TOM 2/2015

85
2/2015 DE SCHATTEN VAN BOUGHTON HOUSE / PURCELL IN DE SCHIJNWERPERS / DOWLAND IN HOLLAND / STIMU-SYMPOSIUM BESPREEKT GRENZEN VAN MUZIKALE IDENTITEIT / INTERVIEWS MET MARCO MENCOBONI OVER ALFONSO FERRABOSCO / LAURENCE DREYFUSS OVER EXPERIMENTELE WILLIAM LAWES / DE RIJZENDE STER VAN STEFAN TEMMINGH EN NOG VEEL MEER…

description

Interviews met o.a. Vox Luminis, Camerata Trajectina, Marco Mencoboni, Laurence Dreyfuss en Stefan Temmingh en Dorothee Mields.

Transcript of TOM 2/2015

Page 1: TOM 2/2015

Het Festival en Seizoen Oude Muziek staan samen garant voor 250 concerten per jaar, waarvan meer dan 80.000 mensen genieten. Waaronder u. Ondersteun via een legaat of schenking duurzaam de uitvoering van oude muziek in Nederland.

Wilt u ook een rol spelen in de toekomst van oude muziek?

Wilt u meer weten over legaten of schenkingen, kijk dan op www.oudemuziek.nl/legatenvoor meer informatie.

2/2015

DE SCHATTEN VAN BOUGHTON HOUSE / PURCELL IN DE SCHIJNWERPERS / DOWLAND IN HOLLAND / STIMU-SYMPOSIUM BESPREEKT GRENZEN VAN MUZIKALE IDENTITEIT / INTERVIEWS MET MARCOMENCOBONI OVER ALFONSO FERRABOSCO / LAURENCE DREYFUSS OVER EXPERIMENTELE WILLIAM LAWES / DE RIJZENDE STER VAN STEFAN TEMMINGH EN NOG VEEL MEER…

2/2015

Page 2: TOM 2/2015

© R

on

ald

Kn

ap

p

© M

arc

o B

org

gre

ve

© J

on

as

Sack

s

16/0716/0716/07

31/0731/0731/07

24/0724/0724/07

07/0807/0807/08

© M

olin

a V

isu

als

Deze zomer in Het Concertgebouw

do 16/07

Maurice Steger Concerto de’ Cavalieri

Bach, Vivaldi, Corelli, Händel

20.00 uur – vanaf € 20

vr 24/07

Bachs Hohe Messe Musica Amphion, MUSAen Johannette Zomer

20.00 uur – vanaf € 25

vr 31/07

Ronald Brautigam Die Kölner Akademie

Mozartdrieluik

20.00 uur – vanaf € 25

vr 07/08

Gordan Nikolić Nederlands Kamerorkest

Vivaldi, Bach, Händel

20.00 uur – vanaf € 25

Bestel uw kaarten via www.robecosummernights.nl

BESTEL NU KAARTEN VIA WWW.LEIDSEKOORBOEKEN.NL OF BIJ VVV’S IN DE CONCERTPLAATSEN

HET LAATSTE JAAR DE LEIDSE

KOORBOEKENVR 22 MEI 20.30 | LEIDEN | Pieterskerk

MA 25 MEI 15.30 | ZUTPHEN | WalburgiskerkWO 27 MEI 20.30 | ROTTERDAM | Laurenskerk

DO 28 MEI 20.30 | UTRECHT | DomkerkVR 29 MEI 19.30 | GRONINGEN | Martinikerk

ZA 30 MEI 20.30 | ALKMAAR | Grote KerkZO 31 MEI 15.30 | VLISSINGEN | St. Jacobskerk

Volg ons ook op:

Page 3: TOM 2/2015

INH

OU

D

1

2 Om te beginnen Van de redactie

INTERVIEWS

Het Festival Oude Muziek Utrecht 2015 4 England, my England

Pieter Lucassen

Vox Luminis en Lionel Meunier, artist in residence

18 Van drinkgelag tot rouwstoetAgnes van der Horst

Venus and Adonis van John Blow 24 Nieuw in Utrecht: Dunedin Consort

John Wood

Een vleugje antropologie in de oude muziek 36 STIMU-symposium

Jules van der Leeuw

Een vergeten schakel tussen Purcell en Handel

42 John EcclesMarcel Bijlo

Ensemble Cordia debuteert in Utrecht 46 Boyce en Veracini

Noortje Zanen

Laurence Dreyfus over William Lawes’ Royal Consort

50 De hele bandbreedte van menselijke ervaring

Andrea Braun

Alfonso Ferrabosco 54 Revolutionaire Italiaan in het

Elizabethaanse EngelandMarcel Bijlo

Spes Nostra 58 Franse fascinatie voor Engelse In Nomines

Jules van der Leeuw

KLEININTERVIEW

Stefan Temmingh 16 Inspired by song

Susanne Vermeulen

Vioolvirtuoos Nicola Matteis 23 Een sensatie in Londen

Marcel Bijlo

Verzot op Virginalisten 65 Carole Cerasi vertolkt tomkins

Marcel Bijlo

ARTIKELEN

'Pleasing Air This' 10 De muziek van Boughton House

Jed Wentz

Volop in de schijnwerpers 28 Henry Purcell

Julia Muller-van Santen

Nederlandse liederen op Engelse wijze 62 Dowland in Holland

Louis Peter Grijp

RUBRIEKEN

66 Berichten 67 Seizoen Oude Muziek 14/15 68 Cd-besprekingen 78 Cd-aanbiedingen voor Vrienden 80 Colofon

Page 4: TOM 2/2015

OM TE BEGINNEN

2

This blessed plot, this earth, this realm, this England.

William Shakespeare, uit: Richard II

Page 5: TOM 2/2015

€ 10, voorverkoop € 8(bestellen via het formulier in de Festivalbrochure of www.oudemuziek.nl)

FESTIVALBOEK 2015

Inleidende artikelen, programma’s en toelichtingenmet gratis Festival-cd van Vox Luminis o.l.v. Lionel Meunier

Page 6: TOM 2/2015

4

TEK

STB

EELD

ENG

LAN

D, M

Y EN

GLA

ND

HET

FES

TIVA

L O

UD

E M

UZI

EK U

TREC

HT

2015

PIET

ER L

UC

AS

SEN

SU

SA

NN

E V

ERM

EULE

N

Het Festival Oude Muziek Utrecht 2015

ENGLAND, MY ENGLAND

Page 7: TOM 2/2015

Dat het Festival Oude Muziek dit jaar hele-maal aan Engeland is gewijd zal veel muziek-liefhebbers blij hebben gemaakt. We spraken met de artistieke tandem Xavier Vandamme en Jed Wentz over het hoe en waarom van het muziekfeest komende augustus.

