VBO Statistisch Zakboekje 2011 ©: duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk,...
-
Author
vbo-feb-federation-of-enterprises-in-belgium -
Category
Documents
-
view
219 -
download
0
Embed Size (px)
Transcript of VBO Statistisch Zakboekje 2011 ©: duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk,...
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
1/32
Sociaal departement
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groeiDenkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economieDenkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijdenDenkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werkenKerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
STATISTISCHZAKBOEKJE2011
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
2/32
VBO vzwRavensteinstraat 4, 1000 BrusselT + 32 2 515 08 11F + 32 2 515 09 [email protected]
REDACTIE: Klaas SoensVORMGEVING: The Mailshop, Patrick FierensDRUK: Geers Offset VERANTWOORDELIJKE UITGEVER:Charles Gheur
Ravensteinstraat 4, 1000 BrusselWETTELIJK DEPOT: D/0140/2011/5
De inhoud van deze publicatie vindt u op www.vbo.beCette brochure est galement disponible en franais.
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
3/32
Brussel, juni 2011
Beste lezer,
De regering heeft een ambitieus, maar noodzakelijk meerjarentraject voor de begroting bij Europa ingediend. Het doel is duidelijk:een begrotingsevenwicht of een sanering van ongeveer 17 miljard euro tegen 2015. De weg is ook duidelijk: via structurele ingrepenin de overheids- en socialezekerheidsdomeinen. Nu moeten er knopen doorgehakt worden in concrete dossiers.
Met dit statistisch zakboekje, dat voor het vijfde opeenvolgende jaar de structurele problemen op sociaaleconomisch gebied trachtte duiden, willen wij alvast de aandacht vestigen op vier belangrijke denkkaders:
1 Onze loonkosten blijven verder ontsporen tegenover de buurlanden. Is het dan wel sociaal een debat over de index uit de wegte gaan, o.a. wegens het verdere concurrentie- en jobverlies dat we daarmee opbouwen?
2 Zou de huidige knelpunteconomie via doortastende maatregelen op het vlak van onderwijs, begeleiding en activering vanwerklozen niet de weg moeten banen voor een participatie-economie, waar iedereen die kan werken, effectief aan het werk is?
3 Moet er op het vlak van de combinatie arbeid en gezin geen rem gezet worden op de vele verlofstelsels, die ons andermaal
uniek in Europa maken, ten voordele van andere maatregelen zoals glijdende werkuren en toegankelijke kinderopvang?4 Ten slotte, kunnen we, om de vergrijzingsuitdaging aan te gaan, anders dan de logica van alle andere EU-lidstaten volgen?
Langer leven moet ook bij ons, beter laat dan nooit, aanleiding geven tot langer werken.
De themas zijn bekend, de analyses worden in dit zakboekje andermaal geduid, en de mogelijke beleidskeuzes worden ditmaalsamengevat in vier denkkaders voor de toekomst. Zonder daarbij concrete maatregelen aan te reiken, wensen wij positieve en duur-zame keuzes voor te leggen in plaats van de kop in het zand te steken. Dit om het debat over de te maken beleidskeuzes te voedenen aan te zwengelen.
Het statistisch zakboekje is een werkstuk van het Sociaal departement en werd voorbereid door een expertswerkgroep
1
. Voor verde-re vragen en suggesties tot verbetering kunt u terecht bij Klaas Soens ([email protected]), cordinator van dit zakboekje.
Het zakboekje is gratis te verkrijgen in gedrukte versie (zie colofon), alsook terug te vinden op onze website www.vbo.be, onder derubriek Publicaties / Cijfers en feiten. Wij wensen u veel leesplezier.
Met vriendelijke groeten,
Pieter Timmermans, bestuurder-directeur-generaal van het VBO
1 Naast het Sociaal departement van het VBO zijn dit: Marc Blomme (Fedustria), Manou Doutrepont (FEVIA), Sbastien Procureur (Communicatiedepartement VBO) en Geert Vancronenburg(Economisch departement VBO).
3
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
4/32
DENKKADER 1: VAN LOONKOSTENONTSPORING NAAR JOBINTENSIEVE GROEI ........................................................ 6 - 7 Lste stie selle ble ......................................................................................................... 8
Lstetsi lt vee ............................................................................................................... 9
Lstetsi veietit bs ............................................................................................................... 10
DENKKADER 2: VAN KNELPUNT- NAAR PARTICIPATIE-ECONOMIE .............................................................................. 12 - 13
Teise sties sil we ......................................................................................................... 14
Belise welseisiteie weii eessief .................................................................................... 15 Stee li lie welsei sis vli welze ................................................................. 16
DENKKADER 3: VAN VERLOFSTELSELS NAAR FLEXIBELE ARBEIDSTIJDEN ................................................................ 18 - 19
Velfete v ezie l zee itebei ................................................................................................ 20
Velve besteie lssiee lte ..................................................................................................... 21
900 ile e sbsiies v eeltise bs ................................................................................................ 22
DENKKADER 4: VAN VERVROEGDE UITTREDE NAAR LANGER WERKEN .................................................................... 24 - 25
Ist besie eet vee te ......................................................................................................... 26
Tiseiet bve besie .................................................................................................................. 27
Le leve, le wee .............................................................................................................................. 28
KERNCIJFERS VOOR HET SOCIAALECONOMISCH OVERLEG
Beli .......................................................................................................................................................... 29 - 30
Eze ............................................................................................................................................................ 31
Inhoud
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
4
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
5/32
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groeiDenkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economieDenkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijdenDenkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werken
Kerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
5
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
6/32
6
Een stijging van de olieprijs doet de infla-tie in Belgi, net als in anderelanden, versnellen. Dit betekent dat het leven duurder wordt, wat
de vraag naar compensatie via hogere lonen doet ontstaan.
Deze loonaanpassing aan de levensduurte gebeurt in Belgi auto-
matisch en direct, via het systeem van automatische loonindexe-
ring. Dit leidt tot onzekerheid bij de werkgevers de loonevolu-
tie in het komende jaar kunnen zij maar bij benadering inschatten ,
maar ook tot ontsporende loonkosten, wanneer de inflatie hoger
uitvalt dan voorzien. In andere landen wordt de loonkostenevo-lutie immers op voorhand voor een bepaalde periode onder-
handeld en is deze evolutie zeker, los van lagere of hogere infla-
tie dan voorzien. In een volgende onderhandelingsronde wordt
er mogelijk verder rekening gehouden met de inflatie van de voor-
bije periode. In Belgi wordt er daarentegen onderhandeld op
basis van de verwachte inflatie voor de komende periode, die sterk
kan afwijken van de uiteindelijke, feitelijke inflatie.
Voor diegenen met een sterke positie op de arbeidsmarkt, zij die
een job hebben of goede competenties kunnen aanbieden op de
arbeidsmarkt, zorgt de automatische indexering voor hogere
lonen. Hierdoor wordt de koopkracht ondanks de aantrekken-
de inflatie gevrijwaard.
Een behoud van koopkracht voor diegenen met een sterke posi-
tie op de arbeidsmarkt ondersteunt de consumptie. Een loon-kostenontsporing daarentegen, bijvoorbeeld wanneer de
Belgische loonkosten sterker toenemen dan in de buurlanden,
geeft ook aanleiding tot een verslechtering van onze concur-
rentiepositie en een verlies aan jobs voor de outsiders op de
arbeidsmarkt.
