Vaderlandse Historie

30
PLAATJES-ALBUM VADERLANDSCHE HISTORIE DOOR C. VAN SON HOOFDREDACTEUR VAN MORKS' MAGAZIJN 1 - 1926 -

description

Vaderlandse Historie

Transcript of Vaderlandse Historie

Page 1: Vaderlandse Historie

PLAATJES-ALBUM

VADERLANDSCHE HISTORIE DOOR

C. V A N S O N

HOOFDREDACTEUR VAN MORKS' MAGAZIJN

1

- 1 9 2 6 -

Page 2: Vaderlandse Historie
Page 3: Vaderlandse Historie

I.

L JULIUS CAESAR. (100—44 j . v. Chr.). Ongeveer 100 jaren voor Christus' geboorte vestigden zich in ons grootendeels nog woest, door geen dijken be­schermd land verschillende volksstammen, waaronder de Batavieren en Friezen de bekendste zijn geworden.

In dien tijd werd te Rome, de hoofdstad van het reeds zooveel beschaafder Romeinsche rijk, een jon­gen geboren, die later als Julius Caesar een der be­roemdste veldheeren en staatslieden uit de oudheid, een der grootste figuren uit de wereldgeschiedenis zou worden. Als volwassen, voornaam Romein werd hij eerst hoofd eener volkspartij, toen stadhouder over een gedeelte van het Romeinsche rijk. In 58 v. Chr. begon hij een reeks veldtochten, waardoor hij het land tusschen den Rijn, den Oceaan en de Pyre-neën, waaronder ook Nederlandsen gebied, aan Rome onderwierp. In andere richtingen breidde hij even­eens het Romeinsche rijk uit. Waar hij kwam met zijn legers, kon hij uitroepen: „Vent, vidi, vici" (ik kwam, zag en overwon).

Van het driemanschap, dat in Rome de staatslei­ding had, bleef hij als alleenheerscher, imperator, keizer over. Rome bloeide onder zijn heerschappij. Prachtige bouwwerken kwamen tot stand. Hij schreef ook geschiedkundige werken over de door hem ge­voerde oorlogen en muntte in vele deugden uit. Maar alleenheerschers kwamen meestal ten val.

Julius Caesar, naar wien de maand, waarin hij geboren werd, Juli is genoemd, had wel een senaat naast zich, die hem in de regeering ter zijde stond, maar zijn wil was wet. Die tyrannie kostte hem het leven. 15 Maart 44 v. Chr. werd hij in een vergade­ring door senatoren met dolksteken afgemaakt. Zelfs zijn gunsteling Brutus nam deel aan dien moord, hetgeen den stervenden Caesar (keizer) de bittere, beroemd geworden klacht ontlokte: Ook gij, Brutus !

Shakespeare heeft dit drama in een beroemd treur­spel behandeld.

2. NERO CLAUDIUS DRUSUS (38—9 j . v. Chr.): was een bekend Romeinsch veldheer, door keizer Augustus gezonden om ook in onze streken het Ro­meinsch gezag te handhaven en uit te breiden. Hij ondernam groote veldtochten tegen de Germanen (Duitschers) en onderwierp hen. Aan de rivier de Elbe voorspelde een waarzegster hem zijn vroegen dood. Nog vóór hij op den terugtocht den Rijn had bereikt, stierf hij door een val van zijn paard, slechts

29 jaar oud. Waar hij met zijn leger kwam, liet hij wegen aanleggen, versterkingen maken, kasteden bouwen, o.a. te Nijmegen het fort Batavorum. (Het tegenwoordige Museum Kam in die stad bergt een schat van ter plaatse opgegraven Romeinsche oud­heden). Ons prentje stelt voor het graven van de naar dezen veldheer genoemde Drususgrachi (fossa Drusiana), waarschijnlijk de Utrechtsche Vecht, voor het vervoer zijner schepen.

3. CAESAR OERMANICUS (20 v. Chr.—19 n. Chr.) was de zoon van Nero Claudius Germanicus. Hij was een welsprekend redenaar en een dapper aan­voerder der Romeinsche legioenen, die in Germanië (Duitschland) streden en verscheiden volksstammen onderwierpen. Hij kreeg den titel van imperator (gebieder).

4. H E R M A N N of ARMINIUS (16 v. Chr.—21 n. Chr.). Wie het Teutoburgerwoud in Noord-Duitsch-land bezoekt, ziet er op een met dicht geboomte be­groeiden heuveltop een reusachtig in 1876 opgericht standbeeld van een Germaanschen legeraanvoerder met het zwaard in de omhoog geheven vuist. Het is de plek, waar in de maand September van het jaar 9 na Chr. de Romeinen onder aanvoering van Varus door de Germanen, geleid door Hermann, ook wel Arminius genoemd, zoon van den vorst der Cherus-ken, werden verslagen. Dit beroemde wapenfeit staat bekend als de Hermann-slag en maakte een eind aan de Romeinsche overheersching. Zoo weinig over­levenden kwamen in Rome terug, dat keizer Augustus weeklaagde : Varus, Varus, geef mij mijne legioenen weder ! Deze Romeinsche aanvoerder stortte zich uit wanhoop in zijn zwaard. De zegevierende held Her­mann werd door zijn eigen Germaansche stamgenoo-ten verdacht naar de opperheerschappij te streven en viel door sluipmoordenaarshand in het jaar 21. Hij was toen 37 jaar. De Duitschers hebben hun dapperen voorzaat de vorige eeuw door bovenvermeld gedenkteeken geëerd.

5. CLAUDIUS CIVILIS was een aanzienlijk Bataaf, die onder keizer Nero bevelhebber te Rome was en daar zijn Latijnschen naam ontving. Hij had voor ons land ongeveer dezelfde rol kunnen spelen als Hermann bij de Germanen, maar 't lot was hem minder gunstig. De terdoodbrenging van zijn broer te Rome en de onbillijkheden en afpersingen, waar­aan de Romeinen zich ook tegenover de Batavieren schuldig maakten, deden hem besluiten te trachten het

9

Page 4: Vaderlandse Historie

juk der onderdrukkers af te schudden. Met hulp der Friezen en Kaninefaten versloeg hij aanvankelijk in 't jaar 69 de Romeinen en nam de sterkte Castra Vetera (oude legerplaats), dicht bij Kleef gelegen. De val van Nero was hem daarbij gunstig, maar diens opvolger, keizer Vespasianus, zond zijn veldheer Cerialis naar deze landen en deze versloeg de troe­pen van Claudius Civilis. Het gevolg was dat in het jaar 70 het bondgenootschap tusschen de Bata­vieren en de Romeinen werd vernieuwd.

6. CHARIOVALDA (ook wel Kariovalda geschreven)", was de aanvoerder der Batavieren, die in het leger der Romeinen dienden, dat onder bevel van Oermani-cus (zie 3) de Cherusken bevocht. In den slag bij de Wezer onderscheidde Chariovalda zich, toen zijn mannen door den vijand omsingeld werden. Hij storm­de op hen in om er zich doorheen te slaan, maar zijn paard werd onder hem geveld en hij zelf onder een regen van pijlen bedolven.

De afbeelding van het gevecht, man tegen man, geeft eenig denkbeeld van het oorlog voeren in het begin onzer jaartelling.

II. 7. CLOVIS of CHLODWIG '(466—511)". We maken

nu een sprong van eenige honderden jaren, omdat er van de geschiedenis van ons land in dien tijd weinig of niets bekend is. De naam Batavieren was in dien tusschentijd verdwenen. De Romeinen waren hier geen baas meer, maar de Franken, die in 481 Clovis of Chlodwig tot koning kregen. Deze vernietigde de laatste macht der Romeinen in Gallië (Frankrijk)", en overwon verscheiden volksstammen, die zich bij de Franken voegden. Onder den invloed zijner gemalin Clotilde nam hij het Christendom aan en ijverde daar sterk voor. Hij liet zich te Reims (Noord-Frankrijk)' doopen en ontving van den Paus, het hoofd der Christelijke kerk, den eerenaam van Aller-christelijkste Koning. Onder zijn portret staat dan ook te lezen:

Geduurige oorlog en gelukkige belooning Van Zegen, deed mij Groot, Fors en Ontzaglijk roemen, Maar deze glans van eer zou schamen zich te noemen Bij d' allerschoonste naam van EERSTE CHRISTEN

KONING.

8. DAGOBERT I '(602—638)' was evenals Clovis een vorst uit het Merovingische stamhuis. Hij leidde een slecht leven en meende dit goed te kunnen maken door het stichten van kerken en kloosters. Hij voerde o.m.

oorlog tegen de Saksen, die zich met de Friezen tegen hem hadden verbonden. Bij die gelegenheid drong hij tot Utrecht door en stichtte er in 629 de eerste Nederlandsche Christelijke kerk (kapel), die later, in 679, door den Frieschen koning Radboud werd verwoest.

9. Deze RADBOUD was geen Christen (de Friezen aanbaden nog afgoden, waren dus heidenen). Hij werd door Pepijn van Herstal aan het Frankische gezag onderworpen. Eerst in dien tijd, dus pas 700 jaren nadat Christus leefde, werden de in ons land levende volksstammen tot het Christendom gebracht door Evangeliepredikers, van wien de voornaamste op de volgende plaatjes zijn afgebeeld.

Van koning Radboud wordt verhaald, dat de Heilige Wulfran gedurende zijn prediking in Noord-Holland, dat toen gedeeltelijk West-Friesland heette (de Zuiderzee was er nog niet) den heidenschen vorst wilde bekeeren en doopen. Bijna had deze zich laten overhalen, maar toen hij reeds met zijn eenen voet in het doopvont stond, vroeg hij den priester, waar zijn voorvaderen waren. Wulfran antwoordde : in de hel. Toen trok Radboud zijn voet terug en sprak : „Dan ben ik liever met mijn voorvaderen in de hel, dan met uw arme Christenen in den hemel". Hij stierf als heiden in 719.

10. WILLEBRORD, een Angelsaksisch monnik, was een der voornaamste Evangeliepredikers. Hij werd in 692 met elf andere kloosterbroeders uit Ierland naar Friesland gezonden, om de heidenen te bekeeren. Zijn zetel vestigde hij te Trajectum (het tegenwoordige Utrecht), waar hij de Salvatorskerk en de St. Maar­tenskerk stichtte. Hij bracht vele heidenen tot het Christendom. Bekend van hem is, dat hij op Walche­ren een afgodsbeeld van Wodan stuk sloeg om het volk te laten zien, dat zoo'n beeld geen macht had. Hij werd in 695 benoemd tot eersten Aartsbisschop der Friezen, en stierf, hoogbejaard, in 739. Hij werd te Echternach, een bekend stadje in het Hertogdom Luxemburg, begraven.

11. WINFRIED of BONIFACIUS (680—755) was niet minder beroemd als verbreider van het Christen­dom. Dat wijst zijn Latijnschen bijnaam al uit: boni beteekent goed, denk aan het Fransche bon; facius beteekent maakt, denk aan 't Fransche werkwoord faire. Bonifacius beteekent dus: die goed maakt, die zijn taak goed vervult.

