Van fixaties naar domotica? - NIVEL · Van fixaties naar domotica? Op weg naar ‘goede’...

38
Van fixaties naar domotica? Op weg naar ‘goede’ vrijheidsbeperking voor mensen met dementie Marja Depla, Sandra Zwijsen, Selma te Boekhorst, Anneke Francke en Cees Hertogh

Transcript of Van fixaties naar domotica? - NIVEL · Van fixaties naar domotica? Op weg naar ‘goede’...

Van fixaties naar domotica?

Op weg naar ‘goede’ vrijheidsbeperking

voor mensen met dementie

Marja Depla, Sandra Zwijsen, Selma te Boekhorst,

Anneke Francke en Cees Hertogh

Van fixaties naar domotica?

Op weg naar ‘goede’ vrijheidsbeperking

voor mensen met dementie

Marja Depla (EMGO+/VUmc)

Sandra Zwijsen (EMGO+/VUmc)

Selma te Boekhorst (EMGO+/VUmc en Ideon)

Anneke Francke (NIVEL en EMGO+/VUmc)

Cees Hertogh (EMGO+/VUmc)

1 Inleiding 4

1.1 Doelstelling 5

1.2 Lezersdoelgroep 5

1.3 Achtergrond 5

1.4 Gehanteerde begrippen 6

1.5 Opbouw 7

2 De zeven verpleeghuizen in dit onderzoek 8

2.1 Selectie van de huizen 9

2.2 Kenmerken van de huizen 9

3 Opvattingen over vrijheidsbeperking 10

3.1 Focus van dit hoofdstuk 11

3.2 Is een maatregel wel of niet een vrijheidsbeperking? 11

3.3 Hoe belastend is een maatregel om uit te voeren? 12

3.4 Criterium 1: De beleving van de bewoner 12

3.5 Criterium 2: De intentie van de zorgverlener 14

3.6 Criterium 3: Privacy 14

3.7 Verschillende perspectieven 15

3.8 De belangrijkste bevindingen op een rij 15

4 Toepassing van vrijheidsbeperking 17

4.1 Focus van dit hoofdstuk 18

4.2 Aantal fixaties 18

4.3 Aantal domoticatoepassingen 18

4.4 Aantal vrijheidsbeperkingen per bewoner 18

4.5 Bij wie worden fixaties en domotica toegepast? 20

4.6 Aantal fixaties en domoticatoepassingen per huis 21

4.7 De belangrijkste bevindingen op een rij 22

Inhoud

5 Ervaringen met domotica 23

5.1 Focus van dit onderzoek 24

5.2 Met welk doel worden domotica toegepast? 24

5.3 Tegen welke beperkingen loopt men aan? 25

5.4 De belangrijkste bevindingen op een rij 27

6 Tot slot: van fixaties naar domotica? 28

6.1 Samenvatting van de belangrijkste bevindingen 29

6.2 Defenitie van vrijheidsbeperking 29

6.3 Van fixaties naar domotica? 31

Literatuur 34

Bijlage: methode van onderzoek 35

Van fixaties naar domotica?4

Inleiding1

5 Van fixaties naar domotica?

1.1 Doelstelling

In deze publicatie wordt verslag gedaan van een

studie naar vrijheidsbeperking in psychogeria­

trische verpleeghuizen. Centraal staat de vraag

of domotica een alternatief vormen voor fixaties.

Om deze vraag te beantwoorden is om te

beginnen onderzocht hoe zorgprofessionals

tegen vrijheidsbeperking aankijken. Uit eerder

onderzoek is namelijk bekend (Hertogh e.a.,

2004) dat er een verschil bestaat tussen de

juridische opvattingen en de opvattingen die

men in de praktijk van de zorg hanteert.

Vervolgens zijn de eerste ervaringen met het

werken met domotica als alternatief voor

fixaties in kaart gebracht. Beschreven wordt

welke bewoners met dementie deze maatrege­

len krijgen en hoe hun verzorgenden het werken

met domotica ervaren.

1.2 Lezersdoelgroep

Deze publicatie is in de eerste plaats bedoeld

voor kwaliteitsfunctionarissen, beleidsmedewer­

kers en professionals die zich bezighouden met

het veiligheidsbeleid in verpleeghuizen. We

bieden hen een kijkje in de keuken van verpleeg­

huizen die meer en minder ver gevorderd zijn

met de implementatie van domotica. Het bevat

daarmee belangrijke achtergrondinformatie voor

hen die bezig zijn met het terugdringen van

fixaties en hiervoor het gebruik van domotica

overwegen.

Voor de wetenschappelijk geïnteresseerde lezer,

die meer informatie wil over bijvoorbeeld de

gebruikte onderzoeksmethoden, verschijnen

daarnaast nog artikelen in internationale

tijdschriften.

1.3 Achtergrond

In de psychogeriatrische verpleeghuiszorg

wordt veel gebruik gemaakt van vrijheidsbe­

perkende maatregelen. Het gebruik van fixatie

(fysieke vrijheidsbeperking) ligt wereldwijd

tussen de 41 en de 64 procent (Hamers &

Huizing, 2005). Fixatie wordt veelal gebruikt om

gevaarlijke situaties, vooral valincidenten, te

voorkomen. In toenemende mate is echter ook

aandacht gekomen voor de negatieve effecten

van vrijheidsbeperkende maatregelen. Zo kan

het gebruik van fixaties met de Zweedse band

leiden tot ernstige lichamelijke en psychische

schade en zelfs overlijden (Evans e.a., 2002).

Er is dan ook een breed gedragen streven

binnen Nederland om het aantal fixaties binnen

verpleeghuizen terug te dringen. Hoewel dit

uiteraard een lofwaardig streven is, blijft het

ook belangrijk de bewoners van psychogeria­

trische verpleeghuizen te beschermen tegen

onveilige situaties. Er moet dus gezocht worden

naar een waardig alternatief voor de traditionele

vrijheidsbeperkende maatregelen.

Eén van de alternatieven voor traditionele

vrijheidsbeperkende maatregelen als de Zweed­

se band en de verpleegdeken zou het gebruik

van domotica kunnen zijn.

6 Van fixaties naar domotica?

1.4 Gehanteerde begrippen

Vrijheidsbeperking

In deze publicatie worden onder vrijheidsbe­

perking alle interventies verstaan die in de zorg

worden toegepast, en als doel of neveneffect

hebben dat de vrijheid van de patiënten – in dit

geval verpleeghuisbewoners met dementie –

wordt aangetast (ontleend aan Arends, 2005).

Daartoe rekenen we zowel fysieke maatregelen

die de bewegingsvrijheid van bewoners op een

directe manier beknotten als elektronische

toepassingen die de vrijheid van bewoners

aantasten door hen te bewaken. Daarmee

sluiten we aan bij het toekomstig wettelijke

kader van vrijheidsbeperking.

Fysieke vrijheidsbeperking: fixaties

In deze publicatie gebruiken we de termen

fysieke vrijheidsbeperking en fixaties door

elkaar. Met beide begrippen verwijzen we naar

alle maatregelen die de bewoners op een fysieke

manier in hun bewegingsvrijheid beperken.

Concreet gaat het om de volgende maatregelen:

vastbinden met een (Zweedse) band, gordel of

ander hulpmiddel; een stoel gebruiken waaruit

de bewoner niet zelf kan opstaan; bedhekken

plaatsen waardoor de bewoner niet zelf uit bed

kan.

Elektronische vrijheidsbeperking: domotica

De termen elektronische vrijheidsbeperking en

domotica verwijzen in deze publicatie allebei

naar maatregelen die de vrijheid van de bewo­

ners met gebruikmaking van moderne elektro­

nica kunnen aantasten. Te denken valt aan:

Domotica is een samentrekking van het Latijnse

‘domus’ en ‘robotica’ en staat voor de integratie

van technologie en diensten, ten behoeve van

een betere kwaliteit van wonen en leven. De

eerste domoticatoepassingen waren er vooral

op gericht dat mensen met een functiebeper­

king zich langer zelfstandig kunnen redden.

Bijvoorbeeld doordat zij vanuit hun rolstoel

huiselijke taken kunnen (laten) uitvoeren. De

tweede generatie domotica biedt daarnaast een

keur aan elektronische voorzieningen die het

leven van mensen aangenamer en gemakkelijker

kunnen maken, zoals automatische verlichting

en dergelijke.

