Verslag orienterende stage · weinig tot geen vergelijkingsmateriaal hebben. Alles wat het kind...

40
Verslag orienterende stage In de periode van 13 november t/m 4 december. Eveline Smokers (2388146), 3DTV FHK. Begeleid door: A. van der Heijden & J. Ulffman. Stagedocent: J. Plasman.

Transcript of Verslag orienterende stage · weinig tot geen vergelijkingsmateriaal hebben. Alles wat het kind...

Verslag orienterende stageIn de periode van 13 november t/m 4 december.Eveline Smokers (2388146), 3DTV FHK.Begeleid door: A. van der Heijden & J. Ulffman. Stagedocent: J. Plasman.

INHOUDSOPGAVE 1

A: ALGEMENE GEGEVENS 2

B: UITWERKING VAN DE ONDERZOEKSVRAAG 3

C: STAGEOPRACHTEN 9

D: EVALUATIE 37, 38

C.1. ZELFANALYSE 9, 10

- INLEIDING, DEELVRAAG 1 3

C.2. TERUGKOPPELING 11

- DEELVRAAG 2 4,5

- DEELVRAAG 5 5,6

- SAMENVATTING 8

- CONCLUSIE 8

C.3. OBSERVATIEOPRACHT DOCENT 12, 13, 14

- DEELVRAAG 3 5

- DEELVRAAG 6 6

C.4. ONTWERPEN 15, 16, 17, 18

- DEELVRAAG 4 5

- UITWERKING ONDERZOEKSVRAAG 7,8

- EIGEN MENING 8

C.5. OPDRACHT LEERLINGEN BEGELEIDEN 19, 20

C.6. INFORMATIE VERZAMELEN 21, 22, 23

C.7. ZORGSTRUCTUUR 24

C.8. ORGANISATIE STAGE 25

C.8. INTERVIEW HOUDEN 26, 27,28

C.9. INTERVIEW DOCENT ANDER VAK 29, 30

C.10. CKV 31, 32

C.11. NEDERLANDS ONDERWIJS 33, 34, 35, 36

1

A: ALGEMENE GEGEVENS

Gegevens student:Naam: Eveline SmokersKlas: 3DTV 2013/2014Studentnummer: 2388146Email: [email protected]: 0613970055

Gegevens school:Stageschool: Altena CollegeAdres: Rijksstraatweg 153Postcode en plaats: 4254 XD SleeuwijkTelefoonnumer: 0183-302944Emailadres: [email protected]

2

B: UITWERKING VAN DE ONDERZOEKSVRAAG

3

In mijn onderzoekje heb ik mij gericht op hoogbegaafdheid onder middelbare scho-lieren. Onlangs hadden we het in de hoorcollege’s over kinderen met een (geestelijke) af-wijking en hoe je daar als docent mee om kunt gaan. Daardoor begon ik mij af te vragen hoe het is gesteld met kinderen die hoogbegaafd zijn. In het nieuws wordt er veel aan-dacht besteed aan kinderen die geestelijk minder capabel zijn, of een stoornis als ADHD of autisme hebben. Maar er wordt vrijwel geen tot weinig aandacht besteed aan kin-deren die juist een bovengemiddelde intelligentie hebben. Hoe gaan wij daarmee om? In mijn onderzoek heb ik vooral gebruik gemaakt van de boeken aansluitend bij mijn studie en informatie van het SLO (een Nederlands expertise centrum dat zich richt op schoolbe-leid, praktijk en wetenschap en veel onderzoek doet naar ‘afwijkende’ kinderen). Daarom heb ik mij de volgende onderzoeksvraag gesteld: ‘Hoe gaat het Nederlands onderwijs om met kinderen die hoogbegaafd zijn?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het belangrijk om eerst een beeld te schetsen van hoogbegaafdheid, hoeveel leerlingen in Nederland dit hebben en hoe de overheid zorgt dat deze leerlingen toch de benodigde stof leren en uitgedaagd worden.

Deelvraag 1: Wat is hoogbegaafdheid?Er is nog steeds geen overkoepelende wetenschappelijke definitie van (hoog)begaafd-heid. Maar over een ding zijn onderzoekers het wel eens1. Mensen die hoogbegaafd zijn hebben een uitzonderlijke combinatie van extreme intelligentie, enorme creativiteit en een doorzettingsvermogen waar je ‘U’ tegen zegt2. Ook zijn ze sterk ontwikkeld op het cognitieve vlak. Dat wil zeggen dat de processen die betrokken zijn bij het opdoen en verwerken van informatie in de hersenen bovengemiddeld ontwikkeld zijn .

Doordat er geen vaste definitie is, is het ook lastig om te onderzoeken wanneer een kind nou precies hoogbegaafd is. Alleen het meten van IQ is niet genoeg omdat hoogbegaaf-dheid niet alleen van intelligentie afhangt, maar ook van cognitieve aspecten als creati-viteit en doorzettingsvermogen. Daarnaast is het ook lastig om gedragskenmerken toe te schrijven aan deze groep omdat ze zo verschillend zijn. Zoals autisme bij elk kind zich anders uit, zo uit ook hoogbegaafdheid zich bij elk kind verschillend. De ene kan sociaal ontzettend sterk zijn, terwijl de andere juist een einzelganger is3. Toch heeft het SLO een aantal kenmerken weten vast te stellen (aan de hand van ontwikkelings psychologen als Sternberg, Gardner, Heller en Mönks) die zouden kunnen wijzen op hoogbegaafdheid4:

1. Hoge intelligentie: Leerlingen scoren gemiddeld (130 of hoger) bij IQ testen.2. Vroege ontwikkeling: Leerlingen zijn ‘vroegwijs’ en hebben een voorsprong op ont- wikkeling in verhouding tot hun klasgenoten.3. Blinken uit: Kunnen op motorisch, sociaal, artistiek of intellectueel gebied enorme prestaties leveren. Vaak komt dit tot uiting op een of meerdere gebieden zoals bijvoor-beeld wiskunde en taal. 4. Snelle leerlingen: Ze kunnen ontzettend goed leren en nemen erg makkelijk nieuwe

¹ Informatiepunt Onderwijs, Hoogbegaafdheid en Exellentie (SLO), publicatie onbekend, 'Algemeen', website: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/algemeen/2 Informatiepunt Onderwijs, Hoogbegaafdheid en Exellentie (SLO), publicatie onbekend, 'Gardner', website: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/theorie/gardner/

3 Informatiepunt Onderwijs, Hoog-begaafdheid en Exellentie (SLO), publicatie onbek-end, 'Sternberg', website: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaaf-dheid/theorie/ster-nberg/

4 Informatiepunt Onderwijs, Hoog-begaafdheid en Exellentie (SLO), publicatie onbek-end, 'Begaafdhe-ids kenmerken', website: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/begeleiding/begaafdheidsken-merken/

stof op. Ze begrijpen het sneller en zijn daardoor sneller klaar met hun opgaven. Hun werktempo ligt aanzienlijk hoger dan dat van de gemiddelde leerling.5. Verbanden leggen: Ze kunnen erg goed verbanden leggen tussen oorzaak en gevolg en hebben hier een goed overzicht over.6. Analyseren: Ze analyseren problemen erg snel. Ze komen snel tot de kern van het probleem en zoeken zelf een manier om een oplossing hiervoor te vinden. Het is lastig voor hen om dit los te laten als zij de verkeerde methode hebben aangeleerd.7. Denksprongen: Deze leerlingen maken grote leerstappen en hebben minder tijd nodig.8. Voorkeur voor abstractie: Ze kunnen gemakkelijker generaliseren dan hun klasge-noten en hebben geen behoefte aan voorbeelden om de lesstof beter te kunnen be-grijpen.9. Zelfstandig: Ze werken het liefst alleen en willen niet geholpen worden. Als ze in groepjes moeten werken nemen ze het voortouw en werken het liefst op zijn of haar eigen manier. 10. Brede of specifieke interesse, hoge motivatie en veel energie: Als iets hen interess-eert storten zij zich erop tot ze alles weten. Ze hebben een grote motivatie om te werken en beleven er plezier aan. Maar als het ze niet interesseert is de motivatie ver te zoeken en hebben geen plezier in de opgaven. 11. Creatief/origineel: Ze zijn beeldend erg sterk. Ze hebben een grote fantasie en veel creatieve en originele oplossingen.12. Perfectionistisch: Ze leveren liever geen werk in, dan half werk. 13. Apart gevoel voor humor: Hebben een humor die niet wordt begrepen door de klasgenoten of omgeving.14. Grote spanningsboog: Ze kunnen langer en intensiever studeren en concentreren dan de gemiddelde leerling.

Deelvraag 2: Waar komt hoogbegaafdheid "vandaan'?Uit onderzoek is uitgewezen dat intelligentie is aangeboren, het wordt bepaald door een combinatie van genen5. De juiste combinatie van doorgegeven genen van zowel vader als moeder zijn bepalend voor de potentiële intelligentie van een kind. Maar dat wil niet zeggen dat direct tot uiting komt. Zoals een kweek op het laboratorium op 37 graden Celcius het beste tot ontwikkeling komt, zo ook heeft intelligentie een 'broedplaats' of tenminste goede omgevingsfactoren nodig om tot uiting te komen. Het gezin speelt dus een belangrijke plek in de ontwikkeling van het kind. Want wordt de leergierigheid be-loond door de ouders, dan is de kans groot dat het tot ontwikkeling komt. Maar zijn de ouders afhoudend, dan is de kans dat het niet tot ontwikkeling komt. Dit geldt ook voor school6.

