oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen...

28
De bede en de bede-zetters Martien van Asseldonk 21 december 2014 Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl De inkomsten van de vorsten berustten lange tijd op hun persoonlijke vermogen: de opbrengst van de eigen domeinen, hun bossen en landerijen (al dan niet tegen een cijns uitgegeven of verpacht) en hun ‘regale’ rechten zoals herendiensten, gemene gronden, molen-, vis- en jachtrechten, weg- en riviertollen, veerrechten, alsmede inkomsten uit het muntrecht en de leenverheffingen. Tot in de twaalfde of dertiende eeuw volstonden deze inkomsten om de kosten van de hofhouding en de militaire expedities te bestrijden. In de twaalfde of dertiende eeuw begon de graaf van Leuven (vanaf circa 1235 hertog van Brabant genoemd) een toenemend aandeel van zijn inkomsten buiten zijn domeinen te zoeken door bij bijzondere gelegenheden een bijdrage van zijn onderdanen te vragen. Deze geldelijke bijdragen werden de beden genoemd. Geleidelijk werd het deel van de inkomsten uit de beden groter. De bedeplichtige partijen in Brabant waren de kloosters en de steden en plaatsen op het platteland onder het gezag van de hertog. Plaatsen in of nabij Brabant gelegen die niet onder het gezag van de hertog vielen, konden op een verzoek van de hertog om bij te dragen aan een bede ingaan of dit weigeren. Indien zijn verzoek ingewilligd werd, verleende de hertog doorgaans een akte van non-prejudicie, opdat hun bereidwilligheid later niet zou kunnen ingeroepen worden als een precedent dat hen telkens zou verplichten mee te betalen aan een bede. De hertog kon alleen in bepaalde omstandigheden om een bede verzoeken. In zijn testament van 22 januari 1248 bepaalde hertog Hendrik II dat er in Brabant voortaan alleen nog maar belastingen zouden geheven worden in overleg met de edelen en geestelijken. In het in 1261 opgemaakte testament van hertog Hendrik III werd bepaald dat dit alleen mogelijk zou zijn in het geval van oorlog voor de verdediging van het land, handhaving van de rechten van de hertog, dienstverlening aan de Duitse keizer, wanneer de dochters van de hertog in het huwelijk traden, of als zijn zoons ten strijde

Transcript of oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen...

Page 1: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

De bede en de bede-zettersMartien van Asseldonk21 december 2014Deze gegevens mogen gebruikt worden onder verwijzing naar: Martien van Asseldonk, www.oudzijtaart.nl

De inkomsten van de vorsten berustten lange tijd op hun persoonlijke vermogen: de opbrengst van de eigen domeinen, hun bossen en landerijen (al dan niet tegen een cijns uitgegeven of verpacht) en hun ‘regale’ rechten zoals herendiensten, gemene gronden, molen-, vis- en jachtrechten, weg- en riviertollen, veerrechten, alsmede inkomsten uit het muntrecht en de leenverheffingen. Tot in de twaalfde of dertiende eeuw volstonden deze inkomsten om de kosten van de hofhouding en de militaire expedities te bestrijden.

In de twaalfde of dertiende eeuw begon de graaf van Leuven (vanaf circa 1235 hertog van Brabant genoemd) een toenemend aandeel van zijn inkomsten buiten zijn domeinen te zoeken door bij bijzondere gelegenheden een bijdrage van zijn onderdanen te vragen. Deze geldelijke bijdragen werden de beden genoemd. Geleidelijk werd het deel van de inkomsten uit de beden groter. De bedeplichtige partijen in Brabant waren de kloosters en de steden en plaatsen op het platteland onder het gezag van de hertog. Plaatsen in of nabij Brabant gelegen die niet onder het gezag van de hertog vielen, konden op een verzoek van de hertog om bij te dragen aan een bede ingaan of dit weigeren. Indien zijn verzoek ingewilligd werd, verleende de hertog doorgaans een akte van non-prejudicie, opdat hun bereidwilligheid later niet zou kunnen ingeroepen worden als een precedent dat hen telkens zou verplichten mee te betalen aan een bede.

De hertog kon alleen in bepaalde omstandigheden om een bede verzoeken. In zijn testament van 22 januari 1248 bepaalde hertog Hendrik II dat er in Brabant voortaan alleen nog maar belastingen zouden geheven worden in overleg met de edelen en geestelijken. In het in 1261 opgemaakte testament van hertog Hendrik III werd bepaald dat dit alleen mogelijk zou zijn in het geval van oorlog voor de verdediging van het land, handhaving van de rechten van de hertog, dienstverlening aan de Duitse keizer, wanneer de dochters van de hertog in het huwelijk traden, of als zijn zoons ten strijde uitgerust moesten worden. Op 27 september 1312, kort voor zijn overlijden, vaardigde hertog Jan II het charter van Kortenberg uit. In het charter legde hij vast dat hij slechts een bede kon heffen in geval van de ridderslag, het huwelijk van een zoon of dochter of bij zijn gevangenneming. Het grote verschil met het testament van hertog Hendrik III in 1261 was dat de hertog in geval van oorlog niet langer vanzelfsprekend recht had op een bede. Dit kan als een reactie gezien worden op de ruïneuze oorlogen van Jan I. Voor de oorlogen en de financiële ondersteuning ervan was voortaan toestemming nodig van het land.

Vanaf het einde van de dertiende eeuw is bekend wanneer de hertog een bede toegestaan werd. In een oorkonde van 24 maart 1293 wordt gewag gemaakt van een bede, vermoedelijk in verband met de grote schulden die de hertog had na de slag bij Woeringen in 1288. Hertog Jan I verklaarde in dat jaar dat de bezitters van heerlijkheden binnen zijn hertogdom, de ridders uitgezonderd, en de onderhorigen van deze heerlijkheden hem een twintigste deel van de waarde van hun goederen moesten schenken, na aftrek van de erop rustende schulden en met uitzondering van de eigen woningen. Geen van de toegestane redenen voor een bede was aanwezig en de slag bij Woeringen

Page 2: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

was bovendien gewonnen. De hertog benadrukte dat de bede zonder enige verplichting was gegeven en beloofde dat hij een dergelijke gift nooit meer zou vragen. Van Uytven wijst erop dat ook de kloosters en steden onder het gezag van de hertog bijgedragen hebben aan deze bede.

Vanwege de grote schulden van het hertogdom werd in 1313 opnieuw een buitengewone algemene bede toegestaan. Tijdens de regering van hertog Jan III werden in 1314, 1331, 1332, 1334 en 1348 door de Staten van Brabant beden toegestaan. Dit gebeurde opnieuw bij de Blijde Inkomst van 3 januari 1356. Omdat een bede vaak in termijnen over een periode van enkele jaren betaald werd, kreeg de bedeheffing in de veertiende eeuw geleidelijk het karakter van een jaarlijkse heffing. Het bleef in principe echter een vrijwillige bijdrage. In een akte van 15 december 1394 werd benadrukt dat de adel en de steden van Brabant hertogin Johanna een bede toestonden vanwege de grote schulden gemaakt voor de oorlog tegen Gelre ‘puerlec van gracien ende niet van rechte’. In de vijftiende eeuw verloor de bede haar vrijblijvende karakter.

De eerste vermeldingen van de bede in de Meierij van 's-Hertogenbosch

De eerste vermelding van een bede in de Meierij is te vinden in het stadsrecht van 's-Hertogenbosch uit circa 1195. Het tweede artikel bepaalt dat de poorters van 's-Hertogenbosch de hertog 100 Leuvense schellingen moesten geven als de hertog over de Maas ter heervaart naar de keizer moest. Als de hertog de Maas niet hoefde over te steken, waren zij niet tot betaling van een ‘scatting oft bede’ verplicht.