Aanvankelijk predikte hij onder de Friezen en

6

Page 5: Vaderlandse Historie

WENKEN BIJ HET OPPLAKKEN. Het opplakken van de plaatjes is niet heel

moeilijk, maar toch vereischt het eenige zorg. De plaats is gauw gevonden ; de nummers

op de bladzijden moeten overeenkomen met die op de prentjes, en elke afbeelding past juist op de vier stippellijnen.

Met niet te dikke gom zullen de plaatjes zich wel laten vastplakken, maar het beste is stijfsel en dan liefst zoogenaamde fotografie-stijfsel, die spoedig droogt en de bladzijden niet doet kromtrekken.

Wanneer ge een paar plaatjes opgeplakt hebt, leg dan het album enkele minuten onder iets zwaars, bijv. een paar dikke boeken.

Ziezoo, nu zal het wel gaan I Een goed begin is het halve werk.

Romeinsch veldheer en staatsman. later Imperator. Geb. 100 v. Chr.

I Gest. 44 v. Chr.

6 CHARIOVALDA Germaansch legeraanvoerder.

4 HERMANN of ARMIN1US Germaansch veldheer,dier de als jonge*

ling in het Romeinsche leger. Geb. 17 v. Chr. Gest. 20 n. Chr.

2 NERO CLAUDIUS DRUSUS Romeinsch veldheer en staatsman Geb. 38 v. Chr. Gest. 9 v. Chr.

7 CLOVIS of CHLODW1G Eerste Christenkoning der Franken.

Geb. 465 Overl. 511

5 CLAUDIUS CIVILIS Germaansch legeraanvoerder in den

opstand tegen de Romeinen. (69-70 n. Chr.)

3 CAESAR GERMAN1CUS Romeinsch veldheer en staatsman

Geb. 20 v. Chr. Gest. 19 n, Chr. DAGOBERT I

Frankisch koning Gest. 638

7

Page 6: Vaderlandse Historie

Kennemers in Noord-Holland, later richtte hij al zijn kracht op Duitschland en verwierf zich dan ook den eerenaam van Apostel der Duitschers. De Paus be­noemde hem tot Aartsbisschop van Mainz. In de Rijnstreek zijn nog vele Bonifaciuskerken.

De Friezen, die zich door alle eeuwen heen schrap zetten tegen wereldlijke zoowel als geestelijke over-heerschers, hebben Bonifacius met 52 zijner volge­lingen in den zomer van 755 bij Dokkum vermoord. Later is daar een kerk en abdij gesticht ter herinne­ring aan den martelaar en langen tijd werden er reliquieën (overblijfselen, herinneringen) van hem bewaard.

III.

12. WIDUKIND, ook wel Wittekind genoemd, was een vermaard veldheer der Saksers, die zich vele jaren tegen Karei de Oroote verzetten. Bij de Wezer werden zij verslagen en Widukind kon zich nauwelijks door de vlucht redden. In 776 leidde hij een nieuwen op­stand, maar 't volgend jaar reeds moest hij de wijk naar Denemarken nemen. Bij Osnabrück werden in 783 de Saksers voor goed verslagen en Widukind onderwierp zich. Karei de Oroote benoemde hem om zijn dapperheid tot Hertog der Saksers, over wien hij met wijsheid en rechtvaardigheid regeerde.

13. KAREL DE GROOTE (742—814) was de mach­tigste en beroemdste koning der Franken. Zijn doel was alle Germaansche stammen tot een groot Christe­lijk volk te vereenigen, een Europeesch rijk te vesti­gen. Daarvoor moest hij natuurlijk verscheidene oor­logen voeren : in 772 tegen de Saksen, in 774 tegen de Longobarden (in Italië), in 778 tegen Spanje In 785 onderwierp hij de Friezen en werd in 800 te Rome door den Paus tot keizer gekroond als Carolus Augustus. Hij bevorderde zeer de welvaart van zijn onderdanen en deed veel voor hun ontwikkeling door het stichten van scholen en kerken. Geleerde mannen verkeerden aan zijn hof en onder zijn regeering be­gonnen kunsten en wetenschappen te bloeien. Om kort te gaan: Karei de Groote was één der verlichtste mannen van zijn tijd. Hij had verschillende kastee-len, waar hij afwisselend zijn hofhouding vestigde, o.m. te Aken en te Nijmegen, waar men nog de over­blijfselen van zijn Valkhof kan zien (ruïne).

De teekenaar van zijn portret vatte zijn leven in dit rijm samen :

Te dempen Sax en Moer en Spanjes heerschappijen, Beheeren Duitschland en vernielen Lombar dijen, Te hegten 't Keizerdom aan Vrankrijk en de Kerk,. Was 's Grooten Kareis roem en ongelooflijk werk.

14. FREDERICUS was de achtste Bisschop van Utrecht. Hij werd te Sexbierum (Friesland) geboren en men beweert, dat hij een achterkleinzoon was van koning Radboud I. Hij bestuurde het bisdom in het begin der -9e eeuw en roeide de afgoderij in Zeeland uit. Bij de Friezen stuitte hij op hardnekkigen tegenstand. Hij bevorderde, waar mogelijk, de stoffelijke en geestelijke belangen zijner onderdanen en spaarde in zijn veroordeeling van slechte daden zelfs de hoog-geplaatsten niet. Dit werd hem noodlottig. Vermoe­delijk op aanstoken van keizerin Judith, gemalin van Lodewijk de Vrome, werd Bisschop Fredericus 11 Juli 838 in de St. Janskapel te Utrecht door huurmoordenaars om het leven gebracht.

15. LODEWIJK DE VROME (778—840) was de zoon van Karei de Groote. Toen deze krachtige keizer in 814 stierf, volgde zijn zwakke zoon hem, 36 jaar oud, op. Niet bij machte het groote Frankische rijk te be­sturen, verdeelde hij het reeds bij zijn leven onder zijn drie zonen : Karei de Kale, Lotharius en Lode­wijk de Duitscher, die met elkaar in onmin leefden en hun vader van den troon verdreven. Hij stierf in 840.

I V . 16. DIRK I (915—939) was de stamvader van het

Hollandsche gravenhuis. Uit de aanteekeningen, die voorafgaan, blijkt, dat

de bewoners van Nederland tot nu geen zelfstandige natie vormden. Deze gewesten waren afwisselend een deel van een groot rijk. Zij behoorden van 843—869 aan Lotharingen, van 869—870 aan Frankrijk, van 870—879 deels aan Frankrijk, deels aan Duitsch­land, van 912—924 weer aan Frankrijk. In die laat­ste periode kreeg zekere graaf Dirk van den Fran-schen koning Karei de Eenvoudige de kerk van Egmond (Noord-Holland) met alle menschen, lande­rijen, bosschen, weiden, wateren en sluizen ten ge­schenke met de bepaling, dat ook zijn nakomelingen er over zouden mogen regeeren. Dit was de grond­slag voor de zelfstandigheid van het latere Holland.

17. DIRK II, zoon van den grondlegger, volgde zijn vader op; wanneer is niet met juistheid bekend. Uit

8

Page 7: Vaderlandse Historie

9

Page 8: Vaderlandse Historie

dien grafelijken voortijd zijn weinig geschiedkundige aanteekeningen tot ons gekomen. We weten van dezen tweeden Dirk alleen, dat hij van den Duitschen koning Otto III de gouwen Maas- en Kennemerland kreeg en dat hij oorlog moest voeren tegen de West-Friezen, die laatstgenoemd gebied plunderend aflie­pen. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Arnoud, die in 993 tegen de West-Friezen bij Winkel sneuvelde. Daardoor kwam reeds vroeg aan de regeering :

18. DIRK III, die tot 1039 Holland bestuurde. Hij hield als jong graaf wat wij nu zouden noemen straf­expedities tegen de Noordhollandsche boeren, die zijn vader hadden doodgeslagen. Het moerassig bosch-land, dat zich tusschen Merwede en Oude Maas uit­strekte, eigende hij zich toe, hoewel het gemeenschap­pelijk bezit was der bisschoppen van Utrecht en Luik. Hij bouwde een sterkte aan de Merwede en hief ter plaatse, waar van lieverlede Dordrecht ontstond, als welks stichter hij wordt aangemerkt, tol van de voor­bijvarende schepen (1015). De Duitsche keizer, Hen­drik II, die als leenheer gezag kon doen gelden, verbood dat en zond den hertog van Neder-Lotha-ringen, Godfried III, met een leger naar Holland. Deze werd echter door Dirk III verslagen, evenals bisschop Adelbold in 1018. Het Hollandsche graven­huis werd daardoor stevig bevestigd in zijn bezit­tingen.

In dien tijd riep de kluizenaar Peter van Amiens de Christenen van West-Europa op om het graf van Jezus Christus en het Heilige Land (Palestina) te gaan bevrijden uit de macht der Muzelmannen. Zoo ontstonden de kruistochten in de elfde, twaalfde en dertiende eeuw, ondernomen door ridders en voet­knechten. Dirk III was een der eersten, die zich aan­sloot bij den eersten kruistocht (1096), welke onder leiding stond van :

19. GODFRIED V A N BOUILLON (1061—1100), her­tog van Neder-Lotharingen. Het stadje, waarnaar deze hertog heette, ligt in het schilderachtige heuvel­land der tegenwoordige Belgische provincie Luxem­burg. Wie een indruk wil krijgen van de levenswijze der middeleeuwsche vorsten, mag niet verzuimen, als hij in de buurt van Bouillon komt, de ruïne van God-frieds geweldig slot, deels uitgehouwen in- en verder gebouwd op de rotsen, die zich langs de Semois ver­heffen, in oogenschouw te nemen.

Deze hertog is vooral bekend geworden dóór de verovering van Jeruzalem in 1099 met 30.000 man

en bekend gebleven door het kinderraadsel: Wanneer leefde Godfried van Bouillon ? Antwoord : als hij niets anders had.

20. FLORIS III (1157—1190) was de zoon van Graaf Dirk VI, waarmee gelijk wordt aangeduid, dat we een vijftal minder belangrijke Hollandsche graven overslaan. Deze Floris liet een tweede tolhuis te Geervliet aan de Maas bouwen, werd in talrijke oorlogen met zijn buren gewikkeld en moest een nadeeligen vrede met den graaf van Vlaanderen sluiten, waarbij bepaald werd, dat hij geen tol meer mocht heffen van de Vlaamsche kooplieden. De meeste bekendheid verwierf hij door deelneming aan den derden kruistocht (1189—1192), welke onder opperbevel stond van den Duitschen keizer Frederik Barbarossa en waarin o.a. ook Richard Leeuwenhart meetrok. De Hollandsche graaf zag zijn geboorteland niet weder ; hij stierf te Antiochië (1190).

