TVVL juni 2012

16
Juni 2012 | Jaargang 41 | Nr 6 Nieuwe EPC-bepaling Duurzaamheidscan Natuurlijk en hybride ventileren JAARGANG 41 NR. 6 TVVL MAGAZINE JUNI 2012 Energieneutraal Panorama

description

TVVL juni 2012

Transcript of TVVL juni 2012

Page 1: TVVL juni 2012

Juni 2012 | Jaargang 41 | Nr 6

Nieuwe EPC-bepaling

Duurzaamheidscan

Natuurlijk en hybride ventileren

JAA

RGA

NG

41 NR

. 6 TVV

L MA

GA

ZINE JU

NI 2012

Energieneutraal Panorama

TM0612_cover.indd 1 8-6-2012 15:49:46

Page 2: TVVL juni 2012

3

Inhoudsopgave

TVVL MAGAZINE

REVIEWED: Artikelen in TVVL Magazine zijn beoordeeld ‘door redactieraadleden’. De uniforme ‘peer review’ waarborgt de onafhankelijke en kwalitatieve positie van TVVL Magazine in het vakgebied. Een handleiding voor auteurs en beoordelingsformulier voor de redactieraadleden (‘peer reviewers’) zijn verkrijgbaar bij het redactie-adres.

46

42

8

Project: energIe-

neutraal Panorama

IntervIew:

aart van gelder

natuurlIjk en hybrIde

ventIleren

ontwerPdIagrammen voor energIe uIt oPPervlaktewaterIr. A.K. (Kundert) de Wit, dr. ir. C.J. (Kees) Wisse 4

natuurlIjke en hybrIde ventIlatIePrIncIPes Dr.ir. P.J.W. (Peter) van den Engel, ir. R.A.M. (Remco) Kemperman, H.J. (Heleen) Doolaard 8

we kunnen vooruIt met het bouwbesluIt D. (Dick) Reijman 14

collectIeve zonneverwarmIng met seIzoensoPslagIr. J.M.E. (Jorik) van de Waerdt 18

duurzaamheIdscan reductIe energIe-gebruIkIng H.W.A.M. (Henk) van Vliet 22

de ‘human In the looP’ benaderIngIng. H.N. (Rik) Maaijen, prof.ir. W. (Wim) Zeiler, ir. W.H. (Wim) Maassen PDEng 26

nIeuwe ePc-bePalIng Drs.ir. M.E. (Marleen) Spiekman, ir. H.A.L. (Dick) van Dijk 32

Juni 2012

actueel 37uItgelIcht 41 IntervIew 42ProjectbeschrIjvIng 46InternatIonaal 51 nIeuws 52regelgevIng 53 boekbesPrekIng 54ProductnIeuws 54 summary 56voorbeschouwIng 57agenda 58

TVVL Magazine is het officiele orgaan van TVVL Platform voor Mens en Techniek. De vereniging, opgericht op 26 mei 1959, heeft tot doel de bevordering van wetenschap en techniek op gebied van installaties in gebouwen en vergelijkbare objecten. Als lid kunnen toetreden personen, werkzaam (geweest) in dit vakgebied, van wie mag worden verwacht, dat zij op grond van kennis en kunde een bijdrage kunnen leveren aan de doelstelling van de vereniging. Het abonnement op TVVL Magazine is voor leden en begunstigers van TVVL gratis. De contributie voor leden bedraagt € 113,- per jaar. Informatie over de bijdrage van begunstigers wordt op aanvraag verstrekt.

RedactieRaad: drs.ir. P.M.d. (Martijn) Kruijsse (voorzitter)Mw. dr. L.c.M. (Laure) itardH. (Henk) LodderG.J. (Geert) LugtMw. drs. c. (carina) Muldering. O.W.W. (Oscar) NuijtenR. (Roel) theunissenMw. drs.ir. i. (ineke) thieraufing. J. (Jaap) Veermaning. R (Rienk) Vissering. F.J. (Frank) Stouthart (eindredacteur)

Redactie: drs.ir. P.M.d. (Martijn) Kruijsse (voorzitter)R. (Roel) theunissenMw. drs. c. (carina) Muldering. F.J. (Frank) Stouthart (eindredacteur)

Redactie-adReS: tVVL: de Mulderij 12, 3831 NV LeusdenPostbus 311, 3830 aJ Leusdentelefoon redactie (033) 434 57 50Fax redactie (033) 432 15 81 email [email protected]

UitGaVe: Merlijn Media BVZuidkade 173, 2741 JJ Waddinxveen Postbus 275, 2740 aG Waddinxveentelefoon (0182) 631717 email [email protected]

SecRetaRiaat:email [email protected]

aBONNeMeNteN: Merlijn Media BVPostbus 275, 2740 aG Waddinxveentelefoon (0182) 631717email [email protected] Benelux € 109,- Buitenland € 212,- Studenten € 87,- Losse nummers € 18,- extra bewijsexemplaren € 13,-

Het abonnement wordt geacht gecon-tinueerd te zijn, tenzij 2 maanden voor het einde van de abonnementsperiode schriftelijk wordt opgezegd.

adVeRteNtie-exPLOitatie: Merlijn Media BV Ruud Struijk telefoon (0182) 631717 email [email protected]

PRePReSS: Yolanda van der Neut

dRUK: ten Brink, Meppel

iSSN 0165-5523

© tVVL, 2012

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Publicaties geschieden uitsluitend onder verantwoording van de auteurs. alle daar in vervatte informatie is zorgvuldig gecontroleerd. de auteurs kunnen echter geen verantwoordelijk-heid aanvaarden voor de gevolgen van eventuele onjuistheden.

TM0612_inhoud.indd 3 11-6-2012 11:30:29

Page 3: TVVL juni 2012

4 TVVL Magazine | 06 | 2012 DUURZAME ENERGIE

Hoe kan oppervlaktewater benut worden voor verwarming en koeling van een

gebouw? Daarover gaat het onderzoeksrapport ‘Energie uit oppervlaktewater’ [1]

dat afgelopen zomer is uitgebracht door de NVOE met financiële ondersteuning

van TVVL. In dit artikel wordt toegelicht hoe dit onderzoeksrapport moet worden

gebruikt om het energiepotentieel van een vijver of sloot te bepalen.

Ontwerpdiagrammen voor energie uit oppervlaktewater

Ir. A.K. (Kundert) de Wit, adviesmedewerker DWA; dr. ir. C.J. (Kees) Wisse, adviseur DWA

Gebruik van energie uit oppervlaktewater is een ‘hot item’ voor projecten waarbij duur-zame energie belangrijk is. Door gebruik van warmte of koude uit het water kan onbalans bij warmte-/koudeopslag worden vermeden en/of zeer duurzame verwarming en koeling worden geleverd. Naast het energetische aspect is oppervlaktewater ook om andere redenen aantrekkelijk als duurzaamheidsfactor in de gebouwde omgeving. Denk bijvoorbeeld aan extra ruimte voor waterberging, een mooi uitzicht en het dempen van stedelijke opwarming.Er is momenteel nog betrekkelijk weinig ervaring met het gebruik van watersystemen in gebouwinstallaties. De NVOE heeft daarom opdracht gegeven om een onderzoeksrapport op te stellen. In opdracht van de NVOE en TVVL heeft DWA vereenvoudigde ontwerp-diagrammen opgesteld om oppervlaktewa-ter te gebruiken voor het regenereren van ondergrondse energieopslagsystemen. Het betreft diagrammen om in het eerste stadium van het ontwerpproces een richtlijn voor het benodigde wateroppervlak te verkrijgen. Daarnaast heeft Van Harlingen Grondwater Management onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden en beperkingen die de wet- en regelgeving oplegt voor het lozen en/of ont-trekken van energie aan oppervlaktewater. AMIC Installation consultancy heeft aangege-ven welke technieken en materialen beschik-

baar zijn om oppervlaktewater te kunnen gebruiken voor energiewinning. Deze laatste twee onderdelen worden in dit artikel niet nader behandeld.

TYPE WATERSYSTEMENIn het onderzoeksrapport wordt onderscheidt gemaakt tussen de volgende watersystemen:1. watersystemen met een vaste stroomrich-

ting;2. watersystemen met een wisselende

stroomrichting;3. watersystemen met een onbekende

stroomrichting.

