U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van...

67

Transcript of U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van...

Page 1: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,
Page 2: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

1

U. Libbrecht

IK, GROENE JONGEN

Page 3: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

2

Aan al mijn goede vrienden

van de Wielewaal Schelde-Leie

uit dank voor tien schone jaren

van groene vreugde

en groene trouw.

Page 4: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

3

ULRICH LIBBRECHT

IK, GROENE JONGEN

“Voor mij is er alleen het reizen langs

wegen met hart, langs elke weg die maar

hart heeft. Daar reis ik, en de enige

uitdaging die de moeite loont is, hem

over zijn hele lengte te bereizen. En

daar reis ik – kijkend, ademloos kijkend.”

(De lessen van don juan, Carlos Castaneda)

Page 5: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

4

“De andere honden bijten hun vijanden,

ik mijn vrienden, om hen te redden.”

(Diogenes van Sinope)

Een journalist – niet de geringste in deze contreien – besteeg ooit zijn

universele pen en noemde mij in zijn overhaast gepleegd stukje (staan er andere in de

krant?) een bio-jongen. Hoewel tegenwoordig alles biologisch is, – laat het er verder dan

maar lustig op los stinken –, herinnert deze term mij te veel aan een bepaald merk van

waspoeder, zodat de associatie hieraan mij niet onverdeeld gelukkig maakt, weshalve ik mij

maar aan het oude vertrouwde “groene jongen” gehouden heb, ofschoon ook hier de

interpretatie niet éénduidig wezen kan, al ware het maar omdat de tegenstrevers van deze

jongens doorgaans dieper in het groen verscholen huizen dan de jongens zelf, die meestal in

de grauwe dorpsstraat wonen, en de restanten ervan overhaast plegen op te kopen, zodat

de term beter op hen zou toepasselijk zijn, waarbij wij uiteraard geacht zouden worden de

term “jongens” door “heren” te vervangen.

Ik heb jaren in de groene frontlijn gezeten en menige kogel rond mijn oren

horen fluiten, maar ik vond het minder erg dat ik er een paar kleerscheuren aan overhield,

dan dat ik brutale waarheden heb ontdekt, waarvan ik het bestaan – zeker in deze vorm –

nooit had durven vermoeden. Vernietigers van de natuur hebben meestal motieven die

dichter bij hun portemonnee dan bij hun hart zitten, maar toch kwijlen ze er maar op los

over het algemeen belang (is dat werkelijk zo algemeen?), over de kleine man (voelt die zich

werkelijk zo klein?) en over de toekomst (die niemand kent en die derhalve alle euveldaden

van het heden blijkt te wettigen), en bovendien trekken zij gewichtige conclusies uit

dossiers, waarvan ze in het beste geval de inhoudstafel hebben gelezen. In de openbare

discussie zijn zij graag van kleine komaf (kijk eens hoe ver ze het door hun noeste arbeid en

hun eigentijdse instelling geschopt hebben), begrijpen zij de boeren uitstekend (was niet hun

betovergrootvader van moederszijde een boer?) en hebben zij lak aan een paar intellectuele

dwarsliggers, die, omdat zij een paar jaartjes langer naar school gelopen hebben, al ras

denken dat zij meer weten dan de gewone man, de enige drager van de gezonde juiste

openbare mening (akkoord, Jan met de pet?)… Rond hun persoontje met zijn

ondoorgrondelijke motieven hebben zij heiligdommen opgetrokken, zoals handelskamers,

syndicaten en service-clubs, die erg prikkelbaar op hun eer gesteld zijn, en, evenmin als de

instellingen uit het absolutisme van weleer, enige belediging wensen te slikken…

Maar waarom zou ik aan de schaduwzijde van mijn herinneringen blijven

zitten – want er was ook veel zon. Heb ook ik niet eenmaal geloofd dat het economisme de

nieuwe religie was, die ons allen onverdeeld gelukkig zou maken, en die voor ons alle

grenssituaties van het leven zou opruimen? Intens contact met de natuur leerde mij veel

dingen vanuit een andere invalshoek benaderen, want de natuur maakt een mens kritisch

Page 6: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

5

ten aanzien van zijn eigen beschaving. Men kan namelijk een tijdlang doen alsof het geluk op

louter materiële grondslag te bereiken is – en een naoorlogse tijd is wel de geëigende

periode om dit geloof op gang te brengen –, maar wie nog in dialoog durft te treden met de

oneindige kosmos, met het mysterie van het leven en het geheim achter de dingen, ziet

spoedig dat dit een vorm van afgoderij is, die overal licht woekert waar de ziel in de schaduw

van het materialisme een kommervol bestaan dient te slijten. En dan gaat men bouwen aan

andere waarden, die meestal maar met lede blik worden aangekeken door diegenen die zich

de alwetende leiders van de anderen voelen, maar die uiteindelijk wel eens mochten

mediteren over het woord van Kierkegaard: “Politiek is als liefde verpakt egoïsme”. Ik kan

met deze mensen niet langer kersen eten, omdat ik geleerd heb dat alleen diegenen die hun

politiek dienen, het kruis van verdienste krijgen opgespeld. Al de anderen zijn dwarsliggers.

Eén van die dwarsliggers ben ik, groene jongen.

Dit boekje is maar een voorlopige neerslag van wat ik op zovele plaatsen in Vlaanderen heb

verteld; maar ik ben aan mijn vrienden nog een groene filosofie verschuldigd. Deze bevindt

zich nog in statu nascendi in een steekkaartenbak… hopelijk komt nog eenmaal een

pinkstermorgen waarop zij uit dit graf zal verrijzen.

Zulzeke (Kluisbergen) in de Vlaamse

Ardennen,

herfst, 1978.

Page 7: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

6

“Er is iets zeldzaams met mij gebeurd. Ik

werd ontrukt en in de zevende hemel gebracht.

Daar zaten alle goden in vergadering bijeen.

Uit zeer bijzondere welwillendheid werd mij

de gunst verleend, een wens te mogen

uitspreken. Wilt gij, zei Mercurius, jeugd of

schoonheid of macht of een lang leven of het

mooiste meisje of enig andere van de vele

heerlijkheden, die wij in de kist hebben, zo

kies dan, doch slechts één ervan. Een ogen-

blik was ik besluiteloos, maar toen wendde ik

mij tot de goden en zei: hoogvereerde tijdge-

noten, ik kies slechts één ding: dat ik altijd

de lachers op mijn kant moge hebben. Geen

van de goden zei een woord, maar plotseling

begonnen ze allen te lachen.”

(Søren Kierkegaard)

Page 8: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

7

TWEE PROFETEN UIT DE VORIGE EEUW

“De echte oogst van mijn dagelijks leven

is enigszins ontastbaar en niet aan te

duiden, zoals de tinten van de morgen

en de avond. Wat ik gegrepen

heb is een beetje sterrenstof of een

stukje regenboog.”

(H.D. Thoreau)

Toen de Amerikanen, er altijd op belust om hun territorium uit te breiden ten

kosten van de indianen, in 1855 probeerden het land van de Duwamish-stam te kopen –

men kan toch niet altijd moorden of vuurwater uitdelen om de beschaving te verbreiden –,

hield het opperhoofd Seattle een toespraak tot “het grote blanke opperhoofd in

Washington”, waarvan de profetische visie aangrijpend is. Deze merkwaardige tekst

verdween in de archieven van het Witte Huis, maar werd daar een tiental jaren geleden

toevallig weergevonden, en allen die begaan zijn met de natuur, beschouwden dit als een

hemels teken en in vele kringen werden deze gewijde woorden met bijna religieuze

ontroering beluisterd.

Seattle zegt:

“Mijn woorden zijn als de sterren.

Zij verdwijnen niet.

Elk stuk van dit land is heilig voor

mijn volk. Iedere spar, die glanst

in de donkere bossen, elke zoemende

bij is heilig in de gedachten en her-

innering van mijn volk. Het sap dat

in de boom opstijgt, draagt de herin-

nering van de rode man.

Een dode blanke man vergeet het land

van zijn geboorte als hij zijn tocht

naar de sterren begint.

Onze doden vergeten dit prachtige land

nooit: het is de moeder van de rode

man. Wij zijn een deel van de aarde

en de aarde is een deel van ons.

De geurende bloemen zijn onze zusters,

Page 9: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

8

het rendier, het paard, de grote ade-

laar onze broeders. De schuimkoppen

in de rivier, het sap van de weide-

bloemen, het zweet van de pony en van

de man, het is allemaal van hetzelfde

geslacht, óns geslacht.”

Terzelvertijd leefde in Amerika Henry David Thoreau (1817-1862), en alhoewel

hij Seattle nooit heeft gekend, kwam hij uit een gans andere hoek tot een gelijkaardige diepe

waardering voor de natuur. Thoreau was niet wat wij een primitief plegen te noemen, hij

had aan de universiteit van Harvard gestudeerd, maar hij stond kritisch tegenover zijn

maatschappij en zijn tijd. Hij tekende verzet aan tegen het rationalisme van de Verlichting,

dat alleen nog dacht in termen van vooruitgang, en tegen de commerciële instelling van de

Amerikanen – waar het overbekende dollarsyndroom is uit voortgekomen, dat ook niet als

een onverdeeld heil voor de wereld kan beschouwd worden.

Anderzijds was Thoreau een der beste kenners van de Amerikaanse fauna,

flora en meteorologie – in zijn tijd was Massachusetts nog een prachtige brok natuur, met

veel beboste heuvelen en meren rond het vlakke land. H. Schenk zegt van hem: “Slechts

weinigen konden zijn grondige kennis van de kalender der natuur of de gevoeligheid van zijn

oor voor wat hij noemde ‘de muziek der seizoenen’ evenaren.” Hij zegt zelf dat hij zich best

voelde wanneer hij minstens vier uur per dag door bossen en over heuvels en velden kon

dwalen. Dat maakte hem nogal uithuizig, maar hij was wijzer dan menig natuurminnaar

onder ons en had zijn voorzorgen genomen: hij was namelijk niet getrouwd. Zijn vriend

Ralph Emerson beschrijft hem als volgt: “Hij droeg onder de armen een oud muziekboek om

planten in te drogen, en in zijn zakken zijn dagboek met potlood, een kijker voor de vogels,

een vergrootglas, zakmes en garen. Op zijn zwerftochten droeg hij een strooien hoed, sterke

schoenen en een dikke grijze broek om het dichtste struikgewas te trotseren, in bomen te

klimmen om het nest van een havik of een eekhoorn te bekijken.”

Maar Thoreau was meer dan een natuurwaarnemer, want hij wist dat de

natuur een diepe inwerking heeft op de geest van de mens, en ofschoon zijn eigen

observaties scherp en nauwkeurig waren, meende hij “dat het niet het feit is dat van belang

is, maar de indruk van het feit op de geest.”

Ook hij beleefde de eerste grote verwoestingen van de natuur, die zo

aangrijpend door Seattle worden aangeklaagd. Thoreau zegt: “Wanneer ik bedenk dat de

meer edele dieren hier zijn uitgeroeid… heb ik alleen maar het gevoel dat ik in een getemd,

als het ware ontkracht land leef.” En toen hij de statige wouden van zijn land onder de bijl

zag vallen, riep hij wanhopig uit: “God zij dank dat ze de wolken niet kunnen omhakken.”

Page 10: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

9

In 1849 kwam zijn boek Walden; or, Life in the Woods klaar, dat als volgt

begint: “Toen ik de volgende bladzijden schreef, of liever het grootste deel ervan, leefde ik

alleen in de bossen, anderhalve kilometer van de naaste buurman, in een woning die ik

mijzelf gebouwd had aan de oever van de Waldenvijver in Concord, Massachusetts, en

uitsluitend door mijn handen te gebruiken zorgde ik voor mijn levensonderhoud. Ik woonde

daar twee jaar en twee maanden.” Thoreau twijfelde aan de waarde van onze

materialistische beschaving en vroeg zich af wat wij nu uiteindelijk nodig hebben om te

leven, welke behoeften echt zijn en welke alleen maar door de commerciële wereld zijn

geïnspireerd. Hij wilde dit zelf uittesten door een verblijf in het woud aan de oever van het

Walden-meer: daar kon hij terzelvertijd in intiem contact met de natuur leven. Het besluit

van zijn experiment – geformuleerd in de romantische taal van die dagen – luidt: “In de

wildernis ligt het behoud van de wereld.” Wij zouden zeggen: natuurbehoud is zelfbehoud.

Seattle sprak in 1855, Thoreau schreef in 1849. Zij voelden het onheil dat over

de mensheid kwam, en hebben met profetische blik zoveel dingen voorspeld die wij rondom

ons zien gebeuren – wij leven nog altijd in dezelfde nood, alleen gaat het, door de snelle

ontwikkeling van de technologie, allemaal veel sneller, veel brutaler… veel pijnlijker voor die

mensen die de geestelijke erfgenamen zijn van Seattle en Thoreau.

Wij moeten ons diep bezinnen over de werkelijke oorzaken van deze pijnlijke

evolutie van onze beschaving, en ons niet tevreden stellen met wat oppervlakkig politiek,

juridisch of technologisch gesleutel, evenmin als wij het grote natuurprobleem geïsoleerd

moeten benaderen… wij moeten de moed hebben het te koppelen aan onze totale manier

van leven. Want milieuproblemen zijn beschavingsproblemen.

PROCESSIERUPSEN

“Camerades, nous ne savons pas où

nous allons, mais nous y allons.”

(Franse volkstribuun in het vuur van

zijn betoog)

Nu zijn er altijd een aardig stelletje lieden, die graag in de natuur vermeien, of

het ook al eens met een filosofisch sausje wensen opgediend te zien, maar die al direct

zoveel vernuftige objecties weten te vinden, dat ze de gewichtige mening zijn toegedaan dat

het toch allemaal maar water naar de zee dragen is. Nu vraagt het inderdaad wel een beetje

Page 11: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

10

personalisme, om zich te verzetten tegen de eigentijdse levensstijl, niet uit negativisme,

maar uit het positieve besef dat er grote waarden op het spel staan.

Zo was er eens een dame die, na een uiteenzetting over de natuur, een

schrandere vraag om mij meende te moeten afvuren, een vraag die zodanig droop van het

woordje ‘samen’, dat ik er een beetje nerveus bij werd, en haar onderbrak met een

tegenvraag: “Mevrouw, weet u wat processierupsen zijn?” Ze wist het niet, maar griezelde

toch een beetje. Ik vertelde haar het experiment van J.H. Fabre, de bekende Franse

entomoloog. Processierupsen zijn beestjes die, als ze op stap gaan, mekaar bij het achterste

vasthouden, en als een lange processie over de bomen gaan kruipen. Nu wilde Fabre eens

uitmaken hoeveel verstand er in zo’n rups geïnvesteerd is, en met wat handigheid wist hij de

kopman tegenover het achterste van de rode lantaarndrager te krijgen. Toen nummer één

plots dat uitnodigend achterste zag opdagen, ging hij zich daar instinctief aan vasthechten,

en de cirkel was gesloten. De stomme beesten bleven uren aan een stuk rondkruipen, en in

hun rupsenhersenen zal wel bij allen de vraag opgerezen zijn: waarom is die nummer één nu

zo vlijtig vandaag? Maar er was geen nummer één. En zo vergaat het ook vele mensen: ze

denken dat iemand doelbewust en met helder inzicht de mensheid leidt, maar in feite doen

ze niets anders – om het beeld van de processierupsen nog even logisch door te trekken –

dan achter hun eigen achterste aankruipen. Er bestaan stellig meer interessante bezigheden.

Met dat soort processierupsen kunnen we uiteraard niets aan de gemeenschap wijzigen.

VERBALE KAPSTOKKEN

“Dan zijn er de ‘metafysische’ oplos-

singen: met uitgestreken gelaat wordt

gepraat over de ‘bewustmaking van elk

van ons’, over ‘diep inzicht in een

veelomvattende problematiek’… met

allerlei geleerde en holle frasen

worden wij de laan uitgestuurd; het

is goedkoop en het schaadt niet, en

het klinkt nog mooi ook.”

(Uit een ander groen boekje)

Ook moeten we oppassen voor gemakkelijke verbale oplossingen van onze

problemen. Meestal denken we, als we de goede term bij de lurven hebben, dat er dan ook

al een meer dan gedeeltelijke oplossing voor het probleem gevonden is – maar een

goedklinkend woord kan ook als een drug werken. Toen ik jaren geleden eens een avond vrij

Page 12: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

11

was – het zijn avonden die ik me altijd goed herinner – deed ik wat elke normale huisvader

waarschijnlijk ook doet: ik zocht mijn pantoffels. Toen ik deze, na lang zoeken, aan de voeten

van mijn oudste zoon gevonden had, nestelde ik mij met een boekje in mijn diepste zetel.

Maar daar rinkelde al direct dat ellendige stuk onbarmhartigheid dat men telefoon noemt,

en werd mij meegedeeld dat een van onze Leiedorpen, waar men een groene week had

ineen getimmerd, in zak en as vertoefde, omdat de spreker plotseling verstek had gegeven:

zijn vrouw had namelijk – en vrouwen durven hun mannen die moeten het woord gaan

voeren, soms wat aandoen – zijn vrouw had uitgerekend op dat ogenblik uitgekozen om een

kind te kopen; men verwachtte een volle zaal, met burgervader en al (niet altijd een

referentie) en of ik soms… vijf minuten later had ik de kwestieuze pantoffels weer afgestaan

en zat al in mijn wagentje. Ik had niets voorbereid, maar veegde enkele ideeën die het altijd

doen, op een hoopje… en ik had het gevoel het er niet zo slecht afgebracht te hebben. En

toen kwam dat ellendige nagerecht dat men het vragenkwartiertje noemt en dat enkele

mensen, het luisteren beu, de gelegenheid geeft aan de zaal te bewijzen dat die spreker, hoe

geleerd ook, niet de enige slimmerd in Vlaanderen is. Achteraan in de zaal verhief zich een

slungelachtige jongeman – we hebben er aardig wat van dat fauna tegenwoordig – en hij

breidde zijn al te lange armen uit, en zei: “Ik ken de oplossing van al die problemen.” Ik hield

me natuurlijk kalm, zoals het een spreker past, maar mijn hart maakte toch een angstig

sprongetje, want ik had daar bijna twee uur staan “welweten”, en nu bleek de zaal een

alwetend genie te herbergen, waarmee ik oog in oog stond. Ik vroeg schuchter of ik het

misschien mocht weten. “Mentaliteitsverandering” dreunde de wijze knaap. Ik vond dat een

mooie term, want ik had hem nog nooit gehoord (nu weten we al lang dat het weeral een

deksel blijkt te zijn dat op alle, zelfs politieke, potten past). Nu vroeg ik met de

bescheidenheid die mij eigen is als ik een beetje in nesten zit, hoe die verandering kon

gerealiseerd worden. Dat vond de rijzige ziel wat te veel gevraagd, want hij vond dat ik zelf

beter geplaatst was om dat te weten. Ik heb dikwijls aan die mooie verbale oplossing

gedacht, vooral toen ik later een beetje te sterk tegen de politieke wereld aanschuurde, en ik

leerde dat men met zulke forse kluit geacht wordt in het riet te verdwijnen.

De slungel had uiteindelijk overschot van gelijk, maar een mentaliteit is geen

onderbroek, die ge zomaar uitwisselt. Briejèr heeft ooit geschreven: “Als een bioloog wordt

afgekrabd, komt daaronder een filosoof tevoorschijn.” Ik geloof dat we die filosoof moeten

uit de bolster krijgen als we ooit het probleem van de natuur willen oplossen, zoniet

verliezen we onze tijd met een nooit eindigende vlooienjacht. De mensen die zonder

gewetensbezwaren besluiten een stuk natuur op te offeren (waar ze nooit geweest zijn)

houden er een filosofie op na, die met gaten aaneengebreid is: als de natuur in hun

levensvisie geen waarde heeft, dan heeft ze ook geen waarde – zij hebben immers de macht.

Maar de torsers van het gezag zijn niets anders dan de uitdrukking van de waarde of

onwaarde die onder het volk in zwang is – vandaar…

Page 13: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

12

ECO-DUALISME

“De diepste kern van de natuur is de

goddelijke logos.”

(Herakleitos)

Als we in die goeie oude Bijbel gaan speuren naar een waardebepaling van de

natuur, botsen we daar vanaf de eerste bladzijden al op een paar uitdrukkingen die

aanleiding geven tot tegenstrijdige interpretaties. Op de eerste bladzijde staat het mooiste

zinnetje van de gehele Bijbel, namelijk: “En God zag dat het goed was.” Ik heb evenwel de

indruk dat God een beetje te vlijtig is geweest, want moest God mij het eerst hebben

geschapen – wat hij in zijn ondoorgrondelijke wijsheid niet heeft gedaan – dan zou ik de

vrijdagavond gezegd hebben: “God, jongen, laat er ons maar mee ophouden, want die kerel

die jij morgen zult scheppen, zal vinden dat het niet goed is.” Vermits ik er dus niet was,

heeft God de mens gemaakt (met zaterdagse steken) en daarmee was het onheil over de

aarde gekomen. Het schijnt dat God er nog altijd spijt over heeft dat Hij niet met de

vijfdagenweek gestart is, en ik kan het best begrijpen. De Middeleeuwer begon zijn Bijbel

slechts op pagina twee, want daar las hij een zinnetje, waarachter veel kan verborgen

worden: “Verover de aarde”, en dat heeft onze moderne tijd niet meer met de schop

gedaan, maar met de bulldozer.

Het goede dat God zag is de orde van de aarde, dat zijn de ecologische wetten

die alle natuurlijke samenlevingen tot een evenwicht brengen, en die door niemand ooit

kunnen gewijzigd worden. De mens-veroveraar is een zwak wezen als hij het met de natuur

moet stellen, maar begiftigd met verstand ging hij in zijn milieu ingrijpen: dit is zijn

economische orde. Nu heeft de mens het recht de aarde naar zijn hand te zetten, maar hoe

ver hij daarbij mag gaan is een kwestie van wijsheid – een deugd die niet zo welig tiert in ons

ondermaanse. Er was aan de kust eens een schepen die zijn overtuiging als volgt

verwoordde: het kan niet altijd de economie zijn die zich aan de ecologie moet aanpassen,

het moet nu ook maar eens omgekeerd zijn – waaruit wij rustig kunnen deduceren dat nog

lang niet alle schepenen er kaas van gegeten hebben.

Page 14: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

13

I. DE ORDE VAN DE AARDE

ONVOORSPELBARE ORDE

Men zou er wel erg om verlegen zitten

moest men een biologische ontdekking wil-

len aanhalen, die alleen aan zuivere rede-

nering is te danken. En meestal, wanneer

het onderzoek ons tenslotte geleerd

heeft hoe het leven het aan boord legt

om een bepaald doel te bereiken, vinden

wij dat de werkwijze precies diegene was

waaraan wij nooit gedacht hadden.

(H. Bergson)

Men kan over vele dingen zwaartillend filosoferen en het allemaal zo

afschuwelijk deskundig in wetenschappelijk jargon onderbrengen, dat geen christenziel er

nog wat van begrijpt – hoeveel te minder een heiden. Daarom zullen wij, in het spoor van de

onvolprezen Zenmeesters, gebeurtenissen uit de natuur voor zichzelf laten spreken, al

kunnen wij niet aan de verleiding weerstaan er een lekker zedenlesje aan vast te knopen.