Hierna wordt een bede in de Meierij pas weer vermeld op 3 oktober 1283. Hertog Jan I verklaarde op die dag van de stad 's-Hertogenbosch 550 pond Leuvens ontvangen te hebben, af te houden van de eerstkomende bede. De oudste vermeldingen van beden op het platteland van de Meierij dateren uit de jaren rond 1300. In 1296 bekrachtigde hertog Jan II de in 1292 gemaakte grensscheiding van de heerlijkheid Mierlo en stelde de lieden van de heer van Mierlo vrij van ‘allen beden, tollen oft geldelycke diensten’. Toen Gooswijn Model, heer van Mierlo, in 1334 wel meebetaalde aan de bede, werd hem op 4 mei 1335 dan ook een akte van non-prejudicie verleend, zodat deze bijdrage niet tot toekomstige verplichtingen zou leiden. In 1301 stelde hertog Jan II te Someren een schepenbank in. De lieden van Someren kregen van de hertog vrijstelling van omnia exactione, tallia et precaria. Ze werden wel verplicht diensten en betalingen te leveren ter gelegenheid van bepaalde expedities, bij een bruiloft van de hertog of een van zijn kinderen en bij een ongeluk of een gevangenneming van de hertog. Dit waren de gebruikelijke omstandigheden waarin de hertog een bede kon vragen. Enkele jaren later, in 1304, verleende hertog Jan II aan Gerlach van 's-Hertogenbosch, ridder, vrijstelling van belastingen en karrendiensten voor de hoevenaars op diens met name genoemde goederen. De hoevenaars dienden wel met de andere inwoners van de Meierij militaire diensten te leveren voor de verdediging van het land en bij te dragen in de beden in de gebruikelijke gevallen: huwelijk van de hertog en zijn kinderen, ridderslag van zijn zonen en losgeld voor de hertog en zijn opvolgers.

Ook heren konden beden vragen. Jan, heer van Geldrop, beloofde op 10 juli 1377 geen belasting of beden meer te vragen van zijn onderdanen te Geldrop. Kennelijk deed hij dat daarvoor wel. In 1381 bepaalde de heer van Herlaar bij de uitgifte van een gemeint aan de geburen van Herlaar dat

Page 3: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

mensen die niet meebetaalden aan de beden of geen diensten of ‘gebuurlijkheden’ deden van de gemeint, geweerd zouden worden. In diezelfde periode inde de hertog van Brabant beden van de inwoners van ‘Ghestel, Herlaer ende Ghemonde’. Vermoedelijk betaalden de onderdanen van de heer van Herlaar (aanvankelijk) alleen bede aan hun eigen heer en niet aan de hertog.

De oude omslag

De eerste bede waarvan de omslag voor het hele hertogdom Brabant bekend is, is de bede die in 1331 werd toegestaan. Van de formule voor die omslag werd in 1358 gezegd dat die sinds oude tijden (ab antiquo tempore) bestond. Volgens deze ‘oude omslag’ contribueerden de grote steden, het platteland en de kloosters ieder voor een derde deel in de hertogelijke beden. In 1331 en 1332 betaalden de kloosters nog hun derde deel in de beden. Vanaf 1334 wisten de kloosters sterke reducties te bewerkstelligen. In 1334 betaalden de kloosters slechts een zesde, in 1348 een vierde en in 1356 weer slechts een zesde deel van de bede. Avonds zag in deze afwijkingen van de oude omslag ten gunste van de kloosters een argument voor de ouderdom van de oude omslag in drie gelijke porties tussen de kloosters, steden en het platteland. In de tweede helft van de dertiende eeuw begon een economische achteruitgang van de cisterciënzer- en misschien ook de benedictijnenabdijen. Om de bede te kunnen betalen moesten abdijen aanzienlijke lijfrenten verkopen. De economische positie van de abdijen moet, op het ogenblik dat de oude omslag werd vastgelegd, sterk genoeg geweest zijn om dezelfde bijdrage te kunnen opbrengen als de steden, die toen nog in de beginfase van hun economische bloei verkeerden. Het is juist in de gunstige conjunctuur van de eerste helft en het midden van de dertiende eeuw met een hoge bloei van de abdijeconomie en de opkomst van de steden dat het ontstaan van de oude omslag begrijpelijk is, aldus Avonds. Onder de regering van Jan III (1312-1355) bereikten de Brabantse steden met hun lakennijverheid hun economische hoogtepunt. Met de bede van 1334 begon het systeem van de oude omslag voor het eerst scheuren te vertonen. De bijdragen van de zeven grote steden aan hun derde deel waren in 1331 als volgt verdeeld:

Leuven 1/3Brussel 1/3Antwerpen 1/9's-Hertogenbosch 1/12Tienen 1/15Nijvel 1/18Zoutleeuw 1/42

Avonds merkt op dat er in 1291 in de privileges van hertog Jan I voor 's-Hertogenbosch en Herentals verwezen wordt naar een bestaande verdeling van de beden tussen de steden. Van Uytven, aangevuld door Jacobs, schetst de situatie in de jaren vóór de bede van 1293. In 1290-1292 verleende de hertog privileges aan Leuven, Brussel, Antwerpen, 's-Hertogenbosch, Tienen, Zoutleeuw, Lier en Herentals in ruil voor 'goede diensten', dat wil zeggen geldelijke toelagen, waaraan hij dringend behoefte had. De steden hebben zelf hun privileges geformuleerd. Veelal betrof het een erkenning van bestaande voorrechten, maar nu met waarborgen. Omdat de privileges grote overeenkomsten vertonen, vermoedt Van Uytven dat de steden ruggespraak

Page 4: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

gehouden hebben toen de hertog hen met een verzoek om een bede benaderde. Nijvel wordt wel genoemd in de oude omslag, zoals die in 1331 bestond, maar kreeg in 1290-1292 geen privilege. De hertog kreeg pas op 15 januari 1290 voet aan de grond in Nijvel door een overeenkomst met de abdis van Nijvel over de rechtspraak in de stad. Van Uytven vermoedt dat Lier slechts een juridische gelijkberechtiging kreeg om het te kunnen betrekken bij de buitengewone bede. De financiële draagkracht van de steden zou bepalend zijn geweest bij de toekenning van de privileges in 1290-1292, veel meer dan hun juridisch statuut. Het een en ander doet vermoeden dat de omslag tussen de steden meer in beweging was dan de oude driedeling tussen kloosters, steden en platteland.

De omslag en inning van de beden in de dorpen

De oudste gegevens betreffende de organisatie van de omslag en de inning van de beden op plaatselijk niveau dateren uit het einde van de veertiende eeuw. Voor de bede die in 1394 werd toegestaan, zijn gedetailleerde instructies van hertogin Johanna bewaard gebleven. Er was, zoals gebruikelijk in die periode, sprake van een hoofdelijke omslag. De belastingplichtigen werden aangeslagen ‘sonder den enen voir de andere ane te sprekene, te pandene, oft te moyene in eniger manieren’. De hoogte van de aanslag van elke bedeplichtige werd vastgesteld door enquêteurs, de ‘besuekers’, die vergezeld waren van een gedeputeerde van de hertogin. Iedere belastingplichtige gaf onder ede ‘de state ende grote van sinen goede’ op, waarna zij volgens de daarvoor vastgestelde regels werden aangeslagen. Dat een dergelijke organisatie ook al vóór 1394 bestond, blijkt uit de rekening van de kwartierschout van Peelland van 1389-1390. Frederik Hornkens uit Veghel betaalde een boete ‘om dat hi sijn goet te cleine gesworen had ende daer mede sijn goet overgaf den besueckemeesteren tot mijnre vrouwen behoef om dat weder over te crighen’.