Binnen de verpleeghuiszorg kan domotica ook

gebruikt worden om toezicht op de bewoners

te houden. Er kan dan onder andere gedacht

worden aan bewegingssensoren, chips in

kleding of deurverklikkers. Op deze manier kan

bijvoorbeeld geregistreerd worden of iemand

’s nachts zijn kamer verlaat of opstaat uit zijn

stoel, zodat de verzorgenden weten dat er zich

mogelijk een gevaarlijke situatie voordoet.

Tot op heden is er geen onderzoek gedaan naar

de bruikbaarheid van domotica als alternatief

voor de traditionele manieren van vrijheidsbe­

perking in verpleeghuizen. Deze publicatie is

een verslag van een door ZonMw gesubsidieerd

onderzoek (programma Patiëntveiligheid) naar

dit onderwerp bij de psychogeriatrische afdelin­

gen van zeven verpleeghuizen.

7 Van fixaties naar domotica?

sensoren en andere opnameapparatuur waar­

mee de bewegingen van de bewoners worden

geregistreerd of gevolgd; alarmeringssystemen

die (potentieel) gevaarlijke situaties signaleren;

chips in kleding waarmee deuren kunnen

worden vergrendeld. In deze publicatie gaat het

dus alleen over domotica waarmee toezicht op

de bewoners wordt gehouden.

1.5 Opbouw

In hoofdstuk 2 vindt u enkele gegevens over

de zeven verpleeghuizen die aan het onderzoek

hebben meegewerkt.

In hoofdstuk 3 worden de opvattingen van

zorgprofessionals en naasten over vrijheids­

beperking verkend.

Hoofdstuk 4 laat zien hoe vaak en bij welke

bewoners fixaties en domotica in de onder­

zochte huizen worden toegepast.

Hoofdstuk 5 gaat in op de ervaringen van

verzorgenden met domotica als alternatief voor

fixaties.

In hoofdstuk 6 worden ten slotte de belangrijk­

ste bevindingen op een rij gezet.

In de bijlage wordt per hoofdstuk de methode

van onderzoek beschreven.

8 Van fixaties naar domotica?

2 De zeven verpleeghuizen in dit onderzoek

9 Van fixaties naar domotica?

2.1 Selectie van de huizen

Aan het onderzoek hebben zeven verpleeghuizen

meegedaan. Voor de selectie hebben we gericht

gezocht naar huizen die zich onderscheiden in

de mate waarin ze al dan niet gebruik maken

van domotica. Om deze selectie te kunnen

maken, hebben we gebruik gemaakt van een

landelijke inventarisatie uit 2008 naar de toe­

passing van domotica in Nederlandse verpleeg­

huizen. Aan ons onderzoek doen drie huizen

mee die in deze inventarisatie hoog scoren op

het gebruik van domotica.

Daarnaast doen vier verpleeghuizen mee die

qua ligging en bewonersaantal redelijk overeen­

komen met de eerder geselecteerde huizen,

maar die zich niet profileren op het gebied van

domoticagebruik. Wij hebben voor deze huizen

gekozen omdat in deze huizen mogelijk andere

opinies over vrijheidsbeperking en andere

ervaringen met domotica leven dan in de

‘voorlopers’ op het gebied van domotica.

2.2 Kenmerken van de huizen

Vier van de zes huizen liggen in een zogenoemd

kleinstedelijk gebied (tabel 1). Vijf huizen

bieden kleinschalige zorg, in de zin dat de

bewoners in groepswoningen van 6 à 8 perso­

nen wonen. Per huis varieert het aantal bewo­

ners van 60 tot 142, met een totaal van 697

bewoners.

Huis Gebruik domotica Ligging Type zorg Aantal bewoners

Huis 1 Veel Platteland Kleinschalig 142

Huis 2 Veel Grootstedelijk Kleinschalig 72

Huis 3 Weinig Kleinstedelijk Grootschalig 103

Huis 4 Weinig Kleinstedelijk Grootschalig 60

Huis 5 Weinig Kleinstedelijk Kleinschalig 100

Huis 6 Weinig Kleinstedelijk Kleinschalig 100

Huis 7 Veel Grootstedelijk Kleinschalig 120

Tabel 1 Kenmerken van de huizen

10 Van fixaties naar domotica?

Opvattingen over vrijheidsbeperking

3

11 Van fixaties naar domotica?

70% van de verzorgenden als vrijheidsbeper­

kend aangemerkt. De fysieke maatregel die

door de minste verzorgenden als een vrijheids­

beperking wordt gezien is het toepassen van

een diepe stoel (52%).

Van de domoticatoepassingen wordt het percen­

tage van 50% alleen gehaald door een chip in de

kleding die ervoor zorgt dat deuren al dan niet

open gaan. De andere domoticatoepassingen

scoren een stuk lager. Dat geldt vooral voor de

inactiviteitsregistratie en het belmatje (circa

20%).

3.1 Focus van dit hoofdstuk

Om inzicht te krijgen in de bruikbaarheid van

elektronische alternatieven voor fixatie van

verpleeghuisbewoners met dementie, is het

belangrijk om stil te staan bij de opvattingen

die in de praktijk leven over vrijheidsbeperken­

de maatregelen bij deze doelgroep. Hoe kijken

zorgverleners en naasten tegen vrijheidsbeper­

king aan? Wanneer vinden zij dat een maatregel

de vrijheid van de bewoner inperkt en wanneer

ervaren zij een maatregel als een probleem? In

dit hoofdstuk worden deze vragen op kwantita­

tieve en een kwalitatieve manier beantwoord.

3.2 Is een maatregel wel of niet

een vrijheidsbeperking?

Om te beginnen is aan verzorgenden een

vragenlijst met 14 maatregelen voorgelegd

(zie ook Bijlage Methode van onderzoek). Vijf

verwijzen naar fysieke vrijheidsbeperkende

maatregelen en negen naar elektronische. De

verzorgenden moesten per maatregel aangeven

of zij het wel of geen vrijheidsbeperking vonden.

Uit grafiek 1 kunnen we afleiden dat de fysieke

maatregelen (paars) vaker als vrijheidsbeper­

kend worden aangemerkt dan de elektronische

(groen).

Er zijn maar weinig verzorgenden die fixeren

met bijvoorbeeld een Zweedse band, verpleeg­

deken of spanlaken géén vrijheidsbeperkende

maatregel vinden. Ook het plaatsen van een

tafelblad of een bedhek wordt door meer dan

Grafiek 1 Percentage verzorgenden dat een maatregel een

vrijheidsbeperking vindt

Fixeren

0% 20% 40% 60% 80%

Stoel tegen tafel

Tafelblad

Diepe stoel

Bedhekken

Uitluistersysteem

Infraroodsensoren

Inactiviteitsregistratie

GPS dwaaldetectie

Deurverklikker

Chips in kleding, alarmering

Chips in kleding, deurvergrendeling

Cameratoezicht

Belmatje in bed

12 Van fixaties naar domotica?

In focusgroepsgesprekken en interviews zijn

we dieper ingegaan op wat het begrip vrijheids­

beperking in de dagelijkse zorgpraktijk bete­

kent (zie ook Bijlage Methode van onderzoek).

Daaruit komen drie criteria naar voren op grond

waarvan zorgverleners en naasten een maat­

regel al dan niet een vrijheidsbeperking vinden.

In de volgende paragrafen worden de zorg­

verleners soms aangeduid met hun discipline

(verzorgende, psycholoog, specialist ouderen­

geneeskunde) en soms met de term ‘sleutel­

figuur’. Een sleutelfiguur is een zorgverlener die

zich bezighoudt met het beleid over vrijheids­

beperking en domotica.

3.4 Criterium 1:

De beleving van de bewoner

Het eerste criterium betreft de beleving van de

bewoner. Dat wil zeggen dat men in de praktijk

een maatregel vaak pas een vrijheidsbeperking

vindt als de bewoner hem ook als zodanig

beleeft.

