Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De...

102
1 Tussen avondrood en zonsondergang Dr. W.Th. Boissevain (1880-1945) Discipel van Hoedemaker op eigen wijs HetHet Ni regret du passé, ni peur de l’avenir Het familiewapen en de wapenspreuk van het geslacht Boissevain. Naam: Henk Tijssen Studentnummer: 1749862 Opleiding: Doctoraal Scriptie Geschiedenis (MA) Rijksuniversiteit Groningen Adres: Sint Nicolaasdijk 175 8264 AG Kampen tel: 038-3336778 email: [email protected] Scriptiebegeleider: dr. D.J. Wolffram

Transcript of Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De...

Page 1: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

1

Tussen avondrood en zonsondergang

Dr. W.Th. Boissevain (1880-1945) Discipel van Hoedemaker op eigen wijs

HetHet

Ni regret du passé, ni peur de l’avenir Het familiewapen en de wapenspreuk van het geslacht Boissevain.

Naam: Henk Tijssen Studentnummer: 1749862 Opleiding: Doctoraal Scriptie Geschiedenis (MA)

Rijksuniversiteit Groningen Adres: Sint Nicolaasdijk 175

8264 AG Kampen tel: 038-3336778 email: [email protected]

Scriptiebegeleider: dr. D.J. Wolffram

Page 2: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

2

Inhoudsopgave Voorwoord 4 Inleiding 5 Hoofdstuk 1 Preludium (1880-1907) 7 1.1. Een oud hugenotengeslacht 7 1.2. De Boissevains en dr. H.F. Kohlbrugge 8 1.3. Doleantie te Amsterdam (1886) 10 1.4. Hoedemaker en zijn invloed op Boissevain 12 1.5. Student te Groningen 16 1.6. Zeitgeist 18 1.7. Naschrift 19 Hoofdstuk 2 Reorganisatie der kerk (1907-1920) 20 2.1. Predikant in het Zeeuwse Wilhelminadorp 20 2.1.1. Leertucht 22 2.1.2. De kerk en het volk 24 2.2. Predikant te Leiden. (1918-1920). De eerste periode… 26 2.2.1. ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’ 28 2.3. Naschrift 30 Hoofdstuk 3 Reformatie der kerk (1921-1933) 31 3.1. Predikant te Leiden (1920-1934). De tweede periode… 31 3.2. Boissevain en de NCSV 33 3.3. De Universiteit van Leiden 35 3.4. Internationale invloeden 37 3.5. Promotie aan de Universiteit van Amsterdam 41 3.5.1. Evangelische Katholiciteit 42 3.5.2. De kansen der kerk 46 3.5.3. Reacties op het proefschrift 50 3.6. Boissevain en de Vereniging Kerkopbouw 54 3.7. Boissevain en de Liturgische Kring 55 3.8. Boissevain en Vox Theologica 57 3.9. Geen kerkelijk hoogleraarschap 57 3.10. Naschrift 58 Hoofdstuk 4 Regeneratie van het volk (1934-1945) 59 4.1. Boissevain en de NSB 59 4.2. Boissevain en de Orde van Getuigen van Christus 62 4.3. Boissevain en Ekering 65 4.4. Boissevain en Der Untergang des Abendlandes 67 4.5. NSB-pionier 69 4.5.1. Een Christelijke Staat 70 4.5.2. De kerk en de nationaal-socialistische staat 72

Page 3: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

3

4.6. Lingbeek, Locher en Schilder versus Boissevain 76 4.7. NSB-ideoloog en antisemiet 78 4.7.1. Christelijk Cultuurbolsjewisme 80 4.7.2. De kerk op den tweesprong 82 4.8. Contacten binnen de NSB 85 4.9. NSB-predikant te Leiden (1935-1944). De derde periode…87 4.10. Naschrift 90 Hoofdstuk 5 Coda 91 5.1. Boissevains ontwikkeling. Een vergelijking met Rasker 91 5.2. Eindconclusie 92 Slotakkoord Nederland, schik u om uw God te ontmoeten 95 Literatuurlijst 96 Lijst van geraadpleegde artikelen 101 Archieflijst 102

Page 4: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

4

Voorwoord De compositie van het leven van de discipel van Hoedemaker op eigen wijs, Wilhelm Theodor Boissevain (1880-1945) is klaar. Zijn familiewapenspreuk luidt: ‘Geen spijt van het verleden, geen angst voor de toekomst.’ Hij heeft geleefd tussen het avondrood van het fin-de-siècle en de zonsondergang van de tweede wereldoorlog. Na de Heere, Die kracht, wijsheid en leven geeft, wil ik dr. D.J. Wolffram hartelijk danken voor de fijne en ter zake kundige begeleiding die hij heeft gegeven gedurende het schrijfproces. Tevens wil ik dr. E. Mackay, geschiedfilosoof en docent aan de Christelijke Hogeschool ‘De Driestar’ te Gouda hartelijk danken voor zijn opmerkingen die hij gemaakt heeft bij het lezen van de eindversie. Mijn collega’s, drs. P. Hakvoort en drs. S. Nentjes wil ik danken voor de laatste controle van de tekst. Verder wil ik van de gelegenheid gebruik maken om drs. M. den Admirant uit ’s-Gravenhage te bedanken, evenals de heer T. van Es uit Alblasserdam, dr. H. Klink uit Hoornaar, mevrouw H. Kohlbrugge uit Utrecht, mevrouw H.S. Boissevain uit Oegstgeest en de heer H. Berkhout van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam voor de bereidwillige hulp in het zoeken naar informatie. Een bijzonder woord van dank wil ik richten aan drs. J.F. Seijlhouwer, archivaris van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), onderdeel van de Vrije Universiteit te Amsterdam die mij archiefmateriaal ter beschikking heeft gesteld. Dit geldt ook voor de heer A.J. Barth, archivaris van de gemeente Goes, die mij de kerkenraadnotulen van de Nederlandse Hervormde gemeente van Wilhelminadorp uit onderhavige periode heeft toegestuurd. Voorts heb ik de bereidwillige hulp van het personeel van het Regionaal Archief Leiden zeer op prijs gesteld. Zij hebben mij de mogelijkheid gegeven om materiaal in te zien wat nog niet officieel gearchiveerd is. Eveneens een woord van dank aan de heer J. Roos uit Moordrecht die mij verschillende exemplaren van het blad Evangelie en volk heeft doen toekomen. Ook wil ik vanaf deze plaats de medewerkers van de bibliotheek van de Protestantse Theologische Universiteit (PThUK) te Kampen en van de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) te Kampen hartelijk danken voor hun medewerking. Tenslotte wil ik mijn vrouw Ina en kinderen Jacko en Annerieke bedanken voor de tijd die ze mij hebben gegeven om deze scriptie te kunnen schrijven. De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen van de heer J.W. Duvekot en de verhalen van de heer J.J. van Houdt Dzn. tijdens het werk in de landbouw hebben in sterke mate bijgedragen aan mijn interesse voor (kerk)geschiedenis. De beoefening van geschiedenis is a way of life, omdat het in mijn ogen om heilsgeschiedenis gaat; God brengt Zijn Kerk bijeen in de tijd, zodat zij Hem straks loven en danken zullen in de eeuwigheid. Ik weet dat dit naar de huidige maatstaven moeilijk wetenschappelijk te bewijzen valt, het is echter wel werkelijkheid. Geloofswerkelijkheid weliswaar, maar daarom niet minder relevant. Het is mijn wens dat Gods Woord weer gezag mag krijgen in kerk en staat, in land en volk, in jong en oud; wij verwachten die dag met een groot verlangen… ‘������ � ����� ��’ Eltheto Hè Basileia Sou! Kampen, juni 2008 Henk Tijssen

Page 5: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

5

Inleiding Het is op zijn minst merkwaardig te noemen dat er nooit een uitgebreid onderzoek naar de persoon en het werk van Wilhelm Theodor Boissevain (1880-1945) is gedaan. Hij wordt door Rost van Tonningen ‘de meest intellectuele NSB-er’ genoemd, een partijideoloog. Zo heeft hij een belangrijke bijdrage geleverd aan het winnen van het protestants-christelijk volksdeel voor de Nationaal Socialistische Beweging (NSB). Natuurlijk is dit geen verheffend feit, maar het geeft wel aan dat hij veel invloed heeft gehad. Het leven van Wilhelm Theodor Boissevain lijkt oppervlakkig beschouwd vol tegenstrijdigheid te zitten. Achteraf kunnen wij -ethisch gezien- mensen die de verkeerde keuze hebben gemaakt niet goed begrijpen, omdat wij het interbellum en de tweede wereldoorlog ‘hineininterpretieren.’ Wij weten van de gruweldaden van de Duitse bezetter, we hebben kennis van de ‘Endlösung’ der Joden en der zigeuners. We zien daarom elke NSB-er als een landverrader en daarmee doen we velen van hen tot op zekere hoogte onrecht. Boissevain heeft gedachten achtergelaten die aangeven dat met goede bedoelingen verkeerde keuzes gemaakt kunnen worden. Tom Potoms schrijft met betrekking hierop in een essay: ‘De geschiedenis laat ons zien dat het juist de goede bedoelingen zijn die flinke schade toebrengen aan samenleving en cultuur. Liberalen, socialisten, communisten, fascisten en nazi’s – allemaal hadden ze goede bedoelingen. In al hun ideologische programma’s ging het om het welzijn en welvaren van het individu, van een bepaalde klasse of van een bepaald volk. En allemaal gaven ze in hun analyse van het probleem de schuld aan de Traditie. Al het slechte en kwade schoven ze op het bordje van de geschiedenis. En allemaal hadden ze oplossingen voor het historisch probleem, zij het de een wat genuanceerder dan de ander. (…) Nog steeds meent men dat door opheffing van alle beperkingen van de grillen en lusten van de mens een vreedzame en harmonische samenleving kan worden bereikt. Dit waandenkbeeld vormt nog altijd de leidraad in het denken van onze politieke en culturele elite’1. Volgens mij is deze vraag - Hoe komt het dat er met goede bedoelingen verkeerde keuzes worden gemaakt? - nog steeds actueel. Dit is de reden waarom ik een verklaring wil zoeken voor de overgang van de Hervormde predikant Boissevain naar de NSB. Ik wil achterhalen wat Boissevains drijfveren zijn geweest om lid van de NSB te worden. Hoe zijn visie op kerk en staat is en hoe deze inzichten gestalte hebben gekregen in zijn geschriften. Ook wil ik hem plaatsen in zijn tijd, de periode van de twee wereldoorlogen en het interbellum. Mijn probleemstelling luidt: In hoeverre is het verklaarbaar dat Boissevain als discipel van Hoedemaker overgegaan is naar de NSB en binnen deze partij een prominente rol heeft vervuld? Door middel van de volgende deelvragen wil ik tot een betere uitwerking van mijn probleemstelling komen.

1. Wat is de plaats van Boissevain in de Nederlandse Hervormde kerk? Hoe verhoudt zich het culturele klimaat in relatie tot het intellectuele klimaat tijdens het interbellum in Nederland?

2. Wat is Boissevains visie op de staat? Waar ligt de verklaring voor de overgang naar de NSB? Is er sowieso een verklaring te vinden?

3. Welke invloed heeft Boissevain binnen de NSB uitgeoefend? Welke invloed heeft Boissevain in de Hervormde kerk tijdens de Duitse bezetting uitgeoefend?

Boissevain heeft terecht opgemerkt dat het leven zichzelf niet analyseert. Hij heeft zijn eigen leven waarschijnlijk anders gezien dan ik, die het nu achteraf interpreteer. Het leven van Boissevain is te beschouwen als een muziekstuk dat de titel: Tussen avondrood en

1 Tom Potoms, ‘Wat Icarus ons leert’ in: Bitter Lemon magazine, (no. 2), 21. (Het tijdschrift behandelt onderwerpen over het conservatisme, onderwijs en oud- en nieuw Christendom).

Page 6: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

6

zonsondergang meekrijgt. Deze titel is kenmerkend voor de periode waarin Boissevain leeft. Aan de ene kant het fin-de-siècle gevoel (avondrood) en aan de andere kant de ondergangsstemming van de wereldoorlogen. Er zijn talloze verwijzingen naar ondergang, schemering, schermen in de schemering, Der Untergang des Abendlandes, etc. Kierkegaards redevoering getiteld Hij moet wassen, ik moet minder worden begint met: ‘Een oud spreekwoord zegt, dat iedereen liever naar de opgaande zon dan naar de ondergaande zon kijkt. Hoezo iedereen? Soms ook diegene wiens zon het is, die ondergaat? Maar waarom zou hij het niet doen? De opgaande zon schijnt voor hem toch net zo goed als voor alle anderen, ja misschien schijnt zij wel het scherpst in zijn ogen, juist omdat die glans van die opgaande zon verduisterend zijn ondergang bespoedigt?’2. Het is een treffende beschrijving van Boissevains leven. Hij ziet een opgaande zon voor zich en spreekt dit optimisme regelmatig uit, maar deze opgaande zon bespoedigt verduisterend zijn ondergang. Tussen avondrood en zonsondergang. Boissevains leven is in te delen in drie periodes. Deze drie periodes hebben een opmerkelijke overeenkomst met de drieslag die zijn leermeester Hoedemaker heeft ontwikkeld; reorganisatie der kerk, reformatie der kerk en regeneratie van het volk. Zowel reorganisatie van de kerk als regeneratie van het volk kan leiden tot reformatie der kerk, dus anders gezegd er is een weg via de kerk en een weg via de staat om tot kerkherstel te komen. Boissevain heeft beide bewandeld. Overigens volgt Boissevain Hoedemaker niet in alles, hij volgt hem op eigen wijs. Wanneer er in het vervolg over Boissevains eerste, tweede of derde periode wordt gesproken, dan wordt de indeling bedoeld zoals in het hiernavolgende wordt uitgelegd. Boissevains leven zie ik als een muziekstuk met een preludium en een coda gecomponeerd in de klassieke Weense rondovorm. Het eerste hoofdstuk ‘Preludium’ behandelt Wilhelm Theodors afkomst; zijn godsdienstige opvoeding en studietijd passeren de revue. In dit hoofdstuk ligt een sterke nadruk op de figuren van Kohlbrugge, Hoedemaker en de Groningse professoren. Dit deel loopt tot 24 november 1907, dan wordt hij bevestigd als predikant te Wilhelminadorp. Het preludium is voorbij en het muziekstuk vangt aan. Hoofdstuk 2 beschrijft Boissevains eerste streven en vormt tevens zijn eerste periode: ‘Reorganisatie van de kerk.’ Hij heeft in deze tijd een hecht gezinsleven, maar dit eindigt abrupt. Op 24 november 1920 wordt de echtscheiding ingeschreven. Het middengedeelte ‘Reformatie der kerk’ vangt aan met het lidmaatschap van de Nederlandse Christen-Studentenvereniging (NCSV). Begin jaren twintig wordt Boissevain lid van deze club. Hij komt in contact met Roessingh en verdiept zich verder in de internationale moderne theologie. De reformatie der kerk lijkt nu een betere optie: een synthese van orthodoxie en modernisme, genaamd Evangelische Katholiciteit. Hij legt sterke nadruk op Hoedemakers kerkleer en katholiciteit en probeert deze in overeenstemming te brengen met de moderne theologie van Schleiermacher, Von Harnack, Troeltsch, Heiler en Söderblom. Wederom eindigt deze periode abrupt, hij wordt niet benoemd als hoogleraar te Leiden. Dan vangt het laatste gedeelte aan: ‘Regeneratie van het volk’. Als het via de kerkelijke weg niet lukt, dan maar streven naar kerkvernieuwing met behulp van de ‘staat’ in de geest van Hoedemaker. In 1935 wordt hij lid van de NSB. Deze partij is misschien in staat om eenheid van kerk en staat te creëren; geen neutrale staat maar een Godbelijdende staat. Op 19 mei 1945 maakt een val van de trap een einde aan Boissevains leven. Het muziekstuk eindigt met een coda en een persoonlijk slotakkoord. De compositie is de opkomst en ondergang van een man die het goed heeft bedoeld, maar een verkeerde keuze heeft gemaakt. Er zijn te veel dissonanten op zijn weg geweest. Het is tijd om te luisteren naar het leven van Boissevain. 2 H.A. van Munster (vert.), Kierkegaards Redevoeringen, Het Spectrum, (Utrecht/Antwerpen 1959), 49.

Page 7: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

7

Hoofdstuk 1 Preludium (1880-1907) Het blijft een onomstotelijke wet van de geschiedenis dat zij juist tijdgenoten verbiedt de grote bewegingen die hun tijd bepalen al in hun vroegste stadium te herkennen, aldus Stefan Zweig (1881-1942)3. Dit verbod geldt ook voor zijn tijdgenoot Wilhelm Theodor Boissevain. Hij ziet zijn tijd (ruwweg de periode 1900-1940) als een periode vol mogelijkheden voor de kerk. Soms klinken zijn neergeschreven woorden in onze hedendaagse oren bijna naïef wat betreft de kansen der kerk. Immers, wij weten inmiddels dat secularisatie en ontkerkelijking de kerk tot op haar fundamenten heeft doen sidderen. Deze dramatische constatering is de inleiding op het voorspel dat zeven en twintig jaar duurt, toen Boissevain nog Wilhelm Theodor heette. 1.1 Een oud hugenotengeslacht De zachte tonen van het lieflijke Franse landschap vormen een tegenstelling met de vervolgingsdrang van de zonnekoning. De Boissevains komen van oorsprong uit de Dordogne, een landstreek in het zuidwesten van Frankrijk. De aldaar wonende familie Bouyssavy4, een naam die waarschijnlijk is afgeleid van het oud Franse woord ‘bouis’ wat buksboom of in het Latijn ‘buxus’ betekent, rekent zich tot de hugenoten. In de familie komen veel welgestelde lieden voor. Het woord hugenoot of ‘edvguenot’ is afgeleid van het Zwitserse ‘Eidgenosse’ wat in het Nederlands bondgenoot (of bondeling) betekent. Niet alleen in het zestiende eeuwse Frankrijk zijn er religieuze bondgenootschappen gevormd, ook Schotland kent de zogenaamde ‘Covenanters’, die een National Covenant (1580) tekenen tegen de Roomse heerschappij. Koning Jacobus VI ondertekent dit stuk ook en daarom wordt het wel ‘King’s Confession’ genoemd. Het smeekschrift der edelen (1566) in de lage landen kan als een minder vergaande vorm van verbondsluiting worden beschouwd5. De hugenoten zijn protestanten die hun zaligheid niet verwachten van de Rooms Katholieke kerk, maar die hun geloof gronden op de Bijbel, de genade Gods en het geloof in God. Er wordt vaak gesproken over: ‘sola Scriptura, sola gratia en sola fide.’ Kenmerkende verschilpunten tussen het protestantisme en het rooms katholicisme zijn onder meer de protestantse belijdenis dat de zaligheid alleen door Jezus Christus, het vleesgeworden Woord bewerkstelligd is. Heiligenverering en Maria-devotie zijn in de ogen van de protestanten superstitie en bijgeloof. Een ander verschilpunt is de Rooms Katholieke misviering en het protestantse Sacrament van het Heilig Avondmaal. De Rooms Katholieken kennen zeven Sacramenten, terwijl de protestanten er twee kennen, namelijk de Heilige Doop en het Heilig Avondmaal6. Tot 1685 mogen de hugenoten in de hun sinds 1598 toegewezen woonplaatsen (vrijsteden) wonen en kennen ze een grote mate van geestelijke vrijheid. Na de herroeping van het edict van Nantes in 1685 door Lodewijk XIV (1643-1715) wordt die vrijheid drastisch ingeperkt en mogen ze niet langer in de ‘places de sûreté’ hun geloof belijden. Tijdens de vervolgingen, die al voor de herroeping van het edict plaatsvinden en daarna trekken er omstreeks een half miljoen hugenoten weg uit Frankrijk, onder meer naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Amsterdam neemt in die tijd ongeveer 2.000 Franse vluchtelingen op, die

3 Stefan Zweig, De wereld van gisteren Herinneringen van een Europeaan, Uitgeverij De Arbeiderspers, (Amsterdam 2007), 346. Boissevain zegt zelf: ‘Het leven analyseert zichzelf niet’; W.Th. Boissevain, Evangelische Katholiciteit, N.V. Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J. Brill, (Leiden 1929), 26. 4 Zie: http://www.boissevain.org (december 2007). 5 Voor meer informatie over de Covenanters: R. Bisschop, ‘Geschiedenis van het puritanisme’, vnl. 50-55, in: W. van’t Spijker (e.a.), Het puritanisme Geschiedenis, theologie en invloed, Uitgeverij Boekencentrum, (Zoetermeer 2001); L.J. van Valen, Naftali, een losgelaten hinde De strijd en het lijden van de Schotse Kerk, Den Hertog B.V., (Houten 1992), vnl. 11-37. 6 Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 26; Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 35; Heidelberger Catechismus, zondag 30; ‘Wat onderscheid is er tussen het Avondmaal des Heeren en de Paapse mis?’.

Page 8: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

8

zowel materieel als intellectueel bijdragen aan de bloei van de stad. Rond 1691 trekt Lucas Bouyssavy naar Amsterdam en verandert zijn naam in Boissevain. Hij is de stamvader van alle Boissevains die er ter wereld zijn7. In de achttiende en negentiende eeuw levert de familie een significante bijdrage aan wetenschap en cultuur. In het tweede decennium van de negentiende eeuw, gepreciseerd op 21 april 1813 wordt de grootvader van Wilhelm Theodor geboren: Henri Jean Arnoud Boissevain. Als hij volwassen is, treedt hij toe tot de firma H.J.A. Boissevain en Zoon, assurantiebezorgers. Hij trouwt te Rotterdam op 12 november 1846 met Petronella Drost (1816-1906), die haar geestelijke leiding ontvangt van dr. Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875). Kohlbrugge behoort tot de vertegenwoordigers van het Réveil, een geestelijke opwekkingsbeweging onder intellectuelen. Kohlbrugges boezemvrienden zijn Isaäc da Costa (1798-1860), Willem de Clerq (1795-1844), een zwager van H.J.A. Boissevain8 en hij is een bekende van Willem Bilderdijk (1756-1831)9. Kohlbrugge wordt krachtdadig bekeerd en wil predikant worden in de Hersteld Lutherse Kerk. Een aanklacht die Kohlbrugge richt tegen ds. Diedericus Rutgerus Uckermann (1773-1850)10 over een leerrede aangaande Johannes 16:5-15 wordt hem noodlottig (1827). Hij wordt afgezet als proponent. Hij promoveert vervolgens in Utrecht in 1829 op een dissertatie over Psalm 45. Daarna wil hij graag predikant in de Nederlandse Hervormde kerk worden, maar dat wordt hem niet toegestaan. Na lange onderhandelingen, waarbij zelfs de synode is betrokken, wordt hij afgewezen. Daarop trekt Kohlbrugge naar Elberfeld, waar hij tot zijn overlijden predikant blijft. Dr. O.J. de Jong schrijft: ‘Luthers formulering “tegelijk rechtvaardige, tevens zondaar” gaf Kohlbrugge de sleutel’11. 1.2. De Boissevains en dr. H.F. Kohlbrugge Petronella Drost komt uit Rotterdam. Zij heeft haar man leren kennen in het huis van Kohlbrugge te Utrecht. Petronella Drost correspondeert met Kohlbrugge en verzoekt hem regelmatig om geestelijke leiding. Overigens is zij ‘een merkwaardige vrouw, vol geestkracht en in alles belangstellende tot haar laatste levensdag, een vrouw van karakter, van welke mijn moeder veel hield en met wie ik nog korte dagen voor haar dood een lang gesprek voerde over verleden en toekomst’, aldus Charles Boissevain (1842-1929)12. Het echtpaar Boissevain-Drost krijgt vier kinderen, waarvan de tweede zoon Hieronimus, genoemd naar zijn grootvader van moederszijde, de vader van Wilhelm Theodor is. Hieronimus wordt op 27 december 1849 geboren te Amsterdam, hij treedt in het voetspoor van zijn vader en wordt lid van de firma H.J.A. Boissevain en Zoon, assurantiebezorgers. Op 5 december 1878 trouwt hij te Amsterdam met Johanna Wilhelmine Friederike Keiler (1852-1909). Zij is een dochter van een Elberfeldse arts, dr. Wilhelm Keiler. Hieronimus heeft zijn vrouw ontmoet tijdens een reis naar Elberfeld, waar de vrienden van Kohlbrugge regelmatig (na zijn dood in 1875) bij elkaar komen. Den Admirant schrijft: ‘De Boissevains hadden op hun beurt vaak in Elberfeld gelogeerd. Deze bezoeken bleven niet zonder gevolgen’13. Ze krijgen negen kinderen. Op 7

7 Zie: http://www.boissevain.org (december 2007). 8 D. Nauta e.a., Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme (deel 3), Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, (Kampen 1988), 45-46. 9 Zie over het Réveil: Dr. O.J. de Jong, Geschiedenis der kerk, Uitgeverij G.F. Callenbach bv, (Nijkerk 1992), 317 e.v.; M. Elisabeth Kluit, Het protestantse Réveil in Nederland en daarbuiten 1815-1865, Paris, (Amsterdam 1970). 10 M. Loosjes, Naamlijst van predikanten, hoogleeraren en proponenten der Luthersche Kerk in Nederland Biographie en Bibliographie, Martinus Nijhoff, (’s-Gravenhage 1925); Uckerman stond te Enkhuizen (1797) afgezet wegens eedweigering aan de toenmalige regering, Harlingen (1801), Hoorn (1802), Enkhuizen (1807), Amsterdam (1817), overleden te Amsterdam (1850). 11 De Jong, Geschiedenis der kerk, 308 e.v.; J. Kuiper, Geschiedenis van het godsdienstig en kerkelijk leven van het Nederlandsche volk 100 v. Chr. – 1903, G.F. Callenbach, (Nijkerk 1903), 412-414. 12 Charles Boissevain, Onze voortrekkers De geschiedenis van eenige leden der familie Boissevain, (Naarden 1906), 395. Ch. Boissevain is een vurig bestrijder van Kuyper; C.A. Lingbeek, Herinneringen uit den tijd der Doleantie, P.J. Jansen, (Leiden 1929), 88-89. 13 M. den Admirant, ‘Kohlbrugge en de Boissevains (II, slot)’ in: Ecclesia, (2000), augustus/nr. 17, 130-131.

Page 9: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

9

juli 1879 wordt hun eerste zoon geboren die de naam Henri Jean Arnoud krijgt, hij treedt wederom in het voetspoor van zijn vader en grootvader en wordt later lid van de firma H.J.A. Boissevain en Zoon, assurantiebezorgers. Hun tweede zoon, die op 25 oktober 1880 ter wereld komt, noemen ze Wilhelm Theodor. Hij wordt vernoemd naar grootvader en grootmoeder Keiler uit Elberfeld. De overige kinderen zijn: Hieronimus Boissevain, (1882-1915), Petronella Boissevain, (1884-1906), Jacoba Theodora Friederike Boissevain (1885-1927), Joan Frederik Boissevain (1887-1902), Agnes Boissevain (1889-1951), Maria Catharina Johanna Boissevain (1892-1943), Johanna Wilhelmine Friederike Boissevain (1894-1979)14. De familie Boissevain-Drost kerkt in de Waalse Hervormde gemeente te Amsterdam (Eglise Wallonne), ze zijn felle tegenstanders van de leer van de Groninger school. In een brief gedateerd 29 september 1854 wordt door de familie gereageerd op de uitspraak van de Synodale Commissie inzake dr. L.S.P. Meyboom, predikant te Amsterdam die de eeuwige godheid van Jezus Christus, de persoonlijkheid (als onderdeel van de Drie-eenheid) van de Heilige Geest, en de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift ontkent15; en dr. J.C. Zaalberg, predikant te ’s-Gravenhage, die de moderne richting is toegedaan. Tegelijkertijd wordt er een pleidooi gevoerd voor eerherstel van Kohlbrugge, waarin de briefschrijvers de enige zien die tegen ‘de dwaalleer der Groninger school is opgewassen en den triomfkreet kan beschamen, welke nu zeker van die zijde zal worden aangeheven’ (vanwege de positieve uitspraak voor Meyboom en Zaalberg). In de brief wordt een positief beeld geschetst van Kohlbrugge en zijn ‘Nederlandsch Gereformeerde’ kerk te Elberfeld. ‘Dat gepleegde onregt moet uit den weg geruimd worden.’ De brief is ondertekend door H.J.A. Boissevain16. Ze behoren tot de intieme vrienden van Kohlbrugge; Boissevain adviseert Kohlbrugge zelfs in financiële zaken17. De familie Boissevain-Drost stelt alles in het werk om eerherstel voor Kohlbrugge te realiseren. Boissevain probeert Kohlbrugge na zijn bevestiging als herder en leraar van de Niederländisch-reformierte Gemeinde te Elberfeld in Nederland te laten preken en verzoekt de Amsterdamse kerkenraad bij monde van dr. Bernard ter Haar (1806-1880), leeftijdgenoot van Boissevain in mei 1848 om een middagbeurt aan Kohlbrugge af te staan. Ter Haar zal kijken wat hij kan doen, maar zegt wel dat de voorzitter van de huishoudelijke commissie waarschijnlijk bezwaar zal maken. De middagbeurt is niet doorgegaan. Drie jaar later probeert mevrouw Boissevain-Drost om in een ontstane predikantsvacature Kohlbrugge te laten beroepen18. De kerkenraad stemt hier niet in toe. H.J.A. Boissevain en zijn vrouw proberen het vervolgens via de synode, ook deze wijst het verzoek af. Dan willen ze een eigen gereformeerde gemeente te Amsterdam stichten om op deze manier Kohlbrugge te kunnen beroepen. Kohlbrugges vrouw wijst hen daarover terecht, een kerk te Amsterdam bouwen is volgens haar ‘een onding.’ Ten langen leste beroepen de Boissevains zich op de koning. Ze sturen in april 1853 een brief naar koning Willem III, opdat Kohlbrugge naar Nederland wordt teruggeroepen. De vrouw van Kohlbrugge schrijft aan mevrouw Boissevain-Drost: ‘Och, kwam Kohlbrugge op de kansel om er slechts die in te halen, die des Heeren zijn! Meer verlang ik niet en stel ik mij niet voor.’ Ook dit verzoekschrift wordt

14 Zie: http://www.boissevain.org (december 2007). 15 Kuiper, Geschiedenis van het godsdienstig en kerkelijk leven van het Nederlandsche volk, 531-532. 16 M. den Admirant, Discipelen van Kohlbrugge Figuren uit de begintijd van de Kohlbruggiaanse prediking in Nederland, Antiquariaat/Uitgeverij ‘Blassekijn’, (Bleskensgraaf z.j.), 119. 17 Den Admirant, ‘Kohlbrugge en de Boissevains( I)’ in: Ecclesia, (2000), juli/nr. 14, 107. 18 Een brief met aanhangsel, waarin H.J.A. Boissevain aandringt op eerherstel van Kohlbrugge uit het archief van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden). Zie ook: Den Admirant, ‘Kohlbrugge en de Boissevains (I)’ in: Ecclesia, (2000), juli/nr. 14, 107-108.

Page 10: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

10

overigens afgewezen, maar vanaf 1856 mag Kohlbrugge wel op Hervormde kansels in Nederland preken19. De al genoemde relatie met Kohlbrugge en later met de vrienden van Kohlbrugge heeft een stempel gezet op het leven van H.J.A. Boissevain, zijn kinderen en kleinkinderen, getuige de huwelijken. Wilhelm Theodor is elf jaar als zijn opa overlijdt. In zijn jeugdjaren hoort hij de verhalen over Kohlbrugge. Zelf heeft Wilhelm Theodor Kohlbrugge overigens nooit horen preken, want Kohlbrugge is in 1875 overleden. Wat hij wel kent, zijn de bijeenkomsten van de vrienden van Kohlbrugge te Elberfeld. Kohlbrugge wordt later regelmatig door Wilhelm Theodor geciteerd. Hij vraagt zich onder meer af waarom er zo weinig Kohlbruggianen met de Doleantie zijn meegegaan. Kohlbrugge geeft zelf het antwoord tijdens een debat met predikanten die zijn volgelingen discrimineren: ‘Houdt gij ‘die bewährten Christen’ en laat mij de dolende schapen’20. Kohlbrugges invloed is ook terug te zien in Wilhelm Theodors proefschrift Evangelische Katholiciteit. Hij beschouwt hem als een prediker van het evangelie van de vergeving der zonden, een volgeling van de evangeliciteit. Kerkelijk besef (katholiciteit) heeft Kohlbrugge nauwelijks in de ogen van Boissevain. Hij schrijft: ‘Naast Marcion21 noem ik als de meest markante vertegenwoordigers der evangeliciteit: Luther en dr. H.F. Kohlbrugge’22. 1.3 Doleantie te Amsterdam (1886) Wilhelm Theodor groeit op in het roerige Amsterdam van de late negentiende eeuw. In 1886 vindt aldaar de Doleantie23 plaats. Doleren betekent klagen, pijn, verdriet of smart. De dolerenden kerken niet langer Hervormd, maar komen in lokalen bij elkaar. De voornaamste redenen zijn dat de ‘kleine luyden’ waartoe de meeste dolerenden behoren, beginnen te emanciperen en zich willen laten gelden in de Hervormde kerk (bijvoorbeeld door een ambt te bekleden) en dat de leervrijheid die na 1816 is toegenomen vanwege de invoering van het algemeen reglement botst met de opvattingen der eenvoudige gelovigen. Men wil een Schriftuurlijke preek zonder allerlei moderne theorieën en opvattingen. Een bekende doleantiepreek uit deze tijd vangt aan met: ‘En gans Israël (bedoeld wordt Nederland als het Israël van het westen; HT) doléérde den Heere achterna.’ Er zijn uiteraard nog andere oorzaken voor de Doleantie aan te wijzen, echter de bovenstaande zijn wel de voornaamste. Met de komst van Abraham Kuyper (1837-1920) in 1870 vangt in de Hervormde kerk te Amsterdam een orthodoxe periode aan. Volgens de Hervormd confessionele ds. Casper Andries Lingbeek (1867-1939)24 begint Kuyper te ageren tegen het zingen van gezangen in de eredienst om zodoende een wig te drijven in het kerkvolk. In eerste instantie is Kuyper namelijk niet tegen het zingen van gezangen geweest: ‘Bekend was hoe fijn hij zijn liederen wist te kiezen’25. Lingbeek, die het optreden van Kuyper vooral ziet als het beoefenen van kerkpolitiek om zodoende een machtsbasis te scheppen, is in deze niet objectief. Alhoewel Kuyper zijn geestverwanten heeft opgeroepen ‘het gebruik der gezangen op te geven’26 kan hem niet verweten worden dat hij dit uit louter opportunisme heeft gedaan. Wilhelm Theodor is (rond 1930) niet tegen het zingen van gezangen, hij verlangt terug naar de tijd van de

19 Den Admirant, ‘Kohlbrugge en de Boissevains (I) en (II)’ in: Ecclesia, (2000), juli/nr. 14 en augustus/nr. 17. 20 Boissevain, De kerk en het volk, F.H. Hopster, (Goes 1913), 14. 21 Zie over Marcion: Hoofdstuk 3, paragraaf 5.1. 22 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 33. 23 Kuiper, Geschiedenis van het godsdienstig en kerkelijk leven van het Nederlandsche volk (100 v. Chr. – 1903), 693-695; De Jong, Geschiedenis der kerk, 324 e.v. 24 Zie over Lingbeek: H. Tijssen, Een getuigende geus Ds. C.A. Lingbeek (1867-1939) Strijder voor den Staat met den Bijbel, H. Tijssen, (Kampen 2007); H. Tijssen, ‘Een getuigende geus!?(1) Ds. C.A. Lingbeek en zijn Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij’, in: In het Spoor, 28(2004), juli/no. 3, 129-136; H. Tijssen, ‘Een getuigende geus!? Ds. C.A. Lingbeek versus ds. G.H. Kersten’, in: In het Spoor, 28(2004), december/no. 5, 233-242. 25 Lingbeek, Herinneringen aan den tijd der Doleantie, 18. 26 Lingbeek, Herinneringen aan den tijd der Doleantie, 19.

Page 11: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

11

reformatie. Hij verwijt de kerken van de Afscheiding (1834) en de gemeenten der Doleantie (1886) en de Hervormde orthodoxie dat zij door het verplicht stellen van het zingen op hele noten de schoonheid der psalmen te niet doen. Hij schrijft in een bijdrage aan het boek De kerk in onzen tijd: ‘Er wordt slecht gezongen, koren ontbreken en van de geniale psalmmelodieën, die sinds de 18e eeuw niet meer op heele en halve noten gezongen worden, is de schoonheid verlept en de kracht gebroken’27. Dit standpunt wordt door een groot deel van de toenmalige confessionelen in de Hervormde kerk gedeeld. Een tweede oorzaak die ertoe leidt dat in Amsterdam een Doleantie plaatsvindt, ligt in het aannemen van leden. Wanneer iemand belijdenis wenst te doen en hij of zij onderschrijft de drie formulieren van Enigheid niet, dan kan men toch toegelaten worden. Dit is een doorn in het oog van de orthodoxen. Als een groot deel van de kerkenraad te Amsterdam weigert om deze aannemelingen toe te laten, barst de bom en bemoeit de synode zich met de kwestie, waarop Kuyper en zeventig ambtsdragers worden geschorst. Dit leidt tot de Doleantie. Overigens heeft Kuyper dit wel voorbereid. In 1884 preekt Kuyper in de Nieuwerzijdskapel in de Kalverstraat te Amsterdam. ‘Den prachtigen kop met de zwierige zwarte krullen fier omhoog, het gebiedend oog altoos sprekend somtijds stralend; ’n man in de kracht en de pracht van zijn leven’28. Hij preekt dan over Psalm 18: 10 en 35, een preek gericht tegen de organisatie van de Hervormde kerk. Een preludium voor de Doleantie. Van Hervormde zijde wordt beweerd dat Kuyper bewust op deze breuk heeft aangestuurd, van dolerende zijde stelt men dat het een kwestie over de leer is geweest. In ieder geval verlaat Kuyper met een groot deel der gemeenteleden de Nederlandse Hervormde kerk aldaar en sticht een eigen kerkverband, in overleg met mr. dr. Willem van den Bergh (1850-1890)29, die al eerder met een deel van de Hervormde gemeente van Voorthuizen buiten de Nederlandse Hervormde kerk komt te staan. Een groot aantal kerkelijk meelevende Amsterdammers gaat naar de lokalen, waar de afgezette predikanten preken; Kuyper, ds. B. van Schelven en ds. N.A. de Gaay Fortman en vele anderen. Kuyper sticht zodoende een nieuw kerkverband dat de naam Gereformeerde Kerken in Nederland krijgt. Het neocalvinisme krijgt gestalte. Hij is tevens een van de leiders van de Anti Revolutionaire Partij. Namens deze partij bezet hij verscheidene jaren een zetel in de Tweede Kamer en van 1901 tot 1905 is hij premier van Nederland30. Ondanks dat de familie Boissevain in het verleden heeft getracht een eigen gereformeerde gemeente te Amsterdam te stichten met als doel Kohlbrugge te laten komen, gaat ze niet mee met de Doleantie van Kuyper. Een familielid, Charles Boissevain wordt zelfs één van zijn felste bestrijders. Er zijn maar weinig Nederlandse Hervormde predikanten uit confessionele kring die het duel met Kuyper (soevereiniteit in eigen kring) durven aangaan. Zijn belangrijkste tegenstander uit deze groepering is dr. Philippus Jacobus Hoedemaker (1839-1910)31. Hoedemaker wil niets weten van afscheiding; hij ziet dat als het begin van de ondergang der kerk en daarom kruist hij de degen met Abraham de Geweldige. Hij wijst hem terecht met de historische zinsnede: ‘Het gaat om heel de kerk en heel het volk.’ 27 Boissevain, ‘De kerk en hare liturgie’, in: Th. L. Haitjema (e.a.), De kerk in onzen tijd, J.M. Bredée Uitgevers Mij. N.V., (Rotterdam z.j.), 107. 28 Lingbeek, Herinneringen uit den tijd der Doleantie, 27. 29 Zie over zijn leven: P.L. Schram, Willem van den Bergh 1850-1890, Uitgeverij Ton Bolland, voorheen H.A. van Bottenburg B.V., (Amsterdam 1980). Van den Bergh is gepromoveerd zowel in de theologie als in de rechten. 30 De Jong, Geschiedenis der kerk, 325 e.v. 31 Over Hoedemaker: J. Schokking, Dr. Ph. J. Hoedemaker, Gedenkboek ter gelegenheid van zijn veertigjarige ambtsbediening, A.L. de Vlieger, (Leiden 1908); G.D. Noordijk, Een onbegrepen denker Gedachten van dr. Ph. J. Hoedemaker uit zijn werken bijeenverzameld en systematisch gerangschikt, H. Veenman en Zonen, (Wageningen 1927); G.Ph. Scheers, Philippus Jacobus Hoedemaker (herdruk 1939) Uitgeverij J.J. Groen en Zoon, (Leiden 1989); G. Abma, (red.) Hoedemaker herdacht, Uitgeverij Ten Have, (Baarn 1989). Meer over de staatkundige opvattingen van Hoedemaker: G.J.J.A. Delfgaauw, De staatsleer van Hoedemaker Een bijdrage tot de kennis van de christelijk-historische staatsopvatting, J.H. Kok N.V., (Kampen 1963); en recent: H. Tijssen, ‘Dr. Ph. J. Hoedemaker en artikel 36’, in: In het Spoor, 31(2007), oktober/no. 4, 177-187.

Page 12: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

12

Hoedemaker, door Kuyper spottend aangeduid als ‘dat Amerikaansche warhoofd’32 heeft evenals Kuyper charismatische gaven. Hij is een gloedvol en gevoelvol predikant en zijn prediking is puur, niet gemaakt of gekunsteld. Niet alleen heeft hij veel invloed uitgeoefend op Wilhelm Theodor, ook op het latere tweede kamerlid namens de Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij (HGS), Lingbeek heeft hij een blijvende indruk achtergelaten. ‘Wij herinneren ons een zondagavonddienst na Paschen in de Noorderkerk te Amsterdam. Onderwerp was: De avondverschijning van de Verrezene aan Zijn discipelen. En toen zei Hoedemaker onder meer: “de Roomsche kerk leert dat in den ouwel op het altaar de Heere lichamelijk waarlijk tegenwoordig is. Dat is een dwaling. Maar laat nu niemand onzer meenen, dat wij dus een afwezigen Zaligmaker hebben. Neen, al is Hij ook lichamelijk in den hemel, Hij is toch hier nu even waarlijk in ons midden, als Hij eenmaal stond in die vergadering der discipelen.” Hoe innig werd ons bij het aanhooren van die woorden het kerkgebouw! Wij zaten alleen in onze bank; voor ons in het ruim zaten met den rug naar ons toe, onbekende menschen; buiten de door gaslicht spaarzaam verlichte ruimte waren het alom in het kerkgebouw donkere schaduwen. Maar de Heere Jezus was waarlijk in ons midden, zoals de (toen reeds grijze) van Gods Geest bezielde prediker ons met zoo’n oprecht gelaat verkondigde. Hoe werden wij aangegrepen door den ernst van deze gedachte!’33. 1.4. Dr. Ph. J. Hoedemaker en zijn invloed op Boissevain Dr. G.F.D. Locher schrijft dat Boissevain als jongeman onder de indruk komt van Hoedemaker34 en dr. H.J. Dam schrijft dat Boissevains theologische en politieke werk ‘een voortdurende poging is geweest om de theologische erfenis van Hoedemaker te actualiseren’35. Dat is een terechte constatering, want Boissevain ziet Hoedemaker als een laatste lichtgestalte. Hij spreekt van ‘eene wegstervende wereldbeschouwing [die] alvorens te sterven haar zwanenzang zingt bij monde van een geniaal apologeet; en het is altijd de moeite waard eerbiedig daarnaar te luisteren’36. Waarschijnlijk zal hij hierbij ook hebben gedacht aan de uitspraak van zijn leermeester prof. dr. G. Wildeboer (1855-1911): ‘Op groote keerpunten der historie geeft God lichtgestalten, die torenhoog boven hunne tijdgenooten oprijzen. Dan komt er een inzinking, dan komen de epigonen. En eerst een heel tijdvak of meer is noodig, voordat de volgers opgeklommen zijn tot de hoogte, waarop hun voorganger(s) stonden’37. Om wat meer zicht te krijgen op de persoon van Hoedemaker volgt hier kort zijn levensloop. Hij wordt geboren op 16 juli 1839 te Utrecht. Zijn vader is boekhandelaar en behoort tot de afgescheiden kerk van ds. H.P. Scholte (1805-1868). Zijn moeder behoort tot de Hervormde kerk en begeert haar herstel, ze heeft meer op met ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863) die regelmatig in huize Hoedemaker verblijft. Moeder Hoedemaker heeft als antwoord op haar gebed de belofte gekregen dat haar zoon predikant zal worden, maar ook dat hij nog tot zegen zal zijn voor de Hervormde kerk in Nederland38. Als Hoedemaker twaalf jaar oud is, gaat het gezin emigreren naar de Verenigde Staten en vestigt zich te Kalamazoo in Michigan. In eerste instantie lijkt Hoedemaker te kiezen voor de politiek aldaar, maar deze loopbaan breekt hij af. In Chicago gaat hij voor predikant studeren, reist vervolgens naar Nederland en blijft daar. Een ‘Goddelijke tusschenkomst’ zorgt ervoor

32 Lingbeek, Herinneringen aan den tijd der Doleantie, 43. 33 Lingbeek, Herinneringen aan den tijd der Doleantie, 126-127. 34 G.F.D. Locher, Dr. J.C.S. Locher over Nationalisme en Nationaalsocialisme, Stichting Vrienden van Dr. H.F. Kohlbrugge, (Ommen 1981), 35. 35 Nauta e.a., Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme (deel 3), 45-46. 36 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 68. 37 De Hervorming, (1911) 1 april, 102; geciteerd bij: C.M. van Driel, Schermen in de schemering Vijf opstellen over modernisme en orthodoxie, Uitgeverij Verloren, (Hilversum 2007), 175. 38 Scheers, Philippus Jacobus Hoedemaker, 7, 18.

Page 13: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

13

dat hij predikant wordt in de Hervormde kerk39. Hij promoveert te Utrecht op 21 mei 1867 magna cum laude met een dissertatie over Het probleem der vrijheid en het theïstisch Godsbegrip. Achtereenvolgens wordt hij predikant te Veenendaal (1868), Rotterdam (1873), Amsterdam (1876) en hij wordt in 1880 benoemd als hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Zijn vriendschap met Kuyper zal hier credit aan zijn geweest. In 1887 legt hij zijn hoogleraarschap neer, omdat hij het niet eens is met Kuypers Doleantie. Hij wordt predikant in het Friese Nijland. Zijn hart ligt bij het dolerende volk, maar hij ziet de weg van afscheiding niet als Gods weg. Herstel wil hij bereiken door middel van reorganisatie en reformatie van de Nederlandse Hervormde kerk40. In 1890 verbindt hij zich opnieuw aan de Hervormde gemeente van Amsterdam en hij groeit uit tot een van de leiders van de confessionelen binnen de Hervormde kerk. In deze tijd heeft Wilhelm Theodor kennisgemaakt met Hoedemaker, die overlijdt op 26 juli 1910 te Santpoort. In eerste instantie houdt Hoedemaker zich vooral bezig met kerkelijke zaken. Na 1887 gaat hij zich meer en meer bezighouden met politieke en staatkundige vraagstukken. Hij ziet een duidelijk verband tussen de kerkelijke toestanden (een in kerken en stromingen verscheurde gereformeerde (hervormde) kerk) en de staatkundige verhoudingen (een in partijen en belangen verscheurd volk). Volgens Hoedemaker volgt Kuyper zowel staatkundig als maatschappelijk dezelfde weg als kerkelijk. Kerkelijk is Kuyper de weg gegaan van herstel via afscheiding en op staatkundig en maatschappelijk gebied wil hij via partij- en zuilvorming (namelijk door middel van Christelijke partijen en scholen die evenveel rechten en vrijheden hebben als alle andere partijen en scholen) de Christelijke beginselen in de staat handhaven en herstellen en zo mogelijk een meerderheid vormen. Kuyper heeft daarbij een overheid nodig die zich zo neutraal mogelijk opstelt tegenover de verschillende kerken, scholen, (godsdienstige) stromingen en partijen in Nederland, want hij meent dat dan de invloed van het Christelijk volksdeel en van het evangelie het grootst zal zijn. Als de overheid in vrijheid laat groeien wat groeien kan, dan zal langs een weg van worsteling en wedijver tussen de verschillende stromingen het evangelie overwinnen, zo meent hij. Hoedemaker acht deze weg principieel onbegaanbaar. Hoedemaker helpt in 1893 mee aan het program van beginselen op basis van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (de taak van de overheid) van een op te richten Christelijk-historische partij, een partij die het getuigenis op de eerste plaats heeft staan, de latere CHU. Hoedemaker verwijt Kuyper de neutraliteit van de overheid te bevestigen, zoals die in 1795 in Nederland door de Franse revolutie een feit geworden is. Sinds die tijd heeft de Gereformeerde kerk haar status als bevoorrechte kerk verloren. Alle kerken en godsdienstige stromingen zijn sindsdien voor de wetgever gelijk. Kuyper vindt dit juist, want naar zijn mening kan de overheid niet uitmaken wat een ware en wat een valse kerk is. Volgens hem kan de Bijbel alleen door hen die uit God geboren zijn, bij het licht van de Heilige Geest recht verstaan en begrepen worden en overheidspersonen zijn niet zelden slechts natuurlijke mensen. Van deze neutrale staatsgedachte van Kuyper moet Hoedemaker niets weten. ‘Ik geloof niet aan de neutrale Staat. Hij is een onmogelijkheid en een onding’41. Hij noemt de neutrale staat ‘een verloochening van God en Godsdienst’42. Of: ‘De Revolutie heeft de neutraliteit van de Staat geproclameerd. (…) Dàt moet zó blijven. Welnu, wie dit zegt, is in ons oog alles behalve anti-revolutionair’43. ‘Een volstrekt neutrale staat en een wetgeving die zich ten slotte voegt naar de tijdelijke meerderheid. Wij achten dit stelsel anti-christelijk (…) 39 Abma, Hoedemaker herdacht, 14. 40 Tijssen, ‘Dr. Ph. J. Hoedemaker en artikel 36’, in: In het Spoor, 31(2007), oktober/no. 4, 177-178. 41 Scheers, Philippus Jacobus Hoedemaker, 234. 42 Scheers, Philippus Jacobus Hoedemaker, 236. 43 Ph. J. Hoedemaker, Nationaal niet clericaal. Naar aanleiding van de opstellen in ‘De Nederlander’ over Art. 20 van ‘Ons Program’ in verband met art. 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis, (Sneek 1897), 6.

Page 14: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

14

en (…) onzinnig. De toepassing moet falen’44. Hij vervolgt: ‘Neutraliteit komt ten slotte alleen de dwaling ten goede!’45. Volgens Hoedemaker is het noodzakelijk om in een goede discussie niet aan allerlei drogredenen bloot te staan, belijdenis tegenover belijdenis, beginselen tegenover beginselen en stelsel tegenover stelsel te plaatsen. Een artikel uit een staatkundig program kan dus niet gesteld worden tegenover een artikel uit de belijdenis. Hij ziet in de ontwikkeling en uiteenzetting van de waarheid drie stadia. In de eerste plaats vat de kerk in haar belijdenis als in een brandpunt samen wat in Gods Woord wordt geleerd. Hieruit worden de beginselen afgeleid die deze belijdenis vruchtbaar maken voor het leven en die haar tot heerschappij brengen op ieder terrein van het leven. En tenslotte wordt met deze beginselen ‘al naar het geval meebrengt de theorie gevormd, het program uitgevaardigd en het stelsel opgebouwd’46. ‘Plaatst men nu een geloofsovertuiging tegenover een stelsel dat de vrucht van veel nadenken en veel onderzoek is, dan geraakt men licht in verwarring en geeft men aanleiding tot allerlei verkeerde gevolgtrekkingen. Men krijgt dan, om een voorbeeld te noemen, een merkwaardige gevolgtrekking als de volgende: ‘De overheid bevordert het koninkrijk van Christus het best door er zich niet mee in te laten. De waarlijk neutrale overheid handelt dus het meest in de geest van onze belijdenis.’ Het is in zulke gevallen ongetwijfeld zeer nuttig, de drogreden in het betoog aan te wijzen. Maar dit is een zeer ondankbaar werk wanneer men te doen heeft met hen die er geen belang bij hebben op dit punt van ongelijk overtuigd te worden. Hij, die de mannen van het derde naar het eerste stadium, anders gezegd, van hun eigen voorstellingen naar de Schrift zoekt terug te brengen, is voor hen ‘uit de aard der zaak een sta in de weg’47. Kuyper en voor een deel ook jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman (1837-1924) bedrijven in de ogen van Hoedemaker een soort van surrogaat van Christelijke Staatkunde. Hoedemaker wijst Kuyper erop dat hij de scheiding van kerk en staat verdedigt en dus artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis heeft losgelaten. Ook wijst Hoedemaker op Kuypers streven naar maximale politieke invloed door partijvorming, op de antithesepolitiek en de coalitie met Rome en op Kuypers loslaten van het nationaal Christelijk onderwijs door in te stemmen met zowel bijzondere als openbare scholen die op voet van gelijkheid door de staat worden bekostigd. Wat het streven naar herstel en reformatie via partijvorming betreft, verwijt Hoedemaker Kuyper dat hij zich op deze wijze neerlegt bij de macht van de meerderheid, bij de door de revolutie gehuldigde soevereiniteit van die meerderheid. In zo’n geval is de overheid een ‘zelfregistrerend werktuig gelijk dat aantoont welke opinie op een gegeven tijdstip de heersende is’48. Het grootste probleem is echter het loslaten van de beginselen om zodoende iets te kunnen bereiken. Dit is volgens Hoedemaker niet Bijbels: ‘Men vraagt thans niet meer: wat is recht? Wat is waar? Wat is Gods wil? Hoe spreekt de Schrift? De kwestie staat over heel de wereld, doodeenvoudig als volgt: zijt gij in de minderheid, gij wordt doodgedrukt’49. Het politieke denken van Hoedemaker is globaal samen te vatten als een streven naar een staat met de Bijbel, waarin de kerk als kerk, als een Goddelijke instelling, erkend en geraadpleegd wordt en niet slechts als een soort vereniging wordt gezien50. Hoedemaker acht de staat direct gebonden aan Gods Woord. Daarom heeft hij er beslist aan vastgehouden dat

44 N.N. (dr. Ph. J. Hoedemaker), Dr. A. Kuyper in tegenspraak met Groen van Prinsterer. Een waarschuwend woord voor de verkiezing van 1891 door een hervormd predikant, (Amsterdam 1891), 6. 45 Hoedemaker, Nationaal niet clericaal, 14. 46 Hoedemaker, Artikel XXXVI onzer Nederduitsche Geloofsbelijdenis tegenover dr. A. Kuyper gehandhaafd, (Amsterdam 1901), 3. 47 Hoedemaker, Artikel XXXVI, 3-4. 48 Hoedemaker, Artikel XXXVI, 141. 49 Hoedemaker, Artikel XXXVI, 25-26. 50 Tijssen, ‘Dr. Ph. J. Hoedemaker en artikel 36’ in: In het Spoor, 31(2007), oktober/no. 4, 186.

