ZHS1F-ZHS3F: Als we van de hoogte van C5 en C4 uitgaan en zo doormeten naar boven toe met ZHS1F als referentie, dan blijkt het clipje / object in scan ZHS3F 2013 zelf iets omhoog te zijn gestegen! ZHS1F toont opmerkelijk genoeg geen herkenbare details van het hoofd. Scan ZHS3F toont een afwijking betreft de tweede en derde nekwervel. De derde nekwervel (C3) is langer dan normaal en/of de tussenwervelschijf tussen C2 en C3 ontbreekt hier ineens, doordat er vermoedelijk een laag overheen geplakt is. De bovenlijn van C2 is hoger komen te liggen. Het wervellichaam van C3 is visueel geen mooi geheel en oogt rommelig. Het lijkt er op of dat de scan uit twee samengevoegde delen bestaat: van boven af tot de onderlijn van het hoofd met de eerste twee nekwervels op de onderste laag geplakt (of viceversa); twee lagen die op elkaar gemonteerd zijn vanaf C3. Dat fotomontage net als in de eerste twee series betreft de derde scans serie ZHS3.een gegeven van een zekere toepassing is, maakt scan ZHS3S duidelijk. Rond en op C3 zitten wat donkere vlekken, die ik anatomisch niet kan duiden. Zijn dat visueel afgezwakte restanten van een oorspronkelijke scan, en dient het gemonteerde clipje slechts ter afleiding? De tussenwervel tussen C3/C4 vertoont ook een afwijkende beeldvorm. 39 C4 C5 ZHS3F ZHS1F Zoek de verschillen:
  • 40. 40 Vergelijk tussen detail ZHS1S en ZHS3S: ZHS3S ZHS1S Zoek de verschillen: Posteriore Boog C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 Scan ZHS3S toont een dubbele Posteriore Boog C1 en de Processus Spinoza C2 sluit niet mooi aan op haar wervellichaam en toont een inhammetje. We zien er ondergelegen flauwtjes nog een Processus Spinoza lopen. Net als bij de dubbele Posteriore Boog C1 overlappen de twee dubbele vormen elkaar niet geheel en zit er zelfs een ruimte tussen de gelijksoortige wervel uitsteeksels in. C6 is ingezakt (ouderdomsslijtage). Hier hebben we overduidelijk van doen met digitale foto-montage. Daar waar men in scan serie ZHS1 (Jan van Goyen 2007) en ZHS2 (Mlheim am Rhein 2008) met beeld op fysieke filmdrager moest werken (rommelen), waarmee een gelaagdheid van complete film ontstond inclusief haar typische sporen zoals weglopen van beeldinformatie, werd het bewerken in het digitaal slechts een kwestie van het toevoegen van een stuk extra digitale laag a la photoshop.
  • 41. 41 Vergelijk tussen detail ZHS2S en ZHS3S: Zoek de verschillen: Posteriore Boog C1 C2 C3 C4 C5 C6 ZHS2S ZHS3S ? De opmerkingen die gemaakt zijn ten aanzien van scan ZHS3 op de vorige bladzijde zijn hier ook van toepassing: foto:montage / beeldmanipulatie (Dubbele Posteriore Boog C1 en Dubbele Processus Spinoza C2. Er is kennelijk iets achterliggend wat verborgen doent te blijven? De scan ZHS3S bestaat uit ten minste twee afzonderlijke componenten die op elkaar gemonteerd zijn, denk ik. Op scan ZHS3S maakt de nek een buiging (zie ook blz. 36 in het vergelijk tussen ZHS3H en ZHS3S), terwijl ik gewoon rechtop zat met ook het hoofd rechtop. Daarom vraag ik me ook af of deze scan mij toebehoort. Op de volgende bladzijde worden scan ZHS1S en ZHS2S met elkaar vergeleken, deze vertonen echter een minimaal verschil in stand.
