Types Gemeenschappelijk Wonen

134

Transcript of Types Gemeenschappelijk Wonen

Page 1: Types Gemeenschappelijk Wonen
Page 2: Types Gemeenschappelijk Wonen

2

Omgevingspsychologie van groepswonen België

Een kennismaking met groepswonen voor de Architect

Laura Vanderhoven

Promotor:

Jan Vanrie

Masterscriptie architectuur

Seminarie Beelding

Provinciale Hogeschool Limburg 2010-2011

Page 3: Types Gemeenschappelijk Wonen

3

VOORWOORD Door mij te verdiepen in de wereld van het groepswonen, heb ik veel

geleerd wat voor vele architecten nog onbekend is. Dit leerproces wil ik

graag verder zetten in toekomstige projecten.

Graag wil ik Dirk Vansintjan, Luc Jonckheere en Henri Merken bedanken

voor hun medewerking en gastvrijheid.

Mijn grote dank gaat ook uit naar mijn familie en vrienden voor de hulp

en het geduld in stressvolle dagen. Persoonlijk wil ik mijn moeder

bedanken voor het nalezen van deze scriptie, evenals Rebecca, Greet,

Annemarie, Wesley en Anke.

Page 4: Types Gemeenschappelijk Wonen

4

INHOUD

VOORWOORD 3

ABSTRACT 7

1 INLEIDING 9

2 SITUERING 12

2.1 GROEPSWONEN 12

2.1.1 Ontstaansfilosofie 12

2.1.2 Terminologie 16

2.2 KENMERKEN VAN GROEPSWONEN 24

2.2.1 Een participatief proces 24

2.2.2 Het stichten van een intentionele gemeenschap 25

2.2.3 Uitgebreide gemeenschappelijke voorzieningen 26

2.2.4 Management van de site door de bewoners 31

2.3 OMGEVINGSPSYCHOLOGIE 33

2.3.1 Wat onderzoekt de omgevingspsychologie 33

3 DE EVOLUTIE VAN HET GROEPSWONEN 37

3.1 DENEMARKEN, ZWEDEN, NEDERLAND 37

3.1.1 Denemarken 37

3.1.2 Zweden 41

3.1.3 Nederland 49

3.1.4 Samengevat 52

3.2 BELGIË 53

3.2.1 Sociale context 53

3.2.2 Juridische context 57

3.2.3 Knelpunten 63

Page 5: Types Gemeenschappelijk Wonen

5

4 MOTIEVEN VOOR GROEPSWONEN 68

4.1 MOTIEVEN VAN SAMENWONEN VOOR DE BEWONERS 68

4.1.1 Sociaal 68

4.1.2 Praktisch 69

4.1.3 Economisch 70

4.1.4 Andere 70

4.2 MEERWAARDE VAN SAMENWONEN VOOR MAATSCHAPPIJ EN MILIEU 71

5 MENS EN OMGEVING 73

5.1 OP WELKE MANIER BEÏNVLOEDT DE OMGEVING HET GEDRAG? 73

5.1.1 Gewenningsniveau 76

5.1.2 Eenvoudigheidsprincipe 79

5.2 OMGEVINGSPSYCHOLOGIE VAN GROEPSWONEN 82

5.2.1 mate van gemeenschappelijkheid 82

5.2.2 Gebruik van de buitenruimten 83

5.2.3 Groepsproces 84

6 NUT VAN DE OMGEVINGSPSYCHOLOGIE VOOR DE ARCHITECT VAN

GROEPSWOONPROJECTEN 87

6.1 SAMENWERKING MET EEN GROEP 89

6.2 STRUCTUUR VAN GROEPSWOONPROJECTEN 91

7 BESLUIT 95

Page 6: Types Gemeenschappelijk Wonen

6

8 CASE STUDIES 98

8.1 LA VIGNETTE EN DE HERWAARDERING VAN DE PENITENTIENENSTRAAT EN

OMGEVING, LEUVEN 100

8.1.1 Korte omschrijving 100

8.1.2 Sociale- & stedenbouwkundige structuur 101

8.2 LA GRANDE CENSE, CLABECQ 104

8.2.1 Korte omschrijving 104

8.2.2 Sociale structuur 106

8.2.3 Stedenbouwkundige structuur 108

8.2.4 Samenwerking met de architect 112

8.2.5 Besluit 113

8.3 DE MOLEN VAN ROTSELAAR, ROTSELAAR 115

8.3.1 Korte omschrijving 115

8.3.2 Sociale structuur 117

8.3.3 Stedenbouwkundige structuur 120

8.3.4 Samenwerking met de architect 123

8.3.5 Besluit 124

9 BIBLIOGRAFIE 126

10 BIJLAGE FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD.

10.1 BIJLAGE 1 FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD.

10.2 BIJLAGE 2 FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD.

10.3 BIJLAGE 3 FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD.

Page 7: Types Gemeenschappelijk Wonen

7

ABSTRACT Deze scriptie is geschreven als een informatiebron voor architecten. Dit

werk is een combinatie van twee onderwerpen die in de

ontwerpwereld in België weinig bewust toegepast wordt, namelijk het

groepswonen en de omgevingspsychologie. Door een grondige

beschrijving hiervan wil ik de bewustwording bij de ontwerpers

stimuleren.

Page 8: Types Gemeenschappelijk Wonen

8

1

1

Page 9: Types Gemeenschappelijk Wonen

9

1 INLEIDING Weinig architecten zijn zich heel bewust van de omgeving die ze creëren

met hun architectuur. “Ik kan jullie huis zo ontwerpen, dat jullie binnen 2

jaar gescheiden zijn.” Meldde J. Roex aan zijn klanten. De manier waarop

de architectuur een rol speelt in het ontwikkelen van de sociale relaties

tussen de bewoners is een weinig besproken onderwerp bij de

ontwerpers. Hierdoor werd mijn interesse in het sociale aspect van

wonen aangewakkerd. Deze interesse heeft me bij het groepswonen

gebracht. Bij groepswonen is dit onderwerp nog belangrijker omdat het

slagen van het project afhangt van het ontwikkelen van een goede

sociale structuur. Om dit te onderzoeken heb ik een beroep gedaan op

de omgevingspsychologie. Met behulp van deze omgevingspsychologie

kunnen we de belangrijke karakteristieken uit het groepswonen filteren

waarmee de architect het project tot een goede afloop kan brengen.

Hoe kan een architect de sociale structuur van een groepswoonproject

bewust helpen ontwikkelen?

Omdat het groepswonen in België momenteel nog amper bekend is,

wordt dit onderwerp eerst toegelicht aan de hand van een situering en

de ontwikkelingsgeschiedenis. Deze geschiedenis vond plaats in

Denemarken, Zweden en Nederland, de meest vooraanstaande Europese

landen op het vlak van groepswonen. Verder worden de problemen waar

de projecten in België in de afgelopen jaren mee te maken hadden

besproken. Naast deze problemen volgen de motivaties van de

bewoners om toch door te zetten met hun project. Hierna worden

enkele principes van de omgevingspsychologie toegelicht die van

toepassing zijn op het groepswonen, gevolgd door de extra

aandachtspunten voor de architect. Al deze aspecten worden in de case

studies toegepast en onderzocht via interviews met bewoners van

verschillende groepswoonprojecten in België. Aan de hand van deze

interviews kunnen we besluiten dat de architect, rekening houdend met

Page 10: Types Gemeenschappelijk Wonen

10

de omgevingspsychologie, voor het groepswonen een extra meerwaarde

aan het project kan geven.

“First we shape our buildings, then they shape us” 1Churchill (1943)

1 School of Creative Industries, Edinburgh, Recycling and Re-using

buildings. Geraadpleegd op 18 augustus 2011 op het World Wide web: http://www.recyclingandreuseofbuildings.com/

Page 11: Types Gemeenschappelijk Wonen

11

2

Page 12: Types Gemeenschappelijk Wonen

12

2 SITUERING

2.1 GROEPSWONEN

2.1.1 ONTSTAANSFILOSOFIE Groepswoningbouw is ontstaan rond het aloude idee van samenwonen.

Vanaf het moment dat de mens een gevestigde landbouwbeschaving

ontwikkelde, was er sprake van samenwonen. Enkele voorbeelden

waarin dit idee werd toegepast, worden hierna kort besproken. Deze

voorbeelden werden, mits enkele toevoegingen, ook gebruikt als

inleiding over groepswonen op de studiedag ‘groepswonen is meer dan

groepswoningbouw’(2010).

OUDE DORPEN

In de oudheid waren de inwoners van een dorp veel meer van elkaar

afhankelijk dan tegenwoordig. Ze waren verplicht samen te leven om te

overleven. Dit kan je ook nog zien aan de primitieve dorpen in arme

landen zoals op sommige plaatsen in Afrika. De opbouw van deze dorpen

is helemaal gericht op het samenwonen en heeft meestal een

cirkelvormig grondplan met in het midden de gemeenschappelijke

ruimten. Deze gemeenschappelijke ruimten vormen een zeer belangrijke

plaats in de leefomgeving van de bewoners.

KIBBOETS

De eerste Kibboets, Degania Alef, werd in 1910 opgericht als collectieve

landbouwnederzetting in Israël door Joodse Palestijnen. Ze werd door

het bestuur van het land als bevorderlijk beschouwd omdat ze in hun

toepassing van collectief bedrijf de socialistische gedachtegang

motiveerde. In deze kibboetsen was er een zeer hoge vorm van

gemeenschappelijkheid. Dit kon bij extreme gevallen zelfs gaan tot een

gemeenschappelijke garderobe voor de bewoners. Van privacy of zelfs

een individueel gezin was hier nog amper sprake. De kinderen moesten

Page 13: Types Gemeenschappelijk Wonen

13

al vanaf zeer jonge leeftijd in kinderhuizen slapen en alle maaltijden

waren gemeenschappelijk.

Tegenwoordig is de mate van gemeenschappelijkheid in de kibboetsen

verminderd. Kinderhuizen bestaan niet meer en maaltijden worden

vaker thuis gekookt. Het gezin wordt dus weer afgebakend. Op enkele

plaatsen is het coöperatief bedrijf geheel ontbonden, meestal wegens

het oplopen van schulden.

KLOOSTERGEMEENSCHAP/ABDIJ

Zeer bekende, tijdloze voorbeelden van samenwonen zijn de

kloostergemeenschappen. De paters leven en werken samen om hun

klooster te onderhouden en te kunnen bewonen. Ze zijn voor al hun

levensbehoeften afhankelijk van elkaar en vormen zo een gemeenschap

op zichzelf. In de kloostergemeenschappen leeft men zeer intensief

samen door het minieme bezit van privéruimten. Ook hebben de

bewoners weinig tot geen eigen bezittingen.

KRAAKPAND

Krakers wonen op onroerend goed van een eigenaar die daar geen

toestemming voor geeft. In België is kraken bij wet niet verboden.2

Daartegenover geldt er in Nederland een verbod op kraken sinds 1

oktober 2010. De eerste georganiseerde kraakacties vinden in Nederland

plaats in 1964. De kraakpanden behoren zeker tot het ‘samenwonen’

omdat de krakers zich samen actief inzetten. Vaak is dit tegen de

maatschappij als anders- of antiglobalisten. Men leeft samen in het pand

en ‘bezit’ enkel een kamer, maar eigenlijk is het gehele pand

gemeenschappelijk omdat ze het samen gebruiken.

2 Ministerie van de wooncrisis, (9 Juli 2008). Een kraakverbod is geen

oplossing. Geraadpleegd op 10 januari 2011 op het World Wide Web: http://krakengent.squat.net/

Page 14: Types Gemeenschappelijk Wonen

14

STUDENTENHUIS

Het studentenhuis wordt vaak overgeslagen bij de besprekingen over

groepswonen. De reden hiervoor ligt erin dat de studenten er niet

permanent wonen maar slechts tijdelijk verblijven. Ze kiezen er ook niet

bewust voor om op deze manier te leven. De redenen voor de studenten

om in een studentenhuis te wonen zijn meestal economisch en sociaal.

Toch zullen de studenten aan samenleven moeten doen zolang ze in het

studentenhuis verblijven. Hun manier van samenleven leunt dicht aan bij

samenwonen, daarom zien we het studentenhuis hier zeker niet over het

hoofd.

De graad van gemeenschappelijkheid verschilt bij vele studentenhuizen.

In België is het slapen echter overal privé. Daarnaast kan sanitair en

kookgelegenheid tot de gemeenschappelijke delen behoren. Vaak is er

een gemeenschappelijke ontspanningsruimte voor de verblijvende

studenten.

STADSWONINGEN TIJDENS DE INDUSTRIALISATIE

Tijdens de industrialisatie ontstond er een nieuwe vorm van

samenwonen. In het begin was er een massale volksverhuizing naar de

stad waardoor er snel nieuwe woongelegenheden moesten ontstaan.

‘Samenhuizen’ was hier één van. Men ging met meerdere gezinnen in

een appartement wonen en werd mede-eigenaar. Deze vorm van

samenhuizen kwam tijdens de industrialisatie opmerkelijk veel voor.

Toen de industrialisatie zich, in de vorm van prefabwoningen, ook begon

te richten op woningbouw werd het alleenstaand huis als ideaalbeeld

beschouwd. Van ‘samenwonen’ was geen sprake meer. De bevolking

trok weg uit de stad en er werden meer privé-woningen opgetrokken.

Het leven werd meer ‘geprivatiseerd’.3

3 Van Herck, K. & Avermaete, T., “Wonen in welvaart: woningbouw en

wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973”, Publishers 2006(010)

Page 15: Types Gemeenschappelijk Wonen

15

‘CENTRAAL WONEN’- PROJECTEN

Men is rond de jaren ’70 begonnen met woningbouwprojecten waar de

gezinnen actief aan deelnamen om samen te wonen in een project met

privé- en gemeenschappelijke ruimten/gebouwen. De gezinnen kiezen

zelf voor een dergelijk samenwonen om verschillende redenen, onder

andere financieel, ecologisch, sociaal, etc.4

Deze woonvorm wordt dan ‘gemeenschappelijk wonen’, ‘cohousing’ of

‘samenhuizen’ (Vlaanderen) genoemd. In een volgend hoofdstuk volgt

het onderscheid tussen de verschillende termen. In deze alternatieve

woonvorm is de mate van gemeenschappelijkheid van zeer groot belang.

De groep bewoners kan van meerdere gemeenschappelijke

voorzieningen gebruik maken naast hun eigen woonst. De

gemeenschappelijke voorzieningen zijn bv; een wasplaats, een centrale

ontmoetingsruimte, een werkplaats, een tuin,etc.

In Nederland zijn er over het algemeen meer ‘centraal wonen’-projecten

dan in België. Niet alleen het aantal is sinds de jaren ’90 sterk

toegenomen, zowel in Nederland als in België, maar ook de doelgroep

heeft een wijziging ondergaan. Waar het centraal wonen voor de jaren

’90 zich vooral op richtte op alleenstaanden of (één-ouder)gezinnen,

toont nu ook de seniorensector grotere interesse in deze woonvormen.5

In Nederland worden de ‘centraal wonen’-projecten ondersteund door

de Landelijke Vereniging Centraal Wonen uit Utrecht. Waar in België

‘samenhuizen vzw’ en het ‘cohousing platform’ hen onder hun hoede

nemen.

4 Samenhuizen vzw, officieel webadres, Geraadpleegd op 10 januari 2011

op het World Wide Web: http://www.samenhuizen.be 5

Landelijke vereniging centraal wonen, officieel webadres, Geraadpleegd op 10 januari 2011 op het World Wide Web: http://www.lvcw.nl/

Page 16: Types Gemeenschappelijk Wonen

16

2.1.2 TERMINOLOGIE Er zijn vele soorten termen om groepsgewijze woningbouw te

omschrijven, en bijna evenveel definities voor iedere term. De

terminologie ligt niet vast, noch zijn er duidelijke definities voor. In dit

hoofdstuk wordt een interpretatie gegeven van enkele termen omtrent

groepsgewijze woningbouw. Ze proberen allen een alternatief te geven

voor de ééngezinswoning, waar het sociale contact vaak tot een

minimum is beperkt en het gemeenschappelijk gevoel niet ter sprake

komt.

De definities van deze termen komen uit de inleidende presentatie over

groepswonen tijdens de studiedag ‘Groepswonen is meer dan

groepswoningbouw’ te Gent op 14 oktober 2010 gegeven door Luk

Jonkheere en Hilde Maelstaf van de ‘Samenhuizen vzw’.

GEMEENSCHAPPELIJK WONEN

De term ‘gemeenschappelijk wonen’ wordt in Nederland en Vlaanderen

op een compleet andere manier benaderd.

In Vlaanderen wordt gemeenschappelijk wonen gezien als een

overkoepelende term voor alle verschillende vormen van groepsgewijze

woningbouw met een verschillende maat van gemeenschappelijkheid en

bewonersparticipatie. Hieronder verstaan we het centrale wonen

evenals cohousing en zelfs de leefgemeenschappen en woongroepen

alsook vele andere. Ook het begrip ‘samenhuizen’ wordt in Vlaanderen

gebruikt in deze betekenis.

In Nederland wordt ‘gemeenschappelijk wonen’ gezien als een project

van meerdere woongroepen bij elkaar met vele gemeenschappelijke

voorzieningen. Ze bezitten ook een overlegorgaan, waarin de bewoners

participeren, en de aspecten van het gemeenschappelijke worden

besproken en besloten. De mate van gemeenschappelijkheid is hier zeer

hoog en er worden dan ook vaker activiteiten georganiseerd. Het verschil

Page 17: Types Gemeenschappelijk Wonen

17

met centraal wonen ligt erin dat het bij gemeenschappelijk wonen gaat

om woongroepen met eventueel enkele zelfstandige wooneenheden,

waar het bij centraal wonen enkel gaat om zelfstandige wooneenheden

met enkele gemeenschappelijke functies of ruimten. 6

CENTRAAL WONEN

Deze term handelt over projecten die bestaan uit zelfstandige

wooneenheden voor een gezin, koppel of een alleenstaande persoon.

Er is een minimum van één gemeenschappelijke ruimte opgelegd die

gebruikt wordt door de bewoners van de wooneenheden om aan de

definitie te voldoen. Doch zijn de gemeenschappelijke ruimten beperkt

tot de tuin, garages, een wasplaats eventueel een clubhuis of

werkatelier. Indien er meer ‘huiselijke’ ruimten gemeenschappelijk zijn,

spreekt men over groepswonen of cohousing. 7

GROEPSWONEN – COHOUSING

De termen ‘groepswonen’ en ‘cohousing’ worden vaak met dezelfde

betekenis gebruikt. Doch wordt er voor een bepaalde term gekozen

omdat deze beter overkomt of beter de betekenis weergeeft volgens de

gebruikers. Cohousing wordt vaak verkozen boven groepswonen, omdat

groepswonen in de gedachten van de leek vaak wordt verward met

groepswoningbouw. Voor de duidelijkheid wordt hier wel gebruik

gemaakt van de term ‘groepswonen’.

Het verschil in de termen ‘groepswonen’ en ‘centraal wonen’ ligt in het

aantal en de functies van de gemeenschappelijke ruimten. De gedeelde

6 Gemeenschappelijk wonen, Geraadpleegd op 23 januari 2011 op het

World Wide Web: http://www.gemeenschappelijkwonen.nl/ 7 Centraal wonen, Geraadpleegd op 23 januari 2011 op het World Wide

Web: http://www.omslag.nl/wonen/centraalwonen.html

Page 18: Types Gemeenschappelijk Wonen

18

ruimten zijn hier vaak meer ‘huiselijk’ gericht. Vaak is er een uitgebreid

aanbod aan gemeenschappelijke ruimten zoals de eetzaal, een keuken,

een zithoek, een speelkamer, een hobbyruimte, een werkatelier,

logeerkamers, e. a. Maar ook de tuin, garages en de wasplaats zijn hier

dan gemeenschappelijk. De belangrijkste eigenschap bij groepswonen of

cohousing bestaat eruit dat de bewoners participatief het proces hebben

meegemaakt van alle fasen van het project. Dit gaat van het initiatief

nemen en de ontwikkeling tot het uiteindelijke beheer. De bewoners zijn

veel sterker betrokken bij het project en zetten zich er veel meer voor

in.8 Een mooi voorbeeld hiervan vinden we in de case studie ‘ La Grande

Cense’.

GROEPSWONINGBOUW

Deze term wordt heel erg veel verward met de term ‘groepswonen’. De

term ‘groepswoningbouw’ is gedefinieerd in het boek ‘Wonen in

Meervoud’ en kan een vorm zijn van centraal wonen. Dit boek verscheen

in 2009 naar aanleiding van een campagne gelanceerd door de Vlaamse

Gemeenschap omtrent groepswoningbouw in Vlaanderen. Waar er bij

groepswonen juist het gemeenschappelijke centraal staat, is dit bij

groepswoningbouw van geen enkel belang. Er zijn dan ook geen

gemeenschappelijke ruimten en er is weinig tot geen

bewonersparticipatie. Wat groepswoningbouw dan wel kenmerkt, is dat

de woningen in groep gebouwd zijn en één architecturaal

samenhangend geheel vormen. Meermaals zijn dit sociale

woningbouwprojecten die door een projectontwikkelaar zijn ontwikkeld.

De bewoners zijn hier dus ook niet participatief betrokken bij het

ontwikkelingsproces. Sociale huisvesting is dus duidelijk

groepswoningbouw en geen groepswonen.

8 Cohousing, Geraadpleegd op 24 januari 2011 op het Word Wide Web:

http://www.cohousingplatform.be/

Page 19: Types Gemeenschappelijk Wonen

19

Het boek ‘Wonen in Meervoud’ heeft dan wel voor een nieuwe

vergelijkingsgraad gezorgd met betrekking tot groepswoningbouw. Het

‘WiM’-gehalte van een groepswoningbouwproject was van groot belang

bij de keuze van de projecten die zijn opgenomen in het boek. Dit ‘WiM’-

gehalte houdt in dat de woningen moeten voldoen aan de

basiskwaliteiten van individuele woningen. De behoefte aan een

gemeenschappelijke ruimte is dus niet aanwezig aangezien iedere

woning geheel zichzelf voorziet. Ook moeten de individuele woningen

een architecturale meerwaarde creëren voor de groep of de

gemeenschap. Het project wordt dus als geheel voorgesteld, maar het

zijn allemaal individuele woningen.

WOONGROEP – GEMEENSCHAPSHUIS

Een woongroep is het samenwonen van minimum drie personen die niet

in gezinsverband of door liefdesrelaties samenwonen in één huis.

