uitgebreidere versie van zijn lezing

17
1 De kunst van …. veranderen Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst Ede, 06 november 2014 Prof. dr. Nico Nelissen Em. Hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen Daar zit ik dan, te midden van enkele boeken die mij de laatste tijd erg bezighouden. Ik heb de indruk dat ik ze nu pas op waarde kan schatten. De ‘Ilias’ van Homerus, de ‘Devina Comedia’ van Dante Alighieri, ‘Oorlog en Vrede’ van Tolstoj, ‘À la recherche du temps perdu’ van Proust, ‘Der Mann ohne Eigenschaften’ van Robert Musil en ‘Les Thibaults’ van Roger Martin du Gard. Boeken van rond 1.000 pagina's die één ding met elkaar gemeen hebben, namelijk dat ze vertellen over een periode uit de geschiedenis aan de hand van de (levens)verhalen van personen. Ze illustreren dat het denken over de wereld een kwestie is van constructies, van gedachteconstructies, van pogingen om afzonderlijke gebeurtenissen met elkaar te verbinden, ze te smeden tot een verhaal, tot een narratief. Vanuit dit perspectief bestaat de werkelijkheid slechts uit verhalen, iets anders is er niet. Verhalen halen het verre naar hier, halen het verleden naar het nu en suggereren dat er orde, regelmaat en lijn zit in wat we meemaken. Micronarratieven: de kracht van onze verhalen Ben ik met dit verhaal beland bij een verkeerde conferentie? Heb ik mij vergist in het onderwerp van deze bijeenkomst? Dat lijkt zo, maar toch is dat niet zo, want ook bij het thema van vandaag: ‘De kunst van … veranderen’, gaat het om verhalen, om gedachteconstructies, om narratieven, om discoursen rondom het wel en wee van mensen die actief zijn op het gebied van cultuureducatie en amateurkunsten. We spreken over het thema op basis van onze eigen ervaringen, onze eigen micronarratieven, onze eigen aannames, onze persoonlijke mythes en wat

Transcript of uitgebreidere versie van zijn lezing

Page 1: uitgebreidere versie van zijn lezing

1

De kunst van …. veranderen Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst Ede, 06 november 2014 Prof. dr. Nico Nelissen Em. Hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen

Daar zit ik dan, te midden van enkele boeken die mij de laatste tijd erg bezighouden. Ik heb de indruk dat ik ze nu pas op waarde kan schatten. De ‘Ilias’ van Homerus, de ‘Devina Comedia’ van Dante Alighieri, ‘Oorlog en Vrede’ van Tolstoj, ‘À la recherche du temps perdu’ van Proust, ‘Der Mann ohne Eigenschaften’ van Robert Musil en ‘Les Thibaults’ van Roger Martin du Gard. Boeken van rond 1.000 pagina's die één ding met elkaar gemeen hebben, namelijk dat ze vertellen over een periode uit de geschiedenis aan de hand van de (levens)verhalen van personen. Ze illustreren dat het denken over de wereld een kwestie is van constructies, van gedachteconstructies, van pogingen om afzonderlijke gebeurtenissen met elkaar te verbinden, ze te smeden tot een verhaal, tot een narratief. Vanuit dit perspectief bestaat de werkelijkheid slechts uit verhalen, iets anders is er niet. Verhalen halen het verre naar hier, halen het verleden naar het nu en suggereren dat er orde, regelmaat en lijn zit in wat we meemaken. Micronarratieven: de kracht van onze verhalen Ben ik met dit verhaal beland bij een verkeerde conferentie? Heb ik mij vergist in het onderwerp van deze bijeenkomst? Dat lijkt zo, maar toch is dat niet zo, want ook bij het thema van vandaag: ‘De kunst van … veranderen’, gaat het om verhalen, om gedachteconstructies, om narratieven, om discoursen rondom het wel en wee van mensen die actief zijn op het gebied van cultuureducatie en amateurkunsten. We spreken over het thema op basis van onze eigen ervaringen, onze eigen micronarratieven, onze eigen aannames, onze persoonlijke mythes en wat

Page 2: uitgebreidere versie van zijn lezing

2

we voor feitelijk aannemen. We bouwen allemaal ons eigen verhaal op met onze eigen selectie van feiten, onze eigen interpretaties en onze eigen verwoording. Daarbij maken we gebruik van abstracties door onze eigen ervaringen en inzichten te veralgemeniseren, op een globaler niveau te brengen en te suggereren dat ons eigen verhaal algemeen geldend is. Ook wanneer we over de kunstprofessional spreken, hebben we met een abstractie te maken, een abstractie van mensen die we concreet kennen, dan wel ons er een voorstelling van maken op basis van een combinatie van karakteristieken die we eigen achten aan de kunstprofessional. We denken dan bijvoorbeeld aan de docent cultuur die lessen geeft over de Renaissance of de Barok, aan de docent beeldende kunst die praktijklessen beeldhouwen verzorgt, de beoefenaar van dans, ballet of theater die vele uren oefent als voorbereiding op een voorstelling, de zzp'er 3D technieken die uren achter zijn computer doorbrengt, de parttimer schilderen die naast zijn eigen atelier een groep cursisten stimuleert om de eigen talenten te ontwikkelen, et cetera.