Er was eens een familie die in Zuid-Amerika woonde, maar het daar niet meer

zag zitten en besloot het verder maar in Australië te gaan zoeken. Nu worden bij elke verhuis

wel een stelletje gekke en nutteloze dingen van de ene zolder naar de andere versjouwd,

maar een cactus meeslepen, al over de Grote Oceaan, daar dacht alleen de moeder van deze

familie aan. Aangekomen in het Australische cactusklimaat, begon onze plant – om het eens

zeer origineel te zeggen – welig te tieren. Toen hij de zoldering (in goed Nederlands: het

plafond) bereikte, kon de mater familias nog altijd geen afscheid nemen van het stekelige

ding, waarop ze blijkbaar een beetje verliefd was, en ze besloot de kanjer in de hof te poten.

Verlost van het hinderlijke aanhangsel dat men bloempot noemt, kwam onze cactacee pas in

zijn sas, en hij begon zich op een haast wellustige wijze voort te planten, overal kwamen zijn

nazaten langs ondergrondse navelstrengen uit de grond gekropen, tot grote wanhoop van

vader, die zijn moestuintje in een cactusplantage zag verworden. Met welk werktuig hij die

onverlaten ook te lijf ging, langs nieuwe uitlopers wisten ze hem telkens te verschalken.

Toen ze in de kortste keren al een aardig stuk van de omringende landerijen hadden

veroverd, geraakten ook de lokale overheden gealarmeerd, en ten einde raad haalde men er

een bioloog bij (bij rampen worden deskundigen altijd in deze vaste volgorde aangevoerd:

ingenieurs, chemisten, biologen, theologen). De man vroeg direct waar het ding vandaan

kwam, omdat hij wel bevroedde dat het hier om een evenwichtsverstoring moest gaan. Toen

hij vernam dat dezelfde cactus in Zuid-Amerika in het wild groeide, maar daar zijn procreatie

Page 15: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

14

binnen de perken der welvoeglijkheid hield, besloot hij derwaarts te reizen (bij economische

rampen valt er allicht wel een beurs te plukken) en observaties ter plekke te verrichten. Hij

stelde vast dat, telkens er een cactusscheut aan de oppervlakte opdook, er een klein vlijtig

motje verscheen, er een gaatje in boorde en er een eitje in deponeerde; de larve vrat de

jonge plant van binnen uit zodat deze al spoedig de geest gaf. Moeder had dus niet direct

een misdaad begaan door met een cactus onder de arm op reis te gaan, maar ze had de

motten vergeten. Biologen zijn meestal zo zuinig als geleerd, zodat onze man dan maar een

stel motten heeft gevangen en er mee naar vaders tuin is getrokken – de motten hebben de

ramp bezworen.

Moraal van het verhaal: in de natuur staat geen enkel ding op zichzelf, het

leeft altijd in relatie tot andere dingen. Nu hebben wij nog niet zo goed leren denken in

relatiebegrippen – de Grieken hebben ons, met hun substantiedenken, toch wel een dikke

pad in de korf gezet. De ecologie die zich bezighoudt met de studie van deze relaties, is nog

een zulkdanig jeugdige wetenschap, dat zij twintig jaar geleden door vele biologen,

waaronder Max Hartmann – toch geen kleine jongen – niet als een ernstige wetenschap

werd aanvaard. Dit alleen bewijst al dat onze conceptie van de natuur wel erg aanvechtbaar

was: de natuur was een bonte verzameling van diverse levende creaturen. Wij leren nu

stilaan dat de natuur een samenhangend geheel is, al moeten we bekennen dat we er

absoluut nog niet naar leven. Zo moeten onze landbouwwetenschappen precies nog altijd

leren dat vele rampen in de natuur, die ons sedert de beruchte plagen van Egypte niet meer

in vrede laten, en waartegen wij een hele chemische industrie in het gelid hebben gezet,

gewoon gevolgen zijn van het te sterk verstoren van bepaalde relaties waarop de natuur

gefundeerd is. De draagkracht van een natuurlijk ecosysteem is beperkt, en eenmaal de

balans doorgeslagen in een bepaalde richting, zal het hele proces zichzelf intensiveren,

waardoor het, binnen menselijke tijdlimieten, onomkeerbaar wordt. Nu is onze ecologische

kennis al zo ontstellend klein als onze chemische kennis ontstellend groot is, waarbij wij in

deze laatste enorme kapitalen geïnvesteerd hebben, zodat er geen ecologisch renouveau te

verwachten is, zolang wij niet op een ecologische manier willen leren redeneren. Daarom

vind ik persoonlijk dat een ecologica, d.w.z. een relatielogica over de natuurlijke processen,

vooralsnog belangrijker is dan een ecometrie, al moge deze laatste er dan op het eerste zich

veel wetenschappelijker uit zien. Men fundeert geen nieuwe mentaliteit op statistische

gegevens, maar op een levensfilosofie, waarin al het overige kan ingebouwd worden. Dat de

geschoolde ecoloog hierbij wat knarsetandt en mij van theologische onzin zal beschuldigen,

is mij wel bekend, maar de lucht die wij inademen leert ons ook nog iets.

BOMEN GEVELD, MENSEN GEVELD

God sprak: “Bevolkt de aarde en onder-

werpt haar”. Men zal wel aan moeten ne-

Page 16: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

15

men dat in deze volmacht een grote mate

besloten ligt van vrijheid om de natuur

voor verschillende doeleinden om te vor-

men; zo heeft de mens haar tenminste op-

gevat. In ieder geval heeft God, toen

hij de aarde aan de mensen gaf, niet te-

gen hen gezegd: “Doet er maar mee wat

ge wilt.”

(H. Freyer)

Een ander voorbeeld ontleen ik aan de geschiedenis van China (een tikje

vakidiotie houdt een mens aan zijn studies toch wel over). De Gele Rivier is wellicht de meest

onbetrouwbare rivier ter wereld: 1500 overstromingen hebben de vlijtige Chinese

kroniekschrijvers geboekstaafd, en miljoenen Chinezen zijn in het water van de Gele Rivier

verdronken (nu mag je niet naïef zijn en denken dat hij daardoor geel geworden is, en ook

niet onchristelijk en denken dat het in China op geen miljoen steekt). De dijken van die

stroom, door miljoenen vlijtige koelies gebouwd, bleken na verloop van jaren altijd weer te

laag en men moest er altijd weer een heuveltje bovenop zetten, zodanig dat de rivier nu nog

over een lengte van 300 km als een kuip integraal boven het landschap staat. Nu is zo een

dijk wel erg kwetsbaar, en als de mensen een beetje te lui of de ratten een beetje te vlijtig

zijn, dan breekt de Gele Rivier voor de zoveelste maal uit zijn voegen.

In 1942 gaf de Chinese regering aan een Amerikaans waterbouwkundig

ingenieur de opdracht de rivier eens grondig ter studie te nemen en de oorzaak van die

verhoging van het waterpeil op te sporen. De bevoegde technicus trok, met de dapperheid

ingenieurs eigen, de stroom op tot diep in het gebergte, meer dan 4000 km van de monding.

En daar vond hij de voornaamste oorzaak. Marco Polo, die rond 1270 naar China was

gereisd, prijst in zijn reisverhaal de prachtige bossen die overal op de bergen voorkwamen,

waar de Gele Rivier en zijn zijrivieren ontspringen. Maar de Chinezen hadden op

onverantwoorde wijze deze bergen ontbost, deels door de snelle bevolkingsaangroei, deels

door het wanbeheer – in alle vervalperioden kapt men bomen om zonder andere te planten.

Als in de nazomer de moessonregens kwamen, begon de gele leemgrond, die overal op de

bergen voorkomt, en nu niet langer door het wortelstel van de bomen werd vastgehouden,

naar beneden te spoelen en kwam in de rivier terecht – dit verklaart dan meteen de naam.

Zolang de rivier in de bergen wild en onstuimig naar beneden tolde, bracht dit geen enkel

probleem mee, maar toen hij in de vlakte kwam en lui werd, begon de meegevoerde grond

naar beneden te zinken, en elk jaar verhoogde de bodem met een duimpje. We zouden

kunnen zeggen dat, voor iedere gevelde boom, een Chinees verdronken is. De huidige

Chinese regering heeft deze les goed begrepen: sinds 1950 heeft men reeds miljoenen

bomen op de bergen geplant.

Page 17: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

16

Moraal van het verhaal: de mens is, door zijn onoordeelkundige ingrepen in

de natuur, dikwijls de oorzaak geweest van ware natuurrampen. Bovendien kunnen macro-

ecologische relaties over vele duizenden kilometer oorzaak en gevolg aan mekaar koppelen.

En tenslotte kunnen veel mensen er hun leven bij verliezen, en dat is toch nog wat erger dan

onze wellustige cactussen.

TECHNOLOGISCHE HOOGMOED EN NIET-SLUITENDE SYSTEMEN

Onze grootste handicap, denk ik soms, is

onze onbekwaamheid om ons van de macht

die wij bezitten bewust te zijn en ze te

gebruiken.

(J.K. Galbraith)

Aan de baai van Minamata in Japan staat een fabriek die vinylchloride maakt,

en haar afval in zee loost – een paar grammetjes kwikzout in zo’n oneindig diepe put, – wat

zou het kwaad kunnen? Maar een groot gedeelte van de voeding van de Japanners bestaat

uit vis, en vele mensen, die elke dag hun visje uit de baai verorberen, accumuleerden steeds

meer kwik in hun lichaam, zodat ze een ziektebeeld begonnen te vertonen, niet

onvergelijkbaar met multiple sclerose, dat mens sindsdien aanduidt als de Minamata-ziekte.

Vele mensen zijn aan deze vreselijke ziekte gestorven, en toen ik enkele jaren geleden een

film over deze milieuramp zag, was ik tot in het diepste van mijn ziel bewogen, en vroeg mij

af hoe dat soort wandaden toch kunnen gebeuren. Maar toen ik een jaar of wat later in

Japan was, las ik ’s morgens in de krant dat het honderdste slachtoffer van de erfelijke

Minamata-ziekte gestorven was. Daarmee bleek de ramp ook nog een andere dimensie te

hebben.

Moraal van het verhaal: wanneer men een industrieel proces op punt stelt, en

men houdt geen rekening met de afvalstoffen, dan gedraagt men zich gewoon immoreel, en

zou men bij wet moeten vervolgbaar gesteld worden, eventueel voor vrijwillige doodslag.

Want een ingenieur is verplicht elk van zijn technische of chemische ingrepen volledig als

sluitende systemen op te bouwen, maar – uit onkunde misschien, maar zeker uit

winstoogmerk – stort men alle afval in de natuur, waardoor de hele rotboel aan alle

menselijke controle ontsnapt. We hebben nu onderhand al genoeg van dat soort cynische

onvoorzichtigheden meegemaakt! Dat doet mij ook denken aan de kernenergie, een proces

waar men op het eerste zicht niets kan tegen hebben, dat volledig safe is (of zou moeten

zijn), maar waarvan niemand weet wat er met die aartsgevaarlijke afvalstoffen moet

gebeuren. Ook de afval behoort tot het proces, en zolang men niet weet wat men daar moet

mee aanvangen, heeft men moreel gezien het recht niet kernenergie te gebruiken. Daarom

Page 18: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

17

ook is de weerstand van de bevolking volledig te begrijpen (waar is toch de gouden tijd van

de vox populi naartoe?), uitgenomen voor die hardleerse politici die in de raad van beheer of

de bevoegde intercommunale zitpenningen opstrijken. En misschien kunnen onze

ingenieurs, na de technologische euforie van de voorbij halve eeuw, nu ook eens hun

geweten laten spreken, en zich afvragen of ‘technisch uitvoerbaar’ en ‘goed voor de mens’

twee identieke begrippen zijn.

GEMASKERDE VIJANDEN

“In plaats van de burger in bescherming

te nemen tegen de uitwassen van onze

industriële maatschappij, gaat de over-

heid precies in het belang van de wel-

vaart deze industrie verdedigen. Voor-

al inzake leefmilieu is er grote machts-

ongelijkheid tussen dader en slachtof-

fers. Kenmerkend voor de welzijnscri-

minaliteit is ondermeer dat het meestal

gaat om een klein aantal daders, een

groot aantal slachtoffers, een relatie-

ve onzichtbaarheid en onbereikbaarheid

van de dader.”

(Prof. Hoefnagels, Rotterdam)

4

Toen Thor Heyerdahl met zijn fameuze Ra-expeditie in Amerika aankwam,

stuurde hij zo snel mogelijk een telegram naar de U.N.O. om de ontstellende vervuiling van

de Atlantische oceaan aan te klagen. Wanneer jij boven op de boot naar Dover staat, bemerk

je ook wel dat de zee nu precies geen lekkere soep is, maar Heyerdahl zat er, met zijn vlot,

met zijn neus vlak boven en wellicht ook wel eens er in, zodat hij best zag welke

ongerechtigheden in de soep ronddreven. De Atlantische oceaan kleeft aaneen van de

geklonterde ruwe olie, afkomstig van petroleumtankers die het ruim op zee reinigen in de

plaats van in daartoe uitgeruste havens, waarvoor ze echter een etmaal aan de ketting

moeten blijven. En tijd is geld, en de eerbied voor aarde en mens geldt niet voor het geld.

Toen het wat al te gortig begon te worden, besloot men een internationaal verdrag te

tekenen dat zulke praktijken verbood. Maar een klein kind weet dat de Amerikaanse

petroleumtankers onder de vlag van Liberia of Panama varen, landen die nauwelijks een

mosselschuit bezitten, maar aan wie het verboden is het contract te tekenen, willen ze hun

nationaal inkomen niet gedecimeerd zien.

Page 19: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

18

Moraal van het verhaal: in ons kapitalistisch economisch systeem werken op

de achtergrond, steeds anoniem, enorme belangengroepen, die aan alle controle

ontsnappen en waartegen zelfs de gezagsdragers niet opgewassen zijn. Hun enig doel is het

rendement van hun kapitaal, weliswaar binnen wettelijke normen, maar waar de wet hen

niet kan aan banden leggen, gelden geen morele beginselen. Daarenboven hebben zij een

aardig woordje mee te praten in de tewerkstelling, wat nog eens hun macht aanzienlijk

vergroot, ook ten opzichte van de syndicaten die hen, in het belang van de werkman, zouden

moeten bestrijden. Een consumptiemaatschappij is hun element, en in dat soort

maatschappij is de weerstand tegen aanslagen op natuur en milieu niet groot – de mensen

zonder veel geestelijke weerstand verdrinken in de weelde – en daardoor is de oppositie

altijd beperkt tot een kleine minderheid welmenende en idealistische lieden. En hier komt

natuurlijk de democratie aardig van pas: in een democratie hoeft men met minderheden

geen rekening te houden, omdat de politieke macht van de consumerende meerderheid

moet komen. Bovendien kan men de gevaarlijkste elementen nog altijd inkapselen, door ze

subsidies toe te kennen, door ze op te nemen in officiële schijnorganismen, door ze met

broodroof te dreigen… waardoor hun aantal nog eens slinkt. Als men dan nog eens wat

ongevaarlijke kaderwetten uitvaardigt (zonder uitvoeringsbesluiten, zodat een rechtbank

nooit kan ingrijpen), de ministers wel eens een papieren actie subsidiëren (met veel gratis

zelfklevers) en de koning in zijn nieuwjaarsboodschap zijn zorg uitdrukt… ja, dan moeten de

milieustrijders het maar doen met veel zalvende woorden, en waar het wel eens wat heter

wordt, is er nog altijd een vooraanstaand economist die ons eens kan komen vertellen, dat

hij onze reacties goed begrijpt maar dat wíj toch moeten begrijpen dat het voor ’s lands

welvaart noodzakelijk is. Dan maar lekker de ‘groene opstootjes’ laten doodbloeden bij

gebrek aan geld en tijd, en dan even er overheen met de pletwals van een uitgebouwde staf

medewerkers en veel geld, desnoods met een gewichtige publicatie in kleurendruk in alle

bussen…

BIOLOGISCH WASPOEDER, BIOLOGISCHE BENZINE, BIOLOGISCH BIJGELOOF

“Ik heb echter al lang geleerd op mijn

hoede te wezen als iemand Pascal aan-

haalt. Dit is een elementaire voorzorg

tot behoud der geestelijke gezondheid.”

(Ortega y Gasset)

Het woord biologisch heeft de laatste jaren een zulkdanige magische klank

gekregen, dat de beunhazerij allerwegen is losgebroken en men alles en nog wat hoort

verkondigen over biologische tuinbouw, biologisch voedsel, biologisch waspoeder, (zelfs bio-

Page 20: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

19

jongens, zie inleiding), en waar het te bescheiden klinkt kan er nog altijd het prefix macro

voorgeschoven worden. Nu ben ik graag bereid te geloven, en ook er in zekere mate naar te

leven, dat dingen waar men niet al te veel chemicaliën aan spendeert, nog altijd de beste zijn

(en eerlijk, in mijn moestuintje worden de insecticiden geweerd), maar wij moeten oppassen

dat we niet een zulkdanig extreme stelling gaan innemen, dat we geen grond meer onder de

voeten hebben. Het is namelijk een feit dat biologische ingrepen in de natuur ook ingrepen

zijn, en dat, wanneer ik mijn beukenbos te gelde maak en er snelgroeiende popels voor in de

plaats zet, je er donder op kan zeggen dat ook weldra een fikse ondergroei van brandnetels

en kleefkruid mijn bosje zal versieren. Een mooi voorbeeld om een en ander te illustreren.

Jamaïca is een eiland (ter herinnering voor hen die regelmatig zaten te

dommelen in de aardrijkskundeles) en dit is in dit verhaal wel belangrijk. De inwoners

moeten het hoofdzakelijk hebben van de suikerrietplantages, maar ook hier geldt de

stelregel: waar mensen, daar ratten. Deze laatste dieren houden wel van een suikerstokje,

en de schade is dan ook in verhouding tot hun aantal. Enkele snuggere heren staken hun

Jamaicaanse hoofden bij elkaar en overlegden hoe zij, op een biologisch verantwoorde wijze,

hun Hamelnse voorganger konden evenaren. Minder muzikale ratten kon men wel uitroeien

met een natuurlijke vijand op hun spoor te zetten, en daar leek de mungo wel voor geschikt,

een voortreffelijke rattenvanger van Madagaskaarse herkomst. De mungo’s gingen

onvertogen aan de slag en dunden de rattenrangen aardig uit. Maar bij dieren geldt nu

eenmaal – het omgekeerde van bij de mensen – de stelregel: hoe meer voedsel, hoe meer

nakomelingen. In een niet al te lange spanne tijds doorkruisten de mungo’s bij heelder

bosjes het suikereiland, steeds op zoek naar ratten die nog aan hun aandacht bleken ontglipt

te zijn. Maar de ratten – hoewel overigens nogal deskundig terzake – konden zich niet snel

genoeg voortplanten, en de scharen mungo’s begonnen honger te lijden. Als hun

lievelingsgerecht niet meer op tafel kwam, moesten ze op zoek naar een alternatief, en de

mening won veld dat een vogeltje ook niet te versmaden was. Vogels uitdunnen was al altijd

een kwalijke bezigheid in landen waar de insecten barsten van vruchtbaarheid, en zo zagen

de planters steeds meer zesvoeters hun oogst bedreigen. Tenslotte was ook de vogeljacht

niet erg rendabel meer, en, aangezien in de nood eenieder vegetariër zou worden,

begonnen de mungo’s in arren moede aan het suikerriet te knagen – misschien met wat

lange tanden, maar toch. Daarmee was de cirkel gesloten en waren de ratten vervangen

door mungo’s.

De moraal van het verhaal spreekt voor zichzelf.

EEN NOBELPRIJS…

“Onze rede gelijkt op die blinde Thebaanse

waarzegger, aan wie zijn dochter de vlucht

der vogels beschrijft; hij profeteerde,

Page 21: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

20

bouwend op haar gegevens.”

(G. Hamann)

We zijn niet van plan tot in den treure verhaaltjes te vertellen die moeten

aantonen dat wij ons in de natuur meestal bewegen als een olifant in een moestuintje, maar

een zeer recent voorbeeld willen we tot nog even uitspinnen.

Iedereen die al een paar grijze haren heeft, zal zich de naoorlogse jaren

herinneren die ons plots een uniek wondermiddel ter hand stelden, dat alle kwalen in huis

en tuin als een lachertje bekeek. Dit fameuze mirakelmiddel was dichloordifenyltrichloor-

ethaan, dat wij – omdat geen beschaafd mens zulke barbaarse namen kan onthouden –

kennen onder de afkorting DDT. Wij hebben er, in ons argeloos vertrouwen in de leerling-

tovenaars allemaal zo kwistig mee gespoten en gestrooid, naar bladluizen op onze rooie

kolen en naar de mieren onder de dorpel, naar de vliegen in de keuken en naar de

coloradokevers in ons aardappelveldje. De landbouworganisaties, die er brood in zagen,

moedigden het kwistig verbruik aan, en een pak van 5 kg kwam erg voordelig uit. Maar nu

komt men mij vertellen dat de pinguïns aan de zuidpool ook al met dat wondermiddel in hun

lichaamsvet rondwaggelen in wat wij als de maagdelijke onderkant van de aarde plachten te

beschouwen – hoe het spul daar gekomen is, is mij ook niet zo duidelijk, ik ben het er in elk

geval niet gaan strooien, en ik maak me sterk dat jij daar ook niet zo dikwijls langs komt –

maar het is er, waaruit ik alleen maar kan besluiten dat ons aardbolletje nog kleiner is dan ik

al dacht. (Ik droomde ooit eens dat ik op wandel was over de Melkweg en dat ik God

ontmoette, die daar ook een luchtje liep te scheppen. Hij vroeg me waar ik vandaan was, en

toen ik, niet al te trots, de aarde vernoemde, fronste hij het voorhoofd alsof hij in een stoffig

hoekje van zijn geheugen even dat facet van zijn schepping terugzocht, en zei: “O ja, is dat

niet dat kleine vuile bolletje waar ze altijd vechten?”). Moedermelk staat nog altijd het

hoogst gequoteerd op de schaal van de zuivere en volmaakte kindervoeding, ook al is ze dan

een beetje uit de mode geraakt (er is ook geen zuivelindustrie mee op te bouwen). Welnu, al

deze hooggeprezen moedermelk bevat DDT! En wij allen zitten nu reeds opgescheept met

zo’n 300 mg ervan in ons vetweefsel, daarbij bedenkend dat dit cijfer afhankelijk is van de

plaats waar men woont, hetgeen betekent dat wij, die hier in onze dichtbevolkte landen

vakkundig opgestapeld zitten tussen de lappen landbouwgrond, al aardig op weg zijn naar de

‘ziektegrens’, die uit 1 à 2 g bestaat. En (het gezegde komt van Briejèr) niet iedereen is zo

verstandig als die kannibalenhoofdman die aan zijn onderdanen verbood nog Amerikanen te

eten, omdat daar nu toch té veel DDT in zit. Het is wel erg jammer dat het leuke verhaal niet

klopt, want op dit ogenblik staan de Indiërs op het hoogste schavotje. Deze twijfelachtige

eer hebben ze te danken aan onze toch zo caritatieve instelling, want, toen wij hadden

ontdekt dat het toch niet je van het was, probeerden we het spul dan maar aan de

ontwikkelingslanden kwijt te geraken voor een schappelijk prijsje, en voor een kordaat

middel dat niet te sterk geprijsd is hebben deze landen altijd belangstelling, ook al weten ze

Page 22: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

21

onderhand wel dat het maar een korte termijn oplossing is, maar bestaat er andere politiek

dan korte termijn politiek? Vandaar…

Dit verhaal is nog op een andere wijze druipend van moraal. Paul Müller,

Zwitsers scheikundige, ontdekte juist voor de tweede wereldoorlog, de insectendodende

werking van DDT, en terwijl het mensenbloed bij beken vloeide (vrij naar Antheunis) werd

het welkome middel om allerhande epidemieën te bestrijden, mateloos gebruikt. In 1948

kreeg Müller voornoemd – overigens een lieve man – de Nobelprijs voor geneeskunde

toegekend. Aangezien men dat soort prijs niet zomaar van de bomen schudt, moet zijn

bijdrage aan de wetenschap in die dagen wel hoog aangeslagen zijn. In 1970 hebben alle

verstandige landen – waartoe wij uiteraard niet behoren – het verder gebruik van DDT

verboden (Nederland kwam per 1 juli 1973 eventjes achterop). Wat is er gebeurd in die 22

jaar?. De natuur heeft geantwoord.

