Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6....

66
Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir. JAN ROTMANS Transitieagenda voor Nederland

Transcript of Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6....

Page 1: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

Transitieagenda voor NederlandInvesteren in duurzame innovatie

Prof. dr. ir. JAN ROTMANS

Prof.dr.ir. Jan Rotmans (1961) is een maatschappelijk gedreven wetenschapper, met ruim 200 publicaties op

het gebied van klimaatverandering, duurzaamheid, transities en transitiemanagement. Na zijn promotieonder-

zoek en zijn werk bij het RIVM werd hij in 1992 hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht en richtte daar het

onderzoeksinstituut ICIS op. In september 2004 startte hij het onderzoeksinstituut DRIFT: Dutch Research

Institute For Transitions en werd hij hoogleraar op het gebied van transities en transitiemanagement aan de

Erasmus Universiteit Rotterdam. Om Nederland duurzamer te maken heeft hij in 2007, samen met andere

koplopers, de stichting Urgenda opgericht, waarvan hij voorzitter is.

www.janrotmans.nl | www.drift.eur.nl | www.urgenda.nl

Transitieagen

da vo

or N

ederlan

dProf. dr. ir JA

N RO

TMA

NS

Page 2: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

Transitieagenda voor NederlandInvesteren in duurzame innovatie

Prof. dr. ir. JAN ROTMANS

Page 3: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

Productie

Annelies Bol (KSI & Urgenda)

Tekst

Prof. dr. ir. Jan Rotmans

Hans Horsten (redigeren teksten)

Fotografie

Joep Lennarts

Illustraties

KuiperCompagnons, Rotterdam

Grafische vormgeving

Annemarike Pieterse (i am – Grafische vormgeving,

Amsterdam)

Grafische productie

Petra de Boer (Ecodrukkers, Nieuwkoop)

Druk

Ecodrukkers, Nieuwkoop

Juni 2010

ISBN 978-90-9025499-9

Dit is een uitgave van

Kennisnetwerk Systeeminnovaties en transities (KSI)

p/a DRIFT

Faculteit der Sociale Wetenschappen (M5-26)

Erasmus Universiteit Rotterdam

PO Box 1738, 3000 DR Rotterdam

www.ksinetwork.nl

Page 4: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

3

Inhoudsopgave

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

1 . Transitie van de Zorgsector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

2 . Transitie van de Bouwsector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19

3 . Transitie van de Energievoorziening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29

4 . Transitie van het Mobiliteitssysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39

5 . Transitie naar een duurzame economie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51

Lessen uit de transitietheorie en praktijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61

Muzikale vertaling van wetenschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63

Page 5: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

4

Page 6: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

5

Nederland is een land zonder richting. Een land zonder

wenkend toekomstperspectief en zonder de bezieling om

dat te realiseren. In deze tijden van crises is de behoefte aan

een richtinggevende toekomstoriëntatie groter dan ooit.

Duurzaamheid kan een richtsnoer vormen voor zo’n toekomst-

oriëntatie. Wat verstaan wij in Nederland onder een duurzame

samenleving? En onder een duurzame economie? Waar de

huidige economie uitgaat van economische waarden, zoals

groei, efficiëntie, doelmatigheid en welvaart gaat een duur-

zame economie uit van andere waarden, zoals kwaliteit,

leefbaarheid, diversiteit en welzijn.

Een oriëntatie op een ander type economie en ander type

samenleving vergt een transitie. Een ingrijpend proces van

verandering van structuur, cultuur en werkwijze. Het vraagt

om verbeeldingskracht en veranderingsmacht, het vraagt om

een lange termijn visie en om een vernieuwingsproces om dat

te realiseren. Het vraagt bovenal om een ander soort agenda.

Een hervormingsagenda, gericht op korte én op lange termijn,

op radicale hervorming van onze maatschappelijke sectoren,

op het opbouwen van nieuwe instituties.

De huidige agenda wordt bepaald door de korte termijn en

staat sterk onder invloed van de huidige bezuinigingen als

gevolg van de financieel-economische crisis. Bezuinigen is

nodig om ons financieel huishoudboekje op orde te krijgen.

Maar juist in deze tijden van bezuinigingen moet fors worden

geïnvesteerd in een duurzame economie. Dit levert structurele

economische groei op en veel werkgelegenheid. Een puur

bezuinigingsbeleid zou ons rechtstreeks naar de volgende crisis

leiden, aangezien dergelijk beleid de onderliggende systeem-

crisis ongemoeid laat.

Daarom omvat dit boekje een transitieagenda, oftewel een

hervormingsagenda. Deze agenda bevat voor een aantal

sectoren (bouw, energie, zorg, mobiliteit) een probleemanalyse,

een wenkend perspectief, transitiepaden vanuit dat perspectief

naar het heden (en weer terug) en een investeringslijst met

acties, projecten, impulsen om tot een snellere verduurzaming

van de betreffende sectoren te komen. Daarnaast is een

verhandeling toegevoegd rondom spelregels voor een nieuwe,

duurzame economie, met kansrijke duurzame economische

niches die de kiemen kunnen vormen voor de transitie naar

een duurzame Nederlandse economie.

Inleiding

Page 7: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

6

Page 8: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

7

Naar de sectoren die in dit boekje zijn behandeld, is de

afgelopen zes jaar veel onderzoek gedaan door KSI, het

Kennisnetwerk Systeem Innovaties en transities. De afgelopen

zes jaar heeft KSI multi- en interdisciplinair onderzoek gedaan

naar transities en systeeminnovaties. Dit heeft een schat aan

kennis opgeleverd. Dit boekje is een aggregaat van alle

opgedane kennis en is bedoeld voor een breed publiek. Het is

een vertaling van de wetenschappelijke transitiekennis die is

ontwikkeld voor de bouwsector, de energievoorziening, de

langdurende zorg en de mobiliteitssector. Inclusief achterlig-

gende transitiepatronen, paden, visies en strategieën. Voor

diegenen die in de schatkamer van transitiekennis willen

duiken zij verwezen naar www.ksinetwork.nl.

Nederland was ooit koploper op het gebied van (duurzame)

innovatie. Die positie zijn we allang kwijtgeraakt. We staan

momenteel ergens in de middenmoot, een positie Nederland

onwaardig. Deze hervormingsagenda kan er hopelijk aan

bijdragen dat Nederland weer de weg omhoog vindt op het

gebied van duurzame innovatie. Een mooie transitie in

zichzelf: van middenmoter naar koploper.

Ten slotte dank aan Hans Horsten voor de bewerking van de

tekst, Annelies Bol voor de vormgeving en aan mijn ‘brothers

in arms’ John Grin, Johan Schot en Marjan Minnesma.

Page 9: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

8

Page 10: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

9

Transitie analyse

Onze gezondheidszorg1 lijkt op het eerste gezicht één onafge-

broken succesverhaal, een aaneenschakeling van medische

vooruitgang die haar hoogtepunt bereikte eind jaren zestig van

de vorige eeuw. Vanaf dat moment ontstaan steeds meer

haarscheurtjes in het zorgsysteem en rijzen er twijfels over de

houdbaarheid van het systeem. Vanaf eind jaren zeventig is

kostenbeheersing van de gezondheidszorg een periodiek

terugkerend thema in de politiek, wat uiteindelijk resulteert in

de introductie van het nieuwe zorgverzekeringsstelsel.

Het groeiende gevoel van onvrede en onbehagen gaat echter

niet zozeer over de financiële houdbaarheid van de gezond-

heidszorg, maar juist over de frustraties en verwarring bij

zorgvragers die zich niet meer als mens verzorgd voelen en die

verdwalen in de zorg. Bij zorgverleners die zich steeds verder

beknot voelen in het uitoefenen van hun vak en wier bezieling

geen ruimte krijgt. Deze spanningen zijn symptomen van

fundamentele weeffouten in het zorgsysteem. De aard en

oorzaken van deze weeffouten zullen we hieronder kort

beschrijven. Eerst op het niveau van symptomen, vervolgens

analyseren we de diepte van de persistentie2.

De huidige crisis in de gezondheidszorg wordt in de media

opzichtig en frequent geïllustreerd via het oprakelen van

incidenten. De uit het lood geslagen topinkomens van zorg-

managers en medisch specialisten, wachtlijsten waar maar

geen einde aan lijkt te komen, verstarring bij zorgaanbieders,

professionals die zich ‘productiemachines’ voelen en almaar

stijgende kosten en dalende tevredenheid. Achter de schreeuw-

ende krantenkoppen schuilt groot en klein leed. Door de

toenemende fragmentatie, bureaucratisering en marktdruk

verdwalen veel zorgvragers in een doolhof van regels, protocol-

len en structuren en weten mensen met problemen het juiste

loket niet te vinden. Als men zijn weg eenmaal heeft gevonden

ervaart men binnen dit systeem vaak een kille, rationele en

reductionistische benadering. Zorgprofessionals proberen het

gebrek aan warmte te compenseren, maar ervaren te weinig

ruimte voor maatwerk of creatieve oplossingen. Zij hebben het

gevoel klem te zitten en 40% van de verplegenden en verzor-

genden overweegt dan ook om de zorg te verlaten. Het midden-

kader van zorgorganisaties probeert meer grip te krijgen op de

complexe regelgeving door zaken in detail te regelen en te

managen. Dit heeft een averechts effect op de zorgprofessional

die daardoor nog minder manoeuvreerruimte krijgt. Op

Transitie van de Zorgsector

Page 11: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

10

strategisch niveau verkeren veel zorgorganisaties in verwarring:

zijn ze nu een bedrijf, een maatschappelijke organisatie of over-

heidsinstelling? Ook de samenwerking tussen zorgorganisaties

en andere partijen verloopt moeizaam. De zorgsector als geheel

is hierdoor op diverse niveaus richtingloos. Er wordt door de

overheid vooral ingezet op kostenbeheersing en het landelijke

beleid wordt vooral gevoerd op incidenten en symptomen.

Achter deze symptomen gaan hardnekkige problemen schuil

die hun wortels hebben in weeffouten in het zorgsysteem. De

structuur (hoe de zorg is georganiseerd) is wijdvertakt met een

fijnmazig zorgregime, hiërarchisch, bureaucratisch, technolo-

gisch georiënteerd en specialistisch van aard. De structuur

bevordert en ondersteunt specialisatie met als achterliggende

gedachte dat goede gezondheidszorg diepgaande, specifieke

kennis en kunde vraagt. De specialisatie is veelal naar

orgaan(groep) of ziekte. De specialisaties vindt men in een

ziekenhuis (oncologie, urologie, psychiatrie etc.), maar ook bij

medische vakverenigingen, medisch onderwijs. Zelfs de

patiëntenverenigingen zijn rond deze specialisaties georgani-

seerd. De cultuur is er één van sterke autonomie en grote

autoriteit, dominantie van specialisten en andere artsen en

gezagsgetrouwe medewerkers.

Artsen zijn op sleutelposities in de hele zorgsector te vinden en

domineren vrijwel alle medische keuzes, het medisch onder-

wijs en onderzoek. De enorme vooruitgang in medische

technologie, behandelmethoden en beroepsattitude van artsen

voeden het behandelingsimperatief dat de geneeskunde

mensen van hun kwalen, ziektes of pijn afhelpt. Dit maakt dat

de kosten in het individuele geval volledig ondergeschikt zijn

aan de eventuele genezing. De werkwijze is klassiek, aanbod-

gedreven en klacht georiënteerd. Elke klacht wordt herleid tot

een afwijking van het referentiegestel van de patiënt, waarna

een behandeling volgt die zich richt op het corrigeren van de

afwijking, waarbij symptomen de route aangeven.

De hier beschreven structuur, cultuur en werkwijze is diep

ingesleten en verstard. Het heeft geresulteerd in een zorgsys-

teem waarbij medische maakbaarheid centraal staat. Gezond-

heid is het hoogste goed, specialisten worden als hoeders van

de gezondheid op een voetstuk gezet door burgers. De diepe

wortels van de structuur, cultuur en werkwijze zijn gebaseerd

op angst en wantrouwen. De mens zit vast in de houdgreep

van het zorgsysteem dat hij zelf heeft gecreëerd3. Het in stand

houden van het zorgsysteem is een doel op zich geworden. De

collectieve waarden van het zorgsysteem (doelmatigheid,

efficiëntie, geld) staan haaks op de individuele waarden van de

mens (aandacht, vertrouwen, kwaliteit).

Hierdoor zijn een aantal essentiële verbindingen verbroken:

tussen professional en patiënt, tussen management en de

werkvloer, tussen financiering en inhoud, tussen lichaam en

geest en tussen gezondheid en welzijn/arbeid/sport. In essentie

is de relatie tussen zorgverlener en zorgvrager, die gebaseerd

zou moeten zijn op vertrouwen, intimiteit, passie, aandacht en

bezieling, verworden tot de relatie tussen een leverancier en

Page 12: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

11

cliënt die gekenmerkt wordt door doelmatigheid, efficiëntie,

budgettering en bovenal kostenbeheersing.

Al met al kunnen we constateren dat het zorgsysteem belang-

rijker is geworden dan de mens, dat beheersen belangrijker is

geworden dan leven, dat vandaag belangrijker is dan morgen

en dat cijfers belangrijker zijn dan mensen. Het zorgsysteem is

– ondanks alle goede bedoelingen en successen uit het

verleden – een moloch op lemen voeten geworden.

Deze systeemcrisis in de zorg noopt tot een fundamentele

systeemvernieuwing. Alleen verbeteren helpt niet, daarvoor is

de systeemdwang te sterk. Het huidige zorgsysteem dient te

worden afgebroken en een nieuw zorgsysteem dient te worden

opgebouwd. Uiteraard kan dit niet in één keer maar zal dit stap

voor stap moeten plaatsvinden: een evolutionaire revolutie in

de zorg.

Transitie fase

Er is een groeiend besef onder een beperkte groep actoren in de

zorg dat ook na de forse stelselherzieningen van de afgelopen

jaren, nog veel ingrijpender wijzingen nodig zijn. Dat tekent de

lange weg die nog te gaan is. Naar schatting bevindt de

gezondheidszorg zich halverwege de voorontwikkelingsfase

van de benodigde transitie. Daarvoor is een aantal indicaties te

geven. Zo is er nog geen breed gedeelde urgentie dat een

radicale systeemvernieuwing noodzakelijk is. Ook is er geen

eenduidige richting aan te geven voor de toekomstige zorg. De

professionals willen vaak terug naar het oude stelsel, waarbij

geld geen rol speelt, ze hun autonomie behouden en zich dus

volledig aan hun ‘eigenlijke’ werk wijden. Tegelijk willen veel

managers en beleidsmakers marktmechanismen en kwaliteits-

zorgsystemen invoeren. Dit leidt tot een groeiende kloof tussen

de twee groepen, waarbij de professionals steeds meer ‘manage-

mentmoe’ raken. Slechts een beperkte groep mensen zoekt

naar een oplossing waarbij het grote perspectief (w.o. kostenbe-

heersing), het kleine perspectief van de patiënt en de dagelijkse

praktijk van de zorg samenkomen.

Ook is er nog niet echt een alternatief voor het huidige

zorgregime. Een niche-regime binnen de zorg is dat van de

‘alternatieve geneeswijzen’. In de laatste decennia van de

twintigste eeuw hebben deze een periode van groei en

gedeeltelijke erkenning meegemaakt. Sinds de jaren 80 en 90

vergoeden veel verzekeraars homeopathische en andere

alternatieve geneeswijzen geheel of gedeeltelijk. Voor een

kleine groep Nederlanders is het een daadwerkelijk alternatief

voor de geneeskunde, voor een veel grotere groep Nederlanders

een aanvulling op de reguliere geneeskunde. Toch beslaat het

slechts een fractie van de middelen (paar procent van de

zorguitgaven) en lijkt het vooral complementair in plaats van

een vervanging van het regime.

Page 13: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

12

De opkomende marktwerking binnen de zorg heeft ook een

vervreemdend effect, wat wordt geïllustreerd door termen als

‘zorgconsument’, ‘klant’, ‘persoonlijk zorgbudget’ en ‘Diagnose

Behandeling Combinatie (DBC)’. Het maakt de patiënt meer

verantwoordelijk en leidt tot meer keuzevrijheid, al is die in de

praktijk zeer beperkt. Een markt gaat immers uit van een

zekere gelijkwaardigheid tussen vragers en aanbieders.

Anderzijds versterkt het de standaardisatie. Het beste voorbeeld

hiervan is het DBC-stelsel, waarbij een product op de zorg-

markt gelijk wordt gesteld aan een specifieke diagnose en

behandeling. Dit staat weer haaks op de toenemende diversiteit

en integrale gezondheidsbenadering. In die zin versterkt de rol

van marktwerking eerder het huidige zorgsysteem dan dat het

leidt tot een systeemvernieuwing.

Een ander probleem is dat de huidige zorg nog te weinig inzet

op preventie, ook omdat het onaantrekkelijk is vanuit een

kosten-baten perspectief. De nadruk ligt nog steeds op curatie.

Toch wordt preventie in de toekomst steeds belangrijker. Dit

omdat de huidige zorg vooral aanbod- en niet vraag gestuurd is.

Overigens is lang niet altijd duidelijk wat men onder vraagstu-

ring verstaat: patiënt gestuurd, consument gestuurd of probleem

gestuurd? Ook hier weer een diversiteit aan mogelijkheden.

Al deze ingesleten patronen laten zien hoe lang het duurt

voordat de transitie is gerealiseerd naar een nieuw, duurzaam

zorgsysteem dat voldoet aan de eisen van de 21ste eeuw (zie

figuur). Al dertig jaar sleutelen we aan het zorgsysteem, maar

dat graaft zich meer en meer in. Het is daarom goed eerst een

paar stappen terug te doen naar de basis van de zorg en het

huidige zorgsysteem ‘wegdenken’. Dat verschaft ons ruimte en

vrijheid om na te denken over een nieuw zorgsysteem. Binnen

het Transitieprogramma Langdurende Zorg heeft een 15-tal

koplopers (friskijkers en dwarsdenkers) uit de zorg dit diep-

gaand gedaan. Een inspirerende, lange termijn visie met

achterliggende streefbeelden en transitiepaden. Hierna volgt

een beknopte weergave van deze visie, beelden en paden. Voor

een uitgebreide versie zie het boekje over mensenzorg4.