Een belangrijk aspect is dat ze hier bewust voor kiezen.

Een woongroep wordt vaak verward met een commune. Het verschil

kunnen we vinden in de mate van zelfstandigheid. Waar er bij een

commune alles gemeenschappelijk gebeurt, is er in een woongroep nog

een zekere mate van zelfstandigheid. De bewoners bezitten een aantal

eigen kamers. Er wordt vaak samen gegeten, maar niet altijd.

De eerste woongroepen zijn ontstaan in de jaren ’60 - ’70 in Nederland

en Denemarken. In de jaren ’80 hebben de eerste projecten van

‘gemeenschappelijk wonen’ (Nederlandse definitie) zich gerealiseerd. Dit

waren complexen van verschillende woongroepen die zich konden

richten op gezamenlijke behoeftes zoals zorgvoorzieningen. 9

9 Woongroepen, Geraadpleegd op 23 januari 2011 op het World Wide

Web: http://www.gemeenschappelijkwonen.nl/

Page 20: Types Gemeenschappelijk Wonen

20

LEEFGEMEENSCHAP – WOONGEMEENSCHAP – COMMUNE

De commune, leef- en woongemeenschap komen allen op hetzelfde

neer, ze hebben enkel een andere schaal. De leefgemeenschap is het

grootst, dan komt de woongemeenschap en als kleinste de commune.

Commune is het Latijnse woord voor ‘gemeenschap’ of

‘gemeenschappelijk’. Een commune is dan ook een samenlevingsvorm

waarbij alles gemeenschappelijk gedaan wordt. Evenals alle bezittingen,

die eigendom zijn van de gehele gemeenschap. Een individu gebruikt

enkel het strikt noodzakelijke. De communes komen vooral voor in

Nederland en bestaan uit minimum vier personen, maar meestal zelfs

meer dan acht. De communes zijn doorgaans gehuisvest in een grote

gezinswoning en hebben in Nederland een gemiddelde leeftijd van

25jaar.

De redenen voor het oprichten van communes, woongemeenschappen

of leefgemeenschappen zijn van verschillende aard. Bewoners kunnen

op religieus of spiritueel vlak ervoor kiezen om samen te wonen. Dit

wordt aangetoond in een klooster of abdij. Er bestaan ook politieke

(staats)communes, zoals bij het stadsbestuur van de commune van Parijs

in 1871. De kibboetsen in Israël zijn, in de vorm van een

landbouwkolonie, een vorm van een leefgemeenschap.

In de jaren ’60 en ’70 begonnen de communes vooral in Nederland en

Denemarken bekend te worden. Hier waren het vooral jongeren die zich

aangetrokken voelden door de aparte levensstijl. Ze zetten zich af tegen

de ‘burgerlijke en kapitalistische maatschappij’ waardoor ze de idealen

van de hippies en de flowerpowerbeweging wilden verwezenlijken.

GEEN GEMEENSCHAPPELIJK WONEN

Onder dit puntje vindt u een korte opsomming van enkele

eigenschappen van woonprojecten die niet onder ‘gemeenschappelijk

wonen’ vallen. We hebben het hier over de Vlaamse definitie van

Page 21: Types Gemeenschappelijk Wonen

21

‘gemeenschappelijk wonen’ waarbij we de term als overkoepelend

begrip gebruiken voor alle verschillende vormen van groepsgewijze

woningbouw.

o Een externe aanbieder:

De bewoners zijn zelf niet eigenaar van hun woning en

beheren het gebouw niet zelf. De bewoners hebben dus

ook niet actief deelgenomen aan het gehele proces en zijn

dus amper betrokken bij het project. Voorbeelden hiervoor

zijn; een studentenhuis, een opvangtehuis, een rusthuis,

sevice flats,groepswoningbouw, etc.

o Enkel gemeenschappelijke publieke ruimte:

De gemeenschappelijke ruimte die bij de samenwonings-

vorm hoort, is publiek toegankelijk. Dit zorgt ervoor dat de

ruimte door de bewoners niet gezien wordt als ‘hun’

ruimte. Hierdoor zullen de sociale contacten tussen de

bewoners ook veel minder plaatsvinden. Voorbeelden zijn;

een woonerf, een wijk met buurthuis,

appartementsgebouw, etc. zie case studie1.

o Enkel aankoop en/of bouwproces collectief:

De aankoop en/of het bouwproces gebeuren participatief

door een groep, maar door het gebrek aan sociale

contacten achteraf is er geen participatie meer door deze

groep met betrekking tot het project. Deze groep kan

bestaan uit de bewoners die na de aankoop en/of het

bouwproces geen behoefte of mogelijkheid meer hebben

om elkaar op te zoeken. Deze ‘groep’ kan ook een

privéontwikkelaar zijn of ontwikkelaars van sociale

woningbouw.

o Slechts één aspect, zonder gemeenschappelijkheid:

Er is één gelijk aspect te vinden in de motivatie van de

bewoners om een project op te starten. Dit is dus ook de

Page 22: Types Gemeenschappelijk Wonen

22

belangrijkste drijfveer voor de samenwerking. Buiten dit

aspect is er geen sprake van gemeenschappelijkheid en is er

dus ook geen verdere participatie. Een voorbeeld is een

ecodorp zonder gemeenschappelijke voorzieningen of

bewonersparticipatie.

SAMENGEVAT

In deze scriptie gaat het verder enkel over groepswonen of cohousing.

Om verdere verwarring te voorkomen wordt in de verdere tekst de term

‘groepswonen’ gebruikt. Bij deze term komt het participatief proces, dat

van zeer groot belang is, duidelijker naar voor. In groep wonen spreekt

voor zich. De ‘groep’ is even belangrijk als het ‘wonen’. De term

‘groepswonen’ werd ook verkozen boven ‘cohousing’ door ‘samenhuizen

vzw’ op de studiedag ‘Groepswonen is meer dan groepswoningbouw’ in

samenwerking met Sint Lucas Hogeschool Gent.

De verschillen in de termen zijn door ‘samenhuizen vzw’ in een

overzichtelijke tabel geplaatst (tabel 2.1). Ze focussen hierbij op de types

gemeenschappelijk wonen die in verschillende landen voorkomen. In

eerste instantie wordt een verschil gemaakt tussen de autonome privé-

woonsten met gemeenschappelijke delen en woonomstandigheden

waarbij er privé kamers voorkomen in één grote woonst. De

gemeenschappelijkheid wordt in de tabel dichter van links naar rechts.

Page 23: Types Gemeenschappelijk Wonen

23

Types Gemeenschappelijk Wonen Woongemeenschap (B, NL), samenhuizen (B), habitat collectif (B)

autonome privé-woonsten privékamers

+ gemeenschappelijke delen in een grote woonst

gedeelde ruimte

gedeelde ruimte huishouding huishouding

beperkt : uitgebreid : ten dele samen volledig samen tuin, garages,

wasplaats tuin, garages, wasplaats meestal 3 tot 8 units meestal meer dan 8

units

clubhuis, werkatelier eetzaal, keuken, zithoek, speelkamer,

hobbyruimte, werkatelier, e.a

vaak maaltijden samen Meeste maaltijden samen

Centraal Cohousing Woongroep Leef

wonen gemeenschap atrium-siedlung (D),

… cohousing (B, US, UK) ‘friends-wonen’ (B), commune (B, US),

Habitat groupé (B), centraal wonen (NL), co-location (B, F), communauté (B, F)

self-developed condominium (US)

co-voisinage (FR), boffaelleskaeber (DK) ,

cohabitat (CA),

share house (US), wohngruppe(D)

kollektivhus (S)

twee woonsten tijdelijk spiritueel duo-wonen (NL), Gemeenschaps-

huis

begijnhof

kangoeroewonen

losser gemeenschappelijkheid dichter

(ruimten, voorzieningen, activiteiten, …)

TABEL 2.1:TYPES GEMEENSCHAPPELIJK WONEN, OVERZICHT

Page 24: Types Gemeenschappelijk Wonen

24

2.2 KENMERKEN VAN GROEPSWONEN

Er wordt in de politiek in België toch wel nagedacht over groepswonen.

Dit is duidelijk door het voorstel van decreet van Mieke Vogels houdende

de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 met betrekking tot het

ondersteunen van projecten van gemeenschappelijk wonen. 10

In dit voorstel wordt er gewezen op de wijziging in de gezins-

samenstelling die gepaard gaat met een verandering in de

woonbehoeften. De woonbehoeften zijn tegenwoordig zeer flexiebel

doordat de gezinssamenstelling vaker verandert. De behoeften om op

een andere manier samen te leven is dan ook gestegen. Hierbij komt ook

groepswonen naar voren.

De projecten over groepswonen, die met dit decreet in aanmerking

komen, hebben vier gemeenschappelijke kenmerken:

een participatief proces;

het stichten van een intentionele gemeenschap;

uitgebreide gemeenschappelijke voorzieningen;

management van de site door de bewoners zelf.

2.2.1 EEN PARTICIPATIEF PROCES Het voorstel van dit decreet omschrijft het eerste kenmerk als volgt:

‘Bewoners maken deel uit van een initiatiefgroep die de planning en

ontwerp van het project organiseert. De bewoners participeren dus actief

aan het hele proces en nemen de beslissingen als groep.’

In tegenstelling tot groepswoningbouw, waar projectontwikkelaars het

hele ontwikkelingsproces in handen hebben, begint het participatief

10

Vogels, M.,”Voorstel van Decreet houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 met betrekking tot het ondersteunen van projecten van gemeenschappelijk wonen.”, 14 september 2009

Page 25: Types Gemeenschappelijk Wonen

25

proces bij groepswonen al heel vroeg. ‘Het denkproces wordt niet door

één expert en met de nodige afstandelijkheid doorlopen, maar door een

groep mensen, gewoonlijk zonder veel voorkennis.’11

In de eerste fase begint een initiatiefgroep met het vastleggen van de

visie en de afspraken. Het is zeer belangrijk dat de participanten

gelijkaardige wensen en verlangens hebben over het project. ‘Uit

onderzoek blijkt dat de energie en de expertise die in de voorfase van

groepswoonprojecten wordt gestoken, bijna altijd zwaar onderschat

worden. Maanden, vaak jaren, gaan op in deze voorfase, waardoor ook

heel wat projecten nooit gerealiseerd worden.’12

In deze fase vallen vaak

mensen af en worden nieuwkomers zwaar op de proef gesteld. De

doorzetters worden vaak omschreven als een bepaald type mensen.

‘Those who could engage in the long and often intense

cohousing process are a special breed, skilled at compromise,

persistence, and commitment to vision.’13

Deze voorfase wordt dus als

het ware gezien als een proefperiode.

2.2.2 HET STICHTEN VAN EEN INTENTIONELE GEMEENSCHAP Het tweede kenmerk wordt omschreven als: ‘De bewoners willen bewust

een gemeenschap stichten. Dit uit zich in de constructie en organisatie

van de site. Plaatsen waar kinderen kunnen spelen worden bijvoorbeeld

centraal gepland zodat iedereen een oogje in het zeil kan houden.’

Dit punt handelt vooral over het beeld dat de participanten het project

willen geven ten opzichte van de omgeving. Dit uit zich in de inplanting

en organisatie van het geheel. Door de vele gemeenschappelijke ruimten

11

De Muynck, T. & Roosen, S., “Te veel de stenen, te weinig de mensen.” Onderzoek afdeling stedenbouw en architectuur Sint-Lucas Gent, 2009, p5. 12

Ibid. 13

Kennedy, J.F., “A “green” architect falls in love with frogsong cohousing”, Communities 2005( 127), p50

Page 26: Types Gemeenschappelijk Wonen

26

beschikken groepswoonprojecten over een semi-openbaar gebied met

een informeel karakter. Hier is er geen tot weinig sprake van barrières

tussen het privébelang en het gemeenschappelijk belang van de

bewoners. Volgens een onderzoek over margezones14

trekken de

bewoners zich hier niet terug in hun privédomein. Ze krijgen in de

gemeenschappelijke ruimte een eigen plek waarvoor ze zich

verantwoordelijk voelen. Dit semi-openbaar gebied kan op een

psychologische of fysieke manier afgesloten worden van de

buitenomgeving. Groepswoonprojecten zijn over het algemeen wel vrij

open naar de buitenwereld.15

2.2.3 UITGEBREIDE GEMEENSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN Het derde kenmerk wordt in het decreet omschreven als: ‘Elk project

heeft een gemeenschappelijke ruimte die de spil en het hart van de site

uitmaakt. Bewoners kunnen er samen eten, kinderen kunnen er spelen, …

Het lokaal kan ook opengesteld worden voor activiteiten uit de buurt.

Gemeenschappelijke voorzieningen zijn niet beperkt tot de

gemeenschappelijke ruimte. Er wordt vaak ook een ruimte voorzien die

dienst doet als “werkplaats”, of een ruimte waar een wasmachine ter

beschikking staat van de bewoners, etc.’

14

Feeks, & Colijn, Margezones – Overgansgebieden tussen privé- en openbare ruimte, 2010, . Geraadpleegd op 30 mei 2011 op het World Wide Web: http://www.feekesencolijn.nl/ 15

De Muynck, T. & Roosen, S., “Te veel de stenen, te weinig de mensen.” Onderzoek afdeling stedenbouw en architectuur Sint-Lucas Gent, 2009, p3.

Page 27: Types Gemeenschappelijk Wonen

27

FIGUUR 1: TUIN KATOENSPINNERIJ TE GENT

Page 28: Types Gemeenschappelijk Wonen

28

De mate van gemeenschappelijkheid verschilt van project tot project. Dit

wordt duidelijk gemaakt door een vergelijking tussen groepswonen en

groepswoningbouw. Deze vergelijking werd tevens gebruikt op de

studiedag over groepswonen te Gent. 16

Waar men bij groepswoningbouw meestal een beperkte ruimtelijke

gemeenschappelijkheid terugvindt, die zich beperkt tot de toegang en

parking, gaat men bij groepswonen verder met gemeenschappelijke

ruimten, bijvoorbeeld zoals de tuin en een gemeenschappelijk lokaal.

Een tuin is echter niet altijd een garantie voor een geslaagd

groepswonen. Deze tuin in de Katoenspinnerij in Gent (8 apart. en 2

studio’s) kan eerder als kijkgroen bestempeld worden (figuur 1) 17

terwijl

de vroegere speelkoer van het schooltje in Meerhem in Gent de ideale

ontmoetingsplaats is voor de 8 families met hun kinderen die er wonen.

(figuur 2) 18

16

Roosen, S., Groepswonen is meer dan groepswoningbouw, Studiedag Sint Lucas architectuur, 14 oktober 2010 17

De Muynck, T. & Roosen, S., “Te veel de stenen, te weinig de mensen.” Onderzoek afdeling stedenbouw en architectuur Sint-Lucas Gent, 2009 18

Ibid.

Page 29: Types Gemeenschappelijk Wonen

29

FIGUUR 2: TUIN SCHOOLTJE MEERHEM TE GENT

De gemeenschappelijke ruimten kunnen ook hele andere functies

hebben. De ‘Samenhuizen vzw’ heeft hierover een enquête afgenomen

bij de bestaande gemeenschappen en gemeenschappen in

ontwikkelingsfase in België.

‘Welke gemeenschappelijke ruimten zijn er aanwezig (of worden gewenst

door de initiatiefgroep)?’19

Tabel 2.2

19

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België: Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen, stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen vzw

Page 30: Types Gemeenschappelijk Wonen

30

fietsenberging 34 75.56%

moestuin/boomgaard/kippenren 33 73.33%

tuin 33 73.33%

parking/carport/garages 22 48.89%

verharde zone 20 44.44%

kinderspeelruimte (buiten) 19 42.22%

vergaderzaal 18 40.00%

ingerichte keuken 17 37.78%

wasruimte 17 37.78%

gastenkamer 15 33.33%

werkatelier 14 31.11%

eetzaal 13 28.89%

opbergruimte 12 26.67%

zithoek/salon 9 20.00%

kinderspeelruimte (binnen) 8 17.78%

douche/bad 6 13.33%

ontspanningsruimte 5 11.11%

bureau (pc,…) 4 8.89%

hobby-ruimte 4 8.89%

bar 2 4.44%

jeugdclub 2 4.44%

stille ruimte 2 4.44%

TV-ruimte 2 4.44%

zwembad 2 4.44%

fitness-ruimte 0 0.00%

andere 9 20.00%

TABEL 2.2: WELKE GEMEENSCHAPPELIJKE RUIMTEN AANWEZIG?

Page 31: Types Gemeenschappelijk Wonen

31

2.2.4 MANAGEMENT VAN DE SITE DOOR DE BEWONERS ‘De belangrijke beslissingen worden genomen in een gemeenschappelijke

vergadering van alle bewoners. Taken en verantwoordelijkheden

(bijvoorbeeld onderhoud van de gemeenschappelijke ruimte, organiseren

van gemeenschappelijke activiteiten) worden verdeeld onder alle

bewoners.’

Bij het groepswonen is men bewuster over de belangrijke rol die ‘sociale

relaties’ hebben in het leven van de mensen. Deze relaties bepalen ook

in grote mate het slagen van een groepswoonproject. Als het gaat over

het zoeken van nieuwe bewoners, steekt men ook zeer veel tijd in het

selecteren van de juiste personen. Voordat er een sociale relatie

ontstaat, is er een fysieke interactie nodig tussen de verschillende

personen. Deze interactie gebeurt het gemakkelijkst als ze constant

voorkomt: in tijd en ruimte. In een groepswoonproject is er constant

sprake van dergelijke interactie. De bewoners komen elkaar meermaals

per dag/week tegen en bevinden zich zo in de ideale situatie voor het

onderhouden van een sociale relatie.

Naast de sociale relaties is het ook zeer belangrijk dat de bewoners

bereid zijn om engagement te tonen. Dit resulteert vaak in het

organiseren van evenementen en andere gezamenlijke activiteiten.

Hierdoor worden de sociale banden versterkt en ontstaat er een soort

van morele verplichting en zorg voor het project en de anderen binnen

het project.

“Bijvoorbeeld Levinas (1985) wees er reeds op dat de zorg voor de andere

een morele verplichting is en dat deze soms gestimuleerd dient te

worden. Verder stelt hij dat relaties tussen personen ontstaan wanneer

ze met elkaar in contact komen, wanneer ze als het ware “oog in oog”

Page 32: Types Gemeenschappelijk Wonen

32

staan en de verantwoordelijkheid of het verantwoordelijkheidsgevoel

ontstaat op dat moment.” 20

De sociale relaties en het engagement zijn dus erg belangrijk voor het

slagen van het groepswoonproject op lange termijn.

Bij iedere vorm van samenwonen zijn er altijd verschillende taken die

opgenomen moeten worden. Bij veel groepswoonprojecten worden deze

taken vaak uitgedeeld aan verschillende werkgroepen, gevormd door de

bewoners. Dit kan al dan niet met een beurtrolsysteem zodat de

bewoners telkens verschillende taken krijgen, gaande van ontspanning

tot onderhoud van de tuin of het zwembad of het beheer van de

financiën.

Een officiëlere vorm van management wordt getoond op de algemene

vergadering. Deze algemene vergadering is vaak wettelijk verplicht door

de vorm van mede-eigendom die het project bezit en wordt voorgezeten

door de syndicus. Bij groepswoonprojecten is dit vaak één van de

bewoners, eventueel in beurtrol.

Tenslotte is het zo dat een goed uitgewerkt huishoudelijk reglement de

mogelijkheid biedt om mogelijke punten van discussie op voorhand op te

vangen. Indien er in de beginfase van het project een goed overleg is

geweest omtrent dit reglement, heeft men al een sterke startpositie.21

20

De Muynck, T. & Roosen, S., “Te veel de stenen, te weinig de mensen.” Onderzoek afdeling stedenbouw en architectuur Sint-Lucas Gent, 2009 21

Ibid.

Page 33: Types Gemeenschappelijk Wonen

33

2.3 OMGEVINGSPSYCHOLOGIE

De omgevingspsychologie was vooral in de jaren 1960 tot 1980 een zeer

gewaardeerd onderzoeksonderwerp. De bronnen die voor het volgende

hoofdstuk gebruikt worden, dateren dan ook vooral uit deze periode. De

informatie en de theorieën die al bekend waren over de

omgevingspsychologie zullen toegepast worden op het hedendaagse

groepswonen. Het boek ‘Psychologie van bouwen en wonen’,

geschreven door dr. Gerda Smets (1979), is geschreven als leerboek voor

onder andere psychologen en architecten. Hierdoor vormt dit boek een

zeer goede informatiebron voor deze scriptie.

2.3.1 WAT ONDERZOEKT DE OMGEVINGSPSYCHOLOGIE De omgevingspsychologie onderzoekt de wisselwerking tussen het

gedrag en de ruimtelijke factoren die het gedrag beïnvloeden. De invloed

van deze factoren op het gedrag kan voor iedereen anders zijn en is

afhankelijk van de individuele verschillen in waarneming en waardering

van het leefmilieu. Met het fenomenale leefmilieu bedoelen we de

omgeving die door onze zintuigen aan ons wordt weergegeven. Deze

omgeving verschilt van de werkelijke omgeving zoals die uit metingen

naar voren komt. Men zegt ook wel dat de subjectieve of fenomenale

omgeving verschilt van de ‘objectieve’ of fysische omgeving.

Vanuit het standpunt van de mens kan de fysische omgeving opgedeeld

worden in drie aspecten:22

Het ruimtelijke aspect.

Hierbij gaat het om elementen in ruimten ten behoeve van

gebruik door mensen en de psychologische processen die het

22

BTSG (1994, 25 april). Gedrag en omgeving, omgevingspsychologisch onderzoek in het verzorgingshuis. Geraadpleegd op 22 februari 2010 op het World Wide Web: http://www.btsg.nl/infobulletin/gedragomgeving.html

Page 34: Types Gemeenschappelijk Wonen

34

gebruik van die ruimten ondersteunen. Voorbeelden hiervan zijn;

bewegwijzering, breedte van deuren, hoogte van ramen etc.

Het sociale aspect.

Ruimten kunnen contacten bevorderen of juist afremmen,

bijvoorbeeld door bereikbaarheid, toegankelijkheid of mate

waarin een ruimte uitnodigend is.

Het dienstverlenende aspect.

Ruimten hebben invloed op een aantal fysiologische processen

die voor het menselijk functioneren van belang zijn zoals

temperatuur, voldoende licht en gezonde lucht.

