Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013 · - Borstsparende operatie: een ruime lokale excisie van de...

37
Indicatorenset Mammacarcinoom Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013 Definitieve versie okt. 2013

Transcript of Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013 · - Borstsparende operatie: een ruime lokale excisie van de...

Indicatorenset Mammacarcinoom Uitvraag 2014 over verslagjaar 2013

Definitieve versie – okt. 2013

2

Colofon Internet: Portal voor aanlevering kwaliteitsgegevens verslagjaar 2013: http://ziekenhuizentransparant.nl. Meer informatie:

Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen: www.nvz-ziekenhuizen.nl/onderwerpen/zichtbare-zorg;

Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra: www.nfu.nl. Samengesteld door: Zorginhoudelijke indicatoren Scientific Institute for Quality of Healthcare (IQ healthcare), UMC St Radboud Klantpreferentievragen Consumentenbond Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) Eerder tot stand gekomen in opdracht en onder eindverantwoordelijkheid van de stuurgroep Zichtbare Zorg Ziekenhuizen. Let op: Zichtbare Zorg is per 1 januari 2013 gestopt en gaat op in het Kwaliteitsinstituut. De ondersteuning die het programmabureau Zichtbare Zorg leverde aan ziekenhuizen en ZBC’s met betrekking tot het verzamelen en aanleveren van de indicatoren, komt hiermee te vervallen. Het beschikbaar stellen van kwaliteitsinformatie is een wettelijke opdracht aan zorgaanbieders, die van kracht blijft. De indicatoren uit deze indicatorengids worden daarom in 2014 niet aangeleverd via de ZiZo-portal, maar via een webportal van Dutch Hospital Data. Den Haag, oktober 2013

3

Inhoudsopgave Deel 1: Zorginhoudelijke indicatoren 4

1. Algemene informatie over zorginhoudelijke indicatoren 5 2. Factsheets zorginhoudelijke indicatoren Mammacarcinoom 7 3. Lijst te verzamelen variabelen 21 Bijlage 1: Wijzigingstabel zorginhoudelijke indicatoren 26 Bijlage 2: Autorisatie zorginhoudelijke indicatoren door wetenschappelijke

verenigingen 27

Deel 2: Klantpreferentievragen 28 Klantpreferentievragen Mammacarcinoom 29 Bijlage 1: Wijzigingstabel klantpreferentievragen 36 Afkortingenlijst 37

4

Deel 1: Zorginhoudelijke indicatoren

5

1. Algemene informatie over Zorginhoudelijke indicatoren Mammacarcinoom Indicatorwerkgroep De werkgroep voor de ontwikkeling van de indicatorenset Mammacarcinoom bestond uit de volgende personen: Dhr. Drs. P.T.M. Appelman, radioloog, Mesos Medisch Centrum Mw. Dr. J. Benraadt, Integraal Kankercentrum (tot 2008) Mw. M. van der Heiden, Vereniging van Integrale Kankercentra (vervanger Mw. Benraadt) Dhr. Dr. H. Bruins Slot, medisch adviseur Delta Lloyd/Ohra, Zorgverzekeraars Nederland Mw. S. Claassen, nurse practitioner, Catharina Ziekenhuis Dhr. Dr. E.J.Th. Rutgers, chirurg, Nederlands Kankerinstituut/ Antoni van Leeuwen Ziekenhuis (voorzitter) Mw. Drs. M. Smit-Winterink, vertegenwoordiger Borstkankervereniging Nederland Mw. Drs. C. Tutein Nolthenius-Puylaert, patholoog, Elkerliek Ziekenhuis (tot oktober 2009) Dhr. Dr. J.W.D. de Waard, chirurg, Westfries Gasthuis De werkgroep voor het onderhoud van de indicatorenset Mammacarcinoom bestond in 2011 uit de volgende personen: NVvH: Dhr. Dr. E.J.Th. Rutgers, chirurg, Nederlands Kankerinstituut/ Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis Dhr. Dr. J.W.D. de Waard, chirurg, Westfries Gasthuis Dhr. Dr. M.W.J.M. Wouters, chirurg, Nederlands Kankerinstituut/ Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis NVRO: Dhr. Dr. J.H. Maduro, radiotherapeut-oncoloog Universitair Medisch Centrum Groningen Dhr. Dr. H. Struikmans, radiotherapeut, Medisch Centrum Haaglanden BVN: Mw. M. Schrieks, vertegenwoordiger Borstkankervereniging Nederland Mw. R. Van der Heide, vertegenwoordiger Borstkankervereniging Nederland Afstemming met bestaande richtlijnen Er is gebruik gemaakt van de volgende richtlijn: Richtlijn Mammacarcinoom (NABON, 2008). Gebruik registraties De benodigde gegevens voor de indicatoren kunnen worden aangeleverd door samenwerking tussen de NABON Breast Cancer Audit van de DICA en de Nederlandse Kankerregistratie van het IKNL. Samen zorgen zij ervoor dat er gegevens over 2013 kunnen worden aangeleverd aan de ziekenhuizen. Populatiebepaling Mammacarcinoom De eerste stap in het bepalen van de indicatoren is het vaststellen van de populatie. Voor alle Zichtbare Zorg indicatorensets was als uitgangspunt gekozen om de populatie te bepalen aan de hand van de Diagnose Behandel Combinaties (DBC’s). Door de invoering van DOT (DBC’s op weg naar transparantie) per 1 januari 2012, is de populatiebepaling van de Zichtbare Zorg indicatoren gewijzigd. Om dubbelregistratie te voorkomen, dient – indien de indicator gebaseerd is op tellingen op patiëntniveau – geselecteerd te worden op het unieke patiëntnummer. In alle andere gevallen wordt geteld op verrichtingenniveau en telt iedere verrichting apart mee. Voor codes en instructies, zie de variabelenlijst en rekenregels (tabellen 1 en 2). Voor deze indicatorset zijn geen DBC’s of DBC-zorgproducten opgenomen omdat de data aan de ziekenhuizen worden aangeleverd door de NABON Breast Cancer Audit van de DICA en de Nederlandse Kankerregistratie Peildatum De structuurindicatoren worden, in verband met de actualiteit, eenmaal per jaar op peildatum 1 maart geregistreerd.

6

In- en exclusiecriteria Om een eerlijke vergelijking tussen zorgaanbieders te kunnen maken, heeft de werkgroep in- en exclusiecriteria vastgesteld. Zo kunnen patiënten bijvoorbeeld op leeftijd of comorbiditeit worden uitgesloten. In- en exclusiecriteria hoeven niet per definitie voor alle indicatoren in de set gelijk te worden toegepast. Soms dienen er bijvoorbeeld extra gegevens te worden verzameld om later te kunnen corrigeren voor comorbiditeit, die de waarde van de indicator beïnvloedt. Op basis van de populatie en de in- en exclusiecriteria wordt de noemer van de indicator vastgesteld.

7

2. Zorginhoudelijke indicatoren Mammacarcinoom

1. Irradicale resectie invasief carcinoom en ductaal carcinoma in situ

Relatie tot kwaliteit Irradicale borstsparende operaties leiden tot een aanvullende behandeling, in de vorm van een re-operatie en/of extra bestraling. Dit wordt gezien als een belasting voor de patiënt.

Operationalisatie 1a

Percentage patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom heeft ondergaan en bij wie in het resectievlak meer dan focaal tumorweefsel is gevonden (invasief of DCIS)

Teller 1a Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom heeft ondergaan en bij wie in het resectievlak meer dan focaal tumorweefsel is gevonden (invasief of DCIS)

Noemer 1a Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom heeft ondergaan

Operationalisatie 1b

Percentage patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom heeft ondergaan en bij wie niet bekend is of er in het resectievlak meer dan focaal tumorweefsel is gevonden (invasief of DCIS)

Teller 1b Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom heeft ondergaan en bij wie niet bekend is of er in het resectievlak meer dan focaal tumorweefsel is gevonden (invasief of DCIS)

Noemer 1b Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom heeft ondergaan

Operationalisatie 1c Percentage patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS (cT in situ) heeft ondergaan en bij wie in het resectievlak focaal of meer dan focaal tumorweefsel is gevonden (invasief of DCIS)

Teller 1c Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS (cT in situ) heeft ondergaan en bij wie in het resectievlak focaal of meer dan focaal tumorweefsel is gevonden (invasief of DCIS)

Noemer 1c Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS (cT in situ) heeft ondergaan

Operationalisatie 1d Percentage patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS (cT in situ) heeft ondergaan en bij wie niet bekend is of er in het resectievlak focaal of meer dan focaal tumorweefsel is gevonden (invasief of DCIS)

Teller 1d Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS (cT in situ) heeft ondergaan en bij wie niet bekend is of in het resectievlak focaal of meer dan focaal tumorweefsel is gevonden (invasief of DCIS)

Noemer 1d Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS (cT in situ) heeft ondergaan

Definitie(s) - Primair invasief mammacarcinoom: incident mammacarcinoom (dus niet recidief of metastase), met een invasieve component eventueel gecombineerd met DCIS. - Primair DCIS: eerste presentatie ductaal carcinoma in situ in de betreffende mamma, waarin geen invasieve component is aangetoond (dus geen recidief DCIS). - Borstsparende operatie: een ruime lokale excisie van de tumor. - Borstamputatie: Mamma-amputatie, Ablatio mammae of Gemodificeerde Radicale Mastectomie (GRM). - Irradicaliteit van borstsparende operatie: invasieve tumor of DCIS meer dan focaal in het snijvlak (zie addendum pathologie in Richtlijn - Mammacarcinoom [NABON, 2008]).