Bij watersystemen met een vaste stroom-richting wordt onderscheidt gemaakt tussen watersystemen met en zonder recirculatie. Dit zijn watersystemen zoals sloten en vijvers waarbij de stroming geforceerd wordt door het regeneratiesysteem en het water wordt gerecirculeerd. Er vindt dus kortsluiting plaats tussen het innamepunt en het lozingspunt van het oppervlaktewater (zie figuur 1). Voor dit type watersysteem worden in het onder-

zoeksrapport ontwerpdiagrammen gegeven. Het model dat ten grondslag ligt aan de ontwerp-diagrammen is in eerdere publicaties gepresenteerd [2, 3] en wordt verder beschre-ven in het genoemde onderzoeksrapport [1]. Het betreft een 1D-model waarbij gelaagdheid niet wordt meegenomen. Voor de andere type watersystemen zijn geavanceerde reken-modellen nodig. Dit is het geval als er sterke gelaagdheid optreedt en/of 3D-effecten een rol spelen. Deze geavanceerdere rekenmodel-len vallen buiten de scope van het onder-zoeksrapport. Wel wordt globaal aangegeven wanneer er geavanceerde modellen nodig zijn en waar deze te vinden zijn.

INSTALLATIECONCEPTENNaast de verschillende watersystemen wordt een aantal voorbeelden van installatieconcep-ten met oppervlaktewater gegeven. Hierbij is aangesloten op de ISSO-publicaties die met warmte-/koudeopslag te maken hebben. De mogelijkheden die beschreven worden om energie-uitwisseling met oppervlaktewater te gebruiken in een gebouwinstallatie zijn:

-Figuur 1-

Watersysteem met

vaste stroomrichting

en recirculatie

TM0612_dewit_2088.indd 4 4-6-2012 11:25:27

Page 4: TVVL juni 2012

Nr. Aantal warmte-wisselaars

Temperatuur-verlies over de

warmtewisselaar(s)

Starttempera-tuur laden van de

koude bron

Temperatuur van de warme bron

Temperatuur die het water moet

hebben om koude te kunnen laden

1 1 1,5 ˚C 7 ˚C 16 ˚C 5,5 ˚C2 1 1,5 ˚C 7 ˚C 12 ˚C 5,5 ˚C3 2 3 ˚C 7 ˚C 16 ˚C 4 ˚C4 2 3 ˚C 7 ˚C 12 ˚C 4 ˚C

-Tabel 1- Aannamen voor de systeemconfiguratie voor koude laden

TVVL Magazine | 06 | 2012 DUURZAME ENERGIE

1. realiseren van de energiebalans in het bodemenergiesysteem; a.koude laden, b.warmte laden,

2. direct gebruik van koude in het gebouw (vrije koeling);

3.condensorkoeling van de warmtepomp.

Een belangrijk aandachtspunt bij het instal-latieconcept is dat de hydraulische inpas-sing in het totaalconcept van invloed is op de opbrengst. De energetische opbrengst is namelijk afhankelijk van:- temperatuurniveaus die het oppervlaktewa-

ter in en uit gaan;- onttrekkings- en injectietemperaturen van

het bronnensysteem.

De relatie tussen de onttrekkings- en injectie-temperaturen van het bronnensysteem en het oppervlaktewater wordt sterk bepaald door de temperatuursprong over de warmtewisselaars tussen het oppervlaktewater en het bronnen-systeem. Door een grotere temperatuursprong is er een lagere temperatuur van het opper-vlaktewater nodig om gebouw- en bronzijdig het vereiste temperatuurniveau te kunnen leveren (in geval van koude laden). Een grotere temperatuursprong zorgt dus voor een lagere energieopbrengst voor regeneratiedoeleinden. De temperatuursprong wordt bepaald door het type en het aantal warmtewisselaars. Door een uitgekiend ontwerp kan de temperatuursprong over de warmtewisselaars worden verkleind. Dit is een afweging tussen kosten en energie-opbrengst.In de installatieconcepten die in het onder-zoeksrapport behandeld worden, is er in de meest gunstige situatie sprake van één warm-tewisselaar; in de ‘worst case’-situatie zijn dat er twee (zie tabel 1). Een extra warmtewisse-laar betekent een grotere temperatuursprong en zorgt dus voor een lagere energieopbrengst voor regeneratiedoeleinden. Een voordeel van een extra warmtewisselaar kan zijn dat er vrije koeling of lage-temperatuurwarmte voor de warmtepomp geleverd kan worden. De ‘prijs’ die hiervoor betaald wordt is een lagere energieopbrengst.

ONTWERPDIAGRAMMENDe ontwerpdiagrammen voor de energieop-

brengst die in het onderzoeksrapport gegeven worden zijn bedoeld om in het eerste stadium van het ontwerpproces een richtlijn voor het benodigde wateroppervlak te verkrij-gen. Verderop in het ontwerpproces kan het bevoegd gezag uitgebreidere berekeningen eisen om aan te tonen dat aan de gestelde eisen voldaan kan worden. De ontwerpdia-grammen zijn opgesteld voor zowel één als twee warmtewisselaars en voor verschillende temperatuurniveaus van het bronnensysteem. Voor de ontwerpdiagrammen is uitgegaan van de temperatuursprong tussen het oppervlak-tewater en het bronnensysteem van 1,5 K (een warmtewisselaar) en 3 K (twee warmtewis-selaars).

MIDDELINGSPERIODEIn de wetgeving is niet vastgelegd wat de middelingsperiode van de stijging van de watertemperatuur moet zijn. Daarom is in de grafiek met de maximale temperatuur-stijging (zie bovenste grafiek in figuur 3) ook de temperatuurstijging weergegeven als er gemiddeld wordt over een maand. Uurlijkse middeling of middeling over 24 uur levert nagenoeg dezelfde resultaten op en zijn hier weergegeven als één curve. Bij middeling over

een periode van één maand is de temperatuur-stijging beduidend lager. Bij handhaving van een gelijk criterium van bijvoorbeeld 3 K, kan er dan meer energie gewonnen worden. De diagrammen geven de ontwerper de gelegen-heid in overleg met het bevoegd gezag de uitwerking van het criterium vast te stellen. De diagrammen maken de invloed op de energie-opbrengst inzichtelijk.

VOORBEELDENOm het gebruik van ontwerpdiagrammen voor het bepalen van het energiepotentieel van een watersysteem te illustreren worden twee voorbeelden gegeven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het voorbeeld in ISSO 81 (warm-tepompen - H6). In figuur 2 is het hydraulisch schema weergegeven voor de installaties van een kantoorgebouw van 20.000 m². Om het bodemenergiesysteem in balans te brengen is er 489 MWh koude nodig. Links onderin figuur 2 zijn de dimensies voor een droge koeler te vinden. In voorbeeld 1 wordt bepaald welke dimensies het oppervlaktewater moet hebben om deze hoeveelheid koude te laden. In voorbeeld 2 wordt bij gegeven afmetingen van een waterlichaam bepaald hoeveel koude er geladen kan worden. Het in voorbeeld 1 en

-Figuur 2-

Dimensionering

installaties

wintersituatie [bron:

ISSO-publicatie 81];

eenheid °C

5

TM0612_dewit_2088.indd 5 4-6-2012 11:25:28

Page 5: TVVL juni 2012

6 TVVL Magazine | 06 | 2012 DUURZAME ENERGIE

2 genoemde debiet is het debiet voor de droge koeler in het principeschema. Dit betekent dat het debiet voor de bronnen de som is van het debiet van de warmtepomp en het oppervlak-tewater.