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
Van LoonkoSTEnonTSporIng
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
7/32
7
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
Ook in 2011 hebben de aantrekkende wereldeconomie en de poli-
tieke onrust in het Midden-Oosten reeds voor een snellere stij-
ging van de olieprijzen gezorgd dan op voorhand was verwacht.
Er valt te vrezen dat onze concurrentiepositie hierdoor verder zal
verslechteren.
Via een studie en op basis hiervan een hervorming van ons hui-
dig systeem van automatische loonindexering, moet het nochtans
mogelijk zijn om de impact van een olieprijsschok op de Belgische
loonkostenontwikkeling te beheersen en de aanpassingen aan dit
systeem onder sociale partners vorm te geven.
Hierdoor zou een meer evenwichtige loonkostenontwikkeling
ontstaan, waardoor onze concurrentiepositie o.m. tegenover de
buurlanden verbetert. Dit heeft een directe positieve impact op
het aantrekken van investeringen en het behouden en winnen van
marktaandelen.
Een evenwichtige loonkostenontwikkeling is een belangrijke ver-
eiste indien we tegen 2020 inderdaad 73,2% van de bevolking tus-
sen 20 en 64 jaar aan het werk willen krijgen.2 Deze doelstelling,
zon 570.000 bijkomende jobs, is om verschillende redenen van
cruciaal belang. Niet alleen is ze broodnodig om de vergrijzings-
uitdaging succesvol aan te gaan. Meer mensen aan het werk zal
zich eveneens vertalen in een lagere armoedegraad.
REACTIE OP DIT DENKKADER? Geert Vancronenburg, adviseur Economisch departement [email protected]
2 Belgische doelstelling in het kader van
de EU 2020-strategie. Bron: minister
Milquet (15/04/2011), Een ambitieus
Nationaal Hervormingsprogramma
(NHP) met voorrang voor de werk-
gelegenheid.
naar joBInTEnSIEVE groEI
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
8/32
8
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
LOONKOSTEN STIJGEN SNELLER DAN BUURLANDEN
In zijn laatste rapport stelde de CentraleRaad voor het Bedrijfsleven (CRB) dat de
Belgische loonkosten in de periode
2009-2010 voor de derde keer op rij snel-
ler waren gestegen dan in onze drie buur-
landen.3 Over de periode 1996-2010 is
onze loonkostenhandicap nu al opge-
lopen tot maar liefst 3,9%. Dit komt
bovenop de handicap van 8% die al vr1996 was opgebouwd.
Wegens deze vaststelling bereikten de
sociale partners, na lang en intensief
onderhandelen, in januari 2011 een ont-
werpakkoord over een gematigde loon-
kostenontwikkeling voor de periode
2011-2012: in 2011 zou er geen marge
bovenop de index zijn en in 2012 moch-
ten de rele loonsverhogingen maximaal
0,3% bedragen. Omdat de inflatie als
gevolg van de stijging van de olieprijs aan
het oplopen was (cf. infra), kwam deGroep van Tien eveneens overeen om
een studie rond ons systeem van auto-
matische indexering te maken. Meer
bepaald zou er onderzocht worden hoe
de impact van een olieprijsschok op de
loonkostenontwikkeling gematigd zou
kunnen worden.
Daar het ontwerp van interprofessioneelakkoord (IPA) verworpen werd door de
socialistische en liberale vakbonden,
heeft de federale regering conform dewet van 1996 op het concurrentiever-
mogen het dossier naar zich toe
getrokken. De regering bevestigde in
haar bemiddelingsvoorstel dat er in
2011 geen enkele marge bovenop de
index bestaat en dat deze in 2012 maxi-
maal 0,3% van de loonkosten bedraagt.
3 Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (09/11/2010), TechnischVerslag november 2010.
Loonkostenhandicap van Belgi
t.o.v. onze drie buurlanden(1996 = 100)(Bron: CRB, Technisch Verslag 2010)
103,9
99
100
101
102
103
104
105
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010e
LoonkoSTEnonTSporIng
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
9/32
Wat eind 2010 gevreesd werd, lijkt in2011 uit te komen. Als gevolg van de
forse stijging van de olieprijs ligt de fei-
telijke inflatie aanzienlijk hoger dan ver-
wacht ten tijde van de publicatie van het
CRB-rapport in november 2010. Terwijl
het Federaal Planbureau toen nog uitging
van een gezondheidsindex van 1,9% in
2011, heeft het in mei 2011 zijn voor-spelling opgetrokken naar 3%.
De verwachte indexering in de privsec-tor bedraagt hierdoor niet langer 3,9%
voor de periode 2011-2012 (zoals in het
CRB-rapport), maar is opgelopen tot
maar liefst 5,5%. Rekening houdend
met de in het CRB-rapport verwachte
loonkostenevolutie in onze drie buurlan-
den, is de kans dan ook reel dat we van-
daag aan de vooravond staan van eenvierde loonkostenontsporing op rij.
In tegenstelling tot het ontwerp van IPAen de aanbeveling van de Nationale Bank
van Belgi blijft het evenwel nog steeds
wachten op de broodnodige studie
over de automatische loonindexering
en haar perverse neveneffecten.
Verwachte indexering in de
privsector in de periode2011-2012(Bron: CRB, FPB, OESO)
1,9%
3,0%
1,8%
2,0%0,2%
0,5%
3,9%
5,5%
0%
1%
2%
3%
4%
5%
6%
Technisch verslag november 2010 Mei 2011
OverloopeffectGezondheidsindex 2012Gezondheidsindex 2011
9
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
LOONKOSTENONTSPORING LOOPT VERDER OP
LoonkoSTEnonTSporIng
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
10/32
10
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
LOONKOSTENONTSPORING VERNIETIGT JOBS
De automatische indexering wordt doorvelen verdedigd als zeer sociaal en met
niets dan voordelen. Voor diegenen die
een sterke positie op de arbeidsmarkt
hebben (de insiders), zal de automatische
indexering er inderdaad voor zorgen dat
hun koopkracht intact blijft. Indien dit ech-
ter gepaard gaat met een zoveelste loon-
kostenontsporing, dan zullen er echterook jobs sneuvelen. Op basis van recen-
te studies van het Federaal Planbureau4
en van de hoogleraren Abraham en
Konings (K.U.Leuven)5 kunnen we stellen
dat met elke 1% loonkostenontsporing,
er zon 15.000 jobs verloren zullen
gaan. Diegenen die hier het slachtoffer
van zijn, zullen hun koopkracht dus niet
gevrijwaard zien! Integendeel, zij zullen
geconfronteerd worden met een forsekoopkrachtvermindering.
Daarnaast heeft ons systeem van auto-
matische indexering nog andere nadelen.
Zo leidt het tot een verslechtering van
onze concurrentiepositie, wat weegt op
onze exportprestatie. Het zorgt ook voor
belangrijke tweede ronde-effecten,
namelijk de inflatie stijgt, waardoor hoge-re loonkosten, waardoor hogere bedrijfs-
kosten, waardoor hogere afzetprijzen,
waardoor opnieuw een hogere inflatie.
Ten slotte zetten loonkostenontsporingen
de winstmarges van de ondernemingen
onder druk, wat een negatieve impact
heeft op de investeringen, ook deze invorming en innovatie.
Dus hoewel het systeem van automati-
sche indexering individueel door de
meeste werknemers als positief geperci-
pieerd zal worden, brengt het anderzijds
de concurrentiekracht van de onder-
nemingen en de jobs van andere
werknemers in gevaar.4 Federaal Planbureau (mei 2010), Economische vooruitzichten
2010-2015.
