uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het...

30
uit eijsdens verleden “'šm ` &W\`°W$è:„; september 1988 - nummer 43

Transcript of uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het...

Page 1: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

uit eijsdens verleden

“'šm` &W\`°W$è:„;

september 1988 - nummer 43

Page 2: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

uit eijsdens verleden

uitgave van de stichting eijsdens verledenseptember 1988 - nummer 43

Page 3: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

InhoudsopgaveVan de redactie .................... 3

De bouw van de kerk van Oost-Maarland, 1914-1933Jan Hartmann ........................ 4

Kent U ze nog ? ................... 14

Bewoningsresten uit prehistorieen middeleeuwen te Oost-Maar-land, gem. Eijsden (L.) deel lJ.B,M, Verhart ......................... 16

Page 4: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

Van de redactieZoals U uit de foto op de omslag reeds

kunt afleiden treft U in dit nummer van UitEijsdens Verleden een artikel aan over hetkerkgebouw van de parochie van Sint Jozefte Oost-Maarland. De Oostenaar Jan Hart-mann, U ongetwijfeld bekend als schrijvervan het boek "De reconstructie van eenmiddeleeuws landschap in de heerlijkhe-den Eijsden en Breust (10e - 19e eeuw)“,verdiepte zich in de historie van dit nog vrijjonge kerkgebouw.

Aanleiding tot het publiceren van het ar-tikel is onder meer het feit dat het op 2 julivan dit jaar zestig jaar geleden was dat dekerk van Oost-Maarland door Mgr. L.Schrijnen, de toenmalige bisschop vanRoermond, werd geconsacreerd.

ln het U.E.V.-nummer 8 van december1979 was een artikel opgenomen van J.P.de Warrimont uit Geulle, waarin deze ver-slag doet van de opgravingen die hij samenmet zijn zwager Guillaume Henquet uit deCaestertstraat, alhier, tussen september enldecember 1977 gedaan heeft in het perceel“de Schietkelder" te Maarland (sinds 1828:gemeente Eijsden). Dit perceel ligt op on-geveer honderd meter afstand (ten westen)van de spoorlijn Luik-Maastricht nabij dehuidige lndustrieweg. Aangetroffen wer-den toen onder meer resten van een mid-deleeuws bouwwerk, waarschijnlijk over-blijfselen van de vroegere Remigiuskapelte Maarland. Het artikel van J.P. de War-rimont eindigde met de mededeling dat vande kant van het Rijksmuseum van Oudhe-den te Leiden, naar aanleiding van een be-zoek aan het terrein op 30 maart 1978, inte-resse bestond om te zijner tijd een archeo-logisch proefonderzoek in het terrein in testellen.

Dat proefonderzoek werd ingesteld in deperiode van 30 maart tot 18 april1981 onderde wetenschappelijke leiding van Dr. L.P.Louwe Kooijmans van het Rijksmuseumvan Oudheden te Leiden, terwijl Drs. L.B.M.Verhart van dat Rijksmuseum de dagelijkseleiding van het proefonderzoek verzorgde.

De heer Verhart heeft van het proefon-derzoek uitgebreid verslag gedaan in zijnartikel "Bewoningsresten uit Prehistorle enMiddeleeuwen te Oost-Maarland, gemeen-te Eijsden", welk artikel opgenomen is innummer 67 (1987) van de "Oudheidkun-

dige mededelingen uit het Rijksmuseumvan Oudheden te Leiden". Met toestem-ming van het Rijksmuseum en van de heerVerhart is dit artikel opgenomen in hetvoorliggend U.E.V.-nummer, gecomple-teerd met een verklaring van de schrijvervan enige veelvoorkomende termen in zijnartikel. Wegens overvloed aan kopij voorditU.E.V.-nummer hebben wij echter het ar-tikel van de heer Verhart moeten splitsen.ln dit nummer treft U aldus deel | van hetartikel aan, terwijl deel ll in het volgendenummer zal worden opgenomen.

Rectificaties U.E.V.-nummer 42 (juni 1988)- De rubriek “Eijsden in de Limburger Cou-

rier” van N. Duijkers was abusievelijk nietvermeld in de inhoudsopgave van datnummer.

- Het onderschrift bij de onderste foto oppagina 11 "Peter Gielen (1863 - )“ hadmoeten luiden “Peter Gielen (1863-1943)".

Eijsden, september 1988.

Page 5: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

De bouw van de kerk van Oost-Maarland,Voorgeschiedenis

Sinds de vroege middeleeuwen maaktenOost en Maarland deel uit van de parochieBreust. Breust was oorspronkelijk de be-langrijkste plaats van het gebied, en ooktoen het na de dertiende eeuw geheel doorEijsden overvleugeld werd, bleef het cen-trum van de parochie in de oorspronkelijkeplaats. Daar kwam nog bij dat Eijsden inzijn grootste bloeiperiode, de zeventiendeen achttiende eeuw, deel uitmaakte van de(protestantse) Noordelijke Nederlanden,waar de uitoefening van de katholiekegodsdienst verboden of aan strenge regelsgebonden was. Breust was als een soortonafhankelijk staatje in het bezit van hetkatholieke St.-Martinus-kapittel in Luik, datvanzelfsprekend geen beperkingen opleg-de aan de katholieke kerk. Door deze merk-waardige politieke verhoudingen is de kerkvan Eijsden nooit uitgegroeid tot een vol-waardige parochiekerk, maar steeds af-hankelijk van Breust gebleven.

Naast de kerken van Breust en Eijsdentelde de parochie Breust tot in het middenvan de vorige eeuw drie kapellen. De be-langrijkste stond in Caestert op de kruisingKapelkesstraat/Voerstraat. Het was hetenige restant van een burcht die hiertot heteinde van de middeleeuwen heeft gestaan.Ze was toegewijd aan St.-Nicolaas en hadeen eigen rector, die er in de achttiendeeeuw eenmaal per week de mis las.

De tweede kapel stond in Maarland, tus-sen de Hoogstraat en de spoorweg. Ze lagprecies in het verlengde van het voetpaddat van het huidige voetbalveld ("OranjeBoys”) komt en dat in historische bronnendan ook "de kerkweg” wordt genoemd.Ze was toegewijd aan St.-Remigius en trokinkomsten uit een paar stukjes land enbroek (nat grasland) in de buurt. Remigiusis "Meis" of "Mees" in het dialect, en daar-om heet de omgeving van deze stukjes nogsteeds het "Mezenbroek". Deze kapel isnooit van grote betekenis geweest. ln dezeventiende eeuw las de pastoor vanBreust er af en toe een mis, maar reedsomstreeks 1700 was het een ruïne.

Deze beide kapellen zijn in 1847 afgebro-ken. Het was een tijd van duurte en werk-loosheid en het gemeentebestuur van Eijs-

4

den zocht, zeer vooruitstrevend voor dietijd, naar projecten om werklozen aan deslag te kunnen helpen. Eén zo een projectwas de afbraak van de reeds lang bouwval-lige kapelletjes in Caestert en Maarland.Wat nog bruikbaar was werd meegenomen:verschillende oude boerderijen in Oost enEijsden bevatten balken die afkomstig zijnuit de kapel van Caestert. De laatste sporenvan de kapel van Maarland kwamen in 1861aan het licht. Bij de aanleg van de spoorlijnLuik-Maastricht werden ter hoogte van devoormalige kapel beenderen gevonden,overblijfselen van mensen die in de loopder tijden bij de kapel waren begraven.Gelijksoortig botmateriaal was overigensook gevonden bij de afbraak van de kapelvan Caestert in 1847.

De derde kapel lag in Oost, in of bij dekleine toren van het kasteel. Het was deslotkapel van de heren van Oost toen dienog op het kasteel woonden en ze moet ge-bruikt zijn van ongeveer 1400 tot 1700. Zehad een eigen rector, inkomsten en zelfseen aantal gestichte missen, vrijwel uit-sluitend voor de opeenvolgende heren vanOost. Evenals de kapel van Caestert was zetoegewijd aan St.-Nicolaas, wiens herinne-ring o.a. door leeft in de "Sinterklaasgats"in de Par, waar deze kapel een groot stukland bezat.

Hoewel in al deze kapellen meer of min-der regelmatig erediensten werden gehou-den, waren de inwoners van Oost en Maar-land voor al hun religieuze verplichtingenformeel aangewezen op de kerk van Breust.Dat varieerde van misbezoek tot begrafenisen deelname aan processies. Afstandenwerden niet als een bezwaar gevoeld; vóórde oprichting van de kerk van Oost-Maar-land trokken beg rafenisstoeten te voet naarBreust, en de grote jaarlijkse sacraments-processie deed om het jaar Oost en Maar-land aan (in het andere jaar trok ze naarCaestert). Een dikke duizend jaar was datgoed gegaan, maar aan het begin van detwintigste eeuw begon men zich af te vra-gen of het niet tijd werd om hier verande-ring in te brengen.

De aanloopperiode 1914-1925.

De onderliggende oorzaak voor de roep

Page 6: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

1914-1933

De kerk van de H. Jo-zef te Oost-Maarland,begin dertiger jaren.

naar een zelfstandige parochie was de be-volkingsvermeerdering van beide dorpensinds het einde van de negentiende eeuw.De onmiddellijke aanleiding werd echtergevormd door de bouw van de school in1914.

Al heel vroeg wordt melding gemaaktvanplannen voor de bouw van een school inOost-Maarland. ln 1843 besloot de ge-meenteraad van Eijsden om binnen tweejaar een school te bouwen binnen Oost-Maarland, maar van dat voornemen is nietsterecht gekomen. De school in Oost enMaarland zou er pas komen na particulierinitiatief.