Voorbeeld 1Energiebehoefte is bekendOm het bodemenergiesysteem in balans te brengen is er 489 MWh koude nodig. Uit het principeschema in figuur 2 blijkt dat er sprake is van twee warmtewisselaars en een koude- en warme-brontemperatuur van respectievelijk 7 en 12°C. In dit geval is dus ‘ontwerpdiagram voor koude laden; ‘2 TSA , Tkb = 7°C, Twb = 12°C’ uit bijlage B van het onderzoeksrapport van toepassing (zie figuur 3). Voor de diepte van het waterlichaam wordt een gemiddelde van 0,6 m gekozen. Uit de grafiek met de maximale temperatuurstijging (zie bovenste grafiek in figuur 3) volgt de waarde van het circulatievoud (0,021). Uit de grafiek met het energiepotentieel (zie onder-ste grafiek in figuur 3) volgt dat er ±105 kWh/m² beschikbaar is bij een diepte van 0,6 meter. Hieruit volgt dat de benodigde hoeveelheid energie beschikbaar is bij een oppervlakte van (489.000/105 =) 4.660 m². Met het circula-tievoud en het volume van het waterlichaam kan het maximaal toelaatbare debiet worden uitgerekend. De vergelijking hiervoor is:

qpomp = l∙b∙d∙circulatievoud

Hieruit volgt dat het maximale debiet (4660 * 0,6 * 0,021 =) 59 m³/h bedraagt. Wanneer de mogelijkheid voor vrije koeling weggelaten wordt is het oppervlaktewater slechts met één TSA verbonden met het bronnensysteem. Hierdoor is er meer energie beschikbaar voor koude laden en kan er met een lager debiet en/of een kleiner oppervlakte volstaan worden. In tabel 2 zijn de resultaten weergegeven voor de in tabel 1 gedefinieerde systemen. In het onderzoeksrapport zijn de ontwerpdiagram-men te vinden die bij deze situaties horen.

Voorbeeld 2Dimensies van het waterlichaam zijn bekendStel nu dat er een waterlichaam aanwezig is waarvan de afmetingen l x b x d = 100 x 40 x 1 m bedragen. De vraag is wat de maximaal beschikbare hoeveelheid energie is om het bodemenergie-systeem van figuur 2 in balans te brengen. Uit de grafiek met de maximale temperatuurstijging (zie bovenste grafiek in fiiguur 3) volgt de waarde van het circula-tievoud (0,015). Hieruit volgt dat het debiet maximaal 60 m³/h mag bedragen. Uit de grafiek met het energiepotentieel (zie onder-

ste grafiek in figuur 3) volgt dat er 100 kWh/m² beschikbaar is bij een diepte van 1 meter. Hieruit volgt dat het energiepotentieel voor dit waterlichaam 400 MWh bedraagt. In vergelijking met voorbeeld 1 zorgt de extra diepte niet voor meer energieopbrengst. De oorzaak ligt daarin, dat het diepere water ’s nachts minder afkoelt dan het water dichter bij het oppervlak. Hierdoor is er minder energie beschikbaar voor koude laden.Stel nu dat het bevoegd gezag een gemiddelde temperatuurstijging over een maand van 1,5 K toestaat. In dat geval is er in voorbeeld 2 een circulatievoud van 0,03 toegestaan en is de maximale energieopbrengst 140 kWh/m² (in plaats van 100 kWh/m²). Het kan dus lonend zijn om hier met bevoegd gezag over in conclaaf te gaan.

CONCLUSIEDit artikel over het gebruik van de ontwerpdi-agrammen in het NVOE-onderzoeksrapport ‘Energie uit oppervlaktewater’ laat zien hoe deze ontwerpdiagrammen gebruikt kunnen worden om in het eerste stadium van het ont-werpproces een richtlijn voor het benodigde wateroppervlak te verkrijgen. Samenvattend kan gesteld worden dat:

- er verschillende installatieconcepten voor de inpassing van oppervlaktewater mogelijk zijn, waarbij de temperatuursprong tussen het oppervlaktewater en de eindbestem-ming van de warmte of koude van cruciaal belang is voor de energieopbrengst;

- de maximaal toegestane stijging van de watertemperatuur de beperkende factor is voor het opwarmen en/of afkoelen van oppervlaktewater;

- de ontwerpdiagrammen voor verschillende installatieconcepten eenvoudig en snel inzicht geven in de energieopbrengst van oppervlaktewater;

- er afhankelijk van het type watersysteem geavanceerde simulatie nodig blijft.

LITERATUUR1. NVOE, Energie uit oppervlaktewater, juli

20112. Wisse, C.J., oppervlaktewater voor een

duurzame gebouwde omgeving, TVVL Magazine 02, 2010

3. Aparicio Medrano, E., Wisse, C.J., Uittenbogaard, R., Energy capture using urban surface water: modelling and in-situ measure-ments, Building simulation 2009, 2009

-Figuur 3-

Ontwerpdiagram

voor koude laden; 2

TSA , Tkb = 7°C, Twb

= 12°C. De dichte

rode lijn hoort bij

voorbeeld 1, de

gestreepte rode lijn

hoort bij voorbeeld 2

[1]

-Tabel 2- Resultaten

voor de verschillende

systeemconfiguraties

voor koude laden

Nr. Benodigd oppervlak Maximaal debiet

1 3260 m2 (16% BVO) 35 m3/h

2 3370 m2 (17% BVO) 25 m3/h

3 4080 m2 (20% BVO) 35 m3/h

4 4660 m2 (23% BVO) 59 m3/h

TM0612_dewit_2088.indd 6 4-6-2012 11:25:29

Page 6: TVVL juni 2012

VOOR KEES:

OP ZOEK NAARHET IDEALE WERKKLIMAAT

VOOR JOU:

DE POWER JOBVOL NIEUWEUITDAGINGEN

VOOR FRANK:

LAAT EENFRISSE WINDIN UW BEDRIJFWAAIEN

HRM@WORK is hét bureau voor de Elektro- en Installatietechniek. Waarom wij die echt passende kandidaat wél vinden? Door onze marktspecialisatie hebben wij een uitgebreid netwerk in de branche. En bieden we de beste online bereikbaarheid van de arbeidsmarkt in onze sector. Wij komen graag bij u langs om de mogelijkheden voor samenwerking te bespreken.

Interesse? Bel 079-3631610 of ga naar WWW.HRMATWORK.NL

HRM-009-adv-210x297-TVVL-02.indd 1 08-05-12 08:44TM0612_07.indd 7 8-6-2012 9:18:53

Page 7: TVVL juni 2012

8 TVVL Magazine | 06 | 2012 VENTILATIE

Natuurlijke en hybride ventilatiesystemen – gebruikt op een geavanceerde

manier – zorgen voor meer tevreden gebruikers, betere luchtkwaliteit en lager

energiegebruik. Veel onderzoeken laten zien dat meer of minder geavanceerde

natuurlijk of hybride geventileerde gebouwen een hogere gebruikerswaardering

hebben dan mechanisch geventileerde gebouwen. Een ander voordeel is een

verminderd energiegebruik [1, 2, 3]. Maar de voornaamste succesfactoren zijn niet

altijd duidelijk, omdat deze gebouwen kunnen zijn aangepast vanwege een slecht

binnenklimaat (tocht, te warm en onvoldoende luchtkwaliteit). Anderzijds zijn er

ook veel volledig mechanisch geventileerde gebouwen met comfortproblemen.

Het is daarom essentieel om meer inzicht te ontwikkelen in effectieve

ventilatieprincipes, betere rekenmodellen en een robuustere regelstrategie voor

natuurlijk en hybride geventileerde gebouwen.

Natuurlijke en hybride ventilatieprincipes

Dr.ir. P.J.W. (Peter) van den Engel, ir. R.A.M. (Remco) Kemperman, H.J. (Heleen) Doolaard; Technische Universiteit Delft en Deerns raadgevende ingenieurs bv

Geavanceerd ontworpen natuurlijk en hybride geventileerde gebouwen hebben het vermo-gen om hoog gewaardeerd te worden door de gebruikers; niet alleen om fysische maar ook om psychologische redenen. De directe toevoer van buitenlucht kan leiden tot de volgende verbeteringen:- het verbeteren van luchtkwaliteit, uiteraard

mede afhankelijk van de omgeving van het gebouw;

- koeling van het gebouw, door buitenlucht van een lagere temperatuur toe te laten;

- het vergroten van de plaatselijke en gemid-delde luchtsnelheid als de binnentempera-tuur hoog is (comfortkoeling).

Het vergroten van de tevredenheid van de

gebruiker is één van de uitgangspunten van het ontwerp van tweede huidgevels of ramen, die ook in hoogbouw worden toegepast. In gebouwcertificeringssystemen als Breeam en Leeds krijgen gebouwen met te openen ramen extra punten en in het programma van eisen van de Rijksgebouwendienst zijn te openen ramen al jaren standaard.