Vandamme: ‘Dit hele festival is een liefdesverkla-ring. Wij zijn gek op de Engelse zestiende eeuw, laten we dat maar meteen toegeven. Of het nu om vocale polyfonie gaat, om consorts in alle soorten en maten, of om klaviermuziek waar soms de gek-ste dingen tussen zitten. We hebben ons geamu-seerd met het samenstellen van een festival met muziek – overigens lang niet alleen uit de zestiende eeuw – waar niet alleen muziekliefhebbers bij mee zullen zijn, maar ook de musici. Er is weinig muziek die zo fijn is om te spelen als bijvoorbeeld die van Purcell.’Wentz: ‘De Engelse muziek doet vaak eigenaardig en zelfs exotisch aan, en dat is een deel van de charme ervan. De muziekreiziger Charles Burney heeft het over ‘difformities’ en zelfs ‘beastialities’ in de Engelse muziek, waarmee hij met name de bijzondere harmonische effecten bedoelt. Dat was voor ons het uitgangspunt van de basisge-dachte achter dit festival. Er is iets wat we meteen herkennen als ‘typisch’ in de Engelse muziek. Of tenminste, dat menen we te herkennen. Want wat op het eerste gezicht puur Engels lijkt, is het vaak helemaal niet.’ Vandamme: ‘De constructie van een nationale identiteit is in het geval van de Engelsen sowieso een complexe aangelegenheid. Als het over muziek gaat weten allemaal wat er wordt verstaan onder Engelse koorklank. En we kennen de Engelse helden Purcell, Handel, Elgar, Vaughan Williams en de twee jaar geleden overleden Tavener. Maar de rol die de muziek speelt in de nationale beeldvorming is niet constant. Na de dood van Handel tot in de late negentiende eeuw betitelde Engeland zichzelf, ver-rassend genoeg, vaak als een natie zonder muziek.’

.INTERVIEW

5

XAVIER VANDAMME

Page 8: TOM 2/2015

Bestaat er dan geen Engelse ziel?Vandamme: ‘Er is, zoals te verwachten, geen antwoord op die vraag. Meer nog: als je het Engelse muziekleven gaat ontrafelen, roept de ene vraag de volgende op. Hoe Engels is de Engelse consortmu-ziek eigenlijk? We weten dat er rond het begin van de zestiende eeuw buitenlandse gambaspelers aan het Engelse hof werkzaam waren. Ze kwamen uit Vlaanderen en vaker nog uit Noord-Italië. Wellicht waren het Sefardische joden. Van een monocultureel gegeven, ontsproten aan het Engelse genie, is onder Henry VIII in ieder geval geen sprake.’Wentz: ‘De gekoesterde Henry Purcell, de ‘Orpheus Britannicus’, is nog zo’n voorbeeld. In onze beleving is zijn muziek natuurlijk Engelser dan Engels. Maar wie goed kijkt… ziet Italiaanse en vooral Franse mu-ziek. Bij Handel is dat zo mogelijk nog duidelijker: de zogezegd ultieme Engelse componist kwam uit Saksen, baarde opzien in Rome en maakt in Londen carrière met een Italiaans genre, de opera: in het Italiaans en met Italiaanse sterzangers. We vinden het spannend om die invloeden en transformaties bloot te leggen, ondertussen genietend van de meest geweldige muziek. Want Engels of niet, de muziek blijft wel overeind.’

BOUGHTON HOUSEIs dat waar Boughton House op de proppen komt?Wentz: ‘Inderdaad. We hebben het grote geluk te kunnen samenwerken met de hertog van Buccleuch en Queensberry, die eigenaar is van een prachtig landgoed ten noordwesten van Londen. De hertog is de hoeder van een indrukwekkende kunstcollectie, waaronder de Lezende oude vrouw van Rembrandt, die pas nog in het Rijksmuseum te zien was tijdens de tentoonstelling rond de late Rembrandt. Boughton House heeft bovendien een rijke muziekbibliotheek en daar gaan we het komende festival uitgebreid uit putten, want er is genoeg materiaal voor een volledige concertreeks. Er zal ook worden gedanst uit choreografieën die in Boughton worden bewaard. Maar Boughton House is meer dan een plek met een bibliotheek. De bouwgeschiedenis van het

landgoed valt grotendeels samen met de periode die we dit jaar tijdens het festival centraal stellen: de zestiende en zeventiende eeuw. En het kasteel zelf heeft op architecturaal vlak twee gezichten. Het oude gedeelte vertoont de typische bonte chaos aan daken en schoorstenen uit de Tudor-tijd, terwijl de nieuwe, zeventiende-eeuwse vleugel pronkt met zijn modieuze Franse façade. Het nieuwe gebouw is deels ontworpen en gedecoreerd door gevluchte Franse protestanten, en ook Daniel Marot, die voor Willem III in het Loo werkzaam was en daarna met hem meereisde naar Londen, zou eraan hebben meegewerkt. De massale instroom van gevluchte Hugenoten had een enorme impact op het maat-schappelijke en culturele leven in Engeland, en dat zie je in dit huis weerspiegeld. Tussen de oogharen door bekeken kun je Boughton House zelfs be-schouwen als een metafoor voor Purcells muziek: op oude Tudor-fundamenten verrijst een prachtige nieuwbouw in Franse stijl. En het geheel is dan toch, op een of andere mysterieuze manier, heel erg… Engels!’

Vinden we Boughton ook terug in de vorm van een Kunstkammer, zoals die vorig jaar tijdens het Habsburg-festival te zien was?Vandamme: ‘Vorig jaar hebben we een aparte ruimte in TivoliVredenburg ingericht als virtuele tentoonstelling. Het was een plek om tussen de concerten door tot rust te komen en te genieten van enorme projecties van de keizerlijke stukken van het Kunsthistorische Museum in Wenen. De idee erachter was eenvoudig. We kregen het gevoel dat mensen zich moeilijk een beeld konden vormen van het muzikale leven in Wenen voor Mozart, Haydn en Beethoven, laat staan dat ze ervan doordrongen zouden raken dat die muzikale cultuur een stuk rijker en feestelijker was dan de late uitlopers ervan. De beeldende kunst hielp om de verfijning van de Weense en Praagse renaissance en barok aanschou-welijk te maken, waardoor duidelijk werd dat ook de muziek hetzelfde uitzonderlijk hoge niveau moet hebben gehad. In plaats van de soundtrack te maken

INTERVIEW.

