V2 2136021 lichtspoor 02

5
51ste jaargang | 2013 nummer 2

description

Lichtspoor, hulpmiddel bij het ouderenpastoraat. Uitgave IZB, Amersfoort

Transcript of V2 2136021 lichtspoor 02

51ste jaargang | 2013 nummer 2

2 3

Rond het langdurige ziekbed van prins Friso werd Nederlanders gevraagd de privacy van

onze koninklijke familie te respecteren. Ook bij zijn begrafenis hebben pers en publiek op verzoek ge-paste terughoudendheid betracht. Het zou hoogst ongepast zijn om in zo’n situatie een uitdrukkelijke wens van de familie te negeren.

Soms kom je als pastor met iets soortgelijks in aan-raking. In mijn geval ging het niet om een Bekende Nederlander, maar om een eenvoudig gemeentelid. Het was voor deze man niet gemakkelijk geweest om in zijn leven die privacy te vinden waar hij zo’n behoefte aan had. Hoewel hij zich naar de buitenwereld juist vrolijk gedroeg, markant en on-afhankelijk, wilde hij diep in zijn hart het liefst met rust worden gelaten. Zijn eigen gang gaan en eigen keuzes maken.

Tegenwoordig vinden we dat normaal en is dat ieders goed recht. Maar in zijn jeugd dacht men daar anders over. Want ging die houding wel samen met een goede opvoeding, ook in geestelijk op-zicht? Vooral de algemeen aanvaarde manier van denken in zijn familiekring en in zijn kerkelijke gemeente verhinderden hem zichzelf te worden.

De band met de familie en gemeente bleef weliswaar intact, maar hij voelde zich ‘anders’. Hij vermoedde dat er ook zo over hem werd gepraat. En dat was ook zo. Dat werd hem eens te meer duidelijk toen hij verkering kreeg met een onkerkelijk meisje. Ze ging met hem mee naar de kerk en vergezelde hem op zijn geestelijke zoektocht. Samen kregen ze een gezin. Zijn werk bracht hem vaak vele dagen achtereen buitenslands. Daar genoot hij van, maar hij verlangde altijd weer naar zijn gezin. Trouw zat hij op zijn plaats in de kerk. Maar de binnenkant van zijn geestelijke leven toonde hij niet echt. Zijn stelling was: ‘Wat je hebt losgelaten over jezelf gaat in de familie en de gemeente een eigen leven leiden. Je kunt de verhalen niet meer bijsturen’. Zodra het gesprek al te persoonlijk werd, bijvoorbeeld op huis bezoek, wist hij vragen handig te omzeilen. In zijn jeugd had hij genoeg gehoord en gezien van geestelijke fijnproevers. ‘Keurders’, noemde hij hen.

Toen hij kort na zijn pensionering ernstig ziek werd en enkele zeer ingrijpende operaties moest on-dergaan, mocht niemand hem op zoeken, tenzij hij daar zelf zijn goedkeuring voor had gegeven.

Het was zijn goed recht. Nu hij kwetsbaarder was dan ooit tevoren, wenste hij verschoond te blijven van belangstelling, die hij als bedreigend ervoer. Geen vermelding in het kerkblad, geen voorbede. Geen ouderling of dominee aan zijn ziekbed. Goedbedoeld meeleven wantrouwde hij. Soms leek het of hij de ernst van zijn situatie ontkende. Niets bleek minder waar, want toen ik als door een wonder toch tot hem kon ‘doorbreken’ was er in-eens de ‘klik’. Een week later kwam de confrontatie. ‘Een dokter kan wel repareren, maar niet gene-zen,’ zei hij en zijn bevende wijsvinger richtte zich hemelwaarts. ‘Ik ken twee woorden die net zo verschillen’, ant woordde ik. ‘Weet je het verschil tussen afwachten en verwachten?’ ’Daar is kracht in het bloed van het Lam!’, rea geerde hij. Opnieuw wees zijn wijsvinger omhoog.

Het eerste goede contact was gelegd. Bij mijn volgende bezoek was zijn kamer in het ziekenhuis geblokkeerd. Enkele minuten voor mijn komst was hij heengegaan. Hij zou juist die dag naar huis gaan, om daar te sterven….

Met zijn vrouw en kinderen herinnerden we ons het geheim van zijn privacy: ‘Daar is kracht in het bloed van het Lam!’