Duurzaam zorgsysteem

1980 2010 2050

Voorontwikkeling

Figuur xx Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Acceleratie

Stabilisatie

Huidige situatie

Figuur

Page 14: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

13

Visionaire Opgave voor de Zorg

De ontwikkelde visie op de toekomstige langdurende zorg

bestaat uit drie pijlers: mensgericht, economisch houdbaar en

maatschappelijk ingebed. Een mensgerichte zorg neemt de

heelheid van de mens als uitgangspunt en stelt de eigen

leefomgeving centraal. Kleinschalige zorg, waarbij de mens de

regie in eigen handen heeft, met een eigen zorgbudget. Zorg

moet zich richten op het leven zelf en zoveel mogelijk uitgaan

van de zelf- en samenredzaamheid van mensen. De relatie

tussen zorgverlener en zorgvrager is de menselijke brug

waarlangs zorg vorm krijgt. In deze relatie is voldoende tijd en

ruimte voor ontmoetingen, zodat er weer echt contact mogelijk

is tussen zorgverlener en zorgvrager, op basis van aandacht,

warmte en vertrouwen.

Een economisch houdbare zorg schept waarde met een gezonde

samenleving als uitgangspunt. Een zorg die niet alleen gericht

is op het reduceren van behandelkosten (‘hoeveel kost de zorg

de maatschappij?’), maar op het investeren in een gezonde

samenleving (‘wat levert de zorg de maatschappij op?’). Een

systeem dat niet scheeftrekt naar de cure, maar waarin cure,

care en preventie in balans met elkaar verbonden zijn.

Maatschappelijke zorgverleners leveren de gevraagde diensten

op maat, waarbij preventie loont omdat gezondheid economi-

sche en maatschappelijke waarde schept. Nieuwe beroepen zijn

opgekomen, zoals de stressbehandelaar, mental coach en

persoonlijk gezondheidsadviseur. Zorgregisseurs hebben een

belangrijke rol en specialisten zijn onderaannemer geworden

van deze zorgregisseurs.

Een maatschappelijke ingebedde zorg gaat uit van een gezonde

samenleving als basis en is verweven met de rest van de

samenleving. De muren rondom het medische bolwerk zijn

verdwenen. Zorg, welzijn, sport, arbeid en leefstijl lopen sterk

in elkaar over. Iedereen kan een micro-zorgsysteem om zich

heen creëren met eigen verbanden. Dit systeem is ingebed in

open gemeenschappen waarin zorgzaamheid een algemene

levenshouding is.. Deze gemeenschappen vormen een belang-

rijke schakel tussen de micro-omgeving van de zorgvrager en de

macro-wereld die ver weg is. Op individueel niveau is de

persoonlijk medisch assistent een belangrijke schakel en op

gemeenschapsniveau de maatschappelijke zorgondernemingen.

Het streefbeeld voor mensen gaat over zelfzorg en samenred-

zaamheid. Zorgen voor onszelf, voor anderen en voor onze

omgeving is een tweede natuur geworden. Hierdoor ontstaat

een fysiek, psychisch, sociaal en mentaal meer gezonde en

weerbare bevolking. Er bestaat een grote en vitale rijkdom aan

sociale verbanden, die uiteenlopende vormen van zorg aan

elkaar verlenen. Nieuwe zorggemeenschappen ontstaan in

buurten en wijken, maar ook virtueel. Mantelzorgers, beken-

den en buren helpen op diverse gebieden.

Het streefbeeld voor organisaties gaat over pro-actieve zorgorgani-

saties die zelf- en samenredzaamheid stimuleren. De gezondheids-

Page 15: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

14

ondernemingen stellen de relatie met haar zorgvragers centraal en

al het andere is daaraan dienstbaar. Deze zorgondernemingen

bieden zoveel mogelijk ruimte aan gemotiveerde zorgprofessionals

en sturen op kwaliteit met stapsgewijze veranderingen. Zij zijn

experts op hun eigen terrein: hun opleiding, kennis en ervaring

en voortdurende verdieping maken hun oordeel over klachten en

behandelingen superieur. Ze werken binnen gemeenschappen van

vakgenoten die elkaar scherp houden. Ze luisteren goed naar de

zorgvragers en zijn met hen gelijkwaardig, maar niet gelijk.

Zorgprofessionals mogen naar eigen inzicht beslissingen nemen

en hebben de vrijheid af te wijken van richtlijnen. Ze behandelen

niet iedereen precies hetzelfde, maar doen juist recht aan de

uniekheid van ieder individu.

Op samenlevingsniveau is het streefbeeld een zorgzame

maatschappij, waarin sectoren en organisaties een eigen

verantwoordelijkheid nemen om te zorgen voor gezonde

mensen en een schone omgeving. Ze maken hier werk van,

vanuit een visie op maatschappelijk verantwoord ondernemen

en vanuit de zorgplicht die ze naar zorgvragers, medewerkers en

anderen voelen. Ze werken daarbij zoveel mogelijk preventief

en omgevingsgericht. Hierdoor gaat de zorg nauwer en in

nieuwe vormen met andere sectoren samenwerken en past de

zorg relevante expertise van andere sectoren toe. Op systeem-

niveau wordt zoveel mogelijk niet-gedaan en niet-geregeld. Het

overheidssysteem vormt de ruggengraat voor een aantal

collectieve principes, niet meer en niet minder. Het stelsel biedt

veel ruimte om te experimenteren en te leren.

Transitiepaden naar de zorg van de toekomst

Om dit zorgperspectief te kunnen realiseren worden

mogelijke toekomstpaden verkend. Rondom het streefbeeld

voor zelfzorg en samenredzaamheid zijn de volgende transitie-

paden ontwikkeld: kennis is regie (fijnvertakte kennisonder-

steuning met raad en daad), emanciperende technologie

(empoweren van mensen door de informatie- en communica-

tietechnologie), begeleiding door nieuwe beroepen (levensstijl-

begeleiders, wijkverplegers nieuwe stijl), bewust leven (eten,

bewegen en rusten), innerlijk beleven (bronnen van troost,

kracht en wijsheid), gesteunde vrijwilligers (vrijwillige en

informele vormen van zorg), waarde van zorgen voor elkaar

(zorgen voor elkaar is goed voor eigenwaarde), sociaal

duurzame wijken.

Rondom het streefbeeld voor organisaties zijn de volgende

transitiepaden verkend: werken met gedeelde waarden (vak-

manschap, zorgzaamheid en zorgvuldigheid), zelfsturende

teams met veel verantwoordelijkheden en heldere kaders en

instrumenten, nieuw management op kwaliteit (kwaliteitsstu-

ring voor zorgvisie en strategie en organisatie- en besturings-

model), centrale figuren en warme overdrachten (zorgprofessio-

nals als centrale contactpersonen voor zorgvragers en die zoveel

mogelijk zelf helpen en afhandelen), integrale samenwerking

en afstemming tussen disciplines, dienstverlenen in netwerken

(netwerken van verschillende typen dienstverleners die in staat

zijn maatschappelijke meerwaarde te creëren), leiden, onderne-

Page 16: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

15

men en innoveren (maatschappelijke zorgondernemingen

worden geleid door breed ontwikkelde mensen).

En het maatschappelijke streefbeeld is voorzien van de

volgende paden: ruimtelijke ordening voor mensen (gezond-

heid is centrale waarde bij het ontwerp en de inrichting van de

ruimte), gezondmakende gebouwen (gebouwen als belangrijke

factoren voor het welbevinden van mensen), natuur als

vitamine groen (natuur heeft diverse gezondheidsbevorderen-

de functies), gezonde levensloopbanen (brede manier van

kijken naar werk en gezondheid en naar gezond ondernemen),

sociale zekerheid als springplank (sociale context van patiën-

ten als uitgangspunt en inbedding van zorg in huisvesting,

welzijn en onderwijs), experimenteerruimte (vooral mentale

ruimte en ‘regelruimte’ zijn nodig voor zorginnovatie),

ontregeling (controle los laten zonder dat het ontaardt in chaos

of onrechtvaardigheid), machtsverschuiving naar mensen (het

‘empoweren’ van zorgvragers en van zorgprofessionals) en

sturen op meerwaarde (sturing op toegevoegde waarde voor de

maatschappij i.p.v. op kostenbeheersing).

Rondom deze toekomstpaden moeten allerlei partijen op

allerlei niveaus de komende jaren aan de slag. Mensen kunnen

hun vrijheid op het zorgsysteem terugwinnen door zich meer

en beter op kleine schaal zelf te organiseren, professionals

kunnen hun autonomie terugeisen en weer ruimte krijgen voor

aandacht en maatwerk. Zorgaanbieders kunnen dat gaan

faciliteren en weer ondernemend worden, wat iets heel anders

is dan zorg als een gewone markt zien. Politiek en overheid

kunnen ruimte bieden aan mensen. Als samenleving kunnen

we niet langer onze problemen op de zorg afwentelen. Dat

betekent dat andere sectoren zoals het onderwijs, het bedrijfs-

leven, de ruimtelijke ordening, bouwen en wonen, gezondheid

veel meer gaan verweven in hun primaire proces.

Transitieagenda voor de Zorg

Meer koplopers, volgers, experimenten en centen zijn nodig in

de nog kwetsbare fase waarin de zorgtransitie zich bevindt. Een

krachtige beweging die druk uitoefent op het huidige zorgre-

gime. Een hoog ambitieniveau, een inspirerend vergezicht

gekoppeld aan praktische daadkracht. Dat is onderdeel van een

transitieagenda voor hervorming van de huidige zorg. Een

belangrijke veranderkern binnen de zorgtransitie is het in 2007

gestarte Transitieprogramma Langdurende Zorg, zie www.

transitieprogramma.nl. Dit programma omvat bijna 30

transitie-experimenten en een transitie-arena om de zorgtran-

sitie aan te jagen en te versnellen. De transitieagenda voor de

zorg kan hierdoor worden uitgevoerd (en is daar overigens op

onderdelen al mee bezig).

n Een transitieplan voor de zorg is nodig: een Deltaplan

nieuwe stijl wat breed gedragen wordt door alle politieke

partijen. Een radicaal hervormingsplan met concrete

Page 17: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

16

doelstellingen voor de korte termijn (1-5 jaar), middellange

(5-15 jaar) en lange termijn (15-20 jaar), waarbij stap voor

stap wordt toegewerkt naar een nieuw zorgsysteem dat

voldoet aan de eisen van de 21ste eeuw. De pijlers van de

visie op de langdurende zorg: mensgericht, economisch

houdbaar en maatschappelijk ingebed, fungeren als uit-

gangspunt voor het zorg transitieplan.

n Er is behoefte aan één overkoepelend innovatieprogramma

dat richting geeft aan de duurzame innovatie van het

zorgsysteem Nu gaat er veel geld naar product- en procesin-

novatie, maar weinig naar systeeminnovatie. Veel innovatie-

geld gaat ook naar regimepartijen, die de bestaande orde

willen handhaven of zelfs versterken. De nichespelers staan

grotendeels buitenspel als het om financiën gaat. Het

Transitieprogramma Langdurende Zorg is een relatief klein

maar wel succesvol innovatieprogramma.

n Alleen door voldoende druk van buitenaf in combinatie met

veranderingen van binnenuit kan een omwenteling

ontstaan in de zorg. Een beweging die de huidige verstarde

instellingen probeert om te vormen tot maatschappelijke

ondernemingen die ruimte geven aan professionals voor

mensgerichte zorg, waarin de mens voorop staat en niet het

systeem. De zorgbeweging zal moeten worden geleid door de

honderden koplopers binnen de zorg, ondersteund door

tienduizenden zorgverleners en zorgvragers die zien dat het

radicaal anders moet en kan. Met mogelijk een burgerinitia-

tief voor radicaal andere zorg als uitvloeisel van een

transitiebeweging.

n Een ander discours is gewenst in de zorg. Een discours dat

niet louter over geld gaat, of over de dreigende vergrijzing,

maar over vragen als ‘wat voor soort zorg willen we nu

eigenlijk in de toekomst?’ en ‘wat verstaan we onder

kwaliteit in de zorg van de toekomst?’ en ‘welke keuzes

moeten we maken om een hoogwaardige zorg te garanderen

in de toekomst?’ Dat vraagt om een brede maatschappelijke

discussie, deels virtueel, via de debatsite op www.zorgtransi-

tie.nl, maar juist ook via lokale en regionale bijeenkomsten.

Juist met de inbreng van burgers kan een transitiebeweging

vanaf de basis op gang worden gebracht.

n Er is behoefte aan meer succesvolle koplopers in de zorg met

wie velen zich kunnen identificeren. Rolmodellen met

inspirerende verhalen die mensen aan zich binden. In

vergelijkbare sectoren als energie, landbouw en de bouw

lijken er meer succesvolle koplopers te zijn met radicale,

innovatieve plannen en projecten. Deze contraire koplopers

verdienen zoveel mogelijk ruimte om hun vaak dwarse

plannen te realiseren.

n Tevens is behoefte aan meer succesvolle icoonprojecten.

Projecten met allure en uitstraling die voor doorbraken

kunnen zorgen. Voorbeelden van icoonprojecten in de zorg

zijn Buurtzorg, ACT, de Thomashuizen en de Humanitas-

Page 18: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

17

huizen. Het zijn er echter nog niet veel voor zo’n omvang-

rijke sector. Iconisering binnen de zorg verdient daarom

prioriteit.

n Een aantal succesvolle transitie-experimenten uit het

Transitieprogramma Langdurende Zorg kan worden

opgeschaald. Essentieel hierbij is dat de leerervaringen van

deze experimenten worden gebruikt als vertrekpunt

hiervoor. Van de bijna 30 experimenten uit het huidige

Transitieprogramma kunnen maximaal 5 experimenten

worden opgeschaald.

n Een portfolio aan nieuwe experimenten is nodig die

gekoppeld zijn aan de geschetste transitiepaden. Naar

analogie met de energietransitie (die duidelijk verder is in de

fase van transitie) zal de portfolio enkele honderden

transitie-experimenten kunnen bevatten.

1 Het perspectief van dit betoog is dat van de langdurende zorg, toch vatten we dat gemakshalve onder de noemer van zorg of gezondheidszorg.2 De analyse is deels gebaseerd op ‘Mensenzorg: een transitiebeweging’, DRIFT, 2009. 3 Luhmann, N. Social systems, 1995, Stanford University Press. 4 ‘Mensenzorg: een transitiebeweging’, DRIFT, 2009.

Page 19: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

18

Page 20: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

19

Transitie analyse

De Nederlandse bouwsector heeft internationaal gezien nog

steeds een goede reputatie en kent op projectniveau volop

innovatie, wat ondermeer leidt tot bouwkundige hoogstandjes.

Veel vernieuwers (bouwers, architecten, ontwikkelaars,

aannemers) zijn als koplopers binnen de bouw bezig om de

bouw een ander, innovatiever gezicht te geven. De bouwsector

als geheel is echter achtergebleven bij vergelijkbare sectoren in

binnen- en buitenland, zoals de automobielindustrie en de

vliegtuigindustrie. Waar andere branches de omslag naar

dienstverlening en waardecreatie al lang hebben gemaakt, is de

bouwsector blijven hangen in de industriële fase van haar

ontwikkeling. Het innovatieve vermogen van de bouwsector is

achtergebleven door een te sterke oriëntatie op de korte

termijn, kostenreductie en het centraal stellen van de fysieke

bouwketen.

Een oud topbestuurder uit de bouw vatte het probleem ooit

kernachtig samen: ‘we bouwen wel goed, maar we bouwen niet

de goede dingen’. Hierbij dient opgemerkt dat er grote verschil-

len zijn in duurzame innovatiekracht binnen de bouw. De

utiliteitsbouw is wezenlijk anders als de weg- en waterbouw en

de commerciële bouw is een andere wereld dan de overheidsge-

stuurde bouw. Niettemin is het zinvol om de gehele bouwsec-

tor te analyseren vanuit een transitiebril.

De onduurzaamheid in de bouw is duidelijk zichtbaar en

worden vaak breed uitgemeten in de media. Het slechte imago

van de bedrijfstak wordt vooral bepaald door de matige verhou-

ding tussen prijs en geleverde kwaliteit, door budgetoverschrij-

dingen bij bouwprojecten, door fraude en het elkaar de hand

boven het hoofd houden bij calamiteiten en door een diversi-

teit aan bouwfouten. Ook het te eenzijdige woningaanbod

wekt in toenemende mate ergernis op bij een groeiende groep

gebruikers met steeds hogere en meer diverse wensen en

wooneisen. De recente kritiek op de Vinex-locaties, die over het

algemeen worden bestempeld als eenheidsworsten, komt dan

ook niet uit de lucht vallen. De sector weet zich nauwelijks

raad met deze toenemende diversiteit. De omvangrijke

bouwfraude uit de jaren negentig van de vorige eeuw wierp

lange tijd een schaduw over de gehele bouwwereld en heeft

intern tot de nodige onrust en verwarring geleid en deels tot

een catharsis. Ook de relatief vaak geconstateerde bouwfouten

Transitie van de Bouwsector

Page 21: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

20

hebben geresulteerd in een grootscheeps onderzoek naar de

soliditeit van bouwconstructies en naar de rol van gemeenten

bij het toezicht op de naleving van regels voor de (externe)

veiligheid van gebouwen betreft.

Tegelijkertijd worden bouwprojecten steeds complexer met

steeds meer spelers die zich elk richten op hun eigen aandeel

in de keten: grote infrastructuurprojecten, stedelijke herstruc-

tureringsprojecten en grote woonwijken. De toenemende

complexiteit en omvang van bouwprojecten vragen om meer

integratie en betere afstemming van verschillende procesfasen,

betere communicatie tussen alle partijen en grotere, gezamen-

lijke investeringen. Bovendien stuit de bouwsector op tal van

autonome veranderingen waar zij op in moet spelen: vergrij-

zing, individualisering, mondialisering, schaalvergroting,

kennisintensivering, ruimteschaarste, meer marktwerking en

minder overheid, aandacht voor milieu en veiligheid, verande-

ring van leefstijlen en een toename van de communicatiemid-

delen. Al deze trends en ontwikkelingen stellen steeds hogere

eisen aan de kwaliteit van ‘het bouwen’ en ‘de bouw’ zelf, in

termen van kwaliteit, efficiency, transparantie, betrouwbaar-

heid, aansprakelijkheid, consumentgerichtheid, kortom in

termen van duurzaamheid.