6

XAVIER VANDAMME

Page 9: TOM 2/2015

bij het beeld, hebben we beeld gepresenteerd bij de soundtrack.In het geval van Boughton House kunnen we niet volstaan met het zonder meer naast elkaar plaat-sen van klank en beeld. De relatie is complexer, de historische informatie erachter gelaagder. Op dit moment werken aan we een fototentoonstelling die onderdeel gaat uitmaken van het decor van het festi-valcentrum TivoliVredenburg. Er komt een audiogids bij met interviewfragmenten en muziek. Het is een spannend project.’

Wat meteen duidelijk wordt is dat Handel niet de protagonist van het komende festival is. Is hij dan de grote afwezige?Wentz: ‘Dat is wat te sterk gesteld, Handels muziek gaat wel degelijk klinken. Maar we vinden het niet nodig om op een koersbepalend en internationaal state-of-the-art-festival als dat van Utrecht open deuren in te trappen. De muziek van Handel klinkt frequent op de radio en staat op de grote podia in Nederland. Handels Messiah is geweldige muziek, maar het is niet het repertoire waar we in eerste in-stantie een lans voor hoeven te breken, en evenmin voor oratoria als Saul, L’Allegro en Belzhazzar. Het is misschien overdreven om te stellen dat muziek-liefhebbers opera’s als Rinaldo, Ariodante en Giulio Cesare kunnen meefluiten, maar de recente dubbel-productie Tamerlano en Alcina in Amsterdam bewijst dat het operapubliek bijvoorbeeld wel aan zijn trekken komt. Er is zeker nog werk aan de winkel, en ik kan zelfs verklappen dat we aan het nadenken zijn over een opvolger van onze Bach-Dag in januari in de vorm van een Handel-Dag. Maar het festival in Utrecht heeft een andere functie. Laat het me zo stellen: Handel heeft het Festival Oude Muziek niet nodig om anno 2015 carrière te maken.’Vandamme: ‘Daarom vond ik Jeds suggestieve titel Out of Handel’s Shadow zo leuk. We wijden een com-plete concertserie aan tijdgenoten als Avison, Boyce, Arne, Bononcini, Geminiani, Stanley en de Neder-landers De Fesch en Hellendaal. Ook Purcell hoort daar in zekere zin bij: was hij niet zo vroeg gestorven,

dan had Handel een heel andere concurrerende omgeving gekend. Maar deze reeks is allesbehalve een statement tegen Handel. Door zijn muziek als referentiepunt te nemen, wordt het zelfs een versluierde hommage. En van Handel zelf klinkt repertoire dat we zelden of nooit horen: de klaviers-uites bijvoorbeeld, waarvan om de een of andere reden wordt beweerd dat het slechte muziek is, of de traverso- en vioolsonates. Daar halen we Handel even uit zijn eigen schaduw.’

RESIDENTIEWie van vocaal houdt, kan met Vox Luminis als artist in residence zijn hart ophalen.Vandamme: ‘Vox Luminis maakte zijn debuut in Utrecht tijdens ons Sweelinck-Bach-festival in 2012 en sindsdien zijn ze niet meer weg geweest. Tijdens het Festival Oude Muziek in 2013 hadden we een grote dubbelconferentie in Utrecht, met REMA, het Europese netwerk van oudemuziek-festivals en -zalen, en AEC, de zusterorganisatie die de Europese conservatoria verenigt. We hebben al die professionals naar een festivalconcert van Vox Luminis gestuurd. Dat gaf het ensemble, dat natuurlijk al op erg hoog niveau bezig was, de definitieve duw in de rug. Inmiddels zitten ze bij een van de grote Londense impresariaten, zijn ze meerjarig in residentie in het Franse Royaumont, en is is een meerjarenplanning voor cd-opnamen. Dat Lionel Meunier, de leider van Vox Luminis, heeft geaccepteerd om tijdens het hele festival een residentie in te vullen, is een mooie bekroning van onze samenwerking.’Wentz: ‘Bijzonder is dat die residentie heel breed en ruim is opgezet. Er zijn de hoofdconcerten, met Purcells Funeral Odes bijvoorbeeld, of een programma rond Tudor-polyfonie dat de zangers Light and Shadow hebben genoemd. Vox Luminis voert samen met het blokfluitconsort Mezzaluna ook de madrigalenbundel Triumphs of Oriana uit, en ze zingen mee in King Arthur met La Fenice, dat zijn 25ste verjaardag viert. Prachtig allemaal, en op zich al goed voor een stevig repetitieschema. Maar

.INTERVIEW

7

XAVIER VANDAMME

Page 10: TOM 2/2015

bovendien gaan ze elke dag een korte muzikale interventie plegen tijdens een gratis toegankelijke reeks: de Eventalk.’

Eventalk, zoals in Evensong?Vandamme: ‘Klopt. De Engelse evensong is in feite een vesperdienst, een meditatief moment met mu-ziek en woord tot besluit van de werkdag. Het is een mooie traditie, die weer sterk in opgang is, overigens ook hier in Nederland. We vonden het een uitdagend idee om tijdens het festival ’een profane versie van zo’n bezinningsmoment in te lassen. We doen het dagelijks om 18.30 uur in Hertz, in ons festivalcen-trum TivoliVredenburg. De Eventalks duren twintig à dertig minuten, en naast de muzikale fragmenten door Vox Luminis is het discours-gedeelte belang-rijk. Hiervoor werken we samen met de Universiteit Utrecht en met name met het Institute for the Humanities van Professor Rosi Braidotti. Met haar ploeg zocht ze de sprekers bij elkaar: kunstenaars en academici, die tijdens een puntige lezing hun licht laten schijnen op de rol van kunst en muziek in ons leven. Onze Eventalk wordt een moment van intel-lectuele prikkeling, met als doel om een Aha-Erlebnis op te wekken. Het is in ieder geval de bedoeling dat we slimmer en geïnspireerder buitengaan dan we zijn binnengekomen.’