In 1374 werden er op het platteland in de Meierij 11.381 belastingplichtigen geteld en nog eens 3.647 in de hoofdstad. Het is uitgesloten dat één comité van ‘besuekers’ in enkele maanden beëdigde verklaringen van al deze mensen kon afnemen. In 1394 werden geen instructies gegeven hoe de ‘besuekers’ in de Meierij te werk dienden te gaan. Uit andere bronnen blijkt dat er plaatselijke bedezetters bestonden. Zo werd er in 1395 een boete geïnd ‘van den setteren van Mierde, die die fauten setten van ’s heren gelde van Borne, omdat si meer ghelts oversetten dan hen bevole was’. Rond 1364 worden zetters te Sint-Oedenrode en te Breugel genoemd vanwege de omslag van een boete voor het vernielen van het huis van de heer van Jekschot. Voornoemde zetters worden niet vermeld in verband met de beden, de volgende zetters wel: in 1395 noteerde de kwartierschout van Peelland onder zijn inkomsten een bedrag ‘van der beden die die setter over setten van mijnre vrouwen wegen’. In de veertiende eeuw waren voor de beden kennelijk plaatselijke zetters werkzaam.

De instructie voor het ontvangen van de bede van 8 oktober 1428 werpt wat meer licht op het functioneren van deze zetters. Er werd bepaald dat men in alle plaatsen waarvan de inwoners contribueerden aan de beden, naar oude gebruiken zetters mocht kiezen en hun een redelijke beloning mocht geven. De zetters stelden de hoogte van de aanslag voor iedereen vast en schreven deze op een rol, die op een zon- of feestdag voor de kerk voorgelezen werd. De plaatselijke zetters stonden onder toezicht van de ‘besuekers’ van de Meierij van 's-Hertogenbosch, die door de hertog

Page 5: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

verantwoordelijk werden gehouden voor de omslag van de beden in de Meierij en gecontroleerd werden door een gedeputeerde van de hertog.

Nadat de hoogte van ieders aanslag vastgesteld was, diende het geld geïnd te worden. In 1358 verleende de hertog schadeloosstelling aan de hoogschout van 's-Hertogenbosch van alle aanspraken voortkomend uit het uitvoeren van de bevelen van de ontvanger van de beden. Kennelijk was de hoogschout van de stad en meierij van 's-Hertogenbosch er mede verantwoordelijk voor dat de opbrengst van de bede bij de ontvanger van de bede van het hertogdom terechtkwam.

In de instructies van 1394 wordt bepaald dat de opbrengst van de bede van de hoofdstad en alle plaatsen van de Meierij in 's-Hertogenbosch afgedragen diende te worden. Tevens wordt bepaald dat ‘wie sijn gelt in tijts niet en betailt, dat men hem dairvoir panden oft houden sal’. Uit de schoutsrekeningen uit de laatste decennia van de veertiende eeuw blijkt dat ook de kwartierschouten assisteerden bij het innen van de beden. Op 16 oktober 1411 gaf de rentmeester-generaal van Brabant vier kwitanties uit voor de ontvangst van de beden van de vier kwartieren van de Meierij.

Uit verschillende bronnen blijkt dat de bedezetters ook als plaatselijke ontvangers functioneerden. Als een belastingplichtige zijn bede niet betaalde, kon een deel van zijn goed openbaar verkocht worden. De hertogin schreef in 1394 voor dat in zo’n geval ‘egheen rechte(re)n oft bedezetteren en sal daer cost op doen oft rekenen mogen’. Afzonderlijke ontvangers naast de bedezetters worden in de veertiende en vijftiende eeuw op het platteland nog niet genoemd.

Dat de inning van de beden per plaats georganiseerd was, blijkt ook uit de rekening van de algemeen ontvanger van Brabant over de jaren 1363-1390. In zijn rekeningen worden inkomsten van achterstallige beden per plaats ingeschreven. Het zijn dezelfde plaatsnamen als die vermeld worden in de administratie van de beden, zoals die vanaf 1383 deels bewaard is gebleven.

In 1374 bestond er ongenoegen tussen de hertogin en de steden over het ontvangen van de bede. De hertogin beweerde dat de bede in de steden aan haar ontvangers betaald diende te worden; de steden stelden dat zij de ontvangers mochten aanstellen. De bisschop van Luik bemiddelde. Afgesproken werd dat de ontvangers voortaan door de Raad van Kortenberg en de steden gezamenlijk aangesteld zouden worden. De meeste steden ondertekenden dit akkoord niet, omdat volgens hen de ontvangers van oudsher door de Staten van Brabant en niet door de hertog of hertogin aangesteld werden.

Resumerend kunnen we vaststellen dat er in de tweede helft van de veertiende eeuw plaatselijke bedezetters behulpzaam waren bij het vaststellen van de hoogte van de aanslag van belastingplichtigen en dat zij waarschijnlijk ook de beden inden en overhandigden aan de hertogelijke ontvanger van de bede.

Gegevens over Veghel

Zoals gezegd vermeldt de rekening van de kwartierschout van Peelland van 1389-1390 dat Frederik

Page 6: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

Hornkens uit Veghel een boete betaalde

om dat hi sijn goet te cleine gesworen had ende daer mede sijn goet overgaf den besuecke-meesteren tot mijnre vrouwen behoef om dat weder over te crighen

De zetters

Op 10-1-1447 verzocht Willem van Zoermont aan de bedezetters van Veghel om hem niet hoger aan te slaan in de tax maar hem op het oude peil te laten staan volgens de voorgaande tax.

Op 29-4-1537 waren op een corporele vergadering in Veghel ook aanwezig:

- de bedezetters Jan Claeus Svriesen & Hanrick Peterss, Hanrick Wouters & Aert Philipsse, Hanrick Peter Willemssoen & Dirck Aert Smeets,

- de bede- collecteurs Thys Gerit Thys & Jan Danelssoen, Hanrick Gerits & Jan Ariaens des jongen, Hanrick Willems & Dirck Wouterssoen,

In 1537 waren er in Veghel dus afzonderlijke bede-collecteurs naast de bede-zetters. Veghel was toen in drie delen verdeeld en voor elk deel waren twee zetters en twee andere collecteurs aangesteld.

Op 15-9-1540 verklaarden de schepenen van Veghel dat Goert zoon van wijlen Hanrick Thomaess, ‘onse mede nabuer’ een wettig kind is van eerlijke ouders, in Veghel gegoed is, en zich goed gedragen heeft. Hij was tweemaal gekozen tot ‘gesworen’ van Veghel, en heeft daar ‘bede geset ende bede geboert’.

Tot circa 1575 waren er in Veghel twee aparte rekeningen:

- De rekening van de gemeint (gemene gronden), waarin waarschijnlijk ook incidenteel andere uitgaven voor het dorp werden overgenomen

- De rekening van de collecters van de beden. Dit was een aparte kas en een aparte rekening.

Tussen 1575 en 1579 werd Veghel belast met oorlogslasten. Deze lasten waren veel groter dan de incidentele dorpsuitgaven. Er moest ook rente betaald waren over de geleende kapitalen. Deze extra uitgaven werden ook in de oude rekening van de gemeint opgenomen. De gezworenen kregen het er druk mee. Hun functie veranderde in 'borgemeesters' en hun oude taak als toezichthouders op de gemeint verwaterde. De jaarlijkse rente leidde tot de invering van een jaarlijkse dorpsbelasting. Hiervoor gebruikte de gezworenen/borgemeesters de toen in Veghel gangbare omslag voor de bede. Van dit 'landboek' is een exemplaar uit 1624 bewaard gebleven. Elke akker en elke beemd belast met een betaald bedrag. Die last was aan het perceel verbonden. De totale opbrengst van één omslag (of 'ceel') was ongeveer 980 gulden. Als men meer geld nodig had, sloeg men het bedrag meerdere malen om. Ook de nieuwe belastingen die vanaf 1583 ingevoerd werden, werden opgenomen in de dorpsrekeningen.

