Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence...

90
Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding van verzorgend personeel met betrekking tot ouderen met urine-incontinentie te meten. Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en Vroedkunde Door Stefaan Coenen Promotor: Prof. Dr. Karel Everaert Begeleider: Dhr. Ronny Pieters

Transcript of Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence...

Page 1: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff

Reaction naar het Nederlands

Een instrument om de houding van verzorgend personeel met betrekking tot ouderen

met urine-incontinentie te meten.

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Verpleegkunde en Vroedkunde

Door Stefaan Coenen

Promotor: Prof. Dr. Karel Everaert

Begeleider: Dhr. Ronny Pieters

Page 2: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

1

Page 3: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

2

Faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff

Reaction naar het Nederlands

Een instrument om de houding van verzorgend personeel met betrekking tot ouderen

met urine-incontinentie te meten.

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Verpleegkunde en Vroedkunde

Door Stefaan Coenen

Promotor: Prof. Dr. Karel Everaert

Begeleider: Dhr. Ronny Pieters

Page 4: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

3

Abstract

Urine-incontinentie is in Vlaanderen een vaak voorkomend probleem bij ouderen. Er is

echter nog maar weinig onderzoek verricht naar de houding of attitude van verzorgend

personeel met betrekking tot deze groep binnen de grote oudere populatie in

Vlaanderen.

Het doel van deze studie is het vertalen en valideren van de Incontinence Stress

Questionnaire – Staff Reaction (ISQ-SR) naar het Nederlands. De ISQ-SR is een

vragenlijst die de houding van zorgpersoneel met betrekking tot urine-incontinente

ouderen bevraagd en uit dertig items bestaat.

De vertaling werd uitgevoerd door een professionele vertaler-tolk, waarna de inhouds-

en indruksvaliditeit bepaald werden. De begripsvaliditeit werd bepaald door statistische

analyses in volgende volgorde: bepalen van frequenties, bivariaatanalyse, factoranalyse,

betrouwbaarheidsanalyses en known-groups techniek.

De uiteindelijke Nederlandstalige versie bestaat uit achttien items, verdeeld over vier

factoren. Deze versie werd de ISQ-SR-D genoemd. Hoewel de statistische analyses

aantonen dat de vragenlijst wel degelijk als een valide en betrouwbaar meetinstrument

kan beschouwd worden, zijn er toch enkele opmerkingen in vergelijking met

anderstalige versies van de ISQ-SR.

Aantal woorden masterproef: 14397 (exclusief bijlagen en bibliografie)

Page 5: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

4

Inhoudstafel

Inhoudstafel ............................................................................................................................... 4

Voorwoord .................................................................................................................................. 6

Inleiding .................................................................................................................................. 7

Hoofdstuk 1: Literatuuroverzicht ........................................................................................... 10

1. Inleiding .......................................................................................................................... 10

2. Wat is urine-incontinentie? ............................................................................................. 10

3. Urine-incontinentie bij de oudere ................................................................................... 13

3.1. Definitie oudere ....................................................................................................... 13

3.2. Ouderen en incontinentie ......................................................................................... 15

3.3. Impact van urine-incontinentie op het dagelijkse leven van de oudere ................... 16

4. Invloed op de integrale zorg en het zorgpersoneel ......................................................... 18

4.1. Begrip houding/attitude ........................................................................................... 18

4.2. Gevoelens met betrekking tot ouderen met urine-incontinentie ............................... 19

4.3. Kennis van het zorgpersoneel rond urine-incontinentie .......................................... 19

4.4. Gedrag ten opzichte van ouderen met urine-incontinentie ...................................... 20

5. Situatie in België ............................................................................................................. 21

Hoofdstuk 2: Doel en methodiek van de studie ...................................................................... 23

1. Doel van de studie ........................................................................................................... 23

1.1. ISQ-SR ...................................................................................................................... 23

2. Methode ........................................................................................................................... 24

2.1. Vertaling .................................................................................................................. 24

2.2. Validiteit ................................................................................................................... 24

2.3. Betrouwbaarheid ...................................................................................................... 26

2.4. Verzamelen van de gegevens.................................................................................... 26

2.5. Data-analyse ............................................................................................................ 27

3. Steekproef ........................................................................................................................ 28

3.1 Samenstelling ........................................................................................................... 28

3.2 Inclusie - en exclusiecriteria .................................................................................... 28

Hoofdstuk 3: Resultaten .......................................................................................................... 30

1. Steekproef ........................................................................................................................ 30

Page 6: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

5

2. Inhoudsvaliditeit .............................................................................................................. 31

3. Indruksvaliditeit .............................................................................................................. 31

4. Begripsvaliditeit .............................................................................................................. 32

4.1. Frequenties .............................................................................................................. 32

4.2. Bivariaatanalyse ...................................................................................................... 32

4.3. Factoranalyse .......................................................................................................... 33

4.4. Betrouwbaarheid ...................................................................................................... 38

4.5. Known - groups ........................................................................................................ 40

5. Besluit .............................................................................................................................. 47

Hoofdstuk 4: Discussie en conclusie ...................................................................................... 49

1. Discussie ......................................................................................................................... 49

1.1. Vertaling .................................................................................................................. 49

1.2. Validering ................................................................................................................ 50

2. Conclusie ......................................................................................................................... 58

Literatuurlijst ........................................................................................................................... 60

Bijlagen ................................................................................................................................ 66

Tabellijst ................................................................................................................................ 87

Page 7: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

6

Voorwoord

De gevolgde masteropleiding in de verpleegkunde betekende voor mij een enorme

verrijking op vele vlakken. Zo hebben de verschillende vakken en docenten mijn

houding en visie ten opzichte van verpleegkunde drastisch veranderd. De opleiding

heeft mij onder andere aangetoond dat de rol van wetenschap binnen de verpleegkunde

niet mag onderschat worden en dat deze bron van kennis te weinig in de praktijk

gebruikt wordt. Masters in de verpleegkunde zullen in de toekomst een belangrijke rol

bij de integratie van deze wetenschappelijke kennis in de verpleegkundige praktijk

spelen. Ook de meer praktijkgerichte vakken, zoals statistiek, maar ook methodologie

en andere, hebben mijn persoonlijke kennis enorm uitgebreid. Dit heeft er onder andere

voor gezorgd dat ik een kritischere kijk op mijn handelen heb ontwikkeld, waardoor ik

nog bewuster in de praktijk kan staan. De opleiding heeft me geholpen om te reflecteren

op mijn korte carrière als verpleegkundige, maar heeft er tenslotte ook voor gezorgd dat

ik een duidelijke visie over wat verpleegkunde hoort te zijn heb ontwikkeld. Dit vooral

naar ouderenzorg, het gebied waarin ik me verder zal specialiseren, toe.

Deze masterproef is eigenlijk een bundeling van verschillende technieken, methodes en

studies die ik tijdens de masteropleiding heb leren toepassen. Het betekende een grote

uitdaging, die ik nooit tot een goed einde zou gebracht hebben, zonder de hulp en steun

van verschillende personen.

Allereerst wil ik mijn promotor professor dokter Karel Everaert en begeleider Ronny

Pieters bedanken voor het in goede banen leiden van deze masterproef. Daarnaast wil ik

ook alle deelnemende ziekenhuizen, woon- en zorgcentra en scholen bedanken voor hun

medewerking aan het onderzoek. Tenslotte wil ik ook mijn vriendin, familie, vrienden

en collega’s bedanken voor de steun en hun geloof in mijn kunnen tijdens deze periode.

Page 8: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

7

Inleiding

Urinaire incontinentie bij ouderen is in Vlaanderen een vaak voorkomend probleem. Het

is zowel in de thuiszorg, residentiële zorg, als in de ziekenhuizen een significant

probleem. Zo loopt het aantal oudere zorgvragers, die incontinent scoren voor urine op

de KATZ – schaal, op tot zelfs 70% van de totale populatie in de Vlaamse woon- en

zorgcentra (Urobel, 2007). Dit is gelijklopend met resultaten uit de internationale

literatuur, waarin men aangeeft dat dit getal van 40% tot 80% kan variëren (Durrant &

Snape, 2003; Landi, Cesari, Russo, Lattanzio, & Bernabi, 2003; Saxer, Halfens, de Bie,

& Dassen, 2008). Die variatie is te verklaren door het gebruik van verschillende

studiemethodes, populaties en definities van urinaire incontinentie. Bij opname in een

woon- en zorgcentrum blijkt dat de prevalentie twee jaar na opname zelfs gestegen is

(Saxer et al., 2008). Daarbij moet ook opgemerkt worden dat incontinentie vaak een

belangrijke rol in de beslissing tot opname in een woon- en zorgcentrum speelt.

Wanneer de oudere immers te veel hinder van de urine-incontinentie ondervindt, zal

deze of de familie van de oudere sneller geneigd zijn zich te richten tot de residentiële

zorg (De Ridder, 2008; Durrant & Snape, 2003; Wyndaele, 2008). Verpleeg- en

zorgkundigen werkzaam in deze sector van de gezondheidszorg hebben dus nood aan

voldoende kennis en een positieve instelling ten opzichte van de oudere populatie. Dit is

ook het geval in de ziekenhuizen, en dit niet alleen op geriatrische afdelingen. Volgens

Landi et al. (2003) ondervindt 40% tot 70% van de acuut gehospitaliseerde ouderen

hinder van incontinentie.

De vergrijzing van de maatschappij in België neemt nog steeds toe, waardoor het aantal

65-plussers toeneemt en verpleegkundigen in ziekenhuizen dus ook vaker

geconfronteerd zullen worden met de problematiek rond incontinentie. Naarmate men

immers ouder wordt, stijgt ook de prevalentie van urinaire incontinentie (Aslan, Beji,

Habibe, Yalcin, & Cungor, 2009; Offermans, Du Moulin, Hamers, Dassen, & Halfens,

2009; Saxer et al., 2008).

Urine-incontinentie blijkt ook in de thuiszorg een uitdaging te vormen voor zowel

verpleeg- en zorgkundigen als huisartsen. Bejaarden, die nog zelfstandig wonen, gaan

immers bij hun huisarts zelden op zoek naar hulp. Dit om verschillende redenen: door

Page 9: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

8

het aanwezige taboe rond het onderwerp, het niet of onvoldoende op de hoogte zijn van

oplossingen, de hoop dat het probleem zichzelf oplost, lage verwachtingen rond

behandelingen, het geloof dat dit normaal is bij het ouder worden en er niets aan te doen

is, angst, onderschatting van het probleem en de gedachte dat men te oud is voor een

behandeling (Teunissen, Van Weel, Lagro-Janssen, 2005; Wyndaele, 2008). De Ridder

(2008) schat het aantal thuiswonende bejaarden met incontinentie voor urine op 15% tot

30%, waarvan slechts 30% tot 50% hulp zoeken voor dit probleem. Het zoeken van

hulp hangt af van enkele belangrijke factoren: de ernst van de urinaire incontinentie, de

impact ervan op hun dagelijks leven en hun zelfstandigheid, de duur van de symptomen

en de aanwezigheid van gelijktijdige, gerelateerde symptomen, zoals obstructie van de

urinewegen (De Ridder, 2008; Teunissen et al., 2005; Wyndaele, 2008).

Over urine-incontinentie is in de internationale literatuur enorm veel informatie te

vinden. Er is reeds veel onderzoek gedaan naar de oorzaak van de incontinentie, de

verschillende vormen van urinaire incontinentie, de beleving van de patiënt, de

gevolgen voor hun sociale leven, diverse opvangmaterialen, … Literatuur rond de

houding of beleving van de zorgverstrekker bij deze problematiek is echter schaars,

zeker in Vlaanderen en Nederland. Gezien de toenemende aandacht voor de beleving

tijdens het uitoefenen van een zorgberoep en de arbeidstevredenheid van hulpverleners,

kan men toch wel spreken van een lacune in de beroepsliteratuur. Deze kennis kan zich

immers manifesteren als een waardevolle bron van informatie om het beroep van

verpleegkundige aantrekkelijker te maken. Dit kan door te werken aan de negatieve

aspecten binnen de beleving of door positieve aspecten te promoten, om zo de

zorgsector voor studenten aantrekkelijker te maken.

Het hoofddoel van dit onderzoek is om een valide Nederlandstalige vragenlijst, de ISQ-

SR-D, te ontwikkelen om zo de houding van zorgverstrekkers met betrekking tot urine-

incontinente ouderen te meten. Door gebruik van deze vragenlijst zou dan een

duidelijker beeld van de gevoelens en beleving van de zorgverstrekker kunnen gevormd

worden. Dit is nodig omdat verpleegkundigen zelf aangeven dat urine-incontinentie

moeilijk te managen is. Dit maakt dat dit ziekteverschijnsel voor het personeel vaak een

oorzaak van stress is(Yu & Kaltreider, 1987; Yu, Johnson, Kaltreider, Hu, Brannon, &

Ori, 1991).

Page 10: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

9

Om deze doelstelling te bereiken, werd gekozen om de Engelstalige versie van de ISQ-

SR te vertalen naar het Nederlands, met de ISQ-SR-D als uitkomst. Via een kwantitatief

valideringsonderzoek wordt een geldige Nederlandstalige versie verkregen, die dan in

verder onderzoek naar de beleving rond de problematiek van uriniare incontinentie bij

ouderen kan gebruikt worden.

In het eerste hoofdstuk wordt er dieper ingegaan op wat er over dit onderwerp reeds

gekend is en worden enkele begrippen verder uitgediept en verklaard. In hoofdstuk twee

wordt de onderzoeksmethode uitgelegd en wordt het doel van de studie besproken.

Hoofdstuk drie geeft dan de uiteindelijke resultaten van het valideringsonderzoek weer.

Er worden ook enkele bijkomende resultaten besproken, waarna in hoofdstuk vier een

discussie van die resultaten volgt, met tenslotte de conclusie van het onderzoek.

Page 11: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

10

Hoofdstuk 1: Literatuuroverzicht

1. Inleiding

Vooraleer over te gaan tot de resultaten van het onderzoek met betrekking tot de

validering van de Nederlandstalige versie van de ISQ-SR, wordt gestart met het

bespreken van enkele definities en verklaringen met betrekking tot urine-incontinentie.

Vervolgens wordt een korte weergave van de impact van urinaire incontinentie op het

leven van de oudere gegeven, waarna ook de invloed op de zorg en het zorgpersoneel

kort besproken wordt. Als laatste wordt in dit hoofdstuk kort gereflecteerd op de kennis

en situatie rond incontinentie in België.

2. Wat is urine-incontinentie?

Er is op dit moment geen vaste, universeel aanvaarde definitie van urine-incontinentie.

In de literatuur worden verschillende verklaringen gehanteerd, wat het vergelijken van

onderzoeken bemoeilijkt. De eenvoudigste definitie is hoogstwaarschijnlijk deze die

Griebling gebruikt: “Urinaire incontinentie kan gedefinieerd worden als het onvrijwillig

verliezen van urine.” (Griebling, 2009). Deze definitie bevat de kern van wat urine-

incontinentie juist is, maar er komt echter veel meer bij kijken. Daarom wordt binnen

deze masterproef gewerkt met volgende definitie: “Urine-incontinentie verwijst naar het

onwillekeurig verlies van urine dat een sociaal, psychisch, lichamelijk of hygiënisch

probleem vormt en dat objectief kan worden aangetoond.” (De Ridder, 2008). Binnen

deze definitie wordt rekening gehouden met alle dimensies van het zorggebeuren.

Men kan verschillende types of soorten urine-incontinentie onderscheiden, die zowel

overdag als ’s nachts voorkomen. De belangrijkste zijn:

• Transiënte incontinentie: incontinentie die zich ontwikkelt door een tijdelijke

onderliggende pathologie, zoals delirium, infecties, farmacologische en

psychologische oorzaken, endocriene stoornissen, beperkte mobiliteit of

Page 12: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

11

stoelgangsproblemen (Fonda, Benvenuti, Cottenden, DuBeau, Kirshner-

Hermanns, Miller, et al., 2002; Griebling, 2009). Zoals de naam zelf aangeeft is

deze incontinentie, en de symptomen ervan, van voorbijgaande aard.

• Chronische incontinentie: deze vorm houdt in dat de symptomen continu

aanwezig zijn en niet veroorzaakt zijn door een tijdelijke geassocieerde

pathologie. Chronische incontinentie is de meest voorkomende vorm bij

ouderen. (De Ridder, 2008; Griebling, 2009)

Chronische incontinentie kan men onderverdelen in:

o Stress- of inspanningsincontinentie: deze vorm wordt gekenmerkt door

urineverlies bij activiteiten die de intra-abdominale druk verhogen, zoals

hoesten, niezen, voorwerpen optillen of lachen (Aslan et al., 2009; De

Ridder, 2008; Griebling, 2009).

o Urge- of aandrangincontinentie: deze incontinentie wordt geassocieerd

met een plotse aandrang om te plassen, met verlies van urine vooraleer

de persoon het toilet heeft kunnen bereiken. Dit wordt soms ook ‘reflex-

blaas’ genoemd (Aslan et al., 2009; De Ridder, 2008; Griebling, 2009).

o Overloopincontinentie: dit wordt geassocieerd met een obstructie of

verminderde werking van de spier in de blaaswand, waardoor een

druppelsgewijs urineverlies en een onvolledige blaaslediging plaatsvindt.

Dit komt vooral bij mannen voor, bijvoorbeeld bij een benigne

prostaathypertrofie (Aslan et al., 2009; De Ridder, 2008; Griebling,

2009).

o Functionele incontinentie: dit verwijst naar urineverlies dat ontstaat ten

gevolge van factoren, die niet direct geassocieerd kunnen worden met de

blaas of de urinewegen, maar eerder met factoren die het toiletbezoek

verhinderen. Bij ouderen zijn een beperkte mobiliteit en cognitieve

stoornissen vaak de belangrijkste oorzaken (Aslan et al., 2009; De

Ridder, 2008; Durrant & Snape, 2003; Griebling, 2009).

o Gemengde incontinentie: deze term wordt gebruikt wanneer

verschillende vormen van incontinentie gelijktijdig optreden. Hier wordt

soms ook naar verwezen als ‘dubbele incontinentie’ (Aslan et al., 2009;

Griebling, 2009).