De omgeving en de gebruiker zijn dus zeer nauw verbonden. In de

omgevingspsychologie gelooft men dat de omgeving het gedrag

beïnvloedt. Constance Forrest, een Amerikaans omgevingspsychologe en

binnenhuisarchitecte, zegt bijvoorbeeld dat de herinneringen die we aan

eerdere huizen hebben, het gevoel bij een nieuw huis mee bepalen.

Volgens Forrest zijn onze associaties tussen plaatsen en emoties

bijzonder sterk: onbewust maken we allerlei herinnering aan als we in

een ruimte zijn. Als deze herinneringen positief zijn, zal dit de stemming

in een gelijkende ruimte ook positief beïnvloeden.23

We zoeken dus

onbewust ruimten op in welke we ons het prettigst voelen. Dit zijn de

ruimten waar we positieve herinneringen aan hebben die ons voor een

deel ook gevormd hebben.

“Hoe je woont, zegt veel over wie je bent. Zowel je huis als de sfeer en

inrichting ervan weerspiegelen je persoonlijkheid.” (Robert Vernooy,

2001)24

23

Gieles, J., “Waar voelen we ons thuis?” Psychologie 2007( 10), p34-38 24

De Rijcke, S., “Wonen: de illusie van individualiteit” Psychologie 2001(2), p. 44-47

Page 35: Types Gemeenschappelijk Wonen

35

“Meine persönliche Meinung in der Sache ist, daß Menschen Häuser

bauen, sich beruflich vor allem mit der Tatsache befassen sollte, daß

Gebäude ihrerseits Menschen >machen<.” (D. Canter, 1969) 25

25

Lee, T., Architekturpsychologie, Theorie aboruntersuchungen Feldarbeit. 1973, Düsseldorf, Verlagsgruppe Bertelsmann GmbH

Page 36: Types Gemeenschappelijk Wonen

36

3

Page 37: Types Gemeenschappelijk Wonen

37

3 DE EVOLUTIE VAN HET GROEPSWONEN

3.1 DENEMARKEN, ZWEDEN, NEDERLAND

Om de geschiedenis van groepswonen binnen Europa te schetsen,

bekijken we het per land. De evolutie en het voorkomen verschilt

namelijk heel sterk in elk land.

De belangrijkste koplopers op vlak van groepswonen binnen Europa zijn

Denemarken, Zweden en Nederland. Omdat deze drie landen een rijke

evolutie kenden omtrent groepswonen, is er hier gekozen om de

ontstaansgeschiedenis van het groepswonen in deze landen kort toe te

lichten.

3.1.1 DENEMARKEN Denemarken wordt gekenmerkt door zijn lange stabiele geschiedenis vrij

van cultureel pluralisme, invasies en bevolkingsverschuivingen. Dit

zorgde voor een ontwikkeling in de Deense architectuur in

schoonheidsidealen van orde en harmonie, een nauwkeurige

detaillering, goed vakmanschap en vooral een grote bezorgdheid om

‘gemeenschap’ te creëren. Er heerst een grote bewustheid van het feit

dat de fysische omgeving het sociale leven beïnvloed. Zie hoofdstuk 3.3.1

voor een omschrijving van de fysische omgeving.

Tussen de 17de

en de 19de

eeuw ontstonden door grote woningnoden de

eerste grote woonprojecten. Deze projecten leunden sterk aan bij de

Deense denkwijze over de architectuur en werden beschouwd als

functioneel traditioneel. Dit model werd aangehouden tot in de jaren

’40. Hierna ontwikkelden zich geleidelijk aan andere modellen, ook weer

door het steeds toenemende woningtekort. Deze modellen weken

steeds meer af van de traditionele visie, en uiteindelijk werd die zelfs

helemaal genegeerd. In het midden van de 20ste

eeuw, na de 2de

wereldoorlog, evolueerde de woningbouw door de nieuwe

Page 38: Types Gemeenschappelijk Wonen

38

geïndustrialiseerde constructietechnologie naar een architectuur die

gebaseerd was op snelheid en kwantiteit. Niet langer op de kwaliteit die

de traditie verkoos.

Het duurde niet lang voordat men de gebreken van deze bouwmethoden

ging ervaren. De woningnood was door de enorme toename aan

(onkwalitatieve) woonsten gedaald en men begon terug een zoektocht

naar de vroegere woonkwaliteiten. In de winter van 1964 bracht de

Deense architect Jan Gudmand-Hoyer een groep vrienden bij elkaar om

te discussiëren over de kwaliteiten van het toenmalige woonaanbod. Ze

waren het erover eens dat noch de buitenstedelijke ééngezinswoningen,

noch de appartementsblokken in de stad overeen kwamen met de

noden voor een aangename woonomgeving. De zoektocht leidde hen

naar de vroegere woonkwaliteiten. Ze herontdekten de oude waarden

van kwaliteit en functionaliteit en kwamen door testen bij een nieuwe,

meer moderne interpretatie van de vroegere woonprojecten. De

bezorgdheid voor de ‘gemeenschap’ keerde terug en de sociale context

herwon zijn belang binnen de fysische omgeving. 26

In de praktijk ontwikkelde deze groep eind 1964 een project met twaalf

terraswoningen georiënteerd rond een gemeenschapshuis en een

zwembad. Al snel volgden er andere projecten met hetzelfde concept.

Ook in andere Europese landen was er een snelle bewustwording van de

gebreken die de industriële revolutie met zich meebracht in de

architectuur. Toch blijft de Deense regering hierbij uniek omdat ze zelf

inspeelde op deze bewustwording en meehielp met het ontwikkelen van

betere woonvormen. Het concept van de ‘bofaellesskader’27

, het Deense

begrip voor groepswonen, werd een gevestigd woonalternatief. Volgens

26

Kums, R., Tussen individualiteit en collectiviteit: leven in woongroep of centraal wonen-project, 2002 27

Debois, A., Wonen anders bekijken: onderzoek rond woongemeenschappen, 2004

Page 39: Types Gemeenschappelijk Wonen

39

het onderzoek van Kathryn McCamant en Charles Durrett 28

worden de

groepswoonprojecten in Denemarken gekenmerkt door een viertal

karakteristieken:

het ontwikkelingsproces:

de bewoners organiseren en participeren in het planning- en

ontwerpproces tijdens de ontwikkeling van de woon-

gemeenschap en zijn als groep verantwoordelijk voor alle

beslissingen;

gemeenschapgericht ontwerp:

een fysiek ontwerp dat de gemeenschapszin kan bevorderen;

gemeenschappelijke voorzieningen:

gemeenschappelijke ruimten, ontworpen voor dagelijks gebruik,

die integraal deel uitmaken van de gemeenschap en een

aanvulling zijn op de individuele woonruimten;

bewoners management:

bewoners die zelf het project beheren en onderhouden en

gezamenlijk vergaderen en discussiëren in het belang van de

gemeenschap. 29

Zoals vermeld in hoofdstuk 2.2 worden deze karakteristieken nu ook

gebruikt voor het decreet over groepswonen in België.

Een zeer belangrijk aspect voor groepswonen is de bewonersparticipatie.

De participatie begint al bij het ontwikkelingsproces en bouwt mee aan

het sociale netwerk van het project. Verder in de bewoningsfase is deze

participatie even belangrijk en wordt ze vertaalt door

gemeenschappelijke activiteiten van de bewoners in de voorziene

gemeenschappelijke ruimten. In de meeste projecten wordt er een

28

Mccamant, K., Durrett, C. & Hertzman E., Cohousing: a contemporary approach to housing ourselves, 1994 29

Ibid.

Page 40: Types Gemeenschappelijk Wonen

40

‘common house’ voorzien waarin zich een eetruimte, keuken en berging

bevinden. In vele gevallen worden deze ruimten nog aangevuld met een

gemeenschappelijke zit-, speel-, werk- en wasruimte.

In een Deens groepswoonproject bevindt het common house zich

meestal centraal. De aparte privé-woningen bevinden zich rondom dit

gemeenschappelijke gebouw.

“The common house is located in the centre of the lot, surrounded by

low-density or detached dwelling units.”30

In de Deense cultuur is groepswonen de laatste 30 jaar veel

toegankelijker geworden. Het idee wordt er met enthousiasme onthaalt.

Dit kunnen we zien aan het onderzoek dat Hoyer Jan Gudmand in 2009

heeft uitgevoerd in Denemarken. Hij toonde aan dat 30 à 40 % van de

Denen graag in een woongemeenschap zou willen wonen en dat 4% zelfs

bereid is er zelf een op te starten. Momenteel zijn er in Denemarken

meer dan vierhonderd groepswoonprojecten, waarvan 250 specifiek

gericht zijn op senior groepswonen. Momenteel wonen er 50 duizend

Denen in een groepswoonproject. Dit is 0,9% van de totale Deense

bevolking (5.500.510 inwoners).31

30

J. Shin Choi, “Evaluation of community planning and life of senior cohousing projects in Northern European countries” European planning studies, 2004(12,8) 31

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België: Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen, stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen vzw

Page 41: Types Gemeenschappelijk Wonen

41

3.1.2 ZWEDEN In Zweden spreekt men vooral over collectief wonen, ‘Kollektivhus’.

32

Hieronder verstaan ze: ”A type of housing for various categories where

each household has its own apartment, but with access to communal

spaces such a large kitchen and dining-room and spaces for different

hobbies.” 33

Het gemeenschappelijk wonen heeft in Zweden een moeilijke weg

afgelegd en is verschillende malen verdwenen en terug opgekomen.

De ‘centrale keuken’

Het is begonnen bij het idee van de ‘centrale keuken’. Dit ‘centrale

keuken’-idee is ontstaan tijdens de industrialisatie van Europa. Hier

werden de mensen, door de hoge levensstandaard, ertoe aangezet om

hun nieuwe technische innovaties ook op de woonsector toe te passen.

Zo ontstond het idee dat de gewone huishoudkeuken op een grote

schaal veel efficiënter zou kunnen werken. Er waren in de stad vele

huizen die allemaal een eigen keuken hadden. Als deze keuken

gemeenschappelijk gemaakt werd, konden de kosten van het personeel

ook gedeeld worden. Zo kon de vrouw des huizes minder tijd besteden

aan huishoudelijke taken en kon zij gaan werken buitenhuis.

Het eerste gebouw dat gebouwd werd volgens het idee van de ‘centrale

keuken’ was ‘Fick’s collective’ in Denemarken, Kopenhagen, in 1903.34

32

Kollektivhus, Geraadpleegd op 23 januari 2011 op het World Wide

Web: http://www.kollektivhus.nu/english/index_eng.html 33

Vestbro, D., “From Central kitchen to community co-operation -Development of Collective Housing in Sweden” Sweden: Built Environment Analysis, Stockholm Institute of Technology, 2009 34

Vestbro, D., “History of cohousing – internationally and in Sweden” Sweden: Built Environment Analysis, Stockholm Institute of Technology, 2009

Page 42: Types Gemeenschappelijk Wonen

42

Het werd ontwikkeld door de schoolmeester Otto Fick. Later verschenen

er gelijkaardige gebouwen in Stockholm, Berlijn, Hamburg, Zürich, Praag,

Londen en Wenen.

Het eerste ‘centrale keuken’-project in Zweden noemde men

‘Hemgården Centralkök’ en werd gebouwd in 1905-1907 in Östermalm

te Stockholm. Het was ontworpen door architecten Georg Hagström en

Frithiof Ekman. Er waren zestig appartementen waarvan geen enkel een

eigen keuken bezat. Als alternatief was er in de kelder een grote keuken

met bakkerij die via kleine goederenliften in verbinding stonden met de

verschillende appartementen. De bewoners konden drie maal per dag

eten bestellen aan de keuken via een intern telefoonnetwerk. Het

personeel stond in voor de maaltijden, het schoonmaken van de kamers,

de was, het poetsen van schoenen en het verzenden van berichten.

Kortom alle taken die van ‘de huismeid’ verwacht werden in een

middenklasse gezin in de 19de

eeuw. Het basisidee was dan ook het

gemeenschappelijk gebruik van ‘de huismeid’. Er waren verder geen

gemeenschappelijkheden tussen de bewoners. Het gebouw werd gerund

als een naamloze vennootschap, maar ging failliet in 1918 aan het begin

van de eerste wereldoorlog. De gezinnen die er na de oorlog introkken

hebben in ieder appartement een eigen keuken geïnstalleerd en hebben

de kelderruimten omgebouwd tot feestzalen en hobbyruimten.

Het modernisme

Later werd het gemeenschappelijk wonen of het collectief wonen

(Kollektivhus) gezien als een expressie van het modernisme. Het idee

werd hoofdzakelijk ontwikkeld door architect Sven Markelius en Alva

Myrdal. Zij promoten gemeenschappelijk wonen niet enkel om het

gemeenschappelijk gebruik van ‘de huismeid’, maar ook omwille van de

mogelijkheid die de vrouw des huizes nu krijgt om een betaald werk uit

te voeren buitenshuis. Zo werden er ook meer ‘diensten’ gemeen-

Page 43: Types Gemeenschappelijk Wonen

43

schappelijk. Ook de kinderen konden er voordeel uit halen door op te

groeien in een sociale omgeving. 35

Het idee van gemeenschappelijk wonen kreeg veel tegenstand binnen de

arbeidersbeweging, hoewel de leidende modernisten toch een

belangrijke status hadden bij de bevolking. Ze vonden steun bij de

vereniging van vrouwen binnen de arbeidsbeweging. Sven Markelius

hoopte op publieke steun, maar die kreeg hij niet. Hij heeft het eerste

functionele groepswoonproject, samen met enkele radicale vrienden, als

een privé-initiatief opgericht. Het eerste ‘kollektivhus’ werd in 1935 in

Zweden, Stockholm gebouwd en was ontworpen door Sven Markelius.

Het gebouw ‘John Ericsonsgatan 6’ werd opgericht met het oog op de

werkende middenklasse, gezinnen waarvan ook de vrouw een

bijverdienste buitenshuis had. Enkel de radicale intellectuele

modernisten waren echter geïnteresseerd in het project. Het gebouw

was vaak het hoogtepunt in radicale discussies over de sociale

levenskwaliteit. De gemeenschappelijke diensten binnen het gebouw zijn

blijven bestaan tot 1960.

De vrouwenbewegingen

Tussen 1935 en 1950 zijn er nog enkele groepswoonprojecten opgericht

in Zweden. De modernisten hoopten tevergeefs op de steun van de

overheid. De projecten werden uiteindelijk allemaal opgericht door het

privé-initiatief van Olle Engkvist.36

Hij was geïnspireerd door ‘John

Ericsonsgatan 6’ en bouwde nog 6 groepswoonprojecten in Stockholm.

Zijn projecten hadden een specifiekere doelgroep dan hun voorgangers.

35

Sherwood, R., (2002). The study of international multi-family housing, housing prototypes. Geraadpleegd op 20 januari 2011 op het World Wide Web: http://www.housingprototypes.org/ 36

Vestbro, D., “History of cohousing – internationally and in Sweden” Sweden: Built Environment Analysis, Stockholm Institute of Technology, 2009

Page 44: Types Gemeenschappelijk Wonen

44

‘Smaragden’, gebouwd in 1938, was enkel voor ongehuwde, werkende

vrouwen. Later kwamen er projecten waar vooral alleenstaande

vrouwen met kinderen toe aangetrokken werden. Zo kreeg het

groepswoonprincipe uiteindelijk toch meer steun. Maar er waren ook

enkele zeer sterke tegenstanders. Een onderzoekscomité van de

regering ‘Bostadskollektiva Kommittéen’, dat enkele rapporten heeft

gepubliceerd, toont aan dat rond de jaren ’50, de regering bereid was

om groepswonen te steunen, maar dat ze werden tegengehouden door

een beweging die de vrouwen aanmoedigde om thuis te blijven en niet

te gaan werken. Deze beweging kreeg in heel Zweden zeer veel steun

van de bevolking, wat groepswonen uiteindelijk onpopulair maakte. De

regering besloot uiteindelijk dat groepswonen enkel een woonvorm was

voor de elite. Omdat hier het personeel de huishoudelijke taken van de

vrouw overnam.

FIGUUR 3: VICIEUZE CIRKEL VROUWEN ZWEDEN

Page 45: Types Gemeenschappelijk Wonen

45

De vicieuze cirkel van vrouwen bij gebrek aan residentiële dienst.

Vrouwen hebben dienstpersoneel nodig om in het huishouden hun taken

en verantwoordelijkheden op te nemen. Zonder dienstpersoneel hebben

ze geen tijd om deel te nemen in de politiek. Als vrouwen niet deelnemen,

is woningbouw gepland door mannen zonder rekening te houden met de

behoeften van vrouwen.37

Toen het in 1960 gebruikelijker werd dat de vrouw een bijverdienste

buitenshuis had, werd deze vicieuze cirkel minder belangrijk. Het duurde

echter nog tot 1979 voordat groepswonen weer herontdekt werd, doch

met nog steeds een grote tegenstand door de mannen die wilden dat de

vrouwen thuis bleven.

Hãsselby familiehotel

De naam van dit project spreekt voor zich. Het was een woongebouw

met dienstverlenend personeel en verplichte, gemeenschappelijke

maaltijden. Het was gebouwd als het grootste groepswoonproject (328

appartementen) rond 1955. Dit gebouw heeft tot het einde van de jaren

’70 de discussies over groepswonen in Zweden gedomineerd. Ook hier

werden in de eerste plaats radicale modernisten aangetrokken. Ze

kwamen uiteindelijk in opstand tegen de hoge maaltijdprijzen en de

kosten die ze moesten betalen voor het personeel. Door protesten

werden de gemeenschappelijke maaltijden afgeschaft en zijn de

bewoners zelf beginnen koken in de keukens. Zo ontdekten ze dat deze

vorm van samenwerking ervoor zorgde dat de groep sociaal dichter bij

elkaar stond. Dit werd echter niet toegestaan door de eigenaar van het

familiehotel en ze werden buiten gezet. Maar het idee van groepswonen

37

Vestbro, D., “History of cohousing – internationally and in Sweden” Sweden: Built Environment Analysis, Stockholm Institute of Technology, 2009

Page 46: Types Gemeenschappelijk Wonen

46

waar de bewoners zelf participeerden in het onderhoud en de diensten

van het project was geboren en werd enthousiast onthaald.

Een nieuw tijdperk

Alle ‘gemeenschappelijk wonen’-projecten die voor 1975 gebouwd zijn,

waren in Zweden gebaseerd op het delen van de personeelskosten. Toen

in 1975 de laatste van deze projecten zijn deuren sloot, leek het alsof

gemeenschappelijk wonen tot een einde was gekomen. Het tegendeel

bleek echter toen dit de start was van een nieuw tijdperk voor

gemeenschappelijk wonen. Deze keer namen de lokale politici, de sociale

autoriteiten en verschillende huisvestingsmaatschappijen het initiatief.

Toch moest eerst de bevolking overtuigd worden, want het negatieve

beeld van de oude ‘gemeenschappelijk wonen’-projecten leefde nog

sterk. Terwijl al de oude projecten leeg stonden werden veel nieuwe

huisvestingsprojecten gebouwd voor de ouderen en de gehandicapten.

Deze projecten kregen vaak de commentaren van ‘te groot’,

‘onmenselijk’ en ‘gesloten’ te zijn. Hierdoor zijn de autoriteiten, politici

en huisvestingsmaatschappijen op zoek gegaan naar oplossingen.

Een eerste voorstel kwam er in 1977 met ‘Stolplyckan collective housing

unit’ in Linköping. Hier combineerden ze de zorgunits met woonunits

voor gewone gezinnen. De privé-units werden kleiner gemaakt, maar

iedereen kon naast zijn privé-unit ook beschikken over de

gemeenschappelijke ruimten. De woonraad besliste over de activiteiten

en bestond uit de bewoners (zowel de gezinnen als de ouderen), de

sociale autoriteiten en de huisvestingsmaatschappij. Hiernaast richtten

de bewoners ook nog kleinere werkgroepjes op die een specifieke

functie hadden, bijvoorbeeld het plannen van de maaltijden, de tuin

onderhouden, bezoekers rondleiden, etc.

In tegenstelling tot Stolplyckan, stemden de sociale autoriteiten in

Stockholm niet in met dit idee van gemeenschappelijk wonen. Ze

Page 47: Types Gemeenschappelijk Wonen

47

beschouwden de collectivisten als een storend element die het domein

van de sociale beroepen probeerde te verdringen. Een ander probleem

was dat vele van deze collectivisten een model wilden dat gebaseerd was

op gemeenschappelijk werk dat zij zelf konden verrichten, terwijl

anderen nog steeds voorstander waren van het model van het

‘gemeenschappelijke personeel’. Hierdoor ontstonden er vele conflicten

in de bestaande projecten.38

Een ander voorstel kwam ook in 1977 via een groepering van vrouwen in

Stockholm. Ze argumenteerden dat het huishoudelijk werk een zeer

belangrijke taak was die ze wilden behouden, maar dat die taak

gemeenschappelijk veel interessanter was, zowel economischer als

tijdsbesparender.

Uiteindelijk werd het model van het gemeenschappelijk wonen waar

bewonersparticipatie gold, gezien als het officiële model voor

gemeenschappelijk wonen in Zweden. Het is duidelijk dat er een lange

weg is afgelegd om tot deze conclusie te komen die nu uiteindelijk al

dertig jaar standhoudt.

Het valt op dat, in tegenstelling tot Denemarken, groepswonen wordt

gekoppeld aan appartementen. Het groepswonen is hier meer gericht op

plaatsen met een hogere dichtheid van bebouwingen dan op open

plekken, zoals in Denemarken het geval is. Het spreekt dan ook voor zich

dat het gemeenschappelijke gedeelte zich niet centraal in het project

bevindt, maar op een plek die iedereen in het project dagelijks passeert,

de inkom.