5 F. Abraham & J. Konings (2010), Loonkosten, productiviteit en
werkgelegenheid in een concurrentile internationale omgeving:
een analyse met Belgische bedrijfsgegevens.
Verband tussen de evolutie vande loonkostenhandicap en detewerkstelling wanneer men deloonkostenhandicap sinds 1996
afbouwt (in vgl. met wanneermen dit niet zou doen)(Bron: Federaal Planbureau)
2.000
8.940
18.385
27.830
41.730
0,0%
0,5%
1,0%
1,5%
2,0%
2,5%
3,0%
2012 2013 2014 2015 20200
5.000
10.000
15.000
20.000
25.000
30.000
35.000
40.000
45.00050.000
Totale werkgelegenheid (rechterschaal)
Loonkostenhandicap/uur, t.o.v. 3 buurlanden (linkerschaal)
LoonkoSTEnonTSporIng
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
11/32
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groeiDenkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economieDenkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijdenDenkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werken
Kerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
11
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
12/32
12
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
Sinds een aantal jaren kampt de Belgische economiemet een toenemend aantal knelpuntvacatures. Devoornaamste redenen hiervoor zijn: (1) een gebrek aan uitstroom
uit het onderwijs van technisch geschoolden (zowel op secun-dair, bachelor als master niveau), terwijl deze competenties juist
zeer gegeerd zijn in de huidige kenniseconomie; (2) de combinatie
van vergrijzing en ontgroening, wat ertoe leidt dat er vandaag heel
veel werknemers de arbeidsmarkt verlaten, terwijl het aantal jonge
intreders beperkter is. Dit leidt tot krapte op de arbeidsmarkt;
(3) daarnaast zijn er ook heel wat knelpuntvacatures voor onge-
schoolden, waar de loon- en arbeidsvoorwaarden blijkbaar te wei-
nig verschillen van een vervangingsinkomen, wat leidt tot de zoge-naamde werkloosheidsval.
Het gevolg is een toenemend aantal knelpuntvacatures. Zelfs in
het crisisjaar 2010 blijkt dat 1 op 4 bedrijven in de privsector vaca-
tures heeft moeten stopzetten bij een gebrek aan kandidaten.6
Gezien de activering van werklozen vrij beperkt is in Belgi (wei-
nig degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen + opvolging
werklozen slechts na 15 of 21 maanden werkloosheid en beperkt
tot de leeftijd van 50 jaar), is er van daaruit onvoldoende druk ombijvoorbeeld de vacatures waarvoor er geen of slechts een korte
scholing vereist is, in te vullen. Veel van deze jobs worden in de
praktijk ingevuld door buitenlanders (bv. uitvoerende arbeiders,
bouw, dienstencheques,).
Het gevolg is een opwaartse druk op de lonen n vacatures die
niet ingevuld kunnen worden. Dit leidt zowel op micro- als op
macroniveau tot een vertraging van de economische groei enminder jobs en welvaart. Na de hoge loonkosten in Belgi zijn de
knelpuntvacatures de bezorgdheid nummer 2 van veel bedrijfs-
leiders geworden.
Van knELpunTEconomIE
6 Bron: VBO, bevraging bij 563 werkgevers in februari 2011.
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
13/32
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
13
Het probleem van de knelpunteconomie dient dus aan de basis en
via een meersporenbeleid aangepakt te worden. Eerst en vooral
moeten technische beroepen populairder gemaakt worden bij jon-
geren. Bedrijfsfederaties, maar ook onderwijs en studieadviescen-
tra, hebben hier een belangrijke taak te vervullen. Daarnaast moet
de arbeidsmarkt voor heel wat profielen (bv. uitvoerende arbeiders,
bouw, onderzoekers, ingenieurs,) nog meer opengesteld worden
voor buitenlanders. Arbeidsmigratie is geen bedreiging voor de
eigen welvaart of de eigen werklozen. Beroepsactieve migranten zijn
geen kosten, maar een opbrengst voor de sociale zekerheid en inge-
vulde jobs leiden tot groei en de creatie van nieuwe jobs.
Gezien heel wat knelpuntvacatures geen diploma of ervaring ver-
eisen, is arbeidsmarktgerichte scholing onvoldoende. Een acti-
verend werkloosheidsbeleid, met degressieve en in de tijd
beperkte werkloosheidsuitkeringen zoals in alle ons omringende
landen (!), is essentieel om de arbeidsmarkt dynamischer en mobie-
ler te maken. Landen met een hoge werkzaamheidsgraad kennen
een hoge mobiliteit op de arbeidsmarkt.
Meer technische scholing, arbeidsmigratie en activering van werk-lozen zullen leiden tot meer ingevulde vacatures. Alleen al de
activering van langdurig werklozen heeft op 6 jaar tijd geleid tot
70.000 langdurige werklozen minder in de groep die aan de opvol-
ging van het zoekgedrag van werklozen door de RVA onderwor-
pen is (langdurige werklozen tot 50 jaar).
Het gevolg is meer economische groei en een hoge arbeids-
participatie. Belgi bevindt zich met een werkzaamheidsgraad van
67,6% (20-64 jaar) nog ruim onder de EU 2020-doelstelling van
75% werkenden.
REACTIE OP DIT DENKKADER? Bart Buysse, adjunct-directeur Sociaal departement [email protected]
naar parTIcIpaTIE-EconomIE
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
14/32
1414
In de grafieken staan de knelpuntvaca-tures weergegeven die het meest voor-
komen in respectievelijk het Vlaams (gra-
fiek links) en het Waals Gewest (grafiek
rechts). Zoals eerder gesteld, komen
technische functies daarin vaak voor en
dit op alle niveaus: zowel technici en
monteurs uit technische en beroepsop-
leidingen als ingenieurs en informatici op
hogeschool- en universitair niveau.
Daarnaast zijn er ook heel wat vacante
betrekkingen voor kortgeschoolden
(schoonmaker7, callcenter operator,),
commercile functies (vertegenwoordi-
ger) en beroepen in de zorgsector.
Uit een VBO-bevraging blijkt dat in hetcrisisjaar 2010 maar liefst 1 op 4 bedrijven
uit de privsector vacatures heeft moeten
stopzetten bij een gebrek aan kandida-
ten. De grootste problemen stellen zich
in de bouwsector (1 op 2 bedrijven
moest vacatures stopzetten), de groot-
handel (29%) en de productie (23%).
Uit diverse studies blijkt dat een diploma
nog steeds loont op de arbeidsmarkt:
van de schoolverlaters met een bachelor-
of masterdiploma heeft 70% tot 90%
binnen het jaar werk gevonden. Van degeschoolden secundair onderwijs 60% tot
80% en van de ongekwalificeerde uit-
stroom 60% of minder.8
7 Wellicht speelt hier een duidelijk effect van het dienstenche-questelsel: in 2009 waren er bij de VDAB 13.759 vacaturesvoor particuliere schoonmakers, 5.299 voor professioneleschoonmakers en 402 voor industrile schoonmakers. In hetWaals Gewest is deze functie niet opgenomen in de lijst vanmeest voorkomende knelpuntvacatures.
8 VDAB (2010), Werkzoekende schoolverlaters in Vlaanderen,2008-2009. Le Forem (2010), Linsertion au travail des jeunesdemandeurs demploi wallons sortis de lenseignement en2009.