Page 7: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

De oudst vermelde dorpsrekening van 1604 vermeld bijvoorbeeld:

Belastingen: Bedragen:

Aan Rogier van Broeckhoven voor de tax van de legerwagens 386 guldenAan Rogier van Broeckhoven voor de impost van de dranken 100 guldenAan Rogier van Broeckhoven voor de impost op het gemaal 127 guldenAan Rogier van Broeckhoven voor het ‘schougelt ende ploegen’ 262 guldenTotaal: 875 gulden

In de dorpsrekeningen van 1613-1614 en 1614-1615 zijn ook de uitgaven voor de beden opgenomen. Kennelijk werden die toen door de borgemeesters opgehaald en afgedragen.

De functie van zetter kon na rond 1575 behalve op de bede ook op de dorpsbelasting en eventueel ook nog op andere belastingen slaan.

Dorpsrekening 1635-1636:

betaelt aende beijsetters (bede-zetters) die als nu de vuijtganck versedt hadden ende hen daer can was toe gelecht elck 2 gulden 10 stuyvers, compt voor de vier setteren te samen 10-0-0

Henrick Dirck Jacobs, oud schepen en setter van Veghel is op 11-1-1660 rechtelijk gedaagd op verzoek van Ariaen Daniels van der Donck, oud borgenmeester van Veghel. Hij verklaart dat hij in 1659 als gekozen setter gehoord heeft dat Ariaen van der Donck en Art Gerarts zijn zwager, een verschil van mening hadden over de contributie van alle cedullen als dorpslasten. Dat hij Henrick toen met zijn mede - setter Gerart Art Gerling het schattingsboek had bekeken en daar gevonden dat Ariaen Daniel van der Donck over deze kwestie telkens 1 stuiver en 3 penningen betaalde en Art Gerarts 3 stuivers, 2 oort en 3 penningen. Hendersken dochter van Gerit Henricx, betaalde 1 stuiver 2 penn.

De beden waren in de achttiende eeuw veelal een aparte rekening verantwoord, naast de dorpsrekening. Er zijn aparte bede-rekeningen bewaard gebleven uit de periode 1706-1718.

De collecteurs

Op 29-4-1537 waren op een corporele vergadering in Veghel ook aanwezig:

Page 8: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

- de bedezetters Jan Claeus Svriesen & Hanrick Peterss, Hanrick Wouters & Aert Philipsse, Hanrick Peter Willemssoen & Dirck Aert Smeets,

- de bede- collecteurs Thys Gerit Thys & Jan Danelssoen, Hanrick Gerits & Jan Ariaens des jongen, Hanrick Willems & Dirck Wouterssoen,

In 1537 waren er in Veghel dus afzonderlijke bede-collecteurs naast de bede-zetters. Veghel was toen in drie delen verdeeld en voor elk deel waren twee zetters en twee andere collecteurs aangesteld.

Op 15-9-1540 verklaarden de schepenen van Veghel dat Goert zoon van wijlen Hanrick Thomaess, ‘onse mede nabuer’ een wettig kind is van eerlijke ouders, in Veghel gegoed is, en zich goed gedragen heeft. Hij was tweemaal gekozen tot ‘gesworen’ van Veghel, en heeft daar ‘bede geset ende bede geboert’.

Uit de rekening van de hoogschout van Den Bosch lopende van 25-12-1561 tot 25-12-1562:

Dierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn vader is gekomen eisende hem zijn bede te betalen, maar zijn vader was onwillig en toen heeft Dierick hem met een ‘vuyster’ tegen zijn borst gestoten; Dierick heeft overigens in presentie van getuigen om vergiffenis gebeden. Hij wordt beboet met 21 gulden en de schout is tot confiscatie van de goederen overgegaan

Uit de rekening van de hoogschout van Den Bosch lopende van 25-12-1563 tot 25-12-1564:

Boeyen Janssen van Veghel had met een opsteker naar een van de schepenen gestoken. Hij wilde hem ook slaan en hij had kwalijk op hem en zijn medeschepenen gesproken vanwege het inne van de beden. Hij wordt beboet met 30 carolusgulden

R33, fol. 51 (17-11-1571): Op dezelfde dag 'heeft Jan van Hessel, scouthet van der heerlicheyt van Vechel, gedaecht gecoren ende geeedt totter collectacien van alle commerscap Willemen Hanricx Dircxs met Melchior Hanricxs van Tillair, nae d'inhout van d' ordinancien ende instructien daer op geraempt'

R33, fol. 53 (16-02-1572)Op dezelfde dag 'is geappointeert voer recht ter instancie van Willemen Hanricx Dircxs dat die ontfanger van den commerbeden der nabueren van Vechel Willemen Hanricx daer aff betalen sal syn t'achterheyt soe die hem in die commerbede geset is'.

R32, fol. 406 (29-08-1602): Goossen Jan Alaerts heeft (als vorder) met Jan Peters (cecoren) van Sint Janssmisse voorleden gepresenteert voor schepenen Jerman Tonis, Laureyns Ariens, Hanrick Nelis ende Aert Tonis, de bede te bueren met Jan Peters het geheel dorp door, sonder die te schijen nae vemellen het bevel in der kercken gedaen ende soo verre Jan Peters daer in weygerich valt, ... midts desen protesterende van allen schaden doer den dorp oft hem door Jan Peters onwillicheyt moghen overcomen'.

Page 9: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

In 1602 waren er nog afzonderlijke bede-collecteurs in Veghel. Uit de dorpsrekeningen blijkt dat de borgemeesters in 1614 en waarschijnlijk al eerder de beden in de dorpsrekeningen verantwoordden.

Ook worden in 1597-1598 nog aparte bede-zetters genoemd.

R32, fol. 149 (12-02-1598): Jan Dierck Willem, Jan Thys Erbers, Dries Ariens en Jan Delis 'versuecken voor schepenen ondergeschreven dat Herman Thonis ende Jacob Aert Willems bedesetteren van de coenisse bede anno 1597 aen sullen gehouden syn te setten gelyck een naebuer van Vechel wesende die daer soo veel lants hebben als sy doen ende gebruycken'.

De inkomsten van de dorpsrekeningen bestonden uit die tijd uit zogenoemde reëele omslagen. De borgemeensters belastten de huishoudens met een bepaald bedrag aan de hand van een maatboek, dat al eerder gebruikt werd voor de inning van de beden. Een deel van de opbrengst werd gebruikt voor de betaling van de beden, en een ander deel voor andere dorpsuitgaven, zoals legerlasten en reparaties. Toen in 1657 de verponding ingevoerd werd (een grondbelasting) werd tot aan 1738 het oude maatboek ok gebruikt om de verponding op te halen.

Het bedrag dat jaarlijks voor de beden afgedragen werd varieerde tussen 1614 en 1660 tussen ongeveer 700 en 1400 gulden er jaar, daarna was het bedrag steeds 882 gulden. Sedert 1629 waren de inwoners van de Meierij gedwongen de beden aan de Staten-Generaal te betalen.

De bedragen werden door de borgemeesters in Den Bosch afgedragen:- in 1614 aan rentmeester Broeckhoven- in 1634-16760 op het klein kantoor van rentmeester Swerius- In 1661-1690 op het klein kantoor van rentmeester Focanus- In 1609-1705 op het kantoor van de heer Benting, tot en met 1696 ter administratie van den

heer Isaac van den Graaf, en 1696-1705 onder de administratie van de heer Painetvin

Het bestuurlijk reglement van 1662 van Veghel bevat onder andere de volgende bepalingen:

- Dat den ontfank tot betaelinge van het comptoir van de bede oijck sal worden opgehaalt sonder der vermenging van ander off meerder lasten.