Een wereld van verhalen Achter al die kunstprofessionals gaat een wereld schuil van verhalen; verhalen over hun leven, hun ambities, hun praktijken, hun toekomstperspectieven, hun wereldbeeld en hun inschatting van wat de toekomst zal brengen. Impliciet of expliciet, rudimentair of gedetailleerd, hebben kunstprofessionals een beeld van hun eigen positie in de wereld, meer specifiek in de kunstwereld, hebben ze een idee van de ontwikkelingen in hun maatschappelijke omgeving, laten ze hun gedachten gaan over wat de consequenties ervan zijn voor hun eigen functioneren en kiezen ze positie, soms heel duidelijk proactief, maar ook wel afwachtend, de kat uit de boom kijkend. Doel bijeenkomst Deze bijeenkomst is bedoeld om met elkaar van gedachten te wisselen over wat er zoal op de kunstprofessional afkomt en hoe hij of zij daarmee kan omgaan. Laat ik meteen duidelijk zijn: Pasklare antwoorden zijn er niet, er is geen magische formule, er is geen ‘one-best-way’. In de ogen van de een is

Page 3: uitgebreidere versie van zijn lezing

3

dat jammer; in de ogen van de ander juist een voordeel. Ik probeer wat ‘denk- en praatstof’ aan te reiken voor een gestructureerde discussie over ‘de kunst van …. veranderen’ in de zich transformerende kunst- en cultuursector. Dat doe ik door een aantal vragen te stellen over wat zich in de kunstsector afspeelt en hoe daarmee om te gaan. Deze vragen zijn:

Welke voor de kunstsector relevante transities doen zich in de samenleving voor?

Welke actuele trends worden in de kunst- en cultuursector gesignaleerd?

Welke wijzigingen treden op in de (financiële) infrastructuur van de kunstsector?

Met welke dilemma’s worden de kunstprofessionals in hun dagelijks leven geconfronteerd?

Welke discoursen worden binnen de kunstsector gehanteerd om de eigen plaats en positie in de kunstsector te bepalen?

Welke oplossingsinitiatieven worden er zoal genomen? Wat zouden de hoekstenen kunnen zijn van een hoopvol en robuust

‘macronarratief’ voor de toekomst van de kunstsector? 1. Transities in de samenleving Het klinkt als een open deur: de samenleving verandert permanent. Ze is continu onderhevig aan transities. Al die veranderingen bepalen direct of indirect de context waarbinnen de kunstprofessional moet opereren. Kan hij zich daarvoor afsluiten? Moet hij zich daarvoor afsluiten? Moet hij de transities voor zoete koek accepteren? Moet hij zich als een kameleon daarnaar voegen? Wat zijn dan die transities waaraan hij zich wel of niet kan onttrekken of waar hij wel dan niet op moet inspelen?

Er zijn transities op het demografische vlak.

Wat zijn de gevolgen voor de kunstprofessional van een krimpende bevolking, van minder mensen, van minder cursisten?

Page 4: uitgebreidere versie van zijn lezing

4

Hoe kunstonderwijs te geven, cursussen te verzorgen, de eigen kunst te beoefenen in een seniorenmaatschappij, waar de ‘troisième en quatrième âge’ dominant aanwezig zijn? Stelt dit andere eisen aan de docenten, het lesmateriaal en de lesvormen? Vraagt het om een geheel andere benadering van de didactische relaties?

Een samenleving die veelkleuriger wordt qua etnische achtergronden, hoe daarbinnen te opereren? Hoe de culturele diversiteit tot zijn recht te laten komen? Hoe differentiaties in cursussen aan te brengen? Hoe op etnische tradities in te spelen en daarbij aansluiting te zoeken?

Er zijn veranderingen op het culturele vlak.

Hoe moeten kunstprofessionals hun rol vervullen in een samenleving die hypergeschoold is? Docenten kunnen vaak veel leren van hun leerlingen, mits ze ook de attitude hebben om daarvoor open te staan.

Hoe moeten cursussen worden opgezet en gegeven in een samenleving met een groot percentage hoger opgeleiden? Wat verwachten deze mensen van cursussen en ateliers? Wat verlangen ze van de relatie docent – leerling?

Als er zo veel geschoolde mensen zijn, die soms over onderwerpen meer weten dan hun docent, hoe dan het onderwijs en de cursussen in te richten?

Er vinden transities op het sociale vlak plaats.

Hoe te werk te gaan in een samenleving die opgedeeld raakt in twee groepen: een groep die optimaal in de samenleving participeert en een groep die vrijwel buiten de samenleving valt, die uitkeringsafhankelijk is, die weinig of geen kansen heeft en die een eigen weinig toegankelijke wereld vormt?

Hoe kunst samen te delen in een maatschappij waar individualisme hoogtij viert en waar egocentrisme een dominante waarde is?

En wat te denken van transities op het technologische vlak.

Wat zijn de implicaties van de toenemende digitalisering van de maatschappij?

Eenieder heeft in principe toegang tot het internet en kan over alle beschikbare informatie beschikken, hoe daarmee om te gaan in het kunstonderwijs?