0 500 1.000 1.500 2.000 2.500
Technisch monteur
Kok
Vertegenwoordiger(goederen)
Vertegenwoordiger(diensten)
Onderhoudstechnicus
Technisch installateur
Technicus bouwThuisverkoper
Callcenter operator
Verpleegkundige
0 4.000 8.000 12.000 16.000 20.000
Kelner
Vrachtwagenbestuurder
Boekhouder
Verpleegkundige
Ingenieur
Informaticus
Leerkracht secundaironderwijs
Vertegenwoordiger
Technicus
Schoonmaker
[LInkS] Meest voorkomendeknelpuntvacatures bij deVDAB in het Vlaams Gewest(Bron: VDAB, Analyse Vacatures 2009,Knelpuntberoepen)
[rEchTS] Meest voorkomendeknelpuntvacatures bij de
Forem in het Waals Gewest(Bron: Forem, Dtection des mtiers etfonctions critiques en 2009)ST
ATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
TECHNISCHE STUDIES SPRINGPLANK NAAR WERK
knELpunTEconomIE
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
15/32
De degressiviteit van de Belgische werk-loosheidsuitkeringen d.i. het verschil tus-
sen het hoogste uitkeringsniveau bij de
aanvang van de werkloosheid en het laag-
ste na een zekere werkloosheidsduur is
vrij beperkt in Europees perspectief. De
Europese Commissie en de OESO heb-
ben voor 2 loonniveaus en 4 gezinstypes
deze degressiviteit onderzocht. Hieruit
blijkt dat de Belgische werklozen
gemiddeld bij aanvang 71% van hun
vroegere nettoloon ontvangen en tussen
het tweede en vijfde jaar werkloosheid
65%. Dit is een degressiviteit van
gemiddeld ongeveer 10% tegenover
40% in de EU-15! Andere landen com-
penseren deze sterkere degressiviteit
die leidt tot meer activering vaak met
bijstandsuitkeringen, huisvestingstoesla-
gen, enz., maar deze zijn gekoppeld aan
een bestaansmiddelentoets en dus ge-richt naar de behartenswaardige gevallen.
De hoge lasten op arbeid in Belgi ver-
klaren waarom de vervangingsratio in
netto termen (bv. initieel 71% van het
laatste nettoloon) hoger uitvalt dan deze
in bruto termen (bv. initieel 60% van het
laatste brutoloon, met een maximum van
1.350 euro). Werkloosheidsuitkeringen
worden immers voor maximaal 10,09%
fiscaal belast, terwij l er van een
gemiddeld brutoloon ongeveer 40% aan
fiscale en parafiscale werknemerslastenafgehouden wordt.9
Meer degressiviteit is dus absoluut geen
kwestie van mr middelen, maar van
een betere besteding van de midde-
len!10 In geval van een beperking in de
tijd en een sterkere degressiviteit zouden
er eventueel meer middelen naar de ini-
tile werkloosheidsperiode kunnen gaan.9 Bron: OESO, Taxing Wages 2009.
10 Belgi besteedt 3,3% van zijn bbp aan het werkloosheidsbe-leid in ruime zin, dit is het hoogste percentage van alleOESO-landen (Bron: OESO, Employment Outlook 2010).
Evolutie van de netto vervan-gingsratio van de werkloos-heidsuitkeringen, op 5 jaar
tijd, gemiddelde voor 2 loon-niveaus en 4 gezinstypes(Bron: EC en OESO, 2011)
71%
6
3%
65%
35%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
BE AT DK IE PT DE FR FI SE EU-15 UK ES NL LU EL IT
Netto
werkloosheidsuitkeringt.o.v.
hetvroegerenettoloon
Jaar 1 Jaar 2-5
15
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
BELGISCHE WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN WEINIG DEGRESSIEF
knELpunTEconomIE
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
16/32
De actieve begeleiding en opvolgingvan werklozen is een evidentie gewor-
den in de Europese sociale modellen. De
Europese Commissie beveelt een opvol-
ging van de werklozen binnen het eerste
jaar werkloosheid aan en binnen de 6
maanden voor jongeren. In Belgi is in
2004 een opvolgingsmaatregel inge-
voerd, waarbij langdurige werklozen na
15 maanden (-25 jaar) of 21 maanden
werkloosheid (+25 jaar) door de RVA wor-
den opgeroepen om hun zoekinspan-
ningen naar werk te evalueren.
Dit beleid, dat voorlopig enkel geldt voor
de werklozen tot 50 jaar, werpt duidelijk
vruchten af. Over de economische cylci
heen zijn er vandaag structureel 70.000
langdurige werklozen tot 50 jaar min-
der in de RVA-statistieken dan voor de
maatregel in 2004.
Door de sterke toename bij de 50-plus-sers, die niet aan deze maatregel onder-
worpen zijn, is de daling van de globale
werkloosheid niet zo opvallend: vandaag
zijn er 469.628 beschikbare werkzoeken-
den op de arbeidsmarkt (8,4% werkloos-
heidsgraad) tegenover 486.489 in 2004
(eveneens 8,4%). Wat tevens zorgen
baart, zijn de nog steeds bestaande stel-
sels van vrijgestelde werklozen: 9.861
vrijgestelden om sociale en familiale rede-nen, 89.193 vrijgestelde oudere werklo-
zen en 117.509 vrijgestelde bruggepen-
sioneerden dienen niet beschikbaar te zijn
voor een job. Zij vertegenwoordigen een
kost aan de sociale zekerheid van 2,6 mil-
jard euro, tegenover 4,3 miljard euro voor
de beschikbare werkzoekenden.11
11 Bron: RVA(2011), Jaarverslag2010.
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
16
43.
584
90.
880
194.3
96
124.2
16
0
25.000
50.000
75.000
100.000
125.000
150.000
175.000
200.000
225.000
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Ouder dan 50 jaar, werkloos 2 jaar Jonger dan 50 jaar, werkloos 2 jaar
Evolutie van de langdurige
werkloosheid, in de groep-50 jaar en de groep +50 jaar(Bron: RVA)
STERKE DALING LANGDURIGE WERKLOOSHEID SINDSOPVOLGING WERKLOZEN
knELpunTEconomIE
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
17/32
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
17
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groeiDenkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economieDenkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijdenDenkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werken
Kerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
18/32
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
18
In de 20ste eeuw is de toetreding van devrouwen tot de arbeidsmarktn van de opvallendste maatschappelijke transities gebleken.
Waar er in 1960 slechts 29% van de vrouwen op arbeidsleeftijdaan het werk was, was dat in 1985 al 37% en vandaag 56%. Van
een kostwinnersmodel zijn we gevolueerd naar een tweever-
dienersmodel, met vaak een moeilijke combinatie tussen arbeid
en gezin tot gevolg.
De wetgever en ook de sociale partners hebben oplossingen voor
deze uitdaging gezocht via de invoering van talrijke verlofrech-
ten, zoals het ouderschapsverlof (1998), het tijdskrediet (2002),
de landingsbanen (2005), enz. Dit heeft geleid tot een opeen-
stapeling van verlofstelsels: wie het goed aanpakt, kan vanaf zijn
40ste ononderbroken in voltijdse of deeltijdse verlofsystemen
stappen tot aan zijn pensioen. Vooral de 1/5de onderbrekingen
zijn daarbij populair. Deze eenzijdige verlofbenadering in com-
binatie met het feit dat we in Belgi een relatief lage werkzaam-
heidsgraad kennen 68% van de 20-64-jarigen is aan het werk,
tegenover 71% gemiddeld in Europa en 75% EU-doelstelling ,
geeft de nodige problemen.