In- /exclusiecriteria Inclusie: 1. primair invasief mammacarcinoom (eventueel met DCIS) waarbij

de eerste operatie borstsparend is verricht 2. primair ductaal carcinoma in situ (DCIS) waarbij de eerste operatie

8

borstsparend is verricht Exclusie: Excisies voor recidief mammacarcinoom, re-excisies, patiënten primair behandeld met een mamma-amputatie.

Bron: NABON Breast Cancer Audit via DICA-IKNL

Meetfrequentie Continu

Verslagperiode 01-01-2013 t/m 31-12-2013 Wanneer de bron NBCA is: het NBCA registratiejaar loopt van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013.

Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar

Type indicator Uitkomstindicator

Meetniveau Patiëntniveau, rapportage op ziekenhuisniveau

Kwaliteitsdomein Effectiviteit, veiligheid

Rekenregels

Indicator 1a Irradicaliteit Formule

Teller Aantal patiënten bij wie in het resectievlak meer dan focaal tumor is gevonden (invasief of DCIS) na een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom.

# patiënten noemer waarvoor geldt M4=ja

Noemer Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom heeft ondergaan. Deze noemer is dezelfde als voor indicator 1b

# patiënten waarvoor M1 en M3 gelden

Indicator 1b Irradicaliteit Formule

Teller Aantal patiënten bij wie niet bekend is of er in het resectievlak meer dan focaal tumor is gevonden (invasief of DCIS) na een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom

# patiënten noemer waarvoor geldt M4=onbekend

Noemer Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair invasief mammacarcinoom heeft ondergaan. Deze noemer is dezelfde als voor indicator 1a

# patiënten waarvoor M1 en M3 gelden

Indicator 1c Irradicaliteit Formule

Teller Aantal patiënten bij wie in het resectievlak focaal of meer dan focaal tumor is gevonden (invasief of DCIS) na een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS (cT in situ).

# patiënten noemer waarvoor geldt M5=ja

Noemer Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS heeft ondergaan. Deze noemer is dezelfde als voor indicator 1d

# patiënten waarvoor M2 en M3 gelden

Indicator 1d Irradicaliteit Formule

Teller Aantal patiënten bij wie niet bekend is of er in het resectievlak focaal of meer dan focaal tumor is gevonden (invasief of DCIS) na een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS (cT in situ)

# patiënten noemer waarvoor geldt M5=onbekend

Noemer Aantal patiënten dat een eerste borstsparende excisie van een primair DCIS heeft ondergaan. Deze noemer is dezelfde als voor indicator 1c

# patiënten waarvoor M2 en M3 gelden

9

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg Het doel van borstsparende therapie is het verwijderen van de tumor waarbij radicaliteit moet worden nagestreefd. Bovendien is het streven om een zo goed mogelijk cosmetisch resultaat te verkrijgen, en het aantal operaties zo laag mogelijk te houden. Van den Hurk (2006) rapporteerde dat er bij 87% sprake was van radicaliteit bij ductaal carcinoom in situ (DCIS) (norm 90%), dit gegeven is echter gebaseerd op kleine aantallen. Van de ziekenhuizen in de IKZ-regio voert 83% tot 100% maximaal 1 operatie uit bij borstsparende therapie. Zeven van de zestien ziekenhuizen voldeden niet aan de NABON-norm van 90%, er lijkt dus voldoende variatie te bestaan tussen de ziekenhuizen. Beperkingen bij gebruik en interpretatie Er worden geen beperkingen bij gebruik en interpretatie verwacht. Mogelijkheden tot verbetering In een onderzoek van Landheer et al. (2004) binnen twee opleidingsziekenhuizen werd bij borstsparende therapie een percentage radicaliteit bij de eerste operatie gevonden van 64% respectievelijk 69%. De werkgroep is van mening dat in Nederland op deze indicator nog verbetering kan worden behaald. Inhoudsvaliditeit De meeste recidieven na borstsparende therapie ontstaan door lokale uitgroei van resttumor. Uitbreiding in snijvlakken is een van de belangrijkste voorspellers van resttumor (NABON, 2008). De werkgroep is van mening dat deze indicator een belangrijke relatie heeft met de kwaliteit van zorg. Statistisch betrouwbaar onderscheiden De werkgroep verwacht dat de indicator voldoende tussen de ziekenhuizen zal discrimineren. Vergelijkbaarheid Zowel in situ als invasief carcinoom worden geïncludeerd voor deze indicator. Registratiebetrouwbaarheid De data worden door de deelnemende ziekenhuizen aangeleverd aan de NBCA en de NBCA levert deze data weer geschoond en met landelijke spiegelinformatie terug aan de ziekenhuizen. Daarnaast zijn er ziekenhuizen die gegevens laten verzamelen door medewerkers van het IKNL. DICA en IKNL zullen gezamenlijk de gegevens benodigd voor de indicatoren aan de deelnemende ziekenhuizen terugrapporteren. Maar de verantwoordelijkheid voor de registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf. Referenties - Landheer ML, Hoorntje LE, Klinkenbijl JH, Borel Rinkes IH. Chirurgische behandeling van

patiënten met een niet-palpabel mammacarcinoom in een universitaire versus een perifere opleidingskliniek door assistent-geneeskundigen in opleiding en door chirurgen: vergelijkbare resultaten. Ned Tijdschr Geneeskd 2004;148;1724-7.

- NABON Richtlijn Mammacarcinoom. 2008: Nationaal Borstkankeroverleg Nederland. - Van den Hurk C, Van de Poll-Franse LV, Tutein Nolthenius-Puylaert MC, Roukema JA, Van der

Sangen MJ, Nieuwenhuijzen GA, Van den Eijnden- van Raaij AJ, Coebergh JW. Naleving van mammacarcinoom-richtlijnen in de regio van het Integraal Kankercentrum Zuid (IKZ), 2003/’04. Ned Tijdschr Geneeskd 2006;150:963-8.

- VIKC. NABON-Nota: Handboek organisatie mammazorg. 2008: Vereniging van Integrale KankerCentra.

10

2. Behandeling binnen 5 weken na PA-afname

Relatie tot kwaliteit Tussen diagnose en de start van de behandeling is een wachttijd nodig om de patiënt bedenktijd te geven om de voor haar goede beslissing voor behandeling te nemen. De wachttijd tot de start van de behandeling moet echter ook niet te lang duren. In navolging van de NABON nota wordt hier vijf weken aangehouden.

Operationalisatie 2a

Percentage patiënten met nieuw gediagnosticeerd mammacarcinoom waarbij binnen 5 weken na de PA-afname waarop de diagnose is gesteld de behandeling is gestart in de vorm van een operatie waarbij de tumor verwijderd wordt.

Teller 2a Aantal patiënten met nieuw gediagnosticeerd mammacarcinoom waarbij binnen 5 weken na PA-afname waarop de diagnose is gesteld de behandeling is gestart in de vorm van een operatie waarbij de tumor verwijderd wordt.

Noemer 2a Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief en in situ) dat primair is behandeld in uw ziekenhuis in de vorm van een operatie.

Operationalisatie 2b

Percentage patiënten met een nieuw gediagnosticeerd mammacarcinoom waarbij binnen 5 weken na PA-afname waarop de diagnose is gesteld, gestart is met neo-adjuvante chemotherapie.

Teller 2b Aantal patiënten met een nieuw gediagnosticeerd mammacarcinoom waarbij binnen 5 weken na PA-afname, waarop de diagnose is gesteld gestart is met neo-adjuvante chemotherapie

Noemer 2b Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief en in situ) dat primair is behandeld in uw ziekenhuis met neo-adjuvante chemotherapie.

Definitie(s) Datum PA-diagnose: hier wordt de datum bedoeld van het verrichten van de diagnostische procedure waarbij pathologische bevestiging van de tumor verkregen is, en niet de datum van mededeling van de PA-uitslag aan de patiënt. Datum neo-adjuvante chemotherapie: de eerste dag waarop chemotherapie wordt gegeven. 5 weken komt overeen met 35 kalenderdagen

In- /exclusiecriteria Inclusie: alle patiënten bij wie in het ziekenhuis een nieuw primair mammacarcinoom is gediagnosticeerd (invasief of DCIS) door middel van een cytologische punctie of histologisch dikke naaldbiopt. Exclusie: patiënten bij wie mammacarcinoom pas na tumorexcisie bewezen wordt (excisie-biopten), patiënten behandeld met hormonale therapie als monotherapie, recidief mammacarcinoom, metastasen op afstand bij diagnose (M1-stadium), zeldzame tumoren (M. Paget, Phyllodes tumoren etc.)