In 1849 had op aandrang van de toenma-lige pastoor van Breust, P.J.R. Corten, eenaantal zusters Ursulinen in Eijsden eenbijzondere school voor meisjes opgericht.De eerste jaren werden gehinderd doorarmoede en door problemen over de af-grenzing tussen openbaar en bijzonderonderwijs, een belangrijk politiek punt indie dagen. Sinds 1857 namen de zusterspensionnaires aan om de financiële arm-slag van de school te vergroten.

ln 1914 besloten de zusters voor dekinderen van Oost en Maarland een apartschoolgebouw op te richten. De reden ligtvoor de hand; in die eerste jaren telde deschool van Oost-Maarland het tegenwoor-dig bijna onvoorstelbare aantal van 190kinderen, meer dan tweemaal zoveel als nu,binnen een afzienlijk kleiner dorp. Het wasnatuurlijk gemakkelijker om vier zustersnaar Oost-Maarland te laten komen (in eenkoetsje, herinneren zich hun toenmalige

leerlingen), dan voor 190 kinderen om elkedag te voet naar Eijsden te gaan. De zustersorganiseerden ook een kleuterschooltjevoor de allerkleinsten,dat ookin ambtelijkestukken de "bewaarschool" wordt ge-noemd. Voor die bewaarschool was aan-vankelijk overigens geen plaats in heteigenlijke schoolgebouw; ze werd een tijdgehouden in de voormalige boerderij vanBormans in de Par, en een tijd in het kasteelvan Oost, dat toen leeg stond.

Als Oost en Maarland groot genoeg zijnvoor een school, waarom dan niet voor eenkerk '? Vrijwel onmiddellijk na de oprichtingvan de school werd een comité gevormdvoor de bouw van zo'n kerk. Maar hoe ent-housiast men ook was, de tijden waren erniet gunstig voor. De Eerste Wereldoorlogwas net uitgebroken en hoewel Nederlanddaar niet rechtstreeks bij betrokken raakte,waren de effecten op de economie weldegelijk voelbaar. Met name Zuid-Limburg,dat sterk op België gericht was geweest,werd door het sluiten van de grenzen be-roofd van zijn belangrijkste afzetmarkten.Dit had het positieve (?) gevolg dat destreek zich sterker op Noord-Nederlandging richten: pas nu werd , bijvoorbeeldNederlands geld algemeen gangbaar, inplaats van francs en marken. Voor het ove-rige waren de effecten negatief en samente vatten in het woord armoede. Geen

, goede tijd dus om een nieuwe kerk te bou-wen, die voornamelijk gefinancierd moestworden uit giften van de plaatselijke be-woners.

Desondanks lijkt het comité in de eerstejaren van zijn bestaan vrij wat activiteitenontplooid te hebben. De Limburger Koeriervan 29 november 1916 doet uitgebreid ver-slag van een dorpsvergadering in de schoolvan Oost-Maarland. Voorzitter was HenriDuysens, voornaamste spreker PierreJanssen, beiden van Maarland. De voor-delen van een nieuwe kerk werden breeduit de doeken gedaan; het belangrijksteargument lijkt wel de godsdienstige op-

. voeding van de kinderen te zijn geweest.Bovendien: de achterliggende periode waser een geweest van kerkenbouw. Door deopkomst van de mijnen was Zuid-Limburgexplosief in bevolking gegroeid en parallelhieraan liep een golf van nieuwe kerken die

Page 7: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

pas in de zestiger jaren ten einde zoukomen.

Het enthousiasme van de vergaderingwas groot: bij stemming bleken 100 per-sonen voor en slechts 7 tegen de bouw vaneen kerk. Ondanks alle gejuich bleef heteen beetje bij enthousiasme. De toon werdgezet door de burgemeester van Eijsden,René graaf de Geloes, en de pastoor vanBreust, A.M.L. Vallen, die beiden op devergadering spraken. Beiden betuigdenhun volle sympathie en wezen vervolgensop de financiële problemen in deze moei-lijke tijden. Erg veel daadwerkelijke mede-werking kreeg het comité dus niet. Des-ondanks bleef men de volgendejaren werk-zaam; er werden inzamelingen, concertenen andere liefdadigheidsactiviteiten ge-organiseerd. Een moeilijk puntbleef steedsde garantie voor het onderhoud van de pas-toor. Op het bisdom ging men er terechtvan uit dat door collectief enthousiasmewel een eenmalig bedrag voor de bouw vaneen nieuwe kerk kon worden bijeenge-bracht, maar dat dit niet toereikend wasvoor de altijd blijvende kosten voor depastoor.

Rond 1920 probeerde men hiervoor deinkomsten uit het Oosderbroek te reser-veren. Het Oosderbroek bij Gronsveld wastot in de negentiende eeuw woeste weide-grond geweest waar schapen en vee opweidden. Het was gemeenschappelijk bezitvan de heerlijkheid, na 1795 gemeente,Oost. ln de negentiende eeuw werd het ont-gonnen tot landbouwgrond en in individu-ele gebruikspercelen verdeeld. Het eigen-domsrecht bleef echter bij de inwoners vanOost, terwijl het Broek werd beheerd doorde gemeente Eijsden, waarin de gemeenteOost in 1828 was opgegaan. De juridischesituatie was uitermate onhelder en vroegom problemen, die dan ook regelmatig inde negentiende en twintigste eeuw hun kopopstaken. Het plan om de inkomsten aan depastoor toe te wijzen is nooit gerealiseerd.

Een tweede initiatief, dat in zijn aanzetis blijven steken, kwam van René graaf de 4Geloes, de burgemeester van Eijsden.Rond 1920 bood hij uit zijn privé-bezit eenstuk grond aan, waarop de kerk gebouwdzou kunnen worden. Dit bleek op betrek-kelijk algemeen verzet te stuiten, al was het

6

alleen maar omdat het stuk land zo ongun-stig en excentrisch lag: in de Par, ongeveerop de plaats van het huidige woonwagen-kampje. ln Maarland zei men met enigeoverd rijving dat het even ver lag als de kerkvan Breust. Het aanbod van de graaf joeggrote hoeveelheden stof onder de bevol-king op, maar leidde verder tot niets.

Na meer dan tien jaar was men dus nogsteeds niet veel verder gekomen met dekerk van Oost-Maarland. Met het einde vande oorlog was de welvaart niet terugge-keerd. Vooral het platteland werd getroffendoor de agrarische crisis van de twintigerjaren. Pas rond 1925 ging het weer watbeter met de economie, maar van een vet-pot was nog steeds geen sprake. Ondertus-sen had het comité toch al rond de 6000gulden bijeengebracht. Eind 1924 vondmen dat de zaak lang genoeg had voortge-sukkeld. Het comité zette toen een betrek-kelijk ongewone stap: men vroeg eenaudiëntie aan bij de bisschop, mgr. L. Schrij-nen, buiten de burgemeester van Eijsdenen de pastoor van Breust om. De bisschopbleek niet onwelwillend. Hij billijkte dewens naar een kerk, maar was vooral be-zorgd over de bezoldiging van de pastoor.Kort gezegd wilde hij zijn toestemming welgeven, maar dan moest er een garantiekomen voor het onderhoud van de pastoorvoor de komende twintig jaar.

Met dit harde feit konden de twee ledenvan het comité die ook in de gemeenteraadzaten, Henri Duysens en Pierre Janssen,druk uitoefenen op het gemeentebestuur.Ze vroegen een gemeentelijke subsidie aanvan 1200 gulden perjaar, twintig jaar lang.De aanvraag werd besproken in de raads-vergadering van 29 januari 1925. Het werdeen roerige bijeenkomst. Een probleemwas dat de bisschop zich niet duidelijk haduitgelaten over de hoogte van het garantie-bedrag. De aanvragers uit Oost-Maarlandvoelden zich (waarschijnlijk ten onrechte)tegengewerkt door de pastoor en burge-meester, die nogal wat bezwaren hadden,en burgemeester en wethouders vondenhet aangevraagd bedrag wel erg hoog vooreen dorp van 660 inwoners. De gemoede-ren liepen hoog op; meer of minder overtui-gende argumenten vlogen over de tafel,zoals de vele kinderen uit Oost en Maarland

Page 8: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

De eerste steen/eggingdoor Pastoor Vallen, 12juni 1927. we.

die op het kerkhof terecht waren gekomen"ten gevolge van natte voeten met het naarde kerk gaan te Breust". Toch was aan heteinde van de vergadering wel duidelijk datniemand om de woorden van de bisschopheen kon. Men besloot om een officiële be-vestiging te vragen en een precisering vande vereiste subsidie. Reeds twee wekenlater kende de gemeenteraad de subsidietoe voor de gevraagde twintig jaren, zij hetniet voor een bedrag van 1200 gulden, maarslechts van 1000 gulden per jaar.

Daarmee was in feite de belangrijkstehindernis genomen. Begin 1926 gaf bis-schop Schrijnen opdracht aan pastoorVallen van Breust om een woning te bou-wen voor een nieuw aan te stellen rector inOost-Maarland. Deze zou dan op zijn beurtzelf de bouw van de kerk op zich nemen.Er waren weinig keuzemogelijkheden vooreen bouwterrein: de kerk was bedoeld voorOost en Maarland samen, en moest dusergens tussen beide komen te liggen. Doorhet treffen van een overeenkomst vangrondruiling tussen het kerkbestuur vanBreust (als eigenaar van te ruilen grond

"op den Dommel" in het Maarlanderveld)en de familie P. Janssen-Spauwen te Maar-land kreeg het kerkbestuur van Breust debeschikking over een stuk grond in dezeomgeving, waar in mei 1926 begonnenwerd met de bouw van een rectorswoning.Er werd snel gewerkt, want nog geen driemaanden later was de woning gereed en inseptember benoemde de bisschop de 35-jarige Gerard Rosier, kapelaan te Noor-beek, tot eerste rector van Oost-Maarland.