BETERE LUCHTKWALITEITDe luchtkwaliteit kan worden gemeten door de CO2-niveaus vast te stellen. Maar er zijn ook andere belangrijke fysische en subjectieve elementen, zoals de geur van een boom of de ervaring van de natuur. Veel hiervan is moeilijk of niet te meten.

LAGER ENERGIEGEBRUIKVentilatorenergie bepaalt, samen met ener-giegebruik voor apparatuur en verlichting, voor het grootste deel de energievraag van een gebouw. Een goed geïsoleerd en tegen de zon beschermd gebouw met een efficiënte energieopwekking heeft weinig verwarmings- en koelenergie meer nodig. Ventilatorenergie kan worden verminderd door:- vermindering van de weerstand van alle

componenten van een ventilatiesysteem. Een luchtsnelheid van 1 tot 2 m/s wordt aanbevolen [4]. Bij natuurlijke ventilatiesys-temen is zelfs nog een lagere ontwerplucht-snelheid van 0,5 m/s wenselijk [5]. Kritische componenten zijn filters, warmteterugwin-

Gebaseerd op thermiek, zon en wind

TM0612_vdengel_2089.indd 8 4-6-2012 11:49:19

Page 8: TVVL juni 2012

9TVVL Magazine | 06 | 2012 VENTILATIE

systemen en geluidabsorberende kanalen. Het is evenwel mogelijk om ook deze elementen te integreren. In dat geval moet bijvoorbeeld worden gedacht aan elektro-statische filters, een dunne draad warmte-wisselaar of een platenwisselaar waar lucht met lage snelheid doorheen stroomt;

- natuurlijke ventilatie alleen gedurende een deel van de dag of het jaar als de buiten-omstandigheden gunstig zijn. Dit is het gebruikelijke gedrag bij te openen ramen, maar ramen zijn niet altijd ‘smart’ genoeg ontworpen voor zowel spui- als basisventi-latie;

- het ontwerp van gebouwen met natuurlijke toevoer, afvoer of allebei;

- het gebruik maken van natuurkrachten zoals interne of externe drukverschillen (ther-miek), zon en wind.

Het uiteindelijke doel is een gebouw dat, voor zover dat mogelijk is, volledig natuurlijk wordt geventileerd met een minimum gebruik van verwarming en koeling. Dit is mogelijk door:- beheersing van de volumestroom van toe-

en afvoer, na meting van het CO2-niveau van de lucht en door uitsluitend tijdens gebruiks-tijd te ventileren;

- toename van de ventilatie als de buitentem-peraturen niet te laag of te hoog zijn;

- warmteterugwinning met een lage weer-stand, indien nodig verbonden met een warmtepomp [6]. Als de temperatuurver-schillen tussen onttrokken en geleverde warmte klein zijn is de effectiviteit (COP) van de warmtepomp hoog.

ECONOMIEVoor een kosten/batenanalyse zijn verschil-lende factoren van belang:De kosten zullen toenemen door:- natuurlijke en hybride ventilatiesystemen

hebben alleen een laag energiegebruik als de volumestromen effectief worden beheerst. Een flowregeling is duur;

- bij natuurlijke ventilatie is de omvang van de kanalen meestal groter;

- hybride systemen hebben een mechanisch back-up system;

- een gevel met te openen ramen is duurder dan zonder [7]. Het openen van een raam op een vochtig warme zomerdag leidt tot een hogere koelvraag bij de centrale luchtbehan-delingskast. Opties om dit te voorkomen zijn dat in dat geval:

- de installatie gaat in de desbetreffende ruimte uit;

-het raam gaat automatisch dicht; - er gaat een waarschuwingslampje branden

zodat de gebruiker wordt gestimuleerd om het raam dicht te doen. Veel bewoners van

woningen doen de ramen overigens dicht als het buiten te warm wordt en de zon op de gevel schijnt. Dit is ook het gebruikelijke gedrag in Mediterrane landen.

Voordelen zijn:- natuurlijke ventilatie en te openen ramen

dragen naar verwachting bij tot een hogere productiviteit en vermindering van het ziek-teverzuim. Gebruikers accepteren ook een hogere of lagere binnentemperatuur [8];

- ventilatorenergie wordt verminderd, maar ook koelenergie door vrije koeling als het binnen warmer is dan buiten;

- afhankelijk van het ontwerpprincipe kan de totale lengte van het kanaalwerk worden verminderd.

RISICOBEOORDELINGNatuurlijk geventileerde gebouwen zijn gevoeliger voor verstoringen van de gewenste luchtstroming en voor tocht dan mechanisch geventileerde gebouwen. Opgemerkt moet worden dat dit ook komt door de wijze van beoordelen, die vaak te algemeen is. Natuurlijk geventileerde gebouwen vragen om een aparte vorm van risicobeoordeling, die nog niet beschikbaar is. Bijvoorbeeld: de soort turbulentie bij een open raam is anders dan bij gekoelde mechanisch toegevoerde lucht. De grootte en frequentieverdeling van wervels bij een open raam verschilt met die van mechani-sche toevoer, hetgeen vraagt om een andere vorm van tochtbeoordeling. Bovendien is het verwachtingspatroon van de gebruikers anders [8].

AANDACHTSPUNTENDe volgende aandachtspunten gelden:- in een volledig natuurlijk geventileerd

gebouw kan een enkel open raam het hele ventilatiesysteem verstoren. Al bij kleine drukverschillen komt veel meer lucht naar binnen dan voor luchtverversing alleen nodig is. Als de luchtkwaliteit in een gebouwcom-partiment goed blijft hoeft dit overigens niet altijd een probleem te zijn;

- mechanische systemen zijn meestal wel in staat om met ‘gemiddelde’ drukverschil-len door open ramen om te gaan, maar het is niet altijd duidelijk wat de acceptabele grenzen zijn;

- in natuurlijk geventileerde gebouwen zal een te openen raam geen verstoringen veroorza-ken als een gebouwcompartiment een eigen toe- en afvoer heeft [9];

- in kantoortuinen zijn niet alle personen in gelijke mate gevoelig voor tocht, zodat als deze hun eigen werkplek kunnen kiezen (bij het nieuwe werken) er minder risico is;

- koude toegevoerde lucht kan tocht ver-

oorzaken. Dit hangt af van de hoeveelheid toegevoerde lucht, de toevoertempera-tuur en de luchtsnelheid. De inductie van omringende ruimtelucht bepaalt mede de toevoertemperatuur en luchtsnelheid;

- bovenin een gebouw kan een toevoer, een afvoer worden. Een apart afvoersysteem op de bovenste lagen kan dit voorkomen;

- de luchtdichtheid van de gevel vraagt voldoende aandacht, hetgeen bij natuurlijk geventileerde gebouwen nogal eens over het hoofd wordt gezien.

NATUURLIJKE VENTILATIEPRINCIPES

Natuurlijke of hybride geventileerde gebou-wen zijn moeilijk te vergelijken. Luchttoe- en afvoer kan centraal of decentraal zijn georgani-seerd. Los hiervan is er een gevarieerd gebruik van thermiek, zon en wind. De belangrijkste verschillen zijn: (1) decentrale toe- en afvoer, (2) decentrale toevoer en centrale afvoer, (3) centrale toevoer en decentrale afvoer en (4) centrale toe- en afvoer. Er zijn daarbij allerlei combinaties mogelijk met mechani-sche ventilatie en koeling. Bovendien kan het ventilatieprincipe verschillen, met meng- of verdringingsventilatie als meest opvallende varianten. Als verdringingsventilatie wordt toegepast is het altijd nodig om de lucht voor te verwarmen tot bijna kamertemperatuur. Op de lange termijn zullen economische en praktische overwegingen medebepalend zijn welk systeem zal worden toegepast.