Bron NABON Breast Cancer Audit via DICA-IKNL

Meetfrequentie Continu

Verslagjaar 01-01-2013 t/m 31-12-2013 Wanneer de bron NBCA is: het NBCA registratiejaar loopt van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013.

Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar

Type indicator Proces

Meetniveau Patiëntniveau

Kwaliteitsdomein Patiëntvriendelijkheid, tijdigheid, efficiëntie

11

Rekenregels

Indicator 2 Operatie binnen 5 weken na PA-afname Formule

Teller 2a Aantal patiënten met primair mammacarcinoom (invasief en DCIS) dat binnen 5 weken na PA-afname een tumorexcisie heeft ondergaan

# patiënten noemer waarbij geldt M18 ≤35 kalenderdagen

Noemer 2a Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief en in situ) dat primair is behandeld in uw ziekenhuis in de vorm van een operatie.

# patiënten waarvoor M1 of M2 geldt en waarvoor geldt M9=nee

Teller 2b Aantal patiënten met primair mammacarcinoom dat binnen 5

weken na PA-afname gestart is met neo-adjuvante chemotherapie

# patiënten noemer waarbij geldt M19 ≤35 kalenderdagen

Noemer 2b Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief en in situ) dat primair is behandeld in uw ziekenhuis met neo-adjuvante chemotherapie.

# patiënten waarvoor M1 of M2 geldt en waarvoor geldt M9=ja

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg In de tijd tussen PA-uitslag en operatie wordt onder andere de uitslag medegedeeld aan de patiënt, wordt de patiënt besproken in het MDO en moet de patiënt in de gelegenheid worden gesteld om een gesprek te voeren met de mammacareverpleegkundige. Daarnaast is er voor de patiënt tussen het ontvangen van de diagnose en de operatie enige bedenktijd nodig om de voor haar goede beslissing voor behandeling te nemen. De wachttijd tot operatie moet echter ook niet te lang duren. De Borstkankervereniging Nederland acht operatie binnen 15 werkdagen na het mededelen van de PA-uitslag aan de patiënt wenselijk (BVN, 2003). De NABON-nota streeft naar twee tot vier weken na uitslag van de diagnose. In de praktijk zal het nauwelijks voorkomen dat patiënten direct geopereerd worden, dus hier wordt volstaan met een

periode van 4 weken gerekend vanaf de datum van de PA-uitslag (van cytologisch punctaat dan wel histologisch dikke naaldbiopt). Hier wordt bedoeld de datum van de PA-uitslag en niet de datum van mededeling van de PA-uitslag aan de patiënt. Dit is gedaan vanuit het oogpunt van registreerbaarheid; de datum waarop de PA-uitslag wordt medegedeeld aan de patiënt wordt veelal niet als zodanig geregistreerd. Mogelijkheden tot verbetering Uit recent onderzoek (Van den Hurk, 2006) blijkt dat 62% van de 581 mammacarcinoom patiënten in de regio Noord-Brabant en Noord Limburg binnen drie weken nadat zij op de hoogte waren gesteld van de noodzaak van een chirurgische ingreep waren geopereerd. De streefnorm uit de NABON-nota is 90% (VIKC, 2008). Er is dus nog voldoende verbetering mogelijk. Uit een rapportage van Blauwgeers et al. (2005), gebaseerd op het ‘Kwaliteits Informatiesysteem Mammatumoren (KIM) blijkt dat de norm ‘90% van de patiënten moeten binnen 15 werkdagen de mogelijkheid krijgen tot chirurgie’ voor de indicator interval tussen eerste polibezoek en chirurgie niet gehaald wordt in de IKW-regio (Intergrale Kankercentrum West-regio). In 2004 haalde slechts 54% van de 10 deelnemende ziekenhuizen deze norm. Opgemerkt dient te worden dat in het onderzoek niet werd gemeten vanaf de PA-uitslag maar vanaf de datum van het eerste polibezoek, waardoor de percentages lager lijken dan dat ze in werkelijkheid zijn. Nieuwe ontwikkelingen die een belemmerende factor kunnen zijn voor een zo kort mogelijke tijdsinterval tussen PA diagnose en operatie deze verbetering in de weg staan zijn; de in toenemende mate toegepaste aanvullende beeldvorming met MRI van de mamma en systemische beeldvorming met PET-CT. Tevens leiden ook de voor de beeldvorming noodzakelijke consultaties met specialisten zoals plastische chirurgen tot een verlenging van het tijdsinterval tussen PA-uitslag en operatie. Verder wordt preoperatieve MRI uitgevoerd met de bedoeling het chirurgische beleid in positieve zin te beïnvloeden. Een systematische review van Houssami et al. (2008) concludeert, dat er veel additionele tumorhaarden worden gediagnosticeerd (tot 16%), maar dat deze tot op heden geleid hebben tot meer radicale chirurgie zonder bewezen afname in percentage re-excisies of recidieven.

12

Wel resulteren ze in een toename in additioneel beeldvormend onderzoek en punctieprocedures, die het interval onherroepelijk verlengen. Hiermee wordt geïllustreerd dat “tijdigheid” een zeer complexe indicator is en dat er afwegingen moeten worden gemaakt tussen de voordelen van voortgang en van de gezondheidswinst voor de patiënt door toepassen van additionele procedures. Beperkingen bij gebruik en interpretatie Er worden geen beperkingen bij gebruik en interpretatie verwacht. Inhoudsvaliditeit De werkgroep is van mening dat dit een belangrijke indicator is op het kwaliteitsdomein tijdigheid. De bewijskracht is D. Statistisch betrouwbaar onderscheiden De werkgroep verwacht dat de indicator voldoende tussen de ziekenhuizen zal discrimineren. Vergelijkbaarheid Volgens de werkgroep zijn verschillen in demografische en sociaal-economische samenstelling of in gezondheidsstatus van patiëntengroepen nauwelijks van invloed op de indicator. Correctie voor case-mix wordt daarom niet nodig geacht. Registratiebetrouwbaarheid De data worden door de deelnemende ziekenhuizen aangeleverd aan de NBCA en de NBCA levert deze data weer geschoond en met landelijke spiegelinformatie terug aan de ziekenhuizen. Daarnaast zijn er ziekenhuizen die gegevens laten verzamelen door medewerkers van het IKNL. DICA en IKNL zullen gezamenlijk de gegevens benodigd voor de indicatoren aan de deelnemende ziekenhuizen terugrapporteren. Maar de verantwoordelijkheid voor de registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf. Referenties - Blaauwgeers HG, Tollenaar RA, Beelen M., Bergman L, Boutkan H,. Dam G, van Vries BC, de

Steup WH. Normen voor mammazorg. Medisch Contact 2005;60:1828-31. - BVN. Kwaliteitscriteria vanuit patiëntenperspectief voor onderzoek en behandeling van vrouwen

en mannen met borstkanker. 2003: Borstkankervereniging Nederland. - Houssami N, Ciatto S, Macaskill P et al. Accuracy and surgical impact of MRI in breast cancer

staging: systematic review and meta-analysis in detection of multifocal and multicentric cancer. J Clin Oncol 2008;26:3248-58.

- VIKC. NABON-Nota: Handboek organisatie mammazorg. 2008: Vereniging van Integrale KankerCentra.

- Van den Hurk CJ, Van de Poll-Franse LV, Tutein Nolthenius-Puylaert MC, Roukema JA, Van der Sangen MJ, Nieuwenhuijzen GA, Van den Eijnden- van Raaij AJ, Coebergh JW. Naleving van mammacarcinoom-richtlijnen in de regio van het Integraal Kankercentrum Zuid, 2003/’04. Ned Tijdschr Geneeskd 2006;150:963-8.

13

3. Lokale recidieven binnen 5 jaar

Relatie tot kwaliteit Een goede kwaliteit van een borstsparende behandeling (inclusief bestraling) vertaalt zich in een percentage lokale recidieven en overlevingskans vergelijkbaar met die na gemodificeerde radicale mastectomie.