'Een ontwikkelingsvoorsprong kan al vanaf de babytijd merkbaar zijn, ze wordt alleen vaak niet herkend. Zeker als het een eerste kind betreft valt het je niet zo op dat je baby sommige dingen wel heel snel oppikt. Of je redeneert andersom, die andere baby zal wel een beetje achterlopen. Veel ouders beseffen niet dat hun kind hoogbegaafd kan zijn, vaak zijn er meerdere (hoog)begaafde kinderen binnen één gezin en herkennen ze veel van zichzelf in hun kinderen, zodat zij

5 Hoogbegaafdheid.net, 'Hoogbegaafdheid in perspectief', Esther-Marieke Dekens, 2013, website: http://www.hoogbe-gaafdheid.net/hoogbegaafdheid-in-het-juiste-perspectief/hoogbegaafdheid-bij-kinderen/

6 Hoogbegaafdheid.net, 'Hoogbegaafdheid in perspectief', Esther-Marieke Dekens, 2013, website: http://www.hoog-begaafdheid.net/hoogbegaafdheid-in-het-juiste-perspectief/hoogbegaafdheid-bij-kinderen/

4

weinig tot geen vergelijkingsmateriaal hebben. Alles wat het kind doet is voor hen heel gewoon.' ~ Mind in Development.

Deelvraag 3: Bij hoeveel leerlingen in het middelbaar onderwijs is vastgesteld dat zij hoogbegaafd zijn?In Nederland is bij 25.000 leerlingen op het voortgezet onderwijs geconstateerd dat zij hoogbegaafd zijn7. In het bijgevoegde diagram uit 2010 is te zien in welke verhouding hoogbegaafdheid aanwezig is in het voortgezet onderwijs8. Opvallend is dat de ver-houdingen nagenoeg hetzelfde zijn in tegenovergestelde richting. Je zou kunnen stellen uit deze diagram dat er precies hetzelfde aantal leerlingen in Nederland zwakbegaafd is. Het is niet bekend of deze aantallen in de toekomst zullen afnemen of toenemen.

bron: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/algemeen/

Deelvraag 4: Waarin verschillen kinderen met hoogbegaafdheid van normale kinderen?Hoogbegaafde kinderen onderscheiden zich van ‘normale’ kinderen doordat zij een andere manier van leren hebben en andere (opvallende) interessegebieden erop na-houden. Bovendien is de communicatie een stuk gecompliceerder. Ze hebben anders dan ‘normale’ leerlingen meer behoefte aan uitleg waarom bijvoorbeeld bepaalde taken nuttig zijn. Ook willen zij graag dit soort zaken in een context kunnen plaatsen9.

Deelvraag 5: Tegen wat voor problemen lopen kinderen met hoogbegaafdheid aan op school? Uit gegevens van het 'Informatiepunt Onderwijs, Hoogbegaafdheid en Exellentie' (SLO), is bekend dat zo'n 50 tot 80 procent van de hoogbegaafde leerlingen problemen hebben op school. Problemen die ze tegenkomen op school zijn bijvoorbeeld10:

7 Wikipedia, 'Hoobegaafdheid', auteur onbekend, 2013, website: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoogbegaafdheid8 Informatiepunt Onderwijs, Hoogbegaafdheid en Exellentie (SLO), publicatie onbekend, 'Algemeen', website: http://hoogbegaafdheid.slo.nl/hoogbegaafdheid/algemeen/

5

9 Hoogbegaafdheid.net, 'Hoogbegaafd-heid in perspectief', E.M.Dekens, 2013, website: http://www.hoogbegaaf-dheid.net/hoogbe-gaafd heid-in-het-juiste-perspectief/hoogbegaafd-heid-bij-kinderen/

10 Hoogbegaafd-heid.net, 'Hoog-begaafdheid in perspectief', E.M.Dekens, 2013, website: http://www.hoogbegaaf-dheid.net/hoogbe-gaafd heid-in-het-juiste-perspectief/hoogbegaafd-heid-bij-kinderen/

1. Onbegrip van zowel klasgenootjes als ouders.2. Zich niet thuis voelen tussen leeftijdsgenootjes.3. Tegenwerking van ouders en school (ze proberen het kind te stagneren of straffen het uit onbegrip voor de situatie).4. Hyperactiviteit, doordat ze hun energie zowel lichamelijk als geestelijk niet kwijt kun-nen tijdens de lessen.5. Aandachtstoornissen en concentratieproblemen die voortkomen uit verveling.6. Ze worden gepest door klasgenootjes omdat ze 'anders' zijn.

Het is logisch dat deze problemen zorgen voor een negatief zelfbeeld. Daardoor is de kans aanwezig dat ze einzelgangers worden, mensen die zich afschermen voor de wereld omdat ze zich schamen. Dit kan zelfs zo uit de hand lopen dat het uitloopt op zelfver-wonding of zelfmoord. Gelukkig kan het zelfbeeld van deze groep wel bijgesteld worden door psychologische hulp en veel tijd en geduld. Zeker in de pubertijd is het vooral voor meisjes moeilijk om (h)erkenning te krijgen, zeker omdat zij deze bevestiging heel erg zoeken in hun omgeving en proberen te voldoen aan de 'norm'. Jongens trekken zich vaker terug in zichzelf omdat ze geen grip krijgen van hun omgeving11.

Deelvraag/praktisch onderzoek 6: Hoe gaat het Altena college om met kinderen die hoogbegaafd zijn?'Het Altena College heeft een klassenmentorenmodel. De begeleiding in de eerste en tweede lijn wordt uitgevoerd door functionarissen die aan de school verbonden zijn. In de eerste lijn zijn dat de klassenmentor, in de tweede lijn de decaan, de schoolleiding, de studiebegeleider, de begeleider dyslexie, de begeleider hoogbegaafde leerlingen, de rugzakcoördinator, de counselor en de zorgcoördinator'12.

bron:http://www.altena-college.nl/Begeleiding/Het_begeleidingssysteem

6

11 Hoogbegaafdheid.net, 'Hoogbegaafdheid in perspectief', E.M.Dekens, 2013, website: http://www.hoogbegaafd-heid.net/hoogbegaafd heid-in-het-juiste-perspectief/hoogbegaafdheid-bij-kinderen/12 Altena College, 'Begeleiding', auteur onbekend, datum publicatie onbekend, website: http://altenacollege.nl/Begeleiding

Onderzoeksvraag: Hoe gaat het Nederlands onderwijs om met kinderen die hoogbe-gaafd zijn?’'In Nederland zijn er verschillende vormen van onderwijs ontwikkeld die speciaal zijn gericht op hoogbegaafdheid. In de praktijk worden deze onderwijsvormen gewoon naast elkaar gebruikt omdat het in sommige gevallen slechts een kleine aanpassing is. Geluk-kig wordt hoogbegaafdheid vaak al ontdekt op de basisschool, waardoor kinderen op de juiste manier kunnen instromen in het (passend) voortgezet onderwijs. Als er wordt besloten om de leerling binnen het reguliere onderwijs te plaatsen kan o.a. besloten worden om het lesmateriaal te compacten. Hoogbegaafde leerlingen hebben geen baat bij herhaling, in tegenstelling tot gewone leerlingen, om iets te onthouden. Een andere oplossing is het aanbieden van stof uit hogere jaren naast de reguliere lessen en het overslaan van leerjaren wordt ook als een acceptabel alternatief gezien. Het lastige van regulier onderwijs is dat desondanks de aparte begeleiding, leerlingen zich toch moet-en conformeren naar het systeem. Wat betekent dat zij zich maar tot op zekere hoogte anders mogen en kunnen ontwikkelen dan gewone leerlingen'13.

Mocht het reguliere onderwijs geen oplossing bieden, kan de leerling altijd nog naar een Montessorischool. Binnen deze vorm van onderwijs is veel meer vrijheid. Kinderen kunnen vaak zelfstandig en in hun eigen tempo werken aan de opdrachten. Doordat dit soort scholen zich richten op het individu en persoonlijke ontwikkeling is er geen sprake van een vast programma waar de kinderen zich aan moeten houden14.

Voor hoog- en meerbegaafde kinderen op het VWO is er de VWO plusklas ontwikkelt. Dit schoolniveau is opgericht om de meerbegaafde en hoogbegaafde leerling tegemoet te komen, ondersteunen en te stimuleren. Ze besteden enkele dagdelen in een plus-klas en de rest volgen ze samen met de gewone vwo-leerlingen. In deze plusklas krijgen ze lessen en onderwijs die buiten het reguliere systeem vallen. Dit kan een andere taal als Spaans of Chinees zijn, maar kan ook Informatica zijn. Het aanbod verschild per school15.

Een andere oplossing is het Leonardo Onderwijs. Dat is een vorm van middelbaar on-derwijs waarbij een hoogbegaafd kind sociale en cognitieve competenties ontwikkelt op eigen niveau en in eigen tempo. Dit is de enige vorm van voortgezet onderwijs die een full-time opleiding aanbiedt voor leerlingen met hoogbegaafdheid 16.

Een citaat uit het artikel 'Hoogbegaafdheid in perspectief' van ervaringsdeskundige Esther-Marieke Dekens waaruit blijkt dat er nog steeds wordt gezocht naar een aanslui-tend en passend voortgezet onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen17:

'In 2005 is er een 300 pagina’s dik rapport uitgekomen in Amerika waarin heel veel onderzoeken en wetenschappelijke kennis over versnelling is verzameld. Verschillende grote centra voor be-geleiding van hoogbegaafde kinderen hebben hierin samengewerkt. Het rapport is bekrachtigd door de NAGC (National Association of Gifted Children, een hele grote non-profit organisatie voor ouders, leerkrachten en anderszins geïnteresseerden in Washington).De conclusies uit dit rapport duiden er op dat versnelling (sneller door de lesstof heengaan, klassen overslaan en

7

13 Wikipedia,'Onderwijs voor hoogbegaafden', auteur onbekend, maart 2014, website: http://nl.wikipedia.org/wiki/Onderwijs_voor_hoogbegaafden14 Wikipedia,'Montessorionderwijs', auteur onbekend, oktober 2013, website: http://nl.wikipedia.org/wiki/Montesso-rionderwijs

15 Wikipedia, 'Plusklas', auteur onbekend,decem-ber 2013, website: http://nl.wikipedia.org/wiki/Plusklas

16 Leonardo Onderwijs, 'Al-gemeen', auteur onbekend,publicatie onbekend, website: http://leonardo-on-derwijs.nl/

17 Hoogbegaafd-heid.net, 'Hoog-begaafdheid in perspectief', E.M.Dekens, 2013, website: http://www.hoogbegaaf-dheid.net/hoogbe-gaafd heid-in-het-juiste-perspectief/hoogbegaafd-heid-bij-kinderen/

vervroegd naar vervolgonderwijs), het tot dusver meest succesvolle instrument is voor hoogbe-gaafde kinderen. Slechts in een gering aantal gevallen gaat de versnelling niet goed. Meestal ligt hier onvoldoende overleg tussen ouders en school, verkeerde verwachtingen en een verkeerde timing aan ten grondslag'.