21. W I L L E M I regeerde van 1204 tot 1223, als opvolger van zijn broer Dirk VII, die van 1190—1203 aan het bewind was geweest. Ook deze graaf verwierf bekend­heid door zijn deelneming aanbeen kruistocht en de verovering van Damiate, in het noordeü^n Egypte gelegen, welke stad hij echter in 1221 weer moest ontruimen. Ter herdenking dezer gebeurtenis hangen, sedert het midden der 16e eeuw, in den toren van de St. Bavo te Haarlem koperen klokjes, die bij ver­schillende gelegenheden worden geluid. Zij heeten Damiaatjes, niet omdat zij van Damiate afkomstig zijn, maar omdat een klokkengieter, Dircks genaamd, ze deels ter herinnering aan een zijner voorouders, die voor Damiate het leven liet, deels als reclame, in 1561 aan de kerk ten geschenke gaf, toen deze als bisschoppelijke kerk werd ingewijd. De oorspronkelijke klokjes zijn later door andere vervangen. In dezelfde kerk hangen nog scheepjes met zagen, naar men wil ook een herinnering aan de wijze, waarop Damiate veroverd werd.

22. A D A (1185—1236). Zij is naast de 16 graven de • eenige gravin, die over Holland heeft geregeerd. Hol­

land was n.1. een zwaardleen, d.w.z. er mochten alleen mannelijke nazaten opvolgen. Toen Dirk VII in 1203 stierf, liet hij geen zonen na, wel een dochter, Ada, en om weerstand te kunnen bieden aan de aanspraken van Dirks broeder Willem, liet haar moeder haar nog voor de begrafenis huwen met den graaf Van Loon, in het vertrouwen, dat dan haar dochter wel

li

Page 9: Vaderlandse Historie

17 DIRK II Graaf van Holland. Overl. na 988

18 DIRK III Graaf van Holland.

Geb. 993 Overl. 1039

19 GODFRIED V A N B O U I L L O N Hertog van Neder-Lotharingen. leider le kruistocht. Geb. 1061 Orerl. 1100

20 F L O R I S l i l Graaf van Holland van 1157 tot 1190 Nam deel aan den derden Kruistocht.

21 W I L L E M I Graaf van Holland van 1204 tot 1223

Overl. 1223

22 ADA Gravin van Holland.

Geb. pl.m. 1185 Overl na 1226

23 W I L L E M II Graaf van Holland van 1235 tot 1256 ! Geb. 1228 Overl. 1256

24 FLORIS V Graaf van Holland van 1266 tot 1296

Geb. 1255 Overl. 1296

11

Page 10: Vaderlandse Historie

als gravin zou worden geduld. De edelen kozen ech­ter partij voor haar oom en zoo kwam graaf Willem I, de latere held van Damiate, reeds het volgend jaar aan het bewind.

23. W I L L E M II (1227—1256). In het Binnenhof te 's-Gravenhage verheft zich een fontein van gesmeed ijzer, bekroond door het vergulde beeld van Graaf Willem II. Het randschrift op het steenen bekken luidt:

TER NAGEDACHTENIS V A N W I L L E M II — ROOMSCH-KONING E N GRAAF V A N HOL­L A N D — BEGUNSTIGER DER STEDELIJKE VRIJHEDEN —BESCHERMER DER KUNST — STICHTER DER K A S T E E L E N IN 'S-GRAVEN­H A G E E N H A A R L E M — GEB. MCCXXVII— MCCLVI.

Men beschouwt hem als den stichter van 's-Graven­hage, hoewel de plek, waar hij na zijn verheffing tot Roomsch Koning in 1247 zijn paleis (ridderslot) liet bouwen, reeds Die Haghe heette. Hij was niet in staat zijn gezag in Duitschland te handhaven en keerde in 1251 voor goed naar Holland terug, waar zijn tegenwoordigheid vereischt werd om de opstan­dige West-Friezen te tuchtigen. Zijn voortvarendheid werd hem daarbij noodlottig. Vooruitgesneld zonder dekking van troepen, zakte hij te Hoogwoude met zijn paard door het ijs en werd door de Friezen afgemaakt, nauwlijks 30 jaar oud. Hij werd opgevolgd door zijn zoon

24. FLORIS V (1254—1296), de vijfde van dien naam, omdat zijn grootvader Floris IV heette. Toen hij groot genoeg was om zelf de teugels van het bewind in handen te nemen, nam hij wraak over den moord op zijn vader en onderwierp de Friezen tusschen 1282 en 1287. Hij voltooide den bouw van't Gravenkasteel (Binnenhof) en schonk het volk voorrechten, waardoor de edelen zich in hun rechten verkort achtten. Zij gaven hem den bijnaam : Der Keerlen God, d.i. afgod der stedelingen en boeren. Hij maakte zich velen hun­ner tot vijand o.m. Jan van Kuik, Gijsbrecht van Amstel, Herman van Woerden en Gerard van Velzen, die het plan vormden den Graaf op te lichten en hem naar Engeland te voeren, welks koning Eduard I met hem in onmin leefde. Op een valkenjacht buiten Utrecht werd hij door een oude vrouw gewaarschuwd,

dat hem gevaar dreigde. Hij sloeg er geen acht op en werd plotseling overmand. Door de te hoop geloo-pen boeren en visschers, die den gevangene wilden ontzetten, mislukte het plan om den graaf over zee weg te voeren. De samenzweerders brachten hem naar 't Muiderslot. Toen zij een poging waagden om hem vandaar in alle stilte te verwijderen, werd de vlucht door de „Keerlen" ontdekt en de graaf afgemaakt door de edelen, die dezen laffen moord echter allen met ballingschap of doodstraf moesten bekoopen.

25. JACOB V A N M A E R L A N T (1235—1300). Na al die vechtersbazen doet het goed eens een portret voor ons te zien van een man, niet in het harnas gestoken, van den Vader der Dietsche dichters. Hij was een Zuid-Nederlander, te Damme geboren, waar een standbeeld zijn nagedachtenis in eere houdt. Hij noemde zich van Maerlant naar een plaatsje op het eiland Voorne nabij Den Briel, waar hij lang verblijf hield. Uit zijn groote gedichten is veel te leeren over de maatschappelijke opvattingen der 14e eeuw. De voornaamste zijn : De Trojaansche oorlog, Leven van St. Franciscus, Der Naturen-Bloeme, Rijmbijbel en Spiegel Historael. Het laatste is een berijmde algemeene geschiedenis.

V.

26. J A N II V A N AVESNES (1299—1304). Toen Floris V was vermoord, volgde zijn zoon Jan hem op, maar deze stierf reeds drie jaren later kinderloos. Daarmee was het Hollandsche gravenhuis uitgestorven. Zijn neef Jan van Avesnes kwam als Jan II aan de regee­ring en daar hij reeds Graaf van Henegouwen was, kwam met hem het Henegouwsche huis aan het be­wind. Hij stierf in 1304. Onder zijn korte regeering is vooral als krijgsman bekend geworden

27. WITTE V A N HAEMSTEDE, een bastaardzoon van Floris V. Omstreeks 1300 werd Holland over­stroomd door Brabanders, Zeeuwen en Vlamingen, die het graaf Jan van Avesnes zeer kwalijk namen, dat hij de Franschen had geholpen in hun strijd tegen hen en die voor hen zoo schitterend was geëindigd met den Gulden Sporenslag bij Kortrijk (1302), toen de bloem van den Franschen adel sneuvelde en de Vlamingen 700 vergulde riddersporen buit maakten. Zij drongen in 1304 tot Haarlem door, maar werden door de Hollanders onder aanvoering van Witte van

12

Page 11: Vaderlandse Historie

Haemstede verslagen. De weg van den terugtocht, waar zoovele mannen vielen, heet sedert het Manpad. Ons plaatje brengt de historische plek in beeld.

28. W I L L E M III (1304—1337). De gelaatstrekken van dezen tweeden graaf uit het Henegouwsche huis pas­sen bij den bijnaam „de Goede", dien hij verdiende door zijn rechtvaardige en wijze regeering, al voerde hij de beden in, d. z. belastingen, die de steden van Holland en Zeeland moesten opbrengen om de geld­middelen van den graaf te versterken. Dat hij hoog in aanzien stond, bewijzen de goede huwelijken zijner dochters : Margareta trouwde in 1325 met Lodewijk van Beieren, die in 1328 keizer van Duitschland werd, en Filippa kreeg koning Eduard III van Enge­land tot gemaal.

29. W I L L E M IV (1337—1345). Deze graaf ziet er op het prentje in zijn harnas heel wat grimmiger uit dan zijn vader. Hij was dan ook zooveel krijgszuchtiger, daarbij verkwistend. Hij deed een kruistocht naar het Heilige Land en naar Pruisen, waar hij tegen de heidenen streed en voerde ook oorlog tegen den be­kwamen bisschop van Utrecht, Jan van Arkel. Wil­lem IV was ook prachtlievend. Hij liet te 's-Graven-hage en Haarlem schitterende tournooien (steekspe­len) geven en wakkerde de edellieden tot onderlingen wedijver aan. Een rijmpje uit dien tijd noemt de voornaamste edelen aldus :

B rederode d' edelste, Wassenaar de oudste, Egmond, de rijkste, Arkel, de stoutste (moedigste).

De graaf sneuvelde in 1345 bij Stavoren in zijn strijd tegen de Friezen.

30. MARGARETA, zijn oudste zuster, volgde hem op. Door haar huwelijk met keizer Lodewijk, ging het gravenhuis in de Beiersche linie over. Onder de regee­ring dezer gravin werd het land verscheurd door burgertwisten. Er ontstonden twee partijen, de Hoek-schen, voornamelijk edelen, die liever een graaf aan het bewind zagen, en de Kabeljauwschen, die de gra­vin ondersteunden. De eersten wenschten haar twee­den zoon

31. W I L L E M V (1354—1389) aan het bewind. Reeds vroeger had zij Holland, Zeeland en Friesland aan

hem verkocht voor 15000 florentijnsche guldens in eens en 6000 jaarlijksche toelage. Maar de zoon bleef in gebreke en verbrak spoedig dit verdrag. Moeder en zoon gingen elkaar beoorlogen (slagen bij Veere en op de Maas). In 1354 sloten ze vrede en werd Willem V als graaf erkend. Zijn moeder stierf twee jaren later, hij werd kort daarna krankzinnig en overleed eerst in 1389. Gedurende die 32 jaar trad zijn broeder

32. ALBRECHT (1389—1404) als ruwaard, d.i. bewa­ker, bestuurder op. In 1389 werd hij definitief graaf van Holland en begunstigde eerst de Hoekschen, later de Kabeljauwschen ter wille van de jonkvrouw Aleida van Poelgeest, die door de Hoekschen uit wraak in 1390 te 's-Gravenhage werd vermoord. Onder Albrechts bestuur ontstonden de gilden (een soort vakvereenigingen) en werden poortmeesters, later burgemeesters genoemd, aangesteld.

33. W I L L E M VI (1404—1417), zijn zoon, ook bekend als Willem van Oostervant, volgde hem op. Hij huwde met Margareta, dochter van Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, zijn zuster met een zoon van dezen. Zoo werden de vorstenhuizen Beieren en Bourgondië nauw familie van elkaar. Willem VI richtte een staand leger (vaste huurtroepen) op en was een vriend der Hoekschen. Hij werd na zijn dood (1417), opgevolgd door zijn dochter.

V I .