Page 15: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

15

de overheid overeenkomstig artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis onverkort voedsterheer van de ware Kerk en bestrijder van de afgoderij en valse godsdiensten behoort te zijn. Als er tegen hem gezegd wordt dat een niet-Gereformeerde overheid hier misbruik van kan maken, zegt hij: ‘Duizendmaal liever een overheid, die schavot en brandstapel voor de belijders der waarheid opricht dan hetgeen de revolutie ons biedt. De zaak des Heeren wordt beter door het eerste, dan door het laatste gebaat’51. Dat Boissevain het eens is met de opvattingen van Hoedemaker steekt hij niet onder stoelen of banken. In zijn allereerste geschrift Leertucht (1910) citeert hij Hoedemaker regelmatig instemmend52. In zijn boek De kerk en het volk (1913) gebeurt dat ook53. De citaten hebben veelal betrekking op de opvattingen van Hoedemaker over de Nederlandse Hervormde kerk. In zijn boek De actie van en tegen Rome (1924) maakt hij gebruik van Hoedemakers standpunt om belijdenis tegenover belijdenis, beginselen tegenover beginselen en stelsel tegenover stelsel te plaatsen. Hij plaatst dan het rooms katholicisme tegenover het protestantisme. Eind jaren twintig wordt Boissevain gezien als een coming man. Hij legt dan sterke nadruk op Hoedemakers kerkleer. ‘Zijn groote betekenis ligt in zijn kerkleer’54, en: ‘Hij wenschte te behooren “tot een gereformeerde kerk -reformandam quia reformata-, tot een gereformeerde partij tot geen prijs”’55. Boissevain heeft dit, zoals uit het vervolg zal blijken letterlijk in de praktijk gebracht. De CHU is voor hem vanaf het begin van de jaren dertig niet langer een optie. ‘Het was het individualisme, dat leidde tot de idee der pluriformiteit, tot separatisme in kerk en staat, tot een antithese, die kerk en volk willekeurig scheidde in een geloovig en ongeloovig deel, en dat leiden zou tot de despotie van organisaties van menschenmaaksel, surrogaten tevens van de door God verordineerde machten van Overheid en Kerk’56. Boissevain blijft Hoedemakers opvattingen trouw tot het einde. Hij citeert Hoedemaker instemmend tijdens een vergadering van kring 10 van de NSB te Enschede in augustus 1941. Er is echter wel een verschil. Boissevain citeert in zijn eerste boeken voornamelijk Hoedemakers kerkelijke visie. Na 1935 haalt Boissevain vooral Hoedemakers staatkundige visie aan. Op voornoemde bijeenkomst zei hij: ‘Ds. Hoedemaker heeft vijftig jaar geleden al gezegd dat de partijstaat een staat was zonder geweten, maar bovendien kent de partijstaat geen bekwaamheid en geen gevestigd gezag. Elk regeeringsbesluit is een compromis’57. Hij geeft een verklaring voor zijn veranderende visie: ‘Ons volk dreef steeds meer af van den godsdienst en van alle idealisme. De godsdienst werd steeds meer materialistisch en de kerk was een knus onder-onsje geworden. De kerk liet de massa buiten haar rustig aan haar lot over en voor haar was godsdienst een partijzaak, vaak wel een partijzaakje geworden. Heel die kerk is verknocht aan Engeland en Duitschland is voor haar de anti-christ. Wie het anders zeide was een landverrader. Evenmin als de kerk is de regeering neutraal geweest. Zij was voor Engeland en daarom trad zij tegen de N.S.B.-ers op hoewel zij heel goed wist, dat er van landverraad door de N.S.B. geen sprake was. Zij, de regeering, heeft in haar stomme voorkeur voor Engeland onze jongens in volkomen onvoldoende uitrusting tegen het beste leger ter wereld geplaatst en onze jongens laten vermoorden voor de Engelsch-Joodsche kliek’58. Boissevain is duidelijk teleurgesteld in de Hervormde kerk en van het geestdriftig elan uit de twintiger jaren is weinig meer over. Over synode uitspraken en over de houding van de kerk ten opzichte van de Duitse bezetting kan hij zich dan ook enorm opwinden: ‘Als

51 Hoedemaker, Nationaal niet clericaal, 14. 52 Boissevain, Leertucht, F.H. Hopster, (Goes 1910), 2, 5, 8, 20-24. 53 Boissevain, De kerk en het volk, 14. 54 Boissevain, ‘Christendom en cultuur’ in: Vox Theologica, 3(1932), mei/no. 6, 151. 55 Boissevain, ‘Christendom en cultuur’ in: Vox Theologica, 3(1932), mei/no. 6, 151. 56 Boissevain, ‘Christendom en cultuur’ in: Vox Theologica, 3(1932), mei/no. 6, 151-152. 57 ‘Ds. Boissevain spreekt te Enschede’, in: Het Nationale Dagblad, (1941), 15 augustus. 58 ‘Ds. Boissevain spreekt te Enschede’, in: Het Nationale Dagblad, (1941), 15 augustus.

Page 16: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

16

ik (Boissevain; HT) schunnige stukken van de Synode krijg, ben ik verplicht ze in te leveren bij de Beweging’59. Deze houding zorgt ervoor dat Boissevain nog meer in een isolement terecht komt. Zijn hiernavolgende beschuldiging aan het adres van de kerk moet vanuit dit isolementsstandpunt bezien worden: ‘Hier was voor de kerken een gelegenheid geweest om van haar beginselen te getuigen door bijzondere wetten te vragen voor haar belijdende lidmaten van joodschen bloede, die in een joodschen staat niet geduld zouden worden. Zij hebben er de voorkeur aan gegeven met de wolven in het Bosch over geloofsvervolging te huilen. Men kan hieruit slechts afleiden, dat zijzelve vergiftigd zijn door den joodschen geest’60. Typerend is het geschriftje dat Boissevain geschreven heeft met als titel Philippus Johannes Hoedemaker, (sic!) een verschrijving van Hoedemakers voornamen. Hij volgt Hoedemaker, maar dan op eigen wijs. ‘Zoo spitste zich de tegenstelling tussen Hoedemaker-Kuyper meer en meer toe op de al of niet aanvaarding van den modernen staat. En wat Groen aan de Roomsch-Katholieken verweet, dat verwijt Hoedemaker aan Kuyper, dat hij het paard van den modernen staat spant voor den wagen zijner beginselen. Wie meent het moderne staatspaard te kunnen bereiden en in eigen richting te sturen, zou te laat merken, dat dit ongeloof is en ook alleen het ongeloof ten goede zou komen, dat men wel te paard zat, maar dat een ander mende’61. Hier schrijft Boissevain profetisch-autobiografisch over zichzelf tijdens zijn derde periode. De standpunten van Hoedemaker zijn niet alleen beginsel voor hem, maar zeer zeker zijn ze ook verinnerlijkt. 1.5. Student te Groningen Zowel Kohlbrugge als Hoedemaker hebben Wilhelm Theodor diepgaand beïnvloed, hij zal hen later in zijn proefschrift en overige geschriften nog vaak aanhalen. Desondanks neemt hij in 1902 een bijzondere beslissing. Hij gaat theologie studeren aan de Rijksuniversiteit te Groningen, in die tijd niet bepaald een universiteit voor een confessioneel georiënteerde student; de Rijksuniversiteit Utrecht ligt dan meer voor de hand en voor iemand die in Amsterdam woont is Groningen een uithoek. Hier komt de non-conformistische karaktertrek van Wilhelm Theodor voor het eerst naar voren. Dit is later nog terug te zien in zijn eerste partnerkeuze (een remonstrantse), zijn keuze voor de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) en de Orde van Getuigen van Christus (OGC) en zijn pogingen om verschillende kerkelijke visies (modernisme en orthodoxie) en staatsopvattingen in overeenstemming met elkaar te brengen. De Groninger universiteit staat te boek als de onderwijsinstelling waar de Groninger richting is ontstaan. Een drietal hoogleraren waarvan Petrus Hofstede de Groot (1802-1886) de meest bekende is, vertegenwoordigt voornoemde richting. Christendom noemen zij de ‘opleiding door God in Jezus Christus ons gegeven, om ons Gode steeds gelijkvormiger te maken.’ Voor die opvoeding tot Godgelijkvormige mensen is de kerk het beste instrument en daarom moeten predikanten niet strak aan een belijdenis worden gebonden. Hofstede de Groot is beïnvloed door het denken van Friedrich Daniël Ernst Schleiermacher (1768-1835)62. De Groninger richting is vooral te kenschetsen als praktische theologie: aandacht voor maatschappelijke nood en verbetering en vorming van de mens tot een alzijdige persoonlijkheid. Te Groningen doceert een viertal hoogleraren. Wilhelm Theodor ontvangt onderwijs van prof. dr. Gerrit Wildeboer63, die heeft gestudeerd aan de Universiteit van Leiden. Van Driel 59 Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, (deel 1), Boekencentrum N.V., (’s-Gravenhage 1946), 185. 60 Boissevain, De kerk op den tweesprong, Uitgeverij ‘De Schouw’, (’s-Gravenhage 1942), 98. 61 Boissevain, Philippus Johannes Hoedemaker, Bosch & Keuning N.V., (Baarn z.j.), 12. 62 De Jong, Geschiedenis der kerk, 319. 63 Th. L. Haitjema, De nieuwere geschiedenis van Neerlands Kerk der Hervorming, Boekencentrum n.v., (’s-Gravenhage 1964), 290-296.

Page 17: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

17

merkt op dat veel orthodoxe studenten, zoals Wildeboer en dr. H. Bavinck (1854-1921) worden aangetrokken door de Leidse wetenschappelijke roem64. Wildeboers visie op de Bijbel kenmerkt zich door een gematigd historisch-kritische Schriftleer. Hij behoort tot de jong-ethische theologen. Overigens maken zij gebruik van de moderne wetenschap; het evolutionistisch dogma speelt in hun werk een grote rol (ondanks dat zij dit ontkennen), bijvoorbeeld wanneer zij de geschiedenis van de godsdienst van Israël zetten in een kader van lager naar hoger; van monolatrie tot profetisme en van praktisch tot profetisch monotheïsme. Hun grote bestrijder is Hoedemaker, hij ziet hun theologie als een ‘theologia dubitans.’ Wildeboer wordt in 1907 hoogleraar te Leiden tot zijn overlijden in 191165. Wilhelm Theodor vermeldt in zijn proefschrift dat Wildeboer de eerste is die vindt dat hij het niet bij het kandidaatsexamen moet laten, maar moet gaan promoveren. Prof. dr. Isaäk van Dijk (1847-1922)66 is tijdens de studietijd van Wilhelm Theodor hoogleraar geschiedenis der godsdiensten, de leer aangaande God en wijsbegeerte van de godsdienst. Van Dijk promoveert in 1877 op een proefschrift Begrip en methode der Dogmatiek. Van Dijk verzet zich tegen Von Harnack’s beroemde kijk op de geschiedenis van het christelijk dogma, namelijk als zal het dogma in zijn wezen en in zijn voltooiing een werk zijn van de Griekse geest op de bodem van het Evangelie. Hij laat Wilhelm Theodor kennismaken met de dogmatiek en met zijn visie op de eenheid der kerk67. ‘Het gaat hem al in zijn jonge jaren om de kern van de geloofszaken, een kern die, hoezeer het historische door Van Dijk ook wordt gewaardeerd, niet betrekkelijk is, maar die het leven en het hart van de kerk als een eenheid door de tijd heen betreft’, aldus dr. Ewald Mackay. Ook merkt Mackay naar aanleiding van Van Rhijn op dat Van Dijk slechts gedeeltelijk te kennen is uit zijn geschriften, zijn invloed was een persoonlijke. Van Dijk laat Wilhelm Theodor kennismaken met onder meer Ernst Troeltsch (1865-1923)68. Wilhelm Theodor citeert Van Dijk in zijn brochure Leertucht69. Hij vermeldt in zijn proefschrift dat Van Dijk hem wel eens ‘gekapitteld’ heeft, maar ook dat Van Dijk hem niet uit het oog verloren is of los heeft gelaten70. In Wilhelm Theodors laatste studiejaren doceert prof. dr. Aart Jan Theodorus Jonker (1851-1928) aan de Rijksuniversiteit. Hij is van 1905 tot 1909 verbonden aan de universiteit als kerkelijk hoogleraar praktische theologie Hij wordt gezien als degene die de theoloog-filosoof Søren Aabye Kierkegaard (1813-1855) in Nederland introduceert71. Samen met Van Dijk dirigeert Jonker het tijdschrift Ernst en Vrede72. Jonker schrijft in 1908 het boek Voor donkere dagen wat handelt over het lijden, maar waar hij steeds een positief einde in aanbrengt. In een verhandeling over het verlangen naar de hemel schrijft hij: ‘Het aantal onzer wenschen wordt gedurig kleiner, naarmate wij verder komen op onzen levensweg. Wij beginnen onszelf in de kaart te kijken. Wij leeren begrijpen, dat het toch maar een ijdel werk is op de verwezenlijking van de droomen eener lichtgeloovige jeugd te blijven hopen. Onze illusies verwelken’73. Ook heeft Wilhelm Theodor college gevolgd bij prof. dr. Kruyff, die altijd op zijn colleges placht te zeggen: ‘Afijn, de heeren moeten ’t weten’74, wat hij hiermee

64 Van Driel, Schermen in de schemering, 119. 65 Van Driel, Schermen in de schemering, 100. 66 Haitjema, De nieuwere geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 218-219. 67 E. Mackay, ‘Een rijk geïnstrumenteerd innerlijk leven, Isaäk van Dijk en de historie’ in: Gedenkstenen in de Jordaan Opstellen over geschiedenis, traditie en cultuur, Uitgeverij Groen, (Heerenveen 2000), 102-104. 68 Walter Köhler, Ernst Troeltsch, Verlag von J.C.B. Mohr (Paul Siebeck), (Tübingen 1941). 69 Boissevain, Leertucht, 6. Hij citeert Van Dijk inzake de ‘nardusfles’. 70 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, Woord vooraf. 71 De Jong, Geschiedenis der kerk, 331. 72 Haitjema, De nieuwere geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 223, 284-285. 73 A.J.Th. Jonker, Voor donkere dagen, G.F. Callenbach, (Nijkerk 1908), 109. 74 Boissevain, Leertucht, 28.

Page 18: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

18

heeft bedoeld, vermeldt Boissevain niet. De hierboven genoemde professoren hebben allen invloed op hem uitgeoefend. Tenslotte is Wilhelm Theodors studietijd om nog een reden belangrijk; hij leert te Groningen zijn toekomstige vrouw kennen. Haar naam is Catharina Johanna Elisabeth Modderman (1885-1954). Ze is een dochter van Hendrik Jacob Herman Modderman (1856-1911) ambtenaar en commies ter secretarie en advocaat te Groningen en Geerarda Tichelaar (1856-1906). Zij behoort tot de Remonstrantse gemeente te Groningen waartoe ook (de latere prof. dr.) Karel Hendrik Roessingh (1886-1925) behoort. Catharina volgt daar catechisatie bij ds. J.W. Bisschop Boele. Deze predikant trekt per jaar 400 jongeren (vooral studenten) die zijn catechisaties willen volgen. Als men belijdenis wil afleggen in de Remonstrantse gemeente moet men een persoonlijke geloofsbelijdenis schrijven. Waarschijnlijk heeft Wilhelm Theodor deze catechisaties als belangstellende bijgewoond. Dat past bij zijn non-conformistische opvattingen. Een allereerste kennismaking met Roessingh heeft alhier plaatsgevonden75. 1.6. Zeitgeist Naast bovengenoemde persoonlijke beïnvloeding is er zoiets als een ‘Zeitgeist;’ een heersend economisch, cultureel, godsdienstig klimaat. Het is de periode van de nieuwe eeuw, waar enerzijds vol verwachting naar de toekomst wordt gekeken en anderzijds een romantisch verlangen naar het ‘heldhaftig’ verleden te bespeuren is. De optimistische toekomstverwachting wordt gevoed door de industrialisatie en allerlei nieuwe uitvindingen. De automobiel, ontwikkelingen in de scheepvaart en de luchtvaartexperimenten worden allemaal mogelijk gemaakt door de uitvinding van een nieuw soort staal; sterker en krachtiger dan voorheen. Inherent hieraan is de menselijke verbaasdheid over zoveel vernuft. Het lijkt of het sociaaldarwinisme en het vooruitgangsgeloof zullen triomferen. Dat toekomstverwachtingen belangrijk zijn, is in deze tijd terug te zien in de oprichting van de kunstenaarskolonies in Laren en Blaricum. Schrijvers als Frederik Willem van Eeden (1860-1932) en Louis Marie Anne Couperus (1863-1923) laten zien dat de utopie zelfs toegepast kan worden in de literatuur. De vredesbeweging droomt van een vreedzame wereld, Bertha von Stüttner schrijft haar boek Die waffen nieder. Deze roep om vrede en gerechtigheid vindt vooral in hogere kringen weerklank. De gewone man daarentegen vindt echter het nationale gevoel veel belangrijker. Het ultieme nationalistische moment in Nederland is het uitbreken van de Boerenoorlog in 1899. Ineens heeft iedereen familie, neven en nichten en ooms in Zuid-Afrika. Albion wordt als de grote boosdoener beschouwd. Maar zo snel het meeleven met de Boeren opbloeit, zo snel neemt het ook weer af, want in 1905 wordt er nog nauwelijks over gesproken. Wel worden de boeken van L. Penning in vooral protestants Christelijke kring nog gelezen. Louwrens Penning (1854-1927)76 schrijft boeken over de Boerenoorlog (1899-1902), vanuit het standpunt der Boeren bezien. Deze boeken bevestigen het vooroordeel ten op zichte van de Engelse ‘Rooibaadjies’. Nederland behoort economisch gezien bij de laat industrialiserende landen. Lange tijd is de economische ontwikkeling vooral gezocht in de handel met de koloniën. Indië verloren, rampspoed geboren… Dit principe wordt overigens breed gedragen, nog eind jaren dertig hamert Mussert erop dat wanneer Indië verloren zal gaan, er geen mogelijkheid meer is voor Nederland om als natie te bestaan. ‘Op dat oogenblik zouden wij onderdeel van Duitschland

75 H. J. Adriaanse (red.), Karel Hendrik Roessingh theoloog op het breekpunt van de tijd, Uitgeverij De Ploeg, (Utrecht 1987). 76 Zie over Pennings boeken en invloed: Hans Ester, ‘De geschiedenis als verhaal bij Louwrens Penning (1854-1927)’, in: G.J. Schutte (red.), De geschiedenis aan het volk verteld Populaire protestants-christelijke geschiedschrijving in de negentiende en twintigste eeuw, Uitgeverij Verloren, (Hilversum 2008), 121-138.

Page 19: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

19

kunnen worden, maar dat is toch een allerlaatste wat een waardig Nederlander wil’77. Een betrouwbare gulden, is voor de regering erg belangrijk. In deze tijd is het dan ook mogelijk om van een relatief klein kapitaal te rentenieren. De Nederlandse politiek tijdens de studententijd van Wilhelm Theodor wordt gekenmerkt door de persoon van Kuyper. Van 1 augustus 1901 tot 16 augustus 1905 is Kuyper minister-president en minister van Binnenlandse Zaken78. Dit kabinet wordt duidelijk getoonzet door de persoon Kuyper. Brugmans merkt op dat hij ‘èn door zijn politiek verleden èn door zijn zeer bijzondere persoonlijkheid’ de andere ministers overschaduwt79. De geringe samenhang in de coalitie, de geringe wetgevende begaafdheid van Kuyper, de onderwijspolitiek (hoger onderwijs) en de spoorwegstaking zorgen er echter voor dat Kuyper tenslotte niet veel bereikt heeft. In de zomer van 1905 verliest Kuyper zijn meerderheid. Premier wordt nu mr. Th. H. de Meester, deze wordt in 1908 opgevolgd door mr. Th. Heemskerk. Tijdens de opeenvolgende kabinetsperiodes komt het Christelijk karakter der natie sterk naar voren. De Hervormde kerk heeft in deze tijd nog een grote betekenis, alhoewel het wel steeds duidelijker wordt dat haar positie verzwakt door de richtingenstrijd en het moderne levensgevoel. Na de eerste wereldoorlog neemt de kerkverlating door de oorlogsverschrikkingen toe. Dr. B.M.A. de Vries noemt een viertal punten: de alternatieve duiding van de wereld door politieke ideologieën en door de ontwikkeling in de wetenschap en de grotere greep die mensen op het dagelijks leven krijgen. Ook maken de verschrikkingen van de wereldoorlog (vooral na 1918) het moeilijk in een alles besturende God te geloven. En tenslotte kunnen de kerken steeds moeilijker uitkeringen aan mensen betalen, zodat de staat deze functie na verloop van tijd steeds meer overneemt80. Aan de optimistische stemming van voor de eerste wereldoorlog komt tijdens en na de ‘grande guerre’ een eind. De Spaanse griep van 1918 zal hier ongetwijfeld haar steentje aan hebben bijgedragen. Vanaf deze tijd is er onder veel intellectuelen een bepaald cultuurpessimisme te bespeuren. Het populaire boek van Oswald Arnold Gottfried Spengler (1880-1936) Der Untergang des Abendlandes getuigt hier in rijke mate van. 1.7. Naschrift Boissevain is beïnvloed door de evangeliciteit van Kohlbrugge en het kerkelijk besef (katholiciteit) van Hoedemaker, deze beïnvloeding heeft in zijn jeugd plaatsgevonden en is later terug te zien in zijn geschriften. Kohlbrugge en Hoedemaker zijn vormend geweest voor Boissevain, vooral Hoedemaker heeft een belangrijke plaats in zijn werk. In zijn studietijd hebben de Groningse professoren Van Dijk, Jonker, Kruyff en Wildeboer hem kennis laten maken met andere geestelijke stromingen. Last but not least is ook de heersende tijdgeest een belangrijke factor. In het preludium is al een beginsel te bespeuren van de trits van Hoedemaker met als uiteindelijke doel kerkelijk een synthese te bewerkstelligen tussen moderniteit en confessie. Eerst is het echter tijd om te luisteren naar: Reorganisatie der Hervormde kerk.

77 A.A. Mussert in een radiotoespraak in de jaren dertig. 78 H. Brugmans, Geschiedenis van Nederland onder de regeering van Koningin Wilhelmina, Scheltens & Giltay, (Amsterdam z.j.), 36-37 (foto). De overige ministers zijn: A.W.F. Idenburg (Koloniën); generaal J.W. Bergansius (Oorlog); mr. J.C. de Marez Oyens (Waterstaat); vice-admiraal A.G. Ellis (Marine); mr. R. Melvil Baron van Lynden (Buitenlandse Zaken); mr. J.A. Loeff (Justitie) en mr. J.J.I. Harte van Tecklenburg (Financiën). 79 Brugmans, Geschiedenis van Nederland onder de regeering van Koningin Wilhelmina, 59. 80 B.M.A. de Vries (red.), Van agrarische samenleving naar verzorgingsstaat Demografie, economie, maatschappij en cultuur in West-Europa 1450-2000, Martinus Nijhoff uitgevers, (Groningen 2000), 379.

Page 20: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

20

Hoofdstuk 2 Reorganisatie der kerk (1907-1920) Van 1907 tot 1920, een periode van ongeveer dertien jaar, is Boissevain vooral gericht op zijn gezin en zijn gemeenten; het Zeeuwse dorpje Wilhelminadorp en vervolgens de stad Leiden. Hij ontwikkelt in deze tijd een visie die hij na zijn scheiding verder zal uitwerken. De gedachten van Hoedemaker krijgen gestalte en worden uitgewerkt in een aantal geschriften. Hij begrijpt echter in toenemende mate dat Hoedemakers ideaal van een ongebroken Hervormde kerk moeilijk te realiseren is in een kerk die verdeeld is in richtingen. De enige manier om dit te bereiken is synthese tussen de modaliteiten. Zijn scheiding in 1920 moet een waarschuwing voor hem zijn: een ‘confessioneel’ en een remonstrantse kunnen niet samen. Toch schrijft hij juist na deze periode een proefschrift over synthese tussen orthodoxie en moderniteit. Wat hem op het persoonlijk vlak niet gelukt is, probeert hij nu op kerkelijk terrein te bereiken. 2.1. Predikant in het Zeeuwse Wilhelminadorp (1907-1918) Kandidaat Boissevain81 wordt op 9 september 1907 beroepen te Wilhelminadorp. Boissevain is dan ‘kandidaat tot den Heiligen Dienst’ bij het provinciaal kerkbestuur van Groningen. Op 12 september 1907 krijgt de kerkenraad van de Nederlandse Hervormde gemeente van Wilhelminadorp het bericht dat kandidaat Boissevain het beroep heeft aangenomen. De bevestiging vindt plaats op 24 november 1907 door ds. Hendrik Jan de Groot (1872-1941) van Leerdam. De Groot is een bekende van Boissevain. Hij trouwt op 20 augustus 1908 te Amsterdam met Boisssevains zus Jacoba Theodora Friederike Boissevain (1885-1927). De Groot dient tijdens zijn leven de Hervormde gemeenten te Oude- en Nieuwe Wetering, Zoeterwoude, Hattem, Leerdam en Voorst. Hij overlijdt te Voorst op 3 oktober 1941. Hij is te rekenen tot de vrienden van Kohlbrugge82. De Groot redigeert sinds 1902 een nieuw tijdschrift: Ons Zondagsblad. Het tijdschrift bestaat tot 1919 en heeft een duidelijk Kohlbruggiaanse inslag. Boissevain wordt bevestigd uit de tekst Numeri 16:48: ‘En hij (Aäron; HT) stond tussen de doden en tussen de levenden; alzo werd de plaag opgehouden.’ Boissevain preekt zijn intrede uit de tekst Hebreeën 4:14: ‘Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zone Gods, zo laat ons deze belijdenis vasthouden’83. 1907 is in nog een ander opzicht een bijzonder jaar voor Boissevain. Hij trouwt op Hervormingsdag, 31 oktober 1907, met Catharina Modderman. Een opvallend feit is dat de echtgenote van Boissevain pas in 1910 overgaat naar de Nederlandse Hervormde kerk van Wilhelminadorp. De kerkenraadnotulen vermelden op 13 maart 1910: ‘De kerkeraad besluit als lidmaat der Ned. Herv. Gem. in te schrijven, na verklaring van hartelijke instemming met de geloofsbelijdenis der Ned. Herv. Gem.: Catharina Johanna Elisabeth Modderman; ingekomen met attestatie der Remonstrantsche Gemeente te Groningen.’ Het is natuurlijk van het grootste belang voor een gemeente dat de echtgenote van de predikant overkomt als belijdend lid. Maar het is wel opvallend dat men juist om haar zo verblijd is dat ze overkomt, daar er in de hele periode geen melding wordt gemaakt van leden die de gemeente verlaten of van leden die erbij komen, terwijl er in de periode dat Boissevain predikant is te Wilhelminadorp sprake is van een daling van het ledenbestand (mede veroorzaakt door de eerste wereldoorlog en de Spaanse griep.) Op 3 januari 1910 wordt tijdens de 81 Notulenboek kerkenraad Nederlandse Hervormde gemeente Wilhelminadorp, 9 september 1907, (Gemeentearchief Goes). 82 Over De Groot: Den Admirant, Discipelen van Kohlbrugge Figuren uit de begintijd van de Kohlbruggiaanse prediking in Nederland, 17 e.v. De Groot is bekend van onder meer de volgende boeken: Schaap en bok in één hok, Een lucht van wind en wolken zwart, Van de ware Christelijke Actie, Van een oud stadspompje, De vroolijke wetenschap, Op den rand van het kerkelijk jaar, In den gezonde Apotheek. Een aantal van deze boeken zijn ingeleid door dr. K.H. Miskotte die deze boeken bijzonder heeft gewaardeerd. 83 De Gereformeerde Kerk, (1907), 28 november, no. 999.

Page 21: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

21

kerkenraadsvergadering gemeld dat er 66 stemgerechtigde leden zijn en op de kerkenraadsvergadering van 23 oktober 1918 wordt melding gemaakt van 55 stemgerechtigde leden. Boissevains echtscheiding wordt ingeschreven te ’s-Gravenhage op 24 november 192084, nadat het huwelijk eerder deze maand ontbonden is. Catharina Johanna Elisabeth Modderman trouwt opnieuw op 24 november 1921 met dr. Gustav Adolph Hoefer te Richmond (Surrey). Ze overlijdt te Deventer op 12 mei 1954. Remonstrants en Hervormd confessioneel is niet bepaald van eenzelfde bloede. Misschien geldt hier het spreekwoord: ‘Twee kerken op een kussen, daar slaapt de duivel tussen’? De ironie wil dat Wilhelm Theodor later onder invloed komt van Roessingh, een remonstrants theoloog en rechts-modernist, afkomstig uit hetzelfde Groningen. Uit Boissevains huwelijk worden drie kinderen geboren. De oudste dochter heet Euphemia Cornelia Boissevain (1908-1996). Zij trouwt te Amsterdam op 21 oktober 1943 met mr. Zeeger Willem Houttuijn Bloemendaal (1905-1980) (naamswijziging K.B. 12 augustus 1929). Hij is directeur van de Amsterdamsche Bank, kantoor Damrak te Amsterdam en reserve 1e luitenant artillerie. De tweede dochter heet Wilhelmine Johanna Friederike Boissevain (1912-1994) oud-lerares Frans aan de H.B.S. te Semarang (’s-Gravenhage). Ze trouwt te Semarang op 14 mei 1937 (echtscheiding ingeschreven 's-Gravenhage 18 juni 1957) met Jan Hermannus Schuller tot Peursum (1910-heden), employé Nederlandsche Handel-Mij. N. V. te Amsterdam en te Semarang, directeur N.V. Bankierskantoor Lissa & Kann te ’s-Gravenhage. Hij hertrouwt te ’s-Gravenhage op 13 juli 1957 met Lilian Eleonora van der Plas. Het derde kind heet Hieronymus Boissevain (1917-2001). Hij is attaché van de Nederlandse Ambassade te Parijs geweest en ambtenaar op het Ministerie van Buitenlandse Zaken85. Hoe Boissevain als predikant is, vermelden de kerkenraadnotulen niet. Feit is wel dat de gemeente moeilijk aan ambtsdragers kan komen. Dit blijkt uit de vele stemmingen die moeten worden uitgebracht om iemand te krijgen die het ambt van diaken of ouderling wil aanvaarden86. Overigens is dat in die tijd een veelvoorkomend verschijnsel in veel Hervormde gemeenten. Deze trend zet zich later voort in de Gereformeerde kerken in Nederland en in de overige afgescheiden kerken. Uiteraard is Boissevain begaan met het lot der boeren (zijn gemeenteleden), hij verhaalt de grote droogte van 1911, waarbij hij aan Jeremia 20 heeft moeten denken87. Dat Boissevain een bepaalde kerkelijke bekendheid geniet, is terug te zien in de ontvangst van zijn geschriften en in de op hem uitgebrachte beroepen. Een beroep naar de hoofdstad wordt altijd gezien als een hele eer. Boissevain staat op het drietal, samen met ds. Bakker en ds. Krop vanwege een predikantsvacature te Amsterdam. Ds. H. Bakker wordt beroepen en neemt dit beroep aan. Bakker en Krop zijn confessionele predikanten. Men regelt namelijk per richting een predikantsplaats en als er in een vacature moet worden voorzien, kiest men predikanten die tot die richting behoren, in alfabetische volgorde: confessioneel, ethisch, modern of vrijzinnig88. Boissevains bekendheid is ook terug te zien in het simpele feit, dat hij dienstbodes als personeel heeft die uit confessionele kring afkomstig zijn, waarvan er één een dochter89 van een aanzienlijke confessionele predikant is en een andere uit de confessionele Hervormde gemeente van Voorst komt90.

84 Harmjan Dam spreekt abusievelijk van 2 november 1920; Knipselmap KB I 1659, (Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie (NIOD) Amsterdam). 85 Zie: http://www.boissevain.org (december 2007). 86 Notulenboek kerkenraad Nederlandse Hervormde gemeente Wilhelminadorp, (1907-1918); (Gemeentearchief Goes). 87 Boissevain, De kerk en het volk, 18. 88 De Gereformeerde Kerk, (1913), 23 oktober. 89 Zij is de dochter van dr. P.J. Kromsigt, die o.a. de Hervormde gemeenten van Scherpenisse en Amsterdam heeft gediend; Anna Louise Catharina Kromsigt is geboren op 5 december 1895 te Scherpenisse. Zij is dienstbode van 11 november 1916 tot 15 augustus 1917. Haar vader is dan predikant te Amsterdam. Misschien dat de komst van haar te maken heeft met de

Page 22: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

22

Tijdens zijn predikantschap in het Zeeuwse begeeft hij zich op het schrijverspad. Zijn eerste geschrift verschijnt in 1910 en draagt de titel Leertucht. Dit is een gedrukt referaat dat Boissevain gehouden heeft voor de ‘Zeeuwschen Broederkrans’ te Goes op 24 oktober 1910. Het vindt een goed onthaal, getuige de recensie van de hand van dr. Pieter Johannes Kromsigt (1866-1941) in Troffel en Zwaard, het tijdschrift van de confessionele vereniging. Kromsigt spreekt in deze recensie de hoop uit dat Boissevain nog meer zal schrijven. De Hoedemakeriaanse geest die het geschrift ademt, spreekt Kromsigt wel aan. Tijdens zijn predikantschap te Wilhelminadorp verschijnt inderdaad nog een tweede geschrift De Kerk en het volk. In Troffel en Zwaard schrijft een recensent dat Boissevain een goed werk verricht heeft door de brochure in druk te laten verschijnen. ‘Juist aangaande het stuk der “Kerk” wordt door onze mannen zooveel onkunde en tengevolge daarvan zooveel onverschilligheid gevonden, en daardoor komt het, dat de dwaalleer der afgescheidenen zoo makkelijk ingang vindt. Het besef dat Afscheiding niet alleen iets schadelijks, doch bovenal iets zondigs is, gaat verloren. En daarom juichen wij het verschijnen dezer brochure toe’91. De kritiek van de recensent is dat er veel aanhalingen onvertaald zijn gelaten, waardoor de leesbaarheid afneemt. Hij vindt Boissevains beschrijving van het verschil tussen de afscheiding van Kuyper en Kohlbrugge treffend. ‘Zegene God deze uitgaaf aan veler harten.’ Op 28 oktober 1918 wordt de familie Boissevain uitgeschreven uit het bevolkingsregister van Wilhelminadorp met als nieuwe woonplaats Leiden. Van een afscheiddienst ergens in 1918 is niets bekend. 2.1.1. Leertucht In de brochure Leertucht behandelt Boissevain een negental stellingen over de kerkelijke tucht. Dat hij reorganisatie der Hervormde kerk bepleit, is terug te zien in stelling IV: ‘De stelling: “tucht over het leven, maar leervrijheid”, is onhoudbaar’ en aan stelling VII: “Bij invoering mag men niet revolutionair den band der historie verbreken.” Hij behandelt achtereenvolgens de tweeledige roeping der kerk: het oefenen van geloofsgemeenschap met de levende Heere en onderlinge liefde tussen de leden van een lichaam en de kerkelijke roeping naar buiten toe: voor de volkeren der aarde. Hij ziet iedere verkeerde neiging of ieder karaktergebrek of onzuivere bedoeling die er is in de gelovige, als een geleider die de dwaling aantrekt en daarom is tucht noodzakelijk, want dat hoort bij liefde. De kerk kan haar zichtbare gestalte verkrijgen en behouden door woord en daad, door belijdenis en wandel en door leer en leven. Boissevain wil dus leertucht, en niet alleen tucht over de wandel. Als een verkeerde wandel gedekt wordt door een verkeerde leer, dan zal over die leer als eerste een oordeel geveld moeten worden. Hij spreekt in dit geval van verstandslosbandigheid. ‘Het hangt van karakter, aanleg, bloedsomloop, etc. af, of zij zich openbaart in een ergerlijken wandel of in eene ergerlijke ketterij. Mij dunkt, als het geweten alleen nog reageert op wat ook de publieke opinie schokt, dat wij dan veilig gewetensafstomping kunnen constateeren’92. In dit geschrift pleit Boissevain voor de eerste keer voor een (Hervormde) kerk als een eenheid die ook gezien moet worden. Hij verafschuwt sektarisme, want zoals Hoedemaker zegt: ‘God heeft haar [de Hervormde Kerk] gegeven een mond om te belijden en eene hand, om de toorts der waarheid omhoog te houden’93. De kerk heeft dan ook de waarheid te

eerste wereldoorlog, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. Zij schrijft later een Frans boekje: Le théâtre biblique à la veile du romantisme (1789-1830), (Zutphen 1931). 90 Waarschijnlijk is deze dienstbode op voorspraak van Boissevains zwager De Groot aangenomen. De Groot is predikant te Voorst van 1908-1941. 91 P.J. Kromsigt, ‘De kerk en het volk’, in: Troffel en Zwaard, 17(1914), Uitgave N.V. Boekdrukkerij v/h L. van Nifterik Hzn, (Leiden 1914), 93. De initialen van de recensent zijn E.D.G. van de H. 92 Boissevain, Leertucht, 4. 93 Boissevain, Leertucht, 5.

Page 23: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

23

belijden en die waarheid uit te spreken voor slechte verstaanders die aan een half woord niet genoeg hebben. Hij ziet de waarheid Gods niet als een systeem, maar wel als een wetmatigheid. Hij pleit er daarom in navolging van Van Dijk, voor om geen scheiding van geloof en wetenschap voor te staan, want dat is namelijk de nekslag voor het geloof. Het doet Boissevain pijn dat de kerk verlaagd is tot een vereniging ‘van menschen die in dat geloof hunne particuliere liefhebberij hebben; om haar straks te schelden, dat zij buiten den tijdsstroom staat en immers geen antwoord heeft op de vragen van den dag’94. Hij ziet een kerk voor zich die hopeloos verdeeld en beginselloos is en daarom karakterloos. Hij vindt dat 1816 (de invoering van het Algemeen Reglement) en 1852 (versterking van het gezag van de synodale organisatie) ervoor hebben gezorgd dat de kerk in de boeien van een organisatie is geslagen, waaruit zij bevrijd dient te worden. Alweer citeert hij Hoedemaker uit zijn Advies inzake de Reorganisatie van het Kerkbestuur95. Hij ziet een Kerk die ‘de groote hinderpaal is op den weg naar een Christelijken Staat, omdat zij hare profetische roeping ten aanzien van ’s lands Overheid niet kan vervullen.’ Vandaar dat hij reorganisatie bepleit op de leest van Hoedemaker geschoeid. In Boissevains eerste brochure is al iets terug te zien van zijn latere streven naar synthese in zijn tweede periode; hij heeft het over de verscheidenheid der verdeeldheid en verscheidenheid der eenheid. ‘Eenheid is inderdaad geen eenvormigheid’96. Toch staat hij in beginsel nog kritisch ten opzichte van echte synthese: ‘Zou iemand het voor zijn rekening nemen bijvoorbeeld de verscheidenheid tusschen een confessioneel en eenen oud-moderne, kortom de partijschap in onze Kerk te complimenteeren met de qualificatie: verscheidenheid van vormen van eenzelfde leven?’97. Hij wil geen leertucht koste wat het kost, want ouders die door beloften of dreigementen hun kind dwingen om vergeving te vragen, handelen in strijd met het wezen van de mens. Een neutraal standpunt innemen of zich instinctief onwetend houden, kan ook niet, want dat is in wezen verwerping van het gezag en wanneer de Heere Jezus niet als Koning wordt erkend, is dat zonde of schuld. Dus de schuldvraag aangaande de kruisdood van Jezus, die hij later zal beantwoorden in zijn artikel: ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’ houdt hem al bezig, omdat het ten diepste gaat over de erkenning van Christus als Omnia Rex. Boissevain pleit voor eenheid der kerk. Hij betreurt het dat de kerk in partijschappen is verdeeld en vindt dat de kerk niet één paus heeft, maar zoveel pausen, als dat er krachtige persoonlijkheden zijn die een groep weten te bereiken. ‘Het is de partijschap die onze Kerk tot eene aanfluiting maakt’98. De kerk gaat aan deze partijschappen ten onder, want daardoor kwijnt het gemeentebewustzijn weg, vandaar dat de domheid der gemeente bij de voorgangers spreekwoordelijk geworden is. En bij de gemeenten gaat het alleen om de gezangenkwestie (1904), zodat er discussie wordt gevoerd of het zingen van gezangen wel of niet geoorloofd is. ‘Tegenwoordig is het spreekwoord: ”Zeg mij (niet welk) maar hoeveel gezangen en uit hoeveel bundels gij zingt en ik zal u zeggen, wie ge zijt’99. De gezangenkwestie laat, volgens Boissevain, zien dat er een dringende noodzakelijkheid is om te komen tot reorganisatie. Hij pleit voor het leren onderscheiden zonder te verdelen om zo scheuring (en afscheiding; HT) tegen te gaan en te leren verenigen zonder door elkaar te halen om zo ketterij tegen te gaan. Voorts bespeurt hij een domineecultus en er heerst een geest van wantrouwen en verdachtmakerij. Daartegenover staat Hoedemaker met zijn gereformeerde kerkbegrip. Het gaat om de belijdenis van de kerk zelf. Dus het gaat niet over

94 Boissevain, Leertucht, 8. 95 Boissevain, Leertucht, 49. 96 Boissevain, Leertucht, 10. 97 Boissevain, Leertucht, 10. 98 Boissevain, Leertucht, 13. 99 Boissevain, Leertucht, 27.

Page 24: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

24

de ervaringen en de bevindingen van de leden in de kerk, maar om Jezus Christus Zelf, want het geloof sec is naïef. De kerk kan zich moeilijk uitspreken omdat er predikanten zijn die haar belijdenis verachten, daarom pleit Boissevain voor reorganisatie: ‘Daarom reorganisatie: opdat de arbeid der gemeente in dezen haren voortgang hebbe’100. Niet in de zin van teruggang of verkrachting. Bij reorganisatie staat de tuchtoefening niet voorop, want tot amputatie gaat men alleen in het uiterste geval over en als de ziekte door het hele lichaam verspreid is, kan men beter niet amputeren. Daarom moet het wezen der tucht liefde zijn en tot samenbinden leiden. Het debat moet met Gods Woord in de hand gevoerd worden. Hij verkettert partijschap, want dan gaat men een tijdschrift lezen wat van eigen kleur is en daardoor wordt men eenzijdig. Hij eindigt met een citaat van De Savornin Lohman, (wat als CHU-er niet vreemd is, Lohman is echter wel van Gereformeerde huize!) uit zijn geschrift: Heel de Kerk en heel het volk. In Lohmans geschrift is duidelijk de invloed van Hoedemaker en Kohlbrugge terug te zien: ‘God bewaart er Zijne profeten voor in de mode te komen.’ Opvallend is Boissevains verwijzing naar Roessingh. Hij haalt een vergadering van moderne predikanten aan waarin wordt afgeraden uit de Hervormde kerk te treden, omdat men op deze manier toch de meeste macht ontwikkelen kan. Roessingh is de ‘Nicodemus’ in deze vergadering, hij pleit voor iets wat boven machtsontwikkeling gaat: nl. rechtsbesef, met de vraag: ‘Heeft de Nederl. Herv. Kerk eene belijdenis, of heeft zij er geen?’101. Deze verwijzing geeft aan dat Boissevain zich breed oriënteert en al gedachten ontwikkelt die later zullen leiden tot zijn streven naar synthese (reformatie) tussen orthodoxie en (rechts-)modernisme. Boissevain heeft belangstelling voor het remonstrantisme, wat natuurlijk niet vreemd is voor iemand die met een remonstrantse vrouw is getrouwd. Jaren later schrijft Boissevain in De kansen der kerk: ‘Ik heb zelf in jonger jaren het goed recht van leertucht verdedigd en kom spoedig onder invloed van beschouwingen, die in deze richting wijzen, temeer daar ik het institutaire met al het menschelijke dat het eo ipso impliceert, geen zondeval der Kerk acht te zijn, (…) “ik aanvaard voluit het zondig-menschelijke van ieder kerkelijk apparaat…”’102. Hij vraagt zich zelfs af of ‘leertucht geen rudiment’ is van de joodse synagoge, in tegenstelling tot de christelijke synagoge, namelijk de kerk. Als leertucht een overblijfsel van de joodse synagoge is, vervult het een kwalijke rol. ‘Men spreekt gaarne van “schuldbelijden” en dat wil dan gewoonlijk zeggen, dat men de kerk of richting, waartoe men niet behoort, wil laten schuldbelijden, b.v. de Roomsche Kerk voor hare vervolgingen, maar niet de gereformeerde orthodoxie voor de behandeling der Remonstranten: deze geschiedde immers in den Naam des Heeren Zebaoth!’103. Boissevain onderstreept met deze woorden dat hij het handhaven van de leertucht ziet als een onderdeel van het kerkelijke presbyteriale stelsel, dat wordt voorgestaan door de Confessionele Vereniging. Hij geeft toe dat zijn visie op leertucht veranderd is, als gevolg van zijn bestudering van de moderne theologie. 2.1.2. De kerk en het volk Het tweede geschrift is uitgesproken als een lezing voor een (bijbel)kring in Amsterdam en Goes. Het begint met een vraag: Wat dunkt u van de Nederlandse Hervormde kerk? Is het een volkskerk of een belijdeniskerk? Boissevain getuigt in dit geschrift van interesse en belezenheid op dit terrein. Hij noemt de visie van dr. Slotemaker de Bruine ‘eigenaardig’, in de zin van merkwaardig: ‘Een volkskerk en daarnaast belijdeniskerken’. De vraag wat een kerk eigenlijk is, ligt hem na aan het hart. Hij stelt zichzelf drie vragen: Wat is een kerk? Wat

100 Boissevain, Leertucht, 18. 101 Boissevain, Leertucht, 16. 102 Boissevain, De kansen der kerk, H.J. Paris (Amsterdam 1930), 56. 103 Boissevain, De kansen der kerk, 56.

Page 25: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

25

is een Hervormde kerk? Wat is een Nederlandse Hervormde kerk? Hij schrijft dat een kerk die niet een gemeente van Christus is of staat onder de gemeente van Christus een valse kerk is. Bij het punt: Wat is een Nederlandse Hervormde kerk?, merkt hij op dat de gemeente van Christus internationaal is, maar dat zij zich nationaal openbaart en daarom is zij ook een volkskerk, want zij spreekt de taal van het volk en zij moet in het centrum staan, het liefst op markten, zoals vroeger. Hij hanteert de vervangingsgedachte: ‘Christus is de Heer der heeren en de Koning van de koningen der aarde en tot de openbaring van dit koninkrijk worden de volkeren geroepen, opdat Israel tot jaloerschheid worde gewekt’104. De kerk is dus geen koninkrijk, zij heeft de kruisgestalte der dienende liefde, omdat het Koninkrijk Gods tot de volkeren komt en in het licht van deze toekomst moet de kerk het volk bezien, dat is de lijn van artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis. De vraag die nu komt is: Is de kerk der vaderen een Nederlandse Hervormde kerk geweest? Volgens Boissevain is zij door regentenoverheersing in haar roeping als volkskerk belemmerd105. Wel zegt hij dat de Gereformeerde kerk in de Republiek een gestalte is van de Christelijke gemeente en dat de geschiedenis van Nederland hiermee samenvalt. ‘Wereldgeschiedenis is de geschiedenis der kerk’106. Dit geschrift valt onder zijn eerste periode van reorganisatie der kerk. Zijn uitspraak over de presbyteriale kerkorde zegt in dezen genoeg. Volgens hem is zij ongetwijfeld de meest Schriftuurlijke. Deze zienswijze verandert echter wel, want hij maakt in zijn tweede periode waarin hij zich richt op het reformeren der kerk de overstap naar het episcopale stelsel, dat zijn voorkeur verdient boven het presbyteriale. Hij merkt op dat het protestantisme, zowel in Nederland als in Schotland, heeft bijgedragen tot de vorming van een volksziel. Een andere vraag die Boissevain wil beantwoorden is: is de Nederlandse Hervormde kerk nog een Nederlandse Hervormde kerk? Hij noemt een aantal mogelijke visies en verdeelt deze in groepen. Zo is er een groep die haar handhaaft als volkskerk. Er is een andere groep die de strijd aanbindt met alles wat zich kerk noemt en een derde groep vervloekt de Hervormde kerk driewerf en ziet haar als een stank in de neusgaten Gods. Boissevain pleit voor de eerste visie, hij gelooft dat de kerk der Vaderen naar Gods bedoelen de nationale openbaring van de gemeente van Christus is, ondanks dat de tegenstanders het gebrekkige en zondige kunnen aanwijzen. Dat laatste is echter niet steekhoudend, want dan moeten ze kunnen aantonen dat de kerk in de periode ervoor volmaakt is geweest en dat ze zelf niet schuldig zijn. ‘Zoolang God nog één vlaswiek van hoop rooken laat, hebben wij geen enkel recht sceptisch te zijn. Alle voorbarigheid is in dezen een spelen met de oordeelen Gods’107. Hij noemt 1886 een jaar waarin de ‘kracht der reformatie gebroken is.’ Dus moet er terugkeer of herstel plaatsvinden gepaard aan de schuldbelijdenis: wij hebben gezondigd. De tachtigjarige oorlog is voor Boissevain een godsdienststrijd. In de gouden eeuw staat de vroomheid tegenover de welvaart, de voortdurende oorlog, het leven voor materiële doeleinden, het toenemend verkeer, toevloed van vreemden en opeenhoping van het volk in grote steden leidt tot afname van de oude eenvoud der zeden. Ondanks dat is er een sterk religieus leven in Nederland. De opkomst van Nederland is verbonden aan de reformatie van de kerk. Dus de natie heeft een christelijk protestants karakter en de kerk is een gereformeerde. ‘Wij wenschen dat dit karakter van natie en kerk in grondwet en kerkorde worde uitgesproken en tot zijn recht gebracht. – Of vleien wij ons met eene illusie?’108. Zo zegt hij met bijzonder vergrote letter: ‘Laat mij zeggen, wat wij bedoelen. Wij bedoelen:

104 Boissevain, De kerk en het volk, 9. 105 Boissevain, De kerk en het volk, 11. 106 Boissevain, De kerk en het volk, 11. 107 Boissevain, De kerk en het volk, 16. 108 Boissevain, De kerk en het volk, 22.