Samenvatting:Gelukkig wordt er tegenwoordig al op de basisschool herkent wanneer een leerling hoogbegaafd is, waardoor ze er in het voortgezet onderwijs goed op in kunnen spelen. Je zou kunnen stellen dat we tot nu toe redelijk goede alternatieven hebben kunnen vin-den voor scholieren die hoogbegaafd zijn waaronder dus vallen; de aanpassing van regu-lier onderwijs door middel van externe coaches, Montessori onderwijs waarbij kinderen in hun eigen tempo kunnen werken en als laatste het Leonardo onderwijs, dat zich richt op een fulltime opleiding speciaal voor hoogbegaafde kinderen. Er wordt steeds meer gekeken naar het individu en er worden oplossingen verzonnen waardoor hoogbegaafde leerlingen wel gemotiveerd worden om te leren en deel te nemen. Ook wordt er gezocht naar een oplossing die niet alleen zorgt dat leerlingen mee komen, maar ook prettig in hun vel zitten. Ook zijn er tegenwoordig veel meer (onzichtbare) instanties die zich ermee bezig houden door middel van cursussen voor ouders, docenten, overheid etc. Daardoor kunnen we er steeds beter mee omgaan en op inspelen.

Wat is mijn eigen mening?Ik denk dat er vanuit de overheid, in samenwerking met allerlei scholen en instanties, hard genoeg wordt gewerkt om een goede oplossing te vinden voor deze leerlingen. Ze bieden tot zover dat haalbaar is, verschillende alternatieven aan voor hoogbegaafde leerlingen. Ik snap tot op zekere hoogte de problematiek die bijzondere leerlingen met zich meebrengen. Het heeft niet alleen invloed op de leerling, maar het kan ook bij-zonder frustrerend werken voor de directe omgeving en de docent als er niet voldaan kan worden aan de vraag naar meer of beter.

Conclusie:Ik denk dat de overheid alle mogelijke middelen inzet om te zorgen dat ook hoogbegaaf-de kinderen mee kunnen komen en een plaats vinden in het systeem. Waarschijnljk zijn er nog veel betere plannen dan degene die hierboven zijn vernoemd. Maar doordat er nog zoveel onderzoek naar wordt gedaan, is hier nog weinig over bekend. Door ze steeds meer bij elkaar te brengen voelen de kinderen zich in ieder geval al beter begrepen en zitten ze lekkerder in hun vel.

Deelvraag: Wat zou er gedaan kunnen worden om tot een vollediger antwoord te komen?Om tot een vollediger antwoord te komen, zou ik contact kunnen opnemen met verschil-lende instanties om een beter zicht te krijgen op de situatie. Ook zou ik hoogbegaafde kinderen kunnen interviewen om ook vanuit hun perspectief de situatie te bekijken. Verder zou ik dieper in kunnen gaan op de deel- en hoofdvragen, maar omdat het een globaal onderzoekje is, is hier geen sprake van.

8

C: STAGEOPRACHTEN

Maak een inschatting van je competenties/ vermogens, - Voorafgaand aan je stage én na afloop van je stage m.b.t. kwaliteiten en beperkingen t.a.v. - Je kunstzinnige bagage - Didactisch handelen - Pedagogisch handelen - Planmatig handelen - Communicatief

- Kunstzinnige bagage:Doordat ik net ben afgestudeert aan de kunstacademie als grafisch ontwerper is mijn kennis van hedendaagse kunst best groot. Ik kan in de grote lijnen wel wat vertellen over kunstgeschiedenis, maar hier is in de vorige opleiding nooit diep op ingegaan. Ik denk dat mijn kennis van kunstgeschiedenis niet zo groot is. Er zijn veel dingen die ik niet weet. Daardoor probeer ik mijzelf wel bij te spijkeren door veel boeken te lezen en exposities, musea en tentoonstellingen te bezoeken.

- Didactisch handelen:Ik ben deze opleiding gestart juist omdat ik wil leren lesgeven. Ik heb nog weinig ervar-ing en verstand van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden. Ik zal ook nog wel wat hulp moeten krijgen om eenvoudig lesmateriaal te maken. Presenteren gaat mij best goed af doordat ik al zo vaak voor een grote groep heb moeten praten. Doordat we op het St. Joost met regelmaat elkaar moesten beoordelen kan ik inmiddels een objectieve blik op de situatie werpen en aansluitende adviezen geven.

- Pedagogisch handelen:Ook heb ik nog weinig pedagogische ervaring. Maar ik heb wel veel inlevingsvermogen en praat makkelijk. Door met leerlingen te praten snap ik snel heel goed hoe ze iets ervaren. Ik ben erg gevoelig voor stemmingen en voor verhoudingen, daarom heb ik wel snel door hoe het klimaat in een klas is en of kinderen zich veilig voelen of niet.

- Planmatig handelen:Als ik alle middelen heb kan ik erg goed plannen in bepaalde tijdsvakken. Ik heb met regelmaat mensen geholpen met het inplannen van bijv. leeftijden voor examens of andere dingen. Als er veel dingen door elkaar lopen heb ik er soms nog wel eens moeite mee, dan raak ik het overzicht kwijt.

- Communicatief handelen:Ik vind dat ik communicatief redelijk vaardig ben. Ik heb weinig angst om met mensen te

C.1. ZELFANALYSE

9

praten en duidelijk mijn mening naar voren te laten komen. Ook ben ik duidelijk in wat ik wil, of wat er moet gebeuren.

- Na mijn orienterende stage: Ik denk dat ik vooral veel heb bijgeleerd over didactisch, pedagogisch en planmatig handelen. Achteraf gezien heb ik meer moeite gehad met het planmatig handelen dan ik in eerste instantie dacht. Ik verwachtte dat ik mijn onderzoeksverslag af kon ronden in vijf weken (aangezien zo lang ook mijn orienterende stage duurde). Maar dit viel achter-af toch tegen, waardoor ik het pas later kan inleveren. Ik heb meer ervaring gekregen met lesgeven en presenteren. Daar ben ik erg blij mee, want daar had ik erg veel moeite mee. Ook heb ik nu een beter inzicht in de situatie in klassen en hoe zij zich verhouden. Qua communicatie denk ik dat er weinig is verandert.

10

C.2. TERUGKOPPELING

C: STAGEOPRACHTEN

Deel A : (n.b. pas maken na uitvoering opdracht 11). Zie ook competentie F > koppel de reactie/antwoorden van de docent bij het interview (opdracht 11) terug naar jezelf.

- Geef een persoonlijke reactie op het antwoord van de docentIk denk dat Renate Kasen een volledig en goed beeld geeft van het lerarenschap. De visie die zij nastreeft (zie de link naar de website) vind ik tot op zekere hoogte best duide-lijk en verklarend. Het geeft een goed beeld van de onderdelen die zij belangrijk vindt binnen het kunst onderwijs. Ik denk dat ik als docent deze onderdelen ook zou gebrui-ken als bijvoorbeeld controle op mijn eigen werk. Waar ik zelf als docent ook rekening mee zou willen houden binnen de theoretische kunstlessen is de manier waarop de stof behandelt wordt. Ik merk dat de stof die de leerlingen moeten kennen vaak niet aansluit bij wat zij interessant vinden. Ook denk ik dat de leerlingen meer stof zullen opnemen als er bijvoorbeeld tijdens Kunst Algemeen en CKV wat meer aandacht word besteed aan activiteiten binnen de les in plaats van alleen stof uit het boek door te werken. Een voor-beeld hiervan is bijv. het Triadisch ballet wat wordt behandelt tijdens Kunst Algemeen. Het filmpje dat werd getoond was goed, maar een beetje eentoning. Daardoor merkte ik dat de leerlingen hun aandacht verloren. Ik denk dat de leerlingen het veel beter zoud-en onthouden als je bijvoorbeeld wat eenvoudige mallen uit papier zou maken en de leerlingen de pasjes liet nadoen. Dus een rond kostuum draait rondjes, vierkant kostuum maakt vierkantjes etc. Dat kost misschien wel meer tijd, maar daardoor trek je ze wel uit het vaste patroon en nemen ze waarschijnlijk meer op doordat ze actief met de lessen mee moeten doen. Zo herinner ik mij een les van een geschiedenisdocent toen ik nog op de Havo zat. Hij kwam het lokaal binnen in een Napoleon pak en heeft de hele les zich als dusdanig gedragen. Dat was niet alleen ontzettend leuk, maar daardoor heb ik ook erg veel over die les onthouden.

- Wat vond je positief en wat negatief?Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat er zoveel neventaken zijn die je ook nog eens naast je werkdagen op school moet bijhouden. Dat lijkt me een wat minder prettig aspect van het vak. Wat me juist positief en leuk lijkt is de diversiteit die het vak van docent zijn bied. Ze geeft duidelijk aan dat haar taken zich niet alleen beperken tot lesgeven, maar ook een coordinerende en organiserende rol hebben. Ze geeft les, or-ganiseert excursies en workshops, is kunst coordinator en mentor. Diversiteit is wel iets wat ik heel erg zoek in werk, daarom heb ik ook in eerste instantie grafische vormgeving gestudeert. Desondanks denk ik wel dat ik naast de huidige opleiding nog extra cursus-sen nodig zal hebben om mijn beroep als docent meer divers te kunnen maken.