Dat blijkt lang niet bij alle toepassingen het

geval te zijn. In sommige gevallen lijkt een

bewoner het niet of nauwelijks door te hebben

dat een maatregel wordt toegepast. In andere

gevallen heeft een bewoner het misschien wel

door, maar lijkt hij of zij er geen last van te

hebben. Het kan zelfs voorkomen dat een

bewoner een maatregel prettig vindt, doordat

het hem of haar een gevoel van veiligheid of

comfort geeft.

3.3 Hoe belastend is een maatregel

om uit te voeren?

Daarnaast is aan de verzorgenden gevraagd in

welke mate zij zich bij de toepassing van een

maatregel bezwaard voelen. De antwoorden

kunnen variëren van 1 (= ik voel me niet/

nauwelijks bezwaard) tot 5 (= ik voel me heel

erg bezwaard).

In tabel 2 is te zien dat de verzorgenden zich

gemiddeld het meest bezwaard voelen als ze een

bewoner vastbinden met een gordel of onrust­

band. Het toepassen van een bedhek of belmat­

je levert nauwelijks bezwaarde gevoelens op.

In vergelijking met de vorige paragraaf valt op

dat de fysieke en elektronische maatregelen

elkaar afwisselen. Op ‘ervaren belasting’ scoren

de fysieke maatregelen met andere woorden

niet consequent ongunstiger dan de elektroni­

sche. Vooral het toepassen van een uitluister­

systeem levert de verzorgenden enige stress op;

zij voelen zich gemiddeld ‘een beetje bezwaard’

als ze bij een bewoner deze maatregel toepassen.

Tabel 2 De mate waarin verzorgenden zich bezwaard voelen

bij het toepassen van een maatregel (range 1-5, waarbij 1

staat voor niet of nauwelijks bezwaard en 5 voor heel erg

bezwaard.)

Maatregel Gemiddelde

Gordel / onrustband 3.3

Uitluistersysteem 2.2

Diepe stoel / tafelblad 2.1

Chips in kleding 1.7

Bedhekken 1.5

Belmatje / sensor 1.5

13 Van fixaties naar domotica?

Een complicerende factor bij de toepassing van

het eerste criterium is dat je als zorgverlener of

naaste niet zeker bent van de beleving van de

bewoner. Naarmate de dementie vordert wordt

het voor de bewoner moeilijker om duidelijk te

maken wat hij van een maatregel vindt en moet

de omgeving meer afgaan op zijn eigen inter­

pretatie van de (gedrags)uitingen van de

bewoner. Het bieden van geen verzet hoeft

daarbij niet altijd te betekenen dat de bewoner

de maatregel accepteert. Het kan ook zijn dat

hij zijn verzet heeft opgegeven of zich door zijn

beperkte cognitieve vermogens geen andere

situatie dan de gebodene kan voorstellen.

Verzorgende

Als ze dat zelf aan kunnen geven, zei toen de

arts, maar […] ja, je hebt niet echt meer het

soort mensen die dat zelf goed aan kunnen

geven.

Specialist ouderengeneeskunde

Ja, dat zijn mensen bij wie je er moeilijker

achterkomt. Het klopt dus dat je het aan

onrust zou moeten zien, aan dat soort dingen.

Ik denk dat we daar wat zouden kunnen

missen, als mensen dat niet meer kunnen

uiten.

In dat laatste geval vinden zorgverleners en

naasten een maatregel vrijwel nooit een vrij­

heidsbeperking; over de eerste twee situaties

(‘niet bewust van een maatregel’ en ‘geen last

van een maatregel’) zijn de meningen wat meer

verdeeld. Zeker is wel dat de beslissing om een

maatregel te nemen of te continueren makkelij­

ker wordt genomen als de bewoner er geen last

van lijkt te hebben.

Sleutelfiguur

Over bedhekken

Als mensen eigenlijk ver weg zijn in hun

dementie en alleen maar naar het randje van

hun bed schuiven… en er dan dreigen uit te

vallen, dan hebben ze er nauwelijks last van.

Dan is het voor die mensen eigenlijk geen

vrijheidsbeperking.

Psycholoog

Ik vind dat er een verschil is tussen er geen

last van hebben of het als prettig ervaren.

Ja, waar je dan de grens trekt […] Als iemand

het als prettig ervaart vind ik het sowieso geen

M&M.

14 Van fixaties naar domotica?

3.6 Criterium 3:

Privacy

De vraag of men een maatregel als een vrij­

heidsbeperking ervaart wordt ten slotte ook

bepaald door de mate waarin zij de privacy van

de bewoner aantast. Vooral de sleutelfiguren

maken zich zorgen over dit aspect van domo­

tica. Deze bedenkingen komen bij verzorgenden

veel minder voor. Familie maakt zich over het

algemeen niet druk over de privacy van hun

naaste en is soms verbaasd dat anderen dat wel

doen.

Sleutelfiguur

Als het niet nodig is en iemand slaapt lekker,

nou dan vind ik eigenlijk niet dat het me

aangaat wat hij eventueel ’s nachts nog in

bed doet. Ja dat vind ik echt op de grens van

of het ethisch verantwoord is ten aanzien van

de privacy van iemand.

Familielid

Over uitluistersysteem

Ik vind het prima dat er zo’n systeem is en

dat het werkt. Als zij [de verzorging] wat

gerommel horen, dan kunnen zij erheen.

Nee, ik zie het helemaal niet als beperking,

ik vind het fantastisch dat het er is.

3.5 Criterium 2:

De intentie van de zorgverlener

Veel verzorgenden hebben moeite met de term

vrijheidsbeperking als een maatregel wordt

ingezet met de intentie om een gevaarlijke

situatie, zoals vallen of uitputting, te voorkomen.

Zij vinden de term vrijheidsbeperking eigenlijk

alleen van toepassing op een maatregel die

gericht is op het inperken van de vrijheid van de

bewoner. Als de bedoeling van de maatregel is

om de bewoner te beschermen of te helpen is er

in hun opinie niet sprake van vrijheidsbeperking

maar van zorg.

Sensoren bijvoorbeeld kunnen met een verschil­

lende intentie worden toegepast. De geïnter­

viewde zorgverleners benadrukken dat ze

sensoren lang niet altijd gebruiken om iemand

bijvoorbeeld direct terug in bed te leggen

(= vrijheidsbeperking), maar om de bewoner

te assisteren bij wat hij of zij van plan was om

te gaan doen (= geen vrijheidsbeperking).

Sleutelfiguur

Het ligt eraan hoe je domotica gebruikt. Als

je op het moment dat er een signaal afgaat

iemand weer in bed duwt, ja dan is het natuur-

lijk in feite een vrijheidbeperking. Maar als bij

iemand de bel afgaat en je helpt hem naar de

wc, ja dan vind ik het een ander verhaal.

15 Van fixaties naar domotica?

3.8 De belangrijkste bevindingen

op een rij

• Fysiekemaatregelenwordendoorverzorgen­

den vaker aangemerkt als een vorm van

vrijheidsbeperking dan elektronische. Dat

heeft mogelijk te maken met het feit dat zij

schending van privacy veelal niet associëren

met vrijheidsbeperking.

• Vrijwelalleverzorgendenzijnheterover

eens dat het vastbinden van een bewoner

een vrijheidsbeperking is. Het is ook de

maatregel waardoor zij zich het meest belast

voelen.

• Hetplaatsenvaneentafelbladvooreenstoel

en het gebruik van bedhekken wordt door

ruim 70% van de verzorgenden als een

vrijheidsbeperking gezien. Bedhekken vinden

de verzorgenden echter niet erg om toe te

passen.

• Vandedomoticatoepassingenwordtde

maatregel ‘chips in kleding om deuren te

vergrendelen’ het vaakst een vrijheidsbeper­

king genoemd. Dat is niet vreemd omdat zij

als enige domoticamaatregel de bewegings­

ruimte van de bewoner beperken. De andere

maatregelen hebben vooral een monitorende

functie.

• Datneemtnietwegdatdeverzorgenden

zich bij het toepassen van een uitluistersys­

teem meer belast voelen dan bij het plaatsen

van een chip in de kleding van de bewoner.