Het is echter interessanter om dieper te graven en op zoek te

gaan naar de diepere drijfveren van de jarenlange stagnatie in

de bouwsector. Vanuit een transitiebril levert dit een zoektocht

op naar de structuur, cultuur en werkwijze van de bouw.

De structuur van de bouw is gefragmenteerd en divers van aard

en manifesteert zich via de bouwketen, die nog steeds zeer

traditioneel en bijna lineair georganiseerd is: van projectont-

wikkelaar, aannemer, bouwmateriaalproducent, architect,

toeleverancier, adviseur tot klant of eindgebruiker. De betrok-

ken spelers in de bouwketen opereren elk in hun eigen

segment en zien elkaar vooral als afnemer en hebben niet of

nauwelijks contact met de eindgebruiker. De bouwketen is

hierdoor nog steeds sterk aanbod gestuurd: (i) de opdrachtgever

betaalt en bepaalt; (ii) er is onvoldoende contact met de

eindgebruiker; (iii) er is wel diversiteit, maar niet op het niveau

van de eindgebruiker; en (iv) in het bouwontwerp wordt

onvoldoende rekening gehouden met de wensen en eisen van

potentiële gebruikers.

De heersende cultuur binnen de bouw is tamelijk conservatief,

nogal naar binnen gekeerd en reactief. Een monocultuur,

waarbinnen de opdrachtgever machtig is. Een echt mannen-

bolwerk ook, met ‘macho-achtige’ trekjes, waarbij veel partijen

elkaar rugdekking geven als het nodig is. Met een relatief laag

innovatief vermogen, wat zich ondermeer uit in het verhou-

dingsgewijs lage aantal octrooien en patenten en in een

onderinvestering in R&D. Dat verklaart grotendeels waarom

zich weinig grote veranderingen hebben voorgedaan in de

bouw de afgelopen decennia.

De werkwijze in de bouw kan worden getypeerd als ‘hit and

run’, waarbij gestuurd wordt op kosten, efficiëntie en rende-

Page 22: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

21

ment. De fysieke keten staat centraal en de traditionele

aanbestedingsmechanismen illustreren de imperfecties in de

markt. Met als gevolg een fixatie op de korte-termijn en op

economisch rendement, waarbij het al dan niet doorgaan van

een project louter wordt bepaald door de kosten en de prijs.

Vanwege de verstarde structuur, cultuur en werkwijze in de

bouw ontwikkelt de sector zich niet in een duurzame, innova-

tieve richting. Wel zijn er veel vernieuwende partijen, maar er

ontbreekt een duidelijke, gemeenschappelijke richting. Het

zelforganiserend vermogen van de bouw schiet ook tekort om

een afwijkende koers in te slaan.

Veel en uiteenlopende partijen proberen te sturen, maar het

collectieve sturende vermogen is betrekkelijk gering. Er zijn

vernieuwende netwerken, zoals de (voormalige) Regieraad

Bouw en PSIBouw die hebben geprobeerd het hervormingspro-

ces te sturen. Uit onderzoek van Berenschot blijkt echter dat er

weliswaar het nodige bereikt is, maar dat de daadwerkelijke

invloed van deze vernieuwingsnetwerken op de sector nog te

gering is1. Hun slagkracht is beperkt en een andere werkwijze is

nodig voor een verbreding en vernieuwing in de bouwsector.

Velen binnen en buiten de bouwwereld menen dat een

transitie van de bouwsector noodzakelijk is, een ingrijpende

vernieuwing op alle niveaus. Een structurele verschuiving van

aanbod naar vraag, van product naar dienst en van econo-

misch renderend naar maatschappelijk dienstbaar.

Transitie fase

De bouw bevindt zich in een cruciaal stadium van de transitie,

namelijk aan het begin van de acceleratiefase2 (zie figuur). Het

is een kwetsbare fase, waarin het kantelpunt nog niet bereikt

is. Dat betekent dat het nog verschillende kanten op kan gaan

en dat een succesvolle transitie nog niet gegarandeerd is. Een

katalysator is nu nodig om de bouw aan te jagen tot het

kantelpunt is bereikt.

De afgelopen jaren is een heuse vernieuwingsbeweging op

gang gekomen. Een scala aan vernieuwingsexperimenten is

gestart, waardoor veel kennis en instrumenten zijn ontwik-

keld. Op het gebied van professioneel aanbesteden, virtueel

Duurzame gebouwde omgeving

1980 20102001 2050

Voorontwikkeling

Figuur xx In welke transitiefase zit de bouw?

Acceleratie

Stabilisatie

Start Regieraad/Psibouw

Huidige situatie

Figuur In welke transitiefase zit de bouw?

Page 23: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

22

bouwen, opdrachtgeverschap, bewonersparticipatie, duurzaam

bouwen en cultuur en gedrag zijn de laatste jaren tal van

vernieuwende experimenten gestart. Kijk voor een uitgebreid

overzicht hiervan op www.debouwvernieuwt.nl

Toch is het vernieuwingsproces nog fragiel. Wat te maken heeft

met een complex van factoren, zoals:

- er wordt wel geëxperimenteerd, maar nog niet erg systema-

tisch en nog onvoldoende gericht op leren;

- de vernieuwingsexperimenten zijn kleinschalig en nog geen

onderdeel van het bouwregime;

- weinig partijen zijn nog betrokken bij deze vernieuwingsex-

perimenten. Veel partijen durven het nog niet aan te

experimenteren met meer op diensten en gebruikers gerichte

processen;

- er zijn nog onvoldoende bedrijfseconomische prikkels voor

een kanteling naar een op duurzaamheid gericht aanbod;

- er is nog onvoldoende ervaring met het werken met duur-

zaamheids criteria bij aanbestedingen in plaats van op basis

van de laagste prijs;

- veranderingen in gedragspatronen in de bouw gericht op

volume en capaciteit zijn nog maar net begonnen en markt

en overheid aarzelen nog;

- toepassing van innovatieve kennis vergt andere competen-

ties van alle partijen en die ontbreken veelal nog;

- er is nog veel weerstand tegen de noodzakelijke institutio-

nele verandering in de bouw;

- naar schatting is minder dan 10% van de bouw betrokken bij

vernieuwingsprocessen en bij de op gang gekomen vernieu-

wingsbeweging.

De vernieuwingsbeweging vindt dus plaats in een complex en

gefragmenteerd krachtenveld, waarbij uiteenlopende en vaak

tegenstrijdige belangen het tempo van de vernieuwing eerder

afremmen dan versnellen. We weten van historische transities

dat het omslagpunt voor onomkeerbare vernieuwing ligt bij ca.

20% deelname aan vernieuwingsprocessen. De bouw kan deze

transitieversnelling niet op eigen kracht realiseren. De

spankracht voor vernieuwing moet uit bredere hoek komen.

Nieuwe organisaties en netwerken zijn hiervoor nodig als

stuwende kracht in dit taaie veranderingsproces. Maar ook

nieuwe ideeën en concepten als inspiratiebron voor de

toekomst van de bouw. Hiervoor moet allereerst de complexe

problematiek worden vertaald in een visionaire opgave. Een

ambitieuze, inspirerende lange termijn opgave voor de

Nederlandse bouw, die gericht is op de klant, economie en

maatschappij en die invulling geeft aan het reeds lopende

vernieuwingsproces in de bouw. Want alleen vanuit inspiratie,

creativiteit en verbeelding kan voldoende positieve energie

worden gegenereerd voor een lange termijn vernieuwings-

proces.

Page 24: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

23

Visonaire Opgave voor de Bouw

Wat voor bouw willen we eigenlijk hebben in de toekomst? Een

gedeeld toekomstbeeld kan hier als kompas fungeren. De

afgelopen jaren is getracht om met honderden koplopers uit de

bouw zo’n gedeelde horizon (2030 en verder) te creëren.

Uiteindelijk is dit gelukt. Uiteraard was dit beeld pluriform en

niet eenduidig, maar er waren voldoende gemeenschappelijke

elementen om van gezamenlijkheid te kunnen spreken.

Hieronder volgt een korte synthese van dit gedeelde toekomst-

beeld3:

De Bouw IN 2030

In 2030 is de bouwsector economisch gezond en professio-

neel en levert een actieve bijdrage aan het oplossen van

maatschappelijke vraagstukken. De bouw is dienstbaar aan

de samenleving en dierbaar voor de mens. Een dynami-

sche bouw die voorwaarden schept voor de samenleving

en multifunctioneel is. Dat betekent dat de bouw zich niet

alleen op het bouwen richt en het gebouwde object, maar

op de levende ruimtelijke omgeving en op het wonen,

werken en recreëren in samenhang. Een bouw die verbaast

en uitdaagt en die voortdurend in verandering is en

flexibel is om zich continu aan te kunnen passen aan de

snel veranderende omgeving. Een bouw waar je als

eindgebruiker zelf je product kan samenstellen en die de

behoeften van de samenleving mede vervult.

Duurzaamheid vormt de pijler onder de bouw van de

toekomst. Economische principes zijn verbonden met

duurzaamheid en maatschappelijk rendement. Er zijn

andere typen werk- en organisatievormen, een andere

cultuur en bovenal diensten en producten die maatschap-

pelijke meerwaarde creëren. Een bouw die duurzaam is in

termen van materiaal- en energiegebruik. Volledige

recycling, zodat nauwelijks nieuwe grondstoffen nodig

zijn. De bestaande woningvoorraad is in 20 jaar volledig

getransformeerd tot energieneutraal: alle slecht geïsoleerde

woningen zijn optimaal geïsoleerd en alle gasaansluitin-

gen zijn vervangen door duurzame energie (wind, zon,

omgevingswarmte). Alle nieuwe woningen leveren energie

voor de elektrische auto, scooter of fiets.

Elke geschikte vierkante meter van het oppervlak aan

daken, gevels en muren van nieuwe woningen en gebou-

wen wordt gebruikt om energie te leveren, fijn stof af te

vangen en water vast te houden. Alleen al duurzame daken

zijn goed voor een reductie van 2 miljoen ton CO2 wat

twee kolencentrales uitspaart. Gebouwen maken niet meer

ziek, maar zijn gezond voor de mensen die erin werken of

wonen.

Klimaatadaptief bouwen heeft een hoge vlucht genomen,

vooral bouwen op en om het water in allerlei vormen en

gedaanten: van drijvende huizen tot drijvende straten en

van drijvende wijken tot drijvende steden met veel groen

in en om de wijken en steden. Dit is goedkoper, flexibeler,

Page 25: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

24

klimaatbestendig en geeft een unieke belevenis voor de

bewoners. Ook zijn de meeste gebouwen cradle-to-cradle:

ze leveren energie, zuiveren afvalwater, maken gebruik van

materialen die hergebruikt kunnen worden. Ze zijn flexibel

in ontwerp en gebruik, waardoor ze andere functies

kunnen aannemen in de tijd en inpasbaar zijn in de

omliggende omgeving. Deze gebouwen hebben een hoger

rendement en ze zijn gezonder met een lager ziektever-

zuim. Dit alles is een omvangrijke markt voor veel grote,

maar juist ook midden- en kleinbedrijven.

Ontwerpenderwijs bouwen is de standaard geworden.

Veelzijdige architectuur, veelkleurig en veelvormig,

spannend en uitdagend met interessante, identificeerbare

plekken waar je wilt wonen en leven. Alle VINEX-locaties

uit de vorige eeuw zijn inmiddels getransformeerd tot

organische, levendige woonbuurten, met veel ontmoe-

tingsplaatsen en gericht op stimulering van gemeenschap-

pen.

Ook oude achterstandswijken in grote steden zijn omge-

vormd tot vitale stadswijken, waarbij de kwaliteit van de

woonomgeving, het voorzieningenniveau en het sociale

perspectief hand in hand gaan. Schoon, aantrekkelijk,

veilig, levendig en samen zijn daarbij belangrijke waarden.

De bouw voelt zich primair verantwoordelijk voor de

kwaliteit van de gebouwde omgeving. De symbiose tussen

de mens, gebouwde omgeving en het landschap staat

centraal. Kortom, een bouw die duurzaam, dierbaar en

dienstbaar is.

Transitiepaden naar de toekomst

Bij de bovengenoemde toekomst voor de duurzame bouw

horen transitiepaden die verschillende wegen naar deze

toekomst markeren4:

1. De bouw als dienstenleverancier: de bouw evolueert van een

leverancier van bouwwerken naar een leverancier van

diensten. Zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers denken

in termen van geïntegreerde concepten, levensduurkosten en

duurzaamheid. De eindgebruiker (op korte én lange termijn)

is het uitgangspunt.

2. De bouw levert maatschappelijke meerwaarde: de bouw helpt

mee aan het oplossen van maatschappelijk vraagstukken op

het gebied van wonen, werken, mobiliteit en recreëren. Het

bouwproces wordt meer beoordeeld aan de hand van

kwaliteit en efficiëntie van productiemethoden dan aan de

hand van prijs, volume en snelheid.

3. De bouw als innovatieve sector: in plaats van het leveren van

traditionele ontwerpen en standaardoplossingen, levert de

bouw innovatieve en duurzame concepten. Om dit te

stimuleren gaan opdrachtgevers over van traditioneel

aanbesteden op functioneel specificeren.

Page 26: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

25

4. De blik naar buiten: de bouwsector evolueert van een

gesloten sector tot een open sector die integer en transparant

handelt en integraal samenwerkt met andere partijen.

Partijen vertrouwen elkaar en de eindgebruiker staat

centraal.

Deze transitiepaden zijn richtingwijzers voor de transitieagen-

da van de bouw. Zij kunnen de komende jaren worden

uitgewerkt en worden gekoppeld aan transitie-experimenten.

Een portfolio aan transitie-experimenten kan worden opgezet

en geïmplementeerd ter ondersteuning van de visie en paden,

als aanvulling op reeds lopende vernieuwingsexperimenten.

Bij de uitwerking hiervan is ketenintegratie belangrijk:

projectoverstijgende samenwerking tussen bedrijven die als

één organisatie samenwerken.

Hier ligt een belangrijke taak voor het in januari 2010 opge-

richte vernieuwingsplatform bouw, zie www.vernieuwingbouw.

nl. Een platform dat acteert als katalysator van het transitie-

proces in de bouw en impulsen geeft voor het uitwerken van

bovenstaande transitiepaden en bijbehorende transitie-experi-

menten. Meer focus en bundeling van vernieuwingsinitiatie-

ven zal leiden tot grotere effectiviteit.

Transitieagenda voor de bouw

In deze fase van de bouwtransitie is het van cruciaal belang dat

ruimte wordt gecreëerd voor koplopers in de bouw. Ruimte

voor vernieuwingsexperimenten kan verschillende dingen

betekenen: financiële ruimte (innovatieve financieringsvormen

voor risicovolle bouwprojecten); juridische ruimte (innovatieve

contractvormen, vergunningverlening, bouweisen); mentale

ruimte (prijsvragen of competities voor innovatieve ideeën);

kennis ruimte (kennis- en competentieontwikkeling); en

institutionele ruimte (niche-ontwikkeling, netwerkontwikke-

ling).

n Het voortdurend creëren van vernieuwingsruimte voor

koplopers in de bouw om duurzame doorbraken te stimule-

ren verdient topprioriteit de komende jaren. Duurzame

doorbraken in de bouw kunnen pas plaatsvinden als deze

vernieuwingsruimte bij voortduring wordt gecreëerd en

wordt gehandhaafd. Pas dan kunnen nieuwe structuren,

nieuwe culturen en nieuw gedrag worden opgebouwd en

worden doorontwikkeld.

n De afgelopen jaren lag de nadruk bij het vernieuwingsproces

in de bouw teveel op het meekrijgen van zoveel mogelijk

partijen, bij voorkeur grote bouwpartijen. Vernieuwings-

akkoorden zijn gesloten met koepel- en brancheorganisaties

en vervolgens is een ‘uitrolstrategie’ ontwikkeld voor de

regio’s met regionale regieraden. Deze poldermodel aanpak

Page 27: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

26

heeft echter niet gewerkt en kan ook niet werken in een

radicaal veranderingsproces als een transitie in de bouw. Een

breed draagvlak staat haaks op de fundamentele vernieu-

wing die nodig is, omdat juist de bestaande orde zijn macht

niet wil afgeven aan opkomende spelers. Je vraagt per slot

een kalkoen ook niet om zichzelf op het kerstmenu te zetten.

Een transitie vraagt in eerste instantie geen breed draagvlak

maar juist een smal maar diep draagvlak.

n Regie in de bouwtransitie is onmogelijk, er is geen regisseur

van dit complexe proces. Wel is er behoefte aan een stimula-

tor, aanjager en facilitator, een onafhankelijk platform dat

zich richt op koplopers en niet op koepel- en brancheorgani-

saties. Want juist bij die koplopers leven de dwarse, frisse en

radicale ideeën waardoor doorbraken ontstaan.

n Focus is in deze transitiefase belangrijk. Stimuleer vernieu-

wing daar waar al vernieuwingsvuur brandt. Twee voorbeel-

den daarvan zijn duurzaam bouwen en klimaatadaptief

bouwen (vooral bouwen op water). Dit zijn snel groeiende

niches die enorme kansen bieden. Zo kan de complete

gebouwde omgeving in 10 jaar tijd energieneutraal worden

gemaakt. Een dergelijk megaproject biedt unieke perspectie-

ven voor de bouwsector: de baten ervan overstijgen de

kosten al in 2020: het levert honderdduizenden banen op en

een substantiële waardevermeerdering van het vastgoed. Ook

bouwen op water grijpt nu om zich heen en heeft een

geweldige potentie. Een concept als een duurzame drijvende

stad kan uitgroeien tot een Nederlands exportmiddel bij

uitstek. Sowieso vormt duurzame gebiedsontwikkeling een

snel opkomend veld waarop de bouw zich de komende jaren

sterk kan profileren.

n Het is van belang de vernieuwingsthema’s te koppelen aan

harde en concrete doelen op korte en middellange termijn.