Operationalisatie 3a Percentage patiënten met lokaal recidief binnen 5 jaar na borstsparende chirurgie, primair behandeld in het eigen centrum

Teller 3a Aantal patiënten met lokaal recidief binnen 5 jaar na borstsparende therapie, primair behandeld in het eigen centrum

Noemer 3a Aantal patiënten dat uiteindelijk borstsparende chirurgie heeft ondergaan, primair behandeld in het eigen centrum

Operationalisatie 3b Percentage patiënten met lokaal recidief binnen 5 jaar na ablatieve chirurgie primair behandeld in het eigen centrum

Teller 3b Aantal patiënten met lokaal recidief binnen 5 jaar na ablatieve chirurgie, primair behandeld in het eigen centrum

Noemer 3b Aantal patiënten dat uiteindelijk ablatieve chirurgie heeft ondergaan, primair behandeld in het eigen centrum

Definitie(s) - Borstsparende behandeling/Mammasparende therapie (MST): een ruime lokale excisie van de tumor, een okselstadiërende ingreep en radiotherapie van de mamma. Het gaat bij deze indicator om de uiteindelijke operatie. - Mamma-amputatie / Gemodificeerde Radicale Mastectomie (GRM): Ablatio mammae inclusief okselklierdissectie.

In-/exclusiecriteria Exclusie: recidieven binnen een half jaar na de operatie. Inclusie: alleen operaties voor primair mammacarcinoom.

Bron NKR (Via IKNL, kan in 2014 aangeleverd worden voor diagnosejaar 2008)

Meetfrequentie 1x per verslagjaar

Verslagjaar Diagnosejaar 2008. Voor deze indicator wordt 5 jaar terug gekeken en de meetperiode is 1 jaar.

Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar

Type indicator Uitkomst

Meetniveau Ziekenhuis

Kwaliteitsdomein Veiligheid en doelmatigheid

Rekenregels

Indicator 3a Lokale recidieven binnen 5 jaar na borstsparende chirurgie

Formule

Teller Aantal patiënten met lokaal recidief binnen 5 jaar na borstsparende therapie. Primair behandeld in het eigen centrum.

Volledig via kankerregistratie (variabelen zijn terug te vinden in tabel 1)

Noemer Selecteer alle patiënten die borstsparende chirurgie hebben ondergaan, primair behandeld in eigen centrum.

Indicator 3b Lokale recidieven binnen 5 jaar na ablatieve chirurgie

Formule

Teller Aantal patiënten met lokaal recidief binnen 5 jaar na ablatieve chirurgie. Primair behandeld in het eigen centrum.

Volledig via kankerregistratie (variabelen zijn terug te vinden in tabel 1)

Noemer Selecteer alle patiënten die ablatieve chirurgie heeft ondergaan, primair behandeld in eigen centrum.

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg De belangrijkste overwegingen voor de keuze tussen de lokale behandelingsmogelijkheden van het operabel mammacarcinoom zijn: de kans op een lokaal recidief en het te verwachten cosmetisch resultaat (specifiek voor borstsparende therapie). Een goede kwaliteit van een borstsparende

14

behandeling (inclusief bestraling) vertaalt zich in het percentage lokale recidieven en een overlevingskans vergelijkbaar met die na gemodificeerde radicale mastectomie. Beperkingen bij gebruik en interpretatie Deze indicator zegt niet direct iets over de geleverde zorg aan patiënten met een mammacarcinoom in het afgelopen jaar maar over de resultaten van de zorg die vijf jaar geleden is gegeven. Mogelijkheden tot verbetering Algemeen wordt gesteld dat een kans op een lokaal recidief van maximaal 1% per jaar (cumulatief) acceptabel is voor borstsparende therapie (Rutgers, 2001). Verschillende series tonen na vijf tot tien jaar follow-up recidiefpercentages van 2% tot 8% bij tumorvrije snijvlakken en van 9% tot 27% bij tumorpositieve snijvlakken (Parc, 2000). De werkgroep verwacht dat op deze indicator nog voldoende verbetering te behalen is. Inhoudsvaliditeit Een laag percentage lokale recidieven reflecteert een geslaagde borstsparende of ablatieve therapie. De bewijskracht is niveau B dat wil zeggen dat er verschillende cohort studies zijn gepubliceerd. Statistisch betrouwbaar onderscheiden Uit de dataplots van 2010 is gebleken dat de deelnemende ziekenhuizen (n=93) tussen de 0% en 10% scoren op het percentage lokale recidieven binnen 5 jaar na borstsparende therapie. Deze indicator heeft dus onderscheidend vermogen. Vergelijkbaarheid Voor het registeren van het aantal recidieven bij borstsparende therapie is het van belang te weten hoeveel borstsparende operaties zijn uitgevoerd in relatie tot het aantal ablatio’s. De werkgroep heeft er daarom voor gekozen om de indicator in twee elementen te verdelen: aantal recidieven bij borstsparende therapie en aantal recidieven bij ablatieve chirurgie. Registratiebetrouwbaarheid Ziekenhuizen kunnen gegevens voor de berekening opvragen bij de Nederlandse Kankerregistratie (via IKNL). De verantwoordelijkheid voor de registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf. Referenties - Park C, Mitsumori M, Noxon A, Recht A, Connolly J, Gelman R, et al. Outcome at 8 years after

breast conserving surgery and radiation therapy for invasive carcinoma: influence of margins and systemic adjuvant therapy. J Clin Oncol 2000;18:1668-775.

- Rutgers EJ. Quality control in the locoregional treatment of breast cancer. Eur J Cancer 2001;37: 447-53.

15

4. Pre-behandeling en postoperatieve multidisciplinaire bespreking

Relatie tot kwaliteit Het voor de start van de behandeling bespreken van patiënten in een multidisciplinair team (MDO) draagt bij aan de kwaliteit en zorgvuldigheid van de behandeling. Ook het na de operatie bespreken van de indicatie voor een aanvullende behandeling leidt tot een beter behandelplan en een betere afstemming tussen de behandelaars in de oncologische keten.

Operationalisatie 4a

Percentage patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief of DCIS) dat voor de start van de behandeling werd besproken in een multidisciplinaire bespreking.

Teller 4a Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief of DCIS) dat voor de start van de behandeling werd besproken in een multidisciplinaire bespreking

Noemer 4a Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief en / of in situ) dat is behandeld in uw ziekenhuis

Operationalisatie 4b

Percentage patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief of DCIS) dat na de operatie werd besproken in een multidisciplinaire bespreking

Teller 4b Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief of DCIS) dat na de operatie werd besproken in een multidisciplinaire bespreking

Noemer 4b Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief en / of in situ) dat is behandeld in uw ziekenhuis

Definitie(s) Multidisciplinaire bespreking: Een bespreking waarin het team van medisch specialisten, bestaande uit radioloog, chirurg, patholoog, radiotherapeut en medisch oncoloog, aangevuld met gespecialiseerd verpleegkundigen, de ziektekenmerken en behandelingsstrategie van individuele patiënten bespreken.

In- /exclusiecriteria Inclusie: alle patiënten bij wie in het ziekenhuis een nieuw primair mammacarcinoom is behandeld (invasief of DCIS) door middel van een operatie, met of zonder neo-adjuvante chemotherapie. Exclusie: patiënten gediagnosticeerd in het ziekenhuis maar elders behandeld, patiënten behandeld met hormonale therapie als monotherapie, recidief mammacarcinoom, metastasen op afstand bij diagnose (M1-stadium), zeldzame tumoren (M. Paget, Phyllodes tumoren etc.)

Bron NABON Breast Cancer Audit via DICA-IKNL

Meetfrequentie Continu

Verslagjaar 01-01-2013 t/m 31-12-2013 Wanneer de bron NBCA is: het NBCA registratiejaar loopt van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013.

Rapportagefrequentie 1x per verslagjaar

Type indicator Proces

Meetniveau Patiëntniveau

Kwaliteitsdomein Effectiviteit, veiligheid

16

Rekenregels

Indicator 4a Pre-behandeling multidisciplinaire bespreking Formule

Teller Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief of DCIS) dat voor de start van de behandeling werd besproken in een multidisciplinaire bespreking

# patiënten noemer waarvoor geldt M16=ja

Noemer Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief en / of in situ) dat is behandeld in uw ziekenhuis. Deze noemer is dezelfde als voor indicatoren 4b en 5

# patiënten waarvoor M1, M2 en M15 gelden

Indicator 4b Postoperatieve multidisciplinaire bespreking Formule

Teller Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief of DCIS) dat na de operatie werd besproken in een multidisciplinaire bespreking

# patiënten noemer waarvoor geldt M17=ja

Noemer Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief en / of in situ) dat is behandeld in uw ziekenhuis. Deze noemer is dezelfde als voor indicatoren 4a en 5