Page 26: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

26

regeneratie van het volk – reformatie der kerk – reorganisatie der Ned. Herv. Kerk.’ En dit alles tot het ene doel: ‘de openbaring van het koningschap van Christus’109. Heel opvallend is dat hij jaren later in zijn boek De kerk op den tweesprong (1942) een andere volgorde hanteert, net andersom. Dan is hij nationaalsocialist en denkt vanuit het volk, nu is hij Hoedemakeriaan en denkt hij vanuit de kerk. De regeneratie van het volk vindt hij belangrijk, want het individualisme heeft het volk bijziende gemaakt. Regeneratie van het volk en reformatie der kerk zijn tweelingzusters. Het oordeel gaat uit van Gods huis, maar ook de verlossing komt daarvandaan. Hij constateert voor het eerst dat het katholiciteitbegrip voor de protestanten teloor gegaan is en dat treft Nederland in het bijzonder. Hij verwijt de regeringspartijen machtsmisbruik, omdat ze na de synode van Dordrecht 1618-1619 nooit meer een nationale synode hebben bijeengeroepen. Tenslotte wil hij reorganisatie der kerk: terug naar de belijdenis der kerk, terug naar de belijdende kerk, want dat is, volgens hem het uitgangspunt. 2.2. Predikant te Leiden (1918-1920) De eerste periode… Met slechts een geschiedenis van ongeveer honderd jaar is Wilhelminadorp een relatief jong dorp te noemen. Het tegendeel geldt voor Leiden. Deze stad behoort tot de vuur en haardsteden van prins Willem van Oranje (1533-1584) en krijgt als dank voor haar manhaftige houding tijdens de Spaanse belegering (1574) in 1575 een eigen universiteit. Deze universiteit trekt veel studenten aan. Intellectueel gezien breekt er voor Boissevain een gouden tijd aan. Dat Boissevain naar Leiden gekomen is, wordt door de Nederlandse Hervormde kiesvereniging gezien als een door haar bereikt resultaat. ‘Onze vereeniging heeft verschillende predikanten hier gebracht. Ds. Boissevain ook met (…) medewerking dr. Locher’110. Deze kiesvereniging is opgericht in mei 1895 met als doel het doen van aanbevelingen voor predikanten en het stellen van kandidaten voor de verkiezingen van kerkenraadsleden, gemachtigden en notabelen. Op 22 april 1929 wordt er een nieuw reglement vastgesteld, waarin wordt gesteld dat de aan te bevelen predikanten van rechtzinnige (confessionele) of ethische richting moeten zijn. Op 1 mei 1951 verliest de vereniging haar bestaansrecht, vanwege de invoering van de nieuwe kerkorde111. Boissevain wordt op 15 september 1918 ’s morgens in de Pieterskerk van de Hervormde gemeente van Leiden bevestigd door dr. J.C.S. Locher (1867-1940), een Kohlbruggiaans geleerde en markant predikant112. ’s Middags om zes uur preekt Boissevain intrede113. De contacten met Locher zorgen ervoor dat Boissevain in 1919 een uitgebreid artikel schrijft in Troffel en Zwaard114. Locher ziet Boissevain als zijn ‘stadgenoot, ambtgenoot, bloedverwant en vriend’115. Maar wanneer Boissevain de keuze voor de NSB maakt, begint Locher met een bestrijding van zijn opvattingen. Op zondagavond 22 september 1918 neemt mr. dr. Jan Schokking (1864-1941)116 afscheid, omdat hij een zetel mag bezetten namens de CHU in de Tweede Kamer der Staten-Generaal117. Schokking wordt in 1925 minister van Justitie in het

109 Boissevain, De kerk en het volk, 24. 110 Notulenboek nr. 5 (15 mei 1906-10 oktober 1925), Ledenvergadering van woensdag 12 februari 1919. (Regionaal Archief Leiden, archiefnr. 64: Inventaris van het archief van de kiesvereeniging der Nederlandsche Hervormde Kerk te Leiden 1895-1950, (Inventaris KNHK Leiden). 111 Inleiding tot archiefnummer 64, Inventaris KNHK Leiden. 112 Den Admirant, Discipelen van Kohlbrugge, 17 e.v. 113 Leidsch Predikbeurtenblad, 24(1918), 14 september/no. 37. 114 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’ in: Troffel en Zwaard, 22(1919), Uitgave N.V. Boekdrukkerij v/h L. van Nifterik Hzn, (Leiden 1919), 81-98, 148-167. 115 Kerkblaadje, 27(1931), 4 januari/no. 39, 4. 116 C. Houtman, Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme (deel 5), Uitgeverij Kok, (Kampen 2001), 451. 117 Leidsch Predikbeurtenblad, 24(1918), 21 september/no. 38.

Page 27: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

27

kabinet Colijn I en in 1927 wordt hij benoemd tot burgemeester van Katwijk, deze rol vervult hij tot 1932. Als Boissevain zijn predikantschap te Leiden begint, is de eerste wereldoorlog net afgelopen. In de kerken is men aan het nadenken over het realiseren van een duurzame vrede. Vanuit de kerken in Zweden en Noorwegen komt de roep om met het verslagen Duitsland tot verzoening te komen118. De Federal Council, orgaan van de Wereldbond voor Internationale Vriendschap tussen de Kerken spreekt zich duidelijk uit tegen het voeren van een economische oorlog na de wereldoorlog. ‘Na den oorlog een voortdurende oeconomischen oorlog te voeren, zoals voorgeslagen is, zou zijn een beleediging van de grondbeginselen der leer van Jezus. Het is de onverbrekelijke plicht der Kerken, den Geest der verzoening te bevorderen als de drijfkracht voor een levenden gemeenschappelijken arbeid van de geheele wereld, en hiervan mogen onze tegenstanders niet worden uitgesloten’119. In de universiteitswereld wordt nagedacht over kerkelijke ontwikkelingen na de eerste wereldoorlog. Roessingh heeft hieraan een steentje bijgedragen, maar ook in confessionele kring wordt aan deze ontwikkeling aandacht besteed120. De wereldoorlog heeft ertoe geleid dat er in toenemende mate een bewustwordingsproces plaatsvindt over de kerkelijke verdeeldheid. Al snel na 1918 komt er een hernieuwde belangstelling voor kerkelijke eenheid. Boissevain wordt in zijn eerste periode te Leiden ondergedompeld in de eerste perikelen om te komen tot kerkherstel. Op 16 mei 1919 wordt er een bijeenkomst gehouden te Leiden waar vertegenwoordigers uit de verschillende schakeringen en richtingen in de Nederlandse Hervormde kerk bijeen waren. Er wordt een commissie gevormd die verschillende predikanten uit de evangelische en vrijzinnige richting uitnodigt om overleg te voeren over het kerkelijk vraagstuk. Het kerkelijk vraagstuk handelt over het realiseren van eenheid tussen de verschillende richtingen in de Hervormde kerk en het kiezen van een nieuw kerkelijk stelsel. De vertegenwoordigers van deze commissie zijn: Obbink, Slotemaker de Bruine, Van Grieken (Delft), Van Paassen (Haarlem), Molenaar en Schokking en Duijmaer van Twist (Den Haag), Schokking en Locher (Leiden)121. Tijdens de bijeenkomst blijkt dat ‘de tegenwoordige kerkelijke toestand dringend herziening eischt, in’t belang der oprechtheid en waarachtigheid en ook met het oog op de huidige tijdsomstandigheden’122. Op deze vergadering wordt betoogd dat er een vergadering moet worden belegd, op last van de synode benoemd, waarop de belijdeniskwestie, de financiële verhouding kerk en staat en een andere kerkinrichting besproken zal worden. Als uitvloeisel hiervan wordt opnieuw een commissie benoemd om met voorstellen te komen ter oplossing van het kerkelijk vraagstuk. De opmaat om tot kerkherstel te komen wat eind jaren dertig daadwerkelijk plaatsvindt, klinkt in deze vergadering al door. Op 30 juni 1919 wordt er een vergadering belegd om de ethische predikanten te vragen hoe zij over het kerkelijke vraagstuk denken. ‘Bij de discussie blijkt wel dat er in de ‘ethische’ groep geen communis opinio bestaat. Aan de eene zijde wordt erop gewezen dat een eventueel uiteengaan van de modernen en een rechts bloc op vrijzinnigen en rechtzinnigen reactionnair zou werken; dat de geestelijke arbeid in de gemeenten niet geremd wordt door de kerkorganisatie, maar dat er vrijheid van beweging in overvloed is; dat de kerk niet achteruit maar vooruit gaat; dat de meening niet mag worden gevestigd, als zou er zooveel aan de kerk ontbreken; dat boedelscheiding een ramp zou zijn, wat des te duidelijker uitkomt, wanneer men let op wat leeft in de jongere generatie, zoals die zich uit in de N.C.S.V. en V.C.S.B. Er is iets aan het groeien wat niet belemmerd mag worden. Daartegenover wordt van de andere

118 De Gereformeerde Kerk, (1919), 3 juli/no. 1604. 119 De Gereformeerde Kerk, (1919), 3 juli/no. 1604, ‘Buitenland’ door d. B. ’s-Gravenhage. 120 Onder andere de visie van Ernst Troeltsch wordt besproken; De Gereformeerde Kerk, (1919), 6 februari/no. 1583. 121 De Gereformeerde Kerk, (1919), 29 mei/no. 1599. 122 De Gereformeerde Kerk, (1919), 29 mei/no. 1599.

Page 28: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

28

zijde opgemerkt, dat het principiële verschil tussen recht- en vrijzinnigen te groot is dat men te zamen iets wezenlijks voor ons volk kan bereiken; dat de kerk karakter moet hebben, hetgeen van belang is voor het volk, maar ook van beteekenis voor meer intellectueele kringen.’ Na deze vergadering wordt er een motie aangenomen en een nieuwe vereniging opgericht met de naam: ‘Vereeniging tot versterking van het ethisch beginsel in de Ned. Herv. Kerk’123. Inmiddels is op de algemene kerkenraadsvergadering van 13 september 1918124 Boissevain ‘binnengeleid’. Boissevain hoopt ‘dat de Leidse gemeente en predikant[en] zich zullen kunnen verblijden over zijn komst te dezen plaatse.’ Daarna wordt hem weer uitgeleide gedaan. Op de vergadering van 14 november 1919 is Boissevain loco-scriba. De Gereformeerde Bond, afdeling Leiden doet een dringende oproep om in de vacature Schokking te voorzien en in de vacature van ‘den weggelopen predikant W.J. Roscam Abbing’. Deze afdeling wordt niet erkend door de Hervormde kerkenraad, omdat zij niet officieel bekend is. De kwestie van de predikantstraktementen wordt besproken. Het is moeilijk om tot overeenstemming te komen over het traktement. Na de ontstane vacature voor Schokking wordt er geen beroep uitgebracht, omdat de algemene kerkenraad van mening is dat het traktement te laag is125. Op 2 januari 1920 is Boissevain scriba van de algemene kerkenraad en ds. J. Riemens preses. Op de vergadering van 9 januari 1920 stelt Boissevain de vraag of het ‘collecteeren, inzonderheid het uitstorten van de collectezakken niet minder storend zou kunnen geschieden.’ Hier is al iets terug te zien van zijn latere neiging tot liturgische zuiverheid. De commissie van contact zal dit punt bespreken met de collectanten, want de diakenen collecteren niet zelf, maar dat doen personen die hiervoor zijn aangesteld. Het probleem wordt opnieuw besproken tijdens de vergadering van 14 mei 1920 zonder het gewenste resultaat. Op de vergadering van 8 april 1920 blijkt dat het gonst van geruchten omtrent het privé-leven van Boissevain. Tijdens deze bijeenkomst in de consistorie van de Pieterskerk te Leiden vraagt broeder L. Bosch of het waar is en zo ja of (een onleesbaar woord) het correct is dat ds. Boissevain in Oegstgeest gaat wonen. ‘Deze [Boissevain is zelf scriba] beantwoordt de eerste vraag bevestigend, de tweede weifelend en de derde ontkennend, doch meent zich te kunnen verontschuldigen met tijd- en familieomstandigheden’126. Boissevain is duidelijk verlegen met de situatie, maar vooralsnog geeft hij de relatieproblemen min of meer toe. Boissevains werk lijdt onder zijn thuissituatie, want hij vergeet (als preses) een uitnodiging voor een overleg met de legerpredikant op 9 augustus aan de algemene kerkenraad kenbaar te maken. Daardoor is de algemene kerkenraad niet op dit overleg geweest127. Uiteindelijk komt op de vergadering van vrijdag 12 november 1920 het hoge woord eruit. Boissevain deelt voor de rondvraag mee ‘de voor hem en allen pijnlijke mededeling dat zijn huwelijk door echtscheiding is ontbonden.’ Er wordt niet op gereageerd, ook later niet. 2.2.1. ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’ In 1919 verschijnt er een uitgebreid artikel van Boissevains hand dat al een iets andere geest dan Leertucht en De kerk en het volk ademt. Zo blijkt uit dit artikel dat Boissevain kennis heeft van de opvattingen van Von Harnack, Friedlander en Troeltsch. Het is dan ook te beschouwen als een overgangsartikel van zijn eerste periode: reorganisatie der kerk, naar zijn 123 De Gereformeerde Kerk, (1919), 29 mei/no. 1599. 124 Notulenboek algemene kerkenraad Leiden, (1909-1931), 13 september 1918, (Regionaal Archief Leiden, Archiefnummer 23a/no. 25). 125 De Gereformeerde Kerk, (1919), 26 juni, 4. 126 Boissevain verhuist naar Julianalaan 19 te Oegstgeest (Leidsch Predikbeurtenblad, 35(1929), 13 juli/no. 28), later verhuist hij nog een keer naar Koninginnelaan 10 te Oegstgeest. Hij heeft ook telefoon, tel. 1356 (Leidsch Predikbeurtenblad, 45(1939), 21 januari). 127 Notulenboek algemene kerkenraad Leiden, (1909-1931), 10 september 1920. (Regionaal Archief Leiden, Archiefnummer 23a/no. 25).

Page 29: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

29

tweede periode: reformatie der kerk. Het gaat Boissevain niet meer om de vraag of er een reorganisatie van de kerk nodig is, want daar is hij wel van overtuigd. In zijn tweede periode gaat het veel meer om de vraag hoe hij een reformatie kan bewerkstelligen, zodat niet alleen de orthodoxen zich aangetrokken voelen tot de Hervormde kerk, maar ook de modernen en de moderne theologie. Hij wil dus iets wezenlijks in de kerk veranderen, wat in zijn eerste periode veel minder sterk naar voren komt. ‘De vraag, die dit opstel aan de orde stelt, is dan ook eene vraag, die men gerust eene van den nieuweren tijd kan noemen. Aan een groot deel der gemeente zal zij allicht weinig belang inboezemen, Het denkt in dezen nog dogmatisch, of… “toepasselijk”’128. Zo betoogt Boissevain dat de dogmatische verklaring het gevaar loopt te vergeten dat het Woord vlees wordt en de historisch-psychologische verklaring verzuimt dat het Woord vlees wordt. De kruisdood is een heilshistorische gebeurtenis en geen schakel in ‘de eindelooze keten van het wereldgebeuren’129. Het doel van zijn opstel is (als eerste duidelijke overgang naar zijn tweede periode) een synthetische. ‘Het poogt contact te leggen tusschen wat wij de historische en de dogmatische beschouwing van de lijdensgeschiedenis noemen’130. Boissevain realiseert zich dat de werkelijkheid van de kruisiging veel gecompliceerder is geweest dan hij kan beschrijven. Het leven tijdens de (eerste) wereldoorlog is anders beschreven, dan het ervaren is. ‘Men zou het beeld, dat men zoo ontwerpt, kunnen vergelijken met een vlak gelaat met enkele zeer markante trekken, die echter licht den indruk maken van starre lijnen, die het gelaat iets maskerachtigs geven. De minder sprekende lijnen zijn noodig om de markante sprekend te houden’131. Waar het Boissevain om gaat, is het stellen van de schuldvraag aan de historie. Hij komt met een opsomming en uitleg van geschriften uit zijn eigen tijd over dit onderwerp, wat aangeeft dat hij zich verdiept heeft in deze materie. Als eerste noemt hij Chwolson: Das letzte Passahmahl Christi und der Tag seines Todes (1e druk 1875, herdruk 1908), die de Sadduceeën tekent als hebzuchtige uitbuiters van het volk en mannen die bezorgd zijn over hun inkomsten die in gevaar komen door Jezus’ prediking. Chwolson beschouwt de Sadduceeën als de moordenaars van Jezus. Als tweede bespreekt Boissevain M. Friedlanders boek: Die religiösen Bewegungen innerhalb des Judentums im Zeitalter Jesu (Berlin 1905), die het Farizeïsme als een verbastering van het Jodendom ziet. ‘Het Farizeïsme (…) heeft het Jodendom vervreemd van zijne oorspronkelijke zending en de natuurlijke ontwikkeling van het Jodendom onderbroken’132. Het kernartikel begint met een onderzoek naar de rol die de Sadduceeërs en Farizeeërs en het gewone volk in de lijdensgeschiedenis hebben gespeeld. Boissevain begint met de rol van de Sadduceeërs die in het Sanhedrin zitting hebben. Zij beschouwen Jezus als een demagoog die oproer maakt en als het Sanhedrin hieraan gehoor geeft, kan zij door de Romeinse stadhouder wel eens afgezet worden. Maar dat Jezus de tempel reinigt (Hij gooit de tafels van de geldwisselaars om en verdrijft de handelaren uit de tempel), kwetst de hogepriester ook bijzonder. ‘En nu volgde Kajafas het cynische recept van een staatsman uit latere eeuwen: “ik kijk eerst in welke richting mijn belang ligt en dan zoek ik in die richting een ideaal”’133. Boissevain ziet Kajafas als de man van de Realpolitik, als de materialist en atheïst van de praktijk. Hij concludeert dat wanneer de Heere Jezus in Galilea was gebleven, ‘zij hadden ’t Hem niet lastig gemaakt. Een droomer, een idealist, een profeet is vrij onschadelijk. Zij

128 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 81-82. 129 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 83. 130 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 84. 131 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 85. 132 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 89. 133 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 96.

Page 30: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

30

kunnen zelfs wel interessant zijn. Maar zulke menschen moeten zich niet gaan verbeelden dat ze verstand hebben van de praktijk van het leven en vooral niet van politiek’134. Het tweede artikel vangt aan met de opmerking dat nu de verhouding geschetst wordt van de Farizeeërs ten opzichte van Jezus. Deze zijn meer geliefd bij het gewone volk dan de in het eerste artikel beschreven Sadduceeërs; ‘Daar zij in dagelijksch, levendig contact met het volk stonden, waren zij de aangewezen personen om het Sanhedrin op de hoogte te houden van wat in den boezem van het volk leefde en gistte’135. Boissevain beschouwt de Farizeeën wel degelijk als zijnde bij het conflict (bedoeld wordt de kruisdood van Jezus) betrokken. ‘Maar indien wij den dood des Heeren zien als de uitkomst van het conflict tusschen den geest des Heeren en den geest van het huis Israels, indien wij er in hooren slaan de ure van alle macht, die in deze wereld de krachten van het evangelie en van het koninkrijk Gods wederstaat, dan meen ik dat dit Farizeïsme wel degelijk mede in het conflict betrokken wordt’136. Hij stelt dit om de volgende reden: het Farizeïsme moest in verzet komen wanneer Jezus openlijk optreedt. Dit komt omdat de Farizeeën een nationale universele Messias verwachten, terwijl Jezus een particularistische Messias is. De apostel Paulus heeft begrepen dat er tussen het Evangelie en het Farizeïsme de wedergeboorte ligt. Alleen Paulus heeft de moeilijkste bekering doorgemaakt van Farizeïsche vroomheid tot de verbrijzeling door de belijdenis en dan is er uiteindelijk maar één zonde, namelijk het ongeloof: ‘emancipatie van God, van Zijn eer, Zijn recht, Zijn genade’137. In het laatste gedeelte kijkt Boissevain naar de vraag in hoeverre het Joodse volk schuldig is aan de kruisdood van Christus. Hij stelt dat de Evangeliën juist nadruk leggen op het conflict tussen de Farizeïsche partij en Jezus. Hij sluit dit gedeelte af met een eschatologische verwachting voor het Joodse volk, zo tegengesteld aan zijn latere geschriften: ‘Het kruis is ons daarom meer eene dwaasheid dan eene ergernis. Zooals de Jood de ergernis des kruises doorvoelt, kent geen ander haar. Zij grolt in zijn bloed. En daarom zal de belijdenis van den Christus pas van volmaakten inhoud worden, als de Jood Hem medebelijdt; en klimmen de Paaschgezangen der geheiligden pas tot vollen klank, als de Jood ze medezingt’138. Het is Boissevains eerste en tevens laatste artikel in Troffel en Zwaard. Vooral de conclusie van het eerste deel is autobiografisch. Een dromer en idealist is inderdaad onschadelijk, hij wordt pas ‘gevaarlijk’ als hij zich met politiek gaan bemoeien en lid wordt van de NSB… Anderszijds gelooft Boissevain hier nog dat er een toekomst is voor het Joodse volk, als zij de Heere Jezus als hun Heere en Zaligmaker zullen gaan erkennen. Eenmaal zullen zij dan het lied van het Lam meezingen als de volheid der heidenen zal zijn ingegaan. 2.3. Naschrift In eerste instantie wil Boissevain reorganisatie der kerk bewerkstelligen. Hij wil hieraan meewerken door lezingen te houden en een aantal geschriften te schrijven. Vanuit Wilhelminadorp laat hij nog een min of meer confessioneel geluid horen, te Leiden verandert dit. Dat is niet alleen terug te voeren op contacten met de Leidse universiteit, maar ook de eerste wereldoorlog heeft voor een veranderende visie gezorgd. Zijn scheiding in 1920 zorgt ervoor dat zijn reorganisatiestreven een impuls krijgt richting reformatie der kerk, een synthese tussen orthodoxie en modernisme. Ook is er al een aanzet tot antisemitisme en Marcionisme te zien in Boissevains artikel: ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’. Het is tijd om te luisteren naar het volgende drama: Reformatie der kerk.

134 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 98. 135 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 148-149. 136 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 155. 137 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 160. 138 Boissevain, ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard, 22(1919), 167.

Page 31: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

31

Hoofdstuk 3 Reformatie der kerk (1921-1933) Boissevain verwoordt in zijn proefschrift dat hij in Leiden voortdurend contact heeft met de studentenwereld, ‘de jeugdige vrienden der N.C.S.V.-cursussen in Leiden en Delft’139 en het vormende voorrecht daarvan ervaart. Nu wijdt Boissevain zijn leven aan studeren, hij volgt colleges en privatissimi bij Roessingh, een remonstrantse hoogleraar en vertegenwoordiger van het rechts-modernisme en hij verdiept zich in de internationale theologische ontwikkelingen. Boissevains proefschrift is een poging om orthodoxie en moderniteit met elkaar in synthese te brengen. Niet voor niets promoveert hij bij prof. dr. Hendrik Anthonie van Bakel (1874-1948), degene die hierover het meest heeft nagedacht. Na 1929 wordt hij, ondanks zijn leeftijd, gezien als een coming man in de universiteitswereld, het kerkelijk hoogleraarschap te Leiden gaat echter aan zijn neus voorbij. In de vacature voor een kerkelijke leerstoel van H.M. van Nes wordt hij niet benoemd. In zijn vriendenkring en in zijn boeken laat hij zich regelmatig uit over de invoering van het ambt van bisschop… een sterke man in het kerkelijk leven. 3.1. Predikant te Leiden (1920-1934) De tweede periode… Boissevain is in deze periode (de jaren twintig) een trouw bezoeker van de kerkenraadsvergaderingen. Hij neemt echter niet vaak deel aan discussies, dit is echter voor een in eerste instantie confessioneel georiënteerde predikant niet uitzonderlijk. De Hervormde Leidse kerkenraad plaatst haar mededelingen in het Leidsch Predikbeurtenblad. Tot eind 1940 wordt dit blad uitgegeven door E.J. Brill te Leiden. Boissevain vervult in latere jaren de rol van hoofdredacteur. De eerste contacten met de inwendige zending (wier bijeenkomsten op het landgoed van de familie Van Lynden van Horstwaerde plaatsvinden) worden gelegd op 10 december 1920. Er wordt een plaatselijke afdeling voor de inwendige zending te Leiden gevormd. Deze contacten worden later versterkt als Boissevain deelneemt aan de conferenties van de inwendige zending te Hemmen en zich aansluit bij de Orde van Getuigen van Christus140. Op 17 april 1921 houdt ds. Johan Willem Groot Enzerink (1874-1939)141 een intredepredikatie, nadat hij bevestigd is door Schokking. Groot Enzerink dient de Hervormde gemeenten van Wapenveld, Maassluis, Leeuwarden en Leiden. Hij is de initiatiefnemer tot de bouw van de Kooikapel aan de Driftstraat te Leiden, waar Boissevain ook wel voorgaat en hij is betrokken bij de oprichting van de Christelijke Nijverheidsschool. Ook doet hij veel aan reclasseringswerk en werklozenzorg en zet hij zich in voor de Nederlandse Hervormde Radio Omroep. Hij behoort tot de Confessionele Vereniging in de Hervormde kerk. De Confessionele Vereniging komt in deze tijd in het nieuws door het zich in hun kringen opnieuw manifesterende antipapisme. De directe aanleiding vormt het toelaten van roomse processies boven de grote rivieren. Deze rivieren scheiden Nederland in een Rooms Katholiek en een protestants deel. Het gevolg van het toelaten van de processies boven de grote rivieren is het oprichten van de Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij (HGS). Ook Leiden krijgt met dit hernieuwd antipapisme te maken. Op 8 april 1921 klaagt de heer G. van der Wall bij de kerkenraad over het feit dat er een advertentie in het Leidsch Predikbeurtenblad heeft gestaan voor een Rooms Katholieke samenkomst. Bij acclamatie wordt door de algemene kerkenraad besloten dat voortaan dergelijke advertenties niet meer voor zullen komen in het blad. Het hernieuwd antipapisme wordt breed gedragen in de kerkenraad, want broeder Schippers’ voorstel behelst een protest tegen de invoering van

139 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, Woord vooraf. 140 Zie hoofdstuk 4, paragraaf 2. ‘Boissevain en de Orde van Getuigen van Christus’. 141 Zie: http://www.grootenzerink.nl (maart 2008).

Page 32: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

32

Rooms Katholieke processies en op 22 juni 1921 wordt er daadwerkelijk een protestavond georganiseerd in de Pieterskerk te Leiden. De sprekers zijn: Locher, Riemens en Groot Enzerink. Boissevain spreekt niet. In het begin van de jaren twintig is een kwestie rondom het kindertehuis ‘Voordorp’ een heet hangijzer. Dit tehuis wordt bestuurd door de Leidse Hervormde kerk en binnen dit bestuur treden problemen op die vooral op persoonlijk vlak lijken te liggen. De verwikkelingen zorgen ervoor dat verschillende diakenen bedanken. Locher constateert dat deze problematiek voor veel achterklap in de Leidse Hervormde gemeente zorgt142. Boissevain is tijdens de discussies en gesprekken over ‘Voordorp’ angstvallig stil. Zo discussieert hij niet mee op een spoedvergadering als er uitvoerig over de positie van ds. G.H. Beekenkamp gesproken wordt, maar hij trekt wel de radicaalste conclusie: ‘Hij snijdt allen band met ds. Beekenkamp door’143. Beekenkamp heeft namelijk de zeer moeilijk liggende zaak ‘Voordorp’ op de kansel gebracht144. Dat Boissevain de Leidse manier van collecteren niet bepaald op prijs stelt, is bekend. Tijdens een buitengewone vergadering van 22 juli 1921 klaagt hij over de traagheid waarmee de collectanten hun werk verrichten. Hij verzucht: ‘Nergens is dat zo als in Leiden.’ Ook anderen sluiten zich bij deze herhaaldelijk geuite klacht aan145. In de tweede helft van 1921 functioneert Boissevain als scriba en op de vergadering van 11 november blijkt dat wanneer men het heeft over het instellen van onafhankelijke commissie, Boissevain aangeeft dat hij dit al eens eerder voorgesteld heeft. ‘t’Lijkt hem altijd nog dat de kerkenraad daarop niet is ingegaan.’ Deze manier van spreken en zijn spaarzamelijke bijdragen aan de vele discussies die er gevoerd zijn, doen hem kennen als een zakelijke, enigszins introverte persoonlijkheid. Daniël Plooij (1877-1935), de latere hoogleraar is iemand die wel vaak aan het woord is tijdens de vergaderingen. Hij heeft over de meeste zaken wel een mening. Boissevain valt op door stilzwijgen (terwijl ze toch ongeveer even oud zijn). Plooij is Hervormd predikant te Leiden van 1913 tot 1926. In de jaren twintig staat Plooij op de nominatie om hoogleraar te Leiden te worden. ‘Wat betreft Plooij, door bevoegde beoordelaars in binnen- en buitenland werd hij, zoal niet als de meerdere, dan toch als de gelijkberechtigde van De Zwaan beschouwd’146. Ondanks de lovende woorden, wordt hij niet benoemd als hoogleraar te Leiden. Te behoudend zal het oordeel geweest zijn. Hij is wel een periode buitengewoon hoogleraar op de Universiteit van Amsterdam, daarna gewoon hoogleraar (1930) en in 1932 weer buitengewoon hoogleraar. Plooij staat bekend als een zeer zelfstandig geleerde. Zijn onderzoek beweegt zich vooral op behoudende paden147. Hij schrijft regelmatig in Troffel en zwaard148. Plooij dringt er bij Boissevain met kracht op aan om een proefschrift te schrijven149. In het eerste semester van 1927 is Boissevain weer voorzitter. Er wordt dan veel gediscussieerd over de kerkelijke grenzen. Op 13 januari 1928 pleit Boissevain voor een commissie inzake grenzenregeling. Deze Nederlandse karaktertrek om alles in kleine groepen voor te bereiden, gebruikt jaren later ook de NSB. Ir. Anton Adriaan Mussert (1894-1946) en 142 Notulenboek algemene kerkenraad Leiden, (1909-1931), 9 september 1921. (Regionaal Archief Leiden, Archiefnummer 23a/no. 25). 143 Notulenboek algemene kerkenraad Leiden, (1909-1931), 29 november 1921. (Regionaal Archief Leiden, Archiefnummer 23a/no. 25). 144 Notulenboeken algemene kerkenraad Leiden, (1909-1931) en (1931-1952). (Regionaal Archief Leiden, Archiefnummer 23a/no. 25, 26). Het is opvallend dat Boissevain nauwelijks verstek laat gaan tijdens de algemene kerkenraadsvergaderingen in de jaren twintig. Hij is wel afwezig op 24 april 1925 en 10 mei 1929 (vergadering gaat niet door vanwege onvoltalligheid.) Boissevain komt op de vergadering van 14 oktober 1927 te laat. Op 10 februari 1933 en op 14 september 1934 is hij zonder kennisgeving afwezig en vanaf die tijd frequent. 145 Zie ook paragraaf 2.2. ‘Predikant te Leiden (1918-1920). De eerste periode…’ 146 Van Driel, Schermen in de schemering, 62. 147 Van Driel, Schermen in de schemering, 61. 148 Houtman (red.), Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme, (deel 5), 405-407. 149 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, Woord vooraf.

Page 33: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

33

Cornelis van Geelkerken beginnen te spreken in huiskamers en kleine zaaltjes en verzamelen op deze manier een groep getrouwen om zich heen. Opvallend is dat er geen melding gemaakt wordt van de promotie van Boissevain, wat in het jaar 1929 toch een bijzondere gebeurtenis moet zijn geweest. Eind jaren twintig worden er predikanten van andere kerkverbanden te Leiden bevestigd. Op de vergadering van 5 oktober 1928 gaat de algemene kerkenraad niet in op een uitnodiging om de bevestiging van ds. Van den Brink (Gereformeerde Kerk Hersteld Verband) bij te wonen, wanneer men dit wel zou doen, erkent men de ongewenste pluriformiteit van de kerk. In principe hoort er maar één kerk in Nederland te zijn: de Nederlandse Hervormde kerk. Hoedemaker ziet deze kerk als volkskerk, zij is er voor heel het volk. Als ds. Albert Doedenius Meeter (1890-1956)150, die in 1927 als predikant te Leiden gekomen is op de vergadering van 3 juni 1932 meedeelt dat volgens geruchten ds. Willem Cornelis Lamain (1904-1984), predikant der Gereformeerde Gemeente aldaar, voor zijn afscheidsbeurt gebruik mag maken van één der Hervormde kerkgebouwen, gaat er een protest op in de algemene kerkenraad. Zij wil hieraan geen medewerking verlenen. 3.2. Boissevain en de NCSV De Nederlandse Christen Studenten Vereniging (NCSV) vervult een belangrijke rol in de ontwikkeling van het denken van Boissevain. Om de betekenis van de NCSV enigszins op waarde te schatten is het niet alleen belangrijk te kijken naar de personen die gesproken hebben tijdens de bijeenkomsten en conferenties, het is ook van belang om iets over het ontstaan te weten. De Amerikaan John R. Mott (1865-1955) is de drijvende kracht achter de oprichting van de Wereldfederatie van Christen-studenten (WSCF). Deze federatie is in 1895 opgericht en in februari 1896 wordt te Utrecht door 24 studenten de Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging opgericht, die ten doel heeft: ‘(…) een band te vormen tusschen de studenten die gelooven in Jezus Christus als Zoon van God en eenig Verlosser der wereld, (…) het geestelijk leven der leden te versterken, (…) anderen voor Christus te winnen’151. De voornaamste activiteit in de beginjaren is het organiseren van zomerconferenties. De NCSV treedt echter nog niet toe tot de WSCF, omdat zij nog geen grondslag heeft. In 1913 wordt de grondslag van de NCSV als volgt geformuleerd: ‘De N.C.S.V. stelt zich ten doel een band te vormen tusschen studenten, die gelooven in God den Vader, en in Jezus Christus, Zijnen eeniggeboren Zoon, eenig Verlosser der wereld en in den Heiligen Geest.’ Na de eerste wereldoorlog wordt er binnen de vereniging steeds meer nadruk gelegd op internationale aangelegenheden, sociale vragen en politieke kwesties. Over het algemeen heerst er van de kant van de Nederlandse Hervormde kerk onverschilligheid ten opzichte van de vereniging en vanuit de Gereformeerde kerken stelt men zich zeer kritisch op. ‘De openheid en de konfrontatie met andere opvattingen, die de NCSV haar leden in deze periode bood, is voor velen een openbaring geweest. Zij leerden buiten hun eigen dikwijls gesloten wereld te treden, waardoor allerlei vooringenomenheden ter diskussie werden gesteld. Vaststaande keuzes op politiek, kerkelijk, godsdienstig en maatschappelijk gebied werden minder vanzelfsprekend’152. De periode waarin Boissevain lid wordt van de NCSV, is een periode van groei en inwendige verruiming. Dr. H.C. Rutgers is dan algemeen secretaris, een man die geneigd is ‘om meer te zoeken wat mij met anderen vereenigt dan wat mij van anderen scheidt en om meer te zoeken wat verbindt dan wat

150 Meeter heeft de gemeenten van Cillaarshoek, Vriezenveen, Loosduinen, Leiden, Wageningen, Watergraafsmeer en Johannesga gediend en is tijdens zijn emeritaat nog hulpprediker te Ankeveen geweest. 151 Th. Scharten, De wording der Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging, 28-30, geciteerd in: J.H.M. Jansen, Inventaris van de Nederlandse Christen-Studentenvereniging (NCSV), Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), (Amsterdam 1989), (Collectie nummer: 524, Rijksarchief Utrecht). 152 Jansen, Inventaris van de Nederlandse Christen-Studentenvereniging (NCSV), 6.

Page 34: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

34

verdeelt’153. Om toekomstige leden een indruk te geven wat de activiteiten inhouden geeft het bestuur een brochure uit, waarin beschreven wordt wat de NCSV wil, wat de NCSV doet en wat de NCSV nodig heeft. In een negentien bladzijden tellend boekje wordt dit uitgewerkt. In het eerste hoofdstuk wordt stil gestaan bij het doel van de NCSV, namelijk om in deze tijd van onzekerheid, verwarring en geestelijke verwildering, vaste lijnen te trekken om leiding te geven aan het opgroeiend geslacht. De NCSV kan dit doen, omdat zij één der oudste verenigingen is op dit gebied, zij altijd baanbrekend bezig is geweest en het jeugdwerk hoog in het vaandel heeft staan. De NCSV is aangesloten bij de Wereldfederatie van Christen Studenten Verenigingen die 300.000 leden telt afkomstig van 3.000 universiteiten uit 40 verschillende landen154. In Nederland telt ze 3.000 academici en 1.000 studenten als leden. Ze belegt conferenties van verschillende aard: de afdelingen organiseren Bijbelkringen, zendingskringen, sociale kringen en religieus-esthetische kringen; zomerconferenties te Nunspeet; novietenconferenties, Hardenbroekconferenties (op het centraal bureau van de vereniging, kasteel Hardenbroek te Driebergen); en theologische en pedagogische studieconferenties. Het doel van al deze bijeenkomsten is meerdere bewustwording van de taak der studenten en academici in de wereld. Er is zelfs een NCSV-afdeling in Nederlands- Indië. Het secretariaat, bestaat uit meerdere vaste secretarissen en is in handen van dr. H.C. Rutgers, prof. dr. M. van Rhijn, mej. M.W. Barger, mr. N. Stufkens, G.A. Barger, H.A.L. Furnee en J.H. Stelma. Dr. Van Doorn neemt de secretariaatstaak waar in Indië. De taak van de secretarissen is om zoveel mogelijk leden actief te maken155. Ergens na 1922 sluit Boissevain zich bij dit studentengezelschap te Leiden (en Delft) aan. De reden waarom hij zich bij de vereniging aansluit, ligt in het feit dat hij in 1920 gescheiden is. Hij zoekt ontspanning en tevens een nuttige besteding van zijn tijd, die hij nu weer in dienst wil stellen van de kerk en de wetenschap. Boissevain is volgens het jaarverslag van de NCSV uit 1921 nog geen lid of donateur van de vereniging156. In het jaarverslag van 1924 wordt vermeld dat Boissevain samen met ds. J.G.W. Goedhard en prof. dr. G. J. Thierry, hoogleraar Hebreeuws aan de Universiteit van Leiden, een kring in Leiden leidt. Hij spreekt in hetzelfde jaar aan de Universiteit van Amsterdam over De waardeering van het Roomsch Katholicisme157. Een gevoelig onderwerp in deze tijd. De discussie vormt een voorspel op de ‘nacht van Kersten’ in november 1925. In het jaarverslag ‘over den cursus 1925-1926’ wordt gemeld dat Boissevain spreekt op de Hardenbroekconferentie over Eerbied voor het leven. Samen met ds. J. van Bruggen, dr. K.H. Miskotte, dr. H.C. Rutgers, dr. M. van Rhijn, drs. H. van Oyen, J. van der Spek en prof. dr. W. J. Aalders zorgen ze voor een betekenisvolle conferentie158. Boissevain is later de enige van deze sprekers die zich uit overtuiging aangesloten heeft bij de NSB. Hij handelt non-conformistisch en is een zelfstandig, idealistisch denker. Boissevain spreekt nog een keer voor de NCSV, want uit het jaarverslag 1929-1930159 blijkt dat hij weer een lezing houdt tijdens de Hardenbroekconferentie te Driebergen, getiteld: Tweeërlei stichtingsoorkonden der Kerk. De inhoud van deze lezing is niet bekend, maar in zijn boek De kansen der kerk schrijft hij dat de christelijke kerk twee stichtingsoorkonden heeft, ‘de eene is afkomstig uit de deelen van Caesarea Filippi, de ander uit de Pinksterzaal. De eerste bindt haar aan een datum der historie, de andere zet haar in de vrijheid des Geestes’160. Dit onderscheid heeft hij in deze 153 H.C. Rutgers, ‘De Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging 1896-1936’; in: Eltheto (1936-1937), 58. 154 Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging, Wat de NCSV wil, Wat de NCSV doet, Wat de NCSV noodig heeft, Uitgave bestuur NCSV, (z.p. 1927), 3-4. 155 Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging, Wat de NCSV wil, 15. 156 Zie: Jaarboekje voor 1921, Nederlandsche-Christen-Studenten-Vereeniging, 1921. 157 Deze lezing zal hij waarschijnlijk hebben gegeven in relatie tot zijn boek: De actie van en tegen Rome, N.V. Boekhandel en drukkerij voorheen E.J. Brill, (Leiden 1924). 158 Jaarverslagen der Nederlandsche Christen-Studenten-Vereeniging over den cursus 1925-1926, 36 en 37. 159 Jaarverslagen van de Ned. Christen-Studenten Vereeniging over het jaar 1929-1930. 160 Boissevain, De kansen der kerk, 40.

Page 35: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

35

lezing willen benadrukken. Tijdens deze conferentie spreken ook dr. J. Riemens, ds. G.H. Wagenaar, dr. M.C. Slotemaker de Bruine, ds. M. van Empel en ds. Hendrik Cornelis Touw (1903-1972). Touw, een zwager van Miskotte, zal na de tweede wereldoorlog het boek Het verzet der Hervormde Kerk (1946) schrijven. Hij is Boissevains Leidse collega tijdens de Duitse bezetting. In 1941 mogen Joden geen lid meer zijn van een niet-commerciële vereniging. Als gevolg daarvan besluit de NCSV zich op te heffen. De NCSV vervult na de tweede wereldoorlog een belangrijke rol in de totstandkoming van de nieuwe Hervormde kerkorde van 1951. 3.3. De Universiteit van Leiden In de tweede helft van de negentiende eeuw staat de Leidse theologische faculteit in toenemende mate bekend als het centrum van het modernisme. Onder invloed van de bloei van de natuurwetenschappen met criteria als experiment en ervaring maken de Leidse theologen van de theologie een empirische wetenschap161. Rond de eerste wereldoorlog klagen veel studenten dat er zo weinig praktische toerusting plaatsvindt op de theologische opleiding. Het gevolg is dat er in 1919 door een aantal studenten hervormingsvoorstellen worden gedaan. Ze willen beter voorbereid worden op de praktijk. Men kan het niet alleen doen met kennis van het historisch Christendom, ook het inzicht in de contemporaine cultuur en haar vraagstukken is van belang162. De gewone hoogleraren en een minderheid van de studenten willen niet overgaan tot aanpassing van het curriculum, immers een protestants theoloog moet toch ook zijn geloof tegenover het rooms-katholicisme kunnen verdedigen. Roessingh is dankbaar voor de ernstig wetenschappelijke omgeving van de theologische faculteit, maar hij mist toch in de academische sfeer de geloofskracht die de gewetens bezielt en de knappe jongelui vormt tot de toekomstige geestesleiders, die greep krijgen op het beste, dat er leeft in de volksziel. ‘Hij mist in de geestelijke sfeer die warme belangstelling voor het geestelijke en maatschappelijke leven van ons volk, waardoor men zou mogen vertrouwen dat de academische jeugd later een persoonlijk en waardevol antwoord zal weten te geven op de vragen en nooden van onzen tijd’163. Al met al komt Boissevain als predikant te Leiden in een periode die om een antwoord vraagt hoe de Hervormde kerk in synthese kan komen met de hedendaagse cultuur. De verheven theologische wetenschappelijke wereld komt meer en meer los te staan van de hedendaagse werkelijkheid en cultuur, daarom moet het grondvlak nadrukkelijk niet worden vergeten. Aan het einde van de negentiende eeuw, begin twintigste eeuw staan er jonge idealisten op die daarom een ander klimaat zoeken en bewust het grondvlak niet willen vergeten. Roessingh en prof. dr. G.J. Heering (1879-1955) brengen vernieuwing. Roessingh studeert aan het gymnasium te Groningen van 1899 tot 1905 en gaat in 1905 studeren aan de universiteit van Leiden waar hij de rest van zijn leven aan verbonden zal blijven. Van 1905 tot 1914 studeert hij aan de theologische faculteit en het Remonstrants Seminarium te Leiden. In 1914 promoveert hij op een proefschrift getiteld: De moderne theologie in Nederland. In 1916 wordt hij hoogleraar te Leiden164. Roessingh wijst het oude moderne optimisme af en wil over verlossing niet buiten Christus om spreken, maar de kerkgang doet er in zijn ogen weinig toe. ‘Voor den inhoud van mijn geloofsleven, voor het centrale van mijn geestelijk bestaan, daar, waar het gaat om leven en dood van mijn ziel, daar waag ik het met Christus (…)’165. Hij houdt vast aan het persoonlijk zelfstandig oordeel. Zijn invloed is vooral terug te zien in de Vrijzinnig Christelijke 161 Van Driel, Schermen in de schemering, 86. 162 Van Driel, Schermen in de schemering, 108. 163 G.J. Heering, Prof. Roessingh herdacht, Uitgeverij ‘De tijdstroom’, (Huis ter Heide 1925), 70. 164 Adriaanse (e.a.), Karel Hendrik Roessingh theoloog op het breekpunt van de tijd, 17-18. 165 D. Stolk, Dr. K.H. Roessingh en zijn theologie, doctoraal scriptie dogmengeschiedenis, Theologische Universiteit der Gereformeerde Kerken, (Kampen 1978), 1.

Page 36: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

36

Studentenbond (VCSB). De VCSB wordt opgericht op initiatief van vrijzinnige studenten zelf. Zo worden er te Groningen (1902), Utrecht (1909) en Leiden (1912) verenigingen opgericht. In 1914 vindt de eerste gezamenlijke bijeenkomst plaats in het gebouw van de Woodbrook beweging te Barchem en op 8 december 1915 vindt de feitelijke oprichting van de VCSB plaats. Het doel is propaganda van de Vrijzinnig Christelijke beginselen onder studenten en het vormen van een band tussen hen. Er is altijd contact tussen de VCSB en de NCSV geweest en in 1963 leidt dit tot de oprichting van de Christelijke Studenten Associatie (CSA)166. Roessingh is in Leiden de opvolger van prof. dr. Pierre Daniël Chantepie de la Saussaye (1848-1920), de zoon van de grondlegger der ethische richting ds. Daniël Chantepie de la Saussaye (1818-1874). Heering omschrijft Roessingh als een docent die herinnert ‘aan Fichte’s ideaal van den bezielenden docent, die zijn vak beheerst en ervoor zorgt ‘dasz seine Mitteilung stets neu sei, und die Spur des frischen und unmittelbar gegenwärtigen Lebens trage’167. Prof. dr. Theodorus Lambertus Haitjema (1888-1972) vindt dat Roessingh ondanks zijn hernieuwde aandacht voor begrippen als zonde en genade op een heilloze weg is en volgens hem is Roessingh teveel onderworpen in cultuurhistorische onderhorigheid aan Troeltsch168. Stolk omschrijft Roessingh als iemand die blijft zoeken naar een synthese tussen Christendom en cultuur, tussen geloven en weten, tussen godsdienst en moderne wetenschappen, maar dat is een kenmerk van alle moderne theologen. ‘Roessingh, komende uit zulk een andere traditie dan de rechtzinnige was op weg, op weg naar Christus’169. Volgens Stolk is Roessingh van vele kanten beïnvloed: door het Duitse Idealisme, door Barth en Brunner en door Elerts boek Der Kampf um das Christentum seit Schleiermacher und Hegel (1921). In dit boek is het grondmotief niet synthese maar diastase of distantie170. Roessingh is de belangrijkste vertegenwoordiger van de rechtsmodernisten, die op hun beurt voortkomen uit de beweging van de malcontenten die haar hoogtepunt heeft in het eerste decennium van de twintigste eeuw. Voor hen is het evolutionistisch denken, gepaard aan een sterk vooruitgangsgeloof (optimisme) zeer twijfelachtig. Zij slaat door naar de andere kant, namelijk die van het pessimisme171. Ook krijgen deze malcontenten weer oog voor Christus als de verlossende kracht Gods, dus Christus wordt niet langer gezien als het grote volmaakte voorbeeld. De malcontenten ijveren voor een synthese tussen christendom en cultuur, tussen geloof en wetenschappelijk denken172. Twee stromingen zijn voorlopers van het rechtsmodernisme, namelijk de socialistische religieus-modernen, die pleiten voor een nieuwe gemeenschapszin en de Woodbrooke-Barchem beweging, die nadruk leggen op de praktisch godsdienstige vorming die gegeven wordt op het Quakerinstituut te Woodbrooke. Door de ondogmatische sfeer werkt een verblijf aldaar bezielend en verruimend. Roessingh is hier geweest173. Door de privé contacten met Roessingh, de Leidse hoogleraren en studenten en door een diepgaand onderzoek komt er een verandering van zienswijze bij Boissevain tot stand. In zijn proefschrift noemt hij Roessingh als degene waarin het rechtsmodernisme in Nederland haar meest katholieke geest heeft verloren174. Met een knipoog naar Adolf von Harnack (1851-

166 M.W.J. Rommers, Inventaris van het Archief van de Vrijzinnig Christelijke Studentenbond (1914-1973), Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Vrije Universiteit (Amsterdam 2007), (Collectie nummer: 621, HDC), 3-7. 167 G.J. Heering, ‘Levensbericht van Prof. Dr. K.H. Roessingh. (11 Maart 1886-29 October 1925);’ in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, (1926), 52. 168 Stolk, Dr. K.H. Roessingh en zijn theologie, 1. 169 Stolk, Dr. K.H. Roessingh en zijn theologie, 5. 170 Stolk, Dr. K.H. Roessingh en zijn theologie, 5. 171 Stolk, Dr. K.H. Roessingh en zijn theologie, 20. 172 Stolk, Dr. K.H. Roessingh en zijn theologie, 22. 173 Stolk, Dr. K.H. Roessingh en zijn theologie, 23. 174 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 91.

Page 37: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

37

1930) schrijft Boissevain: ‘Ik aarzel niet het eene “evangelische” beweging te noemen op den bodem van het modernisme’175. Von Harnack zegt namelijk dat het dogma in conceptie en opbouw een werk van de Griekse geest op de bodem van het Evangelie is. Roessingh heeft veel invloed op Boissevain uitgeoefend, onder meer door hem in contact te brengen met de Duitse filosofen en theologen. Misschien heeft Roessingh wel meer invloed op Boissevain uitgeoefend dan hij zelf beseft heeft. In ieder geval heeft hij Boissevains internationale theologische kennis sterk uitgebreid. Boissevain herdenkt Roessingh in een preek in de Marekerk te Leiden na zijn overlijden ‘zeer piëteitvol’176. 3.4. Internationale invloeden In Boissevains geschriften uit zijn eerste periode (1907-1920) zijn er al aanwijzingen van een bepaalde verdieping in de moderne theologie, pas na 1920 komt deze verdieping tot expansie en resulteert dit in een poging tot reformatie der kerk door middel van een synthese tussen orthodoxie en modernisme. Vanaf 1921 gaat Boissevain zich verder verdiepen in de oecumenische ontwikkelingen en het modernisme van de negentiende eeuw. Vooral Schleiermacher, Troeltsch en Von Harnack trekken zijn aandacht. Degenen die hem op deze personen wijst zijn de Groninger professoren en Roessingh177. Verder verdiept hij zich in de werken van oecumenische denkers als Lars Olof Jonathan Söderblom (1866-1931) en Friedrich Heiler (1892-1967). Schleiermacher komt uit piëtistische kring en is later door de Verlichting beïnvloed. Hij schrijft in 1799 het boek Über die Religion waarin hij zich in toespraken richt tot de ontwikkelde godsdienstverachters. Hij stelt dat religie een algemeen verschijnsel is in de samenleving als ‘zin en smaak voor het Oneindige.’ Door het zo te formuleren vermijdt Schleiermacher kerkelijke termen. Schleiermacher wil hiermee openheid kweken voor het algemene begrip ‘religie.’ Als tweede stap wil hij zich verdiepen in het Christendom als de hoogste vorm van religie. Schleiermacher is ervan overtuigd dat het Christendom zal winnen, wanneer alle godsdiensten met elkaar zullen worden vergeleken. In de jaren 1821-1822 schrijft Schleiermacher, als hoogleraar te Berlijn een combinatie van apologie en Christelijke geloofsleer in Der Christliche Glaube. Hij omschrijft vroomheid als algehele afhankelijkheid gericht op God. Wanneer een mens daarin tekort schiet, dan is dat te wijten aan de zinnelijke natuur en daarom is het zonde. Alleen Christus is zó op God gericht. In Hem komt God als Godmens het menselijk bestaan binnen178. Door Zijn Geest stelt Christus de mens in staat zich blijvend op God te richten. Schleiermacher ziet het Christendom niet als de ene ware godsdienst, echter wel als de hoogste. ‘Bij zijn theologie waren twee uitleggingen mogelijk: een die vanuit de menselijke ervaring bleef redeneren, en een die met de Bijbelse gegevens wilde werken’179. Vaak wordt gesteld dat Schleiermacher poogt het geloof te verankeren in het menselijke gevoel. Boissevain bewondert Schleiermacher en ziet het als een positief teken in zijn eigen tijd dat het werk van Schleiermacher opnieuw wordt voortgezet, namelijk ‘zijn streven om in zijnen tijd tegenover het rationalisme en moralisme de zelfstandigheid der religie te verzekeren180. In zijn boek Het “Woord Gods” in de nieuwere dogmatiek (1932) wijdt hij een hoofdstuk aan een beoordeling van Schleiermacher die hij positief waardeert181.

175 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 91. 176 Heering, Prof. Roessingh herdacht, 94. 177 Locher, Dr. J.C.S. Locher over Nationalisme en Nationaalsocialisme, 35. 178 De Jong, Geschiedenis der kerk, 304. 179 De Jong, Geschiedenis der kerk, 305. 180 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 89. 181 Boissevain, Het “Woord Gods” in de nieuwere dogmatiek Eene critische beschouwing naar aanleiding van dr. Th. L. Haitjema: Het Woord Gods in de moderne cultuur, Uitgave van de N.V. Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij, (Amsterdam 1932), 35-44.

