UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN...

88
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 2015 Businessmodelontwikkeling in een zorginnovatieproject: een verkennend onderzoek voor de zorgproeftuin AIPA Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Handelswetenschappen Mattias Gosiau onder leiding van Prof. Johan Verrue

Transcript of UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN...

Page 1: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2014 – 2015

Businessmodelontwikkeling in een zorginnovatieproject:

een verkennend onderzoek voor de zorgproeftuin AIPA

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Handelswetenschappen

Mattias Gosiau

onder leiding van

Prof. Johan Verrue

Page 2: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij
Page 3: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

i

Vertrouwelijkheidsclausule

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd

worden, mits bronvermelding.

Mattias Gosiau

Page 4: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

ii

Voorwoord

Als sluitstuk van mijn opleiding handelswetenschappen liep ik een geïntegreerde stage bij Sebeco in

Gentbrugge, waar ik samen met twee collega-studenten een onderzoek deed rond een nieuwe business

model methodologie in een zorginnovatieproject. Onze stagementor engageerde zich samen met

enkele andere organisaties om tijdens een drie jaar durende subsidieperiode de organisatie van de

zorgproeftuin AIPA op zich te nemen. AIPA is een recent project waarbij organisaties uit

verschillende sectoren, samen met de academische wereld en de eindgebruiker, innovaties in de

ouderenzorg willen bewerkstelligen.

In het midden van dit project hebben we gedurende vijftien weken een kwalitatief, verkennend

onderzoek gevoerd om inzichten te verwerven rond het business model van de zorgproeftuin. De

nieuwe BM-SEO (Business Model – Scan Evaluate Optimize) methodiek laat toe om op strategisch

niveau de cruciale bouwstenen en relaties van een business model in kaart te brengen. Aan de hand

van interviews, observaties en grondig deskresearch werd informatie verzameld om tot de juiste

inzichten te komen. Zo kwamen we ook tot een evaluatie en optimalisatie van het business model.

Daarnaast werden zowel enkele aanbevelingen geformuleerd voor de methodologie als voor de

toekomst van de zorgproeftuin. We hopen met deze studie bij te dragen aan de constructvaliditeit van

deze nieuwe methodiek en een aanzet te geven voor verder onderzoek. De synthese van deze

stageperiode en dit onderzoek is deze masterproef.

Om deze masterscriptie tot een goed einde te brengen, kon ik rekenen op de steun en medewerking

van een aantal mensen. In de eerste plaats bedank ik mijn vader, moeder en vriendin om, naast morele

steun, als klankbord te fungeren en teksten te reviseren doorheen deze periode. Ook mijn twee collega-

studenten, Jonas Heirman en Pieter-Jan Dumolein, wil ik bedanken. Samen konden we vaak van

gedachten wisselen en vormden we een complementair team. Ik bedank ook graag alle respondenten

en gesprekspartners bedanken voor hun bereidwillige medewerking. Daarnaast ben ik mijn promotor,

professor Johan Verrue en zijn assistenten, Hanne Boelaert en Laurens Vandeweghe, dankbaar voor de

nuttige tips rond het onderzoek en het hanteren van de methodologie. Tenslotte wil ik mijn

stagementor Ingrid Walry, CEO van Sebeco, speciaal bedanken om mij de kans te bieden om mee te

werken aan een interessant project in een stimulerende omgeving, om inhoudelijke inzichten en advies

rond het onderzoek aan te leveren en mij daarnaast ook veel bij te leren op professioneel gebied.

Page 5: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

iii

Inhoudstabel

Inhoud

Voorwoord .............................................................................................................................................. ii

Inhoudstabel ........................................................................................................................................... iii

1 Inleiding........................................................................................................................................... 1

2 Businessmodellen ............................................................................................................................ 2

2.1 Oorsprong ................................................................................................................................ 2

2.2 Definitie ................................................................................................................................... 2

2.3 Gerelateerde begrippen BM .................................................................................................... 4

2.3.1 Strategy vs BM ................................................................................................................ 4

2.3.2 Value chain vs BM .......................................................................................................... 5

2.3.3 Eco systemen vs BM ....................................................................................................... 6

2.3.4 BM innovatie vs BM ....................................................................................................... 8

2.4 BM - Componenten ............................................................................................................... 10

2.4.1 Activity system perspective ........................................................................................... 10

2.4.2 Key activities ................................................................................................................. 11

2.4.3 Key resources ................................................................................................................ 11

2.4.4 Value ............................................................................................................................. 12

2.4.5 BM - SEO ...................................................................................................................... 13

3 Living labs ..................................................................................................................................... 15

4 Methodologie ................................................................................................................................. 17

4.1 Case Study Research ............................................................................................................. 17

4.2 Onderzoeksvragen, -doel en probleemstelling ...................................................................... 19

4.3 Casebeschrijving zorgproeftuin AIPA .................................................................................. 22

4.4 Onderzoeksopzet ................................................................................................................... 26

4.4.1 Inleiding ......................................................................................................................... 26

4.4.2 Selectie case .................................................................................................................. 26

Page 6: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

iv

4.4.3 Methodologie ................................................................................................................. 26

4.4.4 Datacollectie .................................................................................................................. 27

4.4.5 Data analyse .................................................................................................................. 28

4.5 Validiteit en betrouwbaarheid ............................................................................................... 30

4.6 Beperkingen van het onderzoek ............................................................................................ 32

5 Resultaten ...................................................................................................................................... 34

5.1 Segmentatie ........................................................................................................................... 34

5.2 BM-SEO: huidig businessmodel van AIPA .......................................................................... 36

5.2.1 Businessmodel ‘Scan’ ................................................................................................... 36

5.3 BM-SEO: Evaluatie & Optimalisatie BM ............................................................................. 51

5.4 BM-SEO: kritische reflectie .................................................................................................. 62

5.5 Duurzame scenario’s ............................................................................................................. 64

6 Discussie ........................................................................................................................................ 67

7 Conclusie ....................................................................................................................................... 68

8 Woordenlijst .................................................................................................................................. 70

9 Bibliografie .................................................................................................................................... 71

10 Bijlage ....................................................................................................................................... 75

10.1 Adaptatie planevaluatie KIO ................................................................................................. 75

10.2 Dataverzameling interviews .................................................................................................. 77

10.3 Datamatrix interne documenten ............................................................................................ 79

Page 7: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

v

Lijst met afkortingen

AIPA Aging In Place Aalst

BM Businessmodel

BM-SEO Businessmodel Scan – Evaluate – Optimize

DIOTTO Democratisering van Internet-Of-Things in de ThuisOmgeving van senioren

IWT agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie

IP Intellectual property

KMO Kleine en Middelgrote Ondernemingen

LIATO Lage Impact Assistieve Technologie bij Ouderen

Pro Domo Proef-, Doorgroei- en Demowoning

PrOF+ Patient Room Of the Future

SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

WZC Woonzorgcentra

USP Unique Selling Proposition

ZIC vzw Zorginnovatiecluster

Page 8: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

vi

Lijst van tabellen en figuren

Figuur 2.1 Value chain van Porter ........................................................................................................................... 6

2.2 Data model framework BM-SEO ..................................................................................................................... 13

Figuur 3.1 Quadruple helix model ......................................................................................................................... 15

Figuur 4.1: Schematische voorstelling structuur Zorginnovatieruimte Vlaanderen .............................................. 23

Figuur 4.2 Foto huidige opbouw AIPA ................................................................................................................... 23

4.3 Gebruikte nodes in Nvivo ................................................................................................................................ 29

Figuur 5.1: Samenstelling van het panel ............................................................................................................... 35

Figuur 5.2: Ouderenprofielen ................................................................................................................................ 35

Figuur 5.3: Businessmodel bouwstenen ................................................................................................................ 37

Figuur 5.4: Activiteitenclusters en hun samenhang .............................................................................................. 38

Figuur 5.5: Algemeen platformmanagement ........................................................................................................ 39

Figuur 5.6: Panelmanagement .............................................................................................................................. 41

Figuur 5.7: Services................................................................................................................................................ 44

Figuur 5.8: Communicatie ..................................................................................................................................... 47

Figuur 5.9: Aanzet key activity kennisopbouw ...................................................................................................... 53

Figuur 5.10: Organisatiestructuur in huidig businessmodel Bron: Eigen ontwerp gebaseerd op observaties en

interviews .............................................................................................................................................................. 55

Figuur 5.11: invulling organisatiestructuur obv Mintzberg ................................................................................... 56

5.12 Aanzet tot aanbodbepaling op innovatietraject ........................................................................................... 59

5.13 Voorstelling netwerkmodel ........................................................................................................................... 65

Page 9: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

vii

Abstract

Uit de literatuur blijkt dat het activiteitensysteem perspectief zich best leent om de interdepenties bloot

te leggen. Via een kwalitatieve dieptestudie wordt de constructvaliditeit van de Business Model – Scan

Evaluate - Optimize methodiek getest in een specifieke case. De zorgproeftuin AIPA (Ageing In Place

Aalst) is een ecosysteem waarin spelers uit verschillende sectoren bekijken hoe ze kunnen bijdragen

aan innovatie in de zorgsector. We steunen op het activiteitensysteem uit de business model literatuur

om de zorgproeftuin op strategisch niveau te bestuderen. De algemene conclusie is dat de methodiek

toepasbaar is, maar dat rekening moet gehouden worden met enkele beperkingen en contextspecifieke

factoren.

De methodologie leidt tot een diepgaand inzicht, maar is een momentopname. Met deze methodologie

kunnen ook complexe organisaties zoals de zorgproeftuin in kaart gebracht worden. Rond de

verschillende bouwstenen worden enkele aanbevelingen geformuleerd. Het gaat in de case ook vooral

om ‘intangible assets’ aangezien het gaat om een organisatie uit de zogenaamde ‘knowledge-based

economy’. De informatie uit het proeftuinpanel is de voornaamste resource. Andere resources worden

aangeleverd door partners uit het ecosysteem en zijn bijgevolg niet verzekerd. Het subsidieproject kent

een duurtijd van drie jaar waardoor het partnerschap eindig kan zijn. Op basis van verschillende

bronnen en met behulp van de BM-SEO methodiek werd een scan gemaakt van het huidige business

model, een evaluatie doorgevoerd en op basis daarvan enkele aanbevelingen ter optimalisatie

geformuleerd.

Kernwoorden: businessmodel, activiteitensysteem, participanten, middelen, waarde

Page 10: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

1

1 Inleiding

De zorgproeftuin AIPA, één van zes Vlaamse proeftuinen, heeft de ambitie om naar een duurzaam model

te evalueren. Momenteel worden de zorgproeftuinen financieel ondersteund door middel van subsidies.

De stad Aalst wil zich profileren als een stad ‘met zicht op zorg’. In die context werd de stad

hoofdaanvrager van het dossier. Met de zorgproeftuin proberen zij een attractiepool te vormen in de regio

Aalst om lokaal de ‘zorgeconomie’ te doen opleven.

Samen met twee collega-studenten werd een kwalitatief onderzoek gevoerd om het businessmodel van de

zorgproeftuin te scannen, te evalueren en te optimaliseren, naar de methodologie van de BM-SEO. Door

een dieptestudie van deze rijke case hopen we tot waardevolle inzichten en toevoegingen te komen. Er

werd gewerkt met semi-gestructureerde vragenlijsten om via interviews informatie te verzamelen bij

enkele van de betrokken participanten. Daarnaast werd uitgebreide deskresearch afgewisseld met enkele

observatiemomenten en telefoongesprekken om tot een volledig beeld te komen. Parallel aan dit

onderzoek werd een literatuurstudie gevoerd om belangrijke concepten theoretisch te onderbouwen en om

de inzichten uit de case study te kunnen aftoetsen aan de literatuur.

Ter ondersteuning van de huidige werking wordt het huidige businessmodel van de proeftuin in kaart

gebracht, wordt het model geëvalueerd en worden aanbevelingen geformuleerd ter optimalisatie. Het

onderzoek biedt eveneens de mogelijkheid om de Businessmodel – Scan Evaluate Optimize methodiek

(BM-SEO) te testen in een nieuwe case met een specifieke context. Deze methodiek is gebaseerd op het

activiteitensysteem perspectief uit de businessmodel literatuur. Op die manier kan de constructvaliditeit

van deze methodiek worden gecontroleerd.

Ten slotte worden enkele scenario's naar voren geschoven uit een synthese van de verzamelde inzichten,

om een aanzet te geven hierover dieper na te gaan denken.

Met dit werk hopen we een toegevoegde waarde te leveren aan de huidige werking van de zorgproeftuin

AIPA en een eerste aanzet te geven richting een duurzaam model.

Page 11: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

2

2 Businessmodellen

In deze literatuurstudie worden enkele theoretische constructen toegelicht om het resultatengedeelte te

onderbouwen. Eerst volgt een toelichting rond de oorsprong, de definitie en het onderscheid van

aanverwante begrippen van businessmodels. Daarna wordt dieper ingegaan op het activiteitensysteem

perspectief van businessmodels. Tenslotte worden enkele case gerelateerde begrippen besproken.

2.1 Oorsprong

De aandacht voor businessmodels nam pas explosief toe in het midden van de jaren negentig, hoewel het

concept theoretisch ontstond bij de eerste ruilhandelactiviteiten (Teece, 2010). Drijvende factoren voor

die plotse interesse bij het grote publiek waren onder meer: de snelle opkomst van het commerciële

Internet, de opkomende kenniseconomie, de toename van outsourcing en offshoring van

bedrijfsactiviteiten en de herstructurering van de financiële dienstensector.

In hun meta-analyse van de wetenschappelijke literatuur rond het businessmodel construct vonden Zott,

Amit & Massa (2011) dat de term voornamelijk gebruikt wordt om inzicht te verschaffen in drie

verschillende ‘fenomenen’. Deze drie onderzoeksgebieden zijn: ‘e-business’ en het gebruik van

informatietechnologie in organisaties; strategische zaken zoals waardecreatie, competitief voordeel en

prestaties van de organisatie; en innovatie en technologiemanagement.

De drie concepten rond businessmodels verdienen volgens de auteurs meer aandacht en worden als volgt

gedefinieerd: “e-businessmodel archetypes, businessmodel as activity system and businessmodel as

cost/revenue architecture” (Amit, Massa, & Zott, The Business Model: Recent Developments and Future

Research, 2011). In dit onderzoek wordt het businessmodel als activiteitensysteem gehanteerd.

Gezien het concept vrij recent is en de toepassingen divers, wordt de term businessmodels vaak verward

met andere begrippen. Bovendien is het niet vanzelfsprekend om een allesomvattende definitie te

formuleren.

2.2 Definitie

“No generally accepted definition of the term ‘‘businessmodel’’ has emerged” (Morris, Schindehutte, &

Allen, 2005). Door de jonge leeftijd van het construct en de wijdverspreide toepassing ervan, wordt een

sluitende definiëring bemoeilijkt. Ook Amit, et al., (2011) stellen dat het businessmodel een nieuwe

analyse-eenheid vormt, die duidelijk verschillend is van het product, het bedrijf, de industrie of het

netwerk.

Page 12: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

3

Het gevolg van het gebrek aan consensus is een brede waaier aan perspectieven en mogelijke

interpretaties, want bestaande definities overlappen vaak slechts gedeeltelijk (Zott, Amit et al., 2011).

Hieronder worden enkele definities en opvattingen uit de literatuur kort beschreven.

Teece (2010) stelt dat een businessmodel de waardepropositie van de onderneming tracht te schetsen. Hij

plaatst het businessmodel tussen de ‘input resources’ en de ‘market outcomes’ van een bedrijf, waardoor

het voor hem niets minder, maar ook niets meer voorstelt dan de organisatorische en financiële

architectuur van de organisatie. Het gaat om de structuur van de onderneming, met de opbrengsten- en

kostenstromen afkomstig van en vertrekkend naar de klanten en leveranciers. (Teece, 2010)

De auteur stelt dat er wel degelijk overeenstemming is omtrent een eenduidige definitie. Deze stelling

wordt bevestigd door Baden-Fuller & Mangematin (2013). Dwars daartegenover staat de versie van Zott,

Amit en Massa (2011) die stellen dat er nog veel verschillende opvattingen zijn omtrent

businessmodellen, met evenveel definities. Voor deze onderzoekers bevindt het businessmodel zich

conceptueel tussen het bedrijf en het netwerk. Het businessmodel is dan geconcentreerd rond de ‘focal

firm’, maar de grenzen zijn wijder gedefinieerd dan die van het bedrijf.

Amit & Zott (2001, p. 511) definiëren het businessmodel “as depicting the content, structure, and

governance of transactions designed so as to create value through the exploitation of business

opportunities.” Deze transacties verbinden activiteiten en de auteurs conceptualiseren in hun verdere

research het businessmodel “as a system of interdependent activities that transcends the focal firm and

span its boundaries” (Amit & Zott, Business Model Design: An Activity System Perspective, 2010, p.

216). Activiteiten staan centraal in de benadering van de auteurs om zowel waarde te creëren als waarde

te vergaren. Er wordt onderzocht welke activiteiten geselecteerd worden (content), hoe deze aan elkaar

gelinkt zijn (structure) en wie ze uitvoert (governance).

Het belangrijkste doel van een businessmodel volgens de auteurs is om business opportuniteiten te grijpen

en waarde te creëren voor alle betrokken partijen. De totale waarde gecreëerd door activiteiten wordt

beschouwd als de bovengrens voor het value capture potentieel van de focal firm. Het revenue model, d.i.

“the specific modes in which a businessmodel enables revenue generation” bepaalt echter het deel van de

waarde dat de onderneming zich effectief toe-eigent (Amit & Zott, Business Model Design: An Activity

System Perspective, 2010, p. 218)

Bij Casadesus-Masenell & Ricart (2010) is strategie de invalshoek bij het bestuderen van

businessmodellen. Bij Chesbrough & Rosenbloom (2002) daarentegen baseert men zich op het technische

aspect bij het opzetten van een definitie voor businessmodellen. Ook Chesbrough (2010) duidt op een

aantal functies die het businessmodel moet vervullen zoals een revenue mechanisme, de value proposition

en een value chain structuur.

Page 13: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

4

Baden-Fuller & Mangematin (2013) tot slot hebben het over een aanpasbaar instrument dat kan worden

gebruikt om de wereld en z'n business beter te begrijpen (Baden-Fuller & Mangematin, 2013). Zij zien

het businessmodel als een cognitief instrument dat inzicht geeft in causale verbanden tussen traditionele

elementen in en rond de onderneming. De auteurs stellen voor om het businessmodel meer algemeen te

bekijken met manipuleerbare configuraties in 4 dimensies: customer sensing, customer engagement,

monetization en value chain and linkages.

We kunnen besluiten dat het businessmodel nood heeft aan een gemeenschappelijk aanvaarde

conceptualisatie, de verwarring rond de definitie is immers een hindernis voor de cumulatieve

onderzoeksvoortgang rond businessmodellen (Amit, Massa, & Zott, The Business Model: Recent

Developments and Future Research, 2011). Een diepere kennis van wat businessmodels zijn en tot welke

inzichten ze leiden kan het vakgebied vooruit helpen.

Uiteraard zijn er ook enkele overeenkomstige thema’s doorheen de literatuur. Het concept waarde komt

vaak terug in de literatuur rond businessmodellen met een tweezijdige focus op zowel value creation als

value capture (Amit, Massa, & Zott, The Business Model: Recent Developments and Future Research,

2011). De review van Zott, Amit & Massa (2011) vermeldt nog enkele andere corresponderende thema’s.

Ten eerste is een businessmodel een nieuwe tool voor analyse, gecentreerd rond de focal firm met bredere

grenzen dan de onderneming zelf.