Contacten kunnen via sociale media verlopen, men hoeft niet meer per se naar een cursuslocatie. Wat zijn dan de consequenties voor bestaande stelsels van cursuslocaties en cursustijden?

Page 5: uitgebreidere versie van zijn lezing

5

Gecombineerde werking transities Niet alleen de transformaties op zich, maar vooral de gecombineerde werking van al die transities zorgen voor een totaal nieuwe context voor de kunstprofessional. We kunnen nauwelijks overzien wat de impact van al deze transities zal zijn. Laat staan dat we daarbinnen al een uitgestippelde koers kunnen bewandelen. Ook de kunstprofessional moet met deze onzekerheden leren leven en moet daarbinnen zijn eigen weg weten te vinden en te bewandelen: tegen de stroom in of met de stroom mee, het maakt niet uit. Het is een kunst … om te veranderen! 2. Trends in de kunstsector Binnen de kunstsector heeft men uiteraard in globale zin weet van de genoemde transities. Maar, meer concreet, welke trends worden er gesignaleerd en dan vooral door gezaghebbende partijen? In dit verband moet melding worden gemaakt van de ‘Culturele Verkenning’ die door de Raad voor Cultuur is uitgebracht. In deze Verkenning geeft de Raad nog geen adviezen, maar signaleert een aantal trends dat tot doel heeft om reuring in de sector teweeg te brengen. Welke trends noemt de Raad?

Canonieke kunst heeft het moeilijk De traditionele symfonieorkesten, toneel- en dansgezelschappen verliezen terrein. Juist het deel waar de meeste overheidssubsidies heen gaan, krijgt minder publiek. Het publiek ervaart kunst niet alleen meer in musea, schouwburgen of concertzalen, maar ook op festivals, op straat of gewoon thuis achter de tv, tablet of computer. Het publiek van de traditionele kunstuitingen vergrijst verder en mist aanwas.

Werkloosheid en onderbetaling De Raad roemt het doorzettingsvermogen en de gedrevenheid van kunstenaars om in tijden van crisis en bezuinigingen gewoon door te gaan. Ze gaan als zzp’er aan de slag, gaan nieuwe vormen van samenwerking aan en organiseren zich in netwerken. Maar het levert nauwelijks geld op. Het gevolg is een stijgende verborgen werkloosheid en onderbetaling van kunstenaars.

Digitalisering rukt verder op

Page 6: uitgebreidere versie van zijn lezing

6

De kunsten dringen dankzij de digitalisering sterker dan ooit door tot de samenleving. Livestreams van concerten, opera’s en theater nemen in aantal toe. De digitalisering zorgt voor een maakproces dat goedkoper, eenvoudiger en individueler is. Ook het distributieproces is eenvoudiger geworden en dat niet alleen ook nog flexibeler en via vele kanalen. De gang tot artistieke producten als boeken, muziek en film wordt belangrijker dan het bezit er van.

Versplintering talentontwikkeling Talentontwikkeling is erg versnipperd. Er ontbreekt een heldere taakverdeling en het zicht op lacunes of zwakke plekken ontbreekt. Talenten hebben te weinig mogelijkheden om door te groeien en zich verder te ontwikkelen, aldus de Raad.

Steden zijn spil in cultuurbeleid Culturele instellingen hebben ontdekt dat een belangrijke bron van binding en inspiratie in de eigen lokaliteit aanwezig is. Zij maken producties die refereren aan verhalen uit de stad. Ze zoeken samenwerking met wetenschap, broedplaatsen en bedrijven. Veel rondreizen door het land behoort daar eigenlijk niet meer bij.

Kunstenaars trekken wereld in Culturele instellingen en individuele kunstenaars, het lijkt een beetje in tegenspraak met de zo-even genoemde trend, hebben een sterke internationale oriëntatie. De stad is de thuisbasis, de wereld het speelveld.

3. Gewijzigde (financiële) infrastructuur Al die transformaties in de samenleving en trends in de kunstsector krijgen extra reliëf als men deze bekijkt tegen de achtergrond van een gewijzigde organisatorische en financiële infrastructuur. Hoe ziet die gewijzigde infrastructuur eruit? Wat is er op dit gebied in de komende jaren te verwachten?

Page 7: uitgebreidere versie van zijn lezing

7

De kunstsector ondergaat een enorme organisatorische transformatie waarbij grote spelers door bezuinigingen moeten afslanken, kleinere spelers de weg van de kleine zelfstandige ondernemer kiezen en een aantal mensen de kunstsector verlaat omdat er geen boterham mee te verdienen valt. Want wat is er aan de hand? Kunst en cultuur hebben op begrotingen van de overheid het altijd moeten afleggen tegen andere sectoren, vooral de harde sectoren van industrie, handel, commerciële bedrijvigheid en dergelijke. Kunst en cultuur worden door de overheid vaak gezien als een luxe artikel waarvoor slechts geld is als de economische situatie dat toelaat. Kunst en cultuur worden zelden gezien als een sector die economisch zoden aan de dijk zet. Soms wordt zelfs uitgegaan van de gedachte dat het een verkwistende, moeilijk te controleren en nauwelijks afrekenbare sector is, die te subsidieafhankelijk is en slechts functioneel is voor een kleine elite. Ook wordt het wel afgedaan als een ‘linkse hobby’ of als een ‘speeltuin voor superindividualisten’. Laten we eens in het kort op een rijtje zetten wat er op het gebied van de (financiële) infrastructuur van kunst en cultuur gebeurt. Rijk De Rijksoverheid heeft voor de periode 2013-2016 een viertal speerpunten voor

het cultuurbeleid geformuleerd. Voor het Rijk is de kunst van … veranderen het

volgende:

Intensiveren van de cultuureducatie: zo veel mogelijk kinderen en

jongeren moeten in aanraking komen met de rijkdom van cultuur.