38

Woodward, A., Grossman, M., & Vestbro, D., The New Generation of Collective Housing Units. Experiments with Social Integration: Administration and Spatial Design,1989, Stockholm

Page 48: Types Gemeenschappelijk Wonen

48

“In most of the Swedish cases where high-density apartments are more

dominant, the common house is placed just next to the entrance hall of

the apartment building for easy drop in.”39

De voorzitter van de Kollektivhus-vereniging, Dick Urban Vestbro, meldt

dat Zweden een totaal aantal van 2000 units in groepswonen telt. Dit zijn

niet het aantal projecten, maar het aantal gezinnen dat in de

groepswoonprojecten kan wonen. Hij concludeert dat 1 op 2000 Zweden

in een groepswoonproject woont. Zweden telt in totaal

9.059.651 inwoners. Er wonen dus gemiddeld 0,05% bewoners in een

unit. 40

39

J. Shin Choi, “Evaluation of community planning and life of senior cohousing projects in Northern European countries”, European planning studies 2004 (12.8) 40

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België: Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen, stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen vzw

Page 49: Types Gemeenschappelijk Wonen

49

3.1.3 NEDERLAND In Nederland wordt er vooral gesproken van centraal wonen. Het eerste

project is ontwikkeld doordat de 35-jarige Lies van den Donk-Dooremaal

uit Nijmegen, in juli 1969, een advertentie had geplaatst in de krant met

de volgende oproep:

“Wie ontwerpt een wooneenheid met een centrale keuken, een eetzaal,

een wasserij, een kindercrèche, studieruimte, gezamenlijk te gebruiken

logeerkamers, en daarboven of daaromheen eigen kleine wooneenheden

voor elk gezin: een woonkamer, wat slaapkamers, een piepklein

keukentje, een douche en een toilet?”41

Door de hoge respons op deze oproep kon het eerste project van

centraal wonen in Nederland van start gaan. Toch was het een

moeizaam proces waar onder andere veel werd nagedacht over het

uitzicht van het project, de bestuursvorm, hoe eventuele conflicten

opgelost zouden worden, wie met wie zou wonen, hoe nieuwe bewoners

gekozen zouden worden, het financiële aspect,etc.

In 1977 werd het project uiteindelijk gerealiseerd en kon de eerste groep

bewoners zijn intrek nemen in de ‘Wandelmeent’ te Hilversum.

Aan de hand van de datums kunnen we concluderen dat het idee

waarschijnlijk is overgenomen van hun noorderburen aangezien er

weinig evolutie was en het ‘centraal wonen’ dezelfde vorm had als in

Denemarken. Het verschil met Zweden ligt hierin dat de regering het in

Nederland direct heeft gepromoot.

Na dit project zijn er nog vele ‘centraal wonen’-projecten gevolgd

waarvan de helft lid is van de LVCW, de landelijke vereniging centraal

wonen. Dit is een overkoepelende vereniging ter bevordering van de

41

Krabbe, R. & Vlug, P., Centraal wonen in beeld deel 1: 1977-1986, 1986,

Rotterdam/Hoogezand: Stichting Huis in eigen Hand/Landelijke Vereniging Centraal Wonen

Page 50: Types Gemeenschappelijk Wonen

50

totstandkoming van ‘centraal wonen’-projecten in Nederland. Door

kennis en ervaring helpen ze beginnende projecten bij de opstartfase, en

staan in verdere fases steeds klaar om hun kennis te delen. De LVCW

geeft de volgende betekenis aan het begrip ‘centraal wonen’:

Het stichten van woongemeenschappen met tenminste het volgende

gemeen:

centrale voorzieningen die de bewoners zelf stichten, beheren en

gebruiken;

verantwoordelijkheid voor de centrale voorzieningen en de

algemene gang van zaken bij de gezamenlijke bewoners;

deelnemende personen en huishoudens behouden hun

zelfstandigheid en vrijheid;

gelegenheid voor een verdere uitgroei van gezelligheid,

ontmoeting en solidariteit;

zoveel mogelijk maatschappelijke groepen in de

woongemeenschap vertegenwoordigend, om daarmee een

bijdrage te leveren aan maatschappelijke herintegratie en te

voorzien in de verschillende woonbehoeften van mensen.42

Volgens onderzoek van Peter Bakker in 2009 vinden we in Nederland

zo’n 10 duizend projecten terug die gerelateerd kunnen worden aan

gemeenschappelijk wonen. Let wel, hierbij worden de ‘centraal wonen’-

projecten gerekend, maar ook gemeenschapshuizen en zelfs

samenwonenden waarbij twee of meer gezinskernen een huis delen. De

‘centraal wonen’-projecten zijn in Nederland meestal grootschalig, de

projecten bevatten ongeveer 30 à 70 units. Hier komen deze projecten

meestal tot stand door de samenwerking tussen particuliere

42

Krabbe, R. & Vlug, P., Centraal wonen in beeld deel 1: 1977-1986, 1986,

Rotterdam/Hoogezand: Stichting Huis in eigen Hand/Landelijke Vereniging Centraal Wonen

Page 51: Types Gemeenschappelijk Wonen

51

initiatiefnemers en een woningbouwmaatschappij. De laatste jaren zijn

ook de senioren aangetrokken tot centraal wonen. Er zijn in totaal

ongeveer 230 projecten van centraal wonen voor senioren van start

gegaan. 43

43

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België: Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen, stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen vzw

Page 52: Types Gemeenschappelijk Wonen

52

3.1.4 SAMENGEVAT De evolutie van groepswonen heeft dus vooral plaatsgevonden in

Denemarken en Zweden. Hier heeft het zijn huidige vorm aangenomen

en is de verspreiding over Europa langzaam maar zeker begonnen.

Nederland was daarin het eerste land dat volgde.

De opmerkelijke en moeilijke evolutie die in Zweden heeft

plaatsgevonden was vooral te wijten aan de onwil van de regering. Op

dit vlak was er in Denemarken een goede samenwerking en is men veel

sneller tot een duidelijke en goed werkende vorm van groepswonen

gekomen. Het is dus heel belangrijk dat de regering de evolutie van het

groepswonen niet tegenwerkt. Hiervan waren ze zich in Nederland zeker

bewust en hebben ze een voorbeeld genomen aan Denemarken. Terwijl

we in België, zoals de volgende hoofdstukken zullen aantonen, vanuit dit

standpunt helemaal de verkeerde kant op gaan.

Een ander verschil tussen Denemarken en Zweden is de vorm die het

groepswonen heeft aangenomen. In Denemarken worden de projecten

meestal gestart in een gebied met een lage dichtheid van bebouwing,

terwijl dit in Zweden juist in gebieden met een hoge dichtheid is. De

vorm resulteert dan respectievelijk in terreinen met privé-woningen en

een gemeenschappelijk gebouw of in appartementsblokken met een

gemeenschappelijke ruimte of verdieping. In beide landen is de eigen

vorm dominerend met zelden een afwijking.

“These planning tendencies have evolved for many years as to promote

residents’ social contacts in the community” 44

44

J. Shin Choi, “Evaluation of community planning and life of senior cohousing projects in Northern European countries”, European planning studies 2004 (12.8)

Page 53: Types Gemeenschappelijk Wonen

53

3.2 BELGIË

In België is het concept groepswonen veel minder aanwezig dan in de

vorige landen die besproken zijn. Het is nog steeds zeer moeilijk om een

project rond groepswonen op te richten. Toch is er duidelijk interesse

voor zulke projecten. De bevolking wordt vooral tegengehouden door

het ingewikkeld juridisch systeem waar ons land mee opgezadeld is.

Gelukkig is de overheid zich stilaan bewust aan het worden van de grote

vraag naar groepswonen in onze samenleving.

‘… de weinige projecten rond groepswonen die al bestaan tonen aan dat

er veel interesse bestaat naar groepswonen, en dat er een reële vraag

naar is. Het is dan ook niet moeilijk om vast te stellen dat de aanbodzijde

duidelijk achterop hinkt op de vraag. Als deze woonvorm een

evenwaardig alternatief wil worden binnen de waaier van woonvormen

voor ouderen, dan wordt het hoog tijd dat aan die aanbodzijde gewerkt

wordt.’ (PWO i.o.v. KBS, 2004 - B)

Er worden steeds vaker ontmoetingsdagen georganiseerd voor

geïnteresseerden. Zo zijn er lezingen over groepswonen en organiseert

de ‘Samenhuizen vzw’ een jaarlijkse ‘gemeenschappelijkwonendag’

waarbij verschillende groepswoonprojecten de deuren openzetten voor

geïnteresseerden.

3.2.1 SOCIALE CONTEXT Als we naar de evolutie van groepswonen in België kijken, valt het op dat

er een thema is dat vaak terugkomt in de literatuur: ‘de sociale

bewegingen van de jaren ‘60’. 45

45

Kesler, B., Centraal wonen, een onderzoek naar bewonerservaringen en sociaalruimtelijke voorwaarden, 1991, Doctoraatsverhandeling, Wageningen

Page 54: Types Gemeenschappelijk Wonen

54

Rond de jaren ’60 ontstonden er verschillende kritische stromingen

binnen de samenleving. Deze kritische stromingen ontwikkelden zich in

een aantal nieuwe sociale bewegingen zoals de vrouwenbeweging, de

vredesbeweging, de milieubeweging, de psychosociale beweging,

kraakbewegingen, onderwijsdemocratisering, etc.

Deze bewegingen kunnen gelinkt worden aan de opkomst van het

groepswonen op twee verschillende manieren. In de eerste plaats op

individueel niveau waarbij de bewoners vaak sympathiseerden of

participeerden in bepaalde bewegingen. En op de tweede plaats dat de

projecten vaak ontstaan wanneer de bewoners doelstellingen hebben

ten aanzien van emancipatie, integratie van gehandicapten, milieu,

wonen en werken, consumptie of nog andere thema’s.

De bewoners willen een bescheiden kritiek op de maatschappij leveren

en staan voor een zoektocht naar een concreet, realistisch alternatief

voor een leefvorm die kan worden ingepast binnen de bestaande kaders.

Belangrijke kenmerken van deze eerste projecten omtrent groepswonen

zijn: het doorbreken van het gesloten gezinsmodel, het streven naar

emancipatie en democratisering en kritiek op de

consumptiemaatschappij. Hiernaast ziet Kesler drie mogelijke

motiveringen van de personen die kiezen voor groepswonen. Deze

motiveringen zijn eenzaamheid, emancipatie en individualisering. In de

beginfase is het duidelijk dat het vooral over emancipatie gaat, maar

momenteel ziet ze de vereenzaming als belangrijkste factor voor de

keuze van het groepswonen. Dit is af te leiden uit het feit dat vooral

alleenstaanden voor groepswonen kiezen. Ze wijst er wel op dat zonder

het individualisatieproces de sterke toename van de alleenstaanden in

onze samenleving niet was ontstaan. 46

Desondanks Kesler hier over

Nederland schreef, kunnen haar motiveringen ook toegepast worden op

46

Kesler, B., Centraal wonen, een onderzoek naar bewonerservaringen en sociaalruimtelijke voorwaarden in Nederland, 1991, Doctoraatsverhandeling, Wageningen

Page 55: Types Gemeenschappelijk Wonen

55

de Belgische bevolking. Dit wordt aangetoond in het onderzoeksrapport

van de ‘Samenhuizen vzw’. 47

Ook is er volgens dit recent onderzoek, via een enquête gebleken dat er

vanaf de jaren ’60 steeds meer projecten zijn opgestart in België omtrent

groepswonen. Het gaat hier dan over projecten van het type ‘Centraal

Wonen’, ‘Cohousing’, ‘Woongroep’ en ‘Leefgemeenschap’. Ze bekeken

hier het jaar van opstarten van de projecten waarvan deze datum

bekend was. In totaal registreren ze in België 144 projecten waarvan het

bewonersaantal zeer uiteenlopend is. Van deze projecten situeren zich

22 in de regio Brussel, 63 in Vlaanderen en 59 in Wallonië.

GRAFIEK 3.1 : (ENQUÊTE SAMENHUIZEN):AANTAL PROJECTEN / STARTJAAR

47

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België: Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen, stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen vzw

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

jaren 60 70-79 80-89 90-99 2000-2009

aantal nieuwe projecten

Page 56: Types Gemeenschappelijk Wonen

56

Het is dus duidelijk te zien dat vanaf de jaren ’60 steeds meer projecten

per jaar opgestart werden. Hiernaast zijn er ook nog eens 74 projecten

bekend in diverse stadia van ontwikkeling.

Verder kunnen we ook de verschillen in grootte van de projecten

bekijken. De types die ze hiervoor gebruiken, worden opgedeeld volgens

onderstaande tabel. Zo zien we dat bij groepswonen of cohousing de

projecten vaak het grootst zijn.

GRAFIEK 3.2: (ENQUÊTE SAMENHUIZEN):TYPE PROJECT / AANTAL BEWONERS

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100% 2 of 3

4 tot en met 7

8 tot en met 10

11 tot en met 20 meer dan 20

Page 57: Types Gemeenschappelijk Wonen

57

TABEL 3.3: TYPES GEMEENSCHAPPELIJK WONEN

3.2.2 JURIDISCHE CONTEXT De redenen waarom groepswoonprojecten in België zo moeilijk

opgestart geraken, zijn vooral van juridische aard. Voor de start van een

project ondergaan de meeste groepen een juridisch proces van drie tot

zeven jaar en soms zelfs nog langer.48

In deze periode vallen vaak

mensen af omdat het te lang duurt of onnodig veel energie kost.

Bovendien kampen de bewoners van deze projecten ook vaak met

problemen met de sociale zekerheid, het woonbeleid, domiciliëring, etc.

Het juridische systeem laat het groepswonen in België eigenlijk niet toe.

In hun enquête heeft de ‘Samenhuizen vzw’ ook nagevraagd of de

bewoners (en ex-bewoners) van cohousing, centraal wonen en

leefgemeenschappen moeilijkheden waren tegengekomen in de loop

van hun project. Het antwoord hierop geeft duidelijk weer dat een

project opstarten niet eenvoudig is.

48

Jonckheere, L., persoonlijk interview. 18 januari 2011

Page 58: Types Gemeenschappelijk Wonen

58

90% van de bevraagden zijn problemen tegengekomen in de loop van

hun project. Het is dan ook realistisch dat maar 1 op 10 opstartende

groepen hun project krijgt verwezenlijkt 49

‘Op dit ogenblik zijn het alleen de ‘die-hards’ en grote durvers die hun

project tot een goed einde kunnen brengen. Voor een doorsnee-mens die

wel belangstelling, maar ook nog koudwatervrees heeft van

gemeenschapswonen, is de drempel gewoon te hoog.’ (Peter Vermeulen,

interview 2009)50

‘Assurément stimulant, l’habitat groupé n’en reste pas moins

extrêmement malaisé à mettre en place. De nombreux problèmes —

juridiques, urbanistiques, architecturaux, financiers, notamment — ne

tardent pas à émerger, décourageant ainsi, dans leur majorité, les

groupes et les particuliers intéressés. Un autre problème rencontré réside

dans l’insuffisance de l’offre, actuellement tout à fait marginale, en

regard d’une demande croissante.’ (Debuigne Benoît et Thys Pascale,

2008 - B) 51

Er is in België nog geen officiële juridische structuur voor groepswonen

beschikbaar, maar er zijn wel enkele alternatieve structuren waarop de

projecten meestal terugvallen. Elke structuur heeft grote nadelen voor

het groepswonen. Ook zijn er hulpvormen die het groepswonen kunnen

helpen.

49

Ibid. 50

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België: Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen, stand van zaken en behoeften’, 2010 51

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België: Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen, stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen vzw

Page 59: Types Gemeenschappelijk Wonen

59

Hierna volgt een opsomming van de meest voorkomende structuren en

hulpvormen in België.

Eigendom in onverdeeldheid

Je kan huren in onverdeeldheid of aankopen in onverdeeldheid.

Bij huren in onverdeeldheid engageren de huurders zich gezamenlijk en

gaan samen een huurcontract aan. Als een van de huurders vertrekt

moeten de andere huurders zelf een nieuwe huurder selecteren om zijn

plaats in te nemen. Er is dus een grotere zekerheid voor de betaling van

de huur. Dit is een voordeel voor de verhuurder, hoewel deze meestal

niet blij is met een huurcontract in onverdeeldheid. Dit komt omdat de

verhuurder de huurders voor een groot stuk in vertrouwen moet nemen

bij de afspraken die zij onderling maken.

Als je met meerdere personen een aankoopakte ondertekent, vormt dit

een aankoop in onverdeeldheid. De eigenaars bezitten elk een bepaald

percentage van de eigendom. De onverdeeldheid kan wel maar voor

maximaal vijf jaar worden afgedwongen. Hierna mag elke eigenaar de

ontbinding van de onverdeeldheid aangaan door de verkoop van het

geheel te eisen. De andere bewoners zouden dan eventueel wel een

voorkooprecht kunnen krijgen waarbij de eigendom nog steeds in hun

handen blijft.

De structuur van de eigendom in onverdeeldheid wordt meestal

toegepast bij een kleine groep samenwonenden die zeer sterk met

elkaar betrokken zijn en elkaar heel goed vertrouwen. Vaak zijn dit ook

familieprojecten. De formule kan ook worden toegepast voor de eerste

fase van het project waarbij een pand wordt aangekocht. Later wordt dit

dan doorverkocht aan de bewoners.

Page 60: Types Gemeenschappelijk Wonen

60

Huur of aankoop door één persoon, met doorverhuring of

doorverkoop.

Het huren door één persoon met doorverhuring geeft deze persoon een

uitzonderlijk statuut. Zijn onderhuurders hebben geen rechtstreeks

contact met de eigenaar en moeten daardoor enkel verantwoording

afleggen aan de hoofdhuurder. Deze is dan wel aansprakelijk voor de

gehele huur ten opzichte van de eigenaar. Hij kan zich echter wel

indekken voor de lasten door goede (door)verhuurcontracten op te

stellen. Dit gebeurt best in samenwerking met een notaris. De

hoofdhuurder is ook verantwoordelijk voor wanbetaling, schade aan de

woonst en het vertrek van een onderhuurder. De notaris moet in de

contracten ook rekening houden met een situatie waarin de

hoofdhuurder vertrekt. Er moeten zeer duidelijke afspraken gemaakt

worden tussen de bewoners vanwege de verschillende statuten die ze

dragen.

Bij het aankopen door één persoon met doorverhuur zitten we in

dezelfde situatie als bij huren door één persoon met doorverhuur. De

hoofdhuurder wordt hier eigenaar en de rest blijft hetzelfde als bij

verhuur omdat het nog steeds allemaal huurders zijn.

Aankopen door één persoon met doorverkoop geeft niet zo veel

implicaties omdat iedere koper erna zelf eigenaar wordt van zijn

gekochte eigendom. Er moeten enkel zeer goede afspraken gemaakt

worden in verband met het samen ‘leven’.

Vereniging zonder winstoogmerk (VZW)

Een VZW kan het groepswonen helpen bij verschillende aspecten van het

samenwonen. Voor de bewoners die over hun eigendommen bezitten,

vormt zij, naast de entiteit die de eigendom regelt (vereniging,

vennootschap), een bijkomende structuur die instaat voor andere zaken.

Bijvoorbeeld: de organisatie van het samenwonen, de taken van een

syndicus, bijkomende (publieke) activiteiten, etc. Een VZW wordt vaak

Page 61: Types Gemeenschappelijk Wonen

61

opgericht bij woongroepen met een zorgaanbod (zoals ouderen,

mindervalide,etc. ) of bij groeperingen met een spiritueel of

maatschappelijk accent. Het is een soepele juridische vorm die door zijn

weinige formaliteiten en zijn beperkt startkapitaal relatief eenvoudig op

te starten is. De winst of eigendommen blijven steeds in de VZW. Het is

dus ook niet mogelijk om bij verhuis het geïnvesteerde kapitaal terug te

vorderen van de VZW.

Tontine of beding van aanwas

Als men bij een gezamenlijke aankoop in de verkoopsovereenkomst de

samenwonende partners wil beschermen tegen negatieve en overbodige

fiscale bijkomstigheden in geval van een overlijden van één van de

partners, kan men best een tontineclausule in het verkoopcontract

opnemen. Bij het overlijden van een van de mede-eigenaars zal het goed

nu in eigendom of in vruchtgebruik (in dit laatste geval worden de

wettige erfgenamen niet buiten spel gezet) blijven van de andere

samenwonende partners. Enkel de verkoper kan de tontine tot stand

brengen in het verkoopcontract. Het grote nadeel van de tontine is dat

ook enkel de verkoper eventuele wijzigingen kan aanbrengen aan de

tontine. Er kunnen dus ook geen nieuwe eigenaars toetreden tot deze

tontine in geval van doorverkoop.52

53

54

Deze formule wordt vaak gebruikt bij kloostergemeenschappen, maar

kan ook voorkomen bij samenwonenden. Dit gebeurt echter niet zo veel.

Vereniging van mede-eigenaars (VME) – basisakte

appartementsgebouw

52

Michiels, D., Overzicht rechtspraak Tontine en aanwas. 2004, Larcier 53

Ruysseveldt, J., Samenwonenden en onroerend goed: notariële praktijk studies. 2007, Knokke-Heist, Kluwer 54

Ruysseveldt, J., Familie op maat verslagboek van het notarieel congres. 2005, Knokke-Heist, Kluwer

Page 62: Types Gemeenschappelijk Wonen

62

Deze vorm komt het meest voor bij groepswonen. Het is de juridische

vorm die de meeste oplossingen biedt voor de problemen waarmee

projecten van samenwonenden te maken hebben. Hierbij bezit iedere

partner zijn eigen woning en een deel van de gemeenschappelijke

ruimten, meestal uitgedrukt in duizendste. Dit systeem werkt met de

basisakte van een appartementsgebouw. Hoewel hier de

gemeenschappelijke ruimten vaak beperkt zijn tot de trappenhal

eventueel met lift en de inkom, gaat het bij groepswonen over grotere

ruimten en soms zelf een heel gemeenschappelijk gebouw. Doch dit

verandert juridisch niets aan de toepassing. De basisakte van een

appartementsgebouw staat ook in voor de rechten, plichten en beheer

(reglement van mede-eigendom) van de gemeenschappelijke delen en

voor de dagelijkse gang van zaken (reglement van orde).

De ‘Vereniging van mede-eigenaars’ beheert het project. Ze beslissen

over de regels, over beperkingen die opgelegd kunnen worden aan

individuele veranderingen van de woningen en ze zamelen bijdragen in

voor het onderhoud van de gemeenschappelijke voorzieningen. De

financiële aspecten worden geregeld door de syndicus. Dit kan een

individu zijn of een vereniging (zie vzw). Iedere eigenaar heeft een

stemrecht bij de vereniging van mede-eigenaars in functie van zijn

financiële inbreng of zijn duizendste.

Als de eigenaars hun woningen verhuren hebben de nieuwe huurders

geen stemrecht bij de VME omdat ze geen eigenaar zijn. Meestal wordt

dit opgevangen door de oprichting van een VZW met de bewoners. De

huurders behoren wel tot de bewoners en hebben hier dus wel een

stemrecht.

Een groot voordeel van dit systeem is dat het heel bekend is binnen de

vastgoedsector. Dit zorgt voor een betere vertrouwensband naar

externe betrokkenen (banken, samenwerkingspartner, etc.).