  • 42. 42 Vergelijk tussen detail ZHS1S en ZHS2S: Posteriore Boog C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 ZHS1S ZHS2S Scan ZHS1S is volledig met de hand gemaakt inclusief de foto-montage. Het doorkopiren van negatieven is een specialistisch klusje wat in een special DoKa moet geschieden zonder licht. Dat is een heel lastig klusje als je negatieven wilt manipuleren en wilt overplakken met een ander negatief. Zodoende ontstond op scan ZHS1H een stukje aangesneden tekst van het vorige naamplaatje eronder. Scan ZHS2S is wel al deels met digitale apparatuur gemaakt. Het clipje / object toont een verschil in stand. Op scan ZHS2S (ruim een maand later genomen dan scan ZHS1S) is het zelfs ietsje hoger gelegen. Hoe minimaal het verschil ook is: geen enkele scan toont het object / clipje in verhouding tot haar achtergrond (met nekwervels die wel in een gelijke grootte zijn afgebeeld) in een identieke situatie toont met een vergelijkbare stand en/of positie. Dat is toch opmerkelijk dat de exacte locatie van het clipje / object op elke scan verschilt
  • 43. 43 Vergelijk tussen detail ZHS1O en ZHS3O: ZHS1O C2 C2 Tussen ZHS1O en ZHS3O zit een fors verschil in stand en hoogte van het object / clip. Vergelijk tussen detail ZHS2 en ZHS3O: ZHS3O ZHS2O ZHS3O C2 C2 Het clipje / object op ZHS3O toont zich iets rechtsom geroteerd ten opzichte van ZHS2O.
  • 44. 44 Vergelijk tussen detail ZHS1O en ZHS2O: ZHS1O ZHS2O C2 C2 C4 C4 Het clipje op ZHS2O ligt een ietsje lager dan op scan ZHS1O. Dat het clipje in de twee scans onderling een ietsje is verschoven ten opzicht van de open mond en door de open mond heen zichtbaar zijnde achtergelegen tweede nekwervel C2 is normaal, want het hoofd en daarmee de mond kan iets gedraaid zijn ten opzichte van de nekwervels. Een klein beetje anders staan (draaiing) in loodlijn ten opzichte van het rntgenapparaat kan dit al te weeg brengen. Echter het hoogteverschil ten opzichte van de wervels en de specifieke stand van het object / clipje daarentegen zijn factoren van verschil die voortkomen uit handelingen van montage.
  • 45. 45 Vergelijk tussen detail ZHS1H en ZHS3H: ZHS1H is stevig gemanipuleerd met een dubbele Processus Spinoza C2 (PS) en een dubbele Posteriore Boog C1 (PB) . Het object is kleiner van formaat en heeft een iets andere stand. Resumerende: Voorzover het onderzoek het toelaat kunnen we benoemen, dat de natuurlijke liquor afvoer als systeem is geschonden door onder andere de vene Sinus Rectus te schenden, en dit terwijl men enkel een stukje bedekkend hersenvlies behoefde uit te knippen. Op MRI zagen we dat de natuurlijke afvoer van hersenvocht verstoord is geworden, en dat vermoedelijk de overdruk in het hoofd (gegeven de scans getoond op blz. 8) met het lekken van liquor onder een zekere ventielwerking toch een weg naar buiten heeft gevonden. De beeldverstoring die we op MRI zagen was niet slechts op een plek achter C3, maar bleek rond C2 en C3 te zitten. Er bleek een schade berokkenend en afknellend stelsel van artefacten rond C2 en C3 geplaatst te zijn. Dat afknellen past ook in het onderzoek van prof C.W. Wright (hersentransplantatie) Te zot voor woorden? Misschien niet Mogelijk dat de vuistgrote cyste uitnodigde tot te plannen neurologische experimenten, in enkele gebieden waar men normaliter niet bij kan komen? Al de drie RX series bleken in ieder geval gemanipuleerd te zijn; er viel iets belangrijks te verhullen. De laatste serie uit AZ Nikolaas was geheel in het digitale domein gemaakt, maar vertoonde ook afwijkingen die duiden op gelaagdheid van over elkaar heen geplaatst zijnde afbeeldingen. Dat er fraude wordt gepleegd in nota bene internationale samenspan om het forensisch onderzoek te frustreren is een teken sterk ontwikkelde internationale georganiseerde misdaad als fenomeen binnen de medische sector. Er is in ieder geval doelbewust schade berokkenend gehandeld geworden (verwijze ook naar de andere epistels voor de motivering van deze beschuldiging); er zijn valse medische rapportages afgegeven als dat er netjes volgens afspraak gehandeld zou zijn geworden; en er is in samenspan obstructie gepleegd in het forensisch onderzoek nadien. Ik benoem het plegen van medisch misbruik en samenwerking om feiten te verhullen en onderzoek te frustreren. U bent geboren om dood te gaan, en de medische sector helpt u daar een handje in; pijn hoort bij het leven?