Page 38: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

38

Een tweede Duitser die Boissevain heeft beïnvloed is Troeltsch. Hij is geboren in 1865. In 1884 sluit hij het gymnasium af en gaat naar Erlangen, vervolgens naar Göttingen en 1891 wordt hij Privatdozent. In 1892 wordt hij professor te Bonn en vervolgens gaat hij in 1894 naar Heidelberg, dat hij verwisselt in het voorjaar van 1915 met de faculteit van de Filosofie te Berlijn. In 1919 wordt hij onderstaatssecretaris van het Ministerie van Cultuur te Berlijn. Op 1 februari 1923 overlijdt hij. Troeltsch meent dat het Christendom, gebaseerd op een oorsprong die niet zo helder ligt, geen absoluutheidpretenties mag hebben. Hij geeft zich hiervan wijsgerig en sociologisch rekenschap. Hij ziet het Christendom evenals Schleiermacher echter wel als de hoogste van de religies, omdat zij God en mens in zeer nauw verband met elkaar brengt182. Echter hij verwijt Schleiermacher een ‘agnostische Grundposition’183. Hij bestudeert rond 1912 de groepsvorming in het Christendom en let bij dit proces vooral op sociale motieven. Hiermee wekken deze beoefenaars van de godsdienstgeschiedenis soms de indruk dat alle religies op hetzelfde neerkomen en herleid kunnen worden tot puur menselijke verlangens en behoeften184. Volgens Troeltsch is ‘unsere heitige Gesinnung’ onontwijkbaar en onherroepelijk opgebouwd uit vier elementen, namelijk: de antieke ‘Geisteswelt’, de christelijke religie, de eigenschappen en krachten van het West-Europese Germanendom en het moderne geestesleven185. Volgens Haitjema is het geen toeval dat wanneer men van kerkgeschiedenis, een geschiedenis van het Christendom en sociale geschiedenis maakt, daarmee het recht verbeurd wordt om theologische wetenschap te bedrijven. ‘Het Christendom is dan principieel niet anders dan een cultuurverschijnsel geworden. Het is dan ook waarlijk geen toeval, dat de Duitse cultuurhistoricus Troeltsch van de theologische naar de literarisch-filosofische faculteit overging,’ aldus Haitjema186. Köhlers levensbeschrijving van Troeltsch begint met de subjectieve woorden: in memoriam magistri. Köhler beschrijft hem als een groot leermeester. ‘Man könnte das Wort “Es wackelt alles” als Motto über die Theologie und Philosophie von Ernst Troeltsch setzen.’ Maar zegt Köhler, wanneer dat gebeurt dan vergeet men dat hij op zoek is naar ‘Festigkeit,(…) die allen Stürmen standhält’187. Een zoeker naar zekerheid in het onzekere bestaan. Troeltsch beschouwt waarheid voor de mens als relatieve waarheid, maar als waarheid heeft zij aandeel aan het absolute. ‘Und wie nun beides sich verknüpft, bedingt zueinander und wieder voneinander strebt, um das Verständnis dieser Synthese von Relativem und Absolutem geht es Troeltsch’188. Volgens Köhler is Troeltsch de geschiedfilosofische theoloog. ‘Er wollte die Geschichte als ein vollendet eigengesetzliches geistiges Gebilde verstehen.’ Hij is in het theologische kamp ‘der Exponent der seine Zeit beherrschenden historischen Methodik, die die andern handhabten, er zu verstehen und zur Konsequenz zu bringen suchte’189. Köhler plaatst Troeltsch daarom naast filosofen als Friedrich Meinecke (1862-1954), de grondlegger van de formele sociologie: Georg Simmel (1858-1918), Wilhelm Dilthey (1833-1911), Wilhelm Windelband (1848-1915) en de Neo-Kantiaan Heinrich Rickert (1863-1936). De invloed van Troeltsch op Boissevain is terug te vinden in zijn staatkundige en kerkelijke visie. In zijn staatkundige visie legt Troeltsch er de nadruk op dat de Verlichting ervoor zorgt dat de ontbinding van de organische cultuur van staat en kerk, dus waarin staat en kerk niet gescheiden zijn, plaatsvindt. ‘Het staatsrecht der ‘Aufklärung’ wilde, naar Troeltsch (…) aanwees, heel de staatsleer onttheologiseren en in plaats van de staat als instelling Gods te waarderen, wilde het daarin enkel en alleen een vrucht van het natuurlijk redelijk inzicht der

182 De Jong, Geschiedenis der kerk, 312. 183 Haitjema, De nieuwere geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 215. 184 De Jong, Geschiedenis der kerk, 362. 185 Haitjema, De nieuwere geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 12. 186 Haitjema, De nieuwere geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 14. 187 Köhler, Ernst Troeltsch, 1. 188 Köhler, Ernst Troeltsch, 2. 189 Köhler, Ernst Troeltsch, 3.

Page 39: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

39

mensen zien, namelijk een vrucht van een ‘afspraak’ der mensen, die in een bepaald staatsverband wilden leven’190. De staat als instelling Gods of een Godbelijdende staat heeft Boissevain in het werk van Troeltsch aangesproken, want hij verwijst naar hem naar aanleiding van de vraag of de staat een scheppingsordinantie dan wel een instelling na de zondeval is?191. Troeltsch merkt in zijn eigen tijd al een oplevend besef van traditie, continuïteit, autoriteit en stijl. Hij noemt dit ‘die grossen Heimatsgefühle’192. In zijn kerkelijke visie ziet Troeltsch de hellenisering van het eenvoudige profetisch-ethische van de religie van Christus als een verwording van de oergemeente tot het antiek christendom, waarin eerst de cultus en daarna het dogma wordt aangegrepen of zoals Von Harnack zegt: het Evangelie ligt op een Griekse bodem. Doordat de staat overgaat naar het Christendom worden cultuur en dogma gesanctioneerd. De pracht en praal van de heidense tempels wordt dan overgedragen op de Christelijke heiligdommen en zodoende wordt het ‘kruis’ tekort gedaan193. In het boek De kerk en de nationaal socialistische staat (1935) verwijst Boissevain naar Troeltsch. ‘Zien wij niet met Troeltsch de verschijning dier Kerk (bedoeld wordt de Rooms Katholieke kerk; HT) als een “hineintragen eines Fremdkörpers” in de moderne wereld en den modernen tijd! Is zij niet de schatbewaarster van middeleeuwsche religieuse en cultureele en stoffelijke kerkegoederen, die zonder haar onherroepelijk zouden verloren zijn gegaan!’194. Ook in Boissevains proefschrift en in zijn boek De kansen der kerk (1930) komen Troeltsch’ gedachten terug. Zo schrijft hij dat Troeltsch het diepgaand onderscheid tussen de nieuwe en de oude wereld heeft tentoon gespreid in zijn ‘onovertroffen opstellen Empirismus und Platonismus in der Religionsgeschichte’195. Ook onderschrijft Boissevain Troeltsch wanneer hij zegt dat een gemeenschap slechts sterk kan zijn door gemeenschap van metafysische overtuigingen196. Een derde Duitser die veel invloed op Boissevains denken heeft gehad is Von Harnack, een Duitse dogmenhistoricus en leerling van Albrecht Ritschl (1822-1889). Ritschl wil bij de zedelijke behoeften van de mens aansluiten197. Von Harnack ziet het gnostisch christendom die het Evangelie opvat als de meest verheven leer en haar beschouwt als een duidelijke oplossing van het vergankelijke mensenbestaan, als de ‘acute verwereldlijking van het Christendom.’ Het is dus in Von Harnacks ogen een poging om een brug te slaan tussen wijsbegeerte en Christendom198. Daartegenover probeert Von Harnack het wezen van het Christendom samen te vatten in enkele korte formuleringen: de profeet Jezus predikt God als Vader en de oneindige waarde van de menselijke ziel. De leer over de ‘zoon van God’ behoort volgens Von Harnack niet in het oorspronkelijke Evangelie. Hij bestudeert en waardeert het dogma, omdat het in zijn conceptie en opbouw een werk van de Griekse geest op de bodem van het Evangelie is. Van Dijk, Boissevains Groningse leermeester verzet zich tegen deze visie van Von Harnack. ‘Von Harnacks definitie maakt den noodwendigen indruk, dat men den Griekschen bouw als het ware mechanisch van de basis zou kunnen aflichten, om dan die basis alleen over te houden. Of duidelijker: in deze opvatting ligt, dat het eigenlijk Christelijke, het Evangelie onder dien bouw is, maar niet in dien bouw. Om dus die basis (het Evangelie) te vinden, zou men de geheele Grieksche constructie moeten afbreken en opruimen’199. Boissevain citeert Von Harnack echter met instemming in zijn laatste boek De kerk op den tweesprong (1942). 190 Haitjema, De nieuwere geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 55. 191 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, Uitgeversmaatschappij Holland, (Amsterdam 1935), 45. 192 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 89. 193 Haitjema, De nieuwere geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 61. 194 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 34. 195 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 87. 196 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 87. 197 De Jong, Geschiedenis der kerk, 310. 198 De Jong, Geschiedenis der kerk, 28. 199 I. van Dijk, Gezamenlijke geschriften van Dr. Is. Van Dijk (deel II), P. Noordhoff, (Groningen 1917-1924), 328.

Page 40: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

40

Von Harnack heeft Boissevain vergaand beïnvloed met zijn boek Marcion, Das Evangelium vom fremden Gott (1924), wat Boissevain een ‘magistraal werk’ noemt200. Dit boek heeft Boissevains het verschil laten zien tussen de geest der synagoge (die hij later de joodsche geest noemt) en de christelijke geest. Dit boek is van cruciaal belang voor een verklaring van Boissevains overgang naar de NSB en zijn toenemend antisemitisme; niet gericht tegen uitroeiing van het Joodse ras, maar tegen intoming van de Joodse geest, die hij in toenemende mate beschouwt als de materialistische, internationalistische, bolsjewistische geest, die de Germaanse cultuur wil vernietigen. Een vierde Duitser die veel invloed op Boissevain heeft uitgeoefend is Heiler. De Rooms Katholieke Heiler komt onder sterke invloed van Söderblom, door wiens toedoen hij overgaat naar de Evangelisch Lutherse kerk. Hij vertegenwoordigt daar de zogenaamde hoogkerkelijke richting en wordt in 1929 voorzitter van deze club. De idee van de Evangelische Katholiciteit is bij hem gebaseerd op de Augsburgse Confessie. Na verloop van tijd verdiept hij zich in Aziatische godsdiensten, waarbij hij ook niet Christelijke godsdiensten schaart onder een heilige kerk. Dit laatste spoor volgt Boissevain overigens niet. Heiler is verschillende malen in Nederland geweest en Boissevain heeft hem zelf ontmoet. Hij spreekt in zijn proefschrift over de ‘magistrale rede’ die Heiler op het Congres van Oud-Katholieken te Utrecht in augustus 1928 heeft gehouden. Heiler zegt dat de Roomse kerk aan de ene kant een encycliek uitgeeft die aanstuurt op verdergaand centralisme, maar aan de andere kant wel een liturgische beweging kent, met de nadruk op het pneumatisch sacramentele kerkbegrip; een evangelische beweging kent die het lezen en de studie van de Bijbel bevordert; een beweging die zich speciaal richt op het gebedsleven; een jeugdbeweging; toenemende invloed van de denkbeelden van Augustinus en de toenadering tot de vroeg-christelijke methode van aanpassing aan vreemde beschaving en godsdienst in arbeid en zending (syncretisme)201. In zijn proefschrift citeert Boissevain Heiler, die zegt dat het een illusie is om katholiciteit te willen verwezelijken buiten de Rooms Katholieke kerk om202. Heiler heeft een boek geschreven, getiteld Evangelische Katholizität over de ontwikkelingen in de evangelische katholiciteitbeweging. Deze titel zal Boissevain voor zijn eigen proefschrift integraal overnemen203. Een geheel andere figuur is Söderblom. Boissevains proefschrift is aan hem opgedragen. Söderblom leidt na 1918 de Wereldbond voor Internationale Vriendschap tussen de Kerken. Söderblom is aartsbisschop van Zweden en leider van de oecumenische beweging204, hij ontvangt in 1930 de Nobelprijs voor de Vrede. In die tijd komt er van vele kanten een aandrang om de kerkelijke gescheidenheid te bespreken, onder meer vanuit de studentenbeweging, de dogmatische theologie, de ethiek en het vredeswerk. Dit leidt er in 1925 toe dat er in Stockholm zeshonderd afgevaardigden uit 37 landen bij elkaar komen om over het onderwerp ‘praktisch christendom’ te spreken, zo ook over het leven en werk (For Life and Work) der kerken. Het gaat vooral over maatschappelijke, economische en internationale kwesties. Het komt niet tot een werkelijke eenheid, omdat de Engelstaligen het rijk Gods vooral beschouwen als een menselijke opdracht (verantwoordelijkheid), terwijl de Duitstalige groep dit als een gave van Gods kant willen zien (uitverkiezing)205. Dr. Jan Mari van Veen is op 20 april 1940, net voor de Duitse inval, gepromoveerd op het godsdiensthistorisch denken van Söderblom. Hij vermeldt in zijn besluit dat Söderblom een

200 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, Uitgeverij onbekend, (z.p. 1937), 9. 201 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 88. 202 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 81. 203 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 86. 204 Over Nathan Söderblom zie: Jan Mari van Veen, Nathan Söderblom, Leven en denken van een godsdiensthistoricus, H.J. Paris, (Amsterdam 1940); Harmjan Dam, De Wereldbond voor Vriendschap door de Kerken 1914-1948 Een oecumenische vredesorganisatie, Uitgeverij Kok, (Kampen 1996). 205 De Jong, Geschiedenis der kerk, 354-355.

Page 41: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

41

Evangelisch-Katholiek kerkbegrip voorstaat. Söderblom staat een vrije wetenschappelijke theologie voor ogen, die kritisch doordacht en historisch verantwoord moet zijn206. Van Veen eindigt zijn proefschrift met de veelzeggende woorden: ‘Wie de wetenschap werkelijk het haar toekomend deel wil geven, kan dat, naar het ons voorkomt, alleen doen op de grondslag van een universeel gerichte theologie, hetzij van humanistische makelij, gelijk Harnack, hetzij van Evangelisch-Katholiek karakter, gelijk vooral de Engelse en de Zweedse theologie ons die schenken. Het gaat in deze laatste, waarvan Söderblom een typisch vertegenwoordiger is, om het brede verband, om historische èn dogmatische theologie, om algemene èn bijzondere openbaring, om kerk èn cultuur, kerk èn kerken, natuur èn bovennatuur, God èn mens. Deze Zweedse theologie te beschrijven valt buiten ons bestek (….) [maar] in haar vinden wij een innig samengaan van de positiviteit der ‘oude’ en de radicaliteit der ‘nieuwe’ theologie, naar onze innige overtuiging tot heil van kerk en wetenschap’207. Niet voor niets draagt Boissevain zijn in het hiernavolgende besproken proefschrift op aan Söderblom. Hij ziet in hem een voorbeeldfiguur. Ook ontwikkelt Boissevain in deze tijd een sterke voorkeur voor invoering van het episcopale stelsel en koestert hij het ideaal dat eenmaal in de Nederlandse Hervormde kerk het ambt van bisschop zal worden ingevoerd. Zijn voorbeeld is de Zweedse kerkstructuur. Zijn voorkeur voor sterke persoonlijkheden in de kerk spreekt dus uit die twee woorden die op het titelblad van Evangelische Katholiciteit zijn genoteerd: Nathan Söderblom. 3.5. Promotie aan de Universiteit van Amsterdam (1929) In zijn Leidse periode verdiept Boissevain zich in de (rechts-)moderne theologie. Boissevain gaat aan de slag met het schrijven van een proefschrift en in 1929 vindt de verdediging plaats te Amsterdam. Van Bakel, een Luthers geleerde met veel kennis van het Lutheranisme en de enige theologische professor die zich intensief heeft bezig gehouden met het onderzoeken van een synthese tussen orthodoxie en modernisme is zijn promotor208. Dit verklaart waarom Boissevain aan de Universiteit van Amsterdam promoveert, alhoewel het natuurlijk merkwaardig overkomt dat hij zijn proefschrift niet aan de Leidse Universiteit kan verdedigen. De titel van het proefschrift van Boissevain luidt: Evangelische Katholiciteit (1929). Het vervolg luidt: De kansen der kerk (1930). De boeken zijn in hoge mate intellectueel van gehalte en lastig te doorgronden. De essentie van de boodschap van het proefschrift en De kansen der kerk is een synthetische. Hij pleit ervoor dat voornamelijk de Hervormde kerk op zoek moet gaan naar eenheid (van richting) en de verzuiling moet overstijgen. De eenheid van de Hervormde kerk staat bij Boissevain heel hoog in het vaandel. In die zin is zijn latere keuze voor de NSB ook te verklaren. Immers deze partij wil de diverse bevolkingsgroepen en godsdiensten samensmeden tot een nieuw volks karakter, dus wat hij op kerkelijk gebied heeft proberen te bereiken, wil hij ook graag bereiken op staatkundig gebied. Om dit te kunnen bereiken pleit hij in zijn proefschrift en in De kansen der kerk in meer of mindere mate voor de invoering van het bisschopsambt, een sterke leider in de kerk naar het Duits of Zweeds model. Een sterke leider in de kerk kan ervoor zorgen dat er eenheid en vriendschap tussen de kerken komt. Zijn grote voorbeeld is Söderblom, die in deze tijd heel veel aanzien heeft en zelfs de Nobelprijs voor de Vrede heeft ontvangen.

206 Van Veen, Nathan Söderblom, 248. 207 Van Veen, Nathan Söderblom, 251. 208 Van Driel, Schermen in de schemering, 218.

Page 42: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

42

3.5.1. Evangelische Katholiciteit Boissevain kan geduid worden als een zelfstandig geleerde die eclectisch te werk gaat. Hij is geen volgeling van Hoedemaker in enge zin, maar veel meer in ruimere zin. Hij interpreteert Hoedemakers ideaal en geeft daar een eigen invulling aan. Hij volgt Hoedemaker, maar dan op eigen wijs. Eclecticisme en non-conformisme zijn kenmerkende verschijnselen van Boissevains persoonlijkheid. Zijn contacten met Roessingh zorgen ervoor dat hij in toenemende mate inziet dat er een synthese mogelijk moet zijn tussen de richtingen in de Nederlandse Hervormde kerk. Het proefschrift van Boissevain ademt deze sfeer. Oppervlakkig gezien lijkt het een moderne geest te bevatten. Onder meer door het citeren van moderne godgeleerden (o.a. Troeltsch en Von Harnack) en door het dankwoord aan Roessingh in het voorwoord wekt het geschrift dit op. Eigenlijk werkt Boissevain in dit geschrift een gedachte van Hoedemaker verder uit, nl. de gedachte over het evangelie van de vergeving der zonden en het evangelie van het koninkrijk. Hij haalt Hoedemaker in dit verband aan. Hoedemaker onderscheidt in de Bijbel namelijk een periode van koninkrijksverkondiging en een koninkrijkskomst en daarna een tweede periode van de openbaring aan de gemeente, dit gebeurt na de belijdenis van Petrus: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’. Boissevain spreekt hier over Hoedemakers ‘scherpe afbakening’ tussen de kerk van Christus en het koninkrijk Gods209. De evangeliciteit (dus het evangelie van de vergeving der zonden) komt volgens Boissevain terug in de reformatie. De Rooms Katholieke kerk is in haar katholiciteit (evangelie van het koninkrijk) niet evangelisch en daarom ligt zij in de ban van het sektarisme. Dit geldt ook voor de protestantse kerken, omdat zij opgaan in individualisme, radicalisme, antithese, gescheidenheid van confessie en particularisme. Het doel van Boissevain is de evangeliciteit en de katholiciteit aan elkaar te verbinden. Maar hij realiseert zich dat het een zoeken is. ‘En als zij gewezen hebben, zoeken zij opnieuw.’ Om te eindigen met ‘hunne verwachtig is van Gods Geest…’210. Boissevain realiseert zich dat er eigenlijk geen tegenstelling tussen oorsprong en traditie is. Hij zegt: ‘De vraag, of men den oorsprong van het christendom van latere bijmengsels gereinigd in zijn maagdelijke heerlijkheid kan uitbeelden, wordt dan ook door een andere geflankeerd, of men wat in de ontwikkeling van het christendom zuivere ontvouwing van den oorsprong is, ooit zal kunnen ziften van wat syncretische verwording is’211. Hij noemt Marcion, Luther en Kohlbrugge vertegenwoordigers van de evangeliciteit. Deze willekeurige opsomming geeft het proefschrift een bepaalde gekunsteldheid212. Het noemen van Marcion in één adem met Luther en Kohlbrugge geeft aan dat hij duidelijk op zoek is naar synthese. Marcion van Sinope wordt geëxcommuniceerd vanwege ketterij te Rome in het jaar 144. Marcion gelooft niet dat het Christendom uit het Jodendom is voortgekomen. De God van het Oude Testament noemt Marcion een demiurg, die er alleen is voor de Joden. De God van het Nieuwe Testament is een God vol genade, die Zichzelf in Jezus openbaart. Marcion ziet een sterke scheiding tussen geest en materie (dualisme). Hij wijst het complete Oude Testament af, ook verwerpt hij de pro-Joodse geschriften: Mattheüs, Marcus, Handelingen en Hebreeën. Uiteindelijk houdt Marcion een deel van het Lukas-Evangelie over en de tien brieven van Paulus, in wie hij de enige apostel ziet die het Evangelie niet heeft vervalst. In het westen vereenzelvigt men het Marcionisme met het Manicheïsme en het wordt vaak voorgesteld als een stroming in de gnostiek, omdat ze vlees, alcohol en het huwelijk verbieden en het kosmisch dualistisch wereldbeeld afwijzen.

209 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 17. 210 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 11. 211 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 13. 212 Van Driel, Schermen in de schemering, 175.

Page 43: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

43

Tertullianus bestrijdt Marcion heftig213. Marcion wordt wel gezien als een van de eerste antisemieten. Boissevain noemt een aantal karakteristieken voor de evangeliciteit. Ten eerste de wereldwaardering, die bij het evangelische type neigt naar de antithese. In de tweede plaats is het centraal stellen van de vraag naar de verhouding van God en de ziel belangrijk. Evangeliciteit wordt sektarisch zonder katholiciteit en dit geldt ook andersom. Immers als evangeliciteit alleen om wereldmijding en wereldafzondering gaat en het zich terugtrekken in het eigen bolwerk, dan wordt men sectarisch. Boissevain vervolgt zijn verhaal door stil te staan bij het sektarisme. Hij onderscheidt drie typen: het eschatologisch moment, het bergredemoment en het spiritualistisch moment. Hij merkt daarbij op dat elke typering bloot staat aan de kritiek, dat de werkelijkheid veel gecompliceerder is dan de typering wil doen vermoeden. Hij stelt echter dat een werkelijkheid zonder typering chaotisch wordt. Deze neiging tot het indelen van de werkelijkheid in types of tijdvakken is een kenmerkend verschijnsel in het interbellum. Als tweede merkt hij op dat men gewoon is de religieuze betekenis van een tijdperk te vereenzelvigen met de grootheid van het overheersende type. Als derde neemt hij een uitspraak van Von Harnack, namelijk dat men een dogmengeschiedenis kan schrijven als een geschiedenis van de paulinische reacties in kerk en theologie en dat men daarmee alle keerpunten in de geschiedenis kan treffen214. Boissevain gaat verder met het verklaren van het katholiciteitsbegrip en stelt dat het oude katholiciteitsbegrip ontbonden is, wanneer de kritiek scheiding heeft gemaakt tussen geloof en kerkelijke geloofsbelijdenis en tussen kerk en organisatie. Dat is volgens hem gebeurd, maar helaas heeft het niet geleid tot een nieuw katholiciteitsbegrip. Hij voert als argumenten aan dat het de reformatoren heeft ontbroken aan middelen om deze onderscheiding te handhaven, omdat zij op het absoluutheidstandpunt van de zestiende eeuw staan. Pas de negentiende eeuw heeft middelen hiervoor gegeven en het is voor Boissevains eigen tijd een taak en roeping om het reformatorische beginsel der onderscheiding weer op de kandelaar te zetten om een nieuw katholiciteitsbegrip te bewerkstelligen. Vandaar dat Boissevain een poging tot reformatie der kerk doet. Hij werkt dit nader uit in zijn boek De kansen der kerk, zodat Haitjema zelfs spreekt van de ontwikkeling van een nieuwe theologie. De wetenschap van de eigen tijd biedt middelen om een geloofsbelijdenis en een dogmatisch systeem op te bouwen. In dit verband noemt Boissevain historische belijdenisgeschriften niet meer dan klassieke monumenten van de religie215. Hij rekent hier zonder meer af met zijn eerdere geschriften. Dit theologisch relativisme moet gepaard gaan met psychologisch relativisme. Ten tweede noemt hij het proces van de scheiding tussen de ideële kerk en de georganiseerde kerk. Boissevain merkt later op dat degene die smalen dat de moderne richting in negatie en relativisme is blijven steken gewaarschuwd zijn, want zij hebben de tekenen der tijden namelijk de afbraak der kerk onderkend. Hij ziet met behulp van deze richting een mogelijkheid om een katholiciteitidee te verwezenlijken. Dat is volgens hem een synthese van drie factoren, namelijk de evangeliciteit, de katholiciteit en de waarden die de negentiende eeuw veroverd en achter heeft gelaten (moderne richting.) Wel wijst hij een evolutionistische historiebeschouwing af, evenals een verabsolutering van een periode uit het verleden (bijvoorbeeld reformatie of nadere reformatie). Hij wil liever recreatie en geen repristinatie. Dat is geen illusie, want synthese is geen syncretisme, de oude factoren spelen immers een bevruchtende rol. Pretentieus laat Boissevain volgen: ‘de idee zelve is nieuw; die haar verkondigen getuigen: zij is van boven’216.

213 De Jong, Geschiedenis der kerk, 30-32. 214 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 45. 215 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 58. 216 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 64.

Page 44: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

44

Volgens Boissevain kan alleen een synthese ontstaan tussen de negentiende eeuwse factoren en de evangeliciteit en katholiciteit als er antwoord is gegeven op de volgende drie vragen. In de eerste plaats: Is er een synthese denkbaar tussen het relativisme van de negentiende eeuw en de absoluutheidaanspraken inzake kerk, dogma en Heilige Schrift? Hierop antwoordt Boissevain door middel van een stelling: dat het goddelijke zich niet anders dan in relatieve verschijningsvorm openbaart. Dit komt door de relativiteitsontdekking dat wat als goddelijk geldt uit natuurlijke oorzaken verklaarbaar is. Het goddelijke wordt dus gerelativeerd. Hij licht dit toe door op te merken: ‘Onze stelling nu handhaaft de verschijning van het goddelijke en laat volkomen recht wedervaren aan het “historisch bewustzijn”; en dit laatste met groote beslistheid’217. Ten tweede dient gevraagd of er een synthese mogelijk is tussen het spiritualisme van de negentiende eeuw dat alle vorm als vijand van de geest ziet en de kerkelijkheid van vóór de negentiende eeuw die de geest met zijn vorm vereenzelvigt. Hij merkt op dat wij geestelijke dingen hebben alleen in lichamelijke vorm en symbolen; we leven geestelijk. Ook de mystiek heeft haar typen: zonder vorm, traditie continuïteit en stijl wordt het geestelijk leven chaotisch, dus is ook dit een scheppingsordinantie. De vorm behoort volgens Boissevain tot het relatieve en de wereld waar zonde en dood haar kracht tonen. Relatief is niet antigoddelijk, want het goddelijke zelf verschijnt gerelativeerd en elke openbaring is een vleeswording. En tenslotte de vraag: Is er een synthese denkbaar tussen de negentiende eeuwse mentaliteit die aan kerk en dogma alle zelfstandige waarde te midden van geestesverschijnselen ontzegt en de pretentie die alleen aan kerk en theologie zelfstandige waarden toekent en de rest van de levensterreinen daaraan onderschikt? Boissevain spreekt dan van een probleem van ‘kerk’ en ‘wereld.’ Volgens hem zijn kerk en theologie onttroond, met andere woorden de metafysica is niet langer verheven boven de andere kunsten. Boissevain spreekt van een ‘wraak’ van de andere kunsten na de Franse Revolutie: proclamatie van de rechten van de mens, scheiding van kerk en staat, filosofie en natuurwetenschap die de theologie van haar plaats verdringen en het materialisme. Hij citeert Luther die zegt dat de mens op een dronken boer lijkt; als men hem aan de ene kant op het paard hijst, zakt hij er aan de andere kant weer af. Overigens gelooft Boissevain niet in een Christelijke wetenschap, omdat het bestaansrecht van de zelfstandige waarde van de cultuur moet worden erkend. Boissevain onderscheidt twee posities (als vervolg op het dualisme van Marcion) van de kerk: een sleutelmacht van het Koninkrijk en een sleutelmacht van de synagoge. De sleutelmacht van het Koninkrijk stelt Christus, de Curios in het middelpunt. De sleutelmacht van de synagoge stelt het zwaard van de staat als middelpunt. Bij de eerste getuigt de kerk en bij de tweede heerst de kerk. Bij de eerste spreekt het evangelie en bij de tweede de jurisdictie. En omdat het evangelie spreekt, kan de kerk haar roeping van barmhartige Samaritaan vervullen, dus noodledigend bezig zijn. Boissevain spreekt in dit verband Söderblom na die in zijn boek Einigung der Christenheit (1925) opmerkt: ‘De tijd van den priester is voorbij, eveneens die van den leviet. Nu is’t de tijd van den barmhartigen Samaritaan. Hem hebben wij noodig. Maar dàn komt de goede Herder.’ Tenslotte betoogt Boissevain dat de voorgaande antwoorden constitutief zijn voor het nieuwe katholiciteitsbegrip. Hij noemt dan haar uitnemende betekenis voor de synthese tussen katholiciteit en evangeliciteit. Hij stelt dat relativiteit niet tegenover absoluutheidpretenties kan worden geplaatst, dan ontstaat er hopeloze verwarring en misverstand. Doordat het Goddelijke alleen relatief verschijnt, beschermt het met haar relativiteitsfactor de rechten en waarden van het evangelische persoonlijkheidsbeginsel tegelijk met de rechten en waarden van de katholieke wereldwaardering. ‘En zouden ooit negatieve, revolutionneerende invloeden in de christelijke kerk de overhand verkrijgen, dan is eene organisatie met

217 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 67.

Page 45: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

45

absoluutheidspretenties daar evenmin tegen verzekerd als eene organisatie met relativiteitsbescheidenheid’218. Hij merkt daarbij op dat alle absoluutheidpretenties door het historisme zijn teloorgegaan en daarom zit er in het bewust relatief willen zijn, meer objectiviteit dan een ‘gereflecteerd, diplomatiek absolutisme.’ De verwereldlijking der kerk is veroorzaakt door de tweespalt tussen de absoluutheidpretenties en de wereldwaardering van het rooms-katholicisme. Want vroeg of laat valt elke kerk met absoluutheidpretenties het oordeel dat Kohlbrugge aan de Roomse kerk geeft te beurt, namelijk dat zij een kerk der wereld is. Waarom? Omdat er in elke absoluutheidpretentie een stuk historie zit (en dat is over het algemeen relatief) en als dit vergoddelijkt wordt, is dat vergoddelijkte ‘wereld’ en dat werkt secularisatie (verwereldlijking) in de hand. De evangeliciteit komt hier tegen op. Vandaar ook dat synthese een oplossing kan zijn. Ten tweede is deze synthese constitutief voor het nieuwe katholiciteitsbegrip. Dit relativiteitsbeginsel, wanneer het tegelijkertijd de openbaring (Roessingh) handhaaft, geeft kansen. De vraag die nu omhoog komt, is of deze synthesen kans van slagen hebben. Boissevain antwoordt dat hij geen profeet is of een profetenzoon. Hij begint met de ongunstige omstandigheden voor te stellen: de pauselijke encycliek Mortalium animos van 1928, waarin staat dat wie de negentiende eeuw afwijst, ook noodzakelijkerwijs moet protesteren tegen de nieuwe katholiciteitsidee. De encycliek is representatief voor het verzet tegen de nieuwe katholiciteit buiten de Roomse kerk. De invloed van de encycliek is een geduchte hinderpaal voor de toekomst der evangelische katholiciteit. Toch moet men de invloed van de encycliek niet overschatten. Uiteindelijk geldt dat ‘Gods dienaren sterven, maar de Meester zet zijn werk voort’219. Een tweede ongunstige omstandigheid is de verwerping van het Book of Common Prayer door het Engelse parlement, dat uit antipapisme is weggestemd. Het Book of Common Prayer wil, zoals de titel al aangeeft, een gemeenschappelijk gebed voor de Anglicaanse en Roomse kerk in Engeland als een eenheid, bewerkstelligen. Dit boek wil een synthese van de goederen der traditie en het modernisme realiseren. Ten derde noemt hij de verscherping van de richtingenstrijd, niet het minst in Nederland. Ten vierde het relativiteitselement in de synthesen zelf. Hier komt de vraag naar voren of een kerk die haar absoluutheidpretenties handhaaft wel volkskerk kan zijn en blijven? Onder de gunstige omstandigheden rekent Boissevain het feit dat de Roomse curie een encycliek noodzakelijk vindt en de acties van Work and Life, een onderdeel van de Wereldbond voor Vriendschap door de kerken die iets van de eenheid wil verwezenlijken, die de nieuwe katholiciteit bedoelt. Maar ook dit heeft weer iets ongunstigs in zich, want de praktijk van de geestelijke arbeid kan geesten ook scheiden, zoals op het Congres van Stockholm is gebleken waar een diepgaand verschil is gerezen over een geloofsopvatting ten opzichte van het ideaal van het koninkrijk Gods en de verhouding tussen Christendom en cultuur. Boissevain geeft een opsomming van de veranderingen in de Roomse kerk, waar aan de ene kant het encycliek van de paus aandringt op centralisme en aan de andere kant allerlei bewegingen juist het tegenovergestelde willen. Dit bespeurt hij ook in niet-Roomse kerken. Hij noemt dat een nieuw ontwakende religiositeit. Ook ziet hij nog andere verschijnselen, zoals de voortzetting van het werk van Schleiermacher en Troeltsch en anderen. Dit kan leiden tot een nieuw kerkideaal, tenminste als erkend wordt dat de religie haar eigen levensvormen schept en de kerk een levensvorm van de religie is. Het tweede is dat de continuïteit met de historie niet wordt doorbroken door allerlei willekeurige vormscheppingen. Boissevain ziet hier kansen voor de kerk, evenals Troeltsch die spreekt over ‘die grossen Heimatsgefühle’. Ook ziet hij kansen voor de kerk in de liturgische beweging (waar hij zelf in participeert). Zelf is Boissevain een man van stijl: op zondag met

218 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 77. 219 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 83.

Page 46: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

46

hoge hoed en door de week altijd met bolhoed220, maar ook een man met een sterk liturgisch stijlgevoel. Hij noemt in dit verband ‘onsen grooten bouwmeester’ Berlage die in 1910 het boek Bouwkunst, stijl en samenleving uitgeeft, waarin hij ‘één groot heimwee vertolkt naar stijl en sfeer en naar verlossing van het impressionisme en naturalisme in de kunst’221. Zo constateert Boissevain dat wanneer we op reis gaan juist de oude steden worden bezocht, omdat daar de geestelijke basis aanwezig is waarop de kunstenaar steunt en daarom juist kan zijn persoonlijke opvatting meer tot zijn recht komen. ‘Het is nu reeds een teeken des tijds, dat in een getijde van religieus réveil de Kerken over afval klagen’222. Overigens wil Boissevain het ‘Heimatsgefühle’ niet koppelen aan de nieuwe katholiciteitsidee, want dat ‘Heimatsgefühle’ heeft schuld gehad aan het ontwakend nationaliteitsgevoel in de (eerste) wereldoorlog en dit gevoel kan weer een vijand worden van het supra-nationale kerkidee. Tenslotte noemt hij het verschijnsel van de doorwerking van de nieuwe katholiciteitsidee in het modernisme. Evangeliciteit kan gedijen in een sfeer van cultuurpessimisme, maar katholiciteit niet. Er zijn volgens hem drie openbaringen te noemen. Ten eerste het rechtsmodernisme van Roessingh. Deze beweging heeft een drietal karaktertrekken, als eerste het pessimisme, dat het evolutionistisch optimisme vervangt en slechts vrede vindt in de paradoxie van een God, die liefheeft en redden wil; als tweede de hernieuwde aandacht voor de Christus als de verlossende kracht Gods; als derde de terugbuiging tot rechtzinnig-dogmatische terminologie en daarmee een terugkeer naar de ervaring. De tweede openbaring is de arbeid van Heiler die de geest der reformatoren begrijpt in tegenstelling tot de modernisten in de theologie. Boissevain beschouwt Heiler en Söderblom als de baanbrekers voor de evangelische katholiciteit. De derde openbaring is de theologie van Karl Barth. ‘Zijn beteekenis is, dat hij de evangeliciteit de taal laat spreken van den modernen tijd en dat hij Kohlbrügge “ontdekt” heeft als een der grootste apostelen der evangeliciteit’223. Alle drie voornoemde zaken zullen naar ‘elkander toe moeten buigen.’ En waar het ideaal wenkt ligt altijd de verzoeking op de loer om de geestdrift te doven. ‘Schweitzer schrijft ergens, dat er meer werkelijkheid is in de droomen van de jeugd dan in de verstandigheid van den volwassene’224. ‘Wie iets van het ideaal ziet maar terzijde blijft staan, omdat het een “utopie” is, die wijst wellicht met het gebaar van een profeet, die het “altijd wel heeft zien aankomen”, naar eene eventuele mislukking, maar hij vergeet, dat die mislukking mede zijn schuld is en dat de gewaande profeet niet meer is dan de onnutte dienstknecht, die zijn talent begroef’225. Hij eindigt zijn proefschrift met de veelzeggende woorden van Gerardus Bartholomeus Brom (1882-1952)226, cultuurhistoricus en katholiek emancipator, die zijn culturele belangstelling met prof. dr. Johan Huizinga (1872-1945) deelt: ‘Indien wij menschen maar voor het contact zorgen, dan zal de Heilige Geest wel den stroom geven’227. 3.5.2. De kansen der kerk Als vervolg op zijn proefschrift schrijft Boissevain De kansen der kerk. Eigenlijk is het boek te beschouwen als deel twee van het proefschrift. Het boek is geschreven om een antwoord te geven op de vraag wat nu de oorsprong en het doel der kerk is. De oorsprong en het doel ligt in de tweeërlei stichtingsoorkonden der kerk; namelijk in de delen van Caesarea Filippi en tijdens de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag. Hiervandaan is de kerk 220 H.J. Dam, De NSB en de kerken De opstelling van de Nationaal Socialistische Beweging in Nederland ten opzichte van het christendom en met name de Gereformeerde Kerken 1931-1940, Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, (Kampen 1986), 102. 221 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 90. 222 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 90. 223 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 92. 224 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 93. 225 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 93. 226 A.H.M. van Schaik, ‘Brom, Gerardus Bartholomeus (1882-1952)’, in: Biografisch Woordenboek van Nederland (deel 2), (Den Haag, 1985), 2. 227 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 94.

Page 47: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

47

ontstaan. ‘De kerkgeschiedenis is het tooneel van de innerlijke en onderlinge conflicten tusschen den Petrus der joodsche synagoge en den Petrus der kerke Christi, tusschen den Petrus die Jezus verzoekt en verloochent, en den Petrus, die Jezus belijdt en bij die belijdenis tot het einde toe volhardt’228. Hiermee samenhangend is dat het kruis niet het teken van het lijden is, maar het teken van het offer uit liefde. Een Romeins spreekwoord luidt dat elk rijk zich alleen kan handhaven met die wapens waarmee het is gesticht. ‘Het rijk van Gods liefde kan de wereld alleen gewinnen door liefde, en dat beteekent (…) het offer’229. Boissevain maakt onderscheid tussen een joodse geest en een christelijke geest en hij stelt dat deze niet juist onderscheiden worden, omdat de canon van de joodse synagoge en haar schriftbeginsel zijn overgenomen door de vroegchristelijke kerk. En dan wordt de joodse canon het ‘deksel’ voor het lezen van het Nieuwe Testament en onttrekt zij zodoende de heerlijkheid van Christus aan het oog. Volgens Boissevain heeft de negentiende eeuwse theologie (moderne theologie) de ogen geopend voor een juiste waardering van de persoonlijkheid van Jezus. De uitstorting van de Heilige Geest met Pinksteren zorgt ervoor dat de geest Gods, Jezus gaat verheerlijken. Dit is terug te zien in de Christusbelijdenis van de kerk. Juist de negentiende eeuw heeft de historische persoon van Christus voor het voetlicht gebracht. Zij heeft de Christus uit het Palestijnse moederland overgezet in de wereld van de Griekse geest (Von Harnack, Van Dijk). Boissevain valt de kerkelijke orthodoxie (Confessionele Vereniging en Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde kerk) af, deze is speculatief-dogmatisch, echter niet historisch. ‘Welnu, ik acht het de onvergankelijke verdienste van het historisch besef der vorige eeuw, dat het den historischen persoon van Jezus weer in het middelpunt der belangstelling heeft gezet. Men mag over de methoden en de resultaten van dit historisch onderzoek denken hoe men wil, men mag het dogmatisme tegen een eenzijdig historisme in bescherming willen nemen, dit historisme heeft voor het eerst stelselmatig en wetenschappelijk den vinger gelegd bij de oorzaak van zoo menig ontsporing van Kerk en dogma’230. Daarom is de taak van de theologie ‘niet in een verlaten van, maar in het verder gaan in de richting die het historisch onderzoek van de 19e eeuw gewezen heeft’231. ‘De aan onze eeuw geboden vraagstelling is: waarom is Jezus de Zoon van God genoemd?’232. Boissevain vindt dat er niet mag afgedongen worden op de verzoening door Christus, want dan breekt men geestelijke werkelijkheden af waarmee zieners als Jesaja, Paulus, Augustinus, Dante, Luther, Kohlbrugge, Kierkegaard en Dostojewski geworsteld hebben233. Wat betreft de kerk merkt hij op dat deze de tempel en de synagoge vervangt en daarmee een taak in de wereld als het lichaam van Christus vervult. Het is echter ongeoorloofd om de kerk met het koninkrijk Gods te vereenzelvigen, want deze komst van het koninkrijk is verbonden met de toekomst van Israël. ‘De vereenzelviging van Kerk en Koninkrijk schakelt Israël uit, en het felle antisemitisme dat de Kerk der Middeleeuwen ontwikkeld heeft, is van deze stelling eene sprekende illustratie’234. Boissevain beweert dat het evangelie gemeenschapsvormend werkt. Alleen komt daar het individualisme, de pessimistische eschatologie (Spengler en consorten) en het individualistisch spiritualisme tegenop en de vele kerken (die Nederland telt) verduisteren de visie op de kerk. Het beginsel van het evangelie is dualiteit. Dus bij het christelijk Godsbegrip: transcendentie tegenover immanentie en bij de christelijke antropologie: natuur en geest (schepping en herschepping). Deze dualiteit is terug te vinden in het Nederlandse kerkelijke leven. Men kan

228 Boissevain, De kansen der kerk, 7. 229 Boissevain, De kansen der kerk, 8. 230 Boissevain, De kansen der kerk, 15. 231 Boissevain, De kansen der kerk, 18. 232 Boissevain, De kansen der kerk, 20. 233 Boissevain, De kansen der kerk, 22. 234 Boissevain, De kansen der kerk, 37.

Page 48: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

48

zich hierin op drie manieren gedragen: eenzijdig, synthetisch of paradoxaal. Boissevain kiest voor een compromis. ‘Wie het compromis versmaadt, is op weg naar de onwerkelijke wereld van den theoreticus of den fanaticus, of… bergt het leven in de haven der eenzijdigheid, waar hij dan in gezegenden ouderdom aan asthma sterft’235. Synthese is onbereikbaar wanneer de richtingen niet iets van hun eigenheid offeren. De kerk verschijnt op een drietal manieren: in haar belijdenis, in de eredienst en in de organisatie. Hij onderscheidt in de eredienst de zogenaamde tempeldienst, die in aanbidding en offer culmineert als een Sacramentsdienst, die priesterlijk is en als symbool het altaar heeft. Aan de andere kant is de synagogedienst, die culmineert in de prediking en de dienst des Woords, die profetisch is en als symbool de kansel heeft. Het Sacrament van het Heilig Avondmaal of de breking des Broods is het cruciale verschil tussen een joodse synagogedienst en een christelijke synagogedienst. Ook gaat hij in op de christelijke canon. Hij wil deze niet afschaffen, maar wel wil hij de geest der Farizeeën eruit bannen door de onoverwinnelijke kracht van de geest van Jezus Christus. ‘Aan wat achttien eeuwen gezag gehad heeft te schoolmeesteren is slooperswerk236. Tenslotte gaat hij in op de organisatie, waarvan het ambt de spil vormt. De kerk beschouwt hij als een ‘Schicksal’, als een lotsbestemming die organisch groeit en als zodanig is het ambt een orgaan in het lichaam237. Zodoende is de vraag naar de autoriteit van het ambt, de vorm van de organisatie en het kerkrecht belangrijk. De autoriteit van het ambt komt, volgens Boissevain, van God. Hij wil de gebruikelijke woorden in het formulier tot bevestiging van ambtsdragers: ‘door de gemeente en mitsdien door God zelven’, vervangen door: ‘door Godzelven en mitsdien door de gemeente.’ Als het over de vorm van de organisatie gaat, geeft hij aan dat er geen bepaalde organisatievorm goddelijk of Schriftuurlijk te noemen is. Wat dat betreft is ‘Traditie gecondenseerde wijsheid der voorgeslachten’238, en moet er niet overgegaan worden tot ontbinding van deze overleveringsvorm. Boissevain wijst enkele beginselen als norm voor de vorm van de kerkorganisatie. Als eerste de staatkundige en sociale invloeden van de volkeren. Ten tweede het beginsel van ‘dienst,’ wat een evangelisch beginsel is, de kerk is niet de verwerkelijking van het koninkrijk Gods op aarde. Ten derde moet de organisatie in overeenstemming zijn met de roeping der kerk. Ten vierde moet de organisatie de menselijke vrees tot het nemen van verantwoordelijkheid niet in de kaart spelen. De keuze is te maken uit een viertal systemen. Het papale, het presbyteriale, het episcopale en het independentistische. Tenslotte behandelt hij het kerkrecht, waarbij hij opmerkt dat de kerk toegang tot het hart heeft en de staat niet, want haar wapen is de wet. De kerk kent geen gevallen, zoals de staat, maar personen. Tijdens een gesprek tussen Boissevain en dr. G.F.D. Locher in 1930, de zoon van Boissevains collega J.C.S. Locher, blijkt dat Boissevain verlangt naar een krachtige autoriteit. Niet alleen wil hij een krachtige autoriteit realiseren binnen de staat, ook binnen de Hervormde kerk. Hij heeft een uitgesproken voorkeur voor herinvoering van het ambt van bisschop239. In De kansen der kerk breekt hij een lans voor herinvoering van dit ambt. ‘Tegen het episcopaal systeem hoort men nogal eens polemiseeren met den text: “Eén is uw Meester en gij zijt allen broeders” en het bezwaar, dat een bisschop een rang bekleedt en een staat voert, die weinig gelijkenis vertoont met het arme leven der Apostelen. Wie met een beroep op den afgeschreven text alle rangorde in de gemeente van Christus wraakt, maakt zich in ’t algemeen schuldig aan spiritualistische miskenning van den aard eener Kerk. Waarom mag er

235 Boissevain, De kansen der kerk, 45. 236 Boissevain, De kansen der kerk, 75. 237 Boissevain, De kansen der kerk, 78. 238 Boissevain, De kansen der kerk, 83. 239 Locher, Dr. J.C.S. Locher over Nationalisme en Nationaalsocialisme, 64.

Page 49: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

49

dan wel een regeermacht in de Kerk zijn? Dat is toch ook rangorde en dus evenzeer in strijd met het: gij zijt allen broeders’240. Wat heeft het bovenstaande voor consequentie voor de Nederlandse Hervormde kerk? Deze kerk is immers de voortzetting van de kerk der Middeleeuwen (Bolland) in Nederland. ‘Het was in 1886 psychologisch zeer goed gezien van Kuyper c.s., dat zij beslag wilden leggen op de kerkegoederen, met name op de officieele gebouwen. Het is mede een zijdelingsch bewijs van eene vroeger reeds uitgesproken stelling dat traditie geen fantoom is maar eene realiteit, waarin het mysterie van het leven sluimert’241. Van deze traditie is het meest belangrijke contact dat tussen kerk en academie. De bedoeling van de Leidse universiteit is immers om ‘kundige en waardige leeraars’242 te bezorgen. Het probleem is wel dat in de bestendiging van deze traditie een hoofdoorzaak van de richtingenstrijd in de Hervormde kerk ligt. Boissevain onderschijdt een aantal tijdsverschijnselen: de tegenstelling orthodoxie-modernisme, evangelisaties in forensenplaatsen en de jeugdbeweging. Over de tegenstelling orthodoxie-modernisme schrijft hij dat het een tegenstelling is die de erfenis vormt die de negentiende eeuw aan de kerk heeft nagelaten. In de eerste plaats is dat het nieuwe historische besef van de literair-historische kritiek; ten tweede de godsdienstwetenschap die historisch-psychologisch onderzoek doet naar de heidense godsdiensten; de opbloei van de natuurwetenschap en het daarbij horende empirisme. Het vierde punt is de a-kerkelijkheid onder invloed van de afkeer van het dogma in het algemeen en bepaalde dogmata in het bijzonder, en de optimistische wereldwaardering die het christelijk geloof reduceert tot een godsdienst van moraal en naastenliefde. Ten slotte is dat het aristocratisch pessiminisme ‘voortkomend uit Schopenhauer, die het ‘“triomflied der beschaving” met spot en hoon overstemde’243. Boissevain beschouwt de moderne richting in de Hervormde kerk als een aanwinst en het enige verwijt dat men haar kan maken is, ‘dat hare houding ten opzichte van Kerk en christelijke religie eene negatieve kon schijnen, voornamelijk in de dagen, toen dan ook velen uit de Kerk uittraden’244. De afwijzing van de moderne richting in de Hervormde kerk heeft volgens Boissevain alles te maken met de negatieve wereldwaardering. ‘Maar wij constateeren alleen, dat eene richting, die zich aan eene positieve wereldwaardeering overgeeft, daarmede allerminst ophoudt eene christelijke te zijn, en dat hare eventueele eenzijdigheid in zichzelf niet funester is, dan de eventueele eenzijdigheid eener richting met negatieve wereldwaardeering’245. Spengler met zijn negatieve wereldwaardering gaat in Boissevains ogen duidelijk te ver. Hij stelt tenslotte dat men op moet houden met verwijten over en weer en dat de verschillende richtingen geen oude koeien uit de sloot moeten halen ‘en het repeteeren van elkanders zondenregister’246. Alle richtingen moeten in zijn ogen schuld bekennen. Dit eist een zekere eruditie van de geest en ook moeten mensen die leiding geven toegeven dat zij beïnvloed zijn door mentaliteit, traditie, opvoeding, stand enzovoorts. Zij leggen op het dualiteits aspect eigen accenten. Deze schuldbelijdenis van de kerk zorgt voor een politiek van vertrouwen, wijsheid en tact. Dit moet de mens trachten te bereiken, dan zal de Geest het Gods-mogelijke tot stand brengen. Dus de Hervormde kerk moet zich uitstrekken naar hetgeen vóór is, dus gericht zijn op het sociale vraagstuk en de arbeidersmassa, gericht zijn

240 Boissevain, De kansen der kerk, 86. 241 Boissevain, De kansen der kerk, 91. 242 Boissevain, De kansen der kerk, 92. 243 Boissevain, De kansen der kerk, 96. 244 Boissevain, De kansen der kerk, 97. 245 Boissevain, De kansen der kerk, 97. 246 Boissevain, De kansen der kerk, 105.

Page 50: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

50

op de oecumene. De enige tegenstelling die het waard is om te bespreken is ‘deze: katholiek of sectarisch’247. Het tweede verschijnsel zijn de evangelisaties in forensenplaatsen. Dit komt onder meer door ‘de stijlloosheid onzer cultuur, de verdwijning van de laatste overblijfselen van een sociaal patriarchalisme, de steeds grooter wordende afstand tusschen stad en land, en in de cultuurcentra tusschen de verschillende lagen der bevolking’248. Hij geeft toe dat de moderne richting niet veel doet om eigen mensen in kiescolleges en kerkenraden te krijgen en door deze laksheid van de grote groep neemt het geklaag dat de kerk haar milieu niet is toe. Dit ligt natuurlijk aan deze groep zelf. De orthodoxen daarentegen kenmerken zich door getrouwheid en organisatie, daardoor nemen zij ook in plaatsen waar ze een minderheid vormen belangrijke posities in. De bovengenoemde verschijnselen: tegenstelling orthodoxie-modernisme, evangelisaties in forensenplaatsen en de jeugdbeweging rekent Boissevain tot de levenstekenen van de Hervormde kerk. Daarom moet het herstel van de Hervormde kerk niet worden gezocht in een breuk tussen kerk en cultuur. Boissevain is het absoluut niet eens met de christelijke voormannen die zeggen: ‘Het christendom te bevrijden van de verwikkelingen met eene ondergaande cultuur (de visie van Spengler; HT), opdat het niet in den chaos van den ondergang worde meegesleurd’249. Dit is een absolute miskenning van de christelijke roeping. De oplossing voor ‘een versectariseerde Kerk’ ligt alleen in de oecumene door middel van evenredige vertegenwoordiging van de richtingen, inclusief de moderne richting. ‘Alleen wie meedoet, heeft recht van meespreken’250. Het gaat ten uiteinde om ‘bereidheid tot dienst, tot geloof’251. Een vrij positieve reactie op het boek geeft dr. Arnold Albert van Ruler (1908-1970) in Vox Theologica. Hij schrijft dat ‘de dragende gedachte is die van de synthese en het bewuste en beheerschte compromis, ontspringende aan het inzicht dat de mensch in het geloof steeds met een dualiteit in aanraking komt. Om iets te noemen: de dualiteit van Evangelie en cultuur, van het oude Christendom en de cultuurschatten der 19e eeuw. Geen van beide kanten mag overspannen worden ten koste van de andere. Dit alles op de basis van een buitengewoon sterk historisch besef, dat de continuïteit van het gebeuren graag erkent en bewaart. ‘k Ben zeer dankbaar voor dit kernachtige boek. Of de schrijver evenwel de fundamenten van z’n standpunt heeft onderzocht en de consequenties doorzien – waag ik te betwijfelen. Ik denk b.v. aan zijn waardeering van het O.T.’252. Boissevain beheerst in het begin van de jaren dertig de theologische discussie. In mei 1931 schrijft de Gereformeerde ds. J. S. Post een artikel: ‘Door de gemeente geroepen tot het ambt en mitsdien door God’. ‘Niet dat ik over dit boek [De kansen der Kerk], hier mijn oordeel wil uitspreken, maar er komt een uitdrukking in voor over bovenstaande woorden [de titel], waartegenover ik gaarne de opvatting der kerk, waardoor zij in het bevestigingsformulier zijn gekomen, zou willen plaatsen’253. Hij schrijft een korte beschouwing over kerk en ambt. Hij wil de woorden over de roeping tot het ambt (van zowel ouderlingen als diakenen), zoals in het formulier tot bevestiging van ambtsdragers staat, dat de verkiezing ‘door de gemeente en mitsdien door God zelven’ onderstrepen. Volgens Boissevain moeten deze woorden namelijk

247 Boissevain, De kansen der kerk, 108. 248 Boissevain, De kansen der kerk, 110. 249 Boissevain, De kansen der kerk, 113-114. 250 Boissevain, De kansen der kerk, 115. 251 Boissevain, De kansen der kerk, 116. 252 A.A. van Ruler, ‘De kansen der Kerk’, in: Vox Theologica, 2(1931), januari/no. 4, 24. 253 J.S. Post, ‘Door de gemeente geroepen tot het ambt en mitsdien door God’, in: Vox Theologica, 2(1931), mei/no. 6, 17-21.