34. JACOBA V A N BEIEREN (1417—1433), was pas 16 jaar toen zij de regeering moest aanvaarden. Zij is zeer bekend geworden door haar korte, veelbe­wogen leven, waaruit blijkt, hoe moeilijk het voor een gravin was zich als regeerster staande te houden. De Kabeljauwschen erkenden haar niet en wensch­ten haar oom Jan van Beieren als heer. Toen deze stierf en zijn aanspraken op haar neef Philips, hertog van Bourgondië, overgingen, kreeg zij in dezen een feilen vijand, tegen wien zij den strijd, waarin zij gevangen genomen werd en ontvluchtte, in 1428 moest opgeven. Bij het verdrag van Delft deed zij toen afstand en in 1433 verloor zij zelfs den titel van gravin, omdat zij in het geheim met den Zeeuwschen Stadhouder Frank van Borselen gehuwd was. Dat was haar vierde echtverbintenis. Zij stierf in 1436, toen ons land reeds 8 jaar door het Bourgondische huis werd geregeerd.

13

Page 12: Vaderlandse Historie

35. J A N IV V A N BRABANT en Limburg en Mark­graaf van Antwerpen, was de tweede man van Jacoba van Beieren. Toen zij met hem in het huwelijk trad (1418), was zij reeds weduwe van Jan van Touraine, kroonprins van Frankrijk. Was die blijven leven, dan zou zij Koningin zijn geworden. Aan haar tweeden man (die haar neef was) had zij weinig steun, zoodat zij hem en het hof van haar oom

36. J A N V A N BEIEREN ontvluchtte en in Engeland met den hertog van Olocester, Humphrey, in het hu­welijk trad. Jacoba had de gelofte afgelegd in overleg met haar oom te regeeren. Deze wenschte als haar voogd erkend te worden, zoolang zij ongehuwd was. Daaruit ontstonden weer twisten (1417), die den burgeroorlog tusschen de Hoekschen en Kabeljauw-sdien aanwakkerden. Oom was een gestreng heer; na het dempen van een hevig oproer te Luik noemde men hem „Jan zonder genade". Na twee jaar sloten zij vrede. Bij het verdrag van Woudrichem (1419) kreeg Jan van Beieren een groot deel van Holland (Dordrecht, Rotterdam en Gorinchem) in leen en werd hem voor vijf jaren het bewind over Holland, Zeeland en Henegouwen toevertrouwd.

37. PHILIPS I, hertog van Bourgondië (1396—1467)' was de zoon van Jan zonder vrees en Margareta van Beieren en neef van Jacoba van Beieren, die hij in 1433 opvolgde. Hij vereenigde Vlaanderen, Artois, Holland, Zeeland, Henegouwen, Brabant, Limburg, Luxemburg en Namen onder één bestuur, één staats­instelling. Hij stelde rechtbanken in en regeerde zoo in het belang zijner onderdanen, dat hij zich den eerenaam Philips de Goede verwierf. Hij stelde ook de orde van het gulden vlies in. Dit geschiedde te Brugge ter gelegenheid van zijn derde huwelijk met de Portugeesche koningsdochter Elizabeth (1430). Met den naam der orde wilde hij hulde brengen aan den wolhandel als hoofdbron van den bloei der Ne­derlanden en herinneren aan een gebeurtenis uit de Grieksche godenleer (tocht der Argonauten onder Jason). Het zinnebeeld der orde was het lamOods, dat de ridders aan een keten om den hals droegen. Op verscheiden der volgende prenten ziet ge het af­gebeeld.

V I I .

38. K A R E L DE STOUTE (1467-1477), die in 1467 te Gent werd ingehuldigd, had, zijn bijnaam wijst

het reeds uit, een geheel ander karakter dan zijn „goede" vader. Hij was leenheer van den Franschen koning en wilde zich van dezen onafhankelijk maken. Krijgszuchtig als hij was, begon hij maar dadelijk te oorlogen en wist den Duitschen keizer, Frederik III, zelfs de belofte af te dwingen, dat deze hem te Trier tot koning zou kronen, welke toeleg echter mislukte. Vertrouwend op zijn zwaard droomde hij niettemin van een rijk, dat zich van de Noordzee tot de Middel-landsche zee zou uitstrekken. In 1475 veroverde hij Lotharingen, maar tegen de vrijheidlievende Zwitsers strijdend, kwam zijn hoogmoed ten val. Zijn nood­lottig levenseinde is kort en bondig in een volks­rijmpje saamgevat:

Bij Granson verloor hij zijn hoed, Bij Murten zijn moed, Bij Nancy zijn bloed (5 Jan. 1477).

39. MARIA DE RIJKE (1457-1482) was de eenige dochter van Karei de Stoute. Na het sneuvelen van haar vader aanvaardde zij de regeering met een leege schatkist (oorlog voeren kost geld). De Fransche koning maakte van de gelegenheid gebruik Bourgondië te vermeesteren. Onlusten ontstonden o.m. in Gent, Brugge, Brussel, Antwerpen. In Februari 1477 kwa­men de Staten van de Nederlandsche gewesten bijeen en dwongen de hertogin vele voorrechten af. Het stuk, waarin deze omschreven werden en dat Maria moest teekenen, staat bekend onder den naam van Groot Privilege.

Haar volgend leven was rijk aan geluk. Nog dat­zelfde jaar zond de Duitsche keizer (Frederik III) haar een gezantschap om haar hand voor zijn zoon Maximiliaan te vragen. Na vijf jaar werd dit gelukkig huwelijk door haar dood, ten gevolge van een val van haar paard, ontbonden. Zij liet twee kinderen na: Philips, later „de schoone" genoemd, en Margareta.

40. KEIZER M A X I M I L I A A N V A N OOSTENRIJK (1459—1519) volgde zijn vader in 1493 op; werd alleenheerscher der Oostenrijkschè erflanden en Tirol, en verwierf voor zijn huis de kronen van Spanje en de onderhoorige landen in drie werelddeelen. Na zijn tweede huwelijk met de dochter van den hertog van Milaan liet hij ook aanspraken op Italiaansch gebied gelden, hetgeen hem in nieuwe oorlogen wikkelde. Gedurende zijn regeering (Oostenrijkschè huis) woedden hier altijd nog de Hoeksche en Kabeljauw-sche twisten. Maximiliaan benoemde in 1492

14

Page 13: Vaderlandse Historie

25 Middeleeuwsch Nederlandsch dichter

Geb. Dim. 1235 Overl. plm. 1300

26 JAN II V A N AVESNES Graaf van Henegouwen van 1299-1304.

27 WITTE V A N H A E M S T E D E Zoon van Graaf Floris V. Versloeg de Vlamingen in 1304 op het Manpad

bij Haarlem.

28 W I L L E M III Graaf van Holland en Henegouwen

van 1304 tot 1337.

29 W I L L E M IV Graaf van Holland en Henegouwen

van 1337 tot 1345.

31 W I L L E M V V A N B E I E R E N Graaf van Holland. Zeeland en Henegouwen van 1354 tot 1369.

A L B R E C H T VAN B E I E R E N Ruwaard voor Willem V van 1357 tot 1389. Daarna Graaf van Holland. Zee-32 land en Henegouwen tot 1404.

15

Page 14: Vaderlandse Historie

41. ALBRECHT V A N SAKSEN—MEISZEN tot alge­meen stadhouder in de Nederlanden en deze wist aan den burgeroorlog tusschen die partijen, welke onge­veer 150 jaar had geduurd, voor goed een einde te maken. Ook het oproerige kaas- en broodvolk bracht hij tot orde en rust. In 1498 verpandde de Keizer hem Friesland, in 1500 stierf Albrecht op 57-jarigen leeftijd.

V I I I .

42. PHILIPS l i , DE SCHOONE (1478—1506) was de kleinzoon van Karei de Stoute, zoon van diens dochter Maria en Keizer Maximiliaan (zie 39). Zijn portret toont ons geen bizondere schoonheid. Als Graaf van Holland werd hij in 1494 te Geertruiden-berg ingehuldigd, nadat zijn vader gedurende zijn minderjarigheid als voogd sedert zijn moeders dood, in 1482, het bewind voor hem had gevoerd. Als Graaf van Zeeland werd hij te Reimerswaal, een sedert verzonken Zeeuwsch stadje, ingehuldigd. Hij huwde in 1496 de Spaansche erfprinses

43. JOH A N N A V A N CASTILIE (1479—1554), waar­door mede de grondslag gelegd werd voor het groote rijk en de macht van zijn zoon, die als Karei V be­roemd zou worden. Deze was 6 jaar, toen zijn „schoo-ne" vader stierf. Zijn moeder had toen reeds den bijnaam de waanzinnige en kon dus in Spanje niet regeeren. Zij heeft nog bijna een halve eeuw daarna in afzondering geleefd.

44. K A R E L V (1500—1558). Onder de gemakkelijkst te onthouden jaartallen behooren die van de geboorte en den troonsafstand (1555) van den Keizer-Koning-Hertog-Graaf, die kon zeggen, dat de zon in zijn rijk niet onderging. Hij vereenigde al de Nederland-sche gewesten, 17 in getal: 4 hertogdommen, 7 graafschappen, 1 markgraafschap en 5 heerlijkheden, onder zijn scepter. In 1516 was hij reeds koning van Spanje geworden; door den dood van Ferdinand van Arragon, in 1619, werd hij tot Keizer van Duitschland gekozen, waar geen erfopvolging be­stond, maar de keurvorsten een keizer aanwezen. En door de macht, die Spanje door de ontdekking van Amerika in 1492 (Columbus) had gekregen, kon hij zich ook daarvan de heerscher noemen. En daar gaat de zon schijnen, als ze in Europa achter den horizon is weggezakt. Karei V was een verlicht vorst,

bij sprak de talen van zijn verschillende onderdanen en leefde met hen mee. Hij was ook een uitstekend krijgsoverste en wist zich tegenover zijn erfvijand, Frans I, koning van Frankrijk, te handhaven in zijn geheele, uitgestrekt gebied. Op 55-jarigen leeftijd deed hij, moe van het zorgenvolle leven, afstand van de regeering, ten behoeve van zijn zoon Philips. Dat geschiedde in een plechtige zitting der Staten van de Nederlandsche gewesten te Brussel, waar de keizer leunend op den schouder van Prins Willem van Oranje, die'aan zijn hof was opgevoed, voor de aan­zienlijke vergadering verscheen.

Als „rustend burger" sleet hij zijn verder leven in een klooster nabij Madrid, waar hij in 1558 overleed.

45. MARGARETA V A N SAVOYE (1482—1530) was een dochter van Keizer Maximiliaan en dus een tante van Karei V. Toen deze op zesjarigen leeftijd na den dood van zijn vader Philips de Schoone, nog niet de regeering in ons land kon aanvaarden, werd zij tot Landvoogdes benoemd, welk ambt zij tot 1515 waarnam ; toen nam Karei V zelf het bewind in handen. Van 1519—1530 is zij wederom als Landvoogdes der Nederlanden opgetreden, omdat Karei V toen helpers noodig had om hem in de deelen van zijn groot rijk te vertegenwoordigen.

Margareta had door haar huwelijk met Philibert II van Savoye diens naam gekregen. Zij overleed in 1530.

X I .

We laten nu een tijdje de regeerende en oorlog­voerende staatshoofden met rust om onze aandacht eens te bepalen tot enkele vijftiende-eeuwsche mannen, die door hun geestelijke gaven beroemd zijn ge­wórden.