- Dat alle hefcedulle van de voorschreven beede insgelijk sal werden oversien bij de gecommitteerde off twaelff mannen daer te vercoren, oijck ist noot by de geerfden van ‘s-Hertgenbosch.

- Dat den ontfank ende uijtgeeff van verponding ende van de bede ieder sal worden gedirigeert in besondere reekeninge.

Voor de verponding waren er in Veghel in 1662 en daarna inderdaad aparte rekeningen en colelcteurs. De beden waren al voor 1662 opgenomen in de dorpsrekeningen, en ondanks het reglement zou dat tot en met 1705 zo blijven.

Page 10: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

Vanaf 1706 waren er weer aparte rekeningen voor de bede gemaakt naast de dorpsrekeningen. Van 1706-1707 tot en met 1709-1710 werd de bede overigens nog wel opgehaald door de borgemeesters.

Uit de periode 1706-1707 tot en met 1717-1718 zijn de volgende rekeningen bewaard gebleven:

Jaar: Collecteurs: Rekening van:

1706-1707 Borgemeesters koningsbede, personele quotisatie en kleine specie1707-1708 Borgemeesters koningsbede, personele quotisatie en kleine specie1708-1709 Borgemeesters koningsbede, personele quotisatie en kleine specie1709-1710 Borgemeesters koningsbede, personele quotisatie en kleine specie1710-1711 Antonij Spierinx koningsbede en personele quotisatie 1711-1712 Lamert Henrickx van de Ven koningsbede en personele quotisatie 1712-1713 Antonij Spierinx koningsbede en personele quotisatie 1713-1714 Antonij Spierinx koningsbede en personele quotisatie 1714-1715 Lamert van de Ven koningsbede en personele quotisatie 1715-1716 Matthijs Niekens koningsbede en personele quotisatie 1716-1717 Borgemeesters koningsbede en personele quotisatie 1717-1718 Jan Ariens Verhoeven en

Johannes Baltussen van de Rijth

koningsbede en personele quotisatie

Er zijn een aantal aanbestedingen van de collecte van de bede bewaard gebleven:

- Aanbesteding op 27-2-1710 van de collecte van de koningsbede onder de administratie van ontvanger Pain et Vin, over de periode van 17-12-1709 tot 17-12-1710; en de personele quotisatie onder de administratie van de ontvanger Van Strijp, over de periode van 1-4-1710 tot 31-3-1711. Met voorwaarden. Beide gemijnd door Anthony Spierincx voor een beurloon van 4-17-0 het honderd.

- Aanbesteding op 4-5-1716 van de collecte van de koningsbede over de periode van 17-3-1716 tot 17-3-1717 en van de personele quotisatie over de periode van 1-4-1716 tot 31-3-1717. Niemand wil bieden. Aangegaan op 4-0-0 het honderd, gedaald tot 6-0-0 en daarvoor opgehouden. Daarom aangenomen door de vier borgemeesters van het jaar 1716

- Aanbesteding op 15-4-1716 van de collecte van de koningsbede over de periode van 17-3-1717 tot 17-3-1718 en van de personele quotisatie over de periode van 1-4-1717 tot 31-3-1718. Gemijnd en aangenomen door Jan Ariens van der Hoeven voor 6-0-0. Borgen zijn Corstiaen van de Ven en Johannes Baltussen van der Rijt

- Pogingen om de collecte van de verponding met 1/5 verhoging over de periode van 1-1-1718 tot 1-1-1719, en de collecte van de kleine specie en hoofdgeld over de periode van 1-4-1718 tot 30-3-1719 en de collecte van de koningsbede en de personele quotisatie over de periode van 1-

Page 11: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

4-1718 tot 31-3-1719 voor 6% aan te besteden, zijn mislukt. Daarom worden op 18-5-1718 als collecteurs aangesteld: Voor de koningsbede en de personele quotatie: de borgemeesters

- Aanbesteding op 28-12-1724 van de collecte van de verponding en koningsbede over de periode van 1-1-1725 tot 31-12-1725. Niemand wil de collecte voor een beurloon van 6 % aannemen en van de Raad van State mag het niet voor meer. De officier, schepenen, borgmeesters en achtmannen hebben als collecteurs aangesteld: Heij en Havelt Jan Evers van Hout en Francis van de Linden; Dorshout en Sontvelt: Anthonij Jan Hendrikx van Rijbroeck en Matthijs Jan Peters Corsten

- Aanbesteding op 15-1-1728 van de collecte van de verponding en koningsbede over de periode van 1-1-1728 tot 31-12-1729, op conditien als genoemd, en overeenkomstig het reglement de Raad van State van 10-7-1727. Ingezet door Lambert van de Bogaert op 7 gulden het honderd, gedaald naar 3 gulden, geklommen tot 6 gulden. Omdat het niet voor een hoger bedrag wordt aanbesteed, zijn als collecteurs aangewezen: Delisse van Schijndel aen de Heij en Gerrit Hendrik Martens. Borgen zijn Gerrit Jan Aarts van Heeswijck en Anthonij Aert Jan Leesten

- Aanbesteding op 19-1-1729 van de collecte van de verponding en koningsbede over de periode van 1-1-1729 tot 31-12-1729. Ingezet door Jan Ariens Verhoeven op 7-10-0 ten hondert, gestegen naar 6 gulden, niet aangenomen, daarom worden als collecteurs aangewezen: Marten van Kilsdonck, Dirck Hendrick van Asseldonk, Hendrick Rutten van t Hintelt en Adriaen Hendrick Joosten. Op 29-1-1729 hebben Dirck Hendrix, Adriaen Hendrick Josten, Marten van Kilsdonk en Jan Aerts Jans hun eed als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1729 tot 31-12-1729 afgelegd

- Op 12-1-1730 zijn Johannes Hellincx, Matthijs Geerits van Berckel, Nicolaas Hendrik van Kilsdonk, Matheus Adrianus de Leest aangesteld als collecteus van de verponding over de periode van 1-1-1730 tot 31-12-1730. Op 25-1-1730 hebben Johannes Hellincx, Matthijs Geerits, Nicolaas van Kilsdonk, Matheus de Leest hun eed als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1730 tot 31-12-1730 afgelegd

- Op 11-1-1731 wordt de collecte van de verponding voor de periode van 1-1-1731 tot 31-12-1731 verpacht. Niemand wil de collecte aannemen voor voor 6%. Als collecteurs worden aangesteld Johannes Lamberts van de Ven, Aert Hendricx van Eert, Aert Jan Aert Rijnders, en Peter Peters opt Derp. Op 25-1-1731 hebben Joannes Lamberts van de Ven, Aert Handrix van Eert, Aert Jans Verbeek en Peter Peters hun eed als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1731 tot 31-12-1731 afgelegd

- Op 17-1-1732 wordt de collecte van de verponding voor de periode van 1-1-1732 tot 31-12-1732 verpacht. Ingezet door Johannes Kilsdonk op 8%, niemand wil het aannemen voor 6%. Als collecteurs worden aangesteld Johannes Corstiaens van de Ven, Adriaen Hendrick Martens, Jan Tonis van Rijbroek en Jan Aert Donckers. Op 24-1-1732 hebben Jan Aert Donckers, Adriaen Hendrick Martens, Johannes Corstiaens van de Ven en Jan Tonis van Rijbroek en hun eed als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1732 tot 31-12-1732 afgelegd