FYSISCHE PRINCIPESThermiek of het schoorsteen-effect is de belangrijkste drijvende kracht van natuur-lijke ventilatie en is voor het grootste deel voldoende om een gebouw te ventileren. Interessant is het zelfregelende effect van thermiek: hoe groter de warmtelast, hoe groter de luchtstroom en hoe groter het koeleffect. Onlangs zijn in Engeland en de Verenigde Staten diverse gebouwen neerge-zet die hiervan gebruik maken, maar ook bij deze gebouwen wordt al gebruik gemaakt van positieve winddruk in het toevoerplenum [5, 9, 10]. Gedurende bepaalde perioden van het jaar is in warme en gematigde klimaten extra verwarming van de schoorsteen nodig om de ventilatiestroom op gang te houden of is koeling gewenst. Voor een gematigd klimaat, en bij een beperkte interne en externe warmte-last, kan het aanvullend gewenst zijn om ook gebruik te maken van zon en wind zodat een groter gemiddeld drukverschil ontstaat. Dit kan nodig zijn bij lage binnentemperaturen in de zomer, waarbij het schoorsteeneffect vermindert of geheel wegvalt. Gebouwen met natuurlijke toevoer via de gevel kunnen last

TM0612_vdengel_2089.indd 9 4-6-2012 11:49:20

Page 9: TVVL juni 2012

10 TVVL Magazine | 06 | 2012 VENTILATIE

hebben van grote negatieve drukverschillen, waar gebouwen met natuurlijke toevoer via een centraal atrium of schachten minder last van hebben. Warmteterugwinning in de afvoer kan nodig zijn om de warmte- en koudevraag te verminderen, maar dit hangt ook af van de effectiviteit van de beheersing van de volume-stromen. De in- en externe warmte in combi-natie met de gebouwmassa (thermische accu) kunnen voor een groot deel het warmteverlies compenseren.

THERMIEKThermiek is effectief als de binnentemperatuur hoger is dan de buitentemperatuur. Koude bui-tenlucht met een grotere dichtheid vervangt warme binnenlucht met een lagere dichtheid. In principe zijn de interne warmtebronnen al voldoende om een gebouw te ventileren. In het koelseizoen waarbij er kleinere drukverschillen zijn, is er een vergroot risico op terugstro-ming. Thermiek kan worden versterkt door de hoogte van een afvoerschacht, verhoging van de oppervlaktetemperatuur van de schacht of door een lagere druk in de schacht als gevolg van de wind. Een andere ontwerpoptie is een gebouwontwerp waarbij retour-luchtstromen een andere vorm van ventilatie zijn. Dit vraagt om een specifiek ontwerp.

WINDWind is bijna altijd aanwezig, maar hoe deze voor een ventilatiesysteem effectief kan worden gebruikt wordt niet altijd goed begrepen. Gebouwen met atria en schachten hebben meer mogelijkheden wind te benut-ten, zowel ter ondersteuning van de toevoer als de afvoer. Terugslagkleppen kunnen hier goed worden toegepast. Kustgebieden hebben meer wind. De windsnelheid neemt toe met de hoogte van het gebouw ten opzichte van de omgeving en de druk is het laagst bij het dak van een gebouw. Onderdruk kan worden versterkt door de vorm van het gebouw en de vorm van de afvoer. Mogelijkheden zijn een afvoer in een venturivorm of een afvoer die met de wind mee kan draaien [11, 12]. De onderdruk boven het dak moet altijd aanzien-lijk lager zijn dan de druk op de toevoer.

ZONHoge buitentemperaturen gaan altijd samen met veel zonneschijn. Vaak is er dan weinig wind. In perioden met weinig thermiek en wind kan de zon de rol van thermiek overnemen en de afvoer verwarmen. Hoe groter het collec-toroppervlak hoe meer energie beschikbaar is. Vaak worden atriumdaken hiervoor gebruikt. Het is natuurlijk ook altijd mogelijk om zon-neschijn om te zetten in elektrische energie en een ventilator aan te drijven. Bij een lagedruk-

-Figuur 1- Weergave van het ventilatieprincipe en rekenmodel, zoals ingevoerd in

Trnsys/TrnFlow (boven). De gebouwvorm is ook in CFD (Phoenics) gesimuleerd. De

zonneschoorstenen bevinden zich aan de uiteinden van het gebouw en zijn bouwkundig goed

inpasbaar (linksonder). Ook andere schoorsteenontwerpen zijn onderzocht (figuur 2 en 3).

TM0612_vdengel_2089.indd 10 4-6-2012 11:49:25

Page 10: TVVL juni 2012

TVVL Magazine | 06 | 2012 VENTILATIE

systeem (randvoorwaarde) is maar weinig vermogen en collectoroppervlak nodig.

SIMULATIESIn CFD (Phoenics) en Trnsys/TrnFlow is een model ontwikkeld, waarbij een gebouw met een centrale vorm van luchttoe- en afvoer is gesimuleerd (figuur 1).De volgende uitgangspunten en setpoints zijn gehanteerd:- minimum temperatuur 20 oC;- maximum temperatuur 25 oC;- gebruikstijd van het gebouw van 7:00 tot

19:00 uur;- het ventilatiesysteem wordt uitgezet als het

gebouw niet in gebruik is;- de interne warmte is 35 W/m2;- de gesloten delen van de gevel hebben een

U-waarde van 0,23 W/m2K;- de U-waarde van glas met kozijn is 1,6 W/

m2K; - de g(ZTA)-waarde van het glas is 0,67, het

glaspercentage is 30%; de g-waarde van de zonwering is 0,40 (zonwering niet helemaal dicht vanwege het uitzicht);

- het infiltratievoud is 0,1;- ventilatie > 50 m3/h per persoon;- grootte van het gebouw 13.050 m2 b.v.o.;- zonnecollectoren: breedte 7 m, hoogte

28,5 m, oriëntatie oost, zuid en west.

CFD-RESULTATENHet afvoersysteem heeft één centrale afvoer in het midden van het gebouw of drie kleine afvoeren aan de uiteinden van het gebouw. De luchttoevoer bevindt zich juist onder de bovenkant van het gebouw in een zone met overdruk (figuur 2c). De onderdruk in de afvoer kan worden vergroot door een venturivorm (figuur 2a en 2b). Het afvoersysteem kan ook gebruik maken van zonne-energie indien deze geïntegreerd is met de gevel. De CFD-simulaties laten zien dat er altijd een zone is waar de druk positief is en die gebruikt kan worden voor luchttoevoer. De negatieve druk voor de afvoer kan worden vergroot. (De lage druk bij de dakrand kan deels veroorzaakt zijn door de keuze van het rekengrid dat in dit geval vrij grof van structuur is.)

RESULTATENTabel 1 laat zien dat het gemiddeld drukver-schil circa 39 Pa is, waardoor het interessanter wordt om specifieke componenten toe te voegen als elektrostatische filters en warm-teterugwinning. Uit de tabellen 1 en 2 kan worden afgeleid dat het gebouw gemiddeld twee keer te veel geventileerd wordt met een maximum van 6 keer bij veel wind en erg lage buitentemperaturen.Om de complexiteit van het simulatiemodel

11

a. De snelheid van 5

m/s wordt vergroot

tot circa 8 m/s door

de dakvorm

b. De bijbehorende

onderdruk is 30 Pa

c. Zone met

overdruk voor

luchttoevoer. Dit

is circa 2 m onder

het dak

d. Onderdruk

bij decentrale

schoorstenen,

geïntegreerd

in de gevel,

zodat ze ook als

zonneschoorstenen

kunnen worden

gebruikt

-Figuur 2- Geavanceerd gebruik van over- en onderdruk bij natuurlijke

ventilatiesystemen, verschillende mogelijkheden

TM0612_vdengel_2089.indd 11 4-6-2012 11:49:26

Page 11: TVVL juni 2012

12 TVVL Magazine | 06 | 2012 VENTILATIE

-Tabel 2- Deel van de gebruikstijd met voldoende ventilatie [Qv > 0,5m3/s per kantoorverdieping]

Storey Gemiddelde maximum ventilatie-volume-stroom [m3/s]

Gemiddelde ven-tilatievolume-stroom[m3/s]

Relatieve standaard-afwijking

[%]

Gemiddeld maximum

drukverschil[Pa]

Gemiddeld minimum

drukverschil [Pa]

Gemiddeld drukver-schil [Pa]

Relatieve standaard-

afwijking [%]