Page 13: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

12

Deze masterproef vertrekt vanuit urine-incontinentie bij een oudere, bejaarde populatie,

wat echter niet betekent dat het onwillekeurig verlies van urine niet voorkomt bij

jongere patiënten. Vooral volwassen vrouwen kunnen op jongere leeftijd geconfronteerd

worden met de gevolgen van urinaire incontinentie. Het is bewezen dat urine-

incontinentie ook vaker voorkomt bij vrouwen, zowel in een jongere als een oudere

populatie (Durrant & Snape, 2003). Uit een Europees onderzoek bij vrouwen, waarbij

de minimumleeftijd 18 jaar was, blijkt dat de prevalentie in Europese landen zou

oplopen tot ongeveer 35% (Huskaar, Sykes, & Voss, 2004). De oorzaak van het vaker

voorkomen bij vrouwen dan bij mannen is multifactorieel, waarbij zowel intrinsieke als

verworven elementen aan de basis van de incontinentie liggen. Zwangerschap en

geboorte, oestrogenestatus, constitutionele kwaliteit van het bindweefsel, voorafgaande

pelviene chirurgie, abdominale massa, zoals een tumer, en chronische stressoren, zoals

chronische hoest bij rokers en astmapatiënten, spelen onder andere een rol. Dit lijstje

kan nog aangevuld worden met ander gynaecologische aandoeningen en uiteraard

leeftijd. Uit onderzoek blijkt immers dat de prevalentie van urinaire incontinentie stijgt

met de leeftijd (Durrant & Snape, 2003; Griebling, 2009; Teunissen, Van den Bosch,

Van Weel, & Lagro-Janssen, 2006). Bij vrouwen komen vooral stress- en

aandrangincontinentie voor (De Ridder, 2008). Diabetes blijkt bij vrouwen met urine-

incontinentie een belangrijke, geassocieerde factor. Recent onderzoek heeft aangetoond

dat de prevalentie van urine-incontinentie bij vrouwen met diabetes hoger ligt dan die

bij vrouwen zonder diabetes, en dat ook de Body Mass Index (BMI) kan geassocieerd

worden met het voorkomen van onvrijwillig urineverlies (Doshi, Van Den Eeden,

Morrill, Schembri, Thom, & Brown, 2010; Izci, Topsever, Filiz, Cinar, Uludãg, &

Lagro-Janssen, 2009).

Naast vrouwen kunnen uiteraard ook mannen geconfronteerd worden met urine-

incontinentie, zij het eerder op latere leeftijd, met een prevalentie van ongeveer 17%,

wat kan oplopen tot 31% bij mannen boven de 85 jaar (Anger, Saigal, Stothors, Thom,

Rodriguez, & Litwin, 2006). De meest voorkomende vorm bij de mannelijke populatie

blijkt urge-incontinentie te zijn (Andersson, 2007). Dit is vaak niet te beschouwen als

een geïsoleerd probleem, omdat er naast de incontinentie ook andere urogenitale

symptomen zijn, zoals zwakke straal, moeilijke start en impotentie. Bij de man zijn

Page 14: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

13

vaak iatrogene oorzaken aanwezig, waarvan problemen en operaties met betrekking tot

de prostaat de meest voorkomende is en kan leiden tot stressincontinentie of ook wel

overloopincontinentie (De Ridder, 2008). Symptomen zoals nocturie, het belangrijkste

symptoom bij mannen, worden dan ook vaak toegeschreven aan prostaatlijden, maar

kan ook spontaan aanwezig zijn. Net als bij vrouwen zijn er ook bij mannen enkele

risicofactoren: symptomen van de lagere urinewegen, leeftijd, functionele en cognitieve

stoornissen, neurologische aandoeningen en iatrogene aandoeningen (De Ridder, 2008).

3. Urine-incontinentie bij de oudere

3.1. Definitie oudere

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (‘World Health Organization’ of ‘WHO’)

hebben de meeste landen de chronologische leeftijd van 65 jaar geaccepteerd als

definitie voor een oudere. Men moet er echter rekening mee houden dat dit concept

eerder van toepassing voor de westerse wereld, en dus ook in België en Vlaanderen, dan

in bijvoorbeeld de meeste Afrikaanse of sommige Aziatische landen.

Hoewel er verschillende gangbare definities voor een oudere persoon zijn, is er geen

overeenkomst vastgesteld betreffende de leeftijd wanneer een persoon zich ‘een oudere’

mag noemen. Het gebruik van de kalenderleeftijd van 65 jaar is de meest voorkomende

definitie, maar moet wel gebruikt worden in combinatie met de biologische leeftijd, die

zich zowel hoger als lager dan de kalenderleeftijd kan bevinden. Vaak wordt het begrip

‘de oudere persoon’ in westerse landen geassocieerd met het ogenblik waarop een

persoon op pensioen gaat.

Gorman (2002) zegt dat het ouder worden een biologische realiteit is, met zijn eigen

dynamiek, die ver buiten de menselijke controle valt (WHO). Dit proces is echter ook

onderhevig aan de maatschappij en omgeving waarin het ouder worden plaats vindt. In

de meeste ontwikkelde landen zal kalenderleeftijd inderdaad een rol spelen, waarbij 60

tot 65 jaar de aanvaardbare leeftijd is om op pensioen te gaan en het beginpunt betekent

voor een verder leven als ‘oudere’. Deze kalenderleeftijd moet echter in combinatie

Page 15: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

14

gezien worden met andere factoren, zoals sociale professionele en fysieke status, de

maatschappelijke rollen die door de persoon vervuld worden, … Zo kan men soms

vaststellen dat men ouder begint te worden wanneer men bepaalde rollen, zoals het

uitoefenen van een professionele functie, niet meer kan vervullen, wat verschillende

oorzaken kan hebben. Zo kan een lichamelijke achteruitgang of beginnende cognitieve

stoornis iemand dwingen om te stoppen met werken. Men kan dus besluiten dat men

kan spreken van ‘een oudere’ wanneer deze persoon op het punt staat in zijn/haar leven

dat er geen actieve bijdrage voor de maatschappij meer kan geleverd worden (Gorman,

2002; WHO). De kalenderleeftijd mag echter niet uit het oog verloren worden en vormt

nog steeds een belangrijk criterium binnen de bepaling van een ‘oudere persoon’.

Voor deze masterproef is het echter ook van belang om een duidelijk onderscheid te

maken tussen de ‘vitale oudere’ en de ‘geriatrische patiënt’. Binnen de Vlaamse woon –

en zorgcentra zal men uiteraard vooral ouderen vinden die het best passen binnen het

profiel van een ‘geriatrische patiënt’. Dit profiel houdt in dat de patiënt een oudere is,

die geconfronteerd wordt met een veelvoud van ziektes, stoornissen in lichamelijk en/of

geestelijk functioneren en/of ontregelde sociale situatie. Hierdoor vormt zich een

complex ziektebeeld met multipathologie en multifarmacie als belangrijke kenmerken.

Dit type van patiënt is ook kwetsbaarder en heeft een verminderde reservecapaciteit,

waardoor herstellen na een ziekte moeilijker verloopt en ook meer tijd vraagt.

Geriatrische patiënten zijn dus meestal oudere personen, maar niet alle oudere personen

zijn geriatrische patiënten. De ‘vitale ouderen’ zijn dan die groep van de bejaarde

populatie die weinig tot geen hinder ondervindt van ziektes, stoornissen in lichamelijk

en/of geestelijk functioneren en een ontregelde sociale situatie. Zij hebben dus geen

complex ziektebeeld en zijn nog in staat om voor zichzelf te zorgen.

(www.atriummc.nl)

Page 16: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

15

3.2. Ouderen en incontinentie

Zoals reeds eerder vemeld, stijgt de prevalentie van urinaire incontinentie naarmate de

leeftijd toeneemt. Daarbij moet echter wel de opmerking gemaakt worden dat urinaire

incontinentie niet beschouwd mag worden als een normaal of onvermijdelijk deel van

het verouderingsproces. Deze incontinentie is wel gecompliceerder bij de zwakkere

ouderen, vooral naar evaluatie en management toe (Durrant & Snape, 2003). Bovendien

mag dit ook niet beschouwd worden als een ziekte, maar moet incontinentie bekeken

worden als een ziekteverschijnsel, waarbij men de oorzaak door middel van

onderzoeken kan vinden (De Ridder, 2008).

Volgens De Ridder (2008) is er een sterke variatie te zien in de verschillende

prevalentiecijfers uit internationale studies. Zo wordt aangegeven dat 15 tot 30% van de

thuiswonende bejaarden hinder ondervinden van urine-incontinentie. In instellingen

voor lange termijnszorg, zoals woon- en zorgcentra, bedraagt dit 40 tot 80% en in

ziekenhuizen heeft 40 tot 70% van de acuut opgenomen ouderen last van urinaire

incontinentie. Deze variatie is te verklaren door gebruik van verschillende definities,

verschillende populaties en onderzoeksmethodes. Net als bij een jongere populatie, zijn

er bij een oudere bevolking meer vrouwen dan mannen die hinder ondervinden van

urine-incontinentie (Durrant & Snape, 2003).

Er zijn verschillende mogelijkheden wat betreft de etiologie van urine-incontinentie bij

ouderen. De oorzaak kan immers gerelateerd zijn aan de blaasfunctie, urethrale

veranderingen, lager gastro-intestinaal stelsel, neurologische veranderingen, cardiale

functie, endocriene factoren, functionele beperkingen en farmacologie (De Ridder,

2008). Urine-incontinentie bij ouderen wordt dus ook geassocieerd met andere factoren.

Zo vonden Durrant & Snape (2003) dat er een significant verband te zien is tussen

urine-incontinentie en fysieke afhankelijkheid of de eerder vermelde functionele

beperkingen. Vooral bedlegerigheid of immobiliteit spelen hierbij een belangrijke rol,

maar ook rugpijn, ongemakkelijke kledij en onhandigheid zijn van belang. Ze geven

ook aan dat de mentale toestand van belang is bij dit probleem: een goede cognitieve

functie toont een slechte correlatie met urinaire incontinentie (Aslan et al., 2009; De

Ridder, 2008; Durrant & Snape, 2003). Enkel andere significante, gerelateerde factoren

Page 17: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

16

zijn: een voorgeschiedenis van episiotomie of pulmonaire ziektes, faecale incontinentie,

cerebrale accidenten, daling van de algemene gezondheidstoestand, constipatie en

terugkerende urineweginfecties (Aslan et al. 2009). Wat betreft de cardiale functie, in

combinatie met de nierfunctie, zal vooral een verhoogde natriumuitscheiding en

hartdecompensatie ervoor zorgen dat de urineproductie ’s nachts verhoogd (De Ridder,

2008). Wanneer daarbovenop nog eens farmacologisch ingegrepen wordt, met

bijvoorbeeld diuretica, zal de incontinentie nog verergeren.

3.3. Impact van urine-incontinentie op het dagelijkse leven van de oudere

Urine-incontinentie heeft een grote impact op het leven van de oudere. Niet alleen de

confrontatie met de lichamelijke problemen, maar ook de financiële als de

psychologische kosten zijn significant voor oudere mannen en vrouwen (Griebling,

2009). Deze vorm van lichamelijke achteruitgang zorgt immers voor een laag zelfbeeld,

restrictie in dagelijkse activiteiten, gedaalde sociale contacten of isolatie, daling van de

onafhankelijkheid en het gaat gepaard met extra kosten, voor zowel de oudere als de

maatschappij (Aslan et al., 2009; Durrant & Snape, 2003; Grimby, Milson, Molander,

1993; Saxer et al., 2008; Wyman, Hawkins, & Fantyl, 1990). Zo vormt urine-

incontinentie een belangrijke risicofactor met betrekking tot het ontwikkelen van

decubitus, huidproblemen, slaapproblemen en valincidenten met breuken tot gevolg

(Durrant & Snape, 2003). Deze complicaties zorgen in vele gevallen voor een

hospitalisatie van de oudere, wat uiteraard de nodige kosten met zich meebrengt.

De kwaliteit van leven daalt dus significant wanneer de ernst van de urine-incontinentie

toeneemt, met meer angst en depressie tot gevolg (Wallner et al., 2009). Ouderen geven

zelf aan dat hun leven moeilijker tot zelfs ondraaglijk wordt door dit probleem (Durrant

& Snape, 2003; Macauley, Stern, Holmes, & Stanton 1987), waardoor die angst en

depressie toenemen.

Omwille van het urineverlies drinken ouderen minder, zodat zij minder naar het toilet

moeten gaan. Hierdoor treden echter uitdrogingsverschijnselen op, met verwardheid en

desoriëntatie tot gevolg, wat niet alleen de incontinentie in de hand werkt, maar ook het

Page 18: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

17

gevaar op valpartijen. Urine-incontinentie zou ook de wondgenezing van reeds

bestaande decubituswonden vertragen (Durrant & Snape, 2003).

Deze vorm van lichamelijke achteruitgang kan het begin van een cyclisch proces

betekenen, waarbij het geleidelijk aan opgeven van de zelfstandigheid van de oudere de

rode draad door dit proces vormt. Het resulteert immers in nog meer angst en depressie,

die al vaak zijn bij bewoners van woon- en zorgcentra aanwezig (Muramatsu, &

Goebert, 2011). Dit zorgt op zijn beurt voor sociale isolatie, wat ook al in de hand

gewerkt wordt door de urine-incontinentie. Deze zorgt immers vaak voor geurhinder,

wat maakt dat de bewuste oudere uit schaamtegevoel niet meer onder de mensen durft

komen. Het maakt de oudere ook beperkt in zijn of haar fysieke activiteiten, omdat deze

telkens moet uitkijken naar de nabijheid van sanitaire voorzieningen. De sociale isolatie

zorgt voor een daling van de kwaliteit van leven en heeft op deze manier ook een

invloed op de moraal van de bewoner of oudere. Dit heeft dan weer een weerslag op het

fysieke aspect, met meer risico op vallen (ook al groter door de urine-incontinentie

zelf), slechtere wondgenezing en slaapproblemen. Door deze problemen komt de oudere

in een neerwaarste spiraal terecht, die zeer moeilijk te doorbreken is (Aslan et al., 2009;

Durrant & Snape, 2003; Saxer et al., 2008).

Ten slotte moet ook de opmerking gemaakt worden dat incontinentie, juist omwille van

deze negatieve spiraal, bijkomende complicaties en risico op andere letsels tot gevolg

kan hebben. Net daarom speelt dit ook vaak een belangrijke rol in de beslissing tot

opname in een woon- en zorgcentrum (Durrant & Snape, 2003; Wyndaele, 2008).

Page 19: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

18

4. Invloed op de integrale zorg en het zorgpersoneel

Verzorgend personeel wordt in verschillende zorginstellingen geconfronteerd met

ouderen die hinder ondervinden van ongewild urineverlies. Dit kan in ziekenhuizen,

woon- en zorgcentra, thuiszorg, centra voor kortverblijven, dagverzorgingscentra, … In

het kader van deze masterproef is het dus niet onbelangrijk om na te gaan welke invloed

deze ouderen met urine-incontinentie hebben op de beleving van het verzorgend

personeel en welk effect dit heeft op de toegepaste zorg. Kennis en gevoelens van

verzorgend personeel rond urine-incontinentie hebben volgens onderzoek immers een

belangrijke invloed op de manier waarop zij omgaan met deze specifieke oudere

populatie. Opvattingen of overtuigingen rond urine-incontinentie zouden echter geen rol

spelen op het omgaan met deze specifieke zorgvragers (Saxer, de Bie, Dassen, &

Halfens, 2009).

4.1. Begrip houding/attitude

Een attitude is een gevoelsgeladen evaluatie van een persoon, voorwerp of een idee, dat

bepaalt hoe een persoon zal reageren ten opzichte van die andere persoon, voorwerp of

idee (Brysbaert, 2006). Het is een continue organisatie van onderlinge overtuigingen,

waarbij deze telkens uit drie componenten bestaan: gevoelens (affectieve component),

kennis (cognitieve component) en competentie/gedrag (gedragsmatige component).

Deze componenten zijn alle drie vatbaar voor verandering en daardoor zijn ze dus ook

belangrijke aandachtspunten binnen de opleidingen tot verpleeg- en zorgkundigen

(Söderhamn, Lindencrona, & Gustavsson, 2001). Zowel kennis als attitude van het

verzorgend personeel hebben een invloed op de toegepaste zorg voor de bewoners of

patiënten (Saxer et al., 2009). Een positieve houding en gevoelens resulteren in een

betere zorg, minder stress en hogere jobtevredenheid (Freundl & Dugan, 1992; Vinsnes,

Harkless, Haltbak, Bohm, & Hunskaar, 2001). Hierbij moet echter de bemerking

gemaakt worden dat mensen niet altijd doen wat ze zeggen te doen. Ze gaan zich dus

ook niet altijd volgens hun attituden gedragen (Brysbaert, 2006).

Page 20: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

19

4.2. Gevoelens met betrekking tot ouderen met urine-incontinentie

Volgens de literatuur zijn er in het verleden reeds enkele buitenlandse onderzoeken

geweest met betrekking tot ervaringen en beleving van zorgpersoneel rond de

verzorging van patiënten met urine-incontinentie. Uit deze studies kwam naar voor dat

het verzorgend personeel van woon- en zorgcentra en acute instellingen, zoals

ziekenhuizen, de zorg voor deze patiënten zien als een geïntegreerd deel van de totale

zorg voor oudere zorgvragers (Campbell, Knight, Benson, & Colling, 1991; Yu, &

Kaltreider, 1987; Yu, et al., 1991). Toch geven verpleeg- en zorgkundigen in woon- en

zorgcentra vaak aan dat de zorg voor een bejaarde met urine-incontinentie dikwijls een

extra last is, wat zorgt voor frustraties en negatieve gevoelens (De Ridder, 2008; Yu, &

Kaltreider, 1987). Verzorgend personeel dat werkzaam is in acute instellingen, en waar

de focus van de zorg ook vaak ligt op het genezen van de oorzaak voor de hospitalisatie,

geven aan dat urine-incontinentie veel tijd in beslag neemt en daarenboven zorgt voor

stress en frustratie (Conner & Kooker, 1996). Die frustraties kunnen dan weer voor een

schuldgevoel zorgen, in combinatie met gevoelens rond incompetentie. Deze gevoelens

kunnen nog verergeren wanneer blijkt dat de bewoners te veel behoeftes hebben voor de

beschikbare personeelsleden, wat uiteindelijk kan leiden tot een burn-out (Durrant &

Snape, 2003). De Ridder (2008) geeft immers aan dat het personeelstekort in de

zorgsector ervoor kan zorgen dat de verzorging van urine-incontinente ouderen als extra

‘last’ ervaren wordt.

4.3. Kennis van het zorgpersoneel rond urine-incontinentie

Eerder opgesomde gevoelens zijn volgens De Ridder (2008) te verklaren door een

gebrek aan kennis, naast het eerder vermelde personeelsgebrek. Dit gemis uit zich in het

beschouwen van urine-incontinentie als een normaal verouderingsverschijnsel, hoewel

dit helemaal niet behoort tot het normale proces van ouder worden. Dit toont zich ook in

het niet kunnen managen van de urine-incontinentie en dus eerder inwerken op het

opvangen van het ongewild urineverlies en de geur, dan inwerken op het controleren en

Page 21: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

20

verminderen ervan (Campbell et al., 1991; Cheater, 1992; Palmer, 1995). Het

kennistekort verhindert dat verpleeg- en zorgkundigen niet op zoek gaan naar de

oorzaak van de urine-incontinentie en eventuele oplossingen, wat dan weer tot

onderschatting van het probleem leidt (De Ridder, 2008). Nochtans is het zo dat kennis

die up-to-date is, geassocieerd wordt met een hogere jobsatisfactie (Freundl & Dugan,

1992; Vinsnes et al., 2001). Binnen de huidige situatie voor verpleegkunde in

Vlaanderen, waar het tekort aan verpleegkundigen maandelijks de media haalt, is dit een

niet te onderschatten factor. Een betere jobsatisfactie verhoogt het werkplezier,

waardoor de kans op stress en burn-out, met de daarbij horende langdurige

afwezigheden, daalt. Daarbovenop haalt Williams (1995) ook aan dat een

gebruiksvriendelijk handboek een positief effect kan hebben op de kennis van het

verzorgend personeel. Uit onderzoek blijkt dat verpleegkundigen het zelf ook belangrijk

vinden om de kans te krijgen hun kennis en vaardigheden rond urine-incontinentie bij te

schaven. Toch heeft de meerderheid van de verpleegkundigen geen bijscholingen rond

dit onderwerp meer gevolgd (Cheater, 1992).

