Van Ziekenhuis tot Café - Belgisch Biercafe Olivier Leiden · Marco Gala Molina Marco Prins Marco...
Transcript of Van Ziekenhuis tot Café - Belgisch Biercafe Olivier Leiden · Marco Gala Molina Marco Prins Marco...
Van Ziekenhuis tot Café Speciale uitgave ter gelegenheid van de officiële opening van 'Olivier Leiden' op 11 april 2008
Debuut B.V. Utrecht maart 2008
Je merkt dat Leiden leeft!Een Belgisch grandcafé in een voormalig ziekenhuis. Ik vraag mij af wat de reactie zou zijn
geweest van de vier zusters en de twee novicen die in 1892 hier aankwamen om Roomse zieken
te behandelen en verplegen als ze dit zouden kunnen horen.
Het is een hele draai die het gebouw maakt, van kostschool voor deftige meisjes naar het
St. Elisabeth Ziekenhuis naar een groot complex waar SLS Wonen woonruimte voor studenten
creëert en een groot Belgisch grandcafé waar de Leidse bevolking zich kan laven. Ik ben zeer
verheugd met het behoud van dit soort grote monumentale panden voor onze binnenstad. Het
Leidse gemeentebestuur heeft een programma Binnenstad gelanceerd om de stad binnen de
singels een nog fraaier aanzien te geven dan nu al het geval is. In de 17e eeuw gold Leiden als
een van de mooiste steden van Holland, die naam en faam willen we graag weer terug hebben.
De stad zal opgeknapt en verlevendigd worden om zo toeristisch aantrekkelijker te worden.
Leiden is een stad met een rijk verleden, zo is de oudste universiteit van de Noordelijke
Nederlanden hier te vinden. De universiteit is een dankbetuiging van stadhouder Willem van
Oranje aan de Leidenaren voor de anti-Spaanse opstand die eindigde in Leidens ontzet van
3 oktober 1574. Nog altijd wordt dit ontzet jaarlijks groots in Leiden gevierd.
De stad kent ook de meeste musea van Nederland, is Rembrandt hier geboren en bruist de stad
het hele jaar door van de evenementen, kortom een stad om trots op te zijn.
Het nieuwe grandcafé is zeker een mooie toevoeging aan de vele horecagelegenheden die de stad
rijk is. Op welk moment van de dag en avond je ook door de stad loopt je merkt dat Leiden leeft.
Ik wens de eigenaren, bezoekers en personeel van restaurant Olivier een mooie toekomst toe.
Henri Lenferinkburgemeester van Leiden
3
4
A. H. Karbet
A. Patist
A. Van der loo
A.Feskens
Alex Kraan
Alphons de Goede,
André Broekhuis
Andre Broekhuizen
Andre Toller
Ann Wassink
Annemie Stevens
Annerije van der Vliet
Antonetta
ARK
Barry Plooy
Ben Goedgeluk
Bert van Doorn
Bjorn Westerhoven
Braaksma & Roos Architecten
Bram Stokman
Caroline Buiskool
Chris Eilander
Chris Kuypers
Christan Brouwer
Cor Smit
Daan Smeltzer
Danny de Lee
Danny Vos
Danny Willems
De Klarelijn
Dennis Plomp
Desiree en Greet
Dirk Tresignies
Ederveen
Edgar van Praat
Emiel Geerdink
Eppo Vroom
Eric Seugling
Bemeco
Forty Mossel
Frank Houtepen
Frank van Ballekom
Frans Luyten
Fred Bus
Fred van der Hoorn
Fulvio Cicirelli
Ger en Etienne (bor en knor)
Gerard Vocking
Gert Kruse
Guido und Uwe
Guido Verschoor
Hans van der Niet
Hareld Moerman
Harry Bos
Harry Houtkoper
H.J.J. Lenferink
Henk van Rietschoten
Hilde Aerts
Hussayn
J. W. van Rooden
Jan Aarts
Jan Raak
Jan Schockman
Jan van der Poll
Jan van Kuik
Jan-Willem Fukkink
Jeremy Adams
Jeanette Kooter
Jeroen van Dijk
Jesse Vink
Jo Cuyvers
Jo Kuppens
Johan Schmit
José Casas
Jurgen Mertens
Leander Geurst
Lennert Rietveld
Lieve van der Weert
Lisa J. Johnson
Luc Bastiaensen
Maaike Mittendorff
Marcel Bouman
Marco Gala Molina
Marco Prins
Marco van Oijen
Marco Voskamp
Marielle van Tol
Marinus van Uden
Marley Kersten,
Martien van Dooren
Martin van Rietschoten
Mireille Schipper Evers
Niek Stikkelorum
Nuon
Olivier Michils
Osei van der Kooijen
Otto van Vliet
Pascal van der Velden
Patrick van Kuik
Paul Balemans
Peggy Soevereyns
Peter van Paridon
Piet en Peter
Piet van der Windt
Pieter Zeeuwen
Pim Brokken
Pim Nagtegaal
Project 2000
Puma Smagge
R. van Boxtel
René Bakker
Rene Jacobs
Rene Lustroo
Rietje Etmanski
Rob Kuyper
Rob van Kollenburg
Rob Zonneveld
Robert Plomp
Roel Bremmers
Roger Weijns
S. de Bie
S .Jacobs
S . Verzelberg
Sander de Breuk
Sander Kortekaas
Sebastiaan Telkamp
Seran Kaplan
Staf de Bie
Sven Nikkels
Sylvan Schoonhoven
Tamara Laman
Tata
Thea Aalsters
Tilly van Rietschoten
Tom Harsma
Toon Borst
Van der Niet
Vanessa Haegeman
Vera Geaerts
W. Schutte
Werner Vanherle
Wil Pet
Willy Weijns
Wim Batenburg
Wim Lagewey
Wim van der Stelt
En iedereen die we vergeten
zijn te noemen
Onze dank gaat uit naar:
1. Elisabeth Ziekenhuis/
Olivier
2. Hooglandse Kerk
3. De Burcht
4. Hooigracht
5. Oude Rijn
6. Pieterskerk
2
3
4
4
5
5
6
5
1
InhoudVoorwoord: - H.J.J. Lenferink – burgemeester van Leiden ...................................................................................................................................... 3
Onze dank gaat uit naar ............................................................................................................................................................................................ 4
Luchtfoto Leiden ......................................................................................................................................................................................................... 5
Oorsprong van het ziekenhuis – Van Breda naar Leiden .......................................................................................................................................... 7
Het ziekenhuis en de zusters ..................................................................................................................................................................................... 8
Groei en succes van het ziekenhuis ........................................................................................................................................................................... 9
Het ziekenhuis tijden de Tweede Wereldoorlog ..................................................................................................................................................... 11
Het ziekenhuis in de jaren ’50 en ’60 ...................................................................................................................................................................... 12
Toon Borst: De eerste kennismaking met ander religies ....................................................................................................................................... 13
Chirurg Eppo Vroom: Werken in het ziekenhuis ..................................................................................................................................................... 14
Puma Smagge - Wonen in het ziekenhuis ............................................................................................................................................................. 15
Behoud van het ziekenhuis – Buurtvereniging vecht voor behoud – Wil Pet ....................................................................................................... 16
Niek Stikkelorum – SLS wonen kocht het pand en redde het van de sloop .......................................................................................................... 18
Fred Bus: Belgische nostalgie, Leidse geschiedenis ................................................................................................................................................ 20
Luc Bastiaensen: De sfeerarchitect van het Belgisch Bier Café ............................................................................................................................. 22
Olivier Utrecht; Van een huis naar een kerk naar een café ................................................................................................................................... 24
Guido Verschoor: Kansen voor een café dat eruit springt ..................................................................................................................................... 26
Olivier Michils: Ambassadeur van de Belgische gastvrijheid ................................................................................................................................. 27
Logo’s en colofon ...................................................................................................................................................................................................... 28
‘Bier’ en ‘Papier ........................................................................................................................................................................................................ 29
6
Het Sint Elisabeth Ziekenhuis heeft haar oorsprong in Breda. Sinds 1826 konden de inwoners
van Breda terecht in een ziekenhuis van de zusters Franciscanessen. Vanaf 1880 trokken drie
van die zusters zelf ook de stad in om zieken thuis bij te staan: een soort wijkverpleegkundi-
gen. De groeiende groep zusters kreeg een apart huis ter beschikking en vormde een nieuwe
congregatie: de ‘congregatie van de Heilige Elisabeth’, vernoemd naar de patrones van zieken,
misdeelden en bedelaars, de heilige Elisabeth van Thüringen (1207-1231).