  • 46. (N.B.: Het schrijven van valse medische verklaringen en het in samenspan manipuleren van radiografisch materiaal is een vorm van medisch (internationaal) georganiseerde misdaad.) 46 HET PLOT VAN MEDISCH MISBRUIK? Terwijl er enkel na een gaatje gemaakt behoefde te worden op de linker helft van het achterhoofd om daar lokaal een stukje uit het bedekkende hersenvlies weg te knippen, is er na het gat gemaakt te hebben heimelijk onderdoor op de rechter helft (opzettelijk) medische schade berokkenend en is er illegaal (schadeberokkenend) gemplanteerd geworden in de nek. Ondanks deze heimelijk verrichtte handelingen werd er gerapporteerd, dat er wel conform afspraak een gaatje op de linker helft gemaakt was, waarna dan enkel een stukje bedekkend hersenvlies weg geknipt zou zijn geworden. De realiteit is anders. De hele lange incisie tot ver in de nek was de eerste indicatie op verdenking van medisch oneigenlijk handelen. De suggestie van het indalen van een clipje vanuit het achterhoofd tot in de nek, zoals de twee Ct scans van het AMC november en december 2000 suggereren, is de opvolgende tweede indicatie van laakbaar handelen. Na privaat MRI onderzoek in 2007 werd duidelijk dat we van doen hadden met een illegaal implanteren in de nek, als derde indicatie, hetgeen de lange incisie verklaard. Opvolgend werden rntgen-fotos gemanipuleerd ter verhulling van het feitelijk implantaat, om hiermee nogmaals te suggereren, dat we toch met een indalen van een clipje vanuit het hoofd tot in de nek van doen hebben. Dit indalen vanuit het hoofd door het Spinaalkanaal om dan vervolgens door botweefsel heen te belanden in het Myleumkanaal is medisch gezien zelfs en absoluut een onmogelijke reeks van gebeurtenissen. Met de bevonden beeldmanipulatie is vast komen te staan, dat er een belang is in verhullen van heimelijke medische handelingen; dadergedrag. In het privaat MRI onderzoek kwam naast het illegaal implanteren naar voren, dat de vene Sinus Rectus geschonden is geworden, en daarmee het stelsel van hersenhelften scheidende vliezen (horizontaal en verticaal) ook. Ook de vene Transversalis bleek een gebrekkige tot geen doorgang te hebben. Hiermee is het systeem van bloedafvoer van de hersenen ernstig belemmerd geworden. Houdt de gebrekkige doorgang verband met het cervicale implantaat? De vraag is enerzijds wordt het gemis in de natuurlijke verzorging gecompenseerd en anderzijds met welke intentie werden al deze medische daden in het geheim gepleegd? Er zijn weinig aanwijzingen voor een bypass-drainage bevonden. De serie van AZ Nikolaas toonde wel een aanwijzing op de mogelijk van het lekken van liquor. Verder zijn er geen antwoorden op een vraag over een compensatie van een verminderde natuurlijke afvoer. Het lichaam heeft ook een zeker vermogen tot regeneratie en compenserend remodelling. De vraag met welk doel de heimelijke schadeberokkende handelingen werden verricht is complexer. Naast het schenden van het natuurlijke verzorgingssysteem van de hersenen is er illegaal gemplanteerd geworden in de nek. Het implantaat in de nek bestaat uit meerdere delen die rondom de tweede en derde nekwervel bevestigd zijn geworden. De bevestiging rond de derde nekwervel breekt ook in op het spinaalkanaal binnen in de wervel gelegen wat daarmee ook bekneld is. Opzet is hierin dus niet ondenkbaar. Prof. Seibel benoemde het implantaat als een extinctie artefact, een artefact van schadeberokkenende aard. Het suggereren van het indalen van een clipje kan (hierin) ook als excuus gediend hebben voor het maskeren van medische klachten als gevolg van de heimelijke ingreep, waarvoor ik mij daarna dan terug onder behandeling had moeten stellen, als medische klachten ingevolge zich voordeden, waarna men dan verder kon gaan in heimelijke praxis? De vraag reist nu of het de bedoeling was om mij experimenteel direct de dood in te helpen, of dat het geheel een preparatie was om bijvoorbeeld in een volgende fase de hersenen te kunnen transplanteren ?!? (Dat is geen sciencefiction, de kennis hiervoor bestaat praktisch sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw.) En is er sprake van gewijzigd systeem van verzorging van de hersenen? Een fysiek onderzoek naar de opbouw en functie van het implantaat zal het een en ander duiden.