4.4. Gedrag ten opzichte van ouderen met urine-incontinentie

Binnen het concept van attitude is het gedrag van verzorgend personeel een derde

belangrijke factor. Dit gedrag verhaalt zich in deze context vooral op het volgen van

richtlijnen met betrekking tot urine-incontinentie en het managen van dit

ziekteverschijnsel. Dit kan bijvoorbeeld door behulp van trainingprogramma’s, zoals

klokplassen. Deze programma’s zijn reeds onderzocht en zijn effectief bevonden in het

reduceren van urine-incontinentie, vooral in woon- en zorgcentra (Yu, Rohner,

Kaltreider, Hu, Igou, & Dennis, 1990). Studies tonen echter aan dat verpleeg- en

zorgkundigen binnen woon- en zorgcentra deze richtlijnen en programma’s zelden

volgen (Campbell et al., 1991; Cheater, 1993). Uiteraard speelt educatie hierin een rol,

maar ook communicatie en steun van hogerhand blijken bepalende factoren voor de

implementatie ervan (Saxer, de Bie, Dassen, & Halfens, 2008). Cheater (1993) geeft

tenslotte ook aan dat urine-incontinentie vaak ondergerapporteerd wordt. De Ridder

Page 22: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

21

(2008) vermeldt dan weer dat niet enkel verpleegkundigen schuld treffen aan de

mindere aandacht voor urine-incontinentie. Zij zijn wel vaak de eerste die met het

ziekteverschijnsel geconfronteerd worden, maar ook andere hulpverleners moeten

aandacht besteden aan dit probleem. Een multidisciplinaire aanpak dringt zich vaak op,

waarbij een individuele benadering van de oudere moet gehanteerd worden. Zowel

verpleegkundigen, zorgkundigen, artsen, kinesitherapeuten als diëtisten kunnen

betrokken worden binnen deze vakoverschrijdende aanpak. Dingwall & Mclafferty

(2006) besluiten in hun onderzoek dat een gebrek aan onderzoek vanwege de

verpleegkundigen naar het onvrijwillig verlies van urine van de oudere, te snel resulteert

in het label van ‘oudere met urine-incontinentie’. Verpleegkundigen zouden ook te snel

overgaan naar het managen van de incontinentie, terwijl het de bedoeling is om de

continentie van de oudere te bevorderen. Ze (h)erkennen nochtans het belang van het

bevorderen hiervan, maar het probleem wordt eerder binnen de perken gehouden door

het gebruik van opvangmaterialen, dan dat het behandeld wordt. Onder andere

tegengestelde klinische prioriteiten, verschillende benaderingen vanuit het

zorgpersoneel en gebrek aan kennis en educatie worden aangegeven als belangrijkste

barrières voor het bevorderen van continentie (Dingwall, & Mclafferty, 2006).

5. Situatie in België

Uit onderzoek uitgevoerd in 2002 met cijfers van een nationaal gezondheidsonderzoek

uit 1997, blijkt dat gemiddeld 1,4% van de mannelijke bevolking en 4,6% van de

vrouwelijke bevolking in België hinder ondervindt van onvrijwillig urineverlies. Deze

cijfers variëren van minder dan 1% voor mannen en vrouwen onder de 25 jaar tot 13%

voor mannen boven 75 jaar, waar dit voor vrouwen boven de 75 jaar zelfs oploopt tot

21%. Daarbij moet opgemerkt worden dat de prevalentie in alle leeftijdsgroepen hoger

lag bij vrouwen dan bij mannen. Deze lag ook hoger bij vrouwen met een chronische

infectie van de urinewegen, net als vrouwen met een sedentaire levensstijl. Lichamelijke

beperkingen, comorbiditeit, prostaatproblemen, baarmoederprolaps en obesitas kwamen

uit hetzelfde onderzoek naar voor als factoren die geassocieerd worden met urine-

Page 23: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

22

incontinentie. Daarnaast werden ook associaties gevonden tussen urine-incontinentie,

gedaalde sociale contacten en appreciatie van deze contacten, andere

gezondheidsproblemen en psychosociale gevolgen (Van Oyen & Van Oyen, 2002).

Wat de kennis rond urine-incontinentie bij verzorgend personeel betreft, zijn er geen

cijfers terug te vinden voor België of Vlaanderen. Hieruit valt te besluiten dat er nog

geen onderzoek naar dit onderwerp gebeurd is of dat de cijfers niet beschikbaar zijn.

Algemeen wordt echter aangenomen dat de kennis van urinaire incontinentie vrij

beperkt is, vooral bij zorgkundigen, die hier nochtans dagelijks mee geconfronteerd

worden, zowel in thuiszorg, instellingen voor langdurig verblijf als in ziekenhuizen (De

Ridder, 2008). Er wordt tijdens de opleiding van zowel verpleegkundigen als

zorgkundigen aandacht besteed aan dit probleem, maar die basis verwaterd snel tijdens

de professionele carrière. Cheater (1992) geeft immers aan dat verpleegkundigen zelf

zeggen dat bijscholing rond urine-incontinentie nodig is, maar hun vaardigheden en

kennis rond het onderwerp zelden of niet bijschaven na het afronden van hun

basisopleiding. Nochtans tonen de cijfers aan dat dit probleem in Vlaanderen en België

wel degelijk aan de orde is (Van Oyen & Van Oyen, 2002).

Page 24: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

23

Hoofdstuk 2: Doel en methodiek van de studie

1. Doel van de studie

Deze studie heeft als doel het vertalen van de Incontinence Stress Questionnaire – Staff

Reaction (ISQ-SR) naar het Nederlands en het valideren van deze versie. Met behulp

van de vertaling kan men de attitude en gevoelens van het zorgpersoneel ten opzichte

van urine-incontinente patiënten onderzoeken. Analoog met de ISQ-SR-N, wat de

Noorse versie van de vragenlijst is, wordt de Nederlandstalige versie de ISQ-SR-D

genoemd, waar de ‘D’ voor Dutch staat.

1.1. ISQ-SR

De Incontinence Stress Questionnaire – Staff Reaction (ISQ-SR) werd ontwikkeld door

Yu en is onderdeel van de Incontinence Stress Index (ISI) (Yu, 1987; Yu & Kaltreider,

1987; Yu et al., 1991). Deze ISI bestaat uit drie aparte onderdelen en is opgemaakt om

stress met betrekking tot urine-incontinentie bij zowel de patiënt als de hulpverlener te

meten. Er is een vragenlijst voor de patiënt, één voor het zorgpersoneel in verband met

observaties van urine-incontinentie gerelateerde stress bij patiënten en een lijst die

nagaat hoe de zorgverlener zich voelt wanneer hij of zij patiënten met urine-

incontinentie verzorgd. In dit onderzoek werd enkel de derde vragenlijst, de ISQ-SR,

vertaald en gevalideerd. De oorspronkelijke Engelstalige vragenlijst bestaat uit dertig

items over urine-incontinentie, die gescoord worden op een 5-punt Likert schaal, gaande

van “all of the time” tot “none of the time”.

Page 25: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

24

2. Methode

2.1. Vertaling

De vertaling van de oorspronkelijk Engelstalige vragenlijst gebeurde door een

professionele vertaler-tolk. Er werd ook een tweede versie gemaakt door een bilinguale

onderzoeker van de studie. De twee exemplaren werden met elkaar vergeleken en

samengevoegd tot één versie. Het resultaat werd nagelezen door een derde vertaler.

2.2. Validiteit

Content validity of inhoudsvaliditeit: De vertaling van de ISQ-SR werd voorgelegd aan

een team van experts op gebied van incontinentie en ouderenzorg. Het expertpanel

bestond uit zes verpleegkundigen en twee geriaters, met elk een interesse of

specialisatie voor incontinentie of geriatrie, en dus goed geplaatst om de inhoud te

beoordelen. De inhoudsvaliditeit is dus ook volledig gebaseerd op een subjectieve

beoordeling door experts op het gebied van het gekozen onderwerp, waarbij bekeken

wordt hoe representatief de vragen zijn, voor alle mogelijke, universele vragen die

over het onderwerp kunnen gesteld worden. Het is dus met andere woorden de mate

waarin het meetinstrument de betekenis van een begrip in al zijn aspecten omvat (Polit

& Beck, 2006).

Face validity of indruksvaliditeit: Dit betekent niet veel meer dan dat er bekeken wordt

of de vragenlijst er valide uitziet. Het is gebaseerd op een intuïtief aanvoelen, van

onder andere de onderzoeker en enkele andere testpersonen, dat de vragenlijst meet,

wat hij moet meten (Polit & Beck, 2006).

Construct validity of begripsvaliditeit: Deze validiteitsvorm beslaat vooral de volgende

vraag: welk begrip meet de vragenlijst of het meetinstrument nu juist? Hoe abstracter

dit begrip is, hoe moeilijker de begripsvaliditeit te bepalen is. Er zijn verschillende

Page 26: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

25

mogelijkheden om deze validiteit te bepalen. Een eerste is de known-groups techniek.

Bij deze techniek worden verschillende groepen in de steekproef opgenomen, waarvan

men verwacht dat ze zullen verschillen op kritieke punten in de vragenlijst. De

groepscores worden dan nadien vergeleken met elkaar en onderzocht op statistisch

significante verschillen. Voor de ISQ-SR-N werden vier verschillende groepen met

elkaar vergeleken: verpleeg- en zorgkundigen die werkzaam zijn op een geriatrische

afdeling in een ziekenhuis, verpleeg- en zorgkundigen die werkzaam zijn in een woon-

en zorgcentrum, studenten verpleegkunde en studenten verzorging. (Polit & Beck,

2006)

Een tweede methode is het gebruik van een statistische methode: de factoranalyse.

Deze analyse wordt gebruikt om clusters, of dus de factoren, van gerelateerde items in

een vragenlijst te identificeren. Deze factoranalyse heeft vaak ook itemreductie tot

gevolg. Tegelijk werd ook een bivariaatanalyse op de vragenlijst toegepast. (Polit &

Beck, 2006)

Aangezien de factoranalyse een itemreductie tot gevolg heeft, werd deze eerst

toegepast, waarna de verdere validering van de vragenlijst doorging voor de

overblijvende items.

Page 27: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

26

2.3. Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid van de vragenlijst werd nagegaan aan de hand van twee

verschillende manieren. Een eerste en gemakkelijkste manier is het nagaan van de

interne consistentie met behulp van het berekenen van de Cronbach’s α voor de

volledige schaal en de subschalen.

Voor de tweede manier werd een test-retestprocedure gebruikt. Deze procedure werd

wegens praktische overwegingen enkel toegepast bij de studenten. In totaal vulden 215

studenten verpleegkunde en verzorging de vragenlijst tweemaal in, met telkens een

tussenperiode van minstens één week. Op deze manier kon het percentage van dezelfde

antwoorden op twee verschillende tijdstippen berekend worden. De twee vragenlijsten

van dezelfde persoon konden aan elkaar gekoppeld worden door het gebruik van een

uniek identificatienummer, dat op de twee exemplaren geschreven moest worden. De

vragenlijsten werden op alle meetmomenten door dezelfde onderzoeker afgenomen, met

begeleidende uitleg en afgifte van een informatiebrief aan de studenten. Zowel de uitleg

als de informatiebrief waren op de twee meetmomenten hetzelfde. Op deze manier werd

de afname zoveel mogelijk gestandaardiseerd.

2.4. Verzamelen van de gegevens

De vragenlijst werd uitgedeeld aan 215 verpleeg- en zorgkundigen, werkzaam in een

woon – en zorgcentrum, 125 verpleeg- en zorgkundigen werkzaam op een geriatrische

afdeling of SP-dienst in het ziekenhuis en aan 223 studenten. Dit gebeurde in de periode

van december 2009 tot mei 2010. Voor de verpleeg- en zorgkundigen werd de afname

van de vragenlijst voorafgegaan door persoonlijke uitleg rond het doel en de methode

van het onderzoek aan de verantwoordelijke van de instelling of van de dienst, waarna

de vragenlijsten werden verdeeld. Bij elke vragenlijst werd een informatiebrief

toegevoegd, waarin het doel van de studie vermeld werd. Deelnemers moesten een

geschreven toestemming indienen, samen met de al dan niet ingevulde vragenlijst. De

vragenlijsten werden ofwel onmiddellijk meegegeven met de onderzoeker of in een

Page 28: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

27

doos verzameld op dienst, die nadien werd opgehaald door de onderzoeker of

opgestuurd werden.

Voor de studenten werd ervoor gekozen om, na contact met de verantwoordelijke van

de school of de afdeling, vlak voor of vlak na een les de vragenlijst onmiddellijk te laten

invullen. Het invulmoment werd telkens voorafgegaan door uitleg van de onderzoeker

omtrent doel en methode van het onderzoek. Op deze manier konden de ingevulde

vragenlijsten direct konden verzameld worden. Opnieuw werd een informatiebrief

toegevoegd, met een document om de geschreven toestemming van de deelnemende

studenten te bekomen. Nadien werd een tweede moment vastgelegd, om een test-

retestprocedure voor het testen van de betrouwbaarheid te kunnen uitvoeren. Tijdens dit

tweede meetmoment, dat telkens minimum één week na het eerste meetmoment viel,

werd opnieuw uitleg gegeven aan de studenten en konden zij, indien nodig, dezelfde

informatiebrief krijgen.

Beide vragenlijsten, voor werkende participanten en studenten, zijn in bijlage terug te

vinden, met de bijpassende informatiebrieven.

Deze studie werd ook goedgekeurd door een onafhankelijke commissie voor Medische

Ethiek, verbonden aan het UZ Gent. In oktober 2009 werd via persoonlijke

communicatie de toestemming van Dr. Yu om de vragenlijst te vertalen en valideren

naar het Nederlands.

2.5. Data-analyse

De verwerking van de gegevens gebeurde met het statistische programma SPSS, versie

18.

Page 29: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

28

3. Steekproef

3.1 Samenstelling

De gekozen steekproef bestaat uit verpleeg- en zorgkundigen werkzaam in een woon-

en zorgcentrum, verpleeg- en zorgkundigen werkzaam op een acute geriatrische

afdeling of revalidatiedienst in het ziekenhuis en studenten verpleeg- en zorgkunde.

De verpleeg- en zorgkundigen werkzaam in een ziekenhuis werden in het totaal uit vijf

ziekenhuisafdelingen, verspreid over vier instellingen gehaald. Diegene werkzaam in

een woon- en zorgcentrum, kwamen uit twaalf verschillende instellingen.

De studenten verpleegkunde zaten op het moment van de afname allemaal in hun laatste

jaar. De vragenlijst werd zowel in verscheidene bacheloropleidingen verpleegkunde

(vroegere A1), als in verschillende opleidingen verpleegkunde binnen het Hoger

Beroepsonderwijs (HBO, vroegere A2) afgenomen. In totaal werd met twee

hogescholen en drie HBO-scholen samengewerkt.

De studenten verzorging zaten in het zesde of zevende jaar. In totaal werd er

samengewerkt met drie scholen waar de opleiding verzorging wordt aangeboden.

3.2 Inclusie - en exclusiecriteria

Voor de groep van de zorg- en verpleegkundigen zijn er weinig inclusie- of

exclusiecriteria gebruikt. Het enige criteria dat van belang was, was de plaats waar zij

werken: in een woon- en zorgcentrum, een acute geriatrie in een ziekenhuis of een

revalidatiedienst in een ziekenhuis. Geslacht, leeftijd, werkervaring en andere

parameters werden bevraagd, maar werden niet als exclusiecriteria beschouwd (zie

bijlagen).

Page 30: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

29

Voor de groep studenten verpleegkunde gold dat zij in hun laatste jaar moesten zitten en

reeds stage bij oudere urine-incontinente zorgvragers hadden gelopen, in het ziekenhuis

of in een instelling voor langdurig verblijf. Voor de groep studenten verzorging gold

ongeveer deze criteria: ze moesten in het zesde of zevende jaar van hun opleiding zitten

en reeds stage gelopen hebben, waarbij ze urine-incontinente ouderen moesten

verzorgen. Indien de criteria niet voldaan waren, moest de student de vragenlijst niet

invullen.

Page 31: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

30

Hoofdstuk 3: Resultaten

1. Steekproef

Er werden tijdens dit onderzoek 535 vragenlijsten verspreid over studenten

verpleegkunde en verzorging, verpleeg- en zorgkundigen werkzaam op een acute

geriatrische afdeling binnen een ziekenhuis, en verpleegkundigen en zorgkundigen

werkzaam in een woon- en zorgcentrum. Driehonderdtweeënnegentig (392)

vragenlijsten werden ingevuld ingediend, waarna er twaalf weerhouden werden, omdat

verschillende gegevens ontbraken of deze onvoldoende ingevuld waren. Dit geeft een

respons van 71%, wat als zeer goed kan beschouwd worden.

Het aantal verpleegkundigen werkzaam in een ziekenhuis bedraagt 51 (13,4% van het

totaal) en voor diegene werkzaam in een woon- en zorgcentrum is dit 43 (11,3%) . Voor

zorgkundigen werkzaam in een ziekenhuis is dit 13 (3,4%) en voor zorgkundigen in een

WZC bedraagt dit 58 (15,3%). Het aantal studenten verpleegkunde, dat deelnam aan de

studie, is 100 (26,3%) en het aantal voor studenten verzorging is 115 (30,3%).

Het aantal vrouwen dat aan de studie deelgenomen heeft, ligt veel hoger dan het aantal

mannen, wat niet abnormaal is binnen de geriatrische tak van de gezondheidszorg in

Vlaanderen. Van de 380 respondenten zijn er 329 vrouwelijk (86,6%) en 51 mannelijk

(13,4%).

Zonder de studenten zijn er 165 respondenten (43,3%) in de steekproef. Binnen deze

substeekproef zijn er 147 vrouwelijke respondenten (89,1%) en 18 mannelijke (10,1%).