CONTEXTDat discours-element wordt steeds zichtbaarder in het festival.Vandamme: ‘We vinden het inderdaad steeds be-langrijker. Je ziet het aan de Zomerschoollezingen, elke ochtend om half tien, waar we heel veel energie in stoppen. Tijdens zo’n compact exposé van een uurtje kun je heel veel te weten komen. Het gaat ons daarbij niet alleen om kennisoverdracht, maar ook om het openbreken van ingesleten opinies, door nieuw onderzoek of slimme inzichten te presente-ren. Ik ben zelf heel erg blij dat Peter Holman heeft geac-cepteerd om drie van deze Zomerschool-lezingen voor zijn rekening te nemen. Holman is de grote

specialist van de Engelse muziek, en zijn publicaties over Purcell en boeken als Four and Twenty Fiddlers zijn van wereldformaat.’Wentz: ‘Ook het STIMU-symposium, tijdens de eerste drie dagen van het festival, krijgt steeds meer gewicht. Het kadert allemaal binnen de visie rond research and development die we over meerdere jaren aan het uitbouwen zijn en waarvan we menen dat er veel inspiratie in zit voor de hele oudemuziek-beweging voor de komende jaren. Het symposium is dit jaar extra spannend. We benaderen de hele oudemuziekbeweging vanuit het standpunt van de etnograaf of antropoloog. De titel van het symposium, The past is a foreign country, is veelzeggend. We bekijken de oudemu-ziekbeweging, voor zover dat mogelijk is op afstand, als een Euro-Amerikaans cultureel fenomeen. Experimenteerdrang staat centraal in de beweging, naast het zoeken naar een eigen waarheid en grote aandacht voor erfgoed, traditie, verleden. Voor wie dat leuk vindt is er ook een nieuwe editie van Het Laboratorium, op vrijdag 4 september. Daar gaan we de omgekeerde weg bewandelen. Twee musici spelen een sonate van Corelli. Met de musici ga ik analyseren waarom je bepaalde keuzes maakt en hoe je tot een interpretatie komt. Daarin spelen elemen-ten als historische informatie een rol, maar ook ge-woonte, of simpelweg onze eenentwintigste-eeuwse smaak. Het wordt een open repetitie, een blik in de keuken van de musicus.’

Is dit Festival Oude Muziek dan minder een reper-toirefestival dan de voorbije jaren?Wentz: ‘Er klinkt flink wat repertoire wat zelden of nooit in de klassieke concertzalen wordt uitgevoerd. Je hoort niet elke dag een opera van Eccles, polyfo-nie van Sheppard, klaviermuziek van Farnaby en ga zo maar door. En wat is er nu fijner dan elke avond om half elf af te sluiten met consortmuziek? Maar in de teneur zit een lichte verschuiving, ja. We willen ook de uitvoeringspraktijk meer op de agenda zet-ten, en toekomst creëren voor de oude muziek van morgen.’

INTERVIEW.

8

XAVIER VANDAMME

Page 11: TOM 2/2015

Jong talent speelt daarin natuurlijk ook een rol. Het Internationaal Van Wassenaer Concours vindt volgend jaar weer plaats, maar voor dit jaar is er iets nieuws: de Piccola Accademia di Montisi.Vandamme: ‘De Piccola Accademia is een initia-tief van de Amerikaanse klavecimbelbouwer Bruce Kennedy, die vroeger in Amsterdam werkzaam was en nu een atelier heeft in het prachtige Toscaanse dorpje Montisi. Hij voelde een grote behoefte om een initiatief op te zetten voor jonge, beloftevolle klavecinisten, en ze de kans te geven om in optimale omstandigheden, tijdens meerdaagse workshops, grote stappen in hun ontwikkeling te laten doorma-ken. De ideale omgeving die hij voor de studenten wilde creëren omvat ook een collectie van werkelijk uitstekende instrumenten uit alle grote nationale scholen van de zeventiende en achttiende eeuw. Zentis, Ruckers, Couchet, Mietke, Blanchet, Taskin: het is er allemaal, ofwel origineel ofwel in hoog-staande kopieën. Studenten komen voor een week naar Montisi, spelen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat onder de begeleiding van topdocenten, en genieten voor het overige van elkaars gezel-schap, van de lokale olijfolie en de Toscaanse wijn. In Utrecht hebben we andere troeven: hier zijn elke dag twaalf concerten te beluisteren en de cursisten krijgen daar vrij toegang toe. En ze kunnen terecht in het pas gerestaureerde Paushuize, ook geen straf. Het publiek kan de lessen bijwonen, en dat is bijzonder. Skip Sempé, Pierre Hantaï noch Bob van Asperen zijn aan geen enkel conservatoria verbon-den, dus hun lessen zijn een zeldzaamheid. Leerrijk voor klavierliefhebbers maar eigenlijk voor iedereen die van muziek houdt. In feite is de Piccola Accade-mia het festival in het klein: er valt een hoop te leren en een hoop te genieten, en als het goed is kom je er rijker buiten dan je was binnengegaan.’ ıı

festival oudemuziekutrecht

VR 28 AUG T/M ZO 6 SEP 2015

England, my England

.INTERVIEW

9

XAVIER VANDAMME

Page 12: TOM 2/2015

DE

MU

ZIEK

VA

N B

OU

GH

TON

HO

US

E'P

LEA

SIN

G A

IR T

HIS

'

10

TEK

STV

ERTA

LIN

GB

EELD

JED

WEN

TZS

US

AN

NE

VER

MEU

LEN

JED

WEN

TZ /

FO

TOG

RA

AF

VAN

BO

UG

HTO

N

'Pleasing Air This'

DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE

Page 13: TOM 2/2015

De centrale inspiratiebron voor het komende Festival Oude Muziek – in beeld en klank – is Boughton House, een kasteeldomein ten noordoosten van Londen. Het prachtige huis is met zijn Tudor-basis en Franse invloeden de perfecte metafoor voor dit festival en herbergt bovendien een oude muziekbibliotheek, die als bron dient voor een complete reeks festi-valconcerten. Jed Wentz, artistiek adviseur van het Festival, vertelt hoe hij met deze bijzondere plek in contact kwam.

Toen barokdansspecialist Jennifer Thorp mij uitno-digde om deel te nemen aan een privé-uitvoering van choreografieën uit de Montagu-collectie van Boughton House (Northamptonshire), greep ik die gelegenheid onmiddellijk aan. Ik was enthousiast omdat ik eindelijk weer met Jennifer kon werken. Ze heeft talloze malen meegewerkt aan het Festival Oude Muziek, als danser en als wetenschapper, en in al die jaren hebben we een goede band opge-bouwd. Boughton House zelf was mij op dat mo-ment onbekend. Het huis, eigendom van de hertog van Buccleuch en Queensberry, een rechtstreekse afstammeling van de hertogen van Montagu, wordt nog steeds gebruikt door de familie en is slechts in augustus opengesteld voor het publiek. Boughton heeft een indrukwekkende collectie historische brieven, boeken en partituren die geleidelijk aan gecatalogiseerd wordt en beschikbaar komt voor onderzoekers. Ik kreeg een vermoeden dat het huis wel eens bijzondere schatten zou kunnen herbergen.Mijn enthousiasme groeide terwijl Jennifer mij meer vertelde over het project.Sinds de tijd van de Tudors was Boughton in bezit van de Montagu-familie. Een groot gedeelte van het originele gebouw staat er nog altijd, een labyrint van lage doorgangen en smalle trappen, leidend naar knusse kamers. Het kenmerkende dak wordt bekroond met een oerwoud aan schoorstenen. Aan het einde van de zeventiende eeuw voegde Ralph Montagu, de eerste hertog die ambassadeur aan het hof van Versailles was, een

11

DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE

Page 14: TOM 2/2015

nieuwe façade in Franse stijl toe aan het huis, die nu bekend staat als de ‘North Front’. De kleindochters van Ralph leerden dansen van niemand minder dan Anthony L’Abbé, de beroemde Franse choreograaf die op dat moment in Londen werkte. Jennifer legde me uit dat er een rijke collectie dansen uit deze pe-riode wordt bewaard in de bibliotheek van Boughton en dat wij (zij dansend, ik spelend) deze dansen voor de familie zouden uitvoeren, in de Great Hall van Boughton. Het was duidelijk dat op deze manier de geschiedenis op een heel bijzondere manier tot leven zou worden gebracht.