Ten tweede is een systematische en holistische aanpak een belangrijk ingrediënt in een businessmodel om

te verklaren hoe ondernemingen zakendoen. De activiteiten van de focal firm en zijn stakeholders (vb.

partners, klanten en leveranciers) zijn dan ook een belangrijk onderdeel in de conceptualisatie. De

literatuur over businessmodellen ondersteunt grotendeels dit activity system perspective (Amit & Zott,

Business Model Design: An Activity System Perspective, 2010). In sectie 2.4.1 wordt dit perspectief

verder toegelicht.

Er is min of meer consensus rond het feit dat ‘businessmodels’ een verklaring proberen te vinden voor

hoe waarde precies wordt gecreëerd, alsook hoe die waarde wordt ‘gecapteerd’. De ‘customer value

proposition’ is een voorbeeld van een terugkerende term in de verschillende gehanteerde definities.

2.3 Gerelateerde begrippen BM

2.3.1 Strategy vs BM

Het concept businessmodels wordt vaak verwisseld met de term strategie. Magretta (2002) stelt een

businessmodel eenvoudig voor als een verhaal over hoe een onderneming werkt. Het model moet een

Page 14: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

5

aantal vragen beantwoorden zoals wie de klanten zijn en wat ze willen, maar ook hoe een bedrijf waarde

kan creëren, leveren en verzilveren. Businessmodels describe, as a system, how the pieces of a business fit

together (Magretta, 2002, p. 91) Een voorbeeld van iets waar businessmodels geen rekening mee houden,

is concurrentie. Dat is volgens haar de taak van strategie.

Hamel (2000) stelt dan weer dat businessmodels niet rond concurrentie heen kunnen. De keuze voor een

bepaald businessmodel heeft invloed op de manier van concurreren. Hij wijst hierbij op de interactie

tussen ondernemingen en het feit dat ze zich in constante competitie met elkaar bevinden (Hamel, 2000).

Volgens de auteur zijn een businessmodel en strategie zeker niet hetzelfde. Deze stelling vindt bijval in

het onderzoek van Casadesus-Masanell & Ricart (2010, p. 195), die het businessmodel omschrijft als "een

reflectie van de onderneming ’s gerealiseerde strategie.”.

De twee begrippen vertonen conceptueel enkele verschillen en gemeenschappelijkheden. Eens een

businessmodel geïmplementeerd wordt, maakt het onderdeel uit van de strategie, meer bepaald hoe die

strategie vorm krijgt. Porter (1996 ) beschrijft het als volgt: Kiezen voor een bepaalde strategie betekent

dat je anders wil zijn dan de rest. Het gaat om een vrijwillige keuze voor een ander arsenaal aan

activiteiten om tot een unieke waardepropositie te komen.

Het vrijwillig en bewust kiezen voor een bepaalde manier om te concurreren wijst op het feit dat het

activiteitensysteem een weerspiegeling is van de strategie van een bepaalde organisatie. “Strategy proper

is not the activity system - that is the businessmodel - but the creation of that system. Consistent with this

notion, strategy refers, in our development, to the contingent plan as to what businessmodel to use.

Strategy is a high-order choice that has profound implications on competitive outcomes. Choosing a

particular businessmodel means choosing a particular way to compete, a particular logic of the firm, a

particular way to operate and to create value for the firm’s stakeholders.” (Casadesus- Masanell &

Ricart, 2010)

2.3.2 Value chain vs BM

Businessmodellen en value chains hebben beide de bedoeling om de waardecreatie te expliciteren. Het

activiteitensysteem perspectief uit de businessmodel literatuur en het value chain model proberen beide

deze waardecreatie te verklaren door een aaneenschakeling van activiteiten. “An important concept that

highlights the role of information technology in competition is the “value chain”. This concept divides a

company’s activities into the technologically en economically distinct activities it performs to do

business. We call these “value activities" (Porter & Millar, 1985).

Page 15: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

6

Figuur 2.1 Value chain van Porter

Het ‘value chain model’ benadrukt het belang van IT, omdat elke activiteit zowel informatie gebruikt als

creëert. Er wordt een opsplitsing gemaakt tussen technologische en economische activiteiten om waarde

te creëren. Daarnaast worden ook primaire (fysieke) en secundaire (ondersteunende) activiteiten

gedefinieerd. Deze activiteiten moeten gelinkt worden, waardoor coördinatie noodzakelijk is. In dit model

wordt niet benadrukt hoe waarde wordt gecreëerd en voor wie, de onderlinge relaties worden zo niet

blootgelegd. Bij het activiteitensysteem uit de businessmodel literatuur wordt een holistische kijk

benadrukt, er wordt ook rekening gehouden met de activiteiten van andere participanten uit het

businessmodel en hoe men gezamenlijk waarde toevoegt. Bij het value chain model gaat het om

consecutieve output die opnieuw input wordt voor organisaties verder in het “value system”. Daarbij

wordt wel rekening gehouden met de interdependenties tussen de eigen value chain en die van

leveranciers of die van de kanalen die gebruikt worden.

2.3.3 Eco systemen vs BM

Diensten en producten worden steeds ingewikkelder. Ook de snelheid waarmee de business evolueert ligt

steeds hoger. Vandaar dat het aantal ondernemingen dat zich gaat verenigen om samen te werken binnen

een ecosysteem toeneemt (De Meyer & Williamson, 2012). Een ecosysteem kan opgezet worden door een

bepaald aantal partners samen te brengen die hun competenties inbrengen om gemeenschappelijke doelen

te bereiken. Hierbij worden de kosten en de risico's gespreid over alle betrokken partners (Adner, Match

Your Innovation Strategy to Your Innovation Ecosystem, 2006). Het kan gaan om een samenwerking

binnen eenzelfde sector of over de grenzen van sectoren heen (Clerix, Leten, Roijakkers, Vanhaverbeke,

& Van Helleputte, 2013).

Page 16: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

7

Het project bestaat uit een multidisciplinair partnerschap op platformniveau, waarbij expertise uit

verschillende sectoren samengebracht wordt. Hierbij ontstaat vaak een opdeling tussen de kernpartners en

netwerkpartners die zich meer in de periferie bevinden. Hierdoor rijzen vragen rond het bestuursmodel of

‘governance’. “A common assumption is that since networks are collaborative arrangements,

governance, which implies hierarchy and control, is inappropriate” (Provan & Kenis, 2007, p. 230).

Hiertegenover stellen De Meyer & Williamson (2012) dat “Some ecosystems evolve through serendipity

and self-organization. However, a “lead firm” can catalyze the emergence and subsequent development

of an ecosystem. This lead firm is defined by how it uses smart power to play an active role in stimulating

and shaping the business ecosystem around it, rather than because it is the largest or most resource-rich

participant” (De Meyer & Williamson, 2012, p. 25). Mits goeie afspraken kan een bestuursmodel

overbodig worden, ook bepaalde resources kunnen aangewend worden, zonder ze zelf te verwerven.

“Second, complementary assets can be left in the hands of ecosystempartners provided that the lead firm

acts as more than a pure orchestrator and itself contributes one or more assets that are necessary to deliver

value. “

Een ecosysteem is vaak op die manier opgebouwd dat er een onderneming is die de rol van "orchestrator"

op zich neemt. Deze wordt beschouwd als de trekker van de groep, hij moet het succes van het

partnerschap verzekeren (Clerix, Leten, Roijakkers, Vanhaverbeke, & Van Helleputte, 2013). Voor die

rol als trekker zijn er twee mogelijkheden: ofwel is de orchestrator de onderneming die de leidersrol

opneemt en zich profileert als motor van het ecosysteem. Dit doet hij voornamelijk door alle data te

beschermen via Intellectual Property. Een andere mogelijkheid die Clerix, et al. (2013) beschrijven is een

consortium, waarin de rolverdeling minder duidelijk is en waarin de rol van de leidende organisatie eerder

passief is. Binnen een consortium zorgt sociale controle voor een goede onderlinge samenwerking en

bescherming van de informatie.

De redenen waarom ecosystemen worden opgericht zijn divers. Een eerste motivatie is de groeiende druk

om te innoveren en de daarbij komende kosten die deze vaak complexe innovaties met zich meebrengen.

(Adner & Kapoor, How the structure of technological interdependence affects firm performancein new

technology generations, 2010) Een volgende reden voor het oprichten van partnerschappen is de

vaststelling dat bedrijven niet over alle kennis kunnen beschikken, waardoor ze die zouden moeten

binnenhalen. Een alternatief om kennis binnen te halen is zich aansluiten bij een platform om op die

manier toegang te krijgen tot kennis in ruil voor het inbrengen van eigen ervaring. Een derde driver is de

steeds groter wordende onzekerheid waar ondernemingen mee te maken krijgen. Binnen een ecosysteem

wordt die onzekerheid verdeeld onder de partners, waardoor een vorm van samenhorigheid groeit. Een

laatste drijfveer is de technologische ondersteuning die dermate verbeterd is, dat het zeer eenvoudig is

geworden om met elkaar in interactie te gaan en kennis op een eenvoudige manier te verzamelen en op te

slaan. (De Meyer & Williamson, 2012)

Page 17: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

8

Een ecosysteem heeft voor- en nadelen. Deze worden hieronder opgesomd vanuit het standpunt van de

lead firm, maar eigenlijk gelden alle voor- en nadelen ook voor de partners: (De Meyer & Williamson,

2012)

Voordelen

De lead firm verzamelt verschillende capabilities rondom zich die hem kunnen versterken in z'n

activiteiten. Hij heeft toegang tot een grote bron aan kennis.

Extra waarde kan gecreëerd worden met dezelfde eigen resources.

De lead firm kan zichzelf constant heruitvinden en kan inspelen op de snel veranderende vraag

van de consumenten.

Als de partners complementair zijn, is de kans op synergieën groter en kan er een

sneeuwbaleffect gecreëerd worden.

Ecosystemen bevorderden open innovatie, waarin partners hun eigen ideeën kunnen

samenvoegen met externe ideeën van partners om tot innovatieve oplossingen te komen.

Nadelen:

Kan de lead firm tegelijkertijd waarde creëren en capteren?

De lead firm neemt het risico dat de partners met alle kennis gaan lopen.

Een partnerschap heeft als kenmerk dat er weinig hiërarchie is, maar hoe lang dergelijke structuur

gehandhaafd worden?

Het partnerschap moet in theorie bestaan uit complementaire bedrijven. Als dit niet het geval is,

dan kunnen de partners elkaar eerder blokkeren dan elkaar versterken.

De conclusie is dat een ecosysteem een goede manier is voor een onderneming om toegang te krijgen tot

informatie en competenties om de steeds groter wordende economische uitdagingen te kunnen aangaan.

Het bevordert innovatie, creëert waarde en heeft tevens een positieve impact op efficiëntie (van der

Borgh, Cloodt, & Romme, 2012). Aangezien het partnerschap in een ecosysteem niet bindend is, moet er

constant nagedacht worden over het evenwicht tussen de kern en meer perifere netwerkpartners, alsook

over het bestuursmodel van het platform. Dit is een belangrijke denkpiste aangezien innovaties gebaat

zijn bij een soepele structuur van het samenwerkingsverband (Provan & Kenis, 2007).

2.3.4 BM innovatie vs BM

“Businessmodel design is a key decision for an entrepreneur who creates a new firm – and a crucial –

perhaps more difficult – task for general managers who are charged with rethinking their old model to

make their firm fit for the future” (Amit & Zott, Business Model Design: An Activity System Perspective,

Page 18: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

9

2010, p. 217). Dit citaat benadrukt de belangrijke rol die businessmodellen vertolken in het bedrijfsleven,

zowel bij start-ups als bij gevestigde organisaties.

In de literatuur is er overeenstemming over het feit dat technologische innovatie en innovatie van het

businessmodel hand in hand gaan. Amit & Zott (2010) halen in deze context het voorbeeld van Apple

aan, een organisatie die productinnovatie koppelt aan innovatie van het businessmodel. Zott, Amit &

Massa (2011) bevestigen later nogmaals hun eigen stelling door te zeggen dat er een positief verband is

tussen enerzijds "novelty" en de mate waarin het businessmodel wordt aangepast aan die nieuwe

producten, en anderzijds de performance van de onderneming. Hoe beter het businessmodel dus wordt

aangepast, hoe beter de performance van het bedrijf zal zijn (Amit, Massa, & Zott, The Business Model:

Recent Developments and Future Research, 2011).

Verder merken we zoals hierboven (supra.) reeds aangehaald een consistentie onder de verschillende

auteurs betreffende de stelling dat innovatie in het businessmodel kan leiden tot een competitief voordeel

als het in eerste instantie moeilijk te kopiëren is door nieuwe toetreders of concurrenten (Teece, 2010).

Dit betekent dat het voor bedrijven een goede zaak kan zijn als ze hun businessmodel zo weten te

ontwikkelen dat ze de consument op een nieuwe manier kunnen bereiken die bovendien beter is dan de

manier waarop de concurrentie de consument bereikt. Daarom stelt Teece (2010) ook dat het belangrijk is

dat het bedrijf er een makkelijk aanpasbaar businessmodel op nahoudt zodat het kan inspelen op

mogelijke veranderingen binnen de sector. Volgens de auteur zijn er verschillende sectoren die elk om

een aangepast businessmodel vragen. Het bewijs dat businessmodellen veranderlijk zijn, en dus ook

kunnen verdwijnen, vinden we terug in het voorbeeld van de financiële crisis in Amerika (Teece, 2010).

Een businessmodel dat reeds 20 jaar werd gebruikt door alle banken, bleek ineens niet goed meer te zijn,

met de gekende gevolgen. Ook Zott, Amit & Massa (2011) wijzen op de drie verschillende sectoren en

hun verschillende businessmodellen, met name industry models, revenue models en enterprise models

(Amit, Massa, & Zott, The Business Model: Recent Developments and Future Research, 2011). Verder

mag een businessplan van een onderneming niet worden verward met het strategisch plan van een

onderneming. Een business strategie is een belangrijke vereiste om een businessmodel op te zetten. Een

businessmodel is dus ruimer dan de business strategie waarin men concreter de lijnen en acties gaat

uitzetten (Teece, 2010).

Tot slot wordt in de literatuur volgens Baden-Fuller & Mangematin (2013) vaker de link gezocht tussen

de keuze van een businessmodel en competitief voordeel. Innovatie in het businessmodel wordt

geassocieerd met vooruitgang.

Page 19: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

10

2.4 BM - Componenten

De componenten van een businessmodel worden in deze thesis gedefinieerd vanuit het activity system

perspectief en de methodologie van de BM-SEO. De focus ligt op de activiteiten in het businessmodel

van de focal firm, uitgevoerd zowel door de onderneming zelf, als door andere partijen zoals leveranciers

en klanten (Amit & Zott, Business Model Design: An Activity System Perspective, 2010). Die

activiteiten ontstaan door de aanwending van resources van een partij in het businessmodel. De

onderneming is met een centrale rol in het systeem in staat om samen met zijn partners waarde te creëren

en een deel van de waarde zelf te verwerven. Het activiteitensysteem perspectief benadrukt een

holistische aanpak in een groter systeem.

“By contrast, much of the recent strategy literature acknowledges firms’ differential resource

endowments and heterogeneity in the way these are deployed in activities. An activity system perspective

on businessmodels encourages the incorporation of those ideas, and thus promotes a synthesis of

theoretical perspectives.” ( (Amit & Zott, Business Model Design: An Activity System Perspective,

2010)

Het doel is om managers en andere onderzoekers te voorzien van een conceptuele toolkit en framework

voor businessmodel design. De auteurs maken gebruik van design elements en design themes (Amit &

Zott, Business Model Design: An Activity System Perspective, 2010).

2.4.1 Activity system perspective

Amit en Zott (2010) conceptualiseren het businessmodel in het activiteitensysteem perspectief als “A

system of interdependent activities that transcends the focal firm and spans its boundaries. The activity

system enables the firm, in concert with its partners, to create value and also to appropriate a share of

that value” (Amit & Zott, Business Model Design: An Activity System Perspective, 2010). In dit

perspectief is het businessmodel een voorstelling van het activiteitensysteem van de focal firm en haar

partners. Hierbij wordt speciale aandacht besteed aan de ‘interdependenties’ tussen de participanten en

hoe deze activiteiten aan elkaar gekoppeld worden.

Het activity system leidt tot concrete inzichten rond de waardecreatie en de relaties tussen verschillende

participanten. Zott & Amit (2010) onderscheiden 3 design elements in het activity system: content,

structure en governance. Bij design elements gaat het over de inhoud van de activiteiten (content), hoe

deze aan elkaar gelinkt worden (structure) en wie de activiteiten uitvoert (governance).

Daarnaast definiëren ze op basis van een steekproef van 150 bedrijven vier design themes die mogelijke

‘value drivers’ zijn: ‘novelty’, ‘lock-in’, ‘complementarities’ en ‘efficiency’. Novelty verwijst naar de

mate waarin nieuwe inhoud, structuur of governance kan opgenomen worden in de onderneming. Lock-in

Page 20: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

11

heeft als doel om bepaalde activiteiten in te bouwen die de ‘businessmodel stakeholders’ vasthouden.

Complementarities impliceert dat het bundelen van activiteiten extra waarde creëert en efficiency

verwijst naar efficiëntiewinst door het reduceren van transactiekosten (Amit & Zott, Business Model

Design: An Activity System Perspective, 2010).

Het ontwerp van het businessmodel is een sleutelbeslissing voor een ondernemer die een nieuwe

onderneming opricht, of die z'n structuur wil veranderen om zo in te spelen op de veranderende

omgeving. (Amit & Zott, Business Model Design: An Activity System Perspective, 2010) Het is om deze

reden dat Amit en Zott een "conceptual toolkit" hebben ontworpen. De toolkit van Amit en Zott is

gebaseerd op drie vaststellingen:

Managers moeten een taal hebben om hun businessmodel te beschrijven.

Het ontwerpen en herontwerpen van het businessmodel moet een sleuteltaak worden voor het

management.

Het belang van "system level design" moet geaccentueerd worden.

2.4.2 Key activities

De activiteiten die de ‘focal firm’ uitvoert in samenwerking met haar partners, zijn een belangrijke factor

in de verschillende ontwikkelde concepten rond het businessmodel en hoe die invulling krijgen (Amit,

Massa, & Zott, The Business Model: Recent Developments and Future Research, 2011).

Vanuit de strategie van een organisatie worden keuzes gemaakt om de richting en inhoud van de

activiteiten te bepalen. Deze keuzes leiden tot een verschillende interpretatie van het businessmodel, en

impliceren bijgevolg verschillende activiteitenclusters, net als de middelen en persoonlijke mogelijkheden

die voorhanden zijn om deze activiteiten uit te voeren. Het uitvoeren van de activiteiten gebeurt binnen de

organisatie of daarbuiten. In het laatste geval wordt uitgegaan van een coöperatie met partners,

leveranciers en klanten (Amit & Zott, Business Model Design: An Activity System Perspective, 2010).

Ook het uivoeren van bepaalde activiteiten binnen de interne waardeketen op een superieure manier kan

een bron van competitief voordeel zijn (Morris, Schindehutte, & Allen, 2005). Daarnaast kan een

organisatie excelleren door een betere coördinatie tussen activiteiten dan concurrenten, of door een beter

management van de organisatie van deze activiteiten tussen de onderneming en de andere participanten

uit het ‘value network’.

2.4.3 Key resources

De middelen waarover een organisatie beschikt vormen belangrijke assets die ook met zorg moeten

gemanaged worden. Het gepast inzetten van deze beschikbare resources is een belangrijk gegeven.