  • 47. 47
  • 48. 48
  • 49. 49
  • 50. 50
  • 51. 51
  • 52. 52
  • 53. 53
  • 54. Dr. Schuurman heeft een andere interpretatie van de medische wetgeving dan de WGBO wet stelt. Hij stelt dat ik enkel een kopie van de brieven aan de huisarts mag ontvangen, maar de WGBO stelt dat ik een kopie van mijn volledige medische dossier mag ontvangen (incl. operatie- en verpleegkundigen- rapport etc), behalve de persoonlijk werkaantekeningen van de arts. 54
  • 55. 55 Commentaar: Dr. Wieringa benoemt een inzakking van corpus C7, terwijl C6 (ook volgens MRI scans en de rapportage van prof. Seibel) de ingezakte nekwervel is. De stelling dat een klemmetje zich aan de rugzijde projecteert is een dubbelzinnige uitspraak. De term projecteren is ook op te vatten als een bevestiging van het monteren (projecteren) van een clip als beeld in het totale beeld van de scan. Het rapport is van een verwerpelijke integriteit.
  • 56. 56 Rapportage OLVG 2006 bevestigde in eerste onderzoek hernieuwde groei van de cyste: Name Patient ID Sex Date of Birth HOEK van^SCAL M 1963.10.23 Body MR Brain MS/contr klinische informatie: Controle na fenestratie grote arachnodale cyste infratentorieel naar cisterna magna. Afname in omvang? CD-ROM meegegeven. MR brein: Op de mee gegeven MR onderzoek is alleen de sagittale opname te openen en enkele scouts. Er bevindt zich nog een zeer grote cyste infratentorieel met een transversale diameter van 7,5 cm en een maximale sagittale diameter van 4,5 cm. Deze bevindt zich links infratentorieel de craniocaudale diameter bedraagt 7 cm. Het beeld is conform het onderzoek van het AMC van 8 februari 2000. Ongewijzigd wat impressie op het linker cerebellum met lichte verplaatsing van de midlijn alhier. Verder normaal foramen, normale configuratie en signaal intensiteit van de medulla oblongata, pons, midhersenen en supratentorieel. Er is een slank ventrikel en cisterne systeem. Supra tentorieel geen midline shift. Enkele zeer kleine witte stof laesies paraventriculair met name aan de linker zijde. Slanke sulci en gyri. Conclusie: Omvang van de arachnodaal cyste is in essentie ongewijzigd ten opzichte van 8 februari 2000. Met collegiale hoogachting, dr. D.G. Franssen-Franken, radioloog Status Author APPROVED Franssen-Franken^ D.G. Accession Number Referring Physician 02639138 Strack van Schijndel^W.G.^ Study Description Reason for Study MR Brain MS/contr Not Available Rapportage van UMC 2006 bevestigt neurologische klachten door cyste-groei:
  • 57. 57
  • 58. Rapportage Slotervaartziekenhuis 2010 bevestigde beknelling gehoorzenuw door druk op de cortex / hersenen (dit verklaart tevens het drukgevoel in het hoofd en doofheid links + 70 dB): 58