# patiënten waarvoor M1, M2 en M15 gelden

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg Het voor de start van de behandeling bespreken van patiënten in een multidisciplinair team (MDO) draagt bij aan de kwaliteit en zorgvuldigheid van de behandeling. Ook het na de operatie bespreken van de indicatie voor een aanvullende behandeling leidt tot een beter behandelplan en een betere afstemming tussen de behandelaars in de oncologische keten. Mogelijkheden tot verbetering Uit eerder onderzoek binnen de oncologie (Ouwens,2007) en uit eerdere uitvragen binnen ZiZo blijkt dat niet alle oncologie patiënten worden besproken in een multidisciplinair overleg. De werkgroep verwacht dat er ruimte is voor verbetering op deze indicator. Beperkingen bij gebruik en interpretatie Er worden geen beperkingen bij gebruik en interpretatie verwacht. Inhoudsvaliditeit Door het combineren van chirurgie, chemotherapie en radiotherapie is de behandeling van oncologische patiënten complexer geworden. Dergelijke behandelingen vereisen multidisciplinaire samenwerking tussen de verschillende medische specialismen. Het bespreken van de patiënt in een multidisciplinair overleg draagt bij aan de kwaliteit en zorgvuldigheid van de behandeling. De bewijskracht voor deze indicator is D. Statistisch betrouwbaar onderscheiden De werkgroep verwacht dat er voldoende variatie in de praktijk bestaat, waardoor deze indicator discrimineert tussen de ziekenhuizen. Vergelijkbaarheid Er worden geen verstorende effecten door verschillen in case-mix verwacht. Registratiebetrouwbaarheid De data worden door de deelnemende ziekenhuizen aangeleverd aan de NBCA en de NBCA levert deze data weer geschoond en met landelijke spiegelinformatie terug aan de ziekenhuizen. Daarnaast zijn er ziekenhuizen die gegevens laten verzamelen door medewerkers van het IKNL. DICA en IKNL zullen gezamenlijk de gegevens aan de deelnemende ziekenhuizen terugrapporteren. Maar de verantwoordelijkheid voor de registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf.

18

5. Volume

Relatie tot kwaliteit Het effect van volume bij mammaoperaties is zowel op ziekenhuis- als artsniveau onderzocht. Uit verschillende studies blijkt een significante positieve associatie tussen hoogvolume ziekenhuizen/hoogvolume artsen en verbeterde overleving.

Operationalisatie 5a Hoeveel chirurgen zijn werkzaam op uw ziekenhuislocatie?

Operationalisatie 5b Hoeveel chirurgen verrichtten in het verslagjaar operaties voor een primair mammacarcinoom (invasief en/of DCIS)?

Operationalisatie 5c Hoeveel patiënten met een primair mammacarcinoom (invasief en/of DCIS) werden in het verslagjaar op uw ziekenhuislocatie geopereerd door de chirurgie?

Definitie(s) Chirurgen: chirurgen geregistreerd bij de MSRC voor het specialisme Heelkunde (of gelijkwaardige opleiding in het buitenland). Werken op uw ziekenhuislocatie: Het specialisme registreert haar DBC’s op uw ziekenhuislocatie. Primair mammacarcinoom: Incident mammacarcinoom (dus niet recidief of metastase), zowel invasief en ductaal carcinoma in situ; het gaat hierbij om het aantal patiënten dat één of meerdere keren is geopereerd voor primair mammacarcinoom.

In- /exclusiecriteria Inclusie: patiënten die een mammaoperatie in het kader van borstkanker hebben ondergaan. Operationalisatie 5a en 5b: Exclusief ANIOS en AIOS Operationalisatie 5a, 5b en 5c: Inclusief fellows geregistreerd bij de MSRC voor het specialisme Heelkunde (of gelijkwaardige opleiding in het buitenland)

Bron 5a, 5b: Ziekenhuisadministratie 5c: NABON Breast Cancer Audit via DICA-IKNL

Meetfrequentie 5a en 5b: 1x per jaar 5c : continu

Peildatum 5a en 5b: 01-03-2014

Verslagjaar 5c: 01-01-2013 t/m 31-12-2013 Wanneer de bron NBCA is: het NBCA registratiejaar loopt van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013.

Rapportagefrequentie 5a en 5b: 1x per jaar 5c: 1x per verslagjaar

Type indicator 5a en 5b: Structuur 5c: Proces

Meetniveau 5a en 5b: Ziekenhuisniveau 5c: Patiëntniveau

Kwaliteitsdomein Veiligheid, effectiviteit, patiëntgerichtheid

Rekenregels

Indicator 5c Volume Variabelen

Aantal patiënten met een nieuw primair mammacarcinoom (invasief en / of in situ) dat is behandeld in uw ziekenhuis. Dit aantal is hetzelfde als de noemer voor indicatoren 4a en 4b

# patiënten waarvoor M1, M2 en M15 gelden

Achtergrond en variatie in kwaliteit van zorg Verschillende studies hebben de relatie tussen het aantal mammaoperaties op overleving op zowel ziekenhuis- als artsniveau onderzocht (Skinner, 2003; Guller, 2005; Allgood, 2006; Gilligan; 2007). Hierbij is vooral gekeken naar de uitkomstmaat overleving, en minder naar de uitkomstmaat mortaliteit, gezien het lage risico van de ingreep. Hoewel er methodologisch wel wat op deze studies is aan te merken, lijkt er toch een trend te bestaan richting een positieve associatie tussen aantal mammaoperaties per ziekenhuis/arts en verbeterde overleving.

19

Mogelijkheden tot verbetering Al vele jaren is er een trend zichtbaar naar regionalisatie van meer gecompliceerde chirurgische ingrepen. Verschillende studies stellen dat betere uitkomsten worden behaald door ruimere ervaring en betere ziekenhuisfaciliteiten en diensten bij hoogvolume aanbieders, vooral bij hoogrisico, laagvolume ingrepen. Er wordt daarom verwacht dat centralisatie van kankerzorg tot betere uitkomsten kan leiden bij een grote groep patiënten. Dit zou niet alleen kunnen gelden voor de hoogrisico ingrepen, maar wellicht ook voor laagrisico ingrepen, zoals mammaoperatie bij borstkanker. Beperkingen bij gebruik en interpretatie Er is geen consensus over het afkappunt voor het aantal mammaoperaties. Daarnaast moet er rekening gehouden worden met het type operatie (borstsparend vs. mastectomie). Zo blijkt uit studies (Chen, 2008; Peltoniemi, 2011) dat er in hoogvolume ziekenhuizen relatief meer borstsparende operaties gedaan worden. Het aantal patiënten (operationalisatie c) kan niet één-op-één worden gedeeld door het aantal specialisten (operationalisaties a en b), aangezien er verschillende factoren van invloed zijn zoals omvang van de aanstelling van de medisch specialist en het feit dat een medisch specialist op meerdere locaties werkzaam kan zijn. Inhoudsvaliditeit Het effect van volume bij mammacarcinoomoperaties is zowel op ziekenhuis- als artsniveau onderzocht. Uit verschillende studies blijkt een significante positieve associatie tussen hoogvolume ziekenhuizen/artsen en verbeterde overleving. Het niveau van bewijsvoering is A1. Een Nederlandse review uit 2010 (Gooiker, 2010) toonde een positieve associatie aan tussen het aantal mammaoperaties in een ziekenhuis en overleving/mortaliteit. Twee studies (Guller, 2005; Simunovic, 2006) onderzochten de in-hospital mortaliteit na mammaoperatie. De mortaliteit was laag (0.1-0.2%), maar significant lager voor hoogvolume ziekenhuizen (gemiddelde odds ratio 0.401). Van de acht studies die de relatie tussen volume en overleving onderzochten, waren er zeven die een positief effect van hoger ziekenhuisvolume aantoonden. Het afkappunt voor hoogvolume varieerde echter tussen de verschillende studies (van 40-195 operaties per jaar). Zeven studies onderzochten daarnaast de relatie tussen het volume op artsniveau en overleving. In al deze studies werd een betere overleving aangetoond (gemiddelde hazard ratio 0.80; gemiddelde relatieve risico 0.85) voor hoogvolume artsen. Ook hier varieerde het afkappunt voor hoogvolume sterk tussen de verschillende studies (10-100 operaties per jaar). Hoewel er een positieve associatie wordt aangetoond tussen het aantal operaties en verbeterde overleving, komt er uit de literatuur geen duidelijk afkappunt van het aantal operaties naar voren. Daarnaast is het zo dat een ziekenhuis/arts die in de ene studie als hoogvolume wordt aangemerkt, in de andere studie als laagvolume zou zijn beoordeeld. Statistisch onderscheidend vermogen Voor een indicator als deze is het discriminerend vermogen niet relevant, er wordt immers slechts het feitelijke aantal chirurgen gerapporteerd. Vergelijkbaarheid Bij deze indicator spelen bias en case-mix geen rol. Het kan wel zijn dat academische ziekenhuizen en grote perifere klinieken meer en zwaardere zieken patiënten opereren. Registratiebetrouwbaarheid De data worden door de deelnemende ziekenhuizen aangeleverd aan de NBCA en de NBCA levert deze data weer geschoond en met landelijke spiegelinformatie terug aan de ziekenhuizen. Daarnaast zijn er ziekenhuizen die gegevens laten verzamelen door medewerkers van het IKNL. DICA en IKNL zullen gezamenlijk de gegevens aan de deelnemende ziekenhuizen terugrapporteren. Maar de verantwoordelijkheid voor de registratiebetrouwbaarheid ligt bij de aanleverende ziekenhuizen zelf. Referenties - Allgood PC, Bachmann MO. Effects of specialization on treatment and outcomes in screen-

detected breast cancers in Wales: cohort study. Br J Cancer 94 (1) (2006), pp. 36–42. - Bailie K, Dobie I, Kirk S, et al. Survival after breast cancer treatment: the impact of provider

volume, J Eval Clin Pract 2007;13;749–57.