3.7 Verschillende perspectieven

Niet alleen op het gebied van privacy verschillen

de opvattingen van de sleutelfiguren van die van

de andere geïnterviewden. Als drijvende kracht

achter het terugdringen van het aantal vrijheids­

beperkingen in het verpleeghuis zijn zij zich

bewuster van de nadelen van vrijheidsbeper­

kende middelen en maatregelen en zijn zij ook

eerder geneigd een maatregel als zodanig te

benoemen. Hun terughoudendheid met betrek­

king tot het inzetten van vrijheidsbeperking

wordt niet altijd begrepen door verzorgenden

en familie.

Verzorgende

Over het afschaffen vrijheidsbeperkingen

Wij hebben een arts die is heel erg tegen

middelen en maatregelen, die moet je wel

overtuigen, heel erg.

Dochter

Over band in bed

Ze kwam wel even omhoog, maar ze protes-

teerde niet en ze ging eigenlijk weer terug

liggen. Het stoorde haar schijnbaar niet,

anders had ze dat, zeker gezien haar uitingen

over andere dingen, best kenbaar gemaakt.

Maar de arts wilde daar niet aan, het mocht

niet van de richtlijnen. Het waren allemaal

vrijheidsbeperkende maatregelen, daar stond

ze toch helemaal niet achter.

16 Van fixaties naar domotica?

• Uitdefocusgroepeneninterviewsisduide­

lijk geworden dat het vrijheidsbeperkend

karakter van een maatregel niet zozeer

bepaald wordt door de maatregel als zo­

danig, maar door criteria die samenhangen

met 1) de beleving van de bewoner van de

maatregel; 2) de intentie waarmee de

zorgprofessional haar toepast; en 3) de mate

waarin de maatregel gepaard gaat met

schending van privacy.

• Indetoepassingvandezecriterialeggende

verzorgenden en de naasten andere accenten

dan de sleutelfiguren die belast zijn met het

beleid rondom vrijheidsbeperking en domo­

tica. Verzorgenden en naasten vinden een

maatregel eigenlijk alleen een vrijheidsbeper­

king als de bewoner er last van heeft en als

de maatregel niet in het belang van de

bewoner wordt ingezet. Toepassing van het

begrip vrijheidsbeperking in andere gevallen

doet voor hun gevoel geen recht aan hun

positieve intentie om de bewoner te bescher­

men en te assisteren in situaties waarin hij/

zij mogelijk ‘de weg kwijt is’.

17 Van fixaties naar domotica?

4Toepassing van vrijheidsbeperking

18 Van fixaties naar domotica?

in de huizen met weinig domotica) bij zoveel

bewoners bedhekken worden gebruikt, dat het

voor de verpleeghuizen niet haalbaar was om

over al deze bewoners gegevens te verstrekken.

We kunnen daardoor geen exacte cijfers over

het gebruik van bedhekken geven, maar wel

vaststellen dat het gebruik zeer frequent is.

4.3 Aantal domoticatoepassingen

Domotica worden op grotere schaal toegepast

dan fysieke beperkingen (zie tabel 4). De

infraroodsensoren zijn daarbij verreweg het

meest populair. Zij worden bij ruim twintig

procent van de bewoners in de deelnemende

verpleeghuizen toegepast.

Op de tweede plaats staan uitluistersystemen,

gevolgd door de toepassing van chips in kleding

en deurverklikkers.

Slechts enkele bewoners van de deelnemende

verpleeghuizen zijn uitgerust met een Global

Positioning System (GPS). Ook de toepassing

van inactiviteitsregistratie en belmatjes is (nog)

niet wijdverbreid.

4.4 Aantal vrijheidsbeperkingen

per bewoner

In de vorige paragrafen is het gebruik van

vrijheidsbeperkingen per maatregel in kaart

gebracht. In deze paragraaf houden we rekening

met mogelijke overlap tussen de maatregelen.

Een bewoner kan immers met meer dan één

vrijheidsbeperking te maken hebben.

4.1 Focus van dit hoofdstuk

In dit hoofdstuk beschrijven we het feitelijk

gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen

in de zeven deelnemende instellingen. Centraal

staan de volgende vragen: Hoe vaak worden de

bewoners gefixeerd en hoe vaak wordt bij hen

een domoticamaatregel toegepast? Zijn er ook

bewoners die meerdere maatregelen krijgen?

Zijn er verschillen tussen bewoners met fysieke

vrijheidsbeperking en bewoners met een

elektronische vrijheidsbeperking?

Omdat de zeven verpleeghuizen geen a­selecte

steekproef vormen kunnen de antwoorden op

deze vragen niet automatisch gegeneraliseerd

worden naar alle verpleeghuizen in Nederland.

In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk komen

we daarop terug.

4.2 Aantal fixaties

Ongeveer drie procent van de bewoners (n=20)

wordt op het moment van het onderzoek op een

of andere manier vastgebonden (zie tabel 3), zo

blijkt uit registraties van zorgverleners aan de

hand van een checklist (zie ook Bijlage Methode

van onderzoek).

Eveneens drie procent (n=22) wordt op een

zodanige manier in een stoel of aan tafel

geplaatst dat hij of zij niet op eigen kracht kan

opstaan.

Aanvankelijk waren in de checklist ook bed­

hekken opgenomen. De reden dat zij niet in

de tabel worden vermeld is dat er (zowel in de

huizen waar veel domotica worden gebruikt als

19 Van fixaties naar domotica?

Maatregel Bewoners

Aantal Percentage

Cameratoezicht 0 0

Uitluistersysteem 51 7,3

Chips in kleding, alarmering 22 3,2

Chips in kleding, deurvergrendeling 28 4,0

GPS dwaaldetectie 8 1,1

Inactivitieitsregistratie 13 1,9

Infraroodsensoren 153 22,0

Deurverklikkers 25 3,6

Belmatjes in bed 6 0,9

Tabel 4 Aantal bewoners met een domoticatoepassing in de zeven verpleeghuizen (N=697)

Maatregel Bewoners

Aantal Percentage

Vastbinden met een hulpmiddel, zoals gordel, onrustband,

spanlaken, verpleegdeken, jumpsuit of Zweedse band 20 2,9

Diepe stoel / tafelblad / stoel tegen tafel 22 3,2

Tabel 3 Aantal bewoners met een fixatie in de zeven verpleeghuizen (N=697)

Aantal maatregelen Bewoners

Aantal Percentage

Een 119 17,1

Twee 46 6,6

Drie 31 4,4

Vier 11 1,6

Totaal 207 29,7

Tabel 5 Aantal maatregelen per bewoner (N=697).

20 Van fixaties naar domotica?

4.5 Bij wie worden fixaties en domotica

toegepast?

In de vorige paragraaf zijn drie soorten be­

woners onderscheiden: bewoners met alleen

fixaties, bewoners met alleen domoticatoepas­

singen en bewoners met een combinatie van

beide typen maatregelen.

Vergelijking van deze drie groepen (voor de

gebruikte vragenlijsten zie Bijlage Methode van

onderzoek) leert dat bewoners met alleen een

domoticatoepassing minder ernstige cognitieve

problemen hebben dan bewoners met een

fysieke vrijheidsbeperking. Gemiddeld genomen

is in de domoticagroep sprake van ‘matig

ernstige cognitieve achteruitgang’ en in de

fixatiegroep en de gecombineerde fixatie­

domoticagroep van ‘ernstige cognitieve achter­

uitgang’.

Hiermee samenhangend zijn de mensen in de

domoticagroep minder ADL­afhankelijk dan de

mensen in beide fixatiegroepen. Terwijl de

mensen in de domoticagroep nog enige zelf­

redzaamheid kennen, zijn de mensen met een

fixatie bij al hun dagelijkse activiteiten aange­

wezen op hulp van anderen.

In de zeven deelnemende verpleeghuizen wonen

in totaal 697 mensen met psychogeriatrische

problematiek. 207 (29,7%) van hen hebben één

of meer vrijheidsbeperkende maatregelen.

Bij de meesten van hen gaat het om één maat­

regel (zie tabel 5). Daarbij moet wel worden

aangetekend dat de rubricering van de fysieke

maatregelen vrij grof is. Iemand die in het

onderzoek bijvoorbeeld alleen maar op de

eerste fysieke maatregel wordt gescoord, kan

in de praktijk met verschillende hulpmiddelen

worden gefixeerd. Daarnaast is het gebruik

bedhekken niet meegeteld.

