Verhaal EEN BOOM IS NIET ALLEEN - Quentin Groom · 2015-09-02 · educatief materiaal bij ‘bomen,...
Transcript of Verhaal EEN BOOM IS NIET ALLEEN - Quentin Groom · 2015-09-02 · educatief materiaal bij ‘bomen,...
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
1
1. Kennismaking met het bos
1.1. Verhaal
EEN BOOM IS NIET ALLEEN
een verhaal over het bos
Op een dag in de herfst kwam er een vogel door het bos gevlogen. Het was een erg kleurrijke vogel:
een meesje!
De mees hield met zijn bek iets kleins vast, kunnen jullie zien wat het is? (beukennootje - vrucht).
Eigenlijk wou de vogel het nootje opeten, maar hij liet het per ongeluk vallen.
Het nootje lag daar de hele winter lang, en toen het lente werd groeide er een klein plantje uit. Het
was een jonge beukenboom!
Het kleine beukenboompje keek in het rond en zag hoe mooi de wereld rondom hem was. Hij stond
midden in het bos en zag rondom zich grote en kleine bomen, en struiken. Maar het mooist van al
vond hij de bloemen. De bodem van het bos leek wel een tapijt van gele en blauwe bloemen. En
tussen die prachtige bloemen krulden de lichtgroene blaadjes van de jonge varens.
Het werd zomer. De zon scheen hard en de beuk groeide goed.
Maar toen werd het opnieuw herfst. Het regende en waaide vaak, het werd veel kouder en onze
beuk verloor al zijn blaadjes! En ook de bomen rondom hem verloren hun blaadjes. Het duurde niet
lang of de bodem van het bos was bezaaid met een dik tapijt van gele, rode, oranje en bruine blaadjes.
De hele winter lang sliep de beuk. Maar terwijl hij sliep, waren er aan zijn wortels heel wat kleine
bodemdiertjes aan het werk. De slakken, regenwormen en pissebedden aten de rottende blaadjes
op en maakten er heerlijke lekkere bosgrond van. En ook de paddenstoelen hielpen mee om de
blaadjes stilaan te veranderen in heerlijke, voedzame grond voor onze beuk.
Toen onze beuk opnieuw wakker werd uit z’n winterslaap, kreeg hij mooie, jonge blaadjes en begon
hij opnieuw hard te groeien. En zo ging het elk jaar opnieuw. Al gauw was hij wel 2 meter hoog. En
nog enkele jaren later was hij wel 5 meter hoog geworden. En elke lente opnieuw, wanneer hij
ontwaakte, ontdekte hij iets nieuws.
De ene keer was het een klimplant die tegen zijn steeds stoerder wordende stam was beginnen
opklimmen. En de volgende lente kreeg hij gezelschap van mosplantjes die kriebelden aan zijn
tenen. En nog dezelfde herfst kwamen er paddenstoelen aan zijn voeten groeien.
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
2
Toen de beuk een volwassen boom was geworden - hij was toen al 40 jaar oud - groeiden er voor
het eerst kleine, groenige bloempjes aan zijn takken. En tegen de herfst waren er uit die bloempjes
vruchtjes gegroeid: de beukennootjes. De eekhoorntjes kwamen lang zijn stam omhoog gekropen om
van de beukennootjes te snoepen. En het meesje kwam voorbij, pakte er eentje in z’n bek en liet het
wat verder in het bos vallen … Wat zou er met dat nootje gebeuren?
Op een dag – nog heel ver hier vandaan – zal onze beukenboom sterven. Misschien komt er een
gemene paddenstoel op zijn stam groeien, en maakt die paddenstoel hem ziek. Of misschien wordt
hij zo zwak dat de bliksem en de wind hem doen omvallen. Of misschien komen er mensen die hem
omhakken, omdat er een nieuwe autoweg wordt aangelegd.
Maar zo gauw de oude boom dood zal zijn, zal hij voor nieuwe leven zorgen in het bos. Mossen,
paddenstoelen, spechten, houtboorders, zullen zijn hout bewonen en langzaam maar zeker zal hij tot
voedzame bosgrond vergaan.
Zo gaat het leven in het bos. Een boom staat nooit alleen!
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E
W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
1.2. Kaartjes met elementen van het bos
Volwassen
boom Jonge boom
Bloeiend
plantje
Spoor van een
dier
Dode boom Hoge struik Paddenstoel
(op de grond)
Een vrucht of
een zaadje
Lage struik Varen Bodemdiertje ??
Mos Klimmende
plant
Paddenstoel
(op een
boom)
??
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
4
2. Een kwis over het bos
Waar/niet waar en meer/minder
1. WAAR/NIET WAAR: in een bos groeien enkel bomen
(NIET WAAR: er groeien ook struiken, kruidachtige planten, paddestoelen …)
2. WAAR/NIET WAAR: de kleine diertjes op de bodem van het bos helpen om het bos ‘op te
ruimen’.