Inzetten op vernieuwing en talentontwikkeling: kunstinstellingen moeten

de mogelijkheid krijgen kunst te ontwikkelen en te laten zien die nog niet

bij een breed publiek bekend is.

Ondernemerschap bevorderen: instellingen moeten hun band versterken

met (mogelijke) financiers,moeten andere inkomstenbronnen aanboren en

moeten nieuwe markten zoeken. Op die manier vergroten zij hun

inkomsten. De instellingen krijgen hierbij ondersteuning van het Rijk.

Internationalisering stimuleren: de culturele sector moet mogelijkheden

benutten om zich internationaal te presenteren, bijvoorbeeld door

uitwisseling van kunst of in kunst- en cultuurprogramma's.

Maar, deze voornemens moeten worden gerealiseerd met in het achterhoofd dat

de overheid een flink begrotingstekort heeft en fors moet bezuinigen, althans

bezuinigt. Ook voor subsidies voor kunst en cultuur is er de komende jaren

minder geld. Vanaf 2013 is er jaarlijks ruim € 700 miljoen beschikbaar. Er

wordt € 200 miljoen per jaar bezuinigd. Bij deze bezuinigingen ontziet de

overheid zo veel mogelijk de musea, het culturele erfgoed en topinstellingen. Zo

Page 8: uitgebreidere versie van zijn lezing

8

kunnen zij op een hoog niveau blijven presteren. Er wordt van culturele

instellingen verwacht dat zij zich nog meer op ondernemerschap richten. Zij

moeten zorgen voor meer eigen inkomsten en de band met het publiek

versterken.

Cultuurfondsen Er zijn gezelschappen, instellingen, producties en ensembles die geen

rechtstreekse subsidie van het Rijk krijgen. Zij kunnen terecht bij een

cultuurfonds. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft

verschillende cultuurfondsen ingesteld. De cultuurfondsen zorgen met hun

subsidies aan instellingen en kunstenaars voor de dynamiek en vernieuwing in

de cultuursector, althans zo zeggen zij. De fondsen hebben verschillende

manieren om instellingen te ondersteunen. Bijvoorbeeld met projectsubsidies,

beurzen en subsidies voor kunstenaarsinitiatieven. Elk fonds richt zich op een

specifiek cultuurgebied:

Het Fonds Podiumkunsten ondersteunt alle vormen van professionele

podiumkunst. Podiumkunstinstellingen en kunstenaars op het gebied van

dans, theater, festivals, muziek en muziektheater in Nederland kunnen

hier terecht.

Het Fonds voor Cultuurparticipatie ondersteunt vernieuwende initiatieven

op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.

Het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie is er voor projecten op het

gebied van architectuur, vormgeving, e-cultuur, games,

landschapsarchitectuur, interieurarchitectuur en videoclips.

Het Mondriaanfonds is het fonds voor beeldende kunst en cultureel

erfgoed. Het bevordert bijzondere en vernieuwende projecten en

activiteiten van beeldend kunstenaars, bemiddelaars, musea en andere

erfgoedinstellingen, presentatie-instellingen, archieven, galeries en

(particuliere) opdrachtgevers.

Het Nederlands Filmfonds stimuleert de ontwikkeling, productie en

distributie van een divers en kwalitatief hoogstaand filmaanbod in

Nederland.

Met beurzen en subsidies aan schrijvers, vertalers, uitgevers en festivals

stimuleert het Nederlands Letterenfonds de literatuur. Het fonds

ondersteunt ook de verspreiding en de promotie van Nederlands- en

Friestalige literatuur in binnen- en buitenland.

Provincies Alle provincies samen geven ruim 328 miljoen euro uit aan cultuur. Dat is bijna

23 euro per inwoner. Dat is meer dan een verdubbeling ten opzichte van tien jaar

terug. De stijging zit voornamelijk in de laatste zes jaar. De provincie Zeeland

besteedt verhoudingsgewijs het meest per inwoner aan cultuur: 51,89 euro van

Page 9: uitgebreidere versie van zijn lezing

9

het totale budget van circa 19.5 miljoen euro. Onderaan staat Zuid-Holland

(15,87 euro per inwoner, budget bijna 37 miljoen). Vanaf 2006 gaat de

rijksbijdrage in het provinciefonds. Volgens ‘Kiezen in cultuurbeleid’

stimuleren de provincies ‘…gemeenten tot een goed kunst- en cultuurbeleid en

tot samenwerking in de regio. Grotere steden zijn hierin partner, kleinere

gemeenten eerder doelgroep van het beleid. De gezamenlijke gemeenten, de

culturele infrastructuur en alle provincies hebben belang bij gemeenten die hun

verantwoordelijkheid nemen in cultuurbeleid. Een goed cultuurbeleid van

gemeenten maakt dat provincies zich kunnen specialiseren en zich kunnen

ontwikkelen op de kracht van het middenbestuur in cultuurbeleid.’ De

provincies willen ook ruimte om de regionale culturele identiteit met zowel

traditionele waarden als nieuwe invloeden te laten doorklinken op de

(inter)nationale en Europese agenda. Verder willen ze met Rijk en gemeenten

kunst en cultuur koppelen aan andere beleidsthema’s (ruimte, creatieve

economie, culturele bedrijvigheid, sociaal beleid).