Het energieneutraal maken van de Nederlandse woningvoor-

raad in 2020 is zo’n concreet en ambitieus doel. Het lijkt

onmogelijk maar uit onderzoek van Ecofys blijkt dat het

kan5. Bovendien maakt het hoge ambitieniveau zoveel

energie en enthousiasme los dat dit een duurzame doorbraak

kan stimuleren.

n Zichtbare voorbeelden met allure, icoonprojecten, helpen bij

het tot stand brengen van doorbraken. Voorbeelden zijn

duurzame voetbalstadions, drijvende steden, duurzame

wijken en duurzame gebiedsontwikkeling. Het systematisch

uitvoeren van praktijkexperimenten op levensechte schaal

en het zoveel mogelijk leren daarvan en doorvertalen naar

nieuwe praktijkexperimenten is essentieel.

n En tenslotte het doorontwikkelen van de vernieuwingsbewe-

ging in de bouw. Dit kan vooral door nieuwe coalities en

netwerken te stimuleren rondom de transitiepaden en de

bijbehorende praktijkexperimenten en iconen. Coalities

rondom koplopers die voldoende ruimte krijgen en benutten

vormen wezenlijke kernen van de vernieuwingsbeweging.

Page 28: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

27

Als ca. 20% van de bouw onderdeel vormt van deze vernieu-

wingsbeweging is het kantelpunt (‘point of no return’)

bereikt en is een onomkeerbare doorbraak bereikt.

Het gaat dus vooral om het leggen van verbindingen tussen

koplopers en netwerken, om het organiseren van coalities

rondom koplopers, om het ontsluiten van kennis voor koplo-

pers. Laat het peloton voor wat het is en besteed al helemaal

1 Evaluatie Regieraad Bouw, Berenschot, mei 2009. 2 Sector bouw: volop in beweging, maar in welke richting? Transitie analyse van de bouw, DRIFT, 2009.3 Visie vernieuwingsplatform van de bouwsector, Regieraad Bouw, september 2009, Gouda. 4 Transitiepaden uit: Transitieagenda Bouw, PSIBouw, 2008, Gouda.5 Transitieplan Urgenda voor de duurzame doorbraak in 2020, mei 2010.

geen aandacht aan de achterblijvers. Als het kantelpunt van de

bouwtransitie bereikt is, gaan die uiteindelijk ook om, dan rest

hen geen keus meer. Dus geen centrale, landelijk geleide vorm

van regie op de bouwtransitie, dat beperkt juist de vernieu-

wingsruimte voor koplopers en werkt averechts. Dienstbaar

zijn aan het vernieuwingsproces is de kunst: stimuleren en

aanjagen, koppelen en verbinden en faciliteren en ontsluiten.

Page 29: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

28

Page 30: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

29

Transitie analyse

De huidige energievoorziening in Nederland is verre van

duurzaam1. De eenzijdigheid van de gas- en olie-infrastructuur

die is aangelegd, de afhankelijkheid van politiek instabiele

landen, de kwetsbaarheid voor verstoring van de energietoe-

voer, de onder druk staande betaalbaarheid voor huishoudens

en bedrijven, de schadelijke emissies voor mens en natuur en

de bijdrage aan klimaatverandering, zijn de belangrijkste

factoren voor onduurzaamheid. Ze maken de huidige energie-

voorziening vanuit sociaal, economisch en ecologisch oogpunt

niet duurzaam.

De noodzaak van een verduurzaming van de energievoorzie-

ning is dan ook evident. Toch is zo’n ingrijpende omwenteling

in Nederland lastig. Het fossiele regime is diep geworteld in

onze samenleving en er is decennia lang heel veel geïnvesteerd

in de gas- en olie-infrastructuur. Gedurende de jaren ’50 en ’60

werd in hoog tempo een olie-infrastructuur (raffinage,

benzinepompen) aangelegd, in combinatie met een wegennet.

In diezelfde periode werd ook een gas-infrastructuur aangelegd

door de vondst van grote aardgasvoorraden bij Slochteren in

1959. Dit leidde tot een omwenteling (transitie), waarbij

aardgas razendsnel de belangrijkste energiedrager werd en een

grote bron van inkomsten voor de overheid. In nog geen 10

jaar tijd werd de aardgasinfrastructuur aangelegd en kookte en

stookte het gros van de Nederlandse huishoudens voortaan op

aardgas.

De cultuur in de Nederlandse energiewereld is nauw verweven

met de structuur. De invloed van de dominante energiepartijen

is zeer groot en wijdvertakt in alle bestaande energienetwerken

en organisaties. Het feit dat Nederland jaarlijks meer dan 10

miljard verdient aan aardgasopbrengsten heeft daar uiteraard

alles mee te maken. De bestaande cultuur en structuur wordt

gehandhaafd en verdedigd door de bestaande orde met

gevestigde belangen. Zij hebben veel geïnvesteerd in de

bestaande energie-infrastructuur en willen daaruit zo lang

mogelijk een zo hoog mogelijk rendement halen.

Het fossiele energieregime (conglomeraat van overheden, grote

bedrijven en intermediairs) heeft de afgelopen decennia

stelselmatig geprobeerd een doorbraak richting duurzame

energie te dwarsbomen of op zijn minst te vertragen. Eerst

Transitie van de energievoorziening

Page 31: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

30

werd het klimaatprobleem ontkend. Vervolgens zocht het

energieregime zijn toevlucht tot economische instrumenten

zoals internationale CO2-emissiehandel, gebaseerd op zoge-

naamde marktwerking. De veronderstelde theoretische

marktwerking van het CO2-emissiehandelssysteem (zoals in

2005 opgezet op Europese schaal) werkt in de praktijk echter

niet. Het bevat onvoldoende prikkels voor bedrijven om in

energiebesparing te investeren en slechts een beperkt aantal

bedrijven doet mee. Ook richtte men het vizier op alternatieve

brandstoffen, zoals ethanol en biodiesel, als aanvulling op de

bestaande verbrandingstechnieken. En heel recent speelt men

de kaart van ‘geo engineering’, het met technologische

innovatie direct ingrijpen in het klimaatsysteem om de

effecten van klimaatverandering tegen te gaan. Voorbeelden

zijn het bemesten van de oceanen met ijzer, het injecteren van

de stratosfeer met sulfaat aerosolen, en het onder de grond

opslaan van CO2. Deze laatste methode schijnt minder

futuristisch en risicovol te zijn dan de andere opties, maar is

hoe dan ook geen duurzame oplossing omdat hij veel energie

(CO2) kost en het probleem niet bij de wortel aanpakt (‘end-of-

pipe’ oplossing).

Kortom, tal van pogingen zijn gedaan om de aandacht af te

leiden van de kern van de zaak, namelijk de wijze waarop wij

energie produceren en consumeren. Dit illustreert dat het

heersende regime zeer hecht is en volledig fossiel georiënteerd.

De huidige wet- en regelgeving is daarop afgestemd en tamelijk

rigide en het huidige beleidsparadigma is dat van liberalisering

en privatisering, gericht op marktwerking enerzijds en

subsidiëring anderzijds.

Om deze padafhankelijkheid en eenzijdigheid van de energie-

voorziening te doorbreken werd in 2001 een opmerkelijke

beleidsinnovatie gestart door het ministerie van EZ: het project

energietransitie2, als uitvloeisel van het vierde Nationale

Milieubeleidsplan (NMP4). Men onderkende dat een funda-

mentele verandering in de energiehuishouding noodzakelijk

was en dat een klassieke beleidsaanpak niet zou werken.

Top-down via directieve overheidssturing noch bottom-up via

marktinnovatie waren afdoende om de gewenste energietransi-

tie te realiseren. Men koos voor een nieuwe aanpak: transitie-

management, dat is gestoeld op een proces van zoeken, leren

en experimenteren en waarbij innovatieruimte wordt gecreëerd

voor koplopers in de samenleving. Uitgangspunt was om

koplopers met elkaar in contact te brengen in zogenaamde

platforms, beschermde en veilige omgevingen, waarin men

van elkaar kon leren zonder al te veel belemmeringen.

Koplopers zijn hier friskijkers en dwarsdenkers, vooruitstre-

vende vernieuwers met innovatieve ideeën over de toekomstige

energiehuishouding. Meestal zijn dit kleine bedrijven of

instellingen die risicovolle projecten uitvoeren (niche-spelers).

We vinden ze echter ook bij grote bedrijven of bij de overheid

(veranderingsgezinde regime-spelers).

Het energietransitie project startte met een fase van enkele

jaren waarin werd geëxperimenteerd met verschillende

Page 32: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

31

procesinstrumenten: platforms, visies, transitiepaden, en

innovatieportfolio’s. Vanaf 2004 kreeg de energietransitie

serieus vorm met een uitbreiding van het aantal platforms

(zeven), de instelling van de ‘taskforce’ energietransitie en de

vorming van een gezamenlijke energietransitie agenda. Waar

het energietransitie project startte in 2001 met een handvol

ambtenaren en een zeer bescheiden budget, is het nu centraal

verankerd in het energiebeleid, is er veel geld beschikbaar en

zijn er meer dan duizend mensen bij betrokken op allerlei

niveaus.

Zelfs in zo’n innovatieve ambiance als het energietransitie

project was de hand van het fossiele energieregime duidelijk

zichtbaar. Ook hier domineren de vertegenwoordigers van

grote energiebedrijven, is de focus sterk aanbod gericht, komen

eindgebruikers nauwelijks aanbod en prevaleert technologische

boven institutionele innovatie. Niettemin is de totaalbalans

positief: het proces heeft een bepaalde dynamiek op gang

gebracht in de energiewereld, heeft geleid tot een gezamenlijke

visie en innovatieagenda, een convergentie in denken en een

gedeeld jargon bij een groot aantal actoren. Het heeft het

energiediscours een andere wending gegeven, het ambitieni-

veau omhoog gestuwd en heeft tot nieuwe netwerken en

coalities geleid. Er zijn honderden miljoenen euro’s gespen-

deerd aan honderden transitie-experimenten. Het kernidee om

ruimte te ontwikkelen voor koplopers en potentiële doorbraak-

projecten is grotendeels gelukt. Dat we in feitelijke zin (qua

penetratie van duurzame energie) achter lopen op veel

vergelijkbare Europese landen, is in hoge mate een erfenis uit

het verleden en onderdeel van het dominante fossiele energie-

regime in Nederland.

Wel is de tijd rijp voor een heroriëntatie en herijking van het

energietransitie project: de energietransitie 2.0. De versnelling

in de maatschappelijke dynamiek heeft het innovatieproces

van de ‘gevestigde transitie’ ingehaald. Het echte innovatie-

vuur zit in de regio’s. Of het nu gaat om klimaatneutrale

straten, energieneutrale of energieleverende woningen,

regionale energiecoöperaties, stedelijke klimaat- en energiepro-

gramma’s, of ambitieuze provinciale energieplannen, het is

duidelijk dat het bruist en gist in de regio’s. Het van onderop

faciliteren van lokale en regionale koplopers is een belangrijk

uitgangspunt voor deze fase. Deze ‘local hero’s’ hebben vooral

behoefte aan slimme financiële arrangementen, aan het

wegnemen van juridische belemmeringen en aan de opbouw

van sociale netwerken rondom hun ideeën en projecten.

Tegelijkertijd dienen de achterblijvers strenger te worden

aangepakt via dwingende fiscale instrumenten.

Transitie fase

De energietransitie is daardoor in Nederland in een nieuwe

fase beland. De transitie bevindt zich nu op een kantelpunt en

is in de versnellingsfase terechtgekomen. Daarvoor zijn

oorzaken aan te wijzen. Allereerst de toegenomen druk op het

Page 33: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

32

energievoorzieningsysteem op macro-niveau: ‘Kopenhagen’

leidde niet tot een bindend juridisch akkoord, maar de

transitie naar duurzame energie staat wereldwijd wel hoog op

de politieke agenda. De financieel-economische crisis wordt

door steeds meer mensen gezien als een systeemcrisis die ook

kan omslaan in een energiecrisis. Het toenemend besef dat

onze energievoorziening afhankelijk is van politiek en

economisch instabiele regio’s. De voorzieningszekerheid die

door allerlei incidenten steeds meer onder druk komt te staan

en ons kwetsbaar maakt. En niet in de laatste plaats dringt

steeds meer door dat investeren in duurzame energie grote

economische voordelen met zich meebrengt en de concurren-

tiepositie versterkt. De investeringen in duurzame energie zijn

de afgelopen jaren dan ook sterk toegenomen en waren vorig

jaar voor het eerst hoger dan investeringen in fossiele energie.

Op micro-niveau is ook sprake van versnelde doorbraken. De

snelle opkomst van decentrale energieopwekking, de slimme

energie-infrastructuur (‘smart grid’), lokale en regionale

energiebedrijven (coöperaties) die uit de grond schieten, de

doorbraak van zonne- en windenergie (zonnestroom is naar

verwachting in 2015 net zo goedkoop als normale stroom), de

duizenden lokale koplopers op energiegebied die actief zijn in

Nederland en energie wordt steeds meer bepalend voor de

ruimtelijke inrichting van ons land. Met het lokaal en regio-

naal opwekken van duurzame energie dient zo vroeg mogelijk

rekening te worden gehouden bij het ruimtelijk ontwerp.

Andersom is de ruimtelijke inrichting mede bepalend voor al

dan niet duurzame energieopwekking, denk bijvoorbeeld aan

de ondergrondse infrastructuur. Zo heeft Drenthe de eerste

structuurvisie ontwikkeld voor de ondergrond in Nederland3.

En ook op meso-niveau is een versnelling gaande. Illustratief

hiervoor is het partijoverstijgende initiatief ‘Nederland krijgt

Nieuwe Energie’ door leden uit de partijcommissies voor

duurzame ontwikkeling van CDA, Christenunie, SGP, PvDA,

D’66, Groen Links en VVD. Een radicaal plan waaruit grote

urgentie spreekt en wat inmiddels is doorgezet in de vorm van

een burgerinitiatief. Als dit lukt is het tekenend voor het

bredere draagvlak onder de Nederlandse bevolking. Ook

binnen het energieregime zijn er duurzame bewegingen

gaande: binnen energiebedrijven, binnen corporaties, binnen

ministeries en binnen het project van de energietransitie.

Deze versnelde dynamiek op verschillende schaalniveaus geeft

aan dat wij onderdeel zijn van een omwenteling (transitie).

Alleen beseffen de meeste mensen dit nog niet (zie figuur).

Overigens is dat een vaak voorkomend transitiepatroon, dat

maatschappelijke omwentelingen pas laat worden (h)erkend

door mensen die er midden in zitten. Dat komt ook door de

chaotische dynamiek, die het energieveld nogal onoverzichte-

lijk maakt voor veel mensen. Het vraagt om een andere wijze

van sturing: kiezen, opschalen en regionaliseren in plaats van

zoeken, leren en experimenteren. Het vraagt ook om een ander

instrumentarium, meer stringent en dwingend. Zie hiervoor

ook de transitie agenda.

Page 34: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

33

Visionaire Opgave voor Energie4

eeN weNKeND ToeKoMSTBeeLD VooR eNeRGIe

In de toekomst heeft Nederland een schone, voor iedereen

betaalbare, betrouwbare, leveringszekere en veilige

energievoorziening. Schoon betekent dat we geen gebruik

maken van fossiele brandstoffen (olie, kolen en gas), maar

alleen van schone energie, zoals zonne- en windenergie,

aardwarmte en bepaalde soorten biomassa (houtsoorten,

afval, algen). Voor de kust staan 25 grote windparken met

elk 200 windmolens van 10 MW. Op de Tweede Maasvlak-

te staan een windmolenpark en energieleverende kassen

die samen heel Rotterdam en omgeving van elektriciteit

kunnen voorzien. Grote zonne-energieparken in de Sahara

met een nieuw energienetwerk zullen in Europa een deel

van de grootschalige energiebehoefte gaan leveren, naast

windparken op de Noordzee.

De kolencentrales zijn inmiddels omgebouwd tot toeristi-

sche attracties in de vorm van pretparken die ons herinne-

ren aan een steenkoolrijk verleden. In Nederland is al het

gas op en de lege ondergrondse ruimten zijn gebruikt om

CO2 in op te slaan. Wel is Nederland dé Europese gasdis-

tributeur geworden en de ‘gasrotonde’ van Europa. Het gas

komt in vloeibare vorm naar Nederland via schepen uit

het Midden-Oosten en vanuit Rusland via pijpleidingen

door de Baltische Zee.

Veel energie wordt lokaal en regionaal opgewekt uit

gebouwen, huizen, wegen en kassen. Alle huizen en

kantoren zijn kleine energiefabriekjes en wekken hun

eigen duurzame energie op voor verwarming, koeling, en

elektriciteit voor apparaten en vervoersmiddelen. Vrijwel

alle huizen, scholen, winkels en kantoren zijn voorzien

van zonne-energiesystemen (cellen en panelen). In totaal

zijn 5.000.000 zonne-energiesystemen geplaatst, die

15.000 Mw leveren. Alle oppervlakten van gebouwen

worden benut voor verschillende doeleinden en leveren

Duurzame energievoorziening

1980 20102000 2050

Voorontwikkeling

Figuur xx Transitiefase waar de Nederlandse energietransitie zich in bevindt

Acceleratie

Stabilisatie

Start ‘energietransitie’(proces)

Huidige situatie

Figuur Transitiefase waar de Nederlandse energietransitie zich in bevindt

Page 35: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

34

geld op, van energieopwekking (zonnepanelen op gebou-

wen, boten, dijken, etc.) tot het afvangen van fijnstof

(daken en gevels met planten die daarvoor zorgen). Veel

daken worden gebruikt als ontwikkelingsgebied, voor

onder meer landbouw of recreatie.

In veel regio’s en op veel locaties wordt energie duurzaam

decentraal opgewekt door coöperaties waarin energiebe-

drijven, woningcorporaties en burgers participeren.