20

- Chen CS, Liu TC and Lin HC, et al. Does high surgeon and hospital surgical volume raise the five-year survival rate for breast cancer? A population-based study. Breast Cancer Res Treat 2008;110;349–56.

- Clayforth C, Fritschi L, McEvoy SP, et al. Five-year survival from breast cancer in Western Australia over a decade. Breast 2007;16;375–81.

- Gilligan MA, Neuner J, Zhang X, et al. Relationship between number of breast cancer operations performed and 5-year survival after treatment for early-stage breast cancer. Am J Public Health 2007;97;539–44.

- Gooiker GA, van Gijn W, Post PN, van de Velde CJ, Tollenaar RA, Wouters MW. A systematic review and meta-analysis of the volume-outcome relationship in the surgical treatment of breast cancer. Are breast cancer patients better of with a high volume provider? Eur J Surg Oncol. 2010;36:S27-35.

- Guller U, Safford S, Pietrobon R, et al. High hospital volume is associated with better outcomes for breast cancer surgery: analysis of 233,247 patients. World J Surg 2005;29;994–1000.

- Gutierrez JC, Hurley JD, Housri N, et al. Are many community hospitals undertreating breast cancer?: lessons from 24,834 patients. Ann Surg 2008;248;154–62.

- Hebert-Croteau N, Brisson J, Lemaire J, et al. Investigating the correlation between hospital of primary treatment and the survival of women with breast cancer. Cancer 2005;104;1343-8.

- Nattinger AB, Laud PW, Sparapani RA, et al. Exploring the surgeon volume-outcome relationship among women with breast cancer. Arch Intern Med 2007;167;1958–63.

- Peltoniemi P, Peltola M, Hakulinen T, Häkkinen U, Pylkkänen L, Holli K. The Effect of Hospital Volume on the Outcome of Breast Cancer Surgery. Ann Surg Oncol. 2011;18:1684-90.

- Simunovic M, Rempel E, Theriault ME et al. Influence of hospital characteristics on operative death and survival of patients after major cancer surgery in Ontario,.Can J Surg 2006;49;251–8.

- Skinner KA, Helsper JT, Deapen D, et al. Breast cancer: do specialists make a difference? Ann Surg Oncol 2003;10;606–15.

- Stefoski Mikeljevic J, Haward RA, Johnston C, et al. Surgeon workload and survival from breast cancer, Br J Cancer 2003;89;487–91.

21

3. Lijst te verzamelen variabelen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de gegevens voor het bepalen van de indicatoren verzameld worden. Dit gebeurt aan de hand van een variabelenlijst. Een variabele is een te verzamelen data-element. Variabelenlijst Structuurindicatoren worden op ziekenhuisniveau verzameld. Het is voor deze indicatoren voldoende om één keer per jaar een vraag met ja of nee te beantwoorden. Om de proces- en uitkomstindicatoren te kunnen bepalen, worden gegevens op patiëntniveau verzameld en worden verschillende bronnen geraadpleegd. Op de volgende pagina’s worden alle variabelen beschreven die nodig zijn om de indicatoren te kunnen bepalen van de set Mammacarcinoom. Van de variabelen worden de volgende gegevens vastgelegd:

Variabele nummer: Het nummer van de variabele wordt later gebruikt om uit te kunnen leggen welke variabelen gebruikt moeten worden voor de berekening van een indicator.

Naam: Naam/beschrijving van de variabele.

Vast te leggen waarde: De vast te leggen waarde is een omschrijving om aan te geven wat een ziekenhuis moet vastleggen. Dit kan bijvoorbeeld een behandelas van een DBC zijn, ja/nee of een datum.

Bron: De bron is bedoeld om het zoeken naar de variabele (het data-element) te vereenvoudigen Dit is gebaseerd op de bevindingen van de ziekenhuizen uit de praktijktest. Het kan zijn dat dit in andere ziekenhuizen onder een andere naam of op een andere plaats/systeem wordt vastgelegd.

Instructie: Deze beschrijft met welke zoekwaarden gezocht moet worden. Ook worden praktijktips gegeven.

Nodig voor indicator: Als laatste staat aangegeven voor welke indicatoren de variabele gebruikt wordt.

Voor sommige variabelen is het niet mogelijk om direct uit de data de waarde van de variabele te bepalen. Leeftijd is hierbij het meest duidelijke voorbeeld. Om de leeftijd te kunnen bepalen is een peildatum en een geboortedatum nodig. Deze eerste twee gegevens zijn opgenomen bij de variabelen. Vervolgens zijn rekenregels gedefinieerd die de uiteindelijke variabele berekenen. Een voorbeeld is: peildatum – geboortedatum = leeftijd. Er zijn geen DBC-codes of DBC-zorgproducten bepaald voor deze indicatorenset, omdat het de voorkeur heeft de gevraagde gegevens via de NABON Breast Cancer Audit via DICA-IKNL en via de NKR (via IKNL) aan te leveren.

22

Tabel 1: Variabelen uit verschillende bronnen in het ziekenhuis

Var. Naam Vast te leggen waarde Bron Instructie Benodigd voor indicator

M0 Patiëntnummer ZIS NBCA Dit patiëntnummer is nodig om koppeling te kunnen maken tussen verschillende systemen.

1: Irradicaliteit 2: Operatie binnen 5 weken PA-afname 3a,3b: Lokale recidieven binnen 5 jaar 4: Multi-disciplinaire bespreking 5: Volume

M1 Diagnose primair invasief mammacarcinoom

NBCA 1: Irradicaliteit 2: Operatie binnen 5 weken PA-afname 4: Multi-disciplinaire bespreking 5: Volume

M2 Diagnose primair DCIS

NBCA 1: Irradicaliteit 2: Operatie binnen 5 weken PA-afname 4: Multi-disciplinaire bespreking 5: Volume

M3 Mammasparende Therapie (MST)

Ja/nee NBCA 1: Irradicaliteit

M4 Tumorrest ‘meer dan focaal’ na de eerste excisie

Ja/nee/onbekend NBCA Ja = indien er tumorrest meer dan focaal is na de eerste excisie Nee = indien dit niet het geval is. Onbekend = indien dit niet bekend is.

1: Irradicaliteit

23

Var. Naam Vast te leggen waarde Bron Instructie Benodigd voor indicator

M5 Tumorrest ‘focaal’ of meer dan focaal na de eerste excisie

Ja/nee/onbekend NBCA Ja = indien er tumorrest focaal of meer dan focaal is na de eerste excisie Nee = indien dit niet het geval is. Onbekend = indien dit niet bekend is.

1: Irradicaliteit

M6 Datum tumorexcisie dd-mm-jjjj NBCA 2a: Operatie binnen 5 weken PA-afname

M7 Datum neoadjuvante therapie

dd-mm-jjjj NBCA 2b: Operatie binnen 5 weken PA-afname

M8 Datum PA-afname dd-mm-jjjj NBCA Hier wordt bedoeld de datum van het verrichten van de PA-afname en niet de datum van mededeling van de PA-uitslag aan de patiënt

2: Operatie binnen 5 weken PA-afname

M9 Patiënt komt primair voor een andere behandeling dan operatie in aanmerking (bijvoorbeeld neoadjuvante chemotherapie)

Ja/nee NBCA Ja = indien de patiënt primair in aanmerking komt voor een andere behandeling. Nee = indien dit niet het geval is.

2: Operatie binnen 5 weken PA-afname

M10 Lokaal recidief Kankerregistratie Exclusie: recidieven binnen een half jaar na 1e

operatie Inclusie: alleen na operaties voor primair mammacarcinoom

3a,3b: Lokale recidieven binnen 5 jaar

M11 Datum lokaal recidief

dd-mm-jjjj Kankerregistratie Hiervoor wordt de datum van M10 gebruikt 3a,3b: Lokale recidieven binnen 5 jaar

M12 Datum uiteindelijke operatie

dd-mm-jjjj Kankerregistratie Hiervoor wordt de datum van uitvoering M13 gebruikt (vond plaats in 2006)

3a,3b: Lokale recidieven binnen 5 jaar

M13 Type uiteindelijke operatie

Borstsparend of ablatio

Kankerregistratie De uiteindelijke operatie in de behandeling van het primaire mammacarcinoom (borstsparend of ablatio)

3a,3b: Lokale recidieven binnen 5 jaar

M14 Primair behandeld in eigen centrum

Ja/nee Kankerregistratie Ja = indien de patiënt primair behandeld is in het eigen centrum Nee = indien dit niet het geval is.