Page 51: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

51

worden omgekeerd in: ‘door Godzelven en mitsdien door de gemeente’254. Post voert een verdediging van het klassieke Hervormde bevestigingsformulier. 3.5.3. Reacties op het proefschrift De reacties op het proefschrift en het boek De kansen der kerk zijn divers. De reactie van Haitjema is het belangrijkste255. Onder eigen Vaandel is een driemaandelijks verschijnend theologisch tijdschrift, uitgegeven door H. Veenman en Zonen te Wageningen dat verschijnt van 1926-1942. Volgens het register heeft Boissevain eenmaal in dit tijdschrift geschreven over ‘Openbaring en cultuur’256. ‘Terwijl het blad Troffel en Zwaard door het Comité tot verspreiding van de beginselen der Confessionele Vereniging werd uitgegeven, is Onder eigen Vaandel altijd zelfstandig geweest. Het is geredigeerd en uitgegeven om op wetenschappelijke wijze de banier te ontplooien vóór de waarheid van “de theologie des Woords”, polemisch gericht tegen de idolatrie van de ervaringstheologie te linker-, en de nieuw-Calvinistische theologie te rechter zijde’257. De redactie bestaat uit: Haitjema en ds. A.B. te Winkel (Den Haag). Tot de opheffing van het tijdschrift in 1942 is Haitjema redacteur gebleven, de vrijgezel Te Winkel tot zijn overlijden in 1939. Haitjema heeft veel artikelen en boekenbesprekingen geschreven, Te Winkel schrijft vooral kronieken. Dr. Lourens Dirk Terlaak Poot (1890-1974) en Touw258 nemen na de dood van Te Winkel zijn werk over. Vaste medewerkers zijn onder meer de gebroeders dr. P.J. Kromsigt en dr. Johannes Christiaan Kromsigt (1872-1958) en Boissevains Leidse collega, Locher259. De inhoud van het tijdschrift is zeer divers, het varieert van christelijke wetenschap en de verhouding theologie en wijsbegeerte en de diverse terreinen der theologie tot aan Gods Woord. In 1950 wordt het blad opgevolgd door Kerk en Theologie. In oktober 1931 verschijnt het nummer over de oecumenische beweging in de Nederlandse Hervormde kerk met bijdragen over Nathan Söderblom. Hierin krijgt ook het artikel van Haitjema over Boissevains Evangelische Katholiciteit260 een plaats. Hij bespreekt hierin het proefschrift van Boissevain. Haitjema vraagt zich af ‘hoelang Boissevain nog zal hinken op twee gedachten?’261. Immers hoe kan men ooit Kohlbrugge en Troeltsch en Schleiermacher en Hoedemaker met elkaar verbinden? Er is sympathie tussen Haitjema en Boissevain, maar Boissevains te positieve beoordeling van de negentiende eeuwse theologie en cultuur deelt Haitjema niet. ‘En als Ernst Troeltsch uw man is, volg hem dan na, d.w.z. let er terdege op, waar Troeltsch met zijn historisme uitkomen moest en ook uitkwam, al vernevelde hij dit einde graag voor zichzelf en anderen. Het is het einde, waarin de heele West-Europeesche cultuur met het daarin vervlochten Christendom òp-gaat in een nieuwe aera, die mogelijkerwijze voor vele idealen plaats hebben zal, maar zeker niet voor het Christelijk “evangelisch katholiciteits-ideaal”. Ik zie Dr. Boissevain reeds glimlachen, als hij dit leest. Hij wijst mij dadelijk op de noodzaak der synthesen; ook van die synthesen, die, volgens de mannen van de paradox volstrekte, tegenstellingen tot hoogere eenheid moeten brengen’262. Haitjema verwijt Boissevain dat hij geen eenheid in zijn gedachtenwereld heeft, alhoewel

254 Post, ‘Door de gemeente geroepen tot het ambt en mitsdien door God’, in: Vox Theologica, 2(1931), mei/no. 6, 17. 255 Dr. H.J. Honders reageert ook en vindt Boissevains beide werken een Erasmiaanse geest en geestigheid ademen. Hij noemt het werk van W.J. Aalders een ‘meer reformatorisch geluid.’ H.J. Honders, ‘De eenheidsbeweging der kerken en onze Ned. Herv. Kerk’, in: Onder Eigen Vaandel, 6(1931), oktober/no. 4, 288. 256 Boissevain, ‘Openbaring en cultuur’, in: Onder eigen vaandel, 8(1934), 285-303. 257 J.A.B. Jongeneel, Onder eigen Vaandel, driemaandelijks theologisch tijdschrift, registers 1926-1942 Inleiding, 3. 258 Rijk Vriesinga, Plaatsingslijst van het archief van H.C. Touw (1928-1968), Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), (Amsterdam 1998), 2; Touw heeft de gemeenten te De Kaag, Eerbeek, Leiden, Utrecht (studentenpredikant) en Nijmegen gediend. 259 Jongeneel, Onder eigen Vaandel, driemaandelijks theologisch tijdschrift, registers 1926-1942 Inleiding, 4. 260 Th. L. Haitjema, ‘Evangelische Katholiciteit’, in: Onder Eigen Vaandel, 6(1931), oktober/no. 4, 290-308. 261 Haitjema, ‘Evangelische Katholiciteit’, in: Onder Eigen Vaandel, 6(1931), oktober/no. 4, 291. 262 Haitjema, ‘Evangelische Katholiciteit’, in: Onder Eigen Vaandel, 6(1931), oktober/no. 4, 291.

Page 52: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

52

deze wereld wel tal van lichtende opmerkingen kent. Dit komt, volgens Haitjema, omdat het om twee verschillende theologieën gaat, namelijk tussen die van de reformatie en het humanisme en tussen die van de godskennis en de godsdienstwetenschap en tussen geloof en levensbewogenheid. De ontwikkeling van Boissevains gedachten is eerder een gevolg van historisch besef (!) en psychologisch inzicht, dan een systematisch-theologische. Haitjema noemt vier redenen waarom de evangeliciteit in Boissevains ideaal van een evangelische katholiciteit hem verdacht voorkomt. Ten eerste om Ritschl’s Christendomsopvatting van dualiteit (Marcion) en de daarbij behorende miskenning van het Oude Testament. Ten tweede deprecieert Boissevain het Oude Testament. ‘Het O.T. is de sfeer van het wettische, het ceremoniële, het particularistisch-institutaire. Het Evangelie van den God der liefde zoekt Boissevain – met Marcion – in het Nieuwe Testament’263. Het derde bezwaar geldt dat wanneer Boissevain sterke nadruk legt op het historische van de Christelijke heilswaarheid, brengt dit noodzakelijk mee een nadruk op de ‘historische’ persoon van Jezus, die dan meer benadrukt wordt dan de kruisdood en de opstanding des Heeren. Het vierde bezwaar geldt de bedenkelijke reeks van apostelen, waar Marcion naast Luther en Kohlbrugge een plaats krijgt. Tegen het katholiciteitsideaal van Boissevain brengt Haitjema een drietal bezwaren in. Haitjema’s eerste bezwaar geldt dat er te weinig nadruk gelegd wordt op de katholieke betekenis van Christus’ invloed en werkingssfeer. Het tweede is dat Boissevain een oud en een nieuw katholiciteitsideaal tegenover elkaar zet en dat is niet zonder ‘bedenking’264. Tenslotte schrijft Haitjema dat Boissevain in de waan verkeert van het negentiende eeuwse historisch en psychologisch relativisme, of dit alleen het ware katholiciteitsidee ‘op de been houden kan’265. Volgens Haitjema is dit relativisme niet verenigbaar met de echte reformatorische theologie. Haitjema noemt het ‘bedroevend en gevaarlijk’ dat Boissevain de ideeënwereld van de moderne theologie tot geen enkele prijs wil missen in de Hervormde kerk. Alhoewel het stuk positief-kritisch gesteld is, is Haitjema’s conclusie uitermate scherp. Hij vindt Boissevains gedachtegang consequent, volgend uit zijn katholiciteitsideaal, maar ‘Wie met mij dit ideaal moest wraken ter wille van evangeliciteit en katholiciteit (de Kerk) beide, kan niet anders dan waarschuwen tegen deze “relativeering” van de afgrond-diepe kloof tusschen de verkondiging van het ééne Evangelie, van den eenigen Naam, Christus, het vleeschgeworden Woord, en de prediking van de naar God òpstrevende edele menschelijkheid, vroomheid, en eener van (Christelijke) religie doortrokken cultuur. Hier is ieder compromis… de ongeestelijkheid zelve’266. Boissevain reageert op zijn ‘hooggeachte opponent’ door middel van het boek Het ‘Woord Gods’ in de nieuwere dogmatiek, eene critische beschouwing naar aanleiding van dr. Th. L. Haitjema: Het woord Gods in de moderne cultuur (1932). Hij wil Haitjema een ‘eereschuld’ betalen. ‘Hij (Haitjema; HT) beschouwe deze bespreking tevens als een bewijs van dankbaarheid voor de aandacht, die hij aan mijne pennevruchten wilde wijden, en voor de vele leerzame wenken, waarvan ik goede nota genomen heb’267. Ondanks dat Boissevain aangeeft dat het cultuurideaal van Haitjema een grote bekoring op hem uitoefent, wil hij liever niet pleiten voor een organische verhouding tussen kerk en cultuur, maar hij verwijt Haitjema wel dat hij het humanisme ongeschikt acht voor enig goed en geneigd tot alle kwaad. Boissevain begint zijn boek met een historische oriëntering, waarbij hij aangeeft dat er in de Middeleeuwen gezag en autoriteit bij de kerk berust. De Heilige Schrift neemt een belangrijke plaats in in de eeuwen daarna. Vervolgens komt er een tijd dat dit Schriftgezag 263 Haitjema, ‘Evangelische Katholiciteit’, in: Onder Eigen Vaandel, 6(1931), oktober/no. 4, 294. 264 Haitjema, ‘Evangelische Katholiciteit’, in: Onder Eigen Vaandel, 6(1931), oktober/no. 4, 299. 265 Haitjema, ‘Evangelische Katholiciteit’, in: Onder Eigen Vaandel, 6(1931), oktober/no. 4, 302. 266 Haitjema, ‘Evangelische Katholiciteit’, in: Onder Eigen Vaandel, 6(1931), oktober/no. 4, 308. 267 Boissevain, Het “Woord Gods” in de nieuwere dogmatiek, 7.

Page 53: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

53

wordt ondermijnd en dat wordt door velen als een bevrijding ervaren. Er is nu echter spraakverwarring over de weg terug. Uitgebreid gaat Boissevain in op het proces der ondermijning: hij noemt dan openbaring en rede, geloof en natuurwetenschap c.q. historie. ‘Zoo beheerschte de tegenstelling rede of openbaring ook de theologie van HOEDEMAKER, en was er synoniem met de tegenstelling: rede of H. Schrift’268. Hij wijdt een hoofdstuk aan de stelling dat als de theologie als een wetenschap haar plaats in de wetenschap weer veroveren zal, ‘dan zal zij aan één voorwaarde moeten voldoen, n.l. zelfbezinning op haar principe. En dat is de Openbaring, het Woord’269. ‘HOEDEMAKER constateert, dat het dogma der Schrift stand houdt, omdat de wetenschap der 19e eeuw in haar uitgangspunt en resultaten op een dwaalweg is; HAITJEMA ontslaat het dogma als uitgangspunt van theologisch denken van elke confrontatie met de moderne wetenschap, evenals hij het in zijn oorsprong losmaakt van de wetenschap dier tijden’270. Haitjema staat duidelijk negatief ten opzichte van de theologie van de negentiende eeuw met name tegenover Schleiermacher. Boissevain verdedigt de positieve betekenis van de negentiende eeuwse theologie voor de ontwikkeling van de theologie op zich en het kerkelijk belijden. ‘Deze synthetische houding geboden te achten, beteekent niet de 19e eeuwsche theologie critiekloos te aanvaarden. Het wil niet zeggen, dat de critiek van HAITJEMA ons niets te zeggen zou hebben. Wie eene synthese zoekt, zal met HAITJEMA’s kritiek positief moeten rekenen. Synthese trouwens is geen agglomeraat, maar een nieuw-schepping, die een crisis beteekent voor alle factoren die aan de synthese deelnemen’271. Volgens Boissevain kan er alleen kritiek worden geleverd op de oplossingen van de problemen en die liggen rondom de vraag naar de verhouding van geloof en historie. Een oplossing van de theologische problematiek ligt in het bereiken van een onderlinge harmonie en een vruchtbare wisselwerking van de historische en systematische theologische vakken. Hij komt uiteindelijk tot de conclusie dat ‘de overlevering wordt geconstitueerd door het feit èn de visie op het feit; en het geloof wordt beïnvloed door de overlevering en de overlevering door het geloof; en dat gelijktijdig onderscheiden’272. Samengevat leidt dit tot het volgende resultaat: ‘A. Er is het feit, dat achtereenvolgens de visie beïnvloedt èn de overlevering èn het geloof.’ En: ‘B. Er is het geloof, dat achtereenvolgens de visie op het feit en de overlevering beïnvloedt.’ Deze cirkelgang kan op drie manieren doorbroken worden. ‘Het eerste is: dat men redeneert: er is geen wetenschap zonder vooroordelen; mijn geloof is mijn vooroordeel; zijn praemissen leg ik niet alleen ten grondslag aan mijn onderzoek, maar het schrijft mij ook de uitkomst van mijn onderzoek voor. Het is de opheffing van A ter wille van B: het standpunt van de seminarie. Het tweede is: dat men tracht het geloof in het historisch onderzoek uit te schakelen. Het is de opheffing van B ter wille van A. Dit pogen leidt tot den dubbelen waan: ten eerste, dat men zijn geloof uitgeschakeld heeft; en ten tweede, dat het tot historie leidt; het leidt slechts tot een min of meer uitgebreid archief. Het gevaar waarmee beide middelen bedreigen is de scepsis. In het eerste geval, wanneer A zijn rechten doet gelden; in het tweede geval, wanneer B zijn rechten doet gelden. Het derde middel is: de aanvaarding van het dilemma der dualiteit, die aan al ons denken en weten inhaerent is. Mocht iemand zich beklagen, dat het een uiterst onbevredigend middel is, dan zou ik mij van dit beklag kunnen afmaken met de niet direct verheven levenswijsheid: “Man soll das Leben eben nehmen, Wie das Leben eben ist; Drum soll man sich eben das Leben (ook het theologische leven) nicht nehmen’273. Desondanks moet de theologie, volgens Boissevain ‘rusteloos blijven streven naar synthesen.’ 268 Boissevain, Het “Woord Gods” in de nieuwere dogmatiek, 10. 269 Boissevain, Het “Woord Gods” in de nieuwere dogmatiek, 17. 270 Boissevain, Het “Woord Gods” in de nieuwere dogmatiek, 28. 271 Boissevain, Het “Woord Gods” in de nieuwere dogmatiek, 44. 272 Boissevain, Het “Woord Gods” in de nieuwere dogmatiek, 48. 273 Boissevain, Het “Woord Gods” in de nieuwere dogmatiek, 48-49.

Page 54: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

54

Het Woord Gods in de nieuwere dogmatiek maakt veel los, zegt de titel boven de boekbespreking door Van Ruler: In den strijd om een nieuwe theologie274. Van Ruler merkt op dat Boissevain en Haitjema sympathiek met elkaar in debat gaan, desalnietemin lijkt het of Boissevain van aangevallene aanvaller wordt. Van Ruler: ‘We kunnen hem [Boissevain] er niet dankbaar genoeg voor zijn, dat hij deze kwesties niet alleen in het algemeen, maar ook in deze discussie zóó aan de orde heeft gesteld.’ Van Ruler verwijt Boissevain wel dat hij niet ingaat op de probleemstelling van Haitjema en een eigen probleemstelling neerlegt in een discussie die al begonnen is en dat kan eigenlijk niet. Boissevain pleit voor een zelfstandige plaats van het Sacrament in de eredienst en de theologische kenleer en voor een zelfstandige plaats van de prediking en dit met het oog op de gemeente. Daarbij is ‘openbaring’ niet een formeel begrip, maar een goddelijke werkelijkheid. ‘We konstateeren daarbij, hoezeer in deze discussie dogmatisch-kenkritische vragen in geding zijn, die een bespreking op zichzelf, los van het Schriftdogma en los van elke “apologie” (…) overwaard zijn’275. ‘Verder wijdt hij een heel hoofdstuk aan de beteekenis van de theologie van Schleiermacher en aan haar beoordeeling door prof. H. en de jong-Zwitsers. Ook hier verzet dr. B. zich bewust en principiëel tegen de resultaten van laatstgenoemden. Hij probeert Schl. te waardeeren vanuit diens eigen positie, waarin zeer bepaalde motieven en tendenzen hem stuwden en brachten tot resultaten, die ook nu nog mutatis mutandis waarde hebben. (…) Deze oorspronkelijkheid sluit ook in een voorkeur voor merkwaardige citaten, die niet alleen illustreerend, maar ook verrijkend werken’276. Van Ruler vindt het boek de moeite waard om kennis van te nemen. 3.6. Boissevain en de Vereniging Kerkopbouw De Vereniging Kerkopbouw komt tot stand in februari 1931. Het is een gevolg van een oproep aan de Hervormde synode van het moderamen van de Confessionele Vereniging in 1927 om een reorganisatiebeweging in het leven te roepen. Na de totstandkoming van de reorganisatiecommissie nemen er alleen voorstanders tot herziening der kerkorganisatie in presbyteriale richting en handhavers van de belijdenisgeschriften plaats in deze commissie. Een door de commissie ingediend voorstel wordt waarschijnlijk om die reden in een buitengewone zitting van de synode in januari 1930 verworpen met tien tegen negen stemmen277. Als gevolg van het afwijzen van het voorstel door de synode ontstaat het Nederlands Hervormd Verbond tot Kerkherstel en hieruit is de Vereniging Kerkopbouw voortgekomen. Boissevain is bestuurslid van deze Vereniging. Hij houdt op 16 april 1931 een toespraak op de stichtingsvergadering van de Vereniging Kerkopbouw, samen met prof. dr. A.M. Brouwer (1875-1948), prof. dr. Gerardus van der Leeuw (1890-1950) en dr. Frederik Willem Adrianus Korff (1887-1942). Dat is een hele eer. Dam merkt terecht op dat Boissevain in zijn toespraak een sterke roep om eenheid verwoordt278. Op een vergadering van de Vereniging Kerkopbouw half mei 1933279 stelt de pedagoog en filosoof prof. dr. Philipp Abraham Kohnstamm (1875-1951) de vraag of deze organisatie zich niet kan uitspreken over de gebeurtenissen in Duitsland, omdat de synode dit niet heeft gedaan. Boissevain maakt daar bezwaar tegen en dus komt het niet tot een uitspraak. Uitgezonderd Boissevain trekt de Vereniging Kerkopbouw dus sterk partij voor de ‘bekennende Kirche’ in de Duitse kerkstrijd280.

274 A.A. van Ruler, ‘In den strijd om een nieuwe theologie’, in: Vox Theologica, 4(1932), november/no. 2, 34-37. 275 Van Ruler, ‘In den strijd om een nieuwe theologie’, in: Vox Theologica, 4(1932), november/no. 2, 37. 276 Van Ruler, ‘In den strijd om een nieuwe theologie’, in: Vox Theologica, 4(1932), november/no. 2, 37. 277 Haitjema, De nieuwe geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 315. 278 Dam, De NSB en de kerken, 102-108. 279 Notulen Moderamen en Centrale commissie Kerkopbouw, 19 mei 1933 (Archief Nederlandse Hervormde Kerk, ’s-Gravenhage). 280 Van Roon, Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941, 18.

Page 55: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

55

Er wordt een nieuw reorganisatieontwerp ontwikkeld door deze Vereniging, maar omdat dit ontwerp op een veel te smalle basis ontworpen is, wordt het voorstel op een buitengewone zitting van de synode met 14 tegen 5 stemmen verworpen. Daarna gaan ‘Kerkherstel’ en ‘Kerkopbouw’ met elkaar samenwerken. Belangrijke figuren hierin zijn mr. Paul Scholten (1875-1946) en dr. Oepke Noordmans (1871-1956) en Van der Leeuw. Uiteindelijk wordt het ontwerp wat door middel van een akkoord tussen de verschillende richtingen in de Hervormde kerk tot stand is gekomen in 1937 aangenomen281. Felle bestrijders van dit ontwerp-1937 zijn de vrienden van Lingbeek en de voorzitter van de vereniging Kerkopbouw Brouwer282. Lingbeeks bezwaar geldt de vorm van de kerkregering en het spreken over het Woord Gods en de werking van de Heilige Geest. Bij het eerste punt betreurt Lingbeek dat er geen gebruik wordt gemaakt van lastbrieven, zoals vroeger de gewoonte is geweest (Artikel 33 Dordtse Kerkorde). Het tweede punt betreft het feit dat Gods Woord voor veel predikanten in de Hervormde kerk geen richtsnoer voor geloof en leven meer is283. De richtingenstrijd van de negentiende eeuw kan in toenemende mate als achterhaald worden beschouwd. Noordmans stelt terecht dat de veel geweldiger strijd van de twintigste eeuw normatief moet zijn voor het belijden en het kerk-zijn. Daarom moet er een nieuw kerkelijk front worden gevormd. Het gaat dus niet langer om problemen die door Groen van Prinsterer en Zaalberg aan de orde worden gesteld, maar om de problemen van Niemöller, Von Bodelschwingh en Kolfhaus284. Alhoewel Haitjema tegen de zienswijze van Noordmans ingaat en stelt dat Noordmans het belang van de richtingenstrijd onderschat, geeft de kerkstrijd in Duitsland wel aan dat de Hervormde kerk wel degelijk na moet denken over haar kerk-zijn285. 3.7. Boissevain en de Liturgische Kring Boissevain is voorstander van een christelijke liturgie tijdens de eredienst. Hij wordt daarom lid van de Liturgische Kring286. Vermoedelijk is de Liturgische Kring opgericht in de laatste maanden van 1921, waarschijnlijk als een commissie van de Ethische Vereniging. De oprichting heeft plaatsgevonden in de gerfkamer van de Duinoordkerk, een kerk die volgens Anglicaans model gebouwd is en in 1942 door de Duitsers is afgebroken in verband met de realisatie van militaire plannen. De initiatiefnemers zijn Van der Leeuw, H.W. Creutzberg, P. Blaauw, J. Ph. Eggink en H.A.C. Snethlage. Zij kennen elkaar van het blad Bergopwaarts. In 1922 komen daar B. ter Haar Romeny, G.T. Oberman, H.W. Oberman en M. van Woensel Kooy bij. Eind 1923 zoekt de Liturgische Kring de publiciteit met het eerste deeltje in een reeks ‘Liturgische Handboekjes.’ De titel luidt: Waarom liturgie? Beginsel en practijk. Zo verschijnen er tot 1930 totaal zes over onder andere de Heilige Doop, het Heilig Avondmaal en de inzegening van het huwelijk. In 1934 verschijnt Handboek voor den Eeredienst en in 1935 wordt de Liturgische Vereeniging opgericht. Vanaf nu kan iedereen lid worden. De Vereniging probeert door kleine handzame uitgaven haar gedachtengoed te verspreiden, via de stichting Adoremus287. Deze stichting geeft kleine brochures uit. Boissevain schrijft in de serie Met alle heiligen het boekje Philippus Johannes Hoedemaker, waar hij de al eerder genoemde fout met Hoedemakers voornamen maakt. In dezelfde serie schrijven onder andere zijn promotor Van Bakel, dr. H.J. Honders en opvallend genoeg ook Noordmans. De vereniging is nooit groot geweest, in 1941 telt ze 15 leden. Ze heeft echter wel (veel) invloed. De inleiding op de inventaris van het archief van de Liturgische Kring vermeldt dat

281 Haitjema, De nieuwe geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 316. 282 Haitjema, De nieuwe geschiedenis van Neerlands kerk der Hervorming, 316. 283 Tijssen, Een getuigende geus, 59. 284 Van Roon, Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941, Uitgeverij Het Spectrum, (Utrecht/Antwerpen 1973), 18. 285 Van Roon, Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941, 19. 286 Klaas-Willem de Jong, ‘Inventaris van het archief van de Liturgische Kring’, in: Lectiones, 4(2000), 75-94. 287 K.W. de Jong, ‘Inventaris van het archief van de Liturgische Kring’, in: Lectiones, 4(2000), 76.

Page 56: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

56

Boissevain lid is geweest van 1928 tot 1930 en van 1938-1941288. Andere leden zijn onder meer Terlaak Poot en ds. J.A. Kwint. Reacties op het streven van de Liturgische Vereeniging kunnen niet uitblijven en in 1939 schrijft Noordmans zijn Liturgie. Zijn bezwaren richten zich vooral op de centraalstelling van het Sacrament. Volgens Noordmans moet naar aloude reformatorische traditie de prediking van het Woord in de eredienst centraal staan. Noordmans waarschuwt tegen het ondoordacht overnemen van liturgische vormen uit andere kerken. Dit is overigens niet helemaal de bedoeling van de Liturgische Vereeniging, die zich voornamelijk richt op de vroege kerk, de Anglicaanse en de Lutherse kerk289. Naar aanleiding hiervan hebben Boissevain en Noordmans nog een briefwisseling gehad. Boissevains aandacht voor liturgie en episcopalisme komt in zijn lidmaatschap van de Liturgische Vereeniging duidelijk naar voren. In stelling XIII van zijn proefschrift schrijft hij dat ‘de puriteinsche afkeer van vormen niet mag vereenzelvigd worden met de christelijke deugd van eenvoud.’ Dit geldt in sterke mate voor de liturgie. Over dit onderwerp levert Boissevain een bijdrage getiteld ‘De kerk en hare liturgie’ aan het boek De kerk in onzen tijd (1934). Het boek is een bundeling van een viertal lezingen die in het najaar van 1933 zijn uitgesproken op uitnodiging van de kerkenraad van de Nederlandse Hervormde gemeente te Kralingen, samen met Haitjema, prof. dr. J. de Zwaan en dr. J.C. Roose. Boissevain bepaalt zijn lezers bij twee momenten in de kerkgeschiedenis en wel op de toespitsing die de ontwikkeling van de eredienst in de Westerse kerk in de tweede eeuw verkrijgt290. Dit is de eeuw waarin Marcion leeft. In deze tijd heeft de eredienst, volgens Boissevain een tweeledig karakter: een dienst des Woords en een dienst van het Sacrament des Altaars. Naar Joodse beeldspraak een dienst in het voorhof en een dienst in het heiligdom. In de dienst des voorhofs staan naast gedoopten ook niet-christenen en in de dienst des Altaars treedt de gemeente handelend op, de Rooms Katholieke kerk heeft hier echter een niet-handelen der gemeente van gemaakt. Het tweede moment waarop Boissevain wijst is de Reformatie. Er zijn dan twee hervormingen die de aandacht vragen, namelijk de verplaatsing van de dienst des Woords uit het voorhof in het heiligdom en de oud-christelijke opvatting van het algemeen priesterschap der gelovigen wordt in ere hersteld (het ambt aller gelovigen). ‘Het is de calvinistische eeredienst, die ons deze beide hervormingen in haar meest radicalen vorm aanschouwelijk maakt: het koor, tot hetwelk alleen de priester toegang heeft, is afgesloten en doorgaans wordt de avondmaalstafel in het midden van den oorspronkelijken voorhof gezet. Wat voorhof was, is nu heiligdom, waarin de gemeente vergadert. En in dat heiligdom staat de kansel, geschiedt de dienst des Woords in het midden der gemeente’291. Boissevain betreurt deze ontwikkeling, want daardoor is de afstand tussen de roomse en protestantse eredienst toegenomen. ‘Er is aanleiding te spreken van een protestantsche profaniseering van het kerkgebouw. Individualisme en spiritualisme zijn zeker geen wezenskenmerken der oorspronkelijke Reformatie. Pas in de 19e eeuw zijn zij als zoodanig geantidateerd. Het Piëtisme en Methodisme zijn daaraan niet de minst schuldigen’292. Hij zou graag zien dat het priesterambt weer in ere hersteld wordt. Het profetisch ambt van predikant is immers incidenteel. ‘Zuivere profetie immers is niet ambtelijk, maar incidenteel; de priesterdienst wordt principieel uitgeoefend in de beurt der dagorde, en nietwaar wij hebben een Predikbeùrtenblad’293. Ook vindt hij het symptomatisch dat het Sacrament van het Heilig Avondmaal verwijdert is uit de wekelijkse eredienst der gemeente. Het gevolg van 288 K.W. de Jong, ‘Inventaris van het archief van de Liturgische Kring’, in: Lectiones, 4(2000), 89. 289 De Jong, Geschiedenis der kerk, 374. 290 Boissevain, ‘De kerk en hare liturgie’, in: Haitjema (e.a.), De kerk in onzen tijd, 98. 291 Boissevain, ‘De kerk en hare liturgie’, in: Haitjema (e.a.), De kerk in onzen tijd, 99-100. 292 Boissevain, ‘De kerk en hare liturgie’, in: Haitjema (e.a.), De kerk in onzen tijd, 101. 293 Boissevain, ‘De kerk en hare liturgie’, in: Haitjema (e.a.), De kerk in onzen tijd, 102.

Page 57: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

57

het te hoog schatten van dit sacrament is, volgens Boissevain dat er ongemerkt weer onderscheid is ingeslopen tussen de voorhof en het heiligdom, tussen halve en hele christenen. ‘Hiermee in overeenstemming is dan weer, dat de dienst des Woords veelal beschouwd wordt als een dienst in den voorhof: als evangelisatie, onderwijzing. Op vele plaatsen worden Wet en Geloofsbelijdenis door den voorzanger “voorgelezen.” Men gaat naar de Kerk om een preek te hooren, of blijft thuis en zet de radio aan, en vindt het normaal als men aangesproken wordt als “toehoorders”, als het voor- en nagebed dienst doet als inleiding tot de toepassing van de predicatie, en beschouwt den “zegen” aan het slot als een welgemeende heilbede bij het verlaten van het kerkgebouw. Men komt samen als “schare” in een daarvoor geschikt gebouw, niet als gemeente in het heiligdom’294. Daarom is het liturgisch besef ook zo laag. Boissevain pleit niet voor allerlei vernieuwingen, want ‘hoe goed bedoeld die restauratiepogingen ook zijn, zij blijven vrijbuiterij en missen de stuwing van beginselen’295. Er moet dus een radicale Reformatie komen, volgens hem. De beginselen van de Christelijk eredienst zijn, dat het een dienst van het Woord en van het Sacrament is, het is een priesterlijke bediening en deze dienst is een vergadering van de gemeente in het heiligdom. Boissevain geeft toe dat een liturgie opstellen het resultaat is van jarenlange, minutieuze studie en deze liturgie mag niet binnen een paar jaar overboord worden gezet. Dit moet aan de orde gesteld worden in deze tijd, ‘die niet alleen op oeconomisch en politiek gebied een tijd van crisis is’296. 3.8. Boissevain en ‘Vox Theologica’ Vanaf februari 1930 verschijnt het theologisch blad Vox Theologica met als ondertitel, ‘interacademiaal theologisch tijdschrift.’ Het is een orgaan van de ‘Vereeniging van studenten in de theologische faculteiten in Nederland.’ De redactie bestaat uit H. Faber (Leiden), Van Ruler (Groningen) en S.U. Zuidema (Amsterdam). De redactie schrijft dat het doel van het blad is om ‘teneinde de interacademiale betrekkingen beter te kunnen onderhouden.’ ‘Ons eenig doel is, in het besef, dat bij den tegenwoordigen stand van zaken onze theologische studie blijft beneden het peil, dat bereikt zou kunnen worden, daar zij of verloopt in traagheid en een minimum aan belangstelling en medeleven of overheerscht wordt door buitenlandsche invloeden, deze toestand zooveel mogelijk te hervormen, zoodat er een krachtig, bewust, nationaal theologisch leven onder de studenten en de predikanten kan ontstaan’297. De uitvoerende redactie doet een dringend beroep op de theologische studenten en jonge predikanten om Vox Theologica, werkelijk een ‘Vox’ te laten zijn. Het is een interkerkelijk orgaan. ‘Geenerlei kerkelijke richting of belijdenis is aan de vereeniging verbonden. Zij is voor zuiver practische aangelegenheden werkzaam’298. De doelstellingen spreken Boissevain aan. Boissevain wil graag meewerken aan het ‘vertalen’ van de internationale theologische invloed naar het nationale theologische leven, zodoende schrijft hij regelmatig een bijdrage. Onder meer over ‘De dogmatische beteekenis van Dr. Ph. J. Hoedemaker’299, ‘Kerk en gemeente’300 en ‘Christendom en cultuur’301. 3.9. Geen kerkelijk hoogleraarschap

294 Boissevain, ‘De kerk en hare liturgie’, in: Haitjema (e.a.), De kerk in onzen tijd, 106. 295 Boissevain, ‘De kerk en hare liturgie’, in: Haitjema (e.a.), De kerk in onzen tijd, 107. 296 Boissevain, ‘De kerk en hare liturgie’, in: Haitjema (e.a.), De kerk in onzen tijd, 120. 297 H. Faber (e.a.), Prospectus Vox Theologica, 2-3. 298 Faber (e.a.), Prospectus Vox Theologica, 1. 299 Boissevain, ‘De dogmatische beteekenis van Dr. Ph. J. Hoedemaker’, in: Vox Theologica, 10(1938-1939), augustus/no. 1, 7-14. 300 Boissevain, ‘Kerk en gemeente’, in: Vox Theologica, 4(1932-1933), maart/no. 5, 106-113. 301 Boissevain, ‘Christendom en cultuur’, in: Vox Theologica, 3(1931-1932), juni/no. 6, 146-154.

Page 58: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

58

Na zijn promotie wordt Boissevain gezien als een coming man in de Nederlandse Hervormde kerk. Men beschouwt hem als iemand die een nieuwe theologie brengt. Een professoraat te Leiden lijkt voor hem te zijn weggelegd. In 1932 staat hij op de nominatie voor een kerkelijk hoogleraarschap (vacature H.M. van Nes) te Leiden. Zijn medespreker voor de Vereniging Kerkopbouw Korff wordt echter benoemd, wat een teleurstelling voor Boissevain betekent. Boissevain, die gericht is op het bewerkstelligen van een synthese van orthodoxie en modernisme en die gaarne ziet dat het ambt van bisschop in de Nederlandse Hervormde kerk heringevoerd zal worden, krijgt een gevoelige klap. Tot de tweede wereldoorlog leidt dit nog niet tot rancuneuze gevoelens, echter tijdens de Duitse bezetting komen deze wel steeds meer openbaar. Boissevain reageert dan behoorlijk cynisch op uitspraken van de leidslieden van de Hervormde kerk. Boissevain heeft gehoopt dat wanneer hij kerkelijk hoogleraar te Leiden zal worden, hij het probleem van de in richtingen verdeelde Hervormde kerk kan oplossen. Hij pleit niet voor niets voor de invoering van het bisschopsambt302. Als hoogleraar zal hij de unieke mogelijkheid hebben om zijn studenten te beïnvloeden en de weg vrij te maken voor de invoering van dit ambt. Zijn stellige gedachte is dat onder een sterke leider de Hervormde kerk weer een belangrijke positie in de samenleving kan innemen. In zijn proefschrift verwoordt hij het als volgt: ‘Het episcopale kerksysteem verdient de voorkeur boven het presbyteriale, het parochiale boven het collegiale’303. Tijdens zijn laatste periode blijkt de voorkeur voor een sterke man in de kerk nog toe te nemen. Zijn afschuw voor de synode en haar besluiten neemt tijdens de tweede wereldoorlog steeds meer toe. 3.10. Naschrift Na de eerste wereldoorlog komt Boissevain te Leiden in contact met de Leidse studenten en hoogleraren. De NCSV is hier het klankbord naar de studenten. Roessingh vormt Boissevain in het rechts-modernisme en de vredesbeweging. Het streven naar kerkelijke eenheid laat Boissevain niet los, hij vindt Söderbloms leiderschapsprincipe een voorbeeld ter navolging. Een bisschop kan betere sturing geven aan het kerkelijk leven dan een synode en allerlei synodale commissies. Voorts komt hij onder sterke invloed van de zienswijze van Von Harnacks Marcion en Troeltsch ‘Heimatsgefühle’. Het hoogtepunt voor Boissevain is zijn proefschrift Evangelische Katholiciteit waarin hij een pleidooi voert voor de eenheid der kerk en sektarisme en afscheiding afwijst. Heiler heeft hem hiervoor bouwstenen geleverd. Dit werkt hij verder uit in De kansen der kerk. Hij werkt mee aan de Vereniging Kerkopbouw en schrijft in Vox Theologica, omdat hij het eens is met de doelstelling, namelijk het stimuleren van een krachtig en bewust, nationaal theologisch leven. Doordat hij niet benoemd wordt als hoogleraar is zijn tweede periode, namelijk het reformeren der kerk te beschouwen als mislukt. Het is tijd om te luisteren naar het laatste drama: Regeneratie van het Nederlandse volk.

302 Locher, Dr. J.C.S. Locher over nationalisme en nationaalsocialisme, 35. e.v. 303 Stelling XIV behorend bij Evangelische Katholiciteit.

Page 59: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

59

Hoofdstuk 4 Regeneratie van het volk (1934-1945) De reorganisatie en reformatie der Hervormde kerk zijn mislukt. Boissevain wordt niet benoemd als hoogleraar aan de Universiteit van Leiden. Er is nog een laatste mogelijkheid: regeneratie van het Nederlandse volk. Koste wat het kost moet het ideaal van Hoedemaker verwezenlijkt worden. In zijn eerste boeken hanteert hij niet voor niets een andere volgorde; misschien dat door regeneratie van het volk, reformatie en reorganisatie der kerk kan worden bereikt? Immers ‘zeker heeft hij [Hoedemaker] de regeneratie van het volk niet van een kerk verwacht, die haar bestand en roeping meer en meer ging vereenzelvigen met de geneugten en heilige huisjes eener wereld, wier ondergang hij profeteerde’304. Boissevains laatste levensfase is de voltrekking van een drama met fatale afloop. 4.1. Boissevain en de NSB Boissevain is zijn hele leven een tegenstander van een neutrale, in partijen verdeelde staat of democratie geweest. Zijn antidemocratische gedachten zijn al terug te vinden in zijn geschrift Leertucht (1910): ‘De meerderheid, d.w.z. de sterksten leggen hun wil op aan de anderen, en doopen hun wil tot volkswil. Zij zijn de zonnekoningen van onzen tijd. Maar Lodewijk XIV bleef aan de regeering; de individualistische democratiën vormen een gouvernement van reizigers…. Het is de regeering van het onvoorziene en het onvoorzienbare. – Het is voor een gemeenschap niet meer zaak rechtvaardig te zijn; het gaat er hier alleen nog maar om de beste methode te ontdekken en het welzijn te verzekeren van het grootste getal. Ieder denkt slechts aan zijn eigen succes of aan dat van de partij waartoe hij behoort. Emil de Girardin noemde ons stemrechtstelsel: de georganiseerde barbaarschheid; anderen hebben het de wiskundige barbaarschheid genoemd (Revue des deux Mondes van 15 nov. 1909)’305. Hij citeert met instemming Alfred Fouillée: ‘L’individu anonyme, insexuel, sans ancêtres, sans tradition, sans milieu, sans lien d’ancune sorte, voilà l’homme de la fausse démocratie’306. Een anti-democratische uiting is ook terug te vinden in het artikel ‘Christendom en cultuur’ wat hij schrijft voor het blad Vox Theologica. ‘[De] ingrijpende wijziging der probleemstellingen, ten anderer zijde van toespitsing van den partijstrijd in kerkelijk en politiek leven, die aan verouderde probleemstellingen georiënteerd is. De ‘democratie’ mag hier gedeeltelijk de verklaring van geven, want de massa sukkelt zooal niet enkele eeuwen dan toch de noodige decenniën achter de probleemstellingen en hare oplossingen aan’307. Tijdens Boissevains beginperiode als predikant te Leiden is er aldaar aan de Universiteit een hoogleraar G.J.P.J. Bolland (1854-1922). Hij wordt een ‘demonische redenaar’ genoemd die veel invloed uitoefent, waarbij hij fel antipapistisch en antisemitisch is, overigens een breder gedeelde opvatting in deze tijd. Een bewijs dat Boissevain contact heeft gehad met deze antidemocratische, antipapistische en antisemitische professor is er niet. Bollands afscheidsrede in 1921 bevat de volgende frase: ‘Aan de democratie… zegge aan de gepeupelregering zal de kerk der Middeleeuwen, evenzeer als onze hogere beschaving te gronde gaan’308. De schuld hiervan ligt volgens Bolland bij de vrijmetselarij en het internationale jodendom. Dat laatste geeft Boissevain in zijn boek De kerk op den tweesprong duidelijk ook de schuld van alle ellende. Ook Boissevain grijpt in zijn pleidooi voor een ‘nieuwe’ theologie van synthese terug naar de kerk der Middeleeuwen.

304 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 25. 305 Boissevain, Leertucht, 27. 306 Boissevain, Leertucht, 17. Vertaling: De mens zonder naam, zonder sexe, zonder voorzaten, zonder traditie, zonder tehuis, zonder band van welke aard ook, ziedaar de mens van de valse democratie. 307 Boissevain, ‘Christendom en cultuur’, in : Vox Theologica, 3(1931-1932), juni/no. 6, 152. 308 Dam, De NSB en de kerken, 22-23.

Page 60: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

60

In de crisisjaren 1933-1934 is bij Boissevain de overtuiging gaan groeien dat de doelstellingen van de CHU geen oplossing zijn voor het Nederlandse ‘probleem.’ Naar eigen zeggen heeft Boissevain altijd op de CHU gestemd, ondanks dat hij altijd al enige reserves heeft tegen de opstelling van deze partij. Ergens na 30 juni 1934 wil Boissevain samen met Godert Jacob Karel van Lynden van Horstwaerde en H.W. van der Vaart Smit zelfs naar Duitsland om een bezoek te brengen aan het Ministerie van Propaganda van Joseph Goebbels (1897-1945) om de Nederlandse kerken gerust te stellen over het gebeuren in Duitsland, er gaat namelijk bijna geen dag voorbij of individuele kerkbesturen, predikanten en kerkleden hebben onder het bewind-Muller te lijden, zo wordt gemeld309. Boissevain, Van der Vaart Smit en Van Lynden van Horstwaerde denken daar anders over en willen weten hoe het werkelijk is. Op 1 februari 1935 wordt Boissevain lid van de NSB, de partij van Mussert, nadat hij zich al eerder aangesloten heeft bij de Orde van Getuigen van Christus (OGC). Abusievelijk vermeldt Dam dat Boissevain lid van de NSB is geworden in april 1935310. Havenaar noemt in zijn boek De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit een aantal oorzaken van de opkomst van het rechtsextremisme in Nederland. Zo ergert men zich aan het trage en inspiratieloze optreden van de regeringscoalitie in de jaren twintig en dertig en daarom zet men zich af tegen het parlementaire stelsel. Politici van confessionele en liberale signatuur kijken met een voorzichtige welwillendheid naar het ‘experiment’ Mussolini in Italië. De NSB sluit hierbij aan en wil een kabinet van sterke mannen instellen en zo de rol van het parlement terugdringen. Omdat het partijbelang prevaleert boven het landsbelang, komt de laatste namelijk steeds in de verdrukking, volgens de NSB311. Van Roon geeft in een aantal punten aan waarom protestanten voor de NSB kiezen. Ten eerste omdat het een nieuwe beweging is en zij in bijzondere mate een reactie-karakter heeft; zij is een reactie op rationalisme, individualisme en liberalisme. Daarnaast speelt in de motivatie het crisisaspect van de jaren dertig een grote rol. Ook zijn de natuur, de historie, de gemeenschap, de in het volk beleefde eenheid, de daad en een grotere aandacht voor de godsdienst in het openbare leven nieuwe oriëntatiepunten en de NSB wordt gezien als een christelijke partij312. Boissevain behoort tot de NSB-leden die in het topjaar van de partij lid worden. Hij blijft lid tot zijn dood. Het jaar 1935 is een bijzonder jaar voor de NSB, want bij de Provinciale Statenverkiezingen behaalt ze bijna 8% van de stemmen en op 1 januari 1936 telt de beweging 52.000 kameraden en kameraadskes313. Na deze jaren neemt het ledenaantal snel af, vanwege de radicalisering van de partij. Dit komt volgens De Jong door de transformatie van een ‘Nederlandse fascistische organisatie in een ideologische agentuur van nazi-Duitsland’314. De Jong constateert ook dat er in de beginjaren van de NSB veel orthodoxe protestanten onder de intellectuele NSB-ers zijn315, en dat slechts enkelen, zoals Boissevain lid blijven. Bart van der Boom schrijft in het Historisch Nieuwsblad dat er eigenlijk nog steeds geen antwoord is gegeven op de vraag wie de mensen zijn die op de NSB hebben gestemd en wat ze in de partij hebben gezien. Hij geeft aan dat dit deels een bronnenprobleem is (gebrek aan NSB-ledenlijsten) en het is een gevolg van schuld en schaamte. De beweging is zelden met empathie benaderd, ‘terwijl empathie toch het instrument bij uitstek is van de historicus’316. Hij citeert Robert Paxton en Roger Griffin, die de begeestering van het fascisme verklaren uit 309 Van Roon, Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941, 123. 310 Nauta, e.a., Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme (deel 3), 45-46. 311 R. Havenaar, De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit De vooroorlogse ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Staatsuitgeverij, (’s-Gravenhage 1983), 19-34. 312 Van Roon, Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941, 234-235. 313 P.J. Oud, Honderd jaren een eeuw van staatkundige vormgeving in Nederland 1840-1940, Van Gorcum & Comp. N.V., Dr. H.J. Prakke & H.M.G. Prakke, (Assen 1961), 301. 314 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog (deel 5, 2e helft), (1974), 104. 315 De Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog, 86. 316 Bart van der Boom, ‘De lokroep van de beweging’, in: Historisch Nieuwsblad, (2007), mei/no. 4, 30-36.

Page 61: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

61

‘mobiliserende passies’ van de aanhangers (Paxton) of de ‘mythe’ die de volgelingen inspireert317. ‘De mythische kern van het fascisme, zegt hij, is de overtuiging dat de decadentie waaraan het land ten prooi is gevallen alleen gestuit kan worden door een nationale wedergeboorte, opgewekt door ene populistische, klassenoverschrijdende beweging, die zowel traditioneel als democratisch gelegitimeerd gezag afwijst. Fascisme is in de kern (…) populistisch en ultranationalistisch’318. Paxton spreekt over de volgende fascistische inspiratie: ‘het primaat van de groep, die plichten oplegt die boven alle andere uitgaan; de overtuiging dat de groep slachtoffer is en ten onder dreigt te gaan aan individualisme, klassenstrijd of invloeden van buiten; de daaruit volgende noodzaak zich te verweren, te zuiveren en hechter aaneen te sluiten, waarbij wet en moraal ondergeschikt zijn aan het groepsbelang en waarbij onderdrukking van andere, inferieure groepen is toegestaan; de schoonheid van geweld en wilskracht, mits ingezet voor de groep; en natuurlijk het leiderschap van een man die het lot van de groep belichaamt en wiens inzichten superieur zijn aan de rede’319. Dr. Albert Jan Rasker (1906-1989) probeert een verklaring te vinden voor Boissevains overgang naar de NSB. Rasker heeft hem nog gekend, want zij spreken beiden tijdens bijeenkomsten van de NCSV. Hij noemt Boissevain een begaafd man, die tegelijk iets hulpeloos over zich heeft. Doordat hij een wat ‘werelds’ theoloog is, wat betreft de realiteiten van de wereld, valt hij gemakkelijk ten prooi aan misleiders. Hij wil namelijk de band tussen Schepper en schepping bewaren. ‘Hij reageerde tegen verburgerlijking en stijlloosheid. Uit pure bezorgdheid voor ontheiliging der aarde, voor het losbreken van de band tussen Schepper en schepping, verviel hij tot eerbied voor wat zich tegelijk als nieuwe cultuurwaarden en als terugkeer tot de bronnen voordeed’320. Terecht merkt drs. J.W. te Winkel in zijn doctoraalscriptie op dat Rasker de rol van Boissevain binnen de NSB te mager belicht. Rasker heeft vooral gebruik gemaakt van informatie van familieleden en collegae van Boissevain, ook heeft hij gegevens uit zijn correspondentie gehaald. Rasker heeft echter geen onderzoek in het N.I.O.D.321, geen onderzoek naar de Orde van Getuigen van Christus of naar de contacten van Boissevain binnen de NSB gedaan. Ook heeft hij geen pogingen ondernomen om Boissevain te verklaren als kind van zijn tijd, wat overigens ook moeilijk voor hem is, omdat hij zelf een tijdgenoot van Boissevain is. Rasker onderscheidt vier stadia in de ontwikkeling van het denken van Boissevain. In het eerste stadium is Boissevain een trouw bepleiter van Hoedemaker’s Christelijke staatsgedachte. In het tweede stadium raakt Boissevain geboeid door de negentiende eeuwse theologie en de oecumenische beweging. Het derde stadium is een poging tot ‘herinterpretatie’ van Hoedemaker in NSB-zin met de hoop dat deze opvattingen politieke realiteit zullen worden. In het vierde stadium is Boissevain ‘volbloed’ nationaal-socialist322. In eerste instantie lijkt Boissevain geen sympathie te hebben voor het duizendjarige Duitse Derde rijk. ‘Derhalve is de belangstelling in de vraag naar de richtlijnen van het nationaal-socialisme in Nederland alleszins begrijpelijk. Temeer, waar het “nationaal-socialisme” eene beweging is, die in elk land richtlijnen trekt van origineel karakter, daar zij “nationaal” is’323. Achteraf klinkt dit enigszins naïef, maar er is op dat moment nog geen zicht op een nieuwe wereldoorlog. Boissevain neemt dus met deze woorden tot op zekere hoogte afstand van 317 Van der Boom, ‘De lokroep van de beweging’, in: Historisch Nieuwsblad, (2007), mei/no. 4, 30. 318 Van der Boom, ‘De lokroep van de beweging’, in: Historisch Nieuwsblad, (2007), mei/no. 4, 30. 319 Van der Boom, ‘De lokroep van de beweging’, in: Historisch Nieuwsblad, (2007), mei/no. 4, 30. 320 A.J. Rasker, ‘Dr. Wilhelm Theodor Boissevain, van Hoedemaker-leerling tot nationaal-socialist’, in: Nederlands Theologisch Tijdschrift (NTT), 23(1969), februari/3e aflevering, 204-220. 321 J.W. (Hans) te Winkel, De Orde van getuigen van Christus Een eerste beschrijving, Scriptie kerkelijk examen theol. fac. Universiteit van Amsterdam (UvA) (Amsterdam 1983), 17. 322 Rasker, ‘Dr. Wilhelm Theodor Boissevain, Van Hoedemaker-leerling tot nationaal-socialist’, in: Nederlands Theologisch Tijdschrift, 23(1969), februari/3e aflevering, 207-210. 323 Boissevain, ‘Een Christelijke Staat’, in: Eltheto, 90(1936), juni/no. 9, 347.

Page 62: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

62

bepaalde ontwikkelingen in Duitsland, alhoewel latere uitspraken dit weer logenstraffen. Na de Duitse inval op 10 mei 1940 blijft Boissevain lid van de NSB en wordt zijn houding -vanwege de veranderende omstandigheden en de vijandige houding van de Nederlandse bevolking- in toenemende mate pro-Duits. 4.2. Boissevain en de Orde van Getuigen van Christus In juni 1934 verspreidt baron G.J.K. van Lynden van Horstwaerde op grote schaal een oproep om te komen tot een nieuwe Réveilbeweging, een interkerkelijke gebeds- en geloofsgemeenschap. In deze oproep wordt echter niet alleen kerkelijk, maar ook politiek positie gekozen voor de NSB die ‘volkomen Gods Opperleiding erkent en daarnaar zal handelen’324. De Orde van Getuigen van Christus wordt op 9 november 1934 te Hemmen (Gelderland) opgericht. De naam is ontleend aan Handelingen 1:8325. Te Winkel meldt: “aan het woord van den Heiland bij zijn hemelvaart gesproken… gij zult mijn getuigen zijn…” De Orde kent ook een devies: het is het door “H.M. onze geëerbiedigde Vorstin” gebezigde “Christus vóór alles.” Het doel van de Orde is: ‘Het verbinden van alle Christ-geloovigen met elkander in één geloofsband, ten einde actief stelling te nemen met ons Christendom, naar den tegenwoordigen eisch van den nood des tijds.’ Ze wil zuivering van de kerkelijke toestanden, een energieke strijd voeren tegen de verwording van de wereld en ze wil werken aan een diepere eenheid der oecumenische kerk326. De ‘founding father’ is Van Lynden van Horstwaerde uit Hemmen (Gelderland). Dit is de plaats waar ds. O.G. Heldring gepreekt heeft en door zijn toedoen zijn daar altijd bijeenkomsten voor de inwendige zending op het landgoed van de familie Van Lynden van Horstwaerde gehouden. Een voorvader van Van Lynden van Horstwaerde, Frans Godard heeft Heldring geholpen met geld en goederen om de talrijke armen van brood en het Brood des Levens te voorzien. Heldring is een van de voormannen van het Réveil. Zo is het bekend dat mr. Izaäk da Costa (1798-1860), Abraham Capadose (1795-1874) en mr. Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) regelmatig te gast zijn geweest in de Hemmense pastorie327. Hoe Boissevain bij de Orde en de redactie terecht is gekomen, is moeilijk te achterhalen. In Leiden is in de jaren twintig een afdeling opgericht voor de inwendige zending, die haar jaarlijkse toogdagen houdt te Hemmen. Het meest waarschijnlijke is echter dat Boissevain Van Lynden van Horstwaerde ontmoet heeft op de Hardenbroekconferenties. In het jaarverslag van 1924-1925 wordt melding gemaakt van een spreekbeurt van baron W.E.K. van Lynden van Horstwaerde over ‘Agrarische problemen’, sowieso zijn er veel adellijke figuren lid van de NCSV. In ieder geval zet Van Lynden van Horstwaerde zijn landgoed open voor de vergaderingen van de Orde van Getuigen van Christus. Nadat de Orde is opgericht, vindt er in toenemende mate toenadering tot de NSB plaats. Uiteindelijk wordt de Orde een protestants verlengstuk van de NSB. L. de Jong spreekt van een ‘aparte, christelijke secte’ die een ‘christelijk nationaal-socialisme predikt.’ Te Winkel heeft onderzoek gedaan naar de Orde van Getuigen van Christus en de vraag gesteld wat de visie op het evangelie en op de kerk is van een groepering die zich christelijk noemt en zich sterk verwant voelt met het nationaalsocialisme. Te Winkel is geïnteresseerd in de motieven die belijdende Christenen hebben om aanhanger van de NSB te worden en te blijven328. De opbouw van de Orde is uitermate autoritair en toont gelijkenis met de opbouw van de NSB. De hoofdleider, Van Lynden van Horstwaerde, heeft heel veel invloed. Iemand die lid

324 Van Roon, Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941, 126. 325 Te Winkel, De Orde van getuigen van Christus, 5. 326 Te Winkel, De Orde van getuigen van Christus, 5. 327 De Gezinsgids, (2006), 12 oktober, 26-27. 328 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog (deel 5, 2e helft), 691; geciteerd bij: Te Winkel, De orde van getuigen van Christus, 1.