De noodkerk 1926-1927

Het was geen lichte opgave waar rectorRosier voor werd gesteld. Er moest min ofmeer uit het niet de bouw van een kerkworden gefinancierd in economisch on-gunstige tijden en voor een zeer kleinegemeenschap. Achteraf moet overigensworden vastgesteld dat dit nog wel demeest gunstige tijd voor het realiseren vaneen dergelijk project is geweest. Twee jaarlater brak de crisis in volle hevigheid uit enzou er zeker geen kerk meer in Oost-Maar-land zijn gebouwd. Vooralsnog opereerde

7

Page 9: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

rector Rosier onder formele verantwoorde-lijkheid van de pastoor van Breust en washet kerkbestuur van Breust de wettelijkverantwoordelijke. Oost-Maarland werdniet meteen volledig van Breust afgesplitst;het werd een rectoraat, waar de zielzorgzelfstandig plaats vond, maar dat voor bij-voorbeeld doop en begrafenis onderhorigbleef aan Breust. _ _

ln oktober 1926 vestigde rector Rosierzich definitief in Oost-Maarland. Ondertus-sen hadden de zusters hun school als hulp-kerk ter beschikking gesteld en voor enigtoebehoren gezorgd in de vorm van litur-gische benodigdheden. Van de kerk vanBanholt kreeg men een oud altaar, dat in decentrale gang van de school werd geplaatst(het doet overigens nog steeds dienst alsrustaltaar in de Putstraat bij de jaarlijkseprocessie in Oost). De schoolkinderenhaalden banken uit de cafés van Oost enMaarland, in de stromende regen zoalsenkelen zich herinneren. Door de weekwerden de banken langs de muur gezet en's zondags werden ze in de verschillendeklaslokalen geplaatst. De school bestondtoen uit een lange centrale gang met aanweerszijden twee klaslokalen. Bij een mis-viering zaten de vrouwen in het lokaal linksvoor, door de week de 5e/6e klas, de man-nen zaten in de 3e/4e klas links achteren dekinderen in de 1e klas rechts achter. Hetvierde lokaal deed dienst als sacristie, waaréén van de zusters optrad als kosteres, metuitdrukkelijke en schriftelijke toestemmingvan de bisschop natuurlijk. Dit betekendeoverigens dat de mensen de mis niet kon-den zien, alleen horen. Men herinnert zichnu nog het eeuwige geschuif met de ban-ken, en de misdienaar die aan iedereen diebinnenkwam vroeg of men te communiewilde gaan. De hulpkerk had geen taber-nakel en dus geen plaats waar overgeble-ven hosties naar behoren bewaard kondenworden. Daarom werden er bij iederedienst slechts zoveel geconsacreerd alsnodig waren. Ook voor de rest bleef hetbehelpen. De zusters zongen de mis, somssamen met de schoolkinderen, en de eersteprocessie werd gehouden op het school-plein. Voor het biechthoren beschikte derector over een draagbare biechtstoel.

Als patroonheilige van de kerk werd

St.-Jozef gekozen, naar wie in 1914 deschool was genoemd. Op aandrang vanrector Rosier werd ook de naam van destraat waar de kerk aan lag veranderd inSt.-Jozefstraat. Voorheen heette het deelvan de straat in Oost de Steeg, en het Maar-landse deel de Bergerstraat. Bijpatronenwerden gekozen uit de traditie van Oost enMaarland: St.-Remigius voor Maarland, depatroonheilige van de voormalige kapel al-daar, en St.-Sebastianus voor Oost, depatroon van de schutterij van Oost. Doorbemiddeling van één van de zusters, mèreAdalaïde, verkreeg men van de Trappister-abdij te Achel (België) een relikwie vanSt.-Jozef om in het altaar te plaatsen. Eénvan de leerlingen die in die tijd bij zusterAdelaide in de klas zaten, herinnert zichnog hoe de zuster op een dag vol trots methet reliek, dat in een zwaar stuk marmerwas ingebed, de klas in kwam en het allekinderen even liet vasthouden. Ook opander gebied verzetten de zusters veelwerk, met name in het maken van litur-gische benodigdheden, zoals togen enaltaarovertrekken en de kerstkribbe.

De bouw van de kerk 1927

Hoewel er nu dus een rector in Oost-Maarland was, stond het nog steeds nietvast, wanneer de kerk feitelijk gebouwdzou worden. Pas in februari 1927 werddefinitief besloten om met de bouw te be-ginnen van een Romaanse kerk met toren.Aanvankelijk werden de kosten op 55.000gulden beraamd, maar, zoals dat gaat,kwam dat later aanzienlijk hoger uit. Hetmaken van de plannen werd opgedragenaan de Roermondse architect, Jos. Frans-sen, die een keurig gedrukt bestek op-maakte. Op zondag 13 maart werden deplannen ter bezichtiging in de school op-gehangen; typerend voor de tijd 's morgensna de mis voor de'mannen en 's middagsna het lof voor de vrouwen. Op 8 april 1927vond de openbare aanbesteding plaats. Erschreven tien aannemers in, waarvan delaagste, Fincken uit Stevensweert, hadingeschreven voor 46.345 gulden. (Hetging hierbij alleen om de zuivere bouw-kosten. Inclusief meubilair, klokken, orgeletc. kwamen de totale geraamde kosten

Page 10: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

De bouwwerkzaamhe-den, 1927-1928.

voor de kerk op 85.000 gulden).Eind april werd een begin gemaakt met

de bouw. Een belangrijke besparing konworden gerealiseerd door aankoop envervoer van stenen in eigen hand te hou-den. De benodigde veldovenstenen wer-den in Heer gekocht en door de inwonersvan Oost en Maarland per kargratis aange-voerd. Het was een periode met veel regen;men herinnert zich dat er veelvuldig ge-vloekt werd bij het afladen der stenen enrector Rosier droeg verschillende missenop voor beter weer. Na het gieten derfundamenten volgde eind mei het leg-gen van de eerste stenen, de eerste doorrector Rosier, de tweede door mère Jo-seph, hoofd van de school en de derde

I (zoals rector Rosier in zijn kroniek schrijft)door "den eersten buurman van de kerk,Willem Janssen (Hem) van de Steeg". Deplechtige eerstesteenlegging volgde enke-le weken later. Bij die gelegenheid werdeen oorkonde ingemetseld in de muurrechts van de huidige ingang.

Ondanks de regen vorderde de bouwgoed. Er zijn een paar foto's bewaard ge-bleven, waarop de half afgebouwde kerkstaat afgebeeld. Half juli kreeg men echterte maken met een onverwachte tegenslag.Ook in die tijd was er al gemeentelijk toe-zicht op de bouw. De toenmalige bouw-kundig opzichter van de gemeente, J. Lous-

berg uit Eijsden, had op 11 juli de bouwgecontroleerd en was tot de conclusie ge-komen dat die niet op alle punten in over-eenstemming was met het bestek. Op be-paalde plaatsen was ander hout en warenandere stenen gebruikt dan tevoren wasgespecificeerd. Men kan zich niet aan deindruk onttrekken dat het om kleinighedenging, maar Lousberg schreef er een rap-portje over en dit zou een eigen leven gaanleiden. Enerzijds kon het gemeentebestuurniet om zijn eigen ambtenaar heen, ander-zijds blijkt uit rector Rosiers kroniek heelduidelijk hoe gegriefd hij was door wat hijals een aanval op hem persoonlijk voelde.Daarmee kon deze in wezen futiele aange-legenheid uitgroeien tot een kwestie diezich een jaar zou voortslepen en die eigen-lijk nooit opgelost is.

Nadat architect Franssen schriftelijk opde opmerkingen van Lousberg had gerea-geerd, volgde 28 juli een bespreking in devergadering van de gemeenteraad. Weerliepen de gemoederen hoog op; de notulisthield het op een gegeven moment nietmeer bij en vermeldde dat na "een verwar-de en niet te volgen discussie" de burge-meester de vergadering tien minutenmoest schorsen. Hij hervatte de vergade-ring met het verzoek aan de leden omzakelijk te blijven. Aan het einde van devergadering vond een meerderheid dat de

9

Page 11: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

aanmerkingen van Lousberg onvoldoendeweerlegd waren. Diezelfde dag gelastte hetgemeentebestuur dan ook om de bouw vande kerk in overeenstemming met het be-stek te brengen.

A| meteen deed zich een formeel pro-bleem voor: wie was eigenlijk verantwoor-delijk voor die bouw? Er was nog geen kerkof kerkbestuur in Oost-Maarland, en hoe-wel rector Rosier in de praktijk alle zakenregelde was hij formeel niet de laatst ver-antwoordelijke. ln laatste instantie was datnog steeds het kerkbestuur van Breust,maar dat had praktisch weer niets met debouw te maken. We zien hoe pastoor Vallenvan Breust een tijd lang als doorgeefluikfungeert voor brieven van de architect naarde gemeente en van de gemeente naarrector Rosier, tot hij op een gegeven mo-ment weigert om er nog verder bij betrok-ken te worden.