46. RUDOLF AGRICOLA (1443—1485) was een be­roemd wijsgeer. Toen hij in het Groningsche dorpje Baflo geboren werd, heette hij Roelof Huisman. De gewoonte der geleerden in die dagen was hun naam te verlatijnschen of een vreemden naam aan te ne­men. Na een stedelijk ambt te Groningen bekleed te hebben, ging Agricola verschillende groote steden van Europa bezoeken, om zijn kennis te vermeerderen en werd ten laatste hoogleeraar te Heidelberg (Duitschland), waar hij in 1485 stierf.

16

Page 15: Vaderlandse Historie

33 W I L L E M VI Graaf van Holland,Zeeland en Hene­

gouwen van 1404 tot 1417.

34 JACOBA V A N B E I E R E N Gravin uit hetBeiersche Huis,regeer­de over Holland, Zeeland en Hene­gouwen van 1416 tot 1428. Geb. 1401.

Overl. 1436.

36 JAN VAN B E I E R E N Broeder van Willem VI. Ruwaard voor

Jacoba. Overl. 1425.

37 PHILIPS Hertog van Bourgondië, regeerde van 1428 tot 1467 over Holland en Zeeland.

Geb. 1419 Overl. 1467

38 K A R E L DE S T O U T E Hertog van Bourgondië, regeerde van 1467 tot 1477 over Holland en Zeeland.

Gab. 1432 Overl. 1477

39 MARIA DE RIJKE uit het Bourg. Huis, regeerde over

Holland van 1477 tot 1482. Geb. 1457 Overl. 1482

35 JAN IV VAN B R A B A N T Gemaal van Jacoba van Beieren.

Overl. 1426.

MAXIMILIAAN V A N OOSTENRIJK Roomsch-Duitsch Keiler van 1493 tot 40 1519. Geb. 1459 Overl. 1519

11

Page 16: Vaderlandse Historie

47. JOHANNES WESSEL GANSFOORT (1420— 1489) was ook een Groninger. Als godgeleerde had hij zulk een grodten naam, dat men hem lux mundi (licht der wereld) noemde. Het latijnsche randschrift om zijn portret brengt dien eerenaam in herinnering. Hij zwierf veel in het buitenland, bracht zijn laatste jaren in kloosters door en stierf te Groningen. In zijn geschriften verkondigde hij vele met de Katholieke leer strijdige meeningen ; daarom wordt hij wel eens een voorlooper der Hervorming genoemd. Beroemder nog is geworden

48. DESIDERIUS ERASMUS (1467—1535). Zijn eigenlijke naam was Gerrit Gerritszoon. Zijn vader was dorpspastoor te Gouda. Na diens dood is hij in een kloosteqpjppgevoed en voor koorknaap opgeleid. Hij deed ook aan teekenen en schilderen. Op 18-jari-gen leeftijd schreef hij latijnsche verzen en proza. Op 19-jarigen leeftijd werd hij Augustijner monnik in het klooster Emmaüs te Stein bij Gouda, maar ver­liet het in 1491 om in den vreemde te gaan zwerven. Zijn bekendste, in het Latijn geschreven boek heet Encomium moriae (Lof der Zotheid), dat in scher­pen spot de zeden en gewoonten der samenleving gee-selt en deels tegen de kerkelijke leer gericht was. En toch was Erasmus geen vriend van zijn tijdgenoot Luther, den vermaarden kerkhervormer der 15e eeuw.

Daar Erasmus te Rotterdam geboren was, heeft men er een standbeeld voor hem opgericht. En door het grapje voor kinderen, dat hij een blad van het boek, dat hij in de hand heeft, omslaat telkens als hij de klok van de nabijzijnde Groote kerk hoort slaan, is de geleerde aan het volk meer bekend dan door al zijn geleerde geschriften, die het niet gelezen heeft. Hij, d.w.z. zijn standbeeld heeft eens* in den Franschen tijd moed getoond. Het was in November 1813, toen de Franschen op het punt stonden uit Hol­land terug te trekken. Op een morgen, toen nog geen Nederlander weer de geliefde oranjekleur voor den dag durfde halen, bleek hij versierd met een oranje sjerp, waarop stond :

Durft niemand nog Oranje dragen. Ik durf mijn grijzen kop wel wagen.

Het standbeeld is ontworpen door den beroemden 17de-eeuwschen bouwmeester Hendrik de Keyser. Het voetstuk geeft het volgende vers van den Rotter-damschen dichter Oudaen te lezen :

Hier rees de groote zon en ging te Bazel onder: De Rijksstad eer en vier dien heilig in zijn graf. Die 't tweede, leven geeft, die 't eerste leven gaf; Maar 't licht der talen, 't zout der zeden, 't heerlijk wonder, Waarmede liefde en vrede en godgeleerdheid praalt, Wordt met geen graf geeert noch met geen beeld betaald. Dies moet hier 't luchtgewelf Erasmus overdekken, Na dien geen mindre plaats zijn tempel kan verstrekken.

Behalve het tweeregelig spotversje, dat in den Franschen tijd aan het standbeeld werd gehecht, vond men op een morgen, toen het gevaar voor smel­ten was afgewend, de volgende ontboezeming:

Hier sta ik nog gelijk voor dezen Aandachtig in mijn boek te lezen; Maar had mij eens Napoleon, Zooals hij had gedreigd, gegoten tot kanon, Dan had ik, hiertoe afgezonderd, Hem zeker van zijn troon gedonderd.

49. A D R I A A N FLORISZEN (2 Maart 1459—14 Sept. 1523) is een man, waarop Nederland trotsch kan zijn, omdat hij de eenige Nederlander is, die het tot Paus heeft gebracht, dus tot hoofd der Roomsch-Katholieke kerk. Deze geestelijke werd wel zeer door het lot be­gunstigd. Zijn studiën volbracht hij met glans. Na den doctorstitel te hebben verworven, werd hij eerst pastoor te Goedereedé, toen professor te Leuven (Zuid-Nederland), te Antwerpen deken van Onze Lieve Vrouwe, te Utrecht schatmeester van St. Maar­ten, en ook werd hij door keizer Maximiliaan aange­steld tot leermeester van diens kleinzoon Karei V (zie 44). Hij werd zoo rijk, dat hij een college voor arme studenten te Leuven uit eigen middelen kon be­kostigen. In 1517 benoemde Paus Leo X hem tot Spaansch Kardinaal. Na diens dood (1522) volgde zijn verkiezing tot Paus.

Het Oroot Paushuize té Utrecht werd naar hem genoemd.

50. M A A R T E N LUTHER (1483—1520), zoon van een armen mijnwerker, was een Duitsche monnik, aanvan­kelijk goed Roomsch-Katholiek. Als godgeleerde van beteekenis werd hij in 1508 benoemd tot professor te Wittenberg. De misbruiken, die in de kerk heersch-

- ten, deden hem besluiten zich van haar af te keeren <;n 31 October (sedert door de Protestanten als de Hervormingsdag gevierd) van het jaar 1517, plakte hij tegen de deur der slotkapel te Wittenberg een plakkaat aan met 95 stellingen, waarin hij den R. K. godsdienst veroordeelde. Hij werd als ketter uitge­kreten en toen hij zijn „dwaalleer" niet wilde herroe-

18

Page 17: Vaderlandse Historie

41 A L B R E C H T V A N S A K S E N Stadhouder der Nederlanden van 1488 tot 1500 en in 1498 erfstadhouder van

Friesland. Geb. 1443. Overl. 1500.

42 PHILIPS I DE S C H O O N E Heer der Nederlanden van 1493 tot

1506. Geb. 1478 Overl. 1506

«3 JOHANNA VAN CASTIL1E (de Waanzinnige)Moeder van Karei V

Geb. 1479 Overl. 1554

44 K A R E L V Heer der Nederlanden v. 1515 tot 1555 Koning van Spanje v. 1516 tot 1556 Heer der Oostenrijkschè landen van 1519 tot 1556. Geb. 1500 Overl. 1558

45 M A R G A R E T A V A N SAVOYE Landvoogdes der Nederlanden van 1506 tot 1515 en van 1519 tot 1530.

Jflrvola, o Frfsij Jclfu dmujuc jGfc'. Scilictt hoe Vlu meruifh Trislm laudis

j2 QmiLjmd hrthet latium, Gnrm gudquU hnlvt-

46 R U D O L F AGRICOLA Humanist. Gest. in 1485

47 W E S S E L GANSFOORT Humanist en beroemd godgeleerde

Gest. in 1489

48 DESIDERIUS E R A S M U S Humanist en beroemd geleerde.

Gest. in 1536

19

Page 18: Vaderlandse Historie

pen, in den kerkdijken ban gedaan, en vogelvrij ver­klaard. Om zijn leven te redden liet Frederik de Wijze, keurvorst van Saksen, hem vermomd in zijn slot Wart-burg (nabij Eisenach) verblijf houden. Nog kan men in dit schoone bergoord de kamer bezichtigen, waar Luther toen een klein jaar verborgen heeft gewoond en zijn tijd nuttig heeft besteed door een Duitsche vertaling van den bijbel te schrijven. Luther stierf 18 Februari 1546 in zijn geboorteplaats Eisleben en werd in de slotkerk te Wittenberg begraven, waar ook (31 Oct. 1821) een gedenkteeken voor den grooten kerkhervormer werd opgericht. 0.m. ook een te Worms, waar in April 1521 de Rijksdag werd ge­houden, in welke Luther de vermaard geworden woorden sprak : ,flier sta ik, ik kan niet anders. Ood helpe mij ! Amen". Zijn vrienden hadden, vreezende voor zijn leven, hem gesmeekt er niet heen te gaan, maar Luther antwoordde : ,Al waren er zooveel dui­vels in Worms als er pannen op de daken zijn, toch zou ik mij derwaarts begeven".

Het getuigt van zijn geloofsmoed. Luther was ook dichter; van hem is het bekende kerkgezang: Ein feste Burg ist unser Gort. Hij heeft vele volgelingen gemaakt over heel de wereld. Overal vindt men nog Luthersche kerken, bekroond door een zwaan, het teeken der Lutheranen.

51. JOHANNES CALVIJN (1509—1564) was de Fransche geloofshervormer uit de 16e eeuw, die nog grooter invloed heeft geoefend dan Luther, en naar wien vele protestantsch christelijken zich nog, als aan­hangers van zijn leer, Calvinisten noemen en de vrij­zinniger Lutherschen in aantal overtreffen.

Calvijn, die eigenlijk Jean Caulvin of Cauvin heette, werd in 1509 te Noyon geboren en stierf in 1564 te Genève, de bekende Zwitsersche stad aan het meer, waarheen hij in 1535 om des geloofswille was ge­vlucht en waar hij den „godsstaat" stichtte. Zijn leer verkondigde o.m. scheiding van kerk en staat en ge­loofsvrijheid en verbreidde zich vooral in Zwitserland, Nederland, Engeland, Amerika en een gedeelte van Duitschland. Zijn volgelingen in Frankrijk noemden zich Hugenoten, dat vermoedelijk eedgenooten be­teekent.