Er ontstaat een hogere werkdruk bij de collegas en in de knel-punteconomie van vandaag kan er niet zomaar een vervanger
gevonden worden. Voor hogere profielen is het onbegonnen werk
om voor 1 dag per week een vervanger te zoeken. Ook voor kritieke
functies (bv. de kraanman op een bouwwerf) is dit verre van evident.
Het gevolg zijn organisatorische problemen op de werkvloer, die
jaar na jaar toenemen. Volgens een enqute van de Dublin
Foundation wordt 61% van de Belgische ondernemingen gecon-
fronteerd met personeelsleden op familiaal verlof over een peri-
ode van 3 jaar, tegenover 51% gemiddeld in Europa.12 Daarnaast
zijn er de toenemende directe kosten voor de sociale zekerheid
(1,3 miljard euro aan verlof in 2010)13 en zijn het vaak vrouwen die
deze verlofrechten opnemen. Dit geeft aanleiding tot de besten-
diging van de klassieke rolpatronen.
12 European Foundation for the Improvement ofLiving and Working Conditions (2007),Parental leave in European companies.
13 Indirect zijn de kosten voor de sociale zeker-heid veel groter, omdat periodes van tijdskre-diet in ruime mate gelijkgesteld worden metgewerkte periodes, voor de toegang tot enberekening van pensioen en brugpensioen.
Van VErLoFSTELSELS
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
19/32
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
19
Het zou ook anders kunnen. Door de verlofrechten korter te
maken (bv. een loopbaankrediet met een maximum) en flexibele
arbeidstijden meer ingang te doen vinden op de werkvloer, zou
er een moderne arbeidsorganisatie kunnen ontstaan met meer gelij-ke loopbaankansen voor mannen en vrouwen. Een goede omka-
dering door de overheid, via de uitbouw van beschikbare en betaal-
bare kinder- en naschoolse opvang, is daarbij van essentieel belang.
De werkgever zou kunnen rekenen op werknemers die meer uren
presteren, maar die tegelijk tevreden zijn over het evenwicht tus-
sen arbeid en gezin. De werknemer zou flexibel kunnen inspelen
op onverwachte problemen (bv. ziekte van een kind) en meer ge-
evalueerd worden op basis van prestaties dan op basis van een9-to-5 aanwezigheid op de werkvloer.
Een bijkomend gevolg is een betere verdeling van de gezinslast.
Kortere verloven met een hogere uitkering zullen meer vaders sti-
muleren om ervan gebruik te maken. Een meer genderneutrale
opname van de diverse verlofstelsels is zeker een aandachtspunt,
maar overstijgt evenwel de relatie werknemer-werkgever. Een meer
evenwichtige verdeling van gezins- en huishoudelijke taken moet
kaderen binnen een ruimer maatschappelijk debat.
Kortere verloven zullen leiden tot een hogere arbeidsparticipatie
dan vandaag het geval is en een moderne welvaartsstaat.
Iedereen die kan werken, draagt zijn steentje bij aan de gemeen-
schap, zodat een hoog niveau van sociale bescherming kan gebo-
den worden aan wie vrijwillig of onvrijwillig een tijdje of voor lan-
gere tijd aan de kant moet blijven.
REACTIE OP DIT DENKKADER? Monica De Jonghe, adviseur Sociaal departement [email protected]
naar FLEXIBELE arBEIdSTIjdEn
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
20/32
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
20
Het VBO heeft de verschillende familia-
le verlofstelsels zoals moeder- en ouder-
schapsverlof, betaalde loopbaanonder-
breking om familiale redenen,
bestudeerd voor 6 EU-lidstaten, namelijk
Belgi en de buurlanden en de vaak geci-
teerde voorbeeldlanden op dit vlak
Denemarken en Zweden. Uit deze studie
blijkt dat Belgi de meest uitgebreide
familiale verlofrechten in de tijd kent
van heel Europa.
Een Belgisch koppel met 2 kinderen heeft
maximaal recht op 30 weken moeder-
schapsverlof, 20 dagen vaderschapsver-
lof, 12 maanden ouderschapsverlof (vol-
tijds of pro rata deeltijds), 2 jaar voltijds
tijdskrediet (excl. sectorale uitbreidingen)
en 10 jaar 1/5 tijdskrediet (2 jaar in vol-
tijdse equivalenten, excl. het recht op 1/2
of 1/5 tijdskrediet vanaf 50 jaar). Dit is
samen bijna 6 jaar dat de beide part-
ners samen niet beschikbaar zijn voor
hun werkgevers. Zweden doet bijna
even goed, maar daar is het recht op
betaalde loopbaanonderbreking veel
beperkter dan in Belgi.
Er blijkt een trade off te bestaan tussen de
duur en de uitkering van de verlofstelsels.
Zo maakte Duitsland bijvoorbeeld de
overgang van een lang moederschaps-
verlof met een forfaitaire basisuitkering
(tot 2 jaar) naar een korter ouderschaps-
verlof, maar met een hogere, loongere-
lateerde uitkering. Belgi en Frankrijk
behoren tot de klassieke landen, met
lange verloven met een relatief lage uit-
kering. Nederland, Duitsland en
Denemarken kennen kortere verloven,
wat de loopbaankansen van vrouwen
zou bevorderen (cf. infra).
Geheel van mogelijke familialeverlofstelsels in Europa, voor
een koppel met 2 kinderen,excl. stelsels voor 50+(Bron: VBO-analyse)
0
10
20
30
40
50
60
70
Belgi Zweden Frankrijk Denemarken Duitsland Nederland EU(min. duur)
Vergoede loopbaanonderbreking om familiale redenen, excl. 50+ (in VTE)
Ouderschapsverlof
Moeder-/vaderschapsverlof
5j 8m5j 3m
4j 8m
3j 3m2j 10m
2j 8m
1j 6m
Aantalmaanden
VERLOFRECHTEN VOOR GEZINNEN AL ZEER UITGEBREID
VErLoFSTELSELS
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
21/32
21
Heel wat verlofstelsels werden inge-
voerd en uitgebreid met het oog op een
hogere arbeidsparticipatie van vrouwen.
In de voorbije 10 jaar is de werkzaam-
heidsgraad van vrouwen met 5,6 pro-
centpunten toegenomen tot 61,6%,
tegenover met 6,9 procentpunten tot
61,7% in de eurozone. We doen het hier
dus niet beter dan gemiddeld in Europa.
De vele verlofstelsels in Belgi besten-
digen de klassieke rolpatronen (2/3
opname door vrouwen en 1/3 door man-
nen) en zorgen op die manier dus niet
voor genderneutrale arbeids- en loop-
baankansen. In een studie van de ULB
over verlofstelsels in Europa wordt onder
meer geconcludeerd dat het essentieel is
dat het zwangerschaps- en ouder-
schapsverlof geen te lange duur hebben,
om de nadelen die vrouwen hierdoor op
de arbeidsmarkt ondergaan zo klein
mogelijk te maken.14
De onderzoekers stellen ook nog dat de
overheden hun inspanningen niet
alleen moeten toespitsen op de
beroeps-, maar ook op de gezinssfeer.
De gelijkheid tussen mannen en vrouwen
kan enkel terrein winnen als men werkt
aan een billijke verdeling van de huis-
houdelijke en ouderlijke taken terwijl
vrouwen en mannen tegelijk hetzelfde
statuut in de tewerkstelling wordt gewaar-
borgd.
14 Bron: D. Meulders, G. Amerijckx en L. Maron (2009), Beleidter bevordering van de werkzaamheid van ouders en socialeinsluiting, PEPSI-rapport, ULB, Dulbea.