(WAAR: pissenbedden, wormen enz. helpen de strooisellaag te verwerken).
3. WAAR/NIET WAAR: in een bos zal je nooit bloemen vinden. Daarvoor is het daar te
donker.
(NIET WAAR: sommige bloemen zijn hier aan aangeapst)
4. WAAR/NIET WAAR: In sommige bossen kan je ook heel mooie bloemen vinden. De meeste
bloemen van het bos bloeien in de zomer.
(NIET WAAR: vooral in de lente licht)
5. WAAR/NIET WAAR: in de herfst heb je het meeste kans om paddenstoelen te vinden in het
bos.
(WAAR: de paddenstoelen houden van vocht + nog voldoende warmte).
6. MEER/MINDER Er groeien bij ons ongeveer 20 verschillende soorten inheemse bomen en
struiken.
MEER: in Vlaanderen ongeveer 60 soorten bomen en struiken
7. WAAR/NIET WAAR: In de winter zijn alle bomen kaal.
(NIET WAAR: naaldbomen niet, ook sommige loofbomen behouden hun blad in de winter)
8. WAAR/NIET WAAR: een bos moet regelmatig eens opgeruimd worden. Anders ligt het na
een tijd vol met afgevallen bladeren, afgewaaide takken en omgewaaide bomen.
(NIET WAAR: de bodemdiertjes en schimmels ruimen het bos op)
9. WAAR/NIET WAAR: In de winter zijn alle bomen kaal.
(NIET WAAR: naaldbomen niet, ook sommige loofbomen behouden hun blad in de winter)
10. WAAR/NIET WAAR: In de winter zien alle bomen er hetzelfde uit. Je kan ze dan niet
herkennen.
(NIET WAAR: In de winter kan je kijken naar de schors en naar de knoppen aan de bomen.
Zo kan je bomen ook herkennen).
LAATSTE RONDE: ELKE GROEP KRIJGT AFZONDERLIJK EEN VRAAG
11. Noem de naam van 1 boom die we zagen in het bos.
12. Noem de naam van 1 andere plant die we zagen in het bos.
13. Noem de naam van 1 klimplant die groeit in het bos.
14. Waarom zijn vogels belangrijk in een bos?
15. Welk zoogdier zou je kunnen vinden in een bos?
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
5
Moeilijkere vragen voor ‘gevorderden’
1. MEER/MINDER: Men schat dat er 1 miljard bomen op de wereld zijn.
(MEER: 400 miljard!)
2. MEER/MINDER: Er bestaan op de wereld ongeveer 100 verschillende soorten bomen
(MEER: ongeveer 10 000)
3. MEER/MINDER Er groeien bij ons ongeveer 20 verschillende soorten inheemse bomen en
struiken.
MEER: in Vlaanderen ongeveer 60 soorten bomen en struiken
4. JUIST/FOUT: Het hout dat wij in België gebruiken, komt bijna allemaal uit de bossen van
Brazilië. (FOUT: maar 6%)
5. De hoogste boom ter wereld is hoger dan het Atomium.
(JUIST: het Atomium is 102,.. meter en de hoogste boom is 115 meter)
6. MEER/MINDER: De dikste boom ter wereld heeft een omtrek van 20 meter.
(MEER: 36,2 m = meer dan 20 mensen met gespreide armen)
7. JUIST/FOUT: In de zomer kan een grote boom meer dan 250 liter water per dag opzuigen
en verdampen
(JUIST: Eik 300 tot 400 liter water per dag, Populier 1500 liter water per dag, Wilg 1200 liter
water per dag, Berk 350 liter water per dag, Appel 200 liter water per dag, Notenboom 200
tot 300 liter water per dag
8. JUIST/FOUT: De kleinste boom ter wereld is een soort wilg die in Mexico groeit.
(FOUT: het is inderdaad een wilg, de Salix herbacea, maar hij groeit enkel in het hoge
noorden en hoog in de bergen. Hij wordt maar 5 à 10 cm hoog).
9. JUIST/FOUT: Bomen zijn zeer belangrijk voor het zuiveren van de lucht.
(JUIST: bomen nemen koolstofdioxide op en geven zuurstof af)
10. JUIST/FOUT: In de winter zijn alle bomen kaal.
(FOUT: naaldbomen niet, ook sommige loofbomen behouden hun blad in de winter)
11. JUIST/FOUT: In de tijd van de dino’s bestonden er ook al bomen. (JUIST)
12. JUIST/FOUT: De hoogste boom in de Plantentuin heet ‘mammoetboom’.
(JUIST: de mammoetboom of Sequoiadendron giganteum in onze Plantentuin is 42,60m hoog.)
13. JUIST/FOUT: In de winter zien alle bomen er hetzelfde uit. Je kan ze dan niet herkennen.
(FOUT: In de winter kan je kijken naar de schors en naar de knoppen aan de bomen. Zo kan
je bomen ook herkennen).