3a,3b: Lokale recidieven binnen 5 jaar

24

Var. Naam Vast te leggen waarde Bron Instructie Benodigd voor indicator

M15 Behandeld voor een primair mammacarcinoom (invasief of in situ)

NBCA 4. Multidisciplinaire bespreking 5. Volume

M16 Pre-behandeling multidisciplinair besproken

Ja/nee NBCA Ja = indien de patiënt pre-behandeling multidisciplinair is besproken. Nee = indien dit niet het geval is.

4. Multi-disciplinaire bespreking

M17 Postoperatief multidisciplinair besproken

Ja/nee NBCA Ja = indien de patiënt postoperatief multidisciplinair is besproken. Nee = indien dit niet het geval is.

4. Multi-disciplinaire bespreking

25

Tabel 2: Rekenregels voor te berekenen variabelen

Variabele Te berekenen gegevens

Berekening Formule Validatie regels Nodig voor indicator

Toelichting

M18 Tijd tussen PA-afname en tumorexcisie

Datum tumorexcisie mammacarcinoom - datum PA-afname

M6-M8 35 kalenderdagen (5 weken)

2a: Operatie binnen 5 weken PA-afname

Ja indien M17 35 dagen (5 weken).

M19 Tijd tussen PA-afname en neoadjuvante therapie

Datum neoadjuvante therapie mammacarcinoom - datum PA-afname

M7-M8 35 kalenderdagen (5 weken)

2b: Operatie binnen 5 weken PA-afname

Ja indien M18 35 dagen (5 weken).

M20 Tijd tussen uiteindelijke operatie en recidief

Datum recidief - datum uiteindelijke operatie

M11-M12 <5 jaar 3a,3b: Lokale recidieven binnen 5 jaar

Ja indien <5 jaar.

26

Bijlage 1: Aanpassingen in zorginhoudelijke indicatoren n.a.v. gegevensuitvraag in 2013 over verslagjaar 2012

Mammacarcinoom

Indicator* Aanpassingen Opmerkingen

Algemeen Vanaf oktober 2012 is de DBCA (Dutch Breast Cancer Audit) verder gegaan onder de naam NBCA (NABON Breast Cancer Audit).

In de gehele indicatorenset is DBCA vervangen door NBCA. Toegevoegd: Wanneer de bron NBCA is: het NBCA registratiejaar loopt van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013.

* Indien een indicator niet in deze lijst voorkomt, is deze ongewijzigd gebleven

27

Bijlage 2: Autorisatie zorginhoudelijke indicatoren door wetenschappelijke vereniging De zorginhoudelijke indicatoren uit deze indicatorenset zijn in 2007 geautoriseerd door de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde.

28

Deel 2 : Klantpreferentievragen

29

Klantpreferentievragen Mammacarcinoom De volgende vragen gaan in op het aanbod van de zorg rondom mammacarcinoom. Deze informatie kan bijdragen aan de beeldvorming van de patiënt/consument om een keuze te maken voor een zorgaanbieder. De klantpreferentievragen zijn opgesteld door de Consumentenbond en de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie, in samenwerking met de Borstkanker Vereniging Nederland. Om te achterhalen welke informatie de patiënt wil gebruiken om een ziekenhuis op te kiezen, zijn er focusgroepen en/of telefonische interviews gehouden. Door middel van een vragenlijst aan een grotere groep patiënten is onderzocht welke aspecten voor deze groep patiënten het meest van belang zijn. Bij elke vraag worden, waar nodig, definities beschreven en de technische haalbaarheid toegelicht. Daar waar ‘ziekenhuis’ of ‘ziekenhuislocatie’ staat, kan ook ‘zelfstandig behandelcentrum’ gelezen worden.

Multi disciplinair mammateam

Vraag 1 A. Wordt de patiënt met mammacarcinoom op uw ziekenhuislocatie behandeld door een vast multidisciplinair mammateam?

1*

(aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee B. Kunt u in de onderstaande tabel per zorgverlener aangeven of deze deel uit maakt van het team?* (aanvinken, per zorgverlener één antwoord mogelijk)

Zorgverlener Ja, vast Ja, op afroep Nee

a. Chirurg-oncoloog

b. Plastisch chirurg

c. Mammacareverpleegkundige

d. Verpleegkundig specialist

e. Oncologieverpleegkundige

f. Physician Assistant (PA)

g. Internist-oncoloog/medisch oncoloog

h. Radioloog

i. Radiotherapeut

j. Patholoog

k. Anesthesioloog

l. Klinisch psycholoog

m. Maatschappelijk werker

n. Klinisch geneticus

o. Anders, namelijk ______

Definities 1 Het team met zorgverleners op het gebied van mammacarcinoom leggen alles

schriftelijk vast, maken gezamenlijk een behandelplan en geven dat mondeling en schriftelijk aan de patiënt mee.

Technische haalbaarheid

* Peildatum: 1 maart 2014

30

Onderzoeken en uitslagen op 1 dag

Vraag 2 A. Kunt u hieronder aangeven welke van onderstaande diagnostische onderzoeken

1 op de eerste dag

2 plaatsvinden?*

(aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Palperen van de borsten vóór het beeldvormend onderzoek door een chirurg of gespecialiseerd verpleegkundige

3

Cytologische punctie Histologische punctie Stereotactische biopsie B. Kunt u hieronder aangeven welke van onderstaande diagnostische onderzoeken binnen 5 werkdagen plaatsvinden?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Histologische punctie Stereotactische biopsie C. Kunt u hieronder aangeven bij welke van onderstaande diagnostische onderzoeken

4 de uitslag altijd op dezelfde dag aan de patiënt wordt

medegedeeld?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Palperen van de borsten vóór het beeldvormend onderzoek Mammogram Echo Cytologische punctie Histologische punctie

Definities 1 De volgende diagnostische onderzoeken zijn niet in vraag 2A opgenomen omdat uit de rapportage over verslagjaar 2010 is gebleken dat deze niet onderscheidend zijn: lichamelijk onderzoek, mammogram & echo. 2 Met eerste dag wordt bedoeld de dag dat de patiënt voor het eerst op de ziekenhuislocatie komt met verdenking op mammacarcinoom. 3 Onder gespecialiseerd verpleegkundige wordt een Physician Assistant,

verpleegkundig specialist of mamma verpleegkundige / oncologieverpleegkundige verstaan. 4 De volgende diagnostische onderzoeken zijn niet in de vraag 2C opgenomen omdat uit de rapportage over verslagjaar 2010 is gebleken dat deze niet onderscheidend zijn: lichamelijk onderzoek en stereotactische biopsie.

Technische haalbaarheid

* Peildatum: 1 maart 2014

31

Onderzoeken, faciliteiten en voorzieningen

Vraag 3 A. Wilt u in ondertaande tabel aanvinken welke onderzoeken en/of faciliteiten1

op uw ziekenhuislocatie voor mammacare uitgevoerd worden/ aanwezig zijn?* (aanvinken, per onderzoek één antwoord aanvinken)

Onderzoeken/faciliteiten1

Aanwezig op eigen locatie

Gebruik faciliteiten elders/uitvoeren van onderzoek elders

2

a. Cito cytologie

b. Stereotactische biopsie

c. Mamma-MRI

d. Pathologie

e. Histologie

f. Hormoonreceptortest als routine

g. HER2-neu test als routine

h. Sentinel node procedure

i. Vriescoupe

j. PET-scan

k. Radiotherapie

l. Polikliniek familiaire tumoren

m. Nucleaire geneeskunde

n. Afnemen mammaprint of ander genprofiel

o. Afnemen lastmeter

p. MRI geleide biopten

q. Anders, namelijk

B. Heeft uw ziekenhuislocatie voorzieningen waar patiënten direct terecht kunnen voor onderstaande zaken? Wilt u hierbij aangeven of deze op de ziekenhuislocatie zelf aanwezig zijn of dat u werkt met vaste verwijsadressen en er sprake is van externe samenwerking?*

(aanvinken, per rij en per kolom (1 en 2) één antwoord mogelijk)

1. Aanwezig op ziekenhuislocatie

2. Vaste verwijsadressen /samenwerking

Ja Nee Ja Nee

a. Uitwendige prothesen

b. Haarwerken

c. Behandeling van lymfoedeem

d. Medicijnen (Ziekenhuisapotheek)

e. Invriezen tumorweefsel

Definities 1 De volgende onderzoeken zijn niet opgenomen omdat uit de rapportage van

vorig jaar is gebleken dat deze niet onderscheidend zijn: mammografie, echografie en histologische biopsie. 2 Met gebruik faciliteiten elders kan een andere locatie van het ziekenhuis bedoeld

worden of bijvoorbeeld een samenwerkingsverband.