Page 21: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

12

Ondanks de aanwezigheid van opportuniteiten op de markt, nieuwe ideeën, adequate resources en

getalenteerde ondernemers, falen vele organisaties in hun opzet. "This is consistent with resource-based

theory, where the firm is viewed as a bundle of resources and capabilities" (Morris, Schindehutte, &

Allen, 2005, p. 729). Om die reden is het belangrijk om de relevante resources op te sporen en uit te

bouwen, een onderneming staat zo sterk als de middelen waarover ze beschikt.

Het activiteitensysteem kan pas op volle toeren draaien door de volledige inzet van zowel human,

tangible, intangible als financial resources. Dit is consistent met de visie van Zott & Amit (2010). "An

activity in a focal firm’s businessmodel can be viewed as the engagement of human, physical and/or

capital resources of any party to the businessmodel (the focal firm, end customers, vendors, etc.) to serve

a specific purpose toward the fulfillment of the overall objective" (Amit & Zott, Business Model Design:

An Activity System Perspective, 2010, p. 217).

2.4.4 Value

“The model must link the workings inside the firm to outside elements including the customer side and

how that value is captured or monetized" (Baden-Fuller & Mangematin, 2013, p. 419). Een

businessmodel verklaart hoe een organisatie waarde creëert en hoe deze waarde tot bij de consument

geraakt (Teece, 2010). Het begrip value chains kan gelinkt worden met de manier waarop de organisatie

deze waarde levert. Daarbij zijn de ‘architectuur’ van de informatiestromen tussen participanten en het

beheren van de verschillende relaties belangrijk. Met de term ‘monetization’ wordt concreet het omzetten

van waarde in middelen bedoeld (Baden-Fuller & Mangematin, 2013).

Waarde kan zowel economisch als maatschappelijk zijn van aard. Het vormt een uitdaging om deze

maatschappelijke waarde aan te tonen en om te zetten in omzet voor de organisatie. “They conceptualize

a businessmodel as a set of capabilities that is configured to enable value creation consistent with either

economic or social strategic objectives” (Amit, Massa, & Zott, The Business Model: Recent

Developments and Future Research, 2011, p. 1029). Het is belangrijk voor de organisatie om de ‘value

proposition’ voor de potentiële en bestaande klantengroepen te kennen, deze waardepropositie kan

aangedreven worden door één van de vier design themes (cf supra). Deze propositie kan vergeleken

worden met wat Baden-fuller & Mangematin (2013) verstaan onder customer engagement. De auteurs

duiden op het belang van het in kaart brengen van de waardepropositie, vanuit het perspectief van elk van

de klantengroepen. De economische of maatschappelijke valorisatie van het aanbod zorgt ervoor dat de

organisatie zelf een stuk van deze waarde kan omzetten in eigen middelen. Tenslotte is waardecaptatie

ook te linken met businessmodel innovatie, waarbij naar nieuwe manieren gezocht wordt waarbij

waardecreatie en –captatie samenvallen binnen een ‘value network’ (Hamel, 2000).

Page 22: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

13

2.4.5 BM - SEO

The Osterwalder businessmodel canvas (BMC) is used by many entrepreneurs, managers and business

schools. According to the website (businessmodelgeneration.com), there are over 5 million canvas users"

(Verrue, 2015, p. 2). De businessmodel canvas is een wijdverspreide tool in het professionele en

academische leven. Het is een simpele en gebruiksvriendelijke tool, maar mist daardoor ook wat

diepgang. In hun onderzoek sommen Verrue et al. enkele aandachtspunten op: • Het opsommen van ‘key

activities’ in aparte bouwstenen leidt tot onvolledige, oppervlakkige en mogelijk verkeerde inzichten rond

het businessmodel. Het model laat niet toe om diepgaande kennis op te bouwen rond de inhoud van de

activiteiten. (activity content) • De bouwstenen van de ‘Osterwalder businessmodel canvas’ laten niet zien

wie de activiteiten precies uitvoert (activity governance) • Het activiteitensysteem perspectief is niet

opgenomen in de businessmodel canvas. Hierdoor worden waardecreatie en –appropriatie niet uitgelegd.

Om deze problemen te verhelpen word teen alternatief model voorgesteld. Het gaat om een

operationalisatie van het businessmodel construct volgens Zott & Amit. Op basis van deze theoretische

inzichten werd een data model ontwikkeld “that includes businessmodel participants, the resources they

deploy, the activities, the value creation and appropriation, the resource accumulation mechanisms, and

the relationships between these BM elements”Op onderstaande figuur is een generiek model te zien dat

aangeeft welke de verschillende bouwstenen zijn en hoe de relaties verduidelijkt worden (Verrue, 2015).

Om te begrijpen hoe waarde gecreëerd wordt en hoe middelen uiteindelijk geaccumuleerd kunnen worden

dient men de consecutieve categorieën te doorlopen van links naar rechts. Daarbij zijn enerzijds

combinaties van verschillende participanten en middelen noodzakelijk om een activiteit uit te voeren.

Anderzijds leveren die activiteiten potentieel verschillende waardes op voor verschillende participanten,

hoewel één bepaalde waarde ook van toepassing kan zijn voor meerdere participanten. Uiteindelijk levert

een waarde de mogelijkheid om bepaalde middelen op te bouwen of te accumuleren (Verrue, 2015).

2.2 Data model framework BM-SEO

Een voorbeeld: Participant 1 zet twee Resources in (R1 en R2) om samen met een derde Resource (R3),

Page 23: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

14

geleverd door Participant 2, tot een bepaalde Activiteit te komen (A1). Deze activiteit levert een waarde

op voor beide participanten (V1 voor P1 en V2 voor P2), een derde participant (P3) ontleent ook waarde

aan de activiteit A1 hoewel hij er niet bij betrokken is en geen middelen levert om die uit te voeren.

Finaal laat de activiteit Participant 1 toe om zijn Resource 1 te accumuleren, net als het Participant 2

toelaat om een andere Resource (R3) uit te bouwen.

Bovenstaand model vormt de basis voor de methodologie die wordt gebruikt in dit onderzoek.

Page 24: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

15

3 Living labs

Een proeftuin is een recente onderzoeksmethodologie om nieuwe toepassingen te testen in een real-life

omgeving en met input van de eindgebruiker. Het idee erachter is dat producten tijdens het

innovatieproces getest kunnen worden in een realistische omgeving waar de gebruikservaring, kennis en

meningen van de eindgebruikers gecapteert kunnen worden uit de testfase, nog voor producten, diensten

of applicaties op de markt komen (Logghe, Oelbrandt, & Schuurman, 2014)

De zorgproeftuin bestaat uit een multidisciplinair partnerschap. Dit partnerschap bundelt de resources en

voert samen activiteiten uit om de platformwerking uit te voeren. De partners verdelen enkele

taakpakketten en stellen medewerkers ter beschikking volgens een verdeelsleutel, opgemaakt bij het

aanvragen van de steunovereenkomst met het IWT, zij krijgen daarvoor een gedeeltelijke

tegemoetkoming.

Daarnaast werden enkele projectaanvragen ingediend, die gebruik willen maken van de

platforminfrastructuur en de diensten verleend door het platform. Ondertussen maken 7 projecten gebruik

van de proeftuin. Een beeld van de samenstelling en een lijst van de participanten is te vinden in bijlage.

De zorgproeftuin AIPA is een voorbeeld van een innovatie-initiatief dat werkt volgens het ‘quadruple

helix model’ (Carayannis & Campbell, 2012).

De ‘triple helix’ gaat uit van een samenwerking tussen de publieke sector, de private sector en

kennisinstellingen, om innovatie te bewerkstelligen. De ‘quadruple helix’ voegt de eindgebruiker toe als

context in het innovatieproces. Bij de ‘quintuple helix’ vormt de natuurlijke omgeving van de

gemeenschap de context van de voorgaande helix (Carayannis & Campbell, 2012).

Figuur 3.1 Quadruple helix model

Page 25: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

16

In de zorgproeftuin bevinden zich op platformniveau zowel publieke als private spelers. Daarnaast werd

gezocht naar een omkadering die de kennisoverdracht en ondersteuning van de proeftuinen in Vlaanderen

kon waarnemen. Deze rol werd enerzijds ingevuld door een wetenschappelijk consortium: het KIO en

anderzijds door het program office dat door iMinds ingevuld wordt.

Bij enkele concrete activiteiten van de proeftuin, zoals co-creatiesessies, worden de eindgebruikers actief

betrokken in het innovatieproces. Daarnaast gaat het ook om innovatie van het stedelijk woongebied in de

natuurlijke leefomgeving van de doelgroep. De innovatie gebeurt in dit geval volgens het ‘quadruple-‘ en

‘quintuple helix model’ en maakt innovatie ook sociaal relevant.

Page 26: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

17

4 Methodologie

4.1 Case Study Research

Wat is case study research

“A case study is an empirical inquiry that investigates a contemporary phenomenon (the case) in depth

and within its real-world context, especially when the boundaries between phenomenon and context may

not be clearly evident” (Yin, Case Study Research: Design and methods, 2014, p. 16). Case study

research is een inductieve onderzoeksmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van kwantitatieve, maar

vooral kwalitatieve gegevens om een theorie te vormen. De fenomenen worden bekeken vanuit hun

context, in plaats van onafhankelijk van de context (Gibbert, Ruigrok, & Wicki, 2008).

Belang van case research

Case studies zijn van enorm belang in de kritische, vroege fase van een nieuwe management theorie en

bieden door zijn directe interactie met de praktijk bestuurlijk relevante informatie (Gibbert, Ruigrok, &

Wicki, 2008).

Gezien de recente aandacht voor businessmodels en living labs in de literatuur, leent een case study

research zich best om inzichten te verzamelen rond de bouwstenen van businessmodels, toegepast op een

specifieke context. De componenten die naar voor werden geschoven in het activity system perspective

worden onderzocht, net als de relaties tussen deze componenten. Het voorstel om een nieuw construct te

toetsen, om businessmodels in kaart te brengen, toont aan dat er nog lacunes zijn in het onderzoek dat

voorhanden is (Verrue, 2015). De huidige theorieën en modellen blijken onvoldoende uitgewerkt om een

correcte representatie te maken van de werkelijkheid.

Single case study research

Het is gebruikelijk om een theoretische steekproef te trekken voor een single case, omdat de case hopelijk

tot unieke inzichten leidt. Het kan ook gaan om een extreem voorbeeld van een fenomeen of omdat er een

mogelijkheid bestaat om toegang te krijgen tot een bijzondere case (Eisenhardt & Graebner, 2007). Het

gaat dus vaak om het bestuderen van een verschijnsel onder extreme omstandigheden. “In fact, it is often

desirable to choose a particular organization precisely because it is very special in the sense of allowing

one to gain certain insights that other organizations would not be able to provide” (Siggelkow, 2007).

De keuze voor een rijke single case, heeft enkele evidente nadelen ten opzichte van een multiple case

study research. Toch kunnen single cases een meer complexe theorie opleveren, de onderzoeker heeft de

neiging om met alle details rekening te houden en zijn theorievorming daarop af te stemmen. Bij multiple

Page 27: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

18

cases wordt gezocht naar de gemeenschappelijke elementen, waardoor het aantal analyse-eenheden

afneemt en een simpelere voorstelling van de theorie uit de cases kan bekomen worden.

Een mogelijk struikelblok bij dit soort onderzoek is de dynamiek van de case. Zowel de case als

contextuele factoren kunnen veranderlijk zijn en moeten mee opgenomen worden in de analyse. “A final

real-life complication appreciated in conducting case studies is that both the "case" and its context may be

changing over time, adding immeasurably to the number of variables and the complexity of any analysis”

(Yin, 1999).

Wanneer case study research

Hieronder worden de gevallen opgesomd waarbij een case study research tot additionele inzichten kan

leiden (Baxter & Jack, 2008):

Wanneer hoe- of waaromvragen gebruikt worden

Wanneer de gedragingen van de personen in de case moeilijk bepaald of niet gemanipuleerd

kunnen worden

Wanneer de contextuele factoren relevant zijn om op te nemen in het onderzoek

Wanneer de grenzen tussen de context en de case vaag zijn

Page 28: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

19

4.2 Onderzoeksvragen, -doel en probleemstelling

4.2.1 Onderzoeksvragen

Hoe ziet het businessmodel er uit voor de zorgproeftuin AIPA?

o Welke participanten zijn aanwezig?

o Welke activiteiten worden uitgevoerd?

o Met welke middelen gebeuren deze activiteiten?

o Welke waarde wordt gecreëerd en voor wie?

o Hoe wordt waarde gecreëerd?

o Welke zijn de geaccumuleerde middelen?

Hoe kan het businessmodel geëvalueerd en geoptimaliseerd worden?

Is de Businessmodel Scan-Evaluate-Optimize methodiek valide om een zorgproeftuin in kaart te

brengen, te evalueren en te optimaliseren?

Wat zijn mogelijke verdienmodellen voor een zorgproeftuin om zelfbedruipend te worden?

Het onderzoek is opgebouwd rond 2 probleemstellingen. Enerzijds bestuderen we de constructvaliditeit

van de BM-SEO methodiek om een zorgproeftuin te scannen, evalueren en optimaliseren. Op basis van

onze bevindingen formuleren we ook enkele aanbevelingen over de methodologie en gaan we dus

inductief te werk. (eerste drie onderzoeksvragen)

Deductie Case study Inductie

Bron: Eigen schema

Anderzijds gaan we in deze case study na hoe een zorgproeftuin ingericht kan worden zodat het op een

duurzame manier kan blijven bestaan. Hierbij gaan we een stuk theorie genereren uit de case study en

deze inzichten deductief aftoetsen met de relevante theorie.

Deductie Case study Inductie

Bron: Eigen schema

AIPA Aanbevelingen voor BM-

SEO

BM-SEO

Duurzame

scenario's AIPA

Duurzame modellen

zorproeftuinen

Relevante

theorie

Page 29: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

20

4.2.2 Onderzoeksdoel

Het doel van dit onderzoek is om het businessmodel van de zorgproeftuin AIPA in kaart te brengen, te

evalueren en enkele aanbevelingen te formuleren om het model te optimaliseren. We willen met deze

studie ook de huidige stakeholders aanzetten tot nadenken over de mogelijkheden in de toekomst. De

wens om duurzaam te worden in de toekomst werd duidelijk geformuleerd in het aanvraagdossier. Het

onderzoeksdesign laat toe om de relaties tussen verschillende participanten in kaart te brengen en ook te

evalueren. Er wordt informatie verzameld rond de rolverdeling van de participanten, de mate van

engagement, bepaalde contextuele voorwaarden, voorkeuren van partners in het platform, politieke

voorwaarden enzovoort. Daarnaast verschaft de methodologie inzicht in de waardecreatie en voor wie die

relevant is. Er wordt rekening gehouden met de sociale en economische aspecten van de relaties tussen

participanten. In deze case study gaan we niet in op het operationele niveau, het is evenmin de bedoeling

om het toekomstige business plan voor AIPA uit te tekenen. Het gaat om het ontleden van het model

zoals het nu is met bijhorende evaluatie en optimalisatie.

4.2.3 Motivatie

Met dit onderzoek trachten we een bijdrage te leveren aan de constructvaliditeit van de BM-SEO

methodologie, door deze te testen in een nieuwe context zoals een zorgproeftuin. Het initiatief voor deze

studie kwam vanuit de zorgproeftuin AIPA, hieraan kon een masterproef gekoppeld worden waardoor we

de mogelijkheid kregen om tijdelijk mee te werken aan dit project. Verder is de problematiek rond de

vergrijzing een thema dat de hele samenleving aanbelangt. We hopen met dit werkstuk tot inzichten te

komen die initiatieven zoals de zorgproeftuin kunnen verder helpen. Op die manier kunnen we een

(beperkte) bijdrage leveren om het hoofd te bieden aan deze demografische evolutie en kunnen we in het

proces een nieuwe methodologie uittesten in een specifieke case.

4.2.4 Relevantie

De BM – SEO methodiek is een nieuw construct om een businessmodel in kaart te brengen, te evalueren

en te optimaliseren. De methodologie is al toegepast op een KMO, maar het is nog niet getest op een

proeftuin.

“We are currently developing a first version of toolkit behind this data model. It will be tested in ten cases

(Flemish SMEs in various sectors). This multiple case research will deepen and strengthen our insights

into businessmodels and the data models behind them.” (Verrue, 2015)

De BM-SEO methodiek is gebaseerd op het activiteitensysteem perspectief. De onderzoekers hiervan

benadrukken dat hun voorgestelde conceptualisatie veel mogelijkheden biedt voor verdere theoretische

Page 30: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

21

ontwikkeling en verfijning: “For example, we might consider more carefully how activities are produced

by organizational actors drawing on various resources, that is, we might consider the social aspects of

relationships between businessmodel participants, as well as the transactional dimension of their

relationships.” (Amit & Zott, Business Model Design: An Activity System Perspective, 2010, p. 224).

Met dit onderzoek hopen we een dieper inzicht te verwerven in de relationele aspecten tussen

verschillende participanten.

Page 31: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

22

4.3 Casebeschrijving zorgproeftuin AIPA

AIPA is één van de zes zorgproeftuinen in Vlaanderen. “Op 19 september 2013 zijn de Zorg

Proeftuinen in Vlaanderen officieel van start gegaan. De doelstelling van de Zorg Proeftuinen is

innovatie van nieuwe zorg- en hulpprocessen/producten in de ouderenzorg te faciliteren.”1 (Zie figuur

4.2.)

De zorgproeftuinen werden in het leven geroepen door toenmalig bevoegd minister Ingrid Lieten. Deze

projecten worden gedurende 3 jaar ondersteund met IWT subsidies. In een proces van open innovatie

worden publieke en private organisaties samengebracht om in overeenstemming met de eindgebruiker en

diverse kennisinstellingen naar oplossingen te zoeken die de zorgbehoevende en de zorgsector in het

algemeen vooruit kunnen helpen. De zorgproeftuin AIPA (Aging In Place Aalst) wil specifieke

oplossingen ontwikkelen rond zorgproducten en –diensten met als thema wonen en de woonomgeving

van senioren. Er wordt getest welke voorwaarden ingevuld moeten worden om ouder te kunnen worden in

eigen leefomgeving.2

Om de zorgproeftuin aan te sturen, werden enkele overlegorganen in het leven geroepen:

Stuurgroep: driemaandelijks overleg waarin alle platformpartners zich kunnen

vertegenwoordigen.

Managementoverleg: maandelijks overleg tussen de platformcoördinator en vertegenwoordigers

van de zorginnovatiecluster vzw, Sebeco en Televic (op basis van twee observaties).

Gebruikerscommissie: “de voor de platformwerking ingestelde begeleidingscommissie die

toeziet op de optimale uitvoering van het platform en op de volarisatie van de resultaten” (IWT,

Proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen: ondersteuning van het platform AIPA - Ageing in

Place Aalst, 2013).

“Klankbordcommissie: betekent de door Flanders’ care georganiseerde gebruikerscommissie

met als doelstelling de aansluiting met het werkveld te bewerkstelligen” (intern document, 2014,

p. 3)

iMinds: “ een centraliserende organisatie, de program office, die de activiteiten op alle

platformen coördineert” (IWT, Handleiding bijkomende projecten voor de proeftuin

Zorginnovatiecentrum Vlaanderen, 2013, p. 11)

KIO: “ wetenschappelijk consortium dat instaat voor de wetenschappelijke begeleiding van de

proeftuinplatformen en –projecten” (IWT, IWT aanvraag voor een platform voor de proeftuin

Zorginnovatieruimte Vlaanderen, 2013, p. 11)

1 http://zorgproeftuinen.be/nl/nl/platforms/aipa-ageing-place-aalst, geraadpleegd op 02/05/2015

2 http://zorgproeftuinen.be/nl/nl/platforms/aipa-ageing-place-aalst, geraadpleegd op 02/05/2015

Page 32: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

23

Figuur 4.1: Schematische voorstelling structuur Zorginnovatieruimte Vlaanderen

De platformcoördinator fungeert als spilfiguur tussen de verschillende organen in de organisatiestructuur

van het platform. Zij bepaalt de agenda van de stuurgroep en het managementoverleg alsook het

organiseren van de gebruikerscommissie.