Page 63: Types Gemeenschappelijk Wonen

63

3.2.3 KNELPUNTEN De ‘Samenhuizen vzw’ heeft voor België een knelpuntennota

gepubliceerd over de problemen die projecten reeds zijn tegengekomen

in verband met de juridische wetgeving. De laatste versie van deze nota

is gepubliceerd in juni 2007 en is opgesteld door L. Jonckheere en R.

Kums. Dit hoofdstuk is gebaseerd op deze nota, aangevuld met

informatie verzameld uit interviews en de Belgische wetgeving.

Knelpunten in verband met inschrijving in de gemeente en de sociale

zekerheid/ bijstand.

Op dit gebied ontstaan het snelst problemen en komt ook vaak

rechtsonzekerheid voor doordat de bevoegde diensten per regio (of

soms zelfs per ambtenaar) de regelgeving anders interpreteren.

Inschrijving in de gemeente.

‘Iedere gemeente heeft een eigen reglement in verband met

groepswonen. Daarom kan je als groep, als je een site gevonden hebt,

best even gaan informeren naar de standpunten van de gemeente. Het

bespaart je heel erg veel werk als de gemeente positief meewerkt aan de

vooruitgang van het project.’ (interview D. Vansintjan- De Molen Van

Rotselaar- 2011)

De meer gekende vormen van groepswonen worden vaak wel erkend

door de gemeente, bijvoorbeeld bejaardentehuizen, klooster-

gemeenschappen, studentenhuizen, etc. Voor alle andere situaties wordt

je ofwel afzonderlijk gedomicilieerd (met eigen huisnummer (12 bus 1,

12 bus 2, 12 bus 3 of 4A, 4B,4C) of wordt er uitgegaan van het systeem

van één gezinshoofd en gezinsleden. Ook moet er rekening gehouden

worden met de lokale regelgeving omtrent woonzones. Je fungeert als

een (uitgebreide) familie. Aangezien de regelgeving hieromtrent geen

exacte definities bezit, wordt dit vaak verschillend geïnterpreteerd.

Page 64: Types Gemeenschappelijk Wonen

64

De domiciliering is een belangrijke basis voor een aantal andere diensten

om je als alleenstaande of als samenwonende te beschouwen.

Werkloosheid

Het budget van een werkloosheidsuitkering is verschillend naargelang je

woonsituatie. Bij alleenstaanden is de werkloosheidsuitkering groter dan

bij samenwonenden.

De definitie om iemand als samenwonend te beschouwen wordt door

het R.V.A. (rijksdienst voor arbeidsvoorzieningen) als volgt aangegeven:

‘Samenwonen betekent dat twee of meerdere personen samen onder

hetzelfde dak wonen en gemeenschappelijk de belangrijkste

huishoudelijke aangelegenheden regelen. Diegenen die tijdelijk om

beroepsredenen een andere verblijfplaats hebben worden eveneens

geacht samen te wonen.’

Onder ‘de belangrijkste huishoudelijke aangelegenheden’ bedoelt men

volgens de knelpuntennota: sanitair, keuken, bel, brievenbus en de

praktische organisatie van de huishouding (al dan niet

gemeenschappelijk eten, inkopen doen en poetsen).

Ook het financiële aspect is van belang. Als je financieel voordeel haalt

uit het samenwonen, zijn de R.V.A.-controleurs sneller geneigd het als

samenwonend te beschouwen. Dit kan meestal blijken uit een

gemeenschappelijk budget voor het huishouden wat in vele

groepswoonprojecten voorkomt.

Een alleenstaand persoon is iemand die zijn eigen huishouden regelt en

geen kosten deelt met de (eventuele) andere bewoners, ook al zijn er

beperkte gemeenschappelijke voorzieningen zoals een badkamer, een

toilet of keuken.

Uit deze twee definities blijkt duidelijk dat het bij vele gevallen van

groepswonen ter discussie kan staan of men alleenstaand of

samenwonend is. Volgens de knelpuntennota kijken de R.V.A.-

Page 65: Types Gemeenschappelijk Wonen

65

controleurs vooral naar de feitelijke situatie. Indien er een onderlinge

taakverdeling bestaat voor het onderhoud of de voeding, dan beschouwt

men dit als samenwonend. ‘De manier van leven is bij groepswonen

echter zeer dynamisch’55

. Het kan snel veranderen en de bewoners

kunnen ook voor korte termijnen beslissen om een deel van de

huishouding gemeenschappelijk te doen. De vraag is dan of mensen met

een werkloosheidsuitkering financieel gestraft moeten worden omdat ze

bewust gemeenschappelijk willen wonen.

Leefloon (Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn - O.C.M.W.)

Het leefloon is een uitkering die in 1974 door de wet op een

bestaansminimum of gewaarborgd inkomen is doorgevoerd. Het wordt

toegereikt aan al wie geen toereikende bestaansmiddelen heeft. Ook het

leefloon wordt berekend aan de hand van de woonsituatie, alleenstaand

of samenwonend, hoewel het O.C.M.W. andere normen hanteert over

de definities van deze termen dan het R.V.A.56

.

Het O.C.M.W. baseert zich vooral op eigen vaststellingen van de feitelijke

toestand, zelfs als de inschrijving in de gemeente het tegendeel beweert.

Ze hanteren hiervoor een aantal criteria die in iedere gemeente anders

kunnen zijn. In de knelpuntennota wordt omschreven dat voor hen

‘samenwonen’ betekent dat er gebruik wordt gemaakt van

gemeenschappelijke delen, zoals woonkamer, keuken en badkamer.

Dezelfde voordeur delen kan ook meetellen. In sommige gemeenten kan

er ook rekening gehouden worden met het feit of er één dan wel

meerdere huurcontracten zijn, en met de huurprijs die elkeen betaalt.

55

Vansintjan, D., persoonlijk interview, 16 januari 2011 56

Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, Geraadpleegd op 15 mei 2011 op

het World Wide Web: http://www.rva.be/

Page 66: Types Gemeenschappelijk Wonen

66

Sinds de nieuwe aanpassing in de wet van 26 mei 2002 betreffende het

recht op maatschappelijke integratie57

, is het leefloon voor

samenwonenden beduidend minder dan voor de alleenstaanden. Dus

ook hier ondervinden bewoners van groepswoonprojecten grote

nadelen.

Belastingen

Voor de belastingen heeft het vooral belang of de samenwonenden

gehuwd zijn of niet. In de belastingsgids van 2010 beperkt men zich bij

de definitie van wettelijk samenwonenden tot de toestand van

samenleven van twee personen die een verklaring hebben afgelegd (het

zgn. samenlevingscontract).

57

Artikel 34. – Par. 1. – In geval de aanvrager gehuwd is en onder hetzelfde dak woont, of een feitelijk gezin vormt, met een persoon die geen aanspraak maakt op het genot van de wet, moet het gedeelte van de bestaansmiddelen van die persoon in aanmerking genomen worden, dat het bedrag overschrijdt van het leefloon bepaald door de categorie van begunstigden bedoeld bij artikel 14, par. 1, 1°, wet op sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu. 26 mei 2002

Page 67: Types Gemeenschappelijk Wonen

67

4

Page 68: Types Gemeenschappelijk Wonen

68

4 MOTIEVEN VOOR GROEPSWONEN

4.1 MOTIEVEN VAN SAMENWONEN VOOR DE BEWONERS

Om het groepswonen beter te begrijpen worden de motieven van de

bewoners besproken. Bij de bespreking van de evolutie in Denemarken,

Zweden en Nederland zijn er al enkele naar voren gekomen.

In Denemarken ontwikkelde men, door het tekort in het woningaanbod,

een nieuwe manier van samenwonen. De sociale context werd hier

herontdekt en het gemeenschapsgevoel herwon zijn belang binnen de

fysieke omgeving.

Zweden hechtte in de beginfase vooral belang aan de

gemeenschappelijke diensten die het wonen voor de bewoners

economischer en tijdsbesparender maakten. Later ontdekte men ook de

sociale voordelen die samenwonen met zich meebracht.

Hiernaast zijn er ook nog andere motieven zoals bijvoorbeeld

groepswoonprojecten met een zeer specifieke doelgroep. De gevolgen

van deze motieven worden hier verder uitgelegd.

4.1.1 SOCIAAL De sociale meerwaarde wordt door de bewoners vaak als een van de

belangrijkste motieven gezien.

“… we’re longing for a way of life that’s warmer, kinder, more

wholesome, more affordable, more cooperative and more connected “

(Christian Diana Leafe, 2003 - USA)

Sociale meerwaarde betekent voor de bewoners een

samenhorigheidsgevoel, steun en contact. Dit wordt omschreven door

het begrip ‘sociale relatie’. In hoofdstuk 3.2.4 werd uitgelegd dat deze

Page 69: Types Gemeenschappelijk Wonen

69

sociale relaties een heel belangrijke rol spelen in het groepswonen. Ze

verhogen de levenskwaliteit en de gezondheid door een minder

stressvolle omgeving.58

Ook de integratie en ondersteuning van senioren

in de projecten speelt hierin mee. In Nederland wordt er bij de

groepswoonprojecten speciaal op gelet dat er zoveel mogelijk

maatschappelijke groepen in het project aanwezig zijn (zie hoofdstuk

3.1.3). Dit helpt de bewoners ook met andere aspecten van het

samenwonen. Bijvoorbeeld de opvang van de kinderen door de ouderen

als de ouders gaan werken. De gemeenschappelijke activiteiten geven de

bewoners ook de kans om sociaal te leren functioneren. Dit stimuleert

hun zelfontwikkeling.

De sociale relaties binnen het groepswonen zorgen ook voor een veiliger

gevoel. Dit gevoel wordt nog versterkt door het semiprivate karakter dat

het project meestal draagt.

“Het veiligheidsgevoel hangt veel meer af van het kennen van zijn buren,

dan van sloten en muren.” 59

4.1.2 PRAKTISCH De praktische voordelen bij groepswonen zijn waarschijnlijk het grootst.

Door de gedeelde infrastructuur van de gemeenschappelijke delen,

ontstaat er voor de bewoners een grote tijdswinst in het gebruiken en

onderhouden hiervan. Door het onderhoud in werkgroepen te verdelen,

wordt het efficiënter en lichter.

58

Positano, R., “The mystery of the Rosetan people”, New York Daily News, 2007 59

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in

België: Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar

oplossingen, stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport

Samenhuizen vzw

Page 70: Types Gemeenschappelijk Wonen

70

De tijdswinst die de bewoners hebben, vergroot zelfs nog door de

gemeenschappelijke maaltijden. Ontspanning, hobby’s, kinderopvang en

vriendenbezoek vergen geen verplaatsing meer als ze binnen de

gemeenschap plaatsvinden. Ook het delen van kennis en vaardigheden

gebeurt spontaan in de sociale omgeving van het groepswonen.

4.1.3 ECONOMISCH Bij het opstarten is een groepswoonproject voor de participanten niet

goedkoper als bij het bouwen van een privé-woning. Dit is een

vooroordeel waarmee deze projecten vaak geconfronteerd worden in de

eerste fase van het zoeken naar geïnteresseerden. De privé-woning bij

groepswonen is door de bewuste kleinschaligheid goedkoper, maar

opgeteld met de deelkosten van de gemeenschappelijke infrastructuur,

geeft dit een gelijkwaardig startkapitaal als een gehele privé-woning.

Toch brengt groepswonen in het begin al enkele economische voordelen

met zich mee. De kosten van de architect en aannemers kunnen wel

gedeeld worden. Bij groepswonen willen de bewoners vaak zoveel

mogelijk zelf doen om de groepssfeer te bevorderen.

Het delen van de infrastructuur en de middelen is het grootste

economische voordeel. Extra’s, zoals een gastenkamer, atelier,

zwembad, sauna, boot,etc. , zijn nu economisch sneller haalbaar.

4.1.4 ANDERE Sommige groepswoonprojecten richten zich enkel op een specifieke

doelgroep. Zo zijn er bijvoorbeeld enkele spirituele groepen die hun

geloof en tradities als motivatie voor het groepswonen zien. En er zijn

groepen die zijn ontstaan rond een gemeenschappelijke, duidelijke,

beweegreden. Hieronder verstaan we de groepen met een utopische

visie zoals de vroegere radicale bewegingen in Zweden. (zie hoofdstuk

4.1.2)

Page 71: Types Gemeenschappelijk Wonen

71

4.2 MEERWAARDE VAN SAMENWONEN VOOR

MAATSCHAPPIJ EN MILIEU

Vele voordelen komen ten goede aan de bewoner, maar andere

overstijgen dit niveau en bezitten een brede maatschappelijke

meerwaarde. 60

Een groepswoonproject bevordert de samenhang van het buurtleven,

ook buiten het project. Door het sociale karakter van de bewoners is er

een grotere integratie in de wijk mogelijk. Het semiprivate karakter zorgt

voor een grotere veiligheid en meer sociale controle binnen het project,

zowel voor internen als externen. De bewoners hebben ook meer

respect voor de leefzone door hun gedeelde verantwoordelijkheid.

Hierdoor ontstaat ook een bewuster burgerschap dat ze naar de

buitenomgeving tonen.

De meeste groepswoonprojecten delen ook een ecologisch bewustzijn.

Dit toont zich in de eerste plaats al in het verantwoord gebruik van de

ruimten door het compact bouwen van de privé-woning, maar ook in het

gemeenschappelijk gebruik van de infrastructuur. Het waterbeheer en

energiegebruik worden ecologisch aangepakt door het installeren van

alternatieve energiebronnen of het delen van een wasmachine.

De term ‘eco-dorp’ beschrijft de groepswoonprojecten die vooral met

ecologie bezig zijn. Ze voorzien geheel of gedeeltelijk in hun eigen

behoeften. Een voorbeeld hiervan is Earthsong Eco-Neighbourhood

(Waitakere - NZ)61

, waar zelfs de woningen gemaakt zijn van stroleem.

60

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België:

Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen, stand van

zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen vzw 61

Ibid.

Page 72: Types Gemeenschappelijk Wonen

72

5

Page 73: Types Gemeenschappelijk Wonen

73

5 MENS EN OMGEVING Het functioneren van een groepswoonproject lukt pas als er een juiste

mix is van vele verschillende factoren die het groepswonen beïnvloeden.

In hoofdstuk 3.2.1 is er al vermeld dat de groep een heel belangrijke rol

hierin speelt. Verder leert de omgevingspsychologie ons het belang dat

de omgeving heeft op het gedrag van de bewoners.

Het gedrag van de bewoners van groepswoonprojecten wordt dus

enerzijds door de groep beïnvloed en anderzijds door de omgeving,

ofwel door de sociale omgeving ofwel door de ruimtelijke omgeving.

In de volgende hoofdstukken onderzoeken we op welke manier het

gedrag door de omgeving bevorderd of verhinderd kan worden en de

mate waarin dit gebeurt.

5.1 OP WELKE MANIER BEÏNVLOEDT DE OMGEVING HET

GEDRAG?

Een antwoord op deze vraag zien we in de studies van verschillende

omgevingspsychologen. Ze onderzochten het verband tussen de

ruimtelijke omgeving en de ruimtelijke behoeften. Een van de manieren

hiervoor is het aanbrengen van wijzigingen in de omgeving en zien hoe

dit het gedrag van personen beïnvloedt.62

Vooral over de invloed van

ruimtelijke factoren op sociaal contact en sociale zelfstandigheid werd al

vrij veel onderzoek verricht. Sommer heeft in 1969 een onderzoek

gedaan over de optimale gesprekstoestand van twee personen in een

ruimte.63

Volgens hem werd de optimale praatafstand zelfs kleiner

62

Smets, G., Psychologie van bouwen en wonen. 1979, Van Loghum Slaterus, Deventer 63

Sommer, R., Personal space: the behavioral basis of design. 1969, Englewood Cliffs, Prentice Hall

Page 74: Types Gemeenschappelijk Wonen

74

naarmate de ruimte groter wordt. Hoe groter de kamer, hoe dichter de

mensen bij elkaar willen zitten.

In het beoordelen van de aanpassing van het gedrag aan de omgeving

kan men de onderzoeken opdelen in drie criteria die men vernoemt in

Psychologie van het bouwen en wonen door Gerda Smets. Deze criteria

zou een ontwerper kunnen gebruiken om te zien wat het effect zou zijn

van een bepaalde ontwerpbeslissing.

De vergelijking tussen het fysische en het waarnemingsgegeven

Men gaat na welke factoren effect hebben op de grootte van de

illusie, oftewel, hoe sterk de waargenomen wereld verschilt van

de objectieve wereld. De hoek gevormd door de pijlpunten van

de Müller-Lyer illusie is zo’n factor.

FIGUUR 4: MÜLLER-LYER ILLUSIES WAAR DE HOEK VAN DE PIJLPUNTEN

GEVARIEERD IS.

In figuur 4I is de illusie groter dan in figuur 4II. In beide gevallen

zijn a en b fysisch even lang maar worden ze anders

waargenomen. Bewust toegepast kan de ontwerper deze

methode gebruiken als hij de tussenruimten open of gesloten

wil laten lijken.

De Opinie –consensus

Dit criterium is kenmerkend voor de experimentele esthetiek.

Dit is een verouderde wetenschap die te maken heeft met de

studie van klassieke verhoudingen, verbonden met het kijkende

Page 75: Types Gemeenschappelijk Wonen

75

en keurende oog64

. Datgene waarover de proefgroep het eens

is, wordt als aangepast beschouwd en afwijkingen worden

geklasseerd als irrelevant. De opinie van de groep kan in zijn

geheel veranderen door veranderingen in het ontwerp. Als er

bijvoorbeeld een zwembad komt, is iedereen opeens wel bereid

om een stuk van de privétuin op te geven.

Een voorkeursmeting

De vergelijking tussen het vertoonde gedrag en het gewenste.

Een voorbeeld hiervoor is het wensen om meer contact te

hebben met de buren. Het kan zijn dat mensen iets anders

willen dan wat ze doen. Zelfs als de mogelijkheid er is om het

gewenste na te streven. Hier zou de ontwerper de voorkeuren

nog meer moeten stimuleren door ze duidelijker aanwezig

maken.

Een ander belangrijk gegeven om rekening mee te houden in de

onderzoeken over de omgevingspsychologie is de statisfiers-dissatisfier

hypothese van Herzberg.65

Deze is ontstaan als kritiek op de

woonvoldoenings- en woonwensen onderzoeken van Burie.66

“De

tevredenheid met de huisvesting ontstaat als resultaat van een

wisselwerking tussen persoon en omgeving.”, aldus Smets. Het resultaat

wordt in de eerste plaats bepaald door de eigen woonsituatie. In de

onderzoeken van Burie tonen de meeste personen een grote

tevredenheid bij een beschrijving over hun eigen of een gelijkaardige

situatie. Volgens Smets wordt dit gevoel versterkt bij mensen die een

positief beeld van zelfrealisatie hebben.

64 De Heer, J., De architectonische kleur: de polychromie in de puristische

architectuur van Le Corbusier. 2008, Rotterdam, Uitgeverij 010, pp. 33 65

Herzberg, F., Mausner, B., & Snyderman, B., The motivation to work. 1962, London, Chapmann & Hall 66

Burie, J., Wonen en woongedrag: verkenningen in de sociologie van bouwen en wonen. 1972, Meppel, Boom

Page 76: Types Gemeenschappelijk Wonen

76

Sommige factoren, de satisfiers, verhogen vanaf een neutraal punt de

tevredenheid, maar hun afwezigheid leidt niet tot ontevredenheid.

Andere factoren daarentegen, de dissatisfiers, hebben een nauw

verband met ontevredenheidsgevoelens. De aanwezigheid ervan leidt

niet tot tevredenheid, maar de afwezigheid ervan brengt

ontevredenheid met zich mee. Voorbeelden van dissatisfiers; de

afwezigheid van een badkamer, toilet, keuken, voldoende bergruimte of

centrale verwarming brengt duidelijk een ontevredenheidsgevoel met

zich mee. Zaken zoals een mooi uitzicht of een zwembad zijn duidelijk

satisfiers. Uit een onderzoek van Koopman blijkt dat, voor mensen die

sinds lang in het groen wonen, groen een dissatisfier wordt. Terwijl dat

voor mensen die in de stad wonen een satisfier is. De eigen woonsituatie

speelt hier dus weer een belangrijke rol. 67

Rekening houdend met de drie criteria en de satisfiers-dissatisfier

hypothese, merken we enkele bijzonderheden op in het onderzoek naar

de gedragsverandering door de omgeving.

5.1.1 GEWENNINGSNIVEAU Zoals eerder is vermeld, toont men vaak een hoge tevredenheid over de

eigen woonsituatie of een situatie die erg lijkt op de eigen woonsituatie.

Dit kan verklaard worden door de onderzoeken over het

gewenningsniveau van de omgeving van Helson. Het verband tussen de

voorkeur voor omgevingsfactoren zoals kleur, warmte of woonplaats, en

de gewenning eraan is persoonsgebonden. Dit verband heeft Helson

omgezet in een vlindercurve met twee pieken, zoals in figuur 5

67

Koopman van den Boogerd, H., Betekenis van het groen voor de mens. 1967, Amsterdam, Siswo

Page 77: Types Gemeenschappelijk Wonen

77

FIGUUR 5: HELSON'S MODEL (1959, 1964)

Men verkiest meestal niet de prikkel waaraan men het meest gewend is,

maar een die daar iets van afwijkt. Als de prikkel teveel afwijkt van het

gewenningsniveau, wordt hij als onplezierig ervaren. Een prikkel op het

gewenningsniveau is noch aangenaam, noch onaangenaam. Hij is

neutraal. “Als men gaat verhuizen verkiest men een woonplaats die iets

afwijkt van de huidige woonplaats, maar niet teveel. Het heeft dan ook

geen zin om woonwijken te ontwerpen die sterk afwijken van het huidige

gewenningsniveau.” aldus Smets.68

Helson’s model is gebaseerd op een bewering van McClelland over

prestatiemotivatie. Hij stelt dat een situatie alleen tot presteren aanzet

als zij een beetje afwijkt van de gewone toestand. Een matige afwijking

geeft een matige emotionele opwinding. De curve in figuur 6 toont aan

dat een matige opwinding de grootste voorkeur geniet. Dit is natuurlijk

persoonsgebonden.

68

Smets, G., Psychologie van bouwen en wonen. 1979, Van Loghum Slaterus, Deventer

Page 78: Types Gemeenschappelijk Wonen

78

FIGUUR 6: HET VERBAND TUSSEN OPWINDING EN VOORKEUR OF PRESTATIE.