Page 63: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

63

wil worden van de Orde moet een gelofte afleggen, die als volgt luidt: ‘Staande voor God, in de gemeenschap van de Orde van Getuigen van Christus, beloof ik met Gods hulp, getrouwelijk het doel der Orde na te streven, erkennende Gods openbaring in het Evangelie als eenig richtsnoer voor al mijn handel en wandel, in volle aanvaarding van zijn Woord: ‘Alzóó ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen U bevolen is, zoo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten, want wij hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen (Lucas 17:10)’329. De interesse van de Orde van Getuigen van Christus beperkt zich niet alleen tot Nederland. De oproep om te komen tot een nieuwe Revéilbeweging is door de Duitse Innere Mission doorgestuurd naar het ministerie van Propaganda van Goebbels, vanwege de houding van de schrijver tegenover het nationaalsocialisme. Nog in het voorjaar van 1939 schrijft Van Lynden van Horstwaerde: ‘Is het wonder, dat de Duitsers en ook de Christenen onder hen, al kunnen zij niet alles begrijpen, in vertrouwen op God, ook vertrouwen hebben in de Führer, hun uit Gods hand toegebracht…’330. Van Roon schrijft terecht dat door zo’n uitspraak te doen er sprake is van een geestelijke blikverenging, die zich fixeert op antibolsjewisme. Overigens is er over de Orde zelf vrij weinig bekend. Door het blad Evangelie en volk wat verschijnt van september 1938 tot november 1941, is er nog het een en ander te achterhalen. Boissevain behoort ‘tot de belangrijkste figuren in de redactie’331 van het blad. De naam Evangelie en volk zegt iets over de opvattingen van haar samenstellers. Kenmerkend is de uitspraak: ‘Evangelie en volk horen bij elkaar, niet Evangelie en Partij’. Boissevains opvatting van een ongedeelde kerk in een ongedeelde staat komt hierin zuiver terug332. In mei 1939 wordt deze doelstelling gewijzigd. In de doelstellingen komt nu te staan dat de gebrokenheid in het kerkelijk leven moet worden tegengegaan en nieuwbouw in gemeenschapszin moet worden bevorderd, zodat het Evangelie en volk tot elkaar brengt. Ook stelt men duidelijk dat men een getuigenis-Orde wil zijn van een werkelijk, krachtig en fris geloofsleven, zoals in de eerste Christengemeenten. De kerk wordt verstard, verpolitiekt en bureaucratisch genoemd. Een derde doel is om de invloed van het Christelijk geloof te handhaven in de opkomende nationale en sociale stromingen en anti-christelijk streven tegen te staan. In deze gewijzigde doelstellingen is Boissevains invloed te bespeuren, die tot de opstelraad (redactie) van Evangelie en volk behoort. ‘Wij gelooven dat de Fransche revolutie in 1789 in geheel onze moderne wereld doorgewerkt heeft en het dusgenaamde democratische staatsbestel met zijn parlementarisme, algemeen individueel kiesrecht met gelijkstelling van man en vrouw, … met economisch en maatschappelijk zijn werkloosheid en bureaucratische onmacht, etc. en als laatste en meest consequente uitlooper zijn atheïstisch bolsjewisme, door een contrarevolutie moet worden opgeheven. De Franse revolutie heeft anderhalve eeuw doorgewerkt. Ze is aan het eind’333. Zo melden de nieuwe doelstellingen ook dat de Franse revolutie in wezen atheïstisch is en daarom noodzakelijkerwijs moet uitlopen op een atheïstisch bolsjewisme. De contrarevolutie die ‘wij zien en op welke wij hopen’ is echter ‘theïstisch’ (Godbelijdend). Onmiskenbaar klinkt hier de invloed van Hoedemaker door. Een laatste nieuwe doelstelling is gericht op meer ‘objectiviteit en waardeering’ binnen de kerk voor de nationale en sociale stromingen. ‘De kerk moet open zijn voor alles wat zich openbaart. God immers werkt voort en maakt geschiedenis…Wij staan op den drempel van nieuwe tijden, ja wij zijn dezen drempel reeds over. Wij leven snel en zien Gods hand in de dynamiek van het gebeuren’334. 329 Te Winkel, De Orde van getuigen van Christus, 9. 330 Evangelie en volk, 2(1939), 15 april. 331 Te Winkel, De Orde van getuigen van Christus, 18. 332 Evangelie en volk, 1(1938), no. 3, ‘De toestand der hervormde kerk’, 4. 333 Evangelie en volk ,2(1939), no. 10, ‘De koers’ 3-4. 334 Evangelie en volk, 2(1939), no. 10, ‘De koers’, 4.

Page 64: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

64

Later schrijft hij een krantenartikel en een brochure getiteld Evangelie en volk335, een schriftelijke weergaven van een lezing uit juli 1941336. Hij beschrijft daarin dat de ARP-kiesvereniging luiddruchtig ‘Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort,’ galmt om de nederlaag van de NSB in 1937 te vieren. Hiermee hebben de Nederlandse Christenen volgens Boissevain aangetoond, dat ‘het volk als een Godsgedachte, als een voorwerp van heil, als een organische eenheid, als een scheppingsgewrocht van Gods handen, (…) langzamerhand een groote onbekende geworden [was]. (…) Het methodisme zou er zooveel mogelijk zielen uit redden van het eeuwig verderf, het piëtisme zou er de vromen uit verzamelen en afzonderen, de kerk zou hetzelfde doen op ruimer schaal en deze verzamelden cosmopolitisch tot een bovenvolksch volk des Heeren verbinden’337. Boissevains opvattingen zijn in de loop der jaren veranderd. Hij vraagt zich af waar de tijd is dat een ouderling uit de school van Hoedemaker het nog weet: ‘In laatste instantie gaat het niet om de kerk maar om het volk!?’338. Hij ervaart zijn tijd als een ‘volksontwaken.’ En met een behoorlijke dosis tijdsoverschatting schrijft hij: ‘Scheen het voor den wereldoorlog, dat het oude Europa zijn ondergang tegemoet ging en het bolsjewisme zijn doodgraver zou wezen, God verwekte richters als in de dagen van ouds om den chaos te keeren en nieuwe levensmogelijkheden te openen. Op deze kentering der tijden ontstond de O.G.C. en werd zich van hare zending steeds helderder bewust’339. Hij omschrijft de doelstelling van de Orde van Getuigen van Christus als tweeledig. Ten eerste een getuigen in de Christelijke wereld tegen conservatisme dat de tekenen van de tijd niet verstaat en het evangelie ketent aan een ondergaande wereldorde en daardoor de eenheid van evangelie en volk verscheurt. En ten tweede het ontwakend volk te overtuigen van het feit dat het evangelie onmisbaar is voor het heil van het volk. Boissevain rekent radicaal af met de kerkpolitiek van zijn dagen, want die stellen het Evangelie in dienst van ‘volksontbindende en volksverwoestende machten.’ Hij fulmineert: ‘Een gelijkvormige wisselwerking nemen wij waar, als de kerkelijke schriftgeleerden voor het internationale jodendom en zijn geest in de bres springen met een positieve waardeering van het O. Testament, en ter anderer zijde dan de bestrijding van dat jodendom en zijn geest gevoerd wordt met de verwerping van het O. Testament’340. Daarom zijn er, volgens Boissevain, maar twee godsdiensten. De godsdienst van de scheppende en herscheppende Geest van God en de godsdienst van de ‘goddelijke’ waarden scheppende en verwerkelijkte geest van de mens: christendom of pantheïsme. Het gaat tenslotte, zoals die oude moeders in Israël getuigen, om: Heel de kerk en heel het volk. Dit doel dient Evangelie en volk. Overigens is haar verschijning vanaf november 1941 niet meer mogelijk vanwege papierschaarste, aldus de Duitse bezetter. Het is echter een flauw argument om het blad te verbieden. Aan het begin van de Duitse bezetting doen de redactieleden Van der Vaart Smit en Boissevain nog een oproep aan de Nederlandse Hervormde kerk om een positievere houding ten opzichte van de Duitse bezetter aan te nemen. ‘Beseft gij wel voldoende de ontzaglijke verantwoordelijkheid die heden ten dage op u rust? Gij hebt het in zekere mate in de hand, in hoeverre binnen het staatsbestuur met Evangelie en Christenheid wordt rekening gehouden’341. Maar deze oproep landt niet en de Orde raakt steeds meer geïsoleerd.

335 ‘Over het onderwerp ‘Evangelie en volk’ verscheen van mijn hand een artikel in het Nationaal Dagblad en werd later een rede door mij gehouden op de Ordedagen te Hemmen (juli 1941) welke nu hier afgedrukt is.’ Brochure 585, Evangelie en volk, (NIOD Amsterdam). 336 De lezing is samen met een artikel uit het Het Nationaal Dagblad (1938), 16 juli uitgegeven in Brochure 585, Evangelie en volk, (NIOD, Amsterdam). 337 Boissevain, Evangelie en volk, lezing gehouden te Hemmen in juli 1941, 7. 338 Boissevain, Evangelie en volk, lezing gehouden te Hemmen in juli 1941, 8. 339 Boissevain, Evangelie en volk, lezing gehouden te Hemmen in juli 1941, 9. 340 Boissevain, Evangelie en volk, lezing gehouden te Hemmen in juli 1941, 10. 341 Evangelie en volk, 3(1940), 15 november/no. 5.

Page 65: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

65

Dat de leden van de Orde het tijdens de Duitse bezetting niet gemakkelijk hebben, is terug te zien in de O.G.C. mededelingen die in het blad Evangelie en volk worden gedaan. Personen die vanwege hun nationaalsocialistische sympathieën moeilijkheden ondervinden in de kerken of door een vijandige houding van deze kerken de weg tot het evangelie niet kunnen vinden, kunnen hun nood melden aan Van Lynden van Horstwaerde te Soestdijk of aan Boissevain te Oegstgeest342. Wat er na een melding gebeurt, is niet bekend. Het meest waarschijnlijke is dat er contact gezocht wordt met het hoofdkantoor van de NSB. De positie van de Orde wordt tijdens het verloop van de oorlog steeds moeilijker. Van Lynden van Horstwaerde spreekt in een brief over de bezettende overheid die de Orde niet gunstig gezind is, omdat ze een volkomen scheiding van kerk en staat beoogt en het niet kan velen dat iemand lid is van de NSB en Christelijk werk doet. Hij schrijft dat dit niet zal veranderen totdat Mussert aan de macht is. ‘Eerst dan kan de Orde weer aan propaganda doen en aan uitgroei’343. De Duitse bezettende macht heeft niet veel sympathie voor de Orde, dus leunt zij steeds zwaarder op de NSB. Ook ontstaat er in de loop van de oorlog een toenemend verlangen om een tegenkerk te stichten, omdat de kerken in Nederland steeds duidelijker hun antipathie laten blijken ten opzichte van het nationaalsocialisme. Van Lynden van Horstwaerde spreekt zelfs van een positieverbetering ten opzichte van de Duitsers, wanneer het zover mag komen. Te Winkel zet terecht vraagtekens, want het enige wat men echt doet, is aparte kerkdiensten beleggen. Volgens De Jong heeft men wel veel energie gestoken in het ontwikkelen van een eigen liturgie344. Op zich geen vreemde zaak, omdat de NSB van zingen houdt en ook Boissevain is geïnteresseerd in dit onderwerp345. Gedurende de oorlog komen ook de reguliere kerken steeds meer in de knel. Als het aan Hitler ligt, zal dit alleen maar toenemen. ‘Wenn ich einmal meine anderen Fragen erledigt habe, werde ich mit der Kirche abrechnen. Hören und Sehen wird ihr vergehen’346. Zelfs de nationaalsocialistisch georiënteerde Orde van Getuigen van Christus ontkomt hier niet aan. Aan het eind van de oorlog heeft de Orde geen invloed meer. Van Lynden van Horstwaerde wordt zelfs geschorst als persoonlijk adviseur van Mussert. ‘In afwachting van de beoordeelingen van hun gedragingen in September jl. [dolle dinsdag] door de daartoe door mij ingestelde bijzondere rechtbank zijn door mij als functionarissen der beweging geschorst: G.J.K. baron van Lynden van Horstwaerde, stb. Nr. 6891, Adviseur van den Leider’347. 4.3. Boissevain en Ekering Binnen de Orde van Getuigen van Christus vervult ds. mr. Lodewijk Cornelis Willem Ekering een belangrijke rol. Hij is een boeiend spreker. Niet alleen de Orde, maar ook de NSB vraagt hem veel om een spreekbeurt te vervullen. Ekering is Hervormd predikant te Amsterdam. Van 1924 tot 1936 is hij lid van de Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij (HGS). In 1933 neemt hij de tweede plaats in (na Lingbeek) op de kandidatenlijst van de HGS. Na 1936 wordt hij lid van de NSB en van 1939 tot 1940 is hij namens deze partij lid van de gemeenteraad te Amsterdam348. Ekering laat in 1934 al blijken sympathie te hebben voor de NSB. In oktober 1934 schrijft hij, als initiatiefnemer, samen met achttien vooraanstaande Hervormde predikanten een open

342 Zie voor “O.G.C. mededelingen”; Evangelie en volk, 3(1940), 15 september/no. 1, Evangelie en volk, 3(1940), 15 oktober/no. 3, Evangelie en volk, 3(1941), 1 januari/no. 8, Evangelie en volk, 3(1941), 15 januari/no. 9. 343 Van Lynden van Horstwaerde in een brief aan ds. E[kering, HT], gedateerd 8 mei 1942. 344 Te Winkel, De Orde van getuigen van Christus, 13. 345 Boissevain heeft een bijdrage geschreven over de liturgie in het boek De Kerk in onzen tijd. 346 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog, (deel 5, 2e helft), 683-685. 347 Volk en Vaderland, 12(1944), 27 oktober/no. 43. 348 Koen Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark Kleine politieke partijen in Nederland 1918-1940, Uitgeverij Wereldbibliotheek bv, (Amsterdam 2003), 302.

Page 66: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

66

brief gericht aan de overheid en het Nederlandse volk, waarin zij opkomen voor waarheid en gerechtigheid. Ze protesteren tegen de verlaging van de werklozensteun, hekelen ‘dubbele’ inkomens van gehuwde vrouwen en ze laten hun stem horen tegen het regeringsverbod dat ambtenaren verbiedt om lid te zijn van de NSB349. Dit verbod heeft ertoe geleid dat Mussert ontslagen is als hoofdingenieur. Overigens is geen van de protesterende predikanten op moment van schrijven lid der NSB en verreweg de meeste predikanten hebben zich in later jaren afgewend van deze beweging. Ekering wordt echter wel lid. Op 27 februari 1939 vindt er een discussie plaats tijdens een kerkenraadbijeenkomst tussen Ekering en dr. K.H. Miskotte (1894-1976). Beiden zijn predikant van de Hervormde gemeente van Amsterdam. Ekering pleit voor een Nederlands nationaalsocialisme, wat Boissevain in eerste instantie ook doet. Hij wil het Nederlandse volk langs de legale weg brengen tot een breuk met de democratie en het kapitalisme. Het doel is een Godbelijdende staat, aanvaarding van het leidersbeginsel onder soevereiniteit van de kroon, volksinvloed door volksvertegenwoordiging in corporatieve zin en herstel van de soevereiniteit van Oranje. Ook wil hij erkenning van de door God geschonken waarden en bindingen. ‘De N.S.B wil niets anders dan de zuiver-gereformeerde beginselen van Groen [van Prinsterer; HT] en Hoedemaker in practijk brengen. Om haars levens wil moet de Kerk de nationaal-socialistische beweging steunen. De historische volkskerk heeft hier als nooit te voren, kansen te grijpen of, eens te meer te verspelen’350. Ekering spreekt niet als aangeklaagde, maar als aanklager der Hervormde kerk. Miskotte gaat hier tegenin. Hij zegt dat het nationaalsocialisme door een overweldigende meerderheid van de kerk wordt afgewezen. Hij verwijt de NSB onduidelijkheid over de plaats van de partij, de taak van Oranje en de plaats van het antisemitisme. ‘De partij is bovendien een golf van een algemeene stroom in heel Europa, die haar religieuze behoeften bevredigt in de communie met de grondkrachten van natuur en historie’351. Belijden, is volgens Miskotte aan de kerk voorbehouden en een volksstaat kan niet beleden worden, omdat dan de God der openbaring niet beleden wordt. Een autoritaire staat als historische noodzakelijkheid ziet Miskotte al helemaal niet zitten, want historisch noodzakelijk is iets totaal anders dan Goddelijk welbehagen. Ekering krijgt in deze vergadering geen bijval. Ekering en Boissevain behoren tot het kleine aantal Hervormde predikanten dat voor 1940 al nationaalsocialistische sympathieën heeft. Anderen zijn ds. P.W. Foeken (Haarlem), dr. J.W. van Bart (Ravenstein), ds. J.C. Dagevos (Baarland), ds. G. van Duyl (Ooster- en Westerblokker), ds. W.A.M. Eggink (Nyega), ds. H.W.M. Hupkes (Zwaagwesteinde), ds. J. van der Molen (Sint-Oedenrode), ds. W. Okken (Nijbroek), ds. W.B. Onnekes (Wedde), ds. E. Reeser (Winterswijk), ds. J.R.J. Schut (Schingen), ds. J.J.H. Visch (Varsseveld). Na 1940 komt onder meer ds. G. Barger (Heukelum) bij deze groep352. Overigens zijn niet allen lid van de NSB geweest en sommigen, zoals Dagevos, Van der Molen en Schut hebben hun ambt na 1940 neergelegd. Over het algemeen zijn er binnen de Hervormde kerk niet veel predikanten aan te wijzen die duidelijk en overtuigd nationaalsocialistisch zijn. Boissevain en Ekering vallen in deze groep op door hun theologische fundering van het nationaalsocialisme. Touw constateert dat de predikanten die sympathie hebben voor het nationaalsocialisme in psychologische zin aan de hand van de volgende woorden te typeren zijn: innerlijke onevenwichtigheid, psychische verwrongenheid, teleurgestelde ambities, rancune tegenover volk en kerk. Hij constateert verder dat de predikanten na 1940 steeds meer op gespannen voet komen met hun kerkenraden en gemeenten. ‘Zoodra het bekend werd, dat zij met het nationaal-socialisme sympathiseerden of er openlijk partij voor kozen, verloren zij het

349 Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, 16. 350 Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, 32. 351 Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, 32. 352 Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, 188-189.

Page 67: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

67

vertrouwen van hun gemeente. Zij preekten voor half-leege of bijna-leege kerken. Zij verloren hun catechisanten en bij huisbezoek werden zij niet binnengelaten’353. Het gevolg is dat deze predikanten in toenemende mate voorgaan voor een select gezelschap van kameraden en sympathisanten. Touw verhaalt dat door middel van strooibiljetten en advertenties in de nationaalsocialistische pers veel reclame werd gemaakt voor preekbeurten van NSB-predikanten. De belangstelling is meestal klein, behalve als Ekering optreedt. In Evangelie en volk wordt de dienst van 3 augustus 1941, waarin Ekering voorgaat uitvoerig beschreven. ‘Ik wil hiervan geen uitvoerig verslag geven, doch alleen vermelden, dat de bekende en altijd schoone gelijkenis van den verloren zoon onder groote aandacht en ademlooze stilte werd aangehoord, en het voor velen onzer, die sinds lang geen kerk meer bezochten, een ware verademing en weer eens een echte Zondag was… Vermelding verdient nog dat na afloop van den dienst velen van de gelegenheid gebruik maakten, ds. Ekering de hand te drukken, terwijl zelfs een 5-tal kameraden hem verzochten hun kind te willen doopen. Nietwaar, nationaal-socialisme betekent nog geen heidendom!’354. Terzijde zij opgemerkt dat geen der NSB-predikanten een nationaalsocialistische prediking wil. In Evangelie en volk wordt op de vraag of er nationaalsocialistisch gepreekt moet worden, ontkennend geantwoord355. Koen Vossen stelt in zijn boek Vrij vissen in het Vondelpark (2003) dat veel HGS-stemmers in 1937 overgelopen zijn naar de NSB, vanwege de publicaties van Boissevain. Bewijzen voor deze bewering noemt hij niet. Het is veel aannemelijker dat Ekering degene is geweest die Hervormden overgehaald heeft om op de NSB te stemmen. Touw schrijft: ‘Maar enkele keeren, met name waneer Ds. Ekering, de meest populaire in deze kringen, optrad, en groote reclame gemaakt was, stroomden van allerlei plaatsen de geestverwanten toe’356. Boissevain behoort tot de meest intellectuele NSB-ers; het gewone volk begrijpt hem maar al te vaak niet goed. Ekering heeft de gave om de boodschap van Boissevain uit te leggen. En dan nog is de vraag gerechtvaardigd of deze predikanten in staat zijn geweest om een groot deel van de Hervormde kiezers over te halen. Het tegendeel lijkt het geval te zijn. Verschillende NSB-predikanten zijn echter wel onder de indruk van Boissevain. Sommigen gaan hierin erg ver. Zo schrijft een predikant dat Boissevain ‘beter de leiding van onze kerk [zal] kunnen dragen dan de Synode, die de roeping van de kerk totaal misverstaat’357. Overigens is Boissevain wel genegen om de ‘leiding’ van de kerk op zich te nemen. Hij pleit niet voor niets voor de invoering van het ambt van bisschop. Door voor de NSB te kiezen hoopt Boissevain een belijdende kerk in een Godbelijdende staat te bereiken met sterke, krachtige leiders. Boissevain en Ekering kunnen beschouwd worden als de toonaangevende Hervormde NSB-predikanten voor en tijdens de tweede wereldoorlog. Boissevain is degene die de intellectuele theologische bagage verschaft en Ekering is de persoon die deze met zijn sprekerstalent hertaalt naar de achterban. De overige Hervormde NSB-predikanten hebben aanmerkelijk minder invloed. 4.4. Boissevain en ‘Der Untergang des Abendlandes’ Boissevains Duitse tijdgenoot Oswald Arnold Gottfried Spengler (1880-1936) heeft als pessimistische cultuurhistoricus een magnum opus geschreven: Der Untergang des Abendlandes358 waarin hij een achttal culturen beschrijft die opgaan, blinken en verzinken.

353 Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, 202. 354 Evangelie en volk, 4(1941), 15 augustus. 355 Evangelie en volk, 3(1940), 30 november. 356 Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, 202-203. 357 Te Winkel, De Orde van getuigen van Christus, 9. 358 Oswald Spengler, Der Untergang des Abendlandes Umrisse einer morphologie der Weltgeschichte Erster Band Gestalt und Wirklichkeit, C.H. Beck’sche Verlagsbuchhandlung Oskar Beck (München 1923); Der Untergang des Abendlandes

Page 68: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

68

Het is aannemelijk dat Boissevain in zijn tweede periode (reformatie der kerk) kennis heeft gemaakt met Spenglers Der Untergang des Abendlandes door toedoen van Roessingh die een uitgebreide kritische lezing over dit boek heeft gehouden. Hij schrijft een uitgebreid artikel over dit boek in het blad Eltheto,(1921-1922)359, waarin hij er afstand van neemt. Boissevain schrijft in zijn proefschrift dat het ‘optimisme der zuiver aardsche eschatologie van het evolutiegeloof heeft plaats gemaakt voor het scepticisme, dat den opgang dien het boek van SPENGLER gemaakt heeft verklaart. De ervaringen van den oorlog hebben er het hare toe bijgedragen.’ Hij vervolgt in een noot: ‘De volgende anekdote is misschien weinig bekend: Spengler wilde zijn boek dat reeds vóor den oorlog grootendeels gereed was, uitgeven onder den titel: “Die Morphologie der Geschichte”. De uitgever had kennelijk een goeden kijk op de teekenen der tijden, toen hij uitriep: “Um Gotteswillen, dann wird es aber überhaupt nicht verkauft; nennen Sie es besser: “Der Untergang des Abendlandes”360. Boissevain kenmerkt zich zeker tot de Duitse bezetting (maar ook daarna, alhoewel hij steeds meer afstand neemt van het officiële standpunt van de Nederlandse Hervormde kerk) als een cultuuroptimist. Zijn proefschrift en het boek De kansen der kerk361 getuigen daar in sterke mate van. Het is in Boissevains ogen mogelijk om een synthese tussen de richtingen in de Hervormde kerk te realiseren. Hij sluit daarbij aan bij de heersende intellectuele tijdgeest. Wetenschappers in heel Europa zoeken sinds de fin-de-siècle nieuwe vormen in kunst, politiek en filosofie. Ook de natuurwetenschap worstelt met de grenzen van de wetenschappelijke methode. Daarbij staat de vraag centraal hoe afstandelijke objectiviteit gecombineerd kan worden met maatschappelijke relevantie. Dit betekent in deze jaren een moeizame verhouding tussen wetenschap en cultuur, tussen vakkennis en academische vorming. In deze tijd is de rode draad de voortdurende zoektocht naar een alomvattende ‘synthese.’ Dit cultuuroptimisme is ook aanwezig in Boissevains boek Christelijk Cultuurbolsjewisme (1937). ‘In wijden kring werd toen een dwangvoorstelling, dat Europa en de europeesche cultuur, het christendom inbegrepen, hun opgang en hun bloei hadden beleefd, en met de noodzakelijkheid van een natuurwet hun ondergang tegemoet gingen. Vandaar de invloed, die de negatieve zijde van het bolsjewisme, de chaos-idee, in breede cultuurlagen oefent: (…) of de bekoring van de avondschemering, die den nacht voorspelt, of de dwangvoorstelling, die elken weerstand verlamt’362. Boissevain concludeert dat Spenglers boek, ‘een mode-boek’ is geworden. Boissevain heeft Spenglers boek gelezen en bestudeerd. Op 14 augustus 1940 houdt ‘kam. ds.’ Boissevain een toespraak te Enschede, compleet met nationaalsocialistische symboliek. ‘Deze [Boissevain] wees erop, dat de nationaal-socialisten al lang voor den tienden Mei hebben gezien, dat een oude wereld heen ging en dat we staan aan de poorten van een nieuwen tijd. Het eerste is ook door anderen waargenomen. In 1917 schreef Spengler reeds zijn “Untergang des Abendlandes”, maar dat er achter dien neergang nog iets kwam, hebben alleen de nationaal-socialisten geweten. Zij allen zagen een nieuwen lente voor Europa. Zij alleen geloofden aan het Godswonder van een wederopstanding van het verworden Europa en van ons volk’363. Met deze woorden breekt Boissevain met Spenglers pessimisme. Voor Boissevain is Spengler te pessimistisch. Boissevain ziet wel perspectieven, mits de kansen (der kerk en der staat) maar benut worden. Overigens vertoont Boissevains leven wel

Umrisse einer morphologie der Weltgeschichte Zweiter Band, Welthistorische Perspektiven, C.H. Beck’sche Verlagsbuchhandlung Oskar Beck (München 1922). 359 G.J. Heering, Verzamelde werken van dr. K.H. Roessingh, deel IV, N.V., Van Loghum Slaterus Uitgevers maatschappij, (Arnhem 1927), 493-510. 360 Boissevain, Evangelische Katholiciteit, 88; Christelijk Cultuurbolsjewisme, 7. 361 Boissevain, De kansen der kerk, 91 e.v. 362 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 7. 363 Het Nationale Dagblad, (1940), 15 augustus; Archief hoofdkwartier der NSB, Afdeeling pers, Maliebaan 31, Utrecht, uit: Knipselmap KA I 2759, (NIOD Amsterdam).

Page 69: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

69

enige overeenkomst met Spenglers leven. In de loop van de jaren dertig waardeert men Boissevains wetenschappelijke kennis wel, maar hij wordt steeds meer gezien als een vreemde eend in de bijt, vanwege zijn nationaalsocialistische sympathieën. Boissevain ziet zichzelf daarom steeds meer, zoals Spengler zich ook ziet; als een geleerde die (nu voor de NSB kiest en) niet begrepen wordt door zijn omgeving, maar hij ziet zichzelf wel als een soort ‘ziener,’ waarover de geschiedenis ooit een positief oordeel zal vellen. Spengler heeft een professoraat systematisch geweigerd en is kritisch ten opzichte van de cultuurdragers. ‘Erkenning zocht Spengler blijkbaar niet in de academische wereld, maar daarbuiten’364, terwijl Boissevain in eerste instantie wel erkenning zoekt in de academische wereld, maar doordat hij afgewezen wordt, wendt hij zich van de universiteitswereld af om zich te begeven in het spoor van de NSB. In tegenstelling tot Boissevain verandert de visie van Spengler ten aanzien van het nationaalsocialisme wel. In eerste instantie omarmt hij het, maar later verafschuwt hij deze beweging. Boissevain is echter een ‘bittereinder’. 4.5. NSB-pionier Vanaf 1935 kan Boissevain beschouwd worden als een NSB-pionier. Hij probeert de leden van de Christelijke kerken in Nederland (met name de Hervormde kerkleden) te overtuigen van de voordelen van een nationaalsocialistische Christelijke staat. Boissevain maakt zijn entree in Nieuw Nederland met een artikel over ‘De vrijheid der kerk.’ Hij bespreekt in dit artikel de denkbeelden van zijn grote voorbeeld Hoedemaker. Hij noemt Hoedemaker ‘één der wegbereiders bij uitnemendheid van een nationaal-socialistische staat in Nederland’365. De neutrale staat is het grote kwaad waartegen het nationaalsocialisme zich moet keren. Boissevain meent niet dat de vrijheid der kerk een zegen is, want de kerk ontvangt die vrijheid ten koste van ‘de negatie door de staat van hare beginselen en normen en zij geniet die vrijheid ten koste harer roeping voor de natie: zij heeft geen recht meer om de overheid aan haar plichten ten opzichte van de religie te herinneren, want dan antwoordt de overheid: Vrijheid is vrijheid, geniet van de uwe en respecteer die der goddeloosheid’366. Hoe moet de verhouding dan wel zijn? ‘Van een verhouding van kerk en staat kan slechts sprake zijn bij congruentie van beginselen van staatsbestel en kerkelijke belijdenis… In de huidige situatie beduidt dit: dat de vervanging van den neutralen staat door een godbelijdenden staat allereerste eisch is voor het verkrijgen van een zuivere verhouding tusschen kerk en staat. En dan is de vrijheid der kerk gewaarborgd indien tusschen de kerk en dien nieuwen staat de onderlinge grenzen en de verhouding der machtsbevoegdheden zuiver omschreven en gepreciseerd worden’367. In maart 1938 gaat Boissevain in een artikel in Nieuw Nederland getiteld: ‘Scheiding van kerk en staat’ nog een stap verder. Hij schrijft dat men de scheiding van kerk en staat in het Duitse Rijk niet gelijk mag stellen met de scheiding van kerk en staat in de negentiende eeuw in Nederland. De negentiende eeuwse neutrale staat is een beginselloze staat, de Duitse nationaalsocialistische staat is echter een staat die God en goddelijke ordinantiën belijdt…, maar zonder zich te binden aan eene der kerkelijke confessies’368. Hij neemt de Duitse oplossing echter niet geheel voor zijn rekening. Duidelijk is dat Boissevain grote bezwaren heeft tegen de confessionele politiek van zijn tijd. Hij pleit voor loskoppeling van de bestaande politieke partijen aan bestaande kerken en dan

364 Frits Boterman, Oswald Spengler en Der Untergang des Abendlandes Cultuurpessimist en politiek activist, Van Gorcum, (Assen/Maastricht 1992), 42. 365 A.A. de Jonge, Crisis en critiek der democratie Anti-democratische stromingen en de daarin levende denkbeelden over de staat in Nederland tussen de wereldoorlogen, Hes Uitgevers, (Utrecht 1982), 372. 366 De Jonge, Crisis en critiek der democratie, 373. 367 Boissevain, ‘De vrijheid der kerk’, in: Nieuw Nederland, 3(1935-1937), 266; geciteerd bij: De Jonge, Crisis en critiek der democratie, 373. 368 Boissevain, ‘Scheiding van kerk en staat’, in: Nieuw Nederland, 4(1937-1938), 654-667; geciteerd bij: De Jonge, Crisis en critiek der democratie, 373-374.

Page 70: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

70

kan volgens hem de kerkelijke verdeeldheid in Nederland opgeheven worden. Om dat doel te bereiken schrijft hij in 1935 een tweetal boeken in de serie Heel de kerk, heel het volk, die uit slechts twee delen bestaat. Deze twee boeken zijn van dermate groot belang om Boissevains denken beter te begrijpen, dat ze hieronder integraal worden besproken. Het eerste boek draagt de titel Een Christelijke Staat, het tweede boek draagt de titel De kerk en de nationaal- socialistische staat. De beide boeken zijn te typeren als pleidooien voor één Christelijke staat en één Christelijke kerk. Het is een duidelijk zoeken naar synthese. In het tweede boek pleit hij voor een nieuwe staat, namelijk een nationaal socialistische staat die in zijn ogen in hoge mate Christelijk genoemd kan worden. Door deze combinatie te verdedigen ziet hij toekomstperspectieven voor de Hervormde kerk, die nu verdeeld is, maar door een Christelijke staat ondersteunt, kan komen tot een Hoedemakeriaanse volkskerk. Zijn idealistisch denken neemt de lezer mee, zodat zelfs de gedachte post kan vatten dat de nationaal socialistische staat de Goddelijke oplossing is van alle kerkelijke moeilijkheden. De algemeen leider is het hoofd van deze staat en een bisschop kan het hoofd van de kerk worden en dat is volgens Boissevain de oplossing die Hoedemaker uitgedacht heeft. De boeken maken zijn keuze voor de NSB duidelijk. Toch dragen de boeken in hoge mate een intellectueel en idealistisch karakter en als zodanig zijn zij slecht toegankelijk voor het gewone volk. Terwijl Boissevain wel degelijk in staat is om af te dalen tot het niveau van het volk, wat blijkt uit De kerk op den tweesprong wat een veel minder intellectueel karakter draagt. 4.5.1. Een Christelijke Staat Abusievelijk stelt drs. T.W. van Bennekom dat Boissevain gepromoveerd is op Een Christelijke Staat369. Hij heeft dit boek echter geschreven als een uitwerking van zijn staatsopvatting die in beginsel Hoedemakeriaanse trekken heeft en probeert daarmee een bewijs te leveren dat de NSB in principe een Christelijke Godbelijdende staat voorstaat. Boissevain is van mening dat ‘de nalatenschap van Hoedemaker in hooge mate in staat is om een jongere generatie te helpen aan bouwstoffen en besteklijnen.’ Hij gaat Hoedemakers streven naar regeneratie van het volk voor de Nederlandse jeugd uitleggen. Dat Boissevain dit op zijn eigen manier doet, zegt hij met zoveel woorden. ‘Hij moet niet alleen ordenen en schiften, maar ook rekenschap ervan geven waarom hij ze nog vruchtbaar acht. En dat beteekent niet zelden lijnen doortrekken, die door hem, die ze wees, niet doorgetrokken zijn, of op andere wijze en in andere richting doortrekken, dan zij oorspronkelijk doorgetrokken werden’370. De hoofdzaak is echter dat Hoedemaker ‘als geen ander in zijn tijd gestreden heeft voor het beginsel: dat de staat in zijn grondwet belijdenis moet doen van de christelijke religie.’ Hoedemaker verwerpt de neutraliteit van de staat en staatsinstellingen als de staatsschool. Hij pleit voor een belijdende staat, dat wil zeggen een staat die grondwettelijk, het christelijk karakter der natie belijdt en handhaaft, dit laatste desnoods met geweld371. Boissevain betoogt dat Hoedemaker de strijd op twee fronten heeft gevoerd: tegen het moderne neutraliteitsbeginsel en tegen de Roomse opvatting van de verhouding kerk en staat, namelijk dat de staat onderworpen is aan de kerk. Hoedemakers opponent in deze is Kuyper en het geschil tussen beiden gaat over de formulering: een Christelijke staat dan wel een neutrale staat, die beheerst wordt door christelijke personen. Volgens Boissevain heeft de overheid een roeping om de kerk te beschermen; ‘deze heeft er recht op krachtens haar loyaliteit en

369 T.W. van Bennekom, De wachters op de muren, De opkomst van het nationaal-socialisme en de gereformeerde gezindte 1932-1940, Uitgeverij J.J. Groen en Zoon, (Leiden 1990), 117. 370 Boissevain, Een Christelijke Staat Uit de nalatenschap van dr. Ph. J. Hoedemaker, Uitgeversmaatschappij Holland, (Amsterdam 1935), 6-7. 371 Boissevain, Een Christelijke Staat, 10.

Page 71: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

71

haar zedelijken levenswandel’372. Zo zegt hij dat er geen plaats is voor een heidense overheid, die het Christendom duldt en beschermt; er is alleen plaats voor een staat, die het Christendom erkent en handhaaft. Hij pleit overigens niet voor een theocratie. Staat, kerk en koninkrijk Gods zijn onderscheiden. In hoofdstuk 1 begint hij met de bestrijding van het neutraliteitsbeginsel en de ‘twijfel.’ Het neutraliteitsbeginsel is na de Franse revolutie ontstaan en volgens Boissevain is de uiterste consequentie van dit denken het Marxisme. Daarentegen stelt Boissevain in navolging van Hoedemaker, dat God is en dat God Zich geopenbaard heeft373. Als het neutraliteitsbeginsel toch gehandhaafd wordt, dan zal dat ten eerste leiden tot miskenning van het karakter en daarmee tot verbreking van de eenheid der natie374. Ten tweede zal de aanvaarding van het neutraliteitsbeginsel leiden tot het huldigen van de soevereiniteit der getalsmatige meerderheid en dit is in overeenstemming met de individualistische mentaliteit van dit beginsel. ‘Het begint ons reeds te schemeren’375. Boissevain constateert dat men thans niet meer vraagt: Wat is recht? Wat is waar? Wat is Gods wil? Hoe spreekt de Schrift?, maar men kijkt naar het getal. ‘Neutraliteit en geloofsbelijdenis sluiten elkander immers uit, en dat alle gezag uit God is, is eene geloofsbelijdenis’376. Hij verwijt de staatskunde van zijn tijd dat men tevreden is als overheidspersonen particulier de soevereiniteit Gods belijden, maar wanneer zij ambtelijk en grondwettelijk het meerderheidsprincipe belijden, is dat geen probleem. Hij vindt dat de overheid zodoende verlaagd wordt tot een slavin van het meerderheidsprincipe en dat de overheid gebonden wordt aan de publieke opinie, waardoor het uiteindelijk de leiders van de politieke partijen zijn die regeren. ‘Hoedemaker signaleert de funeste uitwerking van het meerderheidsprincipe op de practijk der bezetting van openvallende zetels, der benoemingen.’ (…) ‘Er is dus den partijen alles aan gelegen de openvallende posten te bezetten met hunne vertrouwensmannen’377. Hoedemaker betoogt in de derde plaats dat het neutraliteitsbeginsel onvermijdelijk leidt tot ontkerstening der natie. ‘Het neutraliteitsbeginsel weet niet van een gedoopt volk, slechts van een gedoopt deel des volks’378. Het heeft in Boissevains ogen het beginsel der kerk vervangen door het beginsel der secte. Boissevain lanceert tegenover het neutraliteitsbeginsel het begrip ‘univoca,’ dat betekent dat de kerk iets geheel enigs is en niet tot een ander begrip kan worden herleid. Hij sluit in deze redenering aan bij Hoedemaker die zegt dat wanneer de kerk als een genootschap wordt erkend, dit eenvoudig tirannie is, want de kerk wordt niet als kerk erkent en de staat overheerst de kerk wanneer zij haar ziet als een genootschap. En daarom zet een staat die geen kerk erkent, de eerste schrede op weg naar het staatsabsolutisme en wordt de staat God op aarde, die alles doet, alles geeft, alles bestuurt en de onderhouder en bestierder is van ons lot. De staat die geen kerk erkent, ‘speelt in de kaart van het Marxisme’379. In het tweede deel verdedigt Boissevain de zelfstandigheid van de overheid, ook in geloofszaken. Hij bedoelt dat de overheid niet onder de kerk staat, maar wel onder de openbaring Gods valt. De kerk (der reformatie) schrijft niet voor, maar zij licht voor. Hoedemaker heeft oog gehad voor het fatale der scheuring van de kerk380. Boissevain maakt daarom onderscheid tussen de christelijke kerk en de christelijke synagoge. Een onderscheid wat hij bij Marcion heeft aangetroffen en wat hij steeds gebruikt. Een christelijke synagoge, 372 Boissevain, Een Christelijke Staat, 14. 373 Boissevain, Een Christelijke Staat, 19. 374 Boissevain, Een Christelijke Staat, 20. 375 Boissevain, Een Christelijke Staat, 23. Deze uitdrukking gebruikt Boissevain heel vaak in zijn geschriften. Hij bevindt zich in het schemergebied tussen avondrood en zonsondergang. 376 Boissevain, Een Christelijke Staat, 24. 377 Boissevain, Een Christelijke Staat, 28. 378 Boissevain, Een Christelijke Staat, 31. 379 Boissevain, Een Christelijke Staat, 36. 380 Boissevain, Een Christelijke Staat, 42.

Page 72: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

72

is een schepping van het sektarisch radicalisme en daardoor een nieuw type van christelijke godsdienstoefening. De christelijke synagoge wordt gekarakteriseerd als een synagoge waar de dienst culmineert in het Sacrament van de breking des broods, het samenkomen op de zondagen (de dag van de opstanding van Christus) en de kinderdoop. Volgens Boissevain is daarmee de priesterlijke bediening in de eredienst gehalveerd, immers aanbidding en offerande des lofs vormt hier een wezenlijk deel van. God spreekt door Woord en Sacrament: ‘in deelname aan het Sacrament, in lied en offerande, in schuld- en geloofsbelijdenis, antwoordt, belijdt, offert de gemeente en wijdt zich toe aan God’381. Boissevain verwerpt ook de leer van de mystificatie van de pluriformiteit der kerk, dus de kerk als een principiële onzichtbaarheid van de ware kerk in de zin dat er in alle kerken kinderen Gods zitten. Hij vraagt zich af of er een derde weg is. Die is er, want sinds de zestiende eeuw bestaat de kerk abnormaliter pluriform. De kerkhervorming heeft de katholiciteit der kerk aangerand, daarom is ook de Hervormde kerk, maar een kerk als één van de vele. ‘Zoo besluiten wij dan, dat het onmogelijk is het karakter der natie als christelijk protestantsch gereformeerd te omschrijven, daar juist het gereformeerd protestantisme een der oorzaken was, door welke de staatkundige ontwikkeling hare nationale ontwikkeling belemmerde en versectariseerde’382. Hoe moet de kerk tegenover de overheid staan en andersom? De kerk licht de overheid voor, zij respecteert de zelfstandigheid van de overheid. Het terrein van de kerk mag niet beperkt worden tot de binnenkamer, dus godsdienst is geen privézaak. De overheid moet de kerk erkennen als een planting Gods in de natie, als een ‘univoca,’ van bovennatuurlijke oorsprong, waarmee de kinderdoop nauw samenhangt. De staat erkent voorts principieel het publiekrechterlijk karakter van de kerk, waarbij de Hervormde kerk een bij uitstek nationale roeping vervult. De staat kan deze verplichtingen nakomen door een commissie van personen te benoemen die voorlichting geeft over kerkelijke zaken bij de overheid. De overheid grijpt niet in in kerkelijke aangelegenheden, zolang deze geen bedreiging vormt voor de openbare orde en veiligheid. De al eerder genoemde trits van Hoedemaker noemt hij ook in dit geschrift; reorganisatie der kerk moet vooraf gaan aan reformatie. Boissevain merkt op dat kerkreorganisatie, reorganisatie van een kerk is en dat kerkreformatie, reformatie van de kerk is. En de ijver moet verdubbelen, naarmate het werk moeilijker is. ‘Het tijdperk, dat wij beleven, is heerlijk genoeg. Zoo het de tijd der vervulling niet is, zal het de tijd der voorbereiding zijn,’ zo merkt Boissevain op383. In een zeer korte recensie schrijft J.H. Vrielink, predikant te Groningen in Vox Theologica over Een Christelijke staat: ‘Een meesterlijke verhandeling over de veelbesproken en moeilijke vraag van de verhouding van Kerk en Staat. Dr. B. vindt bij Hoedemaker bruikbare “bouwstoffen en besteklijnen.” Uitgangspunt is artikel 36 der Ned. Geloofsbelijdenis’384. Een bijzonder positieve waardering voor een nationaalsocialistisch geschrift. 4.5.2. De kerk en de nationaal-socialistische staat Het tweede boek in de serie Heel de kerk, heel het volk draagt als titel De kerk en de nationaal socialistische staat. Hierin breekt Boissevain een lans voor christelijk nationaalsocialisme. Dit boek begint met de kenmerkende woorden: ‘Nu de dagen van den neutralen staat geteld zijn, breekt eene nieuwe tijdsperiode aan in de geschiedenis van de verhouding tusschen kerk en staat’385. Boissevain opent zijn betoog op het scherpst van de

381 Boissevain, Een Christelijke Staat, 45. 382 Boissevain, Een Christelijke Staat, 51. 383 Boissevain, Een Christelijke Staat, 56. 384 J.H. Vrielink, ‘Een Christelijke Staat’, in: Vox Theologica, 7(1935-1936), 154. 385 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 5.

Page 73: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

73

snede: ‘Deze neutrale staat wordt thans vervangen òf door den God belijdenden of door den God loochenenden staat’386. Wat hem bedenkelijk voorkomt is de houding van de leiders der kerken die hun harten schijnen verpand te hebben aan de neutrale staat en de partijpolitiek. Ook constateert hij dat er iets staat te gebeuren, want ‘het zou de eerste maal zijn in de geschiedenis, dat een crisis in de kerk het sociale en politieke bestel ongemoeid zou laten en dat een crisis in het cultureele leven buiten dat der kerk om zou gaan’387. Boissevain vindt dat de kerkstrijd in Duitsland een normaal gebeuren is en hij voegt eraan toe dat het een verblijdend verschijnsel is, ‘want uit Rusland bereiken ons dergelijke berichten niet’388. Boissevain deelt het boek in in drie delen: de kerk en het koninkrijk Gods, de kerk en de natie en kerk en staat. In korte streken schetst Boissevain het ontstaan van het koninkrijk Gods. ‘Maar die bedoeling was allerminst een onzichtbaar ‘inwendig’ rijk. Veeleer bedoelde zij de vervulling van de oud-testamentische profetieën, de oprichting van het koninkrijk Gods in Israël. Toen Israël echter niet bereid bleek Jezus als den Messias te erkennen en de schaduw der Messiasverwerping over het pad van Jezus viel, heeft hij de ‘twaalven’ geordend tot grondleggers van een nieuwe ‘synagoge’, van eene gemeente uit Israël, die Jezus als den Christus beleed. Dit geschiedde in Cesarea Philippi (Matth. XVI). En hier slaat de geboorteure der christelijke kerk’389. Deze kerk mag aanspraak maken op de bescherming van de staat. De Christelijke kerk heeft Europa zijn geestelijk aanzien gegeven door de Doop en de opvoeding van de dopeling, want het is een taak van de kerk de scholen te onderhouden. In de ontwikkeling van de westerse kerk ziet Boissevain twee momenten. De kerk is na de instorting van het Romeinse rijk het enige instituut wat orde schept in de chaos, maar de monarchie van het pausdom dringt de aristocratie van de bisschoppen terug. Het tweede moment is de doop van Clovis, de koning der Franken. Door zijn Doop wordt de strijd tussen het heidendom en het Christendom ten gunste van het Christendom beslist, maar het is ook het nieuwe geboorte uur van een nieuw keizerrijk naast een kerkrijk. Zo wil Karel de Grote een davidische theocratie. Na de hiervoor genoemde gebeurtenissen wordt de geschiedenis van West-Europa beheerst door vier tegenstellingen: pauselijk centralisatiestreven en bisschoppelijke zelfhandhaving; keizerlijk centralisatiestreven en zelfhandhaving van leenheren, kleine vorsten en steden; pausdom en keizerdom; bisschoppen en vorsten. Dan ontstaat in de reformatie een ‘gansch nieuwe figuur’390, namelijk de figuur van twee kerken (cujus regio ejus religio). Vervolgens spreekt Boissevain over de lage landen. ‘Onze lage landen bieden in de zestiende eeuw het schouwspel van het samenvallen eener kerkelijke en eener staatkundige omwenteling. Wie de eerste beschrijft, beschrijft ook de tweede’391. Daarom wordt de tachtigjarige oorlog tegen Filips van Spanje en de strijd tegen Rome steeds meer synoniem. Daar ligt ook het ontstaan van Hervormde kerken, ‘wier grenzen samenvielen met de grenzen van zelfstandige natiën, en wier invloed zich ook deed gelden op de nationale grensvormingen’392. Toch ziet Boissevain een vacuum ontstaan: het vacuum van een zichtbare oecumenische kerk die wordt prijsgegeven in de zestiende eeuw393. Boissevain vindt dat de ontwikkeling van de kerk vanaf de reformatie sektarisch verloopt. In de cultuur bespeurt Boissevain sinds de Renaissance een geseculariseerde filosofie. ‘Hare dogma’s beheerschen de samenleving’394.

386 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 5. 387 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 6. 388 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 7. 389 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 8. 390 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 17. 391 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 18. 392 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 19. 393 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 20. 394 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 21.

Page 74: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

74

Het tweede deel handelt over kerk en natie. Hierin betoogt Boissevain dat de kerk een boven-nationaal karakter heeft. Aan de Joden zendt God Zijn Zoon en aan de heidenen de Geest Zijns Zoons. Boissevain noemt de boven-nationale openbaring van de kerk een ontsluiering en een bevestiging van haar wezenskenmerken. Het eerste kenmerk is dat de kerk één Hoofd heeft namelijk Christus. Het tweede kenmerk is de oecumeniciteit der kerk; het nieuwe en geestelijke Israël uit alle geslacht en taal en natie. ‘De wereld is haar akker. Zij kent geen grenzen van bloed en bodem (!), want zij is geboren uit den Geest en haar leden worden wedergeboren door den doop’395. Het derde kenmerk is haar eenheid: ‘Eén Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen (…)’396. Het vierde kenmerk is dat de kerk een historie doorleeft en dat zij in de profane historie betrokken wordt, de kerk leeft niet in een afgesloten wereld. Dit is zo gekomen, omdat Israël zijn goddelijke roeping heeft gekruisigd. ‘Een volk, dat zijn goddelijke roeping kruisigt, kruisigt zijn reden van bestaan’397. Boissevain merkt op dat hij bewust het woord boven-nationaal gebruikt en het woord internationaal vermijdt, want dat woord komt bedenkelijk dicht in de buurt van het woord kosmopolitisch. ‘Oecumeniciteit is niet wereldburgerschap, maar hemelburgerschap’398. Hij beschouwt wereldgeschiedenis in navolging van Gunning als kerkgeschiedenis. ‘God houdt rekening met natuurlijke aanleg en omgeving en praemissen, ook met “bloed en bodem”(…) wordt het volkskarakter gevormd, maar het volk is ook gehouden die gaven en krachten karaktermatig te bezitten, en [er] een eigen gestalte aan te geven’399. Een kerk moet zich echter wel hoeden voor extreem-nationalisme. ‘Ik herinner mij, hoe tijdens den oorlog een bisschop van Londen de bezetting van een oorlogsschip, die een om hulp seinende duitsche duikboot gemoedereerd had laten vergaan, om haar vaderlandsliefde prees. Het is er een wrang voorbeeld van, dat een nationale Kerk bloot staat aan den invloed van scheefgegroeid nationalisme en dan ophoudt het geweten der natie te zijn’400. Het derde onderdeel gaat over de verhouding kerk en staat. Hij begint uiterst nationaal-socialistisch, want de totstandkoming van een volksgemeenschap wordt bepaald door ‘bloed en bodem, lotsbedeeling, geestesstroomingen’401. Hij is er blij om dat er weer aandacht is voor bloed en bodem. Zo komt Boissevain tot de veronderstelling dat een volksgemeenschap tot stand komt overeenkomstig de raad en onder de leiding van de voorzienigheid van God. Ten tweede is het bedoelen van de raad Gods, het koninkrijk Gods en daarom is de volksgemeenschap in deze bedoeling ingesloten. Ten derde is de zonde een bedreiging van de bedoelingen van God en daarom behoeft de volksgemeenschap voortdurend de doop der bekering en vergeving van zonden. En ten slotte krijgen schepping en geboorte zin en waarde door de heilsbedoelingen van God. Uit voornoemde zaken trekt Boissevain de conclusie dat de staat er is ter wille van de volksgemeenschap. De staat staat in dienst van Gods bedoelen met de natie. Maar elke tijd heeft wel zijn eigen probleemstelling, wat voor die tijd bijzonder geldt. Boissevain noemt als voorbeeld de Duitse kerkstrijd die volgens hem niet begrepen wordt402. Daar zijn volgens hem twee oorzaken voor, als eerste het neutraliteitsbeginsel der Franse revolutie (een in partijen opgedeelde staat) en als tweede een in kerken verdeelde kerk (pluriformiteit der kerk.) Hieruit voort komt de tegenstelling van een Godbelijdende staat tegenover een een kerk, die verdeeld is in kerken, die ieder beslag leggen op ‘den Christus Gods.’ De wortel-oorzaak is: ‘De anti-christelijke staat van Moscou ter eener zijde en de

395 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 26. 396 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 26 397 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 28. 398 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 27. 399 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 31. 400 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 37. 401 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 42. 402 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 47.