J.H.Gijsbertsen

‘Dat had je vast niet gedacht: dat je van je oude vader nog weleens een brief zou krijgen! Zo zie je maar: de wonderen zijn de wereld nog niet uit.Ik schrijf je omdat ik de laatste tijd een beetje aan het tobben ben. Ik pieker over jou, over jullie, onze kinderen. Toen ma nog leefde, kon zij er met jul-lie nog weleens over praten. Ik kan dat slecht, eigenlijk helemaal niet. Ik bedoel: over het feit dat jullie niets meer aan het geloof doen. Wij had-den nog zo gehoopt dat jullie de lijn van het geloof zouden voortzetten. Dat zou zo mooi zijn geweest: geslacht op ge-slacht.Wij hadden gehoopt en ook gebeden dat jullie je kleinkin-deren uit de kinderbijbel zou-den voorlezen en mee zouden nemen naar de kerk. Iemand zei laatst eens tegen me: ‘Je kunt beter met God over je kinderen praten, dan met je kinderen over God’. Daar zit wel iets in en dat doe ik dan ook maar. Toch zou ik zo graag één keer zeggen wat ik vaak denk, als het hierover gaat. Laat ik eerst maar zeggen dat ook voor mij het geloof nooit vanzelfsprekend is geweest. Ik kan heel goed begrijpen dat je allerlei vragen hebt over God. Die heb ik ook.

Toch geloof ik dat je zonder God wat mist. Ik zou een heleboel voorbeelden kunnen aantippen. Laat ik alleen noemen wat voor mij op het moment het allerbelangrijkste is: de eenzaamheid. Nee, geen enkel verwijt in jullie richting! Jullie komen me trouw opzoeken en dat ik laatst mee mocht op vakantie, vond ik heel lief van jullie. Maar toch…. Altijd kom je weer alleen thuis. De muren zeggen niets. De televisie vraagt niet hoe het met je gaat. En als het laat is, ga je ook niemand meer opbellen. Dat wil zeggen, één adresje heb ik dan nog. Nu ja, bij wijze van spreken dan… Ik kan mijn handen nog vouwen en bidden.

Nu zul je zeggen: ‘Maar God zegt toch ook niet terug?’ Dat klopt. Hoewel….soms lees ik in mijn bijbel iets dat werkelijk een antwoord is. Soms gebeurt het een of ander waarvan ik denk: dat is niet toevallig – dat is een knipoog van God! Maar je hebt gelijk: met God kan ik niet praten zoals ik vroeger al-tijd praten kon met ma, op de gekste momenten van de dag. En toch – zelfs als je niemand en niets meer hebt, blijft de vriendschap met de hemelse Vader. Die neemt niemand je af.’

Een fragment uit: Licht van hogerhand; gedachten, gedichten, gebeden, door André F. Troost, uitgeverij Boekencentrum.

Mijn lieve kinderen,Privacy gewaarborgd

54 5

Hij schenkt thee en zet muziek aan. ‘Ken je dit? ‘Surely, Jesus is coming’, een machtige Engel­stalige compositie van Arie Pronk.’ We bladeren in het boekje ’Een honderdjarige vertelt’, dat hij schreef over de Hervormde dorpskerk in Bergambacht, en kijken naar een foto van een boerentafereel uit vervlogen tijden. ‘Die man met dat juk met melkemmers is mijn vader; daarnaast sta ik, ook met een juk. Mijn broer zit op het paard.’ Links staat zijn zusje. Ze over­leed op 19­jarige leeftijd, na een korte, hevige tbc­aanval. ‘Haar overlijden had een enorme impact op ons gezin.’ Dankzij het werk op de boerderij kwam Arie zon­der al te veel problemen door de Tweede We­reldoorlog. ‘Vader was zo slim om de boerderij op naam van de ‘gebroeders Boer’ te zetten. Zo­doende waren ook mijn broer en ik werkzaam in de voedselvoorziening en hoefden we niet naar Duitsland.’ De eerste decennia van zijn leven kende Arie stil verdriet. ‘Ik had geen vak, geen levenside­aal’. Pas veel later, op z’n 40e, zou hij z’n draai vinden, toen hij het boerenleven kon verruilen voor een baan als boekhouder. Over zijn loopbaan is hij bescheiden. ‘Ik heb niet veel bereikt.’ Des te enthousiaster is hij over de vele taken die hij in zijn lange leven in de kerk en in het verenigingsleven heeft vervuld en waarvoor hij een koninklijke on­derscheiding ontving. Ouderling, kerkvoogd, hulporganist, leider van de zondagsschool, voorzitter van de jongelingsvereniging, later de

mannenvereniging, bestuurslid van de zangver­eniging en het provinciale HGJB­bestuur. ‘Het kerkenwerk heeft me altijd veel blijdschap ge­geven. Het heeft m’n leven verrijkt.’ Al ging het niet altijd over rozen. Hij herinnert zich moei­lijke jaren met grote spanningen in de dorps­kerk, in de jaren zeventig. ‘In die jaren dacht ik erover het bijltje erbij neer te gooien, maar ik werd bepaald bij Jeremia 31 vers 3: ‘Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde. Daarom heb ik u getrokken met goedertierenheid.’ Daar had

ik troost aan.