In de proeftuin kunnen we 2 niveaus onderscheiden: het platformniveau en het projectniveau. Projecten

worden beschouwd als klanten, hun aanwezigheid in het businessmodel kan van tijdelijke aard zijn. Toch

gaat het niet steeds om een zuivere klantrelatie. De projecten maken gebruik van de resources van AIPA

maar sommige leveren die ook voor een stuk aan. De activiteiten komen tot stand door een mutuele

inbreng. Om die reden splitsen we de huidige projecten op in 2 types.

Figuur 4.2 Foto huidige opbouw AIPA

Page 33: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

24

We kunnen enkele projecten onderscheiden waarbij de stad Aalst een belangrijke stakeholder is. Er moet

hierbij een opdeling gemaakt worden tussen de participant Stad Aalst op projectniveau en op

platformniveau. De projecten Ouderentoets, Symbiosis en Woonzorgwijken worden op projectniveau

getrokken en gecoördineerd door de stad Aalst. Dit geldt ook voor Pro Domo, maar dit laatste project

brengt ook zelf resources aan, waar de andere participanten gebruik van kunnen maken. Het

projectmanagement valt onder de verantwoordelijkheid van een medewerker van Stad Aalst die geen deel

uitmaakt van het platform AIPA. Daarnaast definiëren we Care 4 Balance, LIATO en DIoTTO als

voorbeelden van projecten, gebaseerd op een zuivere klantrelatie met de proeftuin. Het gaat om een

dienstverlening waarvoor betaald wordt.

In totaal bestaat het platform uit 11 platformpartners. Hieronder worden de partners opgelijst en kort

toegelicht (AIPA, 2013).

Stad Aalst: Als hoofdaanvrager zal de stad Aalst instaan voor de projectcoördinatie en

eindverantwoordelijkheid. Er wordt personeel voorzien dat aangestuurd wordt vanuit de cluster ROWEM

(Ruimtelijke ordening, Wonen, Economie en Milieu).

Vzw ZIC: De leden van de zorginnovatiecluster zullen deel uitmaken van de gebruikerscommissie. De

medewerker van de vzw staat, samen met de platformcoördinator van de stad Aalst in voor de dagelijkse

werking van het platform. (aanvraagdossier, 2013)

OCMW: Het OCMW van Aalst vervult een cruciale rol in het lokale ouderenbeleid en dit zowel op het

vlak van de coördinatie van de openbare en de private dienstverlening, als de uitbouw van de eigen

diensten. Als belangrijkste dienstverlener in de ouderenzorg, zowel residentieel als thuiszorg, komt het

OCMW dagelijks in contact met senioren, zowel aan huis in verschillende woningen als in de

verschillende WZC.

Voka Health Community: Als Vlaams netwerk van ondernemingen, is VOKA de partner bij uitstek om

samenwerkingsverbanden met en tussen bedrijven in de zorgsector te stimuleren en ondersteunen. De

Voka Health community brengt verschillende actoren in de volledige zorgwaardeketen samen, van bedrijf

tot patiënt. Zij vormen een sterke meerwaarde als leden van de gebruikersgroep.

SHM Dewaco Werkerswelzijn en SHM Denderstreek:

Als socialehuisvestingsmaatschappijen werkzaam te Aalst beheren deze organisaties verschillende sociale

huurwoningen waar ook senioren in wonen. Zij ontwerpen en bouwen regelmatig nieuwe woningen.

Sebeco: Als expert op vlak van communicatie en innovatieve arbeidsorganisatie, brengt Sebeco zijn

kennis in. Sebeco is erkend innovatieadviseur.

Page 34: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

25

PRoF+: Het PRoF+ consortium is een interdisciplinaire ledengroep van bedrijven en actoren in de

zorgsector, die echter geen geformaliseerd samenwerkingsstatuut hebben. Zij worden in dit dossier als

partner vertegenwoordigd door 2 van hun leden, het bedrijf Boone en het bedrijf Televic Healthcare.

Boone is een onderneming die gespecialiseerd is in het ontwerpen en produceren van opklapbedden. Zij

zetten al geruime tijd in op het maken van producten voor de zorgbehoevende. Televic Healthcare is een

onderneming dat zorgt voor geavanceerde communicatiesystemen voor de gezondheidszorg, aangepast

aan de steeds toenemende vragen van de evoluerende markt. (interview Catrysse, 2015)

‘t Oorhuis: Als expert op vlak van gehoorproblematiek, problemen van slechtziendheid en

technologische oplossingen hiervoor, brengt ’t Oorhuis zijn kennis in.

Page 35: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

26

4.4 Onderzoeksopzet

4.4.1 Inleiding

Dit onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met twee medestudenten. Om efficiënt te werken,

werden documenten gedeeld via een online platform. Er werd ook een actieplan en een projecttijdlijn

opgemaakt om de taken op te sommen en een tijdsaspect toe te voegen. Ondanks een structurele aanpak

werd de methodologie vaak bijgestuurd naarmate het project vorderde. Voor een case study is een flexibel

onderzoeksdesign niet ongewoon. Yin (1999) stelt dat “Specifying theoretical propositions and defining

operational frameworks ahead of time does not mean that case studies must follow a rigid research

design. On the contrary, an invaluable feature of the case study method is the ability to "discover" while

in the process of doing the research.” (Yin, Enhancing the Quality of Case Studies in Health Service

Research, 1999, p. 1216)

4.4.2 Selectie case

Een case study sluit goed aan bij het verkennend karakter van dit onderzoek. De steekproef gebeurde op

een selecte manier. Eisenhardt et al. (2007) benadrukken dat het doel van een dergelijk onderzoek is om

een stuk theorie te ontwikkelen, niet om bestaande theorie te toetsen, wat dan weer een theoretische

steekproef rechtvaardigt. Hierbij worden ‘cases’ geselecteerd omdat ze waarschijnlijk nieuwe theoretische

inzichten zullen verschaffen.

4.4.3 Methodologie

Gezien de complexiteit van de case werd geopteerd voor een kwalitatieve dieptestudie. De holistische

benadering van een single case levert rijke informatie op, maar kent ook enkele nadelen. Multiple case

studies verlenen de researcher een betere basis om aan theorievorming te doen. Dit soort studies leveren

volgens de auteur een beter eindresultaat op vlak van consistentie en generaliseerbaarheid.

De holistische benadering veronderstelt een strategisch perspectief, er wordt niet telkens ingegaan op het

operationele niveau behalve om enkele dingen uit te vergroten. Er zijn natuurlijk enkele subniveaus te

identificeren met meer analyse-eenheden op een lager niveau maar we opteerden bewust voor een

vogelperspectief.

Het onderzoeksdoel kan best bereikt worden door een afwisseling tussen inductieve en deductieve

methodieken. Bij het testen van de theorie gaan we deductief te werk door het BM - SEO construct te

hanteren om het businessmodel te scannen, evalueren en optimaliseren en te kijken of dit effectief werkt.

Daarna induceren we een stuk theorie door de bekomen inzichten van deze methodologie tot een kritische

Page 36: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

27

reflectie om te vormen en aandachtspunten voor te stellen voor de methodologie. Bij het voorstellen van

een duurzaam businessmodel gaan we eerst inductief te werk door visies te verzamelen, daarna deductief

door modellen op te zoeken in de literatuur om deze af te toetsen en zo tot een aantal scenario’s te komen.

4.4.4 Datacollectie

De key informants werden in kaart gebracht en gecontacteerd via e-mail of telefoon. De contactgegevens

en de functiebeschrijving van deze ‘key informants’ werden bijgehouden in een fotoboek waarin ook een

korte samenvatting van de key informant bijstond. De steekproef werd op een selecte manier

samengesteld. De respondenten werden geselecteerd naar waarschijnlijkheid om waardevolle informatie

op te leveren. Er werd wel rekening gehouden met de verscheidenheid aan sectoren die aan bod kwamen.

De multidisciplinariteit van de zorgproeftuin is evenredig vertegenwoordigd in de dataverzameling (zie

bijlage 10.2). In deze dataverzameling is een kleurcode aangebracht om duidelijk te maken op welk deel

van de BM-SEO gefocust werd. De kleurencode is niet absoluut maar eerder richtinggevend. Er werd

eveneens een gezamenlijke online agenda aangemaakt waardoor de data waarop de interviews

bijgehouden werden, zo kon nadien een reconstructie gemaakt worden van de 'audit trail'.

In een eerste fase werden verkennende gesprekken gevoerd met externe stakeholders van de

ondersteunende organen van de proeftuin. Dit waren voornamelijk open gesprekken zonder topiclijst.

Hierbij ging het over de huidige werking maar ook over een visie op de toekomst. Deze gesprekken

namen gemiddeld twee uur in beslag en hebben ons, samen met de studie van de interne documenten, de

noodzakelijke inzichten gegeven om een volledig beeld te vormen.

In een tweede fase werden de interviews afgenomen via een semi-gestructureerde vragenlijst en werd de

richting van het gesprek resultaatgericht bijgestuurd. De gemiddelde duur hiervan was ongeveer een uur.

In deze fase werd dieper ingegaan op de verschillende onderdelen van de scan: de rolverdeling, het

uitvoeren van de activiteiten, het inzetten van middelen en de waardecreatie. Er werd ook gevraagd naar

opmerkingen en aanbevelingen over de interne werking om tot een gefundeerde evaluatie te komen. Ook

dit deel werd ondersteund met interne documenten die de platform- en projectwerking evalueren door

middel van een vragenlijst.

Op basis van nieuwe inzichten en door de uiteenlopende acthergrond van respondenten werd de

vragenlijst vaak aangepast. De interviews werden na uitdrukkelijke toestemming geregistreerd en nadien

getranscribeerd.

Verder werd naar het einde van het onderzoek gebruik gemaakt van een gestructureerde vragenlijst die

werd rondgestuurd naar verschillende projectpartners via e-mail. Deze vragenlijst werd eveneens

telefonisch opgevolgd.

Page 37: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

28

Het initiële aanvraagdossier van de zorgproeftuin heeft gediend als basisdocument waaruit veel

informatie werd gehaald die in de gesprekken afgetoetst kon worden met de mensen die dagelijks in het

platform werken. (IWT, IWT aanvraag voor een platform voor de proeftuin Zorginnovatieruimte

Vlaanderen, 2013) Op die manier werd een eerste inzicht van het businessmodel al voor een stukje

geactualiseerd. Daarnaast werden talrijke documenten onderzocht, gepubliceerd door de ondersteunende

organen iMinds en het wetenschappelijk consortium KIO. Enkele kwantitatieve analyses op geaggregeerd

niveau, die peilen naar tevredenheid over de platformwerking, tevredenheid over projectwerking en

inzichten rond het panel werden ter beschikking gesteld. Een overzicht van de gebruikte interne

documenten is te vinden in bijlage 10.3.

Parallel aan de datacollectie via interviews werd informatie verzameld via enkele observaties van

overlegmomenten, ook deze werden grotendeels opgenomen. Deze observaties waren interessant om

voeling te krijgen met de case en extra inzichten te verwerven rond de operationele werking. Een

dergelijk observatiemoment is interessant om de non-verbale communicatie op te vangen, aangezien dit

onmogelijk is tijdens een telefoongesprek en niet te vinden is in interne documenten.

Tijdens de observatiemomenten werd informatie verzameld uit een vergadering met verschillende

stakeholders, een stuurgroepmeeting, twee management overlegmomenten, een validation board sessie,

een gebruikersgroep met de projecten en een focusgesprek onder leiding van het KIO met aansluitende

debriefing, waar dieper ingegaan werd op de evaluatie. Er werd ook een interactieve sessie georganiseerd

met een aantal key informants uit het platform om het tussentijdse resultaat van de businessmodel scan af

te toetsen. Op die manier konden we een membercheck uitvoeren met de meest belangrijke betrokkenen

in het businessmodel.

4.4.5 Data analyse

De data analyse gebeurde gelijklopend met de datacollectie. Eerst werden de belangrijkste interne

documenten geanalyseerd met behulp van Nvivo, daarna volgde een analyse van de interviews zodra de

transcriptie voltooid was. De belangrijkste interviews werden letterlijk uitgetypt, naar het einde toe

werden verslagen gemaakt van de belangrijkste inzichten uit observaties en interviews. Deze analyse

diende om alle informatie te structureren en te reduceren om tot een verhelderende en onderbouwde

synthese te komen.

Page 38: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

29

Na een studie van de literatuur werd in een eerste fase gecodeerd op de trefwoorden uit het activity

system perspective (cf supra). Nadien werden enkele codes toegevoegd zoals ‘externe omgeving’ of

‘missie’ om randinformatie een plaats te geven. De structuur van codering is in onderstaande figuur

zichtbaar gemaakt.

4.3 Gebruikte nodes in Nvivo

De output van deze datareductie diende als input voor een synthesetekening die opgemaakt werd in een

online schetsapplicatie: Gliffy. In de loop van het project werd deze schets veelvuldig aangepast.

Na de analyse van de interne documenten en de eerste interviews werd het tussentijds resultaat ook

afgetoetst met de thesispromotor. Tijdens deze sessie werden de figuren op punt gesteld en de relaties

geconcretiseerd.

Page 39: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

30

4.5 Validiteit en betrouwbaarheid

Het grote probleem bij case study research is de geloofwaardigheid van het onderzoek. (Gibbert, Ruigrok,

& Wicki, 2008) Er zijn tal van manieren om de geloofwaardigheid van case study research te controleren.

In de "positivist tradition" worden 4 criteria benoemd waarop de kwaliteit gemeten kan worden: interne

validiteit, constructvaliditeit, externe validiteit en betrouwbaarheid. (Gibbert, Ruigrok, & Wicki, 2008)

Interne validiteit drukt uit of er een causale relatie is tussen de variabelen en het resultaat. Om dit te

bereiken moet een duidelijk framework voorgesteld worden waarin de variabelen ondubbelzinnig

verklaard worden. Ook de relatie moet verklaard worden, het moet duidelijk zijn dat variabele x leidt tot

variabele y. Het onderzoek wordt best vanuit verschillende perspectieven benaderd om de

geloofwaardigheid te verhogen, deze methode wordt triangulatie genoemd. (Gibbert, Ruigrok, & Wicki,

2008) Tijdens het onderzoek werd gelet op zowel triangulatie van bronnen als onderzoekstriangulatie.

Constructvaliditeit meet de kwaliteit van de verzamelde gegevens. Kunnen deze gegevens wel weergeven

wat je wil weergeven. Met andere woorden: weten we wat we willen meten? Gevaren voor de

constructvaliditeit zijn onder andere de constructen zelf. Kwalitatief onderzoek is gebaseerd op

interviews, de kans bestaat dat subjectieve antwoorden gegeven worden, wat de validiteit van het

onderzoek kan beïnvloeden. Daarom is het ook hier aangeraden om het onderzoek vanuit verschillende

perspectieven te voeren. Dit kan door op verschillende manieren de constructen te ondervragen en dus zo

op diverse manieren gegevens te verzamelen. (Gibbert, Ruigrok, & Wicki, 2008)

De externe validiteit van een onderzoek is een synoniem voor de veralgemeenbaarheid van het

onderzoek: is de theorie die voortkomt uit het onderzoek veralgemeenbaar of telt het enkel voor de

situatie waarin het onderzoek gevoerd werd. Men kan niet automatisch aannemen dat een case study

onderzoek niet veralgemeenbaar is omdat het slechts op 1 case is gebaseerd. Het is wel aangenomen dat

indien men de externe validiteit wil verhogen, de nadruk moet liggen op cross-case analyse. Een

dergelijke analyse kan bestaan uit 4 tot 10 cases wat de veralgemeenbaarheid uiteraard verhoogt. In plaats

van verschillende case studies bij verschillende organisaties, kan een onderzoeker ook opteren voor

verschillende case studies binnen dezelfde onderneming.

Deze methode met meerdere cases wordt in vraag gesteld door Eisenhardt (1991). Zij stelt dat het

gebruiken van meerdere cases niet per definitie betere resultaten oplevert. Zij gaat ervan uit dat als we de

theorie van meerdere cases onderzoeken en beschrijven te nauw nemen, dat onderzoekers zich vooral

zullen focussen op het schrijven van verhalen, meer dan op het creëren van veralgemeenbare werken.

(Eisenhardt, Better stories and better constructs: the case for rigor and comparative logic, 1991) Een

laatste mogelijkheid om de externe validiteit te verhogen is door de context waarin het onderzoek gevoerd

werd duidelijk te schetsen, alsook de gemaakte keuzes te verduidelijken. (Gibbert, Ruigrok, & Wicki,

2008)

Page 40: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

31

Om de geloofwaardigheid van een onderzoek aan te tonen, dienen 2 aspecten in rekening te worden

gebracht. Transparantie is een term voor het kunnen aantonen van de gevolgde onderzoeksmethodes. De

onderzoeker moet kunnen aantonen dat het onderzoek op een bewuste manier gevoerd werd. Replicatie

wijst op de mate van overeenstemming in de resultaten, indien het onderzoek door iemand anders gevoerd

wordt (Gibbert, Ruigrok, & Wicki, 2008).

Tot slot is het belangrijk te vermelden dat de drie validiteiten niet los van elkaar gezien kunnen worden.

Een onderzoek kan onmogelijk extern valide als het slecht scoort op interne en constructvaliditeit.

Page 41: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

32

4.6 Beperkingen van het onderzoek

Tijdens het onderzoek is getracht een zo goed mogelijke structuur na te streven om binnen te werken. Een

goede structuur zorgt voor verhoogde validiteit. Toch zijn er een aantal beperkingen. Het oplijsten van

deze beperkingen laat ons toe om bepaalde keuzes te verantwoorden. Dit om de externe validiteit van het

onderzoek te verhogen. Dit om de externe validiteit van het onderzoek te verhogen (Gibbert, Ruigrok, &

Wicki, 2008). We hopen met het aangeven van de gemaakte keuzes, duidelijkheid te scheppen over het

verloop van het onderzoek.

Een eerste beperking is het tijdsbestek waarbinnen het onderzoek gevoerd moest worden. De

periode was kort om alle informatie te verwerken in een gestructureerd onderzoek.

Wij hebben persoonlijk als onderzoekers niet de kennis, noch de ervaring om op alle aspecten van

het onderwerp te focussen. Daarom werd vooral gefocust op de zaken die bijdragen aan de

kwaliteit en werden details vermeden Ook onze kennis over de zorgsector was tot voor dit

onderzoek beperkt.

De privacywetgeving vormt een beperking voor het verzamelen, verwerken en delen van

persoonlijke gegevens, in verband met zorgbehoeften. Deze beperking vormt een rode draad

doorheen het onderzoek Het gaat in dit project om gevoelige informatie, bij kwetsbare

doelgroepen. De zorgproeftuin moet waakzaam zijn voor deze problematiek.

Het feit dat er gebruikt werd gemaakt van kwalitatief onderzoek is een beperking op zich.

Kwalitatief onderzoek wordt vaak in één adem vermeld met subjectief onderzoek, al wordt dit in

sommige literatuur tegengesproken. (Philipsen & Vernooij-Dassen, 2004) We hebben geprobeerd

om subjectiviteit te beperken.

Tijdens de verschillende interviews bleek al snel dat mensen een verschillende mening hebben op

sommige zaken. Soms bleek zelfs dat de visie van de ene persoon die rond de zorgproeftuinen

werkt, lijnrecht tegenover de visie van een andere persoon staat. Dit maakt het niet makkelijk om

tot een consistent verhaal te komen.