11

C.3. OBSERVATIE OPDRACHT DOCENT

C: STAGEOPRACHTEN

- Observeer een kunstdocent en een docent voor een ander (betá)vak. Gebruik hiervoor het observatieformulier docent, zie bijlage 1. (Dus 2x het formulier invullen).

- Geef binnen je conclusie altijd duidelijk aan wat feitelijke waarneming en jouw eigen in-terpretaties daarop zijn. Je maakt maar een conclusie gebaseerd op beiden formulieren.

- Geef een uitgebreide karakterschets op basis van het non-verbale en verbale gedrag. Stel jezelf hierbij o.a. de vragen: - Hoe bevordert de docent een veilige leer- en werkomgeving? - Hoe zorgt de docent ervoor dat de leerlingen actief bij de les blijven? - Wat is de houding/positie van de docent ten opzichte van de leerlingen? - Hoe benadert de docent de leerlingen? - Wat is de intonatie van de docent? - Hoe is de docent gekleed, wat straalt hij/zij daarmee uit? - Overig specifiek gedrag?

Zie bijlage voor observatieformulier 1 : Alexandra van der Heijden, Docent kunsteducatie.

1. Hoe bevordert de docent een veilige leer- en werkomgeving?Alexandra probeert een veilige leer- en werkomgeving te creeeren door haar bureau centraal te stellen van de tafels. Daardoor heeft ze een duidelijk overzicht en kan ze elke leerling makkelijk aanspreken. Doordat ze goed kan zien waar iedereen mee bezig is, is het ook een veel veiligere situatie. Ze kan makkelijker ingrijpen als er iets gebeurt. Door-dat kinderen met z’n vijven aan een tafel zitten kunnen ze elkaar ook helpen.

2. Hoe zorgt de docent ervoor dat de leerlingen actief bij de les blijven?Vaak spreekt ze eerst een algemene boodschap uit naar de klas. ‘Oké en nu even alle-maal opletten’ werkt voor het gros van de klas goed. Sommigen praten gewoon door, deze kinderen spreekt ze individueel aan met ‘let jij ook even op (naam)?’. Ze probeert de kinderen bij te les te betrekken door open vragen te stellen. Als ze het antwoord niet weten, maakt ze de vraag wat makkelijker. Als ze daar het antwoord wel op weten vraagt ze weer de moeilijkere vraag. Als ze merkt dat leerlingen niet bij de les zijn dan vraagt ze juist aan hen of ze het antwoord weten, of roept ze ter attentie.

3. Wat is de houding/positie van de docent ten opzichte van de leerlingen?Ze komt over als een erg rustige en geduldige docent. Als de kinderen de les in komen geeft ze hen zo’n 5 minuten de tijd om te praten en hun plek in te nemen. Ze wacht dan geduldig aan haar bureau tot iedereen zit of bereidt wat voor. Pas als iedereen zit staat ze op en neemt ze het woord. Leerlingen die te laat komen kijkt ze aan, zegt dat ze aan

12

de late kant zijn, of vraagt waar ze vandaan komen en laat ze plaatsnemen. Ze vraagt niet naar een ‘Te laat briefje’ o.i.d. Ze zorgt dat ze rechtop staat als ze presenteert en praat rustig. Soms verheft ze haar stem om de klas tot orde te roepen.

4. Hoe benadert de docent de leerlingen?Ze zorgt dat leerlingen haar met alle vragen kunnen benaderen door een open houding aan te meten. Als leerlingen met problemen bij haar komen, bedankt ze de leerling voor het mededelen. Ze spreekt de klas in zijn algemeen aan, of ze spreekt leerlingen per-soonlijk aan. Als ze vindt dat iets niet door de beugel kan, dan zegt ze dat op een rustige toon. Ook vraagt ze veel dingen aan de leerlingen, waaruit blijkt dat ze interesse heeft voor hen.

5. Wat is de intonatie van de docent?Ze praat over het algemeen kalm en met neutrale stem. Als het nodig is verheft ze haar stem door te roepen en dit is dan duidelijk en gebiedend.

6. Hoe is de docent gekleed, wat straalt hij/zij daarmee uit?Ze is netjes gekleed, vaak in rustige ‘aarde’tinten. Ze heeft halflang krullend bruin haar en doet dit in een middenscheiding. Ze gebruikt weinig tot geen make- up. Vaak draagt ze een halflang rokje met laarzen en een vestje. Ze is heel neutraal. Ze straalt daardoor rust en geordendheid uit.

7. Overig specifiek gedrag?N.V.T.

Observatie beta-docent. Gerrit Hoogerbrug, docent Maatschappijleer, - wetenschappen

1. Hoe bevordert de docent een veilige leer- en werkomgeving?Ook Gerrit probeert een veilige leer- en werkomgeving te creeeren door zijn bureau centraal te stellen van de tafels. Daardoor heeft ook hij een duidelijk overzicht en kan hij elke leerling makkelijk aanspreken. Zijn bureau staat op een verhoging vooraan in de klas. De tafels zijn in rijtjes van twee of drie achter elkaar opgesteldt.

2. Hoe zorgt de docent ervoor dat de leerlingen actief bij de les blijven?Hij praat eigenlijk de hele les, leerlingen kunnen ondertussen gewoon vragen stellen aan hem. Maar als hij merkt dat iemand niet oplet spreekt hij deze bij de naam aan en vraagt of hij/zij de laatste zin even wil herhalen die hij zojuist heeft verteldt. Doordat hij een hele leuke en spontane verteller is, is het niet moeilijk om de aandacht erbij te houden.

3. Wat is de houding/positie van de docent ten opzichte van de leerlingen?Hij bereidt zijn werk voor terwijl leerlingen het lokaal binnen druppelen. Als iedereen binnen is, spreekt hij de klas centraal aan en zegt dat ze plaats moeten nemen. Het is een vrij drukke en aanwezige docent, daardoor trekt hij heel erg de aandacht op zich.

13

Hij is erg sarcastisch en dit spreekt de leerlingen erg aan. De sfeer is erg informeel. Hij probeert zich ogenschijnlijk in te leven in de situatie van de leerlingen. 4. Hoe benadert de docent de leerlingen?Hij spreekt de leerlingen aan met ‘U’ (U kunt zich wel indenken,U zal wel begrijpen etc), hij brengt zijn boodschap op een hele nonchalante, maar plezierige manier. Hij zal niet snel boos worden, maar als leerlingen zich vervelend opstellen of niet willen luisteren zal hij ze eerder voor schut zetten (wat ogenschijnlijk nog beter werkt) dan ze eruit sturen.

5. Wat is de intonatie van de docent?Hij praat heel snel en met veel verschillende intonaties.Hij gebruikt stemmetjes om bepaalde typetjes uit te beelden. Ook laat hij soms stiltes vallen om iets te laten bezinken bij de leerlingen of om zelf even na te denken. Hij spreekt leerlingen aan bij de naam en vraagt ze iets, of gebiedt ze op te letten. Het hangt af van de situatie. Als iemand te laat is, zegt hij iets als ‘ga snel zitten’ en hervat de les.

6. Hoe is de docent gekleed, wat straalt hij/zij daarmee uit?Hij draagt een eenvoudige donkere broek met een donker overhemd en donkere schoenen. Verder een simpele bril en kort gekapt haar. Hij draagt een horloge en verder niets. Hij is daardoor vrij neutraal en straalt niet specifiek iets uit. Je zou eigenlijk denken dat hij een erg rustige man is door zijn sobere kledingstijl, maar zijn karakter is precies het tegenovergestelde.

7. Overig specifiek gedrag?N.v.t.

14

C.4. ONTWERPEN

C: STAGEOPRACHTEN

Eenvoudige lesvoorbereiding (korte instructie) die je klassikaal gaat geven:

- Evt. in Powerpoint, of - Demonstratie van een techniek, of - Werkbespreking leiden - Evalueren (wat ging goed en wat ging er fout?) - Voeg de voorbereiding en/of resultaten toe (foto's)

Ik heb ervoor gekozen om een combinatie van een klassikale uitleg met een instruc-tie voor te bereiden. Havo 5a was bezig met het maken van een prentenboekje en ze hadden bijna alle losse bladzijden klaar. Vorige week hoorde ik een leerling zeggen dat zij het wilde inbinden door middel van een ringbandje. Toen heb ik aangeboden om een instructie te geven over de Japanse bindwijze, een leuke en andere manier van inbinden die ook erg makkelijk is. Daar was Alexandra mee akkoord gegaan en deze heb ik in week drie gegeven.

Ik had een powerpoint gemaakt die heel globaal verteld wat het inhoud, verschillende patronen die je kan toepassen en hoe je verschillende materialen kan gebruiken. Ik heb eerst aan de hand van de powerpoint wat dingen verteld, daarna heb ik gezegd dat de kinderen die de verdere instructie wilden volgen bij het bureau van de leraar konden verzamelen. Daar heb ik in een klein groepje voorgedaan hoe het moest. Vervolgens heb ik een meisje geholpen die het nog niet helemaal begreep.

JAPANSE BINDWIJZE

VOOR DUMMIES

Slide 1: Globaal verteld waar het vandaan komt en iets over verschillende manieren van inbinden.

15

De Japanse bindwijze is erg handig als je zelf een boekje mooi wilt afwerken zonder het gebruik van

ringbandjes of andere standaard oplossingen.

Je kan het zo moeilijk maken als je zelf wil..

En met allerlei materialen!

Slide 2: Uitgelegd waar het voor wordt gebruikt.

Slide 3: Voorbeelden van boekjes die geïnspireerd zijn op de Japanse bindwijze. Maar benadrukt dat deze vormen wel wat oefening vereisen en dat we ons vandaag gaan richten op de basis.