Page 12: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

- Op 15-1-1733 wordt de collecte van de verponding voor de periode van 1-1-1733 tot 31-12-1733 verpacht. Ingezet door Gerard de Jong op 8 %, opgehouden voor 6 %, niemand gecompareerd. Dus worden als collecteurs aangesteld Jan Lamberts van de Ven, Goort Aert Goorts, Steven Willem Burgers en Lambert Peter Peters. Op 22-1-1733 hebben Jan Lamberts van de Ven, Goort Aert Goorts, Steven Willem Stevens en Lambert Peter Peters hun eed als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1733 tot 31-12-1733 afgelegd

- Op 14-1-1734 wordt de collecte van de verponding voor de periode van 1-1-1734 tot 31-12-1734 verpacht. Ingezet door G. de Jong op 8 %. Niemand wil de collecte pachten voor 6 %. Als collecteurs worden aangesteld Hendrik Hendrikx Verasseldonk, Jan Geerits van de Ven, Jan Teunis Clockgieters en Jan Aelbers Verhoeven. Op 21-1-1734 hebben Hendrik Hendrix Verasseldonk, Jan Geerits van de Ven, Jan Teunis Clockgieters en Jan Aelbers Verhoeven hun eed als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1734 tot 31-12-1734 afgelegd

- Op 13-1-1735 wordt de collecte van de verponding voor de periode van 1-1-1735 tot 31-12-1735 verpacht. Ingezet door G. de Jong op 8 %. Niemand wil de collecte pachten voor 6 %. Als collecteurs worden aangesteld Willem Eijmbers van de Groenendael, Jan Rombouts van Zutphen, Jan Jansse sLeeuwens en Dirck Peters van de Ven

- Op 12-1-1736 wordt de collecte van de verponding voor de periode van 1-1-1736 tot 31-12-1736 verpacht. Ingezet door G. de Jong op 8 %. Niemand wil de collecte pachten voor 6 %. Als collecteurs worden aangesteld Jan Martens van Kilsdonk, Jan Jacobs van der Meulen, Anthonij Sijmon Andriessen en Mattheeus Wilbors. Op 19-1-1736 hebben Jan Martens van Kilsdonk, Anthonij Sijmon Hurckmans, Jan Jacobs van der Meulen en Mattheus Wilbors hun eed als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1736 tot 31-12-1736 afgelegd

- Op 24-12-1736 word de secretaris aangesteld als collecteur van de verponding over de periode van 1-1-1737 tot 31-12-1737 voor een beurloon van 6%

- Op 30-1-1738 wordt de collecte van de verponding over de periode van 1-1-1738 tot 31-12-1738 verpacht. Ingezet door Willem Engelberg op 5-10-0 het honderd, gedaald naar 3%, gestegen naar 5-6-0 en gemijnd door Goort Aart Goorts. Borgen zijn Jan Delissen van Schijndel en Johannes Helling

- Op 7-2-1739 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1739 tot 31-12-1739 ‘aangestelt sonder publicq gebragt te hebben’ Jan Jansen den Jongen, Matijs Nelis Boermans den Ouden, Johannes Lamberts van de Ven en Peter Peters van den Heuvel, voor een beurloon van 6 %, Op 12-1-1739 hebben Jan Jans den Jongen, Matys Nelis Boermans den Oude, Peter Peters van den Heuvel en Johannes Lamers van de Ven hun eed als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1739 tot 31-12-1739 afgelegd

Page 13: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

- Op 21-1-1740 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1740 tot 31-12-1740 aangesteld zonder openbare verpachting Dirk Jan Donkers, Johannes Adriaen Hendrik Joosten, Tonij Lamers van de Ven en Willem Jan Tomasse Verbruggen, meester Smit, voor een beurloon van 5 %. Op 28-7-1740 hebben Dirck Jan Doncquers, Joannis Arien Hendrick Joosten, Tonij Lambers van de Ven en Willem Jan Tomasse hun eed afgelegd als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1740 tot 31-12-1740

- Op 19-1-1741 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1741 tot 31-12-1741 aangesteld zonder openbare verpachting Willem Jan Teunis Marcelissen, Hendrik Peters van Eert, Jan Peter Doncquers en Francis Janse van der Meulen, voor een beurloon van 5 %. Op 26-1-1741 hebben Willem Jan Tunis Marcelissen, Hendrik Peters van Eert, Jan Peter Doncquers en Francis van der Meulen hun eed afgelegd als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1741 tot 31-12-1741

- Op 18-1-1742 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1742 tot 31-12-1742 aangesteld zonder openbare verpachting Lambert Aart Willem Evers, Anthony Joosten Voogels, Dirck Hendrix Verasseldonk en Claas Hendrix van Kilsdonk, voor een beurloon van 5 %. Op 25-1-1742 hebben Aert Willem Evers, Antonij Jooste Vogels, Dirk Hendrikx Verasseldonk en Claes Hendrikx van Kilsdonk hun eed afgelegd als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1742 tot 31-12-1742

- Op 24-1-1743 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1743 tot 31-12-1743 aangesteld zonder openbare verpachting Claas Janse van de Broek, Jan Lamberts van de Ven, Lambert Peter Peeters en Ruth Hendrik Cluijtmans, voor een beurloon van 5 %. Op 31-1-1743 hebben Claas Janssen van den Broek, Jan Lamberts van de Ven, Lambert Peter Peters en Rut Hendrik Cluijtmans hun eed afgelegd als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1743 tot 31-12-1743

- Op 16-1-1744 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1744 tot 31-12-1744 aangesteld zonder openbare verpachting Joannis Roeffs, Joannis Hellincx, Jan Peters van de Wiel en Jan Jan Hendricx van den Tillaer, voor een beurloon van 5 %. Op 23-1-1744 hebben Joannis Roeffs, Joannis Hellincx, Jan Peters van de Wiel en Jan Jan Hendrix van den Tillaar hun eed afgelegd als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1744 tot 31-12-1744

- Op 14-1-1745 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1745 tot 31-12-1745 aangesteld zonder openbare verpachting Dirk Thonis van Eert, Adriaen Jacobs van de Laerschot, Aert Willems van Eert en Jan Laurenssen Brederoode, voor een beurloon van 5 %. Op 21-1-1745 hebben Dirk Tonis van Eert, Adriaen Jacobs van de Laerschot, Aert Willems van Eert en Jan Lauwrensse Bredenrode hun eed afgelegd als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1745 tot 31-12-1745

- Op 13-1-1746 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1746 tot 31-12-1746 aangesteld zonder openbare verpachting Herman van de Laar, Mattheus Wilbors, Lambert Martens van Doorn en Jan Aalbers Verhoeven, voor een beurloon van 5 %. Op 20-1-1746

Page 14: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

hebben Herman van de Laar, Lambert Martens van Doorn, Jan Aalberts Verhoeven en Mattheus Wilborts hun eed afgelegd als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1746 tot 31-12-1746

- Op 12-1-1747 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1747 tot 31-12-1747 aangesteld zonder openbare verpachting Jan Evers van Hout, Gerit van de Leemput, Adriaen Janse Verhoeven en Francis Janse Rijbroek, voor een beurloon van 5 %. Op 19-1-1747 hebben Jan Evers van Hout, Gerrit van de Leemput, Adriaenm Jans Verhoeve en Francis Jans Rijbroek hun eed afgelegd als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1747 tot 31-12-1747

- Op 11-1-1748 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1748 tot 31-12-1748 aangesteld zonder openbare verpachting Johannes Lambert van de Ven, Hendrik Jan Rombouts van Zutphen, Lambert Janse van de Tillaer en Aaert Jansse Verbeek, voor een beurloon van 5 %. Op 18-1-1748 hebben Johannis Lambers van de Ven, Hendrik Jan Rombouts van Zurphen, Lambert Janse van den Tillaer en Aert Janse Verbeek hun eed afgelegd als collecteurs van de verponding en conincx bede over de periode van 1-1-1748 tot 31-12-1748