Doorheen het onderzoek werd snel duidelijk dat de terminologie die gebruikt werd door de

verschillende personen die werden bevraagd verschilt van elkaar. Om dit op te lossen hebben we

steeds gevraagd naar wat juist bedoeld werd en hebben ervoor gekozen om een woordenlijst aan

te leggen waarin alle termen duidelijk worden uitgelegd.

Daarnaast moet rekening gehouden worden met de volatiele omgeving van een zorgproeftuin.

Arbeidsorganisatorische innovatie kan zorgen voor verschuivingen in de huidige rolverdeling.

Politieke inmenging zorgt voor een sterk gereguleerde omgeving. Daarnaast zijn lokale besturen

gevoelig voor coalitiewissels. De zorgsector is op zich ook een versnipperde en complexe

omgeving met verzuilde relaties.

Page 42: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

33

Tot slot kunnen we nog een beperking aanhalen bij het begrip proeftuin op zich. Een

zorgproeftuin is een recent fenomeen. In 2013 zijn de eerste zes proeftuinen opgericht met de

steun van de Vlaamse Overheid. Het is dus voor veel zaken nog aftasten, ook voor de oprichters.

Dit maakt de opdracht als onderzoeker er niet eenvoudiger op.

Page 43: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

34

5 Resultaten

Om het businessmodel van de zorgproeftuin te onderzoeken, werd de BM-SEO methodologie toegepast,

zoals toegelicht in het literatuuroverzicht. Om te beginnen worden de resultaten van de case study

beschreven. Dan volgt een kritische reflectie met betrekking tot de BM-SEO methodologie. Tot slot

worden enkele scenario’s voor een duurzame proeftuin geschetst.

5.1 Segmentatie

A. Klantensegmentatie voor het platform

Een eerste segmentering gebeurt op basis van de fase in het innovatietraject. Een tweede segmentering

kan gemaakt worden op basis van de sector.

De potentiële klantengroepen van de zorgproeftuin worden opgedeeld in twee grote groepen: de profit en

de social profit sector. (bijlage 10.2)

Er zullen verschillen waar te nemen zijn in de fase van innovatie waarop de organisatie focust, de tijd die

besteedt wordt aan innovatie en het budget dat men daarvoor vrijmaakt. Daarnaast is de sector waarin

men opereert een evident segmentatiecriterium. Er kan bekeken worden voor welke partijen de proeftuin

het meest kan betekenen.

In de social profit sector zijn de segmenten talrijker en minder duidelijk afgelijnd. Op basis van de output

van het KIO kunnen de relevante segmenten voor de proeftuin opgedeeld worden in de zorgsector (die

onder andere bestaat uit gezondheidszorg en woonzorg), welzijnswerk, openbare besturen (lokale

overheden en openbare dienstencentra), netwerkorganisaties en vormingsinstellingen.

B. Segmentatie van de eindgebruiker

De eindgebruiker van de ontwikkelde innovaties wordt in het platform vertegenwoordigd door het panel.

Figuur 5.1 schetst de gewenste samenstelling van de panelleden op een leeftijdsschaal.

Segmentatiecriteria en meer diepgaande profilering kunnen toegepast worden op elk van deze generieke

profielen.

Page 44: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

35

Figuur 5.1: Samenstelling van het panel

Leeftijd is echter niet de meest geschikte maatstaf om het verouderingsproces van senioren in kaart te

brengen. Figuur 5.2 toont vijf ouderenprofielen op basis van kwetsbaarheid en complexiteit. “Het begrip

frailty verklaart voor een deel de variatie die binnen ouderen van dezelfde leeftijd aanwezig is” (Slaets,

2011). De ouderenprofielen, die onderscheid maken tussen zowel lichamelijke als mentale beperkingen,

zijn een meerwaarde voor een meer diepgaande profielschets van de zorgbehoevende senioren. Verder

kan ook de transitie tussen de verschillende profielen opgevolgd worden. Dit suggereert een segmentatie

op gezondheid, waarbij de gezondheidssituatie en niet de leeftijd bepalend is (Overbeek, 2011).

Figuur 5.2: Ouderenprofielen3

De juiste segmentatiecriteria moeten afgestemd worden met de wensen en de doelgroep van het

desbetreffende project. Mogelijk relevante segmentatiecriteria voor medioren en senioren (50+) kunnen

zijn (Overbeek, 2011):

3

http://wencke4.housing.rug.nl/documenten/medici/Frailty%20and%20Health%20care%20201011/documents/JorisSlaetsZorgopbasisvanprofielen

metfrailtyzorgvraagenwelbevinden.pdf geraadpleegd op 02/05/2015

Page 45: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

36

Segmentatie op inkomen en vrije tijd

Segmentatie op waarden: Feel-age, look-age, do-age en interest-age

Segmentatie op levensstijl: typologieën op basis van attitudes (sociaal of eenzaam, progressief of

conservatief, prijsbewust, …)

Segmentatie op basis van generatie

Aangezien het platform AIPA zich richt op innovaties in de woon- en leefomgeving zijn volgende

segmentatiecriteria zeker belangrijk:

Segmentatie op levensfase: Alleenstaand, samenwonend, …

Segmentatie op woontype: rijwoning, gelijkvloers of duplex appartement, …

Segmentatie op regio: grootstad, provinciestad, gemeente, …

Segmentatie op zorgnood, mate van afhankelijkheid, sociaal isolement, …

5.2 BM-SEO: huidig businessmodel van AIPA

De sleutelactiviteiten vormen de centrale as in de BM-SEO methodologie om de belangrijkste relaties in

kaart te brengen. Zowel de vereiste resources als de gecreëerde waarde worden aan elke zijde van de key

activity benoemd, telkens gelinkt aan de betrokken businessmodel participanten. In deze sectie wordt het

huidige businessmodel van de zorgproeftuin AIPA geschetst (‘Scan’). In de volgende paragraaf wordt

deze geëvalueerd (‘Evaluate’) en worden aanbevelingen geformuleerd (‘Optimize’) (cf infra).

5.2.1 Businessmodel ‘Scan’

5.2.1.1 Bouwstenen: participanten en resources

Onderstaande figuur toont een opsomming van de participanten, de key resources en de key activities in

het huidige businessmodel van de zorgproeftuin AIPA. Op deze manier wordt de constellatie van de

zorgproeftuin in één oogopslag duidelijk. De rol van de participanten en hun middelen wordt kort

toegelicht.

Page 46: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

37

Figuur 5.3: Businessmodel bouwstenen

De 10 partners vertolken elk een rol in het consortium gerelateerd aan de key resources die zij aanreiken.

Het platform wordt gefinancierd met subsidies en eigen financiering door de platformpartners. Van omzet

is momenteel weinig tot geen sprake. Verder stelt elke partner haar specifieke expertise en competent

personeel, gekwantificeerd in mensmaanden, ter beschikking.

Stad Aalst heeft als hoofdaanvrager van het dossier een fulltime platformcoördinator en parttime

panelmanager aangesteld. OCMW Aalst zet haar antennefunctionarissen in om de oudere bevolking

makkelijk te bereiken. Door de vertrouwenspositie van deze instanties naar (oudere) inwoners toe, heeft

AIPA een efficiënte toegangspoort naar de populatie. Ook de Sociale Huisvestingsmaatschappij

Denderstreek en Dewaco dragen bij tot een vlotte toegang tot de testpopulatie.

De Zorginnovatiecluster vzw voorziet een medewerker die actief meedraait in de werking van het

platform. Bovendien verbindt deze vzw, samen met Voka Health Community en ProF+,

vertegenwoordigd door Boone NV en Televic, een uitgebreid netwerk van verschillende actoren in de

zorgwaardeketen aan AIPA.

Verder beschikt het platform over een infrastructuur om haar doelstellingen te behalen en waarde te

creëren. Het project Pro Domo (cf. supra) stelt een doorgroeiwoning ter beschikking, voorzien van een

Page 47: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

38

testopstelling en meetmethodiek voor innovatieve technologie en productoplossingen om levenslang thuis

te kunnen wonen. Verder beschikt AIPA over een mix van 40 bestaande woningtypes (sociale

appartementen, rijhuisjes, huurwoningen, grote vrijstaande huizen, …) waarin ouderen wonen die bereid

zijn in hun woning een aanpassing te laten uitvoeren en deze uit te testen. Tot slot biedt Stad Aalst

toegang tot het stedelijk zorg- en woonweefsel om de openbare ruimte te testen.

5.2.1.2 Huidig businessmodel: activiteiten en waarde

C. Opbouw

Figuur 5.4 toont aan dat het businessmodel van AIPA bestaat uit 4 basisclusters van sleutelactiviteiten

met onderlinge samenhang: management van het platform, panelmanagement, services en communicatie.

Het management van het platform is geen evidente opgave voor een multidisciplinair project met diverse

partners uit de profit en social profit sector. De platformcoördinatie, zowel op strategisch als operationeel

niveau, vormt dan ook een absolute voorwaarde voor een effectief panelmanagement en kwalitatief

dienstenaanbod.

Het panelmanagement staat in voor de

uitbouw van het panel tot een diverse

en volumineuze key resource. Een

actueel panel is op zijn beurt een

absolute voorwaarde voor services die

user-driven innovatie stimuleren.

Tot slot speelt een afgestemde

communicatie een cruciale rol in

dergelijke platformen. De efficiëntie en

effectiviteit van interne communicatie is nauw verbonden met de kwaliteit van de platformcoördinatie en

dienstverlening. De externe communicatie naar prospecten uit verschillende segmenten en de

communicatie naar het panel bevorderen respectievelijk de services en het panelmanagement.

De interdependenties tussen deze clusters van activiteiten worden meer gedetailleerd beschreven in

paragraaf 5.2.1.3 (cf. infra).

Figuur 5.4: Activiteitenclusters en hun samenhang

Page 48: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

39

Figuur 5.5: Algemeen platformmanagement

Page 49: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

40

A. Management van het platform

Het algemeen management van het platform omvat enkele cruciale activiteiten voor een efficiënte en

effectieve werking. Hiervoor wordt een onderscheid gemaakt tussen strategische en operationele

aansturing.

Onder strategische aansturing wordt o.a. verstaan: definiëren van een duidelijke taakomschrijving en -

verdeling voor de partners, opstellen van doelstellingen voor het panelmanagement, vastleggen van het

dienstenaanbod, bepalen van een communicatiestrategie, formuleren van een visie voor een duurzame

zorgproeftuin, enzovoort.

Het strategisch kader wordt voornamelijk voorzien door de bepalingen en werkpakketten beschreven

in het aanvraagdossier. De strategische aansturing van de stuurgroep en het managementoverleg is

miniem. Hun impact beperkt zich tot een goedkeuring van strategische agendapunten, aangedragen

door de platformcoördinator. KIO en iMinds stimuleren het platform tot nadenken over een duurzame

proeftuin door sessies te organiseren.

De stuurgroep en het managementoverleg worden betrokken bij de operationele decision making, maar

de platformcoördinator en haar medewerker zijn hoofdzakelijk verantwoordelijk voor de operationele

aansturing. Hiermee wordt de dagelijkse coördinatie van de proeftuin bedoeld. Dit houdt onder andere

in: het vaststellen van prioriteiten, de verdeling en opvolging van taken, enzovoort. Voorbeelden van

dergelijke operationele taken zijn: opvolgen van de verschillende projecten, panelselecties maken,

plannen en organiseren van focusgesprekken, co-creatiesessies of vergaderingen, afhandelen van

administratieve verplichtingen, enzovoort.

Het algemeen platformmanagement creëert in het businessmodel geen rechtstreekse waarde voor

participanten. De waarde van deze activiteit zit in de ondersteuning en aansturing van de andere key

activities die hierdoor bekrachtigd worden en concrete waarde creëren. Deze activiteit is bijgevolg een

duidelijke efficiency driver voor de overige activiteiten en treedt op als motor van het businessmodel.

De key activity algemeen platformmanagement creëert wel de accumulated resource competenties. Dit

is een indirecte waarde zijnde ervaring die vloeit uit het uitvoeren van de dagelijkse

bestuursactiviteiten. Dit valt te benoemen als competentie en daarom vertrekt de pijl vanuit de key

activity algemeen platformmanagement rechtstreeks naar de accumulated key resource competenties

om herhaling te vermijden.

Page 50: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

41

Figuur 5.6: Panelmanagement

Page 51: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

42

B. Panelmanagement

Panelmanagement is een tweede cruciale activiteit, aangezien het panel kan beschouwd worden als

USP van het platform. De panelmanagement activiteiten leiden dan ook tot de accumulated resource

‘panel’.

Panelmanagement bestaat uit enkele sub-activiteiten, elk gekoppeld aan verschillende values: het

werven van nieuwe panelleden, het up-to-date houden van alle gegevens en de mobilisering en

activering van het huidige panel.

De panelwerving gebeurt bijna uitsluitend door het OCMW van Aalst. De waarde die hieruit wordt

gecapteerd is de groei van het panel, wat belangrijk is voor het platform aangezien op die manier hun

USP groter wordt. Panelwerving is een efficiency driver voor het panel aangezien een betere werving

resulteert in een groter panel. De accumulated resource is dan ook het groter geworden panel.

Vervolgens is het up-to-date houden van het panel de verantwoordelijkheid van Stad Aalst en OCMW.

Zij trachten het profiel van de panelleden in kaart te brengen met behulp van een profielschets en

beheren de database. Database-beheer en profielschets kunnen beschouwd worden als

complementarities, aangezien beide activiteiten samen leiden tot extra waarde, zijnde een diepere

kennis en de usability van het panel. De profielschets is eveneens een efficiency driver voor de diepere

kennis van het panel. Tot slot biedt de profielschets de mogelijkheid om het panel te segmenteren, wat

een rechtstreekse waarde is voor de projectpartners en het platform.

Tot slot omvat het panelmanagement de mobilisering van de panelleden. Dit is tweeledig: enerzijds

worden de panelleden in de rol van prosumer actief betrokken bij innovatieve initiatieven, anderzijds

worden sociale aangelegenheden georganiseerd om een gemeenschapsgevoel op te wekken (Goodman,

Jimison ,& Pavel, P23-26). De waarde van mobilisering voor het platform zit voornamelijk in de

binding van het panel en bijgevolg de retentie ervan. Door een gevoel van betrokkenheid en

waardering te creëren voor de panelleden en sociale interactie te scheppen, worden ze

geënthousiasmeerd om deel te blijven uitmaken van de zorgproeftuin AIPA. Het engagement van de

panelleden via de mobilisering creëert tevens een efficiëncy driver om een diepere kennis van het

panel te verwerven. Deze diepere kennis zorgt voor de accumulated resource kenvermogen, waardoor

je betere kwalitatieve services kan gaan aanbieden in de toekomst. Het kenvermogen gaat specifiek

over het kennen van je testpopulatie. Eens je deze populatie voldoende kent, is het mogelijk om de

noden van het panel te capteren.

Een extra waarde die vloeit uit het panelmanagement is de inspraak, sociale interactie en bijdrage aan

een oplossing voor specifieke problemen. De deelnemers ontvangen ook een bescheiden vergoeding in

de vorm van een verplaatsingsvergoeding, catering, een kleine attentie of animatie. Daarnaast neemt

Page 52: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

43

het panellid natuurlijk waardevolle informatie mee naar huis voor zichzelf of om te verspreiden onder

zijn kennissen of familie.

Page 53: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

44

Figuur 5.7: Services

Page 54: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

45

C. Services

Bij de derde key activity worden vier hoofdservices gedefinieerd, die onderling afhankelijk of

aanvullend kunnen zijn voor elkaar. Zo kan een behoeftescreening als input dienen voor een co-

creatiesessie. Uit co-creatiesessies kunnen inzichten verworven worden, die bij advies & begeleiding

meegegeven worden. Deze activiteiten zijn dus complementair. De verzameling van deze services

moet zorgen voor een quasi volledige begeleiding van een organisatie doorheen haar innovatietraject.

Het vermarkten van het product zit hier niet inbegrepen.

De dienst behoeftescreening valt uiteen in twee afzonderlijke activiteiten voor verschillende

belangengroepen. Enerzijds wordt een behoeftescreening gedaan voor geïnteresseerde organisaties. Op

het ‘intake-gesprek’ wordt besproken wat de verwachtingen zijn van de organisatie, wat er kan worden

aangeboden en wat beide partijen uiteindelijk voor elkaar kunnen gaan betekenen.

Anderzijds wordt aan de hand van focusgesprekken en gerichte vragenlijsten een meer uitgebreide

behoeftescreening van het panel uitgevoerd. Op basis van de opgemaakte profielen kunnen reeds

enkele noden blootgelegd worden. Het inzicht in deze noden is een rechtstreekse waarde voor de

projecten en voor het platform voor het creëren van waardevolle user driven solutions.

AIPA biedt aan projecten de mogelijkheid om co-creatiesessies in te richten met de eindgebruiker

(zowel ouderen als zorgverstrekkers). Tijdens deze sessies worden verschillende partijen

samengebracht om een dialoog op te starten, met als doel het verfijnen van bepaalde oplossingen die

men voor ogen heeft. AIPA wordt ondersteund door de expertise van de platformpartners om de co-

creatiesessies te kunnen organiseren.

De voornaamste waarde van een co-creatiesessie voor de projectpartners is het toewerken naar een

‘user driven solution’.

Ook de panelleden hebben baat bij constructieve co-creatiesessies. Zij krijgen op deze manier een stem

om hun behoeftes te ventileren en zitten zo mede aan het stuur van de innovatie in producten die zij

zelf kunnen gebruiken.

De proeftuin wordt aangewend voor het testen van nieuwe applicaties, infrastructuren en

dienstverleningen alsook voor het aanpassen van de stedelijke leefomgeving in samenspraak met de

eindgebruiker. Dit geldt als omschrijving van de real life testing. De grootste waarde hierbij is voor de

projectpartners, namelijk het feit dat hun producten in real life getest worden nog voor ze op de markt

worden gezet. Het product kan tijdens de testfase nog evolueren, wat rechtstreekse waarde biedt voor

de projecten. Onder specifieke marktkennis valt onder andere de 'willingness to pay', hierbij wordt

bekeken of en hoeveel de eindgebruiker voor het product of de dienst wenst te betalen.

Tot slot is advies en begeleiding een laatste grote service die verleend wordt door AIPA. De

gezamenlijke expertise van ledenorganisaties Voka Health Community, PRoF+ en de

Page 55: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

46

Zorginnovatiecluster laat toe om de projecten en bedrijven te begeleiden en advies te verlenen bij het

uitwerken van hun vernieuwing doorheen het innovatietraject. Dit leidt tot de geaccumuleerde key

resources knowhow, netwerk en innovatief vermogen.

Tijdens de partnermatching worden verschillende partners met elkaar in contact gebracht. Het netwerk

van Voka Health Community, de Zorginnovatiecluster en PRoF+ is een troef om dit te

bewerkstelligen. De grootste waarde hiervoor is het verwerven van nieuwe contacten voor de

projectpartners maar ook voor de platformpartners.

Page 56: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

47

Figuur 5.8: Communicatie

Page 57: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

48

D. Communicatie

Interne communicatie

De interne communicatie omvat alle communicatie van het platform naar de platformpartners, de

projectpartners en de ondersteunende organen iMinds en KIO alsook de communicatie met

onderaannemers.

De waarde die gegenereerd wordt uit de interne communicatie is van toepassing op alle partners,

namelijk de efficiënte informatie en kennisdeling. Binnen het platform is communicatie uitermate

belangrijk aangezien dit ervoor zorgt dat het engagement, de openheid en het vertrouwen groeien. Ook

naar de projectpartners is interne communicatie van groot belang aangezien je deze projecten goed

tracht te ondersteunen. Dit geeft de accumulated key resource vertrouwen tot gevolg. Tot slot is

interne communicatie naar iMinds en KIO belangrijk in functie van de kennisdeling met andere

proeftuinen waar zij ondersteuning bieden.