Gemeenschappen zijn een belangrijke drijvende kracht

achter de stormachtige groei van de energiecoöperaties, in

hun neiging om zichzelf op duurzame wijze te organise-

ren. Energiebedrijven produceren samen met gemeen-

schappen energie en sluiten daarvoor allianties met

bouwers, corporaties en mobiliteitsmakelaars.

Voertuigen worden grotendeels aangedreven door

elektriciteit. Vrachtvervoer en ander grootschalig vervoer

beweegt ook op waterstof en vindt vaak over het water

plaats. Elektrische voertuigen fungeren als opslagplaats

voor windenergie en houden nog genoeg over voor eigen

verbruik.

Transitiepaden voor Energie

Bij de bovengenoemde toekomst voor een duurzame energie-

voorziening horen tientallen transitiepaden. Een aantal zijn

onderdeel van het project de energietransitie. Hier geven we

slechts een paar voorbeelden van transitiepaden die afwijken

van de standaard transitiepaden:

1. Elektrisch vervoer: Dit is een zich snel ontwikkelende

bedrijfstak. Nederland is qua infrastructuur, wegendichtheid,

elektriciteitsvoorziening en gemiddelde verplaatsingsafstand

uitstekend gepositioneerd om hiermee internationaal voorop

te lopen. Door stevig te investeren in oplaadpunten, fiscale

stimuleringsmaatregelen te nemen, ‘pilots’ te starten met

elektrisch rijden om het publiek daaraan te laten wennen en

door als eerste grote klant op te treden, kan de overheid een

grote impuls geven aan elektrisch vervoer.

2. Energieneutrale gebouwde omgeving. Technisch kan de

gebouwde omgeving in Nederland in 10 jaar tijd energieneu-

traal worden gemaakt, via energiebesparing en duurzame

energie (zonne- en windenergie en omgevingswarmte).

Macro-economisch levert dit grote voordelen op: honderd-

duizenden banen, waardevermeerdering van het vastgoed en

structurele economische versterking. Ook bedrijfsecono-

misch levert dit binnen 10 jaar tijd rendement op voor

investeerders.

3. Oppervlakteontwikkeling. In beginsel kan elke vierkante

meter van een huis, kantoor of school worden gebruikt voor

verschillende doelen. Elke vierkante meter oppervlak kan

worden gebruikt voor energieopwekking, fijnstof afvanging,

Page 36: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

35

waterberging en zelfs voor reclamedoeleinden. Alle daken en

gevels kunnen hiervoor worden benut, waarbij het oppervlak

telkens op een andere manier wordt gebruikt. Afhankelijk

van de situatie, het weer, het tijdstip, etc. doordat op iedere

oppervlakte een zgn. metamorfose systeem (‘kameleon’)

aangebracht kan worden.

4. Energiebesparing is cool. Energiebesparing is een essentieel

onderdeel van de energietransitie, maar wordt vaak geassoci-

eerd met lastig, saai en vervelend. Echte gedragsverandering

ontstaat vaak vanuit positieve stimuli en kan worden

bevorderd door energiebesparing als een inspirerende

uitdaging te presenteren, waar iedereen beter van wordt. Dat

kan via slimme campagnes die ook jongeren aanspreken, via

prijsvragen, wedstrijden en symbolen (bijv. de meest

energiezuinige Iphone).

5. Energiecoach. De transitie naar een duurzame energievoor-

ziening vraagt om een mentaliteitsomslag. De verstrekking

van de juiste informatie en kennis aan verschillende typen

consumenten is hierbij cruciaal. Veel consumenten willen

best hun gedrag aanpassen, maar weten vaak niet hoe ze

energiezuiniger moeten handelen. Een energiecoach helpt

hen hierbij en kan pro-actief opereren op buurt of wijk

niveau. Of hij/zij ondersteunt bedrijven bij het vervullen van

hun duurzame ambities.

6. Lokale energiebedrijven (coöperaties). Lokale energiebedrij-

ven komen snel op, in allerlei mogelijke vormen. Variërend

van een bedrijf dat zelf energie duurzaam opwekt tot een

bedrijf dat projecten opzet om duurzame energie te bevorde-

ren. In feite zijn het ‘de nieuwe nutsbedrijven’. Maar er zijn

nogal wat barrières te nemen voor partijen die zoiets willen

opzetten: marktpartijen werken vaak onvoldoende samen

om tot een energiebedrijf te komen, gemeenten missen vaak

daadkracht en expertise, traditionele energiebedrijven kijken

hier nog vreemd tegenaan en wat is de rol van burgers

hierin: klant, investeerder of aandeelhouder?

Deze transitiepaden zijn richtingwijzers voor de transitieagen-

da van de energievoorziening. Zij wijken af van de standaard

transitiepaden, ook al omdat ze dichter bij de burger of

consument staan en niet altijd direct technologisch van aard

zijn. Zij kunnen de komende jaren worden uitgewerkt en

worden gekoppeld aan een portfolio aan transitie-experimen-

ten. Hier ligt een belangrijke taak voor het project energietran-

sitie 2.0: meer lokaal en regionaal opererend, vanuit de burger/

consument en meer focus op doorbraakprojecten.

Transitieagenda voor Energie

De energietransitie zit in de versnellingsfase en dat vraagt om

een andere wijze van sturen dan in de voorontwikkelingsfase.

Meer gericht op kiezen, opschalen en regionaliseren dan op

zoeken, leren en experimenteren. Keuzes moeten worden

Page 37: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

36

gemaakt: welke experimenten worden opgeschaald en welke

niet? Welke belemmeringen voor doorbraken gaan we aanpak-

ken? Welke regio’s zijn geschikt als doorbraakregio’s? Stimule-

ren en faciliteren van koplopers, maar dwingender en stringen-

ter voor de achterblijvers. Het instrumentarium moet worden

aangepast: van de feed-in regeling tot vergroening van het

fiscale stelsel en de infrastructuur moet worden ingericht voor

grootschalige toepassing van duurzame energie. Uiteraard zijn

we nooit uitgeleerd en klaar met experimenteren, maar de

nadruk in deze fase ligt op convergentie en coherentie en niet

op divergentie en diversiteit.

De transitieagenda voor energie is dan ook zowel dwingend als

stimulerend. Hij is deels gebaseerd op het partijoverstijgende

plan ‘Nederland krijgt Nieuwe Energie’ en op het Urgenda

doorbraakplan voor de gebouwde omgeving.

n Een transitieplan voor de energievoorziening is nodig: een

Deltaplan nieuwe stijl dat breed gedragen wordt door alle

politieke partijen. Een radicaal hervormingsplan met als

doelstelling een volledig duurzame (fossielvrije) energievoor-

ziening in 2050, door een jaarlijkse energiebesparing van 3%

en een jaarlijkse groei in duurzame energie van 7%.

n Maak van de gebouwde omgeving het belangrijkste energie-

transitieproject. De gebouwde omgeving kan in 10 jaar tijd

energieneutraal worden. Alle bestaande woningen, kantoren

en scholen kunnen worden vergroend via drie sporen:

energiebesparing, duurzame energie en oppervlakteontwik-

keling. Het transitieplan kan in fasen worden uitgevoerd.

Startend met koplopers kan reeds in 2011 begonnen worden

met 10 pilots in 10 koplopergemeenten, waarbij koplopers

onder corporaties en energiebedrijven zijn betrokken. Vanaf

2014 vindt landelijke opschaling plaats van deze 10 pilots.

Technisch kan het, macro-economisch overstijgen de baten

de kosten reeds in 2020 en bedrijfseconomisch biedt het

voordelen voor alle betrokken partijen op redelijk korte

termijn.

n Vergroening van het belastingsysteem: milieubelastende en

energieverslindende productie en consumptie worden sterk

belast, terwijl ‘groene’ activiteiten, producten en diensten

juist worden gestimuleerd. Het fors duurder maken van

fossiele brandstoffen vormt een wezenlijk onderdeel van

deze fiscale hervorming.

n Introductie van feed-in tarief voor alle vormen van duur-

zame energie. Feed-in in Duitsland is een wettelijk vastgelegd

teruglevertarief (geen subsidie) dat energiebedrijven ver-

plicht om groene stroom van aanbieders te kopen tegen een

hoger tarief dan de marktwaarde met een garantie van 20

jaar. De meerprijs wordt gefinancierd door consumenten die

grijze stroom gebruiken en daarvoor een heffing betalen die

wordt doorgesluisd naar de producenten van groene stroom.

Hiermee kan een consistent en stimulerend investeringskli-

maat voor duurzame energie worden gecreëerd.

Page 38: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

37

n Verplichting voor energieleveranciers om jaarlijks een groter

aandeel duurzame energie te leveren. Voor Nederlandse

energiebedrijven geldt dan dat deze duurzame energie in

Nederland geproduceerd moet worden.

n Stop met de bouw van nieuwe kolencentrales. Deze zijn

aantoonbaar onduurzaam en niet nodig: we leggen ons vast

op een technologie die nu al is verouderd en hoort bij een

industrieel tijdperk dat inmiddels achter ons ligt. Onze

energiebehoefte kan volledig worden vervuld via zon, wind,

omgevingswarmte en (tweede generatie) biomassa.

n Investeer in een slimme energie-infrastructuur (‘smart grid’)

waarmee het variabele energieaanbod en de vraag zo goed

mogelijk op elkaar afgestemd kunnen worden.

n Richt een Nationaal Energie Investeringsfonds op om de

financiering van energiebesparende maatregelen en investe-

ringen in de opwekking van duurzame energie laagdrempe-

lig te maken.

n Bied energie-intensieve bedrijven de kans om via ontheffin-

gen binnen redelijke termijnen aan strenge duurzaamheids

normen te voldoen, zodat de internationale concurrentiepo-

sitie niet wordt aangetast.

n Investeer gericht in kennis en expertise op het sterk opko-

mende gebied van ‘clean tech’. Dit omvat een cluster van

activiteiten rondom schone technologie, van duurzame

energie tot duurzame afvalverwerking en van duurzame

materialen tot klimaatadaptief bouwen. Nederland kan over

5 jaar in de mondiale top 10 staan van deze snelle groei-

markt.

n Maak van energiebesparing een inspirerende uitdaging in

plaats van een tobberig probleem. Energiebesparing moet

‘cool’ worden: iedereen die hier niet aan mee doet is op den

duur een ‘loser’. Stimulerende prikkels hiervoor kunnen

worden gegeven door partijen uit te dagen mee te doen: via

slimme campagnes, prijsvragen, wedstrijden en symbolen,

bijvoorbeeld een zonne-boiler als symbool voor de energie-

transitie. Maar ook via stimuli voor beprijzing en belasting:

hypotheekrenteaftrek, WOZ-waarde en Nationale Hypo-

theekgarantie koppelen aan energiebesparing.

1 Rotmans, J. duurzaamheid: van onderstroom tot draaggolf. Op de rand van een doorbraak, maart 2007.2 Zie www.energietransitie.nl.3 Met Drenthe de diepte in. Ontwerp Structuurvisie Ondergrond, Provincie Drenthe, april 2010.4 Mede gebaseerd op Urgenda Visie 2050: samen sneller duurzaam.

Page 39: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

38

Page 40: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

39

Transitie analyse

Wat is duurzame mobiliteit? Daar is geen unieke definitie van,

omdat het begrip op diverse wijzen kan worden geïnterpre-

teerd1. Een integrale zienswijze die rekening houdt met de

sociale, economische en ecologische aspecten van mobiliteit

kan leiden tot de volgende interpretatie. Duurzame mobiliteit

is een wijze van vervoeren van personen en goederen die

bewegingsvrijheid biedt (je kunt je altijd en overal verplaatsen

hoe je wilt), die de beleving verrijkt en faciliteert (reizen is een

aangename beleving), die schoon en veilig is en die verbindin-gen maakt tussen mensen en plekken. Deze voorwaarden

garanderen optimale bereikbaarheid, milieuvriendelijkheid,

betrouwbaarheid, veiligheid en betaalbaarheid. We kunnen

dan ook in alle nuchterheid constateren dat duurzame

mobiliteit anno 2009 nog ver weg is. Het mobiliteitsvraagstuk

is een hardnekkig probleem en vraagt om een transitieaanpak.

Wat maakt het mobiliteitsprobleem zo hardnekkig? Mobiliteit

is een essentiële voorwaarde voor het economisch functione-

ren van een samenleving. Mobiliteit op zichzelf is dus geen

probleem. Het werkelijke probleem vormen de nadelige

effecten van mobiliteit. Congestie, door het grote aantal

voertuigen in een dichtbevolkt land (8.4 miljoen auto’s:

7.3 miljoen personenauto’s en 1.1 miljoen bedrijfsauto’s). Dit

geldt zeker voor de ochtend- en avondspits (die steeds langer

wordt), maar ook steeds meer voor andere tijden en dagen,

zoals in het weekend. Alleen al de files staan voor een schade-

post van ca. 3.5 miljard Euro per jaar in de boeken, meer dan

0.5% van het BNP. De overige maatschappelijke kosten worden

op ca. 4 miljard geraamd. Auto’s veroorzaken veel verkeerson-

gelukken, al is de score van Nederland op het gebied van

verkeersongelukken en verkeersdoden relatief laag.

In 2009 waren er 720 verkeersdoden, het laagste aantal sinds

decennia, maar 17.636 zwaargewonden in 2008, een aantal dat

toeneemt de laatste jaren. Daarnaast is de mobiliteitssector

verantwoordelijk voor ca. 17% van de totale CO2 uitstoot in

Nederland en draagt daarmee aanzienlijk bij aan het klimaat-

probleem. Tevens veroorzaakt de sector veel uitstoot van

fijnstof, NOx en is er overlast door geluid en stank. Ruim 8,4

miljoen auto’s op de weg nemen ook veel ruimte in beslag, in

de vorm van wegen en parkeerplaatsen. In ons dichtbevolkte

land gaat dit ten koste van groen of woon/werkgebied.

Transitie van het Mobiliteitssysteem

Page 41: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

40

Dit zijn allemaal symptomen van onduurzaamheid, waarvan

de meeste al decennia lang zichtbaar zijn. Deze onduurzaam-

heid is een gevolg van onze levenswijze en zit diep geworteld

in onze cultuur en onze structuren. Mobiliteit faciliteert onze

levenswijze die in de kern onduurzaam is. Dit is een belangrijk

element van de persistentie van het mobiliteitsprobleem.

Maar er is ook een mentaal aspect: wij kijken nog steeds heel

traditioneel naar ons mobiliteitssysteem. Wij versmallen het

probleem tot een automobiliteitsprobleem en veronderstellen

dat de auto dominant blijft in de toekomst (opvallend omdat

de auto bij introductie niet bedoeld was en gezien werd als een

massa vervoersmiddel). Wij hanteren een strikte scheiding

tussen de verschillende vervoersmodaliteiten, waardoor een

integrale visie en werkwijze ontbreekt. En wij denken nog

steeds aanbodgericht en zien mobiliteit nog steeds niet als

dienst, toegesneden op de wensen en eisen van de gebruikers.

Dit komt omdat economen, ingenieurs en adviseurs de cultuur

binnen de mobiliteitswereld domineren. Er wordt niet vanuit

een complexiteitsperspectief gekeken naar mobiliteit, maar

vanuit een statisch, reductionistisch perspectief. In die cultuur

ligt de focus op automobiliteit en technologie, het instrument

om dat te beïnvloeden is beprijzing, terwijl we weten dat dit

slechts een tijdelijk effect heeft op de mobiliteit.

Een laatste element van persistentie betreft de sturing van het

mobiliteitssysteem. Het mobiliteitssysteem is druk bevolkt met

veel partijen die proberen te sturen. Toch is zowel het indivi-

dueel als collectief sturend vermogen van de mobiliteitspart-

ners om daadwerkelijk wezenlijke veranderingen door te

voeren gering2 3. Ook zijn de verhoudingen tussen de partijen

al lang verstard. Daardoor is er onvoldoende gemeenschappe-

lijke slagkracht om het mobiliteitssysteem in duurzame

richting te sturen. Illustratief hiervoor is dat de overheid

decennialang vergeefs heeft geprobeerd om de groeiende

mobiliteit te beteugelen en vervolgens pragmatisch heeft

gekozen zich te beperken tot het bestrijden van de negatieve

gevolgen ervan. In diverse studies is vastgesteld dat rijk,

provincies en gemeenten voortdurend langs elkaar heen

werken bij het mobiliteitsbeleid. Er zijn nieuwe coalities nodig

van wegbeheerders, openbaar vervoerbedrijven, bedrijfsleven

en consumenten die als aanjager moeten gaan fungeren.

Het mobiliteitsprobleem bestaat in feite al zo’n 40 jaar en is

direct gekoppeld aan onze levensstijl en diep geworteld in onze

cultuur en maatschappelijke structuren. Hier kenmerkt zich

door een neerwaartse spiraal: het probleem wordt steeds groter,

omvangrijker en lastiger op te lossen, zie onderstaande box4.

De behoefte aan mobiliteit neemt voortdurend toe, en

telkens weer sneller dan verwacht. Maatregelen zijn gericht

op bestrijding van de symptomen, en niet gericht op een

fundamentele oplossing. Deze maatregelen vergroten

slechts het probleem, waardoor de maatschappelijke

onvrede toeneemt. Doordat onvoldoende sturing optreedt

vanuit actoren met onvoldoende autoriteit, ontstaat een

Page 42: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

41

schier uitzichtloze situatie. Omdat de verschillende

verkeersmodaliteiten (auto, openbaar vervoer, fiets, etc.)

niet in samenhang worden gezien maar als afzonderlijk en

in concurrentie, versterken ze elkaar niet, maar verzwak-

ken ze elkaar. Hierdoor grijpt men steeds weer terug op

ad-hoc oplossingen: meer wegen bouwen, waardoor de mo-

biliteit alleen maar sneller toeneemt; een prijsbeleid dat de

mobiliteit alleen maar tijdelijk enigszins afremt; en de

spoorwegcapaciteit vergroten, waardoor meer reizigers

toestromen waardoor de druk op het spoorwegennet

uiteindelijk alleen maar toeneemt, met alle calamiteiten

van dien.