Slide 4: Laten zien dat je niet alleen met verschillende materi-alen een boekje kan maken, maar ook met verschillende materialen een boekje kan binden. Eigenlijk kan het met alles genaaid worden, zolang het stevig en flexibel mate-riaal is.

Op de volgende pagina staat het instructieblad dat ik heb gemaakt voor de leerlingen ter verduidelijking van mijn werkinstructie.

16

JAPANSE BINDWIJZE

BENODIGDHEDEN:- 2 NAALDEN. 1 DIK, 1 DUN.- MATERIAAL OM JE BOEKJE TE NAAIEN ZOALS GAREN, LINT OF TOUW.- LINAAL/GEODRIEHOEK- POTLOOD- PAPIERKLEMMETJES/IETS OM JE BOEKJE MEE VAST TE KLEMMEN

STAP 1:

Meet op elk blad van je prentenboekje aan de LINKER zijde minimaal 1 centimeter af en zethier verticaal een streepje met een potlood. Doe dit zoals het voorbeeld hieronder op elk blad.

STAP 2:

Je boekje word steviger als er meer bindingen in zitten, maar met weinig pagina’s zijn 4 a5 bindingen voldoende. Meet de hoogte van je boekje en deel dit door bijv. 4 of 5.

STAP 3:

Leg je lineaal langs het streepje dat je gemaakt hebt bij stap 1. Meet je bindingen af en markeer deze af. Doe dit op alle pagina’s. zoals het voorbeeld hieronder (let op, alleen noodzakelijk voorde voorkant).

STAP 4:

Prik op elke markering een gaatje met de DIKKE naald, prikpen etc. Doe dit wel netjes, anders word je boekje heel scheef!

Opmerking:Houd er rekening mee (voor je hier aan begint) dat de ruimte waarop je tekst en afbeeldingen kan plaatsen minder groot word. Plaats daarom geen belangrijke tekeningen óf tekst aan de rechter-kant. Let op, di geld voor zowel de voor- als achterkant.

Opmerking:Het kan handig zijn om je papieren al een vouwlijn te geven (maar nog niet vouwen!). Om een scherpe vouw te krijgen, leg je je lineaal over de verticale strepen op jepapier en maak je een snijdende beweging met je naald.Druk niet te hard, want dan beschadig je het papier.

17

Wat ging er goed?Ik was wel een beetje zenuwachtig, maar volgens Alexandra was daar weinig van te merken. Ook had ik het idee dat ik het niet zo duidelijk had uitgelegd. Het is voor mij een zo vanzelfsprekende werkvorm dat het automatisch gaat. Als je het dan ineens moet uitleggen is dat een stuk lastiger. Maar gelukkig vertelde Alexandra dat het best duideli-jk was uitgelegd. Ik vermoed dat het meer met mijn eigen onzekerheid te maken had, dan met de realiteit. Ik denk dat ik het qua tijd goed heb aangepakt, want de presentatie duurde zo’n 5 minuten. Daardoor kon de gewone les ook weer snel hervat worden. De leerlingen die de praktische instructie wilden bekijken had ik apart genomen, zodat de rest gewoon verder kon werken.

De week erna ben ik verder gegaan met leerlingen die nog niet klaar waren. Het was erg leuk om te horen dat ze het een interessante en zinvolle toevoeging vonden. Een meisje heb ik deze week geholpen met het afronden van haar binding. Het resultaat staat op de foto hier onder weergegeven. Het leukste vond ik dat ze zelf erg blij was met het resul -taat.

Wat ging er fout?Er is eigenlijk weinig fout gegaan, maar ik merk wel dat ik moet proberen om niet te lang bij een leerling te blijven hangen en ze de kans moet geven het zelf te maken. Ik heb nu een leerling heel erg geholpen, maar beter was geweest als ze ik haar slechts geadvi-seerd had.

18

C.5. OPDRACHT LEERLINGEN BEGELEIDEN

C: STAGEOPRACHTEN

In een les leerlingen begeleiden bij een praktische opdracht:In bijna elke les heb ik tot nu toe geholpen als begeleider. In sommige lessen zijn de leer-lingen vooral aan het presenteren. Daardoor kan ik alleen beoordelen hoe zij het doen. Als voorbeeld haal ik nu klas Havo 3a aan die binnen Beeldende Vorming bezig zijn met het maken van een portret van een ‘gek’ gezicht. Ze moeten een expressief gezicht na-tekenen en dit inkleuren met plakkaatverf. Het is de bedoelingen dat ze letten op de val van schaduw door middel van gele en blauwe verf. Als ze alles geverfd hebben moeten ze met oost indische inkt hun beeld omlijnen en als extra opdracht handen tekenen en erop plakken.

- Hoe was jouw rol als begeleider?Alexandra is natuurlijk gewoon aanwezig als docente. Doordat dit een grote klas is probeer ik haar te helpen door vragen te beantwoorden en rond te lopen. In de lessenhiervoor heb ik al met een aantal leerlingen gesproken over verhoudingen van gezicht- en en hoe schaduwen vallen. Ik probeer ze te laten kijken naar de opbouw van een gezicht en hoe ze dit het beste kunnen tekenen. Ook probeer ik corrigerend op te treden als dat nodig is en spoor ze aan iets te doen.

- Wat ging goed?Wat ik erg leuk vind is dat leerlingen enthousiaster worden over hun eigen werk naar-mate ze verder in het proces komen. Ik probeer over elke leerling iets goeds te zeggen als ik zie dat ze vooruit zijn gegaan. Ik merk dat ze daardoor gemotiveerder zijn om te werken en er meer plezier aan beleven. Wat ik ook erg leuk vind is dat ze zelf een stukkritischer worden. Een voorbeeld hiervan; Er is een jongen in deze klas die moeite heeft met anatomisch ‘correct’ tekenen en niet erg gemotiveerd was. In de eerste less-en kwam hij niet veel verder dan een harkpoppetje. Toen heb ik een tijdje met hem gezeten en hem laten kijken naar zijn foto. Wat ziet hij op de foto, hoe zitten die ver-houdingen in dat gezicht nou? In de laatste les kwam hij naar me toe om te vragen wat ik vond van zijn nieuwe schetsen en of ze klopten. Dat was voor mij het teken dat hij er zelf echt naar had gekeken en met een positieve houding aan de opdracht had gewerkt.

- Wat ging minder goed?Ik vind het lastig om niet te kritisch te zijn. Ik denk heel erg in HBO competenties en vind het lastig om een stapje terug te doen. Ze werken toe naar HBO competenties en hoev-en dit nog niet te kunnen. Ik probeer hier aan te werken door vooral te kijken naar de competenties die Alexandra vermeld op haar lesbrief. De eisen die zij voor de opdracht stelt kan ik als uitgangspunt nemen. Vanuit die gegevens kan ik bekijken of de leerlingen voldoen aan de competenties zonder dat ik ze met mezelf vergelijk.

19

- Wat vond je lastig?Ik vind het lastig om leerlingen zelf te laten tekenen en ontdekken. Ik ben geneigd om zelf het potlood te pakken in plaats van hen te laten oefenen. Dat terwijl het juist zo belangrijk is dat ze zelf bepaalde vaardigheden aanleren. Ik werk daar aan door (in plaats van zelf te tekenen) met mijn pen boven het papier denkbeeldige lijnen te zetten of aan te geven. Ook vind ik het lastig om mijn aandacht te verdelen over de leerlingen en rond te kijken terwijl ik ze help. Ik stort mij heel enthousiast op de leerling en probeer ze zo goed als mogelijk te helpen, maar vergeet de rest. Dit probeer ik te verbeteren door echt bewust elke paar minuten de klas rond te kijken. Mijn aandacht wil ik beter verdel-en onder de leerlingen door een paar aanwijzingen te geven en door te gaan naar de volgende.

20

C.6. INFORMATIE VERZAMELEN.

C: STAGEOPRACHTEN

Schoolregels én regels in de klas wat betreft:

- Te laat komen/afwezig zijnAls leerlingen te laat zijn moeten ze bij de concierge een ‘Te laat briefje’ halen. Hierop moeten ze de datum vermelden, de les waar ze te laat in kwamen en de reden waar-om. Ze moeten in de garderobe tot 8:35 wachten tot de dagopening is afgelopen. Dan mogen ze de les in komen en mogen pas hun plaats innemen als ze het briefje aan de docent hebben gegeven. Als ze ziek zijn moet dit door de ouders/verzorgers worden doorgegeven voor 10 uur ‘s morgens.

- Orde handhaven/sanctiesEr zijn bepaalde plekken waar leerlingen mogen eten en drinken. Ook mogen ze in de les geen mobiel bij hebben, die moeten ze in hun kluisje leggen. Roken, alcohol en drugs zijn niet toegestaan. Ze mogen de schoolcomputers alleen gebruiken voor leerdoelein-den. Ze zijn vrij tolerant, maar als iets niet door de beugel kan wordt de leerling naar de conrector gestuurd. Daar moet hij/zij vertellen waarom hij/zij daar is (dus eruit gestuurd, andere reden). De conrector geeft dan een passende straf, zoals het huiswerkcentrum, nablijven of strafwerk).

- Afspraken m.b.t. veiligheidEr is een overeenkomst met de politie gesloten. Deze mag worden gewaarschuwd in bepaalde omstandigheden.

- Verschillen per docentIn principe is het gebruik van mp3-spelers en telefoons niet toegestaan in de les. Maar van Alexandra mogen de leerlingen wel met een oortje naar muziek luisteren als zij aan hun opdracht werken. Maar alleen wel onder de voorwaarde als ze zich gedragen, als ze zich niet gedragen mogen ze geen muziek luisteren. Ook mag er gewoon wel wat ge-geten en gedronken worden in het B.V. lokaal, terwijl dit eigenlijk niet is toegestaan.