Niet iedereen is even prikkelbaar waardoor niet iedereen op hetzelfde

punt van de curve start. Sociaal gerichte mensen, zogenaamde

extraverten, starten laag. Hun grootste voorkeur ligt dan ook bij veel

stimulatie. Dit zijn ook de mensen die in groepswonen geïnteresseerd

zijn. In zichzelf gekeerde mensen, introverten, hebben daarentegen

minder prikkeling nodig om tot dezelfde optimale opwindingstoestand te

komen.69

Extraverten verkiezen een situatie die een matige spanning

opwekt, terwijl introverten juist een rustgevende omgeving verkiezen.

Groepswonen is een levenswijze die een grote afwijking toont van de

‘normale’ woonsituatie. Het is een geheel andere levenswijze. Hiervoor

is het dus nodig dat de deelnemers extroverte personen zijn. Zij hebben

een voorkeur voor deze grotere afwijking door hun sociaal gerichte

instelling. Deze theorie toont aan dat groepswonen niet voor iedereen is

weggelegd. Mensen die meer introvert zijn zullen het groepswonen als

negatief ervaren omdat de opwindingsgraad voor hun te hoog is.

De scheiding van extroverten en introverten gebeurt in de zware

opstartingsfase. Door de duur en de intensiteit van deze periode haken

69

Eysenck, H., “An experimental study of aesthetic preference for polygonal figures.” Journal of General Psychology, 1968(79), pp. 3-17

Page 79: Types Gemeenschappelijk Wonen

79

de introverten af. Ook voor mensen die later bij het project betrokken

geraken is er een zwaar selectieproces. Het is zeer belangrijk dat ze goed

bij de groep passen en dat ze deze andere levenshouding als positief

ervaren. 70

5.1.2 EENVOUDIGHEIDSPRINCIPE Dit principe is zeer belangrijk voor de ontwerper. Het kan uitleggen hoe

het komt dat door planologen en ontwerpers bewust gecreëerde steden

minder woonbaar zijn dan steden die spontaan gegroeid zijn.71

Het

eenvoudigheidsprincipe is de menselijke neiging om de aangeboden

visuele prikkels zo eenvoudig mogelijk te interpreteren. De onderlinge

complexiteit wordt door ontwerpers onbewust genegeerd. Uit twee

objectieve, even juiste interpretaties kiezen wij de eenvoudigste.72

In

figuur 7, van de draadkubus of een zeshoek, naar de theorie van

Kopfermann (1930), zien we dit principe het meest duidelijk terug. Deze

figuur wordt in eerste instantie niet als kubus waargenomen. Dit is het

gevolg van objectieve factoren, zoals de hoek van waaruit de afbeelding

gemaakt is, en van de subjectieve geneigdheid van het

eenvoudigheidsprincipe.

70

Gold, S., “Joining a cohousing community: risks and rewards”, Communties, 2005, pp. 53-57 71

Smets, G., Psychologie van bouwen en wonen. 1979, Deventer, Van Loghum Slaterus 72

Hochberg, J., & Brooks, V., “The psychology of form: reversible perspective drawings of spatial objects.” Amercian Journal of Psychology, 1960(73), pp. 337-354

Page 80: Types Gemeenschappelijk Wonen

80

FIGUUR 7: KUBUS OF ZESHOEK?

Door zich niet bewust te zijn van dit principe maken de ontwerpers een

structurele fout. Volgens Alexander (1966) is het verschil in

bewoonbaarheid tussen oude en kunstmatige steden, dat de oude

steden een ingewikkeldere structuur hebben. Ze tonen veel meer

overlappingen van functies dan kunstmatige steden. Bij kunstmatige

steden worden wonen en werk totaal gescheiden terwijl dit in de oude

steden meer door elkaar loopt.

“Oude binnensteden bieden een prettige verwarrende functiemengeling.

Maar er is meer aan de hand dan de gemixte functionele ‘inhoud’,er is

ook de uitdagende ‘vorm’. Oude binnensteden bieden een geschikt decor

voor een verstrooiende uitstap. Het onregelmatige, rommelige uiterlijk

van de stad wekt onzekerheid op, en onzekerheid geeft een gevoel van

avontuur aan de uitstap.”73

Groepswoonprojecten worden kunstmatig ontworpen, maar rukken zich

los van dit eenvoudigheidsprincipe. Ze plaatsen de verschillende functies

op een manier waardoor er een optimale circulatie ontstaat. De centraal

gelegen gemeenschappelijke ruimten zorgen voor meer overlappingen in

het leven van de bewoners. Ook het denkproces waaraan de vele

73

Dijkman, P., Nieuwbouw en sfeer: handboek voor architectonische sferen. 2006, Utrecht, Uitgeverij Ijzer

Page 81: Types Gemeenschappelijk Wonen

81

verschillende bewoners deelnemen voor de start van het project leidt tot

meer standpunten en dus ook meer overlappingen in de structuur.

Page 82: Types Gemeenschappelijk Wonen

82

5.2 OMGEVINGSPSYCHOLOGIE VAN GROEPSWONEN

Bij het ontwerpen van groepswoonprojecten wordt er meer over de

omgeving en de sociale context nagedacht dan bij gewone huizenbouw.

De vier kenmerken van groepswoonprojecten zijn gebaseerd op een

sociale omgeving:

een participatief proces;

het stichten van een intentionele gemeenschap;

uitgebreide gemeenschappelijke voorzieningen;

management van de site door de bewoners.

Deze kenmerken, zoals beschreven in hoofdstuk 3.2, tonen het belang

van de sociale relaties die ontstaan tussen de bewoners. De mate van

gemeenschappelijkheid en het gebruik ervan spelen hierbij een

belangrijke rol.

5.2.1 MATE VAN GEMEENSCHAPPELIJKHEID De mate van gemeenschappelijkheid is in de omgevingspsychologie heel

belangrijk voor het ontwikkelen van sociale contacten. Dit kunnen we

best aantonen door een groepswoonproject te vergelijken met

groepswoningbouw. Een definitie voor deze twee termen is terug te

vinden in hoofdstuk 2.1.2.

In groepswoningbouw hebben de bewoners weinig tot geen onderling

contact. Voor de ontwikkeling van dit contact is ook geen mogelijkheid.

De paden van de bewoners lopen weliswaar naast elkaar, maar ze

kruisen elkaar niet. De bewoners komen elkaar enkel tegen in de gang of

de garage. In deze ruimten is de verblijfstijd minimaal, wat het sociaal

contact niet bevordert.

Bij groepswoonprojecten is het juist de bedoeling om de

bewonersbetrokkenheid zo groot mogelijk te maken. Dit doel komt terug

Page 83: Types Gemeenschappelijk Wonen

83

in het architecturaal ontwerp, in de voorzieningen, de onderlinge

afspraken en activiteiten. De paden van de bewoners kruisen elkaar

constant en zorgen voor vele mogelijkheden tot het ontwikkelen en

onderhouden van sociale relaties. De bewoners kunnen ook veel meer

op elkaar rekenen en problemen worden gemakkelijker opgelost.

Hoe groot de mate van gemeenschappelijkheid ook is, het privé-gedeelte

blijft een constante in alle groepswoonprojecten.

“We hebben als mens de behoefte om ons te kunnen terugtrekken, zodat

anderen ons niet kunnen zien of horen (en andersom). Zonder die

mogelijkheid zouden we ons gestrest voelen.”74

Ook buiten de gemeenschap zijn er verschillende niveaus van organisatie

waar leefbaarheid, burgerinitiatief en duurzame oplossingen een plaats

kunnen vinden in de sociale structuur van de buurt. Een windmolen kan

je per huizenblok voorzien als ecologische samenhorigheid, een feestzaal

per wijk en een transitiegroep per gemeente. Hoe meer

gemeenschappelijkheid, hoe meer mogelijkheid tot het ontstaan van

sociale relaties, hoe beter de leefbaarheid.

5.2.2 GEBRUIK VAN DE BUITENRUIMTEN De buitenruimte is een plek waar het privé-gedeelte overgaat in het

gemeenschappelijke of publieke gedeelte. Bij groepswonen is het

grootste stuk semi-openbaar. Bij de individuele woonsten hoort meestal

nog een klein stukje privébuitenruimten. Hierbuiten zijn alle

buitenruimten binnen het project gemeenschappelijk, net zoals de

gemeenschappelijke gebouwen of binnenruimten. Het semiopenbare

karakter van deze ruimten is zeer belangrijk voor het gedrag van de

bewoner. Ze zien het als een verlengde van hun privégebied en voelen

zich ook verantwoordelijk hiervoor. De geneigdheid om zich terug te

74

Gieles, J., “Waar voelen we on thuis?”, Psychologie, 2007(10), pp.34-38

Page 84: Types Gemeenschappelijk Wonen

84

trekken op het privégebied verminderd door de kleine barrières in dit

overgangsgebied. De bewoners voelen zich meer betrokken tot het hele

project waardoor de grenzen verdwijnen. Een onderzoek over

margezones leert ons dat we dit doel slechts kunnen bereiken door het

ontwerpproces hierop in te stellen. “Programma, stedenbouw en

architectuur dienen door ‘één hand’ binnen een groep mensen van

verschillende disciplines gemaakt te worden”75

Om het gewenste sociale

resultaat te bekomen, moet er al vanaf de ontwerpfase rekening

gehouden worden met de inplanting en de architectuur. Bij

groepswonen verbindt de buitenruimte de individuele woningen met de

gemeenschappelijke delen. Zo zorgen ze voor een samenhangend geheel

waarin de bewoners sociale contacten kunnen leggen.

5.2.3 GROEPSPROCES Een zeer belangrijk psychologisch/sociologisch proces bij groepswonen is

het werken in groep. In de eerste instantie is er de samenstelling van de

groep bij het begin van het project. Gelijkgezinden vinden elkaar via de

talloze mogelijkheden van communicatiemiddelen die onze maatschappij

te bieden heeft. Een oproepartikel in tijdschrift of krant, websites,

sociale netwerken, samenwoonorganisaties, bibliotheken, culturele

centra’s, bio winkels, enz. Hierna is het voor de groep van uiterst groot

belang dat ze leren samenwerken als groep. Ze leggen samen een lange

zware weg af voordat ze hun doel kunnen bereiken. Om lid te worden

van zo een groep, heb je veel doorzettingsvermogen nodig en een sterke

overtuigingskracht.

“We zijn gewoon graag bij mensen die er dezelfde mening op na houden,

en we vermijden mensen met wie we het hartgrondig oneens zijn. … Voor

wat betreft kennis en vaardigheden (persoonlijke kwaliteiten) blijken

75

Feeks, & Colijn, Margezones – Overgansgebieden tussen privé- en openbare ruimte, 2010. Geraadpleegd op 10 juli 2011 op het World Wide Web: http://www.feekesencolijn.nl/

Page 85: Types Gemeenschappelijk Wonen

85

mensen zich juist eerder aangetrokken te voelen tot anderen die hun

kwaliteiten aanvullen.”76

Men streeft dus naar de groepssamenstelling die door deskundigen als

natuurlijk wordt beschreven. Er is een sociale mix van bewoners die

elkaar kunnen helpen met hun verschillende kwaliteiten, maar hun

streefdoel is gelijk.

76

Van Oudenhoven, J.P., & Giebels, E., Groepen aan het werk, 2010, Groningen/Houten, Noordhoff uitgevers

Page 86: Types Gemeenschappelijk Wonen

86

6

Page 87: Types Gemeenschappelijk Wonen

87

6 NUT VAN DE OMGEVINGSPSYCHOLOGIE VOOR

DE ARCHITECT VAN GROEPSWOONPROJECTEN Het boek van Gerda Smets, Psychologie van bouwen en wonen, toont het

nut van de omgevingspsychologie voor de ontwerpers. Dit hoofdstuk is

gebaseerd op de informatie uit dit boek, getoetst aan de huidige

tijdsperiode door een interview met (interieur)architect Henri Merken

(30 juli 2011).

Uit de vele onderzoeken van de omgevingspsychologie blijkt dat de

architect een ontwerp vanuit een heel ander standpunt bekijkt dan de

gebruiker. Ongeveer 450 jaar geleden zei Francis Bacon al dat huizen

dienen om erin te leven meer dan om ernaar te kijken. Toch is dit in de

hedendaagse architectuur niet de grootste zorg.

“Hassid en Perin voerden inhoudsanalyses uit van de criteria die door

verschillende jury’s gebruikt werden bij het toekennen van belangrijke

architectuurprijzen. Beiden kwamen tot de bevinding dat de mate waarin

het gebouw voldoet aan de behoeften van de bewoners, gewoonweg niet

als criterium gebruikt werd.” (G. Smets)

De architecten houden tegenwoordig wel rekening met de bewoners,

maar ‘het gebruik’ is zeker niet hun hoogste prioriteit. Meestal wordt dit

overschaduwd door architecturale kwaliteit en de wensen van de

bewoners. Hier kan de omgevingspsychologie als een hulpwetenschap

beschouwd worden. Ze verschaft de architect meer kennis en informatie

over het psychosociale effect van zijn gebouwen. Deze hulpwetenschap

verruimt de kennis van de ontwerper in functie van de positieve beleving

door de gebruikers.

“Dit maakt het mogelijk dat de architect het gedragseffect van zijn

volgende ontwerpen beter kan voorspellen en dus beter kan aanpassen

Page 88: Types Gemeenschappelijk Wonen

88

aan de behoeften van de bouwheer. Zo dient de omgevingspsycholoog

als tussenpersoon tussen bewoner en ontwerper.” (G. Smets)

Als een ontwerper, in een extreem geval, de bewoners ziet als

essentieel, passief, ondubbelzinnig en direct reagerend op hun

omgeving, dan zal dit de vorm van het gebouw beïnvloeden. Het gebouw

zal weinig of niet aanpasbaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld door weinig

verplaatsbare muren of zelf simpelweg door minder stopcontacten te

plaatsen. Als deze architect later in een eigen ontworpen gebouw

dwaalt, zal hij concluderen dat de bewoners weinig gedragsvariabiliteit

tonen. Hij vergeet dan wel dat hij zelf de kansen daartoe beperkte.

“De ontwerper is geneigd zo te ontwerpen, dat de kans op bevestiging

van zijn overtuigingen zo groot mogelijk is.” (G. Smets)

H. Merken merkt op dat dit inderdaad het geval is bij sommige

ontwerpen. Een vroegere opdracht van hem, een kantoorgebouw, zag er

na tien jaar nog exact hetzelfde uit. Hij voegde er wel aan toe dat dit

volgens hem de beste inrichting was die er in de ruimte kon zijn. ‘Als

deze inrichting werkt en goed voelt, dan is er toch geen behoefte aan

verandering?’

Page 89: Types Gemeenschappelijk Wonen

89

6.1 SAMENWERKING MET EEN GROEP

Samenwerken met een groep vormt voor een architect een andere

belevenis dan het werken voor een individu of koppel. H. Merken vertelt

uit ervaringen dat deze processen in de eerste plaats veel langer duren.

Alle individuen van de groep dienen apart overtuigd te worden en hun

mening gedeeld te hebben. Met al deze meningen hoort een ontwerper

rekening te houden tijdens het hele ontwerpproces.

Voor de groepen die met een groepswoonproject willen starten is het

zoeken naar een architect een belangrijke stap. De architect zal voor een

tijdje deel uitmaken van de groep en om deze samenwerking vlot te

laten verlopen, stelt de groep vaak verschillende vereisten bij hun

zoektocht. L. Jonckhere heeft in zijn interview deze eisen even op een

rijtje gezet:

hij moet op de hoogte zijn van groepswonen;

hij moet met een groep kunnen werken in plaats van enkel met

een individu;

hij moet technisch heel bekwaam zijn, zowel in verbouwen als

in familiebouw.

Ook in het interview met D. Vansintjan kwamen deze aspecten terug aan

bod. Een ander punt dat we in deze beide interviews terugvonden was

de inspraak van de groep op het ontwerp.

Tegenwoordig onderzoeken verschillende architecten hoe ze het best

met grote groepen kunnen communiceren in de ontwerpfase. Een

voorbeeld hiervan is het doctoraatsonderzoek van Dag Boutsen,

architect, opleidingshoofd Architectuur aan de Hogeschool Sint-Lucas

Brussel. Zijn onderzoek: “Trust & trust-based architecture through

participatory design” aan Chalmers University, Göteborg, Zweden, gaat

dieper in op het ‘co-creative design’. Hij vormt tijdens de onderzoeksfase

Page 90: Types Gemeenschappelijk Wonen

90

een groep van zo veel mogelijk mensen die bij het project betrokken zijn.

Dit zijn in de eerste plaats de bewoners. Hiernaast vormen mensen van

de gemeente, die inspraak hebben op het ontwerp, een belangrijke

schakel. Deze personen ontwerpen samen hun visie in de werksessies.

Omdat ze er samen over discussiëren en over nadenken is hun

tevredenheid achteraf beduidend groter. De architect laat zich door deze

werksessies inspireren bij het ontwerpen.77

De methode van Dag Boutsen zou voor de bewoners van groepswonen

zeker kunnen werken. De bewoners hebben hierdoor een grote inspraak

en een betere communicatie bij het toelichten van hun wensen, en de

architect vormt hierbij een schakel uit de groep. Hij heeft een meer

coördinerende en begeleidende functie tijdens de werksessies en

hierdoor baseert hij het ontwerp op wat de bewoners echt willen.

Doordat de gemeente hier al betrokken is bij het proces, is er vanaf het

eerste moment al kennis van wat wel of niet mogelijk is in het ontwerp.

“Een architect is voor een stuk de vertaler van de mensen hun wensen.” 78

77

Boutsen, D., Lezing Trust, 13-01-2010, PHL Diepenbeek 78

Merken, H., persoonlijk interview. 30 juli 2011

Page 91: Types Gemeenschappelijk Wonen

91

6.2 STRUCTUUR VAN GROEPSWOONPROJECTEN

De architect moet bij het ontwerpen rekening houden met twee

belangrijke structuren. De sociale structuur en de stedenbouwkundige

structuur. De sociale structuur wordt ontwikkeld door de bewoners,

maar de architect moet er de mogelijkheid voor voorzien. Dit kan hij aan

de hand van de stedenbouwkundige structuur. De sociale structuur is

aanwezig als er zich sociale relaties ontwikkelen. Zoals eerder is vermeld,

ontstaan deze relaties door de ‘paden’ van de bewoners te laten kruisen.

Voor een geslaagde sociale relatie moeten de ontmoetingen constant

zijn in tijd en ruimte.

In de meeste groepswoonprojecten is er een gemeenschappelijk gebouw

in het midden van de privé-woningen gelegen. De fictieve kaart op figuur

8 toont hier een voorbeeld van.

FIGUUR 8: FICTIEVE PLAN VOOR EEN GROEPSWOONPROJECT.

Page 92: Types Gemeenschappelijk Wonen

92

Dit voorbeeld is gebaseerd op het Deense model van groepswonen. Het

gemeenschappelijke gebouw bevindt zich centraal in het project.

Rondom dit gebouw zijn alle privé-woningen gelegen. De auto’s worden

verbannen naar de rand van het project om de veiligheid en de rust te

verhogen.

Een onderzoek bij 28 groepswoonprojecten in Denemarken toont aan

dat 95% van de bewoners hun leefomstandigheden als ‘heel goed’ of

‘goed’ omschrijven. Het was ook zeer opmerkelijk dat bijna alle

bewoners (97,8%) bereid waren om buitenstaanders aan te raden om in

een samenwoonproject te gaan wonen.79

Als we dit model toetsen op de sociale structuur, zien we dat de paden

van de bewoners elkaar op vele punten kunnen kruisen: bij het parkeren,

op weg naar de woning, op weg naar het gemeenschappelijk gebouw en

in het gemeenschappelijk gebouw. De privé-woningen zijn allemaal

verschillend en trekken dus ook verschillende gezinnen aan. Dit zorgt

voor de gewenste sociale mix van bewoners.

De stedenbouwkundige structuur is niet enkel voordelig voor het

groepswoonproject, maar ook voor de gemeente. De woningen zijn in de

eerste plaats kleiner dan een gewone gezinswoning en de buitenruimte

bij de privé-woning is minimaal. Het gemeenschappelijke gedeelte telt

natuurlijk ook mee, maar als deze oppervlakte door het aantal woningen

gedeeld wordt, is de totaal oppervlakte bij een privé-woning uit een

groepswoonproject nog steeds beduidend kleiner dan bij een gewone

gezinswoning.

In een land als België, waar we een gestippelde wooncultuur hebben,

heeft groepswonen nog extra voordelen. De woningen, die bij gestippeld

79

J. Shin Choi, “Evaluation of community planning and life of senior cohousing projects in Northern European countries”, European planning studies 2004 (12.8)

Page 93: Types Gemeenschappelijk Wonen

93

wonen relatief ver van elkaar gelegen zijn en veel landschap opeisen,

worden nu meer geconcentreerd en nemen minder plaats in beslag

zodat er meer ruimte overblijft voor de natuur.

Page 94: Types Gemeenschappelijk Wonen

94

7

Page 95: Types Gemeenschappelijk Wonen

95

7 BESLUIT Hoe kan een architect de sociale structuur van een groepswoonproject

bewust helpen ontwikkelen?

Deze onderzoeksvraag stelde verschillende vraagstukken voor de

ontwerper.

Een groepswoonproject verschilt voor de architect op verschillende

vlakken van een standaard project. Het is heel belangrijk dat hij een

goede basiskennis heeft van de geschiedenis van het groepswonen. Er

zijn namelijk al modellen van groepswonen voorgekomen, die de sociale

structuur niet bevorderde, hoewel dat wel de bedoeling was.

Bijvoorbeeld het ‘centrale keuken’-idee in Zweden was weinig sociaal

voor de bewoners. De ontwerpers moeten er dus op letten dat ze de

sociale structuur op een juiste manier stimuleren.

Een ander zeer belangrijk aspect voor het slagen van een

groepswoonproject is de rol van de overheid. Zeker in de beginfase

speelt de overheid belangrijke rol. De juridische structuur van het land

laat groepswonen vaak niet toe, waardoor de meeste projecten een zeer

zware opstartingsfase kennen. In deze fase vallen heel wat mensen af,

waardoor enkel de doorzetters overblijven. Groepswonen is dus zeker

niet voor iedereen weggelegd. Maar ook na deze opstartingsfase is het

leven in een groep niet te vergelijken met een doorsnee gezin. De

bewoners moeten op elkaar afgestemd zijn en met elkaar kunnen leven.

Dit is de sociale structuur die zich ontwikkeld en waaraan de architect

bewust kan meehelpen.