Calvijns levenswerk vindt men saomgevat in het vers onder zijn portret met den golfbaard. Het luidt:

Dit is OaMnus beeld, de eer der beste mannen, Die ver in allen heeft de kroon alleen gespannen. In ijver, orde, deugd was niemand syns gelyk, Syn kloekheid en verstand was ongeloofelyk.

Hij heeft de Roomsche stoel doen schudde ende beven En Godes Heylig woord syn oude glans gegeven. De Vaders a.l-gelyk syn hunne ere waerd, Maar hy is meer alleen dan ey op een vermaard.

52. M E N N O SIMONS (1492—1559). De kerkhervor­ming had de stichting van verschillende sekten ten gevolge. De felste was die der Wederdoopers, die den doop niet op kinderen wenschten toe te passen maar op volwassenen. Zij erkenden het gezag van de kerk niet, maar lieten zich leiden door eigen ingevingen. Een hunner voornaamste leiders was Jan van Leiden, van wien het spreekwoord afkomstig is : zich er met een Jantje van Leiden afmaken. Het waren dwepers, die allerlei zonderlinge gewoonten aannamen en zelfs tot gewelddaden overgingen. Daartegen verzette zich een hunner aanhangers, een priester te Witmarsum (Friesland), Menno Simons geheeten, bij wien zich toen velen aansloten. In 1536 legde hij zijn priester­ambt neer om als leider van hen op te treden. Zij werden sedert dien tijd Mennonieten genoemd en stichtten eigen kerken. Ook zij stonden als alle ketters aan vervolging bloot. Menno Simons was tegen den eed en het dragen van wapenen. Onder de beeltenis, die we van hem geven, staat in sierlijke letters ge­graveerd :

Die noyt Gods wet en las zoud' d' Hemels wech verconden En spyede 't domme volck met draf van menschen vonden. Zoo haast Gods Heylich woord syn duister brein verlichte Op d' eerst geleyde grond hy Godes kerke stichte.

53. PETRUS CANISIUS (1521-1597). Het spreekt vanzelf, dat de hervormers felle tegenkanting vonden bij de trouwe priesters der Roomsch-Katholieke kerk. Onder hen, die het sterkst Luther en zijn mede-afval­ligen bestreden, bekleedt de Nijmeegsche priester Petrus de Hondt een eerste plaats. Als men weet, dat hond in het Latijn canus is, dan begrijpt men, hoe de naam Canisius ontstond. Hij was het eerste Neder* landsche lid der Jezuieten-orde en een zeer knap god­geleerde. Hij werd professor te Ingolstadt en in 1551 hofprediker van den Duitschen keizer Ferdinand I. Hij bestuurde ook het bisdom Weenen en kreeg als Bonifacius (zie 11) den eerénaam van Apostel der Duitschers. Door Paus Pius IX werd hij in 1864 zalig gesproken en zijn heiligverklaring, in het jaar 1925, is met groote kerkelijke feesten gevierd te Nijmegen, waar een Canisius-singel en een naar hem genoemd College zijn aandenken in eere houden. De Katholieken hebben ook plan daar een gedenkteeken voor hem op te richten.

20

Page 19: Vaderlandse Historie

HADRIANVS TR AIECTE N5IS

Keput T^' i" ttrruprudent fir, nnfl*t <? *im* , rirtuti ia ierrü,^Hod mtret iffa, deou. *Dat mibi <r b*c teneros fwmandi Gefkrü annos,

Orbu Tontifcm <T nufacit b*c cadem-,,

49 A D R I A A N F L O R I S Z . B O Y E N S Later Paus Adriaan VI. Gest. in 1523

54 M A R I A V A N H O N G A R I J E Landvoogdes der Nederlanden van

1530 tot 1555

M A A R T E N L U T H E R Hervormer.

Sloeg zijn bekende stellingen in 1517 aan de slotkerk van Wittenburg.

Geb. 1483 Overl. 1546

SI J O H A N N E S C A L V I J N Hervormer.

W o n omstreeks 1555 veel aanhang in de Zuidelijke Nederlanden.

52 M E N N O S I M O N S Hervormer, stichter van de orde

der Doopsgezinden Geb. 1496 Over!. 1561

PETKVS CANISIVS NEOMJ1

1GV5 SOC. IESV THEOLOGV?. " Obscuro quajmna rvja, qua JJmam ftftrfirs

CorSa. r&btamJtt vuaStore jaa ? 1 fflempe lurttum cafa phzaJum% CASISIVS dflnat

lam trnmr CHRISTO Jourat igne mm • Sic Jïoi4it jkmmas, ad' Sideris aurhr lisvs,

j. IJSM Rits, radius; Sjxs, iufar; wtts.Avw.

53 P E T R U S C A N I S I U S Bestrijder der hervorming.

Geb. X521 Gest. 1597

55 P H I L I P S II Koning van SDanje van 1556tot 1598 Heer der Nederlanden v. 1555 tot 1581

Geb. 1527 Overl. 1598

E M A N U E L F I L I B E R T V A N S A V O Y B Algemeen landvoogd der Nederlanden 56 van 1555 tot 1559.

21

Page 20: Vaderlandse Historie

X.

54. M A R I A V A N H O N G A R I J E (1505—1558) was een jongere zuster van Karei V, die huwde met Lo­dewijk II, koning van Hongarije. In 1526 overleed hij. Toen in 1530 de tante van Karei V, landvoogdes der Nederlanden, stierf, droeg de Keizer die waardig­heid op aan zijn zuster, toen dus Koningin-weduwe van Hongarije; vandaar dat zij in onze Vaderland-sche Historie wordt vermeld. Zij werd bijgestaan door drie raden : 1. den Raad van State, 2. den Geheimen Raad, 3. den Raad van Financiën. Toen Karei V in 1555 te Brussel afstand deed van de regeering ten behoeve van zijn zoon Philips, trad ook de Land­voogdes af. Zij overleed in hetzelfde jaar als haar beroemde broeder (1558).

55. P H I L I P S II (1527—1598) volgde zijn vader in Spanje, Noord-Italië en de Nederlanden op, niet in Duitschland, waar de keurvorsten Kareis broeder Ferdinand tot Keizer verkozen.

Philips was op en top Spanjaard : koel, afgemeten, trotsch. Hij dreef altijd zijn wil door met te zeggen : Yo, el Rey, d.i. Ik, de Koning ! Hij kende geen Neder-landsch, haatte de Nederlanders om hun protes-tantsch karakter en werd door ons volk dan ook als een vreemde dwingeland beschouwd. De strenge maatregelen, die hij nam om het protestantisme (de ketters) te onderdrukken, leidden ten slotte tot den Beeldenstorm en nadat de Nederlanders zes jaren onder het schrikbewind van Alva hadden gezucht, steeds meer steden de Spaansche zijde verlieten en in 1579 de Unie van Utrecht gesloten was, werd de koning van Hispanje in 1581 door de Staten verval­len verklaard van de regeering (afgezworen).

Philips is viermaal gehuwd geweest, n.1. met Mar ia van Portugal (1543), Maria , koningin van Engeland (1554), Isabella van Frankrijk (1559), en Anna van Oostenrijk (1575). Philips zinspreuk was Nee Spe nee Meiu, d. i . Noch door hoop, noch door vrees; men kan er achter voegen : liet hij zich afbrengen van zijn voornemen om te heerschen. Ook aan hem werd bewaarheid : Hoogmoed komt ten val.

56. E M M A N U E L F I L I B E R T V A N S A V O Y E (1528— 1580) was hertog van Savoye en had twee bijnamen: IJzeren hoofd en Honderdoog. Zij wijzen er op, dat we hier weer met een vechtersbaas te doen hebben. Hi j trad in 1548 in dienst van Karei V, werd ridder

var het Gulden Vlies en onderscheidde zich in het bizonder in den slag bij St. Quentin (1557), toen Philips II oorlog voerde tegen Frankrijk. Deze had hem, toen hij de regeering in 1555 aanvaardde, tot Landvoogd der Nederlanden benoemd in de plaats van zijn zuster Mar ia (zie 54). In 1559, toen Philips voor goed naar Spanje vertrok, verliet ook Emmanuel het land om weder bezit te nemen van zijn hertog­dom Savoye.

57. M A R G A R E T A V A N P A R M A (1522-1586) half­zuster van Philips II, gehuwd met Ottavo Farnese, hertog van Panna, werd toen Landvoogdes der Ne­derlanden, de derde vrouw die in deze hoedanigheid het bewind over ons land heeft gevoerd.

Onder haar nam de ontevredenheid der Nederlan­ders hoe langer hoe meer toe, omdat de maatregelen van Philips tegen de Hervormden steeds scherper werden. Om ze te verzachten overhandigden de Ede­len 5 Apr i l 1566 te Brussel een verzoekschrift aan de Landvoogdes, wat hun den scheldnaam Geuzen (bedelaars) bezorgde, dien zij als een eerenaam aan­namen en die weldra een strijdleus werd : Vivat de Geus! Toen Philips II in 1567 den wreeden Hertog van Alva zond om de Nederlanders te tuchtigen, nam zij ontslag.

58. A R E M B E R G (1525—1568). Deze graaf heette Jan de Ligne of van Lingen en werd door zijn huwelijk heer van Aremberg. Philips II stelde hem aan als stadhouder van Friesland, Groningen, Drente en Overijsel. Hij steunde zijn heer trouw en trachtte dan ook den inval van 's Prinsen broeder Lodewijk van Nassau bij Heiligerlee (Mei 1568) te stuiten, in welken slag hij sneuvelde.

59. G R A A F V A N E G M O N T (1522—1568). Zijn vol­ledige naam en titels luidden : Lamoraal van Egmont, prins van Gaveren en Steenhuizen, heer van Purme-rende, ridder van het Gulden Vlies, stadhouder van Vlaanderen en Artois. Hij was een der rijkste en aanzienlijkste Nederlandsche edellieden en een der beste veldheeren van Karei V . Ook in Philips dienst onderscheidde hij zich; hij won den slag bij St. Quen­tin (1557) en bracht de Franschen bij Grevelingen in 1558 een zware nederlaag toe, die hem den eerenaam van „Bevrijder van Vlaanderen" bezorgde. Toen zijn opperheer de Nederlanders om hun geloof begon te onderdrukken, verbond hij zich met den Prins van Oranje en den Graaf van Hoorne (zie 60) om de

22

Page 21: Vaderlandse Historie

57 MARGARETA VAN P A R M A Landvoogdes der Nederlanden van

1559 tot 1567.

A R E M B E R G - HEER JAN V.L1NGEN Stadhouder in Friesland, Groningen, 58 Drenthe en Overijsel in 1559.

60 G R A A F V A N HOORNE Admiraal der Nederlanden in 1549,

G e i t in 1568

61 G R A A F V A N B E R G E N Stadhouder in Henegouwen in 1559.

62 M A A R T E N VAN ROSSUM Heer van Pouderoyen. Geb. in 1489.

Overl. in 1555.

63 K A R D I N A A L G R A N V E L L E Bisschop van Atrecht, Minister van Karei V . Later lid van den Raad van State. Geb. 1517 Overl. 1586

59 GRAAF V A N EGMONT Stadhouder in Vlaanderen en Artois 1559. Geb. 1522 Gest. 1566

64 HERTOG V A N A L V A Landvoogd in de Nederlanden van

1567 tot 1573.