- Huis- en strafwerk uitdelenLeraren bepalen zelf hun normen en waarden. Als de leerlingen hun huiswerk niet doen, kan de leraar bepalen ze na schooltijd naar het huiswerk-centrum te sturen. Hier moeten ze onder begeleiding van een observerende docent hun achterstallige huiswerk maken. Alexandra probeert leerlingen zoveel mogelijk in de les te laten doen, wat niet af is, is huiswerk voor de volgende keer. Ze geeft leerlingen in dat opzicht veel eigen verant-woordelijkheid. Ze geeft eigenlijk nooit straf-werk en stuurt er zelden mensen uit.

21

- Wat vind je van de regels/ afspraken op deze school, waarom zijn ze belangrijk?Ik heb de regels, toen ik zelf daar op school zat, nooit als storend ervaren. Ze waren wel iets anders, wij mochten bijvoorbeeld nog roken op het ‘rokersplein’, maar dat is nu een scooterstalling geworden. Het huiswerk-centrum is hetzelfde gebleven en de afspraken zijn ook in zekere zin weinig verandert. Ik denk dat de regels belangrijk zijn om de veil-igheid van de mensen in het gebouw te waarborgen en om orde te scheppen.

- Zet de regels voor jezelf in een top 10 van belangrijkheid. Motiveer waarom.

1. Respecteer iedereen in school als medemens die net zoveel waarde heeft als jijzelf. Dit vind ik een kernwaarde die niet alleen in school toegepast moet worden, maar overal. Respect voor anderen zorgt voor een veiligere en meer solidaire samenleving.

2. Respecteer de bezittingen van een ander en van de school en ga daar zuinig mee om. Dit vind ik aansluiten op kernwaarde 1. Om een veilig gevoel te creëren is het belangrijk dat je iedereen, en dus ook zijn/haar eigendommen in waarde laat. Het aantasten van andermans eigendom vind ik een verplaatsing van de agressie en lost niets op.

3. Gebruik van sociale media tijdens lessen is niet toegestaan. Ik vind deze regel belangrijk omdat kinderen écht verslaafd zijn aan social me- dia. Als ze hun telefoon constant bij zich mochten dragen, konden de leraren net zo goed stoppen met les geven. Hun persoonlijke virtuele wereld eist zoveel aan- dacht, dat er voor de les geen plaats meer is.

4. Respecteer het gebouw en de terreinen en houd ze netjes. Orde vind ik een belangrijke kernfactor die ook zeker gehandhaafd moet worden. Ook deze regel sluit heel erg aan op kernwaarde 1 en 2. Vervuiling is schadelijk voor de gezondheid en natuur, maar geeft ook een negatief signaal af aan de omgeving.

5. Tijdens de pauzes en tijdens tussenuren mogen leerlingen het schoolterrein niet verla-ten, tenzij ze vanwege buitenles voor Lo naar het sportpark moeten. Het is belangrijk dat kinderen op het schoolplein moeten blijven omdat de school de veiligheid van de kinderen anders niet kan garanderen. Doordat op 100 meter afstand een Albert Heijn zit is het heel aanlokkelijk voor de meesten om in de pauzes wat te halen. Maar dit geeft extra afval op straat, maar ook op school.

6. Leerlingen die te laat zijn, storen niet bij de dagopening, maar wachten op de gang totdat de dagopening afgelopen is. Veel leerlingen komen in de kunstvakken toch gewoon naar binnen ondanks dat ze te laat zijn. Als ze stil zijn en geen lawaai of overlast veroorzaken vind ik per- soonlijk dat zij gewoon rustig hun plek in kunnen nemen.

22

7. Voor leerlingen die, om welke reden dan ook, een tussenuur hebben zonder dat opvang is geregeld, geldt het volgende: ....’Je mag dus niet door de school lopen, niet om de school of in de buurt van lokalen dwalen, in de portieken of op het binnenplein verblijven.’ Wederom begrijpelijk dat ze niet willen dat leerlingen een les verstoren. Daar naast hebben ze natuurlijk goed overzicht over de leerlingen en veroorzaken ze zo geen problemen. Maar ik vind het eerlijk gezegd niet van toepassing om leerlingen te verplichten in een bepaalde ruimte te verblijven. Toen ik op daar op school zat, mochten we overal zitten en konden we bijvoorbeeld wat huiswerk maken, of lekker even buiten zitten.

8. De tafels, de stoelen en de bankjes moeten blijven staan op de plaats waar je ze hebt aangetroffen. Er mag dus ook niet gesleept worden met stoelen naar andere tafels. Het is logisch dat het een rotzooi wordt als leerlingen alles gaan verslepen. Maar ik vind wel dat dat in de pauzes mag, mits het daarna weer terug wordt gezet. Er surveilleert altijd een docent en als hij ziet dat het niet wordt terug gezet kan hij de leerlingen gewoon terugsturen om het alsnog recht te zetten.

9. Kleding, gedragen sieraden e.d. mogen niet expliciet refereren aan een andere gods-dienstige overtuiging dan de protestants christelijke. Het is begrijpelijk dat een andere religie dan christelijk niet wordt gewaardeerd aangezien het een Christelijke middelbare school is. Maar ik vind het niet nodig om daarbij andere culturen en geloven te verbieden. We zijn een interculturele samenleving waarin we moeten leren omgaan met meerdere geloofsvormen. Later zullen de kinderen hier ook mee te maken krijgen.

10. Leerlingen mogen niet roken in het schoolgebouw of op het schoolterrein. Ik snap helemaal dat ze niet binnen mogen roken, maar buiten vind ik zelf niet zo belangrijk. Ik vind het meer een taak voor de ouders of verzorgers om te zor- gen dat het kind niet gaat roken. Ik snap dat de school naast opleiding een soort opvoedkundige taak erop nahoud. Maar als ze roken doen ze dat toch wel, dan wel buiten school. Zolang de leerlingen alles netjes opruimen en schoon houden zie ik hier het probleem niet van in.

23

C.7. ZORGSTRUCTUUR:

C: STAGEOPRACHTEN

Breng de zorgstructuur van de school in kaart. Maak een afspraak met de zorgcoordina-tor of een docent die mentor is van een klas.

- Hoe is de begeleiding aan leerlingen met leer- en/of gedragsmoeilijkheden georganiseerd?Leerlingen die leer- of gedragsproblemen hebben worden begeleid door een zorgteam. In dat zorgteam is iemand van de GGD aanwezig, een leerplichtambtenaar, de mentor van de leerling en mevrouw de Jager. Zij is centrale begeleider, via haar wordt gecommu-niceerd.

- Hoe en wanneer vindt begeleiding plaats?Op een vast moment in de week wordt besproken wat er gedaan kan worden aan de situatie waar de probleemleerlingen zich in bevinden.

- Vind je dat het goed georganiseerd is en dat ‘zorg’ leerlingen de begeleiding krijgen die nodig is?Alexandra geeft hierover aan tevreden te zijn. Ze proberen te helpen tot zover dat kan als school zijnde. Mochten ze niet capabel zijn om het probleem om te lossen, dan wordt er wel gekeken waar de leerlingen dan wel naartoe kan voor hulp. Dit heb ik zelf ook gemerkt tijdens de rapportvergaderingen. Er wordt oprecht rekening gehouden met de leerling en met zijn of haar welzijn. Er wordt alles aan gedaan om de situatie voor de leerling zo soepel mogelijk te laten verlopen.

- Vergelijk dit met je eigen middelbare school.Ik heb zelf ook op het Altena College gezeten. Maar toentertijd merkte ik weinig van deze leerlingen. Kinderen die niet goed mee konden komen (door wat voor reden dan ook), spraken daar zelf over. Maar je hoorde nooit iets vanuit de leraren.

24

C.8. ORGANISATIE STAGE:

C: STAGEOPRACHTEN

- In de week voorafgaande aan de stage contact opnemen en afspraken vastleggen- Globale planning (weekoverzicht) van de stage maken en toevoegen- Tijdsindeling voor iedere stagedag afspreken en vastleggen- Afspraken maken wanneer je opdracht 3/4, 9, 11 en 12 kunt uitvoeren

De afspraken die ik met Alexandra en Joel van te voren heb gemaakt:

Voor de orienterende stage (20 uur) :- We houden een vaste, volledige dag in de week aan voor de orienterende stage (woensdag), want Alexandra heeft op deze dag een gevarieerd programma. Dan krijg ik van elk cultureel vak/niveau wat mee.- Tijdens de orienterende stage kan ik naast het bekijken en bijwonen van de les ook Al-exandra ondersteunen door bijvoorbeeld; een extra lesje geven over een opdracht waar de havo 3 leerlingen op dat moment mee bezig zijn (reliéf en plaaggeesten). Of het mee bekijken en beoordelen van presentaties die de leerlingen geven over bepaalde kunst-stromingen (a.h.v. een criterea lijst).- Eventueel meehelpen met het voorbereiden van de nieuwe opdracht ‘grenzen verleg-gen’ aan het einde van orienterende stage.- Verder natuurlijk gewoon aan de lessen deelnemen, analyseren, reflecteren en notities maken.- Werken aan het stagewerkplan en de wekelijkse verslagen.

Voor de praktijkstage (30 uur) hadden we in gedachte:- Deze wilden we aan laten sluiten op de orienterende stage, zodat ik het geleerde ook gelijk in praktijk kan brengen. Ik moet namelijk 30 uur voor de klas staan, de overige taken vallen daar niet onder.- Ook op een vaste dag, of verspreid over de week een aantal lessen voorbereiden en geven. Hier hadden we nog geen tijdsindicatie voor, maar stel dat ik een halve dag (3/4 uur) les geef, dan zou dit uitkomen op +- 7 weken.- Doordat we aan het einde van de orienterende stage op een nieuwe lessencyclus over-gaan, zou ik een inleidingsles kunnen geven over het thema (dit begint op 4 december).- Het begeleiden en helpen van leerlingen met keuzes maken of uitwerkingen door de hele periode heen.- Ik zou voor de lessen powerpoints kunnen maken m.b.t. de opdracht en deze presen-teren.- Misschien een aantal kunstgeschiedenis lessen voorbereiden en geven.- Als er ruimte over is, een les inplannen, voorbereiden en geven over o.a. kunststromin-gen (sluit aan op de lessencyclus).- Werken aan wekelijkse verslagen.