Externe communicatie

Het is belangrijk om te vermelden dat externe communicatie wordt opgesplitst in twee soorten,

namelijk communicatie naar de grote groep en intakegesprekken. Communicatie naar de grote groep

kan beschouwd worden als marketing. De identiteit is hierbij een belangrijke resource. De waardes die

hieruit voortvloeien zijn van toepassing voor stad Aalst, het platform, de prospecten, de publieke

instellingen en zelfs voor de maatschappij in z'n totaal. Dit vergt extra uitleg.

De waardes die stad Aalst kan halen uit de marketingactiviteit zijn de potentiële omzet en de

naambekendheid voor de stad.

Voor het platform is de voornaamste waarde de naambekendheid die ze verwerven bij het voeren van

marketingactiviteiten. Het "merk" AIPA dient gekend te worden via een goede marketingstrategie.

De prospecten halen uit de marketingactiviteiten vooral awareness. Deze prospecten dienen opgesplitst

te worden in profit en social profit sector. Diezelfde awaraness is ook van toepassing voor de publieke

instellingen die beleidsmatig iets willen doen aan de vergrijzing.

Tot slot wordt uit de marketingactiviteiten ook sensibilisering gecreëerd voor de maatschappij. Door

AIPA worden mensen bewust gemaakt van het feit dat er iets moet gedaan worden om de vergrijzing

op een zo goed mogelijke manier aan te pakken.

De tweede grote pijler van externe communicatie is de intakegesprekken. Dit zijn gesprekken waarbij

communicatievaardigheden en het netwerk worden aangewend om potentiële omzet te gaan creëren.

Deze potentiële omzet is opnieuw waarde voor stad Aalst omdat via het intakegesprek de prospecten

kunnen overtuigd kunnen worden om hun project door AIPA te laten begeleiden.

Page 58: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

49

Verder zorgt een intakegesprek voor awareness bij de prospecten. Deze moeten opgesplitst worden in

twee "klantensegementen": profit sector en social profit sector.

Tot slot dient ook rapportering naar het IWT ondergebracht te worden onder externe communicatie.

Het IWT werkt in functie van de overheid dat alle informatie van de verschillende proeftuinen tracht te

verzamelen. Op deze manier heeft ze zicht op de manier waarop er wordt omgegaan met de subsidies.

Page 59: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

50

5.2.1.3 Interdependenties

De activiteiten van de zorgproeftuin bestaan op strategisch niveau uit vier key activities. Om deze

activiteiten te kunnen ontplooien wordt beroep gedaan op de resources en capabilities van de

participanten uit het ecosysteem. Niet alle participanten zijn aanwezig bij het uitvoeren van een

bepaalde activiteit en het gewicht dat daarbij in de schaal wordt gegooid verschilt. Soms zijn de

participanten, resources en activiteiten onderling afhankelijk.

Door het management van de proeftuin worden competenties verworven die ingezet kunnen worden in

dienst van de andere activiteiten. Alle participanten binnen het businessmodel vormen een

complementair partnerschap en accumuleren ook systematisch kennis. Om het management van een

multidisciplinair platform te ondersteunen en de kennistransfer te verzekeren is een goede

communicatie belangrijk. Dit management geldt als de efficiency driver, daar het de initiële aandrijver

van de andere activiteiten is.

Het panelmanagement zorgt samen met de panelcommunicatie voor een unieke resource: het panel.

Het platform is zo in staat om enerzijds het panel fysiek op te bouwen en anderzijds kennis te

accumuleren. Het panel is de USP bij het aanbieden van de services en dus van vitaal belang.

Inhoudelijke kennis van het panel en methodologische competenties rond het management ervan,

kunnen tot inzichten leiden rond het aanbod en de vraag van de markt. Door uitgebreide

behoeftescreenings kan het platform meer inspelen op de noden van het panel en ook op die van de

geïnteresseerde organisaties. (In dat opzicht kan het platform de rol van facilitator opnemen, die twee

werelden samenbrengt.)

Het platform is ook in staat om samen met de andere participanten een netwerk uit te bouwen, door het

uitvoeren van activiteiten met het panel en het aanbieden van services binnen deze projectwerking. Dit

netwerk heeft een gunstig effect op de naambekendheid van AIPA, wat kan omgezet worden in een

verhoogde interesse en toestroom naar het aanbod van de proeftuin. De projectpartners kunnen op hun

beurt expertise en knowhow opbouwen, wat zorgt voor een Lock-in. Bovendien wordt innovatief

vermogen geaccumuleerd.

Page 60: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

51

5.3 BM-SEO: Evaluatie & Optimalisatie BM

De fase die volgt op de scan van het businessmodel is de evaluatie ervan. Tijdens de vorige paragraaf

werd het businessmodel zo nauwkeurig mogelijk in beeld gebracht met alle mogelijke linken binnen

het model zelf. Belangrijk is aan te merken dat hoe beter de scan gebeurd is, hoe accurater de evaluatie

kan gebeuren. De evaluatie is op die manier opgebouwd, dat het dezelfde volgorde volgt als de

beschrijving van het businessmodel tijdens de scan (cf supra).

De logische volgende stap die nauw verbonden is met de evaluatie, is de optimalisatie in de vorm van

aanbevelingen. Deze volgt steeds na de evaluatie van een bepaald topic.

Eerst en vooral zijn er twee belangrijke activiteiten te vermelden die in het huidige businessmodel nog

niet of te weinig worden uitgevoerd. Deze twee activiteiten, behoeftescreening en kennisopbouw,

kunnen geïntegreerd worden doorheen het huidige businessmodel. Zij vormen dan ook het begin van

de evaluatie-/optimalisatiefase.

Behoeftescreening:

De behoeftescreening is een belangrijke activiteit doorheen het businessmodel, die momenteel niet

optimaal wordt uitgevoerd. Er zijn drie soorten behoeftescreening:

De behoeftescreening van prospecten voor het platform

De behoeftescreening van het panel voor het platform

De behoeftescreening van het panel voor (potentiële) klanten

Om te beginnen is het doel bij de behoeftescreening van prospecten voor het platform om noden van

potentiële klanten te identificeren. Op deze manier kan een kwaliteitsvolle dienstverlening aangeboden

worden die innovatie faciliteert of accelereert voor potentiële klantengroepen (cf. supra). Een

extensieve behoeftescreening gebeurt op dit moment niet. Tijdens de intakegesprekken met mogelijke

projectpartners wordt wel gepeild naar verwachtingen en noden. We spreken hier dus eerder over een

reactieve en beperkte behoeftescreening.

Optimalisatie:

Deze behoeftescreening moet meer proactief gebeuren. Je moet de noden van de bedrijven op

voorhand kennen. Het zou eigenlijk de bedoeling moeten zijn om actief met bedrijven te gaan

praten om te weten wat zij nodig hebben en hoe het platform een meerwaarde kan bieden. Met

deze informatie kan je het aanbod van het platform beter afstellen op de noden die er zijn. Een

ander element om in kaart te brengen is de ‘willingness to pay’ voor de diensten in het aanbod.

In een relatief nieuwe dienstverlening is de prijszetting niet evident.

Page 61: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

52

De behoeftescreening van het panel voor het platform gebeurt voorlopig niet, behalve indirect via de

antennefunctionarissen.

Deze peiling heeft als doel om de wensen en verwachtingen van de (potentiële) panelleden in verband

met het platform AIPA te identificeren en te begrijpen. Met deze kennis kan het platform haar

panelmanagement ondersteunen door panelactiviteiten voor de verschillende segmenten van het panel

(cf.supra) beter af te stemmen.

Optimalisatie

Je wil weten waarom mensen deel uitmaken van een panel en wat hun noden en

verwachtingen zijn. Door dit te weten weet je ook hoe je potentiële nieuwe panelleden kan

overtuigen. Actief de behoeften van je panel in verband met hun deelname aan het platform

gaan screenen zorgt voor de retentie van je panel en bevordert eveneens de groei ervan. Het

uitvoeren van een dergelijke behoeftescreening biedt bijgevolg een meerwaarde voor zowel

het panel als het platform.

Tot slot wordt de behoeftescreening van het panel voor (potentiële) klanten wel uitgevoerd. Deze

activiteit staat vermeld in de scan van het huidige businessmodel als ‘behoeftescreening’ bij de

activiteitencluster van services (cf.supra). De zorgnoden en de prioriteiten worden gescreend bij een

testpopulatie van eindgebruikers om ‘innovators’ te faciliteren met doelgerichte informatie voor een te

ontwikkelen product of dienst. Zo krijgen deze organisaties inzicht in de opportuniteiten op de markt

(economische hefboom) en worden op termijn de juiste behoeften op de markt ingevuld met innovaties

(maatschappelijke hefboom).

Deze screening is dus al opgenomen in het aanbod van AIPA, maar de resultaten die eruit volgen

worden nog onvoldoende geanalyseerd. Net die analyse is belangrijk om tastbare kennis te

verzamelen.

Optimalisatie:

De analysefase moet ontegensprekelijk worden uitgevoerd om op deze manier belangrijke

kennis te vergaren. De resultaten kunnen vervolgens gesynthetiseerd worden in een concreet

rapport waarmee het platform proactief doelgerichte en waardevolle informatie kan

verschaffen voor geïnteresseerde ‘innovators’, conform de privacywetgeving uiteraard.

In figuur 5.9 worden de activiteiten en waarden in verband met behoeftescreening overzichtelijk

voorgesteld. Het belang van deze bron van informatie in het proces van kennisopbouw (cf.infra) is

meteen duidelijk.

Page 62: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

53

Figuur 5.9: Aanzet key activity kennisopbouw

Kennisopbouw:

De opbouw van kennis is een volgende sleutelactiviteit doorheen het businessmodel die nog niet

uitgevoerd wordt. Voor een knowledge-based platform zoals AIPA is de creatie en captatie van kennis

essentieel voor de evolutie.

Er zijn tal van informatiebronnen die het platform kan aanwenden voor ‘het verwerven en opbouwen

van kennis’, zowel vanuit de eigen werking als vanuit externe bronnen. (zie figuur 5.9). Deze kennis

kan zich manifesteren in de vorm van een methodologie voor een activiteiten in het businessmodel,

bijvoorbeeld knowhow om een omvangrijk panel op te zetten. Ook andere accumulated resources uit

het businessmodel behoren tot kennis die kan opgebouwd worden door het platform, zoals het

inhoudelijke kenvermogen van het panel of de expertise om een efficiënte en effectieve dienst te

verlenen.

Een volgende stap in het proces is het documenteren en opslaan van cruciale informatie, zodat deze

niet verloren gaat voor de zorgproeftuin. Vervolgens kan men deze informatie analyseren en de

resultaten implementeren in de praktijk.

Optimalisatie:

Page 63: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

54

Er is nood aan een methodologie die men gaat gebruiken om de kennisopbouw te verzekeren.

Figuur 5.9 geeft een aanzet voor het toevoegen van een nieuwe key activity in het

businessmodel van AIPA.

Deze methodologie heeft als doel om activiteiten bewuster, efficiënter en effectiever uit te

voeren en opportuniteiten sneller te identificeren. Een zorgproeftuin die beschikt over

waardevolle kennis wordt als het ware opgewaardeerd. Enerzijds zullen partners meer

engagement vertonen om binnen het platform te functioneren, anderzijds kunnen klanten

rekenen op een doelgerichtere dienstverlening.

Page 64: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

55

Organisatiestructuur:

Figuur 5.10 schetst de organisatiestructuur zoals die op deze moment te observeren valt. De

stuurgroep, het managementoverleg en de platformcoördinator worden naast elkaar en op dezelfde

hoogte geplaatst. De platformcoördinator fungeert als spilfiguur tussen deze twee organen en bepaalt

grotendeels de agenda ervan. De focus ligt voornamelijk op operationele beslissingen en het

strategisch niveau wordt te weinig ingevuld. Een ander aandachtspunt is de rol van de

gebruikerscommissie in deze structuur, die in de praktijk anders wordt ingevuld dan op papier (zie

figuur 4.1).

Figuur 5.10: Organisatiestructuur in huidig businessmodel Bron: Eigen ontwerp gebaseerd op observaties en interviews

In de samenwerkingsovereenkomst tussen de partners staat de rol van de stuurgroep beschreven met

een focus op de strategische aansturing van de proeftuin. De stuurgroep focust momenteel bijna

uitsluitend op de operationele aansturing en het strategische gedeelte komt nauwelijks aan bod. Dit

geldt ook voor het managementoverleg. Door de sterke focus op het operationele luik dient wel

vermeld te worden dat de operationele aansturing van het platform goed verloopt onder impuls van de

platformcoördinator.

Aansluitend wordt in de samenwerkingsovereenkomst vermeld: “Om op een geldige manier te

beraadslagen moeten alle leden van de Proeftuinplatformstuurgroep aanwezig of vertegenwoordigd

zijn." Op basis van observatie merken we dat de stuurgroepvergadering onderbezet is. Dit verklaart

overigens het gebrek aan discussies tussen de platformpartners die ‘strategic decision making’ kunnen

bevorderen.

Page 65: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

56

Omdat de stuurgroep haar rol niet op deze manier opneemt, is de strategische aansturing onvoldoende.

Een belangrijke opmerking hierbij: doorheen de tijd van het onderzoek zien we het besef van deze

kwestie groeien en zal er meer aandacht besteed worden aan het strategische gedeelte.

De zesmaandelijkse gebruikerscommissie wordt in de praktijk ingevuld als een feedback-moment voor

de lopende projecten op de proeftuin in tegenstelling tot de ”ingestelde" begeleidingscommissie die

toeziet op de optimale uitvoering van het platform en op de volarisatie van de resultaten zoals

beschreven in de steunovereenkomst. Los van het feit dat de gebruikerscommissie deze rol niet

vertolkt, heeft de praktische invulling potentieel om een toegevoegde waarde te bieden voor de

projecten.

Er kan geconcludeerd worden dat er nood is aan een duidelijke structuur en vooral een duidelijke

rolverdeling en definiëring van de organen. Figuur 5.11 toont de optimalisatie van de

organisatiestructuur op het organisatiemodel van Mintzberg (Sinding & Waldstrom, 2014)

Figuur 5.11: invulling organisatiestructuur obv Mintzberg

Page 66: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

57

Optimalisatie organisatiestructuur

De stuurgroep richt zich voornamelijk op het strategische gedeelte. De platformpartners

vertegenwoordigd in de stuurgroep maken beslissingen met betrekking tot de strategische

aansturing en geven proactief input voor de agendapunten aan de platformcoördinator.

Het managementoverleg, dat meer regelmatige basis doorgaat dan de stuurgroep, ondersteunt

de platformcoördinator enerzijds in de operationele planning en anderzijds bij het

identificeren van strategische bottlenecks. Afspraken omtrent bijvoorbeeld samenstelling zijn

een voorwaarde.

De platformcoördinator blijft de spilfiguur in de organisatiestructuur. Zij is de verbinding

tussen het strategische en operationele niveau en is verantwoordelijk voor de implementering

van gemaakte beslissingen.

Met een duidelijke rolverdeling van de overlegorganen zal de platformcoördinator meer ondersteuning

krijgen voor de strategische en operationele invulling van het platform. Een efficiënter ‘decision-

making process’ zorgt voor duidelijke richtlijnen waarmee de platformcoördinator de activiteiten van

de proeftuin doelbewuster kan coördineren.

Page 67: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

58

Panelmanagement:

De inspanningen van voornamelijk Stad Aalst en OCMW Aalst leiden tot een positieve evaluatie van

het panelmanagement. De vertrouwensband van deze instanties met de doelgroep van senioren is een

belangrijke key resources die de panelwerving en panelcommunicatie bekrachtigd.

In de gewenste samenstelling van het panel (cf. supra) is de seniorendoelgroep goed

vertegenwoordigd. De medioren, mantelzorgers en professionele zorgverstrekkers daarentegen zijn

nog ondervertegenwoordigd. De segmentatiecriteria die toegepast worden op het panel moeten goed

afgedekt worden, zodat het platform een duidelijk afgelijnde testpopulatie naar voor kan schuiven in

hun dienstverlening.

De vergankelijkheid van het panel vormt echter een risico. De verantwoordelijke voor het

panelmanagement moet waken over de bezetting van panelleden in de verschillende

segmentatiecriteria. Hij moet ook een balans vinden rond het inzetten van de panelleden. Een te

actieve participatie kan leiden tot de verbranding van leden, terwijl bij een te passieve betrokkenheid

engagement verloren gaat.

Optimalisatie

Het panel is momenteel vooral opgebouwd uit 65 plussers. Deze focus kan uitgebreid worden naar de

voorlopig nog "actieve bevolking" van medioren. "Als je deze groep nu reeds kan bereiken met niet-

stigmatiserende producten, dan open je een veel grotere markt" (Verhoeve, 2015).

De aanwezigheid van een brede waaier aan goed bezette segmenten in het panel zal de kwaliteit van

dienstverlening ten goede komen.

Het profiel van de ouderen in het panel kan heel snel evolueren. Het up-to-date houden van de

database met behulp van frequente profielschetsen is dus een cruciale activiteit. Deze korte peilingen

kunnen geïntegreerd worden tijdens ‘sociale interactie momenten’, behoeftescreeningen, testen,

enzovoort.

Page 68: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

59

Services:

De zorgproeftuin is aangekomen in de fase waar het concreet een dienstverlening in de markt moet

plaatsen. Tot nu toe heeft het platform zich voornamelijk geconcentreerd om key resources op te

bouwen. Zo is er ondertussen een inzetbaar panel aanwezig en wordt binnen afzienbare tijd de

demowoning opgeleverd. Het is dus zaak om intensiever diensten te gaan uitvoeren met het oog op het

behalen van de platformdoelstellingen. Dit impliceert het opsporen en toelaten van nieuwe projecten.

Optimalisatie:

Een referentiekader met onmiskenbare criteria voor nieuwe projecten, een duidelijk

afgelijnde menukaart en een logische prijszetting zijn een must om deze fase aan te vatten.

Figuur 5.12 biedt een framework om een duidelijk aanbod te bepalen.

Het innovatietraject van de potentiële klant en de fase waarin het innovatief product of service zich

bevind staat centraal. Het platform neem de rol op van facilitator, katalysator of stuurt dienstaanvragen

waar mogelijk door naar partijen in haar netwerk. Het startpunt van de innovatie kan bijvoorbeeld de

gele ster zijn, waar diensten om het idee te optimaliseren of met betrekking tot de business analyse

(haalbaarheid, verdienmodel, …) nuttig zijn. Bovendien kan het platform haar dienstverlening

doorheen het innovatietraject promoten en een cumulatie van diensten verlenen.

5.12 Aanzet tot aanbodbepaling op innovatietraject

Om te beginnen moeten de grenzen van het aanbod bepaald worden, geënt op de fases van het

innovatietraject. Ter illustratie: een product of dienst ‘close to market’ kan enerzijds wel opgenomen

Page 69: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

60

worden binnen de grenzen van het aanbod onder de vorm van een laatste testrun bij de doelgroep.

Anderzijds kan AIPA het project doorsturen als de focus meer marketing gericht is.

Een peiling naar de noden van potentiële klantendoelgroepen is sterk aan te raden om een aanbod op af

te stemmen (cf. supra).