- Op 16-1-1749 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1749 tot 31-12-1749 aangesteld zonder openbare verpachting Johannes Cornelis Hurkmans, Lambert Jan Goort Denisse, Aert Hendrik Teunisse en Jan Hendrik van de Oever, voor een beurloon van 5 %

- Op 15-1-1750 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1750 tot 31-12-1750 aangesteld zonder openbare verpachting Jacob Melisse van Santvoort, Lambert van de Oever, Anthony van Geelkerken, Aert Adriaen Donckers, voor een beurloon van 5 %

- Op 28-1-1751 zijn tot collecteurs van de verponding over de periode van 1-1-1751 tot 31-12-1751 aangesteld zonder openbare verpachting Peter Aerts Frankevoort, Jan Lambert Hendrikx, Willem Gijsbert Smits, Dirk Jansse den Jongen, voor een beurloon van 5 %

- Op 6-2-1766 wordt de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1765 tot 30 september 1766 verpacht. Teven de verponding voor de periode van 1 januari 1766 tot 31 december 1766 en de koningsbede zijnde 1/3 van de verponding van 17 maart 1766 tot 17 maart 1767. Aangenomen door Francis van Gulick voor 2-10-0 per 100.

- Op 5-2-1767 wordt de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1766 tot 30 september 1767 verpacht. Teven de verponding voor de periode van 1 januari 1767 tot 31 december 1767 en de koningsbede zijnde 1/3 van de verponding van 17 maart 1767 tot 17 maart 1768. Aangenomen door Francis van Gulick voor 3-16-0 per 100.

- Op 4-2-1768 wordt de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1767 tot 30 september 1768 verpacht. Teven de verponding voor de periode van 1 januari 1768 tot 31 december 1768 en de koningsbede zijnde 1/3 van de verponding van 17 maart 1768 tot 17 maart 1768. Aangenomen door Francis van Gulick voor 2-16-0 per 100.

Page 15: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

- Op 9-2-1769 wordt de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1768 tot 30 september 1769 verpacht. Teven de verponding voor de periode van 1 januari 1769 tot 31 december 1769 en de koningsbede zijnde 1/3 van de verponding van 17 maart 1769 tot 17 maart 1770. Aangenomen door Jan Willem van Nouhuys voor 2-6-0 per 100.

- Op 9-2-1770 wordt de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1769 tot 30 september 1770 verpacht. Teven de verponding voor de periode van 1 januari 1770 tot 31 december 1770 en de koningsbede zijnde 1/3 van de verponding van 17 maart 1770 tot 17 maart 1771. Aangenomen door Jan Willem van Nouhuys voor 2-18-0 per 100.

- Op 7-2-1771 wordt de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1770 tot 30 september 1771 verpacht. Teven de verponding voor de periode van 1 januari 1771 tot 31 december 1771 en de koningsbede zijnde 1/3 van de verponding van 17 maart 1771 tot 17 maart 1772. Aangenomen door Jan Willem van Nouhuys voor 2-0-0 per 100.

- Op 6-2-1772 wordt de collecte van de gemene middelen voor de periode van 1 oktober 1771 tot 30 september 1772 verpacht. Teven de verponding voor de periode van 1 januari 1772 tot 31 december 1772 en de koningsbede zijnde 1/3 van de verponding van 17 maart 1772 tot 17 maart 1773. Aangenomen door Jan Willem van Nouhuys voor 2-6-0 per 100.

- Op 4-2-1772 wordt de collecte van de gemene middelen (waaronder zijn begrepen het hoofgelt loco gemael, hoorngelt en besayde morgen tale, ’t geslagh of beestiael, den impost op de dranken en de helft der cleyne specie) voor de periode van 1 oktober 1772 tot 30 september 1773 verpacht. Teven de verponding voor de periode van 1 januari 1773 tot 31 december 1773 en de koningsbede zijnde 1/3 van de verponding van 17 maart 1773 tot 17 maart 1774. Aangenomen door Jan Willem van Nouhuys voor 1-18-0 per 100.

- Aanbesteding van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergen, taele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en de helft van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1773 tot 30-9-1774, en de verponding over de periode van 1-1-1774 tot 31-12-1774, en de koningsbede over de periode van 17 maart 1774 tot 17 maart 1775. Aangenomen door J.W. van Nouhuijs voor 2-2-0 het honderd.

- Aanbesteding op 2-2-1775 van de collecte van de gemene middelen (hooftgelt loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaale, ’t geslagh off bestiael, den impost op de dranken en de helft van decleyne specie) over de periode van 1-10-1774 tot 30-9-1775. Ook de verponding over de periode van 1-1-1775 tot 31-12-1775, en de koningsbede, zijne 1/3 van de verponding, over de periode van 17-3-1775 tot 17-3-1776. Aangenomen door J. W. van Nouhuijs voor 1-18-0 het honderd.

- Verpachting op 8-2-1776 van de collecte van de gemeene middelen (hooftgeld loco gemael, hoorngeld en besaut morgentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en de helft van de cleyn specie) over de periode van 1-10-1775 tot 30-9-1776, de verponding over de periode van 1-1-1776 tot 31-12-1776 en de koningsbede over de periode van 17-3-1776 tot 17-

Page 16: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

3-1777. Aangenomen door Martinus van Heijnsbergen, ten behoeve van Dirk van de Laek, wonende te St. Oedenrode voor 2-4-0 het honderd.

- Aanbesteding van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergen, taele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en de helft van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1776 tot 30-9-1777, en de verponding over de periode van 1-1-1777 tot 31-12-1777, en de koningsbede over de periode van 17 maart 1777 tot 17 maart 1778. Aangenomen door Dirk van de Laak voor 2-10-0.

- Aanbesteding op 4-2-1779 van de collecte van de gemene middelen (hooftgelt loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaale, ’t geslagh off bestiael, den impost op de dranken en de helft van decleyne specie) over de periode van 1-10-1778 tot 30-9-1779. Ook de verponding over de periode van 1-1-1779 tot 31-12-1779, en de koningsbede, zijne 1/3 van de verponding, over de periode van 17-3-1778 tot 17-3-1779. Ingezet door Dirk van de Laak. Aangenomen voor 2 gulden het honderd door Hendrik Gerbrandts ‘en neemt aen binnen agt dagen te declareren ten wiens behoeve sulks heeft gedaan’. In de marge een aantekening van 11-2-1779: aangenomen ten behoeve van Gerardus Sterk tot 's-Hertogenbosch

- Aanbesteding op 3-2-1780 van de collecte van de gemene middelen (hooftgelt loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaale, ’t geslagh off bestiael, den impost op de dranken en de helft van decleyne specie) over de periode van 1-10-1779 tot 30-9-1780. Ook de verponding over de periode van 1-1-1780 tot 31-12-1781, en de koningsbede, zijne 1/3 van de verponding, over de periode van 17-3-1779 tot 17-3-1780. Aangenomen door M.S. van Heijnsbergen voor 1-16-0 het honderd. Hij verklaart op 17-2-1780 de verpachting aangenomen te hebben voor Dirk van de Laak.

- Aanbesteding op 8-2-1781 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en volgens de resolutie van de Raad van Staten van 9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1781 tot 30-9-1782, en de verponding over de periode van 1-1-1781 tot 31-12-1781, en de koningsbede over de periode van 17 maart 1781 tot 17 maart 1782. Aangenomen voor 2-4-4- door Hendricus Gerbrandts ten behoeve van Gerardus Sterk tot ’s-Hertogenbosch.