Door bewust met omgevingspsychologie bezig te zijn tijdens de

ontwerpfase creëert de ontwerper een stedenbouwkundige structuur

waaruit een sociale structuur voortvloeit. De omgevingspsychologie

toont de architect dat de groep waarvoor hij ontwerpt belangrijker is dan

Page 96: Types Gemeenschappelijk Wonen

96

het gebouw. Deze groep, waarvan ieder individu een andere achtergrond

heeft, moet samen kunnen leven in het gebouw. De architect ontwerpt

dus voor ieder individu maar ook voor de groep als geheel. Dit vergt toch

wel een andere aanpak dan bij een standaard project voor een

gezinswoning. Het leren werken met een groep is dus een vereiste voor

architecten van groepswoonprojecten.

Page 97: Types Gemeenschappelijk Wonen

97

8

Page 98: Types Gemeenschappelijk Wonen

98

8 CASE STUDIES De eerste case studie, La Vignette, is een voorbeeld van

groepswoningbouw. Deze case studie is in strijd met het hele idee van

groepswonen, maar is extra toegevoegd om het verschil duidelijker weer

te geven. Een algemene definitie van de verschillende termen is te

vinden in hoofdstuk 2.1.2.

Hiernaast zijn de 2 groepswoonprojecten, ‘La grande cense’ en ‘De

Molen van Rotselaar’, grondig onderzocht met persoonlijke

plaatsbezoeken en interviews met bewoners. Zij zijn een duidelijk

voorbeeld voor het groepswonen in België. Op de website van

‘Samenhuizen vzw’ (www.samenhuizen.be) zijn er veel Belgische

groepswoon-projecten te vinden. Na een grondige selectie zijn deze 2

projecten bewust gekozen als case studie voor deze scriptie.

La grande cense is gelegen nabij het Waalse dorpje Clabecq. Een van de

oprichters, Luc Jonckheere, is een vooraanstaand persoon bij het

groepswonen in België. Hij is tevens ook medeoprichter van de

‘Samenhuizen vzw’. Het project bestaat uit autonome woonsten met een

groot aanbod aan gemeenschappelijke faciliteiten. Al deze eigen-

schappen hebben meegespeeld in de keuze van dit project.

De keuze voor het project van de Molen van Rotselaar lag vooral in hun

bijkomstige activiteiten. Ook dit is een project met autonome woningen

en gemeenschappelijke faciliteiten. Deze zijn bijna geheel verschillend

van het vorige project. Dit project is gelegen in het Vlaamse Rotselaar.

De twee projecten zijn respectievelijk Waals en Vlaams, maar je mag

hierdoor niet aannemen dat dit typische voorbeelden zijn van hun regio.

Het is nog niet mogelijk dit te onderzoeken, vanwege het lage aantal

groepswoonprojecten hier in België.

Page 99: Types Gemeenschappelijk Wonen

99

Page 100: Types Gemeenschappelijk Wonen

100

8.1 LA VIGNETTE EN DE HERWAARDERING VAN DE

PENITENTIENENSTRAAT EN OMGEVING, LEUVEN

GROEPSWONINGBOUW

FIGUUR 9: SOCIALE HUISVESTING LA VIGNETTTE, WIT-ARCHITECTEN.

8.1.1 KORTE OMSCHRIJVING Type: sociale huisvesting Aantal: 22 woonsten Juridisch: privé-eigendom, koopwoningen Groep: gemengd, liefst jonge gezinnen Opmerking: koopwoningen op een ondergrondse parkeergarage

Page 101: Types Gemeenschappelijk Wonen

101

GESCHIEDENIS

La Vignette werd gebouwd in 2000 op restgebieden in de

noordwestelijke gordel van Leuven, in opdracht van de Sociale Bouw- en

Kredietmaatschappij voor het arrondissement Leuven (SBK, nu SWAL) en

ontworpen door architectenbureau WIT. Het maakte deel uit van de

herwaardering van de Penitentienenstraat en omgeving. 80

8.1.2 SOCIALE- & STEDENBOUWKUNDIGE STRUCTUUR Het project voegt een semi-publieke zone toe aan de omgeving. De

autovrije binnenstraat die over de parking en tussen de 2 woonblokken

loopt, vormt niet enkel een doorgang voor de bewoners, maar ook voor

de omgeving. Deze binnenstraat is een meerwaarde aan de omgeving,

maar niet echt voor de bewoners. Omdat deze staat semi-publiek is in

plaats van semi-privé, zal ze door de bewoners niet als eigendom

worden gezien. De bewoners gaan hier dan ook enkel gebruik van maken

als doorgang. Deze weg is, naast de parking, de enige

gemeenschappelijke plek waar de bewoners kunnen vertoeven. Maar

omdat het een publieke weg is, gaan de bewoners die niet als

gemeenschappelijk aanvoelen. Hier is anders omgegaan met de

margezones als bij een groepswoonproject. Dit project zal dan ook

andere mensen aantrekken dan degene die geïnteresseerd zijn in

groepswonen.

80

Smets, M., Onzichtbaar aanwezig sociale huisvesting in Vlaanderen, vandaag. 2008, Gent, New Goff

Page 102: Types Gemeenschappelijk Wonen

102

FIGUUR 10: LA VIGNETTE, LEUVEN.

Page 103: Types Gemeenschappelijk Wonen

103

Page 104: Types Gemeenschappelijk Wonen

104

8.2 LA GRANDE CENSE, CLABECQ

GROEPSWONEN

8.2.1 KORTE OMSCHRIJVING Type: groepswonen

Aantal: 22 woonsten

Juridisch: mede-eigendom

Groep: gemengd

Opmerking: nieuw ecologisch project (volledige bewoning zomer 2010)

FIGUUR 11: VERBOUWINGSPROJECT LA GRANDE CENSE, CLABECQ.

Page 105: Types Gemeenschappelijk Wonen

105

GESCHIEDENIS

De oprichters, Luk Jonckheere en zijn vrouw Marie Renders, hadden

voordat ze aan dit project begonnen al enige ervaring opgedaan bij de

cohousinggroep ‘A-pen-huis’, de voorloper van ‘Samenhuizen vzw’.

Het basisidee bij het starten van het project beschrijft L. Jonckheere in

het interview als volgt:

“Het concept van groepswonen geeft heel veel mogelijkheid op het vlak

van interactie met andere mensen, er zijn grote gemeenschappelijke

ruimten waar men veel kosten kan besparen, maar je hebt ook

onafhankelijke woonsten.”

Er waren ongeveer 40 mensen geïnteresseerd bij de opstarting. Ze

ontdekten echter al snel dat niet iedereen hetzelfde idee had van

groepswonen. Uiteindelijk bleven er drie personen over met een zeer

duidelijk afgebakende visie. Met het oog op de Deense ontwerpen over

groepswonen was de eerste stap een site en een groep geïnteresseerden

vinden. In 2000 startten een achttal gezinnen in Beersel met een

voorlopig akkoord op een nieuwbouw terrein. Met veel enthousiasme

werden architecten, banken en de gemeente gecontacteerd, maar in

2003 stootte het project op een politieke tegenstand van de

oppositiepartij. “Een wijkcomité stapte zelfs naar de Raad van State!”81

Het project werd stilgelegd en een deel van de groep verliet in deze fase

de startgroep. De enthousiastelingen lieten het hier niet bij en gingen

opnieuw op zoek naar een site. Zo vonden ze in 2004, via het internet, de

huidige site te Clabecq. De gemeente reageerde positief op het concept

en na 13 maanden van haalbaarheidsstudies en het zoeken naar nieuwe

groepsleden, werd de koopakte getekend. Kort erna, tijdens de

aankoopfase, waren er tussen de 14 gezinnen die tot de groep

behoorden zware conflicten. Maar liefst 7 gezinnen verlieten het project,

81

Jonckheere, L., persoonlijk interview. 14 januari 2011

Page 106: Types Gemeenschappelijk Wonen

106

maar door de aandacht van de media en de website van samenhuizen

vond het project binnen een jaar tijd de 22 gezinnen die nu de bewoners

vormen.

8.2.2 SOCIALE STRUCTUUR

GROEPSCOHESIE & CONFLICTEN

In totaal zijn er 56 bewoners waarvan 23 kinderen. De sociale mix tussen

de bewoners is duidelijk aanwezig. De leeftijden lopen geleidelijk op van

3 maanden tot 82 jaar met een knik tussen de 18 en 30 jaar. Ook qua

nationaliteiten is er een sociale mix van bewoners. Het project is gelegen

nabij het Waalse dorpje, maar ook heel dicht tegen de taalgrens zodat er

uiteindelijk zelfs meer Nederlandstalige gezinnen zijn. Er zijn 16

Nederlandstalige gezinnen, 3 Franstalige, 1 Zwitsers, 1 Italiaans en 2

Engelstalige gezinnen. Deze grote sociale mix van nationaliteiten is zelfs

uniek voor een groepswoonproject.

Afgezien van het feit dat het project nog maar een jaar bewoonbaar is, is

er toch al een groot groepsgevoel aanwezig. Zo vertelt L. Jonckheere

over een koppel dat aan het verbouwen is. Om kosten te besparen,

zodat ze niet elders moeten huren tijdens het verbouwen, wonen zij

voorlopig in de gastenkamer van de gemeenschappelijke ruimte. Dit is

door de andere bewoners goedgekeurd. Dit voorbeeld toont hoe de

bewoners elkaar helpen en accepteren. De sociale relaties worden door

de bewoners ook constant gehouden in tijd en ruimte. Zo hebben ze

verschillende groepsactiviteiten die wekelijks of maandelijks terugkeren.

Elke vrijdag eten ze gezamenlijk, elke maand is er een zangavond, er zijn

feestjes en de kinderen spelen heel veel samen. L. Jonckheere geeft nog

enkele mooie voorbeelden van een echt groepsgevoel; “In oktober

hebben we samen zitten wachten tot de eerste baby geboren werd. We

hebben allemaal samen een wake gehad van mijn schoonbroer die hier

vijf maanden woonde en helaas gestorven is.”

Page 107: Types Gemeenschappelijk Wonen

107

Als er een conflict ontstaat tussen enkele bewoners, proberen ze dit in

de eerste plaats zelf zo goed mogelijk op te lossen, eventueel met hulp

van de rest van de groep als bemiddelaars. Als dit niet helpt, wordt het

conflict besproken op de bijeenkomst voor bewoners, die om de twee à

drie weken plaatsvindt. Voor het oplossen van een groot conflict bestaat

er een uitgeschreven procedure die inhoudt dat er een kleiner

bemiddelingsgroepje wordt aangesteld.

Voor de bouwfase heeft er al een geschil plaatsgevonden, en deze

persoon is toen ook uit het project gestapt, meldt L. Jonckheere. Nu is

iedereen eigenaar en men kan een eigenaar niet zomaar uit zijn huis

zetten. Vandaar ook de uitgeschreven procedure voor conflicten.

JURIDISCH MODEL

Het project is gebaseerd op het klassieke model van een

appartementsbouw, mede-eigendom. Er bestaat dus een vereniging van

mede-eigenaars (VME) met zijn eigen statuten. Naast de VME hebben ze

ook een vereniging van alle bewoners die zich bezighoudt met de

dagelijkse gang van zaken. Deze VZW bezit een duizendste van het

geheel waardoor het ook een mede-eigenaar is. Binnen deze VZW zijn er

verschillende werkgroepjes zoals, onderhoud, financiën, juridisch,

ecologie, tuin, koken, etc.

De bewoners van het groepswoonproject hebben hierbij drie

verplichtingen:

iedereen moet zijn betalingen doen;

iedereen moet actief in een werkgroep deelnemen;

iedereen moet aan de beurtrol van de kookploeg in de

gemeenschappelijke ruimte deelnemen.

Omdat het project nog deels in de afwerkingsfase van de bouw zit, is er

nog een derde vereniging: “een burgerlijk maatschap”, die blijft bestaan

Page 108: Types Gemeenschappelijk Wonen

108

tot de collectieve bouwfase beëindigd is. De collectieve bouwfase

bestaat uit de ruwbouw van de hele site en de afwerking van alle

gemeenschappelijke gedeelten.

8.2.3 STEDENBOUWKUNDIGE STRUCTUUR

FIGUUR 12: AANZICHT VOOR DE AANKOOP.

De site was oorspronkelijk een grote vierkantshoeve. Dus de gebouwen

vormden al een geheel dat zich rond een open plein vormde. De site is

licht omhoog hellend naar de achterkant toe. Als je als bezoeker door de

centrale poort binnenkomt, kijk je op de oude schuur op deze helling.

Deze oude schuur is het grootste gebouw en herbergt de

gemeenschappelijke functies. In de beleving van de site is dit duidelijk

het belangrijkste gebouw met de grootste aantrekkingskracht. Figuur 12

toont aan dat de garages van de bewoners liggen links, naast de hoeve.

De bewoners komen dus langs een andere inkom binnen dan de

bezoekers binnen. Dit geeft de bewoners een semi-privé inkomgebied en

een groter eigendomsgevoel ten opzichte van de omgeving.

Het plein is hier een grote belevingsfactor. Omdat de woningen allemaal

rond dit plein gelegen zijn, kunnen de bewoners ook zien wat er hier

gebeurt. Als er andere bewoners zich op het plein begeven, is de stap om

Page 109: Types Gemeenschappelijk Wonen

109

ook een kijkje te gaan nemen snel gezet. Dit gebeurt vaak omdat de

bewoners over dit plein moeten om zich naar de gemeenschappelijke

ruimten te begeven. De kinderen kunnen hier ook vrij en veilig spelen

met elkaar terwijl alle bewoners een oogje in het zeil kunnen houden.

Deze oude vierkantshoeve was dus een ideale plek om het

groepswoonproject te vestigen.

Page 110: Types Gemeenschappelijk Wonen

110

PLAN

FIGUUR 13: GRONDPLAN LA GRANDE CENSE MET DE VERSCHILLENDE WOONSTEN.

Page 111: Types Gemeenschappelijk Wonen

111

GEMEENSCHAPPELIJKE FUNCTIES

FIGUUR 14: DE GEMEENSCHAPPELIJKE DELEN, SCHUUR GELIJKVLOERS.

De gemeenschappelijke ruimten bevinden zich in de schuur, samen met

nog drie woonsten. Vanuit de inkomhal op het plein, kan je links naar de

lees en hobbyruimte of de grote speelruimte voor de kinderen gaan.

Tegenover de inkom bevinden zich de toiletten, een grote berging, de

trap naar de kelder en de trap naar de gastenkamers die zich op het

verdiep bevinden. Rechts is er een zithoek met TV en een eetzaal met

een grote keuken. Er is ook nog een gemeenschappelijke wasplaats en

een droogruimte die niet op het plan van figuur 14 te zien zijn. In de

kelder heeft ieder gezin ook een privé-gedeelte voor de opslag van zijn

eigen spullen.

De grote gemeenschappelijke tuin achter de schuur is nog niet

aangelegd. Ook op het binnenplein zijn de werken nog niet afgelopen.

Page 112: Types Gemeenschappelijk Wonen

112

8.2.4 SAMENWERKING MET DE ARCHITECT In de zoektocht naar een architect waren er verschillende voorwaarden

afgesproken waaraan de architect moest voldoen:

hij moet op de hoogte zijn van groepswonen;

hij moet met een groep kunnen werken in plaats van een

individu;

hij moet Nederlands- en Franstalig zijn;

hij moet technisch heel bekwaam zijn zowel in verbouwen als in

familiebouw.

Deze voorwaarden zijn zeer vanzelfsprekend, maar in België niet

gemakkelijk te vinden omdat het concept van groepswonen in België

slechts in zijn kinderschoenen staat. Er zijn nog maar weinig architecten

die ervan hebben gehoord of er ervaring mee hebben.

De keuze van architect viel op H. Vanderstadt. Er waren vooraf een

aantal lange gesprekken met hem over het plan van eisen. De

samenwerking met de groep ging heel goed en de bewoners hadden veel

inspraak in het plan en bij de voorontwerpen. “Toen de plannen klaar

waren en door ons waren goedgekeurd, heeft hij de zaak heel strak in de

hand genomen en daar zijn we hem nu dankbaar voor. De timing en het

geplande budget verliepen heel erg goed.” vertelt L. Jonckheere.

Er werd binnen de bewonersgroep een bouwteam samengesteld zodat

een drietal mensen de volmacht kregen. Als het budget overschreden

werd met een bepaald percentage, moest er bijgesprongen worden.

Page 113: Types Gemeenschappelijk Wonen

113

8.2.5 BESLUIT La grande Cense is een goed werkend model van groepswonen. Tijdens

het ontwerpen is er rekening gehouden met zowel de sociale als de

stedenbouwkundige structuur. De bewoners hadden duidelijk inspraak in

het ontwerp en waren zich ook bewust van de sociale relaties die zich

zouden ontwikkelen.

Vanwege het bestaande gebouw was er in het ontwerp minder vrijheid,

maar dit zorgde zeker niet voor een negatief resultaat. De indeling van

de bestaande gebouwen resulteert in het visuele contact van alle privé-

woningen met elkaar en met de gemeenschappelijke delen van het

project. Hierdoor wordt een sterk groepsgevoel gecreëerd wat zeker

duidelijk was bij de beleving van het project.

Page 114: Types Gemeenschappelijk Wonen

114

Page 115: Types Gemeenschappelijk Wonen

115

8.3 DE MOLEN VAN ROTSELAAR, ROTSELAAR

GROEPSWONEN

8.3.1 KORTE OMSCHRIJVING type: centraal wonen

aantal: 10 woonsten

juridisch: mede-eigendom

groep: gemengde leeftijden

opmerking: thuisbasis van 'ecopower', alternatieve energiewinning

FIGUUR 15: DE MOLEN VAN ROTSELAAR, ROTSELAAR

Page 116: Types Gemeenschappelijk Wonen

116

GESCHIEDENIS

In een interview vertelt Dirk Vansintjan hoe het groepswoonproject van

de Molen van Rotselaar tot stand is gekomen. D. Vansintjan, zijn vrouw

R. Baeten en vier andere personen woonden eerst in een

gemeenschapshuis dicht bij de molen. Ze waren op zoek naar een site

om een groepswoonproject op te starten. Uiteindelijk kregen ze te horen

dat de molen te koop stond. Het grote probleem was hierbij dat er de

titel van ‘beschermd monument’ op rustte. Het heeft 6 jaar geduurd

voordat ze hier een woonzone van konden maken. In 1985 werd de

molen aangekocht. De molengebouwen waren er zeer slecht aan toe. In

dit hele proces stak enorm veel tijd en moeite waarmee vele

groepswoonprojecten in de opstartfase in België mee geconfronteerd

worden. Er was op verschillende plaatsen instortingsgevaar en met steun

van de overheden werden dan ook al in de loop van 1987 dringende

instandhoudingwerken uitgevoerd. Doordat het project over een lange

tijd loopt, zijn er in de periode voor de bouw verschillende ministers van

monumentenzorg geweest. In 1990 was de minister van

monumentenzorg ook minister van huisvesting, L. Waltniel. Hij

benaderde het dus vanuit deze twee standpunten. Hij vond dat het te

veel zou kosten om het monument te renoveren als er maar 4 woningen

zouden komen, dus werd er beslist dat er minimum 8 woningen moesten

komen. Uiteindelijk zijn het er in totaal 10 geworden. De werken aan de

molen zijn nu nog steeds bezig. In de molen bevindt zich een

machinepark van de maalderij. Hier is nu een restauratie bezig omdat de

bewoners dit als publiek gebouw willen promoten. Hiervoor waren er

ook werken aan de molenaarswoning (1991), de paardenstal, het

bakhuis en het turbinegebouw (1992), de turbine zelf (1995) en de

molen en het silogebouw (1996). 82

82

De molen van Rotselaar, officieel webadres, geraadpleegd op 3 augustus 2011 op het World Wide Web: http://www.molenvanrotselaar.be

Page 117: Types Gemeenschappelijk Wonen

117

De bewoners spelen zelf ook nog met het idee om in de toekomst de

woningen meer af te stemmen op een soort service flats voor senioren.

Dit zou kunnen door een apart appartementje voor een inwonende

verpleegster.

8.3.2 SOCIALE STRUCTUUR

GROEPSCOHESIE & CONFLICTEN

Doordat het project van de Molen van Rotselaar al meer dan 20 jaar

bestaat, heeft het ook al een lange periode achter de rug om een sociale

structuur te ontwikkelen. D. Vansintjan vertelt dat het vooral opvalt dat

de sociale structuur rond de molen groeit en heel dynamisch is. “Het is

de realiteit dat heel veel mensen uit elkaar gaan, en dat kunnen we hier

ook niet tegenhouden.” Ook de gezinssituatie verandert regelmatig. De

kinderen groeien op en gaan het huis uit waardoor de woning te groot

wordt. Momenteel wonen er rond de molen een 30tal personen. De

oudsten neigen naar de 60. De jongsten zijn nog baby's. Sommigen zijn

eigenaar van hun woning, anderen huren.

Aangezien ze geen gemeenschappelijke ‘belevingsruimte’ hebben zoals

keuken of wasserette, organiseren ze vaak gezamenlijke activiteiten. In

de eerste plaats zijn er de formele zaken, zoals de maandelijkse

molenvergadering en de week nadien een werkdag. Op de molen-

vergadering worden vooral praktische afspraken gemaakt en hier

worden ook conflicten tussen de bewoners opgelost. Ook wordt er

afgesproken wat er op de volgende werkdag gaat gebeuren. Op de

werkdagen worden vooral klussen gedaan om het terrein te

onderhouden, zoals wilgen knotten, bladeren bij elkaar doen,

grasmaaien, etc. Op de werkdagen wordt er ook altijd samen gegeten.

Deze werkdagen zijn verplicht voor de bewoners, maar er kan natuurlijk

altijd iets tussen komen. Als je het merendeel van de dagen niet kan,

wordt er wel een vergoeding gevraagd. Dit is allemaal formeel geregeld

Page 118: Types Gemeenschappelijk Wonen

118

in het document met afspraken dat alle bewoners horen na te leven. Dit

document is niet bij het opstarten, maar naderhand opgesteld om

(verdere) negatieve ervaringen te voorkomen. In dat document zit

bijvoorbeeld het plan van de tuin met de paden op, omdat er ooit

iemand geweest is die dat opeens wilde verleggen.

Door het gebrek aan een gemeenschappelijke ruimte is er een groot

verschil in het contact tussen de bewoners tijdens de zomer of tijdens de

winter. In de zomer komen de mensen meer buiten en wordt er ook veel

gemakkelijker iets afgesproken. Samen eten gebeurt veel meer omdat

het weer het dan toelaat om buiten te eten.