Oorsprong van het Ziekenhuis
Van Breda naar LeidenEr werd steeds vaker een beroep gedaan
op de zusters, ook van ver buiten Breda.
Daarom ontstond het idee om een tweede
huis in Holland te stichten. De Leidse deken
en pastoor van de Mon Pèrekerk, J. Bots,
wilde zich daar wel voor inzetten. De bis-
schop van Haarlem lag echter dwars; in Delft
was net een katholiek ziekenhuis gesticht
en een Leids ziekenhuis zou concurrentie
betekenen. De zusters uit het bisdom Breda
waren daarom niet welkom in het bisdom
Haarlem! Maar Bots was slim en vasthou-
dend. Toen hij ook nog een bedevaart naar
Lourdes maakte kreeg hij het plan er uit-
eindelijk toch door, al bleef de bisschop van
Haarlem zo veel mogelijk tegenwerken. Er
mocht geen nieuw pand gebouwd worden.
Het ziekenhuis kwam daarom in de binnen-
stad terecht, waar sindsdien altijd met
ruimte moest worden gewoekerd.
Voor de vestiging van het Elisabeth Ziekenhuis
kon de leegstaande particuliere (kost-)school
van mej. Lange aan de Hooigracht worden
aangekocht en hier kwamen op 9 december
1892 de eerste zusters aan. Het was er nog
een kale en kille bedoening. Behalve strozak-
ken was er weinig aanwezig, zelfs geen ver-
warming. In het gebouw werd er van alles
gedaan om een ziekenhuis met operatie-
ruimte in te richten. De zusters hadden wel
praktische ervaring met het verzorgen van
zieken maar geen medische opleiding; een
verplichte en door de Staat erkende opleiding
tot verpleegkundige bestond toen nog niet.
Ze gingen daarom ‘stage lopen’ in het
Academisch Ziekenhuis. Twee Leidse hoog-
leraren, Treub en Van Iterson, droegen ook
hun steentje bij. Ze hielpen de zusters met
het inrichten van de operatiekamer en
instrueerden hen hoe ze bij een operatie
moesten assisteren.
7J.Pots, Pastoor van de Mon Pèrekerk.
De patiënt betaalde liggeld aan de zusters,
een honorarium aan de arts wanneer die
hem kwam bezoeken en zo nodig ook nog
voor het gebruik van operatiekamers. Dat was
niet voor iedereen te doen. Vanaf de crisisjaren
tot zeker in 1949 werd er bij de katholieke ker-
ken in de regio gecollecteerd voor onverzekerde
en arme patiënten. Met deze Elisabethpenning
konden de medische kosten worden betaald of
konden de zieken een extraatje krijgen in de
vorm van bijvoorbeeld fruit.
De zusters
In het begin hadden de zusters het niet
gemakkelijk in Leiden. Nonnen in habijt
waren er toen een vrij onbekend verschijnsel
en de zusters werden regelmatig uitgejoeld.
Voor Leidse straatjongens was het een leuk
spelletje om de kappen af te trekken. Nadat
een zuster klappen had gekregen gingen de
nonnen zelfs enige tijd onder politiebegelei-
ding naar de kerk. Maar de zusters lieten zich
niet uit het veld slaan. Behalve het zieken-
huis werd er ook wijkverpleging opgezet.
Door de goede verzorging van zieken aan
huis kregen de zusters snel een goede naam
en was het naar verloop van tijd ook gedaan
met de pesterijtjes.
De zusters draaiden lange dagen, met ’s och-
tend en ’s avonds alleen een snee (droog)
brood. ’s Middags werd er wel wat uitgebrei-
der gegeten. Daarnaast waren er nog de
dagelijkse religieuze plichten.
Vakantie of vrije dagen kenden ze er niet,
maar er was wel de mogelijkheid om één
keer per jaar een week in retraite te gaan.
Verder was er elk jaar een uitje, gesponsord
door de bekende Leidse - en katholieke -
firma Van der Klugt. Van der Klugt leverde
bedden, textiel en dergelijke. Bij elke betaling
gaf hij één procent terug aan de zusters voor
hun uitje. Daar had hij zijn prijzen misschien
al wel een beetje op aangepast, maar de
rekening ging door naar het bisdom Breda...
De zusters werkten niet alleen lange dagen,
maar hadden vaak ook een lange staat
van dienst. Velen haalden hun 50- of zelfs
60-jarig jubileum in het klooster. Illustratief
is het verhaal van een Leidenaar die op zijn
achttiende een tijd in het ziekenhuis had
gelegen. Toen hij jaren later, inmiddels al
in de zestig, nogmaals in het ziekenhuis
terechtkwam werd hij daar door een zuster
herkend.
In maart 1893 konden de eerste patiënten terecht in wat toen nog het Elisabethgesticht
heette. Het ziekenhuis had geen artsen in dienst, de Leidse dokters konden hun patiënten
in het ziekenhuis laten verzorgen.
Het ziekenhuis en de Zusters
De eerste echte operatiepatiënte was een zuster uit Noordwijk. Bij haar moest een arm geamputeerd worden. Voor de narcose bad ze: “Heilige Jozef, kom de professor te hulp”. Zou ze met opzet tot de beschermheilige van de timmerlieden gebeden hebben?
8
Al voor 1900 kwamen er bijgebouwen, zoals
een barak voor besmettelijke zieken in de tuin.
In stapjes konden Hooigracht 13 tot en met
19 worden aangekocht. De Hooigracht was
toen een vrij chique gracht; in het rijtje 13-19
woonden onder andere de freules Van
Bommel en professor Jelgersma. Ook was er
een wijnhandel gevestigd. De panden 15-19
werden gesloopt en in 1909 werd de eerste
nieuwbouw, naar ontwerp van architect Leo
van der Laan, opgeleverd. Wat er in 1909 tot
stand kwam was overigens maar één vleugel
van het ontwerp. Het pand Hooigracht 21
was blijven staan om de ziekenzorg tijdens de
bouw te kunnen laten doorgaan. Bovendien
was er niet genoeg geld om dat ook meteen
in de nieuwbouw mee te nemen.
Al vlak na de oplevering bleek ook de nieuw-
bouw van Van der Laan toch weer te klein te
zijn. In de nieuwbouw van 1909 was al een
onderzoekslab aanwezig. Dit werd echter
alleen gebruikt door de doktoren om rustig
koffie te kunnen drinken; de eigenlijke koffie-
kamer lag vaak vol patiënten. Maar er was
weinig ruimte om meer te doen. Alleen aan
Het ziekenhuis was een groot succes, maar daardoor sinds de opening eigenlijk steeds te klein.
In 1893 begon het heel bescheiden met 4 zusters, 15 bedden en 28 patiënten in een jaar.
In 1905 werden er meer dan 300 patiënten verpleegd, in de jaren ’20 liep het al op naar de
2000 per jaar en in de jaren ’50 ging het richting de 8000. De zusters woonden in het complex
en ook hun aantal groeide tot in de jaren ’50 flink. In die tijd lagen de patiënten met hele
andere ziekten in het ziekenhuis; veel voorkomend waren bijvoorbeeld tyfus, difterie,
roodvonk en tuberculose. Het meest kwam de maagzweer voor.