Gemeenten In bijna 60 procent van alle Nederlandse gemeenten krimpen in 2014 de

uitgaven voor kunst en cultuur. Dit blijkt uit een analyse van de

gemeentebegrotingen door LocalFocus. Voor het berekenen van de uitgaven is

gekeken naar het saldo en zijn zowel de baten als de lasten van kunst en cultuur

meegenomen, dit zijn dus de netto-uitgaven. Gemeenten hebben een grote

beleidsvrijheid op het terrein van kunst en cultuur, omdat voor deze

voorzieningen vrijwel geen wettelijke verplichtingen zijn. De beslissingen

worden door de afzonderlijke gemeenten genomen. Volgens de begrotingen

wordt er in 2014 gemiddeld 99 euro per persoon aan kunst en cultuur besteed

door gemeenten. Een lichte stijging ten opzichte van 2013, toen er 98 euro per

inwoner aan kunst en cultuur werd besteed. Gemeenten trekken als conclusie dat

rijksbezuinigingen ook doorberekend moeten worden naar de kunst- en

cultuursector.

Particuliere fondsen voor cultuur

Er zijn verder ook particuliere fondsen en initiatieven die geld beschikbaar

stellen voor cultuur. Bekende particuliere fondsen zijn het VSBfonds, het Prins

Bernhard Cultuurfonds en de VandenEnde Foundation.

4. Dilemma’s bij de kunstprofessional in transitie Al die transities in de maatschappij, die trends in de kunst- en cultuursector en de totaal gewijzigde organisatorische en financiële structuur hebben (en zullen hebben) enorme consequenties voor de kunstprofessional. Zij zullen moeten leren te denken en te werken in nieuwe kaders. Het gaat om de kunst van … veranderen! De kunstprofessional moet keuzes maken, maar

Page 10: uitgebreidere versie van zijn lezing

10

welke? Hij of zij wordt geconfronteerd met fundamentele dilemma’s. Welke zijn dan die dilemma’s?

Ik noem de volgende: Tussen commercie en ideaal

De commerciële kunstbeoefenaar versus de idealistische kunstprofessional: ‘Jan de gouddelver’ die overal kans ziet om de kunst te gelde te maken versus ‘Truus de heilboodschapster’ die wars is van commercie en die kunst ziet als een non-commerciële, ideële activiteit.

Tussen vast en los ‘Piet de op zekergaander’ die hecht aan een vaste baan en vaste inkomsten versus ‘Annette de uurtjessprokkelaarster’ die het niet uitmaakt dat de inkomsten afhankelijk zijn van een uurtje hier en een uurtje daar.

Tussen massaal en uniek ‘Diana de massaproducente’ die voor een breed publiek wil werken met grote producties versus ‘Henk de unicacreator’ die denkt in termen van unieke prestaties die betekenisvol zijn voor een kleine groep van kenners en geïnteresseerden.

Tussen amateur en professional ‘Katja de liefhebster’ die het leuk vindt om buiten een reguliere baan op een heel ander vlak toch nog aan kunst te doen in de vrije uren versus ‘Gert-Jan de prof bij uitstek’ die zijn werk ziet als een professie, als een volwaardig beroep met een dito inkomen.

Tussen subsidie en eigen benen ‘Tineke de subsidieafhankelijke’ die er geen punt van maakt om het werk te doen op basis van een verstrekte subsidie versus ‘Ronald de eigen broekophouder’ die er niet aan moet denken dat hij zijn hand moet ophouden voor een subsidie.

Geen eenvoudige opgave. Onzekerheid is troef. Er is niet één enkel eenduidig perspectief op de juistheid en de correctheid van de keuze door de kunstprofessional.