De grootste groep situeert zich tussen 25 en 45 jaar. Ongeveer 60% van deze

substeekproef heeft 10 of meer jaar werkervaring met ouderen die hinder ondervinden

van urine-incontinentie. Slechts 39 van de 165 (23,6%) hebben echter een specifieke

geriatrische opleiding gekregen, maar 92 respondenten (55,8%) hebben aangegeven dat

zij reeds bijscholingen met betrekking tot urine-incontinentie gevolgd hebben.

Wat de studenten betreft, zijn er 182 vrouwelijke respondenten (84,7%) en 33

mannelijke (15,3%). Aangezien het gaat om studenten, situeert de grootste groep zich

Page 32: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

31

uiteraard in de categorie 18 tot 25 jaar (72,1% van het totaal aantal studenten). Alle

studenten hebben minstens één maal stage gelopen op een acute geriatrische afdeling of

woon- en zorgcentrum. Indien dit niet het geval was, werd de vragenlijst uit de

uiteindelijke resultaten geweerd. Vijfenzestig (30,2%) studenten volgen een opleiding

specifiek naar ouderen gericht en 105 van het totale aantal (48,8%) hebben vroeger

reeds ervaringen met ouderen in de zorg gehad, via vakantiewerk of andere jobs.

2. Inhoudsvaliditeit

Om deze vorm van validiteit te bepalen, werd de ISQ-SR-D voorgelegd aan een team

van experts op gebied van incontinentie en ouderenzorg. Het expertpanel bestond uit zes

verpleegkundigen en twee geriaters, met elk een interesse of specialisatie voor

incontinentie of geriatrie, en dus goed geplaatst om de inhoud te beoordelen. Na een

eerste ronde werden kleine aanpassingen gemaakt en na een tweede ronde werd de

vragenlijst door alle leden goedgekeurd, wat de inhoudsvaliditeit bevestigd.

3. Indruksvaliditeit

Om de indruksvaliditeit te bepalen, werd de vragenlijst voorgelegd aan vijf

afgestudeerde verpleegkundigen. Deze kleine groep bekeek de vragenlijst op

begrijpbaarheid, relevantie en hoe gemakkelijk het is om de vragenlijst in te vullen.

Nadien konden zij elk afzonderlijk hun opmerkingen en bevindingen uiten. Er werden

enkele opmerkingen gemaakt rond de vele negatieve items, maar er werden geen

aanpassingen meer uitgevoerd.

Page 33: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

32

4. Begripsvaliditeit

In het volgende gedeelte wordt aandacht besteed aan de begripsvaliditeit en dit is

uiteraard het belangrijkste gedeelte van de resultatensectie. Achtereenvolgens wordt er

kort gereflecteerd op de frequenties van de respondenten die de vragenlijst ingevuld

hebben, een voorafgaande bivariaatanalyse, de eigenlijke factoranalyse, de

betrouwbaarheidsanalyses en de known – groups techniek.

4.1. Frequenties

Uit het laten lopen van de frequenties kan afgeleid worden dat er missing values zijn in

de vragenlijst. Dit toont aan dat de vragenlijsten uitermate goed ingevuld werden en dat

het gehanteerde systeem om aan te duiden dus voldoende duidelijk is.

4.2. Bivariaatanalyse

Eerst werden de correlaties tussen de verschillende items onderling onderzocht onder de

vorm van een bivariaatanalyse met behulp van de Pearson coëfficiënt. Uit de analyse

bleek dat er tussen de verschillende items geen voldoende hoge correlaties ( r > 0,70) te

vinden zijn, waardoor er geen items uit de vragenlijst geëxcludeerd konden worden. Uit

deze analyse kan echter ook vastgesteld worden dat niet alle correlaties lager zijn dan

0,30. Dit geeft aan dat er wel degelijk een verband tussen de verschillende items te

vinden is. Indien dit niet het geval zou zijn, kan men de zinvolheid van een

factoranalyse in twijfel trekken (Van Maele, G., Deschepper, E., Buysse, H., Coorevits,

P., 2010).

Page 34: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

33

4.3. Factoranalyse

Een eerste factoranalyse werd uitgevoerd op de 30 items. Uit de Anti-Image Correlation

bleek dat de partiële correlaties sterk daalden ten opzichte van de bivariate correlaties,

wat wijst op een groot gemeenschappelijk deel binnen de vragenlijst.

De Kaiser-Meyer-Olkin-maat (KMO), wat de som van de partiële correlaties vergelijkt

met de som van de bivariate correlaties, bedraagt voor de eerste factoranalyse 0,854. Dit

is dus voldoende, want de absolute ondergrens bedraagt 0,50 voor deze maat, maar

algemeen wordt aangeraden dat de maat hoger ligt dan 0,70.

Tabel 1 : KMO and Bartlett’s test

Kaiser-Meyer-Olkin Measure of Sampling Adequacy. ,854

Bartlett's Test of Sphericity Approx. Chi-Square 3107,027

df 435

Sig. ,000

Omdat deze maat echter enkel een indicatie is, werd er ook verder gekeken naar de

MSA-waarden (Measure of Sampling Adequacy). Deze waarden geven aan hoe sterk

één item gecorreleerd is met de andere items in de correlatiematrix. Ook hier is de

absolute ondergrens 0,50, maar opnieuw wordt 0,70 als goed beschouwd. Binnen de

eerste factoranalyse zijn er drie vragen of items die niet voldoen aan deze ondergrens.

Item 5 (MSA 0,571), item 8 (MSA 0,523) en item 22 (MSA 0,622) zijn dus

onvoldoende en werden uit verdere analyses geëxcludeerd.

In een volgende fase werd gekeken naar de Rotated Component Matrix. Bij het starten

van de eerste factoranalyse werd er gekozen om gebruik te maken van een

minimumlading van 0,40.

Uit volgende tabel blijkt dat er voorlopig zeven componenten te vinden zijn. Er is echter

één item (item 2) dat op twee verschillende componenten laadt en één item (item 9)

waarvan de lading niet hoog genoeg is (< 0,40) om te verschijnen in de tabel. Items die

op twee componenten laden moeten verwijderd worden, net als diegene waarvan de

lading onvoldoende is. Van Maele et al. (2010) geeft aan dat eerst de items met dubbele

Page 35: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

34

ladingen één voor één moeten verwijderd worden, waarna ook de items met

onvoldoende hoge ladingen verwijderd worden. Dit is nodig om een optimale en valide

vragenlijst te verkrijgen. De beide items zijn aangeduid in tabel 2.

Tabel 2 : Rotated Component Matrix 1

Component

1 2 3 4 5 6 7

Item4 ,727

Item1 ,695

Item3 ,691

Item6 ,596

Item7 ,581

Item10 ,550

Item28 ,801

Item26 ,790

Item29 ,667

Item25 ,640

Item24 ,779

Item23 ,686

Item2 ,432 ,593

Item27 ,471

Item11 ,666

Item12 ,665

Item13 ,533

Item14 ,488

Item17 ,689

Item20 ,604

Item30 ,540

Item16 ,464

Item18 ,739

Item19 ,659

Item9

Item21 ,643

Item15 ,625

Op deze manier werden verschillende factoranalyses achter elkaar uitgevoerd, om

uiteindelijk tot een vragenlijst met twintig items te komen, verdeeld over vijf

componenten.

Page 36: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

35

Dit geeft volgende Rotated Component Matrix:

Tabel 3 : Rotated Component Matrix2

Component

1 2 3 4 5

Item28 ,802

Item26 ,785

Item25 ,684

Item29 ,665

Item9 ,414

Item6 ,737

Item7 ,716

Item4 ,691

Item1 ,664

Item13 ,447

Item23 ,704

Item24 ,690

Item20 ,586

Item27 ,552

Item17 ,427

Item11 ,728

Item12 ,653

Item14 ,556

Item18 ,775

Item19 ,682

Van Maele et al. (2010) halen echter aan dat drie items per component een

minimumvereiste is. Een psychosociaal concept kan immers niet gemeten worden aan

de hand van één item of twee items. Dit impliceert dat de laatste component, waar items

18 en 19 op laden, onvoldoende items heeft en dus wegvalt voor de uiteindelijke

vragenlijst. Dit zorgt ervoor dat de vragenlijst uit achttien items bestaat, die op vier

componenten laden.

Page 37: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

36

De uiteindelijke Rotated Component Matrix, met 18 items, ziet er dus als volgt uit:

Tabel 4 : Rotated Component Matrix 3

Component

1 2 3 4

Item28 ,805

Item26 ,783

Item25 ,688

Item29 ,670

Item9 ,412

Item4 ,716

Item6 ,709

Item7 ,699

Item1 ,653

Item13 ,472

Item23 ,692

Item24 ,665

Item20 ,621

Item27 ,571

Item17 ,506

Item11 ,771

Item12 ,611

Item14 ,548

De KMO van de uiteindelijke vragenlijst is 0,851, met een significantie P < 0,001. Dit

houdt in dat er correlaties tussen de verschillende items aanwezig zijn en een

factoranalyse wel degelijk kon uitgevoerd worden.

Tabel 5 : KMO en Bartlett’s test voor ISQ-SR-D

Kaiser-Meyer-Olkin Measure of Sampling Adequacy. ,851

Bartlett's Test of Sphericity Approx. Chi-Square 1625,978

df 153

Sig. ,000

Page 38: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

Tabel 6 : Verklaarde variantie van de ISQ-SR-D

Component

Initial Eigenvalues Extraction Sums of Squared Loadings Rotation Sums of Squared Loadings

Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative % Total % of Variance Cumulative %

1 4,672 25,956 25,956 4,672 25,956 25,956 2,771 15,397 15,397

2 2,028 11,269 37,224 2,028 11,269 37,224 2,648 14,712 30,109

3 1,415 7,864 45,088 1,415 7,864 45,088 2,053 11,408 41,517

4 1,037 5,764 50,852 1,037 5,764 50,852 1,680 9,335 50,852

5 ,961 5,337 56,189

6 ,871 4,838 61,027

7 ,815 4,530 65,557

8 ,764 4,243 69,799

9 ,713 3,964 73,763

10 ,668 3,713 77,476

11 ,637 3,541 81,016

12 ,607 3,370 84,387

13 ,583 3,237 87,624

14 ,534 2,969 90,592

15 ,514 2,856 93,448

16 ,466 2,588 96,036

17 ,370 2,055 98,090

18 ,344 1,910 100,000

36

Page 39: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

De vier componenten of factoren verklaren samen 50,9% van de totale variantie, zoals

uit voorgaande tabel af te leiden valt.

De volgende stap is het labelen van de vier componenten. Labelen houdt in dat de vier

componenten benoemd worden. Deze benaming komt voort uit de verschillende items,

ervaringen van de onderzoekers en uit de literatuur.

Volgende items vallen onder de eerste factor: ‘op mijn gemak in de omgang met hen’,

‘ik werk graag in een verzorgingstehuis/ziekenhuis’, ‘ik werk graag met oudere

zorgvragers met incontinentie’, ‘ik reageer positief ten opzichte van oudere zorgvragers’

en ‘ik werk graag met oudere zorgvragers’. Deze items hebben één voor één een

positieve invloed op de satisfactie van de job als verpleeg- of zorgkundige bij oudere

zorgvragers, al dan niet met incontinentie. Daarom zal deze factor benoemd worden als

‘positieve reacties’.

Voor de tweede factor zijn volgende items van belang: ‘gefrustreerd’, ‘moe’,

‘ontmoedigd’, ‘verontwaardigd’ en ‘schuldig over mijn gevoelens’. Deze worden

benoemd als ‘stressveroorzakende reacties’.

De derde factor bestaat uit volgende items: ‘ik reageer negatief tegenover incontinente,

oudere zorgvragers’, ‘ik negeer ze door niet te antwoorden’, ‘ik heb een afkeer van het

verversen van natte bedden/kledij’, ‘ik heb een afkeer van de geur’ en ‘ik heb een afkeer

van werken met oudere incontinente zorgvragers’. Dit zijn duidelijk negatieve reacties

en daarom wordt deze factor ook dusdanig benoemd: ‘negatieve reacties’.

De vierde en laatste factor bevat volgende items: ‘machteloos’, ‘gedeprimeerd over mijn

werk’ en ‘hopeloos’. Dit wordt benoemd als ‘neerslachtige reacties’.

37

Page 40: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

38

4.4. Betrouwbaarheid

4.4.1. Cronbach’s α

Om na te gaan of de vragenlijst betrouwbaar is, werd eerst de Cronbach’s α berekend.

Tabel 7 : Cronbach’s α voor ISQ-SR-D

Cronbach's α

Cronbach's α

Based on

Standardized

Items N of Items

,762 ,785 18

Voor de totale vragenlijst bedraagt de Cronbach’s α dus 0,762, wat hoger dan 0,70 is en

dus wijst op een betrouwbare vragenlijst.

De Cronbach’s α van de vier subschalen, is echter ook van belang. Voor de “positieve

reacties” bedraagt deze 0,748, voor de “stressveroorzakende reacties” bedraagt deze

0,750, voor de “negatieve reacties” is dat 0,701 en voor de laatste factor, “neerslachtige

reacties”, is dat 0,566.

Voor de eerste drie factoren is de Cronbach’s α voldoende en kan men dus stellen dat

deze subschalen betrouwbaar zijn. Voor de laatste factor, “neerslachtige reacties”, is

deze echter te laag en dus onvoldoende betrouwbaar. Om deze factor toch toe te laten

tot de uiteindelijke vragenlijst, werd er gekeken naar de resultaten van de test-

retestprocedure, om uit te zoeken of de items onder deze factor alsnog kunnen behouden

worden. Zonder deze factor of subschaal, daalt de betrouwbaarheid van de volledige

vragenlijst aanzienlijk, waardoor deze factor dus onmisbaar is voor het totaal.

Page 41: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

39

4.4.2. Test – Retest

Van de 215 studenten vulden 178 van hen de vragenlijst (82,8%) voor een tweede maal

in. Deze tweede versie kon aan de eerste gekoppeld worden met behulp van een uniek

identificatienummer, wat de vergelijking tussen de twee meetmomenten mogelijk

maakte. Deze analyse bestond uit het berekenen van het gemiddelde percentage

identieke antwoorden voor de verkregen vragenlijst van achttien items om zo een beeld

te krijgen van de betrouwbaarheid. Het gemiddelde percentage identieke antwoorden

tussen test één en test twee bedroeg 80.22%, met een range van 60,12% tot 93,26%.

Naast dit percentage werd ook de Spearman correlatiecoëfficiënt per item berekend.

Binnen het bekijken van het concept ‘attitude’ wordt er rekening gehouden met een

absolute ondergrens van 0,50. Dit zou betekenen dat beide variabelen matig met elkaar

correleren. Binnen het onderzoek was de richtcoëfficiënt echter 0,70 per item, wat een

goede correlatie zou zijn. De gemiddelde correlatiecoëfficiënt bedraagt 0,72, met een

range van 0,65 tot 0,83.

De Cronbach’s α voor de vierde factor, ‘neerslachtige reacties’, bedroeg 0,566 en blijkt

dus onvoldoende betrouwbaar als subschaal. Daarom is het interessant om de

percentages uit de vorige tabel voor deze subschaal apart te bekijken. De factor bestaat

uit de items 11, 12 en 14, waarvoor respectievelijk een percentage van 75,3%, 88,76%

en 87,64% gevonden werd. Wat de correlatiecoëfficiënt betreft, vindt men zowel voor

item 11 als 14 een correlatie van 0,71 en voor item 12 een correlatie van 0,73.

De tabel op de volgende pagina geeft een overzicht van het percentage identieke

antwoorden per item in de uiteindelijke vragenlijst, met daarnaast de correlatie-

coëfficiënt.

Page 42: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

40

Tabel 8 : Test-retest: percentage identieke antwoorden en correlatie Item Percentage identieke

antwoorden

Correlatie-

coëfficiënt

Item 1*1r 85,39% 0,71

Item 4*4r 89,98% 0,83

Item 6*6r 83,71% 0,69

Item 7*7r 83,15% 0,69

Item 9*9r 68,54% 0,65

Item 11*11r 75,30% 0,71

Item 12*12r 88,76% 0,73

Item 13*13r 85,96% 0,70

Item 14*14r 87,64% 0,71

Item 17*17r 93,26% 0,75

Item 20*20r 90,01% 0,66

Item 23*23r 79,78% 0,69

Item 24*24r 75,84% 0,75

Item 25*25r 74,72% 0,79

Item 26*26r 67,98% 0,71

Item 27*27r 79,78% 0,66

Item 28*28r 73,04% 0,83

Item 29*29r 60,12% 0,68

4.5. Known - groups

Om de validiteit van de vragenlijst verder te determineren, werd ook de known-groups

techniek toegepast. De vragenlijst werd afgenomen bij zes verschillende groepen, maar

omdat het aantal van de groepen ‘zorgkundigen werkzaam in een ziekenhuis’ en

‘verpleegkundigen werkzaam in een woon- en zorgcentrum’, werd er voor gekozen om

te werken met vier groepen, waarbij verpleeg- en zorgkundigen werkzaam in een

ziekenhuis werden samengevoegd, net als diegene werkzaam in een woon- en

zorgcentrum. Voor het gemak worden deze de ‘ziekenhuisgroep’ en de ‘WZC-groep’

genoemd.

Page 43: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

41

Dit houdt in dat de vier groepen met elkaar vergeleken worden om te kijken of deze

verschillen op kritieke punten, zoals vermeld in hoofdstuk twee. Aangezien er vier

factoren gevonden werden in voorgaande analyses, werd de known-groups techniek op

elk van deze factoren toegepast en zullen de resultaten als dusdanig besproken worden.

Aangezien er diverse toetsen of analyses op dezelfde dataset werden toegepast, werd

gebruik gemaakt van een gecorrigeerd significantieniveau. Hiervoor werd de

Bonferroni-correctie toegepast. Dit impliceert dat het gekozen significantieniveau, 5%

of 0,05, gedeeld wordt door het aantal testen die uitgevoerd worden. Hier betreft dit dus

0,05 gedeeld door zes, omdat er vier verschillende groepen met elkaar vergeleken

worden, wat een totaal van zes testen geeft. Dit geeft als uiteindelijk significantieniveau

0.00833. Bij deze analyse gaat het om niet-parametrische gegevens en ongepaarde

vergelijkingen, waardoor de Mann-Whitney U-test, met als uitbreiding de Kruskal-

Wallis test, werd gebruikt. De vier factoren worden achtereenvolgens besproken.

4.5.1. Factor 1: Positieve reacties

Voor de eerste factor zijn er significante verschillen gevonden tussen de

ziekenhuisgroep en beide groepen van de studenten. De groep van de studenten

verpleegkunde verschilt zelfs op alle items met de ziekenhuisgroep, waarbij de

studenten beduidend lager scoren dan het zorgpersoneel op een geriatrische afdeling (P

< 0,001 voor alle items). Ook de groep van de studenten verzorging scoort lager ten

opzichte van de ziekenhuisgroep. Hiervoor is echter enkel voor het item ‘ik werk graag

in een zorginstelling’ een significant verschil (P = 0,003) te vinden. We zien ook

hetzelfde fenomeen tussen de WZC-groep en de beide groepen van de studenten,

waarbij de studenten verpleegkunde op alle items, behalve ‘ik voel me op mijn gemak

in de omgang met hen’, significant lager scoren (P < 0,001 voor alle items). Voor de

studenten verzorging geldt dit enkel voor ‘ik werk graag met ouderen’ ( P < 0,001) en

‘ik werk graag in een zorginstelling’ (P = 0,007).