Groei en succes van het ziekenhuis
9
de achterkant van het blok, aan de Middelste-
gracht, konden nog enkele panden en tuinen
worden gekocht. De Middelstegracht was
wat minder chique, met kleinere huizen en
een aantal fabrieken. Verder leek het zieken-
huis klem te zitten tussen het monumentale
St. Annahofje en de Oud-Katholieke kerk.
Echter, in 1923 kon, tegen alle verwachtin-
gen in, het gebouw van de Oud-Katholieke
kerk toch worden aangekocht. De kerk was
daar al in 1694 begonnen, toen nog als
katholieke schuilkerk in het woonhuis van
pastoor Hugo van Heussen. In 1723 scheidde
de parochie zich af van Rome om zich aan te
sluiten bij de oud-katholieke kerk. In 1923
bleek de oud-katholieke parochie bereid om
naar de Zoeterwoudsesingel te verhuizen.
Hun oude kerkgebouw werd afgebroken,
maar het interieur werd overgebracht naar
museum De Lakenhal.
Nu kon de uitbreiding groots worden aange-
pakt! De patiënten verhuisden tijdelijk naar
bijgebouwen aan de Nieuwe Rijn (met een
doorgang door het St. Annahofje). Architect
Leo van der Laan maakte een nieuw ont-
werp, deze maal bijgestaan door zijn zoon
Jan. In 1930-1931 kwamen een nieuwe ver-
pleegvleugel voor eerste klasse patiënten, de
kapel en een nieuw woongebouw voor de
zusters gereed. De ‘echte’ kapel - in plaats
van het opkamertje dat tot dan toe in
gebruik was - was een grote verbetering,
vonden de zusters. Ook een nieuw mortuari-
um met rouwkapel was een flinke stap voor-
uit ten opzichte van het eerdere lijkenhuisje
in de tuin. Nu hoefden patiënten met TBC
voor hun dagelijkse licht- en luchtbad niet
langer vlak naast het lijkenhuisje worden
neergezet.
Architecten Leo en Jan van der Laan
De nieuwbouw van het Elisabeth Ziekenhuis in
1906-1909 was de eerste grote opdracht voor
architect Leo van der Laan (1864-1942).
Uiteindelijk zou Leo van der Laan, vanaf de jaren
’20 bijgestaan door zijn zoon Jan (1896-1966),
ruim 400 opdrachten krijgen in Leiden, waaronder
een aantal opvallende gebouwen zoals de St.
Josephkerk aan de Herensingel en het gebouw
van V&D aan de Aalmarkt. De katholieke achter-
grond van de familie uitte zich in het soort
opdrachten en opdrachtgevers. De stijl van de
gebouwen is traditionalistisch, wat zich bijvoor-
beeld uit in veel gebruik van baksteen en natuur-
steen, glas in lood, beeldhouwwerk en torentjes.
Zoon Jan was beïnvloed door de Delftse school en
maakte wat soberder ontwerpen. Overigens wer-
den ook de twee andere zoons van Leo architect:
dom. Hans van der Laan (1904-1991) en Nico van
der Laan (1908-1986).
10
In de meidagen van 1940 werd er heftig gevochten om het vliegveld Valkenburg. Al snel
werden er zowel Nederlandse als Duitse gewonde soldaten in het Elisabeth Ziekenhuis
binnengebracht. Beide groepen kregen dezelfde behandeling, maar ’s nachts werden ze
uit ‘psycholgisch oogpunt’ toch maar apart gelegd…
Het ziekenhuis tijdens de Tweede WereldoorlogDe laatste oorlogsjaren waren zwaar. Aan
alles was gebrek. Een gasgenerator en een
potkachel hielden een operatiekamer gaan-
de, de rest van het ziekenhuis moest het
zonder licht en warmte doen. Het verzet
slaagde erin een grote partij linnen te
bemachtigen en bezorgde die bij het zieken-
huis. Zo was er in elk geval beddengoed en
verband. De Leidse artsen verborgen zich van
tijd tot tijd in het ziekenhuis om aan de
Arbeitseinsatz te ontkomen. De zusters
moesten een paar keer op hongertocht en
leefden de laatste maanden op suikerbieten
en tulpenbollen.
De narrow escape
In Leiden hebben de meeste mensen wel eens gehoord van ‘het vliegtuig dat in de
tuin van het ziekenhuis is neergestort’. Dat gebeurde als volgt: op 24 oktober 1943
steeg de 26-jarige Emil Georg Lucas Werner op van vliegveld Valkenburg. Hij was
een zeer ervaren Duitse piloot, die al meer dan honderd tegenstanders had neer-
gehaald. Nu werd hij echter zelf geraakt in een luchtgevecht met spitfires. Zijn
toestel begon hoogte te verliezen ter hoogte van het Groene Kerkje in Oegstgeest.
Ooggetuigen meldden dat het vliegtuigje heel laag overvloog, net het dak van het
Elisabeth Ziekenhuis schampte, uit balans raakte en zich daarna recht de grond in
boorde. Wonderbaarlijk genoeg kwam het terecht op het braakliggende terrein
van Hooigracht 21. Het pand was al gesloopt maar vanwege de crisis en de oorlog
was men nog niet met nieuw-
bouw begonnen. Behalve de
piloot kwam er gelukkig niemand
om en er was alleen wat glas-
schade. Het vliegtuigje zat op
zo’n meter of zes onder de grond
en kon niet worden uitgegraven.
Van de arme Werner werd alleen
een hand -met ring- gevonden,
van zijn vliegtuig een stukje van
het dashboard. De hand werd
begraven op het Duitse oorlogs-
kerkhof in IJsselsteyn.
11
12
De crisistijd en de oorlog zorgden voor een flinke vertraging in het uitvoeren van alle nieuw-
bouwplannen, maar in 1954 was de nieuwbouw dan toch gereed. Daarna volgden nog
enkele kleine verbouwingen, met name aan het monumentale poortgebouw.
Het ziekenhuis in de jaren ‘50 en ‘60De jaren ’50 en ’60 brachten grote verande-
ringen met zich mee in het ziekenhuis zelf.
Vanaf 1951 werden de eerste lekenverpleeg-
sters toegelaten. Ook deden de zusters
niet alles meer zelf, er kwam bijvoorbeeld
een echte kok in dienst. Daartegenover
stond dat de zusters zich ook professio-
naliseerden: een aantal van hen volgde
een hogere (medische) opleiding.
In de loop van de jaren zestig nam het
aantal ‘echte’ zusters af. In 1965 werd het
bestuur van het ziekenhuis overgedragen
aan een stichting, waarin de congregatie
eerst nog wel de overhand hield. De zusters
kregen een 8-urige werkdag, vakantie en ze
mochten voortaan ook in ‘burger’ rondlo-
pen. Niet alle zusters konden de verkorting
van de arbeidstijd waarderen; ze moesten
erg wennen aan hun vrije tijd en voelden
zich aangetast in hun roeping en idealen.
Het ziekenhuis bleef doorgroeien. De uitbrei-
dingsmogelijkheden in de binnenstad waren
nu echter wel uitgeput. Vanaf 1965 werd er
gezocht naar een groot terrein waar een
geheel nieuw ziekenhuis gebouwd kon wor-
den. Eerst werd een stuk land aan de
Haagweg gekocht, maar na problemen met
de gemeente Leiden werd uitgeweken naar
Leiderdorp. Daar verrees het nieuwe gebouw
en in december 1972 werden de patiënten
overgebracht. Voor de meeste zusters was
dit het einde van hun betrokkenheid bij het
Elisabethziekenhuis; ze gingen met pensioen
en terug naar het moederhuis in Breda.
Enkele zusters verhuisden nog mee, de
laatste zuster ging in 1983 met pensioen.
Nieuwe bestemming
De vrijgekomen gebouwen van het Elisabeth
Ziekenhuis kregen een nieuwe functie. Bij de
Leidse universiteit was het aantal studenten
sinds eind jaren ’60 enorm toegenomen.