Page 11: uitgebreidere versie van zijn lezing

11

5. Narratieven van stakeholders Er wordt wat afgepraat en afvergaderd op het vlak van kunst en cultuur, net als in alle andere sectoren van de samenleving. Begrijpelijk, want angst en onzekerheid zijn troef. Wat zijn nu de dominante vertogen op deze conferenties, bijeenkomsten en workshops? Welke discoursen zijn in omloop. Ik neem een bijvoorbeeld: de BMC Cultuurconferentie van enkele maanden geleden. Wat kunnen we uit deze conferentie afleiden? In ieder geval één ding: de kunst van … veranderen is de kunst van … een nieuw verhaal, een nieuw discours, een nieuw narratief. Het zal u niet verbazen: binnen de kunst- en cultuursector is sprake van multipele discoursen. Vele verhalen doen de ronde met allemaal hun eigen werkelijkheidsdefinitie, hun eigen diagnostiek, hun eigen argumentatiereeksen, hun eigen denk- en handelingsstrategieën, als ook hun eigen resolutiek. Het zijn niet alleen multipele discoursen, maar ze zijn onderling ook nog zo verschillend. Met andere woorden het gaat om behoorlijk pluriforme discoursen. Die verschillende discoursen gaan bovendien met elkaar de strijd aan. Ze botsen met elkaar. Die botsende discoursen concurreren met elkaar om de hegemonie. Ze pretenderen allemaal de enige en juiste te zijn. De concurrerende discoursen zijn soms zelfs volledig tegenovergesteld aan elkaar. Het gaat om antagonistische discoursen. Het ene discours verwijt het ander niet waar, niet juist, niet elegant of niet rechtvaardig te zijn. Tegen die achtergrond verbaast het niet dat de discussies vaak hoog oplopen en dat er onderling verwijten worden gemaakt.

Wie zijn nu de houders van die discoursen? Welke discoursen kan men onderscheiden? Ik signaleer de volgende discoursen:

Page 12: uitgebreidere versie van zijn lezing

12

‘Etatistisch discours’

Dit discours wordt uitgesproken door vertegenwoordigers van de politiek en ambtenaren uit het openbaar bestuur. Dit discours wordt gedomineerd door het overheids- en beleidsjargon. Er wordt gesproken van de noodzaak van bezuinigen, er kan en mag geen enkele sector aan ontsnappen. De crisis verplicht tot het terugbrengen van de overheidsuitgaven. De overheid moet zich terugtrekken. Er moet een beroep worden gedaan op de samenleving. Burgers moeten zelf de problemen oppakken en ook zelf met oplossingen komen. De burger wordt opgeroepen om actief te zijn binnen de participatiemaatschappij. Hij moet zelf werkzaam en redzaam worden. Het publieke domein moet herijkt worden. Er moet meer worden overgelaten aan de markt. De tijd van de verzorgingsmaatschappij is definitief voorbij. Het ‘pamperen’ van kunstenaars moet afgelopen zijn. Ze moeten meer eigen initiatief tonen. Ze moeten voor hun eigen inkomen zorgen. Ze moeten hun aanbod afstemmen op de gewijzigde vraag en nieuwe markten aanboren. Voor de overheid is de kunst van … veranderen: de kunst van … het meer overlaten aan de kunst- en cultuursector zelf.

‘Culturele instellingen discours’

Dit vertoog wordt uitgesproken door vertegenwoordigers van de instellingen. Het is een gecombineerde taal van doemdenken en kansen benutten. Ze attenderen erop dat 90% van de bevolking actief als bezoeker of beoefenaar betrokken is bij kunst en cultuur en dan worden al degenen die muziek luisteren op cd, iPad, mp3 nog niet eens meegeteld. Ze wijzen op het feit dat veel kunstenaars in de afgelopen jaren hun baan verloren hebben en hun inkomsten behoorlijk hebben zien dalen. Veel kunstenaars leven in personele armoede. Ze constateren dat de bezuinigingen ongeveer 3.000 banen hebben gekost. Ze zien met lede ogen dat de bezuinigingen met de botte bijl zijn doorgevoerd, dat er bezuinigd is zonder visie. Er wordt geconstateerd dat er geen oog is voor spannende, uitdagende producties. Al met al, zo luidt het discours: er ontstaat een culturele armoede. Zo las ik op een groot protestbord in de plaats Vienne, gelegen vlakbij Lyon, naar aanleiding van de Franse bezuinigen op kunst en cultuur: ‘La culture côute trop cher? Essayez l’ignorence’. Volgens dit discours moeten we dat maar niet proberen! Voor de cultuur- en kunstinstellingen is de kunst van … veranderen: de kunst van … vermijden van culturele armoede.

Page 13: uitgebreidere versie van zijn lezing

13

‘Kunstenaarsdiscours’ Dit discours wordt uitgesproken door de individuele kunstenaars. Een harde ‘veldtaal’ waaruit frustratie, onzekerheid en hier en daar toch ook wel een sprankje hoopt spreekt. Je hebt geen nut, je dient nergens toe. Er is onder ons kunstenaars sprake van een stille armoede. We leven en moeten werken in een guur en onaangenaam leef- en werkklimaat. Je hebt het gevoel dat de hele sector overspannen raakt. Er is een ware slijtageslag gaande. We lopen het risico dat we in een Amerikaans model terecht komen: overdag een baan en ’s avonds kunstenaar. Toch zijn er ook wel ‘signs of hope’. Alleen liefde en kunst kunnen de wereld redden. Kunst en cultuur moeten zich wel opnieuw uitvinden. We moeten al onze creativiteit inzetten en zelf oplossingen vinden. Van de overheid hebben we weinig of niets te verwachten. We kunnen beter het heft in eigen hand nemen. We moeten, los van alle regels en bezuinigingen, gewoon kunstenaar zijn en blijven, en ons niet gek laten maken. We moeten niet hypergevoelig zijn voor de steeds weer wisselende (politieke) omgeving. We moeten geloof in eigen kunnen hebben en dan komt alles vanzelf op zijn pootjes terecht. Voor de kunstenaar is de kunst van … veranderen: de kunst van … leven en overleven.