We weten uit Rachel Carson’s Silent Spring dat moeder natuur die

gelegenheid kreeg in de zestiger jaren in de Amerikaanse staat Californië. Daar ligt een meer,

Clear Lake genaamd, dat zeer visrijk is, maar ook zeer muggenrijk, hetgeen de vissers zeer

verdroot. Zij wenden zich uit naam van de voltallige vissersclub tot de politici ter plekke, die

niet alleen, zoals gebruikelijk, veel belangstelling voor de perijkelen van hun onderhorigen

aan de dag legden, maar ook, met het oog op de aanstaande verkiezingen, besloten er iets

aan te doen, en dan liefst een beetje spectaculair, zodat het zelfs niet aan de aandacht van

de grootste sufferd kon ontgaan. Als de Amerikanen iets doen, doen ze het graag

grootscheeps, dit wil zeggen met vliegtuigen, en ze spoten het gehele meer onder de DDT.

De muggen waren dood, de vissers content en de politiekers hun stemmen zeker, zodat de

wereld er andermaal uitzag als de gelukkigste aller werelden. Alleen de natuur was nog niet

aan bod gekomen. Toen de winter kwam, begonnen de futen, die op dat meer leven, één

voor één de futengeest te geven, tot grote verwondering van diegenen die ervan overtuigd

waren dat aan al wat groter dan een mug was geen onheil kon geschieden. Als er een

milieuramp gebeurt, neemt men zelden maatregelen, men begint met te onderzoeken en

onderzoekt tot het vulgus al lang vervuld is van de jongste wereldbeker of van een andere

frisse ramp… dan kan men het allemaal bij de andere Soveso’s op een hoopje leggen

onderaan in de la. Men onderzocht dus het stoffelijk overschot van de gesneuvelden in

deskundige laboratoria, en kwam tot de toch wel wat onthutsende vaststelling dat de

concentratie DDT in het lichaamsvet van de futen tienduizend maal zo hoog was als in het

water, hetgeen geen enkel vorsersbrein had weten te voorspellen. Zolang de futen hun vet

onder hun pluimen konden houden – dit wil zeggen in de zomer – was er geen vuiltje aan de

futenlucht; maar zodra de tafel minder gedekt was, en ze hun voorraad vet moesten

aanspreken, kwam de DDT terug in het bloed in zeer hoge concentratie. Misschien heeft de

Franse filosoof Henri Bergson dan toch gelijk als hij zegt dat wij nog nooit, met ons louter

verstand, iets aangaande de natuur hebben weten te voorspellen (zie p. 13). Nu was Bergson

geen kleine jongen die zich licht een onvertogen woord liet ontglippen, en al die mensen die

met de rechtlijnigheid van een Noorman menen op de aarde te mogen losstormen zouden

de wijze woorden van Bergson (men vindt ze in L’Évolution Créatrice, in Oeuvres, p. 490), als

Page 23: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

22

ochtendbezinning elke dag mogen herlezen. Wij knoeien er lustig op los – economisten

kijken gewichtig, ingenieurs zelfzeker en politiekers onverschrokken – maar wat weten wij

met zijn allen over de bouw van de natuur? En waarom zijn wij dan niet voorzichtig in onze

omgang met het onbekende, hetgeen een wijs mens toch altijd doet? Hier komt de

rationalistische hoogmoed, de hybris die als een adder in het geschoren grasveldje van elke

beschaving rondkruipt, de kop opsteken: als de mens een sprongetje naar de maan heeft

gemaakt, denkt hij licht dat hij niet zo ver meer van de Melkweg af is, en hij wordt doldriest

en vergeet zich omzichtig te bewegen, zoals elk ander roofdier van nature uit doet. Een

praktische raad wil ik ook nog wel kwijt: wie even zijn grijze hersenmassa in een logische

plooi wil leggen, zal wel zelf tot de conclusie komen, dat, vermits wij allen een niet te

versmaden dosis DDT in ons lichaamsvet meezeulen, we maar beter geen

vermageringskuren doen, als we tenminste niet de weg der futen willen gaan.

Moeder natuur had nog een andere verrassing in haar doos van Pandora,

want de insecten kwamen na een paar jaar weer in dichte drommen de vissers kregelig

maken, zodat de gezagsdragers maar nog eens het meer lieten onderspuiten. Maar de

insecten bleken een beetje meer weerstand te hebben, en men was verplicht de dosis te

verhogen. Nu zijn er altijd simpele zielen die denken dat de muggenpolitiekers allerlei

maatregelen verzonnen en hun minister van muggengezondheid… neen, het mechanisme is

toch wel een beetje anders. Onder de talloze insecten zijn er altijd wel een paar die een

afwijkende erfelijke aanleg hebben, en DDT een lekkernij vinden. Vegen we zo’n tienduizend

muggen op een hoop, en strooien we er met milde hand DDT over, dan zijn ze allen in de

kortste keren naar het muggenhiernamaals, maar gestel dat er twee overblijven die

weerstandig zijn – het moeten natuurlijk twee verschillende zijn, anders is de boel om zeep –

dan kunnen we de kweek herbeginnen. Na hooguit een paar maanden hebben onze

muggen, die hun tafels van vermenigvuldiging aardig onder de knie hebben, de gehele

populatie hersteld. Het herinnert mij aan de berekening van von Frisch, die aantoonde dat,

wanneer geen enkele vlieg ontijdig zou verscheiden, één enkel vliegenechtpaar zoveel

nakomelingen kan produceren, dat na één jaar de gehele aarde onder een laag vliegen zou

zitten, zo dik dat alleen nog de kerktorens zouden bovensteken – waarmee dan weliswaar

het geloof zou gered zijn, de gelovigen edoch onder de vliegen zouden zitten. Terug naar

onze muggen, die nu allemaal afstammen van dat éne resistente paar, zodat ze met z’n allen

die weerstandigheid van hun voorzaten hebben meegekregen. Als wij ze nu willen verdelgen

zullen we toch een beetje straffer vergift moeten gebruiken, wat we, gezien de meespelende

economische motieven, met meer dan de glimlach doen. Maar dan zitten we weer een

echtpaar te selecteren, dat ons nog meer weerstandige knapen zal afleveren. Nu begint de

open strijd tussen mens en insect, die nooit door de mens kan gewonnen worden, want als

wij met zijn tienduizend tot twee worden uitgedund, dan zullen die twee – hoe ijverig ze zich

ook van hun taak mochten kwijten, er aardig wat eeuwen voor nodig hebben om de

populatie te herstellen. Vandaar… Ik was enkele jaren geleden naar de Hellstrom Chronicle

(Mens en insect) wezen kijken, een film waar dit probleem ook werd aangesneden. Een boer

vertelde me na afloop dat we ons niet moeten voorstellen dat het hier om een Amerikaanse

Page 24: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

23

aangelegenheid gaat, maar dat de bietenvlieg ten onzent zulkdanige weerstand heeft

ontwikkeld, dat wij naar een soort insecticide toe geëscaleerd zijn dat zulke strenge

veiligheidsmaatregelen op het etiket heeft staan dat – om de plastische taal van de boer te

gebruiken – ‘ge al zoudt doodvallen terwijl ge het leest.’

De achtergrond van al dat soort dwaasheden ligt in het feit dat wij van mening

zijn dat wij een mechanistisch model van de wereld – waarop alle technologieën zijn

gebaseerd – menen te mogen overdragen op de levende werkelijkheid, waarvan wij tot nu

toe geen enkel valabel model hebben. Ik ben niet de enige die niet gelooft in de opvatting

dat men alles kan verklaren door het te herleiden tot fysisch-chemische modellen, m.a.w.

dat het leven niet verklaarbaar is uit scheikundige moleculen, maar verkoop dat in onze tijd

maar eens op de markt. Een andere reden van ons geknoei ligt in het feit dat wij geen

rekening houden met de ingebouwde traagheid van de natuur, waarbij wij, op het ogenblik

dat de natuur antwoordt, al lang een stel wijzigingen hebben aangebracht in onze manier

van leven – men bedenke maar hoeveel mensen hun boterham verdienen met het

vervaardigen van insecticiden – zodat wij gewoon niet meer terug kunnen en een soort

sociaal noodlot over ons vaardig wordt: niet alleen het kapitaal, maar ook de werkman zal

niet dulden dat wij het fabriek sluiten, ook al maakt die dan aartsgevaarlijke rommel. Wie

toch waagt het voor te stellen, krijgt een stel nijdige syndicalisten (bijna een pleonasme) in

de nek. Wie is dan verantwoordelijk voor het feit dat wij ons in zo’n situatie hebben

vastgewurmd? Zijn er onder ons niet een stel lieden, die menen meer geschikt te zijn om de

anderen te leiden, en wier namen men steeds weer op verkiezingslijsten ziet staan, en wier

zelfverzekerde glimlach zelfs een beëlzebub vertrouwen zou inboezemen, maar die, als het

bekende puntje bij het even bekende paaltje komt, dienaren worden van het blinde systeem

in de plaats van beschermers van diegenen die in hun argeloosheid hen als vaders des

vaderlands hebben aangewezen? Politici zeggen graag dat ze verplicht zijn rekening te

houden met de wil van de meerderheid, al weten zij maar al te goed dat deze fameuze

meerderheid noch wil noch belangstelling heeft – we zouden even goed een school kunnen

onderwerpen aan de wil van de leerlingen of het leger aan de wil van de soldaten.

Combattieve minderheden hebben meestal wel een wil, en bovendien een enorme dosis

idealistisch enthousiasme, maar die kan men gemakkelijk verpletteren met de meerderheid,

ook al is die dan maar een doodgewicht – aan het stuur van de pletrol zit een door de

meerderheid en de barnumreclame gekozen politicus. Als ze mij zeggen dat ze er ook niets

kunnen aan doen, dan is mijn antwoord radicaal: wie zijn taak niet aankan, doet er goed aan

zijn ambt neer te leggen.

Maar laat ons niet te veel kruit in die richting verschieten, er wordt ons nog

wel een kans geboden. De filosofische achtergrond van het drama dateert al van zo een

kleine 25 eeuwen geleden, toen de Griekse filosoof Parmenides van mening was dat “zijn en

denken hetzelfde is”, waarmee hij bedoelde dat, als wij maar streng logisch over de dingen

gaan denken, het dan in de werkelijkheid ook zo wezen zal. Als deze stelling ooit naar de

filosofische rommelzolder dient verwezen, dan wel in onze tijd, waarin wij meer en meer

beginnen te ervaren dat wij nederig bij moeder natuur in de leer moeten gaan als wij niet

Page 25: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

24

voortdurend met verkeerde gedachten over de dingen willen blijven rondlopen. Als iemand

ooit eens de moed kan opbrengen te berekenen hoeveel manuren wij aansmijten tegen

fysische wetenschap en technologie, en hoeveel slechts tegen biologische kennis, dan heeft

deze dappere statisticus een aardig maat voor onze geestelijke instelling in handen.

DE GEBOORTE VAN EEN BLAD

“Het diepste wezen van de natuur en het

leven, het geheim van de onsterfelijk-

heid, kunnen niet door droge intellec-

tuele arbeid en zelfzuchtig begeren ge-

vonden worden. Dit kan alleen door het

contact met het volle onvervalste leven,

in de directheid van de intuïtie.”

(Lama Anagarika Govinda)

Toen ik, op een stille avond, er zo een beetje bij liep te mijmeren, vroeg ik aan

een eik hoe hij nou wist dat hij dat soort gelobde bladeren moest produceren, en waarom hij

nooit bij vergissing – of uit ijdelheid – roede beukenbladeren schoot. Ik kreeg uiteraard geen

antwoord, maar wijlen Aristoteles wist al dat een vraag wel eens belangrijker kan zijn dan

een antwoord. Als ik bij de biologische wetenschap mijn voelhorens ga uitsteken, leer ik daar

dat alles geprogrammeerd zit in de genen van de chromosomen, en dat een blad zich

volgens dat patroon moet ontplooien. Al begrijp ik niet goed hoe zulk een chromosoom een

tijd-ruimtelijke constructie als een blad kon doen ontstaan, was ik graag bereid dat maar op

rekening van mijn onderontwikkeling te zetten, maar waar kwam dat program vandaan?

Men leerde mij dat dit in de loop van de evolutie was ontstaan, maar als ik las dat dit bij

toeval was gebeurd, dacht ik toch maar aan dat konijn dat uit die hoge hoed kwam. Als ik

vertel dat God het allemaal heeft geprogrammeerd bij middel van een stel basiswetten, dan

gaan de geleerden op hun achterpoten staan, en behandelen ze mij als een verdwaalde

middeleeuwer. Maar hoe kon ik nu weten dat hun god “toeval” noemt? Voor mij blijft de

geboorte van elk blad aan een boom een mirakel, en ik durf – in navolging van de filosoof K.

Jaspers – de grenzen van onze verklaringsmogelijkheden rustig onder ogen nemen, zonder

mij te troosten met het naïeve geloof van de rationalisten, dat we wel eenmaal in een verre

toekomst alles zullen begrijpen. Voor mij is het helemaal niet zeker dat wij de wereld ooit

zullen kunnen begrijpen, omdat daarmee onze menselijke existentie al haar zin verliest. Geef

mij maar liever een ondoorgrondelijke wereld met veel mysteries – bij mij mag God gerust

om het hoekje van onze wetenschap gluren. Nu weet ik dat veel mensen God maar een

antiquiteit vinden, die je helemaal niet nodig hebt, en ik kan hun opvatting wel begrijpen,

Page 26: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

25

maar ik heb mij, gedurende de halve eeuw dat ik de buurt onveilig maak, nooit kunnen

losmaken van de gedachte dat de natuur één groot wonder is, één groot mysterie waarin ik

ingebed ben en dat precies door zijn duisternis mijn leven zo diepschoon kan maken.

KIESKEURIGE PALINGEN

“De natuur vindt zelf haar weg zonder

overleg” – “De natuur is goed onder-

richt; van zelf, zonder het geleerd

te hebben, doet zij het nodige.”

(Hippocrates)

Onze palingen – althans zij die het nog overleefd hebben – zijn, wat hun

voortplantingswerk betreft, erg kieskeurige kerels: alleen de Sargassozee, aan de Antillen,

lijkt hen een geschikte paaiplaats. Nadat onze palingen zich gedurende zowat negen jaar

hebben vetgemest, en een celibatair leven hebben geleid, krijgen ze het op zekere dat op de

heupen – voor zover een paling het op de heupen kan krijgen – en beginnen naar zee te

trekken; ze kruipen daarbij zelfs over vochtig land. ’s Nachts, als de mensenkinderen plegen

te slapen, heeft die geheimzinnige gebeurtenis plaats, meestal in het herfstig maanlicht. Nu

spreekt men gemakkelijk van een blinde drang, maar zulke uitdrukking bewijst alleen hoe

blind wij zelf (wensen te) zijn. Hoe weet nou die paling in de beek achter ons huis dat hij naar

de Bermuda-eilanden op vakantie mag, en hoe vindt hij de zee, zonder de wegwijzer naar

Blankenberge te kunnen lezen? Er bestaat geen enkele verklaring, wel een vermoeden dat

het iets te maken heeft met hemellichamen – maat wat is zulk vermoeden eigenlijk waard?

Is het niet een groot, onbegrijpelijk mysterie?

Als onze palingen de zee hebben bereikt, hebben ze 4000 km voor de boeg en

anderhalf jaar te zwemmen. Vooraleer ze hun tocht aanvatten, zijn hun lichamen door een

geheimzinnige kracht aangepast aan hun nieuwe functie: niet alleen komen de

geslachtsorganen nu pas tot ontwikkeling en worden hun lichamen aangepast aan het leven

in de diepzee, maar ook verdwijnt hun spijsverteringsstelsel zo goed als, want onderweg

wordt niet gestopt om te eten. Aangekomen aan de overzijde, doen zij hun voortreffelijk

voortplantingswerk, waarna zij hun ziel uitblazen – nogal begrijpelijk na zo’n karwei. Het

kleine grut treurt niet over zijn wezenstatus, maar begint de drie jaar durende terugtocht

naar huis, en – weeral eens ’s nachts – glijden ze onze rivieren op en beginnen zich vet te

mesten, want binnen zowat negen jaren keren ze terug naar het moederhuis.

De Amerikaanse palingen hebben – vanzelfsprekend, want het zijn

Amerikanen – een paar schakels meer in hun ruggengraat dan de onze. Ook zij kiezen

hogergenoemde zee als bruidsbed. Nu gaan alle nakomelingen van de Europese palingen

Page 27: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

26

terug naar Europa, en al die van de Amerikaanse naar Amerika, en er komt geen champetter

aan te pas, die roept: hé, jij daar, twee schakels te veel! De andere kant op!

Wie dit overweldigend wonder wil begrijpen, moet deze ingeboren kennis

maar eens overdragen in rationele modellen. Gesteld dat wij, vrij van alle zogenaamde

instincten, dezelfde karwei zouden moeten volbrengen, dan zou men ons allereerst moeten

duidelijk maken wat we ginder achter moeten gaan doen – we zouden misschien nog al vlug

akkoord gaan, als men ons ten minste verzwijgt dat daarmee ook de pret uit is en de kous

des levens af. Maar nu moeten we die fameuze zee vinden, en daarvoor moeten we een

kaart hebben. Maar kaarten hebben niet de gewoonte aan de bomen te groeien, en wij

moeten zelf een coördinatenstelsel uitvinden, zodanig dat we noorderbreedte en

westerlengte kunnen bepalen – daar komt al wat cijferwerk van ene Mercator aan te pas.

Het volgend probleem is: hoe kom ik nu op die mathematisch bepaalde plaats? Een kompas

helpt me de richting vinden, een sextant zegt me waar ik ben – maar kompassen en

sextanten vindt men niet in het gras… Al deze hulpmiddelen heeft de paling niet van doen;

de kennis, die zij zo moeizaam moeten opbouwen is hem meegegeven – door God of door

de evolutie, wat maakt het uit? Het is voor ons een groot mysterie, ook als wij het

gedeeltelijk in rationele modellen kunnen weergeven, want daarmee wordt de vraag der

vragen niet opgelost: hoe komt een dier aan dat bepaald gedrag? Er zal altijd die laatste

vraag blijven, waarop geen antwoord meer kan gevonden worden. Rationalisten mogen

nooit vergeten dat, wanneer ik er zou in slagen de gehele wereld in één enkele formule uit

te drukken, die formule dan het geheim van de wereld zou zijn, en dat ik dan die formule

wellicht God zou noemen.

Nu zijn er nog altijd een leger naïevelingen onder de zon, die menen dat het

woord ‘instinct’ deze wonderlijke gedragingen verklaart, maar ze vergeten dat een dergelijke

term niet meer is dan een kapstok waaraan men zijn problemen ophangt, in de vaste

overtuiging dat ze daarmee van de hand zijn. Het is ons grote voorrecht de gedragingen van

andere levende wezens te kunnen onderzoeken, maar dit is geen reden om te denken dat

wij het mysterie van het leven aan onze voeten liggen hebben. De zwaluwentrek is een van

de geheimen van de natuur, waarvoor we al aardig wat pogingen tot verklaring hebben

opgesteld, alleen al omdat we dit wonder ieder jaar opnieuw meemaken. Hoe dieper men in

de zaak doordringt, hoe mysterieuzer het allemaal wordt, en hoe ingewikkelder en

geraffineerder methoden wij moeten opstellen. Om die reden alleen al is mijn houding

tegenover de natuur er altijd een geweest van nederigheid en eerbied – want als “God”

zichzelf in de natuur heeft geschreven, waar haal ik dan het recht vandaan dit boek te

verscheuren, op het ogenblik dat ik er nauwelijks in geslaagde ben er een paar bladzijden

van te lezen? (Voor “God” vult u zelf maar in).

Page 28: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

27

II. DE ORDE VAN DE MENS

Het opperhoofd Seattle zegt:

“Maar de as van onze vaderen is heilig.

Hun graven zijn gewijde grond, zo ook deze

heuvels, deze bomen. Dit deel van de aarde

is voor ons heilige grond. Wij weten dat de

bleke man onze manier van leven niet be-

grijpt. Voor hem is het ene stuk grond ge-

lijk aan het andere, want hij is een vreem-

de, die in de nacht komt en van het land

neemt wat hij nodig heeft.

De aarde is niet zijn broeder, maar zijn

vijand. En als hij die veroverd heeft, trekt

hij verder. Hij trekt er zich niets van

aan. Hij vergeet het graf van zijn vader

en het erfdeel van zijn kinderen. Hij be-

handelt zijn moeder, de aarde en zijn broe-

der, de lucht als koopwaar, die hij kan uit-

buiten en weer verkopen als goedkope bonte

kralen. Zijn honger zal de aarde kaal vre-

ten en slechts een woestijn achterlaten.

Ik begrijp het niet. Onze wegen zijn an-

ders dan uw wegen. Het zien van uw steden

doet pijn aan de ogen van de rode man. Maar

misschien komt dat omdat de rode man maar

een wilde is, die niets kan begrijpen.

Er is geen plaats om uit te rusten in de

steden van de blanke man. Geen plaats waar

je het openspringen van de knoppen in het

voorjaar kunt horen of het geruis van vlie-

gende vogels. Maar misschien komt het om-

dat ik een wilde ben en dom. Het lawaai

schijnt alleen maar bestemd om de oren pijn

te doen. En wat heeft het leven voor zin

als een man niet meer de eenzame kreet van

de nachtuil kan horen of het praten van de

kikkers rond het meer in de avond? Ik ben

maar een rode man en dom. De Indiaan houdt

van het zachte ruisen van de wind, gezuiverd

door de middagregen of meedragend de reuk

Page 29: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

28

van de pijnbomen.

De lucht is kostbaar voor de rode man,

want alles deelt dezelfde lucht – de dieren,

de bomen, de mensen, alles heeft deel aan de-

zelfde lucht. De blanke man heeft geen

aandacht voor de lucht die hij inademt. Als

een man, die al vele dagen stervende is, zo

is hij gevoelloos voor kwade dampen.”

IMMER VOORUIT…

“Eendimensionaal denken wordt systematisch

bevorderd door de bedrijvers van politiek

en hun leveranciers van massa-informatie.

Hun terminologie wemelt van hypothesen die

zichzelf geldig verklaren en die, doordat

men ze onophoudelijk herhaalt en tegelijk

alle andere mogelijkheden doodzwijgt, hypo-

thetische definities of decreten worden.”

(H. Marcuse)

Toen ik enkele jaren geleden eens was gaan ruziën met een van onze

zelfbewuste burgervaders, die weeral eens de mening was toegedaan dat er een stuk natuur

diende verkwanseld om een paar rijkerds een riante villa te laten bouwen, had ik met een

vriend, die mij vergezelde op deze drakentocht, gewed dat de derde zin die onze

gezagdrager zou uiten, het woord ‘economisch’ zou bevatten. Ik kreeg overschot van gelijk,

want reeds in zijn tweede zin betoogde hij dat we de zaken ook eens van uit de economische

invalshoek dienden te bekijken.