‘Als ik terugkijk op mijn leven heb ik, ondanks de treurnis in mijn jeugd veel reden tot dankbaarheid.’ Hij vertelt over Corrie, met wie hij op 56e­jarige leeftijd in het huwelijk trad. Samen maakten ze tal van buitenlandse reizen: Engeland, Duitsland, Italië,

Zwitserland, Oostenrijk, Zuid­Afrika… Ze waren meer dan 40 jaar getrouwd. ‘Op haar sterfbed citeerde ze psalm 42. “God des levens, ach wanneer, zal ik naderen voor Uw ogen, in Uw huis Uw naam verhogen”. Ze was er klaar voor om heen te gaan. Bij haar laatste zucht draaide ze haar hoofd om en het was alsof ze stomverwonderd rondkeek…

Hoe lang zal ik nog leven? Er gaat geen dag voorbij of ik denk aan die vraag. Iemand zei eens “Je leeft om te sterven, je sterft om te leven”. Dat is een heel diepe uitspraak. Wie kan dat? Het kan alleen door Gods ontfer­ming.’

Arie Boer grinnikt om de anekdote. De oudste inwoner van Bergambacht is de belangstelling voor zijn persoon wel gewend. In Nederland mogen dan ruim 2000 honderd­plussers wo­nen, zo kras als hij kom je ze zelden tegen. Arie woont zelfstandig en zijn rijbewijs is weer voor een paar jaar verlengd (‘al ga ik niet de grote weg meer op’). Vorig jaar zwom hij nog in de Lek. ‘Maar dat was de laatste keer. Waarom zou je jezelf in gevaar brengen? Bovendien kwam ik met de fiets haast de dijk niet meer op’. Nu gaat hij wekelijks naar het zwembad.

Zijn geheugen gaat terug tot de tijd van de Eer­ste Wereldoorlog. ‘We woonden op de boerde­rij. Vader was gemobiliseerd in Utrecht, in de kazerne, maar kwam in de weekends thuis. Ik zie hem nog in uniform uit de voorkamer ko­men.’

Arie kon goed leren en als het advies van het hoofd der school was gevolgd, dan was hij theo­logie gaan studeren. Maar de dorpsdokter vond dat de jongen, gezien zijn zwakke gezondheid, beter in de buitenlucht zou kunnen zijn. Dus kwam hij op de boerderij te werken. Zeer tegen zijn zin; hij had er geen aanleg voor. Om wat tegemoet te komen aan zijn studiezin, mocht hij van de dominee wekelijks een boek komen lenen in de pastorie. De liefde voor boeken is altijd gebleven.

‘Ondanks de treurnis in mijn jeugd heb ik veel reden tot dankbaarheid’

Hoe lang zal ik nog

leven? Er gaat geen

dag voorbij of ik denk

aan die vraag.

‘Laatst was er een jongetje uit de buurt, die mij weleens wilde zien. Want hij had gehoord dat ik 100 jaar was en hij vond het een attractie om me te ontmoeten. Nadat we hadden kennisgemaakt voer-de hij allerlei dansjes uit. Alsof hij zeggen wilde: ik kan ook wel wat demonstreren…’

Als je ouder wordt, ben je geneigd om terug te kijken naar het verleden. Je kindertijd, of de tijd dat je eigen kinderen klein waren. Wat ging het er levendig aan toe: in je gezin, je werk, tijdens je vakanties... Soms is het nodig om dat verleden te laten rusten. Want als het goed is hebben we een toekomst voor ons. Voor wie zich aan de Here Jezus heeft overgegeven, geldt zelfs: het beste komt nog. De woorden zijn ontleend aan het boekje ‘Stil tot God’, waarin dr. W. Verboom onder andere schrijft over de toekomstverwachting. ‘Ja, Ik kom spoedig. Amen’, zegt Jezus in het laatste bijbelboek. Spoedig? ‘Hij telt anders dan wij tellen’, schrijft Verboom. ‘Duizend jaar geleden is voor Hem om zo te zeggen gisteren en tweeduizend jaar geleden: eergisteren.’ Hij legt de vinger bij het feit dat Jezus nog niet is uitgesproken of Johannes – en in zijn spoor de gemeente van Jezus Christus – antwoordt met: ‘Ja, kom Here Jezus’. ‘Daarin proef je het grote verlangen. Het is het antwoord van de liefde.’In zeventien meditaties belicht Verboom bekende en onbekende bijbelgedeelten uit het Oude en Nieuwe Testament; het zijn bewerkingen van zijn bijdragen aan het EO-radioprogramma ‘De Bijbel Open’. Een bemoedigend boekje.