Verschillende faculteiten kampten daardoor
met een enorm ruimtegebrek. Het ziekenhuis
moest gaan fungeren als ‘universitair door-
gangshuis’ voor opleidingen waarvoor nieuw-
bouw gepland stond. Door allerlei oorzaken,
met name van bureaucratische aard, duurde
het nog tot 1977 voordat de opleidingen
geschiedenis en psychologie in het gebouw
konden. Geschiedenis kreeg de kant aan de
Middelstegracht, Psychologie kwam aan de
Hooigracht. De bibliotheek van Psychologie
kwam in de kapel. Niet zo gelukkig; de biblio-
theekcommissie klaagde jaar na jaar dat
er wéér niets was gedaan om de koude,
vochtige, lawaaiige en donkere ruimte op
te knappen.
In de jaren ’80 kwam de universitaire nieuw-
bouw gereed voor de inwonende faculteiten.
Het ziekenhuis werd nu bestemd voor studen-
tenhuisvesting, onder beheer van de Stichting
Leidse Studentenhuisvesting. Het pand zelf
was in de jaren ’90 eigendom van verschillen-
de projectontwikkelaars.
Toon Borst had in 1947 een ongeluk waarvoor hij moest worden opgenomen in het
ziekenhuis. Hij vertelt over zijn herinneringen.
‘De eerste kennismaking met andere religies’Toon Borst kreeg een ongeluk, maar toch zat
er een engeltje op zijn schouder. Als zeven-
jarig jongetje speelde hij verstoppertje in
de wagenschuur van boer Theo Verkleij in
Koudekerk. Hij klom een ladder op, dacht
voet te zetten op de zolder van de schuur
maar stapte in het luchtledige. Met het
hoofd naar beneden sloeg hij drie meter
lager tegen het ijzeren wiel van een schoon-
herkmachine, een werktuig om de laatste
restjes hooi van het veld te maaien. Bloed
gutste uit de enorme snee. Maar nog altijd
spreekt hij van geluk: een meter opzij stond
een maaimachine, met de vlijmscherpe mes-
sen nog uitgeklapt. Bloedend als een rund
werd hij boven de koelbak voor de melkbus-
sen gehouden, met natte lappen om de
stroom te stelpen, tot eindelijk de taxi kwam.
Die voerde hem af naar de ziekenzaal van
het Leidse Elisabeth Ziekenhuis, waar de art-
sen zeven krammen in zijn hoofd plaatsten.
De Roomse sfeer in het ziekenhuis was Toon
Borst als katholiek jongetje niet vreemd.
,,Ik ben tussen de nonnen opgegroeid, mijn
moeder had twee zussen in het klooster.
De nonnen in het Elisabeth waren streng,
ze hielden me resoluut tegen toen ik me op
oudejaarsdag opeens afvroeg wat ik hier deed
en besloot op te staan om naar huis te gaan.
Daar kwam niks van in.’’
Naast Toon Borst lag een protestantse jongen
op zaal. ,,Mij kwamen ze dagelijks de Heilige
Hostie brengen. Het protestantse jongetje kreeg
niets. Hij dacht dat ze me een pepermuntje
gaven en hij was jaloers: waarom jij wel en ik
niet? Het was voor mij als katholiek de eerste
ervaring dat er ook andere geloven bestaan.’’
Na een week mocht Toon Borst naar huis.
Het is zestig jaar geleden, maar de littekens
op zijn hoofd zijn nog altijd zichtbaar.
Mij kwamen ze de Heilige Hostie brengen. Het protestantse
jongetje kreeg niets. Hij dacht dat ze me een pepermuntje
gaven en hij was jaloers: waarom jij wel en ik niet?
13
Eppo Vroom werkte jarenlang als chirurg in het Elisabeth Ziekenhuis. Vanaf begin ’70 jaren
tot de verhuizing naar het Rijnland Ziekenhuis. Werken in het ziekenhuis
er weer een religieuze binnenlopen om even
iets te overleggen.’’ De nonnen waren toen
de motor van het ziekenhuis, al werd hun
aantal steeds kleiner. Ze hadden kappen op,
door volkse Leidenaars oneerbiedig ‘kachel-
pijpen’ genoemd, die ervoor zorgden dat ze
maar één persoon tegelijk konden aankijken.
Vroom heeft veel te danken aan de Zusters
Franciscanessen, vooral aan zuster Sapiëntia.
Die bleef koelbloedig toen een dronken man
het ziekenhuis in kwam lopen met een door-
geladen revolver en de aankondiging dat hij
Vroom ging doodschieten. ,,Dat ís een idee’’,
zei ze. ,,Maar drinkt u eerst een kopje koffie,
dan kunt u beter schieten.’’ Terwijl Vroom
ergens in het labyrintachtige gebouw zat,
waarschuwde Sapiëntia de politie.
,,De religieuzen werkten ongelofelijk hard’’,
vertelt Vroom. ,,Van ’s ochtends vroeg tot
’s avonds laat. Dan vielen ze op bed om
direct in slaap te vallen. Ze kregen bijna niet
betaald. De verpleegprijs per dag lag toen
op zo’n 25 gulden; tegenwoordig ligt dat
tussen de vijfhonderd en duizend euro.’’
Vooral op vrijdag merkten artsen en verple-
ging dat het ziekenhuis midden in de stad
lag. Studenten kwamen binnen met doorge-
sneden polsen, slachtoffers van vechtpartijen
meldden zich, er waren veel brommerrijders
die met het gezicht tegen het stuur klapten
na een aanrijding. Omdat de A4 nog geen
middenrail had, waren er veel slachtoffers
van frontale botsingen. ,,Iedereen spande
zich hier altijd tot het uiterste in.’’
Zuster Sapiëntia liet Vroom eens zien hoe de
nonnen leefden in het ziekenhuis. ,,Dat was
buitengewoon Spartaans. Het waren kleine
kamertjes met alleen een bed, een stoel en
een kast. De zusters runden het ziekenhuis,
maar het werden er steeds minder. Het zieken-
huis bleef katholiek, hoewel ik heb er nooit
vragen over heb gekregen dat ik dat niet was.
In mijn tijd waren er wel verhitte discussies
over abortus, dat daar alleen bij een strict
medische noodzaak werd uitgevoerd. Een aan-
tal mensen in het ziekenhuis waren zeer fel
tegen abortus en het leverde stevige discussies
op, maar zonder dat dat ooit vijandschap ver-
oorzaakte. Het was een vreselijk gezellig zie-
kenhuis. Je had toen een veel persoonlijker
band met patiënten, al was het maar omdat
ze veel langer bleven. Soms zeiden ze: kom, we
lopen even naar de overkant van de Hooigracht
om een borrel te halen in de kroeg.’
Het ziekenhuis was een doolhof, je kon er
nergens parkeren en de operatie- en röntgen-
afdelingen waren veel te krap. ,,Alles was ver-
snipperd’’, beschrijft chirurg Eppo Vroom de
laatste jaren van het Elisabeth Ziekenhuis aan
de Hooigracht. ,,Soms had ik op dertien ver-
schillende afdelingen een patiënt liggen, dan
moest je het hele ziekenhuis doorlopen.
De operatiekamer voldeed niet meer aan de
eisen van de tijd. Stond je te opereren, kwam
‘Een non redde mijn leven’
14
Dhr. Smagge, beter bekend als ‘Puma’, woonde in het pand van het moment dat het
studentenhuis werd tot het moment dat het verbouwd werd. Velen kennen hem als beheerder
én als betrokken actievoerder voor het behoud van het pand.
Wonen in het ziekenhuis ‘Ik kwam in het ziekenhuis wonen in 1989,
toen psychologie er net uit was. De SLS had
het pand in beheer gekregen van de univer-
siteit. De kamers waren nog niet klaar en
er stond nog een hoop oud spul van de
universiteit, ik heb nog jaren gewerkt aan
zo’n groot ijzeren bureau.