EEN INDRUKWEKKENDE VERRASSINGZelfs nadat ik mijn huiswerk had gedaan over de geschiedenis van het huis en de families Montagu en Buccleuch, en ik de website van het huis had bezocht, was ik niet voorbereid op de grandeur van Boughton. Jennifer haalde me op bij het station, waarna we naar het huis reden. We namen niet de imposante hoofdingang, maar een onopvallend, smal weggetje dat zich kronkelend een weg vond door de groene heuvels van het park, dat met zijn kuddes schapen en enorme bomen zo intens Engels aandeed, terwijl de kanalen en sloten op het land me toch ook aan Nederland deden denken – later bleek dat de afwatering in de zeventiende eeuw in opdracht van de eerste hertog door de Neder-

lander Van der Meulen is aangelegd. Het huis, met zijn strenge stenen façade à la française, was indrukwekkend, en eenmaal binnen des te meer. Er is meubilair van Boulle, eeuwenoude tapijten en wandtapijten met ongelooflijke kleuren, geschilder-de panelen van Daniël Marot, kunst van Van Dyck, Carracci, El Greco en Gainsborough. Alles ademt rijkdom, smaak en bovenal geschiedenis. Tegelijk heeft Boughton een huiselijke sfeer die moeilijk te omschrijven is.Tussen alle pracht en praal herinnert een zilveren fotolijst met familieportret er bijvoor-beeld aan dat Boughton geen filmset is, maar een familiehuis.Het moge duidelijk zijn dat de twee dagen die ik in Boughton verbleef voldoende waren om com-pleet verliefd te worden op deze plek. Tijdens het musiceren voor de dansers (de Franse dansers Hubert Hazebroucq en Irène Feste voegden zich bij Jennifer Thorp), tijdens wandelingen door het park en de tuinen, en tijdens de tour waarbij de hertog mij het huis liet zien, begonnen zich in mijn brein langzaam de contouren af te tekenen van een plan om Boughton naar Utrecht te halen. Dit huis, met zijn wortels in de Tudor-dynastie, met zijn kroon in de Restauratie, met zijn rijke muziekcollectie, is tenslotte de perfecte metafoor van het thema van het Festival Oude Muziek 2015. Komende zo-mer krijgen de Tudor-polyfonie en de muziek van

12

DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE

Page 15: TOM 2/2015

Purcell onze volledige, liefhebbende aandacht. En hier was een huis, bewoond door de erfgenamen van een familie van mecenassen die hebben gedineerd met Handel, wiens kleindochters hebben gedanst met L’Abbé. De mogelijkheid van een samenwer-king tussen Boughton House en het Festival Oude Muziek was te mooi om te laten liggen. Tot mijn vreugde was hertog Richard heel enthousiast over de samenwerking. Hij is een opmerkelijke man, met een grote kennis van en liefde voor beeldende kunst, architectuur, muziek en uiteraard geschiedenis.Hij kan de Plantagenets (Edward I), de Stewarts (Mary Queen of Scots, Charles I en Charles II) en zelfs Henry IV van Frankrijk tot zijn voorvaderen rekenen. De hertog kwam in februari naar Amsterdam voor de opening van de Late Rembrandt-tentoonstelling in het Rijksmuseum, waaraan hij het schilderij Lezende Oude Vrouw had uitgeleend. Wij maakten van de gelegenheid gebruik de festivalplannen met hem te bespreken.

DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSEDe basis van de integratie van Boughton in het Festival Oude Muziek is een serie concerten rond de Montagu Music Collection. Deze collectie bevat ma-nuscripten en gedrukte partituren van de zestiende tot de twintigste eeuw die in eigendom zijn van de familie Buccleuch en zich momenteel in Boughton

bevinden. Het grootste deel van de collectie werd in de achttiende eeuw samengesteld en het is een zeer persoonlijke verzameling, die een unieke blik biedt op het privévermaak van een familie, maar ook op de Londense theater- en concertwereld. Een concert-reeks getiteld ‘From the Duke’s Library’ zorgt ervoor dat het Utrechtse festivalpubliek kan meegenieten van deze muziek. In deze reeks speelt Pierre Hantaï bijvoorbeeld klaviermuziek van Handel, en is er een concert met liederen van Purcell en Pepusch door Stefan Temmingh en Dorothee Mields. Geluk-kig krijgen ook de originele dansprogramma’s van Boughton een plek. De hertog is blij dat de muziek van Boughton op deze manier toegankelijk wordt gemaakt voor het festivalpubliek. Tijdens een recent bezoek onder-zochten curator Paul Boucher en ik de partituren nauwgezet op sporen van gebruik, aantekeningenen in de kantlijn geschreven opmerkingen. Enkele stukken zijn zo vaak gespeeld dat het compleet beduimelde papier bijna tot stof uiteenvalt. Favo-riete werken zijn gemarkeerd met strookjes papier tussen de pagina’s, of met bibberige hand geschre-ven notities. Een opvallend voorbeeld is een air van Handel in bewerking voor klavecimbel, waaraan een achttiende-eeuwse persoon heeft toegevoegd: ‘Pleasing’ en ‘This’ (zie foto pagina 14): Pleasing Air This – dit is een fijn stuk!