Zie hier de complexiteit van het mobiliteitssysteem:

mensen die nu niet met de auto gaan vanwege de files,

kunnen dat wel gaan doen zodra de files tijdelijk verdwij-

nen, zodat weer meer files ontstaan. Mensen die nu niet

met de trein gaan, gaan dat wellicht wel doen als meer

treinen (op tijd) gaan rijden en de kwaliteit van de

dienstverlening verbetert, waardoor de capaciteit ontoerei-

kend wordt. Het verkeer- en vervoerssysteem is dus

voortdurend in beweging, bestaat uit samenhangende

componenten die elkaar wezenlijk beïnvloeden, heeft een

zekere onvoorspelbaarheid, en zelforganiserend vermogen

(op elke interventie wordt door actoren weer ‘onverwacht’

gereageerd via een gedragsaanpassing). Zolang men geen

rekening houdt met deze complexiteit is elke tijdelijke

oplossing gedoemd te mislukken.

Transitie fase

Mobiliteit is geen typisch Nederlands fenomeen. Het is daarom

zinnig om te kijken naar een aantal recente Europese mobili-

teitstrends.

Zo ondervindt 10% van het Europese wegennetwerk dagelijks

hinder van langdurige filevorming. 16.000 km spoorweg, ca.

20% van het Europese spoorwegennet, wordt beschouwd als

knelpunt. 16 van de belangrijkste Europese luchthavens

registreren vertragingen van meer dan een kwartier op meer

dan 30% van hun vluchten. Dit alles leidt tot een extra

verbruik van 1.9 miljard liter brandstof, wat ca. 6% van de

jaarlijkse consumptie is.

Bijna 40.000 dodelijke verkeersslachtoffers vallen per jaar in

Europa. Weliswaar neemt dit aantal af, maar men streeft naar

een halvering van dit aantal slachtoffers in 2010. Landen met

de hoogste sterfte van verkeersongevallen per 100.000 inwo-

ners zijn Litouwen, Letland, Portugal, Griekenland en Estland.

Elke dag worden 10 hectares in gebruik genomen door nieuwe

autowegen. De lengte van het autowegennet is sinds 1980 met

75% toegenomen, terwijl de lengte van het spoorwegennet en

binnensleepvaart met 10% is afgenomen in dezelfde periode.

De Europese transportsector neemt ca. 28% van de totale

CO2- emissies in Europa voor zijn rekening. Deze uitstoot van

CO2 stijgt naar verwachting de komende 10 jaar met ca. 50%.

Het energieverbruik in de transportsector groeide sinds 1985

Page 43: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

42

met de helft, terwijl dit in andere economische sectoren maar

met ca. 4% is toegenomen. En de transportsector in Europa is

voor 98% afhankelijk van olie.

De totale uitgaven voor de transportsector bedragen ca. 10%

van het Europese BNP. De geschatte economische schade ten

gevolge van congestie bedraagt in Europa tussen de 0.5-1% van

het Europese BNP en neemt jaarlijks toe.

Deze Europese trends geven aan dat de afgelopen decennia een

geweldige scheefgroei is ontstaan tussen de verschillende

verkeersmodaliteiten: auto en vliegtuig groeiden spectaculair;

spoor en binnenschip bleven hierbij ver achter. Verwacht

wordt dat de behoefte aan mobiliteit de komende decennia

alleen nog maar zal toenemen, zowel wat betreft het goederen-

vervoer als het personenvervoer. Transport zal goedkoper en

sneller worden, waardoor productieprocessen verder mondiali-

seren, met weer een groeiende behoefte aan goederenvervoer

als gevolg.

Een recente studie van de Raad voor Verkeer en Waterstaat5

naar de effecten van demografische ontwikkelingen en

leefstijlen op mobiliteit geeft aan, dat de populariteit van de

auto alleen nog maar zal stijgen en die van het openbaar

vervoer en de fiets zal afnemen. Dit komt ondermeer omdat

veel allochtonen die nu nog relatief veel gebruik maken van

het openbaar vervoer, over zullen stappen op de auto als hun

welvaartsniveau toeneemt. Ook in de krimpregio’s komt het

gebruik van het openbaar vervoer verder onder druk komen te

staan en zal het autoverkeer verder terrein winnen. De

babyboomgeneratie gaat met pensioen en die is aanzienlijk

mobieler dan voorgaande generaties. Verder zal de emancipatie

van minder mobiele groepen mensen leiden tot een groei in de

mobiliteitsbehoefte.

Alle macro-trends duiden dus op significante toename van de

mobiliteit in Nederland, over de hele linie. Dit, terwijl de

milieueisen die aan het transport zullen worden gesteld, ten

aanzien van de CO2-uitstoot en fijnstof uitstoot, aanzienlijk

zullen worden aangescherpt de komende jaren. Dit plaatst de

mobiliteitssector voor een groot dilemma.

Op meso-niveau ontbreekt het aan collectief sturend vermogen

en aan integraal, consistent beleid vanuit een lange-termijn

visie. Het in 2001 binnen het Ministerie van Verkeer en

Waterstaat (V&W) opgestarte transitieproject duurzame

mobiliteit werd na een aantal jaren overgeheveld naar Econo-

mische Zaken en onderdeel van de energietransitie. Dat zegt

genoeg, omdat energie slechts één aspect vormt van het

mobiliteitsvraagstuk. Een hoge ambtenaar van het ministerie

van V&W bracht dit mobiliteitsdilemma als volgt onder

woorden: ‘Maatregelen die mobiliteit in goede banen moeten

leiden zijn of acceptabel maar hebben weinig effect, of ze sorte-

ren wel effect maar kunnen niet rekenen op draagvlak binnen

de samenleving’. Zie het recente debacle rondom rekeningrij-

den. Al meer dan 10 jaar worden plannen ontwikkeld voor

Page 44: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

43

rekeningrijden en zijn al honderden miljoenen Euro’s uitgege-

ven aan de voorbereidingen en nog steeds is het niet gelukt om

dit in te voeren. Afgezien van de twijfel over de mogelijke

effecten van rekeningrijden, tekent dit het gebrek aan besluit-

vaardigheid op mobiliteitsgebied in Nederland.

Op micro-niveau circuleren behoorlijk wat innovatieve ideeën,

projecten en experimenten, maar slechts weinig daarvan

breken door en worden onderdeel van het regime. Innovatie-

programma’s als ‘Transumo’ en ‘Wegen naar de Toekomst’

spelen hun innovatierol met verve, maar krijgen te weinig

ruimte om voor doorbraken te kunnen zorgen, waardoor hun

armslag beperkt is. Uitzondering is het experiment Spitsmij-

den, wat nu wel wordt opgeschaald, maar alleen wordt ingezet

voor filereductie, terwijl het niet bijdraagt aan duurzame

mobiliteit op lange termijn.

Vanuit een transitieperspectief benoemen wij het mobiliteitsdi-

lemma als een lock-in: het mobiliteitssysteem zit muurvast en

is verstrikt geraakt in een tamelijk uitzichtloze situatie. Dat

betekent dat de transitie naar duurzame mobiliteit lijkt te

mislukken. Het lukt vooralsnog niet om een antwoord te

vinden op de almaar groeiende behoefte aan mobiliteit bij

burgers en bedrijven. Sterker nog, het huidige beleid stimuleert

dit alleen maar en verergert daardoor het probleem. Om uit

deze impasse te geraken zijn onconventionele maatregelen

nodig vanuit een heroriëntatie op mobiliteit en de beïnvloe-

ding ervan. Dat begint bij het vaststellen van een visionaire

opgave voor duurzame mobiliteit en een wenkend toekomst-

perspectief.

Visionaire Opgave voor Mobiliteit6

eeN weNKeND ToeKoMSTBeeLD VooR MoBILITeIT

In het Nederlandse mobiliteitssysteem van de toekomst

kan iedereen zich in zijn eigen tempo en op zijn eigen

wijze verplaatsen. Weg-, water- en luchtvervoer zijn

optimaal op elkaar afgestemd, zodat files niet of nauwelijks

meer voorkomen. Het onderscheid tussen collectief en

individueel vervoer is vervaagd. Allerlei hybride vormen

zijn ontstaan: het gaat erom dat je komt waar je wilt zijn,

niet hoe je dat doet. Mobiliteit is een duurzame dienst

geworden, die op maat wordt geleverd door mobiliteitsbe-

drijven. Mensen kunnen mobiliteit huren of inkopen: je

geeft aan wat je wilt (snelheid, comfort, service, goedkoop,

weinig overstappen, met wie je wilt reizen, etc.) en de

mobiliteitsmakelaar verschaft je een scala aan mogelijkhe-

den en prijzen van deur tot deur en regelt een reismenu op

maat. Dit kan per individu worden samengesteld, maar

ook voor een groep mensen: een gezin, wijk, straat, dorp,

bedrijf of gemeenschap. De makelaar regelt alles voor je en

daar betaal je voor.

De auto heeft zijn status als icoon verloren, door de vele

Page 45: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

44

Page 46: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

45

nadelen die hij met zich meebracht. Je gebruikt hem alleen

als je hem echt nodig hebt en deelt hem met anderen.

Autorijden is als paardrijden geworden: een liefhebberij

voor een kleine groep mensen, net zoals een eeuw geleden,

toen autorijden vooral een sportieve bezigheid was voor

rijke, stoere mannen.

Er zijn vele nieuwe vormen van vervoer en het onder-

scheid tussen collectief en individueel vervoer is verdwe-

nen. Het basisvoertuig is een zogenaamde metamorfose

mobiel: een flexibel, zelfsturend voertuig voor 1 à 2

personen. Deze metamorfose mobiel is modulair uitbreid-

baar tot 4-8-12 mensen: modules kunnen aan- en afgekop-

peld worden en de mobiel ondergaat als het ware een

metamorfose. Deze hybride en flexibele vorm kan variëren

van een metro-achtig modulair stelsel tot een afgekop-

pelde module voor individueel vervoer. De voertuigen

worden elektrisch aangedreven, zijn cradle-to-cradle en

kunnen niet in botsing komen met elkaar. Ze brengen je

snel, comfortabel en veilig waar je heen wilt; je kunt ze

huren, leasen, kopen of delen met anderen.

In de drukbevolkte gebieden rijdt een geavanceerd

lightrail-systeem met een grote capaciteit voor lange en

korte afstand, met een hoge dichtheid en regelmatige

diensten. Op deze wijze kunnen grote hoeveelheden

mensen dagelijks snel en comfortabel vervoerd kunnen

worden, waarbij moderne faciliteiten werken onderweg tot

een groot gemak maken. Het lightrail systeem ligt deels

boven de grond en over het water en deels ondergronds.

Het gelaagde mobiliteitssysteem kent drie geografische

niveaus: lokaal, interstedelijk en internationaal. Op lokaal

niveau kunnen metamorfose modules gecombineerd

worden met wandelen, fietsen en (veer)boten. Taxi’s rijden

overal rond en zijn op elk moment beschikbaar. Op

interstedelijk niveau is de lightrail het belangrijkste

vervoersmiddel in de inmiddels compacte Randstad,

verbonden aan boten en metamorfoses (voor 1 tot 12

personen). Bij elke halte van de lightrail zijn afkoppelbare

metamorfoses beschikbaar die mensen naar elke buurt of

wijk kunnen vervoeren. Buiten de Randstad zijn de

metamorfoses verbonden aan de trein. Internationaal

vormen hogesnelheidstreinen de basis voor vervoer

binnen Europa, gekoppeld aan metamorfoses voor

binnenstedelijk vervoer. Vliegtuigen gebruiken geen

fossiele brandstoffen meer, maar vliegen op accu’s of algen.

Tijd en plaats zijn grotendeels ontkoppeld. We maken

gebruik van verschillende snelheden, lagen en ruimtes,

fysiek en virtueel, bovengronds en ondergronds, thuis en

elders. Door het gebruik van flexibele werkplekken

(zogenaamde Hubs, met de allermodernste voorzieningen)

in elke wijk, dorp en stadsdeel kan men elk moment

werken waar men wil.

Page 47: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

46

Transitiepaden voor Duurzame Mobiliteit

Bij de bovengenoemde toekomst voor duurzame mobiliteit

horen veel en uiteenlopende transitiepaden. Hier geven we een

paar voorbeelden daarvan:

1. Nederland Elektroland. Het hele mobiliteitssysteem is

gebaseerd op elektriciteit die wordt opgewekt door zonne- en

windenergie en door huizen en gebouwen. Alle voertuigen

worden elektrisch aangedreven: van elektrische auto’s tot

elektrische metamorfose modules, van elektrische veerboten

tot elektrische watertaxi’s en van elektrische scooters tot

elektrische fietsen.

2. Randstad-Lightrail. De Randstad wordt één grote metropool

die drijft op een uitstekend openbaar vervoer systeem.

Tussen alle grote en middelgrote steden in de Randstad rijdt

een geavanceerd lightrail-systeem met een grote capaciteit

voor lange en korte afstand, met een hoge dichtheid en

regelmatige diensten. Dit mega-project duurt minstens 20

jaar, zodat niet snel genoeg begonnen kan worden met de

aanleg ervan. Voor een beperkt deel kan gebruik worden

gemaakt van bestaande railconstructies, zoals tussen

Rotterdam en Den Haag.

3. Mobiliteitspas. Iedere werknemer van een (middel)groot

bedrijf krijgt een mobiliteitspas: één kaart voor de trein,

treintaxi, tram, bus, metro, taxi, huur- en lease auto, ov-fiets

en P&R-parkeerplaatsen. De werknemer geeft dagelijks aan

waar hij naar toe wil en krijgt een reisadvies van deur tot

deur van de mobiliteitsmakelaar. Uit de eerste experimenten

met de mobiliteitspas blijkt dat het autogebruik fors afneemt

bij invoering ervan. Zowel voor werknemer als voor bedrij-

ven biedt dit veel voordelen.

4. Mobiliteitsmakelaar. In 2020 zijn er 1000 mobiliteitsmake-

laars die makelen en schakelen tussen bedrijven, overheden

en klanten. Zij leveren een mobiliteitsdienst op maat en

nemen bedrijven veel werk uit handen. De mobiliteitsmake-

laar schiet de reiskosten voor de werknemer voor, eens per

maand worden de reiskosten in rekening gebracht bij het

bedrijf dat geen omkijken meer heeft naar reiskostendeclara-

ties.

5. ‘Mobiloning’. Een beloningssysteem voor mensen die

milieuvriendelijk reizen. Mensen worden beloond als ze niet

met de (conventionele) auto reizen, maar met het openbaar

vervoer of met de fiets. Dit wordt betaald door mensen die

wel met de auto reizen, zodat op meso-niveau een bonus-

malus systeem ontstaat: de ‘vervuilende’ reizigers betalen

voor de ‘schone’ reizigers.7

6. Netwerkstructuur. Mobiliteit vanuit een netwerkperspectief.

Hierbij wordt mobiliteit vooral vertaald in zelfsturende,

complexe netwerken (software) en niet zozeer in techniek en

infrastructuur (hardware). Zo’n netwerkperspectief betekent

Page 48: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

47

een totaal andere manier van sturing van mobiliteit, meer

uitgaand van zelforganisatie en emergentie.

Deze transitiepaden zijn richtingwijzers voor de transitieagen-

da van een duurzame mobiliteitsvoorziening. Zij kunnen de

komende jaren worden uitgewerkt en worden gekoppeld aan

een portfolio aan transitie-experimenten.

Transitieagenda voor Duurzame Mobiliteit

De mobiliteitstransitie zit in een lock-in. Dat betekent dat een

breed gedragen transitieplan, zoals het partijoverstijgende plan

‘Nederland krijgt Nieuwe Energie’, op dit moment nagenoeg

kansloos is. De transitieagenda voor duurzame mobiliteit zal

zich moeten richten op het ontwikkelen van een nieuw

perspectief voor duurzame mobiliteit, het organiseren van een

ander mobiliteitsdiscours, het doorbreken van patstellingen en

het inzetten op multipele modaliteiten. Het stimuleren van

elektrisch vervoer, een grootschalige impuls voor openbaar

vervoer, anders ruimtelijk gaan ontwerpen en inrichten en een

systeem van beprijzing met zowel positieve als negatieve

prijsprikkels. Elementen van deze transitieagenda zijn onder-

deel van het Urgenda doorbraakplan voor elektrisch vervoer.

Let wel: een te eenzijdige focus op de elektrische auto is een

groot risico. Dat kan de bestaande lock-in nog verder verster-

ken. Het gaat niet om de elektrische auto, het gaat om een

duurzaam mobiliteitssysteem wat waarschijnlijk elektrisch

wordt aangedreven, met allerlei hybride vormen van mobili-

teit.

n Innoveren van Openbaar Vervoer. Het openbaar vervoer zal

zich zodanig moeten innoveren dat het zich aanpast aan de

behoeften van verschillende typen reizigers. Jongeren willen

flexibiliteit, gemak en voortdurend communiceren. Dat vergt

een forse investering in het OV in (onderlinge) communica-

tie, gemak en identiteit. Zakenmensen daarentegen willen

rustig kunnen werken of vergaderen. Dit vraagt om een

investering in vergaderfaciliteiten, internetaansluitingen en

comfort. Oudere reizigers willen weer voorzieningen op het

gebied van toiletten, eten en drinken, etc.

n Investeren in Randstad-Lightrail. Grootschalige investeringen

zijn nodig voor een supermodern en geavanceerd Lightrail

systeem in de Randstad. Dit verdient de hoogste prioriteit,

omdat zo’n omvangrijk project minstens 20 jaar duurt

voordat het is uitgevoerd. Voor de doorstroming van de

mobiliteit in de Randstad Metropool is het van cruciaal

belang. Dit zou voor de komende 5 kabinetten moeten

worden vastgelegd.

n Stimuleren van elektrisch vervoer. Nederland leent zich bij

uitstek voor elektrisch vervoer, qua infrastructuur, wegen-

dichtheid, elektriciteitsvoorziening en gemiddelde verplaat-

singsafstand. Nederland kan dan ook internationaal

koploper worden in elektrisch vervoer. Dit kan door stevig te

Page 49: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

48

investeren in oplaadpunten, fiscale stimuleringsmaatregelen

te nemen, ‘pilots’ te starten met elektrisch rijden om het

publiek daaraan te laten wennen en door als eerste grote

klant op te treden. Het gaat hierbij niet alleen om elektrische

auto’s, maar ook om elektrische scooters, fietsen, taxi’s,

veerboten, segways, etc.

n Stimuleren van hybride vormen van vervoer. Elektrisch

vervoer leent zich voor experimenten met hybride vormen

van vervoer: combinaties van collectief en individueel

vervoer via elektrische modules die apart en in serie gescha-

keld een soort metro of treintje kunnen vormen.

n Iconen voor elektrisch vervoer. Tien ambassadeurs, bekende

Nederlanders, die uitdragen dat elektrisch rijden cool, leuk

en makkelijk is, op een mediagenieke wijze in allerlei soorten

media. Zij kunnen elektrische auto’s promoten, elektrische

scooters voor jongeren, elektrische fietsen voor senioren, etc.