Er zijn in dit project zeker sociale relaties ontstaan. Deze relaties zijn er

uiteraard niet vanaf de eerste dag. Omdat het project dynamisch is en er

regelmatig nieuwe bewoners komen, worden er ook voortdurend

nieuwe sociale relaties ontwikkeld. Ze ontwikkelen een groter

vertrouwen naargelang ze er langer wonen, maar de band tussen de

bewoners is dezelfde, iedereen kan het goed met elkaar vinden, vertelt

D. Vansintjan. “Maar ook als er iets gebeurt, wordt er goed voor elkaar

gezorgd. Als er iemand ziek is, wordt er voor deze persoon gekookt etc.

We kunnen altijd iets bij de buren gaan lenen, zelfs als ze niet thuis zijn.

Het vertrouwen is wel heel groot. We delen ook vaak de auto’s, maar dit

is iets moeilijker voor de verzekering.“

De kinderen die opgroeiden in dit groepswoonproject zijn ook duidelijk

veel socialer dan hun leeftijdsgenoten in de klas. Het valt op dat ze ook

sneller bemiddelen bij conflicten. Zij ervaren ‘de molen’ als hun huis en

al de bewoners als hun ‘familie’. Als je ze vroeg wat er thuis gebeurde,

vertelden ze over alles wat er in de molen was gebeurd. Ze ervaren het

gemeenschappelijke gevoel nog sterker dan de bewoners.

Om problemen op te lossen en om beslissingen te nemen in groep wordt

er altijd geprobeerd om consensus toe te passen. Consensus vraagt vaak

Page 119: Types Gemeenschappelijk Wonen

119

heel veel tijd en het gebeurt ook wel dat mensen zich er uiteindelijk

gewoon bij neerleggen. Bij consensus wordt er net zo lang onderhandeld

tussen de verschillende deelnemers totdat er een formule wordt

gevonden waarmee iedereen akkoord gaat.

JURIDISCH MODEL

Toen de molen in 1985 werd aangekocht, was het voor de toenmalige

bewoners geen noodzaak om eigenaar te zijn van de molen. Maar de

wetten en de banken in België waren hier niet op voorzien. Uiteindelijk

zijn ze dan toch ook in de klassieke formule van appartementsbouw

moeten hervallen en zelf eigenaar geworden. Als er iemand vertrekt,

hebben de andere bewoners een voorkooprecht. Dit is belangrijk voor

het project omdat de bewoners eenzelfde visie delen.

Toch zijn er in België nog enkele juridische problemen die zich

voorgedaan hebben in dit project. Als er iemand weggaat en hij verhuurt

zijn eigendom, hebben de bewoners afgesproken dat ze de nieuwe

huurder zelf mogen selecteren, maar nu gebeurde het volgende. “De

dochter van de eigenaar vond geen huis en de eigenaar heeft de huurder

eruit gezet die wij hadden gekozen. Hier kunnen wij als bewoners niets

aan doen want het is wettelijk correct.” aldus D. Vansintjan. In deze zin

moet er aan onze wetgeving toch een aantal dingen veranderen opdat ze

geschikt worden voor deze manier van samenleven. In een

groepswoonproject zijn de buren dus heel erg belangrijk en in de

wetgeving wordt hier geen rekening mee gehouden.

Omdat het project een juridisch model van appartementsbouw heeft, is

de vereniging van mede-eigenaars (VME) verplicht. Sommige eigenaars

hebben hun eigendom verhuurd en zijn dus geen bewoners meer. Het

contact wordt dan voor de eigenaars via mail gehouden. De wetgeving

verplicht de VME om een jaarlijkse vergadering te houden. Hier worden

de belangrijkste beslissingen genomen. Zoals eerder vermeldt, is er ook

nog de maandelijkse bewonersvergadering. Hiernaast is er ook nog een

Page 120: Types Gemeenschappelijk Wonen

120

vzw opgericht die ook vergadert. In de vzw zitten enkel de eigenaars, die

ook bewoners zijn, en Eco-power.

Eco-power is een coöperatie die investeert in hernieuwbare-

energieprojecten. Deze coörperatie is opgericht in de Molen van

Rotselaar door D. Vansintjan en zijn vrouw R. Baeten. De sociale zetel is

ook gevestigd in de molen, maar de kantoren bevinden zich in

Antwerpen. Verder heeft eco-power bijna niets met de

molengemeenschap en zijn bewoners te maken. Eco-power heeft op het

terrein wel eigendommen zoals de maalderij van de molen. Dus in de

duizendsten van de mede-eigendommen van het molengebouw heeft

eco-power ongeveer de helft, vandaar ook de aanwezigheid in de vzw.

Eco-power is dus één van de eigenaars, maar interfereert niet in het

leven rond de molen.

8.3.3 STEDENBOUWKUNDIGE STRUCTUUR

FIGUUR 16: HET OUDE MOLENAARSGEBOUW

Page 121: Types Gemeenschappelijk Wonen

121

Het oude molenaarsgebouw, samen met de schuur en de

opslagplaatsen, vormde een zeer culturele site om te herwaarderen. De

gebouwen zijn ook hier weer rond een plein geplaatst. Dit plein heeft de

grootste belevingsfactor op de site. De woningen zijn ook allemaal met

de voorkant naar dit plein gericht. Dit zorgt er weer voor dat de

bewoners het plein moeten gebruiken om hun privé-woning te betreden

waardoor ze gezien kunnen worden door de andere bewoners. Het plein

wordt in dit project meer als gemeenschappelijke ruimte gebruikt dan in

het project van La Grande Cense. Hiervoor kunnen meerdere redenen

zijn, maar de belangrijkste is toch dat de bewoners van de molen van

Rotseraar geen grote gemeenschappelijke binnenruimte hebben zodat

ze verplicht zijn om zich buiten te verzamelen.

Een ander gemeenschappelijk gebouw, het bakhuis, zorgt voor de

afsluiting van het plein en een toegang tot de tuin. Dit gebouw onttrekt

de tuin jammer genoeg aan het zicht van het plein en zorgt dus voor

minder overzicht. Het geeft wel een meer besloten gevoel op het plein

zelf.

Page 122: Types Gemeenschappelijk Wonen

122

PLAN

FIGUUR 17: INPLANTING MOLEN VAN ROTSELAAR

GEMEENSCHAPPELIJKE FUNCTIES

Als gemeenschappelijke functies zijn er weinig ruimten waar de

bewoners dagelijks van kunnen genieten.

Het bakhuis is er altijd geweest, maar dit was zeer klein, je kon er slechts

met twee personen binnen. En een tijdje geleden hebben ze met de vzw

het bakhuis vergroot. Het bakhuis was van de mede-eigendom, maar de

uitbreiding is gedaan met de vzw, dus het loopt soms een beetje door

elkaar. Het bakhuis kan ook dienen als buitenkeuken om in de zomer

samen te eten. “Iedere donderdag wordt er gebakken door een vroegere

Page 123: Types Gemeenschappelijk Wonen

123

bakker van het dorp. Hierbij mogen de bewoners ook helpen. Vroeger

was dit een activiteit dat we gemeenschappelijk deden, maar dat is nu

niet meer.”

Er is ook een klein groentewinkeltje op het terrein. Dit is voor de

bewoners een zeer positieve aanwist. Een van de bewoners is een bio-

tuinder en de groeten die hij verkoopt zijn een deel eigen productie, en

een deel dat hij koopt van andere bio-boeren. Dit winkeltje wordt ook

door andere bewoners aangevuld. Ze maken wel eens confituur of

andere ingemaakte producten. Het winkeltje is 24/24 open, maar het is

niet bemand. Als de bewoners iets nodig hebben, kunnen ze dat nemen

en moeten ze het op een lijst schrijven. Dit gaat allemaal in vertrouwen.

Op het einde van de maand krijgt iedere bewoner zijn rekening.

Verder is er nog een gemeenschappelijk zaaltje dat enkel door de

bewoners gebruikt wordt als opslagplaats. Dit zaaltje werd vroeger wel

te huur aangeboden, maar dit gebeurt nu ook niet meer.

8.3.4 SAMENWERKING MET DE ARCHITECT Bij het zoeken naar een goede architect zien we dezelfde criteria

terugkomen als aangegeven bij La Grande Cense. Hier hebben ze voor

een architectenbureau gekozen waarvan ze zeker wisten dat ze aan hun

criteria voldeden. Tijdens de opstartfase hadden de oprichters van De

Molen van Rotselaar veel contact met een ander groepswoonproject, ‘De

Dijlemolenkes’ in Leuven. Ze hebben uiteindelijk ook met hetzelfde

architectenbureau, ‘Eddy en Rob’, samengewerkt omdat ze hun manier

van werken kenden. Er werd heel veel gecommuniceerd tussen

architecten en de toenmalige drie of vier gezinnen. Ze hadden ook veel

inspraak op het ontwerp. Toen alles vastlag, was het voor nieuwe

gezinnen ook makkelijker om in te stappen in het project omdat er dan

een concreter concept en een timing was.

Page 124: Types Gemeenschappelijk Wonen

124

“We hebben direct gekozen dat ieder gezin een geheel eigen huis zou

bezitten, en dat er niet iedere dag samen zou geleefd worden. Enkel als

we er voor kiezen.”

8.3.5 BESLUIT Dit project heeft al een hele evolutie achter de rug. De visie, waarvoor in

het begin is gekozen is op een juiste manier vertaald in de ruimten. Door

de keuze om niet elke dag samen te leven was er ook geen nood aan een

gemeenschappelijke binnenruimte waar de hele groep elke dag bij elkaar

kan zitten. De keuze om bij elkaar te leven is hier niet noodzakelijk. Er

zijn ook maatregelen genomen voor personen die dit niet wensen, zoals

de vergoeding op de werkdagen. De voorkeur gaat natuurlijk wel naar

personen die zich wel engageren voor deze manier van groepswonen.

Ondanks deze mindere mate van samenleven, heeft de sociale structuur

zich heel goed ontwikkelt. Door de mogelijkheid aan te bieden, maar het

niet te verplichten, ontstonden de sociale relaties spontaan en

ongedwongen.

Het is wel duidelijk dat er voor het samenleven een soort van reglement

voor de bewoners moet zijn. Een samenleving kan niet enkel gebaseerd

zijn op vertrouwen.

Page 125: Types Gemeenschappelijk Wonen

125

9

Page 126: Types Gemeenschappelijk Wonen

126

9 BIBLIOGRAFIE

BOEKEN EN TIJDSCHRIFTEN

Berlune, D., “The new experimental aesthetics and the problem of classifying works of art.” Scientific Aesthetics, 1976(1)

Boutsen, D., Lezing Trust, 13-01-2010, PHL Diepenbeek

Burie, J., Wonen en woongedrag: verkenningen in de sociologie van bouwen en wonen. 1972, Meppel, Boom

Choi, J., “Evaluation of community planning and life of senior cohousing projects in Northern European countries” European planning studies, 2004(12,8)

De Heer, J., De architectonische kleur: de polychromie in de puristische architectuur van Le Corbusier. 2008, Rotterdam, Uitgeverij 010, pp. 33

De Leeuw, E. & Vander Cammen, M. collectief wonen.

Cohousing in Denemarken. 2000-2001 Katholieke universiteit

Leuven

De Muynck, T. & Roosen, S., “Te veel de stenen, te weinig de

mensen.” Onderzoek afdeling stedenbouw en architectuur Sint-

Lucas Gent, 2009

De Rijcke, S., “Wonen: de illusie van individualiteit” Psychologie

2001(2)

Debois, A., Wonen anders bekijken: onderzoek rond

woongemeenschappen, 2004

Dijkman, P., Nieuwbouw en sfeer: handboek voor architectonische sferen. 2006, Utrecht, Uitgeverij Ijzer

Eysenck, H., “An experimental study of aesthetic preference for

polygonal figures.” Journal of General Psychology, 1968(79)

Gieles, J., “Waar voelen we ons thuis?” Psychologie 2007( 10)

Gold, S., “Joining a cohousing community: risks and rewards”,

Communties, 2005

Page 127: Types Gemeenschappelijk Wonen

127

Gould, R., Insurgent Identities: Class, Community and Protest in

Paris from 1848 to the Commune. 1995, University of Chicago

Press.

Herzberg, F., Mausner, B., & Snyderman, B., The motivation to

work. 1962, London, Chapmann & Hall

Hochberg, J., & Brooks, V., “The psychology of form: reversible perspective drawings of spatial objects.” Amercian Journal of Psychology, 1960(73)

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen

in België: Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen

naar oplossingen, stand van zaken en behoeften’. 2010,

onderzoeksrapport Samenhuizen vzw

Kennedy, J.F., “A “green” architect falls in love with frogsong

cohousing”, Communities 2005( 127)

Kesler, B., Centraal wonen, een onderzoek naar

bewonerservaringen en sociaalruimtelijke voorwaarden, 1991,

Doctoraatsverhandeling, Wageningen

Koopman van den Boogerd, H., Betekenis van het groen voor de

mens. 1967, Amsterdam, Siswo

Krabbe, R. & Vlug, P., Centraal wonen in beeld deel 1: 1977-1986,

1986, Rotterdam/Hoogezand: Stichting Huis in eigen Hand/Landelijke

Vereniging Centraal Wonen

Kums, R., Tussen individualiteit en collectiviteit: leven in

woongroep of centraal wonen-project, 2002

Lee, T., Architekturpsychologie, Theorie aboruntersuchungen

Feldarbeit. 1973, Düsseldorf, Verlagsgruppe Bertelsmann GmbH

Mccamant, K., Durrett, C. & Hertzman E., Cohousing: a

contemporary approach to housing ourselves, 1994

Michiels, D., Overzicht rechtspraak Tontine en aanwas. 2004, Larcier

Positano, R., “The mystery of the Rosetan people”, New York Daily News, 2007

Page 128: Types Gemeenschappelijk Wonen

128

Roosen, S., Groepswonen is meer dan groepswoningbouw,

Studiedag Sint Lucas architectuur, 14 oktober 2010

Ruysseveldt, J., Samenwonenden en onroerend goed: notariële praktijk studies. 2005, Knokke-Heist, Kluwer

Ruysseveldt, J., Familie op maat verslagboek van het notarieel congres. 2005, Knokke-Heist, Kluwer

Smets, G., Psychologie van bouwen en wonen. 1979, Van Loghum Slaterus, Deventer

Smets, M., Onzichtbaar aanwezig sociale huisvesting in Vlaanderen, vandaag. 2008, Gent, New Goff

Sommer, R., Personal space: the behavioral basis of design. 1969, Englewood Cliffs, Prentice Hall

Van Herck, K. & Avermaete, T., “Wonen in welvaart:

woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen 1948-1973”,

Publishers 2006(010)

Van Herck, K. & Avermaete, T., “Wonen in welvaart:

woningbouw en wooncultuur in Vlaanderen: 1948-1973”,

Publishers, 2006(010)

Van Oudenhoven, J.P., & Giebels, E., Groepen aan het werk, 2010, Groningen/Houten, Noordhoff uitgevers

Vestbro, D., “From Central kitchen to community co-operation -Development of Collective Housing in Sweden” Sweden: Built Environment Analysis, Stockholm Institute of Technology, 2009

Vestbro, D., “History of cohousing – internationally and in Sweden” Sweden: Built Environment Analysis, Stockholm Institute of Technology, 2009

Vogels, M.,”Voorstel van Decreet houdende de wijziging van het decreet van 15 juli 1997 met betrekking tot het ondersteunen van projecten van gemeenschappelijk wonen.”, 14 september 2009

Woodward, A., Grossman, M., & Vestbro, D., The New Generation of Collective Housing Units. Experiments with Social Integration: Administration and Spatial Design,1989, Stockholm

Page 129: Types Gemeenschappelijk Wonen

129

WEBSITES

Samenhuizen vzw, officieel webadres, Geraadpleegd op 10

januari 2011 op het World Wide Web:

http://www.samenhuizen.be

Landelijke vereniging centraal wonen, officieel webadres,

Geraadpleegd op 10 januari 2011 op het World Wide Web:

http://www.lvcw.nl/

Ministerie van de wooncrisis, (9 Juli 2008). Een kraakverbod is

geen oplossing. Geraadpleegd op 10 januari 2011 op het World

Wide Web: http://krakengent.squat.net/

Sherwood, R., (2002). The study of international multi-family

housing, housing prototypes. Geraadpleegd op 20 januari 2011

op het World Wide Web: http://www.housingprototypes.org/

De molen van Rotselaar, officieel webadres, geraadpleegd op 3

augustus 2011 op het World Wide Web:

http://www.molenvanrotselaar.be

BTSG (1994, 25 april). Gedrag en omgeving,

omgevingspsychologisch onderzoek in het verzorgingshuis.

Geraadpleegd op 22 februari 2010 op het World Wide Web:

http://www.btsg.nl/infobulletin/gedragomgeving.html

Feeks, & Colijn, Margezones – Overgansgebieden tussen privé-

en openbare ruimte, 2010. Geraadpleegd op 10 juli 2011 op het

World Wide Web: http://www.feekesencolijn.nl/

Cohousing, Geraadpleegd op 24 januari 2011 op het Word Wide

Web: http://www.cohousingplatform.be/

Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, Geraadpleegd op 15 mei

2011 op het World Wide Web: http://www.rva.be/

Kollektivhus, Geraadpleegd op 23 januari 2011 op het World

Wide Web: http://www.kollektivhus.nu/english/index_eng.html

Woongroepen, Geraadpleegd op 23 januari 2011 op het World

Wide Web: http://www.gemeenschappelijkwonen.nl/

Page 130: Types Gemeenschappelijk Wonen

130

AFBEELDINGEN

Tabel 2.1: Types gemeenschappelijk wonen, overzicht

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België:

Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen,

stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen

vzw, pp. 23

Tabel 2.2: Welke gemeenschappelijke ruimten aanwezig?

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België:

Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen,

stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen

vzw, pp. 42

Tabel 3.3: Types gemeenschappelijk wonen

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België:

Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen,

stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen

vzw, pp. 65

Grafiek 3.1: (Enquête samenhuizen): aantal projecten/startjaar

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België:

Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen,

stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen

vzw, pp. 66

Grafiek 3.2: (enquête Samenhuizen):type project / aantal bewoners

Jonckheere, L., Kums, R., Maelstaf & H., Maes, T., ‘Samenhuizen in België:

Waar staan we, waar gaan we: knelpunten & sporen naar oplossingen,

stand van zaken en behoeften’. 2010, onderzoeksrapport Samenhuizen

vzw, pp. 66

Page 131: Types Gemeenschappelijk Wonen

131

Figuur 1: Tuin Katoenspinnerij te Gent

De Muynck, T. & Roosen, S., “Te veel de stenen, te weinig de mensen.”

Onderzoek afdeling stedenbouw en architectuur Sint-Lucas Gent, 2009,

presentatie, dia. 10

Figuur 2: Tuin schooltje Meerhem te Gent

De Muynck, T. & Roosen, S., “Te veel de stenen, te weinig de mensen.”

Onderzoek afdeling stedenbouw en architectuur Sint-Lucas Gent, 2009,

presentatie, dia. 12

Figuur 3: Vicieuze cirkel vrouwen Zweden

Vestbro, D., “History of cohousing – internationally and in Sweden”

Sweden: Built Environment Analysis, Stockholm Institute of Technology,

2009, pp. 4

Figuur 4: Müller-Lyer illusies waar de hoek van de pijlpunten gevarieerd

is.

Smets, G., Psychologie van bouwen en wonen. 1979, Van Loghum

Slaterus, Deventer, pp. 19

Figuur 5: Helson's Model (1959, 1964)

Smets, G., Psychologie van bouwen en wonen. 1979, Van Loghum

Slaterus, Deventer, pp. 46

Figuur 6: Het verband tussen opwinding en voorkeur of prestatie.

Smets, G., Psychologie van bouwen en wonen. 1979, Van Loghum

Slaterus, Deventer, pp. 47

Figuur 7: kubus of zeshoek?

Smets, G., Psychologie van bouwen en wonen. 1979, Van Loghum

Slaterus, Deventer, pp. 50

Page 132: Types Gemeenschappelijk Wonen

132

Figuur 8: fictieve plan voor een groepswoonproject.

Fiction plan cohousing. Geraadpleegd op 30 juli 2011 op het World Wide

Web: http://dfwnetmall.com/ecovillage/site-plan1.htm

Figuur 9: La Vignette, Leuven

Plissart, M., Wonen in meervoud Leuven Sociale huisvesting La Vignette -

WIT architecten. Geraadpleegd op 18 augustus 2011 op het World Wide

Web: http://www.vai.be/

Figuur 10: Sociale huisvesting La Vignettte, WIT-architecten.

WIT-architecten, Geraadpleegd op 5 augustus 2011 op het World Wide

Web: http://www.wit.eu/

Figuur 11: La vignette, Leuven.

WIT-architecten, Geraadpleegd op 5 augustus 2011 op het World Wide

Web: http://www.wit.eu/

Figuur 12: La Grande Cense

Vanderhoven, L., Eigen beeldarchief, 2011

Figuur 13: Verbouwingsproject La Grande Cense, Clabecq

Jonckheere, L., hoe ver staan we?. Geraadpleegd op 5 augustus 2011 op

het World Wide Web: http://www.lagrandcense.be/

Figuur 14: Aanzicht voor de aankoop.

Jonckheere, L., Historiek. Geraadpleegd op 5 augustus 2011 op het World

Wide Web: http://www.lagrandcense.be/

Figuur 15: Grondplan La Grande Cense met de verschillende woonsten.

Jonckheere, L., Plek, plan. Geraadpleegd op 5 augustus 2011 op het

World Wide Web: http://www.lagrandcense.be/

Page 133: Types Gemeenschappelijk Wonen

133

Figuur 16: De gemeenschappelijke delen, schuur gelijkvloers.

Jonckheere, L., Plek, plan. Geraadpleegd op 5 augustus 2011 op het

World Wide Web: http://www.lagrandcense.be/

Figuur 17: De Molen van Rotselaar

Vanderhoven, L., Eigen beeldarchief, 2011

Figuur 18: De Molen van Rotselaar, Rotselaar

Vansintjan, D., Geraadpleegd op 6 augustus 2011 op het World Wide

Web: http://www.molenvanrotselaar.be/

Figuur 19: Het oude molenaarsgebouw

Vansintjan, D., Geschiedenis. Geraadpleegd op 6 augustus 2011 op het

World Wide Web: http://www.molenvanrotselaar.be/

Figuur 20: Inplanting molen van rotselaar

Vansintjan, D., Geschiedenis. Geraadpleegd op 6 augustus 2011 op het

World Wide Web: http://www.molenvanrotselaar.be/

Page 134: Types Gemeenschappelijk Wonen

134

10