Boughton House

13

DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE

Page 16: TOM 2/2015

Nog mooier is het exemplaar van de begrafenis-muziek die Giovanni Bononcini schreef voor de hertog van Marlborough (die via een huwelijk aan de Montagu’s was verbonden). Deze partituur heeft niet alleen toebehoord aan de componist zelf, maar bevat ook een handgeschreven toevoeging: het menu voor de hele week (zie bovenste foto). Dit soort blijken van continu, liefdevol gebruik, en de inbedding in het dagelijks leven van de eigenaars en sporen van plezier uit het verleden inspireren onze concertse-rie. Een deel van de muziek is welbekend, een deel krijgt nu de kans om in uitstekende uitvoeringen herontdekt te worden. Door Boughton House naar Utrecht te halen hopen we ons publiek de muzikale soundtrack te kunnen presenteren van een belang-rijke Engelse, aristocratische familie, die niet alleen rijk en machtig was, maar eersteklas liefhebbers van muziek. ıı

Begrafenismuziek voor de hertog van Marlborough met het menu van de week, en gesigneerd ‘Bononcini’

‘Pleasing Air This’, in de achttiende eeuw genoteerd bij een stuk van Handel

festival oudemuziekutrecht

ZO 30 AUG, 11.00 UUR LEEUWENBERGH

Jan de Winne c.s.Traversosonates van Handel

MA 31 AUG, 13.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ

Pierre HantaïKlaviersuites van Handel

DI 1 SEP, 9.30 UUR TIVOLIVREDENBURG, CLUB NINE

Zomerschool: Paul BoucherDe Montagu Music Collection van Boughton House

DI 1 SEP, 15.00 UUR THEATER KIKKER

DansvoorstellingDance and the Dukes Of Montagu

WO 2 SEP, 15.00 UUR THEATER KIKKER

DansvoorstellingDance and the Dukes Of Montagu

DO 3 SEP, 11.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ

Cicic & GrattonSonates van Handel en tijdgenoten

DO 3 SEP, 17.00 UUR GEERTEKERK

Mields & TemminghOrpheus Britannicus

ZA 5 SEP, 11.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, HERTZ

Musica ad RhenumGeminiani, Roman en Handel

ZO 6 SEP, 17.00 UUR GEERTEKERK

Cappella Amsterdam Funeral Music voor de Hertog van Marlborough

14

DE MUZIEK VAN BOUGHTON HOUSE

Page 17: TOM 2/2015

15

Page 18: TOM 2/2015

Stefan Temmingh, onthoud die naam. De van oorsprong Zuid-Afrikaanse, in Duitsland werkzame blokfluitist is bezig aan een bliksemcarrière, waarbij hij en passant ook nog even de blokfluit zelf aan een beter imago helpt. Tijdens het komende Festival treedt hij aan met sopraan Dorothee Mields en een basso continuo-ensemble voor zijn allereerste concert in Nederland. Op het programma staan liederen van onder anderen Purcell, Pepusch en Corelli, repertoire dat door Temmingh en Mields is vastgelegd op hun cd Inspired by song, maar dat ook te vinden is in de bibliotheek van Boughton House.

Temmingh: ‘Uit de barok bestaan heel veel bewerkingen van vocale muziek voor blok-fluit. Muziek werd toen natuurlijk nog niet verspreid via radio of cd, dus als mensen thuis populaire muziek wilden luisteren, moesten ze die zelf maken. En wat men-sen niet konden zingen, speelden ze op blokfluit. Maar er zijn ook stukken die echt geschreven zijn voor de combinatie sopraan-blokfluit. Het mooiste voorbeeld hiervan is O let me weep uit de Fairy Queen van Purcell. Lang is van dit stuk gedacht dat het voor viool en sopraan, of hobo en sopraan was, maar de toonaangevende musicoloog Peter Holman is er van overtuigd dat het voor blokfluit en sopraan is.’ Temmingh en Mields completeren het programma met onder andere de virtuoze variaties op John come kiss me now van Thomas Baltzar en When loves soft passion van Pepusch, een charmante cantate voor sopraan en blokfluit met basso continuo. De hertog van Chandos, aan wie Pepusch zijn bundel met zes cantates uit 1720 opdroeg, speelde destijds zelf de blokfluitpartij, naar het schijnt.

Wat is kenmerkend voor de Engelse muziek rond 1700?‘Purcell is een van de weinige Engelse componisten wiens muziek in de barok wijd verspreid was in Engeland. De meeste populaire muziek kwam van geïmmigreerde componisten: Handel, Corelli en Pepusch komen allemaal uit Duitsland of Italië. De Engelse muziek uit die tijd is dan ook echt een mengelmoes: er was veel invloed van de Italiaanse en Franse stijlen. Maar uiteraard is er in ons concert ook ruimte voor improvisatie. Immers: barokmuziek zonder improvisatie is als leven zonder seks.’

16

festival oudemuziekutrecht

Stefan Temmingh

INSPIRED BY SONG

Page 19: TOM 2/2015

do 3 sep, 17.00 uur / GeertekerkDorothee Mields & Stephan Temmingh c.s./ Orpheus Britannicus

Hoe gaat het met de blokfluit in Duitsland?‘Het gaat heel goed, al werken we er hard aan om het imago van het instrument te veranderen. Je ziet zeker dat dit verandert als gevolg van de inspanningen van mensen als Erik Bosgraaf, Dorothee Oberlinger en mijzelf. We proberen de blokfluit ook bekend te maken buiten de oude muziek. De blokfluit was ook tijdens de barok geen groot instrument. Er waren toen nauwelijks professionele blokfluitisten. Ik denk dat Silvestro Ganassi, die in 1550 overleed, de laatste beroepsblokfluitist was; in de twin-tigste eeuw was Frans Brüggen zo ongeveer weer de eerste van onze tijd. In de barok waren het bijvoorbeeld hoboïsten die de blokfluit erbij namen.

‘Laatst gaf ik een concert samen met Erik Bosgraaf en toen hebben we gesproken over de verschillen tussen Nederland en Duitsland. Ik heb het idee dat er toch nog een soort muur bestaat tussen beide kanten. Zeker qua speeltechnieken: die zijn in Duits-land zo anders dan in Nederland. In Duitsland bespeelt men de blokfluit veel sterker, met meer lucht. Frans Brüggen zei dat de blokfluit eigenlijk geen blaasinstrument is omdat je niet zoveel druk hoeft te zetten. Maar ik denk dat om een grote, gezonde klank te krijgen je juist echt goed moet blazen. De hoeveelheid lucht die je blaast maakt natuurlijk uit, maar ook de temperatuur. Warmere lucht geeft een betere klank – en die moet dus dieper vanuit je lijf komen.’

En nu speel je voor het eerst in Nederland.‘Ja, en daar kijk ik erg naar uit. Ik ben geboren en opgegroeid in Zuid-Afrika, maar mijn vader is Nederlander. Toen hij hier compositie studeerde hebben we, toen ik nog heel klein was, een aantal maanden in Utrecht gewoond. Ik voel me op een of andere ma-nier erg thuis in Amsterdam en Utrecht. Blijkbaar verloochent die afkomst zich niet.’