Het was een flink pand, er woonden toen
zo’n 250 man. Je kunt het niet echt verge-
lijken met een ander groot studentenhuis
zoals de Pelikaanhof, dit pand heeft echt
geschiedenis!
De eerste jaren was het een beetje pionie-
ren, overal waren rare gangetjes, doorsteek-
jes, kelders, zolders en natuurlijk een kapel.
Het was echt een ontdekkingstocht.
We hadden ook ontzettend veel lol. De hele
begane grond was nog open, er waren geen
tussendeuren. Je raadt ‘m al, dat werd dus
de ‘ronde van de Hooigracht’. Om de beurt
op een tandem en dan kijken wie de snelste
rondetijd had. Wanneer kan dat nou behalve
in je studententijd, en waar anders dan in
zo’n pand!
Wel was er, als alle kamers bewoond waren,
een capaciteitsprobleem. Het gebouw functi-
oneerde nog als een ziekenhuis. Er waren te
weinig wc’s, douches, keukens en er was bij-
voorbeeld niet genoeg gas voor iedereen om
op te koken.
Het pand ging halverwege de jaren ’90 over
naar Erica BV, maar Erica ging failliet en toen
was het van de bank. De SLS bleef al die tijd
het beheer doen. De bank verkocht het uit-
eindelijk weer aan Maarssens Bouwbedrijf
(MBB). Die hadden ook grootse nieuwbouw-
plannen. De SLS wilde toen het beheer niet
meer doen en we moesten eruit. We konden
toen met MBB regelen dat zo’n 25 man er
anti-kraak mochten wonen. De bovenverdie-
pingen werden afgesloten. Toen zijn we ook
actie gaan voeren voor het behoud van het
pand. Steeds als de projectontwikkelaar iets
deed, dan probeerden wij dat te pareren. Dat
was niet alleen uit rebelsheid. Toen het pand
sloopklaar werd gemaakt kwamen er spon-
taan mensen aan de deur die het nog even
wilden zien voor het tegen de vlakte ging. Het
pand leeft echt in Leiden, veel mensen hebben
er een enorme band mee. Toen kwamen de
verhalen los over de vliegtuigcrash, van artsen
die er gewerkt hadden, van mensen van wie
de amandelen er geknipt waren. We zijn de
geschiedenis toen een beetje gaan uitzoeken
en met allerlei mensen gaan praten. Er kwa-
men tenslotte zo veel mensen aan de deur
dat we het pand open hebben gesteld voor
Open Monumentendagen. Er stond op die dag
al een lange rij voordat de deur open ging!
Alle mensen die anti-kraak in het ziekenhuis
woonden en ook veel mensen uit de buurt
hebben in die periode, allemaal op hun eigen
manier, hun steentje bijgedragen. De ene
dook het archief in op zoek naar de geschie-
denis van het pand, een ander had via z’n
studie politicologie contacten in de gemeen-
teraad, een derde had standaard bezwaar-
schriften gemaakt, weer iemand anders
De eerste jaren waren echt een ontdekkingstocht. We hadden veel
lol. De hele begane grond was nog open, er waren geen tussen-
deuren. Je raadt ‘m al, dat werd dus de ‘ronde van de Hooigracht’
15
kende iemand bij de krant. Zo wisten we de
politiek ervan te overtuigen dat het pand
een monumentenstatus moest krijgen. Op
een bepaald moment had de projectontwik-
kelaar er een beetje genoeg van. De SLS had
toen net ruimte nodig om buitenlandse
studenten te huisvesten en na een beetje
‘geheime bemiddeling’ is het toen naar
ieders tevredenheid geregeld. De SLS heeft
het toen opgeknapt voor buitenlandse stu-
denten, tot het moment dat het serieus
verbouwd zou worden. Wij mochten er ook
nog blijven. Het was een beetje een tijd van
overleven, we waren nog niet zeker wat er
precies met het pand zou gebeuren en
wanneer. De capaciteitsproblemen kwamen
ook weer terug. Maar we mochten er voor
een appel en een ei wonen.
Ik vind het jammer dat ik er weg ben, er
heerste echt een speciale sfeer. Maar er is
een tijd van komen en er is een tijd van
gaan. In elk geval ben ik blij dat het pand
gered is! Het is een prachtig pand met his-
torie en veel herinneringen; ik loop er altijd
even langs als ik in de buurt ben. Het maakt
me niet uit of er kamers in zitten of een
café of kantoren of wat dan ook, ik ben blij
dat het er nog staat!’
Wil Pet woont al jaren vlak bij het
Elisabethziekenhuis. Namens de buurt-
vereniging was ze betrokken bij de
herontwikkeling van het gebouw.
‘Wij wonen hier sinds 1985 aan de
Middelstegracht, maar het Elisabethzieken-
huis ken ik al uit mijn kinderjaren. Mijn opoe
herinner ik me alleen in een bed in het zie-
kenhuis. Ze lag op een zaaltje voor mensen
die niet meer beter zouden worden, wat nu
een verpleegtehuis zou zijn. Dat zaaltje was
niet in het ziekenhuis zelf, maar in een nood-
gebouw in de tuin. We noemden het ‘de
barakken’. De mensen in dat zaaltje gingen
aan de lopende band dood. Ze werden op de
gang gezet met een laken eroverheen. Daar
huppelde ik als kind dan naar binnen. Ik tilde
wel eens een punt van dat laken op en zei
dan tegen m’n moeder: “D’r ligt er weer
één.” Dat zal in ’41 of ’42 zijn geweest,
vanaf zo lang al ken ik het ziekenhuis.
In de oorlog zijn we nog wezen kijken naar
dat vliegtuigje, maar er stond een grote gele
schutting, dus daar was niets van te zien.
Daarna heb ik er een tijd lang niets mee te
maken gehad. In ’58 of ’59 heb ik er gelegen
na een operatie. Dat was in de nieuwbouw
waar nu het café in zit. Het was geen goed
ziekenhuis. Het ging zo: ’s avonds om kwart
over acht kwam de zuster en dan was het:
bidden, licht uit en slapen. Als je nou doodziek
bent, maar ik mankeerde verder niets en dan
was dat niet zo gezellig. De verzorging was
ook niet optimaal.
“Ik tilde wel eens een punt van dat laken op en zei dan
tegen m’n moeder: D’r ligt er weer één. Dat zal in ’41 of
’42 zijn geweest, vanaf zo lang al ken ik het ziekenhuis”
16
Toen ik hier ben komen wonen ben ik bij de
wijkvereniging gegaan en ik kreeg daar natuurlijk
weer met het ziekenhuisgebouw te maken.
In de jaren ’80 zat psychologie er nog in.
Geschiedenis heeft er ook nog even ingezeten.
Dat gaf in de buurt altijd veel narigheid met par-
keren. Na die tijd is het gesteggel begonnen.
Er was eerst sprake van om het te slopen.
Mijnheer Puma, de beheerder, heeft ons een
rondleiding gegeven en het hele ziekenhuis laten
zien, ook waar de zusters gewoond hadden.
Dat was maar een klein hok. De buitenboel was
in slechte staat. Toen ik dat oude zootje zag
wist ik niet zo goed wat ik ervan moest zeggen.
Daarna zouden er appartementen in komen
voor ouderen. Maar bij de eerste vergadering
met de gemeente en de SLS bleek dat plan al
afgeblazen. Ik ben daarover nog erg boos
geworden, dat ik zo naïef had kunnen zijn. Ik
heb de wethouder toen best de mantel uitge-
veegd! Uiteindelijk mocht de buurtvereniging
wel z’n zegje doen. Er kwamen verschillende
plannen, maar het liep altijd stuk op het
gebrek aan parkeerruimte. Een parkeerkelder
eronder kan niet, dus er kan niets in wat te
veel aanloop heeft. Inmiddels stond het pand
half leeg en daardoor hadden we veel last van
zwervers. Die hadden onderdak in alle hoeken,
gaten en poortjes. We wilden de poortjes en
tuin liever een beetje dicht houden. Daar is wel
goed aan voldaan. Na de verbouwing is het wel
erg mooi geworden, vooral de tuin. Strakker,
maar wel erg mooi. En ik ben blij dat de voor-
pui eruit is, maar het is niet helemaal zoals de
oude voorkant. Voor de ingang was vroeger
een groot balkon met twee poorten aan de zij-
kant. Ik ben benieuwd wat er op de beneden-
verdieping komt, behalve het café. Er is gespro-
ken over een huisartsenpost, een sportschool
en een congreszaal in de kapel, maar je zit toch
altijd met dat parkeerprobleem. Ik hoop dat
het café een beetje gaat lopen, maar ik weet
het niet, als ik die studenten zie langskomen
met hun kratten bier van de supermarkt...’