0th 3,19 1,26 28 329 3,3 39,3 70

1st 3,03 1,16 29 326 4,0 39,4 69

2nd 2,79 1,03 30 329 4,1 39,4 69

3rd 2,59 0,92 31 328 4,0 39.4 69

4th 2,91 0.98 33 329 4,0 39,5 69

5th 3,15 1,00 36 329 3,9 39,6 69

6th 3,22 0,95 41 330 3,8 39,6 69

7th 3,29 0,88 49 331 3,8 39,8 69

gemiddeld 1,02 39,6

-Tabel 1- Ventilatievolumestroom en totale drijvende kracht voor de verschillende verdiepingen (vereist is 0,5 m3/s per kantoorverdieping)

energiegebruik dicht in de buurt van het pas-sieve gebouwniveau van circa 1,5 m3 gasequi-valent per m2 per jaar.De meest opvallende besparing door natuur-lijke ventilatie is de vermindering van ventila-torenergie. Besparingen worden bereikt door een systeem met hoge of gemiddelde druk te verlagen naar een systeem met lage druk [4]. Vergeleken met een systeem met 1.000 Pa drukverschil tussen toe- en afvoer, nog niet eens erg hoog in de utiliteitsbouw, kan op jaarbasis 93.000 kWh worden bespaard.Als het natuurlijke systeem wordt vergeleken met mechanisch en zeer lage druksysteem van 10 Pa, kan een combinatie met venturi-dak en zonneschoorsteen al 99% van de tijd natuurlijk functioneren. Vergeleken met een lage druksysteem van 200 Pa is dit 43% van de tijd. Zelfs bij een 1.000 Pa systeem kan een venturidak nog 20% besparen (tabel 3). Tabel 4 laat zien wat de afzonderlijke bijdrage is van thermiek, wind en zon gerelateerd aan het gemiddelde totale drukverschil in het systeem.Als decentrale venturi-afvoeren worden toege-

Verdieping NoordvleugelWestoriëntatie van de zon-

neschoorsteen[%]

ZuidoostvleugelZW/ZO-oriëntatie van de zonne-

schoorsteen [%]

ZuidwestvleugelZO/ZW-oriëntatie van de zonne-

schoorsteen[%]

0 99,3 99,5 99,5

1 99,1 99,3 99,3

2 98,3 98,8 98,7

3 96.8 97,7 97,4

4 97,8 98,6 98,4

5 97,7 98,7 98,4

6 93,5 97,0 95,8

7 78,1 86,7 83,7

gemiddeld 95,1 97,0 97,0

Verwarmingsenergie[MJ/(m2jaar)]

Equivalent gasge-bruik voor verwar-

ming [m3/(m2jaar)]

Gemiddeld 226,9 7,2

Ventilatorenergiegebruik

Ventilatorener-giegebruik in

combinatie met thermiek, wind en zon [kWh]

Ventilatorenergie-gebruik bij alleen mechanische ven-

tilatie [kWh]

Mate van energiebe-sparing [%]

een zeer duurzaam lage druk 10 Pa-systeem

11 927 99

een lage druk 200 Pa-systeem

10.635 18.792 43

een conventioneel 1.000 Pa-systeem

75.796 93.960 20

-Tabel 3- Energiegebruik

te beperken zijn de openingen van een vaste afmeting ontworpen. Dit leidt tot de in tabel 1 genoemde hogere ventilatiestromen bij lage buitentemperaturen. Een ander punt van aandacht is de vermindering van gelijktijdig verwarmen en koelen in koele of warme

zones.van het gebouw. Daarnaast valt met warmteterugwinning energie te besparen. In combinatie met een betere controle van de volumestromen kan het berekende gebruik van 7 m3 aardgasequivalent per m2 per jaar naar verwachting worden teruggebracht naar een

TM0612_vdengel_2089.indd 12 4-6-2012 11:49:27

Page 12: TVVL juni 2012

13TVVL Magazine | 06 | 2012 VENTILATIE

past (figuur 3), wordt het benuttingseffect van de wind weliswaar kleiner, maar blijft dit nog steeds groot.In tabel 5 is de bijdrage van thermiek, wind en zon van de verschillende componenten meer in detail weergegeven.

DISCUSSIE1. Het onderzoek laat het grote vermogen van

natuurkrachten zien om ventilatorenergie te verminderen, zelfs bij volledige mechani-sche ventilatie.

2. De meeste besparingen op ventilato-renergie zijn mogelijk door een lage druk ventilatiesysteem te ontwerpen.

3. Voor een gebouw van gemiddelde grootte in een gematigd klimaat is een gemiddeld natuurlijk drukverschil van 39 Pa haalbaar. De bijdrage van elk van de natuurkrachten moet apart worden beoordeeld.

4. Afhankelijk van de kwaliteiten van de regeltechniek van het ventilatie-, verwar-mings- en koelsysteem en de beschikbaar-heid van warmteterugwinning is een laag energiegebruik voor verwarming en koeling mogelijk, dicht in de buurt van die van passieve gebouwen. Om dit aspect in detail te kunnen beoordelen is nog aanvullend onderzoek nodig.

5. Integratie van te openen ramen bij natuur-lijk geventileerde gebouwen vraagt meer aandacht. Ontwerpmogelijkheden zijn: terugslagkleppen, volumestroomregelaars en een aparte toe- en afvoer voor een gebouwcompartiment [9].

LITERATUUR1. Bordass B, Cohen R, Sandeven M, Leaman

A. Assessing building performance in use: energy performance of the PROBE buil-

dings. Building Research and Information 29 (2) (2001) 114-128.

2. Hellwig R.T., Brasche S., Bischof W.. Thermal Comfort in Offices – Natural Ventilation vs. Air Conditioning, Proceedings of congress Comfort and Energy Use in Buildings – Getting it Right, Winsor 2006.

3. Brager G., Baker L., Occupant Satisfaction in Mixed-Mode Buildings. Proceedings of Conference: Air Conditioning and the Low Carbon Cooling Challenge, Cumberland Lodge, Windsor, UK, 27-29 July 2008. London: Network for Comfort and Energy Use in Buildings.

4. Gräslund J. Simple and reliable constant pressure ventilation for nZEB. Rehva Journal May 2011.

5. Lomas KJ. Architectural design of an advan-ced naturally ventilated building form. Energy and Buildings 39 (2007) 166–181.

6. Christensen MS. Natural Ventilation with Heat Recovery and Cooling (Nvhrc). Rehva Journal September 2010.

7. Guzowski M. The “costs” of operable windows. Environmental Design Research Association (EDRA) Conference. June 2003.

8. Brager GS, Paliaga G, Dear R de. Operable windows, personal control and occupant comfort. Ashrae Transactions 2004, Vol. 110, Part 2.

9. Short CA, Lomas KJ, Woods BA. Design strategy for low-energy ventilation and cooling within an urban heat island. Building Research and Information 32 (3) (2004) 187-206.

10. Krausse B, Cook M, Lomas K. Environmental performance of a naturally ventilated city centre library. Energy and Buildings 39 (2007) 792–801.

11. Khan N, SU Y, Riffat SB. A review on wind

Totaal gemiddeld drukverschil

Drukverschil door thermische trek

Drukverschil door de wind

Drukverschil door de zon, ZO/ZW-oriëntatie

∆P gemiddeld [Pa] 39,6 19,6 18,5 2,1

Pa > 0 tijdens gebruikstijd [%] 100,0 98,2 100,0 71,2

Pa > 5 [%] 99,9 92,1 62,0 12,3

Pa > 10 [%] 98,0 79,4 45,4 0,3

Pa > 20 [%] 80,1 47,2 30,0 0,0

Thermische trek in de zonneschoorsteen;zuidoost/zuidwest

oriëntatie

Bijdrage zon; zuidoost/ zuidwest oriëntatie

Onderdruk door de afvoer bij centrale

venturi

Onderdruk door de afvoer bij decentrale

venturi’s

∆P gemiddeld [Pa] 21,7 2,1 18,3 9,2

Pa > 0 tijdens gebruik [%] 100 72 100 100

Pa > 5 [%] 98 17 68 51

Pa > 10 [%] 89 0 51 31

Pa > 20 [%] 55 0 31 13

-Tabel 4- Gemiddelde drukverschil opgewekt door de verschillende fysische elementen

-Tabel 5- Bijdrage van de verschillende componenten aan de drijvende kracht

-Figuur 3- Twee mogelijkheden van decentrale

afvoeren. De venturivorm geeft de beste

resultaten.

driven ventilation techniques. Energy and Buildings 40 (2008) 1586 – 1604.

12. Blocken B, Hooff T van, Aanen L. Bronsema B. Computational analysis of the perfor-mance of a venturi-shaped roof for natural ventilation: venture-effect versus wind-blocking effect. Computers & Fluids 26 April 2011.