Page 44: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

42

Het is dan ook interessant om na te gaan of er verschillen te vinden zijn tussen zowel de

ziekenhuisgroep en de WZC-groep, als de beide groepen van de studenten. Voor de

eerste vergelijking werden geen significante verschillen gevonden, in tegenstelling tot

de vergelijking van de studentengroepen. Hier werd een verschil vastgesteld voor de

items ‘ik reageer positief ten opzichte van incontinente oudere zorgvragers’ (P < 0,001),

‘ik werk graag met oudere zorgvragers’ (P = 0,003) en ‘ik werk graag in een

zorginstelling’ (P < 0,001). De groep van de studenten verzorging scoort opvallend

hoger dan de studenten verpleegkunde.

Tabel 9 geeft de gemiddelden, aantallen en standaarddeviatie per groep en voor elk item

binnen de eerste factor weer.

Page 45: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

43

groep

Ik reageer

positief

tegenover

incontinente

oudere

zorgvragers

Ik werk

graag met

oudere

zorgvragers

Ik werk

graag met

oudere

zorgvragers

met

incontinentie

Ik werk

graag in een

zorg-

instelling

Ik voel mij

op mijn

gemak in de

omgang met

hen

ZH-

groep

Mean 3,2500 3,4375 2,6719 3,5781 3,3125

N 64 64 64 64 64

Std. Deviation ,83571 ,75330 ,89184 ,66200 ,85217

WZC-

groep

Mean 3,2970 3,6634 2,8317 3,5149 3,1188

N 101 101 101 101 101

Std. Deviation ,75557 ,49552 ,99065 ,67252 ,88642

Stud.

Vpk

Mean 2,6800 2,5700 1,9000 2,6700 2,8400

N 100 100 100 100 100

Std. Deviation ,97318 1,15693 1,12367 1,24766 ,97151

Stud.

Vz

Mean 3,1913 3,4261 2,2435 3,1739 3,0174

N 115 115 115 115 115

Std. Deviation ,90705 ,79539 1,23963 ,93903 1,02583

Totaal Mean 3,0947 3,2658 2,3816 3,2000 3,0474

N 380 380 380 380 380

Std. Deviation ,90817 ,93898 1,14821 ,99444 ,95706

Tabel 9 : Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor factor 1

4.5.2. Factor 2: Stressveroorzakende reacties

Voor de stressveroorzakende reacties werden niet zoveel significante verschillen

gevonden. De ziekenhuisgroep en WZC-groep verschillen enkel op het item

‘verontwaardigd’, waarbij de WZC-groep hoger scoort (P = 0,004). Tussen de

ziekenhuisgroep en de studenten verzorging zijn er geen verschillen te vinden, maar wel

tussen de ziekenhuisgroep en de studenten verpleegkunde, al is het enkel op volgend

item: ‘schuldig over mijn gevoelens’. De studenten verpleegkunde scoren hoger dan het

zorgteam op een geriatrische afdeling (P = 0,004). Verder is er ook nog een verschil

tussen de WZC-groep en de studenten verzorging, waarbij de studenten lager scoren op

‘gefrustreerd’ dan het zorgpersoneel in een woon- en zorgcentrum (P = 0,002).

Page 46: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

44

Tenslotte is er ook een significant verschil tussen de groepen van de studenten, waarbij

de groep van de verpleegkunde hoger scoort dan de groep van de verzorging op het item

‘schuldig over mijn gevoelens’ (P < 0,001). De gemiddelden standaardeviaties per

groep zijn weer te vinden in tabel 10.

Tabel 10 : Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor factor 2

groep Gefrustreerd Moe Ontmoedigd Verontwaardigd

Schuldig over

mijn gevoelens

ZH-

groep

Mean ,4062 ,3281 ,4219 ,2344 ,2188

N 64 64 64 64 64

Std. Deviation ,65994 ,50567 ,61217 ,58397 ,45316

WZC-

groep

Mean ,4851 ,4950 ,4950 ,4653 ,3366

N 101 101 101 101 101

Std. Deviation ,61015 ,70177 ,65763 ,62553 ,51531

Stud.

Vpk

Mean ,4600 ,4500 ,5100 ,4200 ,4900

N 100 100 100 100 100

Std. Deviation ,68785 ,67232 ,68895 ,62247 ,64346

Stud.

Vz

Mean ,2783 ,4174 ,3739 ,3304 ,2609

N 115 115 115 115 115

Std. Deviation ,58561 ,63498 ,71893 ,61732 ,62249

Totaal Mean ,4026 ,4316 ,4500 ,3737 ,3342

N 380 380 380 380 380

Std. Deviation ,63619 ,64407 ,67767 ,61840 ,58241

4.5.3. Factor 3: Negatieve reacties

Voor de negatieve reacties werden tussen alle groepen verschillen vastgesteld. De

ziekenhuisgroep en WZC-groep verschillen op drie items binnen deze factor, waarbij

de WZC-groep duidelijk hoger scoort dan de ziekenhuisgroep. Dit geldt voor: ‘ik heb

een afkeer van het verversen van natte bedden/kledij’ (P = 0,007), ‘ik heb een afkeer

van de geur’ (P = 0,007) en ‘ik negeer ze door niet te antwoorden’ (P = 0,003).

Diezelfde ziekenhuisgroep scoort ook lager dan de groep van de studenten

verpleegkunde voor ‘ik heb een afkeer van het verversen van natte bedden/kledij’ (P <

Page 47: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

45

0,001), ‘ik heb een afkeer van de geur’ (P = 0,001) en ‘ik heb een afkeer van werken

met oudere incontinente zorgvragers’ (P = 0,002). De ziekenhuisgroep scoort tenslotte

ook lager op het item ‘ik heb een afkeer van de geur’ (P < 0,001) dan de groep van de

studenten verzorging.

De WZC-groep verschilt, naast de ziekenhuisgroep, ook met beide groepen van de

studenten. Met de groep van de studenten verpleegkunde gaat dit om ‘ik negeer ze door

niet te antwoorden’, waarbij de WZC-groep hoger scoort (P < 0,001). Dit ziet men ook

bij de vergelijking van de WZC-groep met de groep van de studenten verzorging (P <

0,001). Deze twee laatst genoemde groepen verschillen ook op de vraag ‘ik reageer

negatief tegenover incontinente oudere zorgvragers’ (P < 0,001).

Ook voor de twee groepen van de studenten werden onderling verschillen gevonden. De

studenten verpleegkunde scoren hoger dan hun collega’s in de richting verzorging op ‘ik

heb een afkeer van het verversen van natte bedden/kledij’ (P = 0,005), ‘ik heb een

afkeer van werken met oudere incontinente zorgvragers’ (P = 0,007) en ‘ik reageer

negatief tegenover incontinente oudere zorgvragers’ (P = 0,004)

Tabel 11 op de volgende pagina geeft de gemiddelden, aantallen en standaarddeviatie

per groep en voor elk item binnen de derde factor weer.

Page 48: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

46

Tabel 11 : Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor factor 3

groep

Ik heb een

afkeer van het

verversen van

natte

bedden/kledij

Ik heb

een

afkeer

van de

geur

Ik negeer ze

door niet te

antwoorden

Ik heb een

afkeer van

werken met

oudere

incontinente

zorgvragers

Ik reageer

negatief

tegenover

incontinente

oudere

zorgvragers

ZH-

groep

Mean ,2969 ,5781 ,1719 ,2656 ,1719

N 64 64 64 64 64

Std. Deviation ,46049 ,58567 ,48973 ,51152 ,38025

WZC-

groep

Mean ,6139 ,8515 ,4257 ,4356 ,3663

N 101 101 101 101 101

Std. Deviation ,76119 ,66912 ,65340 ,85341 ,65913

Stud.

Vpk

Mean ,8000 ,9700 ,1600 ,5100 ,2400

N 100 100 100 100 100

Std. Deviation ,68165 ,77140 ,36845 ,54114 ,49482

Stud.

Vz

Mean ,5739 1,1043 ,1652 ,3739 ,0957

N 115 115 115 115 115

Std. Deviation ,72621 ,94008 ,49436 ,69410 ,34978

Totaal Mean ,5974 ,9132 ,2342 ,4079 ,2184

N 380 380 380 380 380

Std. Deviation ,70317 ,79267 ,52423 ,68102 ,50032

4.5.4. Factor 4: Neerslachtige reacties

Voor de vierde en laatste factor, neerslachtige reacties, werd er slechts één significant

verschil gevonden. De groep van de studenten verzorging verschilt op het item

“gedeprimeerd over mijn werk” met de WZC-groep. De studenten scoren lager dan het

zorgpersoneel in een woon- en zorgcentrum (P = 0,006).

De tabel op de volgende pagina geeft de gemiddelden, aantallen en standaarddeviatie

per groep en voor elke vraag binnen de vierde factor weer.

Page 49: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

47

Tabel 12 : Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor factor 4

Groep machteloos

Gedeprimeerd

over mijn werk hopeloos

ZH-

groep

Mean ,6406 ,2969 ,1563

N 64 64 64

Std. Deviation ,94897 ,49376 ,44432

WZC-

groep

Mean ,7822 ,5248 ,2574

N 101 101 101

Std. Deviation ,90115 1,25375 ,50306

Stud.

Vpk

Mean ,8100 ,3500 ,2200

N 100 100 100

Std. Deviation ,93954 ,53889 ,48367

Stud.

Vz

Mean ,6870 ,2174 ,2000

N 115 115 115

Std. Deviation 1,02054 ,52620 ,44327

Totaal Mean ,7368 ,3474 ,2132

N 380 380 380

Std. Deviation ,95504 ,79269 ,47004

5. Besluit

Bij wijze van besluit voor dit onderdeel, geeft tabel 13 een weergave van de

gemiddelden en standaarddeviaties per weerhouden item weer. Het geeft ook een

overzicht van welke items bij welke factor horen. In totaal werden twaalf items uit de

uiteindelijk vragenlijst geweerd ( item 2, 3, 5, 8, 10, 15, 16, 18, 19, 21, 22, 30).

Page 50: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

48

Tabel 13 : Overzicht voor de gemiddelden en standaarddeviaties per item binnen de vier factoren

Stressveroor-

zakende reacties

Positieve reacties Neerslachtige

reacties

Negatieve

Reacties

Mean SD Mean SD Mean SD Mean SD

1. Verontwaardigd 0,3737 0,6184

4. Gefrustreerd 0,4026 0,6362

6. Moe 0,4316 0,6441

7. Ontmoedigd 0,4500 0,6777

13. Schuldig over mijn gevoelens 0,3342 0,5824

9. Op mijn gemak in de omgang

met hen

3,0474 0,9571

25. Ik werk graag met oudere

zorgvragers met incontinentie

2,3816 1,1482

26. Ik werk graag in een

zorginstelling

3,2000 0,9944

28. Ik werk graag met oudere

zorgvragers

3,2658 0,9389

29. Ik reageer positief tegenover

incontinente oudere zorgvragers

3,0947 0,9087

11. Machteloos 0,7368 0,9550

12. Geprimeerd over mijn werk 0,3474 0,7927

14. Hopeloos 0,2132 0,4700

17. Ik reageer negatief tegenover

incontinente oudere zorgvragers

0,2184 0,5003

20. Ik negeer ze door niet te

antwoorden

0,2342 0,5242

23. Ik heb een afkeer van het

verversen van natte

bedden/kledij

0,5974 0,7032

24. Ik heb een afkeer van de geur 0,9132 0,7927

27. Ik heb een afkeer van werken

met oudere incontinente oudere

zorgvragers

0,4079 0,6810

Page 51: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

49

Hoofdstuk 4: Discussie en conclusie

Dit onderzoek had als doel het vertalen en valideren van een Nederlandstalige versie

van de ISQ-SR. Om tot de uiteindelijke vragenlijst van achttien items te komen, de ISQ-

SR-D, werden de nodige stappen ondernomen. In wat nu volgt, zal op een kritische

manier, vertrekkend vanuit bevindingen uit de wetenschappelijke literatuur, ingegaan

worden op de methode en de resultaten van het onderzoek. Hierbij zal ook een

vergelijking gemaakt worden met de Engelstalige en Noorse versie van de ISQ-SR.

Tenslotte volgt de conclusie met enkele implicaties voor verder onderzoek naar het

gebruik van de ISQ-SR-D en enkele besluiten voor de praktijk.

1. Discussie

1.1. Vertaling

De vertaling van de vragenlijst is een eerste belangrijke stap. De mogelijke voordelen

van crosscultureel onderzoek kunnen enkel maar verkregen worden wanneer de juiste

instrumenten op de juiste manier vertaald worden (Cha, Kim, & Erlen, 2007). Cha et al.

(2007) geven aan dat de onderzoekers moeten gekend zijn met de gebruikelijke

technieken. De vertaling van de ISQ-SR naar de ISQ-SR-D werd dan ook voorafgegaan

door een onderzoek naar de meest bruikbare methodes, om zo een valide

meetinstrument te kunnen verkrijgen.

Voor het vertalen van vragenlijsten van de ene taal naar de andere taal, en dus voor

gebruik binnen een andere cultuur, wordt vanuit de literatuur aangeraden om te werken

met twee afzonderlijke vertalers (Perneger, Leplège, Etter, & Rougemont, 1995; Cha et

al. 2007). Bij deze vertaling van de ISQ-SR werden twee vertalingen gemaakt: één door

een professionele vertaler en één door een bilinguale onderzoeker, die de specifieke

Page 52: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

50

woordenschat onder de knie had. Hierna werden de twee versies met elkaar vergeleken.

Op deze manier kon rekening gehouden worden met twee stijlen, opgemaakt door twee

verschillende mensen, met diverse achtergronden (Cha et al. 2007). Na de vergelijking

werden deze versies samengevoegd om tot een nieuwe versie van de vragenlijst te

komen. Nadien werd deze voorlopige ISQ-SR-D nog eens nagelezen door een derde

vertaler. Deze laatste actie werd ondernomen omdat het vertalen van het instrument

meer tijd in beslag nam dan verwacht, waardoor er geen tijd meer overbleef voor een

volledige backtranslation. Deze methode, waarbij de vertaalde versie terug naar de

oorspronkelijke taal omgezet wordt, geniet nochtans de voorkeur binnen dit soort

onderzoek (Cha et al., 2007; Jones, Lee, Phillips, Valmi & Rojjanasrirat, 2011; Zhang,

& Jaceldo, 2001). Wanneer er echter gewerkt wordt met beperkte middelen, zoals

gelimiteerd budget, onvoldoende bilinguale onderzoekers, of tijdsgebrek, wordt

aangeraden om met een combinatie van technieken te werken (Cha et al., 2007). Dit is

dan ook gebeurd binnen het valideringsonderzoek met betrekking tot de ISQ-SR-D. Cha

et al. (2007) waarschuwen echter voor het gebruik van deze gecombineerde technieken,

omdat dit kan leiden tot een niet-valide meetinstrument door ongepaste of onaangepaste

vertalingstechnieken. De derde vertaler had geen opmerkingen naar zinscontructies of

inhoud, maar gaf wel enkele suggesties voor het gebruik van synoniemen. De

vragenlijst werd echter niet meer aangepast, omdat deze zoveel mogelijk bij de originele

versie moest aanleunen. Zo zou de vragenlijst, na het valideringsproces, kunnen

vergeleken worden met de oorspronkelijke versie en de Noorse versie.

1.2. Validering

Om de inhoudsvaliditeit te bepalen werd een expertpanel samengesteld. Het gebruik van

dergelijk panel wordt vanuit de wetenschappelijke literatuur aangeraden (Pollit & Beck,

2006; Valmi & Rojjanasrirat, 2011). Zes tot tien leden zou ideaal zijn voor een panel,

wat maakt dat het expertpanel van acht mensen voor de validering van de ISQ-SR-D

voldoende groot is (Valmi & Rojjanasrirat, 2011). Deze acht personen waren zes

Page 53: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

51

verpleegkundigen en twee geriaters, elk met hun eigen kennis en expertise op het vlak

van ouderen en/of incontinentie. De deelnemende experts voldeden ook aan de

voorwaarden om deel te mogen uitmaken van het panel: voldoende kennis omtrent het

onderwerp en over de geviseerde populatie, en de moedertaal van de experten moet

dezelfde zijn als de vertaalde versie van het nieuwe instrument, in dit geval dus het

Nederlands (Valmi & Rojjanasrirat, 2011).

Om de experts zo weinig mogelijk tot last te zijn, werd gekozen om na het lezen niet in

groep samen te komen, maar de opmerkingen van elke expert afzonderlijk te

behandelen, waarna deze door de onderzoeker verwerkt werden. Dit houdt wel in dat

het voordeel van een groepsdiscussie verloren gaat, maar geeft anderzijds wel binnen

een onderzoek wat tijdswinst (Vinsnes, Haltbakk, & Hunskaar, 2000). Na een eerste

ronde bleek dat er verschillende opmerkingen waren rond het taalgebruik en werd

gevraagd om toch meer te werken met synoniemen, wat uiteindelijk gedaan werd. De

onderzoeker probeerde wel zoveel mogelijk rekening te houden met de oorspronkelijke

versie, om nadien te kunnen vergelijken, zoals eerder reeds vermeld. Ook de lay-out van

de vragenlijst werd op vraag van verschillende leden van het expertpanel aangepast. Op

vraag van één van de leden werd ook de Engelstalige versie doorgestuurd, zodat beide

versies met elkaar konden vergeleken worden. Er werd tenslotte ook gevraagd of de

vele negatieve items nodig waren, in combinatie met enkele positieve items. Sommige

leden van het panel vreesden dat respondenten zich hierdoor aangevallen zouden

voelen. Er werd echter voor gekozen om zowel de positieve als negatieve items, zoals in

de oorspronkelijke versie, te behouden, zodat de vragenlijsten achteraf met elkaar

konden vergeleken worden. Om dezelfde reden werden ook de extreme antwoorden

‘nooit’ en ‘altijd’ behouden, hoewel in de Engelstalige en de Noorse versie een tendens

naar deze extreme antwoorden bestond (Vinsnes et al., 2000; Yu et al., 1991). Eén lid

maakte de opmerking dat item 26, ‘ik werk graag in een woon- en zorgcentrum’,

aangepast moest worden, omdat niet alleen verpleeg- en zorgkundigen werkzaam in een

woon- en zorgcentrum, bevraagd zouden worden. Ook het zorgpersoneel van

ziekenhuizen en studenten zouden bevraagd werden en dus werd aangeraden om dit te

veranderen naar de algemene term ‘zorginstelling’.