Susanne Vermeulen

GEINTERVIEWDE

1717

KLEIN INTERVIEW

Dorothee Mields

foto

: Uje

sko

Page 20: TOM 2/2015

18

TEK

STB

EELD

VAN

DR

INKG

ELAG

TO

T R

OU

WST

OET

VOX

LUM

INIS

EN

LIO

NEL

MEU

NIE

R, A

RTIS

T IN

RES

IDEN

CE

AGN

ES V

AN

DER

HO

RST

FOPP

E S

CHU

T

Vox Luminis en Lionel Meunier, artist in residence

VAN DRINKGELAG TOT ROUWSTOET

Page 21: TOM 2/2015

.INTERVIEW

19

LIONEL MEUNIER

Vocaal ensemble Vox Luminis en hun leider Lionel Meunier zijn ‘booming’. Hun droom is uitgekomen: ze kunnen de concertaanvragen nauwelijks aan, én ze zijn artist in residence tijdens het komend Festival Oude Muziek. Ze kleuren het Festival met een reeks van totaal verschillende programma’s met veel drama en pure schoonheid.

Het is een ijzeren wet: muziekrepetities lopen altijd uit. Ook die van het Nederlands Kamerkoor en gastdirigent Lionel Meunier. Maar eindelijk komt het verlossende sms’je - ‘coming down in 3 minu-tes’ - en beent hij met lange passen het café van Q-Factory binnen. Plezierig nazinderend van de geconcentreerde repetitie met een – vooral in nieuwe muziek doorgewinterd – kamerkoor op een terrein dat voor beide nieuw is. Nog voordat ons gesprek goed en wel begonnen is, barst hij los over Rossini’s Petite messe solennelle en over de gretigheid waarmee het Kamerkoor zich openstelt voor zijn op oude muziek gebaseerde ideeën over het stuk. Hij vertelt hoe bewust anders deze mis van Rossini was, in een tijd van massale missen met grote orkesten en dito koren. Meunier: ‘Rossini werd een dagje ouder en dacht: laat ik nu maar eens iets voor God schrij-ven, iets heel intiems, een soort paspoort naar het paradijs.’Meunier staat de laatste tijd vaker voor andere en-sembles dan ‘zijn eigen’ Vox Luminis. Zo dirigeerde hij behalve het Nederlands Kamerkoor recent ook de Nederlandse Bachvereniging. Maar muziek uit-voeren van de negentiende-eeuwse Rossini is voor hem, stijgende ster in de oude muziek, toch iets totaal nieuws? Dat valt wel mee, verzekert hij me. Rossini’s mis voor twaalf zangers en twee piano’s, met of zonder harmonium, is geworteld in de oude muziek. Dit uitstapje betekent dus niet dat hij, zoals andere oudemuziek-specialisten Philippe Herreweg-he of Ton Koopman, zijn territorium aan uitbreiden is richting klassiek en romantiek. ‘Maar ik sluit niets uit’, waarschuwt hij toch maar

even. ‘Wat veel mensen niet weten is dat ik hele-maal niet met oude muziek ben begonnen. Het eer-ste dat ik zong, was het Stabat Mater van Poulenc, gevolgd door het Requiem van Schnittke, stukken van Mendelssohn, Brahms en ook eigentijdse muziek. Ik vond het fantastisch. Mijn stem is niet zo geschikt voor dit repertoire, dus ik ben er niet mee doorge-gaan, maar ik luister graag naar muziek uit de ro-mantiek en ik houd van de Elijah van Mendelssohn. Maar ik zal het nooit uitvoeren met Vox Luminis’, voegt hij er aan toe.

STROOMVERSNELLINGHet elf jaar geleden door Lionel Meunier opgerichte veertienkoppige zangensemble zingt van renaissance tot en met barok en doet dat zo dicht als mogelijk bij de uitvoeringspraktijk van toen. Maar noem het nooit ‘historische uitvoeringspraktijk’, zegt hij met een beetje vies gezicht. ‘Ik heb het liever over ‘his-torisch geïnformeerd’. Ondanks alle bronnen die we, mede dankzij internet, steeds gemakkelijker kunnen raadplegen, zullen we de oude muziek nooit hele-maal kunnen brengen als het destijds werd gedaan. We kunnen niet altijd de juiste stemming gebruiken en onze instrumenten zijn ‘slechts’ kopieën. Maar alle informatie over de muziek van toen die ons ter beschikking staat, gebruiken we.’Meunier richtte Vox Luminis op in Namen, waar hij blokfluit en zang studeerde. ‘Ik zong in het World Youth Choir het Stabat Mater van Scarlatti’, vertelt hij over de geboorte van Vox Luminis. ‘Het klonk echt heel mooi, maar toch: het Stabat Mater van Scarlatti met 36 zangers, het voelde niet goed.’ Dat was het moment waarop hij besloot zijn eigen weg te gaan. ‘Ik had meer vrijheid nodig en wilde een eigen solistengroep van zangers met karakter-volle stemmen. Ik was er redelijk vroeg bij: er waren nog niet zoveel groepen die dit repertoire deden en al helemaal niet zonder dirigent. Wij wilden per se zonder leider zingen, ook al verschoven we de gren-zen van achtstemmige muziek naar tienstemmig en soms zelfs naar twaalf- en veertienstemmig stukken. We zongen laatst het Magnificat van Bach met 31

Page 22: TOM 2/2015

Vox Luminis

INTERVIEW.

20

LIONEL MEUNIER

musici, zonder dirigent – zoals we het ook op de BachDag in het Seizoen Oude Muziek zullen doen. Het werkte perfect! Bij het luisteren naar muziek gebruik je behalve je oren ook je ogen. Een koorlid kijkt al zingend meer naar de dirigent dan dat hij of zij in de gaten houdt wat medezangers doen.’ Een ander onderscheidend kenmerk van Vox Luminis is dat het koor uit louter generatiegenoten bestaat. Een bewust keuze van Meunier: ‘Vanaf het begin zaten we allemaal in dezelfde levensfase. Dat betekent dat we veel met elkaar delen, elkaar begrijpen en aanvoelen. En niet alleen op muziek-gebied. We begonnen allemaal als jonge talenten en werden op hetzelfde moment jonge professionals. Nu we ouder worden, verandert ook voor iedereen het leven op ongeveer dezelfde manier. Zo krijgt meer dan de helft van de groep dit jaar een kind. Ook voor Vox Luminis als ensemble verandert er veel. ‘Na een voorzichtig begin groeien we de laatste jaren opeens heel snel. Eerst was het alsof we in een vliegtuig zaten, maar nu lijkt het wel een raket. Van dertig concerten per jaar zitten we nu op zestig; van één cd-opname in de twee jaar doen we er nu twee per jaar.’