23

Page 22: Vaderlandse Historie

volksrechten tegen de vervolgingen, waaraan de „ket­ters" blootstonden, te handhaven. Hij bleef echter den koning trouw en keurde den Beeldenstorm (de ver­nieling der Roomsche kerken door het protestantsche volk) af. Toch viel hij als een der slachtoffers van Alva's schrikbewind door beulshanden. Dit wordt meer in bizonderheden bij het volgende portret ver­meld.

60. GRAAF VAN HOORNE (1518—1568) heette eigen­lijk Joseph II van Mohtmorency-Nivelle, was ridder van het Gulden Vlies en kapitein van de Vlaamsche garden van den koning van Spanje. Evenals de Graaf van Egmont was hij lid van den Raad van State en een der voornaamste raadsleden der Landvoogdes. Ook hij onderscheidde zich door zijn dapperheid in de slagen bij St. Quentin en Grevelingen (1557) en was, evenals Egmont, zeer gematigd in het verzet tegen de dwingelandij van Philips II.

Toen Alva in het land kwam om de oproerlingen te onderdrukken, noodigde hij beide graven te Brussel op een maaltijd en liet hen daar verraderlijk gevan­gen nemen. Hij beschuldigde hen, dat zij zich met Prins Willem, die naar Duitschland was uitgeweken, van de regeering hadden willen meester maken en veroordeelde hen ter dood. Hun edele hoofden vielen 5 Juni 1568 op het schavot te Brussel.

Te hunner gedachtenis werden daar in een met mooi gesmeed ijzerwerk omringd stadspark bij de oude kerk „du Sablon" boven een fontein de bronzen beelden dezer graven opgericht, te midden van andere Nederlandsche vrijheidshelden', geleerden en kun­stenaars.

61. GRAAF VAN BERGEN. Toen de edelen in 1566 het smeekschrift om verzachting van het bestuur en matiging der geloofsvervolging overhandigden (mo­deratie genoemd, maar de volksmond maakte er moorderatie van) besloot de Raad van State een tweetal afgevaardigden naar Spanje te zenden om ook Philips tot beter inzicht te brengen. Het waren Graaf van Bergen (op Zoom) en Montigny, stad­houder van Doornik. Geen van beiden zagen ooit het vaderland terug. De eerste stierf reeds het volgend jaar, de laatste werd krachtens een vonnis van den Raad van Beroerte op een kasteel te Valladolid in Spanje geworgd. Geen wonder, dat het Nederland­sche volk, een koning, die zulke middelen dulde om

de tegenstanders uit den weg te ruimen, eindelijk heeft afgezet.

62. MAARTEN VAN ROSSUM (1489—1555). Een vers op dezen dapperen maar woesten veldheer van Karei van Gelder, die vele oorlogen te voeren had om zijn hertogdom te behouden, begint aldus:

Maarten van Bossnm kwam, Hoog sloeg de vlam....

Korter en krachtiger kon niet geteekend worden hij, wiens zinspreuk was : „Branden en blaken is het sieraad van den oorlog". En dat dit soort aanvoer­ders nog niet is uitgestorven, heeft de wereldoorlog van 1914 bewezen. In 1528 plunderde Maarten aan het hoofd van 2000 man Den Haag en hield er vreeselijk huis. Men noemde hem den Gelderschen Atilla (koning der woeste Hunnen, 5e eeuw); hij is ook met Alva te vergelijken.

Deze beruchte veldmaarschalk van Gelderland liet voor zichzelf te Arnhem een paleis bouwen, dat nog bestaat en bekend is als Duivelshuis. Het borst­beeld boven den ingang wordt beschouwd als dat van Maarten van Rossum.

63. KARDINAAL GRANVELLE (1517—1586) heette eigenlijk Antoine Perrenot en was een invloedrijk staatsman. Hij was minister van Karei V en van Philips II en werd in 1559 raadsman van de Land­voogdes der Nederlanden, Margareta van Parma (zie 57). Als zoodanig bevorderde hij met alle kracht de belangen van den Spaanschen koning, hetgeen gelijk stond met zich zeer gehaat te maken bij de Nederlanders. Zijn lijfspreuk was Durate d. i. Vol­hard. Philips weet de ontevredenheid en oproerig­heid der Nederlanders vooral aan hem en in 1564 viel hij dan ook in ongenade en verliet Nederland. Granvelle is later nog onderkoning van Napels geworden.

64. HERTOG VAN ALVA (1508—1583). Zijn naam was Ferdinand Alvarez de Toledo, zijn beroep vecht­generaal. Voordat koning Philips II hem in 1567 naar Nederland zond om den opstand te dempen, had hij voor Karei V met succes gevochten in Hon­garije en Italië. Zijn portret geeft ons te zien de trek­ken van een wreed, onverzettelijk krijgsoverste, die voor geen list of geweld terugdeinst. Hij werd dan ook de ijzeren hertog genoemd, maar 't volk van

24

Page 23: Vaderlandse Historie

kaas en boter trachtte hij vergeefs met zijn vuist té omklemmen. Met 9000 man voetvolk en 1200 ruiters kwam hij naar het „kikkerland". Toen hij in 1573 zonder zijn doel, de onderwerping der Nederlanders, bereikt te hebben, naar Spanje werd teruggeroepen, beroemde hij er zich op 18600 menschen om het leven te hebben laten brengen door den Raad van Beroerte, de door hem ingestelde rechtbank, door het volk bloedraad genoemd.

Het meest heeft hij de Nederlanders verbitterd door het heffen van zware belastingen, de zooge­naamde 100ste penning dadelijk van alle goederen (1°/»), 20ste penning bij verkoop van onroerende goede­

ren (5°/.), 10de penning bij verkoop van roerende goederen

(10°/o). Wij Nederlanders van de 20ste eeuw, die onder

veel hooger belastingdruk zuchten, kunnen ons niet begrijpen, dat onze voorvaderen dien tienden penning zoo verschrikkelijk vonden. Hun verontwaardiging blijkt uit een volksgedicht uit dien tijd, waarin we lezen :

Maar die zijn hart op Mammon1) stelt Moet ook ontberen 't lieve geld, Hij') eischt de tienden met geweld, Die geeft zal niet behouden. Want geeft men dik*) van tienen een, Daar blijft ten laatste een of geen. Wol mag den herder stillen, Deez'*) is met wol noch melk tevreên, Hij wil de schaapkens villen.

Hij heeft ze zoo gevild, dat ze ten slotte in ^er-scheurende dieren veranderden en hem op de vlucht joegen.

X I .

65.WILLEM I (1533—1584). Dat de Nederlanders zich ten slotte het dwangjuk van de schouders konden werpen, danken wij in de eerste plaats aan den Vader des Vaderlands, dien Marnix van St. Alde-gonde, de dichterlijke burgemeester van Antwerpen, met recht de woorden in den mond mocht leggen :

*) De god van het geld. a) Alva. *) dikwijls.

Wilhelmus van Nassouwe Ben ick, van Duytschen bloedt; Den Vaderlant getrouwe Blijf ick tot in den doedt.

A l werd hij te Dillenburg m het Duitsche stamslot der Nassaus geboren, hij was op-en-top een Neder­lander, die goed en bloed heeft veil gehad voor de vrijheid. Ieder Nederlander behoort zijn levensge­schiedenis te kennen, met eerbied te denken aan den grondlegger onzer vrijheid als hij op het Plein te 's-Gravenhage het standbeeld voorbijgaat, waarbij ook zijn hondje is afgebeeld, dat hem eens door zijn waakzaamheid het leven redde. Maar nog meer komt onder den indruk wie het monumentale praalgraf in oogenschouw neemt, dat voor Prins Willem van Oranje in de Groote Kerk te Delft werd opgericht, of wie daar het Prinsenhof bezoekt, en op de plek toeft, waar het pistoolschot van den huurmoor­denaar Balthazar Gerards, 10 Juli 1584 een einde maakte aan dit kostbaar leven, dat zijn liefde voor land en volk eindigde met deze laatste bede : Mijn Ood, ontferm U over mij en dit arme volk; een leven, dat tot zinspreuk had gehad: Saevis tranquillus in Undis, d. i . Rustig te midden der onstuimige baren. Van zijn moeder

66. J U L I A N A V A N STOLBERG (1506—1580), de stammoeder der Oranjes, gehuwd met Willem de Rijke, graaf van Nassau, had hij veel deugden ge­ërfd. Zij muntte uit door trouw, standvastigheid, zelf­verloochening, opoffering en vroomheid. Zij heeft tusscben haar vijf zoons die innige eensgezindheid gekweekt, waardoor allen bereid waren goed en bloed te offeren op het altaar des vaderlands. Drie harer zonen zijn jong op het slagveld gevallen, haar be­roemden zoon was zij een steun en toeverlaat. Steeds spoorde zij hem aan te volharden. Men heeft haar wel genoemd „het geweten van Willem van Oranje".

Onze Prinses heeft het voorrecht naar deze edele vrouw en moeder te zijn genoemd. Eerst dit jaar (1925) heeft zich een comité gevormd voor de op­richting van een gedenkteeken op het Juliana-van-Stolbergplein te 's-Gravenhage. De onthulling zal plaats hebben op 30 April 1927, den verjaardag van Prinses Juliana, die dan 18 jaar wordt.

67. A N N A V A N BUREN (1533—1558) was de eerste der vier vrouwen, waarmede Prins Willem van Oranje gehuwd is geweest. Zij was zeer rijk, zoodat

25

Page 24: Vaderlandse Historie

de Prins door deze verbintenis een vermogend man werd. Uit dit huwelijk sproten twee kinderen: Philips, Willem en Maria. De zoon had als oudste later zijn vader moeten opvolgen, maar werd door Alva van de Hoogeschool te Leuven opgelicht en naar Spanje gevoerd. Van daar dat, na den moord op den Pruis, Maurits stadhouder werd. Deze was de zoon uit 's Prinsen tweede huwelijk met

68. A N N A V A N SAKSEN (1543—1577). Met haar huwde hij na het overlijden van Anna van Buren in 1558. Zij werd de moeder van Prins Maurits, die de muren optrok van het gebouw onzer vrijheid, waarvan zijn vader de grondslagen had gelegd. Het huwelijk was niet gelukkig, zoodat de Prins zich van haar liet scheiden.

69. C H A R L O T T E V A N BOURBON (1546—1582) was 's Prinsen derde gemalin, die hem zes dochters schonk. Zij ontviel hem door den dood.

70. LOUISE DE COLIGNY (1555—1620), de vierde gemalin, is slechts kort met hem gehuwd geweest; de sluipmoord van 1584 maakte haar vroeg weduwe. Haar zoontje, Frederik Hendrik, was voorbestemd het gebouw der Nederlandsche vrijheid te voltooien na den dood van zi]n halfbroeder Prins Maurits in 1625.

Een tragische bizonderheid uit het leven van Louise is, dat ook haar vader Gaspard de Coligny, leider der Hugenoten in Frankrijk, als een der eerste offers viel in den Bartholomeusnacht (Parijsche Bloedbrui­loft, 23—24 Augustus 1572). Toen vluchtte zij naar Zwitserland. Als weduwe van den Prins van Oranje heeft zij nog een politieke rol gespeeld en mede het Twaalfjarig Bestand (1609—1621) bewerkt.