Het maximaal aantal voorkomende maatregelen

per bewoner is vier. In de deelnemende ver­

pleeghuizen is daarvan bij elf mensen sprake.

De onderverdeling naar fixaties en domotica

(zie tabel 6) is als volgt: 37 bewoners (5,3%)

worden op één of andere manier gefixeerd en

170 bewoners (24,4%) hebben één of meer

domoticatoepassingen. Van de 37 bewoners

die gefixeerd worden krijgen er 21 ook nog

een domoticatoepassing.

Soort maatregelen Bewoners

Aantal Percentage

Alleen fixatie 16 2,3

Alleen domotica 170 24,4

Fixatie + domotica 21 3,0

Totaal 207 29,7

Tabel 6 Soort maatregelen per bewoner (N=697).

21 Van fixaties naar domotica?

4.6 Aantal fixaties en domotica­

toepassingen per huis

Bij de selectie van de verpleeghuizen is onder­

scheid gemaakt tussen huizen die hoog scoren

op een landelijke inventarisatie naar domotica­

gebruik en huizen die dat niet doen. In tabel 7

staat beschreven bij hoeveel bewoners zij

feitelijk vrijheidsbeperkingen toepassen.

Daaruit blijkt dat eerstgenoemde huizen (‘hoog

op gebruik domotica’) niet alleen hoger scoren

op domoticagebruik (gemiddeld resp. 42,8 en

13,2%) maar ook lager op fixaties (gemiddeld

resp. 1,2 en 9,1%).

Huis 6 neemt een tussenpositie in. Hoewel het

zich ‘op papier’ niet op domoticagebruik

profileert, blijken de medewerkers in de praktijk

toch bij ruim een kwart van hun bewoners een

of andere vorm van domotica toe te passen.

Kijken we naar gedragsproblemen dan blijkt de

gecombineerde fixatie­domoticagroep de meest

problematische te zijn. De bewoners met alleen

een fixatie hebben niet meer gedragsproblemen

dan de bewoners met alleen domotica.

Ten slotte is sprake van een opvallend verschil

in sekse. Terwijl in de domoticagroep 62

procent vrouwen zitten, bestaan de fixatiegroep

en de gecombineerde fixatie­domoticagroep uit

respectievelijk 81 en 91 procent vrouwen. Dat

zou te maken kunnen hebben met het door

Bosch (1995) geobserveerde fenomeen dat

vrouwelijke verpleeghuisbewoners ‘naar huis’

willen. Mannen zouden dat minder hebben

omdat zij vanuit hun socialisatie al gewend zijn

om zich buitenshuis te bewegen.

Verpleeghuis Domotica Fixatie

Percentage Percentage

Hoog op gebruik domotica

Huis 1 30,9 1,4

Huis 2 61,1 1,4

Huis 7 45,8 0,8

Totaal 42,8 1,2

Laag op gebruik domotica

Huis 3 1,9 6,8

Huis 4 6,7 11,7

Huis 5 15,0 15,0

Huis 6 27,0 4,0

Totaal 13,2 9,1

Tabel 7 Percentage bewoners met een vrijheidsbeperking per verpleeghuis

22 Van fixaties naar domotica?

• Fixatiesendomoticawordenbijverschil­

lende typen bewoners toegepast. Bewoners

met een domoticamaatregel zijn vaker man,

hebben minder ernstige cognitieve proble­

men en zijn minder ADL­afhankelijk dan de

bewoners met een fysieke vrijheidsbeperking.

• Omdatdomoticaopgrotereschaalenbij

beter functionerende bewoners worden

voorgeschreven, lijkt het aannemelijk dat

elektronische en fysieke vrijheidsbeperkin­

gen elkaar qua functie maar gedeeltelijk

overlappen.

• Inhuizenmetveelrelatiefveeldomotica­

toepassingen worden relatief weinig fysieke

vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast.

Binnen de groep ‘laag op gebruik domotica’ valt

dat huis bovendien op door een relatief laag

gebruik van fixaties.

4.7 De belangrijkste bevindingen

op een rij

• Domoticawordenopgrotereschaaltoege­

past dan fysieke beperkingen (bedhekken

daargelaten). Het meest populair zijn infra­

roodsensoren; zij worden bij één vijfde van

de bewoners toegepast.

• Vastbinden(metgordelsendergelijke)en

vastzetten (in speciale stoelen) komt allebei

bij circa 3% van de onderzochte bewoners

voor.

• Intotaalheeft5,3%vandebewonerseen

fysieke vrijheidsbeperkende maatregel en

27,5% een domoticatoepassing. Er is (ge­

ringe) overlap in het gebruik van beide typen

maatregelen; in totaal heeft 29,8% een of

andere vorm van vrijheidsbeperking.

• Overdeprevalentievanfysiekevrijheidsbe­

perking bestaan op dit moment nog weinig

eenduidige gegevens. Hamers & Huizinga

(2005) hanteren een range van 41 tot 64%

(afhankelijk van het wel of niet meetellen

van bedhekken). Dat zou betekenen dat de

verpleeghuizen in dit onderzoek relatief

weinig fixaties toepassen.

23 Van fixaties naar domotica?

5Ervaringen met domotica

24 Van fixaties naar domotica?

bovenop reeds getroffen maatregelen. Een vaak

genoemd voorbeeld hiervan is het plaatsen van

een sensor naast een bed met bedhekken.

Voorheen kwam het volgens de geïnterviewde

zorgverleners wel eens voor dat een bewoner

ondanks de bedhekken toch uit bed klom en op

de grond belandde. Door een sensor naast het

bed met bedhekken te plaatsen kan volgens hen

worden voorkomen dat bewoners uren op de

grond liggen als zij over de bedhekken heen

zouden klimmen.

Vanwege de behoefte aan veiligheid kan het

volgens de geïnterviewde sleutelfiguren verlei­

delijk zijn om bij bijna alle bewoners domotica

te gebruiken. Terwijl de meeste sleutelfiguren

dat een risico vinden, hebben de verzorgenden

en naasten daar doorgaans geen moeite mee:

‘Wat is er mis met de bewoner met een gerust

gevoel achter kunnen laten?’

Sleutelfiguur

Over sensoren

De enige terughoudendheid die we hebben is

dat we een beperkt aantal sensoren hebben.

Maar […] ik heb echt gepleit dat we ze alle-

maal hebben, bij wijze van spreken, voor

iedereen.

Sleutelfiguur

Over sensoren

Nou ja, het sluipt er wel eens in. Dat die

dingen altijd aanstaan terwijl het misschien

niet nodig is. Want het is ook een soort zeker-

heidsgevoel van, ‘ik weet dat hij in bed ligt’.

5.1 Focus van dit hoofdstuk

Op basis van de cijfers over het gebruik van

fixaties en domotica lijkt de conclusie gerecht­

vaardigd dat domotica breder worden ingezet

dan louter als vervanging van fixaties. Reden

om de interviews en focusgroepen nogmaals

te analyseren – nu specifiek gericht op de vraag

in hoeverre domotica gezien worden als een

alternatief voor fixaties. Voor welke doelen

gebruiken verzorgenden domotica? En tegen

welke beperkingen lopen zij daarbij aan?

5.2 Met welk doel worden domotica

toegepast?

Domotica worden eerst en vooral ingezet om

de bewoner veiligheid te bieden (en daarmee

de omgeving gemoedsrust) – ook in situaties

waarin niet direct gevaar dreigt.

Specialist ouderengeneeskunde

Je wil veiligheid, je wil die zo veel mogelijk

inbouwen voor die cliënt, voor de familie maar

ook voor de verzorging. Dat ze het gevoel

hebben van nou, we hebben mogelijkheden om

het te bewaken. Dat is eigenlijk het idee

erachter.

Een tweede toepassingsgebied is hiervan een

specificatie. Het gaat wederom om het bieden

van veiligheid, maar nu in aanvulling op andere

vrijheidsbeperkende maatregelen die bij de

bewoner zijn ingesteld. Het gaat met andere

woorden om extra veiligheidswaarborgen –

25 Van fixaties naar domotica?

over hun bedhek klimmen of opstaan uit hun

stoel. Voor bewoners die direct vallen wanneer

ze opstaan zal hulp per definitie te laat komen.