Page 54: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

52

Het expertpanel gaf ook aan om meer uitleg te geven rond de mogelijke antwoorden,

wat in de uiteindelijke vragenlijst ook gedaan werd. Zo werd ‘meestal’ gedefinieerd als

‘doorgaans, bijna altijd op enkele uitzonderingen na’ en werd ‘soms’ aangeduid als ‘af

en toe, incidenteel, occasioneel’.

De verschillende opmerkingen werden dus in kaart gebracht en er werd rekening mee

gehouden bij het opstellen van de nieuwe versie. Deze werd in een tweede ronde

opnieuw naar elk lid van het panel doorgestuurd. Geen enkel lid van het panel had nog

opmerkingen en leek tevreden met de uiteindelijke vragenlijst. Dit betekent dat de

overeenstemming tussen de beoordeelaars honderd procent bedroeg, wat ruimschoots

voldoende is. Topf geeft in Valmi & Rojjanasrirat (2011) immers aan dat wanneer

twintig procent van het panel opmerkingen met betrekking tot de items, instructies of

lay-out heeft, de vragenlijst aangepast en opnieuw geëvalueerd moet worden. Een

minimum van tachtig procent voor de interbeoordelaarsovereenstemming moet bereikt

worden. Hiermee kon besloten worden dat de inhoud van de vragenlijst voldoende

valide is volgens het expertpanel.

Voor de indruksvaliditeit werd beroep gedaan op vijf, reeds afgestudeerde,

verpleegkundigen, die ervaring hadden met ouderen met urine-incontinentie. Dit was

nodig om te zien of de vragenlijst valide en betrouwbaar lijkt (Pollit & Beck, 2006). Het

wordt ook aangeraden om de vragenlijst op voorhand te testen (Pollit & Beck, 2006),

wat bij het proces van indruksvaliditeit aansluit. Dit gebeurt het best door respondenten

die ook tot de uiteindelijk steekproef kunnen behoren (Perneger, Leplège, Etter, &

Rougemont, 1995). Op deze manier kon gekeken worden of de verpleegkundigen

moeite hadden met het invullen van de vragenlijst en wat zij zouden aanpassen. Zij

gaven enkel opnieuw de opmerking rond de vele negatieve items, maar om de reeds

eerder genoemde reden, werden deze items niet aangepast. De manier van invullen werd

als aangenaam bestempeld en duurde minder dan tien minuten. De lengte en duur van

het invullen van een vragenlijst spelen immers vaak een rol bij het correct invullen

ervan. Uit de respons achteraf (71%) en de afwezigheid van missing values, bleek dat de

vragenlijst inderdaad gemakkelijk en snel in te vullen was. Eén van de respondenten

vroeg zich echter ook af waarom deze vragenlijst nodig was. Zij bestempelde de zorg

Page 55: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

53

voor ouderen met urine-incontinentie als normaal en zag dit als onderdeel van de

gewone zorg. Hoewel dit een interessante stelling is, kan dit pas besproken worden

wanneer een grootschalig onderzoek naar de attitude van het verzorgend personeel met

betrekking tot urine-incontinente ouderen in Vlaanderen uitgevoerd wordt. Uit een

Noors onderzoek, waarbij de ISQ-SR-N werd gebruikt, blijkt echter dat deze stelling

bevestigd wordt vanuit het zorgpersoneel. Noorse verpleeg- en zorgkundigen uit zowel

ziekenhuizen, woon- en zorgcentra als thuiszorg geven aan dat zij eerder positief

tegenover urine-incontinentie staan. Het is uit het onderzoek echter niet duidelijk of

deze attitude een invloed heeft op de zorgpraktijk (Vinsnes et al., 2001). De opmerking

van de respondent was evenwel niet gericht naar één of meerdere items in de vragenlijst,

waardoor er verder in dit onderzoek geen rekening mee gehouden werd.

De constructvaliditeit van een vragenlijst meten is geen gemakkelijke opgave. Vooral

als er subjectieve items of fenomenen bevraagd worden, zoals bij een attitudemeeting.

Daarom werd zoveel mogelijk de methode van het oorspronkelijk valideringsonderzoek

gevolgd (Perneger, Leplège, Etter, & Rougemont, 1995; Yu et al., 1991; Vinsness et al.,

2001).

Eerst werd gekeken naar de frequenties, om te bepalen of er problemen waren met de

data, zoals mogelijke fouten bij het invoeren van de data, missing values,

onregelmatigheden, … (Van Maele et al., 2010). Op deze manier kan bias door deze

soort fouten voorkomen worden. Uit deze analyse bleek ook in de Nederlandstalige

ISQ-SR een sterke neiging naar de extreme antwoorden, vooral in de groepen van de

studenten. Dit wil dus zeggen dat wanneer er gevraagd werd naar positieve reacties, de

respondenten vaak het meest positieve antwoord (‘altijd’) aanduidden, en ook

omgekeerd, de negatieve reacties sterk ontkennenden (‘nooit’). Deze bevinding werd

ook in de Engelstalige en Noorse versie gevonden (Vinsnes et al, 2001). De verdeling

naar de meest extreme antwoorden kan echter ook als valide beschouwd worden. Indien

urine-incontinentie als normaal aanvaard zou worden, zou immers verwacht kunnen

worden dat de antwoorden de weerspiegeling zouden zijn van zorgpersoneel, dat de

professionele ethiek rond dit onderwerp begrijpt (Vinsnes et al., 2001).

Page 56: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

54

Vervolgens werd een bivariaatanalyse toegepast om op zoek te gaan naar hoge

correlaties tussen de items onderling. Een hoge correlatie impliceert immers dat de

items hetzelfde fenomeen meten (Van Maele, et al. 2010; Vinsnes et al., 2000). Bij deze

analyse werden echter geen hoge correlaties (> 0,70) gevonden, waardoor geen enkel

item kon geëxcludeerd worden. Dit is toch wel verrassend, aangezien verschillende

vragen sterk op elkaar lijken, of zelfs hetzelfde bevragen, maar de ene keer positief

verwoord, de andere keer negatief verwoord. Voor het onderzoek werd verwacht dat

items zoals ‘behandel ik hen met respect’ en ‘behandel ik hen als volwassenen’ een

hoge correlatiecoëfficiënt zouden hebben. In de Noorse ISQ-SR werden op deze manier

onmiddellijk vier items verwijderd.

De factoranalyse is een belangrijke techniek om een grote set variabelen om te zetten

naar een kleinere, gemakkelijker te hanteren set (Pollit & Beck, 2006). Dit resulteert

immers in een datareductie en zal items clusteren in dimensies of factoren. Er is echter

een hoge graad van subjectiviteit te vinden in de interpretatie van de resultaten van een

factoranalyse (Pollit & Beck, 2006; Van Maele et al., 2010). Dit zorgt ervoor dat elke

onderzoeker die begint met dezelfde datasheet een andere vragenlijst kan bekomen. In

dit onderzoek werden verschillende factoranalyses na elkaar uitgevoerd. Telkens een

item op twee factoren laadde, werd dit verwijderd uit de dataset en werd een nieuwe

analyse toegepast. Zo werd uiteindelijke de ISQ-SR-D met achttien items, verdeeld over

vier factoren, verkregen.

Om de begripsvaliditeit verder te bepalen, werd ook een known-groups techniek

toegepast. Dit houdt in dat er vier groepen met elkaar vergeleken worden: verpleeg- en

zorgkundigen werkzaam in een woon- en zorgcentrum, verpleeg- en zorgkundigen

werkzaam op een geriatrische afdeling in een ziekenhuis, studenten verpleegkunde en

studenten verzorging. Oorspronkelijk waren de eerste twee groepen ook opgesplitst,

maar door een gebrek aan zorgkundigen in de ziekenhuizen en een tekort aan

verpleegkundigen in woon- en zorgcentra, werden deze samengenomen in de

ziekenhuisgroep en de WZC-groep.

Page 57: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

55

Er wordt vertrokken vanuit de veronderstelling dat de studenten slechter zullen scoren

dan de andere twee groepen. Deze stelling werd bekomen door eerdere werkervaring

van de onderzoeker en door de literatuur bevestigd (Vinsnes et al., 2000; Yu et al.,

1991). Andere hypotheses zijn dat de twee groepen van werkzame verpleeg- en

zorgkundigen gelijk zouden moeten scoren, aangezien ze beide gekozen hebben om te

werken met ouderen. Studenten verpleegkunde zouden slechter scoren dan de studenten

verzorging, omdat deze laatste groep vaak al specifiek kiest voor de verzorging van

ouderen, terwijl de verpleegkundigen meer keuzemogelijkheden hebben (algemeen,

pediatrie, geriatrie, psychiatrie, sociale).

Voor de eerste factor, ‘positieve reacties’, scoren verpleeg- en zorgkundigen de items

ook effectief hoger dan de studenten. Voor de vergelijking tussen de ziekenhuisgroep en

WZC-groep zijn geen betekenisvolle verschillen gevonden, terwijl de groepen van de

studenten duidelijk verschillen. De studenten verzorging zijn positiever op deze items

dan de studenten verpleegkunde.

Wat de ‘stressveroorzakende reacties’ betreft, kan men hetzelfde patroon zien, al is hier

weinig significantie te vinden. De WZC-groep scoort wel iets slechter dan de

ziekenhuisgroep, wat laat vermoeden dat verpleeg- en zorgkundigen in een ziekenhuis

minder last zouden kunnen hebben van stress. Dit moet echter verder onderzocht

worden. De studenten verpleegkunde scoren opnieuw slechter dan deze van de

verzorging, met enkel een significant verschil voor het item ‘schuldig over mijn

gevoelens’. Studenten verpleegkunde scoren dus in het algemeen slechter dan de andere

groep van studenten, maar lijken zich ook meer bewust te zijn van de gevoelens binnen

deze attitude.

Voor de derde factor, ‘negatieve reacties’, is er een duidelijk verschil te zien tussen de

WZC-groep en de ziekenhuisgroep. De eerstgenoemde scoort duidelijk slechter en dit is

voor drie van de vijf items zelfs significant. Dit impliceert dat zorgpersoneel in een

woon- en zorgcentrum negatiever staat ten opzichte van ouderen met incontinentie, dan

hun collega’s in een ziekenhuis. Dit zou men juist andersom verwachten. In vergelijking

met de studenten scoren beide groepen wel beter, wat de hypothese opnieuw bevestigt.

Page 58: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

56

Bij de groepen van de studenten onderling zijn er opnieuw significante verschillen,

waarbij de studenten verpleegkunde andermaal slechter scoren dan de studenten

verzorging.

Voor de laatste factor, ‘neerslachtige reacties’, scoren de ziekenhuisgroep en de WZC-

groep ongeveer gelijk. Studenten verzorging blijken op dit onderdeel echter beter te

scoren dan de andere groepen, wel met maar één betekenisvol verschil op het item

‘gedeprimeerd over mijn werk’. Dit kan te verklaren zijn doordat de studenten ook nog

niet voltijds in de zorg staan, waardoor ze dus ook nog niet dagelijks of wekelijks

geconfronteerd worden met ouderen en urine-incontinentie. Enkel tijdens hun stage die

vaak tweemaal per week of in blokken van twee tot drie weken doorgaat.

De eerder gestelde hypotheses worden dus vaak bekrachtigd, wat de begripsvaliditeit,

met behulp van de known-groups techniek, bevestigd. Toch zijn er enkele verschillen

tussen de groepen die niet verwacht werden. Zo scoort de ziekenhuisgroep vaak beter

dan de WZC-groep, al is dat verschil niet altijd significant. Dit kan te verklaren zijn

doordat acuut gehospitaliseerde ouderen met urine-incontinentie vaker een blaassonde

hebben dan diegene in een woon- en zorgcentrum. Hier ligt de nadruk vaak op het

optimaliseren van de blaasfunctie door vraagplassen of klokplassen, twee technieken

waarbij de ouderen op vaste tijdstippen de mogelijkheid krijgen om te plassen

(Griebling, 2009). Dingwall & Mclafferty (2006) besluiten echter in hun onderzoek dat

verpleegkundigen de urine-incontinentie bij acuut gehospitaliseerde ouderen eerder

behouden dan te streven naar continentie en herstel van de blaasfunctie. Dit geeft aan

dat in de Vlaamse ziekenhuizen verder onderzoek moet gebeuren naar de zorg bij urine-

incontinente ouderen: krijgen zij een blaassonde?, wordt de urine-incontinentie te veel

behouden?, wordt er gewerkt met programma’s om bestaande urine-incontinentie te

verminderen of te behandelen?, …

Studenten scoren, zoals verwacht, meestal slechter dan hun werkende collega’s. Dit kan

aanleiding geven tot het verder onderzoeken van de factor ‘werkervaring’ op de attitude

naar de doelpopulatie toe. Indien uit later onderzoek zou blijken dat de studenten

effectief slechter scoren, kan deze houding al aangepakt worden tijdens de opleiding.

Page 59: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

57

Kennis, gevoelens en gedrag kunnen immers veranderd worden (Brysbaert, 2006). Dit

is perfect mogelijk binnen een opleiding tot verpleeg- of zorgkundige. Verschillende

strategieën en programma’s om hierop in te werken tijdens de opleiding, werden reeds

ontwikkeld (Bradway & Cacchione, 2010).

Wat de betrouwbaarheid van de vragenlijst betreft, blijkt de vragenlijst voldoende

betrouwbaar met een cronbach’s α van 0,762. Voor de subschalen was er echter een

probleem met de betrouwbaarheid van de vierde factor. Deze bedroeg 0,566 en is dus

ontoereikend. Daarom werd de betrouwbaarheid van deze subschaal verder bekeken met

de test-retestmethode. Via de correlatiecoëfficiënten tussen de test en de retest werd

vastgesteld dat de betrouwbaarheid toch voldoende kan zijn en daarom werd de

subschaal dan ook behouden. Ook met behulp van het percentage identieke antwoorden

tussen de twee meetmomenten, werd aangetoond dat ‘neerslachtige reacties’ alsnog als

betrouwbaar kunnen beschouw worden. Toch is dit een heikel punt binnen de

betrouwbaarheid van de vragenlijst en hier zal, wanneer de vragenlijst in de praktijk

gebruikt zal worden, meer onderzoek moeten naar gebeuren. Bovendien moet de

bedenking gemaakt worden dat meer antwoordmogelijkheden, dus een verbreding van

de distributie, ervoor zou zorgen dat de α-waarde zou verlagen (Pollit & Beck, 2006;

Vinsnes et al., 2000).

De ISQ-SR-D bestaat uit achttien items, verdeeld over vier factoren. Dit is verschillend

van de voorgaande versies van de ISQ-SR, in het Engels en het Noors. Deze hebben

slechts drie factoren en meer items (Vinsnes et al., 2000; Yu et al, 1991). Yu et al.

(1991) vond wel een verkorte vragenlijst van twintig items, maar opnieuw verdeeld over

drie factoren. Omdat de Noorse versie de meest recente is en Noorwegen tot de

Europese gemeenschap behoort, werd de vergelijking vooral met deze versie gemaakt.

In dit exemplaar worden de items verdeeld onder negatieve, positieve en empathische

reacties, terwijl dit in de ISQ-SR-D negatieve, positieve, neerslachtige en

stressveroorzakende reacties zijn. Bij een vergelijking van de items blijkt dat de

negatieve, neerslachtige en stressveroorzakende factoren overeenkomen met de

negatieve reacties in de Noorse versie. De positieve reacties blijken ongeveer dezelfde

te zijn, al zijn er in de Nederlandstalige versie enkele items weggevallen. Wat betreft de

Page 60: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

58

empathische reacties in de Noorse versie, blijken deze niet meer aanwezig te zijn in de

ISQ-SR-D. Het gaat hier om de items feeling sorry for them en feeling compassionate.

Bij de factoranalyse werden deze items geweerd uit de uiteindelijke vragenlijst, omdat

de MSA-waarde onvoldoende hoog was (respectievelijk 0,523 en 0,571).

Het feit dat de vragenlijsten zo verschillend zijn, roept vragen op, net als enkele

verschillen bij de known-groups methode. Dit kan bijvoorbeeld liggen aan een andere

samenstelling van de steekproef. In de voorgaande versies werden immers geen

studenten opgenomen in de steekproef. Ook het feit dat de Engelstalige versie reeds

twintig jaar geleden en de Noorse versie tien jaar geleden ontwikkeld werden, kan een

verklaring zijn voor de gevonden verschillen. Attitude wordt immers bepaald door

gevoelens, gedrag en kennis, welke alledrie onderhevig zijn aan verandering

(Söderhamn et al., 2001). Binnen de opleiding tot verpleegkundige of zorgkundige

kunnen de focussen gedurende die twintig jaar dus veranderd zijn. Bovendien werden

de versies in drie verschillende landen ontwikkeld: Verenigde Staten van Amerika,

Noorwegen en België. Hier zijn uiteraard ook culturele en structurele verschillen in de

geriatrische zorg die een invloed kunnen spelen. Zo zijn zowel de gezondheidszorg als

de opleiding tot verpleegkundigen en zorgkundigen, of assistent-verpleegkundigen,

anders georganiseerd in de drie landen.

2. Conclusie

De ISQ-SR werd, in de mate van het mogelijke, volgens een correcte procedure

vertaald. Zowel de indruks- als inhoudsvaliditeit gaven goede resultaten. Via een

factoranalyse werden de oorspronkelijke dertig items gereduceerd naar achttien,

verdeeld over vier factoren. De verschillende uitgevoerde analyses laten toe om te

spreken van een valide en betrouwbare versie. Toch bleek na vergelijking met

anderstalige versies van de ISQ-SR dat er weinig overeenkomsten te vinden waren. Dit

roept toch wel vragen op rond de vertaling en validiteit van de vragenlijst. Oorzaken

zijn eventueel te vinden in een verschillende samenstelling van de steekproef, andere

Page 61: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

59

culturen, andere opleidingen, andere interpretaties van de resultaten of een verschillend

beeld ten opzichte van ouderen. Ook de vertaling kan uiteraard een rol gespeeld hebben.

Voor verder gebruik van deze vragenlijst wordt aangeraden om eerst de validiteit en

betrouwbaarheid van de ISQ-SR-D verder te onderzoeken. Hiervoor wordt aanbevolen

om een grotere steekproef te gebruiken. Het instrument kan in de toekomst wel een

meerwaarde bieden om de attitude van verzorgend personeel met betrekking tot ouderen

met urine-incontinentie te onderzoeken. Verder onderzoek naar de zorgpraktijk van

verpleeg- en zorgkundigen in de geriatrische sector is immers nodig om innovatieve

benaderingen te vinden en om zo jongeren aan te trekken tot een zorgberoep.

Page 62: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

60

Literatuurlijst

Andersson, K. (2007). LUTS treatment: future treatment options. Neurourology and

Urodynamics, 26, 934-947.

Anger, J.T., Saigal, C.S., Stother, L., Thom, D.H., Rodiguez, L.V., & Litwin, M.S.