Ook de architect voelde zich in zijngoede naam aangetast. Begin augustusdiende hij een bezwaarschrift in bij Gede-

`

puteerde Staten van Limburg, die nietgoedwisten wat ze er mee aan moesten. Welis-waar stuurden ze een controleur en werdenzelfs enige fundamenten blootgelegd,maar per slot van rekening verklaarden zezich niet bevoegd en verwezen de zaakterug naar de gemeente. Ondertussen wasde zaak nog iets gecompliceerder gewor-den, omdat in november een zelfstandigkerkbestuur voor Oost-Maarland werdgevormd. Iedereen lijkt op dat moment zijnbuik vol te hebben gehad van de kwestie,want er gebeurt dan een half jaar nietsmeer.

De kerk werd in de tweede week vanfebruari 1928 afgebouwd. Jan Piters zietnog voor zich hoe de aannemer Finckenboven op de toren klom, daar het kruisplaatste, zelf een kruis sloeg, en ter plekkeeen sigaret rookte. De inzegening zou op12 februari plaatsvinden. Op het laatstemoment realiseerde de rector zich dat ernog steeds geen gemeentelijke vergunningvoor ingebruikname was. ln de verwach-ting dat dit wel geen problemen zou op-leveren richtte het nieuwe kerkbestuureen formeel verzoek aan de gemeente. Diezat er enigszins mee in haar maag, want ditverzoek kon niet gehonoreerd worden

10

hangende de onopgeloste kwestie van degemeentelijke bouwopzichter. De kerk wasal lang ingezegend (12 februari 1928, inaanwezigheid van burgemeester en ledenvan de gemeenteraad) en in gebruik ge-nomen, toen op 22 maart het antwoord vanburgemeester en wethouders binnen-kwam: gezien de nog steeds voortslependekwestie werd de vergunning tot het in ge-bruik nemen van de kerk van Oost-Maar-land geweigerd.

Al met al hadden beide partijen zich ineen onaangename situatie gemanoeu-vreerd. Er was natuurlijk geen denken aandat het gemeentebestuur de kerk daad-werkelijk zou sluiten, al werd daar wel meegedreigd; het ging om kleinigheden en dekerk was per slot van rekening niet bouw-valiig. Anderzijds kon het gemeentebe-stuur niet om zijn eigen zwart op wit ge-geven weigering van de vergunning heen.Op aanraden van de deken van Wijk-Maas-tricht moest rector Rosier gaan onder-handelen, maar dit leverde niets op. Uitzijnkroniek krijgt men de indruk dat hij zichpersoonlijk zo sterk bij de zaak betrokkenvoelde, dat hij niet meer tot concessies instaat was. Toen was er nog maar één in-stantie met voldoende gezag om de pat-stelling te doorbreken: de bisschop. Derector vroeg een audiëntie bij de bisschopaan en keerde terug meteen concept-voor-stel dat een meesterstukje van diplomatiewas: het kerkbestuur van Oost-Maarland

Het interieur van de kerk(1932), dat in zestigjaar vri/'wel geen ver-anderlngen heeft on-dergaan.

De wi/ding van de kerk-klokken op 21 juni 1931,waarbij zi/l naast elkaarvoor het altaar geplaatstwaren.De klokken werden ge-goten in de klokken-gieteri/ van de FirmaMaDi/Ion te Saarburg(Trier) en geleverddoor de Firma Hogen teAmsterdam.V./.n.r. de Sint Rem/'gius-klok (peter en meter:Hubert Meys en AgnesWolfs), de Sint Joseph-k/ok (peter en meter:Jacques Rousch en An-ne Rozenhout) en deSint Sebastiaanklok(peter en meter: Guil-laume Aarts en AnnaLebon).

Page 12: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

gaat akkoord met alle gemeentelijke ver-beteringsvoorstellen, maar merkt op dat dehiervoor te maken kosten niet ten lastekunnen komen van het kerkbestuur. Daarkon men ten gemeentehuize weinig meeaanvangen en daarom liet men de zaakmaar op zijn beloop. Er is sindsdien nooitmeer sprake geweest van deze kwestie ende kerk van Oost-Maarland heeft het in dezestig jaar van haar bestaan dus moetenstellen zonder gemeentelijk fiat.

De eerste jaren

Begin 1928 had de bisschop aan hetnieuwe rectoraat een jaarlijkse grote sacra-mentsprocessie toegestaan, te houden opde eerste zondag van juli. De eerste trok uitop zondag 1 juli 1928 en was naar alge-meen bevinden veel te lang, vooral doordatvele stukken dubbel werden afgelegd. Devolgende jaren laten dan ook steeds eenverkorting van de route zien. Rector Rosiervermeldt nog als nieuwigheid dat de pro-cessie werd opgeluisterd door bijleman-nen van de schutterij, een gewoonte diewas overgenomen van de grote Bronk vanGronsveld. ln de namiddag van die Bronk-zondag werd de bisschop plechtig in hetdorp ingehaald en de dag daarna verrichttehij de plechtige consecratie van de kerk.

Daarna begon het leven van alledag in

een kerk van die periode. Rosiers kroniekstaat vol met de liturgische activiteiten vandie dagen. Sommige waren nieuw en doorhem ingevoerd. Zo voerde hij een striktescheiding door tussen mannen en vrouwenin de kerk: vrouwen aan de linker (evange-lie-)-kant, en mannen aan de rechter (epis-tel-) zijde. ln Breust hadden de geslachtentot dan toe door elkaar gezeten. Een andergebruik dat hij invoerde was de uitreikingvan palmtakken op palmzondag aan de ge-lovigen. Voor het overige treffen we degebruiken van die tijd aan, zoals bijvoor-beeld de vaststelling van dagen van aan-bidding, waarbij van de verschillende buur-ten van het dorp op verschillende tijdstip-pen verwacht werd dat ze in de kerk het Al-lerheiligste aanbaden. Een andere gebeur-tenis die rector Rosier uitgebreid beschrijftis de zogeheten “missie“: tien dagen waarintwee paters Redemptoristen van Wittemdriemaal daags boetepreken hielden, ge-scheiden door missen en lof. in hetzelfdekader valt de oprichting van de vier “con-gregaties van de H. Familie", resp. voorjongens, mannen, meisjes en vrouwen, dieieder tweemaal per maand na mis of lof bijelkaar kwamen. Later kwamen daar debroederschappen van O.L. Vrouw, deH. Jozef en de Rozenkrans bij, waarvan derector de oprichting in Rome moest aan-vragen via keurige, in het latijn geschreven

11

Page 13: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

brieven. ln de dertiger jaren was rectorRosier ook actief betrokken bij de oprich-ting van niet strikt kerkelijke organisatiesals de plaatselijke boerenbond.

Als een rode draad lopen door deze pe-riode de verschillende manieren waaropmen aan geld trachtte te komen voor denieuwe kerk. Al vanaf 1914 waren door hetcomité activiteiten georganiseerd (concer-ten, fancy-fairs e.d.) die zoals gezegd rond1926 ongeveer 6000 gulden bij elkaar had-den gebracht. De activiteiten werden ver-hoogd tijdens en na de bouw van de kerk.We horen van de verkoop van bloemen ensteentjes, van liefdadigheidsvoorstellingendoor toneelverenigingen, jonkheden, zang-koren en harmonieën, activiteiten die tel-kens honderd tot enige honderden guldensopbrachten. Enigszins reguliere inkoms-ten werden verwacht uit een tweewekelijk-se huis-aan-huis collecte door de onge-trouwde jonge vrouwen van beide dorpen.Het richtbedrag was één gulden per huis-houden per veertien dagen, maar slechtsweinigen zullen dat in die tijd gehaaldhebben. Het aanvoeren van stenen door deinwoners van Oost en Maarland is reedsbij de bouw vermeld.

Daarnaast vermeldt rector Rosier telken-male schenkingen door particulieren, mees-tal voor het interieur van de kerk. Zo'nnieuwe kerk begon met niets en iedere lapstof was welkom. De Ursulinen vervaardig-den veel altaar-, communiebank- en toog-linnen, en de kerk van Breust schonk eenpaar oude kazuifels en een oude kruisweg,die daar op zolder lag, en die nog steeds inde kerk van Oost-Maarland hangt. VanuitBanholt kreeg men een "oude doch goedbruikbare" ciborie en van verschillendeparticulieren zaken als wierookvaten, cibo-ries en beelden. Een betrekkelijk groteschenking kwam van de Maastrichtse“vereniging tot versiering van Arme Ker-ken": kazuifels, ampullen, superplies voorde misdienaars e.d. De rector zelf hield omde paar weken een "liefdadigheidspreek"("bedelpreek" noemden de mensen het) inde omliggende dorpen, waarvan hij iederekeer ruim honderd gulden mee terug-bracht. ln zijn kroniek vermeldt hij ook deschenking van het hoofdaltaar "door eenonbekende gever", die naar het schijnt

12

hij zelf is geweest. Een mislukking was deschenking van gebrandschilderde ramen,eveneens door een onbekende gever.Rector Rosier schrijft dat de meningen overde ramen "verschillend" waren, maar zestigjaar na dato herinnert men zich nog dat zegewoonweg mislukt waren: de anatomievan de figuren was verkeerd en de Chris-tusfiguur had een "polkakop". De ramenmoesten al gauw vervangen worden doornieuwe, die nu nog aanwezig zijn.

Het merendeel van het benodigde geldmoest echter door lening worden verkre-gen. De grootste was een lening van 20.000gulden door de Boerenleenbank van Eijs-den, waarvoor de kerkmeesters zich iederafzonderlijk met hun privé-bezit borgstelden. De rest moest men bij elkaarkrijgen door leningen van particulieren,vaak slechts van enkele honderden gul-dens, soms van enkele duizenden. Bijnaoveral was de rente 4,5%. Eind 1927 ver-leende de provincie nog een subsidie van3500 gulden. Betrekkelijk grote bedragenleverden ook de jaarlijkse verpachtingenbij opbod van de kerkbanken op. Bankenvoorin brachten natuurlijk meer op danbanken achterin; een merkwaardig sociaalfenomeen was dat de vrouwenzijde aan-merkelijk beter verkocht werd dan demannenkant.