Er is geen zinnig mens die twijfelt aan het nut van de economie voor een

complexe gemeenschap als de onze, noch aan de ernst van de economische wetenschap.

Maar ik heb de indruk dat de economie, gedragen door haar succes van de jongste jaren,

zichzelf als een religie is gaan beschouwen, waarvan het kerndogma is: wat economisch

goed is, is goed. Daarmee heeft zich een sterke geestelijke aftakeling van de mens

afgetekend, want het materialisme nam bezit van zijn hart, terwijl de grenssituaties van het

leven (dood, lijden, oorlog…) werden verdonkeremaand. Daarmee hadden we met zijn allen

eten genoeg (en we waren er dankbaar om), maar de problemen die de mensheid altijd

hebben beziggehouden, en het voorwerp van religie en filosofie uitmaakten, werden naar de

achtergrond verbannen, en men keek er met een groeiende minachting op neer. Deze

pretentieuze houding van vele economisten, die zichzelf beschouwen als de hogepriesters

Page 30: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

29

van een soort religie, noemen wij economitis, daarmee duidelijk makend dat het hier om een

cultuurziekte gaat.

De wortel van dit pretentieuze en misleidende materialisme moet gezocht

worden in de Verlichting – de grootste verduistering die Europa ooit gekend heeft. Want

daar geloofde men (op een aartsnaïeve wijze) dat de rede in de kortste keren alles zou

verklaren wat te verklaren was, en dat derhalve zou blijken dat de mens zelf zijn lot kon

bepalen en zijn wereld herinrichten. Alles was een kwestie van vooruitgang, en ook al

konden wij wiskundig bewijzen dat wij, met een steeds groeiende vooruitgang als een leger

lemmingen in de afgrond zouden belanden, dan nog werden wij als heiligschenners

gebrandmerkt – het herinnert aan bepaalde middeleeuwse toestanden, waar men ten

opzichte van bepaalde heilige zaken, er geen eigen mening mocht op nahouden. En wanneer

verstandige economisten vermanend wezen naar deze vooruitgangs-idolatrie, dan stond er

altijd een leger dwergen klaar om in hun enkels te bijten, terwijl wij toch altijd weer moeten

vaststellen dat de kampioenen van de vooruitgang diegenen zijn die een aardig graantje mee

te pikken krijgen.

Wij, Belgen, hebben nooit veel Belgische liederen bij mekaar gekregen – is het

lied niet de ziel van het volk?! – maar eentje was wel erg typerend voor de vooruitgangsdrift

van onze vroede voorvaderen, die – met de borst vooruit, zoals men in die dagen placht te

zingen – dreunden van: “Immer vooruit, dappere Belgen…”. We weten onderhand wel niet

meer waarheen, maar dat zal ons een zorg wezen.

Maar het doel van elke vooruitgang in economische zin, is de materiële

welvaart. Economisten zeggen terecht in hun dikke handboeken dat geestelijke waarden niet

tot hun domein behoren, maar in de praktijk doen ze dan lekker alsof die waarden niet

bestaan. Nu wil ik ook niet terug naar de 19de eeuw, waarin ik, precies als mijn grootvader,

een ongeletterde kleine boer zou geweest zijn, en waarin de kleine mens in honger en

ellende zijn bestaan moest slijten. En ons daaruit te hebben bevrijd, mag in het blazoen van

onze economische wetenschap geschreven. Maar toch was er ooit eens een eenvoudig,

maar wijs boekje dat leerde: “De mens leeft niet alleen van brood”, en dat betekent dat,

eens het brood aanwezig, men zich moet toeleggen op werkelijke menselijke waarden. En

als ik de politiek van vandaag bekijk, zie ik dat economische welvaart als een staatszaak

wordt beschouwd, en menselijk geluk als een private aangelegenheid. Niemand heeft een en

ander ooit zo prachtig geformuleerd als de Amerikaanse economist Galbraith: Als je later,

mijn longen voor de hemelpoort zult staan, zal Sinte Pieter zich over u neerbuigen en u

vragen: ‘Wat heb jij daar beneden gedaan om het bruto nationaal product te

vermeerderen?’ Prettig, ja, maar in diepste wezen vol cultuurtragiek.

DE NEVENVERSCHIJNSELEN

“De techniek toont overal het haalbare, dat

wat ‘gaat’. Maar zij kijkt niet daarover heen

Page 31: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

30

in het uitgestrekte gebied van materiële en

geestelijke nood, daar waar het rationeel niet

meer ‘gaat’.”

(E. Spranger)

Wanneer wij ons leven geacht worden in te bedden in een verengd

economistisch model, dan zullen allerlei verschijnselen, die zich daar niet willen naar voegen,

aangeduid worden als nevenverschijnselen.

Een eerste ‘nevenverschijnsel’ zijn de milieuproblemen, waarvan de

economistische wereld verwacht dat wij ze, als tol aan de vooruitgang, braafjes zullen

ondergaan. Dat soort warfilosofie wordt nog altijd verdedigd door kleine potentaten, die op

grond van iets anders dan hun brede visie, aan de macht zijn gekomen, en nu menen, op

grond van hun gewonnen stelling, over alles en nog wat, zonder ernstige voorstudie, te

mogen god-de-vaderen. Nu is er al zoveel over dat soort dingen geschreven, dat het echt

niet nodig is er diep op in te gaan. Alleen dit: bij het op punt stellen van een technisch

procédé – is het nu een textielververij of een kerncentrale –, zorgt men dat alle handelingen

logisch geordend verlopen om uit een natuurproduct een bruikbaar ding te maken. Maar

veelal stopt men met de logica, wanneer het product bereikt is, en laat men al de overschot

aan de natuur over: de vuile afval in ruil voor de goede grondstoffen – zeer voordelige ruil,

niet? Het zal de fabrikant wel een zorg wezen wat er verder met de vuile inhoud van zijn

verfbaden gebeurt – alleen moet hij zorgen dat er geen wetten komen, en zeker geen

uitvoeringsbesluiten (daar heb je toch de politieke vrienden voor), en dat hij regelmatig de

firmanaam laat opduiken waar een actie gevoerd wordt om een boompje te planten

(vroeger schonken ze een glasraam aan de kerk). Het zal ook de ingenieur een zorg wezen

wat er met de radioactieve afval gebeurt (drop hem maar in de zee!): als zijn systeem sluit

(en dat doet het meestal) is hij de gelukkigste aller mensenkinderen – maar naar mijn

mening moet het systeem sluiten tot en met de voortgebrachte afval, zoniet is de gehele

zaak gewoon immoreel. Alle rampen die een gevolg zijn van het achteloos omspringen met

afvalstoffen, moeten een vervolging teweeg brengen voor die man die het systeem heeft op

punt gesteld. Maar ik heb al lang geleerd dat zoveel geweten in deze zogenaamde

christelijke wereld niet meer bestaat.

In Tokyo schijnt de zon ’s zomers tot rond de middag. Nadat ze uit de zee is

opgerezen als een Japanse vlag, ziet men ze, naar de middag toe, geleidelijk wazig worden

en vormloos wegzwemmen in de steeds toenemende nevel. Toen ik informeerde naar de

oorzaak van dit verschijnsel, werd me laconiek geantwoord dat dit kwam door de

uitlaatgassen van de auto’s. In Tokyo leven 13.000.000 mensen op een hoop – dat is meer

dan alle Belgen – in deze enorme gasbel. Kan men daar technisch niets aan doen? Ja, dat

heeft men op de drukste plaatsen gedaan: er werden zuurstofapparaten opgesteld waar je,

als het je al te gortig wordt, even, tegen betaling van een inlandse nikkel, moogt aan

snuiven. Leve de technologie! We kunnen later misschien allen een gasmasker opbinden als

Page 32: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

31

we ons de straat op wagen – we hebben nu al zoveel onbekenden onder de valhelm zitten,

dat we er wel aan wennen –, maar ook dat brengt weer zijn problemen mee, want hoe moet

je daar in godsnaam je lief mee kussen?

GESLOOPTE ZENUWEN

“Wij moeten niet vergeten, dat de weerstand

van ons zenuwstelsel, hoe elastisch het ook

is en hoe enorm grote spanningsverschillen

het ook zonder ziek te worden kan overbruggen

en verdragen, toch zijn grenzen heeft.”

(Elisabeth Haich)

Dertig miljoen Amerikanen lijden aan slapeloosheid, 55% sterven aan

hartinfarcten, en in Manhattan loopt 60% van de bewoners rond met een rammelend

zenuwstelsel. De economische vooruitgang moet gediend worden, ook door nachtwerk – in

functie van de machine – en door bandwerk – in functie van de tijd. Het verkeer, dat onze

onvolprezen mobiliteit en ons recht op een gewelddadige dood waarborgt, sloopt de

zenuwen van onze mensen, die, bij ontstentenis van enige persoonlijke visie op het leven,

allemaal op hetzelfde moment op dezelfde plaats willen zijn. En onze vroede politici zorgen

dat ze er kunnen komen door de autowegen steeds maar breder te maken, zonder daarbij

ook maar in het minst te beseffen dat deze draineerbuizen de ééndimensionaliteit van onze

gemeenschap nog verhogen. Waarom laten ze het niet dik in het honderd lopen, zodat de

verstandigsten althans een andere uitvalshoek beginnen te proberen? Nu zullen

economistisch denkende breinen beweren dat alles volzet is, maar toen ik, op een dag dat

op de autoweg naar de kust alles betonvast gelopen was, over een mooie hoek van onze

Hoge Venen dwaalde, heb ik niemand ontmoet, werkelijk niemand… tot ik aan het eerste

plekje kwam dat met een auto bereikbaar was; daar stond een familie een offer te plengen

op de barbecue, en toen ik een gegrinnik niet kon onderdrukken, kreeg ik een kwaaie blik te

incasseren vanwege de hogepriester die met dodelijke ernst de worsten aan het keren was

onder de goedkeurende ogen van zijn nazaten.

Nog nooit werden de zenuwen van de mensen zo getormenteerd als thans –

de vaders des vaderlands vonden zelfs nog geen moment tijd om dat afschuwelijke

geknetter van onze bromfietsjeugd binnen het beschaafde decibelperk te brengen –, maar

wij kunnen, weliswaar met de dood in het hart maar toch, niet anders dan dit

nevenverschijnsel aanvaarden. Vooruitgang vraagt nu eenmaal slachtoffers, en vermits ik er

nog niet bij ben, zal men willen begrijpen dat het gemene heil voorrang heeft op het

individueel geluk, hoeveel begrip wij voor dat laatste ook mogen weten op te brengen –

aldus onze verziekte breinen.

Page 33: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

32

HIERAAN ZULT GE ZE HERKENNEN…

“Waar de beschaving onze huizen heeft ver-

beterd, is ze er niet in geslaagd op dezelf-

de wijze de bewoners ervan te verbeteren.

Zij heeft paleizen geschapen, maar het was

niet zo gemakkelijk om ook edelen en konin-

gen te scheppen.”

(H.D. Thoreau)

Een paar jaar geleden was er – al dan niet geveinsd – suikertekort. Op de dag

dat het dreigende gevaar van een ongesuikerd bestaan de oorschelp onzer huismoeders

heeft aangedaan, is het leerzaam een uurtje in uw deurgat post te vatten, want tegen het

uur dat de winkels hun deur ontgrendelen, valt er een leerzaam sociologisch verschijnsel

waar te nemen, waar twee millennia christendom niet veel aan hebben veranderd. Uit de

diverse deuren komen huismoeders aangerukt; met een noormannenblik en twee grote

tassen aan de hand, schieten zij met gewiekste tred de straat af om in de grootwarenhuizen

langs de welgevulde rekken te gaan strandjutten om het gevaar van ontsuikering te weren

waaraan het voltallige gezin in zeer nabije toekomst dreigt ten onder te gaan. Enigszins krom

van de loodzware buit, maar met de fierheid van een zeerover, strompelt moeder huistoe –

gered is het gezin! Leve het slagvaardige matriarchaat! In kelder of op zolder staat de rijke

buit.

Precies in die dagen, had een christelijke vrouwenorganisatie mij gebeden het

woord te komen voeren. De kans was enig en ik besloot ze waar te nemen. Met een lijzige

stem vroeg ik of het inderdaad was zoals mij ter ore was gekomen, dat wij op de bodem van

de suikerpot beland waren en er weldra geen klontje meer te veroveren zou vallen.

Honderdvijftig dameshoofden knikten instemmend. Een kwade decibel aan mijn stem

toevoegend, vroeg ik: wie heeft er gehamsterd? Driehonderd ogen vonden hun modieuze

schoenen interessanter dan de spreker, waaruit ik deduceerde dat ze zowat allemaal

uitgerukt waren. “Hoe kunnen jullie dit in overeenstemming brengen met het geweten der

christenen, die van zichzelf beweren dat je ze hieraan zult herkennen, dat ze elkander

liefhebben? Als er niet genoeg suiker is, en jullie hebben een dikke voorraad in jullie

schapraai gestopt, dan moeten er toch broeders in Christus zijn die niets hebben. En wie zijn

die broeders? De oude mensen, die niet meer zo snel zijn als de kippen om erbij te zijn; de

arme mensen, die niet meer dan wat dagjesgeld in hun beurs hebben en geen voorraden

kunnen aanleggen; de gehandicapten, die niet aan de wedren kunnen deelnemen; en dan is

er nog een vierde soort, waar ik ook bij ben – zij die nooit van iets weten, en derhalve altijd

het nieuws vernemen als de stocks het nulpunt hebben bereikt. Van al deze mensen hebben

jullie het deel gestolen, jullie, dappere christenen.” Op de eerste rij zat, zoals gevoeglijk bij

Page 34: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

33

dat soort bijeenkomsten, een welgedane pastoor mij met theologische blik te monsteren

waarin ik zo de distinguo’s kon aflezen. Ik dacht dat hij ook een veeg uit de pan verdiende,

en met de blik naar de zoldering – een zeer geschikte houding in bepaalde omstandigheden

– peroreerde ik: “En is er dezer dagen één pastoor geweest die vanop zijn kansel een

donderpreek heeft gehouden tegen dat soort onchristelijke praktijken? Ik geloof eerder dat,

toen hij uit zijn kerk in zijn pastorie aankwam, hij tot zijn meid zei: ‘Marie, ge hebt toch als

een beetje suiker kunnen hamsteren?’”

Hamsteren is politico-economisch een aanvaardbare bezigheid, en voor de

zakenlui, die meestal niet zo scheef lopen van geweten, een renderende zaak, vermits de

prijzen dan meestal een sprongetje maken… maar voor een christen mens (je mag ook

humanist lezen) is het een zonde tegen de liefde. Maar economitis ondergraaft zodanig de

geestelijke waarden van een gemeenschap, dat de meeste mensen nooit aan die zonde

hebben gedacht. Op economische beginselen bouw je noch cultuur, noch filosofie, noch

religie – en daarom moeten wij de economie weer in haar nederige positie brengen: zij kan

een basisvoorwaarde voor het bestaan vervullen, maar haar rol moet dienend blijven, zoniet

zal zij alle hogere waarden vernietigen.

EUROPESE KRUIDENIERS

“De economische wedloop van de mensheid met

zichzelf is voldoende om de mensheid ten

gronde te richten.”

(Konrad Lorenz)

Toen de oorlog net voorbij was en wij nog jonge mensen waren, stonden wij

er een beetje onthutst en belabberd bij, omdat wij nog zo moeilijk in hogere idealen konden

geloven, nu de mensen weer eens hun wolvennatuur hadden laten blijken. In Parijs

begonnen de desperado’s van het existentialisme hun nihilisme aan te prijzen, maar wij

hadden nog té veel geloof in onszelf om ons aan het niets van de zinloosheid over te leveren.

Op zoek naar een nieuw ideaal, ontdekten wij de Europese broederschap, en we floten het

slot van Beethoven’s Negende in de overtuiging dat nu eindelijk alle mensen broeders

zouden worden, zelfs de Fransen en de Duitsers. We sloten aan, en verdedigden enthousiast

deze nieuwe vlag.

Ik had in die tijd, als arm student, geen centen om boeken te kopen, en ik

knipte uit vaders krant alle nuttige informatie over deze nieuwe gemeenschap (wat me wel

eens zijn kwade blik bezorgde, als ik er te vroeg was bij geweest, en hij door een gat naar het

volgende blad zat te kijken). Ik bracht alles netjes samen in een oude map, om aldus mijn

idealistische honger te voeden. Op een avond zat ik zo wat door de map te grasduinen

zonder het besef van de totale ontgoocheling die plotseling over mij zou komen, want het

Page 35: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

34

grootste deel van de knipsels had het over de prijs van de aardappelen, de invoer van

tomaten, de problemen rond de bloembollen, de moeilijkheden met boter en melk, het

tekort aan rundsvlees… God, dacht ik, is de Europese Gemeenschap dan niets anders dan

een grootschalige kruidenierswinkel? En waar zijn al de grote idealen ondergebracht die ons

verblijd hebben toen wij in de laatste humaniorabanken zaten te krassen?

Vijftien jaren laten woonde ik een vergadering bij over Europese problemen,

en in het vragenkwartiertje vroeg ik aan de hoge ambtenaar wat er nu toch gebeurd was

met die hoge idealen onzer jeugd. Ja, zei de hooggeplaatste, je moet begrijpen dat toch eerst

de economische problemen moeten opgelost zijn, vooraleer wij aan dat soort dingen de

overigens verdiende aandacht kunnen besteden. Ach, wedervoer ik, en voor wanneer denkt

u dat we aan de slag kunnen? Ja, zei hij, het is moeilijk er een datum op te zetten, maar je

nou per se een cijfer wilt, zou ik zeggen: zowat rond 2050. Dank u, dankte ik hem, het zal dus

voor mijn tijd niet meer wezen.

Deze anekdote bevat wel meer tragiek dan men op het eerste zicht zou

kunnen denken, want alle grote dingen in de wereld zijn niet op deze wijze tot stand

gekomen. Christus liet zich weinig gelegen aan economische problemen, maar hij

stimuleerde een grote geestelijke beweging die het als haar plicht beschouwde de

economische noden van armen te helpen lenigen (de uitbuiting van die armen was van een

andere inspiratie). En de pioniers van de Vlaamse Beweging hebben op dezelfde manier

gewerkt, en zijn zich later pas gaan bekommeren om de materiële nood van de Vlaamse

mens – toen de geestelijke kracht er was. Daarom geloof ik niet dat er ooit een Europese

mens komt!

ZUIVERE EN ONZUIVERE MOTIEVEN

“Onze huidige westerse cultuur kent zoveel

massificatie, zoveel verwoesting van de na-

tuur, een zulkdanige waardenblinde en geld-

hongerige wedloop met zichzelf, een zulkda-

nige afschrikwekkende gevoelsverarming en

indoctrinaire verdwazing, dat alles wat niet

waard is nagevolgd te worden, zo in het oog

springt, dat het al te gemakkelijk doet ver-

geten dat er ook nog diepere waarheid en

wijsheid in onze cultuur verborgen zit.”

(Konrad Lorenz)

Rachel Carson, Amerikaanse biologe, leed aan kanker. Haar laatste krachten

heeft zij besteed aan het schrijven van Silent Spring (Dode Lente), waarin zij voor het eerst

Page 36: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

35

waarschuwde tegen het groot gevaar van het gebruik van insecticiden en pesticiden, vooral

van DDT. Ik geloof niet dat Miss Carson ooit een dollar voor haar boek heeft binnengerijfd,

want ze is kort daarop gestorven. Niemand, die eerlijk is, kan twijfelen aan de zuiverheid van

haar motieven.

Een brochure van de Bayer-fabrieken, die DDT vervaardigen, vermeldt dat

DDT nog nooit iemand heeft kwaad gedaan, dat dit allemaal bijgeloof is van een stelletje

onderontwikkelden, of van naïeve biologen die meer van roodborstjes houden dan van

mensen… Waren de motieven van de Bayer-jongens ook zo zuiver?

Wanneer leden van een kamer van koophandel activistische onrust vertonen,

telkens er maar een glimp van kans is dat er wat betonnen welvaart uit het politieke

firmament hun toch zo geliefde streek te beurt valt, en zij met verhitte gezichten en een

derde glas port in de hand, de enorme voordelen bespreken van vliegvelden, autowegen en

verkoopcentra… beogen zij dan werkelijk de welvaart des volks, zoals ze dat gebruikelijk in

hun – veel te dure – pamfletten verkondigen, of zien ze voor hun toekomstgericht

geestesoog hun vrachtwagens al dubbel zoveel maal in dezelfde tijd naar de haven stormen,

zodat de gewonnen tijd ook weer zoveel gewonnen geld betekent? Nog wat gemeesmuil

over tewerkstelling houdt dan de syndicale broeders ook rustig, en in het beste geval willen

ze wel hun stem verheffen in het welvaartsconcert.

Daartegenover staan een stelletje groene jongens, geminacht en

gedwarsboomd, zonder centen of publicatiemogelijkheden, met een tweestuiverskrantje op

honderd exemplaren, zich handhavend in veel nachtelijk gewroet en ellendig van

nerveusheid… zij verdedigen een bos, een ven, een bomenrij of een paar orchideeën, zij

verdedigen de eigen belangen niet – want die worden door hun actie steeds weer geschaad

–, maar toch beschuldigt men hen van subversiviteit en negativisme, en speurt men met

wraakzuchtige neus rond in hun persoonlijk leven om te zien of ze nergens een steek hebben

laten vallen, of men laat “iets” doorschemeren, wellicht niet waar, maar toch: waar er rook

is…

Een ogenblikje ernst! Een ding kan men deze jongens niet aanwrijven: dat zijn

onzuivere motieven. Ze hebben geen heimelijke bedoelingen en voor hen is tijd geen winst,

maar verlies, want een jarenlange strijd kunnen zij niet volhouden. Ik ben blij dat minstens

één politicus – en het was bepaald geen kleine jongen – mij ooit onder vier ogen heeft

verteld dat hij de motieven van onze groene jongens nogal wat zuiverder vond dan die van

de heren van de Foire Commerciale!

HET GROOTSTE B.N.P.

De U.S.A. heeft het grootste B.N.P. ter wereld – dreiwerf hoera voor Nonkel

Sam. Maar zij hebben ook het grootste aantal krankzinnigen, het grootste aantal

misdadigers, het grootste aantal drugverslaafden, het grootste aantal zelfmoordenaars. En

dat is natuurlijk minder mooi, hoewel het niet wegneemt dat velen nog steeds het valse

Page 37: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

36

geloof huldigen dat welvaart tot vermeerdering van het geluk leidt, waarbij dan weer niet

iedereen de visie heeft van de Ierse schrijver Yeats, die zei dat dit soort geloof de laatste

grote westerse ketterij mag genoemd worden – maar kom, Yeats was dan ook maar een

Nobelprijswinnaar.

Want de levensstandaard is de god van deze tijd, en de productie is zijn profeet.

(Hans Freyer)

Page 38: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

37

III. BESCHAVINGSPROBLEEM

Deze aarde, wij hebben ze opgebruikt:

grond, wateren, beemden, bomen,

de vrucht die smaakt, de bloem die ruikt,

en ’t land waarvan wij dromen.

Wat geven wij onze kinderen mee

behalve spreuken en kogels?

Niet eens het zuivere zout van de zee

en ’t zingen van de vogels.

Maar wel het gif en het haastige kruit,

en de haat die alom kan passen.

Sindsdien doven de lentes uit

en dorren vroeg de grassen.