Page 75: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

75

fascistische en nationaal-socialistische bewegingen ter anderer zijde zijn de onbedriegelijke teekenen, dat eene periode van vier eeuwen in de cultuur- en kerkhistorie ten einde spoedt’403. De angst voor het bolsjewisme krijgt Boissevain te pakken als hij schrijft: ‘De communist strijdt voor de definitieve afbraak van het verleden, voor de schepping van een totaal nieuwen mensch zonder godsgeloof, zonder ras, zonder vaderland, zonder traditie, den puur rationeelen mensch’404. Daartegenover zet hij de nationaalsocialist, want ‘die strijdt voor een toekomst, die weer aanknoopt aan traditiën, geesteslijnen, mentaliteiten, die vóór-zestiende eeuwsch zijn en teruggaan tot den tijd, toen de christelijke grondslagen onzer beschaving werden gelegd’405. Er zijn echter twee oplossingen. De eerste is verbonden aan de persoon van Hoedemaker en de tweede aan de persoon van De Savornin Lohman. In de werken van Hoedemaker zijn twee lijnen te onderscheiden: een protestantse en een oecumenische. Aan deze laatste lijn is verbonden dat de scheidslijn tussen de ware en de valse kerk niet samenvalt met grenzen tussen concrete kerken, maar dwars daardoorheen loopt. Boissevain trekt de protestantse lijn van Hoedemaker door, maar hij doet dat verdergaand dan Hoedemaker. Immers ‘een universeele geest is ook door tradities van geboorte en opvoeding en omgeving gebonden’406. Toch ligt de betekenis van Hoedemaker, zoals Boissevain het uitdrukt, in zijn ‘universaliteit.’ De oplossing is: dat een niet-neutrale overheid het protestants karakter van de natie vaststelt en handhaaft en een concrete kerk, de Nederlandse Hervormde kerk erkent als de openbaring van het lichaam van Christus in Nederland. De tweede oplossing komt van ‘een der edelste staatslieden uit onze historie’407 De Savornin Lohman. Deze oplossing ligt op het terrein van de grondwet. De Savornin Lohman brengt Boissevain op het spoor van Willem van Oranje die de overheid ‘de bevoegdheid tot een oordeel’ ontzegd heeft inzake de scheiding tussen de ware en de valse kerk. Wanneer de overheid deze bevoegdheid wel krijgt, zal dat slechts ten goede komen aan het ongeloof en antichristelijke machten. De oplossing ligt dus in het evenwicht tussen de twee grootmachten. Ten eerste ‘eene scherpe onderscheiding tusschen kerk en staat in oorsprong, wezen, taak, gezagsterrein en gezagsmiddelen.’ Dit houdt echter niet in dat de staat geen partij mag trekken. ‘In kerkelijke geschillen is zij telkens genoodzaakt zich partij te stellen, hetzij hare hulp wordt ingeroepen (men denke b.v. aan 1618 en 1886), hetzij zij oordeelt, dat staatsbelang ongevraagde “hulp” vereischt’408. De staat kan aanspraak maken op het dienstbetoon der kerk en wel op de manier zoals het in Duitsland plaatsvindt. Boissevain gebruikt het boek van J. Lortzing De omwenteling in Duitschland en de christelijke confessies. Lortzing noemt drie zaken. In de eerste plaats heeft het nationaal bewustzijn van het nieuwe Duitsland aanvulling en verdieping nodig van de universele geest van het Christendom. Ten tweede is het nieuwe Duitsland een in beroepstanden ingedeelde volksgemeenschap. En de derde taak is de overwinning van het communisme409. Uiteindelijk concludeert Boissevain dat de toepassing van de beginselen vooral met tegenstand vanuit de zijde der kerk te maken zal krijgen. De kerk heeft vanwege haar innerlijke toestand (in richtingen en kerken verdeeld) belang bij het voortbestaan van de neutrale staat410. En daarom is de NSB een oplossing, want ‘de nationaal-socialistische beweging heeft namelijk een hooger ideaal dan georganiseerde volksverdeeldheid’411. Dan

403 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 50. 404 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 50. 405 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 51. 406 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 52. 407 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 53. 408 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 63. 409 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 65. 410 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 67. 411 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 67.

Page 76: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

76

waagt Boissevain zich aan een profetie. Als de neutrale staat wordt opgeheven, dan zullen dezelfde problemen, vragen en keuzen weer opdoemen die eenmaal prins Willem van Oranje heeft moeten beantwoorden en maken. Dat betekent dat de staat de eenheid der kerk wel bevorderen mag, maar niet op verroomsing aan moet sturen en evenmin het antipapisme moet stimuleren. De staat moet de verdeelde kerk wel aanvaarden, maar niet erkennen. De kerk op haar beurt moet er alles aan doen om de geloofsverdeeldheid te beslechten412. Boissevain pleit voor een heilige algemene Christelijke kerk. 4.6. Lingbeek, Locher en Schilder versus Boissevain Reacties op bovengenoemde boeken blijven uiteraard niet uit. Lingbeek, Locher en dr. Klaas Schilder (1890-1952) reageren; de één heftiger dan de ander. Lingbeek wordt, door Scheers en in navolging van hem door dr. G. Abma, de meest trouwe volgeling van Hoedemaker genoemd, in die zin dat hij de inzichten van Hoedemaker het getrouwst verwoord heeft413. Het is fascinerend dat Boissevain en Lingbeek ieder een eigen invulling aan de ideeën van Hoedemaker geven, wat ook Scheers in zijn dissertatie constateert414. Boissevain heeft Lingbeek nooit rechtstreeks bediscussieerd. De enige keer dat hij Lingbeek expliciet noemt als vertegenwoordiger van de orthodoxie is in zijn boek De kansen der kerk. Hij zegt dan dat de orthodoxie niet bepaald mals is in de bestrijding van de moderne theologie en hij neemt ter ondersteuning een citaat uit Lingbeeks boek Herinneringen aan den tijd der Doleantie (1929)415. In juli 1935 wordt door de leiding van de NSB de Raad voor Kerkelijke Aangelegenheden opgericht, waarna Brochure V verschijnt, waarin de begrippen ‘Godbelijdend’, ‘volks’ en ‘Diets’ een plaats krijgen416. Boissevain komt als vertegenwoordiger van de Nederlandse Hervormde kerk in deze Raad voor Kerkelijke Aangelegenheden. In die zin lijkt er een verband te bestaan tussen het stemmenverlies van de CHU en de HGS (die beiden voornamelijk onder orthodoxe Hervormde kiezers haar aanhang vindt) en Boissevains overgang naar de NSB. Het is niet bekend, maar wel denkbaar dat Lingbeek commentaar heeft geleverd op Boissevains opvattingen, wel heeft hij kritiek geleverd op de visie van de NSB als zodanig. Medio 1935 is hij hiermee begonnen. Zoals al opgemerkt is in paragraaf 4.3., veronderstelt Vossen dat de publicaties van Boissevain eraan hebben bijgedragen dat veel Hervormden, vooral diegenen die stemmen op de HGS van Lingbeek zich aangetrokken voelen tot de NSB417. In Een getuigende geus (2007) plaats ik hier een kritische kanttekening bij, omdat een duidelijk op zichzelf staand bewijs ontbreekt418. Dr. A.A. de Jonge vult Vossen aan door er op te wijzen dat een radicale wijziging van de verhouding kerk en staat niet alleen bepleit wordt door de NSB, maar ook door de HGS en de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP), alhoewel laatstgenoemde partijen niet gerekend kunnen worden tot de antidemocratische partijen uit het interbellum. De Jonge’s bewering dat de NSB veel stemmen afsnoept van bovengenoemde partijen gaat wat ver. De Jonge noemt als voorbeeld het Zeeuwse dorp Waarde, waar de NSB 31% van de stemmen behaalt en hij beweert dat ze deze vrijwel geheel wint op de SGP419. Het is meer aannemelijk dat het juist liberale kiezers zijn geweest die de overstap naar de NSB hebben

412 Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, 70-71. 413 Abma, Hoedemaker herdacht, 211. 414 Scheers, Philippus Jacobus Hoedemaker, 271 e.v. 415 Boissevain, De kansen der kerk, 101. 416 Dam, De NSB en de kerken, 53-53. 417 Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark, 79, en: Tijssen, Een getuigende geus, 74. 418 Tijssen, Een getuigende geus, 74. De HGS verliest in 1937 ongeveer 9.300 stemmen en haalt te weinig stemmen om een zetel in de Tweede Kamer te bezetten. 419 De Jonge, Crisis en critiek der democratie, 222.

Page 77: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

77

gemaakt, de aanhang van de Vrijheidsbond (waar Mussert in eerste instantie lid van is) daalt met drie zetels. Het is een feit dat het grootste deel van het hoofdbestuur (en de leden) der HGS weinig sympathie voor de NSB heeft. Op 7 juni 1935 verschijnt er in het blad Staat en kerk een serie artikelen van de hand van Lingbeek ter bestrijding van de NSB. De aanleiding vormt een op 31 mei 1935 gehouden discussie in het hoofdbestuur. Een sluimerende voorstander van de NSB zal ongetwijfeld het hoofdbestuurslid Ekering zijn geweest. In 1936 maakt hij de overstap naar de NSB. Opmerkelijk detail: Ekering is degene die Lingbeek ‘ergens in 1924’ heeft gevraagd om kandidaat te staan voor de HGS420. De artikelenserie in Staat en kerk gaat dus over de relatie tussen de NSB en de HGS. De HGS heeft de NSB te bestrijden, omdat bij de NSB de soevereiniteit Gods niet meer dan een formule is en alle betekenis mist. Een totale staat zal uiteindelijk de kerk uitsluiten. ‘De H(G)S aanvaardde alleen de dictatuur van Gods Woord’421. De HGS maakt de NSB het verwijt dat zij weer vlucht in de neutrale staat. Volgens de NSB zit de fout in de parlementaire democratie, maar volgens de HGS zit dat in de neutraliteit van de staat. De HGS is het eens met de NSB dat de democratische vrijheid geen oplossing is van de problemen, want ‘met de vrijheid ook ontbinding, de chaos van de versplintering en de corruptie’422. Het onderscheid tussen de HGS en de NSB is dan ook: ‘Tegen Rome: het Woord. Tegen de revolutie: het Evangelie! Tegen de Afscheiding: het Verbond! En tegen de dictatuur: de evangelische vrijheid!’423. Beiden voeren echter wel een pleidooi voor een krachtig staatsbestuur, ze maken zich allebei sterk voor een zichzelf respecterende natie waarin tucht en orde moet zijn. Ook stemmen de NSB en de HGS overeen in het feit dat het algemeen belang moet gaan boven het groepsbelang en dat dit groepsbelang weer moet gaan boven het individueel belang. Wat de HGS in de NSB mist, is echter het leidend beginsel, namelijk Gods Woord. Een ander verwijt aan het adres van de NSB is dat zij een Dietse Staat wil creëren, waar niet alleen Hollanders maar ook Zuid-Afrikaanse boeren en zelfs Vlamingen (vijf miljoen) een plaats moeten krijgen. De HGS ziet hierin een groot gevaar, want dat betekent dat er nog eens vijf miljoen Rooms Katholieken bijkomen424. Boissevains Leidse collega, Locher is de vertegenwoordiger van de Kohlbruggianen in Nederland. Locher bevestigt Boissevain als predikant van de Hervormde gemeente te Leiden. In eerste instantie kunnen ze het goed met elkaar vinden, maar nadat Boissevain naar de NSB overgaat, wordt hun contact beduidend minder. Als Locher Boissevains boek Een Christelijke Staat bespreekt in het Kohlbruggiaanse Kerkblaadje neemt hij afstand van de opvattingen van Boissevain. Het gaat hem om de volgende vijf verschilpunten: de waardering van het Oude Testament, de historische persoon van Jezus, de eenheid der kerk, het karakter van de natie en de interpretatie van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Boissevains bewondering voor Marcion deelt Locher niet, alhoewel Boissevain niet zover gaat dat hij het Oude Testament verwerpt, verzet hij zich wel tegen de gelijkstelling van het Oude en het Nieuwe Testament in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, Artikel 5. De Joodse synagoge en de Farizeeën zijn, volgens Boissevain een rechtstreekse voortzetting van het Oude Testament en zij bemoeilijken het ware begrip voor het Evangelie. Volgens Boissevain is het aan het modernisme te danken dat de historische persoon van Jezus weer op de voorgrond gekomen is, wat Locher betwijfeld. Ook verwijt Locher Boissevain dat hij inzake de eenheid der kerk voor een compromis kiest. Voorts verzet Locher zich tegen Boissevains opvattingen over de Nederlandse natie en Artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis wat betreft het ambt der 420 Staat en kerk, (1939), 23 juni, 2. 421 ‘Beknopt verslag van de Hoofdbestuursvergadering der H(G)S van 31 mei 1935’, geciteerd bij: Tijssen, Een getuigende geus, 74. 422 Staat en kerk, (1935), 14 juni, 3. 423 Staat en kerk, (1935), 14 juni, 3. 424 Staat en kerk, (1935), 28 juni, 3-4.

Page 78: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

78

overheid. ‘Overziet men deze vijf punten dan wordt men wel herinnerd aan het streven van de Duitse Christenen, hun onderwaardering van het Oude Testament, hun op de voorgrond stellen van de mens Jezus als heldhaftig voorbeeld, hun streven naar de alles omvattende éne rijkskerk en aan het feit dat zij in Duitsland van de zijde der Gereformeerden de sterkste tegenkanting ondervonden’425. Schilder, de voorman van de in 1944 ontstane Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) schrijft in oktober 1936 zijn bekende brochure Geen Duimbreed! Een synodaal besluit inzake ’t lidmaatschap van N.S.B. en C.H.U. Hij ageert in sterke mate tegen Boissevain die door zijn geschriften waarschijnlijk veel protestants christelijke kiezers aantrekt en waarschuwt zijn lezers voor Boissevains gedachten. Hij verwijt Boissevain in zijn brochure dat zijn opvattingen lijnrecht staan op de opvattingen van de NSB. ‘Om nog een voorbeeld te noemen, Dr Boissevain (a.w.) merkt op, dat “de erkenning” (door de N.S.B.) “van de kerk als univoca” insluit “de erkenning van een geloofsbelijdenis, hetgeen op neutraal standpunt ongeoorloofd is.” Maar de N.S.B. zelf noemt “den godsdienst in engeren zin” “een aangelegenheid der Kerken” (IV, 16). O zeker, ze aanvaardt wel het feit, dat het Christendom in zijn algemeenheid zich in ons volksleven in verscheidenheid van kerken en belijdenissen (confessies) uit (V, 33). Doch ze breekt al aanstonds de verzekering te stellen, dat “het terrein van godsdienst en Kerk als zoodanig onbetreden blijven moeten”’426. Schilder verwijt de NSB dat zij regelmatig inconsequent redeneert en hij eindigt zijn brochure met de beroemde woorden van Kuyper: ‘Och, geen enkel stuk van onze denkwereld is hermetisch te scheiden van de andere deelen; en geen duimbreed is er op heel ’t erf van ons menschelijk leven, waarvan de Christus, die áller Souverein is, niet roept: “Mijn!”’427. 4.7. NSB-ideoloog en antisemiet Net voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog wordt Boissevain steeds meer antisemitisch, en in toenemende mate een partijideoloog der NSB. Hij ageert tegen de joodse geest die de cultuur vergiftigt. Deze ideeën zijn niet nieuw. Onder meer Houston Stewart Chamberlain (1855-1927)428 in zijn boeken Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts (1899) en Rasse und Personlichkeit (1925) en Alfred Rosenberg (1893-1946)429 met zijn boek Mythos des zwanzigsten Jahrhunderts (1930) schrijven al tegen deze cultuurvergiftigende joodse invloeden. Chamberlain ziet de geschiedenis als een grote strijd tussen het nobele en geestelijke ras der Ariërs en het materialistische, allesvernietigende Semitische ras. Wanneer de Ariërs de Semieten hebben verslagen kunnen ze beginnen aan de stichting van hun wereldomvattend rijk. Rosenberg draagt zijn boek Mythos des zwanzigsten Jahrhunderts aan Chamberlain op. Boissevain op zijn beurt heeft het boek van Rosenberg gelezen en volgt het spoor van Rosenberg in zijn boek De kerk op den tweesprong (1942). Overigens legt Boissevain hier wel eigen accenten, met name noemt hij Marcion die het Oude Testament verwerpt als begeesterd met de joodse geest. ‘Dit dualisme is reeds op in de tweede eeuw op de spits gedreven door Marcion. Hij voerde het dualisme van schepping en herschepping consequent op tot in de Godsleer: het tweegodendom, den scheppenden en den verlossenden God, den Jodengod en den God en Vader van Jezus Christus, den God van het Oude en den God van het Nieuwe Testament’430. Boissevain merkt in 1942 op: ‘Terecht is dan ook betuigd, dat

425 Locher, Dr. J.C.S. Locher over Nationalisme en Nationaalsocialisme, 38. 426 K. Schilder, Geen Duimbreed! Een synodaal besluit inzake ’t lidmaatschap van N.S.B. en C.D.U., Uitgeverij J.H. Kok N.V., (Kampen 1936), 49. 427 Schilder, Geen Duimbreed! Een synodaal besluit inzake ’t lidmaatschap van N.S.B. en C.D.U., 91. 428 Marcel Hulspas e.a., Tussen waarheid en waanzin Een encyclopedie der pseudo-wetenschappen, Uitgeverij De Geus bv, (Breda 2002), 74. 429 Hulspas e.a., Tussen waarheid en waanzin Een encyclopedie der pseudo-wetenschappen, 349. 430 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 9.

Page 79: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

79

Jezus het Oude Testament aan de synagoge ontnomen heeft en aan de christelijke kerk gegeven heeft, om het te zetten, te lezen, te “vertalen” in het licht van het Nieuwe’431. Bovenstaande is een extremere uitwerking van zijn al in De kansen der kerk verwoorde visie. ‘Eene der hoofdoorzaken, waardoor zij niet zuiver onderscheiden heeft tusschen den geest der joodsche en der christelijke synagoge, meen ik wel te kunnen aanwijzen. Zij ligt in het overnemen van den canon der joodsche synagoge en van haar Schriftbeginsel. Men zou het zoo kunnen zeggen, met eene toespeling op het beeld van 2 Cor. III, dat het overnemen van den joodschen canon het “deksel” is geworden, dat bij het lezen van het Nieuwe Testament de heerlijkheid van Christus aan het oog onttrok (vgl. Filipp. I 18). Dat doorzien te hebben is de hooge verdienste van Marcion, al sloeg bij zijne verwerping van het gansche Oude Testament de slinger der zuivere onderscheiding even ver naar den anderen kant door als bij de critieklooze aanvaarding van het gansche Oude Testament door zijne tegenstanders naar de tegenovergestelde zijde. Marcion miskende de waarheid van Matth. V 17, zijne tegenstanders die van Joh. I 17, Hnd. X, 2 Cor. III, Hebr. VIII etc. Toen eenmaal de boeken van het Oude en Nieuwe Testament gebundeld en aan het joodsche Schriftbeginsel onderworpen waren, kon het niet anders, of de juiste kijk op de persoonlijkheid van Jezus moest schade lijden. Het Schriftbeginsel gedoogt niet, dat de texten der joodsche synagoge en die der christelijke botsen: zij zullen en moeten geharmoniseerd!’432, zo sprak hij in 1931. In 1935 schrijft hij: ‘Het Anti-Semitisme in andere landen, dat wij verafschuwen, is de reactie van de volken tegen de onnatuurlijke vereeniging van hetgeen langs dezen weg nooit één kan worden. …Laat Nederland, waar Israël is opgenomen als een gast, die bemind was ‘om der Vaderen wil’ de Christelijk-Nationale beginselen aanvaarden en het zal weer zijne roeping vervullen, om Europa het aanschouwelijk onderwijs te geven, dat het zoo nodig heeft’433. In eerste instantie kan Boissevain dus geen antisemitisme gericht op ‘Endlösung’ der Joodse medemens worden verweten. Hij geeft af op de joodse geest (of de geest van de Synagoge) die overal in doordringt en schaart onder die joodse geest het materialisme en bolsjewisme. Deze joodse geest wordt voor Boissevain na 1937 vooral een cultuurgeest, een standpunt dat hij in radicalere zin tijdens de Duitse bezetting verkondigd. Het is dus niet voor niets dat Boissevain Marcion heel vaak aanhaalt in zijn NSB-boeken. De kennismaking met Von Harnacks boek over Marcion heeft ertoe geleid dat hij Marcion als een lichtgestalte beschouwd, zoals hij ook Hoedemaker ziet. Marcion is echter een antisemiet en moet niets van de Joden hebben, wiens god hij een demiurg noemt, een ondergod. Uiteindelijk ligt Boissevains latent antisemitisme al verborgen in zijn tweedelig proefschrift en dat maakt zijn latere antisemitisme meer verklaarbaar, maar uiteraard niet legitiem434. Boissevains overgang naar de NSB is deels te verklaren vanuit teleurstelling. Deels komt het voort uit een consequente toepassing van zijn verworven kennis over staat en kerk, waarbij de ‘ontdekking’ van Marcion in Von Harnacks boek een cruciale rol heeft gespeeld. Hij neemt niet alles over wat Marcion leert en rekent tot op zekere hoogte ook met hem af, maar het dualisme en later het antisemitisme in zijn werk, spreekt hem bijzonder aan. Na zijn keuze voor de NSB probeert hij zich te verantwoorden in intellectueel gevoerde discussies en briefwisselingen. Zo zijn er een tweetal briefwisselingen bekend tussen Boissevain en dr. G. van der Leeuw (1890-1950) en tussen hem en de hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant, J. T. Piebenga (1872-1958). Over het algemeen wordt Boissevain gezien als een roepende in de woestijn. Vanaf 1937 radicaliseert Boissevain in toenemende mate. Hij stelt in een artikel in Nieuw Nederland van januari 1939 dat de dagen van de neutrale staat geteld zijn, waarbij hij de

431 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 91. 432 Boissevain, De kansen der kerk, 8-9. 433 Boissevain, Een Christelijke Staat, 41. 434 Zie Hoofdstuk 3, paragraaf 5.

Page 80: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

80

negatieve houding van de kerkelijke leiders ten opzichte van het volkse ontwaken beklaagd. ‘Zal het ontwaakte volk dit niet op de Kerken wreken, ja, er het christelijk geloof zelf voor aansprakelijk stellen? De Kerken hebben bij monde harer leiders haar hart verpand aan den neutralen partijenstaat, en maken ten aanschouwe van het kijkgrage publiek gemeene zaak met de machten van afbraak en verwording en laten zich de hulde dier machten aanleunen. Zal het ontwaakte volk de Kerken met haar huidige vrienden niet over één kam scheren?’435. Tijdens de oorlog verschijnt er een anoniem geschrift Waar wij voor en waar wij tegen getuigen. Algemeen wordt aangenomen dat Boissevain dit geschreven heeft als reactie op het illegale geschriftje Wat wij wel en wat wij niet gelooven. Boissevain betoogt: ‘In deze korte geloofsbelijdenis getuigen wij, wat betreft de verhouding van Openbaring en geschiedenis, tegen een evangelie prediking, die de openbaring Gods in Jezus Christus in mindering zou willen brengen van Zijne openbaring in natuur en in historie en in het wezen van den mensch; - en denken, wat de historie aangaat, inzonderheid aan het wereldgebeuren van onzen dag’436. Ook verschijnen er van zijn hand vele artikelen in Het Nationale Dagblad, waar het artikel ‘Een bedenkelijk teeken des tijds’ opvalt437. In dit artikel neemt Boissevain het hernieuwde nationalisme tijdens de Duitse bezetting op de korrel. ‘Er wordt - in tegenstelling met vroeger - trouw gebeden voor het koninklijk huis. (Het gebed voor Finland is uit de mode.) Achter winkelruiten maakt men ingelijste oud-vaderlandsche spreuken op; de oranje-kleuren zijn in trek; boeken over ons groot verleden en onze prestaties in Indië liggen uitgestald en worden gaarne verkocht. Menschen, die vroeger met gebroken geweertjes waren getooid, dragen nu leeuwtjes en zouden zich nog liever met bijltjes opdoffen. Pacifisme is niet meer in trek. (…) Werkelijke verheerlijking van grootheid in het verleden heeft pas zin, als zij een stuwkracht is tot daden’438. In de tijd dat Boissevain gekenmerkt kan worden als NSB-ideoloog schrijft hij een aantal geschriften, waarvan Christelijk Cultuurbolsjewisme en De kerk op den tweesprong de belangrijkste zijn439. 4.7.1. Christelijk Cultuurbolsjewisme In 1937 schrijft Boissevain een boek over Christelijk Cultuurbolsjewisme. Een ingewikkelde materie die de geest van cultuurbolsjewisme die Boissevain later vereenzelvigt met de Joodse geest en die, volgens Boissevain, zelfs mee kan strijden tegen Sovjet-Rusland, wil ontmaskeren. ‘Het “bolsjewisme”, dat ik signaleeren wil, kan integendeel zeer wel met bestrijding van het officieele bolsjewisme gepaard gaan’440. Hij schrijft: ‘Wij hebben eerder met typen dan met dogmatici te doen; zooals de monnik, de priester, de magistraat, de fanaticus typen zijn, wier geestelijke bagage minder onderlinge gelijkenis vertoont dan hun physionomie’441. En volgens Boissevain wordt het cultuurbolsjewisme, ook het christelijke geniaal geëxploiteerd door Moskou, omdat het fulmineert tegen het nationaalsocialisme. Daarom vindt Boissevain een bespreking noodzakelijk. Hij begint met het benoemen van het gronddogma van de bolsjewistische theorieën, namelijk: ‘door den chaos naar een nieuwe wereldorde en eene nieuwe menschheid’442, daartoe is geloof in die nieuwe wereldorde noodzakelijk en de overtuiging dat chaos een noodwendig doorgangsstadium is. Dus is het bolsjewisme te kenmerken als een utopisch idealisme en een radicaal pessimisme.

435 Boissevain, ‘Kerk en Staat’, in: Nieuw Nederland, 5(1938-1939), 504; geciteerd bij: dr. A.A. de Jonge, Crisis en critiek der democratie, 374. 436 Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, 204. 437 Boissevain, ‘Een bedenkelijk teeken des tijds’, in: Het Nationale Dagblad, (1942), 4 juli. 438 Boissevain, ‘Een bedenkelijk teeken des tijds’, in: Het Nationale Dagblad, (1942), 4 juli. 439 Een ander geschrift is Christelijke getijden wat voor dit onderzoek minder relevant is. 440 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 3. 441 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 3. 442 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 4.

Page 81: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

81

Om een verklaring te geven, gaat Boissevain terug naar de negentiende eeuw. Zijn eerste opmerking is dat het dogma van de goede mens en zijn evolutie en de daarbij behorende verwerping van het christelijke wondergeloof op natuurwetenschappelijke gronden een oorzaak is. Het gevolg is emancipatie van de mens van het goddelijk wonder en van de goddelijke genade, waardoor er een extreem individualisme ontstaat. Dit individualisme en het daarbij komende rationalisme behelst zijn tweede opmerking. ‘Zij zijn voortreffelijke wegbereiders voor den drang naar het chaotische, omdat zij den weerzin kweeken tegen het traditioneele en gevestigde, tegen het organische en continuë, tegen natuurlijke en historische bindingen’443. Dit gegeven verklaart, volgens Boissevain waarom het bolsjewisme weinig vat heeft op de boer, ‘die aan zijn grond vastzit’, maar wel op ‘de moderne nomaden: den ontwortelden groot-stedeling, den cosmopoliet, den geraffineerden decadent’444. Het individu voelt deelname aan een organische gebouwde, op traditie gebaseerde en gefundeerde gemeenschap als vrijheidsberoving. Het rationalisme verheft de ratio van het individu ten troon ‘boven hetgeen het rationalisme als collectief-rationeel decreteert, boven alles wat maar doet denken aan normen en bindingen van algemeengeldigheid’445. En daarom is dit puur negativisme, wat te bespeuren is op de kermis: ‘als alle tenten verlaten zijn, heeft de tent waar men voor een dubbeltje een worp mag doen om breekbaar huisraad kapot te gooien, altijd nog bezoek.’ Deze destructieve tendensen van het cultuurbolsjewisme heeft Hitler geconstateerd ‘in zijnen magistrale redevoeringen’ in Neurenberg (1937), waar hij zegt, dat wanneer dit bolsjewisme als ‘kulturbejahend oder sogar kulturförderend’ optreedt, ‘handelt es sich fast stets um eine mehr oder weniger gerissende geschäftliche Auswerung einer nun einmal gegebenen und im Augenblick doch nicht zu beseitigenden menschlichen Hochstleistung’446. Boissevain constateert dat er een openheid is voor het bolsjewisme en een geslotenheid voor het nationaalsocialisme en fascisme. Hij vraagt zich af of er in het geheel van de christelijke overtuigingen beginselen aan te wijzen zijn die deze openheid ten opzichte van het bolsjewisme kunnen verklaren en of deze inzichten in de huidige theologie een rol van betekenis spelen. Het antwoord is volgens hem: ja. ‘De verwachting van een wereldbrand, de negatie van de scheppingswaarden, de afkeer van cultuur, de vereenzelviging van het natuurlijke en het zondige, de ascese en hare deraillementen zijn oud-christelijke data. “Pereat mundus, veniat gratia.” De wereld verga en de genade kome’447. Dit dualisme, is volgens Boissevain op de spits gedreven door Marcion; hij voert het dualisme schepping en herschepping consequent door tot in de Godsleer. Zo kan er veel van Marcion worden geleerd, want ‘dezen eersten fanatieken antisemiet’ zegt dat ‘de handhaving van scheppingswaarden en scheppingsordinantiën niet gepaard kan gaan met verwerping van het Oude Testament, en dat omgekeerd de handhaving van het Oude Testament onvereenigbaar is met eene min of meer consequente depreciatie van die scheppingswaarde en scheppingsordinantiën’448. Hij ziet een duidelijk omkeerpunt in de Franse revolutie; ‘voórdien geloofde ieder in het primaat van de plicht, nadien in’t primaat van het recht’449. Het nationaalsocialisme daarentegen beschouwt Boissevain als de opstanding van de onder renaissance-ideologieën gestorven levensbeseffen. Het Christendom is in het vaarwater van Spengleriaans pessimisme geraakt.

443 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 5. 444 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 5. 445 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 6. 446 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 6. 447 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 9. 448 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 9. 449 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 12.

Page 82: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

82

Boissevain beschouwt de staat als van God gegeven. ‘De staat is n.l. openbaring van goddelijke orde èn openbaring van het tweezijdige menschelijke handelen’450. Hij breekt in dit boek wel met Marcions opvatting van een tweegodendom, want dat is, volgens hem fataal. Elke staat die uitgeleverd wordt aan de Christelijke tweeslachtigheid van appreciatie met de daarbij behorende willekeur, komt te liggen onder een oordeel en dat is het voordeel van Moskou en het bolsjewisme. Ook breekt hij met Marcion, omdat demonische machten als zonde en ‘Naturtatsache’ gelijkgeschakeld worden en in de derde plaats constateert hij dat het Christendom (bij monde van Brunner) breekt met de kerkleer, omdat zondigheid en zonde vereenzelvigd worden. ‘Openbaring van zondigheid is elk verschijnsel, dat mede door menschenhanden gewrocht wordt, de kerk inbegrepen’451. 4.7.2. De kerk op den tweesprong Het al eerder genoemde boek De kerk op den tweesprong bevat een oproep aan de kerk om zich achter het bezettingsbeleid te scharen. ‘Doch ter zake. Wie een inzicht wil verkrijgen in het geheel der beginselen en drijfveeren, die achter het nationaal-socialisme stuwen, bewandelt geen omweg, als hij opmerkt, dat het het “volk” weer ontdekte, en dan gaat onderzoeken, wat het onder volk verstaat’452. Deze constatering wordt vervolgd door de opmerking: ‘De wereld, met welke het nationaal-socialisme breekt, is een wereld die tusschen menschheid en individu geen grootheid meer kende van goddelijke scheppingsordinantie en vijandschap zette tusschen geestesgemeenschap en bloedgemeenschap’453. Boissevain geeft af op het cosmopolitisme, want dat is internationalisme wat het nationalisme ontbindt. Hij beschouwt het democratisch staatsbestel als een openbaring van de verdwijning van het zuivere volksbegrip. ‘Dit staatsbeeld kent geen volk meer, maar een verzameling van individuën, van welke het totaal de “menschheid” vormt, en een gedeelte de natie, die dan weer onderverdeeld is in een willekeurig aantal partijen, die elk voor zich de rechten opeischen, die aan het volk toekomen’454. Maar de nationaalsocialisten beschouwen het volk als een organische eenheid die uit bloedverwantschap en lotsgemeenschap voortkomt en zich in dienst stelt van haar historische roeping. Alle individuen dienen nu aan deze roeping te beantwoorden. Hierboven staat een leider, geen despoot. ‘De leider is de eerste verantwoordelijke dienstknecht van het volk, de despoot is het individu, dat in onafhankelijkheid van het volkslichaam zich de macht wist te veroveren om boven en over het volk te heerschen naar het goedvinden zijns harten’455. Boissevain noemt het marxisme, politiek-katholicisme en de jood als despoot, ‘die zich van zijn volksvreemdheid bewust, het volkseigene belastert en vermoordt (dus te onderscheiden van den jood, die zich gast weet en een beter vaderland zoekt)’456. Hij gaat in op de volksaard en het volkskarakter. Het onderzoek naar deze zaken, gaat volgens Boissevain als volgt. Er komt eerst een onderzoek naar het voorgeslacht, dan komt er een onderscheid tussen tijden van grootheid en verval (de epigonen van Wildeboer; HT) en vervolgens zoekt met de besten, om uiteindelijk een blik vooruit te werpen. ‘Het is de methode, die te omschrijven is met een uitspraak van Hitler: “Ik ga als een magneet over mijn volk en toover overal het staal te voorschijn”’457. Omdat het volk een historisch gegeven is, is de kerk dat ook. Kerk en volk zijn een godsgedachte. De kerk is immers een gemeenschap

450 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 16. 451 Boissevain, Christelijk Cultuurbolsjewisme, 21. 452 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 6. 453 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 7. 454 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 8. 455 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 11. 456 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 11. 457 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 13.

Page 83: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

83

van gelovigen, geplant in het midden van een volk. De kerk is dus in een volk geplaatst en is dus een schepping van een godsgedachte. ‘En zo gebeurt het dan, dat in elk volk de kerk een eigen historie, een eigen gestalte verkrijgt en haar belijdenis een eigen wortel en accent, die duidelijk de merkteekenen dragen van “bloed en bodem”’458. Maar de Nederlandse kerk wil hier niet in geloven. ‘Het ach en wee over den nood der tijden en het komen van den Antichrist is niet van de lucht, zij het dan ook in klachten en profetieën, die de duidelijkheid van vóór 15 Mei missen. (…) De enkele stemmen, die op kerkelijk erf tegen deze lastercampagne opkwamen, zooals die van Prof. Hugo Visscher en Ds. van Hoogenhuyze, vonden geen gehoor’459. Niet alleen krijgt de Hervormde kerk en de Nederlandse kerk in zijn algemeenheid een sneer, ook de oecumenische beweging, waarin Nederland maar ‘wat humanistisch meeprutste,’ krijgt kritiek460. ‘Ik acht de verwachting van Hoedemaker allerminst ongerijmd, dat een reformatie der kerk zou uitgaan van de Ned. Herv. Kerk. Haar tradities als volkskerk, alsmede het historische feit, dat zij de vrucht is eener reformatie, die hand in hand ging met een volksche beweging, geven haar een uitzonderlijke plaats in het geheel van het kerkendom’461. De kerk staat op een tweesprong en kan twee dingen doen. Ze kan gaan weeklagen over de ondergaande wereld of ze kan haar onvervangbare taak aanvangen in een nieuwe toekomst, ‘die God in Zijn wondere genade doet aanlichten in een nieuwe volksgemeenschap’462. De componenten waaruit de kerkelijke gemeente bestaat zullen hierin samen moeten werken als een corporatie. ‘Het gaat voor de kerk om het vasthouden van de burgerij, het terugwinnen van de intellectueelen en arbeiders, maar vooral om de kerk bewoonbaar te maken voor de jeugd’463. Toch moet er nog wel wat veranderen, want de kerk vreest de machten om haar heen, echter ‘de machten die zij vreest, zijn slechts gekant tegen een kerk, die onder het mom van evangelieverkondiging politiek bedrijft en wel de oude volksontbindende politiek der democratische partijen.’ ‘In deze verdwazing hebben bijna overal predikanten de leiding’464. In de hierop volgende hoofdstukken gaat Boissevain uitgebreid in op de vraag hoe de kerk moet handelen ten opzichte van de intellectuelen, de arbeiders, de burgers en de jeugd. Wat de laatste groep betreft, verwacht hij veel van de ‘waardevolle liturgische vernieuwingsbeweging’465. Hij eindigt met een hoofdstuk over de kerk en de joden. Hierin betoogt Boissevain opnieuw dat Von Harnack (Marcion) het Oude Testament een plaats in de Bijbel ontzegt en de pacifisten hebben het op dit boek waarin de oorlogen des Heeren worden beschreven niet erg begrepen. Volgens Boissevain is het uitgangspunt of de wortel de vereenzelviging van het Oude Testament en het internationale jodendom466. Immers het (internationale) bolsjewisme is georganiseerd door Joden die geen nationaliteit hebben467. Boissevain citeert uit Weiniger’s boek Geslecht und Karakter (1908), die in het hoofdstuk over het Jodendom schrijft: ‘Christendom en Jodendom verhouden zich wereldhistorisch als positie en negatie. In Israël was de hoogste mogelijkheid, die ooit een volk beschoren was: de mogelijkheid van Christus. De andere mogelijkheid is de jood. Steeds zijn de joden het minst afkerig geweest van de mechanisch-materialistische wereldbeschouwing; zooals zij ook het vlijtigst ingingen op het Darwinisme en de belachelijke theorie der afstamming van den mensch van de apen; zoo werden zij bijna scheppend als de grondleggers van de economische opvatting van de menschheidsgeschiedenis, die den geest uit de ontwikkeling 458 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 18. 459 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 19. 460 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 20. 461 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 28. 462 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 31. 463 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 33. 464 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 35. 465 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 75. 466 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 79. 467 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 80.

Page 84: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

84

van het menschengeslacht schrapt’468. Hier vereenzelvigt Boissevain in navolging van Weiniger de materialistische cultuur met het wezen van het jodendom, dus de joodse geest wordt vertegenwoordiger van alles wat fout gaat in de cultuur. ‘Rationalisme, cosmopolitisme, materialisme en mammondienst, atheisme en bolsjewisme zijn openbaringen van de joodsche geest’469. Het boek De kerk op den tweesprong is zonder meer antisemitisch, met dien verstande dat Boissevain pleit voor de (kerkelijke) bescherming van Christelijke of belijdende joden. Hij komt evenwel tot heel radicale conclusies. Hij neemt het dualisme van Marcion als uitgangspunt wanneer hij schrijft: ‘Inderdaad, het O. Testament heeft twee uitgangen gehad: het Nieuwe Testament en den Talmoed, het ware en het valsche Messiasideaal, Jezus en den jood, de christelijke zending en het joodsche streven naar wereldheerschappij, Christus en den Antichrist’470. Dit radicalisme en ageren tegen de Joodse geest (van internationalisme, marxisme, bolsjewisme, historisch materialisme en evolutiegeloof) is latent aanwezig in zijn boek De kansen der kerk wanneer hij het Marxisme op de korrel neemt471. Zo wil Boissevain het Oude Testament ‘onder de stolp van den joodschen geest’ vandaan halen, maar eveneens zegt hij: ‘Het is dwaasheid om de joodsche profetie en het N. Testament te laten voortkomen uit het jodendom, dat zijn profeeten gesteenigd en zijn Messias gekruisigd heeft en de Christelijke gemeenten vervolgd: “Gij verzet U altijd tegen den Heiligen Geest, gelijk uwe vaderen, zoo ook gij’472. Vervolgens komt hij tot de conclusie dat de ‘jood’ een ras is, maar in de eerste plaats een geest. ‘Het jodenvraagstuk is een rassenvraagstuk, maar in de eerste plaats een geestesvraagstuk. Geest en bloed, mythe en ras zijn op elkaar afgestemd en staan in wisselwerking, zijn dus niet te scheiden. Beiden zijn weer in wisselwerking met de historie. In het joodsche volk zijn geest en mythe, ras, bloed en historie tot een veeleenheid gevormd. We zouden daarom ook kunnen zeggen, dat het joodsche vraagstuk is het vraagstuk van een volk, en dan van een volk dat door zijn historie een wereldgeest vertegenwoordigt, draagt en voedt. Dat is na Christus’ verwerping de joodsche geest’473. Dit bewijst hij door te zeggen dat de joden geen eigen ‘bodem’ (land) hebben. Ten tweede omdat hun imperialisme erop uit is om de wereld te overheersen en ze bevordert ten derde de volken- en rassenchaos, om zodoende het imperialisme (en de wereldgeest) te bevorderen. ‘Er is slechts één oplossing: een joodsche staat’474. Hij beweert dat Hitler dit ook voorstaat en ziedaar, daar is de taak van de kerk: ‘door bijzondere wetten te vragen voor haar belijdende lidmaten van joodschen bloede, die in een joodschen staat niet geduld zouden worden.’ De kerk doet hier echter niets mee. ‘Men kan hieruit slechts afleiden, dat zijzelve vergiftigd zijn door den joodschen geest’475. Hij eindigt het boek met een opsomming van antisemitische christelijke maatregelen in het verleden en noemt in dit verband Luther, de provinciale synode van Zeeland die de Dordtse synode in 1618 oproept tot anti-joodse maatregelen. ‘Ook met het O. Testament, in het licht der “vervulling” het imperialisme van den joodschen geest te weerstaan, is niet in de laatste plaats een der diensten, die de kerk te bewijzen heeft aan het volk, in welks bodem Gods hand haar plantte’476. Volbloed nationaalsocialist is Boissevain nooit geweest, want dan zou hij niet pleiten voor een aparte positie voor Joodse belijdende leden der kerk. Boissevains streven is veeleer geweest een synthetische, hoe vreemd het ook

468 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 81. 469 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 83. 470 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 90. 471 Boissevain, De kansen der kerk, 100. 472 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 95. 473 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 95-96. 474 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 97. 475 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 98. 476 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 101.

Page 85: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

85

klinkt, om met name de Hervormde kerk weer die plaats te geven die haar toekomt, helaas is hij wel te duiden als een antisemiet. 4.8. Contacten binnen de NSB Volgens de NSB-uitgave Het nationalisme van de NSB heeft de NSB een drietal bronnen waaruit ze put. De eerste bron is Godsvertrouwen, de tweede bron is liefde voor volk en vaderland en de derde bron is de eerbied voor de arbeid477. Deze drie bronnen hebben Boissevain zeker aangesproken en hij vervult vanaf 1935 min of meer een belangrijke rol als NSB-schrijver in de beweging. Hij wordt hoofdredacteur van het blad Vorming en hij is redacteur van het kerkelijk nieuws voor Het Nationale Dagblad. Daarnaast schrijft hij regelmatig voor het al eerder genoemde Evangelie en volk. Op 21 mei 1941 hertrouwt Boissevain te Zaandam met Leuntje de Wit (1897-1993). Uit dit huwelijk wordt (mr.) Petronella Theodora Boissevain (1943-heden) geboren478. Binnen de NSB heeft Boissevain contacten met de hoogste leiding. In ieder geval is bekend dat hij persoonlijk adviseur van Mussert is geweest, die al in 1937 contact met hem onderhoudt. Hij is een persoonlijke vriend van mr. Meinoud Marinus Rost van Tonningen (1894-1945) en van dr. Johannes van Ham (1892-1985). Mussert, voor intimi ‘Boems’, omdat hij overal tegenaan loopt, is als waterstaatkundig ingenieur een grootheid geweest. Hij bouwt vooral na 1932, samen met Cornelis van Geelkerken (‘Kees de Prater’) de NSB op. ‘Dat deed hij door het beleggen van bijeenkomsten, eerst in Utrecht, maar in het vroege voorjaar ook al in andere grote plaatsen, achtereenvolgens in Den Haag, Arnhem, Rotterdam en Amsterdam’479. Deze bijeenkomsten zijn heel klein begonnen in woningen of cafézaaltjes en richten zich op een bepaalde bevolkingsgroep. De gevolgde methode is noodzakelijk, omdat het de beweging ontbreekt aan geld. Voorts heeft Mussert heel goed doorgehad dat hij een nieuwe antithese moet ontwikkelen: nationaalsocialisme tegenover marxisme. Vanaf 1933 worden de bijeenkomsten massaler en vervult ook de WA een functie. Op 30 januari 1933 verbiedt de Nederlandse regering aan beroepsofficieren en onderofficieren om lid te zijn van deze club480. Aan het einde van de oorlog op 21 januari 1944 benoemt Mussert Boissevain tot persoonlijk adviseur. Naarmate de oorlog haar einde nadert, rijst de ster van Boissevain in NSB gelederen481. Het lijkt er in de oorlog zelfs op dat hij nog hoogleraar te Groningen zal worden. Generalkommissar Wimmer heeft Boissevain naar voren geschoven, maar als overtuigd nationaalsocialist is hij voor de Groningse universiteit onaanvaardbaar. Bovendien is Boissevain al op leeftijd en heeft hij zich niet bezig gehouden met godsdienstfilosofische vraagstukken. Een reden temeer om hem niet te benoemen, is het feit dat een vooroorlogse lezing van Boissevain te Groningen op een rel uitgelopen is482. Daarom is Dams veronderstelling dat Boissevains invloed na 1937 taant niet terecht483, want deze invloed taant door de verschuivende positie van de NSB. De beweging wordt steeds minder relevant voor de Duitse bezetter en de Nederlandse bevolking associeert haar in toenemende mate met landverraders en rovende en plunderende landwachters.

477 L. Lindeman, Het nationalisme van de N.S.B. Een documentatie over het tijdvak einde 1931-zomer 1939, Uitgave Nenasu, (Leiden 1939). 478 Zie: http://www.boissevain.org (december 2007). 479 J. Meyers, ‘Mussert in opmars: de beste jaren van de NSB (1932-1935)’, in: Maatstaf, 29(1981), augustus/september/no. 8/9, 150. 480 Meyers, ‘Mussert in opmars: de beste jaren van de NSB (1932-1935)’, in: Maatstaf, 29(1981), augustus/september/no. 8/9, 153. 481 Te Winkel, De Orde van getuigen van Christus, 18. 482 Klaas van Berkel, Academische illusies De Groningse universiteit in een tijd van crisis, bezetting en herstel 1930-1950, Uitgeverij Bert Bakker, (Amsterdam 2005), 230. 483 Dam, De NSB en de kerken, 107.

Page 86: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

86

De contacten met Rost van Tonningen komen rond 1936 tot stand. Rost van Tonningen wordt pas relatief laat lid van de NSB, op 10 augustus 1936484. Het veroorzaakt veel opschudding in Nederland dat een vooraanstaande man van de Volkenbond lid wordt van de NSB. ‘De planning van Rost en Mussert was goed; bijna alle Nederlandse kranten maakten melding van deze belangrijke aanwinst voor Musserts partij’485. Vanaf 1 november 1936 wordt hij hoofdopsteller van Het Nationale Dagblad. Boissevain wordt redacteur voor de kerkelijke rubriek van het deze krant. Rost van Tonningen, die een opvallende loopbaan achter de rug heeft en werkzaam is geweest voor de Volkenbond te Wenen en daar een hoge functie heeft vervuld, raakt onder invloed van het nationaalsocialisme. In eerste instantie voelt hij zich aangetrokken tot het fascisme van Mussolini, maar al snel maakt deze aantrekkingskracht plaats voor een fascinatie voor de Duitse leider; Adolf Hitler, die hij op 20 augustus 1936 daadwerkelijk bezoekt te Berchtesgaden. In 1937 mag Rost van Tonningen namens de NSB een Tweede Kamerzetel bezetten. De door hem gevoerde discussies verlopen echter niet altijd vlekkeloos486. Tussen Mussert en Rost van Tonningen heeft het niet altijd geboterd, zeker niet tijdens de Duitse bezetting. ‘Mussert verdacht Rost er wel van dat deze buiten zijn Leider om onder één hoedje speelde met de Duitsers’487. Rost van Tonningen is tijdens de Duitse bezetting directeur van De Nederlandsche Bank, zodat zijn handtekening op de oorlogsbankbiljetten prijkt. Tussen Boissevain en Rost van Tonningen klikt het wel. Rost van Tonningen schrijft over Boissevain: ‘deze man is geknipt om de belangstelling van Christelijk Nederland te wekken.’ Ook noemt Rost van Tonningen Boissevain ‘een van de meest ontwikkelde mensen die onze Beweging telt, en althans naar mijn meening de grootste geest, die de Beweging in haar midden herbergt’488. Rost van Tonningen schrijft in zijn politiek testament woorden vol lof over Boissevain. In de Duitse uitgave schrijft hij: ‘Die Problematik der religiösen Frage ist, besonders während der vier Jahre, als ich die Zeitung (Het Nationale Dagblad; HT) leitete, immer wieder besprochen worden. Jeden Sonntag schrieb Pfarrer Dr. W. Th. Boissevain einen Leitartikel. Seine Aufgabe war für ihn als protestantischen Pfarrer schwierig, da er nicht nur auf die verschiedenen Richtungen und Gefühle der Protestanten, sondern auch auf diejenigen der Römisch-Katholiken Rücksicht nehmen mußte. Dr. Boissevain hat aber diese heikle Aufgabe hervorragend gelöst, und es kam niemals zu Protesten christlicher Parteimitglieder. Herr Boissevain ist einer meiner vertrauten Freunde, und ich habe mit ihm viele interessante Stunden verlebt, in denen wir uns in die verschiedensten Probleme vertieften. Ich konstatierte auch, daß, von einigen Ausnahmen abgesehen, meine Gruppe, dem Nationalsozialismus zugewandte Menschen, tief an das Göttliche glaubte und aber zugleich bedeutend toleranter war als die christlichen Parteimitglieder’489. Dit betekent dat Boissevain binnen de NSB gerekend kan worden tot de protestants-christelijke leidersfiguren, die synthese tussen de verschillende christelijke partijleden op het oog hebben. De inhoud van de ‘viele interessante Stunden’, die Rost van Tonningen met hem beleefd heeft, is moeilijk te achterhalen. Een veel introverter figuur is Van Ham, ouderling en vriend van Boissevain in Wijk VII te Leiden, hij wordt pas in 1941 lid van de NSB. Dit is opmerkelijk, want samen met Boissevain dirigeert hij in 1935 al de serie Heel de kerk en heel het volk. Van Ham vervult vanaf 1941 de functie van hoofd Afdeeling Boekwezen op het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, nadat hij benoemd is door dr. T. Goedewaagen. Uit dien hoofde is hij de machtigste

484 David Barnouw, Rost van Tonningen Fout tot het bittere einde, Walburg Pers, Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, (Amsterdam 1994), 147. 485 Barnouw, Rost van Tonningen, 35. 486 Barnouw, Rost van Tonningen, 37-45. 487 Barnouw, Rost van Tonningen, 15. 488 Te Winkel, De Orde van getuigen van Christus, 18. 489 Politiek Testament mr. M.M. Rost van Tonningen, Die Religiöse Frage, zie: http://www.forum.thiazi.net (februari 2008)

Page 87: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

87

Nederlandse censor ooit, ook schrijft hij in deze tijd een tweetal boeken: De bewoners van de zalmrivier (1942) en Taalpolitiek(1944). Boissevain behoort overigens tot de lijst van lezers voor het Lectoraat, Afdeling Boekwezen van het Departement van Volksvoorlichtingen en Kunsten490. Op de lijst prijkt ook de naam van professor Van der Leeuw (Groningen). Van Ham is gepromoveerd in 1932. ‘Van Hams belangstelling voor maatschappelijke vraagstukken nam hand over hand toe. NSB'er om Gods wil was hij echter nog niet. Maar geleidelijk aan werd de protestantse literator verder rijp gemaakt voor de rechtse leer. Zijn politieke scholing ontving hij met name van (…) Boissevain, met wie hij later zelfs enkele publikaties zou schrijven. Boissevains overtuiging kreeg steeds meer vat op Van Ham. Vooral voor de maatschappijkritiek van de NSB toonde Van Ham zich gevoelig. Aan den lijve had hij immers de gevolgen van de crisis ondervonden. Zijn armoedige jeugd en werk in plaatsen als Huizen en Veenendaal en bovendien zijn werk als ouderling in een der armste wijken van Leiden vormden een rijke voedingsbodem voor zijn anti-democratische overtuiging’491. In 1948 wordt Van Ham leraar Nederlands te Middelburg tot zijn overlijden in 1985. 4.9. NSB-predikant te Leiden (1935-1944). De derde periode… Na Boissevains overgang naar NSB, is hij regelmatig (al of niet met kennisgeving) afwezig tijdens vergaderingen van de algemene kerkenraad van de Hervormde gemeente van Leiden492. Boissevains lidmaatschap van de NSB leidt echter niet tot een veranderend optreden, wel spreekt hij nog minder tijdens vergaderingen. Dam heeft gelijk met zijn constatering dat Boissevain in Leiden niet veel NSB propaganda ontplooit heeft. Hij blijft redacteur samen met ds. D. Kuilman van het Leidsch Predikbeurtenblad tot eind 1940. Uit dit blad blijkt Boissevain een van de meest karige mededelers te zijn over zijn wijk, de arme stadswijk Wijk VII. Hij geeft alleen een giftenverantwoording of hij vraagt namens de armen in de wijk om een winterjas voor een jongen van 15 jaar493. Zo laat hij zich toch kennen als een betrokken predikant die iets wil doen aan de armoedebestrijding in zijn tijd. Opvallend zijn Boissevains nogal hoogdravend getoonzette predikaties die een hoog intellectueel en wetenschappelijk gehalte hebben. Het is maar de vraag in hoeverre de arme eenvoudige bevolking deze preken begrepen heeft. Boissevain preekt vaak in de Marekerk. Speciaal voor deze gemeente worden er giftenacties georganiseerd, omdat zij moeite heeft om aan voldoende middelen te komen494. Het is niet duidelijk, maar wel waarschijnlijk dat dit samenhangt met de prediking van Boissevain. Soms preekt Boissevain in de pas nieuwgebouwde Kooikapel te Leiden495. Tijdens de algemene kerkenraadsvergadering van 12 april 1935 wordt er gesproken over een ingekomen brief inzake een te houden bidstond voor de vervolgde Duitse broeders in de Duitse Evangelische kerk. In navolging van een synodaal bericht besluit men dat bijzondere noden in elk geval op zondag in het openbare gebed dienen te worden opgedragen. Op 24 april 1938 neemt Locher in de Pieterskerk afscheid van Leiden vanwege zijn emeritaat per 1 mei 1938. Tijdens de vergadering van 13 mei 1938 wordt afscheid genomen van broeder H.M. van Nes, in wiens vacature Boissevain niet benoemd is als hoogleraar. Van Nes wordt door Boissevain bedankt voor het vele werk wat hij gedaan heeft. Op deze vergadering vindt 490 Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie, Arbeiderspers, (Amsterdam 1989), 481. 491 Gerard Groeneveld, ‘Jo van Ham (1892-1985) Censor van de Nieuwe Orde’ in: Nieuw Letterkundig Magazijn, jaargang 10, 31. 492 Notulenboek algemene kerkenraad Leiden, (1931-1952); onder meer op de vergaderingen van 11 januari 1935 (zonder kennisgeving), 13 september 1935 (met kennisgeving), 10 juni 1938 (z.k.), 9 september 1938 (m.k.), 9 december 1938 (z.k.), 10 februari 1939 (afwezig), 12 mei 1939 (z.k.), 8 december 1939 (z.k.), (Regionaal Archief Leiden, archiefnummer 23a/no. 26). 493 Leidsch Predikbeurtenblad, 45(1939), 7 januari/no. 1. 494 Leidsch Predikbeurtenblad, 45(1939), 11 februari/no. 6. 495 Leidsch Predikbeurtenblad, 45(1939), 25 februari/no. 8.