De inzet van rector Rosier zorgde ervoordat de financiële verplichtingen van de kerkkonden worden nagekomen, maar een vet-

Misdienaars voor dehoofdingang, februari1932. De rector is G.Rosier. De misdienaarszijn v./.n.r. Harie Hart-mann, Emile Dui/sens,Pierre Wolfs, HarieWolfs, Pierre Spits, Jo-seph Brouwers, Michaelin de Braek, GielAarts,Giel Hartmann, RenéVliegen.

Sint Jozefkerk, 1985.Foto: J. Walraven. l>

Page 14: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

Een der staties van dekruisweg in de Sint-Jo-zefkerk, afkomstig uitde kerk van de H. Mar-tinus te Breust-Eijsden.Foto.' Jean Rethero,oktober 1988.

pot werd het nooit. Doopvont en verwar-ming kon men zich pas na jaren permit-teren, terwijl voor het luiden der klokken deeerste jaren slechts een klein Angelus-klokje aanwezig was. Daar kwam nog bijdat de woning van de pastoor voortdurendaanleiding gaf tot problemen. Zoals gezegdwas die in 1926 in ijltempo gebouwd doorhet kerkbestuur van Breust, dat blijkbaarweinig toezicht had uitgeoefend. De verga-deringen van het kerkbestuur in dezeperiode waren bij voortduring gewijd aanreparaties aan dit huis. Toch had men in1930 voldoende geld achter de hand, mededoor een aantal giften, om drie grote klok-ken en een torenuurwerk te bestellen. Op21 juli werden ze plechtig ingewijd. Er zouhun overigens geen lang leven beschoren

zijn: ruim tien jaar later tijdens de TweedeWereldoorlog werden ze door de Duitsersuit de toren gehaald voor de wapenindus-trie. Alleen het kleine Angelusklokje werdover het hoofd gezien.

Wat valt er verder nog te vermelden? Naenkele jaren had de kerk van Oost-Maar-land haar levensvatbaarheid wel bewezen.ln 1933 werd het rectoraat daarom geheelzelfstandig gemaakt door zijn verheffingtot parochie. Een van de gevolgen hiervanwas dat er nu geen belemmeringen meerwaren voor een eigen kerkhof, dat aan heteinde van het jaar achter de kerk werd aan-gelegd. ln 1937 werd pastoor Rosier pas-toor te Rothem, waar hij in 1950 overleed.Bekijkt men de periode van zijn bouw-rectoraat vanuit het jaar 1988 dan valt voor-al op hoe anders die tijd was. Het is de tijddie we later het “rijke roomse leven" zijngaan noemen, met zijn kleurrijke religieuzegewoonten en organisaties, de congrega-ties, veertigurengebeden, eeuwigdurendeaanbiddingen etc. Voor het overige is hetwoord "rijk" er niet erg op van toepassing;het waren arme tijden, waarin een onder-neming als de bouw van een kerk allerminstvoor de hand lag. Toch is ze er gekomen, enwie de oudste foto's van het interieur be-kijkt zal getroffen worden hoe weinig erfysiek aan gewijzigd is: er hangen anderelampen en (onzichtbaar) andere klokkenen er is een andere verwarming. Voor hetoverige staat alles nog zoals het in 1930stond, in roerend contrast met alles wat ersindsdien in en buiten de kerk veranderd is.

Jan HartmannNoot:

De gegevens over de bouw van de kerk van Oost-Maarland zijn voor een belangrijk deel afkomstig uittwee grote registers die door rector c.q. pastoorRosier zijn bijgehouden: een kroniek, waarin hij debelangrijkste gebeurtenissen besch reef, en een docu-mentenverzameling, waarin hij alle in aanmerkingkomende stukken (correspondentie, notarisakten,schuldbekentenissen, etc.) bijeenhield. Ze wordenbewaard in het archief van de kerk.

Verder bevinden zich in het gemeente-archief vanEijsden stukken over de kerk van Oost-Maarland,waaronder bestek en bouwtekeningen en een dossierover de kwestie met de bouwopzichter J. Lousberg.

Tot slot ben ik de heer en mevrouw P. Janssen-Ja-cobs, de heer Chr. Pinckaers, de heer J. Piters enmevr. E. Pleumeekers-Janssen dankbaar voor deruime tijd die ze hebben genomen om mij hun herin-neringen aan deze periode te vertellen.

13

Page 15: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

Kent U ze nog?

Familie Wolfs-Aussems voor hun woningBeukenlaan 2 in 1923.

1. Trinette (moeder);Zjirra;Zjeng;Fien;Agnes;Anna;Zjif;Michel;Marie;Zjif (vader)..OFOWF'FDWPFQN_L

Het echtpaar Wolfs-Aussems trouwde op3 mei 1912 en kreeg dertien kinderen. Nahun huwelijk gingen zij wonen "onder depoort". Dat was een huis dat stond op debinnenplaats van de woning Sint Martinus-straat 17 en het was eigendom van de fami-lie Roosen.Na de geboorte van het vierde kind verhuis-de de familie naar Mariadorp, Beukenlaan 2.ln 1925 ging het gezin weer terug naarBreust, nu naar Emmastraat 36. Dit was deouderlijke woning van mevrouw Wolfs-Aussems (Aussems-Ritzerveld). ln dezewoning werden nog vier kinderen geboren.

14

10

Page 16: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

De woning Emmastraat 36, 16 maart 1972.ln hetzelfde jaar werd deze woning afge-broken. ln de nieuw gebouwde woning

'woonde vader Wolfs tot zijn overlijden op31 augustus 1975 in bij zijn kleindochter

_ Rina Belboom-Warnier, dochter van Marie.

flHet hele gezin Wolfs-Aussems, gefotogra-feerd in de tuin bij het huis Emmastraat 36.De foto zou in 1946 zijn gemaakt door An-drees Miessen.

1. Gerda; 9. Trui;2. Zjeng; 10. Michel;3.' Nitta; 11. Zjif (vader);4. Marie; 12. Trinette (moeder);5. Agnes; 13. Zjirra;6. Anna; 14. Lambert;7. Zjif; 15. Pierre.8. Fien;

15

Page 17: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

Bewoningsresten uit prehistorie en middel-eeuwen te Cost-Maarland, gem. Eijsden (L.)Inleiding

ln 1981 werd een archeologisch onder-zoek ingesteld naar vermeende prehisto-rische nederzettingsresten in de gemeenteEijsden. Deze prehistorische resten blekenzich in secundaire positie te bevinden enhet gehele terrein bleek, vanuit een op deprehistorie gerichte invalshoek, sterk ver-stoord door latere, middeleeuwse, bebou-wing en gebruik. Derhalve leek het nietzin-vol een publicatie aan deze opgraving tewijden. Het bleek evenwel dat voor bijnaiedere bewoningsperiode een aantal as-pecten naar voren kwam die een naderebeschouwing, in de vorm van een klein ar-tikel, toch rechtvaardigde.

ln dit artikel zullen deze aspecten belichtworden, waarbij opgemerkt dient te wor-den dat het accent op de prehistorie zalliggen.

Vondstgeschiedenis

Tussen september en december 1977stelden J.P. de Warrimont en G. Henqueteen onderzoek in naar de herkomst vanbouwpuin en enkele aardewerkschervenaangetroffen op een terrein dat de naam"De Schietkelder" draagt, kadastraal per-ceel 1309, Oost-Maarland, gem. Eijsden.Het vermoeden bestond dat de resten ver-band hielden met een in historische bron-nen genoemde St. Remigiuskapel, waarvande exacte ligging niet meer bekend was.

Door middel van sonderingen met eenmetalen staaf werden muurresten op eendiepte van 20 tot 70 cm vastgesteld, die eenL-vormig verloop hadden. Besloten werdtwee testputten te graven aan weerszijdenvan de muur: put l aan de verondersteldebuitenzijde van de muur, put ll aan de bin-nenzijde. De testputten werden in eersteinstantie aangelegd tot een diepte van 2meter, juist onder de fundering van hetmuurwerk. ln de profielen was een duide-lijke gelaagdheid zichtbaar waarin diversebouw- en afbraakfasen herkend kondenworden. lets onder de fundering werdbewerkte vuursteen aangetroffen; dit leid-de tot het plan de testputten te verdiepenom te kijken of er zich onder het middel-eeuwse niveau nog oudere lagen bevon-

16

den. Uiteindelijk reikten de testputten tot4meter onder het maaiveld en hadden daar-mee het terrasgrind bereikt. ln het verdiep-te deel was ook weer een duidelijke strati-grafie zichtbaar van elkaar opvolgendekleilaagjes en een veenbandje. Uitditveen-bandje en verspreid uit de kleilagen kwa-men vuursteen, enkele botten en stukkenhout te voorschijn. Er werden geen aarde-werkresten aangetroffen.

Het vuursteen is voor het merendeel vanhet Rijckholt-type en heeft een bruinigekleur, veroorzaakt door de verkleurings-processen in de bodem. Slechts twee stukskunnen cultureel toegewezen worden. Hetgaat hierbij om een secundairals klopsteengebruikt fragment van een geslepen bijl eneen gebroken driehoekige pijlspits metoppervlakte-retouche. Beide artefactenpassen zeer goed in een Michelsberg-cul-tuur context.1

Het was niet onaannemelijk dat we hiervoor de eerste maal goed geassocieerd bot-materiaal van de Michelsberg-cultuur zoudenkunnen aantreffen. Daarnaast was de vind-plaats van belang voor de mogelijke rela-ties met de vuursteenmijnen van Rijckholt/-St. Geertruid, die slechts op3 km afstand innoordoostelijke richting gelegen zijn. Be-woningssporen van de exploitanten vandeze mijnen waren immers nog nimmeraangetroffen.