Een tweede beperking is dat verzorgenden niet

kunnen garanderen dat zij snel ter plekke zijn.

Zij vertellen dat het aantal signalen dat ze

krijgen niet altijd ‘te belopen’ is. Wanneer

verschillende bewoners tegelijkertijd onrustig

zijn, gaan er te veel signalen af om adequaat op

te kunnen reageren. Verzorgenden moeten dan

kiezen welke bewoner het meest urgent hulp

nodig heeft.

Sleutelfiguur

Er zijn echt mensen die nog in hun program-

ma hebben zitten, ik wil er wel uit, en waarvan

ik zeker weet dat het niet lukt […] en waar je

ook weet dat een laser ruim niet voldoende is,

dus als ze eenmaal eruit gaan dat je dan ook

te laat bent om ze weer op te rapen.

Nachtdienst

Maar het blijkt, omdat ik alleen maar nacht-

dienst draai, als je op dat moment echt hele

onrustige mensen hebt, ja dan, dat is in de

nachtdienst, niet te belopen. Omdat je dan

iedere minuut daar naartoe moet, en dat ga

je gewoon niet redden.

De derde beperking is mogelijk van tijdelijke

aard en heeft te maken met het feit dat veel

toepassingen nog in de kinderschoenen staan:

de verzorgenden klagen dat de gebruikte

Een derde winstpunt van domotica is dat het de

bewoners meer bewegingsvrijheid en rust geeft

dan voorheen. Doordat chips in kleding indivi­

dueel kunnen worden ingesteld, hoeft de

afdeling bijvoorbeeld niet meer standaard op

slot en kunnen bewoners die dat aankunnen vrij

door de hele instelling lopen. Ook hoeven

verzorgenden de bewoners ’s nachts niet meer

te storen in hun slaap, omdat zij geen vaste

rondes meer hoeven te lopen, maar alleen in

actie hoeven te komen als een sensor of alarm

afgaat.

Sleutelfiguur

Over chips in kleding

Daarmee wordt de bewegingsvrijheid gewoon

groter dan voorheen, want dan kwam [een

bewoner] niet buiten die deur. En nu kunnen

mensen dus zelfstandig naar de rookruimte.

En die komen wel weer terug. En als ze een

half uurtje later terugkomen dan weet je nu

toch dat ze niet naar buiten kunnen.

5.3 Tegen welke beperkingen loopt

men aan?

In de focusgroepen en interviews zijn vijf

beperkingen van domotica genoemd.

De eerste beperking is dat domotica weliswaar

gevaarlijke situaties kunnen signaleren, maar

dat ze niet kunnen voorkomen dat mensen

vallen. Ook al reageert de verzorging snel en

adequaat op signalen, dan nog kunnen mensen

26 Van fixaties naar domotica?

mee te lopen met de bewoners die door hun

chip de deur van de afdeling wel kunnen

ontgrendelen. De domotica hebben met andere

woorden een nieuw probleem gecreëerd waar­

voor een nieuwe oplossing gevonden moet

worden. In onderstaand voorbeeld wordt

beschreven hoe de mevrouw met de chip in haar

kleding wordt gefixeerd om het meelopen van

medebewoners te voorkomen.

Verzorgende

Dat is dan een meneer, die mag de woning niet

uit. Maar aan de andere kant, dus ertegen-

over, zit een mevrouw. Die gaat continu de

woning in en uit, doet de deur open. Dus wat is

het gevolg: die meneer loopt weg (…) Nu heeft

die andere woning daarvoor een oplossing, ze

halen die mevrouw uit de rolstoel, ongeveer

2 uur lang zit ze in een gewone stoel, om

alleen maar de woning aan de overkant

[van die meneer] rust te geven, zodat zij niet

de hele tijd maar heen en weer gaat. Maar

ik denk dan, dat is ook een soort vrijheids-

beperking voor haar.

Een vijfde beperking van domotica is in hoofd­

stuk 3 al aan de orde geweest en heeft te maken

met de privacy van de bewoners. Vooral sleutel­

figuren stellen dat het continu monitoren van

bewoners verzorgenden het gevoel kan geven

dat ze alles onder controle hebben en dat de

situatie veilig is. Het is volgens hen echter maar

de vraag of je dat van elke bewoner altijd moet

weten en of bij sommige bewoners hierdoor niet

domotica niet altijd naar behoren werken.

Sommige apparaten gaan snel kapot en andere

(sensoren) moeten heel precies geplaatst

worden om goed te kunnen functioneren. Dat

geeft aanleiding tot veel valse meldingen en

dientengevolge onzekerheid bij de verzorgen­

den. Door het gebrek aan vertrouwen in de

apparatuur voelen sommige verzorgenden zich

ook genoodzaakt extra rondes te lopen om te

kijken of alle apparatuur goed werkt.

Verzorgende

Over infrarood

Tijdens de eerste ronde kijk je altijd wel of die

goed staat…

Verzorgende

[maakt zin van collega af] …maar ook of ze

goed staan, net wat je zegt, soms zitten ze wat

scheef, dat is bij ons dus laatst mis gegaan.

Die is dus wel uit bed gevallen en de nacht-

dienst heeft het niet gemerkt.

Een vierde beperking, dan wel een onbedoeld

gevolg, is dat er soms fysieke vrijheidsbeper­

kende maatregelen worden toegepast, juist

vanwege het gebruik van domotica. In de vorige

paragraaf kwam reeds het systeem van chips in

de kleding ter sprake waardoor het openen van

deuren niet meer is voorbehouden aan verple­

ging en bezoek. Een onbedoeld gevolg hiervan

is dat het voor bewoners die niet van de afde­

ling af mogen gemakkelijker is geworden om

27 Van fixaties naar domotica?

• Sommigesleutelfigurenvindendatde

behoefte aan controle van de omgeving moet

worden afgewogen tegen de behoefte aan

privacy van de bewoner.

• Doordebehoeftealhetmogelijketedoen

om de veiligheid van de bewoners te waar­

borgen, worden domotica op grote schaal

ingezet. Doordat zorgverleners vinden dat zij

minder bescherming bieden dan fixaties, ziet

men domotica eerder als aanvulling op de

bestaande maatregelen dan als een alterna­

tief.

onnodig de privacy geschaad wordt. Sommige

verzorgenden deelden die mening, maar dit zijn

vooral verzorgenden uit huizen waar nog weinig

domotica worden gebruikt.

Sleutelfiguur

Ja dan heb ik weer zoiets van…het ethische

hè… als het niet nodig is en iemand slaapt

lekker, nou dan vind ik eigenlijk niet dat het

me aangaat wat hij eventueel ’s nachts nog in

bed doet of wil of… Ja dat vind ik echt op de

grens of het ethisch verantwoord is ten

aanzien van de privacy van iemand.

5.4 De belangrijkste bevindingen

op een rij

• Domoticawordeningezetomdebewoners

maximale veiligheid te bieden en om de

vrijheid van bewoners die dat aankunnen

te vergroten.

• Eenbelangrijkebeperkingvandomotica­

toepassingen is dat zij het vallen van bewo­

ners doorgaans niet kunnen voorkomen.

Zij kunnen het slechts signaleren – met als

gevolg dat de verzorgenden vaak te laat ter

plekke zijn.

• Anderebeperkingenzijndatsommige

domoticasystemen (nog) niet precies afge­

steld kunnen worden of soms onbedoelde

gevolgen (meer vrijheidsbeperking) hebben

voor de medebewoners.

28 Van fixaties naar domotica?

6 Tot slot: van fixaties naar domotica?

29 Van fixaties naar domotica?

Behoefte aan veiligheid

Het vermoeden dat het om verschillende

indicatiegebieden gaat, wordt bevestigd door

de ervaringen met domotica in de praktijk.

Domotica worden in veel meer situaties ingezet

dan die waarin er sprake is van direct gevaar.

Het monitoren van de bewoners geeft verzor­

genden en naasten het veilige gevoel dat zij alle

potentieel gevaarlijke situaties in de gaten

kunnen houden.