Het ging zo: ’s avonds om kwart
over acht kwam de zuster en dan
was het: bidden, licht uit en slapen
17
SLS Wonen heeft het ziekenhuisgebouw aangekocht in 2001. Dat is eigenlijk gek gelopen.
In januari 2001 zat ik rond de tafel met het hoofd van het college van bestuur van de univer-
siteit en de wethouder. De universiteit verwachtte in september een groot aantal internatio-
nale studenten. Die moesten natuurlijk ergens komen te wonen. Dat was belangrijk voor de
universiteit, maar ook voor Leiden als stad. We bedachten toen dat het mooi zou zijn als
wij het ziekenhuis eens konden kopen, om er die internationale studenten en docenten in
onder te brengen. Het ziekenhuis was op dat moment de enige kans om op korte termijn
substantieel mensen van woonruimte te voorzien. Goed voor SLS Wonen, goed voor de
universiteit en goed voor het imago van de stad Leiden. Maar er waren toen vergevorderde
plannen om het ziekenhuis te slopen, ook al was er binnen de gemeenteraad intussen een
beweging gaande om het pand - met name de kapel - te behouden.
Niek Stikkelorum, hoofd vastgoed van SLS wonen
SLS kocht het pand en redde het van de sloopOp een mooie ochtend, eind april, ben ik afge-
reisd naar Maarssens Bouwbedrijf, de toen-
malige eigenaar, om een bod te doen. Dat
werd korte tijd later geaccepteerd. Ik was heel
blij dat we zo’n mooi pand hadden kunnen
kopen. Natuurlijk had SLS Wonen daar al eens
vaker over gedacht maar tegen zo’n commer-
ciële partij die er luxe appartementen wil bou-
wen konden wij natuurlijk nooit op. De cellen-
structuur van het pand, allemaal kleine
kamers, werkte nu juist in ons voordeel.
Bovendien hadden luxe appartementen een
enorme parkeerdruk opgeleverd. Onze doel-
groep komt met het vliegtuig en een koffer.
Er is hoogstens een goede fietsenstalling
nodig om te voorkomen dat er al te veel
fietsen voor de deur staan.
Toen de koop rond was hebben we met
honderd man en veel geld er in heel korte
tijd een goed bewoonbaar pand van
gemaakt. In september 2001 konden de
internationale studenten terecht. Met de
gemeente was afgesproken dat we vier jaar
hadden om definitieve plannen voor de ver-
bouwing te maken. De buurt reageerde eerst
erg sceptisch. Er zijn al flink wat studenten-
huizen in de buurt en ook was er angst voor
parkeeroverlast. Ik heb toen gezegd: “Geef
nou eens aan wat vanuit de buurt de wen-
sen zijn”. De mensen uit de buurt wilden dat
het zou verlevendigden en dat er dingen in
de zouden komen waar de buurt wat aan
heeft. En dat gebeurt ook. Er komt nu een café
en een paramedische voorziening, zoals een
huisarts of een fysiotherapeut. Een postkan-
toor hebben we er helaas niet kunnen realise-
ren. Voor de kapel denken we aan een con-
grescentrum of een mooie zaal die ook als
trouwlocatie dienst kan doen en in de enorme
kelders komt waarschijnlijk een hamam en
natuurlijk een grote fietsenstalling.
De verhouding met de buurt is inmiddels goed.
We hebben al een keer rondleidingen georgani-
seerd en dat gaan we zeker nog een keer doen.
Bij de verbouwing hebben we veel weer in de
oude stijl teruggebracht. De oude leidingen
zaten boven tussenplafonds. Als het systeem
verouderd was dan werd steeds een nieuw
leidingensysteem en een nieuw tussenplafond
18
aangelegd. Al die lagen hebben we nu wegge-
haald. De hoogte is weer teruggebracht in het
gebouw, net als het leien dak. De vloerbedek-
king is eruit, er ligt weer graniet en ook alle
pinakeltjes en dergelijke zijn weer terug. Eind
jaren ’50 was er een betonnen voorbouw
voor de gevel geplaatst om meer eenheid te
brengen tussen het neogotische deel van de
gevel en de strenge nieuwbouw. Het ontwerp
in de stijl van de Bossche School kenmerkte
zich door robuust metselwerk met kleine
ramen. We hebben de ramen van die vleugel
wat groter gemaakt om de al te gesloten uit-
straling te doorbreken. Ook de voorbouw is
weg en zo levert het een mooi straatbeeld op.
De tuin hebben we in samenwerking met de
architecten, Braaksma & Roos, ontworpen.
Het ontwerp past in het gebruik, in de oude
tuin was natuurlijk geen café-terras. Het ter-
ras is nu direct te bereiken vanuit de kelder en
vanuit het café. Ook de bewoners moeten
gebruik kunnen maken van de tuin. De vijver,
die er vanaf het begin is geweest, is gebleven
en we hebben een heiligenbeeld, dat in muse-
um de Lakenhal was terechtgekomen, terug-
geplaatst. Medio 2007 is het woongedeelte
opgeleverd, in september woonden er 205
studenten en docenten. Nu leggen we de
laatste hand aan de extra voorzieningen. Ik
ben best trots dat we dit pand hebben kun-
nen behouden. Omdat zo veel mensen er zijn
geboren, in het ziekenhuis hebben gelegen,
hebben gestudeerd of gewoond, heeft het
gebouw voor Leiden haast nog meer emotio-
nele dan monumentale waarde.’
De Stichting Leidse Studentenhuisvesting
(SLS) kwam in 1957 voort uit de
Professor Meijersstichting. Doel was het
bieden van huisvesting aan studenten in
een tijd van woningnood. Het eerste
pand in haar bezit was het monumen-
tale voormalig Waalse wees- en oude-
liedenhuis aan de Oude Vest. Nog steeds
investeert de SLS, sinds 2003 ‘SLS
wonen’, veel in het behoud van monu-
mentale panden en hofjes in het cen-
trum van Leiden. Ongeveer een kwart
van de 5.300 wooneenheden valt in deze
categorie. SLS wonen biedt huisvesting
aan studenten aan de universiteit, het
HBO en het MBO. Sinds 1992 worden er
ook voor korte periodes gemeubileerde
kamers en appartementen verhuurd aan
internationale studenten en docenten.
Het voormalig Elisabethziekenhuis wordt
voor dit doel gebruikt.
Bij de verbouwing hebben we veel
weer in de oude stijl teruggebracht
19
Belgisch Biercafé Olivier wordt de huiskamer van Leiden. Dat beeld staat Fred Bus, de
‘bouwpastoor’ van horecaonderneming Debuut, helder voor ogen. Fred is lid van het
directieteam van Debuut BV
Belgische nostalgie, Leidse geschiedenisNederlands eerste ‘Olivier’ huist in een
rooms-katholieke kerk in Utrecht, waar een
pijporgel vanuit de hoogte neerkijkt over de
gasten. Ook in Leiden vestigt Olivier zich in
een gebouw dat Roomse sfeer ademt, op de
plek waar ooit de nonnen van patiënt naar
patiënt snelden. ,,Dat beide locaties een
katholieke geschiedenis hebben, is meer toe-
val dan opzet’’, zegt Bus. ,,Een kerk is prach-
tig, maar deze ruimte onderin het Elisabeth
Ziekenhuis is even bijzonder. Het plafond is
hoog, de kolommen breken de ruimte, grote
ramen bieden zicht op buiten en er is een
prachtige binnentuin.’’