'Op 30 maart 1978 werd het terrein be-zocht door Dr. L.P. Louwe Kooijmans enschrijver dezes. Tijdens dit bezoek werd deveenlaag in testput | bemonsterd voor pol-lenanalytisch onderzoek. Dit werd uitge-voerd door Dr. C.C. Bakels die constateer-de dat de verhouding binnen het boom-pollen wees op een datering in het Sub-boreaal/Subatlanticum. Deze late dateringkon verzoend worden met de veronder-stelde Michelsberg-relaties als er eensecundaire ligging van het vuursteen ver-ondersteld wordt of wanneer het einde vande Michelsberg-cultuur in het begin van hetSubboreaal, omstreeks 2800 v. Chr. ge-plaatst wordt.2 De vrij kleine maar zeerdiepe testputten bemoeilijkten de waar-nemingen dermate dat het onmogelijkbleek een overzicht te krijgen over hetverdere verloop van de lagen.

Page 18: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

a ääš

Rijckholt|`

_ä°" ë

O1a

19

LEGENDA

E bebouwing

E boorpunten

Fig. l. Topografie, ligging van de opgravingsputten en de posí-tie van de boorpunten.

17

Page 19: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

ln 1981 werd gestart met een archeolo-gisch proefonderzoek met als centraledoelstelling het vaststellen van de omvangen de aard van de bewoningssporen. Daar-naast was het streven erop gericht zoveelmogelijk goed geassocieerd neolitischorganisch materiaal te verkrijgen en demogelijke relatie tussen dit bewoningspunten de vuursteenmijnen van Rijckholt/St. Geertruid vast te stellen.

Methode van onderzoek

ln de periode 30 maart tot 18 april 1981werd naar aanleiding van de hierbovenbeschreven vondstmelding een klein proef-onderzoek ingesteld. De wetenschappe-lijke leiding was in handen van Dr. L.P.Louwe Kooijmans, de dagelijkse leidingverzorgde L.B.M. Verhart.

Op grond van gegevens verkregen uit dehoogtelijnenkaart werd een eerste opgra-vingsput uitgezet, ruwweg in noordoost-zuidwest richting gelegen: in het noordenhet lage deel, in het zuiden het hoge ge-deelte. (fig. 1) De put had een lengte van20 m en een breedte van 4 m. Al vrij snelwerd duidelijk dat het merendeel van hetblootgelegde vlak sterk verstoord was doormiddeleeuwse bebouwing. Alleen in deuiterst noordelijke 6 m was voor een deelonder een, naar later bleek middeleeuwse,gracht een prehistorische laag bewaardgebleven. Op dit deel concentreerde hetonderzoek zich in eerste instantie omdathier de venige laag bewaard gebleven wasdie vondsten in situ leek op te leveren.Daarna richtte de aandacht zich op de be-bouwingssporen en werd een onderzoekingesteld naar eventuele sporen van pre-historische bewoning op het hogere deel inhet oosten. Voor dit laatste doel werd put 2uitgegraven, haaks op put l gelegen. Dezeput was 2 m breed en 30 m lang. De breedteen in mindere mate het verloop van de laag-te werden vastgesteld door middel van eenaantal grondboringen.

Tijdens het begin van het onderzoek had-den we de indruk dat de artefacten zich nogin situ bevonden. Na enige dagen, vooraltoen scherven met voldoende significantekenmerken waren geborgen, werd duide-lijk dat we hier met een mengeling van

18

diverse perioden te maken hadden. ln devenige vulling kwamen tezamen vuursteen,steen, aardewerk, botten en botanischeresten voor. Het vuursteen vertegenwoor-digt de perioden laat-paleolithicum, meso-lithicum en neolithicum. Het aardwerk is uitde midden-ijzertijd.

Na de ijzertijdbewoning lijkt de laagtezich snel opgevuld te hebben met collu-viummateriaal. ln de middeleeuwen, deaanvang is onduidelijk, is een huis ge-bouwd omringd door een rechthoekigegracht. Na verwoesting of afbraak van hetgebouw werd de laagte weer verder opge-vuld. Jongere bewoningssporen ontbre-ken. Het terrein is nu in gebruik als boom-gaard.

Reliëf, geologie en landschap

De vindplaats is gelegen op de grens vanhet huidige Maasdal en het middenterras,op een hoogte van circa 50 m boven NAP.Het is een licht glooiend terrein. Het reliëfmoet vroeger meer uitgesproken zijn ge-weest. Door afspoeling van de hogeredelen en sedimentatie in de lagere delenis het geheel afgevlakt.

'

De geologie laat zich het best beschrij-ven aan de hand van het hoofdprofiel, fig. 3.ln het linkerdeel, zie hiervoor ook profielput l: noord en zuid, is direct boven hetniveau met klei en grind (het Maasterras)een sterk humeuze tot venige band herken-baar. Deze veenlaag is pollenanalytischgedateerd in het Subboreaal/Subatlanti-cum.3 Dit geeft de indruk dat de afspoe-lingsprocessen vóór en tijdens de ijzertijd-bewoning geen grote rol hebben gespeeld.Deze indruk is echter niet correct. Aan debasis van de veenlaag bevinden zich vuur-stenen artefacten die ouder zijn dan in dezelaag ook aangetroffen midden-ijzertijd-scherven en botten. Dit midden-ijzertijd-materiaal moet als weggeworpen afval indeze laag terecht gekomen zijn en niet uit-sluitend als gevolg van afspoelingsproces-sen. De sterke veengroei wijst op een rust-fase en sluit derhalve afspoeling op datmoment uit. Typische verweringsverschijn-selen, zoals afgeronde scherven, die kun-nen wijzen op afspoeling ontbreken ook.Tijdens de ijzertijdbewoning moet toch al

Page 20: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

-20

-10

to

Fig. 2. Opgravingsputten, meetsysteem en de

-1

WEST

-1:

OOST

PUT 1

oiDiClBlAl

lichte solifluctie opgetreden zijn gezien deafwisselingen van veen- en lösslaagjes.Overduidelijke solifluctieverschijnselen'zijn na de ijzertijdbewoning waarte nemen.

De vuursteenvondsten kunnen in pri-maire context liggen of zijn later via soli-fluctieprocessen vóór de ijzertijdbewoningin de laagte terechtgekomen. De eersteverklaring lijkt weinig aannemelijk omdat indat geval meer sedimentatie of veengroeiverwacht kan worden. De laatste verklaringlijkt het meest voor de hand te liggen waar-bij er van uit wordt gegaan dat er een lichtesolifluctie optrad vóór de ijzertijdbewoningwaarbij zowel löss als artefacten, blevenachter. Door een daarna optredende ver-natting raakten de vondsten tezamen metde ijze'rtijdscherven ingebed in de veen-laag. De humeuze tot venige lagen impli-ceren rustfasen in de opvulling. ln hetgehele pakket zijn ijzertijdvondsten aan-getroffen.4 Boven op dit pakket ligt onge-veer 2,5 m dikke laag colluvium met in detop af en toe mergelbrokken.

- 1: NOORD

Het rechterdeel van het profiel laatdetopvan het middenterras zien metdaarop deelsfluviatiele afzettingen van zand, leem, lössen grind. Een nietonaanzienlljk pakket lössmoet hier na de ijzertijdbewoning zijn afge-spoeld. De ijzertijdnederzetting die moge-lijk in dit traject gelegen kan hebben isdaardoor verdwenen. Resten van het oudewoon/loopniveau zijn alleen bewaard ge-bleven op het binnenterrein, tussen dedepressie en de uitgebroken funderings-sleuf aan de binnenzijde van de gracht.Deze gracht is in het lösspakket uitgegra-ven tot net boven het terrasgrind. Op debodem ontwikkelde zich vrij snel na de aan-leg van de gracht een donkerblauw ge-kleurde kleilaag, met daarover heen een65 crn dikke zandlaag. Dit zand lijkt alsgevolg van menselijke activiteiten in degracht te zijn terecht gekomen. Een natuur-lijke oorsprong is weinig aannemelijk. Ten-slotte is de gracht ook verder opgevuld metcolluvium, vermengd met veldkeien enmergelbrokken. Na de uitbraak van de

20 30mJ

positie van de getekende profielen in fig. 3.

19

Page 21: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

PUT 1: ZUID PUT 2: NOORD

PUT 1: WEST

PUT l: ZUIDl A

47 47

l/lmm/lll|||\|l"|1|||||›||NHL'.1..-46 |||l|l||l||||||||l|'l||ll_!fl,r" f""||||"||u|||||m 46"""'"'" lllllllllll l'llllll|u!!!!|.|.|.|.!.---"fi'"-II

PUT 1: OOST

49 1? 1? 1? \F is 1f 1? 1?