Verdeling van de diverse
verlofstelsels naar geslacht,in 2010(Bron: RVA, FOD Sociale Zekerheid)
65%
77%
72%
73%
100%
60%
35%
23%
28%
27%
40%
0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000
Deeltijdse loopbaanonderbreking/tijdskrediet
Voltijdse loopbaanonderbreking/tijdskrediet
Zorg-/palliatief verlof
Ouderschapsverlof
Werkverwijdering tijdens zwangerschapen borstvoedingsverlof (2009)
Moeder-/vaderschapsverlof (2009)
MannenVrouwen
VErLoFSTELSELS
VERLOVEN BESTENDIGEN KLASSIEKE ROLPATRONEN
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
22/32
In de grafiek wordt andermaal gellu-
streerd dat er vandaag reeds heel wat
middelen uitgaan naar een betere ver-
zoening tussen arbeids- en gezinsleven
via de voltijdse en deeltijdse onderbre-
kingen van de loopbaan: 1,3 miljard
euro, waarvan 660 mio euro aan voltijd-
se en 650 mio euro aan deeltijdse uitke-
ringen.15
Indien we bij alle deeltijdse familiale ver-
lofstelsels het budget aan inkomensga-
rantie-uitkeringen voor deeltijdse werk-
nemers16 tellen, dan komen we op 885
mio euro aan RVA-toeslagen om het
deeltijds werken aan te moedigen.17 Dit
gaat over bijna 300.000 deeltijdse jobs of
ongeveer 1/4 van alle deeltijdse jobs in
Belgi. Wellicht zijn we met deze massa-
le subsidiring van deeltijds werk ander-
maal uniek in Europa en de wereld!18
Vooral de 1/5 onderbrekingen zijn
populair: voor het tijdskrediet gaat dit
over 65% van alle onderbrekers. Juist
daar speelt een duidelijke verlofval: 4/5
werken is nagenoeg even lonend als vol-
tijds werken.19
15 Zonder rekening te houden met de kosten ten gevolge van
gelijkstellingen voor pensioen en brugpensioen.
16 Dit zijn werknemers die, bij gebrek aan een voltijdse job inde onderneming, deeltijds aan het werk zijn, met een aanvul-lende uitkering van de RVA.
17 Daarbij komen nog ca. 36 mio euro aanmoedigingspremiesvoor loopbaanonderbreking en deeltijdarbeid door deVlaamse overheid (bron: www.werk.be).
18 Zo is Belgi ook wereldkampioen inzake lasten op arbeid eninzake de onbeperkte duur van de werkloosheidsuitkeringenin de tijd.
19 Zie hiervoor het VBO Statistisch zakboekje 2010, p. 26.
Uitgaven sociale zekerheidvoor loopbaanonderbreking
en ondersteuning vandeeltijdse jobs(Bron: RVA, FOD Sociale Zekerheid)
235 mio
105 mio
175 mio
370 mio
60 mio
26 mio
47mio
66 mio
36 mio
425 mio
Inkomensgarantie-uitkeringvoor deeltijdse werknemers
Thematische verloven
Loopbaanonderbreking
Tijdskrediet
Werkverwijdering tijdenszwangerschap/borstvoedingspauzes
Vaderschapsverlof
Moederschapsverlof
Voltijdse uitkering Deeltijdse uitkering
22
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
900 MILJOEN EURO SUBSIDIES VOOR DEELTIJDSE JOBS
VErLoFSTELSELS
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
23/32
23
STATISTISCH
ZAKBOEKJE
VBO
Denkkader 1: Van loonkostenontsporing naar jobintensieve groeiDenkkader 2: Van knelpunt- naar participatie-economie
Denkkader 3: Van verlofstelsels naar flexibele arbeidstijdenDenkkader 4: Van vervroegde uittrede naar langer werken
Kerncijfers voor het sociaaleconomisch overleg
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
24/32
naar LangEr WErkEn
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
25/32
STATISTISC
H
ZAKBOEKJE
VBO
25
Langer leven zou dus ook kunnen en moeten gepaard gaan met
langer werken. Dit is een tendens waaraan geen enkele Europese
lidstaat ontsnapt. In Belgi is momenteel nog 37% van de 55-plus-
sers aan het werk, tegenover 46% gemiddeld in Europa, 58% inDuitsland en Denemarken en 71% in Zweden.
Landen met veel werkenden slagen erin hun model van sociale
bescherming te vrijwaren, zonder de werkende generatie met
extra belastingen op te zadelen. De belastingdruk op een alleen-
staande werknemer is niet toevallig nergens ter wereld hoger
dan in Belgi: 55% belastingen22 tegenover 45% netto. In
Duitsland bedraagt dit belastingpercentage 49%, in Denemarken42% en in Zweden 47%.23 Een lagere belastingdruk leidt nochtans
direct tot lagere loonkosten en meer groei en jobs.
Het gevolg zou een hoge arbeidsparticipatie zijn, met een effi-
cinte besteding van socialezekerheidsmiddelen voor zij die het
echt nodig hebben. In plaats van vandaag soms relatief weinig
te geven aan velen, zouden we meer moeten geven aan weini-
gen. Met een hogere werkzaamheidsgraad dan vandaag het geval
is, wordt de taart groter en kunnen de pensioenen veiliggesteldof zelfs verhoogd worden. Pas dan zal Belgi een voorbeeldi-
ge leerling zijn in de Europese klas.
22 Sociale werknemers- en werkgeversbijdragen + personenbelasting, tegenover de totale loon-kosten. Dus exclusief andere sociale lasten als bijdragen aan fondsen voor bestaanszeker-heid,
23 Bron: OECD (2010), Taxing wages 2009.
REACTIE OP DIT DENKKADER? BRUGPENSIOEN: Annick Hellebuyck, adviseur Sociaal depar-tement [email protected]
PENSIOEN: Bernadette Adnet, eerste adviseur Sociaaldepartement [email protected]
naar LangEr WErkEn
VErVroEgdE uITTrEdE
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
26/32
26
STATISTISC
H
ZAKBOEKJE
VBO
Over het brugpensioen verschijnen de
laatste tijd nogal wat hoeracijfers die
zouden moeten aantonen dat het
Generatiepact van 2005 overtuigende
resultaten boekt:- zo is het aantal vijftigers in brugpensioen
tussen 2005 en 2010 gedaald van 49.447
tot 36.409. Wat hierbij evenwel nietgezegd wordt, is dat er daarnaast in het
nieuwe statuut van beschikbare brugge-pensioneerden ondertussen 2.812 gerech-tigden zitten, die vaak vijftigers zijn, maar
nauwelijks geactiveerd worden;- aangezien er 81.477 zestigers in brugpen-
sioen zijn (incl. beschikbare bruggepen-sioneerden), zullen die de komende 5 jaaruit het stelsel stromen en zouden we naar
een afname van het brugpensioen gaan.