71. J A N V A N NASSAU (1536—1606) was de oudste broeder van Willem van Oranje. Hij stond dezen trouw ter zijde in den strijd tegen Spanje en is de eenige der vijf broeders, die een natuurlijken dood is gestorven. Hij is stadhouder van Gelderland ge­weest van 1578 tot 1581 en heeft een groote rol ge­speeld in het tot stand komen der Unie van Utrecht (1579), waar de meeste Nederlandsche gewesten zich verbonden elkanders belangen in één staatsver­band te behartigen.

Van Graaf Jan van Nassau, ook wel Jan de Oude genoemd, stamt rechtstreeks ons Vorstenhuis af.

72. LODEWIJK V A N NASSAU (1537-1574). Toen de Prins van Oranje besloot in 1568 ons land op vier plaatsen binnen te vallen om-het van de Span­jaarden te bevrijden, nam zijn broeder Lodewijk het bevel op zich over den troep, die Groningen zou ver­meesteren. Aanvankelijk slaagde hij; bij Heiligerlee, waar nog een gedenkteeken de herinnering aan het wapenfeit bewaart, versloeg hij (23 Mei 1568) de Spaansche troepen onder Aremberg (zie 58). Maar op zijn beurt werd hij 18 Juli daaraanvolgende bij Jemmingen door Alva verslagen en, zwemmend over de Eems, kon hij ternauwernood zijn leven redden, dat hij in 1574 in den noodlottigen slag op de Moo-kerheide (Noord-Limburg) zou offeren.

73. A D O L F V A N NASSAU, de derde broeder van Prins Willem van Oranje, streed met Lodewijk van Nassau bij Heiligerlee (zie 72) en sneuvelde daar in een tweegevecht met den Graaf van Aremberg, den aanvoerder der Spaansche troepen (zie 58).

74. HENDRIK V A N NASSAU (1541-1574), de jongste broeder van den Prins, vergezelde hem bij zijn tocht over de Maas (Limburg) 5 October 1568, ondersteunde hem bij het ontzet van Bergen (in Henegouwen), maar sneuvelde evenals zijn broeder Lodewijk in 1574 op de Mookerheide.

X I I .

Na al deze strijders voor 's lands vrijheid aan ons te hebben laten voorbijgaan, willen we ten slotte nog stilstaan bij een zestal vredelievender Nederlanders, die door hun kunst wereldberoemd zijn geworden.

75. LAURENS JANSZ. COSTER (1370—1439). Ten tijde, dat Karei V regeerde, werd de boekdrukkunst in Europa uitgevonden, die voor de volksontwikkeling van ontzaglijk belang is geweest. Men kan zich dat gemakkelijk voorstellen, als men bedenkt, dat tot dien tijd alleen handschriften of afschriften daarvan be­stonden, waaruit de kennis van de geschiedenis der oudheid en middeleeuwen moest worden geput, dus ook die omtrent de meeste personen in dit album af­gebeeld. Voortaan kon elk geschrift machinaal ver­menigvuldigd worden, maar 't zou eerst langzaam komen tot de tegenwoordige vaardigheid der persen, die honderdduizenden kranten in één dag kunnen leveren.

26

Page 25: Vaderlandse Historie

65 W I L L E M I Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Geb. 1533 Gest. 1584

66 JULIANA V A N S T O L B E R G Moeder van Willem van Oranje.

Geb. 1506 Gest. 1580

67 A N N A V A N B U R E N Eerste gemalin van Willem van Oranje

Gestorven 1558

68 A N N A V A N S A K S E N Gemalin van Willem van Oranje

Geb. 1543 Overl. 1577

69 C H A R L O T T E VAN B O U R B O N Gemalin van Willem van Oranje

Geb. 1546 Overl. 1582

70 LOU1SE DE COLIGNY Gemalin van Willam van Oranje

Geb. 1555 Overl. 1630

71 JAN V A N N A S S A U Oudste broeder van Willem v.Oranje Stadhouder in Gelderland van 1578

tot 1581. Gest. in 1616

Br/fira gimas r/runt leMrr rr/ïryit;

72 LODEWIJK VAN N A S S A U Broeder van Willam van Oranje

Geb. 1560 Overl. 1620 153-} /s?y

27

Page 26: Vaderlandse Historie

Op 't plein voor de St. Bavokerk te Haarlem ver­heft zich het standbeeld van den man, dien de Neder­landers gaarne houden voor den uitvinder der boek­drukkunst. In zijn opgeheven hand houdt hij de letter A als zinnebeeld van zijn uitvinding, die om­streeks het jaar 1425 door een toeval zou hebben plaats gehad. Maar het rechte weten we er niet van en de Duitschers houden Johan Outtenberg (1397— 1468), die te Mainz een gedenkteeken kreeg, voor den uitvinder. Beiden zullen wel het hunne hebben bijgedragen om de vermenigvuldiging van geschrif­ten door losse letters, uit hout of metaal vervaardigd, mogelijk te maken.

76. CHRISTOPHORUS PLANTIJN (1514—1589) was een der eerste Vlaamsche boekdrukkers, die het vak tot een kunst wisten op te voeren. Wie het naar hem en zijn familie genoemde museum Plantijn-Moretus te Antwerpen bezoekt, kan daar nog de oude drukpersen zien, waarop o.a. de veeltalige bijbel (Biblia Polyglotta) is gedrukt en kan de groote kunst­vaardigheid bewonderen, waarmee sierletters in hout gesneden werden en groote kopergravures werden ge­maakt om de uitgaven te ihustreeren. De woonka­mers en het kantoor, de prachtige binnenplaats niet minder, maken een indruk van deftigheid.

Plantijns lijfspreuk was: Lobore et Constantia, d. i . Volhardend werken.

77. HUBERTUS V A N EIJK (1366—1426).

78. JOHANNES V A N EIJK (1386—1440). We behandelen deze gebroeders, geboren te Mae-

seyk in Limburg, bijeen, omdat ze samen de Vlaam­sche schilderschool der 15de eeuw hebben ingeluid en zich onsterfelijk hebben gemaakt door samen het wereldberoemde altaarstuk de Aanbidding van het Lam Gods te schilderen, dat uit verschillende paneelen (luiken) is samengesteld en jaarlijks dui­zenden doet opgaan naar Gent om er in de St. Baafs-kerk het kunstwerk te bewonderen. Nabij die kerk staan ze dan een oogenblik stil om de prachtige bronzen groep te bezichtigen ter eere der beide broe­ders in 1912 opgericht, voorstellend menschen van allerlei leeftijd, hulde brengend aan de naast elkaar zittende kunstenaars. De knapste van beiden was de jongste, Johannes, wiens portret van zijn vrouw en een Madonnastuk (Moeder Maria met het kindeke

Jezus) alleen reeds de moeite waard zijn om een tocht naar het Museum van Brugge te maken, in welke stad beiden geleefd en gewerkt hebben. Zij brachten de schilderkunst door middel van olieverf en het meesterlijk weergeven van personen tot groote volmaking.

79. HANS M E M L I N C (1430—1494) was de beroemde figuurschilder, die de Vlaamsche school der 15e eeuw afsluit. Hij was te Mömlingen (Duitschland) gebo­ren, volgens anderen te Medemblik, waarvan zijn naam ook is af te leiden: Memelinck, Memlinc. De schilder bracht het grootste deel van zijn leven te Brugge door met het vervaardigen van portretten. Beroemd van hem zijn o.m. een Adam en een Eva, zijluiken van een triptiek (driedeelig schilderstuk) en de beschilderde reliekenkast van het St. Jans Hospitaal te Brugge met tafereelen uit het legendari­sche leven der Heilige Ursula. In het Mauritshuis te 's-Gravenhage kan men ook enkele zijner portretten bewonderen.

80. LUCAS V A N L E Y D E N (1494—1533) was een der grondleggers van de Nederlandsche schilder­school. Hij heette eigenlijk Lukas Huigenszen (zoon van Huigen) en zat in de ouderlijke woning te Leiden reeds als kind tot 's avonds laat te teekenen en te graveeren bij kaarslicht, hetgeen zijn moeder hem verbood met het oog op zijn zwakke gezondheid en zijn gezichtsorgaan. Hij was teringachtig en meestal somber gestemd. Door zijn grooten aanleg en werk­zaamheid werd hij al jong een meester in de kunst van portretteeren en vele aanzienlijken, zelfs vorsten, lieten hun portret door hem maken. Een zijner be­kendste werken is Het laatste Oordeel, geschilderd voor de Pieter-en-Pauluskerk te Leiden. Een gravure, getiteld : De Jongeling met het Doodshoofd, wil men. wel eens als een zelfportret beschouwen en herinnert aan zijn zwak gestel, dat hem dan ook vroegtijdig op het sterfbed wierp. Tot zijn laatsten snik, overeind zittend in de kussens, hanteerde hij de graveernaald.

In zijn kunstarbeid, die hem beroemd heeft ge­maakt, vond hij steeds voldoening.

Zijn leven geeft ons de immer van waarde blijvende les, waarmede we dit album waardig kunnen be­sluiten :

Labor omnia vincii improbus: (onvermoeide arbeid overwint alles).

28

Page 27: Vaderlandse Historie

73 A D O L F V A N N A S S A U Broeder van Willem van Oranje

Gesneuveld bij Heiligerlee in 1568

Broeder van Willem van Oranje Geb. 1550. Gesneuveld in den slag

op de Mookerheide in 1574

75 L A U R E N S JANSZ. COSTER Uitvinder der boekdrukkunst Geb. 1310 Overl. 1439

yLtnarum tun,J}e£tatcr, gnpommut, vt eten / Whmt jvrpctw vtuat et effyia.

Sïe vbi pofteritae minteula tanta Ubrvrvm

ejune et dr^hefhenu, tune iSe ei ï Haat: m vroon

^T^tervm- o futer, exeuemet, iupöpme Jèjtie: 'jleJJita JitntJttaa Jèevla doel* tuc.

C H R I S T O P H O R U S PLANT1JN Beroemd Antwemsch drukker

76 Geb. 1514 Gest. 1589

77 H U B E R T U S V A N EIJCK Met zijn broeder Johannes stichter van de oud-Vlaamsche schilderschool

Geb. 1366 Gest. 1426

78 J O H A N N E S V A N EIJCK Met zijn broeder Hubertus stichter van de oud-Vlaamsche schilderschool

Geb. plm. 1386 Gest, in 1440

79 HANS M E M L I N C Schilder

Geb. plm. 1430 Gest. in 1494

80 L U C A S V A N L E Y D E N Groot Nederlandsch schilder Geb. 1474 Overl. 1533

m

29

Page 28: Vaderlandse Historie
Page 29: Vaderlandse Historie

V E R B E T E R I N G E N .

Na het afdrukken der plaatjes, dat het schrijven van den tekst vooraf ging, ontdekten we enkele drukfouten. Men verbetere op plaatje

72 Lodewijk van Nassau, geb. 1537, gesneuveld 1574 ; 80 Lucas van Leyden, het geboortejaar 1474 moet zijn 1494.

Page 30: Vaderlandse Historie