25

C.9. INTERVIEW DOCENT KUNSTVAK:

C: STAGEOPRACHTEN

- Vragen ontwikkelen voor interview met kunstvakdocent: - De taken van de docent - Visie op het vak - Mogelijkheden om vakinhoud/ lesstof te vernieuwen - Visie op beroep/ docentschap - Opleiding versus carriere - Mogelijkheden tot na- en bijscholing - Samenwerking binnen vaksectie - Interdisciplinaire samenwerking - Vakoverstijgende samenwerking - Samenwerking binnen een jaargroep/ team - Organisatie buitenschoolse activiteiten bijvoorbeeld excursies

Dit interview heb ik bij Renate Kasen afgenomen, ze geeft les op het Altena College in de kunstvakken.

1. Wat zijn (in grove lijnen) de taken die u als docent heeft op het Altena College?• Lesgeven aan diverse leerjaren: - Beeldende vorming in brugklas TH en HV, H3 en A3.- Tekenen, handenarbeid en CKV in T3.- Kunst beeldende vorming in H4 en A5.- Kunst algemeen en CKV in H4.• Lessen voorbereiden voor bovengenoemde klassen en vakken.• Werkstukken, verslagen, analyses, schriftelijke overhoringen en toetsen nakijken (dit is heel veel werk, zeker voor CKV en kunst algemeen).• Lokaal opruimen, materialen en gereedschappen nalopen en bijbestellen waar nodig.• Werkstukken in de school tentoonstellen.• Organiseren en begeleiden van excursies voor de brugklas (organiseren; om de vier jaar en dan twee jaar achter elkaar, begeleiden; ieder jaar) en kunst alge meen ieder jaar.• Organiseren en begeleiden van de werkweek naar Londen of Berlijn in A5.• Bijwonen (en soms notuleren) van kerngroep,- sectie-, rapport-, en overgangsver gaderingen.• Nascholen vakspecifiek en pedagogisch georiënteerd. • Mentoraat H4: - Gespreken voeren met leerlingen, ouders, conrector en decaan.- Cijfers en sociale omstandigheden monitoren en waar nodig actie ondernemen.- Studiekeuze lessen geven in samenwerking met de decaan.

26

• Kunstcoördinator taken uitvoeren:- Contacten leggen en onderhouden met culturele instellingen voor o.a. het boeken van voorstellingen/ workshops.- Een enorme informatiestroom aan aanbiedingen van diverse culturele in stellingen doorwerken en kijken wat interessant is.- Voorstellingen/ workshops welke door derde worden gegeven begeleiden en overige betrokkenen daarover informeren en aansturen.- Gang van zaken rondom de cultuurkaart coördineren.- Enz…

2. Wat is uw visie op het vak, welk doel streeft u na?Ik probeer te werken vanuit de visie die beschreven wordt op de volgende website onder het kopje doelstellingen: http://www.expertisecentrum-kunsttheorie.nl/index.php?PgNr=46. Het geen hier beschreven wordt is heel interessant en erg leerzaam. Naar mijn mening een must voor iedere docent in de beeldende vakken.

3. Zijn er mogelijkheden om vakinhoud/ lesstof te vernieuwen? Zo ja, om de hoeveel tijd gebeurt dit? Zo nee, waarom niet?Ieder schooljaar nemen we de jaarprogramma’s van alle leerjaren en vakken onder de loep om te kijken waar verbeteringen/veranderingen noodzakelijk zijn. Dit gebeurt tij-dens één van de sectievergaderingen waar dus iedereen bij betrokken is.

4. Wat is uw visie op uw beroep als docent?Dit is wat mij betreft niet los te koppelen van de visie die ik heb op mijn vak. Kortom, zie mijn antwoord op vraag 2.

5. Vindt u dat wat u in de theorie heeft geleerd (opleiding) in de praktijk goed heeft kunnen toepassen? Werd er een helder beeld geschept van het docenten vak?Ja, door de uiteenlopende stages die ik gelopen heb, wist ik wat me te wachten stond op het gebied van lesgeven (denk hierbij aan lesorganisatie, orde houden e.d.) en het voorbereiden van de lessen. Dit alles is tijdens de opleiding veelvuldig aan bod gekomen. Echter ook een nee, voor de enorme werkdruk door grote hoeveelheden nakijkwerk, zeker wanneer je een fulltime baan hebt. En ook zeker een nee voor het feit dat het on-derwijs zoveel neventaken kent, waarmee ik op de opleiding en tijdens mijn stages niet mee in aanraking ben gekomen. Denk hierbij aan het mentoraat en alles wat daarmee samenhangt (overigens heb ik daarvoor op mijn eerste school een zeer leerzame cursus gevolgd), de functie kunstcoördinator, het organiseren en begeleiden van excursies en werkweken, vergaderingen e.d.

6. Biedt het Altena College mogelijkheden tot na- en bijscholing? Moet u daar om vragen, of wordt dit aangeboden door de school?Ieder jaar wordt er een meer pedagogisch georiënteerde nascholing georganiseerd door

27

het Altena College. Daarnaast volg ik ieder jaar één of meerdere vakspecifieke naschol-ingsdagen. Deze kies ik altijd zelf uit en worden altijd betaald door school.

7. Vindt u dat u goed kunt samenwerken binnen uw vaksectie? Ja, wij hebben een hele prettige sectie. Waarin de samenwerking op alle gebieden heel soepel verloopt.

8. Vindt u dat er sprake is van een goede interdisciplinaire samenwerking? Zo ja, waar ziet u dat in terug, zo nee waarom vindt u dat niet?De interdisciplinaire samenwerking binnen onze school zou beter moeten. Onze sectie functioneren nog te veel als eilandjes. Er zijn al wel wat initiatieven, bijvoorbeeld op het gebied van de talen, daar kijken ze hoe ze diverse onderdelen hetzelfde kunnen behan-delen, zodat er wat eenduidigheid ontstaat.

9. Vindt u dat er sprake is van een vakoverstijgende samenwerking tussen u en collega’s uit betá vakken? Zo ja, waar ziet u dat in terug, zo nee waarom vindt u dat niet?Nee, er is geen sprake van vakoverstijgende samenwerking tussen mij (en onze sectie) en mijn collega’s (en de sectie) uit de betá vakken. Behalve dan dat ik wat betreft het mentoraat contacten onderhoudt met deze collega’s.

10. Hoe is de samenwerking binnen een jaargroep/ team georganiseerd en wat is uw rol hierin?Tijdens onze sectievergaderingen, die zo’n 4 maal per jaar plaatsvinden, bespreken wij met de voltallige sectie de dan aan de orde zijnde punten. In de wandelgangen, pauzes, tussenuren, maar vooral ook via de mail bespreken we tussentijds de wat dringende zak-en. Mijn rol daarin is de punten van uit mijn rol als kunstcoördinator aandragen en mijn visie/mening geven over alles wat samenhangt met ons vak.

11. Vindt u dat er voldoende buitenschoolse activiteiten (bijvoorbeeld excursies) worden georganiseerd met betrekking tot uw vak? Zo ja, kunt u een paar voor beelden noemen? Zo nee, wat zou u graag zien gebeuren?• In de brugklassen organiseren twee leden van onze sectie ieder schooljaar een excursie naar een museum voor beeldende kunst.• In H4 organiseren de lesgevende docenten voor het vak kunst algemeen een excursie binnen de kaders van het examenthema.• Ik als kunstcoördinator organiseer daarnaast, veelal in samenwerking met mijn sectiegenoten, nog een aantal voorstelling/workshops:- In de brugklassen de Scapino in school dansdagen.- In de tweede klas een theatervoorstellingen tijdens 1 lesuur.- Voor de CKV-klassen T3, H4 en A4 een facultatieve theatervoorstelling.- Voor de CKV-klassen H4 en A4 een dansvoorstellingen tijdens 1 lesuur.

28

C.10. INTERVIEW DOCENT ANDER VAK:

C: STAGEOPRACHTEN

Ik heb drie andere docenten geinterviewd voor deze opdracht. Een geeft geschiedenis en maatschappijleer, een ander Engels en ander Nederlands.

Leraar geschiedenis en maatschappijleer:

- Waarom voor dit beroep/vak gekozen?Geeft aan dat ze altijd al lerares wilde worden.

- Wat zijn de voor- en nadelen?Voordeel: Roostervoorkeuren kunnen doorgeven, lange vakanties, variatie leerlingen en lessen.Nadelen: Nakijkwerk, vervelende situaties tussen leerlingen.

- Geeft deze baan voldoening?Ja.

- Samenwerking met de kunstvak collega’s?Nee.

- Conclusie/ eigen mening geven.N.v.t.

Lerares Nederlands:

- Waarom voor dit beroep/vak gekozen?Leuk om kinderen iets aan te leren of over te brengen. Daarnaast vind ze het een leuke leeftijdsgroep.

- Wat zijn de voor- en nadelen?Voordeel: Veel verschillende niveaus, dat zorgt voor een uitdaging.Nadelen: Je geeft maar in een vak les, het is heel erg specifiek.

- Geeft deze baan voldoening?Zeker!

- Samenwerking met de kunstvak collega’s?Nog niet, indirect via poster maken of gelezen boek.

- Conclusie/ eigen mening geven.

29

N.v.t.

Lerares Engels:

- Waarom voor dit beroep/vak gekozen?Leuke, afwisselende baan met veel vakantie.

- Wat zijn de voor- en nadelen?Voordeel: Vakanties en weekeinden vrij.Nadelen: Altijd vaste tijden, je kan niet zelf kiezen wat je rooster wordt. Je kan geen vrije dag opnemen als je dat wilt.