Een plek doordesemd van geschiedenis is het
ook. Elke Leidenaar kent het, velen hebben
er een verhaal liggen. Met de opening van
het Belgisch Biercafé komt er een nieuw ver-
haal bij. De Vlaamse nostalgie vermengt zich
in Olivier met de Leidse historie. Een beamer
projecteert filmbeelden op de wanden van
Jacques Brel of een Vlaamse wielertour,
maar ook van de nonnen die in het Elizabeth
aan het werk zijn of van de ziekenhuisbed-
den die naar buiten in de tuin zijn gerold.
Fred Bus wil de Belgische sfeer tot in de
kleinste details doorvoeren: niet alleen het
bier maar ook de typisch Belgische lunches
en diners, de bonbons, de muziek.
,,Je geniet hier niet alleen van het gezelschap
van je vrienden, maar ook van de entourage.
Als je binnenkomt, krijg je het gevoel dat het
een kroeg is die al heel lang bestaat. Na een
tijdje komt de sleet erin en wordt het nog
mooier.’’
Vrijwel alle ‘decorstukken’ in het café zijn
authentiek: de eikenhouten aankleding komt
uit echte Belgische kroegen, huiskamers of
20
Als je binnenkomt, krijg je het gevoel
dat het een kroeg is die al heel lang
bestaat. Na een tijdje komt de sleet
erin en wordt het nog mooier.’’
21
kloosters. Aan alle interieurstukken kleeft een
verhaal, van de oorspronkelijke kruideniers-
toog tot de affiches van een Bruggense
wielertour uit 1930.
Niet alleen in de entourage, ook met het per-
soneel wil Bus ‘zijn’ Olivier laten afwijken van
wat gebruikelijk is. ,,Echte gastvrijheid is in de
horeca een wat ondergesneeuwd kindje
geworden. Hier krijg je het gevoel dat je speci-
aal bent. Wij trainen ons personeel niet alleen
in kennis van bier maar ook in gastvrijheid.
We willen graag het Belgische vakmanschap
uitdragen en het zou dus mooi zijn als we ook
‘echte’ Belgen in het team zouden hebben.
Het café als verlengstuk van de huiskamer is
voor de veel uithuiziger Belgen vanzelfspre-
kender dan voor Nederlanders, die ‘de gordij-
nen dichthouden en de tv aandoen’.’’
Een plek doordesemd van geschiedenis is het ook. Elke Leidenaar kent het, velen hebben er een verhaal liggen. Met de opening van het Belgisch Biercafé komt er een nieuw verhaal bij
Luc Bastiaensen geldt bij de ‘sfeerarchitecten’ van het bureau Creneau International
als expert in de inrichting van de Belgische Biercafés.
De sfeerarchitect van het Belgisch Bier Café!,,Het café in Leiden herinnert aan de
Belgische cafés zoals die bestonden tussen
de twee wereldoorlogen, een tijd dat er
grote werkloosheid en armoede heerste.
In elke straat of buurt zat wel een kruidenier,
dat was een middenstander die het meestal
net iets beter had. De kruidenier ontving
klanten in zijn huiskamer. Daarom zie je in
Olivier ook die typische houten panelen
tegen de muur, de houten vloer en ook de
Leuvense stoof.”
,,Voor de klanten, die geen geld hadden om
thuis enige vorm van comfort te betalen,
werd de kruidenier een ontmoetingspunt.
Er stond al een kruidenierstoog met laden-
kastjes waar suiker en bloem in zaten. Die
werd dan iets verlengd tot een cafétoog,
helemaal van hout met een blad van marmer.
Dat blad diende om de kaas, het boter en de
eieren zo fris mogelijk te houden - er beston-
den nog geen koelkasten. Om het marmeren
blad zat een metalen band gespannen, want
die toog was permanent nat.”
,,Het café werd in die tijd een plek voor man-
nen om te praten over voetbal, het schaat-
sen of over hun vrouwen -wat cafés eigenlijk
overal ter wereld zijn. De kruidenier ging bier
schenken en werd daarbij gesteund door de
plaatselijke brouwerij. Elk dorp had er daar
wel één van. Zijn winkel kreeg zo het karak-
ter van een leefkamer. Je ziet het al aan het
meubilair. De tafels hebben een houten blad
met daaronder nog een tweede blad, om uw
pinten bier op te plaatsen zodat er ruimte is
voor het kaarten”. De stoelen in het café zijn
allemaal anders bekleed, want de kruidenier
moest er steeds weer nieuwe stoelen bijha-
len. Je treft in de Belgische kroeg altijd een
22
lersport zie je ook van alles dat te maken
heeft met de duivensport, dat tot op de dag
van vandaag razend populair is in België.
Duiven werden gekorfd in het café. Daar
brachten ze ook hun duivenklokken terug als
de duiven dat weekend hadden gevlogen.
,,Voilá, zo is het. Zelfs vandaag zijn er nog
meer dan honderd brouwerijen in België, een
enorm hoog aantal als je het afzet tegen een
bevolking van tien miljoen. Er bestaan zes-
honderd verschillende soorten bier in België.
Bij Olivier vind je deze typische gastvrije sfeer
terug, net als een selectie van 50 verschillen-
de soorten bier!
maar vijf voor twaalf op onze klok, misschien
is hij stuk.,,In elk café tref je een zogenoemd
spaarkastje met sleufjes. De mannen die wel
werk hadden kwamen op zaterdagnamiddag
met hun verdiende geld zo snel mogelijk
naar het café. Maar omdat de kastelijn tege-
lijk kruidenier was, verplichtte hij de mannen
om een deel van hun loon in die sleufjes te
steken. Zo konden ze niet alles aan bier uit-
geven maar bleef er voldoende over voor
hun vrouwen om tijdens de week alles te
kopen wat ze nodig hadden voor het gezin.
,,Tussen herinneringen aan de Vlaamse wie-
schroef de grote wijzer, voor het geval dat de
veldwachter poolshoogte kwam nemen. De
kruidenier kon dan zeggen: kijk, het is nog
23
uurwerk, dat steevast op vijf voor twaalf
staat. Vroeger moest het café sluiten om
twaalf uur. Men blokkeerde daarom met een
24
Olivier Utrecht is geopend in januari 2007
en is gevestigd in de voormalige Maria
Minor kerk in het centrum van Utrecht.
Rond het jaar 1000 liet een welgestelde
inwoner het Huis Clarenburg bouwen.
Door de eeuwen heen is het pand in han-
den van verschillende families geweest
totdat het in de 17e eeuw de functie kreeg
van een schuilkerk voor katholieken.
In deze periode, ten tijde van de reforma-
tie en de Beeldenstorm, kon het gevaarlijk
zijn openlijk je geloof te belijden en werden
panden gebouwd die van buitenaf op een
gewone woning leken, maar van binnen
een kerk herbergden.
Rond 1970 verliest het gebouw z’n religi-
euze functie en komt weer in particuliere
handen terecht. In 2004 kocht vastgoed-
bedrijf Elizen Vastgoed uit Twello het
pand om het te renoveren en een nieuwe
bestemming te geven. Debuut BV durft
het aan er horeca in te realiseren en
opent er in januari 2007 Belgisch Bier
Cafe Olivier.
Om in Olivier de nostalgische sfeer te reali-
seren, zijn zoveel mogelijk elementen van
de ‘schuilkerk’ uit 1860 behouden, zoals de
altaarnis, de gewelven en het orgel.
Daarnaast hebben de Belgische architecten
vooral gebruik gemaakt van donkere eiken
lambriseringen, Vlaamse lusters (zware
kroonluchters) en authentieke Belgische
decoratiematerialen.
Dat een café in een kerk een uitstekende
combinatie is, bleek wel uit het feit dat
vanaf dag één, het publiek massaal de
weg naar Olivier wist te vinden.