Belofte slaat over in ongeduld

voor wie geen hoop meer bewaren.

Wat zijn wij onder zoveel schuld?

Bedriegers of barbaren?

Herwig Hensen

Soms droom ik ervan een scherpzinnig cultuurfilosoof te zijn die het beeld van

zijn beschaving in enkele krachtige borstelstreken kan weergeven, maar aangezien de

bedriegende dromen mij nog steeds reduceren tot een meeloper met enige

onsamenhangende gedachten, kan ik geen analyse geven van dit gekke wezen mens, dat zo

gewichtig kan doen over zulke onbenullige waarden, en zo schijnheilig opkomt voor de

abstractie ‘mens’, terwijl de alledaagse concrete luidjes, die wij allen zijn, al aardig wat

pluimen hebben verloren bij het economische vertier van dit aflopend millennium. En daar

loopt hij dan, de homo economicus, deskundig gaargestoofd en op punt gesteld met een

snuifje hoogmoed en een vleugje pretentie, geleverd door een reclamemachine die geen

prik eerbied heeft voor de menselijke mogelijkheden, omdat genivelleerde zielen zo veel

beter geschikt zijn om te kneden in de vorm die de zakenwereld het meest bevorderlijk vindt

om de winsten der aandeelhouders te laten toenemen. De heren bepalen de lengte van de

pluim op uw hoed, de kromtestraal van uw schoenpunten, het patroon van uw

vakantiehemd, het aantal vierkante centimeter van moeders bikini, de kleur van uw

aperitief, het middel waarmee je voortaan je voeten dient te wassen… kortom, zij dragen de

stenen aan waaruit men culturen bouwt. Aan alleenlopers, die menen loodrecht op het

Page 39: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

38

beschavingspatroon te moeten leven, kan men zo weinig kwijt, en hoe kan het heilige B.N.P.

nog rijzen met ontoerekenbare kerels die zich met gekromde vingers vasthouden aan de

middeleeuwse idee dat men zijn klompen niet weggooit, omdat er een ouderwets bloemetje

op staat, maar ze nog steeds verslijt? Dus weg met dat soort marginalen, en leve, lang leve

de luidjes die zich het best als consumptie-machientjes wensen te gedragen: ze krijgen hun

priesters en hun tempels, want dit zijn nou eenmaal dingen waarzonder de heffe des volks

het niet rooien kan… Waarom ben ik toch geen scherpzinnig filosoof?

HET MENSELIJK GELUK

“Het primitiefste geloof waarvan de mensen leven,

is dat aan het geluk. Zeg mij, waarin gij uw geluk vindt,

en ik zal u zeggen, waarin gij werkelijk gelooft.”

(E. Spranger)

De Canadese geleerde Selye heeft eens zijn neus in het stressprobleem

geboord, en zijn besluit is wel een tikje verrassend, hoewel dan toch weer niet zó erg, indien

wij er de gewoonte zouden op nahouden een beetje meer na te denken: de deskundige

professor – zijn er andere? – besloot dat de mens een zenuwstelsel heeft dat alleen maar

geschikt is om in de bossen te leven. De verstedelijking is een recent verschijnsel onder de

zon, en onze voorouders zaten nog aardig in het groen, in de stilte en in het ritme van dag en

jaar, ook al liepen ze er dan met een gelapte broek bij en moesten ze zich behelpen met spek

en karnemelkpap. De natuurlijke selectie had wel de zwakke elementen geweerd, maar het

zenuwstelsel speelde daarbij als criterium maar een nietige rol. Maar sinds onze

uitgeschudde boeren met hun plunjezak naar de stad zijn getrokken, moesten steeds meer

mensen, wier grootvader op de hei of aan de boskant huisde, het tussen stenen en plaveien

voor mekaar krijgen. Daar zat niet veel preselectie in dat ras, en als wij nu allen min of meer

verstedelijkt zijn, dan lopen er tallozen tussen, die maar met belabberd erfgoed zitten en die

de druk van dat soort jachtige en lawaaierige omgeving toch niet zo best aankunnen.

Nu weet iedereen, die nog een restant van zijn voorvaderlijk boerenverstand

bewaard heeft, ook wel dat de mens eigenlijk thuishoort in de bossen. Als een van je

vrienden je met een rammelend zenuwstelsel zijn nood komt klagen, en u naar wat dure

raad vraagt voor de perijkelen waarin hij is gestrand, dan zal je hem met een overtuigend

timbre in je stem aanraden zijn koffertje te pakken en een paar weekjes de noorderzon

achterna te reizen. Als hij u dan met vermoeide stem, waarin toch een tikje nieuwe hoop

meetrilt, vraagt waarheen hij wel zijn penaten zou verhuizen, zal jij hem dan aanraden het

maar eens een paar weekjes in Brussel te gaan zoeken? Je zal hem naar de bossen sturen,

omdat jij, die wellicht geen geleerd professor bent – hoeveel te minder een Canadees

professor – per intuïtie weet dat een mens eigenlijk thuishoort in het groen, en dat daar zijn

Page 40: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

39

getormenteerde nerven het snelst tot rust zullen komen. Met al wat een beetje rammelt in

het mensdom, trekken wij steeds de natuur in… is dit al geen duidelijke aanwijzing voor het

onvervreemdbare recht op een lapje bos of een stukje hei, en voor het feit dat al deze

dingen een directe waarde voor de mens hebben en wij ze derhalve met veel zorg moeten

bewaren voor onze kinderen, die wellicht nog meer stress zullen kennen en nog meer zullen

rammelen in een nog gejaagder wereld?

Maar ja, als het je te hoog zit, en je trekt in arren moede naar den doktoor, in

de hoop een paar groene vakantiedagen toebedeeld te krijgen, dan schrijft de Hippocraat je

een doosje librium voor, en daarmee moet je het dan maar rooien. De apotheker heeft er

ook nog wat aan.

HET ROOFDIER DAT RUIMTE VERSLINDT

“De wagen snelt over de betonbaan, die in het mid-

den verdeeld is door een grote witte streep. Hon-

derd voet voor ons, een andere wagen. Honderd voet

achter ons, een andere wagen. En zo verder tot in

het oneindige. Wij bevinden ons op het platteland.

Dit is de moderne eenzaamheid.”

(G. Duhamel)

De genieën van Openbare Werken hebben zich op het pad van de prognostica

gewaagd, en een paar onverschrokken cijferaars de opdracht gegeven maar eens uit te

computeren, hoelang we nog mogen doorgaan met onze ruimtevretende projecten,

waarmee we sinds een halve eeuw zo druk doende zijn, vooraleer we met zijn allen

ingebetonneerd zitten. De verstedelijking heeft zich zo snel uitgebreid over onze “weiden als

wiegende zeeën”, dat we nog precies 70 jaar kunnen doorgaan en dan is de randstad

Vlaanderen geboren, want dan is alles netjes ‘opgekuist’. Ik zal er wel niet meer bijlopen, als

de laatste morzel grond onder de stenen verdwijnt, maar ik voel me toch altijd een beetje

medeverantwoordelijk voor de toekomst. Er zullen natuurlijk altijd wel een stelletje

bijzienden zijn die de punt van hun neus als de horizont beschouwen, maar mensen met

normale ogen weten dat de geschiedenis mee bepaald wordt door hun eigen generatie en

dat zij derhalve ook verantwoordelijk zijn voor wat er met die – toch niet helemaal mislukte

– cultuur van ons zal gebeuren. Planologen, die menen verstedelijkingsprojecten te kunnen

tekenen in lege ruimten (daarmee bedoelen ze de natuur) zijn wel aartsnaïevelingen, want

deze natuur zal er misschien nog mede over beslissen of onze westerse beschaving

uiteindelijk zal overleven of niet. Het mag me onderhand al uit de pen dat de natuur bij ons

nooit een cultuurwaarde is geweest, en dat wij, nu onze macht over de natuur op steile wijze

toeneemt, ook geen fundamentele eerbied voor die natuur kunnen opbrengen.

Page 41: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

40

Toen we nog de frischfrohliche Krieg over de drempel hadden, zagen we elke

dag onze stedelingen naar buiten trekken om wat nooddruft bijeen te garen. Onze economie

was al zo gesloten als in de tijd van de Karolingers, en wat we niet zelf konden kweken, werd

ook niet opgedist. De opbrengsten van onze akkers waren helemaal niet voldoende om onze

bevolking te spijzen, en we luisterden watertandend naar het verhaal van de

vermenigvuldiging der broden, als we in onze winterkoude kerken zaten te rillen. De oorlog

is voorbij, en we sleuren schepen graan, bananen en koffie onze havens binnen, en boven op

de voedselberg stichten we de wegwerpeconomie, en beperken ons medelijden met de

hongerende wereld tot een diepe zucht als we ’s avonds voor de beeldbuis van TV-worstjes

en cognac genieten, en steken de schuld op de regimes waaronder deze landen zuchten. Wij

zijn het zo zoetjes aan normaal gaan vinden dat ’s werelds voedselvoorraad bij ons op een

berg is geveegd, waarover we onze niet zó morele markteconomie de plak laten zwaaien, en

die wat al te lichtvoetig en leeghartig de overschotten naar de belt voert als daarmee de

prijzen kunnen gemanipuleerd worden.

Maar laten we even een nachtmerrie door onze geest rijden en geloven dat

het morgen weer oorlog wordt. Dan zitten we weer in de economie van Dagoberts tijden en

kunnen we onze erwtjes weer zelf gaan doppen. U zegt dat het geen oorlog meer wordt?

Nou, dat hebben onze IJzerjongens viertalig op hun toren laten beitelen, en… De akkergrond

is in dit gulzige landje sinds de oorlog met een aardig veldje geslonken: de gehele provincie

Oost-Vlaanderen is beton geworden, en daar kan men, ook in de nood, geen gewas op laten

tieren. Toch wel gek dat men in de vette jaren zo weinig aan de magere jaren denkt – die

Jozef in Egypte was wat meer vooruitziend.

Natuur- en Stedeschoon heeft eens een ontroerend kaartje getekend van al

de nog vrije gave open gebieden in Vlaanderen, en men noemde ze al overmoedig:

landschapsparken. Maar er waren andere heren die in ’t geniep ook een kaartje tekenden

van het wegennet van de toekomst: kris-kras trokken ze autowegen door onze contreien.

Een slimmerd kwam eens op het idee de twee kaartjes tot één enkele kaart te verwerken, en

toen hij de ene visie op de andere had geprojecteerd, ging hij er onthutst bijzitten, en ik wed

dat zijn mond bleef openhangen, al staat dat niet zo snugger. Van de elf groene parken, was

er één – zeggen en schrijve één – waar men geen autoweg door gepland had – het lag dan

ook in een van die uithoeken waar ze amper weten dat Christus dood is. En zo zien we dan

maar weer dat de horror vacui nog altijd machtig zuigt aan de verbeelding onzer planologen.

En dat bewijst maar weer eens dat de ruimte geen waarde op zichzelf is, en dat men in elk

donker gat met bekwame spoed de beschaving wenst te brengen.

EEN OCTOPUS MET VELE ARMEN

“Daarom zou er allereerste een grote Wijze moeten

opstaan, iemand die in staat is in de stedelingen

een verlangen op te wekken om zich los te maken

Page 42: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

41

van de ketenen die hen binden aan stenen en stra-

ten…”

“…dat ook de mens, die door omstandigheden ge-

vangen zit in de eindeloze verwildering van ste-

nen en beton, kan proberen zich innerlijk los te

maken van de tirannie der omringende omstandighe-

den.”

(J. Blofeld)

En zo kruipt de stad over het land en interpreteert de dingen vanuit haar

eigen kijk op het leven. Steden zijn concentraties, en deze samenballingen ontwikkelen zich

tot machtspolen, waar de verspreide dorpelingen nog evenzeer aan geofferd worden als in

de tijden toen de steden nog ommuurd waren. En daardoor wordt alles stad en bestaat de

echte buitenmens nog nauwelijks, en dat zal wel een onomkeerbaar proces zijn. Maar dan

moeten we, vanuit de stad, zorgen dat we tot een ruimtelijk evenwicht komen, vermits de

stedeling ook die drang naar de ruimte kent, wat het moderne toerisme maar al te

demonstratief bewijst.

Veel gevaarlijker dan de fysische verstedelijking van een gemeenschap is de

mentale verstedelijking, die zo zuiver in de lijn ligt van de tweeduizend jaar cultuur die we er

nu al op zitten hebben, dat ze er toch altijd moest komen. De Grieken hielden van de natuur

en van het menselijk lichaam, als van een der mooiste dingen uit die natuur. Maar toch

hadden ze, vooral in het neoplatonisme, de ziel al zodanig over het paard getild, dat het

lichaam toch zoetjesaan een blok aan het zielebeen begon te worden, en onze beschaving

rijp was voor een dualisme.

Oude Chinese schilderijen stellen zo goed als altijd landschappen voor, en als

er al eens een mens op afgebeeld staat, dan is het een nietige dwergpelgrim of een

dromende homunculus, die men meestal pas na lang speuren in het oog krijgt. De mens was

deel van dit machtige tao van de natuur, dit goddelijk kader waarin hij zijn leven verbracht.

Niets van deze eenheid treft men aan in onze cultuur, die de natuur beschouwt als datgene

wat moet overwonnen worden, als het slechte deel van de schepping, waartoe ook het

lichaam – en dan nog in allersterkste mate het vrouwenlichaam – behoort. In dit dualisme,

dat op sommige momenten een schizoïed karakter vertoonde, zijn wij opgegroeid. De

kerkvaders hebben, in hun onstuitbare ijver om de ziel godewaarts te laten opwieken, erg

lelijke dingen gezegd over het lichaam, en gemene dingen over de vrouw (al veronderstel ik

dat hun moeder ook een vrouw was). De natuur was slecht. Voor de middeleeuwse

plattelander lagen de zaken toch wel wat anders: hij beleefde nogal onbekommerd zijn

instinctieve krachten en maakte dan, in al zijn openheid, geen erg beschaafde indruk; maar,

in de agrarische overlevingseconomie, waar hij het van hebben moest, kon hij de natuur nu

toch ook niet als zijn broeder beschouwen – want die natuur was grillig, wreed en

onbetrouwbaar, en hij moest er zijn levensonderhoud aan onttrekken met zware

Page 43: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

42

inspanningen en slechte werktuigen. En dat men de natuur moest bestrijden, bleek toch ook

wel uit de geleerde preken die hij, vanop de laatste rij, in de zondagse kerk te horen kreeg.

Deze afkeer van de natuur is aardig samengevat in het leergedicht De

contemptu mundi van de zeer geleerde Anselmus van Canterbury, die zijn afkeer uitspreekt

voor de geur van de bloemen, voor welriekende viooltjes, voor de schaduw van de bomen,

en nog een paar zulke lieve dingen meer, waar wij toch sinds onze kinderjaren plachten van

te houden. Petrarca, die al vroegtijdig met zijn neus in de nieuwe culturele wind liep, was

het daarmee niet eens, en hij vond die natuur toch ook wel aardig. Toen hij er aan dacht het

ook eens allemaal vanuit de hoogte te bekijken, beklom hij de Mont Ventoux, niet omdat hij

daar nou per se zijn moest, maar omdat hij er zijn wou. De middeleeuwer kroop maar over

de bergen als hij tot een bedevaart veroordeeld werd, en het schone van deze

onherbergzame oorden zal hij wel niet gezien hebben, als hij op zijn kapotte voeten op de

top belandde. Hoe heel anders onze Italiaanse dichter. Maar hier, in 1336, speelde zich een

geestelijk drama af, typerend voor de breuk die in onze gesloten christelijke beschaving

optrad. Petrarca voelde, op de top gezeten, enige behoefte aan geestelijke spijs, en na wat

gerommel in zijn ransel, diepte hij de Belijdenissen van Augustinus op en las daar: “En de

mensen gaan hoge bergen bewonderen en de wijde zee en de machtige stromen en de

onmetelijkheid van de oceaan en de loop van de sterren, en zij verliezen daarmee zichzelf.”

Volkomen gefrustreerd strompelde Petrarca de berg naar beneden, in het bewustzijn dat hij

een zonde van hoogmoed had begaan, denkend dat de natuur verheven was boven de ziel.

Toen kwam de Renaissance, en begonnen onze schilders landschappen te

schilderen, weliswaar niet met de sacrale emotie van een Chinese taoïst, maar toch met

diepe bewondering voor de schoonheid van de natuur. Maar er zat een dikke adder in het

gras: de ratio, die zich in het thomisme al een aardig gestructureerd wereldbeeld had weten

ineen te timmeren, bekeek de natuur nog steeds als anti-sacraal, als de zuigende modder

van de zonde. Toen dit zondige een beetje waziger werd in de Renaissance, wist de ratio zich

handig in het centrum van het nieuwe wereldbeeld te wringen – de natuur werd de logische

structuur op grond waarvan men wetenschap kon bedrijven. Al eens aan gedacht dat wij de

fysica natuur-kunde noemen? Het enige belangrijke aan die natuur waren de fysische

wetten, waarvan wij de ‘kunde’ wilden verwerven. Aldus ontstond er een nieuw dualisme,

dat het subject mens weer plaatste tegenover het object wereld, terwijl de oude taoïsten

altijd hadden geloofd dat mens en wereld één zijn, en dat de mens zich niet van de wereld

moet distantiëren. Wat aanvankelijk, methodisch gezien, een voortreffelijke vondst was, nl.

het afstandelijk observeren van de natuur, werd weldra tot een objectivisme, waarbij de

mens zich tegenover de natuur “het gans andere” voelde.

De Romantiek wilde deze kloof weer dichten en de eenheid herstellen, maar

bereikte niet meer dan een nieuw pathetisch dualisme: de natuur was het onbereikbare

goddelijke, waar geen mens meer bij kon, en voor de fijnbesnaarde ziel bracht de natuur

meer verdriet dan vreugde. De Romantieker had gewild dat zijn natuur een liefderijk tehuis

was voor zijn verdwaalde ziel, maar hij wilde niet zien dat de grote wet van de natuur de

struggle for life is – hij verlangde van de natuur iets wat zij niet geven kon. In feite had de

Page 44: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

43

Romantieker het sacrale karakter van de natuur verkeerd begrepen – de natuur kan op

zichzelf niet heilig zijn, maar de mens kan door contact met de natuur geheiligd worden. Dat

althans is het geloof van de Zen-boeddhisten, en ik geloof dat zij het goed begrepen hebben.

Er stak een aardig stuk tragiek in deze mislukking van de Romantiek, want nu

brak de andere visie op de natuur met alle geweld door. Descartes had van de mens gezegd

dat hij “maître et possesseur de la nature” was, maar wat heb je aan zulke adelbrief als die

natuur zich niet overmeesteren laat? Gaandeweg bleek dat de benadering van de natuur als

een structuur waarmee wij geen relatie hadden (objectivisme), ons het snelst tot inzicht in

die natuur kon brengen. In de plaats van met een gewichtige frons over de dingen te

denken, begon de mens de natuur zelf te ondervragen bij middel van het wetenschappelijk

experiment, en zo kwam hij de natuurwetten op het spoor. Natuurlijk is niemand

geëmotioneerd als Galileï een steen van de toren van Pisa laat vallen – zolang hij niet op zijn

hoofd terecht komt – of als Kepler de wetten van de planetenbewegingen opstelt. En

daarmee was de natuur een rationele aangelegenheid geworden – al vlug werd duidelijk dat

kennis ook macht is, want met kennis van de natuurwetten kan men technische tuigen

bouwen, en met die tuigen kan men de natuur te lijf gaan om de wereld in een wat prettiger

plooi te dwingen. Als de natuur inderdaad geen andere dan een rationele dimensie heeft,

wat zou er ons dan van weerhouden die natuur, desnoods met geweld, naar onze hand te

zetten. Als wij de natuur nog rationeler ordenen, betekent zulks toch alleen maar een

verbetering…

In die periode leven we nog. Wie de natuur “beter” maakt, bewijst een grote

dienst aan de mensheid, weshalve wij ingenieurs, agronomen en economisten in de frontlijn

van onze beschaving vinden, en ministers van openbare werken of economische zaken nogal

uit de kluiten gewassen zijn naast hun graatmagere broertjes van cultuur en leefmilieu.

Welke betekenis die natuur verder nog kan hebben is onduidelijk en wazig, en voor één

enkele dichter kan men toch geen landschap gaaf houden, als onze economisten er iets

nuttigs weten mee aan te vangen. De natuur kan wel als ontspanningsparkje een nuttige

economische functie verrichten, maar dat is toch maar erg secundair. Kan een leuk cafeetje

dat soms ook niet?

DE ZELFGENOEGZAMEN

“Gilgamesj, waar trekt gij heen? Het leven,

dat gij zoekt, zult gij nooit vinden. Want

als de goden de mens schiepen, maakten ze de

dood tot zijn gezel, en hielden het leven

in hun eigen handen.” (Gilgamesj-epos)

“Want de grauwe nevelen van wetenschappelijke technologie,

behalve dat zij alle gevoel voor kleur en romantiek in ons

Page 45: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

44

doden, beroven de mens op korte termijn van zijn kostbare

bezit: het gevoel voor mysterie.” (J. Blofeld)

Openheid naar de wereld toe, met alle druk, vertwijfeling en wanhoop die dit

kan meebrengen, is een kenmerk van de hoogstaande mens. Zelfgenoegzame begrenzing

van een kleine ruimte rond het eigen persoontje is het kenmerk van de kleine mens. Nu zou

men licht gaan denken dat opvoeding en onderwijs blik en geest van de mens openen voor

de vele wondere dimensies die het bestaan kenmerken – maar ik voel me bitter worden van

ontgoocheling als ik de producten van onze educatie-machinerie bekijk… onderwijs?

Inderdaad: onder-wijs!

Voor de zelfgenoegzame filister bestaat de wereld uit dat kleine stuk van de

ruimte dat hij zich heeft toegeëigend, waarrond hij een stel stevige muren en dubbele

beglazing heeft aangebracht, en dat gewapend is met al het blinkend chroom van wat men

in de wandel comfort pleegt te noemen. De wereld daarbuiten is er een van concentrische

cirkels, die altijd maar verder vervagen en derhalve onbelangrijker schijnen: een paar

vrienden, het provinciestadje, het land (al een beetje wazig), de wereld (nevelig), de kosmos

(complete mist met zichtbaarheid nul)… De natuur behoort alvast tot het nevelige, want niet

gekende en zelden bezochte, en derhalve eigenlijk weinig terzake doende! Als de

zelfgenoegzame zijn stop uit het bad trekt kan het hem geen moer schelen waar het sop zich

communicerend henen spoedt – hij is het kwijt en dat is natuurlijk het enig belangrijke. Deze

verenging van het leven heeft een nefaste invloed op de cultuur, die haar eigen grootte altijd

in de ruimte heeft geprojecteerd: verlangen naar verre streken, naar de dingen achter de

bergen, naar de landen achter de zeeën, naar de sterren achter de wolken. Het verbaast me

niet dat het onder-wijze onderwijs, dat in deze zelfde verenging gestalte kreeg – het was ook

ontstaan in de stedelijke sfeer –, er nooit in slaagde de jonge mensen te doordringen van het

wonder van de kosmos, de duizelingwekkende grootheid van de sterrenhemel met zijn

aangrijpende stille muziek, het ongrijpbaar mysterie van het leven met zijn oneindige

vormenrijkdom, de bedwelmende schoonheid van de natuur en het landschap, en het

sacrale karakter van al die dingen, door de mensen altijd samengebald in het toverwoordje

“God”… Wij hechtten er veel meer belang aan dat onze kinderen een nuttige economische

functie aanleren, dat ze bruggenbouwer of machinist of winkelier of advocaat worden… en

dat moeten ze uiteraard ook worden, maar is het geen ontzettende verarming van ons

geestelijk huis, als wij hierin de zin van het leven menen te zien? Het leven kan zijn zin niet

ontlenen aan deze “economische” functies, omdat de werkelijke vraagtekens en geheimen

daarbuiten liggen: in de sterren, in de bloemen en in mijn eigen hart (dat ook niet erg van tel

is in onze sociaal-economische structuren).