De volledigheid van de cijfers (telkensgeheel van vrijgestelde en beschikbare vol-
tijdse bruggepensioneerden) geeft evenweleen ander beeld:- het aantal bruggepensioneerden ligt in
2010 met 120.321 gerechtigden 10%
hoger dan in 2005;- het budget voor brugpensioen ten laste
van de sociale zekerheid ligt in 2010 met1,6 miljard euro 27% hoger dan in 2005(nominale toename);
- de instroom op jaarbasis ligt in 2010 met17.310 nieuwe gerechtigden 23% hogerdan in 2005;
- de netto aangroei (instroom uitstroom)ligt in 2010 met 611 hoger dan in 2005
(netto afname);- in de komende 5 jaar zullen er 81.477 brug-
gepensioneerden uitstromen, maar bij
gelijkblijvend beleid zullen er ook ongeveer81.106 nieuwe gerechtigden instromen.24
Uit bovenstaande cijfers kunnen we dus
niet anders dan besluiten dat de talrijke
maatregelen in het Generatiepact
slechts voor een beperkte mentaliteits-
verandering hebben gezorgd (bv. hoge-
re gemiddelde brugpensioenleeftijd),
maar dat deze dringend verscherpt eneffectiever gemaakt moeten worden.
24 Dit was de instroom in de periode 2006-2010.
2005 2006 2007 2008 2009 2010 (e)
Instroom 14.055 14.571 15.089 16.695 17.441 17.310
Uitstroom 14.632 10.790 13.607 15.406 13.150 16.699
6.000
8.000
10.000
12.000
14.000
16.000
18.000
Aantalpersone
n
INSTROOM BRUGPENSIOEN NEEMT VERDER TOE
VErVroEgdE uITTrEdE
Jaarlijkse in- en uitstroom voltijds
brugpensioenstelsel (incl. brug-pensioen na tewerkstellingscel)(Bron: RVA)
VErVroEgdE uITTrEdE
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
27/32
27
De invoering van het tijdskrediet in 2002
en de zogenaamde landingsbanen (1/2
of 1/5 arbeidsduurvermindering voor
50-plussers met een RVA-uitkering) in
2005 hadden als doelstelling een meer
ontspannen, maar langere loopbaan.
Uit de grafiek blijkt het tegendeel:
- tussen 56 en 60 jaar daalt het aantal
mensen in een landingsbaan met bijna
75%. Er wordt nauwelijks na 60 jaardoorgewerkt;
- na 60 jaar zijn er nog maar 9.270 per-
sonen in een landingsbaan, tegenover
81.477 bruggepensioneerden ouder
dan 60 jaar;
- het brugpensioen verdrievoudigt tussen
56 en 60 jaar.
Na de vaststelling dat het brugpensioen
is blijven bestaan, moeten we nu vast-
stellen dat het tijdskrediet er bovenop
is gekomen met een budget van 461 mio
euro (RVA-verloven en -arbeidsduurver-
minderingen voor 50-plussers) of 59% van
het totale budget van de RVA-verloven.
Het feit dat de loopbanen nauwelijks lan-
ger geworden zijn, maakt dat er geen
sprake is van meer inkomsten voor de
sociale zekerheid, maar dat er in tegen-
deel een verdere verhoging van de uit-
gaven heeft plaatsgevonden. De enige
manier om dit tegen te gaan, is werkne-
mers individueel te responsabiliseren
voor hun loopbaankeuzes: meer onder-
breken zou dan moeten leiden tot ofwel
minder opgebouwde pensioenrechten,
ofwel langer aan de slag blijven.
50-plussers in tijdskrediet en
loopbaanonderbreking vs.brugpensioen(Bron: RVA)
12.
545
3.
425
4.
655
15.
171
0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
14.000
16.000
18.000
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 jaar
Tijdskrediet/loopbaanonderbreking 50+ (2009) Brugpensioen (2010) STATISTISC
H
ZAKBOEKJE
VBO
VErVroEgdE uITTrEdE
TIJDSKREDIET BOVENOP BRUGPENSIOEN
VErVroEgdE uITTrEdE
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
28/32
28
STATISTISC
H
ZAKBOEKJE
VBO
In de voorbije 50 jaar is de levensver-
wachting op pensioengerechtigde leef-
tijd in Belgi met 6,6 jaar toegenomen.
In de komende 40 jaar wordt er een ver-
dere toename met 3,8 jaar verwacht. In
de voorbije 50 jaar is de minimale leeftijd
voor vervroegd pensioen bij de mannen
evenwel ongewijzigd op 60 jaar en de
wettelijke pensioenleeftijd op 65 jaar
gebleven. Dit maakt dat er in Belgi, anno 2010,
een periode van 22,4 jaar (brug)pen-
sioen gefinancierd dient te worden,
tegenover gemiddeld 18,5 jaar in Europa.
Belgi kent hiermee, samen met Frankrijk,
Luxemburg en Oostenrijk, de langste
pensioenen van Europa. Wie pleit voor
hogere pensioenen zonder tegelijk te
pleiten voor langere loopbanen, brengt
de financiering van de pensioenen in
gevaar.
De effectieve mannelijke uittredeleef-
tijd in Belgi bedraagt 59,1 jaar (+0,6
jaar tegenover 2000) tegenover 62 jaarin Europa. Een verhoging van de effec-
tieve uittredeleeftijd met 3 jaar in Belgi
zou de kosten van de vergrijzing kunnen
beperken van 3,7% tot 2,3% van het bbp
tegen 2030.25
25 Bron: Hoge Raad van Financin, Studiecommissie voor devergrijzing (2010), Jaarlijks verslag, juni 2010.
Effectieve uittredeleeftijd
mannen en levensverwachtingop 65 jaar, in 2010(Bron: OESO, Pensions at a Glance 2011)
67
66
66
64
64
63
62
62
62
62
62
62
62
62
62
61
60
60
59
59
59
57
45
50
55
60
65
70
75
80
85
PT EE SE DK UK IE NL CZ SI EU-21 EL FI DE ES PL IT HU SK BE FR AT LU
Effectieve uittredeleeftijd, mannen Levensverwachting op 65 jaar, mannen
LANGER LEVEN, LANGER WERKEN
VErVroEgdE uITTrEdE
kErncIjFErS Voor hET SocIaaLEconomISch oVErLEg
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
29/32
STATISTISC
H
ZAKBOEKJE
VBO
29
kErncIjFErS Voor hET SocIaaLEconomISch oVErLEg
BELGILONEN (Be: Estt, crB.)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010Bb-ei 3,7% 1,7% 2,7% 2,9% 1,0% -2,8% 2,1%
ptiviteit 1,6% 0,3% 1,5% 1,3% -0,7% -2,4% 2,2%
nile lsteei e eeei t 0,4% 1,5% 1,8% 2,1% 4,4% 4,3% -0,5%
nile lsteei le Beli 1,7% 1,6% 3,4% 3,7% 3,2% 2,8% 1,1%
nile lsteei le - ble 3,4% 1,5% 2,3% 2,2% 2,6% 2,1% 1,3%
WERK(Be: Estt, rSZ. n.b.: iet besib)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010Wezeis 20-64 (Eu 2020 = 75%) 65,8% 66,5% 66,5% 67,7% 68,0% 67,1% 67,6%
Bi e vwe 56,0% 58,6% 58,8% 60,3% 61,3% 61,0% 61,6%
Bi e e 75,5% 74,3% 74,0% 75,0% 74,7% 73,2% 73,5%
Wezeis 55-64 26,3% 31,8% 32,0% 34,4% 34,5% 35,3% 37,3%deeltis we 18,9% 22,0% 22,2% 22,1% 22,6% 23,4% 24,0%
Bi e vwe 37,4% 40,5% 41,1% 40,6% 40,9% 41,5% 42,3%
Bi e e 5,5% 7,6% 7,4% 7,5% 7,9% 8,6% 9,0%
ctte bele (il. itei) 9,1% 8,9% 8,7% 8,6% 8,3% 8,2% 8,1%
Lteee tewestelli ivset (30 i) 2.301.922 2.468.485 2.507.803 2.570.621 2.639.287 2.607.908 2.637.261
Istie 668.139 620.450 614.290 608.682 599.572 573.995 556.019
Bw 182.889 190.110 198.330 204.876 211.461 210.572 211.757
dieste 1.097.303 1.214.933 1.240.062 1.287.992 1.323.684 1.294.112 1.356.858
Sil fit 353.591 442.992 455.121 469.071 504.570 529.229 512.627
Lntrekkende tewerkstelling pblieke sectr (30 jni) 725.780 731.185 730.747 721.588 727.941 734.192 736.559
Zelfstie (Estt) 702.639 694.054 698.058 705.019 718.221 720.090 .b.