‘Marketing discours’

Dit vertoog wordt uitgesproken door representanten uit de wereld van ondernemers, festival- en evenementenorganisatoren, marketing- en reclamewereld. Hun discours gaat uit van de gedachte dat kunstenaars eigen ondernemers moeten zijn. Ze moeten meer leren denken in termen van ondernemerschap. Kunstenaars moeten zich niet afhankelijk maken van bureaucratie en subsidie. Ze moeten zich op marktniches richten en vertrouwen hebben in de werking van de markt. Ze moeten initiatiefrijk zijn, nieuwe doelgroepen aanboren, hun aanbod op de vraag afstemmen en vooral innovatief zijn. Ze moeten eigentijdse marketingstrategieën inzetten. Kunstenaars moeten met andere partijen samenwerken, ze moeten nieuwe coalities smeden. Ze moeten kunst en cultuur met leisure en horeca combineren. Kunstenaars moeten aan ‘crowd funding’ doen. Er moet een nieuwe zakelijkheid worden aangeleerd. Er moeten nieuwe soorten van aanbod worden gecreëerd. ‘Het marketing discours’ hanteert een voor alle problemen oplossende markt- en marketingtaal. Vanuit dit discours zijn er maar twee toekomstperspectieven voor de kunst- en cultuursector: verdwijnen of commercialiseren, met andere woorden voor deze mensen is de kunst van … veranderen: de kunst van … ruimte voor de markt.

Page 14: uitgebreidere versie van zijn lezing

14

6. Multipele oplossingsinitiatieven Welke oplossingsinitiatieven worden in de kunstsector genomen? Dat zijn er veel, verspreid over ons land gaat het om honderden initiatieven om in de veranderende sector nieuwe wegen te bewandelen. De vele initiatieven op dit vlak zijn het overtuigende bewijs van de levendigheid en dynamiek van de sector. Ik noem slechts enkele om een idee van de aard en variëteit te geven.

Verbetering arbeidsmarkt cultuursector (landelijk generaal) De Federatie Cultuur heeft samen met onder meer de vakbond FNV KIEM, de stichting Cultuur-Ondernemen en de Federatie Creatieve Industrie een plan opgesteld om de arbeidsmarkt in de cultuursector te verbeteren. Daarvoor is in totaal 4,2 miljoen euro beschikbaar. De betrokken organisaties hebben onder meer afgesproken dat er 100 leerwerkplekken gecreëerd zullen worden voor net afgestudeerde studenten van de kunstacademies. Daarnaast zullen 825 werklozen een half jaar tot een jaar intensief begeleid worden bij het zoeken naar nieuw werk. Ook krijgen 200 werknemers en 500 kleine zelfstandigen (bij)scholing over het zelfstandig ondernemerschap. Verder krijgen 1.250 werknemers van culturele instellingen een zogeheten ‘competentiecheck’ aangeboden om meer inzicht te krijgen in het eigen vaardigheden. Lang Leve Kunst (landelijk sectoraal) Het LKCA is actief betrokken bij het project ‘Lang Leve Kunst’. In 2015 zijn

drie miljoen Nederlanders 65 jaar of ouder. Met het groeien van de groep

ouderen in onze samenleving doen zich nieuwe kansen voor. Cultuurparticipatie

heeft een belangrijk positief effect op de vitaliteit, de gezondheid en het welzijn

van ouderen. Er zijn talrijke voorbeelden van projecten die cultuur voor en door

ouderen op een inspirerende en motiverende manier voor het voetlicht brengen.

Ze vormen onderdeel van ‘Lange Leve Kunst’, een meerjarenprogramma dat

meer aandacht vraagt voor het thema ouderen (65+) en cultuurparticipatie in

Nederland. Een initiatief dat duidelijk mikt op een nieuwe, steeds belangrijkere

doelgroep.

Page 15: uitgebreidere versie van zijn lezing

15

Cultuur aan zet (Maastricht) In Maastricht is een nieuwe stichting in het leven geroepen met de naam CAZM (Cultuur Aan Zet Maastricht). De stichting werkt samen met het Centre Céramique, het Natuurhistorisch Museum en Kumulus. De gedachte is om door middel van fondsenwerving meer culturele activiteiten in Maastricht mogelijk te maken. De gedachte is om geld los te praten voor culturele activiteiten in de stad, maar ook om op zoek te gaan naar ondernemers of mensen die iets in natura kunnen leveren. De stichting is niet opgericht om de bezuinigingen op cultuur door de gemeente te compenseren. Een initiatief dat laat zien dat krachtenbundeling een probaat middel kan zijn om voor de eigen sector op te komen. COEN, platform voor cultuur en ondernemerschap (Nijmegen) Een initiatief in de gemeente Nijmegen waarbij trainers en coaches gereed staan om het ondernemerschap van kunstenaars naar een hoger niveau te tillen. Gedreven door een sterk veranderend cultureel klimaat hebben de HAN cultuurbalie, de organisatie Smeerolie en Koen van Vliet Advies hun handen ineen geslagen voor de oprichting van het platform. Ze proberen kennis en inzicht ten aanzien van acquisitie, zakelijk inzicht en marketing te vergroten door middel van trainingen en coachingtrajecten. Het accent ligt op het werken vanuit de eigen kracht en het articuleren van de eigen authenticiteit. Verkopen vanuit je hart gaat namelijk gemakkelijker en natuurlijker, zoals dat heet. Een initiatief dat op een milde manier toont hoe ondernemerschap kan bijdragen aan een herformulering van de positie van de kunstprofessional. 7. Marcronarratief met toekomstperspectief Moet de kunstsector zich opnieuw uitvinden? Wordt een van de eerder genoemde discoursen dominant? Zullen slechts bepaalde typen nieuwe oplossingsinitiatieven ingang vinden? Moet er een nieuw gemeenschappelijk macronarratief voor de kunst worden ontwikkeld? Zo ja, wat zouden dan de hoekstenen daarvan kunnen, respectievelijk moeten zijn?