Er worden 2 soorten criteria beschreven in het referentiekader voor het al dan niet aanvaarden van een

nieuw project. Enerzijds moet de innovatie voldoen aan een algemene norm die de identiteit,

doelstellingen en visie van de proeftuin weerspiegelen. Anderzijds moeten de wensen en

verwachtingen van de ‘innovator’ ingevuld worden in elke fase van het innovatietraject. Deze

specifieke criteria moeten vuistregels definiëren welke verwachtingen de proeftuin kan en wil

inlossen, m.a.w. er moet strategisch alignment tussen de partijen zijn. Ter illustratie: een afgewerkt

product kan getest worden met als doel ‘redesign’, maar niet in de etalage gezet worden als promotie

(Opmerking: dit is louter een voorbeeld zonder enige implicaties). Op basis van dergelijk

referentiekader zal de platformcoördinator korter op de bal kunnen spelen en efficiënter kunnen

werken.

Samengevat: het aanbod (lees: key activities) wordt op basis van de key resources van het platform en

de noden van de klantendoelgroep geplaatst ‘innovatietraject tijdlijn’.

Tot slot moet de platformcoördinator voorzien worden van duidelijke richtlijnen in verband met de

prijszetting van het aanbod, dit in functie van de bundeling van gevraagde diensten, tijdsbesteding,

kosten, enzovoort. Aan de andere kant is de ‘willingness to pay’ van de prospecten een belangrijk

element om de prijs op af te stemmen.

Partnermatching is een moeilijke activiteit en misschien is dat de reden waarom het momenteel te

weinig gebeurt.

Optimalisatie:

Tijdens de eerste evaluatiesessie van de BM scan stelde Caroline Huys de partnermatching

2.0 voor. Dit is een benaming om twee werelden samen te gaan brengen tijdens co-

creatiesessies of partnermatching evenementen. Die twee werelden staan dan voor enerzijds

de ouderen die nood hebben aan innovatieve producten en anderzijds de social profit en de

profit sector. Deze twee werelden moet je samen brengen want deze twee groepen kunnen

elkaar veel bijbrengen. Dit is een vorm van partnermatching die AIPA op zich zou kunnen

nemen.

Page 70: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

61

Communicatie:

MyMinds wordt beschikbaar gesteld als centraal IT-platform voor het delen van informatie binnen de

interne communicatie. Hoewel dergelijke IT-infrastructuur de communicatie efficiënt kan laten

verlopen, wordt het niet actief genoeg gebruikt. Een opwaardering van de informatie en een

frequentere ‘sharing’ van overzichtelijke gegevens met toegevoegde waarde kan MyMinds nieuw

leven inblazen.

De externe communicatie kan beschouwd worden als de marketingafdeling van AIPA. De evaluatie

hiervan is positief. Reeds van dag 1 van het onderzoek is er progressie waarneembaar van de manier

waarop er naar de buitenwereld gecommuniceerd wordt. Een eenduidige identiteit is er voorlopig nog

niet en deze is nodig om de externe communicatie doelgerichter te laten verlopen. Het is voor AIPA

belangrijk om een eenduidig verhaal te vertellen. Een duidelijke "pitch" kan hier ondersteuning

bieden om de identiteit vorm te geven. Als men in enkele zinnen kan zeggen waarvoor AIPA staat,

dan zal de missie van AIPA voor het publiek duidelijker zijn.

Hierbij is "story telling" zeer belangrijk. Het eenduidig verhaal kan verschillende nuances hebben,

afhankelijk aan wie het verteld wordt. Voor het panel en de overheid is het maatschappelijke aspect

vooral belangrijk, terwijl de bedrijven in de social profit en profit sector vooral interesse hebben in het

economische aspect.

De intake gesprekken zijn belangrijk om projecten en prospecten te overtuigen. Een duidelijke

menukaart met bijhorende prijszetting zijn hier cruciaal (cf. supra). Zij zijn ook een belangrijk

onderdeel in de behoeftescreening van prospecten (cf. supra).

Page 71: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

62

5.4 BM-SEO: kritische reflectie

In deze sectie is het doel om na te gaan of de BM-SEO methodiek vlot kan worden toegepast in de

context van een zorgproeftuin. Aangezien de IT-tool momenteel volop in ontwikkeling is, en bijgevolg

niet beschikbaar binnen de tijdspanne van dit onderzoek, kan enkel de methodologie geëvalueerd

worden.

De BM-SEO is een breed inzetbaar framework, maar bij momenten ook slachtoffer van zijn eigen

flexibiliteit.

Om te beginnen is het belang van een goed uitgevoerde scan onmiskenbaar. Het gehele businessmodel

‘as is’ wordt in kaart gebracht en toegelicht. Dergelijke doorlichting door een externe partij neemt tijd

in beslag door de nood aan een extensieve dataverzameling, waarin zowel key informants als interne

documenten als bronnen gelden. Met het oog op een efficiënte dienstverlening, zien wij 2 mogelijken:

Getrainde ‘scanners’: met de expertise van de BM-SEO en een duidelijke methodologie

rond het scanproces achter de hand brengen zij het businessmodel voor de klant in kaart.

Coaches: Seminaries en trainingen voorzien managers van de juiste kennis om zelf aan de

slag te gaan met de tool. Zo wordt de stap van dataverzameling grotendeels overgeslagen.

Uit de case study blijkt dat de scan in een complexe omgeving met veel rechtstreekse participanten in

het business model niet alleen veel tijd vergt door de vele key informants, maar ook niet altijd

eenduidig is. Er is veel ruimte voor interpretatie met betrekking tot de opbouw en componenten van

het business model. Enerzijds is deze flexibiliteit positief omdat de tool in een atypische context kan

gebruikt worden , anderzijds is het een voedingsbodem voor veel discussies zonder toegevoegde

waarde en bijgevolg niet efficiënt. Een typische discussie is de dunne grens tussen de waarde voor een

participant en de (accumulated) resource die daaruit voortkomt. Naar onze mening kan in sommige

gevallen de gecreëerde waarde net de (accumulated) resource zijn. Ter illustratie: de ‘diepere kennis

van het panel’ zorgt voor de accumulated resource ‘inhoudelijk kenvermogen’, terwijl zowel de

waarde als de resource een hoger kenvermogen zijn. In het businessmodel hoeft niet altijd een waarde

benoemt te worden om tot een accumulated resource te komen.

Een duidelijke handleiding met een stappenplan en eenduidige definiëring van componenten dringt

zich dus op. Generieke voorbeelden zoals key personeel (participant) en hun competenties (resource)

gelden als snelle vuistregels om het scan proces sneller te laten verlopen.

Het framework maakt het mogelijk om het businessmodel te visualiseren in een ‘flow’ waar de relaties

duidelijk waar te nemen zijn. Dit maakt het mogelijk om de samenhang tussen strategische elementen

Page 72: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

63

duidelijk te maken en opportuniteiten te identificeren. Verder maakt het strategische beslissingen

makkelijker bespreekbaar.

Een duidelijk level van detaillering is echter noodzakelijk voor een overzichtelijke tekening. De

interpretatie van ‘strategisch niveau’, d.i. het niveau van de scan, is niet voor iedereen dezelfde. Dit

heeft als gevolg dat de scan voor de ene persoon compleet en voor de andere persoon onvolledig

beschouwd worden. Triangulatie in het scanproces, zoals in dit onderzoek in teamverband gebeurde,

vermindert dit risico.

De scan kan beschouwd worden als een momentopname, een foto van de werking van een organisatie.

In een dynamische omgeving zoals die van de zorgproeftuin is een statische foto te beperkend. Ter

illustratie: ‘real life testing’ wordt nu nog niet gedaan, maar staat wel op de planning om van start te

gaan. De scan heeft wel de mogelijkheid om te anticiperen en zelfs de dynamiek te ondersteunen. Een

IT-tool kan hiervoor verschillende mogelijkheden naar voor schuiven. Een voorbeeld kan zijn om de

scan te visualiseren in verschillende ‘layers’, waar de bovenste laag het actuele business model is. De

volgende lagen kunnen dan naar wens gedefinieerd worden om de strategische veranderingen aan te

brengen. Ook de evaluatie en optimalisatie kunnen op deze manier geïntegreerd worden.

Het is overigens efficiënter om de evaluatie en optimalisatie in dezelfde fase uit te voeren. Op deze

manier is het zoeken van de grens tussen evaluatie en optimalisatie een overbodige moeite en wordt

het denkproces niet afgebroken.

Tijdens de evaluatiefase is het belangrijk om ook te focussen op de waarde die nog niet gecreëerd

wordt voor de participanten. Het businessmodel moet in evenwicht zijn. Als participanten aan de

linkerzijde meer resources inbrengen dan de waarde die zij capteren aan de rechterzijde, zal de

participant in kwestie zich vroeg of laat terug trekken uit het business model.

We merken op in de case study dat de maatschappelijke waarde van het platform zich voornamelijk in

het business model van de projecten bevindt. Zij brengen immers de innovaties naar de markt, waarin

AIPA de rol van facilitator of katalysator opnam. Deze maatschappelijke waarde komt dus niet

rechtstreeks voort uit de activiteiten in het business model en wordt ook niet opgenomen in de figuur.

Tot slot rest de vraag of de methodologie toepasbaar is in de atypische context van een zorgproeftuin.

Naar onze mening zorgt de flexibiliteit van de methodologie dat deze breed inzetbaar is, dus ook in de

context van een zorgproeftuin. Deze stelling moet wel genuanceerd worden. Een echte tool voor de

BM-SEO is nog niet beschikbaar. De ondersteuning en flexibiliteit van de IT-ondersteuning zal een

cruciale factor zijn om de focus verder uit te breiden van KMO’s naar andere contexten. Meer

onderzoek is dan ook aangeraden.

Page 73: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

64

5.5 Duurzame scenario’s

In deze paragraaf worden aanbevelingen beschreven betreffende een toekomst voor AIPA. Hierboven

werd met de BM-SEO methodologie het huidige businessmodel reeds in kaart gebracht, geanalyseerd

en geoptimaliseerd waar nodig (cf supra). Vanuit deze reeds opgedane kennis trachten wij een vijftal

scenario's uit te werken die mogelijk een toekomst zonder subsidies kunnen bieden aan AIPA. We

hebben ons gebaseerd op input uit interviews maar ook uit eigen strategisch denken daar wij ook reeds

geruime tijd met het onderwerp bezig zijn en na de BM-SEO techniek reeds in staat zijn om een eigen

gegronde mening te formuleren. De scenario's zijn alle drie verschillend van elkaar en hebben elk hun

eigen kenmerken, hun voordelen maar ook hun nadelen.

Wij willen benadrukken dat deze scenario's louter hypothetisch zijn opgesteld en dat geen van

onderstaande pistes verplicht zijn te volgen.

Ondernemersmodel

Een eerste optie is het ondernemersmodel. Hierbij wordt de vergelijking gemaakt met een zelfstandige

organisatie die kan overleven in de private leefsfeer.

Een eerste belangrijk aspect is de juridische entiteit. Momenteel stromen de inkomsten die verworven

worden naar de stad. In een duurzaam model is dit niet mogelijk waardoor een juridische entiteit van

groot belang wordt. Een mogelijke entiteit is een vzw, waarbij vooral het maatschappelijke doel

voorop staat. Een meer ondernemersingesteld alternatief voor de traditionele vzw is de CVBA-SO. Dit

is een vennootschap die is samengesteld uit een veranderlijk aantal vennoten met veranderlijk

kapitaal, maar waarbij het sociale aspect niet uit het oog verdwijnt (Coates & Van Opstal, 2010).

Deze eigenschappen komen overeen met het huidige model van AIPA, namelijk een ecosysteem met

partners die hun inbreng doen. In het duurzame model wordt dus van de partners een kapitaalinbreng

verwacht, naast de reeds ingebrachte kennis.

Als we aannemen dat CVBA-SO AIPO (Ageing In Place Oost-Vlaanderen) de vennootschap wordt,

dan kan deze onderbouwd worden met verschillende business units. Een BU kan een panel zijn in een

stad. Idealiter telt de vennootschap een drietal panels verspreid over de provincie. Een voorbeeld

hiervan kan de driehoek Aalst - Gent - Grembergen zijn, respectievelijk een provinciestad, een grote

stad en een gemeente, waardoor het totale panel over de business units heen zeer divers is.

De waardecreatie komt voort uit het aantrekken van projecten en het begeleiden ervan doorheen het

innovatietraject. Hiervoor kan kennis in huis gehaald worden of gewerkt worden met onderaannemers.

Page 74: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

65

Netwerkmodel

Het netwerkmodel is een tweede optie die kan leiden tot een duurzaam bestaan. Dit model is naar

analogie met het VOKA model.

Zoals de afbeelding4 aantoont wordt AIPA op deze manier uitgesplitst in verschillende delen. De

bedoeling hiervan is om alle goeie aspecten te gaan bundelen in aparte deeltjes. De interne organisatie

staat bovenaan, dit is in deze case AIPA, en de identiteit van de interne organisatie staat centraal. De

bedoeling van een netwerkmodel is om een inspirerend netwerk te zijn waar tal van partners interesse

in hebben.

De werking van het netwerk is op dergelijke manier georganiseerd dat door interactie tussen partners,

met elk hun instrumenten en inzichten, innovatie gestimuleerd wordt.

De valorisatie kan gebeuren door met een lidmaatschap te werken waarbij er betaald dient te worden

om tot het platform te mogen toetreden. Een mogelijke piste hiervoor is het werken met verschillende

soorten van lidmaatschap, waarbij de prijs bepaalt hoe nauw de partner betrokken wordt in het

netwerk. Voorwaarde hiervoor is dat het platform genoeg waarde biedt zodat partners bereid zijn extra

te betalen.

Technology Facilitator

Een derde piste is vergelijkbaar met The Loop in Antwerpen. Dit is een objectieve, steeds

veranderende omgeving waar nieuwe producten, diensten, concepten en ideeën te ontwikkelen vallen,

met als doel merken en retailers voortdurend slimmer en succesvoller te maken (Econom, 2015).

4 www.wesleyhendriks.nl, geraadpleegd op 15/05/2015

5.13 Voorstelling netwerkmodel

Page 75: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

66

AIPA kan in de toekomst een dergelijk systeem uitbouwen als de demowoning (die momenteel in

opbouw is) behouden wordt. Deze demowoning kan symbool staan voor AIPA als ontmoetingsplaats

waar nieuwe innovaties besproken, getest, ontdekt en geëvalueerd kunnen worden. Het huidige panel

kan ingezet worden om deel te nemen aan de testen en zo nodig de innovaties de evalueren. Via the

Loop kan AIPA een "technology facilitator" binnen de zorgsector worden.

Om dit project duurzaam te maken zal AIPA een duidelijk aanbod, inclusief prijszetting, moeten

bieden aan de geïnteresseerde bedrijven.

Vlaamse incorporatie

Een laatste optie is het Vlaamse verhaal, waarbij AIPA geïncorporeerd wordt binnen de vijf andere

zorgproeftuinen (Lemmens, 2015). De focus van AIPA ligt momenteel op woonbeleid wat bij geen

van de andere zorgproeftuinen het geval is. Hierdoor past AIPA perfect binnen een Vlaamse structuur

die AIPVLA zou kunnen heten, wat staat voor Ageing In Place Vlaanderen. Deze Vlaamse structuur

zou de zes proeftuinen als business units kunnen hebben met elk hun panel, waardoor AIPVLA kan

beschikken over een zeer divers panel.

De waarde waar uiteindelijk voor betaald kan worden, stroomt door naar het Vlaamse niveau,

aangezien AIPA in dit verhaal een schakel is in een groter netwerk.

Policy lab

Deze piste kan beschouwd worden als een last resource scenario. Als geen van bovenstaande

scenario's blijkt te lukken, dan kan stad Aalst er voor kiezen om de resource panel te incorporeren in

zijn werking. Het panel kan bijvoorbeeld ingezet worden om beleidsmatige zaken mee af te toetsen.

Op die manier gaat een waardevolle resource niet verloren.

Achter dit scenario zit geen valorisatieplan, aangezien het niet de bedoeling is om omzet te genereren.

Alternatieve financieringsmogelijkheid:

Tot slot wordt in deze sectie kort het concept van social impact bonds besproken. Dit is een vorm van

betaling door de overheid op basis van het al dan niet behalen van resultaten in de sociale sector. In

eerste instantie moet er een private investeerder gevonden worden die de investering wil dragen. Als

het project een positieve impact heeft gehad op de maatschappij, dan betaalt de overheid de

investering terug. (Mulgan et al., 2010).

Page 76: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

67

6 Discussie

In deze sectie worden de resultaten van de case study afgetoetst met de relevante theorie zoals die

werd beschreven in het hoofdstuk literatuur (cf supra).

Uit de evaluatie van de scan is gebleken dat het opbouwen van kennis een van de, zoniet de

belangrijkste activiteit van het platform is. Hoe meer waarde een platform kan bieden, hoe meer de

partners geneigd zullen zijn om het platform trouw te blijven. Dit wordt bevestigd in de literatuur van

ecosystemen, aangezien AIPA beschouwd kan worden als een ecosysteem doordat het er veel

overeenkomsten mee vertoont. Zo is stad Aalst de lead firm binnen het platform. Ze is de drijvende

kracht en ze tracht engagement te verkrijgen bij de platformpartners. Uit de evaluatie blijkt dat dit niet

eenvoudig is. Doordat een voorlopig tekort aan waardecreatie binnen het platform dreigen

platformpartners hun engagement te verliezen wat een reëel risico is voor voortbestaan van het

platform. Dit is een bevestiging van wat De Meyer & Williamson (2012) en ook Amit et al., (2011)

stellen. Zij duidden reeds op het gevaar dat het platform in staat moet zijn om voldoende waarde te

kunnen capteren maar tegelijk ook waarde moet kunnen creëren voor de platformpartners. Dit blijkt uit

de case study een niet te onderschatten uitdaging te zijn. Een laatste gelijkenis tussen wat in de case

study vastgesteld is en wat in de literatuur beschreven wordt is dat ecosystemen het creëren van

innovaties bevorderd. Uit de case blijkt dat de zorgproeftuin AIPA opgericht is om innovaties (die

ervoor zorgen dat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen) te stimuleren. Dit doel vindt

bevestiging in de literatuur daar een van de drivers voor het oprichten van ecosystemen volgens Adner

en Kapoor (2010) de drang naar innovatie is.

Verder kan er uit de evaluatie van het platform worden geconcludeerd dat de platformpartners binnen

het platform zeer divers van soort zijn en in eerste instantie niet per definitie complementair zijn. Deze

diversiteit zorgt voor verschillende inzichten op bepaalde onderwerpen, wat de efficiënte werking ten

goede komt. Dit inzicht uit de case study is in tegenspraak Demeyer & Williamson (2010). Zij stellen

dat platformpartners binnen een ecosysteem complementair moeten zijn, zoniet werken ze elkaar tegen

en dit heeft volgens hen een nefast effect op het platform op zich. Vanuit de case kan geargumenteerd

worden dat de stelling van Demeyer & Williamson niet in alle gevallen klopt.

Dit onderzoek is slechts een aanzet tot verder onderzoek. Het onderwerp is in die mate uitgebreid dat

er in de toekomst nog tal van onderwerpen hieromtrent onderzocht kunnen worden. Zo dient zeker de

business development fase van de zorgproeftuin onderzocht te worden, aangezien hierbij expliciet kan

worden gefocust op waardecreatie. Ook de manier waarop er intern en extern gecommuniceerd wordt

vanuit een zorgproeftuin kan een potentieel toekomstig onderzoek zijn. Hier kan de theorie van Ansell

omtrent communicatie als basisbron gebruikt worden. Tot slot kan een marketingonderzoek gevoerd

worden naar de manier hoe de key resources maximaal kunnen worden uitgebuit.