- Aanbesteding op 27-9-1781 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en volgens de resolutie van de Raad van Staten van 9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1781 tot 30-9-1782, en de verponding over de periode van 1-1-1782 tot 31-12-1782, en de koningsbede over de periode van 17 maart 1782 tot 17 maart 1783. Aangenomen door Frans Peer Grootveld voor 2-4-0 het honderd. Op 4-10-1781 verklaart Grootveld de verpachting aangenomen te hebben voor Gosewinus Hermanus van Nouhuijs te Oedenrode.

- Aanbesteding op 26-9-1782 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken

Page 17: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

en volgens de resolutie van de Raad van Staten van 9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1782 tot 30-9-1783, en de verponding over de periode van 1-1-1783 tot 31-12-1783, en de koningsbede over de periode van 17 maart 1783 tot 17 maart 1784. Aangenomen door G.H. van Nouhuijs voor 2-8-0.

- Aanbesteding op 25-9-1783 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en volgens de resolutie van de Raad van Staten van 9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1783 tot 30-9-1784, en de verponding over de periode van 1-1-1783 tot 31-12-1783, en de koningsbede over de periode van 17 maart 1783 tot 17 maart 1784. Aangnomen door G.H. van Nouhuijs, voor 2-10-0 per honderd.

- Aanbesteding op 23-9-1784 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en volgens de resolutie van de Raad van Staten van 9-1-1781 het ¾ deel van de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1784 tot 30-9-1785, en de verponding over de periode van 1-1-1784 tot 31-12-1784, en de koningsbede over de periode van 17 maart 1784 tot 17 maart 1785. Aangenomen door Goswinus Hermanus van Nouhuijs, voor 2-6-0 per honderd.

- Aanbesteding op 22-9-1785 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1785 tot 30-9-1786, en de verponding over de periode van 1-1-1786 tot 31-12-1786, en de koningsbede volgens de resolutie van de Raad van State van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8 van dat ¼ over de periode van 17 september 1785 tot 16 september 1786. Ingezet en gemijnd door Goswinus Hermanus van Nouhuijs, voor 2-18-0 per honderd.

- Aanbesteding op 111-9-1788 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1789 tot 30-9-1790, en de verponding over de periode van 1-1-1789 tot 31-12-1789, en de koningsbede volgens de resolutie van de Raad van State van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8 van dat ¼ over de periode van 17 september 1788 tot 16 september 1789. Aangenomen door M. van Heijnsbergen voor 1-18-0. Op 29-9-1788 verklaart M. van Heijnsbergen gemijnd te hebben voor G.H. van Nouhuijs.

- Aanbesteding op 11-9-1789 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1789 tot 30-9-1790, en de verponding over de periode van 1-1-1790 tot 31-12-1790, en de koningsbede volgens de resolutie van de Raad van State van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8 van dat ¼ over de periode van 17 september 1789 tot 16 september 1790. Aangenomen door G.H. van Nouhuijs voor 3-0-0.

- Aanbesteding op 17-9-1790 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde mergentaele, ’t geslagh off beestiael, den impost op de dranken en de cleyne specie) voor de periode van 1-10-1790 tot 30-9-1791, en de verponding over de

Page 18: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

periode van 1-1-1791 tot 31-12-1791, en de koningsbede volgens de resolutie van de Raad van State van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8 van dat ¼ over de periode van 17 september 1790 tot 16 september 1791. Aangenomen door G.H. van Nouhuijs voor 1-10-0 het honderd.

- Terwijl op 27-2-1796 aan regenten overgegeven is door de collecteur G.H. Nouhuijs, beurder der verponding en beede over deese dorpe van den jaere 1793 een lijst van verscheyde persoonen welke nog geen betaling van die laste hebben gedaan, met authorisatie op den vorster om de goederen van soodanig gebrekigen in arrest te nemen, geeft de municipaliteyt bij deese aan een ieder die sulx aangaan ter kennis dat men tot donderdag nog de kans krijgt om te betalen.

- Als op 28-5-1795 met regenten van Veghel en den collecteur G.H. van Nouhuijs een mondeling contract was aangegaan dat over de collecte van de verponding en gemene middelen, betreffende de betalingen over 1793 en 1794. Aart Antonij van den Heuvel commis borgemeester over 1795 verklaart 3.333-10-5 van collecteur G.H. Nouhuijs ontvangen te hebben.

- Verpagting op 3-11-1795 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemaal, het hoorngelt en besayde morgen taele, het geslag off bestiaal, de impost op de dranken en de klyne specie) over de periode van 1-10-1794 tot 30-6-1795, de verponding over de periode van 1-1-1795 tot 31-12-1795, en de coonings beede, zijnde volgens de resolutie van 23-6-1785 ¼ van de verponding plus 1/8 van 1/4 , zijn 0-5-10 van de gulden over de periode van 17-9-1794 tot 16-9-1795. Aangenomen door Johannes Dirk van Doorn voor 5-0-0 per honderd.

- G. H. van Nouhuijs, aannemer van de verponding over 1797 wordt op 5-8-1797 gemachtigd de verponding in drie termijnen in te vorderen, zoals aangegeven in de publicatie van 24-7-1797.

- Aanbesteding op 8-11-1798 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemael, hoorngelt en besayde morgen taalen, geslagh of beestiaal, den impost op de dranken en de cleyne specie) ingaande op 1-10-1798, de verponding ingaande op 1-1-1799, en de koningsbede volgens de resolutie van de Raad van State van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8 van dat ¼ ingaande op 17 september 1798. Alle voor een jaar. Aangenomen door Goswinus Hermanus van Nouhuijs voor 3-10-0.

- Vergadering van de municipaliteit op 29-6-1800. De vergadering besluit de collecteur van de verponding en bede, G. H. van Nouhuijs, te authoriseren, de verponding te korten met 58-15-0 en de bede met 461-0-0.

- De leden der municipaliteyt verklaren op 15-10-1801 dat G. H. van Nouhuijs, collecteur van slands lasten over deese dorpe, op 8-11-1798 publiek aangenomen te hebben en op 26-11-1799 gecontinueerd, opnieuw als collecteur te continueren voor 2-15-0 het honderd, en dat voor drie volgende jaren, namelijk de verponding voor 1801, 1802 en 1803, de koningsbede ingegaan op 17-9-1800 en 1801, de gemene middelen ingegaan op 1-10-1800 tot 30-9-1802

Page 19: oudzijtaart.nloudzijtaart.nl/Reconstructie van Veghel/Downloads...  · Web viewDierick Aeriaenssen Smid aangesteld om de bede te heffen te Veghel die bij zijn ... Op 24-12-1736 word

- Aanbesteding op 6-10-1803 voor 2 jaar van de collecte der gemeene slands middelen, als ’t hoofdgeld loco gemaal, hoorngeld en bezaayde morgentaalen, geslag of bestiaal, den impost op de dranken en de klyne specie, all in te gaan 1-1-1804, ook de verponding in te gaan op 1-1-1803 en de koningsbede, zijnde volgens de resolutie van 23-6-1785 ¼ en 18 van ¼ van de verponding, dus 0-5-10 van een gulden, in te gaan op 17-8-1803. Aangenomen door G. H. van Nouhuijs voor 3-0-0 per honderd.

- Aanbesteding op 6-10-1807 van de collecte van de gemene middelen (het hoofdgeld loco gemaal, hoorngelt en besaaijen morgen taelen, geslag off beestiaal, den impost op de dranken en de cleyne specie) voor de periode vanaf 1-10-1796, en de verponding over de periode vanaf 1-1-1797, en de koningsbeede volgens de resolutie van de Raad van State van 23-6-1785 ¼ van de verponding en 1/8, zijnde 0-5-10- per guldenvan dat ¼ over de periode vanaf 17-9-1796. Alle voor twee jaaren. Aangenomen door Goswinus Hermanus van Nouhuijs voor 2-6-0 het honderd.