Dit vergt een slimme, professionele, uitdagende en verlei-

dende media-campagne.

n 1 Autovrije dag voor werknemers. Het plan is dat werknemers

van bedrijven en overheden 1 dag hun auto niet gebruiken

voor woon-werkverkeer. Als 100 (middel)grote bedrijven

hieraan mee willen doen, dan kan dit zoden aan de dijk

zetten. Zie voor meer informatie de website www.wegmet-

files.nl, die ook autoforensen helpt met alternatieven voor

wie de auto wil laten staan.

n Duurzaam opschalen van Spitsmijden. Spitsmijden is een

succesvol innovatie-experiment en wordt nu wel opge-

schaald, maar dat betekent in de praktijk vooral herhaling op

een grotere schaal met als oogmerk filereductie. Duurzaam

opschalen betekent vooral opname in het mobiliteitsregime,

zowel fiscaal, technologisch, institutioneel als juridisch. En

de koppeling aan lange termijn duurzaamheid, door vooral

een gedragsverandering na te streven. Het belonen van

andere vormen van vervoer dan de auto zou het uitgangs-

punt moeten zijn, in plaats van de file te mijden met de auto.

n Integraal beprijzingssysteem. Een soort gesloten betalingssys-

teem op meso-niveau, waarbij de reizigers die ‘schoon’

(milieuvriendelijk of energiezuinig) reizen beloond worden.

Deze beloning wordt betaald door de ‘vervuilende’ reizigers

die bijvoorbeeld met een conventionele auto reizen. Uiter-

aard moet dit wel vereffend worden naar rato van inkomen,

maar het principe is eerlijk en transparant.

n Stimuleer fietsen onder allochtonen. Allochtonen fietsen

verhoudingsgewijs minder dan autochtonen. Vooral Turken

en Marokkanen fietsen aanzienlijk minder (10% van ritten

per fiets) dan autochtonen (27% van ritten per fiets). Dat

heeft te maken met beeldvorming, vertrouwdheid en

integratie. Naarmate allochtone groepen beter geïntegreerd

zijn (Surinamers, Antillianen) fietsen ze meer. Ook blijkt

verbetering van de fietsinfrastructuur het fietsen onder

allochtonen met een factor twee te stimuleren. Vooral jonge

Page 50: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

49

1 P. Weaver, J. Jäger, en J. Rotmans (red.) (2008), ‘Integrated Sustainability Assessment: concept, process and tools’, special issue of the International Journal of Innovation and Sustainable Development, vol. 3, nr. 1, p. 1-162. 2 F. Avelino (2009). ‘Empowerment and the challenge of applying transition management to ongoing projects ‘, Policy Sciences 42, no. 4, 369-390. 3 F. Avelino and Rotmans, J. (2007). ‘Logistieke Netwerken in Transitieperspectief: reflectie op Transumo projecten’, DRIFT, 23 maart 2007. 4 Mede gebaseerd op Rotmans, J. (2003) ‘Transitiemanagement: sleutel voor een duurzame samenleving’. 5 Raad voor Verkeer en Waterstaat. ‘wie ik ben en waar ik ga’. Advies over de effecten van veranderingen in demografie en leefstijlen op mobiliteit. 6 Mede gebaseerd op de Urgenda visie 2050 ‘Samen sneller duurzaam’ 7 Dit is een variant op Spitsmijden, een innovatief project van Transumo en de Rabobank. Het verschil is dat bij Spitsmijden een beloning plaatsvindt om iets niet te doen (niet in de spits met de auto), terwijl hier een beloning plaats vindt als iets wel wordt gedaan (OV-vervoer of fiets in plaats van de auto)

allochtonen zijn een interessante doelgroep om het fietsen te

stimuleren.

n Integrale Ruimtelijke inrichting. Veel ruimtelijke plannen

lokken mobiliteit uit. Vooral lintbebouwing en functieschei-

ding stimuleren (auto)mobiliteit. Het mobiliteitsvraagstuk is

vooral een ruimtelijke opgave. Door veel integraler te

ontwerpen, vanuit het slim combineren van functies, kan

het mobiliteitsgedrag van mensen op effectieve wijze worden

beïnvloed. Dit is niet voldoende, maar kan wel tot een

significante afname van mobiliteit leiden.

Page 51: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

50

Page 52: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

51

Juist in deze tijden van bezuinigingen moet fors worden

geïnvesteerd in een duurzame economie. Als de Nederlandse

overheid hierop inzet levert dat veel werkgelegenheid op en op

den duur structurele economische groei. Het rendement op

investeringen in duurzame innovatie is hoog, waardoor ons

land één van de koplopers kan worden in Europa. Zo kunnen

grootschalige investeringen in energiezuinige huizen en

gebouwen in Nederland veertig- tot vijftigduizend banen per

jaar opleveren. Om dit te bereiken is een industriepolitiek

nieuwe stijl nodig: een proactief en consistent beleid dat

veelbelovende duurzame niche-sectoren met subsidies en

innovatieruimte ondersteunt.

De huidige financiële en economische crisis echoot nog

jarenlang na in de vorm van bezuinigingen van ongekende

omvang. Een puur bezuinigingsbeleid zou ons echter recht-

streeks naar volgende crises leiden, omdat het de onderlig-

gende systeemcrisis ongemoeid laat. Waar de kredietcrisis nog

deels kon worden opgelost met kapitaalinjecties en garanties

voor nationale banken, de schuldencrisis die daarvan het

gevolg is en hele landen op de rand van de afgrond brengt, kan

alleen internationaal worden opgelost. De complexiteit,

schaalgrootte en omvang van de krediet- en schuldencrisis

vereist een gelaagde analyse op tenminste drie niveaus:

1. Financiële, bancaire en schulden crisis. Dit gaat over interna-

tionaal financieel toezicht en regulering van financiële

markten om excessen tegen te gaan en consumenten te

beschermen tegen fraude en te riskante financiële construc-

ties. In Europa betreft het vanwege de monetaire crisis ook

een hervorming van het stabiliteitspact om landen te

beschermen tegen wanbeleid van andere landen.

2. Relaties markt, overheid en samenleving. De relaties tussen

markt, overheid en samenleving zijn wezenlijk veranderd.

Vrije marktwerking leidt blijkbaar tot ondeugdelijke en

excessieve situaties, maar wat is dan begrensde marktwerking

en wat is daarin de rol van de overheid en die van het

maatschappelijk veld?

3. Deugden, normen en waarden voor economie/samenleving. Er is een nieuw economisch systeem nodig gelet op de

energiecrisis en klimaatcrisis die nog in het verschiet liggen.

Transitie naar een duurzame economie

Page 53: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

52

Deze laatste crises zijn niet cyclisch, worden erger naarmate

de tijd vordert en kunnen leiden tot grote maatschappelijke

onrust en spanning.

Tot dusverre is vrijwel alle aandacht uitgegaan naar het eerste

en in mindere mate naar het tweede thema. Maar meer

toezicht en adequate regulering zijn lang niet voldoende. De

financiële, bancaire en schulden crisis is slechts een symptoom

van een dieper liggende systeemcrisis. Deze is terug te voeren

op decennia van overmatige productie en consumptie en

uitputting van onze natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen.

De perverse effecten hiervan zijn niet verwerkt in de bestaande

economische orde en die is op termijn dan ook niet houdbaar.

Zonder een transitie naar een duurzame economie creëren we

automatisch de volgende crisis.1 Dus is een nieuw ordenings-

model van markt, overheid en maatschappij nodig. Elk van

deze entiteiten heeft zijn eigen afrekeningsmechanisme. De

markt is gericht op korte termijn, groei, winst en efficiency. De

overheid richt zich op iets langere termijn en streeft naar

stabiliteit en incrementele veranderingen. Het maatschappelijk

veld is gericht op belangenbehartiging vanuit duidelijke

tegenstellingen. Een vernieuwd Rijnlands model, gericht op

verduurzaming van de economie vanuit een fundamentele

herbezinning, zou uitkomst kunnen bieden. Nodig is een

overheid die dit stimuleert en faciliteert, ondernemingen die

continuïteit op (middel)lange termijn laten prevaleren boven

korte-termijnwinst en een maatschappelijk veld dat collectieve

belangen boven sectorale belangen stelt.2

Hier gaan we vooral in op het laatste beschouwingsniveau, de

morele crisis, die een venster biedt van waaruit we de vraag

trachten te beantwoorden: wat verstaan we onder een duur-

zame of groene economie? Uiteraard is deze transitie een

mondiale opgave, maar hier richten we ons vooral op de vraag

wat die opdracht betekent voor Nederland.

Wat is een duurzame economie?

De kern van een nieuwe, duurzame economie is het schoon en

veilig produceren en consumeren van goederen, materialen en

energie. ‘Schoon’ betekent dat we geen gebruik maken van

fossiele energie (olie, kolen en gas), maar alleen van schone

energiebronnen, zoals zonne- en windenergie, aardwarmte en

bepaalde soorten biobrandstoffen. Een duurzame economie is

circulair: afval vormt de grondstof voor nieuwe producten en

elk onderdeel van elk product is opnieuw bruikbaar of biolo-

gisch afbreekbaar. Een duurzame economie is ook ‘biobased’,

wat wil zeggen dat we geen aardolie meer gebruiken, maar

groene grondstoffen op basis van planten en restproducten.

Een duurzame economie biedt voor de Delta Nederland unieke

kansen om een nieuwe maak- en kennisindustrie te ontwikke-

len rondom duurzaamheid, met als speerpunten: klimaatadap-

tief ontwikkelen, deltatechnologie, drijvend bouwen, groene

chemie en duurzame kennis. Rondom deze nieuwe maakindus-

trie kunnen op grote schaal combinaties ontstaan van leren,

Page 54: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

53

werken en ondernemen, campussen waar bedrijven en scholen

samenwerken en waar leerlingen onderwijs krijgen in alle

aspecten van duurzaamheid, in theorie en praktijk.

Een duurzame economie kent een fiscaal systeem waarin

iedereen een eerlijke prijs betaalt voor het onttrekken van

natuurlijke kapitaalvoorraden aan de aarde. Vervuilende

producten en diensten worden fiscaal zwaarder belast en

groene producten en diensten juist niet. Die laatste zijn

daardoor goedkoper.

Een voorwaarde voor een duurzame economie is een absolute

ontkoppeling van economische groei en de druk op het milieu,

de ruimte en de mens. Het is een drogreden dat meer economi-

sche groei automatisch leidt tot meer welvaart. Sinds de jaren

tachtig stabiliseert de welvaartsindex in veel westerse landen;

in landen als Nederland daalt hij zelfs.3 Meer economische

groei leidt ook niet vanzelf tot een schonere en zuinigere

economie – ook dat idee is in de praktijk weerlegd de afgelopen

decennia. Verduurzaming van de economie zal daarentegen, zo

valt te verwachten, uiteindelijk wél leiden tot een stijging van

de welvaart.4

Spelregels voor een duurzame economie

Een duurzame economie vraagt om een nieuw perspectief op

onze maatschappij, met andere waarden dan groei, efficiëntie,

doelmatigheid en kosten/baten, gericht op een balans tussen

matiging en hebzucht, tussen korte en lange termijn, tussen

meer en genoeg. Het herstellen van verbindingen tussen ons

collectief handelen en de individuele beleving en waardering

staat daarbij centraal. Uit zo’n nieuwe oriëntatie laat zich een

aantal spelregels destilleren. Die zijn niet bedoeld als dogma’s,

maar als een normatief kader dat de basis kan vormen voor

afspraken tussen investeerders en financiers, overheid en

burgers bij het gezamenlijk vormgeven aan een duurzame

economie. Hierbij gaat het om:

1. Minder eenzijdige fixatie op economische groei. Groei-

fetisjisme leidt tot een korte-termijn oriëntatie en kan leiden

tot verspilling en overmatige consumptie. Duurzame groei

gaat uit van begrensde, kwalitatieve groei die gericht is op

een duurzame economische ontwikkeling op langere

termijn.

2. Afschaffen van het bruto nationaal product (BNP) als ijkpunt

voor de welvaart. In het BNP zijn geen mens-, natuur- en

maatschappijwaarden verwerkt, waardoor de groei ervan

hand in hand kan gaan met een afname van de welvaart.

Alternatieve indexen zoals gecorrigeerde BNP’s zijn minder

slecht, maar ook niet maatgevend voor welvaart. Een goed

alternatief zou het Bruto Nationaal Welzijn (BNW) kunnen

vormen - een maat voor de materiële, sociale en geestelijke

ontwikkeling van een land, oftewel een maat voor geluk of

welbevinden.5

Page 55: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

54

Page 56: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

55

3. Duurzaam rendement is belangrijker dan snel gewin. Dat

betekent dat consumenten stabiliteit en zekerheid prefereren

boven korte-termijnrendement. Hiervoor is een mentaliteits-

omslag nodig bij consumenten.

4. Een minder eenzijdige focus op aandeelhouders, meer

aandacht voor andere stakeholders. Een nieuwe vorm van

het Rijnlands model, dat een evenwichtige ordening

nastreeft tussen overheid, markt en maatschappelijk midden-

veld, is hierbij het uitgangspunt. Dit model moet het

antwoord vormen op uitwassen van het Angelsaksische

model (zoals aandeelhouderskapitalisme, zelfregulering en te

ver doorgeschoten individualisme). Daarvoor in de plaats

komen meer harmonieuze relaties tussen markt en overheid,

tussen arbeid en kapitaal en tussen individualisme en

collectivisme. Het vernieuwde Rijnlandse model gaat uit van

fundamentele morele waarden als welzijn, kwaliteit,

ecologisch behoud, lange-termijndenken en ‘samenredzaam-

heid’ (zie onder punt 8) – stuk voor stuk voorwaarden voor

een duurzame economie. In sociaal opzicht betekent dit

onder meer dat professionals (zoals politieagenten, verpleeg-

kundigen, docenten) niet louter als productiefactoren

worden beschouwd. Zij zijn vakmensen die zich moeten

kunnen ontplooien net zo goed als zij op hun prestaties

mogen worden afgerekend. De trage besluitvorming van het

traditionele Rijnlandse model, het polderen van belangen-

groeperingen, wordt ingeruild voor slagvaardig opereren met

nieuwe coalities in horizontale netwerken.

5. Milieuschade en maatschappelijke schade worden zoveel

mogelijk doorberekend in de prijzen voor producten en

diensten. Via een integrale kostprijsberekening kan alle

schade worden meegenomen. Zo zal een vliegticket aanzien-

lijk (drie tot vijf keer) duurder worden als alle schade

veroorzaakt door het vliegen (luchtverontreiniging, geluids-

overlast, klimaatbijdrage, ruimtebeslag, gezondheidsverlies)

wordt doorberekend in de prijs van een ticket. Om deze

prijsverhoging op een rechtvaardige wijze te verdelen

moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

6. Vervuilende bedrijven betalen mee aan de maatschappelijke

kosten die hun vervuiling oplevert. Schone bedrijven

worden gecompenseerd voor extra kosten die schoner

produceren met zich meebrengt. Zo ontstaat een gelijk,

duurzaam speelveld.

7. Hervorming van het belastingsysteem: milieubelastende en

energieverslindende productie en consumptie worden sterk

belast, terwijl ‘groene’ activiteiten, producten en diensten

juist worden gestimuleerd. Arbeid wordt fiscaal minder

belast. Het fors belasten van fossiele brandstoffen (en het

afschaffen van het indirect subsidiëren van vooral olie en

kolen) vormt een wezenlijk onderdeel van deze fiscale

hervorming.

8. Het stimuleren van een nieuwe vorm van solidariteit:

samenredzaamheid. Dat is het vermogen van mensen om

Page 57: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

56

zich op kleine schaal te organiseren in netwerken en

coöperaties die gezamenlijk activiteiten ondernemen, zoals

het organiseren van zorg of het genereren van duurzame

energie. Samenredzaamheid is een pragmatische vorm van

solidariteit: samen doen wat kan, met behoud van individu-

ele vrijheid. Het biedt een middenweg tussen het neoliberale

begrip zelfredzaamheid (ieder voor zich) en het klassieke

socialistische idee van de verzorgingsstaat (het collectief

voor ons allen).

9. Structureel investeren in kennis op het gebied van duur-

zaamheid, in het bijzonder in multidisciplinaire samenwer-

king op zowel technisch gebied (klimaat, water, energie,

afval) als procesgebied (organisatie van complexe implemen-

tatieprocessen). Hybride samenwerkingsvormen tussen

bedrijven en kennisinstellingen zijn hierbij van groot

belang.

Kansrijke economische niches

De transitie naar een duurzame economie is al volop gaande,

maar is voor veel mensen nog niet zichtbaar. President Obama

zei het treffend tijdens zijn State of the Union eind januari

2010: ‘Het land dat de duurzame energie-economie domineert,

zal het land zijn dat de wereldeconomie domineert.’ Dat land

moet de VS zijn, vindt Obama. Nu al is duurzaamheid de snelst

groeiende economische sector ter wereld, met een huidige

wereldwijde omzet van 1.400 miljard dollar. Deze omzet zal de

komende tien jaar nog eens verdubbelen, aldus een recente

studie van het milieuagentschap van de Verenigde Naties.6 Dit

kan tientallen miljoenen ‘groene banen’ opleveren in de

duurzame energie, afvalverwerking, landbouw, chemie,

waterhuishouding, verkeer en vervoer en groene diensten.