Stil tot God, dr. W. Verboom. Uitgeverij Boeken centrum,

ISBN 9789023927136, 134 pag. € 7,50

Een paar jaar geleden huurde een aantal christenen uit verschillende kerken een

kraampje op een paranormale beurs. Bezoe-kers aan deze manifestatie kregen tussen het aanbod van handlezers, ‘helderzienden’ en alternatieve genezers, er gratis een bijbel aangeboden. Een gedurfde actie, die je zou kunnen omschrijven als een ‘confrontatie van machten’. Het doet denken aan een gebeuren uit de eerste eeuw, waarin ook sprake is van zo’n confron tatie. In een stad, Samaria, was een tovenaar actief, een zekere Simon. Met zijn duistere praktijken wist hij een menigte men-sen het hoofd op hol te brengen; ze waren ‘bezeten’ door occulte machten. Maar als Filippus in Samaria het evangelie van Jezus Christus verkondigt, en de mensen zich er eensgezind aan houden, raakten ze ervan be-vrijd. Er ontstond spontaan zelfs grote blijd-schap. U kunt het nalezen in Handelingen 8.

Die ‘bezetenheid’ staat minder ver van ons af dan u misschien denkt. Ook al bent u nog nooit op een paranormale beurs geweest en laat u zich niet in met occulte genezers. Wij leven – christelijk gesproken ­ in een ‘bezeten’ wereld. Velen zijn bezeten van geld en goed. Hoge morele waarden worden veracht voor bezit en vermaak. Maar zo heel veel blijdschap levert dat ook niet op. De omzet van rustgevende medicijnen en de wachtlijsten van psychotherapeuten liegen er niet om. Het evangelie verbreekt de ban van bezetenheid en geeft grote vreugde. Het is immers

vol van Christus. Die nam de schuld van mijn leven op zich. Die is een bron van vernieuwende kracht. Ik hoef me in vertrouwen op Hem niet langer te laten neerdrukken door alles wat in mijn leven zo anders had moeten zijn. Dat wanhopige gevoel, dat het toch nooit beter met me wordt, hoeft me niet langer te verstikken. Immers God heeft mij ondanks alles lief om Christus’ wil. Hij is die hemelse vriend, die mij door en door kent en toch van mij houdt. Dat geeft een blijdschap, die zich diep in je leven nestelt. Er zijn donkere en verdrietige dingen genoeg. Het moet

soms door een heel diep dal.Maar ergens onder alle verdriet, schuilt de blij­moedigheid. Ergens in alle duisternis is er licht. Het licht van God, die draagt en leidt en zorgt. Die ons niet begeeft en niet verlaat. Gods liefde is zo onbegrijpe­lijk groot dat Hij zelfs Zijn eigen Zoon niet ge spaard heeft, maar heeft Hem voor ons overgegeven. Nu, dan zal Hij mij ook met Hem wel alle dingen schenken. Paulus zegt het dan kernachtig genoeg: ‘Verdrietig, dat wel, maar toch altijd blij.’

Ds. J. Westland

6 7

Vrijheid, blijheid

Verlangen

Lichtspoor (voorheen ‘Licht in de avond’) verschijnt zes maal per jaar en is een uitgave van de IZB, vereniging voor zending in Nederland.

Redactie: ds. J.H. Gijsbertsen (voorzitter)G. van de Beek (secretariaat)ds. H.G. de Graaffds. J. WestlandK. van Noppen

Redactie-adres: Joh. van Oldenbarneveltlaan 10 3818 HB AmersfoortTelefoon 033­4611949E­mail: [email protected]

Zend ons een engelZend ons een engel

Zend ons een engel

Zend ons een engel

Gebed

Zend ons een engel in de nacht

als alles ons een raadsel is,

als ons de zekerheid en kracht

ontvallen in de duisternis.

Zend ons een engel ieder uur

dat ons ontvoert van U vandaan,

wanneer wij voor de blinde muur

van uw geheime plannen staan.

Zend ons een engel met Uw licht

in onze slaap, de metgezel

die troost brengt in het vergezicht

van God met ons, Immanuel.

Zend ons in hem de zekerheid

dat U ons zelf bezoeken zult

en bij ons wonen in Uw tijd

en leer ons wachten met geduld.