48

! l lL

`

~ - `› - b, 2:23: *t ' _

~_ ~ _ I' 1

|4,5-

LEGENDA

[I] zand U] klei fllflllfl venige klei / kleihoudend veen

[U löss [m] humeuze klei / venige klei - veen

[U zandhoudende klei [HI] humeuze klei / venige klei, zandhoudend zandlenzen

20

Page 22: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

~m

-48

PUT 1:NOORD

-w

-47

<H__„~`~

N MLIZTTrrr`~~~~~ __ A ,w` .4\ *__d _L--dJ__'_""'-~<›"_›___`_q ,zHl-P/'Fkøïijï

grind El houtskool Fig. 3. Profielen. Hoofd rofiel put l: zuid en put 2: noord,Phorizontaal schaal 1:100, vertikaal schaal 1:50.

hout El vondsten Profiel put l: zuid; put l: west; put l: noord en put 1:oost allen schaal l : 50. Voor de positie van de profielen

mergelblokken zie fig. 2.

21

Page 23: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

funderingsresten is nog eens 100-130 cmcolluvium afgezet.

De ijzertijdlaag kan in meer detail bestu-deerd Worden in het oostprofiel van put 1(fig. 3). ln een traject van 5 m is deze laagbewaard gebleven en duidelijk herkenbaardoor een steeds sterkere zwartkleuring,met name rond de 14 en 15 m. Het aantalvondsten is gering. De conservering van delaag lijkt veroorzaakt te zijn door een afdek-kende colluviumlaag en de ligging binnende middeleeuwse gracht. ln de richting vande laagte, fig. 3, is dit niveau ook nog vooreen deel te vervolgen. ln de depressiewordt de laag steeds humeuzer en veniger.Behalve in de depressie zelfzijn er ook nogvondsten aangetroffen aan de basis van deoverdekkende colluviumlaag.

Uit de veenlaag en het erboven en onder-liggende sediment in de eerste proefput iseen pollenmonster genomen.5 De veenlaagis in het Subatlanticum te dateren.6 Door-dat zeer veel pollen als ingespoeld be-schouwd moet worden, is het onmogelijkdit pollenmonster meer gedetailleerd, metname de datering en vegetatieontwikke-ling, te interpreteren. Er kon niet vastge-steld worden welke pollen van lokale, enwelke van regionale origine was. De gehelecurve laat wel een tendens zien die wijst opeen ontbossingsproces dat tot een meeropen landschap leidde.

Architektuur

De structurele elementen die in de op-graving waargenomen konden worden be-stonden voor een deel uit nog bestaandmuurwerk, in de andere gevallen ging hetom uitgebroken muurresten.

Het middeleeuwse bewoningsgebied|`werd omgeven door een 6 m brede gracht.De diepte is niet exact vast te stellen maarzal ongeveer 1,50 m bedragen hebben.Binnen het, mogelijk rechthoekige, om-grachte terrein zijn een aantal muurrestenen sporen van uitgebroken funderingenaangetroffen (fig. 4). Aan de binnenzijdevan de gracht, in het oostelijke deel van hetterrein, was een uitgebroken kademuurzichtbaar. De nog aanwezige mergelbrok-ken wijzen erop dat deze muur uit dit mate-riaal was opgebouwd. Deze kade was on-

22

gefundeerd en moet ongeveer 90 cm breedzijn geweest aan de basis.

ln het zuidelijke deel van put l zijn nogtwee andere stukken muur bewaard ge-bleven. Het meest zuidelijke is 80 cm breeden ook uitgevoerd in mergel. Over de fun-deringswijze zijn geen nadere gegevensbeschikbaar.

lets meer naar het noorden ligt een kleinstukje muur met een haakse hoek, niet dik-ker dan 25 cm. Andere stukken muur diehiermee in verband zijn te brengen ontbre-ken. Resten van de vloerbedekking zijn welaangetroffen. Deze was aangelegd mettegels van leisteen, per stuk 30 x 30 x 3 cm.

ln het middendeel van put l is een bredeuitbraaksleuf waargenomen van een recht-hoekig gebouw dat buitenwerks een breed-te had van 7 m. De breedte van de ingegra-ven funderingssleuf is 130 cm. De oor-spronkelijke breedte van de muren kon nietmeer vastgesteld worden.

Er zijn verschillende funderingsmetho-den voor dit gebouw aangetroffen. ln hetzuidelijke deel was volstaan met een vloer-tje van veldkeien met daarop een houtenfunderingsplaat. Hierbovenop zal eenmuur van mergelblokken zijn geplaatst.

ln het noordelijke deel was de situatiegeheel anders. De muur hier was gefun-deerd met palen, meestal ø25 cm en in ééngeval ø 35 cm. Boven deze palen was eenvloertje van veldkeien en mergelbrokkenaangelegd. Hierboven op was de muuropgericht. De lengte van de palen kon nietvastgesteld worden. Deze afwijkende fun-deringswijze kan mogelijk in verband wor-den gebracht met de slappere ondergrond:de venige depressie.

Het laatste stuk muurwerk betreft deresten van een waterput. Van deze uit mer-gelblokken opgebouwde constructie ont-breekt de bovenbouw. Een fragment vande rand werd in de put aangetroffen. Het isdus niet uitgesloten dat de nog aanwezigehoogte de oorspronkelijke situatie ver-tegenwoordigt minus de afmetingen van derand. De blokken meten 25 x 25 x 35 cm. Dediepte van de put bedroeg 2.35 m. ln hetvlak was de ingraving voor de constructievan de waterput goed waar te nemen. Deonderste 50 crn van de put bestond uitvertikaal geplaatste houten planken, 11 cm

Page 24: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

LEGENDA

- bestaand muurwerk

uitgebroken funderingssleuf

[U üFig. 4. Grondsporen en muurresten.

breed en 6 cm dik, die koud tegen elkaar,zonder messing en groef, geplaatst waren.Op de bodem was een laag grof grind ge-stort. De bovenbouw van de put was uit-gevoerd in mergelblokken.

De relatie van de door J.P. de Warrimontaangetroffen muurresten en de resultatenvan deze opgraving is moeilijk vast te stel-len enerzijds door het geringe opgegravenoppervlak, anderzijds door de onmogelijk-heid de exacte positie te bepalen van detestputten ten opzichte van de opgravings-putten. ln het veld waren deze testputtenslechts als enkele vage depressies zicht-baar. Ook na het afschaven van de boven-grond kon geen uitsluitsel, met name overde oriëntatie, gegeven worden. De positievan de depressies is aangegeven op fig. 4met daarin getekend de door de Warrimontvastgestelde muurresten. Deze correspon-deren niet geheel met de richting van hetandere nog bestaande muurwerk, de uit-broken funderingssleuven en de gracht.De constructie van de fundering in de test-putten wijkt af van de waarnemingen in de

Cl gracht

depressie

0 10m

opgravingsput. ln de testputten gaat hetom een fundering op staal met een voet-breedte van minimaal 100 cm met daaropeen 64 cm brede muur bestaande uit ach-tereenvolgens kolenkalksteen, een spouwopgevuld met gietwerk en gezaagde mer-gelblokken. De rand van de fundering isafgezet met kleine paaltjes.

Door het fragmentarische karakter en dediversiteit van de aangetroffen structurensamen met het kleine opgegraven opper-vlak is het niet mogelijk iets met zekerheidte zeggen over de aard en de functie vande bebouwing en het terrein zelf. Toch zijner enige parallellen aan te wijzen. ln Bruns-sum werd in 1976 een onderzoek ingesteldnaar bewoningssporen op een terrein "Ro-zengaard" genaamd.7 Hier werd een min ofmeer rechthoekige, 10 m brede gracht aan-getroffen meteen bebouwd middenterrein.Een vrije zone tussen gracht en bebouwingzoals in Maarland-Schietkelder ontbreekthier echter.

We hebben hier niet met kastelen temaken vanwege de lichte bouwconstructie

23

Page 25: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

en de geringe breedte van de gracht. Eenmeer aanvaardbare interpretatie lijkt te zijndat we hier met een omgrachte boerderijte maken hebben.8 Hoe sterk het verdedig-bare karakter was is in de meeste gevallenniet vast te stellen. Dat het mogelijk om eennietonaanzienlijk gebouw gaatzou kunnenblijken uit de talrijke stukken leisteen diesuggereren dat het gebouw met dit mate-riaal gedekt was.

Tenslotte moet de opmerkelije vondstvan een menselijk skelet in anatomischverband vermeld worden dat aan de buiten-zijde van de muur in testput ll is gevonden.Dit leek de aanvankelijke interpretatie dathet hier zou gaan om een verdwenen St.Remigiuskapel te bevestigen. Later bleekdat deze kapel iets meer naar het oosten toegesitueerd moet worden, exact onder dehuidige spoorlijn Maastricht-Luik. Een ver-klaring voor de aanwezigheid van het skeletis derhalve niet te geven.

Het aardewerk (fig. 5, 6, 7)

ln het aardewerk zijn twee chronologischte scheiden groepen waar te nemen. Teneerste ijzertijdmateriaal en ten tweedemiddeleeuws aardewerk. Opmerkelijk ishet ontbreken van neolitisch aardewerk.Dit zou er op kunnen wijzen dat ten tijdevan de sterke erosie, die het mogelijk maak-te dat de vondsten in de depressie ingebedraakten, het neolitische materiaal al der-mate gefragmenteerd en verweerd was datconservering onmogelijk werd.

Van het ijzertijdaardewerk zijn 445 scher-ven aangetroffen met een totaal gewichtvan 6986 gram. Het grootste gedeelte is alskleine scherven in de depressie terechtgekomen. Slechts enkele scherven/pot-fragmenten waren zo groot dat potten ge-heel gereconstrueerd konden worden. Hetaardewerk is vooral verschraald met cha-motte, vaak bijgemengd met zand enkwarts. De wandfragmenten domineren.Er zijn slechts 57 randen en 18 bodems ge-vonden. De wandafwerking varieerde vangepolijst/glad tot besmeten. Een gedetail-leerde analyse is niet uitgevoerd. Alleende hoofdkenmerken die van belang zijnvoor de datering worden hier beschreven.