Ik had gewild dat onze jonge mensen nog in horizonten zouden durven

denken en dat wij het hen nog zouden kunnen leren. Waar moet ik de liefde voor de natuur

vandaan halen, als – om het met de grote Chinese filosoof Tsjwang-tse te zeggen, “iedereen

het nut kent van het nuttige, maar niemand het nut van het nutteloze”? De nuttige functie

Page 46: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

45

van de natuur is gering, ja zo gering dat je al een geschoold ecoloog moet zijn om te snappen

waarin dat nut ligt; het doet bij mij altijd de vraag oprijzen waarom men dan de mensen zo

moeilijk langs logische weg van dit nut kan overtuigen – een onderneming al even hopeloos

als langs syllogistische weg bewijzen dat God bestaat, en waarmee men in elk geval nooit

veel goddelozen heeft bekeerd. De natuur zal vernietigd worden naargelang de mentale

verstedelijking toeneemt – alleen als de mensen zich gaan realiseren dat de verstedelijking

grote gevaren inhoudt voor het geestelijk evenwicht van de mens, kan de natuur weer

waarde krijgen, want, laten we nooit vergeten dat de stadsmens de ontdekker is van de

natuur, om dezelfde reden waarom een vis pas het water ontdekt als men hem er uit heeft

gevist.

Samen met de natuur verdwijnt ook het religieuze besef. Alle volkeren ter

wereld hebben altijd God gelezen in de hen omringende natuur, omdat deze natuur voor

hen vol was van geheimzinnige krachten. Stad en wetenschap hebben ons van deze kluisters

bevrijd: in de ommuurde stad kropen we dicht bij elkaar, en we maakten elkaar wijs dat er

buiten de wallen niets meer was dat eigenlijk de moeite waard was: de gesloten structuur

werd inderdaad een zelfgenoegzame structuur, nu pas konden we de dingen eens echt op

orde zetten. De wetenschap doorpeilde de natuur en legde er de structuur van bloot: de

maan wandelde niet als een nachtgodin langs het hemelzwerk, maar was een dode oude

appel die door de zwaartekracht werd voortgedreven. We verloren aldus het contact met

een van de grote grenssituaties van het leven: het onverklaarbare van die structuren zelf, en

verloren gaandeweg onze voeling met de levende werkelijkheid. Als de sterren te herleiden

zijn tot wat coördinaten in tijd en ruimte, en derhalve niet veel meer zijn dan

veruitwendigingen van wiskundige structuren, dan wil ik dat alles best aannemen en ik vind

het zelfs nog verrukkelijk; maar ik loop ook nog eens graag onder de boog van de sterren en

laat mij bedwelmen door dat ongrijpbare mysterie van deze oneindige kosmos. Maar dan

moet ik werkelijk onder de sterren gaan lopen, en niet onder de neonverlichting van onze

grote steden, of vóór het flikkerend licht van een beeldbuis gaan zitten.

De snelle achteruitgang van het religieuze besef, zonder dat men iets in de

plaats zoekt, vindt ook zijn wortel in deze vervreemding. De religie bood aan de eenvoudige

mens altijd een grote geborgenheid – er waren antwoorden op de vragen. Veel van deze

antwoorden waren van een mythologische naïviteit, maar ze waren er. Als ik op zekere dag

tot het besluit kom dat er geen god bestaat, welk vervangstuk heb ik dan om niet in

complete zinloosheid van het bestaan te vervallen? Of, m.a.w. ben ik bereid gelukkig te

leven met een stel vragen zonder antwoorden? ‘Lekker doen alsof’ is natuurlijk een

kinderachtige houding, men moet op zijn minst het probleem in al zijn scherpte durven

stellen, ook als we er alleen maar radeloosheid aan overhouden. En dat durft de mentaal

verstedelijkte mens niet. Als hij uit de tempel zijner vaderen weg blijft, heeft hij niets

waardoor hij dit geloof kan vervangen. De ontkerstening van onze mensen is een veel

tragischer probleem dan vele residerende prelaten zich voorstellen, die dan met kunst- en

vliegwerk en wat pastelkleurige reclame de mensen weer naar hun winkel willen lokken –

het berust op dezelfde oorzaken als het gemis aan eerbied voor de natuur. Maar hoe kan

Page 47: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

46

men, in een nog steeds dualistisch denkende beschaving als de onze, God en de natuur op

een enkele noemer brengen? We zullen dit verder grondige trachten te behandelen. (Dit

alles heeft niets te maken met een bepaald geloof, maar met een diep besef dat alle mensen

een religieuze dimensie hebben).

Een van de grenssituaties, waaraan zelfs de grootste materialist niet ontsnapt,

is de dood, deze akelige grens van dit zelfgenoegzame bestaan, waartegen de meesten ook

religieus niet meer gewapend zijn. Het is natuurlijk meer dan kinderachtig te geloven dat

men met de moderne geneeskunde en hygiëne iets aan dat probleem heeft gedaan, men

heeft eigenlijk alleen maar een stukje ouderdom aan het leven toegevoegd; en in de

hoogdagen van het amerikanisme had men het wel eens over de diepvriesmens, die men

zou conserveren tot op de dag dat de wetenschap de dood had overwonnen. Maar intussen

zie ik de mensen maar verder sterven, en vraag ik mij wel eens angstig af waar mijn plaatsje

in de rij is. Maar misschien kan men het bestaan veel prettiger laten verlopen, als men de

levenden niet al te veel aan de dood herinnert, en, zoals in de Parijse

appartementsgebouwen, de doden ’s morgens vroeg afhaalt, om de levenden niet te storen.

Hoeveel anders verloopt dat in mijn kleine dorpje, waar iedereen nog naar alle

begrafenissen trekt, en de boeren, hun petje zenuwachtig verfrommelend in de put staan te

kijken, in de hoop dat de man naast hen toch nog eerst zal gaan, en zich dan ijlings naar de

herberg spoeden om de emotie in een glaasje jenever te verdrinken – deze heilzame ne

regelmatig weerkerende confrontatie laat hen nooit vergeten dat het leven niet

zelfgenoegzaam in zichzelf berust.

Ik hoop dat ooit een fijnere meneer dit psychische proces van vervreemding

met een betere pen dan de mijne eens grondig gaat ontleden, want voor de veerkracht van

een beschaving is het meer dan noodzakelijk dat wij niet ten onder gaan aan de wet van de

entropie, die leert dat, hoe complexer de structuur van iets is, hoe meer energie er verbruikt

wordt in het handhaven van die structuur. Onze verstedelijkte maatschappij is een

ongelooflijk ingewikkelde structuur, en sommige mensen offeren al hun energie op aan deze

maatschappij zonder zich ooit vragen te stellen over de zin ervan. En ten slotte vermag deze

maatschappij niets meer tegen zichzelf, en rolt zij verder, door de wet van de inertie alleen,

in de richting van haar eigen ontbinding.

Ik moet soms de neiging onderdrukken om de filosofie van het voortuintje te

schrijven. Bij velen is het de voortzetting van het voltapijt in huis: geen stofje, geen pluisje en

geen grasje dat langer durft te wezen dan de rest; daarrond een paar in beschaafde vorm

geknipte roosjes en een rij thuya’s met kerkhofallure om het geheel te omzomen en de

nieuwsgierige blikken van buurman buiten te sluiten. De orde in dat soort tuintjes is zo groot

dat het geheel, als natuur, geen innerlijke dynamiek meer heeft, zoals de vloer van uw

woonkamer geen dynamiek meer vertoont. Kom ik daarentegen in een echt biotoop, dan

vertoont dit een krachtige innerlijke dynamiek, barstend van leven en vormenrijkdom, maar

steeds resulterend in een prachtig natuurlijk evenwicht – geen grasmachine, geen

snoeischaar, geen herbiciden. Je moet al een beetje lef hebben om ook in je voortuintje dat

Page 48: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

47

boeiend spel met de natuur te durven spelen, daarbij goed beseffend dat de voorbijgangers

zich wel eens zullen afvragen wie er in dat oerwoud schuilgaat.

DE PSYCHIATERS STELLEN HET BEST

“De mensen schaffen zich datgene aan wat ze

nodig hebben om te leven, echter niet wat ze

nodig hebben om goed te leven.”

(Diogenes van Sinope)

Iedereen zal er wel van overtuigd zijn dat wij, ten opzichte van onze

grootouders, in betere huizen wonen, fijner gerechten opgedist krijgen en in eleganter

molières rondtippelen. Maar waarom zijn er in onze overbeschaafde wereld toch zoveel

mensen die het niet meer zien zitten? Velen halen hun schouders op voor dat soort

probleemmensen, maar dat zijn dan meestal de levieten die in een boogje om de

uitgeschudde medemens heenlopen, want iedereen weet toch dat de zielenoden niet aan de

wasdraad worden opgehangen of bij de kapper worden doorgepraat. Maar al de mensen die

ambtshalve of menselijkheidshalve oor verlenen aan de zieleperijkelen van de anderen,

weten dat er gehele scharen van lijdenden in dit ondermaanse ronddwalen. Ik las ooit –

uiteraard een beetje vaag, afgerond en oncontroleerbaar – dat reeds één op tien van onze

verstedelijkte mensen niet meer beschikt over dat gezonde, rustige zenuwstelsel dat aardig

wat stoten kan verdragen vooraleer het over stag gaat. Ik las ook – wanneer lees ik dat toch

allemaal? – dat reeds 1% van onze dapperste der Galliërs al eens bij de psychiater over de

drempel komt, en ik wil de psychiaters hun brood niet ontstelen, maar zo breed moeten ze

het nu ook weer niet hebben.

Een ding doet me pijn, dat namelijk sommige hogepriesters van de

economistische religie dit als nevenverschijnselen hooghartig van de hand wijzen, terwijl

iedereen die nog met een hart door de wereld trekt, weet dat er niets belangrijker is dan de

mens, en dat alle rijkdom niet opweegt tegen dat gevoel de wereld en het leven aan te

kunnen.

VAN MUIZEN EN MENSEN

“Waar het gaat om evenwichten in de natuur,

om

de grondslag van ons bestaan in de meest letter-

lijke zin, is het deze natuur die het laatste

woord heeft, en dat zou wel eens via grote om-

Page 49: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

48

wegen kunnen komen en uit een totaal andere

hoek dan waaruit wij het verwachten.”

(Hans Freyer)

“Druk doende als wij zijn, letten wij niet

op het antagonisme dat er schuilt tussen

de eisen die een ver ontwikkelde technolo-

gische beschaving stelt en de eisen van de

van de natuurlijke instincten van de mens.”

(Mishan)

Sinds het rationalisme hebben wij maar al te graag geloofd dat de mens toch

zó onderscheiden is van de dieren, dat wij op onze achterpoten gaan staan, als een of

andere onverlaat zijn waarnemingen aan dieren ook op de mens wil overdragen. Maar de

moderne ethologie (leer van de gedragingen) heeft het wat minder verwaand gedaan en

enkele observaties en proeven geven ons inzicht in bepaalde facetten van het

verstedelijkingsverschijnsel. Wanneer men een groep witte muizen samen in een kooi stopt,

en zorgt dat er in dit muizenrijk geen economische problemen aan de orde zijn – de

voedselvoorraad is zo groot dat men rustig van een wegwerpeconomie mag gewagen – en

deze lieve diertjes dan alle vrijheid verleent om zich voort te planten – waar deze muizen

aardig mee uit de voeten kunnen –, dan is er aanvankelijk geen vuiltje aan de muizenhemel.

Maar als de populatie een bepaald kritisch punt heeft bereikt, dan worden de muizen, die te

dicht op mekaar gepakt zitten, agressief, ze vallen mekaar aan en bijten naar hun buren, de

moedermuizen zogen hun jongen niet meer en laten ze sterven, en er treden allerlei

afwijkingen in de seksuele gedragingen op. De gemeenschap is, haar economische welvaart

ten spijt, een decadente gemeenschap geworden.

De agressiviteit in onze verstedelijkte gemeenschap is al direct af te lezen uit

de toenemende misdadigheid: is niet, in dit gezegende land dat van melk en honing

overvloeit, de misdadigheid in tien jaar verdubbeld, en is niet de jeugdmisdadigheid – de

jeugd bekijkt het leven nogal kwadratisch – verviervoudigd? Nu kan men gemakkelijk

beweren dat mensen geen dieren zijn en dat wij een verstedelijkingsproces anders

verdragen dan muizen, en… ja, op één voorwaarde, dat wij tegen de biologische wet van de

agressie geestelijke weerstanden weten op te bouwen. Maar wie deze geestelijke weerstand

niet heeft, wordt prooi van die agressie, omdat zijn zenuwstelsel de druk niet kan verdragen.

Dit is, in een verstedelijkende beschaving, ongetwijfeld een meer dan ernstig probleem. Als

wij zeggen dat een beschaving ten onder gaat, bedoelen wij daarmee dat de steden

structureel tot ontbinding komen door inwendige spanningen, terwijl we van de boer alleen

kunnen zeggen dat hij voortploegde. Als we nu met z’n allen gedoemd zijn om te

verstedelijken, dan zullen we dit proces geestelijk moeten aankunnen, en dit is een groot

probleem. Er zijn natuurlijk een stel vergrijsde dualisten die denken dat geestelijke krachten

Page 50: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

49

kunnen opgebouwd worden op een labiele biologische basis, maar de geschiedenis heeft ons

bewezen dat dit nogal uitzonderlijke gevallen zijn, en dat we het stellig in sociologisch

opzicht niet ver zullen brengen als we uitgaan van de stelregel dat deze “dierlijke”

gezondheid weinig ter zake doet. De filosofen, die met transcendente blik het gewriemel der

aardgebonden wezens gadeslaan, zullen nog lang niet in bosjes langs de straten lopen. Laat

ons dus de dingen maar aards bekijken en proberen al die duistere krachten die in de

ondergrond van een mensengemeenschap rommelen, proberen eerst met een paar

biologische handgrepen in een ordentelijk patroon te dwingen. Werkelijk geestelijk voedend

is de eenzaamheid, de rust, de stilte, de retraite… maar als ik onze moderne burgers

ontspanning zie achternajagen langs onze zondagse autowegen, zich allemaal van A naar B

versassend, waarna ze, met gemarteld nervensysteem B bereikt hebbend, tot hun ontzetting

twee andere gaarstovende lijven kunnen inwringen om van de behaaglijke rust van de

natuur te genieten, een rust die krachtdadig onderlijnd wordt door draagbare muziekdozen,

schreeuwende ijsventers en drukdoende grootvaders. Versleten, maar bruin à point,

verplaatst men zich – allemaal terzelvertijd – van B naar A, wat mogelijk gemaakt wordt door

een halve divisie rijkswachters: builen in het koetswerk gaan in de statistieken, builen in het

zenuwstelsel niet.

Wij hebben de taak de mens weer te leren hoe hij de natuur direct en op een

intense wijze kan beleven, om aldus de grondslag van zijn geestelijk leven gaaf te houden –

overspannen mensen leveren nou eenmaal geen evenwichtig geestelijk werk. Dit is de reden

waarom een eenvoudige ‘groene jongen’ die de taak op zich heeft genomen om mensen de

weg te leren terugvinden naar de aarde, een groter dienst bewijst aan de cultuur, dan de

handelaar die deze trek naar buiten van de moderne stadsmens tracht om te zetten in

klinkende verdiensten – al kunnen wij het hem niet euvel duiden, want hij zoekt alleen zijn

nooddruft bijeen te garen door in te spelen op een bepaalde sociologische trend. Maar een

vereconomiseerde gemeenschap vindt deze handelaar dan toch een sleutelfiguur, met

handelskamer, handelsrechtbank en service-club geprivilegieerd als een nieuwe stand,

waaraan de politici gewillig het oor lenen, terwijl deze groene jongen beschouwd word als

een mal buitenbeentje, als een overjaarse romanticus of een zeurende zielenpoot. En dit

laatste is een veeg teken omdat het voor een cultuur een indexwaarde heeft, want de

moderne verzadigde mens heeft een enorme behoefte aan dit directe contact met de

natuur, die veel groter is en een veel dringender karakter heeft dan zijn behoefte aan nog

meer luxe. Het is bijna tragisch dat zovele mensen zelfs het contact met hun lichaam zijn

verloren, zodanig dat dit hen voortdurend parten speelt, die wij dan beschavingsziekten

noemen – maar wie vindt er daar nu soelaas in? Het lichaam is een prachtig functionerend

systeem, dat echter begint kort te sluiten, zowel als wij het misbruiken dan als wij het niet

gebruiken. Lichamelijke inspanning is het geneesmiddel bij uitstek voor alle overspanningen,

en dat hebben de slimste stedelingen al lang ontdekt, hoewel een massa mensen nog altijd

denkt dat de ontspanning ergens te koop is. Ik zou toch altijd een willen proberen of ik

overspannen zielen niet kan genezen met de schop in de hand, want ons spierstelsel is niet

gemaakt om op een stoel te zitten of in auto te rijden, maar om inspanning te leveren. En zo

Page 51: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

50

zitten wij met al de vezels van ons lichaam vast in de natuur, en wij zullen een hoogstaand

geestelijk leven kunnen leiden, als wij deze banden niet doorsnijden, maar levendig en

soepel houden.

ALS DE NATUUR MIJN VUILNISBELT IS, WORD IK DE VUILNISBELT VAN DE

NATUUR

“Als de voortschrijdende infantilisering en

de toenemende jeugdmisdadigheid van de be-

schaafde mens werkelijk, zoals ik vrees, op

genetische ontaardingsverschijnselen berust,

verkeren wij in het grootste gevaar.”

(Konrad Lorenz)

Een mens kan niet leven zonder be-leven. Wanneer hij zijn meest

fundamentele beleving, die van zijn natuur, verdringt – en dat doet hij door zijn natuur in

onnatuurlijke omstandigheden te plaatsen, d.w.z. door een proces van verstedelijking –, dan

zullen verschuivingen optreden binnen de eigen natuur, die ook een sterke “vervuiling” van

zijn gevoelsleven zullen meebrengen. Jarenlang heb ik in een natuurvereniging de mensen

geobserveerd, en ik heb vastgesteld dat ze – ook als men van hen de zwaarste fysische

inspanningen vroeg – nooit kankerden en altijd vol genegenheid en attentie voor elkaar

waren; alleen als men er een element van spanning bijhaalde door ze bijvoorbeeld te

verplichten lang en ingespannen aan observatie te doen, werd er wel eens eentje kregelig,

maar zolang ze én zichzelf én de omringende natuur mochten beleven waren ze gelukkig.

Als ik nu in de verstedelijkte wereld rondkijk, zie ik – ook in Babylonië en in

Rome – zoveel uitwassen die me te denken geven. De mensen worden hebzuchtig en

materialistisch: een uitwas van de natuurlijke drang naar zelfbehoud, en de welvaart schijnt

dit alles nog te intensiveren – ik vermoed dat bezittingen het gevoelsleven van vele mensen

fixeren, en, omdat het geluk om een nieuw bezit niet lang aanhoudt, wordt de bezitsdrang

altijd weer op iets anders gericht. Dit zijn natuurlijk boeiende wezens voor een beschaving

die aan economitis lijdt.

De tien geboden van de berg Sinaï, door het christendom wat opgepoetst en

bijgewerkt, vormden eeuwenlang de morele vuistregel van onze beschaving. Of dit nu de

ideale leefregels waren, laat ik in het midden, maar ik heb altijd geloofd dat wat daarin

afgekondigd wordt, niet zinloos kan zijn. Onze verstedelijkingservaring is maar enkele

millennia oud, terwijl de mensheid al vele tienduizenden jaren in dialoog met de natuur is,

en zich, op grond van dit contact, een levensbeschouwing heeft eigengemaakt, die niet

alleen voor de gezondheid van zijn eigen persoontje, maar ook voor het functioneren van

zijn gemeenschap van uitzonderlijk belang is. Omdat wij ons zelf en de natuur niet

Page 52: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

51

voldoende kennen, en omdat – Parmenides ten spijt – denken en zijn nu eenmaal niet

hetzelfde is, blijken al onze rationalistische gemeenschapsmodellen het niet zo best te doen:

in vele gevallen geven zij voortdurend aanleiding tot spanningen en conflicten (kennen

primitieven ook gemeenschapsconflicten?), of tot frustraties voor bepaalde leden, of tot

corrupte gedragingen… Ik denk dat wij al te hoogmoedig zijn geworden sinds wij steden zijn

gaan bouwen, en vergeten zijn dat de zogenaamde primitieven geen wilden zijn, maar

volkeren die alles geleerd hebben in een eeuwenlange confrontatie met de natuur, en

daarom ook tot vrij evenwichtige sociale modellen zijn gekomen. De “brave wilde” van

Rousseau heeft nooit bestaan, maar de wijze wilde wel, al had hij die wijsheid niet aan

zichzelf maar aan de aarde te danken. Zij hebben hun ratio wel gebruikt; zij hebben echter

geen rationalisme bedreven. Deze rationalistische hybris deed ons geloven dat wij deze

bindingen met traditie en natuur niet meer nodig hadden, en best een logisch

gestructureerde wereld konden opbouwen. Maar dan zou de eerste voorwaarde zijn dat wij

zowel onszelf als de wereld kennen, en dat is helemaal niet het geval. “De wereld” is de ons

omringende natuur, en “ons zelf” betekent: welke draagkracht heb ik als mens?

Een aardig gedeelte van de geestelijke milieuvervuiling mag op rekening van

deze hoogmoed geschoven worden. Een onnatuurlijke wereld ontaardt zo gemakkelijk in

een immorele wereld, in een egocentrische en hebzuchtige wereld. En het meest

verwonderlijke is dat wij, met onze hoogstaande christelijke opvattingen en onze immorele

geschiedenis ten opzichte van de zwakkere volkeren, nog graag een hoge borst op zetten en

doen alsof onze beschaving de bron van alle wijsheid en vreugde is. Waarom zijn drugs,

alcohol en seks meer succesvolle dingen geworden dan de mystieke ervaring van het

goddelijke? Omdat de belevingswereld van de moderne mens zo geblokkeerd wordt door

het rationalisme, dat er verschuivingen optreden naar vormen van ersatz-beleving, want de

mens kàn niet leven zonder be-leven. Als zijn banden met de natuur verbroken worden, zal

zijn eigen natuur on-natuur worden. Het is een aan de biologen voldoend bekend

verschijnsel dat domesticatie van de dieren ook verschuivingen in hun seksuele gedragingen

teweeg brengt, zoals hyperseksualiteit en vroegrijpheid. Het meest gedomesticeerde van

alle levende wezens is echter de verstedelijkte mens, en – al geven wij toe dat er nog meer

onderzoek zal moeten gebeuren – toch lijkt het ons veiliger de hyperseksualiteit van de

mens vanuit deze hoek te interpreteren. Want het geeft toch te denken dat men vele

problemen van de moderne samenleving niet graag benadert vanuit onze relatie tot de

natuur – wellicht is onze beschaving zo onnatuurlijk geworden, dat wij niet graag aan onze

afstamming meer worden herinnerd, en liever allerlei psychosociologisch kunst- en

vliegwerk uitvinden, dan de mens terug te brengen naar de natuur.