- Geeft deze baan voldoening?Zeker!

- Samenwerking met de kunstvak collega’s?Minimaal, omdat dat voor mijn vak niet nodig is.

- Conclusie/ eigen mening geven.Leraar: elke dag weer!

30

C.11. CKV:

C: STAGEOPRACHTEN

Inhoud en organisatie rondom de kunstvakken en het vak CKV bestuderen. Breng dit in relatie tot buitenschoolse kunstzinnige activiteiten:

- Inhoud/ curriculum Kunstvakken op je stageschool. Leg uit.

Het Altena College is geen ‘stadse’ school, ze hoeven niet te concurreren met andere middelbare scholen in de buurt. Ze zijn geen Kunstprofielschool en bieden daarom ook geen extra kunstklassen aan. Per schooljaar krijgen de leerlingen 3 rapporten voor CKV. De cijfers lopen door, over het gehele jaar.

- Organisatie (aantal lesuren) en soort contacten (musea, theaters etc.) Welke?

Voor elke richting geldt:- In leerjaar een wordt twee uur besteed aan beeldende vorming en een uur aan muziek.- In leerjaar twee wordt twee uur besteed aan beeldende vorming en een uur aan muz-iek.

Vmbo:- Op het Vmbo hebben de vakken een overkoepelende naam, namelijk ‘Kunstvakken’. CKV heet vak een, Kunst Algemeen vak twee. - In leerjaar drie kunnen ze kiezen uit muziek, tekenen of handenarbeid. Dit is twee uur in de week. CKV wordt voor een uur geintegreerd in handenarbeid of tekenen.- In leerjaar vier is handenarbeid, muziek, of tekenen een examenvak en krijgen ze hier vier uur per week voor.

Havo:- Havo drie krijgt twee uur beeldende vorming per week en een uur muziek. - Havo vier krijgt twee uur CKV, waar een uur kunst algemeen aan is gekoppeld. - Havo vijf krijgt twee uur per week CKV en twee uur Kunst en Beeldende Vorming en daar is een uur Kunst Algemeen aan gekoppeld.

Vwo:

- VWO drie krijgt twee uur beeldende vormgeving en een uur muziek. VWO vier krijgt drie lesuren CKV per week. - VWO vijf krijgt twee lesuren Kunst en Beeldende Vorming per week. Dit is gekoppeld aan twee uur Kunst algemeen.

31

- Wie geeft deze lessen?Mevr. Van der Heijden, Mevr. van Gelderen, Mevr. Kasen, Mevr. Boll, Men. Meijer, Men.van Ooijen. D.w.z. CKV voor Havo/vwo. Bij VMBO doet mevr. Peeters nog mee, samen met mevr. Kaasen en meneer Meijer.

- Wat zijn de opdrachten en hoe werken leerlingen deze uit?Leerlingen moeten allerlei diverse culturele activiteiten opzoeken en daarbij een opdracht maken. Opdrachten zijn bijvoorbeeld:- Het maken van stop-motions- Het maken van een kunstdocumentaire.- Het bekijken van films en filmanalyses maken van de film. - Cabaretstukje maken en uitvoeren.- Presentatie over dansstijlen. - Lesopdrachten tussendoor.

Er zijn zowel groepsopdrachten als individuele opdrachten. In de lessen werken ze veel met groepjes en de culturele activiteiten doen ze individueel. Die worden in een verslag uitgewerkt.

- Is het een examenvak?CKV is een schoolexamenvak, daar hoeven ze geen centraal examen voor te doen. Het is wel verplicht dit voldoende af te ronden.

- Nieuwe ontwikkelingen op de stageschool binnen het kunstvak- en/ of cultuureducatie?- In de eerste klassen gaan ze onder begeleiding naar het museum.- In de tweede klas krijgen ze een cabaretvoorstelling te zien.- In leerjaar vier van Havo en Atheneum gaan ze onder begeleiding naar een museum voor kunst algemeen.- In klas vier van elke studierichting wordt een workshop dans aangeboden. Er komt dan een dansgroep op school langs en geven daar een middagje les over.- Ze moeten in klas vier individueel kunstzinnige uitingen gaan bekijken of bezoeken.- Onlangs hebben ze met CVK een voorstelling gehad op school waarbij ze een cabaret-voorstelling moesten presenteren (Oeloek). Deelname is niet verplicht, maar wordt wel sterk geadviseerd door de school.

32

C.12. NEDERLANDS ONDERWIJS:

C: STAGEOPRACHTEN

Breng in kaart:

- Wat is de positie van de kunstvakken op je stageschool binnen het geheel aan mogelijkheden (o.a. lesurentabel bekijken).Alles wat blauw aangestreept is, zijn de uren die besteed worden aan creatieve vakken.

33

34

35

- Is de stageschool een Kunstprofielschool?Het Altena College is geen Kunstprofielschool.

- Breng je eigen schoolloopbaan in beeld in het schema van het totale onder- wijsaanbod.

36

MENING OVER STAGE:

D: EVALUATIE

- Zijn de doelstellingen bereikt die benoemd staan in de stagegids? Zo ja, in welke mate?Ik denk dat ik de doelstellingen heb behaald die staan benoemd in de stagegids. Ik denk dat ik grote sprongen vooruit heb gemaakt met mijn vermogen tot reflectie en ontwik-keling, mijn pedagogisch vermogen en didactisch vermogen. Ik heb me in mindere mate bezig gehouden met interpersoonlijk vermogen, samenwerking en omgevingsgerich-theid omdat:- Ik weinig moeite heb om open en oprecht te communiceren. - Ik sta open voor de mening van anderen en gebruik deze ter verbetering.- Samenwerking met andere studenten was n.v.t.- Ik vind het leuk en interessant om culturele instellingen te bezoeken en doe dit dan ook regelmatig.

- Wat vond je van de verschillende opdrachten?Sommige opdrachten vond ik erg nuttig, zoals het observeren van leraren. Je leert erg veel door alleen al te kijken naar houding, intonatie van de stem en gedrag. Sommige opdrachten vond ik niet van toepassing.

- Was je voldoende voorbereid op de stage?Ik denk dat ik voldoende voorbereid was op stage.

- Hoe verliep de samenwerking met medestudenten?N.v.t.

- Hoe verliep de samenwerking met de SPD/stageschool?Erg plezierig, er wordt open en duidelijk gecommuniceerd. Ik vind Alexandra een goede begeleider, ze is eerlijk over mijn presteren en geeft duidelijk aan waarin ik nog moet oefenen. Daarentegen geeft ze ook aan als het goed gaat, wat goed is voor mijn zelfver-trouwen als docent in opleiding. De stagebegeleider vanuit school is ook erg prettig om mee samen te werken. Zolang ik overal over communiceer is het goed.

- Wat heb je als moeilijk ervaren in deze stage?Ik vond het lastig om grenzen te stellen bij leerlingen. Soms liet ik ze te ver gaan wat de les niet ten goede kwam. Ook vond ik het lastig om mij autoritair op te stellen als dat nodig was, maar ik merk wel dat het steeds beter gaat. Ook vond ik het soms lastig om niet te kritisch te zijn op de leerlingen. Ik denk heel erg in HBO competenties en daar hoeven ze niet aan te voldoen. Ik moet ze er alleen op voorbereiden.

37

- Wat vond je boeiend/ interessant?Ik vond het erg leuk om te ervaren hoe groot je aandeel als ‘voorbeeldfunctie’ is binnen het onderwijs. Ook stond ik versteld van het feit hoe leuk ik het contact met leerlingen eigenlijk vind. Daarnaast merk ik dat mijn zelfvertrouwen veel groter is geworden omdat ik nu kan presenteren zonder dat ik dichtklap.

- Aan welke competenties heb je het meest kunnen werken?Ik heb het meeste kunnen werken aan B (vermogen tot reflectie en ontwikkeling), C (Pedagogisch vermogen) en D (didactisch vermogen). Door elke les te reflecteren op wat ik gedaan heb kon ik elke week werken aan mijn ontwikkeling. Door aan het einde van de dag te praten kon ik ook heel goed reflecteren op mijn leerperioden. Ik heb gep-robeerd om zoveel mogelijk vragen te stellen aan Alexandra om een zo goed mogelijk beeld van het lerarenschap te krijgen. Daardoor heb ik al een redelijke visie ontwikkeld van hoe ik wil zijn als docent. Doordat ik voor het Altena College ook een verslag moest schrijven met behulp van S.M.A.R.T doelen heb ik weer goed helder gekregen hoe ik een studieplan moet schrijven en moet gebruiken. Door stage te lopen heb ik ook een goed beeld kunnen ontwikkelen van de leef- en ervaringswereld van havo 3 t/m havo 5. Ik heb geprobeerd zoveel mogelijk verschillende klassen mee te nemen waardoor ik een zo breed mogelijk beeld kreeg. Ook heb ik door stage geleerd hoe een sociaal klimaat in een groep in elkaar steekt. Toch vond ik dit niet lastig omdat ik naar mijn idee al erg snel heb wie belangrijke schakels zijn in de klas en wie welke positie inneemt. Door de instructieles te geven heb ik ook geleerd hoe ik eenvoudige lessen in elkaar kan zetten en hoe ik dit kan presenteren. Door er een werkinstructie aan te koppelen heb ik geleerd hoe ik het werk van leerlingen kan bespreken en ze passend advies kan geven.

- Welke (leer)vragen heb je aan deze stage overgehouden?Ik heb een redelijk beeld ontwikkelt van het lerarenschap. De vragen die me nu nog bezig houden beperken zich vooral tot:- Hoelang ben je als leraar buiten werktijd bezig met nevenactiviteiten?- Wat zijn de doorgroeimogelijkheden als docent?- Hoe kun je ervoor zorgen dat je eigen creatieve talent blijft ontwikkelen?

38