32

Technische haalbaarheid

* Peildatum: 1 maart 2014

Vaste aanspreekpunt / Bereikbaarheid

Vraag 4 A. Welke zorgverlener is, per fase van het zorgtraject, het vaste aanspreekpunt?1*

(aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk)

Fase van zorg- traject

Zorgverlener

1. Diag- nostiek

2. Behan- deling

3. Nazorg

4. Palliatieve zorg

a. Een arts/ specialist

b. Een mammacare-verpleegkundige

c. Een verpleegkundig specialist

d. Een casemanager

e. Een oncologie-verpleegkundige

f. Anders, namelijk ______

B. Krijgt de patiënt met mammacarcinoom een telefoonnummer mee op papier

1

dat hij ‘s avonds, ‘s nachts en in het weekend kan bellen voor dringende vragen?

2*

(aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja, en de patiënt krijgt meteen iemand aan de lijn Ja, en de patiënt krijgt in principe iemand aan de lijn, en heeft anders de mogelijkheid om een voicemailbericht achter te laten Ja, en de patiënt kan uitsluitend een voicemailbericht achterlaten Nee, de patiënt krijgt op papier geen telefoonnummer mee dat ’s avonds, ‘s nachts en in het weekend bereikbaar is C. Hanteert uw ziekenhuislocatie een antwoordtermijn voor telefoontjes, als bedoeld onder vraag 4B, van de patiënt met mammacarcinoom, waarbinnen hij antwoord op zijn vraag krijgt?

3*

(aanvinken en/of invullen, één antwoord mogelijk) Ja, de patiënt krijgt direct telefonisch antwoord Ja , telefoontjes van de patiënt moeten binnen ___ uur worden beantwoord Ja, telefoontjes van de patiënt moeten binnen ___ dag(en) worden beantwoord Nee, hierover zijn geen afspraken vastgelegd D. Krijgt de patiënt met mammacarcinoom een e-mailadres mee op papier

1 waar

hij vragen naartoe kan mailen?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee, maar de patiënt kan wel een vraag stellen via de website van de ziekenhuislocatie middels een e-mail of een contactformulier Nee

33

E. Hanteert uw ziekenhuislocatie een antwoordtermijn voor e-mails van de patiënt met mammacarcinoom, waarbinnen hij antwoord op zijn vraag krijgt?

3*

(aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja, e-mails van de patiënt moeten binnen ___ uur worden beantwoord Ja, e-mails van de patiënt moeten binnen ___ dag(en) worden beantwoord Nee, hierover zijn geen afspraken vastgelegd

Definities 1 Een vast aanspreekpunt is een persoon in het ziekenhuis bij wie de patiënt of

diens vertegenwoordiger terecht kan met vragen.

2 Dit kan op de afsprakenkaart, via een brief, etc.

3 Met dringende vragen worden vragen bedoeld die, naar inzicht van de patiënt,

niet kunnen wachten tot aanvang van de reguliere kantoortijden. Het gaat hier niet om spoedvragen waarvoor men naar de SEH moet of waarvoor men 112 moet bellen. 4 Het gaat om een inhoudelijk antwoord en dus niet om een ontvangstbevestiging

van de door de patiënt gestuurde email.

Technische haalbaarheid

* Peildatum: 1 maart 2014

Onderzoek klieren

Vraag 5 Hoe wordt de sentinel node procedure op uw ziekenhuislocatie vormgegeven? 1*

(aanvinken, één antwoord mogelijk) Er vindt een schildwachtklierbiopsie plaats. Als de uitslag positief is, krijgt de patiënt een okselklierdissectie, waarbij alle lymfeklieren worden verwijderd. Na echo of MRI worden niet meteen alle, maar 1 of enkele klieren weggehaald om vast te stellen in hoeveel klieren zich tumorcellen bevinden. Alleen deze lymfeklieren worden verwijderd. Anders, namelijk…

Definities 1 Naast watchfull waiting en radiotherapie.

Technische haalbaarheid

* Peildatum: 1 maart 2014

Toelichting De procedure die in deze vraag wordt omschreven, is experimenteel. Het staat dus niet in de richtlijnen beschreven en hoort alleen in goed opgezet, METC goedgekeurd wetenschappelijk onderzoek te worden toegepast. Patiënten hebben aangegeven kennis te hebben van deze procedure en willen graag weten waar deze wordt toegepast. Naast overlevingskansen speelt kwaliteit van leven ook een rol in de keuze van patiënten. Zij willen hierop dus een afweging kunnen maken. Voor gebruikers van de data is het van belang om bij eventuele publicatie van de gegevens rekening te houden met bovenstaande gegevens. Zowel in de afweging om wel/niet te publiceren, alsmede de manier waarop deze gegevens openbaar worden gemaakt.

34

Behandelplan / Zorgpad

Vraag 6 A. Wanneer en hoe is er een behandelplan opgesteld?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Preoperatief en multidisciplinair Postoperatief en multidisciplinair Zowel pre- en postoperatief en multidisciplinair Preoperatief maar niet multidisciplinair Postoperatief maar niet multidisciplinair Zowel pre- als postoperatief maar niet multidisciplinair Anders, namelijk.. B. Wie zijn er betrokken bij het opstellen van het behandelplan?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Een arts/specialist Een mammacareverpleegkundige

Een verpleegkundig specialist

Een casemanager Anders, namelijk ___ C. Wordt het individuele behandelplan altijd op papier aan de patiënt meegegeven?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee, alleen als de patiënt hier om vraagt Nee, nooit D. Is er een zorgpad

1 voor mammacarcinoom op uw ziekenhuislocatie?*

(aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee E. Is er op uw ziekenhuislocatie bij de ontwikkeling van het zorgpad

1 iemand

vanuit patiëntperspectief betrokken?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja, hierbij is iemand van de Borstkankervereniging betrokken Ja, hierbij is iemand anders betrokken, namelijk ___ Nee, hierbij is niemand vanuit patiëntperspectief betrokken

Definities 1 Een zorgpad is een omschrijving van de te gebruiken methoden en

hulpmiddelen, om de zorgprocessen van (poli)klinische of transmurale multi- en interdisciplinaire teams rond een specifieke patiëntengroep op elkaar af te stemmen en taakafspraken te maken, waarmee de kwaliteit en efficiëntie van de zorgverlening vergroot wordt.

Technische haalbaarheid

* Peildatum: 1 maart 2014

35

Informatievoorziening: folders

Vraag 7 A. Welke folders worden op uw ziekenhuislocatie standaard aan de patiënt met mammacarcinoom meegegeven?* (aanvinken, meerdere antwoorden mogelijk) Folders van het ziekenhuis zelf Folders van de Borstkankervereniging Nederland Folders van de NFK/KWF kankerbestrijding Overige foldermateriaal, namelijk ____ B. Zijn de folders die uw ziekenhuislocatie aan de patiënt met mammacarcinoom meegeeft, ook te downloaden en te printen via de website?* (aanvinken, één antwoord mogelijk) Ja Nee, maar wij verwijzen wel door naar andere websites waar de folders op staan Nee, niet alle folders die op papier worden verstrekt staat ook op de website

Definities Geen bijzonderheden.

Technische haalbaarheid

* Peildatum: 1 maart 2014

36

Bijlage 1: Wijzigingstabel vragenlijst klantpreferenties

De klantpreferentievragen van deze set zijn ongewijzigd gebleven.

37

Afkortingenlijst indicatorengids Mammacarcinoom ADL Activiteiten Dagelijks Leven AHRQ Agency for Healthcare Research and Quality BVN Borstkanker Vereniging Nederland CIS Carcinoma In Situ CT Computertomografie cT klinische stadiëring van de tumorgrootte volgens de TNM-stadiëring CTG-code College Tarieven Gezondheidszorg DBC’s Diagnose Behanding Combinaties NBCA NABON Breast Cancer Audit DCIS Ductaal Carcinoom In Situ DSCA Dutch Surgical Colorectal Audit EPD Elektronisch Patiënten Dossier GRM Gemodificeerde Radicale Mastecomie IGZ Inspectie voor de GezondheidsZorg IKC Intergraal Kanker Centrum IKW Integraal Kankercentrum West IKZ Integraal Kankercentrum Zuid KIM Kwaliteits Informatiesysteem Mammatumoren KWF Stichting Koningin Wilhelminafonds voor Kankerbestrijding M. Paget Ziekte van Paget MDO Multidisciplinair Overleg MRI Magnetic resonance imaging MSRC Medisch Specialisten Registratie Commissie MST Mammasparende therapie NABON Nationaal Borstkankeroverleg Nederland NFU Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra NPCF Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie NVvH Nederlandse Vereniging voor Heelkunde. NVRO Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie NVZ NVZ Vereniging van Ziekenhuizen PA-uitslag Uitslag pathologie-onderzoek PET Positronemissietomografie TNM Tumor, Node, Metastasis (stadiëring van tumoren) UMC Universitair Medisch Centrum VIKC Vereniging van Integrale Kankercentra VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport WGBO Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst WV Wetenschappelijke Vereniging ZIS Ziekenhuis Informatiesysteem ZN Zorgverzekeraars Nederland