Bijna 2,5 miljoen nieuwe banen zijn de afgelopen jaren

gecreëerd in de duurzame-energiesector – dat is meer dan in de

fossiele-energiesector. Het economisch potentieel is enorm:

duurzame energie levert het komende decennium naar

schatting twintig miljoen nieuwe banen op, waarvan zo’n tien

miljoen in wind- en zonne-energie. In China werken nu al tien

miljoen mensen in de afvalverwerkingsindustrie en 600.000

mensen in de zonne-energiesector. Duurzaam gebruik van

biomassa kan vijftien miljoen nieuwe banen opleveren in

India, Brazilië, Venezuela en andere ontwikkelingslanden. Het

verduurzamen van de bouwsector kan wereldwijd 10% extra

banen opleveren ten opzichte van de 110 miljoen mensen die

nu in de bouwsector werken.

Ook in Nederland neemt de omzet van duurzame producten en

diensten stormachtig toe – twee keer zo snel als die van

normale producten en diensten. Die omzet wordt mede

gestimuleerd door de rijksoverheid die vanaf 2010 een duur-

zaam inkoopbeleid wil voeren. Ook steeds meer grote bedrij-

ven kiezen daarvoor. Elke week start een aantal nieuwe

duurzame bedrijfjes op het gebied van bijvoorbeeld energie,

bouwen, mode, kleding en persoonlijke verzorging. Deze

Page 58: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

57

entrepreneurs creëren groene niches die de pijlers kunnen

worden van een nieuwe, duurzame economie. Kansen liggen

onder meer in de volgende sectoren:

Elektrisch vervoer. Elektrisch vervoer is een zich snel ontwikke-

lende bedrijfstak. Nederland is qua infrastructuur, wegendicht-

heid, elektriciteitsvoorziening en gemiddelde verplaatsingsaf-

stand uitstekend gepositioneerd om op dit gebied

internationaal voorop te lopen.

Door substantieel te investeren in oplaadpunten, fiscale

stimuleringsmaatregelen te nemen, ‘pilots’ te starten met

elektrisch rijden om het publiek daarmee vertrouwd te maken

en door als eerste grote klant op te treden, kan de overheid een

grote impuls geven aan elektrisch vervoer.

Duurzame bouw. In de bouw zijn enkele veelbelovende

duurzame niches aan te wijzen. Zo worden er steeds meer

‘groene gebouwen’ gerealiseerd. Dat zijn gebouwen die

maximaal energiezuinig zijn, gemaakt van materialen die

optimaal kunnen worden hergebruikt en met mogelijkheden

voor het afvangen en benutten van regenwater. Ook het beheer

ervan is duurzaam.

Een andere interessante niche is die van duurzame daken, zoals

groene daken die fijn stof uit de lucht kunnen filteren, water

vasthouden en energie leveren.

Kansrijk is ook het drijvend bouwen – een techniek die ruimte

en kosten bespaart, flexibel is en een vorm van aanpassing aan

een veranderend klimaat.

Duurzame energie. In sommige Europese landen is al een

florerende industrie ontstaan rondom zonne- en windenergie.

In Duitsland heeft het stimuleren van duurzame energie via

een ‘feed-in’ tarief meer dan 300.000 banen opgeleverd.

Feed-in is geen subsidie maar een regeling die energiebedrijven

verplicht om groene stroom van aanbieders te kopen tegen een

aanzienlijk hoger tarief dan de marktwaarde met een garantie

van 20 jaar.

Een Dutch Solar Initiative, grootschalige productie van

zonne-energie, kan in Nederland zo’n 50.000 banen opleveren

met een geschatte omzet van 2.5 miljard euro. Windenergie

kan in parken ver uit de Noordzeekust op grote schaal worden

geproduceerd.

Groene chemische industrie. Duurzame chemische industrie

vervangt fossiele grondstoffen door groene grondstoffen in de

vorm van plantaardig en dierlijk (rest)materiaal. Grootschalige

toepassing van de tweede generatie biomassa levert een enorm

milieuvoordeel op en heeft op termijn een positief economisch

effect van jaarlijks vijf tot acht miljard euro.7

Duurzame diensten. Een geheel nieuwe dienstensector zal

ontstaan rondom duurzaamheid. Consumenten hebben

behoefte aan duurzaam advies op uiteenlopende gebieden:

energie, bouwen, voeding, mobiliteit et cetera. Zo kan men bij

een ‘mobiliteitsmakelaar’ duurzame vervoermiddelen huren of

kopen. Kansen liggen er ook voor zorgmakelaars en energiema-

kelaars die service en diensten op maat leveren.

Page 59: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

58

Duurzame kennisinfrastructuur. Een nieuwe, groene kennis-

infrastructuur kent drie speerpunten. Ten eerste: structureel

investeren in zowel proceskennis als technische kennis op het

gebied van duurzaamheid. Ten tweede: het creëren van

duurzame innovatiecampussen. Dat zijn broedplaatsen waar

bedrijven en kennisinstellingen gezamenlijk werken aan het

ontwikkelen, implementeren en vermarkten van innovatieve

kennis voor de duurzame maakindustrie. Ten slotte: het

faciliteren en ondersteunen van duurzame entrepreneurs die

flexibel zijn en snel kunnen inspelen op ontwikkelingen op

kennisgebied.

De hier genoemde duurzame niches hebben voldoende

potentieel om uit te groeien tot de pijlers van een nieuwe,

duurzame Nederlandse economie. Vereist is wel een schaal-

sprong in ons denken: elk huis een energiecentrale, een dak als

ontwikkelingsgebied, een auto als accu, ondergronds bouwen,

water als ruimtelijke drager, afval als voedsel, voedsel als

cultuur... Bovenal vraagt het waarmaken van de belofte die de

niches in zich dragen om structurele investeringen en een

consistent beleid: een nieuwe industriepolitiek die de transitie

naar een duurzame economie gericht versnelt.

Naar een nieuwe industriepolitiek

Het lijkt onlogisch om te pleiten voor substantiële investerin-

gen in een tijd waarin er juist wordt nagedacht over circa

dertig miljard euro aan bezuinigingen. Maar nú investeren in

duurzame innovatie (kennis, technologie en infrastructuur)

levert voor volgende generaties onbetwist een duurzaam

rendement op. Overheden investeren per jaar zo’n twintig

miljard en hebben 33 miljard aan aanbestedingen te vergeven.

Een belangrijk deel hiervan kan innovatiever worden ingezet

dan nu gebeurt.

De nieuwe industriepolitiek zal in niets lijken op de ouderwet-

se, defensieve industriepolitiek uit de jaren zeventig en tachtig,

waarbij miljarden werden geïnvesteerd in noodlijdende

bedrijfstakken – in de textiel, de scheepvaart (RSV), de

vliegtuigindustrie (Fokker) – die nadien alsnog ten onder

gingen. Geboden is een proactieve industriepolitiek die inzet

op veelbelovende duurzame niches en niet alleen op sectoren

die nu al sterk zijn. Het zijn niet zozeer de sterkste bedrijven

die crises overleven, maar vooral die met het grootste aanpas-

singsvermogen.

De afgelopen decennia heeft Nederland geen consistent

industriebeleid gevoerd, wat dramatische gevolgen heeft gehad

voor duurzame innovatie.8 De huidige industriepolitiek is niet

gekoppeld aan de innovatie-agenda. In de afgelopen kabinets-

periode is twee miljard euro uitgegeven aan energie, water, ICT

en chemie – dat is een druppel op een gloeiende plaat. Een

duurzame industriepolitiek zou (meer en slimmer) investeren

in duurzame kennis, energie, voeding, vervoer en high-tech

maakindustrie. De hierboven genoemde duurzame sleutel-

Page 60: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

59

niches vertegenwoordigen markten die in de toekomst de

boventoon zullen voeren, maar vooralsnog zijn ze kwetsbaar

en behoeven ze structurele overheidssteun. Zo had Econcern,

een van de grotere spelers op de Europese markt voor duur-

zame energie, gered moeten worden. En Nedcar heeft de

potentie om uit te groeien tot een grote producent van

elektrische auto’s, maar daarvoor is een impuls vanuit de

overheid onontbeerlijk. Anders gesteld, dé banenmotor van de

toekomst, duurzame innovatie, bevindt zich nog in de marge

en heeft een geweldige impuls nodig.

Wat houdt die duurzame industriepolitiek concreet in? Nodig

is een investeringsfonds voor strategische investeringen in

duurzame innovatie. Frankrijk en Duitsland hebben een

dergelijk fonds al. Een belangrijk deel van de gelden uit het

bestaande Fonds Economische Structuurversterking (FES) zou

hiervoor kunnen worden aangewend. Ook regionale clustering

van bedrijven, kennisinstellingen en overheden is belangrijk:

1 J. Rotmans (2003), Transitiemanagement: sleutel naar een duurzame samenleving, Assen: Van Gorcum. J. Grin, J. Rotmans en J. Schot (2010), Transitions towards sustainable development, Londen: Routledge.2 P. Weaver, J. Jäger, en J. Rotmans (red.) (2008), ‘Integrated Sustainability Assessment: concept, process and tools’, special issue of the International Journal of Innovation and Sustainable Development, vol. 3, nr. 1, p. 1-162. 3 H. Daly en J.B. Cobb (1989), For the common good. Redirecting the economy towards community, the environment and a sustainable future, Boston: Beacon.4 P.T. Jones & V. De Meyere (2010), ‘Terra Reversa : de transitie naar rechtvaardige duurzaamheid’, Jan van Arkel, Utrecht5 R. Veenhoven (2008), ‘meten van Bruto Nationaal Geluk’, TPE-digitaal, nummer over ‘brede welvaart’ no. 2, no. 3, 10-35. 6 UNEP (2008), Green jobs. Towards decent work in a sustainable, low-carbon world, New York, USA. 7 Platform Groene grondstoffen (2009), ‘Biobased economy in Nederland: macro-economische verkenning van grootschalige introductie van groene grondstoffen in de Nederlandse energievoorziening’, Energietransitie.8 M. Hekkert (2008), Naar een duurzaam innovatieklimaat (oratie), Universiteit Utrecht.

de duurzame sectoren van de toekomst zijn vaak regionaal

gebonden, dus de afstemming tussen nationaal en regionaal

beleid is van vitaal belang.

Van politici wordt modern leiderschap gevraagd: de overheid

heeft niet de regie, maar stimuleert, faciliteert en investeert in

publiek-private samenwerkingsvormen. Van ervaringen uit het

verleden hebben we geleerd dat de overheid niet op de stoel

van de ondernemer moet gaan zitten, maar voorwaarden moet

scheppen voor duurzame innovatie: het vestigingsklimaat

verbeteren, zorgen voor goede infrastructuur en de beschik-

baarheid van hoog- en laagwaardige kennis. Nodig is een

lerende overheid die ook in experimenten durft te investeren,

via strategisch niche- en transitiemanagement. Op deze wijze

kan de overheid de transitie naar een duurzame economie

versnellen en kan Nederland een koploper worden in duur-

zame innovatie.

Page 61: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

60

Page 62: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

61

Hier een heel beknopt, onvolledig en puntsgewijs overzicht

van lessen die zijn geleerd als vrucht van jarenlang transitieon-

derzoek en praktijkervaring met transities. Voor een uitgebrei-

der overzicht van al wat er geleerd is, zie www.ksinetwork.nl en

in het bijzonder het eerste boek uit de KSI-boekenserie van

Grin, Rotmans en Schot1.

n Wij bevinden ons op een kantelpunt in de samenleving. De

huidige crises markeren die overgangssituatie. Binnen één

generatie zijn velen van ons twee waardesystemen kwijtge-

raakt: de religie en de ideologie. Daarvoor in de plaats is nog

vrijwel niets gekomen. We leven in een overgangsperiode op

zoek naar nieuwe waardesystemen. Dit gaat gepaard met

onrust, onzekerheid, gebrek aan vertrouwen, angst en

onmacht en een steeds terugkerende roep om leiderschap.

n Veel sectoren bevinden zich in een overgangsfase op weg

naar een andere, duurzame oriëntatie. De dynamiek van de

samenleving, de kwaliteitseisen van de gebruikers en de

inadequate sturing geeft een toenemende spanning die

zichtbaar en vergelijkbaar is in veel sectoren. Dit is een lastig

proces wat decennia duurt en beïnvloed kan worden door

slimme sturing op verschillende niveaus: zoeken, leren en

experimenteren in het beginstadium, later zowel aanjagen,

stimuleren en opschalen als ook verplichten, dwingen en

beprijzen.

n Voor maatschappelijke transities naar duurzaamheid geldt

dat de technologie om te verduurzamen grotendeels voor-

handen is. Maar we krijgen het niet adequaat georganiseerd.

Het is dus vooral een institutioneel probleem en niet zozeer

een technologisch probleem.

n De grootste barrières voor maatschappelijke transities zitten

in onze cultuur en structuur: ze zijn mentaal en organisato-

risch van aard. Mentale blokkades verhinderen het zicht op

niches die kunnen ontkiemen en uit kunnen groeien tot

duurzame doorbraken.

n Grote maatschappelijke veranderingen ontstaan veelal door

kleine groepjes mensen. Een paar koplopers met visionaire

gaven en een slimme strategie die voldoende innovatieruim-

te krijgen om die in de praktijk te realiseren kan voldoende

zijn voor een geslaagde transitie.

Lessen uit de transitietheorie en praktijk

Page 63: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

62

n Mensen die leven in een tijd van een maatschappelijke

omwenteling (transities) herkennen dat vaak niet of pas op

een laat moment. Zij doorzien de complexe tijdgeest niet en

focussen op hun dagelijkse activiteiten; in een later stadium

hebben zij het vermogen zich tamelijk geruisloos aan te

passen aan de radicale verandering.

n Innovatieruimte voor koplopers is een essentiële voorwaarde

voor succesvolle transities. Dit kan verschillende dingen

betekenen: financiële ruimte (innovatieve financieringsvor-

men voor risicovolle bouwprojecten); juridische ruimte

(innovatieve contractvormen, vergunningverlening,

bouweisen); mentale ruimte (prijsvragen of competities voor

innovatieve ideeën); kennis ruimte (kennis- en competentie-

ontwikkeling); en institutionele ruimte (niche-ontwikkeling,

netwerkontwikkeling).

n Er is grote behoefte aan partijen en organisaties die verbin-

dingen maken2. Verbindingen tussen koplopers onderling,

tussen koplopers en het peloton en tussen het peloton en

achterblijvers. Partijen die zich dienstbaar maar instrumen-

teel opstellen aan de maatschappelijke beweging naar

duurzaamheid.

n Een transitie is een machtswisseling. Een opkomend regime

(niche-regime) wil het bestaande regime overnemen en het

bestaande regime biedt daar weerstand tegen en wapent zich

daar zo goed mogelijk tegen. Zo’n machtsovername gaat

gepaard met een slagveld van partijen die sneuvelen en

partijen die doorbreken en een nieuwe orde vormen.

n Naarmate een transitie dichterbij een kantelpunt komt,

nemen de spanningen toe en gaat het proces meer pijn doen

omdat er winnaars en verliezers dreigen te komen. Dat

vraagt om andere instrumenten die dwingender en stringen-

ter zijn richting ‘stoppers en vertragers’ en stimulerend en

belonend zijn voor koplopers.

1 J. Grin, J. Rotmans, J. W. Schot (2010). ‘Transitions to sustainable development: new directions in the study of long term transformative change’, Routledge

2 C. Van Leenders (2009). ‘Tien tips voor slimme sturing’. Nieuw Akademia. Zie www.slimmesturing.nl

Page 64: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

63

Muzikanten van de Rock Academy in Tilburg hebben in

opdracht van KSI (Kennisnetwerk voor Systeeminnovaties en

transities) een nummer uitgebracht. De cd-single ‘Transition’

(zie volgende pagina) is de muzikale vertaling van wetenschap-

pelijke inzichten.

Muzikale vertaling van wetenschap

Page 65: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

Transitieagenda voor NederlandInvesteren in duurzame innovatie

Prof. dr. ir. JAN ROTMANS

Prof.dr.ir. Jan Rotmans (1961) is een maatschappelijk gedreven wetenschapper, met ruim 200 publicaties op

het gebied van klimaatverandering, duurzaamheid, transities en transitiemanagement. Na zijn promotieonder-

zoek en zijn werk bij het RIVM werd hij in 1992 hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht en richtte daar het

onderzoeksinstituut ICIS op. In september 2004 startte hij het onderzoeksinstituut DRIFT: Dutch Research

Institute For Transitions en werd hij hoogleraar op het gebied van transities en transitiemanagement aan de

Erasmus Universiteit Rotterdam. Om Nederland duurzamer te maken heeft hij in 2007, samen met andere

koplopers, de stichting Urgenda opgericht, waarvan hij voorzitter is.

www.janrotmans.nl | www.drift.eur.nl | www.urgenda.nl

Transitieagen

da vo

or N

ederlan

dProf. dr. ir JA

N RO

TMA

NS

Page 66: Transitieagenda - DRIFTtransitionacademy.nl/content/uploads/2016/06/Literatuur... · 2016. 6. 20. · Transitieagenda voor Nederland Investeren in duurzame innovatie Prof. dr. ir.

64

TransitionMusic: Bas Trippe, Ivo Schot.

Producer: Bas Trippe.

Guitar: Rutger Martens.

Drums: Niels Nuiver.

Leadvocals: Ruben van Tongeren.

Backing Vocals: Maud Fikse, Bas Trippe, Ivo Schot.

Bass: Ivo Schot.

Keys: Bas Trippe.

De ‘Transition’ is de muzikale vertaling van wetenschappelijke inzichten.

Muzikanten van de Rock Academy in Tilburg hebben in opdracht van

KSI (Kennisnetwerk voor SysteemInnovaties en transities) dit nummer

uitgebracht.

KSI is een samenwerkingsverband van 10 universiteiten en TNO en heeft

6 jaar onderzoek verricht naar transitiekunde. Voor meer informatie

www.ksinetwork.nl en www.sustainabilitytransitions.com

Op de foto (rechts) staat de directie van KSI: Marjan Minnesma,

John Grin, Johan Schot en Jan Rotmans samen met de

muzikanten Ivo Schot en Bas Trippe.