Weeves ivset et eseel (30 i) - 215.136 216.200 219.218 221.048 220.454 220.857
WERKLOOSHEID (Be: Estt, rSZ. n.b.: iet besib)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010Welseis 6,9% 8,5% 8,3% 7,5% 7,0% 7,9% 8,3%
Lie welseis ( 2) 3,7% 4,4% 4,2% 3,8% 3,3% 3,5% 4,1%
Wezeee 385.222 500.770 490.175 458.378 432.498 464.031 469.628 n vltise b 250.927 337.450 33.586 312.635 295.443 324.178 328.458
n sties 107.591 132.269 126.010 116.452 108.403 109.942 109.967
kErncIjFErS Voor hET SocIaaLEconomISch oVErLEg
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
30/32
STATISTISC
H
ZAKBOEKJE
VBO
30
n eeltise b 26.704 31.051 30.579 29.252 27.456 27.935 28.391
Besibe beesieee - - - 39 1.196 1.976 2.812
Viestele welze 264.624 241.655 236.488 232.285 226.092 221.093 216.563
oee welze 140.763 125.683 116.169 107.939 100.844 94.801 89.193
Sile/filile eee 9.383 6.954 9.250 10.767 11.097 10.740 9.861
Beesieee 114.478 109.018 111.069 113.579 114.151 115.552 117.509
ongekwalificeerde schlverlaters (Eu 2020: 10%) 13,8% 12,9% 12,6% 12,1% 12,0% 11,1% .b.
jee et ee sli (Eu 2020: 40%) 35,2% 39,1% 41,4% 41,5% 42,9% 42,0% .b.
ARBEIDSORGANISATIE (Be: rVa, oESo, Seex. n.b.: iet besib)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010rVa-velve 97.295 194.848 210.960 223.319 235.680 252.429 265.575
Vltis tiseiet - 12.884 12.268 11.452 10.332 9.006 8.397
deeltis tiseiet - 76.131 89.896 100.216 108.526 118.740 123.922
Vltise lb.. 21.786 9.014 8.859 8.447 8.028 7.029 6.326 deeltise lb.. 65.968 65.296 63.466 63.334 64.358 65.220 65.882
Vltise tetise velve 5.926 7.083 7.700 8.171 8.681 9.319 9.962
deeltise tetise velve 3.615 24.440 28.771 31.699 35.755 43.116 51.086
jlise beis lteee 1.422 1.450 1.454 1.454 1.469 1.453 .b.
absetese (0-1 ) - 1,99% 1,99% 2,13% 2,19% 2,26% .b.
SOCIALE ZEKERHEID (Be: Estt, oESo, Fod Sile zeeei, rVa. n.b.: iet besib)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010
aeeisi - 13,9% 14,5% 14,6% 13,9% 14,0% .b.Wi - 3,9% 4,1% 4,3% 4,8% 4,6% .b.
Itiviteits (20-64) - 30,9% 30,5% 29,7% 28,2% 30,1% 2 7,0%
Effet. itteeleefti m 58,5 58,7 59,0 59,6 59,8 59,1 .b.
Effet. itteeleefti V 57,1 57,5 57,8 58,7 58,6 59,1 .b.
Bet esiee - 24.561 25.668 26.761 28.858 30.463 .b.
Bet ezeisz - 16.173 17.735 18.873 20.703 22.128 .b.
Bet besiee - 1.254 1.297 1.374 1.435 1.507 1.591
Bet rVa-velve - 552 606 645 703 747 782
Bet welze (exl. besie) - 6.395 6.364 6.088 6.179 7.269 7.259Iste it sile bie - 33.486 34.400 36.322 38.392 39.156 .b.
Iste it leee iele - 12.369 13.146 13.987 15.042 15.111 .b.
kErncIjFErS Voor hET SocIaaLEconomISch oVErLEg
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
31/32
STATISTISC
H
ZAKBOEKJE
VBO
31
EUROZONELONEN (B: Estt)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bb-ei 3,9% 2,0% 3,2% 2,9% 0,7% -4,2% 1,0%
ptiviteit 2,3% 1,0% 1,5% 1,1% -0,2% -2,4% 2,0%
nile lsteei e eeei t 3,5% 1,6% 1,1% 2,1% 0,9% 1,2% 0,2%
WERK(B: Estt)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Werkzaamheidsgraad 20-64 jaar (Eu 2020 = 75%) 65,5% 68,0% 69,0% 70,0% 70,4% 69,0% 68,4%
Bi e vwe 54,8% 59,4% 60,5% 61,7% 62,5% 62,1% 61,7%
Bi e e 76,4% 76,7% 77,5% 78,3% 78,2% 75,9% 75,2%
Wezeis 55-64 34,0% 40,4% 41,7% 43,2% 44,3% 45,1% 45,8%
deeltis we 15,7% 18,6% 19,1% 19,3% 19,4% 20,0% 20,4%
Bi e vwe 30,0% 33,7% 34,3% 34,5% 34,4% 34,8% 35,1% Bi e e 5,4% 6,9% 7,3% 7,4% 7,5% 8,0% 8,4%
ctte bele (il. itei) 15,0% 16,0% 16,7% 16,6% 16,3% 15,4% 15,6%
WERKLOOSHEID (B: Estt)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Welseis 8,5% 9,0% 8,4% 7,5% 7,5% 9,5% 10,0%
Lie welseis ( 2) 4,1% 4,1% 3,9% 3,3% 3,0% 3,4% 4,3%
ongekwalificeerde schlverlaters (Eu 2020: 10%) 19,6% 17,6% 17,4% 16,8% 16,5% 15,9% .b.
jee et ee sli (Eu 2020: 40%) 23,3% 29,0% 29,7% 30,8% 31,5% 32,3% .b.ARBEIDSORGANISATIE (B: oESo)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010
jlise beis lteee (EZ-11) 1.559 1.534 1.533 1.525 1.533 1.509 .b.
SOCIALE ZEKERHEID (Be: Estt, oESo)INDICATOR 2000 2005 2006 2007 2008 2009 2010
aeeisi - 14,5% 14,8% 15,5% 14,9% 14,9% .b.
Wi - 7,3% 7,3% 8,0% 8,0% 8,1% .b.
Itiviteits (20-64) - 23,5% 22,3% 22,4% 22,1% 21,5% 21,6%Effet. itteeleefti m 61,3 61,3 61,5 61,7 61,8 61,8 .b.
Effet. itteeleefti V 60,1 60,6 60,9 60,7 60,9 60,4 .b.
-
8/3/2019 VBO Statistisch Zakboekje 2011 : duurzaam loonbeleid, structurele indicatoren, lonen, werk, werkloosheid, arbeidsorganisatie en sociale zekerheid
32/32
Veb v Belise oeeie vzw
rvesteistt 4 1000 Bssel
T + 32 2 515 08 11F + 32 2 515 09 99
www.vbo.be