Als er over abortus wordt gepraat, gaat men uit van de sociologische of

morele context waarin wij leven (of niet wensen te leven) en wij vragen ons zelden af

waarom bij sommige personen of groepen de eerbied voor het leven zo diep-fundamenteel

is. De strijd rond abortus speelt zich meestal af tussen twee kampen: een dat religieus-

ethische motieven als uitgangspunt neemt, en een dat humanistisch-sociologische motieven

als de enig waardevolle beschouwt. Maar waarom vragen Indianen aan hun god vergiffenis

Page 53: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

52

als ze een dier doden, en waarom zegt Seattle dat “de blanke man de dieren van dit land

moet beschouwen als zijn broeders”? Waarom beschouwen de boeddhisten het leven als

heilig in se, en waarom had Schweitzer in zijn latere jaren zoveel diepe eerbied voor het

leven dat het voor hem een gewetensprobleem werd een dier te doden, zelfs om zich te

voeden? Ik ben altijd bang van die oppervlakkige rationalisten die willen “baas zijn in eigen

buik”, precies alsof zij baas zijn over het eigen leven, maar die hun diepere gevoelens voor

het wonder van de natuur hebben laten afsterven. Is dit geen schrijnende vervreemding ten

opzichte van de diepere dimensie van het leven, die precies aan het leven zijn schoonheid en

zin geven? Deze dingen zijn moeilijk in rationele termen uit te drukken, en in een beschaving

zonder gevoelsdimensie haalt men er ook smalend de schouders voor op.

Maar ik denk dikwijls aan de toren van Babel, een verhaal waarin de

natuurgebonden nomaden hun angst uitdrukten voor de verstedelijking, die de mensen

afkeert van het diepe wonder van het leven en de natuur, en daarmee van God. En hoewel ik

weet dat wij niet anders meer kunnen dan Babelse gebouwen optrekken, zullen wij toch

moeten voorkomen dat wij daaraan geestelijk ten onder gaan.

“ELK STUK VAN DIT LAND IS HEILIG VOOR MIJN VOLK”

“Wij zijn ons gevoel van intimiteit met de kos-

mos verloren, die ingeboren kennis van het

feit dat ook wij behoren tot de levende vor-

men… Wij hebben onze geschiktheid verloren

om in harmonie te leven met het zonnestelsel

en met de grote kosmos.”

(J. Bleibtreu)

“Wij weten dat het leven zelf heilig is.”

(E. Spranger)

Het heeft mij steeds weer ontroerd als ik las hoe het Indianenopperhoofd

Seattle zo sterk de nadruk legde op de heiligheid van zijn land. Ik heb de indruk dat wij dat

gevoel voor de sacrale dimensie van de natuur, het leven, ons eigen lichaam, zo sterk

verloren zijn, dat wij deze idee als romantiek van de hand doen.

Het christendom is een hoogedele religie, en de bergrede is een uniek

religieus document. Maar reeds zeer vroeg heeft het christendom een neoplatonische trek

gekregen, waardoor het sterk dualistisch werd, en natuur en geest tegen elkaar in het

geweer bracht – de natuur, en in het bijzonder ons lichaam, en nog meer in het bijzonder het

vrouwelijk lichaam, waren voor de kerkvaders de bronnen van alle zonde. Maar de relatie

tussen natuur en geest, tussen het immanente en het transcendente, hoeft in het geheel

Page 54: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

53

niet dualistisch te zijn, en het lichaam kan beschouwd worden als het heiligste ding op aarde,

omdat het de geest voortbrengt, omdat het de religie en de wetenschap mogelijk maakt; en

de natuur kan beschouwd worden als Gods heilige tempel, omdat mijn religieuze ervaringen

in die natuur verankerd liggen.

Men kan religie beschouwen als een leer – dit is nogal gevaarlijk rationalistisch

–, maar ik beschouw religie liever als een innerlijke ervaring, als een soort mystieke

participatie aan het wonder waarin ik het geluk heb te mogen leven. Nu is precies deze

ervaring van het wonder, in de sterrenhemel, in de natuur, in mijn eigen hart – “mir ist alles

Wunder” zegt Spranger – de grondslag van een natuurlijke religiositeit. Op deze natuurlijke

religiositeit kan elk religieus systeem gevestigd worden, maar als de eerste niet aanwezig is,

zal het tweede innerlijk verdorren en door de rationalistische mens als zinloos van de hand

gedaan worden. En we moeten toegeven dat religieuze systemen waar wij niet bij betrokken

zijn, nogal een irrationele indruk op ons maken. Ik ben ervan overtuigd dat de enorme

achteruitgang van de religiositeit bij de moderne verstedelijkte mens op de eerste plaats een

gevolg is van het verlies van deze natuurlijke religiositeit. Maar deze is, zoals reeds

opgemerkt, op de eerste plaats een kwestie van beleving van het wonder. Waar moet dat

wonder gevonden worden als wij ons contact met de natuur verbroken hebben en op een

sterk kunstmatige wijze leven, als onze wereld alleen nog bestaat uit asfalt en beton? Want

ook het wonder in mijn hart zal ik niet meer beleven, als dat hart gefrustreerd is, en er

allerlei verschuivingen in mijn belevingswereld optreden, omdat ik geen relatie meer heb

met het grote wonder van de aarde. Ik weet dat men zo moeilijk iemand kan overtuigen van

de juistheid van deze stelling, omdat dit uiteraard niet langs rationalistische wegen kan

gebeuren, maar alleen door rechtstreeks beleven van de natuur. Maar wie deze beleving

niet wil ondergaan, gelijkt op iemand die wil leren zwemmen, maar niet in het water wil. En

hier schiet ons opvoedingssysteem schromelijk te kort, want het is een bijna zuiver

rationalistische bedoening, en heeft derhalve geen tijd voor zulke vage ondernemingen, om

niet te zeggen beuzelarijen, als natuurbeleving.

Als ik, met Seattle, beweer dat de natuur een sacrale dimensie heeft, betekent

dit niet dat de natuur op zichzelf heilig is, een soort vage pantheïstische godheid is. Hier

hebben vele romantici een fundamentele fout begaan, want als de natuur heilig was zou de

natuur goed zijn. De natuur kent deze morele categorie van goed en kwaad niet, want een

van haar meest fundamentele beginselen is de struggle for life, een drang die ook in onze

biologische basis aanwezig is, en die wij ervaren als een onoverkomelijke grenssituatie: hoe

kan ik een bestaan onder de zon verwerven als ik niet mag vechten tegen de anderen, maar

hoe kan ik vechtend de christelijke naastenliefde beoefenen? Is het daarom dat het

Evangelie zo wijs leert dat we onze naaste moeten liefhebben gelijk ons zelf, en dat

Confucius leerde dat we anderen niet moeten aandoen wat we zelf niet graag hebben?

Religie heeft een transcendent karakter, d.w.z. dat ze boven het gegeven

natuurlijke bestaan uitstijgt. Aangezien ik dit probleem hier niet kan behandelen (ik deed het

in een ander geschrift, getiteld Evenwichtig Leven, Gelukkig Leven), moet ik mij beperken tot

één facet: dat van de liefde, de grote droom van alle religies (jammer genoeg zo dikwijls

Page 55: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

54

slechts een droom). Iedereen weet dat de natuurlijke drang, die wij liefde noemen, ons

innerlijk sterk beweegt en ons aanzet tot bepaalde handelingen, die niet direct van rationele

aard kunnen genoemd worden. Het is een kwestie van innerlijke beleving. Maar deze liefde

is in feite op ons zelf gericht, want ze wil voldoening geven aan deze innerlijke drang. Wij

moeten deze natuurlijke liefde sublimeren, op een hoger vlak brengen, willen we ze op

anderen kunnen richten, zonder daarin ons zelf te zoeken. Deze veredeling van de

belevingswereld is een religieuze aangelegenheid die haar hoogste trap bereikt in de

mystiek. Alleen de mystieke participatie aan dezelfde innerlijke ervaring kan de liefde in de

wereld brengen. Men kan de liefde niet doen ontstaan door rationele middelen, zoals een

wet, ook niet als het een religieuze wet is, evenmin als men een jongeling kan verplichten

verliefd te zijn op een meisje. Men zou, bij het nadenken over de religie veel meer aan deze

mystieke functie, aan deze innerlijke bewogenheid, aan deze verterende ervaring aandacht

moeten besteden, omdat een religie zonder enthousiasme (van en-theos, “God in ons”)

eigenlijk een zinloos iets is. Religie is niet waar of vals, maar authentiek of inauthentiek.

Als men bovenstaande stelling aanneemt, dan is het van kapitaal belang dat

het natuurlijke gevoelsleven niet geperverteerd, niet verbrutaliseerd, niet

versentimentaliseerd is, maar gewoon natuurlijk. Maar hoe moet dat in een verstedelijkte

wereld, waar zoveel inauthenticiteit bestaat, waar men bepaalde innerlijke belevingen

steeds maar weer verbergt en andere fingeert? In de natuur bestaat geen leugen, in de

natuur is alles authentiek, en daarom is dit contact met de natuur zo belangrijk, want aan de

dieren moet je geen leugens vertellen, en geconfronteerd met het grote wonder moet je

niet doen alsof. Aldus wordt het hart zuiver en in staat – om het met Rilke te zeggen – zijn

diepste gevoelens te bevrijden.

De dieren beleven de natuur zuiver en authentiek, omdat zij er volledig in

geborgen zijn. Maar wij hebben ook een geestelijke, een transcendente dimensie, hoewel

wij nooit mogen vergeten dat wij ook een natuurlijke dimensie hebben. Maar een onechte,

onevenwichtige natuur kan nooit de basis zijn van echte religiositeit. Omdat wij wellicht

nooit goed begrepen hebben dat natuur en God in ons, mensen, onafscheidelijk verbonden

zijn, zijn wij in het scherpste lichaam-ziel dualisme terecht gekomen, zodat wij een gespleten

cultuur hebben opgebouwd. We waren in staat de godsdienst van de naastenliefde te

belijden terwijl we de heidenen over de kling joegen, we gaven mild voor de voortplanting

des geloofs, terwijl we ons ijverig toelegden op koloniale uitbuiting en onderdrukking, we

schonken een glasraam aan de kerk terwijl we onze arbeiders lieten verkommeren in hun

ellende, we verkondigden Gods lof van de daken terwijl we onze politieke tegenstrevers

lieten ombrengen… en toch beweerden wij de enige ware godsdienst te bezitten, hetgeen er

ons dan weer niet van weerhield diegenen uit te buiten die economisch bruikbaar waren, of

het nu Azteken, Soedannegers of Tasmaniërs waren – kieskeurig waren we niet. Dit is voor

mij de meest brandende vraag over het christendom: hoe het, ondanks zijn edele

beginselen, mede aan de basis van zulke beschaving kon liggen?

Uit achting voor de hoge adel van het christendom, ben ik op zoek gegaan in

andere religies, alleen om te ontdekken of wij geen fundamenteel iets veronachtzaamd

Page 56: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

55

hebben bij de uitbouw van het christendom. Ik vond minstens één waarde in de oosterse

religies die ik hier niet had gevonden: het non-dualisme. De mens is ingebed in de natuur, en

moge hij dan hoog in de lucht van zijn geest uitgroeien tot een prachtige boom, zijn wortels

zitten in de aarde; en als ik hem ontwortel, dan sterft ook zijn geest. Zijn religie is

vergeestelijkte natuur, en als ik hem zijn natuur ontneem, sterft ook zijn religiositeit. Dit is

de sacrale dimensie van de natuur: in mij wordt de natuur heilig. Dit is een van de diepste

waarheden van het Zen-boeddhisme; en het christendom – en meteen onze cultuur – zou er

alles bij winnen deze relatie beter te begrijpen… en te beleven.

Franciscus van Assisië was een goddelijke naïeveling, die nauwelijks wat afwist

van theologische geleerdheid. Hij las in de natuur het wonder, en dit wonder was de

voedingsbron van zijn overweldigende mystieke kracht. Omdat deze Poverello het symbool

is van onze nood, is hij zulk een succesvolle heilige, terwijl de andere veelal op stofferige

zolders staan af te schilferen. Maar de behoefte aan natuurlijke religiositeit drukt zich uit in

de aantrekkingskracht die deze man op ons uitoefent. Hij had in al zijn spontaneïteit, de Zen-

relatie ontdekt.

Het is mij, vanuit deze kijk op de natuur, ook duidelijk geworden waarom onze

kerken zo weinig hebben geprotesteerd tegen de vernietiging van wat zij toch als Gods

schepping beschouwen. Als men eeuwenlang bevoorrechte stand is geweest, kan men zo

moeilijk terugkeren naar evangelische authenticiteit, en draaft men zo licht mee met de

andere bevoorrechten, die het wereldlijk gezag in handen hebben. Maar als men bovendien

een dualistisch verleden heeft, kan men zo moeilijk het hekken aan een andere stijl hangen.

Wat men echter wel kan is de hoogmoed afleggen, het triomfalisme vaarwel zeggen zijn

barokke gewaden uittrekken en terugkeren tot zichzelf, tot de basis van alle religiositeit, en

daar zal men de natuur ontdekken.

DIT IS EEN TIJD VOOR DANKBAARHEID

“Hij beklaagt zich over harde tijden omdat

hij zich geen kroon kan kopen.

Wat weelde en comfort betreft, hebben de wij-

zen altijd eenvoudiger geleefd dan de armen;

oude schoenen zullen een held altijd langer

van nut zijn dan zijn knecht… blote voeten

zijn ouder dan schoenen.”

(H.D. Thoreau)

“Alleen een mens met grote diepgang kan zich verheugen in duisternis en stilstand.”

(J. Blofeld)

Page 57: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

56

Dankbaar zijn om de goede dingen van de aarde is geen economische deugd,

want iedereen weet dat er aan asceten niet veel te verkopen valt. Als ik in een gewichtig

handboek voor economie lees dat het aantal menselijke behoeften als oneindig mag

beschouwd worden, dan kan ik daar alleen uit besluiten dat de mens geen kans op geluk

wordt geboden omdat hij veroordeeld is om altijd meer te willen dan hem geboden wordt.

Er lopen altijd kruideniers genoeg rond in een beschaving die deze ontevredenheid

stimuleren teneinde het verkoopcijfer te zien stijgen, en wie het geen barst kan schelen of ze

daarmee onrust teweeg brengen in de harten van de mensen. Maar er zijn ook altijd

gangsters geweest, die met een masker voor het gezicht, de instincten van de mensen

hebben geprikkeld – tot in het immorele toe – om hun winsten op te drijven. Met hun

aartsdomme, maar sluw berekende reclamepanelen bepalen ze het beeld van een

decadente cultuur, waar valse waarden als echte waarden worden verkocht, juist zoals ze

het veramerikaniseerde moderne straatbeeld bepalen. Alleen in Amerika was men ooit van

mening dat zaken doen een deel van het culturele leven bepaalde!

Wij hebben recht op tevredenheid. En als iemand mij zegt dat de economie

daar niet bij gebaat is, kan ik alleen antwoorden dat ons economisch systeem niet deugt,

want torenhoog boven de commerciële baten staat het geluk van de mensen. Nu weet ik

best dat, als rijkdom de mensen niet gelukkig maakt, armoede dat ook niet doet, en we

mogen ons gelukkig prijzen in een tijd te leven waarin we genoeg te eten hebben, goed

gehuisvest zijn, een wagentje bezitten… en aldus heel wat energie kunnen overhouden om

onze geestelijke vleugels uit te slaan. Alleen een sufferd zal denken dat we deze gewonnen

vrijheid weer moeten offeren op het altaar van de commercie. En dit is het drama van onze

tijd: vrijheid wordt niet vergeestelijkt! Integendeel, we zijn – samen met de Romeinen van

zoveel eeuwen terug – de dikste materialisten die ooit hun schaduw op aarde hebben

geworpen.

Mijn grootmoeder was een eenvoudige boerin, die haar hele leven had

moeten wroeten om de eindjes aan elkaar te knopen, en haar handen stonden krom van het

werk. En toen ze, oud geworden, op haar sterfbed lag, en ik naar die kromme handen keek,

was ik zeker dat ze daarmee méér dank gezegd had tot God en de aarde dan vele moderne

welstellende dametjes dat met hun verzorgde handjes met gelakte nagels ooit zullen doen.

Waarom zijn mensen toch nooit tevreden met al wat ze in hun leven hebben gekregen,

waarom zijn ze niet blij dat ze geen lijfeigene zijn, dat ze niet door de pest worden bedreigd,

dat ze geen hongersnood kennen, dat ze geen hout moeten sprokkelen, dat ze vlees en

suiker te eten hebben, dat ze… och, men kan een heel boek vullen met de dingen die de

moderne mens heeft gekregen, maar hoeveel bladzijden kan men vullen met de namen van

de tevredenen? Dat wij nooit tevreden zijn komt omdat we nooit dankbaar zijn. Jaren

geleden zag ik op een Duitse boerderij ooit een spreuk staan: “Heer, wij danken u voor het

water, het vuur en het brood.” Ik was toen nog een gesofisticeerde dertiger en was van

mening dat Duitsers toch dwaas-romantische spreuken in hun gevels konden beitelen. Ik

dacht dat in onze tijd toch niemand meer dankte voor zulke elementaire dingen. Toen ik

enkele jaren geleden met vrienden over de ingesneeuwde Hoge Venen trok, en wij na een

Page 58: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

57

daglang sjouwen zonder gelegenheid om ons even in het gras neer te vleien, ’s avonds

doodmoe in de eenvoudige jeugdherberg aankwamen, dacht ik: “Heer, wij danken u, voor

het water, het vuur en het brood.” Als wij niet regelmatig in contrast gaan tot onze fatterige

levensstijl, zullen wij nooit de weldaden van het moderne comfort écht weten te waarderen,

en zullen derhalve nooit dankbaar zijn voor dit schone leven.

DE ACHTERHOEDE

“Men denkt te sterven voor de Klasse, maar men

sterft voor de lieden van de Partij.

Men denkt te sterven voor het vaderland, maar

men sterft voor de industriëlen.

Men denkt te sterven voor de vrijheid van per-

soon, maar men sterft voor de vrijheid van de

dividenden.

Men denkt te sterven voor het proletariaat,

maar men sterft voor zijn bureaucratie.

Men denkt te sterven voor de orde van de staat,

maar men sterft voor het geld dat hij bezit.

Men denkt te sterven voor een natie, maar men

sterft voor de bandieten die haar muilbanden.”

(François Perroux)

In een gemeenschap van mensen, ook in een zogenaamd democratische,

tekenen zich zwaartepunten af, waar macht geconcentreerd wordt, en waar machtigen op

een hoopje kruipen. Al geloven wij niet dat de democratie nog langer de wierookwalmen

verdient, waarin ze zich na de ondergang van al wat totalitair was, mocht verheugen, omdat

wij onderhand wel gewaar zijn geworden dat belangengroepen de meest heimelijke maar

ook de hardnekkigste dictatoren zijn, die weliswaar niet op de kansel klimmen om zich schor

te schreeuwen, maar ons als adders in het gras naar de voeten bijten –, toch moet het nog

altijd doorgaan als de minst kwalijke vorm, die we ooit aan onze grijze hersenmassa hebben

ontfutseld. Wij kiezen dus onze representanten, met nuchter en klaar inzicht, met ijzige

onverschilligheid, of bedwelmd door de reclame (vandaag waspoeder, morgen coca,

overmorgen een politicus)… met nog wat intern gewring in de partijrangen zelf, komen dan

onveranderd toch altijd weer dezelfde heren uit de hoed. Maar goed, men kan nog altijd

zeggen dat we gekozen hebben, wat ons een heerlijk gevoel geeft van toch nog mee te

tellen. Maar dan komt de horde van de niet-gekozen Maltezer ridders en Tempeliers, die

allerlei kamers en clubs en genootschappen en intercommunales baren, die uitermate

gewichtig doen, maar waarvan men zich alleen kan afvragen welk ander doel zij hebben dan

Page 59: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

58

hun eigen belangen te dienen. Op recepties en dure diners – waar ze steeds weer een

minister weten naartoe te draineren – hebben ze het onveranderd over de streekbelangen,

over de hoogdringende ontsluiting, over de bescherming van de (lees: hun) bedrijven – zei

Schiller niet: “als de koning bouwt, heeft de kruier iets te doen”? Natuur- en

streekbescherming zijn voor hen dwaze romantische begrippen, en men mag rustig de hele

streek betonneren – ’t is toch een cultuursteppe, zij zijn op de Galapagos geweest! – als de

vooruitgang er mee gebaat is (ja, waarom geen vliegveld in deze contreien? – maar zij

wonen onveranderlijk in de schoonste hoekjes van de streek, waar zij – al dan niet met

ambtelijk geknoei – hun riante villa hebben neergepoot, ver van de heffe des volks, die haar

ongewijde blikken moet afhouden van de vooraanstaanden en hun geëigende

ontspanningswijzen. Als ge deze woonsteden op kaart brengt, liggen zij onveranderd ver van

alle autowegen of industrieterreinen, en recht over hun deur hebben ze een ruige weide vol

brandnetels en kleefkruid tot natuurreservaat laten uitroepen (wie zou durven beweren dat

zij niets doen voor de natuurbescherming?). Zij zouden zelfs nog petities tegen autowegen

tekenen, voor zover die vlak onder hun eigen balkon passeren – de verafgelegen autowegen

betekenen uiteraard streekontsluiting en vooruitgang! Op vergaderingen, waar ook de

gewone man op zijn klompen wel eens binnen mag (hoe zetten zij zich toch in voor de

volksopvoeding!), zullen zij steeds zichzelf en mekaar afschilderen als de enigen, ja de

enigen, die daadwerkelijk iets voor de natuur gedaan hebben, al was het dan maar omdat ze

met hun eigen schamele spaarcenten een stuk bos hebben gekocht, dat ze netjes hebben

afgespannen om te verhinderen dat oneerbiedigen dit prachtige stuk natuur zouden

bevuilen en de wilde dieren zouden opjagen. Nog lang na ons zal deze brok groen een parel

van de streek zijn! En gij nu! Dat ze daarbij graag eens jagen (ze bedoelen uiteraard

fazantenkuikens neerschieten vanop vijf meter) is toch normaal en het bevordert zelfs het

evenwicht in de natuur – waaruit nog eens blijkt welke franciscaanse gevoelens zij

koesteren. Wie dan wat misselijk wordt van al dat schijnheilig gezwam, is natuurlijk een

halfgare poëet, een onverbeterlijke zeurkous, een aartsjaloersaard… die in wezen niets

reëels doet voor de natuur – heb je hem al ooit een stuk bos zien beschermen door

aankoop? Neen, babbelen, oeverloos wauwelen, dat doen die groene mannekens!