De volledige geschiedenis van Olivier Utrecht
is terug te lezen in het boekje van Kerk tot
Café. Een boekje dat speciaal voor de
opening van Olivier Utrecht is ontwikkeld.
Olivier Utrecht,
Achter Clarenburg 6,
3511 JJ Utrecht
T. 030 – 236 78 76
Olivier Utrecht; Van een huis, naar kerk naar café
Vanaf dag één wist het publiek
massaal de weg naar Olivier te vinden
25
26
Is er in Leiden ruimte voor een Belgisch biercafé? Dat was voor Debuut, de firma die Olivier in
Leiden lanceert, een belangrijke vraag. De investering is fors. Het café beslaat veel vierkante
meters en de inrichting is bepaald niet rechttoe-rechtaan. Guido Verschoor van het
Leiderdorpse horeca-adviesbureau Van Spronssen en Partners hield het plan tegen het licht
en constateert dat Leiden nog weinig keus heeft in bijzondere cafe’s.
‘Kansen voor een café dat eruit springt’,,Er zijn wel veel kroegen, maar afgezien van City Hall of de Poort van Leyden is er weinig dat zich echt van de rest onderscheidt.’’
Olivier is in Leiden weliswaar niet de enige
die zich op een ruime keus in Belgisch bier
laat voorstaan, maar wel het enige café dat
de Vlaamse sfeer écht oproept. Bovendien
steekt het aantal restaurants wat mager af
ten opzichte van andere steden met een
vergelijkbaar inwonertal. Voor een bijzonder
café waar je ook een volledig diner kan krij-
gen liggen er dus zeker kansen, verwacht
Verschoor.
,,Debuut kwam bij ons omdat we landelijk
werken, maar ook omdat we de Leidse
situatie goed kennen. Wij konden dus goed
inschatten of Olivier in Leiden een haalbaar
project is en of er straks wel genoeg bezoe-
kers komen. Daarbij kijken we natuurlijk ook
naar de locatie. Die ligt iets van de route in
het centrum, maar niet veel. De prachtige
terrastuin is een groot pluspunt van Olivier.
Die ligt aan de binnenzijde, niet zichtbaar van
de straat. Ik verwacht toch dat de tuin snel
bekend wordt, want Olivier gonst nu al rond in
de stad. Natuurlijk blijven er altijd bezoekers die
graag mensen kijken en dus liever een terras
aan de straat hebben.’’
De ruimte in het voormalig ziekenhuis werpt
eigen uitdagingen op. Het is een grote zaal.
Dan is het juist zaak om een intieme sfeer
te scheppen, ook als het rustig is. ,,Je moet
nooit het idee hebben dat je in een grote,
lege ruimte staat. Het moet een beetje
rumoerig zijn, er moet altijd wel wat gaande
zijn.’’
Olivier heeft een uitgesproken eigen stijl zon-
der zich te richten op een specifieke doel-
groep. Bedoeling is dat er ’s middags moe-
ders met kinderen binnenlopen, dat je er
zakelijk kan lunchen, dat studenten er
komen maar ook de vele ex-studenten die in
Leiden zijn blijven wonen. ,,Deels zal dat door
elkaar lopen, deels zullen ze op verschillende
momenten in Olivier komen. De verschillende
groepen moeten elkaar niet bijten. Opa en
oma wil je niet confronteren met een vrijge-
zellenfeest.’’
Belgisch Biercafé Olivier draagt de naam van de Vlaming Olivier Michils. Deze Bourgondiër
geldt als ambassadeur van de Belgische gastvrijheid en als de grondlegger van het concept
achter de Belgische biercafé’s, waarvan er inmiddels wereldwijd meer dan zeventig de deuren
hebben geopend, van Hongarije tot Nieuw Zeeland. Michils ziet ze als ambassades van België.
‘Ambassadeur van de Belgische gastvrijheid ’,,Natuurlijk past een Belgisch biercafé zich aan
de lokale omgeving aan, maar het stelt zich
nadrukkelijk open voor de Belgische beleving.
De Hollander houdt van een broodje kroket en
die runner kunnen we zeker niet van de kaart
halen, maar we breiden het menu
Bourgondischer uit met de authentieke garna-
len- en kaaskroket. Het Belgisch eten is een
samenstelling van Franse kwaliteit en duitse
kwantiteit. Ja, we houden van rijkelijk eten.
Ook ’s middags al. Dan gaan we er echt voor
zitten en nemen de tijd. Voor ons is eten een
beleving, een cultuur. Onder het eten van een
stoofpotje, mossels of Gentse waterzooi ont-
staat een sfeer die vertrouwen schept. In de
Spork, het Belgisch Biercafé in Zolder zie ik
vaak ’s middags zakenmensen eten die er ’s
avonds nog zitten en voor een tweede maal
bestellen. Dat doen ze vanwege de vertrouwd-
heid. De eigenaar van de Spork in Zolder zegt
dat het Belgisch Biercafé eigenlijk een ‘geor-
kestreerde nonchalance’ moet uitstralen.
In België wordt u goed in de watten gelegd.
Hollanders bieden hun gast een koekje bij de
koffie. Wij zetten er een schoteltje naast
met een advocaatje of een ander drankje.’’
‘Ja, wij houden van rijkelijk eten. Ook ’s middags al.
Dan gaan we er echt voor zitten en nemen de tijd’
HORECA-APPARATUUR - KOELTECHNIEK - AIRCONDITIONING
WWW.ELBRO.NL
Stabibois Nederland V.O.F
ColofonTeksten: Annerije van der Vliet, Silvan Schoonhoven
Foto's en illustraties: Annerije van der Vliet pag 7 linksonder, rechtsboven, pag 15
A. Soewandi, pag 18 • Archief SLS wonen Pag 3, 6, 8 linksonder, 10 linksonder en
midden, 12, 13, 14 rechtsboven, 16 linksboven, 17 rechtsonder, 18, 19 linksboven •
We zijn SLS Wonen zeer dankbaar voor het ter beschikking stellen van de beelden
van de Eerwaarde Zuster Lioba, Hoofd archief van de Orde van Zusters
Franciscanessen • E. Kooreman, pag 7 rechtsboven, pag 19 rechtsmidden • INBEV
Nederland, 20 rechtsboven, pag 24 • Jeroen Stoops, pag 26 • Koos Groenewold;
pag 25 • Maaike Mittendorff, pag 21 linksboven en onder, pag 23 rechtsonder •
N. Bavelaar, pag 22 reeks onderin • RAL, PV 24960.1 - Bouwtekening van de Oud-
Katholieke (schuil)kerk, 1747, pag 6 • RAL, PV 30881.3d - Foto van Hooigracht 19
(Wijnhandel P.J. Keuls & co) en 21, pag 7 midden • RAL, PV 30881.3 - Panden
Hooigracht 19-25, pag 11 linksonder • RAL, GN 000626 - De bouw van de nood-
gebouwen aan de Nieuwe Rijn. Foto: W.J. Kret, 1926, pag 9 • RAL, 28500.12 -
Ontwerptekening door de architecten Leo en Jan van der Laan, 1927. pag 10
rechtsonder • RAL, PV 104017 - Een operatie in het ziekenhuis, 1956. Foto: A.
Zandvliet pag 8 rechtsboven • RAL, PV 30881.2d - Panden Hooigracht 15-19,
pag 17 linksboven Silvan Schoonhoven, pag 5, pag 16 midden, 20 rechtsboven,
21 rechtsboven, 22 rechtsboven, pag 23 midden, pag 26.
Vormgeving: Caroline Buiskool - BeeldBuis Grafische Vormgeving Utrecht
Druk: Drukkerij Pascal Utrecht / Zeefdrukkerij Spant Utrecht
Afwerking: Boekbinderij Patist bv Den Dolder
Eindproductie: Maaike Mittendorff - Debuut B.V.
De uitgave van dit boekje werd mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van:
28