(2006). The prevalence of urinary incontinence among community dwelling men:

results from the National Health and Nutrition Examination survey. Journal of

Urology, 176(5), 2103-2108.

Aslan, E., Beji, N.K., Habibe, A.E., Yalcin, O., & Cungor, F. (2009). The prevalence of

and the related factors for urinary and fecal incontinence among older residents in

nursing homes. Journal of Clinical Nursing, 18, 3290-3298.

Bradway, C., & Cacchione, P. (2010). Teaching strategies for assessing and managing

urinary incontinence in older adults. Journal of Gerontological Nursing, 36 (7),

18-26.

Campbell, E.B., Knight, M., Benson, M., & Colling, J. (1991). Effect of an incontinence

training program on nursing home staff’s knowledge, attitude, and behaviour. The

Gerontologist, 31, 788-794.

Cheater, F.M. (1992). Nurses’ educational preparation and knowledge concerning

continence promotion. Journal of Advanced Nursing, 17, 328-338.

Cheater, F.M. (1993). Retrospective document survey: Identification, assessment and

management of urinary incontinence in medical and care of elderly wards.

Journal of Advanced Nursing, 18, 1734-1746.

Connor, P.A., & Kooker, B.M. (1996). Nurses’ Knowledge, attitudes, and practices in

managing urinary incontinence in the acute care setting. MEDSURG Nursing, 5,

87-91.

Page 63: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

61

Dingwall, L., & Mclafferty. (2006). Do nurses promote urinary incontinence in

hospitalized older people?: an exploratory study. Journal of Clinical Nursing, 15

(10), 1276-1286.

Durrant, J., & Snape, J. (2003). Urinary incontinence in nursing homes for older people.

Age and Ageing (British Geriatrics Society), 32, 12-18.

Fonda, D., Benvenuti, F., Cottenden, A., DuBeau, C., Kirshner-Hermanns, R., Miller,

K., Palmer, M., & Resnick, N. (2002). Urinary incontinence and bladder

dysfunction in older persons, consultation on incontinence, 636.

Freundl, M., & Dugan, J. (1992). Urinary incontinence in the elderly: knowledge and

attitude of long-term care staff. Geriatric Nursing, 13(2), 70-75.

Gorman M. (2002). Global Ageing - The non-governmental organization in the

developing world. International Journal of Epidemiology, 31, 782-785.

Griebling, T.L. (2009). Urinay Incontinence in the Elderly. Clinical Geriatric Medical,

25, 445-457.

Grimby, A., Milson, I., Molander, U. et al. (1993). The influence of urinary

incontinence on quality of life of elderly women. Age and Ageing, 22, 82-89.

Izci, Y., Topsever, P., Filiz, T.M., Cinar, N.D., Uludãg, C. & Lagro-Janssen, T.

(2009). The association between diabetes mellitus and urinary incontinence in

adult women. International Urogynecology Journal, 20, 947-952

Landi, F., Cesari, M., Russo, A., Lattanzio, & Bernabi, R. (2003). Potentially reversible

risk factors and urinary incontinence in frail older people living in the community.

Age and Ageing, 32, 194-199.

Macauley, A.J., Stern, R.S., Holmes, D.M., & Stanton, S.L. (1987). Micturition and the

mind. British Medical Journal, 11, 37-42.

Page 64: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

62

Muramatsu, R.S., & Goebert, D. (2011). Psychiatric services: experience, perceptions,

and needs of nursing facility multidisciplinary leaders. Journal of the American

Geriatric Society, 59 (1), 120-125.

Offermans, M.P.W., Du Moulin, M.F.M.T., Hamers, J.P.H., Dassen, T., & Halfens

R.J.G. (2009). Prevalence of Urinary Incontinence and Associated Risk Factors in

Nursing Home Residents : a Systematic Review. Neurourology and Urodynamics,

28, 288-294.

Palmer, M.H. (1995). Nurses’ knowledge and beliefs about incontinence interventions

in long-term care. Journal of Advanced Nursing, 21 (6), 1065-1072.

Saxer, S., de Bie, R.A., Dassen, T., & Halfens, R.J. (2008). Nurses’ Knowledge and

practice about urinary incontinence in nursing homes. Nurse Education Today, 28

(8), 926-934.

Saxer, S., de Bie, R.A., Dassen, T., & Halfens, R.J. (2009). Knowledge, Beliefs,

attitudes and self-reported practice concerning urinary incontinence in nursing

home care. Journal of Wound Ostomy Continence Nursing, 36(5), 539-544.

Saxer, S., Halfens, R.J.G., Müller, M., & Dasse, T. (2005). Risk Factors for Urinary

Incontinence in Nursing Home Residents. Swiss Medical Weekly, 135, 495-502.

Söderhamn, O., Lindencrona, C., & Gustavsson, S.M. (2001). Attitudes toward older

people among nursing students and registered nurses in Sweden. Nurse Education

Today, 21, 225-229.

Teunissen, D., Van den Bosch, W., Van Weel, C., & Lagro-Janssen, A. (2006). “It can

always happen”: the impact of urinary incontinence on elderly men and women.

Scandinavian Journal of Primary Health Care, 24, 166-173.

Teunissen, D., Van Weel, C., & Lagro-Janssen, A. (2005). Urinary Incontinence in

older people living in the community: examining help seeking behaviour, British

Journal of General Practice, 55, 776-782.

Page 65: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

63

Thom, D.H., Brown, J.S., Schembri, M., Ragins, A.I., Subak, L.L., Van Den Eeden,

S.K. (2010). Status in a Prospective Cohort of Middle-Aged and Older Women:

The Reproductive Risk of Incontinence Study in Kaiser. The Journal of Urology,

184, 1394-1401.

Valmi, D.S., & Rojjanasrirat, W. (2011). Translation, adaptation and validation of

instruments of scales for use in cross-cultural health care research: a clear and

user-friendly guideline. Journal of Evaluation in Clinical Practice, 17, 268-274.

Van Oyen, H. & Van Oyen, P. (2002). Urinary incontinence in Belgium: Prevalence,

correlates and psychosocial consequences. Acta Clinica Belgica, 57 (4), 207-218.

Vinsnes, A.G., Haltbalk, J., & Hunskaar, S. (2000). A Norwegian Version of the

Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction: Translation and Validation for

Cross-Cultural Use. Journal for Nursing Measurement, 8(1), 71-86.

Williams, K. (1995). Using a handbook to improve nurses’ continence care. Nursing

Standard, 10 (8), 39-42.

Yu, L.C. (1987) Incontinence stress index: measuring psychological impact. Journal of

Gerontological Nursing, 13(7), 18-25.

Yu, L.C., & Kaltreider, D.L. (1987). Stressed nurses dealing with incontinent patients.

Journal of gerontological Nursing, 13 (1), 27-30.

Yu, L.C., Rohner, T.J., Kaltreider, D.L., Hu, T., Igou, J.F., & Dennis, P.J., (1990).

Profile of urinary incontinent elderly in long-term care institutions. Journal of the

American Geriatric Society, 38, 433-439.

Yu, L.C., Johnson, K, Kaltreider, D.L., Hu, T.W., Brannon, D., & Ori, M. (1991).

Urinary incontinence: nursing home staff reaction. Journal of Gerontological

Nursing, 17(11), 34-41.

Page 66: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

64

Wyman, J.F., Hawkins, S.W., & Fantyl, J.A. (1990). Psychological impact of Urinary

incontinence in community dwelling population. Journal of American Geriatric

Society,38, 282-288.

Vinsnes, A.G., Harkless, G.E., Haltbak, J., Bohm, J. & Hunskaar, S. (2001). Healthcare

personnel’s attitudes towards patients woth urinary incontinence. Journal of

Clinical Nursing, 10, 455-462.

Wallner, L.P., Porten, S., Meenan, R.T., O’Keefe Rosetti, M.C., Calhoun, E.A., Sarma,

A.V., & Clemens, J.Q. (2009). Prevalence and Severity of Undiagnosed Urinary

Incontinence in Women. The American Journal of Medicine, 122 (11), 1037-

1042.

Wyndaele, J.J. (2008). Urineverlies overdag en ’s nachts. Focus op ouderen. Tijdschrift

Urobel, 9, 15-19.

Boeken:

Brysbaert, M. (2006). Psychologie. België: Academia Press.

De Ridder D. (2008). Multidisciplinair handbook voor urine-incontinentie, van oorzaak

naar aanpak. Leuven: Acco.

Polit, D.F., & Beck, C.T. (2006). Essentials of Nursing Research. Philadelphia:

Lippincott Williams & Wilkins.

Van Maele, G., Deschepper, E., Buysse, H., & Coorevits, P. (2010). Statistische

Gegevensverwerking met behulp van IBM SPSS 18 (PASW). Gent: University

Press.

Page 67: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

65

Internetbronnen:

http://www.who.int/healthinfo/survey/ageingdefnolder/en/index.html (geraadpleegd op

24/01/2011; geen vermelding van auteur)

http://www.atriummc.nl/De-geriatrische-

patient.951.0.html?&no_cache=1&sword_list[]=ouderen (geraadpleegd op 24/01/2011;

geen vermelding van auteur)

Andere bronnen:

De Vlaamse continentierichtlijn. (2007). Urobel

Page 68: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

66

Bijlagen Bijlage 1: ISQ-SR-D-30 ......................................................................................................... 67

Bijlage 2: ISQ-SR-D-30 ......................................................................................................... 71

Bijlage 3: Informatiebrief en toestemming voor verpleeg- en zorgkundigen ...................... 74

Bijlage 4: Informatiebrief en toestemming voor studenten .................................................. 76

Bijlage 5: Demografische gegevens voor verpleeg- en zorgkundigen .................................. 78

Bijlage 6: Demografische gegevens voor studenten.............................................................. 79

Bijlage 7: Uniek identificatienummer voor studenten .......................................................... 80

Bijlage 8: Lijst deelnemende instellingen .............................................................................. 81

Bijlage 9: Extra analyses........................................................................................................ 82

Page 69: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

67

Bijlage 1: ISQ-SR-D-30

INCONTINENCE STRESS QUESTIONNAIRE - STAFF REACTION - DUTCH

(ISQ-SR-D)

Nederlandstalige versie van ISQ-SR

Aan de hand van deze vragenlijst willen we te weten komen hoe u er globaal genomen

tegenaan kijkt om oudere zorgvragers met urine-incontinentie te verzorgen. We denken

daarbij niet aan een welbepaalde oudere zorgvrager. Deze oudere zorgvrager kan zowel

mannelijk als vrouwelijk zijn, heeft een minimumleeftijd van 65 jaar en is incontinent

voor urine.

Duid bij de volgende vragen aan, hoe u zich voelt. Er zijn geen juiste of foute

antwoorden. U kan telkens kiezen uit de vijf onderstaande keuzemogelijkheden, met

daarnaast het representatieve cijfer.

• Altijd = 4

• Meestal = 3 (doorgaans, bijna altijd op enkele uitzonderingen na)

• Regelmatig / ongeveer de helft van de tijd = 2

• Soms = 1 (af en toe, incidenteel, occasioneel)

• Nooit = 0

Gelieve het best passende cijfer bij elk van de 30 items te omcirkelen.

Uw antwoorden blijven vertrouwelijk, zoals vermeld in de informatiebrief.

Page 70: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

68

Wanneer ik oudere zorgvragers met urine-incontinentie verzorg, voel ik

mij:

Altijd Meestal Regelmatig Soms Nooit

1. Verontwaardigd. 4 3 2 1 0

2. Misselijk. 4 3 2 1 0

3. Kwaad. 4 3 2 1 0

4. Gefrustreerd. 4 3 2 1 0

** 5. Medelevend; leef ik mee met

hen.

4 3 2 1 0

6. Moe. 4 3 2 1 0

7. Ontmoedigd. 4 3 2 1 0

** 8. Medelijdend; heb ik medelijden

met hen.

4 3 2 1 0

** 9. Op mijn gemak in de omgang

met hen.

4 3 2 1 0

10. Geïrriteerd. 4 3 2 1 0

11. Machteloos. 4 3 2 1 0

12. Gedeprimeerd over mijn werk. 4 3 2 1 0

13. Schuldig over mijn gevoelens. 4 3 2 1 0

14. Hopeloos. 4 3 2 1 0

** 15. In staat om ze te helpen. 4 3 2 1 0

16. Geïrriteerd/overstelpt door het

extra werk.

4 3 2 1 0

Page 71: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

69

Eveneens omwille van hun urine-incontinentie, gedraag ik mij als volgt:

Altijd Meestal Regelmatig Soms Nooit

17. Ik reageer negatief tegenover

incontinente oudere

zorgvragers.

4 3 2 1 0

** 18. Ik behandel ze als

volwassenen.

4 3 2 1 0

** 19. Ik behandel ze met respect. 4 3 2 1 0

20. Ik negeer ze door niet te

antwoorden.

4 3 2 1 0

** 21. Ik zoek naar mogelijkheden

om ze te helpen.

4 3 2 1 0

22. Ik denk eraan om mijn job op

te geven.

4 3 2 1 0

23. Ik heb een afkeer van het

verversen van natte

bedden/kledij.

4 3 2 1 0

24. Ik heb een afkeer van de geur. 4 3 2 1 0

** 25. Ik werk graag met oudere

zorgvragers met

incontinentie.

4 3 2 1 0

** 26. Ik werk graag in een

zorginstelling.

4 3 2 1 0

27. Ik heb een afkeer van werken

met incontinente oudere

zorgvragers.

4 3 2 1 0

** 28. Ik werk graag met oudere

zorgvragers.

4 3 2 1 0

Page 72: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

70

Altijd Meestal Regelmatig Soms Nooit

** 29. Ik reageer positief tegenover

incontinente oudere

zorgvragers.

4 3 2 1 0

30. Ik probeer ze te mijden. 4 3 2 1 0

Als u suggesties of opmerkingen betreffende deze vragenlijst of dit onderwerp hebt, kunt u ze

hieronder noteren. Hartelijk dank.

Copyright Lucy C. Yu, Ph.D., The Pennsylvania State University

**Omgekeerde scores

Page 73: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

71

Bijlage 2: ISQ-SR-D-18

INCONTINENCE STRESS QUESTIONNAIRE - STAFF REACTION - DUTCH

(ISQ-SR-D)

Nederlandstalige versie van ISQ-SR

Aan de hand van deze vragenlijst willen we te weten komen hoe u er globaal genomen

tegenaan kijkt om oudere zorgvragers met urine-incontinentie te verzorgen. We denken

daarbij niet aan een welbepaalde oudere zorgvrager. Deze oudere zorgvrager kan zowel

mannelijk als vrouwelijk zijn, heeft een minimumleeftijd van 65 jaar en is incontinent

voor urine.

Duid bij de volgende vragen aan, hoe u zich voelt. Er zijn geen juiste of foute

antwoorden. U kan telkens kiezen uit de vijf onderstaande keuzemogelijkheden, met

daarnaast het representatieve cijfer.

• Altijd = 4

• Meestal = 3 (doorgaans, bijna altijd op enkele uitzonderingen na)

• Regelmatig / ongeveer de helft van de tijd = 2

• Soms = 1 (af en toe, incidenteel, occasioneel)

• Nooit = 0

Gelieve het best passende cijfer bij elk van de 18 items te omcirkelen.

Uw antwoorden blijven vertrouwelijk, zoals vermeld in de informatiebrief.

Page 74: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

72

Wanneer ik oudere zorgvragers met urine-incontinentie verzorg, voel ik

mij:

Altijd Meestal Regelmatig Soms Nooit

1. Verontwaardigd. 4 3 2 1 0

2. Gefrustreerd. 4 3 2 1 0

3. Op mijn gemak in de omgang

met hen.

4 3 2 1 0

4. Ontmoedigd. 4 3 2 1 0

5. Moe. 4 3 2 1 0

6. Machteloos. 4 3 2 1 0

7. Gedeprimeerd over mijn werk. 4 3 2 1 0

8. Schuldig over mijn gevoelens. 4 3 2 1 0

9. Hopeloos. 4 3 2 1 0

Eveneens omwille van hun urine-incontinentie, gedraag ik mij als

volgt:

10. Ik reageer negatief

tegenover incontinente

oudere zorgvragers.

4 3 2 1 0

11. Ik negeer ze door niet te

antwoorden.

4 3 2 1 0

12. Ik heb een afkeer van het

verversen van natte

bedden/kledij.

4 3 2 1 0

Page 75: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

73

Altijd Meestal Regelmatig Soms nooit

13. Ik heb een afkeer van de

geur.

4 3 2 1 0

14. Ik werk graag met oudere

zorgvragers met

incontinentie.

4 3 2 1 0

15. Ik werk graag in een

zorginstelling.

4 3 2 1 0

16. Ik heb een afkeer van

werken met incontinente

oudere zorgvragers.

4 3 2 1 0

17. Ik werk graag met oudere

zorgvragers.

4 3 2 1 0

18. Ik reageer positief tegenover

incontinente oudere

zorgvragers.

4 3 2 1 0

Als u suggesties of opmerkingen betreffende deze vragenlijst of dit onderwerp hebt, kunt u ze

hieronder noteren. Hartelijk dank.

Copyright Lucy C. Yu, Ph.D., The Pennsylvania State University

Page 76: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

74

Bijlage 3: Informatiebrief en toestemming voor verpleeg- en zorgkundigen

Beste verpleegkundige/zorgkundige, In het kader van een masterproef voor de richting master in de verpleegkunde werd de Incontinence Stress Questionnaire – Staff Related (ISQ-SR) vertaald naar het Nederlands. Dit resulteerde in de ISQ-SR-D. Deze vragenlijst onderzoekt de attitude van het verzorgend personeel naar ouderen met incontinentie toe. Dit is een eerste stap in een proces om de kennis van verzorgend personeel rond incontinentie bij ouderen te verbeteren. Deze masterproef heeft als doel de Nederlandse vertaling te optimaliseren en te valideren, zodat deze in de praktijk kan gebruikt worden. De vragenlijst bestaat uit 30 stellingen, die telkens moeten gescoord worden en waarbij keuze kan gemaakt worden uit vijf mogelijkheden. Deze mogelijkheden lopen van “nooit” tot “altijd”. Het invullen van deze vragenlijst wordt op ongeveer tien minuten geschat. Als verpleegkundige of zorgkundige heeft u al enige ervaring in het verzorgen van ouderen met incontinentie. De resultaten van verpleegkundigen en zorgkundigen zullen vergeleken worden met die van de studenten verpleging en verzorging. Indien er een verschil gevonden wordt, kan men in latere studies onderzoeken wat de oorzaak van dit verschil is. Er wordt ook onderzocht of er een verschil te vinden is in attitude tussen verpleegkundigen en zorgkundigen die werkzaam zijn in een ziekenhuis (meer bepaald op een geriatrische afdeling) en diegene die werkzaam zijn in woon –en zorgcentra. Vooraf zal u gevraagd worden enkele demografische gegevens, zoals geslacht, leeftijd, jaren ervaring, … in te vullen. Deze zijn nodig om een vergelijking tussen verschillende groepen te kunnen maken. Bij een deel van de participanten zal de ISQ-SR-D een tweede maal afgenomen worden. Dit wordt gedaan om de betrouwbaarheid van de vragenlijst na te gaan. Dit zal bij u niet het geval zijn. Om praktische redenen wordt dit enkel bij de groep van de studenten gedaan. Het onderzoek brengt geen extra kosten mee en er wordt eveneens geen vergoeding voorzien. Deelname aan dit onderzoek is op geheel vrijwillige basis en u kan altijd weigeren deel te nemen. U geeft uw toestemming om deel te nemen aan het onderzoek door de voorziene strook in te vullen. De vragenlijst wordt volledig anoniem ingevuld en de gegevens zullen enkel gebruikt worden voor dit onderzoek. Deze informatiebrief en onderstaande contactgegevens mag u houden. Voor meer informatie kan u zich altijd richten tot: Stefaan Coenen

Page 77: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

75

Verpleegkundige WZC Rodenbach Aardeweg 37 9406 Outer Tel.: 0494/59.00.24 e-mail: [email protected] / [email protected] Met vriendelijke groeten en bedankt voor de deelname, Prof. Dr. Karel Everaert, Ronny Pieters, Stefaan Coenen ----------------------------------------------------------------------------------------------------------

Toestemming

Na het lezen van de informatiebrief geef ik toestemming om deel te nemen aan het onderzoek. Ik ben op de hoogte van wat de bedoeling is van het onderzoek en wat er van mij verwacht wordt.