14. JUIST/FOUT: De meeste bomen krijgen bloemen. (JUIST)
15. JUIST/FOUT: Bomen uit Afrika kunnen in onze Plantentuin niet groeien: daar is het te koud
voor bij ons.
(FOUT: we kunnen die bomen hier wel laten groeien, omdat we serres hebben die
verwarmd worden).
16. JUIST/FOUT: Aan de dikte van een boomstam kan je zien hoe oud de boom (ongeveer) is.
(JUIST: een boom van honderd jaar heeft bijvoorbeeld een stamomtrek van ongeveer 250
cm).
17. JUIST/FOUT: In een bos komen er vanzelf altijd nieuwe bomen bij. Ze moeten niet geplant
worden.
(JUIST: uit zaden, noten, vruchten die op de grond vallen groeien er vanzelf nieuwe bomen)
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E
W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
3. De delen van een boom
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
7
4. Kennismaken met verschillende bomen/struiken
Naam van de boom :
Naam van de boom :
Teken de bloem of de vrucht van deze boom :
Hoe noem je deze vrucht?
Bewaar één vrucht in het plastic zakje.
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
8
Naam van de boom :
Teken het blad van deze boom :
Beschrijf het blad:
Bewaar één blad in het plastic zakje.
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
9
Naam van de boom :
Teken de stam OF maak een schorsafdruk van de boom :
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
10
Naam van de boom :
Welke dieren doen iets goeds voor deze boom?
Welke dieren brengen schade toe aan deze boom?
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E
W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
5. Spelactiviteit: een boom is nooit alleen
5.1. Voorbereidend: concept cartoon
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
12
5.2. Regels voor het spel
Aantal spelers:
Min. 8 – max. 20
Doelgroep
8 – 14 jaar
Doel van het spel
De kinderen maken spelenderwijs kennis met verschillende dieren die een positieve of negatieve
invloed hebben op de groei van verschillende bomen en struiken. Ze ervaren welk effect
weersomstandigheden op bomen kunnen hebben. Ze leren dat verschillende soorten dieren als
beschermers kunnen optreden wanneer de boom ‘aangevallen’ wordt.
Voorbereiding
Elke groep krijgt een ander boomsymbool (hazelaar, meidoorn, paardenkastanje en eik).
Elke groep zal proberen zijn boom of struik te laten groeien en te beschermen. Het is ook mogelijk
om de boom van een andere groep ‘aan te vallen’.
Eén kind van elke groep gaat in het midden staan met zijn/haar boomsymbool.
Elke ‘boom’ krijgt 2 boomschijven. Deze boomschijven stellen de groei van boom voor. Hoe meer
boomschijven er verdiend worden, des te beter gaat het met de boom.
Het spel
Ronde 1: Van elke groep komt er één kind naar de spelleider. De spelleider geeft elk kind een
kaartje uit de reeks ‘vogels’. De kinderen krijgen kort (max. een halve minuut) de kans om met de
groep te overleggen naar welke boom ze met dit kaartje gaan. Als ze denken dat de afgebeelde
vogels hun boom zal helpen, gaan ze bij hun eigen boom staan. Als ze denken dat ze er een andere
boom mee kunnen ‘pesten’, kunnen ze bij die boom gaan staan. Ze mogen de achterkant van de
kaartjes NIET lezen!
Op het fluitsignaal lopen ze naar de afgesproken boom. Ze geven het kaartje aan de gekozen boom.
Die leest wat er op de achterkant staat. De spelleider geeft extra boomschijven of haalt er weg.
Ronde 2, 3 en 4 verlopen op dezelfde manier, maar dan met resp. bodemdiertjes, zoogdieren en
insecten. Er komt ook telkens een ander kind aan de beurt om met het kaartje naar de boom te
lopen.
Bescherming: Tijdens het spel mag elke boom maximaal één keer bescherming inroepen. Hij doet
dit nadat hij heeft gelezen wat de gevolgen zijn van het dier dat hem ‘aanvalt’. De boom gaat naar de
spelleider en kiest één van de 6 beschermingskaartjes, opnieuw zonder naar de achterkant van het
kaartje te kijken.
Weer: Tussen de verschillende rondes kan de spelleider tussenkomen met ‘weersgebeurtenissen’.
De spelleider leest dan zo’n gebeurtenis voor en die heeft gevolgen voor alle soorten bomen.
E D U C A T I E F M A T E R I A A L B I J
‘ B O M E N , K A M P I OE N E N V A N H E T P L A N T E N R I J K ’
J U T T A K L E B E R E D U C A T I E F M E DE W E R K E R
T E L + 3 2 ( 0 ) 2 2 6 0 0 9 9 1
J U T T A . K L E B E R @ B R . F G OV . B E W W W . P L A N T E N T U I N M E I S E . B E
13
Einde van het spel
Het spel wordt beëindigd wanneer een groep 6 boomschijven heeft verzameld. Deze groep wint het
spel. Bomen die tijdens het spel al hun schijven kwijtraken, blijven in het spel.