Voor de meest gevaarlijke situaties lijken

domotica bovendien geen bevredigend alter­

natief te zijn. Een belangrijk bezwaar van

elektronische maatregelen is volgens de verzor­

genden dat ze het vallen en dwalen van bewo­

ners niet kunnen voorkomen, maar hooguit

signaleren. Hierdoor ziet men domotica eerder

als een welkome aanvulling op de bestaande

maat regelen dan als een alternatief.

6.2 Definitie van vrijheidsbeperking

Discrepantie wettelijk kader en praktijk

In hoofdstuk 1 wordt vrijheidsbeperking gede­

finieerd als ‘alle interventies die in de zorg

worden toegepast, en als doel of neveneffect

hebben dat de vrijheid van de patiënten – in dit

geval verpleeghuisbewoners met dementie –

wordt aangetast’. In deze definitie wordt geen

onderscheid gemaakt tussen doel en nevenef­

fect. Het is precies op dat punt dat veel zorg­

professionals (maar ook naasten) moeite

hebben met de wet Bopz en het vrijheidsbegrip

dat daaraan ten grondslag ligt. Als het doel van

een maatregel is om de bewoner te beschermen,

6.1 Samenvatting van de belangrijkste

bevindingen

Zijn we met domotica op weg naar ‘goede’

vrijheidsbeperking? Dat is de vraag die in de

titel wordt gesteld. In de voorgaande hoofdstuk­

ken is vanuit verschillende invalshoeken en met

behulp van verschillende methodieken gepro­

beerd aan de beantwoording van deze vraag een

bijdrage te leveren. We zetten de belangrijkste

bevindingen hier nogmaals op een rij.

Beleving en intentie

Om te beginnen is gebleken dat verzorgenden

en familieleden een maatregel veelal alleen

vrijheidsbeperkend vinden als de bewoner er

naar hun idee last van heeft en als de maatregel

niet in het belang van de bewoner wordt ingezet

maar louter om diens vrijheid te beperken. Zij

geven aan dat bewoners vaak geen last van een

maatregel hebben omdat ze zich van de toepas­

sing nauwelijks bewust zijn of omdat zij deze

niet vervelend lijken te vinden en misschien

zelfs wel prettig. De noodzaak van een het

vinden van een alternatief wordt in deze situa­

ties niet als dwingend ervaren.

Verschillende indicatiegebieden

De cijfers over het feitelijk gebruik van fixaties

en domotica in de onderzochte verpleeghuizen

doen vermoeden dat de indicatiegebieden van

deze vrijheidsbeperkende maatregelen elkaar

maar gedeeltelijk overlappen. Domotica worden

bij een veel grotere groep bewoners toegepast,

en bovendien vaker bij bewoners met minder

ernstige cognitieve en functionele problemen.

30 Van fixaties naar domotica?

maatregel worden al deze redenen in meer of

mindere mate door de verzorgenden uit de

enquête bevestigd. Zo is bijvoorbeeld gebrek

aan toezicht volgens bijna eenderde aanleiding

om iemand in een diepe stoel te plaatsen of een

tafelsteun te gebruiken.

Gesteld dat veel zorgprofessionals het begrip

vrijheidsbeperking op deze situaties wel van

toepassing vinden, dan is daarmee nog niet

gezegd dat er voor deze indicaties gemakkelijke

alternatieven bestaan. De meeste domotica zijn

althans niet bedoeld voor het omgaan met

moeilijk te hanteren gedragsproblemen van

bewoners.

Beleving van vrijheidsbeperking

Het tweede criterium dat in het bijzonder voor

verzorgenden zwaar weegt is, hoe de bewoner

een maatregel beleeft. Op het eerste gezicht

lijkt dit een begrijpelijke overweging: waarom

een maatregel problematiseren als die door de

betrokkene zelf niet als een probleem wordt

ervaren?

Een complicerende factor is wel dat mensen met

dementie niet altijd kunnen aangeven wat zij

van een maatregel vinden. Ook als zij zich niet

tegen een maatregel verzetten is daarmee nog

niet gezegd dat zij de toepassing ervan op prijs

stellen. Het niet uiten van verzet zou ook

kunnen betekenen dat de bewoner zijn verzet

heeft opgegeven, of dat hij zich simpelweg geen

andere ‘niet­beperkende’ situatie kan voorstel­

len.

Bovendien valt niet uit te sluiten dat mensen

met dementie schade van vrijheidsbeperkende

maatregelen ondervinden. Daarmee bedoelen

dan kàn het neveneffect zijn dat de vrijheid van

de bewoner wordt aangetast, maar daarmee

blijft de positieve intentie van de maatregel in

hun visie overeind.

Waar het onderscheid tussen doel en neven­

effect voor de wet niet relevant is, is dit voor de

praktijk cruciaal. De intentie om de bewoner te

beschermen is een intentie waaraan het begrip

vrijheidsbeperking in de beleving van zorg­

professionals geen recht doet. Om beter bij

het referentiekader van zorgprofessionals aan

te sluiten zou men in situaties waarin een

vrijheidsbeperkende maatregel wordt toegepast

om de betreffende persoon te beschermen,

wellicht beter kunnen spreken over ‘intentie om

te beschermen door vrijheidsbeperking’.

Vrijheidsbeperking als doel

Kennelijk kan vrijheidsbeperking ook het doel

van een maatregel zijn. Dat is althans de

implicatie van toepassing van het intentiecrite­

rium op vrijheidsbeperkende maatregelen; dat

er maatregelen zijn die tot doel hebben de

bewoner te beschermen en maatregelen die tot

doel hebben zijn of haar vrijheid te beperken.

In welke situaties zou men de vrijheid van

bewoner doelbewust willen inperken? Een

enquête onder verzorgenden naar redenen

om vrijheidsbeperking toe te passen geeft daar

inzicht in (De Veer e.a., 2007). Naast bescher­

ming worden onder andere de volgende catego­

rieën onderscheiden: weinig tijd voor toezicht;

zonder deze maatregel is cliënt niet te hand­

haven; voorkomen van gevaar voor anderen;

weinig afleidende activiteiten; voorkomen van

schade aan materialen. Afhankelijk van het type

31 Van fixaties naar domotica?

moeten uitvoeren bij huizen met meer fysieke

maatregelen bij aanvang.

Betekenis domotica

Als domotica maar beperkt een alternatief

vormen voor fixaties, wat voor een functie

hebben ze dan wel?

Om te beginnen zouden chips en sensoren een

alternatief kunnen vormen voor gesloten

afdelingen en het wakend oog van de verzor­

ging, resulterend in meer bewegingsvrijheid

voor bewoners die dat nog aankunnen.

Daarnaast lijken domotica vooral een extra

middel in het arsenaal aan hulpmiddelen om

de veiligheid van de bewoners te bevorderen,

een middel dat vanwege het minder invasieve

karakter eerder wordt ingezet, dan wel in

situaties worden ingezet waar men het gevaar

eerst (noodgedwongen) voor lief nam.

Nadelen domotica

Toch zijn deze middelen ook niet zonder

nadelen. Bij sommige zorgprofessionals bestaat

aarzeling over het op grote schaal inzetten van

elektronische bewakingsmiddelen. De behoefte

aan controle van de omgeving zal moet worden

afgewogen tegen de behoefte aan privacy van

de bewoner.

In dit verband is het goed om op te merken dat

in de kinderopvang een vergelijkbare ontwikke­

ling – en daarmee gepaard gaande discussie –

plaatsvindt. Het voornemen van een Franse

crèche om een chip te plaatsen in de kleding

van kinderen zodat ze continu in de gaten

kunnen worden gehouden, stuitte op verzet

omdat het kinderen een beleid van absolute

we niet uitsluitend lichamelijke schade. Fixatie

kan bijvoorbeeld ook leiden tot sociaal isole­

ment met bijgevolg een lagere kwaliteit van

leven. Dit soort gevolgen zijn minder goed

zichtbaar en meetbaar bij mensen met demen­

tie, maar het is wel van belang daar rekening

mee te houden. Ook deze aspecten zouden

daarom bij toepassing van het belevingscrite­

rium betrokken moeten worden.

6.3 Van fixaties naar domotica?

Substitutie?

Zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve

resultaten laten zien dat domotica maar gedeel­

telijk in de plaats komen van fixaties. Zij vormen

meer een welkome aanvulling dan een echt

alternatief.