Page 77: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

68

7 Conclusie

Doorheen het onderzoek werden twee grote onderzoeksvragen geformuleerd, in eerste instantie werd

voor een specifieke case, de zorgproeftuin AIPA, het huidige businessmodel in kaart gebracht. Deze

werd naar analogie van de BM-SEO methodiek voorgesteld door het nemen van een "scan", daarna

werd deze scan geëvalueerd en geoptimaliseerd. Uit dit vertrekpunt werden enkele subvragen

onderzocht die dieper ingaan op het huidige businessmodel. Zo kan geconcludeerd worden dat het

platform veel gelijkenissen vertoont met een ecosysteem. De partners die het meeste inbreng leveren

zijn stad Aalst en OCMW Aalst. Het engagement bij de andere partners van het platform is moeilijker

in te schatten, maar het is duidelijk dat dit een belangrijk werkpunt is voor het platform.

Binnen het platform werd vooral gefocust op het uitbouwen van belangrijke key resources, waardoor

de focus tot op heden nog te weinig gericht geweest is op het concreet opmaken van een afgelijnd

aanbod voor (potentiële) projecten. Daarom worden sommige resources die door de platformpartners

ter beschikking worden gesteld nog niet ten volle gebruikt. Hierdoor wordt het volledige potentieel

van het platform nog niet volledig benut. Tijdens de evaluatie van het businessmodel werd extra

aandacht geschonken aan welke waarde er gecreëerd wordt en voor wie. Uit de evaluatie blijkt dat er

veel potentiële waarde zit in bepaalde services, maar dat deze diensten tot op heden niet, ofwel weinig

worden aangeboden waardoor voorlopig weinig waarde gegeneerd kan worden. De activiteiten die

voor het platform potentiële waarde bevatten zijn behoeftescreening en het aflijnen van een duidelijk

aanbod. Deze worden in het hoofdstuk evaluatie en optimalisatie uitvoerig besproken en toegelicht. De

geaccumuleerde key resources hebben vooral betrekking op de expertise en de kennis die wordt

opgebouwd. Dit is te koppelen aan het feit dat AIPA een knowledge based platform is en de

opgebouwde resources dus eerder intangible zijn dan tangible. Uit de evaluatie blijkt dat de

zorgproeftuin nog heel wat potentieel onbenut laat, tijdens de optimalisatiefase worden verschillende

voorstellen gedaan om dit onbenutte potentieel te exploreren waarbij de AIPA deze optimalisaties

vrijblijvend kan opnemen.

Nadat er doorheen het onderzoek intensief met de methodiek van de BM-SEO gewerkt werd, kon

dieper worden ingegaan op de tweede grote onderzoeksvraag. Hierin werd bekeken of de BM-SEO al

dan niet constructvalide is binnen een complexe case, zijnde de zorgproeftuin AIPA.

Uit dit onderzoek blijkt dat de methodologie van de BM-SEO constructvalide is in de context van een

zorgproeftuin. De methodologie laat toe om op een gestructureerde manier het volledige proces, van

opbouw tot en met de controle van het businessmodel, te doorlopen dankzij het duidelijke stappenplan

scan - evaluate - optimize. De toevoeging van de accumulated key resources aan het traditionele

activity system perspective van Amit et al., (2010), is een meerwaarde aan de reeds bestaande theorie.

Verder biedt de methodologie de mogelijkheid om interdependenties aan te brengen binnenin het

model van de onderneming, wat een kwaliteitsvolle toevoeging is met het oog op het dieper inzicht

Page 78: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

69

verwerven in het model van de onderneming. De BM-SEO methodiek biedt eveneens de mogelijkheid

om de flow binnen het businessmodel te visualiseren, wat extra toegevoegde waarde biedt om het

model van de onderneming beter te begrijpen. De visualisatie zal in de toekomst ondersteund worden

door een tool, die in de tijdspanne van dit onderzoek nog niet ter beschikking was voor om actief te

gebruiken.

Tot slot werden enkele mogelijkheden tot duurzame scenario's geschetst. Hierin worden vijf

mogelijkheden voor een duurzaam businessmodel kort toegelicht. Deze paragraaf dient vooral om een

eerste aanzet te geven tot het nadenken over de toekomst van de zorgproeftuin.

Page 79: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

70

8 Woordenlijst

Hieronder volgt een oplijsting van alle begrippen en woorden die vaak terugkeren in het werkstuk. Het

toelichten van deze belangrijke termen dient vooral om de tekst beter te kunnen begrijpen. De

verklaring van onderstaande woorden werden gebaseerd op informatie uit interne documenten die te

vinden zijn in bibliografie en datamatrix (bijlage 10.3)

AIPA: Ageing In Place Aalst: Een zorgproeftuin in Aalst, opgericht met steun van de Vlaamse

Overheid en met belangrijkste doel om het comfort van ouderen in eigen huis te verbeteren.

Potentiële slogan: "Langer thuis in eigen huis".

Intellectuele eigendommen: De intellectuele eigendomsrechten zoals octrooien,

auteursrechten (inbegrepen auteursrechten voor software in eender welke code) en andere

gelijkaardige wettelijke intellectuele eigendomsrechten, zowel als aanvragen voor zulke

rechten.

IP: Intellectual Property.

Orchestrator: De onderneming die de leiding neemt binnen een ecosysteem. Voor de

zorgproeftuin AIPA is dat dan de stad Aalst. Zij gaat het voortouw nemen en neemt de rol van

trekker op zich. Mogelijke Nederlandse vertalingen zijn arrangeur, trekker of regelaar.

Proeftuin: Een proeftuin is een omvangrijke verzameling van gebruikers die een product of

dienst testen tijdens hun alledaagse bezigheden in hun thuis- of werkomgeving. Dat laat de

onderzoekers niet alleen toe om rechtstreekse feedback te verzamelen van gebruikers, ze

kunnen ook systematisch gebruikersgedrag observeren, monitoren en analyseren in een

natuurlijke omgeving

Proeftuinproject: Een project met één of meerdere partijen en derde partijen dat toegang tot

en ondersteuning van de testinfrastructuur aanvraagt en gebruikt.

Testinfrastructuur: De demo-woningen die opgericht worden in functie van het project Pro

Domo en die ook voor andere projecten kunnen worden ingezet.

Zorgproeftuin: Proeftuin met specifiek de focus op producten bedoeld voor de zorgsector.

Page 80: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

71

9 Bibliografie

Adner, R. (2006). Match Your Innovation Strategy to Your Innovation Ecosystem. Harvard Business

Review , 1-11.

Adner, R., & Kapoor, R. (2010). How the structure of technological interdependence affects firm

performancein new technology generations. Strategic Management Journal (31), 306-333.

AIPA. (2013). IWT aanvraag voor een platform voor de proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen.

Aalst: Intern document.

Amit, R., & Zott, C. (2010). Business Model Design: An Activity System Perspective. Elsevier.

Amit, R., & Zott, C. (2012). Creating Value Through Business Model Innovation. MIT Sloan

Management Review.

Amit, R., Massa, L., & Zott, C. (2011). The Business Model: Recent Developments and Future

Research. Sage Publications.

Baden-Fuller, C., & Mangematin, V. (2013). Business Models: A challenging agenda. Sage

Publications.

Baxter, P., & Jack, S. (2008). Qualitative Case Study Methodology: Study Design and Implementation

for Novice Researchers. The Qualitative Report , 13 (4), 544-559.

BM-scan. (2015, april 15). Voorstelling eerste versie van de businessmodel scan.

Carayannis, E. G., & Campbell, D. F. (2012). Mode 3 Knowledge Production in Quadruple Helix

Innovation Systems (1e editie ed.). London: Springer.

Casadesus- Masanell, R., & Ricart, J. E. (2010). From Strategy To Business Models and onto Tactics.

Long range planning , 2010 (43), 195-215.

Catrysse, M. (2015, maart 25). Interview met Michael Catrysse, Televic.

Cattoir, C., & Van Opstal, E. (2015, maart 4). Interview met Céline Cattoir& Elise Van Opstal,

Zorginnovatiecluster & Stad Aalst.

Chesbrough, H., & Rosenbloom, R. S. (2002). The role of the business model in capturing value from

innovation: evidence from Xerox Corporation's technology spin‐off companies. Oxford Journals.

Page 81: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

72

Clerix, A., Leten, B., Roijakkers, N., Vanhaverbeke, W., & Van Helleputte, J. (2013). IP Models to

Orchestrate Innovation Ecosystems: IMEC, A Public Institute In Nano-Electronics. California

Management Review (55), 51-64.

Coates, A., & Van Opstal, W. (2010). Juridische kaders in de sociale economie: een rechseconomische

doorlichting. OVER WERK Tijdschrijft van het Steunpunt WSE , III, 51-65.

De Meyer, A., & Williamson, P. J. (2012). Ecosystem Advantage: How To Succesfully Harness The

Power Of Partners. University of California (55), 24-45.

De Weghe, M. (2015, april 15). Interview met Marc De Weghe, OCMW voorzitter Aalst.

Econom. (2015). Econom. Opgeroepen op mei 17, 2015, van http://www.econocom.com/be-

nl/actualites/article-economail/met-de-opening-antwerpen-van-the-loop-een-interactieve-en-

vooruitstreve

Eisenhardt, K. M. (1991). Better stories and better constructs: the case for rigor and comparative

logic (Vol. 16 ed.). Stanford University: Academy of Management Review 620-627.

Eisenhardt, K. M. (1989). Building Theories from Case Study Research. The Academy of

Management Review 532-550.

Eisenhardt, K. M., & Graebner, M. E. (2007). Theory building from cases: Opportunities and

Challenges. Academy of Management Journal (50), 25-32.

Gebruikersgroep. (2015, maart 30). Gebruikersgroep AIPA.

Gibbert, M., Ruigrok, W., & Wicki, B. (2008). What passes as a rigorous case study? Strategic

Management Journal.

Goodman, C. A., Jimison, H. B., & Pavel, M. (2002). Participatory Design for Home Care

Technology. Proceedings of the Second Joint EMBS/BMES Conference , 23-26.

Hamel, G. (2000). Leading the revolution. Boston: Harvard Business School Press .

Hwang, H. S., Jung, T. S., Kim, S. Y., & Suh, E. S. (2006). Customer segmentation and strategy

development based on customer lifetime value: A case study. Elsevier , 101-107.

IWT. (2013). Handleiding bijkomende projecten voor de proeftuin Zorginnovatiecentrum Vlaanderen.

Brussel: Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie.

IWT. (2013). IWT aanvraag voor een platform voor de proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen.

Aalst: Intern document.

Page 82: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

73

IWT. (2013). Proeftuin Zorginnovatieruimte Vlaanderen: ondersteuning van het platform AIPA -

Ageing in Place Aalst.

Johnson, M. W., Christensen, M. C., & Kagermann, H. (2008). Reinventing Your Business Model.

Harvard Business Review.

KIO. (2014). Planevaluatie KIO. Brussel: Kennisplatform Innovatie in de Ouderenzorg.

Lemmens, R. (2015, februari 24). Interview met Roger Lemmens, iMinds.

Leys, M. (2015, februari 27). Interview met Marc Leys, VUB.

Logghe, S., Oelbrandt, K., & Schuurman, D. (2014). Innovation is created by humans, not by systems.

An exploration of user involvement in Living Labs: user motivation versus Lead User criteria. Gent:

iMinds.

Longueville, L. (2015, maart 4). Interview met Liesbeth Longueville, Stad Aalst.

Magretta, J. (2002). Why Business Models Matter. Harvard Business Review , 86-92.

Managementoverleg. (2015, maart 16). Managementoverleg AIPA.

Morlion, B. (2015, april 23). Interview met Birgit Morlion, iMinds.

Morris, M., Schindehutte, M., & Allen, J. (2005). The entrepreneur's business model: toward a unified

perspective. Journal of business research (58), 726-735.

Omachonu, V. K., & Einspruch, N. G. (2010). Innovation in Healthcare Delivery Systems: A

Conceptual Framework. The Innovation Journal.

Overbeek, K. (2011). Segmentaties Doelgroep 50+. Enschede: Saxion.

Philipsen, H., & Vernooij-Dassen, M. (2004). Kwalitatief onderzoek: nuttig, onmisbaar en uitdagen.

Huisarts en wetenschap (Volume 47), 288-292.

Porter, M. E., & Millar, V. E. (1985). How information gives you competitive advantage. Harvard

Business Review , 149-152.

Provan, K. G., & Kenis, P. (2007). Modes of Network Governance: Structure, Management and

effectiveness. Journal of Public Administration Research and Theory , 229-252.

Roelants, I. (2015, februari 25). Interview met Ilse Roelants, iMinds.

Rootsaert, T. (2015, april 24). Interview met Tim Rootsaert, iMinds.

Page 83: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

74

Siggelkow, N. (2007). Persuasion with case studies. Academy of Management Journal (50), 20-24.

Sinding, K., & Waldstrom, C. (2014). Organisational Behaviour (5e editie ed.). Berkshire: McGraw-

Hill Education.

Slaets, J. (2011). Transitie-experiment: Analyse van zorgbehoefte en organiseren van zorg en

ondersteuning vanuit het perspectief van de oudere. Groningen: Netwerk Ouderenzorg Regio Noord.

Teece, D. J. (2010). Business Models, Business Strategy and Innovation (172 - 194). Elsevier.

Van de Velde, C. (2015, maart 6). Interview met Claire Van de Velde, UGent.

van der Borgh, M., Cloodt, M., & Romme, G. L. (2012). Value creation by knowledge-based

ecosystems: evidence from a field study. R&D management , 150-169.

Van Hecke, J. (2015, februari 12). Interview met Jan Van Hecke, Boone & Prof+.

Van Opstal, E. (2015, Maart 4). Interview met projectcoördinator.

Van Opstal, E. (2015 , februari 24). Interview projectcoördinator.

Verhoeve, P. (2015, februari 27). Interview met Piet Verhoeve.

Verrue, J. (2015). The Osterwalder business model canvas: a constrcut validity test (Unpublished).

Ghent: Ghent University.

Verté, D. (2015, maart 25). Interview met Dominique Verté.

Yin, R. K. (2014). Case Study Research: Design and methods (5e editie ed.). London: Sage

Publications.

Yin, R. K. (1999). Enhancing the Quality of Case Studies in Health Service Research. Health Services

Research , 34:5 (II), 1209-1223.

Page 84: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

75

10 Bijlage

10.1 Adaptatie planevaluatie KIO

Bron adaptatie planevaluatie KIO

Page 85: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

76

AIPA: Platformpartners

Projecten: ProDoMo Integrale Ouderentoets Woonzorgwijken LIATO DIOTTO Symbiosis Care4Balance Non-profit sector Profit sector

Zorgsector Welzijns- werk

Openbaar bestuur Netwerk- organisatie Vormings- instelling

Bedrijven

Gezondheidszorg Woonzorg Welzijns- organisatie

algemeen bestuur

OCMW NV BVBA Samen- werking

Intra- muraal

Beroeps- vereniging

Samen- werkings verband

Zieken- fonds

Thuiszorg Ouderenzorg Onder- steunende centra

Residen-

tiële ouderen- zorg

Gebruikers- organisatie

Huisartsen-

wachtpost Aalst

Familie- hulp

Senioren- raad

SWP De Loods

Stad Aalst OCMW Aalst

VZW Zorginnovatiecluster

iMinds Sebeco NV

t Oorhuis Dender- develop-ment:

Dender- streek

Stad Aalst Prof+ consortium Televic Health care NV

Van der Biest BVBA

Samen- werking tussen Matexi & Revive

Dewaco Stad Aalst Voka Health Community

Televic Health care NV

Zero Emission Solutions BVBA

Stad Aalst VZW Zorginnovatiecluster

Televic Health care NV

t Oorhuis

Flanders synergy Haelvoet NV

Contextwise BVBA (Sensolus)

VZW Enter Boone NV Studiodott BVBA

Boone NV Waylay BVBA

Matexi NV

All Things Talk BVBA

Songlines

BVBA

Page 86: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

77

10.2 Dataverzameling interviews

Interviews

Scan Evaluate Optimize

Naam Voornaam Relevantie

Geerinckx Paul Geneesheer - Stichter Vitalsys

Vanhecke Jan Afgevaardigd bestuurder Boone International - Platformpartner / Voorzitter Prof+ (patient room of the future)

Huys Caroline innovatieadviseur zorgsector bij Innovatiecentrum Oost-Vlaanderen

Lemmens Roger Directeur afdeling Health bij iMinds

Roelants Ilse Onderzoekscoördinator bij iMinds en voormalig coördinator Zorginnovatiecluster

Boschmans Kathleen Coördinatie en supervisie van de zorgproeftuinen bij iMinds

Verhoeve Piet Programma leider ICON (coöperatieve onderzoeksprojecten) bij iMids

Leys Mark Coördinator KIO (kennisplatform innovatie ouderenzorg)

Holtzer Lon Zorgambassadeur Vlaamse overheid

van Opstal Elise Coördinator zorproeftuin AIPA

Cattoir Celine Coördinator Zorginnovatiecluster - Platform en projectpartner

Schuurman Dimitri Onderzoeker bij iLab.o als verantwoordelijke voor methodologie van Living Labs

Longueville Liesbeth Diensthoofd planning, stadsvernieuwing en wonen in Aalst

Vandevelde Claire Adjunct kabinetchef Vlaamse overheid departement innovatie, overheidsinvesteringen, media en armoedebestrijding

Catrysse Michael Directeur technologie en innovatie Televic Healthcare - Platform en projectpartner

Verté Dominique Professor sociale gerontologie - 'geestelijke vader' van de zorgproeftuinen

Staelraeve Sophie Coördinator Voka health community - Platformpartner

Page 87: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

78

De Weghe Marc Diensthoofd gezinszorg en aanvullende thuiszorg OCMW Aalst - Platformpartner

Schoors Koen Hoogleraar Economie aan de Ugent - auteur van 'De Perfece Storm' waar onder andere de vergrijzing besproken wordt

Morlion Birgit Verantwoordelijke Health Living Labs programma bij iMinds

Rootsaert Tim Business developer voor Living Labs bij iMinds

Walry Ingrid CEO Sebeco en platformpartner

Page 88: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/215/165/RUG01-002215165_2015_000… · PrOF+ Patient Room Of the Future SHM Sociale Huisvestingsmaatschappij

79

10.3 Datamatrix interne documenten

Datamatrix

Scan Evaluate Optimize

Interne documenten Observaties Databases Visueel materiaal Telefoongesprekken

IWT Aanvraagdossier AIPA ledenlijst platform AIPA powerpointpresentaties iMinds en AIPA Gestructureerde vragenlijst

Steunovereenkomst IWT vergadering met stakeholders ledenlijst projecten AIPA Infografiek - iMinds en KIO

Reglement van orde gebruikersgroep Stuurgroep AIPA ledenlijst Zorginnovatiecluster Mindmap verdeling subsidies

Overeenkomst tussen AIPA en projecten Managementoverleg (2x) ledenlijst prof+ Samenwerkingsovereenkomst tussen partners Sessie validation board AIPA bij iMinds

Rapport profielkenmerken panel AIPA - KIO Gebruikersgroep AIPA

Kostenmodel proeftuinzorg Aalst - AIPA Focusgesprek AIPA in de toekomst + debriefing

Ecosysteem zorgproeftuinen Vlaanderen - KIO Interactieve sessie: voorstelling BM scan Planevaluatie - KIO CONTEXT

Modules aanbod in platform Doctoraatsverdediging D. Schuurman: Living labs

Vragenlijst ouderen - KIO intake Slotevent ESF-traject: zorgleiderschap Vragenlijst samenwerking tussen organisaties

projecten - iMinds Vragenlijst samenwerking tussen organisaties

platformen - Minds Vragenlijst professionele zorgverleners - iMinds Vragenlijst mantelzorgers - iMinds