Page 88: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

88

een kort debat plaats met Brouwer, die acht dat Boissevain te optimistisch is om door een belastingverhoging in de predikantsvacature van Locher te voorzien, ‘terwijl de gemeente wakker zal worden door een tijdelijke suspendeering dier vacature.’ Op 8 april 1939 verschijnt er een preek in het Leidsch Predikbeurtenblad496 onder de rubriek ‘Vreemd en Eigen’ over de opstanding van Christus. Boissevain citeert daarin zijn leermeester Van Dijk: ‘Daar is zooveel wat den mensch zijn naïviteit ontneemt. Onder allerlei puin liggen wij te sterven.’ Boissevain noemt als puin het eigenbelang en de zelfzucht, het rationalisme als de eenzijdige werkzaamheid van het verstand. ‘Het intuïtieve leven kwijnt weg onder den killen adem van uitwendig, oppervlakkig handelen en voortdurend denken. Daarom hooren wij de zuchten en klachten onzer ziel niet meer. Wij kennen haar aspiraties niet meer. Daarom hooren wij haar smeeken om opstanding, opstanding niet meer.’ Dit min of meer romantisch aandoend citaat geeft subtiel aan dat Boissevain pleit voor een ander levensbeginsel. In het Leidsch Predikbeurtenblad497 van maart 1939 schrijft Boissevain een boekverslag over Martin Niemöllers boek: Wie hij is en wat hij belijdt en het boekje En zij loofden God. Het boekverslag bevestigt Dam’s constatering dat Boissevain vooral beschouwd moet worden als iemand die in zijn gemeente geen problemen wil vanwege zijn lidmaatschap van de NSB, maar aan de andere kant op een uiterst subtiele wijze zijn mening ventileert. Hij schrijft: ‘Beide boekjes zijn uit het Duitsch vertaald. (…) De Belijdeniskerk is -naar de lezer weet- een kleine groep in de groote Evangelische Kerk, naast de beide groote groepen: die der Duitsche Christenen en die der Belijdenisbeweging. Het eerste boekje vertelt van de conflicten tusschen deze kleine groep en de kerkelijke autoriteiten naar aanleiding van de kerkelijke wetten en voorschriften, die zij niet in overeenstemming acht met de eischen die Gods Woord stelt. In deze conflicten is vooral de verhouding van kerk en staat in het geding. Zoals men weet is in Duitschland die verhouding anders dan bij ons. Men kan de Evangelische Kerk van ouds gerust een staatskerk noemen en de dominés staatsambtenaren. Zoodat in deze conflicten ook de staat een hartig woordje meespreekt. En daar de huidige staat allesbehalve een neutrale staat is, maakt dit de aard en ontwikkeling der kerkelijke conflicten niet direct eenvoudiger. Wat uit de boekjes wel duidelijk wordt, is dat de ‘Belijdeniskerk’ zichzelf als de eenige groep beschouwt, die aan de Waarheid getrouw is. En wat er eveneens uit blijkt is, dat zij de gave der dapperheid heeft om, waar zij die Waarheid in het geding acht, pal te staan, en zoo noodig voor hare overtuiging te lijden’498, interpreteert Boissevain. Boissevains afwezigheid tijdens kerkenraadsvergaderingen neemt toe naarmate de Duitse bezetting vordert. Zijn naam staat vaak genoteerd achter het kopje: ‘zonder kennisgeving afwezig’499. Niet alleen raakt Boissevain binnen de kerkenraad geïsoleerd, ook de Hervormde Leidenaren komen steeds minder naar zijn predikaties luisteren. Overigens is Boissevain wel altijd een goede collega gebleven van de Leidse predikanten, hij heeft geen misbruik gemaakt van hun vertrouwen500. Echter ‘meer en meer gedurende de oorlog kwam deze overigens bekwame theoloog alleen te staan in de Leidse gemeente,’ aldus Baesjou501. Boissevain schrijft zelf: ‘De invloed der kerk gaat zienderoogen achteruit, ook omdat ze zonder verstand geregeerd wordt (de beraadslagingen van vele kerkeraden zijn berucht) en omdat ze bij tal

496 Leidsch Predikbeurtenblad, 45(1939), 8 april/no. 14, 3-4. 497 Leidsch Predikbeurtenblad, 45(1939), 25 maart/no. 12. 498 Leidsch Predikbeurtenblad, 45(1939), 25 maart/no. 12. 499 Notulenboek algemene kerkenraad Leiden, (1931-1952); Boissevain is bijvoorbeeld zonder kennisgeving afwezig op de vergaderingen van 13 december 1940 en 10 januari 1941, (Regionaal Archief Leiden, archiefnummer 23a/no. 26). 500 Rasker, ‘Dr. Wilhelm Theodor Boissevain, van Hoedemaker-leerling tot nationaal-socialist’, in: Nederlands Theologisch Tijdschrift (NTT), 23(1969), februari/3e aflevering, 205. 501 P.C.N. Baesjou, Leiden 1860-1960, N.V. Boek-, Courant en Handelsdrukkerij v/h J.J. Groen en Zoon, Leiden 1962, 151-152.

Page 89: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

89

van gelegenheden slecht vertegenwoordigd wordt’502. Hij verwijt de kerken dat ze zich onterecht afzijdig houden van de Winterhulp. ‘De kerkelijke armenzorg met haar ervaring van eeuwen practische hulpverleening had vele belangrijke adviezen kunnen geven en had haar kennis van den nood, die gelenigd moet worden en haar adressenmateriaal ter beschikking kunnen stellen’503. Vanaf de Duitse inval wordt de berichtgeving uit Wijk VII minimaal, een enkele keer wordt er zelfs niets gemeld504. Vanaf zaterdag 28 december 1940505 wordt het Leidsch Predikbeurtenblad niet langer door uitgeverij E.J. Brill gemaakt. Het blad wordt daar niet meer gedrukt, omdat het ministerie van predikanten (er zijn er negen, na de oorlog komt er een tiende bij) te Leiden gemeend heeft hiermee te moeten stoppen. Waarschijnlijk heeft deze maatregel ook met de Duitse bezetting te maken. Het eerste halfjaar van 1940 is Boissevain preses der algemene kerkenraad. Boissevain deelt op de vergadering van 12 januari 1940 mee dat het ministerie erop aandringt om gebruik te maken van de nieuwe gezangenbundel. Er wordt een discussie gevoerd over wie er mag besluiten dat er ritmisch wordt gezongen: de organist of de predikant c.q. kerkenraad. Op de vergadering van 12 april 1940 wordt Touw welkom geheten en wordt er afscheid genomen van Punselie. De vergadering van 12 juni 1940 vangt aan met het voorlezen van de overlijdensberichten van dr. J.C.S. Locher506 en dr. J.H. Gunning. Inhoudelijke discussies worden vanaf mei 1940 nauwelijks meer gevoerd. Boissevain wordt getolereerd, niet meer en niet minder. De synode van de Nederlandse Hervormde kerk bij monde van ds. Koeno Henricus Eskelhoff Gravemeier (1883-1970) ontraadt kerkenraden wel in het Herderlijk Schrijven II huwelijksinzegeningen van NSB-ers te weigeren, maar veel predikanten weigeren toch om zo’n huwelijksplechtigheid te leiden. In elk geval moeten de uiterlijke symbolen: uniformen, vaandels en de Hitlergroet of Germaanse groet achterwege blijven tijdens zo’n huwelijksdienst. Deze beperkende voorwaarden worden echter door de meeste NSB-bruidsparen afgewezen. De NSB-predikanten, zoals Boissevain, leiden deze diensten uiteraard wel, maar vaak buiten hun eigen gemeente. In augustus 1941 weigert ds. Kwint van Scheveningen om de dochter van generaal Seyffardt te trouwen in de Duinoord-kerk aldaar. Het bestuur van de Duinoord-kerk weigert ook met 12 tegen 3 stemmen, want op de voorwaarde dat er geen uniformen en politieke kentekens gedragen mogen worden, gaat generaal Seyffardt niet in. Seyffardt vervoegt zich woedend bij Beauftragte Schwebel. Deze bemiddelt en het kerkgebouw van de Duitse gemeente te Scheveningen wordt voor de plechtigheid afgestaan. Boissevain zegent het huwelijk van de dochter van Seyffardt in en Van der Vaart Smit (mede-redacteur van Boissevain in Evangelie en volk) opent daarna de aanval op de hele Nederlandse kerk. Hij stelt dat de rijkstraktementen voor de predikanten ingehouden moeten worden. Schwebel krijgt het artikel van Van der Vaart Smit onder ogen en hij verbiedt het te plaatsen. Overigens heeft Seyffardt wraak genomen. Een jaar later is de Duinoord-kerk en de pastorie met de grond gelijk gemaakt om Wehrmacht-plannen te realiseren507. Boissevain blijft aan de Koninginnelaan te Oegstgeest wonen, totdat Dolle Dinsdag aanbreekt. Op 5 september 1944 vlucht Boissevain en zijn gezin naar Duitsland. Dam vermeldt foutief dat Boissevain ervandoor gaat vanwege D-Day508. In de kerkenraadsnotulen

502 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 40. 503 Boissevain, De kerk op den tweesprong, 56. 504 Leidsch Predikbeurtenblad 46(1940), 25 mei/no. 21; Leidsch Predikbeurtenblad, 46(1940), 1 juni/no. 22, meldt niets over wijk VII. 505 Leidsch Predikbeurtenblad, 46(1940), 28 december/no. 52. 506 Locher wordt tijdens de Duitse bezetting als verdacht gezien en het Kerkblaadje, het blad van de vrienden van Kohlbrugge wordt als eerste kerkelijke blad verboden. (Mondelinge mededeling van dr. H. Klink, Hoornaar). 507 Touw, Het verzet der Hervormde Kerk, 488-489. 508 Dam, De NSB en de kerken, 107.

Page 90: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

90

wordt gemeld dat de wijk van Boissevain zal worden waargenomen door wijkouderlingen, nu Boissevain ‘zich uit de voeten heeft gemaakt.’. Met blauwe inkt is er een opmerking in het notulenboek gemaakt: ‘B. lid van nation. social. Beweging was op dolle dinsdag (sept. ’44) gevlucht naar Duitschland’509. Boissevain heeft zodoende op onofficiële wijze afscheid genomen van de Hervormde gemeente van Leiden. In latere vergaderingen wordt met geen woord meer over hem gerept, wel heeft de Leidse kerkenraad na overleg met het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland zijn achterstallig traktement volledig aan Boissevains weduwe uitbetaald510. Het gezin verblijft te Lüneburg en op 28 december 1944 schrijft Boissevain een brief aan zijn vriend Van Ham te Leiden. Daaruit blijkt dat hij al direct na zijn vlucht spijt krijgt van zijn overhaaste vertrek en al op 12 september geprobeerd heeft een visum naar Holland te krijgen. Ook spreekt hij in de brief zijn hoop uit op een Duitse eindoverwinning511. Het gezin Boissevain keert terug naar Nederland op 20 januari 1945, waarna Boissevain aan het werk gaat als privé secretaris van een NSB-burgemeester in Marum (Groningen). Op 23 maart 1945 valt Boissevain van de trap van het gemeentehuis en wordt opgenomen in het ziekenhuis te Groningen met een schedelbreuk en een zware hersenschudding. Boissevain overlijdt hieraan op 19 mei 1945 te Nuis. Hij is dan 64 jaar. Door zijn overlijden, ‘ontsnapt’ hij aan de naoorlogse rechtspraak voor diegene die fout zijn geweest. 4.10. Naschrift Vanaf 1934 komt Boissevain tot het besef dat er een radicale omkeer moet plaatsvinden. Dit doet hem besluiten lid te worden van de NSB en van de Orde van Getuigen van Christus. Een besluit wat ook te maken heeft met zijn opvattingen dat een staat en een kerk door een sterke autoriteit moeten worden geleid; de kerk door een bisschop en de staat door een leider. Als zijn reorganisatie- en reformatie-idealen in de kerk niet te verwezenlijken zijn, richt hij zich steeds meer op verwezenlijking van deze idealen met behulp van de staat. Hij neemt tijdens de Duitse bezetting afstand van de Hervormde kerk en is cynisch over de synode die regelmatig anti-Duitse taal laat horen. Kerkelijk voelt hij zich steeds meer een vreemdeling, dus keert hij in januari 1945 terug als privé-secretaris van een NSB burgemeester en niet meer als predikant. Eigenlijk blijft hij totaal ontredderd achter. Het muziekstuk is ten einde. De laatste klanken van het derde deel sterven weg. De discipel van Hoedemaker op eigen wijs is niet meer. Het is ontluisterend. Boissevains leven heeft zich afgespeeld tussen avondrood en zonsondergang. Repos Ailleurs.

509 Notulenboek algemene kerkenraad Leiden, (1931-1952), 23 september 1944, (Regionaal Archief Leiden, archiefnummer 23a/no. 26). 510 Rasker, ‘Dr. Wilhelm Theodor Boissevain, van Hoedemaker-leerling tot nationaal-socialist’, in: Nederlands Theologisch Tijdschrift (NTT), 23(1969), februari/3e aflevering, 206. 511 Rasker, ‘Dr. Wilhelm Theodor Boissevain, van Hoedemaker-leerling tot nationaal-socialist’, in: Nederlands Theologisch Tijdschrift (NTT), 23(1969), februari/3e aflevering, 205.

Page 91: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

91

Hoofdstuk 5 Coda 5.1. Boissevains ontwikkeling. Een vergelijking met Rasker Het leven van Boissevain speelt zich af tussen avondrood en zonsondergang. Kan hij een bijdrage leveren aan de reorganisatie van de Hervormde kerk? Kan hij een synthese van modernisme en orthodoxie creëren? Zal hij benoemd worden als hoogleraar? Kan de NSB ervoor zorgen dat er één heilige algemene Christelijke kerk komt in Nederland en mag hij daar een bijdrage aan leveren? Kan hij het voor elkaar krijgen om de Hervormde kerk met de Duitse bezetter en de NSB te laten samenwerken? Telkens lijkt het heel mooi te beginnen en zijn de bedoelingen goed, maar altijd is het einde schemering en ondergang. Zijn huwelijk met een remonstrantse loopt op de klippen, juist dan wanneer hij onder bekoring komt van een remonstrantse hoogleraar. Hij wordt geen professor, juist als hij een nieuwe theologie heeft ontwikkeld. Hij wordt wel persoonlijk adviseur van Mussert, maar dat zorgt alleen voor een nog groter isolement. Boissevains leven is voorbij. Rasker ziet vier stadia in de ontwikkeling van het denken van Boissevain, waarbij hij in de eerste twee stadia onderscheid maakt tussen Boissevains bepleiten van Hoedemakers Christelijke staatsgedachte en Boissevains geboeid zijn door de negentiende eeuwse theologie. Hier ligt geen onderscheid. In eerste instantie is Boissevain juist gericht op reorganisatie van de kerk via de kerkelijke weg. En ten tweede heeft de negentiende eeuwse theologie hem altijd wel aangesproken, alleen heeft de echte verdieping pas plaatsgevonden in de jaren twintig. Voorts is Boissevain zijn hele leven Hoedemakerleerling geweest, niet in engere zin, zoals Lingbeek, maar juist in ruimere zin. Hij beschouwt Hoedemaker als een laatste ziener of profeet. Hij probeert Hoedemakers theologie in overeenstemming te brengen met de moderne theologie om op deze manier een synthese tussen orthodoxie en modernisme te creëren, door het relativisme een plaats toe te kennen. Ook probeert hij een lans te breken voor de invoering van het ambt van bisschop; een krachtige leider in kerkelijke aangelegenheden. Het vertrouwen dat hij heeft in sterke leiders doet hem besluiten om lid van de NSB te worden. Rasker stelt dat het derde stadium een herinterpretatie is van de idealen van Hoedemaker. Dit is onjuist, want Boissevain gaat al tijdens het schrijven van zijn proefschrift andere wegen en niet pas tijdens zijn overgang naar de NSB. Hoedemaker pleit wel voor een Nederlandse Hervormde kerk als eenheid dus zonder richtingen, maar hij heeft nooit een pleidooi gevoerd om modernisme en orthodoxie te synthetiseren. Boissevain doet dit nadrukkelijk wel. In die zin volgt hij Hoedemaker wel in zijn ideaal ‘heel de kerk en heel het volk’, maar op eigen wijs. In Boissevains laatste stadium is hij volgens Rasker volbloed nationaalsocialist. Dit is echter te scherp gesteld in zoverre dat Boissevain als predikant nooit de neiging heeft gehad om het nationaalsocialisme aan de kerkganger op te dringen, laat staan dat hij nationaalsocialistisch wil preken. Het oprichten van een ‘tegenkerk’ is nooit van de grond gekomen, alhoewel daar wel even sprake van is geweest. Wel is Boissevain antisemitisch; dit onderbouwt hij theologisch door de vervangingsgedachte te benadrukken, namelijk dat de kerk in plaats van Israël gekomen is en hij onderbouwt dit ook met zijn angst voor de joodse geest die de Christelijke cultuur bedreigt en materialisme, internationalisme en bolsjewisme voorstaat. Tegenover Joodse belijdende Christenen heeft hij een ambivalente houding. Ik beschouw Boissevains leven meer als een programma; als een uitwerking van de trits die Hoedemaker heeft ontwikkeld. Zijn eerste doel is voornamelijk reorganisatie van de kerk geweest, omdat hij er van overtuigd is dat daardoor reformatie van de kerk en regeneratie van het volk zijn te bereiken. Hij komt er achter dat het blijven strijden voor een bepaalde richting in de Hervormde kerk niet de oplossing is en wijst de Hervormde kerk op de oplossing van reformatie; namelijk een synthese van orthodoxie en modernisme. Een sterke leider in de kerk, een bisschop kan dit voor elkaar krijgen. Doordat hij niet benoemd wordt als

Page 92: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

92

hoogleraar, -wat een grote teleurstelling voor hem is- probeert hij de laatste mogelijkheid: regeneratie van het volk. De enige politieke partij die in deze tijd een synthese van richtingen en groeperingen voorstaat en die bewust de verzuiling wil tegengaan en overstijgen is de NSB. In dit licht moet Boissevains lidmaatschap ook worden verklaard. Boissevain kan worden beschouwd als één van de meest intellectuele NSB-ers, wat uiteindelijk een grote verantwoordelijkheid op hem legt. 5.2. Eindconclusie Voordat ik mijn eindconclusie formuleer, wil ik mijn probleemstelling herhalen: In hoeverre is het verklaarbaar dat Boissevain, als discipel van Hoedemaker, overgegaan is naar de NSB en binnen deze partij een prominente rol heeft vervuld? Om tot een antwoord te komen, heb ik de volgende deelvragen geformuleerd.

1. Wat is de plaats van Boissevain in de Nederlandse Hervormde kerk? Hoe verhoudt zich het culturele klimaat in relatie tot het intellectuele klimaat tijdens het interbellum in Nederland?

2. Wat is Boissevains visie op de staat? Waar ligt de verklaring voor de overgang naar de NSB? Is er sowieso een verklaring te vinden?

3. Welke invloed heeft Boissevain binnen de NSB uitgeoefend? Welke invloed heeft Boissevain in de Hervormde kerk tijdens de Duitse bezetting uitgeoefend?

1. Wat is de plaats van Boissevain in de Nederlandse Hervormde kerk? Hoe verhoudt zich het culturele klimaat in relatie tot het intellectuele klimaat tijdens het interbellum in Nederland? Boissevain neemt in zijn eerste periode een marginale plaats in binnen de Nederlandse Hervormde kerk. Men ziet hem als een predikant die zich interesseert voor de vraag: wat is de Nederlandse Hervormde kerk eigenlijk? Het culturele klimaat is in deze tijd vooral optimistisch en gericht op vooruitgang. Door de komst van de eerste wereldoorlog slaat dit optimisme om in cultuurpessimisme, dat verklaart voor een groot deel de enorme opgang van Spenglers Der Untergang des Abendlandes. Boissevain zet zich af tegen dit boek en wil dit pessimisme geen voedingsbodem geven. Ondanks dat zijn huwelijksleven in 1920 op de klippen loopt, ziet hij juist lichtpuntjes voor de kerk, namelijk oecumene en synthese. Dit werkt hij uit in zijn proefschrift Evangelische Katholiciteit en in zijn boek De kansen der kerk. Door beeldbepalende figuren in de Hervormde kerk wordt Boissevain gezien als iemand die een nieuwe theologie brengt. Toch wordt Boissevain in deze tijd in toenemende mate pessimistisch als gevolg van de opkomst van het bolsjewisme en de materialistische cultuurgeest, gevoedt door de problematiek van de economische crisis. Zodoende neemt zijn afkeer voor de in richtingen verdeelde Hervormde kerk en een in partijen verdeelde staat nog meer toe. De bisschop als een sterke kerkelijke leider en een Algemeen Leider als staatsman kunnen misschien een oplossing bieden. Dit doet hem besluiten om lid te worden van de NSB. 2. Wat is Boissevains visie op de staat? Waar ligt de verklaring voor de overgang naar de NSB? Is er sowieso een verklaring te vinden? Al vanaf zijn studententijd is Boissevain een tegenstander geweest van democratie: een staat die verdeeld is in partijen. In de loop der jaren is deze visie alleen maar bevestigd. Staatslieden vertonen weinig politieke daadkracht en de politieke discussies leiden er alleen toe dat Nederland steeds meer van zijn Christelijke wortels afdwaalt. De corporatieve staatsgedachte die zowel de NSB als Boissevain voorstaan is een zeer consequente uitwerking van Hoedemakers ideaal dat de kerk en de staat er moeten zijn voor heel de kerk en heel het volk. Dit vormt een deel van de verklaring. Het andere deel van de verklaring ligt in Boissevains teleurstelling dat hij niet benoemd is als hoogleraar aan de Universiteit van Leiden. Zijn ideaal om het ambt van bisschop in te voeren in de Hervormde kerk kan nu geen doorgang vinden. Ook moet niet vergeten worden dat Boissevain het nationaalsocialisme omhelst als een nieuw ‘volks’ ontwaken, met respect voor

Page 93: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

93

de geestelijke cultuur. Een beweging die orde en gezag voorstaat die over de verzuilde Nederlandse samenleving heenkijkt. Dit heeft zeker meegespeeld in zijn overwegingen om lid van de NSB te worden. 3. Welke invloed heeft Boissevain binnen de NSB uitgeoefend? Welke invloed heeft Boissevain in de Hervormde kerk tijdens de Duitse bezetting uitgeoefend? In eerste instantie vervult Boissevain binnen de NSB een pioniersfunctie. Hij heeft een poging gedaan om de idealen van Hoedemaker ingang te doen laten vinden in het officiële partijprogramma van de NSB door het schrijven van Een Christelijke Staat en De kerk en de nationaal-socialistische staat. Daarmee heeft hij de ideologische bagage verschaft aan de protestants-christelijke NSB-stemmers. Ekering heeft deze boodschap ‘vertaald’ naar de achterban. Dit heeft veel ideologische discussiestof opgeleverd. Als NSB-ideoloog probeert Boissevain een theologisch draagvlak te scheppen door onder meer gebruik te maken van Troeltsch nationalistische ‘Heimatsgefühle’ en Von Harnacks visie op Marcion om het antisemitisme te verdedigen. Nu wordt zijn opstelling ten opzichte van het bolsjewisme en het internationale jodendom agressiever. Voorts wil hij nu niet alleen synthese tussen de richtingen in de Hervormde kerk bereiken, maar hij probeert de verschillende kerken met elkaar te verzoenen. Rost van Tonningen roemt hem om deze kwaliteiten. Binnen de NSB vervult Boissevain nog een belangrijke rol, maar buiten de beweging heeft hij niet veel meer te vertellen. Zijn stellingnames worden nauwelijks bediscussieerd. In 1944 behaalt hij nog een pyrrusoverwinning als hij persoonlijk adviseur van Mussert wordt. In de Nederlandse Hervormde kerk heeft Boissevain afgedaan. Ten opzichte van haar leiders is Boissevain tijdens de tweede wereldoorlog rancuneus. Zij zijn het immers die zijn idealen in de weg staan. Door middel van brochures en de zogenaamde herderlijke brieven reageert de Hervormde synode op de bezetter. Boissevain reageert hier furieus op en de Orde van Getuigen van Christus zinspeelt zelfs met de gedachte om een tegenkerk op te richten. In het algemeen wordt er door de kerken vrij unaniem in veroordelende zin over Boissevains stellingname gesproken. Tenslotte wil ik kort nog iets opmerken over het karakter van Boissevain, zoals hij in zijn geschriften en leven naar voren komt. Boissevains karakter kenmerkt zich door non-conformisme en idealisme. Hij is non-conformist, omdat hij trouwt met een remonstrantse vrouw en omdat hij een synthese wil bewerkstelligen tussen de door Hoedemaker bestreden ‘theologia dubitans’ en de orthodoxie en hij is als non-conformist te beschouwen omdat hij als Hervormd predikant (een van de weinige) lid wordt van de NSB. Non-conformistisch is hij ook in zijn visie op Marcion, die hij wel niet in alles volgt, maar wiens dualisme (globaal gezegd: de tegenstelling joodse synagoge-christelijke gemeente) toch een rode draad vormt in zijn proefschrift en latere geschriften. Zijn idealisme is terug te zien in het gedurig, tijdens zijn hele leven opkomen voor de idealen van Hoedemaker om eenheid der kerk (en der staat) te creëren. Hij ziet Hoedemaker als een laatste lichtgestalte en vindt het zijn taak om Hoedemakers idealen uit te werken voor kerk en maatschappij. In de loop van de tweede wereldoorlog komt er steeds meer afstand tot de Hervormde kerk, omdat de kerk hem veracht. Na Dolle Dinsdag komt Boissevain niet meer terug op de kansel van de Hervormde kerk. Reorganisatie en reformatie der kerk en regeneratie van het Nederlandse volk in Hoedemakeriaanse geest zijn mislukt. Goed bedoeld, maar slecht gedaan. Het latent antisemitisme is in De kansen der kerk al aanwezig. De overgang naar de NSB heeft deze verkeerde eigenschap in toenemende mate versterkt, totdat hij uiteindelijk alleen nog maar pleit voor een aparte positie voor belijdende Christelijke Joden. Over de uitroeiing van de Joden rept hij met geen woord. Eigenlijk is het leven van Boissevain één grote mislukking met enkele hoogtepuntjes en vele dieptepunten. Een tragisch leven van een predikant die synthese van kerken zoekt, maar geëindigd is in

Page 94: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

94

antisemitisme. Hij heeft geen rekening gehouden met de ‘beminden om der vaderen wil’, nl. de Joden. Zoals er een flinterdunne scheidslijn is tussen avondrood en zonsondergang, zo is er ook een zeer dunne denkbeeldige scheidslijn in bedoelingen van mensen. Bedoelingen kunnen in eerste instantie goed en mooi lijken (avondrood), echter de kiemen van de (zons)ondergang liggen er vaak al in opgesloten. Ziedaar Boissevains leven, het is een balanceren tussen avondrood en zonsondergang geweest. Hij heeft een ‘strijd’ gevoerd tussen het avondrood van het fin-de-siècle en de zonsondergang van de tweede wereldoorlog. ‘Mensen komen en gaan, verschijnen en verdwijnen. Het doet er tenslotte weinig toe, hoe men hen beschouwt en wat er van hen wordt. Maar de beginselen die zij hebben gediend, blijven en werken voort. Zij worden een zegen of een vloek voor land en volk, voor Kerk en Staat…(…) Niet wij (…) maar de vertegenwoordigers van de beginselen die gij en ik belijden, spreken elkander hierover nader, als wij ter ruste zijn, over twintig, vijftig, honderd jaar…’512. 512 J. Schokking e.a., Gedenkboek dr. Ph. J. Hoedemaker 1868-1908, 146; Boissevain, Een Christelijke Staat, 6.

Page 95: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

95

Slotakkoord ‘Nederland, schik u om uw God te ontmoeten.’ ds. H.O. Roscam Abbing (1874-1939) Deze woorden zijn nolens volens voor onze tijd die meer en meer afrekent met historisch besef, historisch bewustzijn, nationale identiteit en Christelijke waarden en normen. ‘Zij die de geschiedenis niet kennen, zijn gedoemd haar te herhalen’, sprak eenmaal de Amerikaanse filosoof en dichter George Santayana (1863-1952)513. Ik ben bang dat dit ook voor Nederland gaat gelden. Waarom de titel (en de inhoud) van het boek van Oswald Spengler Der Untergang des Abendlandes mij aanspreekt weet ik niet, misschien omdat ik over onze huidige cultuur pessimistisch gestemd ben? Ik proef in onze hedendaagse cultuur die overkookt van individualisme, vrijheid, materialisme en bandeloosheid een enorme leegte. Een leegte die niet meer opgevuld lijkt te worden door zingeving aan het menselijk bestaan. Voor veel jongeren en ouderen is de zin van het leven weg, getuige de schietpartijen op scholen, steekpartijen op straat, godsdienstloosheid, feesten en brasserijen, spotternijen met waarden en normen die voorheen algemeen geldig zijn geweest, scholierenstakingen (wee het land welks koning een kind is) en verachting van het gezag. Verontrustende berichten over toenemende criminaliteit onder kinderen vormen meer regel dan uitzondering. Helaas neemt ook het Nederlandse koningshuis meer en meer afstand van haar protestantse verleden. Desalniettemin staat hiertegenover de Evangelische Katholiciteit. Evangelisch in de zin van het evangelie van de vergeving der zonden; katholiciteit in de zin van het evangelie van het koninkrijk. En nu kan in de toekomst het één of het ander plaatsvinden. Ik bedoel: er komt een wederkeer tot God en Zijn geboden; het evangelie van de vergeving der zonden, of God Zelf komt terug op de wolken des hemels; het evangelie van het koninkrijk ‘Uw koninkrijk kome…������ � ����� ��’ Beide gebeurtenissen kan het Christendom alleen maar moed geven. Zo gloort nog het avondrood over het avondland… Voor Nederland anno 2008 geldt dit ook. Of Nederland aanvaardt het evangelie van de vergeving der zonden en keert terug tot God en Zijn geboden, of Nederland draait niet om en gaat voort op de ingeslagen weg om zodoende plaats te maken voor het evangelie van het koninkrijk en dan geldt: Nederland, schik u om uw God te ontmoeten. ‘En terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid.’ (Mattheüs 24:29-30) Het is ‘Enten-eller’. Dit verklaart mijn cultuurpessimisme, maar anderzijds ook mijn geloofsoptimisme. De verduisterde zon van de wereld zal eenmaal plaats maken voor de Sol Iustitia. ‘En nu, ik sta aan het einde. Niet meer kan ik met Simson zeggen: Nu zal ik heengaan en mij schudden als andere malen. God legt mij ter zijde. ’t Valt mij zwaar, mij bij Zijn nog niet volkomen begrepen leiding neer te leggen. Maar Hij geeft mij ook het woord van Manoah’s huisvrouw toe te passen: dat de Heere nog geen lust heeft ons (bedoeld is: Kerk en Volk) te dooden. Hij geeft mij hieraan vast te houden:

dat Hij het doet, dat Hij zorgt voor Zijn eer,

dat Hij het ongeloof zal beschamen’514. 513 Fik Meier, Lessen in beschaving, Uitgeverij Athenaeum Polak & Van Gennep, (Amsterdam 2008), 67. 514 Boissevain, Philippus Johannes Hoedemaker, 16. Een citaat uit het ‘Afscheidswoord’ van Hoedemaker.

Page 96: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

96

Literatuurlijst Abma, dr. G. (red.) Hoedemaker herdacht, Ten Have, Baarn 1989 Admirant, drs. M. den Discipelen van Kohlbrugge, Figuren uit de begintijd van de

Kohlbruggiaanse prediking in Nederland, Antiquariaat/Uitgeverij ‘Blassekijn’, Bleskensgraaf z.j.

Adriaanse, H.J. Karel Hendrik Roessingh theoloog op het breekpunt van de tijd, Uitgeverij

De Ploeg, Utrecht 1987 Baesjou, drs. P.C.N. (e.a.) Leiden 1860-1960, N.V. Boek-, Courant en Handelsdrukkerij v/h J.J. Groen

en Zoon, Leiden 1962 Barnouw, David Rost van Tonningen Fout tot het bittere eind, Rijksinstituut voor

Oorlogsdocumentatie, Amsterdam 1994 Bennekom, drs. T.W. van De wachters op de muren De opkomst van het nationaal-socialisme en de

gereformeerde gezindte 1932-1940, Uitgeverij J.J. Groen en Zoon, Leiden 1990

Berkel, Klaas van Academische illusies De Groningse universiteit in een tijd van crisis,

bezetting en herstel 1930-1950, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2005 Boissevain, Charles Onze voortrekkers De geschiedenis van eenige leden der familie Boissevain,

Naarden 1906 Boissevain dr. W. Th. Christelijk Cultuurbolsjewisme, Uitgever onbekend, z.p. 1937 Boissevain ds. W. Th. De actie van en tegen Rome, N.V. Boekhandel en drukkerij voorheen E.J.

Brill, Leiden 1924 Boissevain dr. W. Th. De kansen der kerk, H. J. Paris, Amsterdam 1930 Boissevain, dr. W. Th De kerk en de nationaal-socialistische staat, Uitgeversmaatschappij Holland,

Amsterdam 1935 Boissevain, ds. W. Th. De kerk en het volk, F. H. Hopster, Goes 1913 Boissevain, dr. W. Th. De kerk op den tweesprong, Uitgeverij ‘De schouw’, ’s-Gravenhage 1942 Boissevain, dr. W. Th. Het ‘Woord Gods’ in de nieuwere dogmatiek, eene critische beschouwing

naar aanleiding van dr. Th. L. Haitjema: Het Woord Gods in de moderne cultuur, Uitgave van de N.V. Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij, Amsterdam 1932

Boissevain, dr. W. Th. Een Christelijke staat Uit de nalatenschap van dr. Ph. J. Hoedemaker,

Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam 1935 Boissevain, dr. W. Th. Evangelische Katholiciteit, N.V. Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J.

Brill, Leiden 1929 Boissevain, ds. W. Th. Leertucht, F. H. Hopster, Goes 1910 Boissevain, dr. W. Th. Philippus Johannes Hoedemaker, Bosch & Keuning N.V., Baarn z.j. Boterman, Frits Oswald Spengler en Der Untergang des Abendlandes Cultuurpessimist en

politiek activist, Van Gorcum, Assen/Maastricht 1992

Page 97: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

97

Brugmans, prof. dr. H. Geschiedenis van Nederland onder de regeering van Koningin Wilhelmina, Scheltens & Giltay, Amsterdam z.j.

Dam, Harmjan De NSB en de kerken De opstelling van de Nationaal Socialistische

Beweging in Nederland ten opzichte van het christendom en met name de Gereformeerde Kerken 1931-1940, Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, Kampen 1986

Dam, Harmjan De Wereldbond voor Vriendschap door de Kerken 1914-1948 Een

oecumenische vredesorganisatie, Uitgeverij Kok, Kampen 1996 Delfgaauw, G.J.J.A. De staatsleer van Hoedemaker Een bijdrage tot de kennis van de

christelijke-historische staatsopvatting, J.H. Kok N.V., Kampen 1963 Driel, C.M. van Schermen in de schemering Vijf opstellen over modernisme en orthodoxie,

Uitgeverij Verloren, Hilversum 2007 Faber, H. (e.a.), Prospectus Vox Theologica, z.p./z.j. Groeneveld, Gerard Zwaard van de geest Het bruine boek in Nederland 1921-1945, uitgeverij

Vantilt, Nijmegen 2001 Haitjema, prof. dr. Th. L. (e.a.) De kerk in onzen tijd, J.M. Bredée Uitgevers Mij. N.V., Rotterdam z.j. Haitjema, prof. dr. Th. L. De nieuwere geschiedenis van Neerlands Kerk der Hervorming,

Boekencentrum n.v., ’s-Gravenhage 1964 Havenaar, R. De NSB tussen nationalisme en ‘volkse’ solidariteit De vooroorlogse

ideologie van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland, Staatsuitgeverij, ’s-Gravenhage 1983

Heering, G.J. Prof. Roessingh herdacht, Uitgeverij ‘De tijdstroom’, Huis ter Heide 1925 Heering, G.J. Verzamelde werken van dr. K.H. Roessingh, deel IV, N.V., Van Loghum Slaterus Uitgevers maatschappij, Arnhem 1927 Hoedemaker, dr. Ph. J. Artikel XXXVI onzer Nederduitsche Geloofsbelijdenis tegenover dr. A.

Kuyper gehandhaafd, J.H. van Dam, Amsterdam 1901 Hoedemaker, dr. Ph. J. Nationaal niet clericaal. Naar aanleiding van de opstellen in ‘De

Nederlander’ over Art. 20 van ‘Ons Program’ in verband met art. 36 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis, Sneek 1897

Houtman, prof. dr. C. (red.) Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse

protestantisme, Uitgeverij Kok, Kampen 2001 Hulspas, Marcel (e.a.) Tussen waarheid en waanzin Een encyclopedie der pseudo-wetenschappen, Uitgeverij De Geus bv, Breda 2002 Jansen, J.H.M. Inventaris van de Nederlandse Christen-Studentenvereniging (NCSV),

Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Amsterdam 1989

Jong, dr. Otto J. de Geschiedenis der kerk, Uitgeverij G.F. Callenbach bv, Nijkerk 1992 Jonge, dr. A.A. de Crisis en critiek der democratie Anti-democratische stromingen en de daarin

levende denkbeelden over de staat in Nederland tussen de wereldoorlogen, Hes Uitgevers, Utrecht 1982

Page 98: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

98

Jongeneel, J.A.B. Onder eigen Vaandel, driemaandelijks theologisch tijdschrift, registers 1926-1942, z.p. z.j.

Jonker, prof. dr. A.J.Th. Voor donkere dagen, G.F. Callenbach, Nijkerk 1908 Köhler, prof. Walter Ernst Troeltsch, Verlag von J.C.B. Mohr (Paul Siebeck), Tübingen 1941 Kluit, dr. M. Elisabeth Het protestantse Reveil in Nederland en daarbuiten 1815-1865, Paris,

Amsterdam z.j. Kuiper, J. Geschiedenis van het godsdienstig en kerkelijk leven van het Nederlandsche

volk 100 v. Chr. – 1903, G.F. Callenbach, Nijkerk 1903 Lindeman, L. Het nationalisme van de NSB Een documentatie over het tijdvak einde 1931-zomer 1939, Uitgave Nenasu, Leiden z.j. Lingbeek, C.A. Herinneringen uit den tijd der Doleantie, P.J. Jansen, Leiden 1929 Locher, dr. G.F.D. Dr. J.C.S. Locher over Nationalisme en Nationaalsocialisme, Stichting

Vrienden van Dr. H.F. Kohlbrugge, Ommen 1981 Loosjes, M. Naamlijst van predikanten, hoogleeraren en proponenten der Luthersche

Kerk in Nederland Biographie en Bibliographie, Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage 1925

Mackay, dr. E. Gedenkstenen in de Jordaan Opstellen over geschiedenis, traditie en cultuur,

Uitgeverij Groen, Heerenveen 2000 Meier, Fik Lessen in beschaving, Uitgeverij Athenaeum Polak & Van Gennep, Amsterdam 2008 Meijering, E.P. Een eeuw denken over Christelijk geloven Van Roessingh, via Schilder tot

Kuitert, Uitgeverij Kok, Kampen 1999 Meyers, Jan Mussert, een politiek leven, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2005 Munster, H.A. van (vert.) Kierkegaards Redevoeringen, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1959 Mussert, Anton Nagelaten bekentenissen verantwoording en celbrieven van de NSB-leider,

bezorgd en ingeleid door Gerard Groeneveld, Vantilt, Nijmegen 2005 Nauta, prof. dr. D. (e.a.) Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse

Protestantisme, (deel 3) Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, Kampen 1988 N.N. Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging, Wat de NCSV wil, Wat de NCSV doet, Wat de NCSV noodig heeft, Uitgave bestuur NCSV, z.p. 1927 N.N. Dr. A. Kuyper in tegenspraak met Groen van Prinsterer. Een waarschuwend

woord voor de verkiezing van 1891 door een hervormd predikant, Amsterdam 1891

Noordijk, G.D. Een onbegrepen denker Gedachten van dr. Ph. J. Hoedemaker uit zijn werken bijeenverzameld en systematisch gerangschikt, H. Veenman en Zonen, Wageningen 1927 Oud, P.J. Honderd jaren Een eeuw van staatkundige vormgeving in Nederland 1840-

1940, Van Gorcum & Comp. N.V. Dr. H.J. Prakke & H.M.G. Prakke, Assen 1961

Page 99: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

99

Roon, Ger van Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen 1973

Salemink/van Dijk ‘Omdat het slechts om politiek gaat’ De machtsovername door de nazi’s in

1933 als keerpunt van het politieke christendom, Academische Uitgeverij Amersfoort BV, Amersfoort 1986

Scheers, G.Ph. Philippus Jacobus Hoedemaker, (herdruk 1939), Uitgeverij J.J. Groen en Zoon, Leiden 1989 Schilder, prof. dr. K. “Geen duimbreed!” Een synodaal besluit inzake ’t lidmaatschap van de

N.S.B. en C.D.U., J.H. Kok N.V., Kampen 1936 Schram, dr. P.L. Willem van den Bergh 1850-1890, Uitgeverij Ton Bolland, voorheen H.A. van Bottenburg B.V., Amsterdam 1980 Schokking, J. Dr. Ph. J. Hoedemaker, Gedenkboek ter gelegenheid van zijn veertigjarige

ambtsbediening, A.L. de Vlieger, Leiden 1908 Schutte, dr. G.J. De geschiedenis aan het volk verteld Populaire protestants-christelijke

geschiedschrijving in de negentiende en twintigste eeuw, Uitgeverij Verloren, Hilversum 2008

Spengler, Oswald Der Untergang des Abendlandes Umrisse einer morphologie der

Weltgeschichte Erster Band Gestalt und Wirklichkeit, C.H. Beck’sche Verlagsbuchhandlung Oskar Beck, München 1923

Spengler, Oswald Der Untergang des Abendlandes Umrisse einer morphologie der

Weltgeschichte Zweiter Band Welthistorische Perspektiven, C.H. Beck’sche Verlagsbuchhandlung Oskar Beck, München 1922

Spengler, Oswald Pessimismus, Verlag von Georg Stilfe, Berlin 1922 Spijker, dr. W. van’t (red.) Inleiding tot de studie van het Kerkrecht, Uitgeversmaatschappij J.H. Kok,

Kampen 1992 Spijker, dr. W. van’t (e.a.), Het puritanisme Geschiedenis, theologie en invloed, Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer 2001 Stam, ds. P.J. Hermann Friedrich Kohlbrugge Een licht des vuurs bij nacht, Uitgeverij De

Groot Goudriaan, Kampen 1988 Stolk, D. Dr. K.H. Roessingh en zijn theologie, doctoraal scriptie

dogmengeschiedenis, Theologische Universiteit der Gereformeerde Kerken, Kampen 1978

Tijssen, H. Een getuigende geus Ds. C.A. Lingbeek (1867-1939) Strijder voor den Staat

met den Bijbel, H. Tijssen, Kampen 2007 Touw, ds. H.C. Het verzet der Hervormde Kerk, Boekencentrum N.V., ’s-Gravenhage 1946

(2 delen) Valen, L.J. van Naftali, een losgelaten hinde De strijd en het lijden van de Schotse Kerk, Den Hertog B.V., Houten 1992 Veen, J.M. van Nathan Söderblom, Leven en denken van een godsdiensthistoricus, H.J.

Paris, Amsterdam 1940 Venema, Adriaan Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie, Arbeiderspers, Amsterdam 1989

Page 100: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

100

Vossen, Koen Vrij vissen in het Vondelpark, Kleine politieke partijen in Nederland 1918-1940, Uitgeverij Wereldbibliotheek bv, Amsterdam 2003

Vree, Frank van (red.) Volkseigen Ras, cultuur en wetenschap in Nederland 1900-1950,

Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, Zutphen 2000 Vries, B.M.A. de (red.) Van agrarische samenleving naar verzorgingsstaat Demografie, economie,

maatschappij en cultuur in West-Europa 1450-2000, Martinus Nijhoff uitgevers, Groningen 2000

Vriesinga, Rijk Plaatsingslijst van het archief van H.C. Touw (1928-1968), Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Amsterdam 1998 Winkel, Hans te De Orde van getuigen van Christus Een eerste beschrijving, Scriptie Kerkelijk examen theol. fac. Universiteit van Amsterdam (UvA), Amsterdam 1983 Wolffram, Dirk Jan Om het Christelijk karakter der natie Confessionelen en de modernisering

van de maatschappij, Het Spinhuis, Amsterdam 1994 Woudenberg, Johan A. Uw Koninkrijk kome Het Utrechtsch Studenten-Zendingsgezelschap Eltheto

He Basileia Sou (1846-1908), Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer 1994 Zweig, Stefan De wereld van gisteren Herinneringen van een Europeaan, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam 2007

Page 101: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

101

Lijst van geraadpleegde artikelen Admirant, drs. M. den ‘Kohlbrugge en de Boissevains (I)’, in: Ecclesia (2000), juli/nr. 14, 107-108. Admirant, drs. M. den ‘Kohlbrugge en de Boissevains (II, slot)’, in: Ecclesia (2000), augustus/nr.

17, 130-131. Boissevain, dr. W. Th. ‘Christendom en cultuur’, in: Vox Theologica 3(1932), mei/no. 6, 146-154. Boissevain, ds. W. Th. ‘Wie zijn er schuldig aan den kruisdood van Jezus?’, in: Troffel en Zwaard

22(1919), N.V. Boekdrukkerij v/h Van Nifterik Hz., (Leiden 1919), 81-98 en 148-167.

Boissevain, dr. W. Th. ‘Een Christelijke Staat’, in: Eltheto, 90(1936), juni/no. 9, 347-353. Boissevain, dr. W. Th. ‘De dogmatische beteekenis van Dr. Ph. J. Hoedemaker’, in: Vox Theologica, 10(1939), augustus/no. 1, 7-14. Boissevain, dr. W. Th. ‘Kerk en gemeente’, in: Vox Theologica, 4(1933), maart/no. 5, 106-113. Boissevain, dr. W. Th. ‘Openbaring en cultuur’, in: Onder Eigen Vaandel, 8(1934), 285-303. Boom, Bart van der ‘De lokroep van de beweging De NSB beloofde een nieuwe wereld en een nieuwe mens’, in: Historisch Nieuwsblad (2007) mei/no. 4, 30-36. Groeneveld, Gerard ‘Jo van Ham (1892-1985) Censor van de Nieuwe Orde’, in: Nieuw Letterkundig Magazijn, jaargang 10. Haitjema, Th. L. ‘Evangelische Katholiciteit’, in: Onder Eigen Vaandel, 6(1931), oktober/no. 4, 290-308. Heer, ds. J.M.D. de ‘De leegte van het modernisme Dr. Van Driel ontsluit met historische opstellen onbekende periode’, in: Reformatorisch Dagblad, (2007), 24 oktober, 19.

Heering, G.J. ‘Levensbericht van Prof. Dr. K.H. Roessingh. (11 Maart 1886-29 October 1925)’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, (1926), 52-57.

Jong, Klaas-Willem de ‘Inventaris van het archief van de Liturgische Kring’, in: Lectiones 4(2000), 75-94.

Kromsigt, dr. J. Ch. ‘De strijd om het Woord Gods’, in: Hervormd Weekblad De Gereformeerde Kerk, 45(1933), 19 januari/no. 2311, 121-122.

Kromsigt, dr. J. Ch. ‘Over Kuyper en Hoedemaker’, in: Hervormd Weekblad De Gereformeerde

Kerk, 45(1932), 8 december/no. 2305, 75-77. Meyers, J. ‘Mussert in opmars: de beste jaren van de NSB (1932-1935)’, in: Maatstaf, 29(1981), augustus/september/no. 8/9, 150-163. Post, J.S. ‘Door de gemeente geroepen tot het ambt en mitsdien door God’, in: Vox

Theologica, 2(1931), mei/no. 6, 17-21. Rasker, dr. A.J. ‘Dr. Wilhelm Theodor Boissevain, van Hoedemaker-leerling tot nationaal-

socialist’, in: Nederlands Theologisch Tijdschrift, 23(1968-1969), februari/3e aflevering, 204-220.

Ruler, dr. A.A. van ‘De kansen der Kerk’, in: Vox Theologica, 2(1931), januari/no. 4, 24.

Page 102: Tussen avondrood en zonsondergangmembers.ziggo.nl/boissevain/Scriptie Theodoor Boissevain.pdf · De belangstelling voor (kerk)geschiedenis dateert uit mijn jeugdjaren. De geschiedenisverhalen

102

Ruler, dr. A.A. van ‘In den strijd om een nieuwe theologie’, in: Vox Theologica, 4(1932), oktober/no. 2, 34-37.

Schaik, A.H.M. van ‘Brom, Gerardus Bartholomeus (1882-1952)’, in: Biografisch Woordenboek

van Nederland (deel 2), Den Haag 1985, 2. Tijssen, H. ‘Dr. Ph.J. Hoedemaker en artikel 36’, in: In het Spoor, 31(2007), oktober/no.

4, 177-187. Tijssen, H. ‘Een getuigende geus!?-1- Ds. C.A. Lingbeek en zijn Hervormde

(Gereformeerde) Staatspartij’, in: In het Spoor, 28(2004), juli/no. 3, 129-136. Tijssen, H. ‘Een getuigende geus!?-2- Ds. C.A. Lingbeek (HGS) versus ds. G.H.

Kersten (SGP)’, in: In het Spoor, 28(2004), december/no. 5, 233-242.

Archieflijst De Gereformeerde Kerk (1907-1918) Eltheto, Uw koninkrijk kome (NCSV) (1908-1940) Evangelie en volk (1938-1941) Hervormd Weekblad ‘De Gereformeerde Kerk’ (1918-1940) Jaarverslagen van de Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging (NCSV) (1918-1940) Leidsch Predikbeurtenblad (1918-1940) Onder eigen Vaandel (1926-1942) Troffel en Zwaard (1908-1919) Vox Theologica (1929-1940) Notulen algemene kerkenraad Leiden (1918-1945) Notulen kerkenraad Nederlandse Hervormde gemeente Wilhelminadorp (1907-1918) Bibliotheek Protestantse Theologische Universiteit Kampen Bibliotheek Theologische Universiteit der Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) Kampen Gemeentearchief Goes Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) Amsterdam Regionaal Archief Leiden