Dat wil niet zeggen dat er helemaal geen

substitutie kan plaatsvinden. In de huizen met

veel domotica worden bijvoorbeeld minder

fysieke vrijheidsbeperkende maatregelen

toegepast dan in huizen met weinig domotica.

Dat zou kunnen betekenen dat men een reduc­

tie heeft weten te realiseren door de introductie

van domotica. Het is echter ook niet uitgesloten

dat huizen die voorop lopen bij het terugdrin­

gen van fixaties, ook de huizen zijn die voorop

lopen bij de implementatie van domotica.

Lauriks e.a. (2008) vonden in een huis met

weinig fysieke vrijheidsbeperkende maatregelen

geen effect van de introductie van domotica op

de toepassing deze maatregelen. Om goed zicht

te krijgen op de substitutiemogelijkheden van

domotica zou men een dergelijke studie ook

32 Van fixaties naar domotica?

nals gaat behoren als het bieden van maximale

bescherming.

controle oplegt (Volkskrant, 11 september

2010).

Van fixaties naar meer risico’s

De vraag of we met domotica op weg zijn naar

‘goede’ vrijheidsbeperking kan op basis van

deze studie niet eenduidig positief worden

beantwoord. Het anti­fixatiebeleid moet zich

ons inziens daarom niet beperken tot het

aanprijzen van elektronische toepassingen die

net zo veilig als fixeren zouden zijn. Verzorgen­

den weten domoticatoepassingen te waarderen,

maar zij weten ook feilloos hun beperkingen

aan te wijzen.

Een cultuurverandering komt pas echt tot stand

als de praktijk meer risico’s durft te nemen. Dat

wil zeggen als naasten, verzorgenden en artsen

de kans op ongelukken die het gevolg kunnen

zijn van het afzien van fysieke vrijheidsbeper­

king voor hun rekening durven nemen.

Nagedacht moet worden onder welke voorwaar­

den de praktijk dat durft. Een belangrijk onder­

deel van de succesvolle Exbelt methode (Gulpers

e.a., 2010) is dat Raden van Bestuur de verant­

woordelijkheid op zich nemen voor de gevolgen

van het niet meer vastbinden van bewoners. De

uitvoerenden moeten zich met andere woorden

gesteund weten door het management.

Een ander hulpmiddel om ‘het automatisme van

beschermen’ te doorbreken zou het houden van

een moreel beraad kunnen zijn. Doel van die

methode is om in het individuele geval met de

betrokkenen de juiste afweging te maken tussen

de veiligheid en vrijheid van de bewoner. Van

belang is dat het bieden van maximale vrijheid

evenzeer tot de zorgethiek van zorgprofessio­

33 Van fixaties naar domotica?

34 Van fixaties naar domotica?

Lauriks, S., Osté, J.P., Hertogh, C.M.P.M. &

Droës, R.M. (2008). Meer levenskwaliteit met

domotica. Effectonderzoek naar de toepassing

van domotica in kleinschalige groepswoningen

voor mensen met dementie. GGD Amsterdam,

EMGO Instituut, VU medisch centrum.

Veer, A.J. de, Francke, A.L., Kruif, A. de & Bolle,

J.J. (2007). Vrijheidsbeperkende interventies.

Een inventarisatie onder verzorgenden.

Tijdschrift voor Verpleeghuis­geneeskunde,

32, 7­11.

Volkskrant (2010). Kinderen in crèche krijgen

chip. Amsterdam, 11 september 2010.

Arends, L.A.P. (2005). Psychogeriatrische

patiënt en recht. Zorg voor vrijheidsbeperking.

Sdu Uitgevers, Reeks Gezondheidsrecht 25.

Academisch proefschrift.

Bosch, C.F.M. (1996). Vertrouwdheid, verlangen,

ervaren en creëren. Een onderzoek naar de

werkelijkheidsbeleving van dementerende

ouderen verblijvend op psychogeriatrische

verpleegafdelingen. Utrecht: LEMMA.

Evans, D., Wood, J. & Lambert, L. (2002).

A review of physical restraint minimization in

the acute and residential care settings. Journal

of Advanced Nursing 40, 616­625.

Gulpers, M.J.M., Bleijlevens, M.H.C., Rossum,

E. van, Capezuti, E. & Hamers, J.P.H. (2010).

Belt restraint reduction in nursing homes:

design of a quasi­experimental study.

BMC Geriatrics, 10: 11.

Hamers, J.P. & Huizing, A.R. (2005). Why do we

use physical restraints in the elderly? Zeitschrift

für Gerontologie und Geriatrie, 38, 19­25.

Hertogh, C., The, A.M. & Eefsting, J. (2004).

[The law and the local fairness of care practice.

Reflections on the ethnographic field investiga­

tion concerning the failure of the Bopz Act in

psychogeriatric nursing home care]. Tijdschrift

voor Gerontologie & Geriatrie, 35, 46­54.

Literatuur

35 Van fixaties naar domotica?

Bij hoofdstuk 4

Registratie

Aan elk verpleeghuis is gevraagd om een over­

zicht te maken van de in totaal 697 bewoners

die op 1 april 2009 bij hen in huis met één of

meer maatregelen bekend zijn. Zij hebben dat

gedaan aan de hand van een checklist met twee

groepen van fysieke maatregelen (zie tabel 3,

p. 19) en zeven elektronische maatregelen

(zie tabel 4, p. 19).

Vragenlijsten

Vervolgens zijn bij de eerst verantwoordelijk

verzorgende van elke geselecteerde bewoner

mondeling een aantal vragenlijsten afgenomen

over de kenmerken van die persoon. Het gaat

om de volgende kenmerken:

• leeftijdengeslacht,

• stadiumvandedementie(gemetenmet

de Global Deterioration Scale),

• ADL­hulpbehoevendheid(gemetenmet

de Barthel­index),

• psychiatrischesymptomen(gemetenmet

de Neuropsychiatric Inventory),

• stemmingengedragsproblemen(beide

gemeten met het Resident Assessment

Instrument).

Bij hoofdstuk 3 en 5

Vragenlijst

Een korte vragenlijst is gestuurd naar alle

verzorgenden van de deelnemende huizen.

De vragenlijst, die gebaseerd is op eerdere

vragenlijsten van De Veer e.a. (2007) en van

Arends (2005), bestaat uit een vraag over het

vrijheidsbeperkend karakter van een aantal

maatregelen (te beantwoorden met ja of nee) en

een vraag over hoe belastend deze maatregelen

zijn voor verzorgenden om uit te voeren (te

beantwoorden op een 5­puntsschaal).

De vragenlijst is door 271 verzorgenden inge­

vuld. Dat is 46% van het totaal aantal verzorgen­

den dat op dat moment in de zeven onderzochte

verpleeg huizen werkt.

Focusgroepen en interviews

Er zijn zes focusgroepsdiscussies met verzor­

genden gehouden en twee met een multidisci­

plinair team. Gemiddeld bestonden de groepen

uit zes personen. In de focusgroepen werd een

casus uit het eigen verpleeghuis gepresenteerd

waarmee de discussie over vrijheidsbeperking

werd opgestart.

Daarnaast hebben we een individueel interview

gehouden met

1) zeven naasten van een bewoner bij wie

onlangs een maatregel is ingesteld; en

2) negen zogenoemde sleutelfiguren die zich in

het verpleeghuis bezighouden met het beleid

rondom vrijheidsbeperking en domotica

(meestal een specialist ouderengeneeskun­

de).

Bijlage Methode van onderzoek

Colofon

© 2010, VUmc, Amsterdam

ISBN 978­90­5669­122­6

Projectleiding

Prof. dr. Cees Hertogh

Prof. dr. Anneke Francke

Projectuitvoering

Selma te Boekhorst, MSc

Sandra Zwijsen, MSc

Dr. Marja Depla

Fotografie Hollandse Hoogte,

Nationale Beeldbank

Vormgeving DATBureau, Amsterdam

Het onderzoek is gefinancierd door

ZonMw, programma Patiëntveiligheid

Van fixaties naar domotica?

Op weg naar ‘goede’ vrijheidsbeperking

voor mensen met dementie

Marja Depla, Sandra Zwijsen, Selma te Boekhorst,

Anneke Francke en Cees Hertogh