Ik geef toestemming: 0 Ja 0 Nee

Naam: _____________________________________

Handtekening: _______________________________

Indien u “Nee” antwoordt, dient u de vragenlijst blanco in.

Page 78: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

76

Bijlage 4: Informatiebrief en toestemming voor studenten

Beste student, In het kader van een masterproef voor de richting master in de verpleegkunde werd de Incontinence Stress Questionnaire – Staff Related (ISQ-SR) vertaald naar het Nederlands. Dit resulteerde in de ISQ-SR-D. Deze vragenlijst onderzoekt de attitude van het verzorgend personeel naar ouderen met incontinentie toe. Dit is een eerste stap in een proces om de kennis rond incontinentie van verzorgend personeel te verbeteren en kadert dus binnen een groter onderzoek. Deze masterproef heeft als doel de Nederlandse vertaling te optimaliseren en te valideren, zodat deze in de praktijk kan gebruikt worden. De vragenlijst bestaat uit 30 stellingen, die telkens moeten gescoord worden en waarbij keuze kan gemaakt worden uit vijf mogelijkheden, gaande van “nooit” tot “altijd”. Het invullen van deze vragenlijst wordt op ongeveer tien minuten geschat. Als student hebt u reeds enkele stages doorlopen, waarbij u ook geconfronteerd werd met deze patiëntengroep. We zouden de gegevens van studenten verpleging en verzorging graag willen vergelijken met die van verpleegkundigen en zorgkundigen die reeds in het werkveld staan. Indien er een verschil gevonden wordt, kan men in latere studies onderzoeken wat de oorzaak van dit verschil is: ervaring, opleiding, … Het onderzoek brengt geen extra kosten mee en er wordt eveneens geen vergoeding voorzien. Deelname aan dit onderzoek is op geheel vrijwillige basis en u kan altijd weigeren deel te nemen. U geeft uw toestemming om deel te nemen aan het onderzoek door dit in te vullen voor u begint aan de vragenlijst (zie begin vragenlijst). Bij alle studenten zal de ISQ-SR-D een tweede maal afgenomen worden. Dit wordt gedaan om de betrouwbaarheid van de vragenlijst na te gaan. Vooraf zal u gevraagd worden enkele demografische gegevens, zoals geslacht, leeftijd, … in te vullen. Deze zijn nodig om een vergelijking tussen verschillende groepen te kunnen maken. Om de verzamelde gegevens uit de vragenlijsten bij te houden, zal u ook gevraagd worden enkele persoonlijke gegevens in te vullen. Dit is om een uniek identificatienummer te kunnen opmaken, zodat de gegevens van uw eerste test kunnen vergeleken worden met uw tweede test, zonder de anonimiteit te schaden. Het is dus van groot belang dat u tweemaal hetzelfde identificatienummer doorgeeft. Deze informatiebrief en onderstaande contactgegevens mag u houden. Voor meer informatie kan u zich altijd richten tot: Stefaan Coenen Aardeweg 37 9406 Outer Tel.: 0494/59.00.24 e-mail: [email protected] Met vriendelijke groeten en bedankt voor de deelname, Prof. Dr. Karel Everaert, Ronny Pieters, Stefaan Coenen

Page 79: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

77

Toestemming Na het lezen van de informatiebrief geef ik toestemming om deel te nemen aan het onderzoek. Ik ben op de hoogte van wat de bedoeling is van het onderzoek en wat er van mij verwacht wordt.

Ik geef toestemming: 0 Ja 0 Nee

Naam: ________________________________

Handtekening:___________________________

Indien u “Nee” antwoordt, dient u de vragenlijst blanco in.

Page 80: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

78

Bijlage 5: Demografische gegevens voor verpleeg- en zorgkundigen

Demografische gegevens:

Ik ben (aanduiden wat past, slechts 1 mogelijkheid):

0 Verpleegkundige ziekenhuis

0 Verpleegkundige woon –en zorgcentrum

0 Zorgkundige ziekenhuis

0 Zorgkundige woon –en zorgcentrum

Geslacht: 0 Vrouwelijk 0 Mannelijk

Leeftijd: 0 < of = 18 jaar 0 19-25 jaar

0 26-35 jaar 0 36-45 jaar

0 46-55 jaar 0 > 55 jaar

Aantal jaren werkervaring: … jaar.

Werkregime:

0 voltijds 0 deeltijds: … (50%, 75%, …)

Vooraf gevolgde opleiding:

0 Specifieke studierichting met betrekking tot ouderen/geriatrie. 0 Algemene of andere opleiding tot verpleegkundige of zorgkundige.

Heeft u reeds bijscholingen gevolgd met betrekking tot urine-incontinentie bij ouderen?

0 Ja 0 Nee

Page 81: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

79

Bijlage 6: Demografische gegevens voor studenten

Demografische gegevens:

Ik ben (aanduiden wat past, slechts 1 mogelijkheid):

0 Student verpleegkunde 0 Student verzorging

Geslacht: 0 Vrouwelijk 0 Mannelijk

Leeftijd: 0 < of = 18 jaar 0 19-25 jaar

0 26-35 jaar 0 36-45 jaar

0 46-55 jaar 0 > 55 jaar

Aantal doorlopen stages op geriatrische afdeling of woon –en zorgcentrum: …

Huidige opleiding:

Volgt u een opleiding die specifiek gericht is naar ouderen?

0 Ja 0 Nee

Eerdere werkervaringen:

Heeft u reeds eerder op een geriatrische afdeling in het ziekenhuis of in een woon –en zorgcentrum gewerkt in een andere functie dan diegene waar u nu voor studeert? Dit kan ook vakantiewerk zijn.

0 Ja 0 Nee

Zo ja, in welke functie?

……………………………………………….……………………………………

Page 82: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

80

Bijlage 7: Uniek identificatienummer voor studenten

Uniek identificatienummer:

Voorbeeld van identificatienummer: 1-03-23-64KA

Als eerste cijfer schrijft u 1of 2. 1 als u student verpleegkunde bent, 2 als u student

verzorging bent:

Verpleegkunde � 1 . -

In het tweede gedeelte schrijft u de laatste twee cijfers van de postcode waar u woont.

9403 � 03 . - . . -

In het derde gedeelte noteert u de laatste twee cijfers van uw telefoonnummer (vast

toestel, indien geen vast toestel, GSM-nummer)

0494/54.32.23 � 23 . - . . - . . -

Als laatste vult u de laatste twee cijfers van het geboortejaar van uw moeder in, met

daarachter de eerste twee letters van haar voornaam.

1964, Katrien � 64KA . - . . - . . - . . . .

Uw volledig nummer kan u nu hieronder invullen.

Mijn identificatienummer is: . - . . - . . - . . . .

Page 83: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

81

Bijlage 8: Lijst deelnemende instellingen

• Ziekenhuizen: o O.L.V. – ziekenhuis Campus Aalst (twee afdelingen) o O.L.V. – ziekenhuis Campus Asse o O.L.V. – ziekenhuis Campus Ninove o U.Z. Gent

• Woon- en zorgcentra: o WZC Rodenbach Denderleeuw o WZC Ter Bake Denderleeuw o WZC Hestia Wemmel o WZC Marie-Louise Wemmel o WZC Rietdijk Vilvoorde o WZC Eyckenborch Gooik o WZC De Klinckaert Haacht o WZC Quietas Dilbeek o WZC Koning Albert I Dilbeek o WZC Spanjeberg Zellik o WZC Iris Strombeek-Bever o WZC Rozendal Strombeek-Bever

• Scholen: o Verpleegkunde

� KaHo Sint-Lieven Campus Aalst � KaHo Sint-Lieven Campus Sint-Niklaas � Benedictuspoort Campus Maria-Middelares � Sint-Augustinusinstituut Aalst

o Verzorging � Benedictuspoort Campus Maria-Middelares � Sint-Augustinusinstituut Aalst � Heilig Hartinstituut Ninove

Page 84: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

82

Bijlage 9: Extra analyses

Deze extra analyes werden uitgevoerd en zijn ter volledigheid toegevoegd. Ze behoren

echter niet tot het valideringsproces van de ISQ-SR-D en hebben dus ook geen

meerwaarde voor de onderzoeksvraag.

Extra analyses

De volgende analyses behoren niet tot het bepalen van de validiteit, maar zijn gericht op

het verder vergelijken van de verschillende groepen.

Vorige analyses toonden reeds verschillen aan tussen de ziekenhuisgroep, WZC-groep,

studenten verpleegkunde en studenten verzorging. Er werd echter ook een onderscheid

gemaakt tussen verpleeg- en zorgkundigen. Wat volgt is dus een vergelijking tussen

deze twee groepen, onafhankelijk van hun werkplaats. Nadien werden ook testen

uitgevoerd om deze twee groepen met de twee groepen van de studenten te vergelijken,

wat dus een totaal van vier groepen geeft. Hiervoor werd opnieuw gebruik gemaakt van

de de Mann-Whitney U-test, met als uitbreiding de Kruskal-Wallis test. Eveneens werd

de Bonferroni-techniek gebruikt als correctiemethode voor het significantieniveau.

Vergelijking tussen werkzame verpleeg- en zorgkundigen

Aangezien er bij deze analyse slechts twee groepen met elkaar vergeleken worden,

namelijk die van verpleegkundigen ten opzichte van de zorgkundigen, zonder

onderscheid te maken voor hun werkplaats, is het significantieniveau α 0,05. Er wordt

echter weinig significant verschil gevonden tussen de beide groepen. Enkel de items op

mijn gemak in de omgang met hen’ (P = 0,031) en ‘verontwaardigd’ (P = 0,012) geven

een betekenisvol verschil aan. Dit verschil is in het voordeel van de verpleegkundigen,

Page 85: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

83

wat dus betekent dat de zorgkundigen hierop slechter scoren. In het algemeen kan wel

gesteld worden dat de verpleegkundigen beter scoren dan de zorgkundigen, maar gezien

het significantieniveau niet behaald wordt, kunnen geen statistisch correcte conclusies

getrokken worden.

Vergelijking tussen verpleegkundigen en studenten verpleegkunde

Als de vergelijking tussen de werkzame verpleegkundigen en de studenten

verpleegkunde gemaakt wordt, zijn er wel degelijk verschillen te vinden. Hier is het

significantienievau α opnieuw 0,05. Zo scoren de studenten voor alle items binnen de

positieve reacties beduidend lager dan hun reeds werkende collega’s, telkens met een

significantieniveau van P < 0,001, wat een sterk significant verband aanduid. Voor de

tweede factor, stressveroorzakende reacties, is er enkel een verschil te vinden op het

item ‘schuldig over mijn gevoelens’ (P = 0,004). Wat betreft de negatieve reacties, zijn

er verschillen te vinden voor volgende items: ‘ik heb een afkeer van het verversen van

natte bedden/kledij’ (P < 0,001), en ‘ik heb een afkeer van werken met incontinente

oudere zorgvragers’ (P = 0,008). Bij deze items scoren de studenten hoger dan de

verpleegkundigen. Voor de vierde factor, neerslachtige reacties, zijn geen verschillen

gevonden tussen werkzame verpleegkundigen en studenten verpleegkunde.

Vergelijking tussen zorgkundigen en studenten verzorging

Tussen zorgkundigen en studenten verzorging werden, voor een significantieniveau α

0,05, weinig significante verschillen gevonden. Voor de positieve reacties was er enkel

een verschil te vinden voor het item ‘ik werk graag met oudere zorgvragers’ (P =

0,001). De studenten scoren hier lager dan de werkzame zorgkundigen. Wat betreft de

stressveroorzakende reacties, is er een verschil op het item ‘gefrustreerd’ (P = 0,001),

Page 86: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

84

waarbij de zorgkundigen hoger scoren dan de studenten verzorging. Op vlak van

negatieve reacties scoren de studenten lager dan de zorgkundigen, met een voldoende

hoge significantie op items ‘ik reageer negatief tegenover incontinente oudere

zorgvragers’ (P < 0,001) en ‘ik heb een afkeer van de geur’ (P= 0,004). Voor de laatste

factor, neerslachtige reacties, is er tenslotte nog een significant verschil tussen deze

twee groepen te vinden voor het item ‘ ‘gedeprimeerd over mijn werk’ (P = 0,006),

waarbij de studenten lager scoren.

Vergelijking tussen mannelijke en vrouwelijke verzorgers

Er werd slechts één verschil tussen de geslachten gevonden. Dit gaat om het item ‘moe’,

waarbij de vrouwen hoger scoren dan de mannen (P = 0,035).

Vergelijking tussen de verschillende groepen voor leeftijd

Wat leeftijd betreft, werden de respondenten onderverdeeld in zes verschillende

groepen: jonger dan 18 jaar, van 19 tot 25 jaar, van 26 tot 35 jaar, van 36 tot 45 jaar,

van 46 tot 55 jaar en boven 55 jaar. Voor het gemak worden deze groepen

respectievelijk benoemd als leeftijdscategorie één, twee, drie, vier, vijf en zes.

Aangezien er sprake is van zes groepen, werd het significantieniveau opnieuw

aangepast met behulp van de Bonferronimethode, wat een niveau van 0,0033 geeft.

Voor de eerste factor werden enkel verschillen gevonden voor de items ‘op mijn gemak

in de omgang met hen’ en ‘ik werk graag met oudere zorgvragers’. Voor het eerste item

werden verschillen gevonden tussen leeftijdscategorie één en twee (P = 0,002), tussen

één en drie (P = 0,002) en één en vier (P= 0,002). De eerste leeftijdscategorie scoort

telkens lager dan de andere. Voor het tweede item werd een verschil gevonden tussen de

Page 87: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

85

eerste categorie en de vijfde (P = 0,001), waarbij de vijfde hoger scoort dan de eerste

leeftijdscategorie. Voor hetzelfde item werd ook vastgesteld dat categorie twee voor

zowel de derde ( P = 0,003), als de vijfde leeftijdscategorie (P = 0,001) lager scoort.

Voor de derde factor, negatieve reacties, werd enkel een verschil vastgesteld voor het

item ‘ik heb een afkeer van de geur’ tussen categorie één en drie, waarbij de eerste

categorie lager scoort dan de derde.

Voor zowel de tweede als de vierde factor werden geen significante verschillen

gevonden.

Vergelijking tussen de verschillende groepen voor opleiding

Er werd ook gevraagd of de respondenten specifiek gekozen hadden voor een opleiding

richting geriatrie. Hierbij hadden zij de keuze tussen een geriatrische opleiding of een

andere richting binnen de zorgsector. Omdat er sprake is van slechts twee groepen,

bedraagtHHet significantieniveau α dus opnieuw 0,05.

Deze vergelijking geeft enkele duidelijke significante verschillen. De items

‘gedeprimeerd over mijn werk’ (P = 0,013), ‘ik heb een afkeer van werken met oudere

incontinente zorgvragers’ (P = 0,019), ‘ik heb een afkeer van de geur’ (P = 0,037), ‘ik

reageer negatief tegen incontinente oudere zorgvragers’ (P = 0,005) en ‘ik heb een

afkeer van het verversen van natte bedden/kledij’ (P = 0,002) scoren lager bij diegene

die geen geriatrische opleiding gevolgen hebben/volgen, dan bij diegene die dit wel

gedaan hebben/doen. Wat betreft de items ‘ik reageer positief tegenover incontinente

oudere zorgvragers’ (P = 0,001), ‘ik werk graag met oudere zorgvragers met

incontinentie’ (P = 0,001) en ‘ik werk graag met oudere zorgvragers’ (P < 0,001)

worden deze hoger gescoord door diegene die gekozen hebben voor een geriatrische

opleiding, dan diegene die dit niet gedaan hebben.

Page 88: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

86

Vergelijking tussen de groepen voor bijscholing

De laatste vergelijking betreft het bekijken van het resultaat van gevolgde bijscholingen

op de attitude met betrekking tot urine-incontinentie van verzorgend personeel. De

respondenten werden hiervoor onderverdeeld in twee groepen: diegene die reeds

bijscholingen gevolgd hebben en diegene die dit nog niet gedaan hebben. Het

significantieniveau α bedraagt opnieuw 0,05.

Er werd geen enkel significant verschil gevonden tussen de twee groepen, met

bijscholing als onafhankelijke factor.

Page 89: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

87

Tabellijst

Tabel 1 : KMO and Bartlett’s test ...................................................................................... 33

Tabel 2 : Rotated Component Matrix 1 ............................................................................. 34

Tabel 3 : Rotated Component Matrix2 .............................................................................. 35

Tabel 4 : Rotated Component Matrix 3 ............................................................................. 36

Tabel 5 : KMO en Bartlett’s test voor ISQ-SR-D .............................................................. 36

Tabel 6 : Verklaarde variantie van de ISQ-SR-D.............................................................. 36

Tabel 7 : Cronbach’s α voor ISQ-SR-D............................................................................. 38

Tabel 8 : Test-retest: percentage identieke antwoorden en correlatie .............................. 40

Tabel 9 : Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor factor 1 .............................. 43

Tabel 10 : Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor factor 2 ............................. 44

Tabel 11 : Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor factor 3 ............................. 46

Tabel 12 : Gemiddelden en standaarddeviatie per groep voor factor 4 .............................. 47

Tabel 13 : Overzicht voor de gemiddelden en standaarddeviaties ...................................... 48

Page 90: Vertalen en valideren van de Incontinence Stress ......Vertalen en valideren van de Incontinence Stress Questionnaire-Staff Reaction naar het Nederlands Een instrument om de houding

88