Van de 57 randen bezitten 12 exemplaren

24

nagel- en vingertopindrukken op de boven-zijde. ln maar enkele gevallen lijkt dit opeen golfrand. De groep versierde wand-scherven omvat een tweetal scherven meteen door middel van bijeengeknepen vin-gertopindrukken gevormde stafband, éénscherf met kleine spatelindrukken, driescherven met groeflijnen (fig. 6). Kamver-siering en diverse andere versieringswijzendoor middel van vingertopindrukken ont-breken. De besmeten oppervlakken lopenin enkele gevallen tot aan de schouder enin andere gevallen tot aan de rand. De pot-ten hebben hoekige of glooiende vormen.De wand kan daarbij recht of iets naar bin-nen springend op de bodem geplaatst zijn.Enkele bodems hebben een standvoetje.

v Door het fragmentarische karakter is hetdateren niet eenvoudig. Kenmerken voorde vroege ijzertijd zijn niet talrijk. Er zijnslechts enkele scherven met een besmetenoppervlak tot aan de schouder en met eengehoekt wandrand profiel aangetroffen.Typische vroege ijzertijdkenmerken zoalstrechtervormige- en cylindrische halzenontbreken.9

Aan het eind van de vroege ijzertijdkomen voor het eerst in Nederland Marne-aardewerk en potten van de Hunsrück-EifelKultur voor.10 Beide elementen lopen totin de midden-ijzertijd door en zijn op dezevindplaats vertegenwoordigd. Tonvormigepotten, versierde randen met nagel- envingertopindrukken en volledig besmetenoppervlakken zijn midden-ijzertijd elemen-ten die ontbreken. Veel van de hierbovengenoemde kenmerken lopen door tot in delate ijzertijd. Hierdoor is een scheiding intwee fasen niet eenvoudig. Enkele typischelate ijzertijdkenmerken als aardewerk metgolfrandversieringen en het zogenaamde"kustaardewerk" en gootjes zijn niet aan-getroffen.11

Het lijkt gerechtvaardigd dit complex danook voornamelijk in het vroege deel van demidden-ijzertijd te dateren, hoewel ersporadisch oudere en jongere elementenaangetroffen zijn.

Het middeleeuwse aardewerk is over hetgehele terrein aangetroffen, met uitzonde-ring van de laagte waarin alleen maar pre-historische resten verzameld werden. Vrij-wel al het aardewerk kan in de zestiende

Page 26: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

<í`l KX" m rs Rx".

W U". U? x-&ik9 WZ?W UU fm

XQ ïë'CCIQKä. ä' QQ ME f

Fig. 5. Aardewerk, ijzertijd, schaal 1:3. l aardewerk zonder randversiering, 2 aardewerk met randversiering.> Rolaanzet zichtbaar.

25

Page 27: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

Uil-W U'U-- U]

QC' 211'

26

Fig. 6. Aardewerk, ijzertijd, schaal 1:3. l versierd aardewerk en schouderhals-fragmenten, 2 Marne-aardewerk, 3 bodems.

Page 28: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

Fig. 7. Aardewerk, middeleeuws, schaal 1:5.

eeuw geplaatst worden. De eindfase vanhet terreingebruik is hoogstwaarschijnlijk 4vertegenwoordigd door de resten van eenwaterputvulling (fig. 7). De vulling, vooralbestaand uit voor een groot gedeelte re-construeerbare potten, met name Anden-ne-kommen, kan in de tweede helft van dezestiende eeuw gedateerd worden.12 Welmoet er rekening worden gehouden met af-wijkende dateringen omdat we hier meestalte maken hebben met lokaal vervaardigdewaar die moeilijk in een meer regionale

sequentie is in te passen. De datering komtook overeen met de laatste historischevermelding van de bebouwing in 1619.13

wordt vervolgdJ.B.M. Verhart '_

27

Page 29: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

Verklaring van enige veel voorkomendetermen in het voorgaande artikel:

Pollenana/ytisch onderzoek:Het onderzoek van stuifmeelkorrels vanplanten. Aan de hand van dit onderzoekkunnen klimatologische perioden herkendworden.Subboreaa//subat/anticum:De twee jongste perioden van de klimatolo-gische indeling van de huidige geologischeperiode, het Holoceen. De datering is van3000 v. Chr. tot heden.Solif/uctie:Het proces waarbij hellingsmateriaal doorwatertransport verplaatst wordt.Depressie.'Natuurlijke laagte.Colluviummateriaal:De opeenhoping van materiaal als resultaatvan het solifluctieproces in een depressieof onder aan een helling.Lineair Bandkeramische Cultuur.'De eerste neolithische cultuur in Neder-land. Deze is genoemd naar het kenmer-kende aardewerk met bandvormige lijnver-siering. Deze boerengemeenschappenvestigden zich rond 4400 v. Chr. in Zuid-Limburg. Ze behoorden tot de westelijke

` uitlopers van de Bandkeramische Cultuurdie zich over grote delen van Midden-Europa had verspreid.Michelsberg Cultuur.'Een midden-neolithische cultuur die ge-noemd is naar de vindplaats Michelsberg inDuitsland. De vondsten van deze cultuur inNederland worden gedateerd tussen 3300en 2900 v. Chr.Klingen.lAfslagen van vuursteen waarbij de lengtevan het artefact meer bedraagt dan tweemaal de breedte.Ventrale zijde:De achterzijde van een afslag of kling. Ditis de zijde waarop de slagbult zichtbaar is.Een voorbeeld van de ventrale zijde isfig. 8 : 11, rechts.Retouche:Dit zijn kleine afslagjes die van groterestukken vuursteen verwijderd worden,zodat deze stukken in de uiteindelijk ge-wenste vorm gebracht kunnen worden.Bifacia/e retouche.'

28

Retouche die zowel aan de voor- als deachterzijde aangebracht is. Zie bijvoor-beeld fig. 8 : 10-11.Retouchoir:Klopsteen die gebruikt wordt voor hetaanbrengen van de retouche.Krabbers:Werktuigen die gebruikt worden voor hetkrabben/schrabben van bijvoorbeeld hui-den, hout en bot. Zie als voorbeelden tig. 8:5-7.K/ingkrabbertje:Een krabbertje gemaakt van een kling.Transversale spitsen:Spitsen met een trapezium-vorm, die ken-merkend zijn voor het laat-neolithicum.Als voorbeeld zie fig. 8 : 3.Microwear-onderzoek:Onderzoek van gebruikssporen op vuur-steen. Dit microscopisch onderzoek kanuitsluitsel geven waarvoor bepaalde werk-tuigen gebruikt zijn.

Noten:1 Vergelijk hiervoor onder andere: Het Vormer

(Louwe Kooijmans 1980), Kraaienberg (LouweKooijmans en Verhart, in voorber.), Gassel (Ver-harten Louwe Kooijmans, in voorber.). Voor MK-vondstcomplexen in Duitsland: Fiedler 1979;Lüning 1967; Willms 1982 en speciaal de Aldenhovener Platte (Bonner Jahrbücher, 1971, 1972,1973,1974,1975,1976,1977,1979)en België: Guedu Plantin (Heinzelin, et al. 1977) en Thieusies(Vermeersch et Walter 1975).

2 Louwe Kooijmans 1980-1981.3 Mondelinge mededeling Dr. C.C. Bakels.4 De vondsten uit de bovenste en onderste veenlaag

zijn apart gehouden en respectievelijk | en ll ge-nummerd. De artefactsamenstelling van de beidelagen verschilt niet en er blijken scherven uit deandere laag te passen.Louwe Kooijmans 1980-1981, Afb. 8.Mondelinge mededeling Dr. C.C. Bakels.Bauer 1981.Vergelijk hiervoor: Bauer 1981; Hoek 1981 ; Schuyt1981.

9 Verwers 1972.10 Joachim 1968; Verwers 1972.11 Van den Broeke 1980, 1986 en mondelinge mede-

deling.12 Mondelinge mededeling Drs. W. Dijkman.13 Hartmann 1986.

mflmUl

Page 30: uit eijsdens verleden...Schrijnen, de toenmalige bisschop van Roermond, werd geconsacreerd. ln het U.E.V.-nummer 8 van december 1979 was een artikel opgenomen van J.P. de Warrimont

UIT EIJSDENS VERLEDEN

Een uitgave van de StichtingEijsdens Verleden

Redactie:

J. Warnier-HenquetH. BoersmaR. BoersmaH. van HallFl. HuijnenW. JeukensH. Wijnands

Vormgeving:L. Jonkers

Druk:Drukkerij Spons Eijsden

ISSN 0920-3915

m

STICHTING EIJSDENS VERLEDEN

Secretariaat.'Postbus 72` 6245 ZH EijsdenTel. 04409-1563

04409-3712

Bankrelaties:Rabobank - Eijsden, nr. 11.50.96.590

Amrobank - Eijsden, nr. 45.29.76.022

A.B.N. Bank - Eijsden, nr. 57.62.18.952

Spaarbank Limburg - Eijsden, nr. 87.90.14.369

Postbank nr. 56 83 530

Wilt U het werk van de stichting financieel steunen, dankunt U dit doen door een bedrag te storten of over teschrijven op een van bovenstaande rekeningen, ondervermelding van naam en adres.Bij een minimale bijdrage van f 25,- (voor studerendenf 12,50) per kalenderjaar ontvangt U de driemaandelijkseuitgave 'Uit Eijsdens Verleden' gratis.

Overname van artikelen of afbeeldingen is uitsluitendbegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie.