Transfer 7 (mei 2013)

32
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs jaargang 20 | mei 2013 7 ser: verleid vooral buitenlands bèta-talent | ‘interessant werk voorwaarde voor langer verblijf in nederland’ | tilburg spamt studenten met info over buitenland | scientific editor voor perfecte publicaties in het engels transfer Anka Mulder, architect van het Delftse online onderwijs

description

Vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

Transcript of Transfer 7 (mei 2013)

Page 1: Transfer 7 (mei 2013)

vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

jaargang 20 | mei 20137ser: verleid vooral buitenlands bèta-talent | ‘interessant werk voorwaarde voor langer verblijf in nederland’ | tilburg spamt studenten met info over buitenland | scientific editor voor perfecte publicaties in het engels

transfer

Anka Mulder,

architect van het

Delftse online onderwijs

Page 2: Transfer 7 (mei 2013)

7 24-42Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.transfermagazine.nl. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt acht keer per jaar.

RedactieEls Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Zandvliet en Ralph Aarnout

Aan dit nummer werkten meeAnnemieke Bosman, Thomas von der Dunk, Han van der Horst, Loek Mulder, Lennaert Lubberding, Yvonne van de Meent, Martine Postma, Robert Visscher

BeeldC. Barton van Flymen/Hollandse Hoogte, Frank van Beek/ANP, Merlin Daleman/HH, Michel de Groot/HH, Henriëtte Guest, Nick Hannes/HH, Peter Hilz/HH, Frans Lemmens/HH, iStock, Lennaert Lubberding, Frank Muller/HH, Bart van Overbeeke, Henk Veenstra

RedactieraadRies Agterberg (DUB), Sebastiaan den Bak (Nether), Riekele Bijleveld (Universiteit Twente), Patrick Cramers (Codarts), Klaartje van Genugten (Fontys), Joep Huiskamp (TU Eindhoven)

RedactieadresNuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel.: 070 – 426 0126 / 426 0144 / 426 0122fax: 070 – 426 0399e-mail: [email protected], [email protected], [email protected] website: www.transfermagazine.nl

AbonnementenTransfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.transfermagazine.nl/transfer/transfer-abonnement.

AbonnementenadministratieDUO-tijdschriftenservicePostbus 6813500 AR Utrechttel.: 030 – 263 1089

Vormgeving en lay-outSabrina Luthjens BNO en Christina Schürmann (www.makingwaves.nl)

DrukDrukkerij Deltahage, Den Haag

Overname artikelenHet overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.

Omslag Anka Mulder (TU Delft) Foto: Henriëtte Guest

Transfer 8, jaargang 20, verschijnt op 4 juli 2013

DiscrepantieAls het aan de Sociaal-Economische Raad (SER) ligt, zal de werving en binding van buitenlandse studenten op een heel andere manier gaan verlopen. De werkgelegenheid en de tekorten op de arbeidsmarkt worden de leidende prin-cipes. Hogescholen en universiteiten zijn al jaren druk met het binnenhalen van internationale studenten, maar een relatie met de arbeidsmarkt werd noch door hen, noch door de overheid gelegd. Dat moet volgens de SER veranderen. In zijn onlangs verschenen advies Make it in the Netherlands! kijkt de raad kritisch naar de buitenlandse instroom. In vergelijking met andere welvarende landen trekt Nederland weinig buiten-landse studenten. Van deze groep komt 44,6 procent uit Duitsland en dat zijn studenten die over het algemeen niet de intentie hebben om in Nederland te blijven. Driekwart van de 56.000 diplomastudenten die Nederland telt, gaat na het afstuderen dan ook weer terug. Onder degenen die blijven, zijn er maar weinig afgestudeerd in een richting waar op de arbeidsmarkt grote tekorten zijn, namelijk de bèta- en technieksector.Want het gros van de internationale studenten kiest, net als Nederlandse studenten, voor studies waarbij op dit moment geen krapte bestaat op de arbeidsmarkt en de baankansen dus niet groot zijn. Zo doet de helft van de buitenlandse wo-studenten een studie op het gebied van economie en gedrag & maatschappij, in het hbo volgt driekwart een opleiding op het terrein van economie, taal & cultuur of gedrag & maatschappij. Slechts 7 procent volgt een bètatechnologische opleiding.De raad constateert dan ook een discrepantie tussen wat de arbeidsmarkt vraagt en de studiekeuze van de buitenlandse studenten. En hamert daarom op een ambitieuze, gerichte strategie die beter aansluit bij de behoeften van de arbeidsmarkt. De raad weet ook dat zo’n strategie niet vanzelf tot stand komt. De overheid krijgt de taak toebedeeld om een gezamenlijke, landelijk afgestemde aanpak voor de werving en binding van buitenlandse studenten te bevorderen. Geen eenvoudige opgave in een land waar hogescholen en universiteiten zelf bepalen welke internationale studenten zij aan hun instel-ling toelaten.

els [email protected]

t r a n s fe r

Page 3: Transfer 7 (mei 2013)

i n h o u d

22 Stille kracht bij internationale publicatiesNu ranglijsten voor universiteiten steeds belangrijker worden, telt ook het aantal publicaties in internationale toptijdschriften steeds zwaarder. Om te voorkomen dat artikelen worden afgewezen vanwege gebrekkig Engels, heeft de afdeling Genetica van het Universitair Medisch Centrum Groningen een Britse scientific editor in dienst. Volgens de Groningers een must voor iedere onderzoeksafdeling die naar de top wil.

26 ‘Voor Europese studenten is Armenië niet aantrekkelijk genoeg’Het Armeense hoger onderwijs heeft het Sovjetsysteem afgezworen en het bachelor-mastermodel omarmd. Maar de wens om aansluiting te vinden bij Europa stuit op geldgebrek én op het ontbreken van kwaliteitskeuringen. Nederlandse ervaringsdeskundigen helpen de Armeniërs met het opzetten van een accreditatiesysteem. “De helft vraagt zich af wat wij komen doen, de andere helft is erg leergierig.”

24-428 Anka Mulder, architect van het Delftse online onderwijs Begin dit jaar bereikte de MOOC-koorts Nederland. De TU Delft timmert al veel langer aan de weg met het online beschikbaar stellen van studiemateriaal. In 2007 werd samen met het Amerikaanse MIT het OpenCourseWare Consortium opgericht, waarin driehonderd universiteiten hun krachten bundelen. Anka Mulder bekleedde de afgelopen twee jaar het voorzitterschap. “De TU heeft ervoor gekozen om bij de voorlopers te horen”.

14 ‘Ik zou hier dolgraag willen werken’Een goede baan in een interessante werkomgeving. Daarvoor willen ze graag in Nederland blijven, blijkt uit de gesprekken die Transfer voerde met een aantal internationale studenten naar aanleiding van het onlangs verschenen SER-advies. Maar ze vinden het lastig om hier te solliciteren. Dat er career centers zijn, die ze daarbij kunnen helpen, weten de meesten niet.

Enverder

2 Colofon en redactioneel 4 Nieuwsberichten 11 Ploumen bezuinigt op onderwijs en onderzoek

12 SER pleit voor arbeidsgerelateerde werving 18 Aanpakken: internationaliseerders aan het werk

19 Column Thomas von der Dunk 20 Tilburg University stimuleert uitgaande mobiliteit 25 Compromis over

taaltest 29 Vliegende Hollander 30 Gelezen 31Agenda

t r a n s fe r

Page 4: Transfer 7 (mei 2013)

Rotterdam ondersteunt alumnibeleid RSM

Graduationday van de RSM.

Foto

: Mer

lin D

alem

an/H

H

De gemeente Rotterdam en de Rotterdam School of Management (RSM) zetten samen een netwerk van alumni op. Oud-studenten van internationale MBA-opleidingen gaan straks niet alleen de RSM, maar ook de gemeente Rotterdam in hun thuisland vertegenwoordigen. Meer dan 220 RSM-studenten ontvingen onlangs naast hun bul een certifi-caat waarin ze tot ambassadeurs van Rotterdam

werden verklaard. Al zolang de RSM bestaat, zijn er over de hele wereld alumninetwerken actief. Aanvankelijk ontstonden deze op initiatief van de oud-studenten zelf, maar de afgelopen tien jaar heeft de RSM de netwerken steeds actiever onder-steund. ‘We moeten creatief zijn bij het werven van fondsen en nieuwe studenten. De alumninetwerken zijn daarbij een belangrijk instrument,’ aldus Irene Broekmans-Versluijs, manager alumnirelaties van de RSM.De gemeente heeft ook ontdekt dat alumni Rotterdam kunnen vertegenwoordigen als een internationale stad, waar veel multinationals gevestigd zijn. Burgemeester en wethouders zijn regelmatig op handelsmissie in het buiten-land. Bij die bezoeken zullen ze voortaan ook RSM-alumni betrekken. Op die manier kunnen bij bedrijven en instanties deuren opengaan die eerder voor de gemeente gesloten bleven. De gemeente draagt financieel niet bij aan het alumnibeleid, maar zorgt wel voor ambassadeurs-certificaten en nodigt de alumni in het buitenland uit voor lunches en netwerkborrels. (RA)

Nederlandse wetenschap

steeds internationalerDe Nederlandse wetenschap wordt steeds inter-nationaler, blijkt uit onderzoek van het Rathenau Instituut. In 2011 was 30 procent van alle weten-schappers aan Nederlandse universiteiten van buiten-landse origine. In 2003 was dat nog 23 procent.

Het aandeel buitenlandse academici is onder promo-vendi het hoogst, stelt het Rathenau Instituut vast in de publicatie Academische carrières en loopbaanbeleid. Kwam in 2003 nog ruim een derde van de promo-vendi uit het buitenland, in 2011 was dat opgelopen naar 43 procent. Het percentage buitenlandse promovendi is het hoogst op het gebied van techniek (59 procent) en het laagst op het gebied gedrag & maatschappij (23 procent).

Bij de hoogleraren en universitair hoofddocenten bleef het aandeel niet-Nederlanders tussen 2003 en 2011 stabiel op 15 procent, bij de universi-tair docenten steeg het aandeel buitenlanders van 13 procent in 2003 naar 24 procent in 2011. Voor de postdocs zijn alleen cijfers van 2011 bekend; 49 procent van hen was buitenlander.In 2011 verliet zeventig procent van de gepromoveerden de universiteit. Van deze groep vertrok een kwart naar het buiten-land. Van de hoogleraren verliet 68 procent de universiteit, 21 procent van hen koos voor het buitenland. Onder universitair docenten bedroegen deze percentages respectievelijk 30 en 17 procent. (RA)

n i e u w s b e r i c h t e n

| mei 2013 | transfer4

Page 5: Transfer 7 (mei 2013)

Einde aan discriminatie Iraanse studenten

Iedereen die aan een Nederlandse universiteit nucleaire kennis wil opdoen, moet daarvoor binnenkort onthef-fing aanvragen. Dat heeft minister Bussemaker bekendgemaakt. Eerder gold deze maatregel uitsluitend Iraanse studenten en wetenschappers. Internationaal bestaat de vrees dat Iran een atoombom bouwt. De Verenigde Naties kwamen daarom in 2006 overeen dat Iran geen toegang mag krijgen tot nucleaire kennis. Nederland besloot hierop om alle Iraniërs de toegang tot nucleaire studies en locaties te ontzeggen. Iraniërs die hier toch wilden studeren of werken, moesten bij het ministerie van Onderwijs een ontheffing aanvragen. In de afgelopen jaren hebben 13 Iraniërs een dergelijk verzoek inge-diend. Zeven van hen werd ontheffing geweigerd, twee Iraniërs mochten aan de studie beginnen en de vier overige studenten bleken voor de opleiding van hun keuze geen ontheffing nodig te hebben. Het ‘Actiecomité Iraanse studenten’ spande in 2009 een rechtszaak aan tegen

de Nederlandse staat. Na een slepende procedure kreeg het in december 2012 zijn definitieve gelijk. Het uitsluiten van studenten op basis van nationa-liteit is discriminerend, oordeelde de Hoge Raad.Bussemaker maakt nu bekend dat de betrokken ministeries en de hoger-onderwijsinstellingen werken aan een

“integrale herziening van de nationale uitwerking van het VN-kennisembargo”. Uitgangspunt is dat alle onder-zoekers, PhD- en masterstudenten, ongeacht hun nationaliteit en land van herkomst, ontheffing moeten aanvragen. Bussemaker verwacht de herziening nog voor de zomer klaar te hebben. (RA)

Zorg om uitval voorbereidend jaarZo’n dertig tot veertig procent van de internationale studenten die in de periode 2005 tot 2009 een voor-bereidend jaar volgden, begon vervolgens niet aan een studie in Nederland. De reden van hun uitval is niet bekend. De Landelijke Commissie Gedragscode vindt dit een punt van zorg en dringt aan op nader onder-zoek om te voorkomen dat studenten in de illegaliteit verdwijnen. Internationale studenten die niet aan de toelatings-eisen van een opleiding voldoen, krijgen maximaal een jaar een verblijfsvergunning om hun deficiënties weg te werken. Tussen 2006 en 2011 werden hiervoor jaarlijks zo’n 800 tot 900 aanvragen ingediend, blijkt

uit cijfers van de IND. Vooral door Chinese studenten (75 procent), op afstand gevolgd door Saoedi’s (20 procent). In de periode 2005 tot 2009 vroeg slechts 56 tot 69 procent daarna een verblijfsvergunning aan om aan een bachelor of master te kunnen beginnen. De rest deed dat niet. Oorzaak en moment van uitval zijn niet bekend bij de IND.De Landelijke Commissie, die toeziet op de toepas-sing en naleving van de Gedragscode Internationale Student, hield een enquête en interviews onder hoge-scholen en universiteiten die de code hebben onderte-kend. Zij kunnen niet controleren wat een student na uitschrijving en afmelding bij de IND gaat doen. (EH)

Foto

: Mic

hel d

e G

root

/HH

Student in het Kernfysisch Versneller

Instituut in Groningen.

transfer | mei 2013 | 5

Page 6: Transfer 7 (mei 2013)

Volg Transfer op Twitter

Meer nieuws op www.transfermagazine.nl. Volg Transfer ook op twitter: @Transfer_nl

Als het aan de Vlaamse minister van Onderwijs Pascal Smet ligt, doet in 2020 een op de drie studenten uit Vlaanderen buitenlandervaring op. Dat staat in zijn Actieplan Internationale Studentenmobiliteit, waarvoor 4,2 miljoen euro beschikbaar is. De Vlaamse minister is ambitieuzer dan zijn Europese collega’s, die in 2008 afspraken dat in 2020 een op de vijf afgestudeerden mobiel moet zijn geweest. Toenmalig minister Plasterk stelde in zijn internationaliseringsa-genda voor Nederland het doel dat nu al een kwart van de studenten buitenlandervaring zou moeten hebben. Zijn opvolgers lieten dit plan varen.Nu gaat slechts 12,5 procent van de studenten uit Vlaanderen naar het buitenland en er is eerder sprake van stagnatie dan van groei, merkte een Vlaams parlementslid op. Smet wil bovendien dat het percentage studenten uit ondervertegenwoordigde groepen dat internationaal mobiel is naar 33 procent stijgt, wat volgens hem grosso modo neerkomt op een verdubbeling van de huidige cijfers.Een van de maatregelen die de Vlaamse minister in het actieplan voorstelt, is om mobiliteit beter te registreren. Daarnaast vindt hij het beleid nu te versnipperd. Na advies van de Vlaamse Onderwijsraad moet de regering het plan nog goedkeuren. (AZ)

Vlaamse ambitie: 1 op 3 studenten mobiel

Foto

: Nic

k H

anne

s/H

H

Studenten van de Universiteit Gent.

Promotiestudent juridisch in ordeBeurspromovendi hoeven niet te worden beschouwd als werknemer, vindt het gerechtshof Leeuwarden. Eerder oordeelde de rechtbank dat de Rijksuniversiteit Groningen Nederlandse en buitenlandse bursalen ten onrechte geen dienstverband geeft, met daaraan gekoppelde voorzie-ningen als pensioenopbouw. Minister Bussemaker wil, na een negatief advies van de Raad van State, een bursalen-stelsel voorlopig nog niet invoeren. De raad denkt dat het voor internationaal talent minder aantrekkelijk wordt om in Nederland te promoveren als dat zonder aanstelling bij de universiteit gebeurt. Beperkte experimenteren met promo-tiestudenten om inzicht te krijgen in de voor- en nadelen staat Bussemaker wel toe. (AZ)

Nieuw Frans-Nederlands kenniscentrumDe Radboud Universiteit opent in september een Kenniscentrum Frankrijk-Nederland. Door onderzoekers met elkaar in contact te brengen en een podium te bieden, wil het kenniscentrum de belangstelling voor Frankrijk vergroten, de Frans-Nederlandse betrekkingen bevorderen en ervoor zorgen dat meer Nederlandse scholieren Frans als eindexamenvak kiezen. Behalve met Nederlandse universi-teiten wil het instituut samenwerken met de Franse ambas-sade en de Frans-Nederlandse Academie van de Universiteit Utrecht. De toekomst van deze academie, die samenwerking in het Franse en Nederlandse hoger onderwijs bevordert, is echter onzeker. In 2011 besloot het ministerie van OCW de subsidie te staken, inmiddels is het einde van de financie-ring in zicht. (RA)

Frans verzet tegen ‘taal McDonald’s’Voorvechters van het Frans voeren actie tegen de invoe-ring van een wet die in Frankrijk Engelstalige opleidingen toestaat. Met ingezonden brieven in kranten en een hand-tekeningenactie hopen de actievoerders de nieuwe wet van tafel te krijgen. Nu is het Franse hogeronderwijsinstellingen verboden in andere talen dan het Frans te onderwijzen. Uitzonderingen worden gemaakt voor talencursussen en colleges van buitenlandse gastdocenten. Colleges die samen met een buitenlandse instelling worden verzorgd, moeten in het vervolg ook in andere talen gegeven kunnen worden, vindt de regering, die hoopt op meer buiten-landse studenten. Volgens tegenstanders kan de ‘taal van McDonald’s’ het Frans om zeep helpen. (RA)

Kort nieuws

| mei 2013 | transfer6

Page 7: Transfer 7 (mei 2013)

Kamer houdt aanpassing titulatuur niet meer tegen

De kogel is bijna door de kerk: de Tweede Kamer heeft ingestemd met het wijzigen van de titulatuur voor hbo-afgestudeerden. Alleen de Eerste Kamer kan nu nog voorkomen dat zij, net als academici, de toevoeging ‘of arts’ dan wel ‘of science’ mogen gebruiken.Doorslaggevend was de stellingname van de VVD. Die partij lag nog dwars toen staatssecretaris Zijlstra in 2011 het advies van de commissie-

Veerman omarmde om de titulatuur voor afge-studeerden van hogescholen gelijk te stellen aan die voor mensen met een universitair diploma. Woordvoerder HO van de VVD Anne-Wil Lucas zag dat destijds als een onverdiend cadeautje voor het hbo.Ook haar opvolger Pieter Duisenberg was kritisch, maar hij liet zich overtuigen door minister Bussemaker dat alternatieven in het buitenland tot onduidelijkheid leiden. Wel vond de VVD’er dat hogescholen zich internationaal conse-quent university of applied science moeten gaan noemen. Een wetsvoorstel om dat te regelen is in voorbereiding, verzekerde Bussemaker hem.PVV’er Harm Beertema bood de meeste weer-stand. Hij diende zowel een amendement als een motie in. Maar alleen de SP, 50Plus en de Partij voor de Dieren waren het met hem eens dat de titulatuur ongewijzigd moet blijven. (AZ)

Nederland positief over EU-leenstelselVoor Nederlandse studenten is een goedkope lening waarvoor de EU zich garant stelt, nauwelijks interes-sant. Toch denkt minister Bussemaker dat Nederland voordeel kan hebben van die mogelijkheid binnen Erasmus for All: daardoor komen waarschijnlijk meer studenten uit andere EU-landen hier een master doen.Bussemaker heeft onderzoek laten doen naar de Erasmus Master Garantiefaciliteit, die de Europese Commissie voorstelt als onderdeel van het nieuwe onderwijs- en jeugdprogramma Erasmus for All. Daarbij staat het Europees Investeringsfonds garant voor leningen die studenten afsluiten om een master te gaan doen in een ander EU-land. Dat zou die leningen goedkoper moeten maken en daarmee de

drempel voor mobiliteit moeten verlagen. Nederlandse studenten zullen volgens de onderzoe-kers nauwelijks gebruikmaken van de garantie, omdat zij hun studiefinanciering al kunnen meenemen naar het buitenland. Voor studenten uit EU-landen zonder meeneembare studiefinanciering of met rela-tief lage inkomens, is de garantiefaciliteit wel inte-ressant. Dat kan Nederland extra masterstudenten opleveren. Bussemaker is daarom, net als de meeste EU-lidstaten, toch voorstander. Wel wil ze dat er eerst een pilot komt en dat de garantiefaciliteit regel-matig wordt geëvalueerd en zo nodig aangepast. Het is volgens de minister nog niet zeker of het lukt om voor de zomer een akkoord te sluiten over Erasmus for All. (AZ)

Harm Beertema (PVV).

Foto

: Pet

er H

ilz/H

H

transfer | mei 2013 | 7

Page 8: Transfer 7 (mei 2013)

a n k a m u l d e r o v e r o n l i n e - s t r a t e g i e t u d e l f t :

‘ Wij doen op alle fronten mee’

Foto

: Hen

riett

e G

uest

| mei 2013 | transfer8

i n t e r v i e w

Page 9: Transfer 7 (mei 2013)

Het begon allemaal in 2001 toen het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology (MIT) besloot al zijn studiemateriaal gratis beschikbaar te stellen via internet. Maar de digitalisering van het hoger onder-wijs kwam pas echt in een stroomversnelling toen de niet minder prestigieuze Stanford University tien jaar later een introductiecursus over kunstmatige intel-ligentie online zette. Die cursus trok 160.000 deelne-mers uit 190 landen. Andere topuniversiteiten konden niet achterblijven en zo werd 2012 in Noord-Amerika het jaar van de Massive Open Online Courses, beter bekend als MOOCs. Begin dit jaar bereikte de MOOC-koorts Nederland. De Universiteit van Amsterdam ging in februari online met een collegeserie over communicatie. De Universiteit Leiden volgt deze maand met een online-cursus over Europees recht en later dit jaar met een tweede MOOC over terrorisme. En de TU Delft meldde in februari komend studiejaar drie MOOCs te lanceren. Iedereen die belangstelling heeft voor zonne-energie, waterzuivering of luchtvaarttechno-logie en in het bezit is van een computer met internet-verbinding, kan gratis meedoen, zegt Anka Mulder, de architect van het Delftse online-onderwijs.

Maatschappelijke opdrachtDe Delftse MOOCs zijn onderdeel van een bredere online-strategie, vertelt Mulder. Zij is sinds april collegelid bij TU Delft en was daarvoor directeur onderwijs- en studentenzaken. Zes jaar geleden besloot de universiteit al MIT te volgen en studie-materiaal met de wereld te delen. De TU is met MIT een van de oprichters van het Opencourseware Consortium, waarvan Mulder de afgelopen twee jaar voorzitter was. In het consortium bundelen circa driehonderd universiteiten in de hele wereld hun krachten. Samen hebben ze studiemateriaal van meer dan 20.000 cursussen in de aanbieding. Van de TU Delft staan ruim honderd vakken online.Aanvankelijk was het consortium puur gericht op het beschikbaar maken van studiemateriaal, maar inmid-dels zijn ook bedrijven als OpenStudy aangesloten. OpenStudy is een sociaal netwerk voor studenten die

zelf met de opencourseware werken. “Als je bijvoor-beeld een wiskundecursus volgt en vastloopt, dan post je een vraag en krijg je antwoord van een van de andere 100.000 self learners. Dat antwoord komt uit India, Dordrecht of China”, zegt Mulder. De focus van het consortium is dus breder geworden. “De open-courseware-beweging is een open online-onderwijs-beweging geworden.”

Internationale reputatieDe opencourseware-beweging wil het hoger onder-wijs toegankelijk maken voor nieuwe doelgroepen, maar dient natuurlijk niet louter ideële doelen. “Het is goed voor onze internationale reputatie, voor de waarde van onze diploma’s en dus goed voor onze studenten”, stelt Mulder. De online-strategie draagt bij aan de internationaliserings doelstellingen. De TU Delft ziet het als zijn maatschappelijke opdracht technisch talent uit de hele wereld te trekken om de Nederlandse arbeidsmarkt te voorzien van in genieurs. “Met online-onderwijs kun je inter-nationale studenten laten zien wat hier allemaal gebeurt. Universiteiten zijn vaak bekend om hun onderzoek, het onderwijs blijft tamelijk verborgen. Online kun je je onderwijs veel zichtbaarder maken.” Met het ontwikkelen van MOOCs gaat de digi-talisering een nieuwe fase in. Het online zetten van colleges vraagt veel meer dan het digitaliseren van studiemateriaal. Alleen al met het maken van video-opnamen zijn docenten vaak honderden uren bezig. Het ontwikkelen van online-colleges voor honderd duizenden studenten vraagt veel grotere investeringen. In de VS zijn vorig jaar diverse bedrijven opgezet die een platform bieden voor het verspreiden van gratis online-cursussen. Udacity en Cousera, beide opgezet door Stanford-hoogleraren, wisten respectievelijk 15 en 22 miljoen dollar los te peuteren bij durfinves-teerders. MIT en Harvard hebben zelf een platform opgericht: edX. Ze investeerden elk 30 miljoen dollar eigen vermogen. Ook internetondernemingen als Google, LinkedIn en Facebook werken al aan eigen hogeronderwijsdiensten.

Iedereen kan tegenwoordig via internet gratis colleges volgen bij wereldberoemde universiteiten als

Harvard en Stanford. Waar deze digitale revolutie eindigt, is niet te voorspellen. Maar niets doen is geen

optie, vindt Anka Mulder, architect van het Delftse online-onderwijs. “Wij hebben ervoor gekozen om

bij de voorlopers te horen”.

transfer | mei 2013 | 9

Page 10: Transfer 7 (mei 2013)

De Universiteit Leiden heeft zich aangesloten bij Coursera, de TU Delft gaat zijn MOOCs aanbieden via edX dat inmiddels twaalf deelnemers telt. “Niet alleen Harvard en MIT, maar bijvoorbeeld ook Berkeley, McGill en de EPFL in Lausanne. Allemaal topuni-versiteiten”, zegt Mulder trots. “Maar we hebben niet alleen voor edX gekozen vanwege de klinkende namen.” EdX wil meer zijn dan een doorgeefluik van MOOCs. Het wil een inspirerende beweging zijn die ‘virtuele klassen’ creëert en een revolutie in het online-onderwijs belooft. “Dat past bij onze visie op online leren.”Hoeveel de TU heeft betaald voor aansluiting bij edX wil Mulder niet zeggen, maar het is volgens haar veel minder dan de miljoenen die de twee oprichters in het platform hebben gestoken. Hoe dan ook: de investeringen moeten worden terugverdiend. “We moeten hier in Delft wel de salarissen en de gebouwen betalen”, stelt Mulder. “In de toekomst zal ook niet alles wat wij online doen, gratis zijn.” Voor de online-master watermanagement waarmee Delft komend studiejaar start, betalen niet-EU-studenten de gebruikelijke kostendekkende tarieven van rond de 13.000 euro per jaar.

LogeerkamerOf de MOOCs zelf financieel rendement gaan ople-veren, is nog de vraag. Zoals het technologie-start-ups betaamt, moet het verdienmodel nog worden uitgevonden. De colleges zijn gratis, maar Udacity en edX rekenen 89 dollar voor gecertificeerde examens die onder toezicht worden afgenomen. Coursera hoopt in de toekomst geld te verdienen door talentvolle deelnemers in contact te brengen met werkgevers. Hoe het verdienmodel er ook uit gaat zien, duidelijk is dat de gratis verspreiding van toponderwijs een onomkeerbare ontwikkeling in gang heeft gezet die het hoger onderwijs zal veranderen. Zoals iTunes de muziekindustrie heeft doen kantelen, en gratis nieuwssites de krantenwereld op zijn kop hebben gezet. “Elke sector krijgt te maken met de effecten van digitalisering”, stelt Anka Mulder. “Een aardig voorbeeld is de hotelbranche. Lang is gedacht dat internet daarop geen vat zou krijgen omdat het daar om mensen draait. Maar nu kan iedereen in de wereld zijn logeerkamer online aanbieden.”De digitale ontwikkelingen dwingen elke universi-teit en hogeschool na te denken over de toekomst,

zegt Mulder. “Niets doen is geen optie. Wij hebben ervoor gekozen om op alle fronten mee te doen met de koplopers. Waar het exact naartoe gaat, weten we niet. Maar als je afwacht, sta je straks op pagina 187 in de zoekmachines.”

Nieuwe kansenKomen internationale studenten over tien jaar nog naar Delft als ze in eigen land online-onderwijs kunnen volgen van topuniversiteiten uit de hele wereld? Een onmogelijk te beantwoorden vraag, vindt Mulder. “Mensen vragen me ook wel eens: bestaat de universiteit nog over tien jaar? Ik denk van

wel, maar your guess is as good as mine.” Toch is het haar wel duidelijk dat wie over tien jaar nog mee wil doen op het internationale speel-veld, nu zijn online-strategie moet bepalen. Voor de instellingen die niet hoog in de internationale rankings staan, zal het lastig zijn om aansluiting

te vinden bij de digitale voorhoede die wordt gedo-mineerd door universiteiten van wereldfaam. “Voor Nederlandse hogescholen zal het misschien lastig zijn zichtbaar te worden op het internationale toneel”, denkt Mulder. Maar de digitale revolutie biedt volgens haar ook nieuwe kansen voor iedereen. Om dat te illustreren noemt Mulder een voorbeeld dat New York Times-columnist Thomas Friedman gebruikte in een recente lezing op een conferentie in Boston. “De Harvard Business School merkte dat eerstejaars die het vak accountancy moesten volgen, niet meer naar college kwamen. Navraag leerde dat die studenten het vak online volgden bij de Brigham Young Universiteit. Dat is een Mormoonse universiteit in Utah. Geen slechte universiteit, maar van aanzienlijk mindere reputatie dan Harvard. Maar de Harvard-studenten vonden het onderwijs van Brigham Young gewoon beter. ‘If quality becomes so easily accessible, average is over’, concludeerde Friedman.” Moraal van het verhaal: de internationale concurrentie wordt door de digitalisering misschien heviger, maar er liggen kansen voor alle instellingen. Mulder: “Dus niet alleen voor toppers als MIT en Harvard, die hun gratis online-onderwijs gebruiken om hun reputatie te versterken, maar ook voor instellingen die slim gebruikmaken van het materiaal dat door hen online is gezet.”

yvonne van de meent

“Als je afwacht, sta je

straks op pagina 187 in

de zoekmachines”

| mei 2013 | transfer10

Page 11: Transfer 7 (mei 2013)

Maar liefst 1 miljard moet de bewindsvrouw bezui-nigen op ontwikkelingssamenwerking. Geen sinecure op een budget dat nu 4,3 miljard euro bedraagt. Uit haar nota ‘Wat de wereld verdient – een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen’ blijkt dat zij dat onder meer doet door te korten op het budget voor onderwijs en onderzoek. Vanaf volgend jaar is daar 65 miljoen euro minder voor beschikbaar, in 2017 loopt dat bedrag op tot 125 miljoen. Maar Ploumen vult die bezuinigingen niet in.Kennisinstellingen worden tientallen keren genoemd in de nota van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bedrijven ongeveer drie keer zo veel. Regelmatig komen beide partijen gezamenlijk aan de orde. Zo wil Ploumen kennis-instellingen en bedrijven meenemen op economische missies. Ook kunnen zij meepraten over gezamenlijke kennis- en onderzoeksagenda’s voor ontwikkelings-vraagstukken in de zogenaamde kennisplatforms. De overheid maakt voor dat onderzoek extra geld vrij, dat door NWO via tenders wordt verdeeld. Ook kennisinstellingen kunnen daar, als onderdeel van een consortium, op inschrijven. Universiteiten pakken de handschoen graag op, schrijft de VSNU in een reactie.

Hogescholen en universiteiten hebben volgens Ploumen een sleutelrol in het aanbieden van hoger onderwijs aan studenten uit lage- en midden-inkomenslanden. Die studenten kunnen ook in de toekomst gebruikmaken van het Netherlands Fellowship Programme (NFP) en het MENA Scholarship Programme (MSP), want Ploumen belooft het beurzenprogramma te ontzien.

SpeerpuntenMaar het zal moeilijk worden voor de instellingen voor internationaal onderwijs om het hoofd boven water te houden, omdat de minister tegelijkertijd aankondigt vanaf 2014 5 miljoen euro per jaar te willen bezuinigen op deze instituten, oplopend tot 10 miljoen vanaf 2017. Ploumen wil dat de IO-instellingen zich meer gaan richten op de vier speerpunten van het ontwik-kelingsbeleid: veiligheid en rechtsorde, water, voed-selzekerheid, en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Voor onderzoek en capaciteitsopbouw rest in 2017 nog slechts een beperkt budget, schrijft Ploumen. NICHE komt echter alleen in de lijst van afkortingen van de nota voor. Dit stemt directielid Joep Houterman van de Nuffic niet meteen somber over de toekomst van het programma dat zich richt op versterking van oplei-dings- en trainingscapaciteit in ontwikkelingslanden. NICHE draagt immers ook bij aan de speerpunten van het huidige ontwikkelingsbeleid, zegt hij, en net als het NFP werd dit programma vorig jaar positief geëvalueerd. Zowel de Nuffic als de VSNU hebben met Ploumen een afspraak gemaakt om haar plannen met betrekking tot het hoger onderwijs te bespreken. Eind mei staat de nota op de agenda van de Tweede Kamer.

annelieke zandvliet

Bij de forse bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking ontziet minister Ploumen de

beurzenprogramma’s NFP en MSP. Maar de instellingen voor internationaal onderwijs krijgen het

zwaar te verduren. Over de toekomst van capaciteitsopbouwprogramma NICHE geeft Ploumen

in haar nota geen duidelijkheid.

Ploumen kort op onderwijs en onderzoek

a c t u e e lFo

to: F

rank

van

Bee

k/A

NP

Minister Ploumen in Burundi.

11transfer | mei 2013 |

Page 12: Transfer 7 (mei 2013)

Buitenlandse studenten staan op de agenda.

Als het advies van de SER wordt uitgevoerd,

komen ze straks over een rode loper naar

Nederland en wacht hen hier min of meer

een gespreid bedje. Een gezamenlijke

aanpak, onder regie van de overheid, is

daarvoor een eerste vereiste.

SER pleit voor arbeids gerelateerde werving

De vraagWelke arbeidsmarktsectoren hebben de grootste behoefte aan buitenlandse afgestudeerden? En wat kunnen bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden doen om internationaal talent aan Nederland te binden? Die twee vragen stelde minister Bussemaker eind vorig jaar aan de Sociaal-Economische Raad (SER). Want als een op de vijf buitenlandse studenten hier blijft werken, levert dat volgens berekeningen van het Centraal Planbureau jaarlijks zo’n 740 miljoen euro op. Daar valt nog winst te behalen, dacht Bussemaker, maar zij wil voorkomen dat internationaal talent Nederlandse afgestudeerden op de arbeidsmarkt verdringt.

De aanpakDe SER-commissie Arbeidsmarkt- en onderwijs-vraagstukken bewandelde verschillende wegen om het advies op te stellen. Literatuur werd geraad-pleegd, buitenlandse studenten konden een online enquête invullen en hun ideeën kwijt tijdens een kenniscafé. Daarnaast waren er expert meetings met onder meer studentenorganisaties en onderwijs-instellingen, en hoorzittingen waar betrokkenen bij de kennisregio’s Eindhoven (Brainport) en Amsterdam aanwezig waren.

De arbeidsmarktHoewel het advies ook kort ingaat op de voordelen van buitenlands talent voor de kwaliteit van het hoger onderwijs en onderzoek, ligt – desgevraagd –

de nadruk op de behoefte van de arbeidsmarkt. Hoe de werkgelegenheid zich in de toekomst zal ontwik-kelen, blijkt moeilijk in te schatten. Maar er is nu al een nijpend tekort aan bètatechnici. Daarnaast hebben vooral bedrijven en instellingen die opereren in een internationale omgeving, zoals multinationals en de export-sector, behoefte aan buitenlandse afge-studeerden.

De studentenNederland trekt minder buitenlandse studenten dan andere landen. Daarvan komen er ook nog eens opvallend veel – ongeveer de helft – uit buurlanden, waar ze merendeels naar terugkeren na het voltooien van hun studie. Bovendien is het percentage buiten-landse studenten dat hier een bèta- of techniekstudie doet (7 procent) erg laag in vergelijking met bijvoor-beeld Zweden (51,7 procent), Finland (42,9 procent) en Duitsland (37,9 procent). Bijna de helft van de internationale studenten kiest voor sociale weten-schappen, bedrijfskunde en rechten (zie tabel).

De conclusieEr moet meer worden gedaan om buitenlandse studenten te werven, vindt de SER. De werving moet zich veel meer gaan richten op bètatechnologische opleidingen en op andere studenten dan die uit de buurlanden. Daar is een gezamenlijke, landelijke aanpak voor nodig. Dat geldt ook voor het behouden van internationaal talent. Onderwijsinstellingen werken her en der al wel samen met bedrijven en lokale overheden, maar regio’s trekken niet samen

Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

De SER tijdens het vaststellen van het advies.

| mei 2013 | transfer12

a c h t e r g r o n d

Page 13: Transfer 7 (mei 2013)

SER pleit voor arbeids gerelateerde wervingop. Het uitwisselen van ervaringen kan beter. De SER ziet een rol weggelegd voor de overheid om afstem-ming en samenwerking tot stand te brengen. Het topsectorenbeleid en het Techniekpact bieden goede aanknopingspunten om internationalisering van het hoger onderwijs en economisch beleid meer met elkaar te verbinden, vindt de SER.

VoorbeeldenAndere landen kunnen een voorbeeld vormen voor Nederland. De SER noemt het Make it in Germany-programma. Op de gelijknamige webportal kan buitenlands talent informatie vinden over carrière maken en wonen in Duitsland. Daarnaast wordt in het hele land gewerkt aan een cultuuromslag, om meer internationaal georiënteerd en open voor andere culturen te worden. In Denemarken is eind vorig jaar het Consortium for Global Talent opge-richt, met als doel buitenlandse professionals en studenten aan te trekken en te behouden. Daarbij werken Deense universiteiten samen met acht-tien multinationals. Maar ook de overheid, Kamers van Koophandel, werkgeversorganisaties en expat-netwerken zijn betrokken.

WervingMet Duitsland in gedachten doet de SER de suggestie voor een Make it in the Netherlands-programma. Waar de Nuffic nu alleen studeren in Nederland promoot, zou dat kunnen worden uitgebreid met reclame voor werken in ons land. Daarnaast ziet de SER mogelijkheden om buitenlandse alumni een grotere rol te laten spelen in de promotie van Nederland. Verder kunnen onderwijsinstellingen meer optrekken met bedrijven bij hun wervings-activiteiten in het buitenland.

BindingZijn de studenten eenmaal hier, dan ziet de SER een belangrijke taak weggelegd voor met name hoge-scholen en universiteiten om ze na het voltooien van hun opleiding in Nederland te houden. Om te beginnen moeten huisvesting en informatievoor-ziening over andere praktische zaken in orde zijn. Ook aandacht voor het sociale leven van de buiten-landse studenten acht de SER van belang. Daarnaast pleit de raad voor betaalbare cursussen Nederlands, waar eventueel studiepunten mee te verdienen

zijn. Kennis van de taal kan de drempel naar de arbeidsmarkt verlagen, net als career services en banenmarkten. Een andere aanbeveling is dat onder-wijsinstellingen informatie gaan verzamelen over de loopbaan van buitenlandse alumni.Bedrijven kunnen een steentje bijdragen door meer stages en traineeships aan te bieden, maar ook door financiële lokkertjes in het vooruitzicht te stellen zoals beurzen of een tegemoetkoming in het college-geld. Daar kan de voorwaarde aan worden verbonden dat de student een tijdje bij het bedrijf gaat werken. De overheid kan de binding stimuleren door het aantal uren dat een niet-EU student naast zijn oplei-ding mag werken, flexibel te maken. Op die manier wordt een eerste kennismaking met de arbeidsmarkt vergemakkelijkt. Daarnaast adviseert de SER om te onderzoeken of het zoekjaar voor afgestudeerden kan worden uitgebreid en de leges daarvoor kunnen worden verlaagd.

De reactiesWerknemersorganisaties hebben bedenkingen bij dat laatste punt. Desondanks namen de SER-leden het advies unaniem aan, met de oproep om de concrete aanbevelingen snel op te pakken. De VSNU reageerde positief en ook de Nuffic juicht het advies toe.

annelieke zandvliet

WO aantal % HBO aantal %

Economie 7.582 28 Economie 13.906 48

Gedrag&maatschappij 5.837 21 Taal&cultuur 4.101 14

Techniek 3.805 14 Gedrag&maatschappij 3.343 12

Taal&cultuur 2.292 8 Techniek 3.177 11

Natuurwetenschappen 1.807 7 Gezondheidszorg 2.485 9

Rechten 1.806 7 Onderwijs 1.126 4

Landbouw&natuurlijke

omgeving

1.629 6 Landbouw&natuurlijke

omgeving

594 2

Gezondheidszorg 1.503 5

Sectoroverstijgend 1.040 4

Onderwijs 73 -

totaal 27.374 100% 28.757 100%

het betreft buitenlandse studenten in het bekostigde hoger onderwijs naar croho-onderdeel. bron: ser, make it in the netherlands!, op basis van mobiliteit in beeld 2012 (nuffic)

b u i t e n l a n d s e d i p l o m a s t u d e n t e n n a a r s t u d i e r i c h t i n g , 2 0 1 1 – 1 2

transfer | mei 2013 | 13

Page 14: Transfer 7 (mei 2013)

Werken in Nederland? Ja, maar niet voor altijdDe SER vindt dat Nederland vooral buitenlandse beta- en techniekstudenten moet verleiden

om na hun studie hier te blijven. Wat vinden de studenten daar zelf van? Transfer organiseerde

twee rondetafelgesprekken met buitenlandse studenten: een groep techniekstudenten in

Eindhoven en een groep niet-technici in Rotterdam.

b u i t e n l a n d s e s t u d e n t e n r e a g e r e n o p s e r - a d v i e s

Toegang tot de aankomsthal van Schiphol.

| mei 2013 | transfer14

r e p o r t a g e

Foto

: C B

arto

n va

n Fl

ymen

/HH

Page 15: Transfer 7 (mei 2013)

‘ i k v o e l m e t h u i s i n n e d e r l a n d ’

Anderhalf jaar geleden kwam Mihailo Jovetic (19) van

Italië naar Nederland om inter national communication

management te studeren aan de Haagse Hogeschool.

“Het bevalt me hier zo goed dat ik niet meer weg wil”,

zegt hij vol overtuiging. “In Nederland word je beoordeeld

op je prestaties en ervaring en niet op de mensen die je

kent. Dat is een groot verschil met Italië, waar vriend-

jespolitiek een te grote rol speelt.” Daarnaast spreekt de

Nederlandse mentaliteit hem aan. “Nederlanders zijn

meestal direct en eerlijk, dat vind ik fijn.”

Jovetic studeert volgend jaar af. Hij is nog niet op zoek

naar werk in Nederland, maar zou hier graag een baan

vinden bij een groot bedrijf. “Werkervaring in Nederland,

vooral bij grote bedrijven, staat erg goed op je cv. Als ik

bij zo’n bedrijf werk, kan ik misschien later ook nog aan

de slag in de Verenigde Staten of Engeland. Werken in

een internationale omgeving vind ik aantrekkelijk.”

In Italië zijn door de crisis momenteel weinig vacatures,

zegt de student. “Uiteraard speelt dat ook mee in mijn

keuze voor Nederland. Maar het is niet de enige reden. Ik

voel me hier inmiddels ook al aardig thuis.” (RV)

Ze hadden geen idee dat er in Den Haag druk wordt gesproken over hun meerwaarde voor de Nederlandse economie. Maar het verbaast de buitenlandse techniek-studenten aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) eigenlijk niet. “Vrijwel overal ter wereld zijn techniekstudenten gewenst. Ze zorgen voor innovaties en kunnen de economie uit het slop trekken”, zegt de 27-jarige Indiër Tarun Gupta, student softwaretech-nologie. Hij is een van de zeven buitenlandse TU/e-studenten die Transfer dit voorjaar sprak over het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER). Die vindt dat Nederland zich, als het gaat om het binden van buitenlandse afgestudeerden, moet concentreren op de sectoren waar arbeidsmarkttekorten zijn.

Gupta is blij dat hij zo gewild is in Nederland. “Ik zou hier dolgraag willen werken. Er zijn veel inno-vatieve bedrijven, vooral in de omgeving van Eindhoven.” Zijn Ethiopische medestudent Surafel Teshome (26) knikt. “Bij onze oplei-ding zijn veel Nederlandse bedrijven betrokken – we doen bijvoorbeeld opdrachten samen met bedrijven

of volgen daar workshops. Al die bedrijven zeggen dat ze om techniekstudenten staan te springen.” Ook Teshome wil daarom graag blijven. Maar dat geldt niet voor alle Eindhovense studenten die aan het gesprek meedoen. De Chinese elektro-techniekstudent Hi Lin (23) voelt zich minder gewild. Hij vraagt zich af of er in een klein land als Nederland veel banen voor afgestudeerde technici zijn. “De Verenigde Staten of Engeland trekken mij meer.” Lin ziet toekomst voor zichzelf bij kantoren van multina-tionals zoals Intel en IBM. Een terugkeer naar China sluit hij trouwens ook niet uit. “Maar dat is meer een back-up plan als het in het buitenland niet lukt.”

VerrastDe studenten praten graag over hun toekomstplannen. Ze willen allemaal werken bij toonaangevende inno-vatieve bedrijven en nieuwe technologie vormgeven. Over het antwoord op de vraag wat er nodig is om hen in Nederland te laten blijven, zijn ze het eens: een goede baan in een interessante werkomgeving. Om hun kans op zo’n baan te vergroten, kwamen ze naar Nederland. “Een studie in Nederland staat erg goed op je cv”, zegt Teshome.

Werken in Nederland? Ja, maar niet voor altijd

“Als hier meer techneuten

gaan werken, komen er

waarschijnlijk ook meer

banen voor niet-technici” Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

transfer | mei 2013 | 15

Page 16: Transfer 7 (mei 2013)

‘ i k h o u v a n d e m e d i t e r r a n e l i f e s t y l e ’

In Nederland blijven na haar studie? De Marokkaanse

studente international business administration Hiba

Samri (19) moet er niet aan denken. “Ik spreek de taal

niet en mede daardoor voel ik me hier niet thuis”, zegt

Samri, die aan de Erasmus Universiteit Rotterdam stu-

deert. “Ik heb altijd in Marokko gewoond voordat ik hier

kwam om te studeren. Ik mis mijn thuisland.”

Samri gaat vooral om met andere buitenlandse studen-

ten. “Veel Nederlandse studie genoten zitten bij een ver-

eniging en het is lastig om met ze in contact te komen.

Daardoor vind ik het ook moeilijk om in te schatten hoe

Nederlanders met elkaar omgaan. Ik heb geen goed idee

wat voor mentaliteit hier heerst en al helemaal niet hoe

het eraan toegaat op de werkvloer.”

Die onbekendheid speelt volgens de studente zeker een

rol bij haar wens om het land na haar afstuderen te ver-

laten. De Marokkaanse gaat straks liever werken in Zuid-

Europa of Marokko. “Ik hou van de mediterrane lifestyle

en ook van het weer daar.”

Hoe zou Nederland studenten als Samri kunnen behou-

den? “Door buitenlandse en Nederlandse studenten

meer te laten mixen en meer informatie op verschillende

plekken in het Engels te geven.” Maar ze realiseert zich

dat niet alles veranderd of verbeterd kan worden: “Aan

het weer valt natuurlijk niets te doen.” (RV)

Dat de SER de Nederlandse overheid adviseert beleid te maken om juist techniekstudenten aan Nederland te binden, vinden ze positief. “Ik ben alleen verrast dat Nederland daar niet al alles aan doet”, zegt Gupta. “Ik weet dat bijvoorbeeld Duitsland dat al wel slim doet en ook uitstraalt naar het buitenland.” De anderen knikken instemmend.Maar of ze nu het liefst willen blijven of niet, allemaal geven de studenten aan dat het ze lastig lijkt om in Nederland te solliciteren. Ze vragen elkaar waar je vacatures kunt vinden en hoe sollicitatiebrieven er in Nederland uit moeten zien. Om op dat soort vragen in te spelen, noemt de SER career centers bij universi-teiten een must. De TU/e heeft zo’n career center, dat onder meer sollicitatietrainingen geeft. De studenten hadden daar nog niet van gehoord. “Wat fijn! Dat lijkt me ongelooflijk handig”, reageert Hubiao Yang, een 25-jarige Chinese student embedded systems.

LogischDat geldt ook voor de studenten die bij de tweede gespreksronde aan tafel zitten. Dit keer is Transfer in Rotterdam, in The Student Hotel, waar studenten van tientallen nationaliteiten wonen. Zes van hen – uit Rusland, Azerbeidjan, Griekenland, Duitsland, Bulgarije en Colombia – praten mee. Ze studeren allemaal aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Ook die biedt loopbaanadviezen en -bege-leiding, zonder dat de studenten het wisten. Net als de techniekstudenten in Eindhoven, weten ook de EUR-studenten niet goed waar ze moeten beginnen als ze straks gaan solliciteren. Vijf van de zes willen in elk geval graag in Nederland gaan werken. Dat Nederland zich specifiek wil richten op afgestudeerde bèta’s, schrikt hen niet af. “Ik vind het logisch dat Nederland afgestudeerden wil daar waar tekorten zijn”, zegt Nikos Tsitiridis. De 27-jarige Griek studeert health economics, policy and law. De Russische marketingstudent Pavel Kozlov (26) vult aan: “Als hier meer techneuten gaan werken, komen er waarschijn-lijk ook meer banen bij voor ons. Een goed bedrijf kan niet zonder marketing.” “Of zonder advocaat”, zegt de Azerbeidjaanse rechtenstudent Emil Bashirov (22) snel. Kozlov merkt op dat de vraag ‘blijf je na je afstu-deren in Nederland?’ een van de eerste vragen is die Nederlandse studenten aan hun buitenlandse collega’s stellen. “Blijkbaar zien Nederlanders ons als concur-renten.” Hij kan zich dat goed voorstellen: “Door de economische crisis is het momenteel lastig werk te vinden.”Fo

to: H

enrië

tte

Gue

st

| mei 2013 | transfer16

a c h t e r g r o n d

Page 17: Transfer 7 (mei 2013)

Vijfhonderd buitenlandse studenten vulden afgelopen

februari de online- enquête van de SER in.

38 procent van hen zegt zeker hier te willen blijven, 52

procent overweegt dat en de overige 10 procent wil

absoluut naar hun eigen land terugkeren.

Voor 60 procent is het feit dat Nederland de mogelijk-

heid biedt interessant werk te doen de belangrijkste

reden om te blijven, 57 procent vindt Nederland aantrek-

kelijk , ook vanwege het culturele klimaat en 50 procent

denkt dat in Nederland makkelijker werk te vinden is

dan in eigen land.

De studenten konden ook aangeven wat Nederland kan

doen om aantrekkelijker te worden voor buitenlands

talent. Gratis Nederlandse les, simpeler regelgeving, hulp

bij het zoeken naar werk en verlengen van het zoekjaar

werden het meest genoemd.

i n t e r e s s a n t w e r k e n e e n g o e d l e e f k l i m a a t

De studenten die Transfer in Rotterdam sprak, kwamen naar Nederland vanwege de kwaliteit van het hoger onderwijs en voor de buitenlandervaring. “Bij mij speelde de crisis ook een rol”, zegt Tsitiridis. “In Griekenland is geen werk, in Nederland wel.” Maar in de thuislanden van de andere studenten staat de economie er juist beter voor dan in Nederland. “Ik denk dat ik in Azerbeidjan zó werk krijg”, zegt Bashirov. “Zeker met een studie in Nederland op mijn cv.”De sfeer aan tafel is optimistisch. Als het niet lukt om in Nederland werk te vinden, willen de studenten naar New York, Londen of desnoods terug naar huis. “We praten bijna alsof er geen crisis is”, zegt de Duitse econometriestudente Anna Beer (19). Zij denkt dat er in haar vakgebied op veel plaatsen werk te vinden is. “Bovendien studeer ik over een paar jaar pas af. Misschien trekt de economie dan wel weer aan.”Tijdens beide gespreksrondes valt op dat veel van de studenten – zowel de bèta’s als de andere – graag in Nederland willen blijven. Dat wil zeggen: als ze hier een interessante baan kunnen vinden. Ook dan zijn ze trouwens niet van plan om voor altijd te blijven. Tien jaar is meestal het maximum dat ze voor zich zien. Familie is de belangrijkste reden om uiteindelijk toch terug te keren naar eigen land. Zoals de Turkse TU/e-student automotive system design Serkan Kulah (26) het verwoordt: “Mijn ouders worden ouder en ik wil ook aan hen denken.”

robert visscher

transfer | mei 2013 | 17

Foto

: Fra

ns L

emm

ens/

HH

Philips High Tech Campus in Veldhoven.

Page 18: Transfer 7 (mei 2013)

‘Leuk om de persoon achter het dossier te zien’

a a n p a k k e nFo

to’s:

Hen

riëtt

e G

uest

valt volgens de admissions officer nu al een boven-gemiddeld groot aantal aanmeldingen uit Kroatië op. “Dat land treedt in juli toe tot de EU. Daardoor wordt het voor Kroatische studenten straks goedkoper om hier te studeren.”

FlexibiliteitDiplomawaarderingen voor de twee Engelstalige bacheloropleidingen van de VU behoren ook tot takenpakket van Jelec̆ , net als het coördineren van de arrival week in augustus. “Het is leuk om dan de personen achter de dossiers te zien.” Dat geldt vooral voor bachelorstudenten van wie hij diploma’s beoordeelt. Daar gaan meestal enkele mails of tele-foontjes overheen. “De ene keer is het diploma of de cijferlijst in een andere taal dan Engels, een andere keer ontbreekt de literatuurlijst bij het essay of is een aanbevelingsbrief niet ondertekend. Ik probeer ook wel te achterhalen of iemand bijvoor-beeld werk ervaring heeft die van invloed kan zijn op de beoordeling.” Door de papieren heen kijken maakt zijn werk interessant, vindt Jelec̆ . “Je kunt zo echt iets voor mensen betekenen.” Als een document ontbreekt maar alles nog op tijd rond kan komen, hanteert hij de deadline niet heel strikt. Die flexibiliteit leidt wel tot verbazing en levert hem sporadisch zelfs een cadeautje op. “Maar onder de regels van de IND, of DUO bij lotingstudies, kunnen wij niet uit. En soms moet je iemand tegen zichzelf beschermen, die hoe dan ook aan een dure opleiding wil beginnen.” Pas in september, als de studenten in de college-banken zitten, wordt het rustiger voor Jelec̆ . Toch wordt ook dan nog bij hem aangeklopt door studenten met allerlei problemen. “Ik blijf toch de eerste met wie ze hier contact hebben.”

annelieke zandvliet

‘Bijna een chaos’, zo beschrijft Stipo Jelec̆ de week na Pasen. Tot 1 april konden studenten van buiten de EU zich inschrijven voor een opleiding aan de Vrije Universiteit (VU). Een grote groep voltooide de aanmelding pas op het laatste moment. “Ik moest in korte tijd 73 dossiers doornemen”, vertelt de admis-sions officer. “Het is onze policy om binnen 48 uur te laten weten of het dossier compleet is. Dus het was even erg druk.” Alle aanmeldingen komen bij de VU centraal binnen. Zijn de stukken compleet en is de application fee van 100 euro voldaan, dan gaat het dossier door naar de betreffende faculteit. Jelec̆ merkt dat het Nederlandse aanmeldsysteem regelmatig als ingewikkeld wordt ervaren. “Om te beginnen is er Studielink, daarna kan de student te maken krijgen met DUO en vervol-gens met de instelling. Soms levert dat tegenstrijdige informatie op, waardoor de student in paniek raakt.” Na de deadline voor aanmeldingen van buiten de EU lopen die van Europeanen nog even door. Daarbij

Onder de noemer internationalisering worden in

het hoger onderwijs de meest uiteenlopende taken

verricht. In de zevende aflevering van deze rubriek:

Stipo Jelec̆ , admissions officer bij de Vrije Universiteit

Amsterdam. Zijn corebusiness is aanmeldingen van

buitenlandse studenten verwerken.

| mei 2013 | transfer18

Page 19: Transfer 7 (mei 2013)

Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

Soms krijg je het op een dien-blaadje aangereikt. Ruim een jaar geleden hekelde ik hier dat er aan de universiteit talen van de eerste en van de tweede garni-tuur bestaan. Hoe ironisch om dit door de toevallige combinatie van drie bijdragen in Transfer 4 (januari/februari 2013) bevestigd te zien. Pak dat nummer erbij en herlees de stukken ‘Honkvaste Britten ontdekken meerwaarde van going Dutch’, ‘Werken aan een écht internationale sfeer’ en ‘Grensstreek gaat voor meetalig onderwijs’. Boeiende lectuur - vooral verge-lijkenderwijs. Ik vat het voor u samen.Artikel één: tot voor kort was in het buitenland studeren voor Britten geen optie. Reden: ze spreken geen enkele andere taal. Maar mede omdat Nederland Engelstalige cursussen aanbiedt, komen ze nu massaal. De studentenwerver van de Universiteit Leiden: “Mijn belangrijkste taak is Engelse studenten verzekeren dat ze geen Nederlands hoeven te leren voor een studie hier.” Koploper is dan ook Maastricht, dat het onderwijs volledig in het Engels aanbiedt. Een student: “Het leek me inspirerend om in een internationale setting te verkeren.” Een inter-nationale setting zonder kennis van enige andere taal?De Nederlandse universiteiten zijn erg blij met deze instroom; in Maastricht vormen de Britten na Nederlanders en Duitsers inmiddels de grootste groep. Ook het ministerie juicht. Het past uitstekend bij de strekking van het tweede artikel, ‘Werken aan een écht internationale sfeer’. De ervaring in Maastricht: om zo’n internationale sfeer te krijgen is het onvoldoende om gewoon verschil-lende nationaliteiten bij elkaar te zetten. Eerste voorwaarde: het absolute verbod op elke andere taal dan Engels, ook al is de ene helft van de studenten Duits en de andere helft Nederlands. Een trotse coördinator Wim Swaan over de bijzondere ‘inter-nationale’ Maastrichtse mores, na een met modieuze

Engelstalige onderwijsbeleids-kreten doorspekt betoog: “Een van onze voormalige docenten was Peruaan, maar met een Duitse achternaam. Toen een student hem in het Duits aansprak, gaf hij zijn antwoord in het Spaans. Toen vroeg hij in het Engels aan de verbouwereerde student: ‘En, hoe voelt dat nu?’ Kijk, zo kun je een student op zijn gedrag aanspreken.”En dan het laatste stuk, over meer-

talig onderwijs in de grensstreek. De openingszin, een waarschuwing van toenmalig staats secretaris Zijlstra, zet de toon: “Nederlands belasting-geld is niet bedoeld om Duitse studenten op te leiden voor de Duitse arbeidsmarkt”. Nederlands-Duitstalige opleidingen die beoogden Nederlandse en Duitse studenten in meertalige studies samen te brengen, veel Duitse studenten trekken en Nederlandse studenten voorbereiden op een interna-tionale carrière in Duitsland, moeten voortaan ook deels in het Engels. Ook al laten Duitse studenten, anders dan Engelse, zich niet afschrikken door het feit dat ze hun opleiding deels in het Nederlands moesten doen.Toelichting: “Doordat er zo veel Duitsers op onze opleidingen afkwamen, raakte de balans zoek. Van een internationale omgeving was geen sprake meer.” Diezelfde onbalans vormt in Maastricht geen probleem. En een overvloed aan Engelsen wordt dat daar evenmin. Want daar spreken alle superinternationale globetrotters omwille van de Engelsen, die vooral geen andere taal moeten leren, verplicht alleen maar Engels. Treffender kan de absurditeit van het hedendaagse universitaire ‘inter nationalisme’ niet worden geïllustreerd.

thomas von der dunkThomas von der Dunk is cultuurhistoricus en publicist

Absurd

‘internationalisme’

C O L U M N

19transfer | mei 2013 |

Page 20: Transfer 7 (mei 2013)

Misschien had de rector van Tilburg University een verblijf in het buitenland het liefst verplicht. In plaats daarvan werd in 2009 besloten tot een ambitieuze doelstelling: binnen zes jaar moet een op de vier studenten buitenlandervaring hebben opgedaan. Destijds ging ongeveer 11 procent daadwerkelijk de grens over. Dit jaar is dat met 380 studenten al 18 à 19 procent, vertelt Roos Hogenkamp, waarmee al bijna het Europese streven voor 2020 van een op de vijf studenten is gehaald. “Op de huidige arbeidsmarkt is buitenland ervaring eigenlijk onmisbaar”, weet Hogenkamp (33). “Daarom dragen wij het belang ervan actief uit, al bij de voorlichtingsdagen voor de verschillende bacheloropleidingen.” Maar Tilburg zet volgens de directeur International Office ook zwaar in op ‘wereldburgerschap’. “Wij denken dat je door een buitenlandervaring een completer mens wordt, met een bredere blik.”Om het aantal buitenlandgangers omhoog te krijgen, wilde Tilburg University eerst ontdekken waar de struikelblokken lagen. Een enquête onder studenten bevestigde wat de universiteit al vermoedde. “Studenten zijn vooral bang voor studievertraging en hoge kosten. Daarmee konden we onze focus bepalen”, aldus Hogenkamp.

Pre-departure dayMaar de enquête leverde ook verras-sende resultaten op. Zo bleken veel studenten af te haken omdat ze de aanmeldprocedure warrig vonden. “Veel studenten gaven aan dat ze niet wisten welke documenten ze moesten indienen, of wanneer ze reactie zouden krijgen. Dat staat nu allemaal bij elkaar op de website.” Op dezelfde site staat nu ook

t i l b u r g u n i v e r s i t y s t i m u l e e r t u i t g a a n d e m o b i l i t e i t

‘Canada: vanaf 800 euro per maand’Met posters die doen denken aan reisadvertenties probeert Tilburg University studenten te interesseren

voor een periode in het buitenland. Doel is dat in 2015 een kwart van de afstudeerders buitenlandervaring

heeft. Roos Hogenkamp, directeur van het International Office, vertelt hoe de universiteit te werk gaat.

duidelijk met welke kosten de student rekening moet houden. ‘Turkije: vanaf 600 euro per maand’, bijvoorbeeld. Dat werkt, volgens Hogenkamp: “Studenten vinden het geen probleem om financieel bij te dragen aan een buitenlandperiode, maar ze willen wel graag weten waar ze aan toe zijn.” Met de enquête-uitkomsten in het achterhoofd werden ook verschillende andere maatregelen getroffen om studenten te stimuleren. Zo is bij zo veel mogelijk opleidingen een blok vrijgeroosterd voor een periode in het buitenland. Voor vertrek worden studenten verwacht op een pre-departure day en volgen ze, op kosten van de universiteit, een verplichte cursus intercultural awareness. Eenmaal terug is er een homecoming day. Aanvankelijk gingen ook de beurzen voor studeren buiten Europa omhoog, van zeshonderd naar duizend euro per maand. Door bezuinigingen moest die maatregel worden teruggedraaid en beperkt tot alleen de beurzen voor minder populaire bestemmingen. “Dat was wel even spannend”, blikt Hogenkamp terug. “We konden niet inschatten of studenten hier-

door zouden afhaken, maar gelukkig hebben we geen terugval gehad.”

FilmpjesTilburg voert daarnaast de afge-lopen jaren actiever campagne om buitenlandervaring te promoten. De grootste winst is volgens Hogenkamp dat de universi-teit tegenwoordig een uniforme campagne heeft. “Posters, flyers

en website zijn allemaal op elkaar afgestemd, de informatie is niet meer versnipperd. Vervolgens is het simpel: we ‘spammen’ net zo lang tot de student het echt niet gemist kan hebben.” Per jaar wordt

“We ‘spammen’ de

studenten net zo lang tot

ze het echt niet gemist

kunnen hebben”

| mei 2013 | transfer20

a c h t e r g r o n d

Page 21: Transfer 7 (mei 2013)

‘Canada: vanaf 800 euro per maand’biliteit meer gaan stimuleren. “Het is belangrijk dat er op alle niveaus in de organisatie draagvlak is voor internationalisering”, zegt Hogenkamp. “De rector staat volledig achter dit principe, maar dan ben je er nog niet. Docenten zijn bijvoorbeeld weer van grote invloed op studenten die een buitenlandperiode overwegen.” Om de docenten mee te krijgen, reikt Tilburg University onder meer een jaarlijkse prijs uit aan de docent met de beste internationale activiteit. Of alle inspanningen zullen leiden tot het doel van 25 procent afstudeerders met buitenlandervaring in 2015, zal moeten blijken. “We zien nog steeds een stijging, maar mogelijk halen we ons doel nog niet in 2015. Een paar jaar later hopen we dat wel te doen.” De inspanningen hebben ook een positief effect op het aantal buitenlandse studenten dat naar Tilburg komt. “Dat is eigenlijk vanzelfsprekend, aange-zien we werken met een balans”, legt de directeur International Office uit. “Voor elke student die je naar het buitenland stuurt, komt er ook een terug.”

sam van den eijnden

meerdere keren campagne gevoerd. In oktober zijn de inspanningen vooral bedoeld voor eerste- en tweede-jaarsstudenten die in hun laatste bachelorjaar naar het buitenland willen, in maart wordt gemikt op ‘last-minute-studenten’. Tijdens de laatste campagne kwamen minder studenten op de informatiemomenten af dan voor-heen. Daarom gaan de Tilburgers hun werkwijze opnieuw aanpassen. “Studenten krijgen het liefst onderwijs en informatie aangeboden wanneer het hen schikt, naast al hun baantjes en stages. We gaan dus steeds meer via internet aanbieden, in de vorm van filmpjes”, vertelt Hogenkamp, die benadrukt dat de universiteit met haar campagnes de doelgroep zo veel mogelijk tegemoet wil komen. “We rollen als het ware een rode loper uit naar het buitenland.” Een werkbudget van 10.000 euro per jaar is daarbij meer dan voldoende, wijst de ervaring van de afge-lopen jaren uit. “Studentenverenigingen helpen ons met het uitvoerende gedeelte, bijvoorbeeld het ophangen van posters. Tijd is belangrijker dan geld. Zorg ervoor dat je voldoende helpende handen hebt.”

Jaarlijkse prijs Binnen de campagnes ligt de nadruk vooral op een buitenlan-dervaring tijdens de bachelorfase, omdat daar meer ruimte is in het programma. Maar ook voor master-studenten worden plannen uitgerold. “We besteden steeds meer aandacht aan joint degrees, waarin studenten vakken volgen in Tilburg en bij een buitenlandse instelling. Tien van zulke programma’s zijn inmiddels in ontwikkeling.”Daarnaast wil Tilburg University stafmo-

Roos Hogenkamp, directeur van het International Office.

transfer | mei 2013 | 21

Foto

: Bar

t van

Ove

rbee

ke F

otog

rafie

Page 22: Transfer 7 (mei 2013)

Nu ranglijsten voor universiteiten steeds belangrijker worden, telt ook het

aantal publicaties in internationale toptijdschriften steeds zwaarder. Om te

voorkomen dat artikelen worden afgewezen vanwege gebrekkig Engels, heeft

de afdeling Genetica van het Universitair Medisch Centrum Groningen een

Britse scientific editor in dienst. Volgens de Groningers een must voor iedere

onderzoeksafdeling die naar de top wil.

s c i e n t i f i c e d i t o r b r e n g t h e t e n g e l s o p n i v e a u

Foto

: Hen

k Ve

enst

ra

| mei 2013 | transfer22

a c h t e r g r o n d

Stille kracht bij internationale publicaties

Page 23: Transfer 7 (mei 2013)

faculteiten laten het redigeren over aan freelancers, vaak vertalers. Ook komt het vaak voor dat collega’s elkaars stukken nog even doorlopen op taalfouten. Enorm jammer, meent Senior, want van goed redigeerwerk kan veel afhangen. “Wetenschappers die publiceren in vooraanstaande tijdschriften komen bijvoorbeeld in aanmerking voor bijdragen uit fondsen. Dat is van grote waarde in een tijd dat onderzoeken alsmaar kostbaarder worden.” Vervolgens moeten natuurlijk ook de fonds-aanvragen weer perfect in orde zijn, benadrukt Senior. Ook daarmee houdt zij zich bezig.

Iemand die het belang van een goede editor onderkent, is hoogleraar humane genetica Cisca Wijmenga. Zij is hoofd van de afdeling Genetica en Seniors baas. Wijmenga aanvaardde in 2007 haar aanstelling bij het UMCG op voorwaarde dat Jackie Senior als scientific editor even-eens in dienst zou komen. Wijmenga had als hoogleraar in Utrecht al veel met Senior gewerkt. “Wanneer

stukken worden geredigeerd door een native speaker maakt dat echt een enorm verschil”, zegt ze. “Het maakt een ontzettend knullige indruk wanneer je pretendeert toponderzoek te bedrijven en ondertussen publicaties aflevert die niet in fatsoenlijk Engels zijn geschreven.” Wijmenga weet het zeker: het is mede de verdienste

van Jackie Senior dat haar afdeling het goed doet in de ranglijsten voor publicaties in toptijdschriften. Volgens haar staat het eveneens buiten kijf dat door de inbreng van Senior belangrijke subsidieaanvragen zijn toegekend. “De strijd om publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift is een stevige compe-titie. Wanneer een stuk goed is, maar niet perfect geschreven, dan struikelen mensen daarover.”

Penny wise, pound foolishWijmenga vindt dat iedere onderzoeksafdeling die de top ambieert, daarom iemand als Senior zou moeten aantrekken: iemand die Engels als moedertaal heeft. “Doe je dat niet, dan laat je kansen liggen.” Dat kost inderdaad geld, beaamt de hoogleraar, maar ze noemt

Een mailtje van een onderzoeker: ‘Hi Jackie, hou je bij het redigeren in de gaten dat het stuk nu 2.995 woorden lang is en dat de maximale lengte 3.000 woorden is?’ Doet dat ertoe, een paar woorden te veel in een artikel? “Jazeker”, antwoordt scientific editor Jackie Senior stellig. “Je mag beoordelaars geen enkele reden geven een verhaal terzijde te leggen.” Scoren in toptijdschriften is van levensbelang voor onderzoekers, hun afdelingen en de universiteiten waaraan ze verbonden zijn. Een publicatie in Nature of Science levert kostbare punten op voor de notering op internationale ranglijsten. En een hoge notering betekent meer studenten, meer aanzien, meer geld. De toptijdschriften hebben de publicaties dan ook voor het uitkiezen. Voor onderzoekers die willen publiceren, is het daarom belangrijk te zorgen dat de tekst tot in de puntjes verzorgd is. Niet alleen moet aan alle vormeisen worden voldaan, het geheel moet ook in perfect Engels worden aangeleverd. Daar komt bij de afdeling Genetica van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) Jackie Senior in beeld. Deze Britse native speaker heeft tientallen jaren ervaring met het redigeren van wetenschappelijke teksten. Sinds 1995 werkt ze op de afdeling Genetica.

Zoals gebruikelijk onder toponderzoekers is ook daar de voertaal Engels. Dat is wel zo praktisch als je, in een team met 28 buitenlanders afkomstig uit zeventien landen, elkaar een beetje wilt begrijpen. Maar Engels waarmee je elkaar een beetje begrijpt, is niet voldoende als je wilt scoren in toptijdschriften, benadrukt Senior. “Er gaapt vaak een gat tussen een taal goed kunnen spreken en begrijpen en het kunnen schrijven van formele en medische teksten in die taal”, weet zij. “Anderstaligen kunnen met hun publicaties daadwerke-lijk een stap voorwaarts zetten wanneer het taalgebruik duidelijk en correct is. Het kan het verschil maken tussen de top halen of niet.”Bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is Jackie Senior de enige editor in vaste dienst. De meeste andere

“Duidelijk en correct

taalgebruik kan het verschil

maken tussen de top halen

of niet”

transfer | mei 2013 | 23

Stille kracht bij internationale publicaties

Page 24: Transfer 7 (mei 2013)

het penny wise, pound foolish om op die kosten te willen bezuinigen. “Toewijzing van één enkele miljoenensubsidie dankzij scherp redactiewerk, doet dat bezwaar al gauw verdampen.”Senior kwam in 1973 als geologe naar Nederland om bij Shell aan de slag te gaan. In deeltijd werken was er destijds niet bij en toen ze een gezin kreeg, stopte ze met werken. Voor haar man en collega’s van hem aan de Universiteit Leiden deed ze in de jaren erna allerlei tekstopdrachten. Na omzwervingen belandde ze in 1995 bij de onderzoeksafdeling Genetica van de Universiteit Utrecht. “Daar was onder invloed van Cisca Wijmenga de internationalisering sterk doorgezet”, herinnert de editor zich. “Zij had goed door wat er voor nodig is om aandacht te krijgen in toptijdschriften.”

Veel roodNa tientallen jaren als scientific editor, hoofd zakelijk in de hoek van de genetica, beperkt Senior zich trouwens allang niet meer tot het wegpoetsen van schoonheidsfoutjes en verbeteren van het Engels. Ze is inmiddels zo goed ingevoerd, dat ze ook de inhoud en opbouw van stukken beoordeelt. Dat is soms hard nodig ook. “De structuur van een verhaal moet goed zijn. Het gebeurt nogal eens dat het allerminst

duidelijk is waarop bijvoorbeeld de conclusies zijn gebaseerd. Dan lever ik zo’n stuk retour met heel veel rood. Veel mensen vinden het lastig hun artikelen een heldere structuur te geven. Ze concentreren zich op details en verliezen de hoofdboodschap uit het oog.”Dat komt volgens Senior doordat in het onderwijs te weinig aandacht is voor ontwikkeling van schrijfvaar-digheden. Ook op de universiteiten, waar examens vaak multiple choice zijn en studenten nauwelijks nog worden aangezet om schriftelijke betogen te maken, schort het daaraan, vindt ze.Toch zijn lang niet alle artikelen slecht, bena-drukt Senior. De stukken die in het Engels worden geschreven door meer ervaren wetenschappers, zijn volgens haar ‘heel behoorlijk’. Vooral jongere promo-vendi krijgen vaak een stuk terug dat rood ziet van de verbeteringen. “Die schrikken daar nogal eens van. Het is zaak dat goed te begeleiden, want je wilt natuurlijk niet dat ze wanhopig van de Martinitoren springen wanneer ze hun stuk terugkrijgen.” Daarom vindt Senior persoonlijk contact belangrijk. “Dan kan ik nog wat verzachtende woorden spreken.” Maar vaak is dat ook niet nodig. “Wetenschappers zijn me over het algemeen toch dankbaar.”

loek mulder

Met haar vaste aanstelling als native

speaking scientific editor heeft Jackie Senior

een vrij unieke positie. Universiteiten heb-

ben over het algemeen geen beleid voor

de manier waarop wetenschappelijke

teksten moeten worden beoordeeld. Ook

de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), waar

Senior werkt, heeft dat niet. Faculteiten

bepalen zelf hoe ze de kwaliteit van weten-

schappelijke teksten bewaken.

Wageningen University en Research Centre

(WUR), die het goed doet in de publica-

tieranglijsten met vorig jaar bijvoorbeeld

dertien publicaties in Science en Nature,

heeft volgens woordvoerder Bouke de Vos

geen scientific editors in vaste dienst. Over

de inzet van native speakers is hem weinig

bekend. “Wel worden collega’s geraadpleegd

die zeer bedreven zijn in het redigeren”,

zegt hij. Ook stimuleert Wageningen UR via

onder meer interne symposia de schrijfvaar-

digheden van wetenschappers. “Daarmee

willen we de kans op opname in toptijd-

schriften maximaliseren”, aldus De Vos.

De Universiteit Leiden heeft geen richtlijnen

voor het redigeren van wetenschappelijke

artikelen, zegt wetenschapsvoorlichter

Hilje Papma. Zij heeft bij enkele faculteiten

navraag gedaan en meldt dat de faculteit

Wiskunde en Natuurwetenschappen het

zelfs overbodig vindt om professionele edi-

tors in te schakelen. “Ze laten weten dat ze

hun jargon voldoende beheersen. Gezien

hun publicaties in tijdschriften hebben ze

niet het gevoel iets te missen. Ze doen het al

heel goed”, aldus Papma.

Joost van Tilburg, communicatiemedewerker

bij de Universiteit van Amsterdam, zegt dat

ook daar de onderzoeksgroepen zelf bepalen

hoe en door wie ze stukken laten redigeren.

Soms worden zzp’ers ingeschakeld, enkele

onderzoeksgroepen hebben vaste editors,

andere hebben helemaal niemand die dit

werk voor zijn rekening neemt. Slechts in

een enkel geval worden teksten geredigeerd

door iemand die Engels als moedertaal

heeft. (LM)

v a s t e n a t i v e s p e a k i n g e d i t o r i s z e l d z a a m

| mei 2013 | transfer24

a c h t e r g r o n d

Page 25: Transfer 7 (mei 2013)

Al jaren is paragraaf 4.2 in de Gedragscode inter-nationale student een terugkerend onderwerp van discussie. In die paragraaf is vastgelegd dat internati-onale studenten minimaal een 6.0 moeten scoren op de IELTS-test of een vergelijkbare Engelse taaltoets om toegelaten te kunnen worden tot een Engelstalige bachelor of master. Instellingen zijn volgens de code verplicht het Engels van buitenlandse studenten te controleren aan de hand van een taaltest.Veel instellingen lappen die bepaling aan hun laars als het gaat om studenten uit bijvoorbeeld Scandinavië, Duitsland en Oostenrijk. Het eindexamenniveau Engels in die landen is vergelijkbaar met dat in ons land en de meeste studenten hebben dan ook geen enkel probleem met het Engels. Onzin om deze studenten een taaltest te laten afleggen voor 200 euro plus de organisatorische rompslomp die dat alles met zich meebrengt, vinden veel instellingen. Ze vrezen ook dat EU-studenten daardoor zullen uitwijken naar andere landen.De aangepaste Gedragscode, die op 1 maart in

werking trad, is op dit punt ongewijzigd gebleven. Maar de overheid en de belangenverenigingen van hogescholen, universiteiten en particulier hbo zijn wel nader tot elkaar gekomen. Er is namelijk afge-sproken om tot een ‘werkbare uitzondering’ voor EU-studenten te komen. Samen met de Nuffic werken de VSNU, Verenigingen Hogescholen en NRTO aan een regeling waarbij een deel van de EU-studenten wordt vrijgesteld van de taaleis.

ReferentiekaderDaarvoor moet objectief worden aangetoond dat het niveau van de vooropleiding wat betreft Engelse taalvaardigheid in een aantal Europese landen over-eenkomt met het zogenaamde niveau B1 van het Europees referentiekader. In ons land staat dat gelijk aan het niveau van het havo-eindexamen Engels. Een aantal docenten zal deze zomer het curriculum en de eindtermen Engels van het voortgezet onderwijs in een aantal Europese landen beoordelen. Op basis van die beoordelingen stellen de Nuffic en de koepels een lijst op van landen die het vereiste niveau halen. Naar verwachting is die lijst in het najaar klaar en is dan duidelijk welke studenten zich niet meer te hoeven onderwerpen aan een taaltest. Voor uitwisselingsstudenten is in de aangepaste Gedragscode al een uitzondering gemaakt. Het wordt aan de zendende en de ontvangende instelling over-gelaten om een afspraak te maken over het minimaal vereiste niveau Engels. De hogeschool of universiteit die de student uitzendt, is verantwoordelijk voor de Engelse taalvaardigheid. Ook studenten die de laatste jaren van het voortgezet onderwijs in het Engels hebben gevolgd, zijn niet meer verplicht een taaltest te overleggen.

els heuts

Dat alle buitenlandse studenten die hier Engelstalig hoger onderwijs willen volgen,

verplicht een taaltest Engels moeten afleggen, is veel hogescholen en universiteiten een

doorn in het oog. De aangepaste Gedragscode internationale student, die dit voorjaar in

werking trad, komt deels aan die bezwaren tegemoet.

Compromis over Engelse taaltest

a c t u e e lFo

to: F

rank

Mul

ler/

HH

transfer | mei 2013 | 25

Page 26: Transfer 7 (mei 2013)

Foto

: Ber

t Spi

ertz

/HH

De skyline van de Armeense hoofdstad Jerevan

met op de achtergrond de berg Ararat.

‘Voor Europese studenten is Armenië niet aantrekkelijk genoeg’

Het Armeense hoger onderwijs heeft het Sovjetsysteem afgezworen en het bachelor-mastermodel

omarmd. Maar de wens om aansluiting te vinden bij Europa stuit op geldgebrek én op het ontbreken

van kwaliteitskeuringen. Nederlandse ervaringsdeskundigen de Armeniërs met het opzetten van

een accreditatiesysteem. “De helft vraagt zich af wat wij komen doen, de andere helft is gelukkig

erg leergierig.”

i n t e r n a t i o n a l e a m b i t i e s g e s m o o r d d o o r g e l d g e b r e k

| mei 2013 | transfer26

a c h t e r g r o n d

Page 27: Transfer 7 (mei 2013)

Een dozijn grijze, houten bankjes staat in rijen opgesteld in een klaslokaal van nog geen vier bij vier meter. Verwarming is er niet of staat uit. De een tonige gangen van de Linguïstische Staatsuniversiteit Brusov in de Armeense hoofdstad Jerevan zijn nauwelijks van elkaar te onderscheiden. De muren zijn kaal en kleurloos en vertonen scheur-tjes. Op andere plaatsen brokkelt de verf af. Het grauwe universiteitsgebouw roept herinne-ringen op aan het Sovjetverleden dat Armenië zo graag van zich wil afschudden. Hoewel de banden met Rusland nog steeds hecht zijn, is de blik gericht op Europa. De Brusov-universiteit, die in 1935 begon als lerarenopleiding Russisch, is uitgegroeid tot een instituut met meer dan vierduizend studenten waar tegenwoordig ook leraren Engels, Duits, Frans en Italiaans worden opgeleid. In 2005 besloot de Kaukasus-republiek zich aan te sluiten bij het Bolognaproces. Inmiddels is 95 procent van het Armeense hoger onderwijs ingericht volgens het bachelor-mastermodel en werken alle instellingen met het studiepuntensysteem ECTS. Op internationaal gebied hebben Armeense studenten daardoor meer mogelijkheden dan tien jaar geleden. “Door het Sovjetverleden zijn er al veel uitwisselingsprogramma’s met Russische univer-siteiten”, zegt Artur Apresyan, vicerector van de Brusov-universiteit. “Maar we hebben inmiddels ook samenwerkingsverbanden met de Universiteit van Wenen en met de Maarten Luther Universiteit van Halle-Wittenberg.” Op kosten van de Duitse univer-siteit gaan elk semester twee Armeense studenten en docenten naar Halle. Duitse studenten hebben de mogelijkheid om naar Jerevan te komen, maar daar wordt geen gebruik van gemaakt. “Voor Europese studenten is Armenië helaas niet aantrekkelijk genoeg”, weet Apresyan. “Wij kunnen Europese studenten niet bieden wat veel andere universiteiten in de wereld wel kunnen.”

Ook Susanna Karakhanyan, adjunct-directeur van ANQA, het instituut dat een accreditatiesysteem voor het Armeense hoger onderwijs ontwikkelt, ziet dat er nog een lange weg te gaan is. “De veran-deringen die begonnen in 2005 waren het start-sein van een revolutie in het Armeense onderwijs – een tweede perestrojka. Maar het kan nog jaren duren voor het systeem echt op Westerse leest geschoeid is.”

KwaliteitscontroleHoewel Armenië vorderingen maakt, voldoet het onderwijssysteem nog lang niet aan alle Bologna-

eisen: zes van de tien indicatoren staan nog op oranje of geel. Het ontwikkelen van een kwaliteits-controle is één van de belangrijkste opgaven. ANQA is er in 2010 aan begonnen en krijgt tot mei 2014 steun van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Het project wordt gefinancierd

door de Wereldbank. Volgens Karakhanyan is de Nederlandse hulp onmisbaar. “Armeense universi-teiten hadden tot voor kort nog nooit van kwaliteits-zorg gehoord.” Vorig jaar hebben medewerkers van de Hanzehogeschool en de TU Delft workshops in Jerevan verzorgt om te laten zien hoe kwaliteitszorg in de praktijk werkt. Ook bracht een Armeense dele-gatie een werkbezoek aan Nederlandse en Vlaamse hogescholen en universiteiten. De eerste twee univer-siteiten (de Jerevan Staatsuniversiteit en de Medische Staatsuniversiteit Jerevan) hebben vorige maand hun zelfevaluatierapport ingediend. ANQA is nu bezig met het samenstellen van de visitatiepanels, waarin naast Armeense deskundigen ook inter nationale experts en studenten zitten. De visitaties vinden in juni plaats. Karakhanyan: “Begin volgend jaar hopen we de eerste keurmerken te kunnen verstrekken.” Het opzetten van een accreditatiesysteem wordt niet voor niets extern gefinancierd. Een groot probleem

‘Voor Europese studenten is Armenië niet aantrekkelijk genoeg’

“Elke universiteit wil zo veel

mogelijk studenten, of ze

goed zijn of niet”

i n t e r n a t i o n a l e a m b i t i e s g e s m o o r d d o o r g e l d g e b r e k

transfer | mei 2013 | 27

Page 28: Transfer 7 (mei 2013)

Armenië telt ruim 150.000 studenten op een bevolking van 3,1 miljoen.

Tachtig procent zit in de bachelorfase, twintig procent volgt een master

en nog geen procent is aan het promoveren. Er zijn vijftien staatsuniver-

siteiten en meer dan 75 privé-instellingen. De Jerevan Staatsuniversiteit is

met ruim 10.000 studenten de grootste instelling en heeft ook het breed-

ste opleidingsaanbod.

Armenië telt niet meer dan enkele honderden internationale studenten,

die voornamelijk uit Rusland, het Midden-Oosten en Zuidoost-Azië komen.

De Medische Staatsuniversiteit in Jerevan (ongeveer 3.000 studenten)

staat in de regio hoog aangeschreven en trekt veel buitenlandse studen-

ten, die niet alleen uit de regio komen. (YvdM)

v i j f t i e n s t a a t u n i v e r s i t e i t e n

bij de ontwikkeling van het hoger onderwijs, zijn de beperkte middelen die de Armeense overheid ter beschikking stelt. Armenië besteedt volgens de meest recente cijfers van de OESO maar 3 procent van het bruto nationaal product aan onderwijs, terwijl het OESO-gemiddelde op 4,8 procent ligt. Hoewel de economie groeit, is het nationaal inkomen laag. Ruim een derde van de bevolking leeft volgens de Wereldbank onder de armoedegrens. Gemiddeld heeft een Armeniër slechts 3.360 dollar per jaar te besteden. De onderwijsuitgaven zijn van een verge-lijkbaar laag niveau: 488 dollar per leerling, terwijl het OESO-gemiddelde op ruim 32.000 dollar per leerling per jaar ligt.

Karig loontjeDe Brusov-universiteit ondervindt de armoede aan den lijve. Er is een groot tekort aan computers, les lokalen en studieruimtes, vertelt Kristina Badeyan, een 19-jarige studente Engels die noodgedwongen in een koude, lawaaierige kantine zit te studeren. Het geschuif van de stalen stoeltjes over de stenen vloer galmt door de troosteloze ruimte. “Alle universi-teiten in Armenië kampen met hetzelfde probleem”, weet ze. “Er is geen geld. Docenten kunnen nog net van een karig loontje worden voorzien, maar dan is het op.” “De regering steekt nauwelijks geld in het Armeense onderwijs”, stelt vicerector Artur Apresyan. “De universiteiten moeten overleven op de collegegelden van de studenten (circa negenhonderd euro per jaar, red.). Hierdoor gaat kwaliteit verloren, want elke universiteit wil domweg zo veel mogelijk studenten, of ze goed zijn of niet. Van toelatingseisen is nauwe-lijks sprake meer. Het enige wat telt, is dat er geld in het laatje komt.” Door het gebrekkige onderwijs zoeken talentvolle Armeniërs hun heil in het buiten-land. De Armeense overheid toont veel te weinig inzet om die braindrain te keren, vindt Apresyan.

Lusine van Stappen-Gevorgyan, getrouwd met de eerste docent Nederlands in Armenië en parttime docent aan de Brusov-universiteit, is positief over de overstap van het Sovjetsysteem naar het bachelor-mastermodel. “Tegenwoordig staat de student centraal en kun je als docent naar het hoofd van je afdeling stappen om je eigen ideeën en programma’s voor te stellen. Dat was vroeger uit den boze.” Toch is ze sceptisch over het gevoerde onderwijsbeleid. Of beter gezegd: het gebrek daaraan. “De Armeense overheid toont maar weinig betrokkenheid en lijkt niet geïnteresseerd in de hervorming van het onderwijs. De regering wil wel de baten maar niet de lasten. Het zegt genoeg dat bijna alle projecten worden gefinancierd door buitenlandse sponsoren.”

ZelfbeeldMichèle Wera, beleidsmedewerker van de NVAO, ziet weliswaar een “enorme drive in het Armeense hoger onderwijs om te werken aan kwaliteitszorg en kwaliteit van het onderwijs.” Maar ze deelt de zorgen van de universiteiten. “De middelen die de regering verstrekt, zijn volstrekt ontoereikend. Het merendeel van het geld voor onderwijs halen de instellingen en ANQA binnen via projectsubsidies van internatio-nale organisaties en commerciële partijen.”Maar geldgebrek is niet het enige probleem, consta-teren Heeltje Burgler en Yvonne Eppink van de Hanzehogeschool Groningen. Zij zijn in 2012 twee keer een week naar Armenië geweest om work-shops te geven over kwaliteitszorg. Zij werden niet door iedereen met open armen ontvangen. Buitenstaanders die komen vertellen hoe je de onder-wijskwaliteit moet beoordelen, wekken argwaan, stelt Eppink, die in Groningen senior beleidsmede-werker kwaliteitszorg is. “Er is snel een associatie met het verleden. Het lijken wel Russen, denken Armeniërs al gauw. Dat bleek ook wel tijdens de trai-ningen. De helft van de deelnemers is halsstarrig en vraagt zich af wat wij komen doen. De andere helft is gelukkig wel erg leergierig.”Volgens Eppink schort het Armeniërs soms ook aan een realistisch zelfbeeld. “Ze hebben de neiging om de situatie mooier te presenteren dan die is, blijkt uit de zelfevaluaties die wij ze als huiswerkopdracht lieten maken.” Directieleden schetsen daarin vaak een veel te rooskleurig beeld. “Terwijl er nog een hoop werk te verzetten is.” Toch denkt Eppink dat het gros van de Armeniërs wil hervormen. “De intentie is er zeker. Ze gaan heel graag de verbinding aan met West-Europa en willen naar de Europese standaard beoordeeld worden.” lennaert lubberding

| mei 2013 | transfer28

a c h t e r g r o n d

Page 29: Transfer 7 (mei 2013)

Foto

: CH

enx/

Hen

k Ve

enst

rav l i e g e n d e h o l l a n d e r

“Toen ik me enthousiast had aangemeld voor de research track in Japan, een van de opties binnen dit programma, realiseerde ik me pas dat er nog altijd straling wordt gemeten in Fukushima. Weliswaar ligt Osaka op honderden kilometers afstand van de plek waar de kernreactor na de tsunami in 2011 is gaan lekken, maar het zat me toch niet lekker. Uiteindelijk heb ik vertrouwd op het oordeel van de RUG. Als zij het veilig achten om studenten naar Japan te sturen, zal het wel in orde zijn, dacht ik.Eenmaal daar merkte ik dat Japanners gesloten zijn over hun nationale trauma’s. Ik voelde me bijvoor-beeld in de supermarkt niet vrij om te vragen welke levensmiddelen veilig waren. Toen ik later op excursie ging naar Hiroshima, bespeurde ik een gelijksoortige terughoudendheid. Je hebt daar een indringend museum, gewijd aan de ramp die de atoombom van de Amerikanen in 1945 in die stad heeft veroorzaakt. Maar erover praten doen

de Japanners niet graag. Je kunt ze niet vragen naar zaken als stralingsziekte of naar de vele misvormde kinderen die naderhand geboren zijn. Misschien wel omdat ze, ondanks de gevaren, hechten aan kern-energie. Hun economie is ervan afhankelijk. Tijdens de verkiezingen die net werden gehouden toen wij er waren, was veilige energie nauwelijks een thema. Onbegrijpelijk.

JongleursNederland heeft van oudsher een band met Japan. Onze handelsbetrekkingen gaan terug tot de Gouden Eeuw, toen de VOC als enige buitenlandse organi-satie daar voet aan land mocht zetten. De colleges die wij in Osaka volgden, lieten ons vanuit het Japanse perspectief naar de historie kijken. Dat vond ik heel interessant. Alleen al door de ligging in de Pacific is de Tweede Wereldoorlog, om maar iets te noemen, voor de Japanners totaal anders geweest dan voor ons land. Daar kon ik me voorheen nauwelijks een voor-stelling van maken.Lang en blond als ik ben voelde ik me soms een buitenstaander in Japan. Toch heb ik me er prima vermaakt, al was het maar door de Japanse medestu-denten te observeren. Op de campus in Osaka was een bloeiend studentenleven, met talloze clubjes. Zo zag ik vanaf het terras bij een koffiestand een groepje jongleurs in actie. Ze bakten er in het begin helemaal niks van, maar uiteindelijk slaagden ze erin hun houten doosjes in de lucht te houden. Hun zelfdisci-pline dwong respect af. Bij ons zou eerder de gezellig-heid van zo’n clubje voorop staan, Japanners willen zich graag iets eigen maken. Zelf hield ik het na een keer of twee te hebben meegetraind met aikido, voor gezien. Lichaamsbeweging is leuk, maar er ging voor mij toch niks boven kletsen met mijn Japanse vrien-dinnen op het terras.”

annemieke bosman

‘Japanse zelfdiscipline dwingt respect af’

Jojanne van Andel (23) is bezig met de Erasmus Mundus-master Euroculture aan de Rijksuniversiteit

Groningen. Om Europa in een wijder perspectief te zien, volgde zij colleges internationale betrekkingen

aan de universiteit van Osaka, Japan.

transfer | mei 2013 | 29

Page 30: Transfer 7 (mei 2013)

Onlangs constateerde de Volkskrant dat het Europese streven om rond 2020 de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te zijn, is mislukt. Europa werd zelfs “de zieke man” genoemd. Dat inspireerde uw recensent om van zijn kant eens los te gaan op grond van een nieuwe publicatie van Eurydice over de gevolgen van de economische crisis voor het onderwijs. Funding of Education in Europe, the impact of the economic crisis zou vast voldoende

materiaal bieden om de kortzichtige bestuurders en beleidsmakers eens de oren te wassen. Het punt is alleen dat het rapport een gemengd beeld te zien geeft. In den brede heeft het Europese onder-wijs in 2011 en 2012 te lijden gehad van de crisis. Twintig EU-lidstaten zagen zich genoodzaakt de budgetten te verkleinen, landen met zware schulden zelfs met 5 procent. In negen andere landen namen de budgetten echter toe. Docentensalarissen werden vaak bevroren, maar met ontslagen viel het wel mee. Datzelfde geldt voor gedwongen fusies en slui-tingen. Wel bezuinigen overheden op onderhoud en vernieuwing. ICT wordt daarbij ontzien.

VooruitgangHet rapport constateert daarnaast dat veel regeringen extra aandacht besteden aan her- en bijscholing, vooral om de employability van de beroepsbevolking te vergroten. Hier rijst niet het beeld op van een zieke man, noch van kortzichtige bestuurders die alles opofferen aan de strijd voor budgettair evenwicht.

Eerder zien we pogingen om onder benarde omstan-digheden toch vooruitgang te blijven boeken.

Dit neemt niet weg dat zich een zorgelijk panorama ontvouwt, want overal in Europa moeten hoe dan ook ambities worden getemperd. Verhelderend is tegelijk dat Eurydice in haar cijfermateriaal en statistieken steeds Turkije meeneemt: dat land verdient zo langzamerhand een positie onder de BRIC’s. Dat komt ook in de onderwijs-investeringen tot uiting: die stijgen de laatste jaren steeds met 5 procent. Europa heeft dan ook steeds minder reden om uit de hoogte te doen tegen dit kandidaat-lid, dat zich – als het zo door-gaat – zal ontwikkelen tot een geducht concurrent van de EU. Dit alles maakt Funding of Education in Europe een publicatie die tot de juiste vorm van nadenken stemt: gebaseerd op feiten en het besef dat wat voor de hand ligt, nog niet waar hoeft te zijn. Het rijke cijfer-materiaal kan ongetwijfeld de basis vormen voor een kritische visie op de ontwikkeling van het onderwijs in Europa, maar diezelfde gegevens halen alle dema-gogie genadeloos onderuit. En dit rapport is nog gratis ook. Mooi in deze tijd van bezuinigingen.

han van der horst

Funding of Education in Europe 2000–2012: The Impact of the

Economic Crisis. European Commission/EACEA/Eurydice, 2013.

Eurydice Report. Luxembourg: Publications Office of the European

Union. Downloaden via: http://eacea.ec.europa.eu/education/

eurydice/documents/thematic_reports/147EN.pdf

Hoger onderwijs in tijden van crisis

Over internationale samenwerking in het hoger onderwijs wordt veel gepubliceerd. Historicus Han van

der Horst bespreekt maandelijks een nieuw werk. Deze keer het Europese rapport Funding of Education

in Europe, the impact of the economic crisis.

Educationand Training

Funding of Education in Europe

The Impact of the Economic Crisis

Eurydice Report

| mei 2013 | transfer30

g e l e z e n

Page 31: Transfer 7 (mei 2013)

31transfer | mei 2013 |

Cultureel Verdrag-beurzen

deadline aanvraag aanvang studie

Japan 7 juni april of oktober 2014

Duitsland, kort onderzoek 1 juli vanaf januari 2014

Mexico, studie/onderzoek 21 augustus variabel in 2014

Een ‘karavaan’ onder leiding van CampusFrance, met een tiental Franse grandes écoles en univer-siteiten, doet op maandag 3 juni Nederland aan. Bij het Institut Français in Amsterdam begint dan om 13.30 uur een studie- en carrièrebeurs Frankrijk met workshops, lezingen en een borrel. Meer informatie en aanmelden via 020 – 531 95 43, [email protected] of [email protected]

De 20e verjaardag van de Academic Cooperation Association (ACA) wordt deels gevierd in Den Haag. De Nuffic werkt mee aan het organiseren van de conferentie van 9 tot 11 juni, met als thema: Internationalisation and international mobility. Where do we stand, where are we heading? Meer informatie en aanmelden via www.aca-secretariat.be

Het Nationaal Agentschap Leven Lang Leren verzorgt op donderdagochtend 20 juni een voorlich-tingsbijeenkomst over Erasmus for All in Utrecht. Het nieuwe Europese programma gaat waar-schijnlijk op 1 januari 2014 van start. Meer informatie en aanmelden via www.na-lll.nl/agenda/evenementen

Ook in Utrecht wordt aandacht besteed aan Frankrijk, tijdens de 13e Frans-Nederlandse Ontmoetingsdagen op 24 en 25 juni. Bilaterale samenwerking in hoger onderwijs en onderzoek vormt daar de leidraad. Thema’s die aan de orde komen zijn Joint PhDs, Intellectueel eigendom en ‘freemovers’. Meer informatie en aanmelden via www.frnl.nl/

Na een succesvolle eerste editie in Antwerpen vindt op 2 juli de tweede Nederlands-Vlaamse Good Practices workshop plaats van de Nuffic en Flamenco. Gastheer is deze keer het International Institute of Social Studies in Den Haag. Meer informatie volgt via www.flamenco-vzw.be/nl/good-practices-workshops

juni

2013

juli

2013

A G E N D A

Cultureel Verdrag-beurzen

Veel landen bieden studie- en onderzoeksbeurzen aan voor Nederlandse studenten – met name laatstejaars – en pas afgestudeerden, vaak in het kader van een Cultureel Verdrag met Nederland om de samenwerking op cultu-reel, educatief en wetenschappelijk gebied te bevorderen. Via hun universiteit of hogeschool kunnen studenten bij de Nuffic een aanvraag indienen voor zo’n CV-beurs. Studenten in een eerder studiejaar komen alleen in aan-merking voor een zomerbeurs.

Meer informatie, ook over andere landen die beurzen beschikbaar stellen, via www.wilweg.nl/cv

Journal of Studies in International Education

Artikelen in de editie van mei 2013 (nummer 2, jaargang 17), met als thema Internationalization of the Curriculum and the Disciplines:Internationalizing the Curriculum in the Disciplines – Imagining New Possibilities – Betty Leask

Internationalization as De-Westernization of the Curriculum: The Case of Journalism at an Australian University – Rhonda Breit, Levi Obijiofor en Richard Fitzgerald

A Disciplinary Perspective: The Internationalization of Australian Public Relations Education – Kate Fitch

Reflections on an Alternative Approach to Continuing Professional Learning for Internationalization of the Curriculum Across Disciplines – Wendy Green en Craig Whitsed

Graduate Attributes and the Internationalized Curriculum: Embedding a Global Outlook in Disciplinary Learning Outcomes – Elspeth Jones en David Killick

Strategic Planning: An Examination of the Role of Disciplines in Sustaining Internationalization of the University – Melanie Agnew

Zie de achterzijde van dit blad voor een aanbieding.

Page 32: Transfer 7 (mei 2013)

Journal of Studies in International EducationHet vakblad voor professionals binnen de internationalisering van het hoger onderwijs

Abonnees van Transfer kunnen zich nu voor € 10,– per jaar aanmelden voor een online lidmaat schap op het Journal of Studies in International Education.Aanmelden kan via www.nuffic.nl/asie

Het Journal of Studies in International Education is een uitgave van de Association for Studies in International Education (ASIE).

Met onderwerpen zoals:• internationalisering van het curriculum;• mobiliteit van studenten en academici.