De politici hebben natuurlijk deze bombastische jongens nodig om zichzelf in

het zadel te houden. Ze worden dan ook gevraagd aan te sluiten bij de golfclub (strikt privé,

uiteraard), bij de service-club, aan te zitten aan het banket… daar wordt aardig wat port

gedronken en spitante tafelreden gehouden, geheime afspraken gemaakt en infrastructuren

onder de loupe genomen; daar wordt wederzijds wel aardig wat vleierij uitgewisseld, wat

gespot met de achterlijke kleine man, wat “parler auto” bedreven en de jongste vakantie

(Zuid-Amerika, Thailand…) besproken. Dat kan me feitelijk allemaal niets schelen – als kippen

liever over de grond scharrelen dan te vliegen moeten ze dat zelf weten –, maar daar wordt

ook een sfeer geschapen die erg gevaarlijk is voor onze natuur. Want het behoort tot de bon

ton smalend te spreken over dat groene gedoe, en het is niet de gewoonte veel

levensbeschouwelijke symposia te houden – veel geld en veel aanzien (voor sommigen

volstaat het eerste) volstaan als basis voor hun existentie. Hoe moeten de groene jongens

Page 60: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

59

als ik daar tegen optornen, jongens zonder geld, zonder bedienden? Dit drama van de

discrepantie tussen macht en inzicht, tussen egoïsme en idealisme, tussen geldzucht en

cultuurgevoeligheid… is het meest pijnlijke drama waaronder wij lijden. Ondanks alle inzicht,

alle goede wil, alle bekommernis om hogere waarden, worden wij niet beschouwd als

volwaardige gesprekspartners, omdat idealistische mensen in een politiek bestel als het

onze, politiek niet interessant zijn. Steeds weer worden wij voor bedongen en voldongen

zaken gesteld, en steeds weer tracht men in handelskamers en intercommunales een hoop

zaken fluisterend af te handelen, zodanig dat men, bij een eventuele reactie, kan zeggen dat

het te laat is, dat de plannen getekend zijn en de aanbestedingen bezig.

De andere groep mensen, die op onze kant zou moeten staan, maar gek

genoeg liever tafelt met de rijken, is de syndicale groep, waar men, bezeten van het

probleem van de tewerkstelling en wetend dat alleen de industriëlen werk hebben, liever

met deze laatsten een stapje meewandelt, dan zich hardnekkig te verzetten tegen aanslagen

op het geluk van de werknemer. Ofwel begrijpt men in syndicale middens dat de mens nog

wat anders is dan een homo faber, ofwel beperkt men zijn actieterrein tot de tewerkstelling

alleen, en lost zijn greep op de totale mens, d.w.z. moeit men zich niet met het

gemeenschapsleven als dusdanig.

AL WAT GIJ DOET, IS BLOMME ZIJN

“Wat in feite beschermd moet worden is de

mach-

teloosheid van de contemplatie, van het schone

en verhevene dat in de vrije natuur gezocht

wordt.”

(Ton Lemaire)

Toen ik, in de zalige dagen mijner jeugd, op de humaniorabanken zat, werd

mij, met een overmaat aan geëigende termen, gewezen op het merkwaardige

schoonheidsgevoel van de Grieken, die hun diepste ontroeringen wisten te vertolken in

harmonieuze vormen – iets waaraan elke toekomstige cultuurdrager zich moest spiegelen,

wenste hij niet te verruwen in een altijd weer dreigend barbarendom. Met het perkament

onzer bekwaamheid op zak, trokken we de wereld in, vol esthetische verwachting – nu zou

ons de schoonheid in al haar facetten geopenbaard worden, ook in dezulke die ons om

ethische redenen tot dan toe onthouden waren.

Maar gaandeweg leerde ik dat schoonheid in de uitbouw van onze

samenleving maar een zeer geringe rol speelde, dat men zowel bij de aanleg van

hoogspanningslijnen als autowegen gewoon de kortste en goedkoopste oplossing zocht, wat

uiteraard een louter economische motivering van de dingen is. Wij zagen de vooruitgang

Page 61: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

60

oprukken door onze mooiste landschappen, overal nuttige dingen neerpotend als koeltorens

en graansilo’s en TV-masten, zonder zich af te vragen of daardoor niet voor altijd de horizon

beschadigd werd. Zelfs zagen wij de klassering van mooie dorpsgezichten verwerpen uit

naam van diezelfde vooruitgang, want was het niet zo, dat men niet kon eisen van de boer

dat hij als een Bokrijker voort moest “middeleeuwen”, terwijl rondom hem moderne

gerationaliseerde bedrijven, met loopstal, varkensrooster of legbatterij uit de grond rezen?

Geen sprake van! Zelfs de dorpspastoor – altijd belust op zielenoogst – meende dat men van

schoonheid niet kan leven. Anderen die altijd, als ze eenmaal aan het rollen gaan, eenparig

versneld tot in de gekste uithoeken van hun verbeelding rollen, verkondigen in hun lokale

weekendkrantjes dat een eindeloos aardappelveld hun schoonheidsgevoel (uiteraard door

studie gevormd) veel meer weet te beroeren dan een glooiende heuvel met hazelaars en

knotwilgen – hoewel zij, op de gloeiende rooster van het debat gelegd, toch moeten

toegeven, weze het dan in arren moede, dat zij hun vakantie ook niet doorbrengen tussen

het patattenloof.

Als ik morgen zou voorstellen het mooie stadhuis van Oudenaarde af te

breken, omdat dat versleten oude hok de miljoenen niet waard is, die wij er, dan nog in een

tijd van economische crisis, tegenaan gooien om het te restaureren, dan zal iedereen mij tot

het barbarendom rekenen, en zullen woorden hard als keien mij naar de cultuurloze kop

geslingerd worden. Maar als ik vandaag nog voorstel die mooie vallei maar met een autoweg

te versieren – een balkon van waarop men het balkon kan bewonderen – en er ter afwerking

een paar kloeke pylonen in overeind te zetten, de beek maar in een betonnen harnas te

wurmen… dan schrijven de krantjes lovende artikelen over deze man, die met vranke blik de

toekomst peilt, die visie heeft op de vooruitgang en economisch onverschrokken de dingen

bij hun naam durft noemen, wars van alle sentimentaliteit en tegen alle groenvreterij in, de

toekomst weet veilig te stellen, begrijpt dat de kleine man het recht heeft op een zonnige

toekomst waarin hij zich het nodige zal kunnen veroorloven om kommerloos doorheen de

dagen te glijden… de handelskamers zien er brood in voor de industriëlen en lopen – als

algemeen geweten – als kalveren achter elke welvaartskoe met volle uier aan (heb ik deze

orde der Tempeliers nu nogmaals beledigd? – ik hoop het!), en de syndicaten, nu ook niet

direct culturele instellingen, zijn de mening toegedaan dat, stellen vast dat, en protesteren

met klem tegen… maar waarom het allemaal herhalen?

Maar wat schort er eigenlijk aan het schoonheidsgevoel van zovelen, die wel

staan te drummen rond de Mona Lisa, in de hoop dat de anderen zien dat ze er ook zijn,

maar die het geen barst kan schelen als men de kunstwerken van de natuur er maar onder

bulldozert? Eén verklaring zou well kunnen zijn dat ze in feite nooit participeren aan de

landschappen, omdat ze er nooit echt komen; ze rijden er wel door, en in het beste geval

fietsen of marcheren ze er door, maar de schoonheid op een verstilde en innige wijze

drinken – dat deden ze nooit. Bezoeken aan de natuur beperken zich dikwijls tot het proeven

van lokale specialiteiten onder een stoffige linde in een boerendorp, maar hoeveel keer

waren zij alléén in het landschap, hoeveel keer hoorden zij het bos ontwaken op een

lentemorgen, hoeveel keer zagen zij de vermoeide zon achter de heuvel verdwijnen? Een

Page 62: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

61

haastige blik is nog lang geen participatie. Of moeten we wijzen op het feit dat de

landschappen in de schilderkunst niet meer als dusdanig worden aanvaard, maar als

getormenteerde producten van een mentale verstedelijking op het doek gewrongen

worden? Dat zij een verre herinnering zijn uit de hoogdagen van de romantiek of van het

impressionisme, maar sindsdien zelfs de kunstenaars, de exponenten van het cultuurgevoel,

niet meer ontroeren? En dat elke natuuraanbidder zijn horizon moet verengen als hij door

het landschap wandelt, wil hij niet getraumatiseerd naar huis komen, omdat de harmonie

overal gestoord of verbroken is. Maar de niet participerenden hebben in onze moderne tijd

veel verengende tuigen als film- en TV-camera’s, die ons een voedselzoekende scholekster

op een slikke kunnen laten zien en bewonderen – o wilde en onvervalste pracht – zonder dat

we weten dat honderd meter verder een walmende petroleumraffinaderij staat – maar als jij

op de slikke naar de scholekster staat te kijken, zie je de rest ook. Is dit de reden waarom

velen geen esthetische vreugde meer vinden bij het wandelen door het landschap, en liever

in een museum naar kunstwerken kijken die begrensd zijn door hun eigen omlijsting, of op

een winteravond naar de ingeraamde dia’s? Of – wat God verhoede – zijn reeds zoveel

mensen in hun gevoelsleven verbrutaliseerd dat zij de schoonheid van de natuur niet meer

zien, als ze gejaagd door het landschap schieten? Want onze moderne beschaving heeft een

ziek hart. De natuurlijke gevoeligheid, die niets te maken heeft met

schoothondjessentimentaliteit, is bij velen nooit echt tot bloei gekomen, omdat een

economisch gemotiveerde beschaving niet veel kan aanvangen met gevoel – met

gevoelloosheid schopt men het veel verder in het zakenleven –, en derhalve in het onderwijs

ook niet veel gesleuteld wordt aan dit gevoel, omdat de ontwikkeling van de ratio wordt

beschouwd als het enige ter zake doende. Met deze puntige ratio kan men zich een weg

banen in de samenleving, zich een goed gewin verzekeren… en al de rest is franje.

Ik ben er steeds van overtuigd geweest dat de rest geen franje is. Toen ik nog

als gevoelige puber mijn zieleroerselen op versvoeten uit mijn hart liet sluipen, was ik reeds

een beetje beschaamd om deze dichterlijke neigingen, en ik placht mijn verzen weg te

stoppen achter de soliede ruggen van de acht boeken van Euclides. Waarom was ik zo open

als het mijn ratio betrof en zo gesloten als het om mijn hart ging? Toen ik later belandde in

dat wat men gevoeglijk de grote wereld noemt, stelde ik tot mijn niet geringe ontzetting vast

dat ruwheid en hardheid veel meer als deugden werden beschouwd dan fijngevoeligheid.

We leefden toen in een martiale tijd, waaraan zelfs onze kerken meenden te moeten

deelachtig zijn, en vermits een soldateske kerel niet gevoelig is, probeerde ik ook stoer te

doen, hetgeen me best lukte zolang ik niet alleen was, maar in bont gezelschap de ruwe

onbehouwen knaap kon uithangen. Volwassen geworden, werd ik meegesleurd in een

economistische euforie, en ik wilde ook wel bikkelhard zijn als ik daarmee een beter bestaan

kon opbouwen, en ik aanvaardde met gerede glimlach dat de aarde vuil werd en de rivieren

stinkende riolen – ons Vlaanderen was ontheven aan het pauperisme van weleer, en de

hoogspanningsleidingen vormden de nieuwe notenbalken, maar niemand schreef er een lied

op. Maar ik had een weerbarstig hart. En hoe ouder ik werd, hoe rustelozer het werd. Ik

schaamde mij. Maar op zekere dag ontdekte ik de ware zin van dit natuurlijke gevoel, en

Page 63: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

62

deze zin heeft mij nooit meer verlaten. Overal om me heen zag ik de schoonheid die deel is

van de sacrale dimensie van de natuur, en ik begon weer in God te geloven.

Maar ik leerde van lieverlede dat de mensen rondom mij deze dimensie niet

zagen, en in mijn eenzaamheid schreef ik mijn hart neer in dagboeken, die niemand te lezen

kreeg. Ik hoorde – en o ironie – ik gaf lezingen over de economische waarde van de natuur,

over de technische procédés waarmee het allemaal weer proper te maken was, over de

nieuwe ecologische filosofie, over de sociologische achtergrond van het hele proces… maar

ik had niet veel jaren nodig om te bemerken dat we daarmee onze problemen aan een

slappe koord hadden opgehangen, en de zaken aldus nooit zouden te keren zijn. Misschien

was het allemaal niet zo een rationeel probleem, maar was ons gevoelsleven ondervoed,

zodat de primaire instincten doorbraken en ons egoïsme en hebzucht ons tot vernieling van

de natuur aanzetten, in de plaats dat ons hart ons zou zeggen dat dit niet kon – we leden

geen esthetische pijn. Wij begrepen niet dat al wat schoon is, in diepste wezen ook sacraal

is, en wij misten derhalve de schroom die mensen altijd voor het sacrale hebben opgebracht.

Soms beweert men dat de ontmythologisering van de ruimte noodzakelijk was, maar dat uit

een ruimte de heksen en de trollen, de weerwolven en de alven werden verdreven, was ook

ons probleem niet. Maar dat God uit de ruimte verjaagd werd, was ons gróte probleem. De

ruimte werd gerationaliseerd tot een coördinatenstelsel, en dat was voor de ontwikkeling

van de wetenschap allerheilzaamst, maar, aangezien ik de mens maar moeilijk kan

reduceren tot een stel coördinaten, was daarmee mijn aanwezigheid in de wereld niet

opgelost: zelfs als ik de wereld rationaliseer, ben ik daarmee nog niet gerationaliseerd! Ook

mijn belevingsdimensie zocht een klankbord in de wereld, en die was alleen te vinden in de

sacrale dimensie van de natuur. Daarom is de natuur de basis van mijn religiositeit, en

daarom moet de natuur beschermd worden, ook in een verstedelijkte wereld. De religie zal,

ondanks haar schat aan geboden en gebeden, aan tempels en liturgieën, eenmaal ervaren

dat ze moet terugkeren naar haar bron: het wonder van de natuur, dat de neolitische mens

zo diep aangreep, zo diep dat hij monumenten oprichtte, waarvan wij nauwelijks kunnen

geloven dat hij het technisch kon – religieus enthousiasme is sterker dan de eerste de beste

domme kracht.

Page 64: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

63

WIJ, GROENE JONGENS

HERDER VAN DE NATUUR

Nooit was er een herder die zijn kudde op zulkdanige wijze te lijf ging dat hij

uiteindelijk wel een zak rinkelende dukaten bezat, maar geen kudde meer. Kan de mens nu

niet op dezelfde wijze tegenover de aarde staan: met liefde en eerbied, hetgeen niet moet

verhinderen dat hij al eens een lammetje slacht? Ik sta niet tegenover de natuur als een

hypergevoelig poëet, zoals mijn tegenstanders in hun gepatenteerde pretentie graag

beweren; ik beschouw mezelf als een groot levensrealist, die goed weet waar de werkelijke

waarden van het leven zich bevinden. Van geblaseerde pretentie van enkele

geprivilegieerden, die meer aan hun vader te danken hebben dan aan zichzelf, wens ik geen

levensfilosofie te kopen. Ik ben overtuigd dat de natuur een fundamentele waarde heeft

voor het evenwichtig leven, en daarom vecht ik ervoor – en aan sociaal aanzien is mij niets

gelegen.

Wij mogen nooit vergeten dat, wie een boom plant dat voor zijn kinderen

moet doen, zoals iedereen, sinds mensenheugenis, nooit een eik voor zichzelf heeft geplant.

Maar zijn wij dan in zulke mate kinderen van “na ons de zondvloed” geworden, dat de

vreugde van onze kinderen ons niet meer kan schelen? Dat wij vergeten dat nog vele

generaties het met deze aarde zullen moeten oden, en dat wij liever populieren planten

omdat dit de enige bomen zijn die we in ons leven nog zelf kunnen verkopen?

Onze taak is een grote culturele en humane taak. Wij moeten de grondslag

leggen voor een ecologisch geweten, dat pas in onze generatie zin en bestemming krijgt.

Toen wij nog niet in staat waren de natuur ernstig schade toe te brengen, hadden wij dat

ecologisch geweten niet nodig, maar nu alles snel afgetakeld wordt hebben wij het nodig als

brood, omdat aftakeling van de natuur altijd aftakeling van de mens betekent.

LAAT DE VRUCHT NIET BITTER WORDEN

“Hij was niet bezorgd om te weten of hij veel

vrucht zou dragen. Maar hij waakte erover dat

zijn vrucht niet bitter was.”

(E. Leclerc over Franciscus van Assisië)

De groeiende weerstand van het groene front is zinvol, en vele mensen

hebben enthousiast meegewerkt aan de uitbouw van dit front. Maar velen werden moe,

want niets is zenuwslopender dan het verliezen van een veldslag of het behalen van een

halve overwinning. De vijand is machtig, immoreel en duister georganiseerd. En het geld is

zijn wapen, waarmee bekwame medewerkers worden gehuurd en tegenstanders worden

Page 65: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

64

omgekocht. En vele groene jongens lopen door de natuur met een wrange smaak in de

mond, omdat zij vaststellen dat hun groene droom hoe langer hoe meer overgaat in een

verbitterde kramp.

Wanneer men zich inzet voor de natuur op grond van een vage en

halfromantische liefde voor de aarde, zal men de bitterheid in zijn hart voelen groeien. Als ik

in mijn pen ben geklommen, was dit niet om het zoveelste boekje over de natuur te

schrijven, maar om u, mijn vrienden een filosofie te bezorgen, die u moet helpen de vreugde

om de schoonheid van het leven niet te zien overgaan in een wrang verdriet. Laat de vrucht

niet bitter worden, laat de natuur de basis blijven van uw levensgeluk, en laat ze niet

ontaarden in het motief van uw strijd. De strijd moet gedragen worden door de liefde, en

dan pas zult ge – met Diogenes – de mensen bijten, niet uit haat, maar uit liefde.

ONTDEKKERS VAN HET LANDSCHAP

Vlamingen ontdekten, in de schilderkunst, als eersten het landschap. De

gebroeders Van Limburg hebben immers, in de beroemde miniaturen van de “Très Riches

Heures du Duc de Berry” de eerste autonome landschappen geschilderd, die niet langer

dienden om de gaten op te vullen rond de imposante figuren op de voorgrond, maar genoeg

hadden aan zichzelf om de mensen te ontroeren. Het doet me, als Vlaming, dan ook dubbel

pijn dat Vlaanderen binnen 70 jaar geen enkel landschap meer zal bezitten, omdat wij geleid

worden door een stel blinden, die geen visie hebben op de ontwikkeling van onze cultuur, en

die met de paardenbril op, afstappen op dat ene beperkte doel dat zij in hun betweterij als

het enige doel van ons bestaan beschouwen.

Reeds de grote Valerius De Saedeleer werd gepijnigd door de eerste

aftakelingen van zijn geliefde Vlaamse Ardennen, maar wat betekenden die paar gevelde

boompjes tegenover al die wandaden die door deze generatie worden gepleegd? En als men

durft zeggen dat ik te sentimenteel redeneer, dan vraag ik naar de “beroemdheden” die de

leiding hadden bij deze aftakeling, die de plannen ontwierpen en de handtekening zetten –

en niemand zal ze zich herinneren. Maar de prachtige kunstwerken van De Saedeleer zullen

ons altijd weer ontroeren en ons herinneren aan die onvoorstelbare natuurlijke schoonheid

die deze streek kenmerkte, toen het geestelijk barbarendom hier nog niet was

voorbijgetrokken, opgejaagd oor zijn eigen koortsige welvaartsdromen. De verruwing van

het levensgevoel is verantwoordelijk voor vele euveldaden, omdat ruwe mensen aan de

oppervlakte leven en derhalve veel ruimte nodig hebben – wie in de diepte leeft, heeft niet

veel ruimte nodig.

Page 66: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

65

IK ZAL DE HALMEN NIET MEER ZIEN…

Als je naar een politicus gaat om je groene plannen te ontvouwen, dan bekijkt

hij uw pennenvruchten meestal met afwezige, om niet te zeggen, verveelde blik, slaat zijn

meewarige blik op en zegt: “Denkt u dat het haalbaar is?” – aan zijn toon alleen hoor je al

dat hij denkt van niet! Ik ben woest op dit woord ‘haalbaar’ (en ik denk er ernstig over het

uit mijn dikke Van Dale te schrappen), omdat ik maar al te goed weet dat een beschaving

nooit vooruitgaat op grond van haalbaarheden, maar van utopieën. Wanneer een mens zijn

wagen durft aanhaken aan een utopie, zal hij een deel van die utopie realiseren, maar

wanneer hij zich eerst afvraagt of het haalbaar is, dan laat hij de wagen maar verder rollen,

zonder een enkele poging te (moeten) doen om zijn richting te veranderen. Als ik naar de

beschavingsgeschiedenis kijk, dan stel ik vast dat een grote utopie als het christendom –

liefde voor alle mensen!! – wel altijd een utopie zal blijven, maar omdat de eerste christenen

zich in de dagen van de catacomben niet hebben afgevraagd of het haalbaar was (natuurlijk

was het niet haalbaar!) hebben zij een grote geestelijke beweging op gang gebracht. En de

pioniers van de Vlaamse Beweging, die ons volk wilden doen herleven, stonden voor een

complete onhaalbaarheid: hoe kon men met die boerenbeschaving optornen tegen de

culture française? Ze vroegen het zich niet af, en haalden hun kracht uit hun utopische

dromen! Zo moet het ook met ons gaan: veel van wat wij nastreven lijkt, in deze duistere

gemeenschap, totaal onhaalbaar, en de aanslagen op de natuur nemen evenredig toe met

ons aantal protesten. Als ge het woord ‘haalbaar’ in uw vlag geschreven hebt, zult ge op

zekere dag alle moed verliezen (hoevelen hebben dat nu reeds niet?), maar als ge beseft dat

ge meewerkt aan een nieuwe utopie, de reïntegratie van de natuur in onze cultuur, dan

heeft het woord ‘haalbaar’ geen zin meer.

Onze tijd van utilitarisme heeft ons geleerd te streven naar onmiddellijke

resultaten voor gedaan werk. Met deze gedachte kan ik de groene strijd niet motiveren. Vele

mensen verdragen die grote spanningsbogen niet meer die men nodig heeft om grote

dingen te realiseren: als ze ’s morgens uit hun sloffen schieten, willen ze ’s avonds de

dukaten horen rinkelen! Met dat soort lieden kan men geen Groene Renaissance doen

ontstaan. Het is zelfs nodig dat de spanningsboog van uw leven, als een regenboog in de

ruimte gespannen, eindigt op een plaats die gij niet kent, ver achter de grens van uw eigen

leven. Ware grootheid rekent niet in mensenlevens, maar zegt deemoedig:

“Ik zal de halmen niet meer zien,

noch binden ooit de volle schoven,

maar doe mij in de oogst geloven

waarvoor ik dien.”

(Adriaan Roland Holst)

Page 67: U. Libbrecht · 2018-03-18 · Mijn woorden zijn als de sterren. Zij verdwijnen niet. Elk stuk van dit land is heilig voor mijn volk. Iedere spar, die glanst in de donkere bossen,

66

Zo spreekt het opperhoofd Seattle:

“Als wij besluiten het aanbod aan te nemen,

wil ik één voorwaarde stellen:

de blanke man moet de dieren van dit land

beschouwen als zijn broeders.

Wat is de mens zonder dieren?

Als al de dieren weg zijn,

zal de mens sterven aan een gevoel

van grote eenzaamheid.

Want wat er gebeurt met de dieren,

gebeurt spoedig met de mens.

Alle dingen hangen samen.

Dit weten wij:

de aarde behoort niet aan de mens.

De mens behoort aan de aarde.

Dit weten wij:

alles hangt samen als het bloed dat een familie verbindt.

Alles hangt met alles samen.

Wat er met de aarde gebeurt,

gebeurt met de kinderen van de aarde.

De mens heeft het web van het leven niet geweven;

hij is slechts één draad ervan.

Wat hij met het web doet, doet hij met zichzelf.”

En zo sprak de Chinese wijze Lao-tzu:

“De mens denkt dat hij de aarde kan veroveren

en naar zijn hand zetten.

Maar ik zeg u dat hij daar nooit zal in slagen,

want de aarde was Gods heilige droom.”