Page 16: uitgebreidere versie van zijn lezing

16

Ik heb hiervoor niet de ultieme oplossing, voor zover die er überhaupt is. Ik kan dat nieuwe macronarratief niet zo maar uit mijn mouw schudden, daarvoor ben ik ook te zeer een buitenstaander, zij het wel een ‘spectateur engagé‘. Ook ik verkeer in onzekerheid en deels zelfs verwarring en vertwijfeling. Als we aan een nieuw macronarratief voor de kunstsector werken, dan zijn er wat mij betreft wel enkele hoekstenen waarop dat nieuwe narratief zou moeten steunen. Ik noem: Een macronarratief dat uitgaat van de intrinsieke waarde van kunst en cultuur. Daarmee bedoel ik dat kunst en cultuur hun eigen waarde hebben en dat die niet behoeft te worden ontleend aan het feit dat het aan de economie of aan de werkgelegenheid bijdraagt. Dat kan wel, maar hoeft mijns inziens niet per se. Een macronarratief dat kunst en cultuur ziet als een waardevol cultureel erfgoed van de samenleving. Kijk naar de geschiedenis en haal daar kunst en cultuur weg, wat blijft er dan nog over van de geschiedenis? Kunst en cultuur zijn de dragende krachten van de geschiedenis: ze zijn aanjagers van de geschiedenis en uitvinders van nieuwe wegen van de geschiedenis. Een macronarratief dat mikt op een beschavingsoffensief. Kunst en cultuur worden gemaakt door mensen, meer in het bijzonder door mensen met beschaving. Mensen die een bijdrage willen leveren aan schoonheid in welke vorm dan ook. In dat opzicht kan en moet het macronarratief gezien worden als een beschavingsoffensief, een bewuste poging om kunst- en cultuurwaarden te stimuleren en te articuleren. Een macronarratief dat kunstenaars ziet als culturele ambassadeurs en culturele herauten. In het nieuwe macronarratief moeten kunstprofessionals niet primair gedefinieerd worden in termen van arbeidsplaatsen en kostenpost, maar veel eerder in termen van de betekenis die zij hebben als ambassadeur en heraut van de kunsttaal en het kunstgeluid. Een macronarratief dat gekenmerkt wordt door onbevangenheid en onafhankelijkheid. Kunstenaars hebben van oudsher de randen van de samenleving opgezocht, juist met de bedoeling om de maatschappij te confronteren met andere benaderings- en zienswijzen. Het nieuwe macronarratief dient bij die traditie aan te sluiten. Aan gladde bij de bestaande situatie aansluitende narratieven is mijns inziens weinig

Page 17: uitgebreidere versie van zijn lezing

17

behoefte. In onbevangenheid en onafhankelijkheid moet de essentie van de kunst opnieuw worden ‘hertaald’. Een macronarratief dat dwars durft te zijn. Persoonlijk denk ik dat het nieuwe macronarratief van de kunstsector best dwars kan en mag zijn. Naar mijn mening moet het zelfs dwars zijn. Laten we maar eens dwars denken, het anders zien, het anders verwoorden. Laten we de confrontatie en het debat aangaan en laten we eens argumenten uit een andere koker durven te putten. Een macronarratief dat bindingen met andere sectoren durft aan te gaan. Wat mij betreft kan en mag de kunst, ondanks de eigen immanente waarde, best de relatie aangaan met sectoren die tot dusverre nog weinig door de kunst werden beïnvloed. Ik zie het persoonlijk wel zitten dat de kunst aansluiting zoekt bij andere sectoren en daardoor die sectoren nieuwe vitaliteit verschaft. Ik denk daarbij aan een actieve relatie tussen kunst en architectuur en stedenbouw (iets dat in de geschiedenis al vaker heeft plaatsgevonden). Ik denk ook aan het leggen van banden tussen kunst enerzijds en de sector van welzijn en zorg anderzijds. Op dit gebied zijn nog heel veel stappen te zetten. Datzelfde geldt voor de relatie met recreatie en sport. Laten we ook die relatie eens doordenken en bekijken welke hoopvolle perspectieven zich daarbij aandienen.

Slot Genoeg vragen en woorden van mijn kant. Is dit een verhaal van een andere planeet, van een ‘alien’ die nog gelooft in sprookjes? Laten we hopen van niet en kijken of wij vandaag en morgen aan een nieuw ‘kunstnarratief’ handen en voeten kunnen geven!