Het onderzoek is geïnspireerd door en gebaseerd

op het researchproject ‘Earth, Wind & Fire – Air-

conditioning powered by Nature’ (Bronsema 2010).

Referenties: Bronsema, B., 2010. Earth, Wind & Fire –

Air-conditioning powered by nature. 10th Rehva World

Congress Clima 2010, 9-12 May, Antalya, Turkey.

TM0612_vdengel_2089.indd 13 4-6-2012 11:49:29

Page 13: TVVL juni 2012

14 TVVL Magazine | 06 | 2012 REGELGEVING

Op 1 april jl. is het nieuwe Bouwbesluit in werking getreden. Met het Bouwbesluit

2012 wordt de regelgeving rond de bouw in Nederland een stuk logischer en

overzichtelijker. De regels en voorschriften zijn vanaf nu eenduidig: ze gelden

overal en voor iedereen. Dat is belangrijk, omdat ondernemers gebaat zijn bij

duidelijkheid. Optimaal presteren en inspelen op nieuwe mogelijkheden gaat nu

eenmaal het beste op een speelveld waar iedereen dezelfde kansen heeft. Vanuit de

installatiebranche is Uneto-VNI nauw betrokken geweest bij het samenstellen en

formuleren van de nieuwe verzameling regels en voorschriften. In dit artikel staan

de belangrijkste wijzigingen op een rijtje.

We kunnen vooruit met het Bouwbesluit

Dick Reijman, woordvoerder/pr-adviseur Uneto-VNI

Het vorige Bouwbesluit dateert uit 2003. Sindsdien is er veel veranderd, ook in de bouw. De Rijksoverheid heeft daarom in samenwer-king met diverse organisaties en instanties gewerkt aan een nieuwe versie, die eind augus-tus 2011 is gepubliceerd in het Staatsblad en na wat wijzigingen en aanvullingen in december van het afgelopen jaar is afgerond. Het Bouwbesluit 2003 bestond uit de bouw-technische voorschriften waar bouwwerken en hun installaties aan moeten voldoen. Het Bouwbesluit 2012 gaat verder en bevat ook een aantal voorschriften voor het gebruik van gebouwen en het bouwproces. Het gaat dan met name over onderwerpen als brandveilig-heid, de aansluiting op nutsvoorzieningen, de bereikbaarheid en de geluidshinder tijdens de bouw. Daarbij moet worden aangetekend dat het Bouwbesluit uitsluitend toetst op minimale prestaties; de wens van de markt ligt doorgaans op een veel hoger niveau.

VERSCHILLENUiteraard zijn in het nieuwe Bouwbesluit tal van nieuwe regels en voorschriften opge-

nomen. Maar de belangrijkste verschillen tussen het nieuwe en het oude Bouwbesluit zitten niet in de details, maar in de vorm en de reikwijdte. Een belangrijk doel was vanaf het begin om te komen tot een toegankelijker en makkelijker leesbaar Bouwbesluit. Geen ondoordringbaar juridisch boekwerk, maar een waardevol en bruikbaar instrument voor de praktijk. Dat doel is helaas niet volledig bereikt: de materie blijft omvangrijk en lastig, maar het Bouwbesluit 2012 is in elk geval een flinke stap in de goede richting.Een tweede opvallend verschil met het Bouwbesluit van 2003 is de algemene geldigheid. Tot nu toe is het zo dat in diverse gemeenten in ons land afwijkende en aanvul-lende voorschriften gelden. Zulke uitzonde-ringen maken de basis van het Bouwbesluit zwakker en zorgen voor veel verwarring. Uneto-VNI heeft er sterk op aangedrongen om te komen tot één Bouwbesluit en die inspan-ningen hebben effect gehad. Met het nieuwe Bouwbesluit heeft de branche een duidelijk uitgangspunt voor efficiency en slagvaardig-heid.

OVERLEGHet Bouwbesluit 2012 is een goed voorbeeld van de manier waarop constructief overleg tot goede resultaten kan leiden. Het nieuwe Bouwbesluit is een Algemene Maatregel van Bestuur, maar is niet van bovenaf opgelegd. De inhoud is tot stand gekomen na langdurig en intensief overleg tussen diverse branche-partijen:- Overlegplatform Bouwregelgeving;- Klankbordgroep Gebruiksbesluit;- Adviescommissie praktijktoepassing brand-

veiligheidsvoorschriften;- Diverse organisaties onder leiding van

de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland.

WAT VERANDERT ER?Doordat het Bouwbesluit 2012 verder gaat dan eerdere versies, komt de installateur in veel gevallen in een eerder stadium in beeld dan in het verleden. Hierna zijn de belangrijkste gevolgen van het Bouwbesluit 2012 voor de installateur samengevat. Zoekt u specifieke, gedetailleerde informatie, dan kunt u terecht

Wat betekenen de nieuwe regels in de praktijk?

TM0612_reijman_2094.indd 14 4-6-2012 11:52:36

Page 14: TVVL juni 2012

15TVVL Magazine | 06 | 2012 REGELGEVING

bij andere, meer uitgebreide publicaties van Uneto-VNI over het Bouwbesluit. Een overzicht daarvan vindt u aan het eind van dit artikel.

GELUID EN VENTILATIEHet Bouwbesluit 2003 stelt geen beperkin-gen aan het geluidsniveau van de installaties binnen een gebouw of woning. Het nieuwe Bouwbesluit doet dat voor nieuw te bouwen woningen, kinderdagverblijven en scholen wel. De installaties (mechanische voorzieningen) voor luchtverversing, warmteopwekking en warmteterugwinning mogen in het verblijfs-gebied van een woning niet meer geluid voortbrengen dan 30 dB. In een verblijfsgebied van een kinderdagverblijf of school mag het geluidsniveau niet hoger zijn dan 35 dB. In de praktijk blijkt dat bewoners en gebruikers van gebouwen geneigd zijn het ventilatiesys-teem lager te zetten of zelfs uit te schakelen wanneer ze last hebben van het geluid. Door het geluid van deze belangrijke instal-laties aan een maximum te binden, kan het Bouwbesluit bijdragen aan een veilig en gezond binnenklimaat. Deze nieuwe eis kan betekenen dat ventilatiekanalen een grotere doorsnede moeten krijgen om zo minder geluid te produceren. Ook andere geluiddem-pende voorzieningen aan de installatie kunnen noodzakelijk blijken.Volgens het Bouwbesluit 2003 geldt een voorgeschreven ventilatiecapaciteit voor verblijfsgebieden en verblijfsruimten. De ventilatievoorziening moet bovendien regelbaar zijn. Dat voorschrift blijkt een bron van misverstanden. Om daar een eind aan te maken, stelt het Bouwbesluit 2012 dat de ventilatievoorziening vier regelstanden moet hebben. [Inmiddels is bekendgemaakt dat deze eis uitsluitend geldt voor natuurlijke ventilatie. Dit artikel zal bij de eerstvolgende correctie-ronde van het Bouwbesluit worden aangepast.] De nulstand moet zorgen voor maximaal 10% van de voorgeschreven ventilatiecapaciteit. In de minimumstand moet de voorziening 10 tot 20% van de voorgeschreven capaciteit leveren, in de laagstand 10 tot 30% en in de hoogstand 100%. Het Bouwbesluit 2003 maakt nog gebruik van het begrip ‘bezettingsgraadklasse van de gebruiksoppervlakte of het verblijfsgebied’. In het nieuwe Bouwbesluit is gekozen voor de personenbenadering. Daardoor hebben we te maken met enkele nieuwe voorschriften en gebruikseisen. Het nieuwe Bouwbesluit bepaalt de vereiste hoeveelheid luchtverver-sing in een woning nog steeds aan de hand van de vloeroppervlakte. In de utiliteitsbouw gebeurt dat voortaan op basis van het aantal personen waarvoor de ruimte is bestemd.

METERKAST: NOG NODIG?Het Bouwbesluit 2003 schrijft voor nieuw-bouw nog een meterruimte voor, maar in het nieuwe Bouwbesluit komt die eis niet meer voor: de meters moeten in een technische ruimte worden geplaatst, maar een speciale meterruimte is niet meer nodig. In de praktijk zullen de beheerders van de openbare gas-, water- en elektriciteitsnetten waarschijnlijk wél eisen blijven stellen aan meterkasten.

DRINKWATER, WARM WATER EN WATERAFVOER

Een drinkwatervoorziening is volgens het Bouwbesluit 2012 in een nieuw gebouw geen absolute vereiste meer. Als het gebouw brand-slanghaspels moet hebben, is een voorziening voor drinkwater wél verplicht. De drinkwa-tervoorziening moet dan voldoen aan NEN 1006+A3 2011. Een voorziening voor drinkwa-ter moet in principe aangesloten zijn op het (openbare) distributienet voor drinkwater.

Alleen als een te lange of te dure aansluitlei-ding nodig is, is een uitzondering mogelijk. Ook een voorziening voor warm water is niet langer vereist, maar als een gebouw zo’n voorziening wél krijgt, moet ook die voldoen aan de genoemde NEN-standaard. In de NEN-voorschriften staat onder meer dat het drinkwater niet warmer mag worden dan 25°C en dat ‘hotspots’ dus niet mogen voorkomen. Een installateur zou zijn opdrachtgever hier altijd op moeten wijzen. In de toelichting op het Bouwbesluit wordt voor het voorkomen van hotspots verwezen naar ISSO/SBR 811en de ISSO-checklist hotspots in waterleidingen.In het nieuwe Bouwbesluit hoeft een afvoer-voorziening voor afvalwater geen aansluiting meer te hebben op het openbaar riool. Verder vormt de leiding buiten het gebouw voort-aan een onderdeel van de buitenriolering. Het schrappen van deze eisen betekent voor de installateur niet dat deze installaties achter-wege kunnen blijven. Zij worden privaatrech-

telijk wél voorgeschreven.

BRANDVEILIGHEIDVolgens het Bouwbesluit 2012 is een droge bluslei-ding in bepaalde gebou-wen voortaan verplicht. Bij oplevering van een nieuw gebouw moeten de droge blusleiding en de pompinstallatie worden getest. Het Bouwbesluit 2012 stelt nieuwe eisen aan de loopafstand tussen de brandslangaanslui-

Een drinkwatervoorziening is in een nieuw

gebouw geen absolute vereiste meer

TM0612_reijman_2094.indd 15 4-6-2012 11:52:38

Page 15: TVVL juni 2012

16 TVVL Magazine | 06 | 2012 REGELGEVING

ting van de droge blusleiding en een punt in het gebruiksgebied. Voor nieuwbouw is de maximale afstand 60 meter en voor bestaande bouw 110 meter. Het Bouwbesluit 2012 laat het aan het bevoegd gezag over of een gebouw een brandweeringang moet hebben. Het nieuwe Bouwbesluit bevat wel bepalingen voor situaties waarin een brandweeringang bij een brandmelding automatisch ontsloten moet worden.Bestaande brandmeldinstallaties die onder de voorschriften vallen, moeten een geldig inspectiecertificaat hebben, dat is afgege-ven op grond van het CCV-inspectieschema Brandmeldinstallaties. In het Gebruiksbesluit staat nu nog dat de installatie onder certifi-caat moet worden aangelegd. Dat voorschrift vervalt.

WANDCONTACTDOZEN EN VERLICHTING

Wandcontactdozen en aansluitpunten voor verlichting zijn in woningen en logiesgebou-wen niet langer verplicht. Heeft een gebouw een voorziening voor elektriciteit, dan moet die aangesloten zijn op het (openbare) distributie-net voor elektriciteit. Net als bij de voorziening voor drinkwater is een uitzondering alleen mogelijk als een te lange of te dure aansluitlei-ding nodig zou zijn.

VERLICHTINGHet nieuwe Bouwbesluit schrijft één algemene

verlichtingssterkte voor van 1 lux. Dit is een absolute ondergrens; veelal schrijft het bestek een hogere waarde voor. De personen-benadering is voortaan ook van toepassing op de vraag of noodverlichting vereist is. Met andere woorden: het aantal personen waarvoor de ruimte bestemd is, bepaalt of noodverlichting verplicht is. Voor onder meer perrons of parkeergarages is noodverlichting alleen vereist als de ruimte onder het meetniveau ligt.

MEER INFORMATIEHet Bouwbesluit 2012 biedt de installateur duidelijkheid. Om die duidelijkheid zo groot mogelijk te maken, heeft Uneto-VNI een aantal publicaties samengesteld met gedetail-leerde informatie over de inhoud van het nieuwe Bouwbesluit. Vooral de verschillen met het Bouwbesluit 2003 komen daarin overzich-telijk aan de orde.- Spoorboekje Bouwbesluit 2012. Een handige

uitgave waarin installateurs direct kunnen zien welke bouwvoorschriften direct of indirect van toepassing zijn. Het Spoorboekje is verdeeld in zeven deelgebieden: gastech-niek, ventilatietechniek, elektrotechniek, sanitaire techniek, daktechniek, energie- en milieuprestatie en brandalarmtechniek. Leden en niet-leden van Uneto-VNI kunnen

het Spoorboekje Bouwbesluit bestellen via de webshop van Uneto-VNI. Leden kunnen het Spoorboekje ook gratis downloaden via het LedenNet (dossier Bouwbesluit).

- Workshop Bouwbesluit 2012. In samenwer-king met CursusLoket heeft Uneto-VNI een workshop ontwikkeld die aandacht besteedt aan de veranderingen die het Bouwbesluit 2012 in de praktijk met zich meebrengt. Aan de hand van praktijkvoorbeelden en opdrachten krijgen de deelnemers praktische informatie over de nieuwe regelgeving;

- Websites. Het internet biedt op diverse plaatsen aanvullende informatie over het Bouwbesluit 2012:

-www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ bouwregelgeving; -Dossier Bouwbesluit: https://ledennet.uneto-vni.nl; -CursusLoket: www.cursusloket.nl.

Wandcontactdozen zijn in woningen en

logiesgebouwen niet langer verplicht

passie voor duurzame energie

ww

w.r

emo

n.c

om

duurzame energie

Marum | Dalfsen | Ospel 0594 64 80 80 0529 43 50 40 077 466 00 45

Waarom Remon?

• SIKB-erkend boorbedrijf

• open en gesloten bronsystemen

• grote en kleine boormachines, geschikt voor elk terrein

• landelijk opererende servicedienst - 24/7 service

• meer dan 25 jaar ervaring

Aardwarmte - ‚t zat er al in ...... en Remon haalt ‚t er weer voor u uit!Remon regelt voor installateurs, architecten en huiseigenaren het complete aardwarmte-systeem. En we leveren het sleutelklaar op tot aan de warmtepomp. Heel gemakkelijk, heel vertrouwd.

Waarom zo stellig? Omdat Remon het meest competente boorbedrijf van Nederland is en omdat we zorgvuldig geperfectioneerde techniek gebruiken.

Wat betekent dat in de praktijk?• we boren snel de benodige schachten, tot

300 meter diep• we berekenen deskundig de bijbehoren-

de leidingweerstanden• we werken netjes en schoon, zonder

graafwerk in het terrein of boormateriaal dat achterblijft rondom het boorgat

• we stemmen ‘t systeem af op uw behoeften• en we geven 25 jaar systeemgarantie

TM0612_reijman_2094.indd 16 4-6-2012 11:52:39

Page 16: TVVL juni 2012

www.technischeunie.com

Duurzaamheid is niet alleen een woord. Duurzaamheid moet je doen. Vandaar dat we ons assortiment en onze diensten vanaf heden meer ‘groen’ kleuren. Het vinden van zogenaamde ‘groene’ producten via de website is een stuk makkelijker geworden. Of het nu gaat om producten die energie besparen of zelfs energie opleveren. We geven adviezen voor alternatieve oplossingen die het milieu minder belasten, bijvoorbeeld op het gebied van efficiënt installeren. En we dragen ook ons steentje bij. Zo is Technische Unie gecertificeerd voor niveau 3 van de CO2-prestatieladder. Het bewijs dat techniek en ‘groen’ prima samen gaan.

Technische Unie. Daar heb je meer aan.

Bij alles wat we doen, denken we voortaan groen

advDuurzaamTU01_210x297.indd 1 29-04-11 10:47TM0612_17.indd 17 8-6-2012 9:22:29