KOOR VAN JONGE OUDERSAls ik vraag naar de oorzaak van dat plotselinge suc-ces gaat Lionel Meunier er even echt voor zitten. ‘In

willekeurige volgorde,’ zegt hij, last een denkpauze in en zegt dan: ‘Hard werken, talent, geluk... én geluk. Waarom twee keer geluk? Ten eerste: we kwamen de juiste mensen tegen op het juiste moment. Dat is heel erg belangrijk. Je kunt immers wel in kleine kerkjes de prachtigste dingen doen, maar als je daarmee niemand bereikt en het je geen concerten en recensies oplevert, stort alles in wat je opbouwt. Wij ontmoetten Jérôme Lejeune van het label Ricercar toen we alleen nog maar een demootje hadden met drie nummers. Met Ricercar konden we cd’s gaan maken. Daarnaast heeft het label een geweldig uitgebreide distributie. Dat was geluk num-mer 1.Geluk nummer 2 was de crisis. Er was geen geld meer voor grote producties en de vraag naar kleinere ensembles nam toe. Wij waren al ervaren in dit repertoire en in de historisch geïnformeerde manier van uitvoeren, met één of weinig stemmen per partij. Inmiddels zijn er meer groepen die dit doen, maar die beginnen net. Wij waren er precies op het juiste moment klaar voor.’Het succes van Vox Luminis kent een keerzijde. ‘Wij hebben zelf ook geldproblemen. Door het sterk toe-genomen aantal concerten hebben we extra mensen nodig voor organisatie, planning en administratie. Tot nu toe regelen we het allemaal zelf, maar dat lukt niet meer. Ik word elke dag wel gevraagd om

Page 23: TOM 2/2015

.INTERVIEW

21

LIONEL MEUNIER

concerten te geven. Fantastisch natuurlijk, maar ik ben een jonge vader met twee kinderen die ik toch graag zo vaak mogelijk wil zien. Organisatorisch is het een hels karwei. Denk je eens in: de planning van 60 concerten per jaar met een groep zangers die bijna allemaal jonge ouders zijn, of binnen-kort worden. Binnen het koor zijn er verschillende paren. De moeders zijn rondom de geboorte zeker twee maanden weg, de vaders komen sneller terug. Twee dagen geleden nog heeft een van ons een kind gekregen.’ Hij grinnikt. Ik ben zelf getrouwd met een van de sopranen en kreeg vijf weken geleden een zoon. Een andere sopraan krijgt haar kind in mei en is dus net op tijd terug voor het Festival Oude Muziek in Utrecht. Het mooie is: we weten allemaal hoe het is. We laten elkaar de foto’s zien en snap-pen hoe het komt dat iemand als een afgepeigerd wrak weer bij ons terug komt op de eerste dag na de bevallingsperiode.’Even dreigden de grote veranderingen de saamho-righeid binnen Vox Luminis te ondergraven, vertelt hij. Niet iedereen wilde zoveel concerten. Anderen wilden er zelfs méér, of liever ander repertoire. Na een uitgebreide evaluatie is er nu duidelijkheid en keert de eenheid terug in de groep. ‘We gaan niet verder dan 60 concerten per jaar. Zo kunnen we de kwaliteit bewaken. En we houden ons aan het repertoire waar we ons het best bij voelen. Renais-sance en barok op verschillende manieren gebracht: a cappella, met basso continuo of met instrumenten. Dat laten we ook zien tijdens het Festival in Utrecht.’

VAN CLIMAX NAAR AFGROND Twee jaar geleden kwam Vox Luminis met de cd English royal funeral music (jubelend besproken in Tijdschrift Oude Muziek). Aangezien Engeland het thema is van het Festival, lag de keuze voor de hand: artist in residence Lionel Meunier en Vox Lumi-nis openen met de prachtige Funeral sentences van Henry Purcell. Meuniers ogen krijgen pretlichtjes. ‘We willen heel graag een reconstructie doen van de begrafenis van koningin Mary, mét de daarbij behorende processie. Het mooie is: we weten alles

van die rouwdienst. We weten dat Purcell daar niet alle muziek voor schreef, maar slechts een paar can-zona’s, een mars en motetten. We weten ook dat de kist door de straten van Londen is gevoerd, behan-gen met zwarte gordijnen en begeleid door trommels en hobo’s. Mijn idee is om die trommels en hobo’s al buiten de zaal te laten horen, of misschien zelfs buiten TivoliVredenburg, en al spelend binnen te komen. Dat geeft het publiek het gevoel dat ze in de Westminster Abbey zitten en de baar met Mary naar binnen wordt gedragen. In het programma wil ik alle levensfasen van koningin Mary belichten. Naast de funeral music gaan we ook Celebrate this festival uitvoeren, geschreven voor de verjaardag van de koningin. Fantastische muziek met veel kleine solo’s en ensembles, perfect voor onze groep. Ik ben ook van plan Purcells kroningmuziek My heart is inditing te laten horen. Dit stuk is weliswaar niet voor koningin Mary is geschreven – over haar kroning is weinig bekend – maar voor koning James. Zo hebben we een mooie afwisseling van feestelijk en droevig. En dan…’ (Meunier neemt een bewust dramatische pauze) ‘…eindigen we met de hoogst tragische Elegy on the death of Queen Mary, met twee zangeressen, een orgel en een gamba.’ Meunier kijkt verwachtingsvol: ‘Wel een beetje riskant hè, een festivalconcert zo te eindigen: van climax naar af-grond? Maar ik weet dat Nederlanders graag worden verrast. Ik wil dat het publiek niet naar huis gaat met de gedachte ‘we hebben mooie muziek gehoord’, maar met het gevoel dat ze iets bijzonders hebben meegemaakt.’Een paar dagen later voert Vox Luminis, samen met het Franse ensemble La Fenice onder leiding van Jean Tubéry, Henry Purcells semi-opera King Arthur uit. Een heerlijk Engels stuk: patriottisch, maar ook met veel magie en dubbelzinnige humor. ‘Het wordt een concertversie, dus geen decors en kostuums. Er zitten echter passages in die je niet keurig met je neus in de partituur (Meunier doet het voor) gaat zingen. Bij het drinklied ‘come boys, come!’ bijvoor-beeld gooien we de partituur aan de kant en gaan we even helemaal los.’

Page 24: TOM 2/2015

INTERVIEW.

22

LIONEL MEUNIER

We brengen ook een polyfoon programma. We zijn er goed in, het is geweldige muziek en we doen het graag, maar naar dit soort programma’s is niet veel vraag. We pakken deze kans daarom met beide handen aan om ons programma Light and shadow te laten horen: muziek van negen verschillende compo-nisten uit de tijd van Elizabeth I, waarin de laatre-naissance overvloeit naar de vroegbarok. In sommige werken hoor je nog de stile antico, andere stukken zitten dicht bij de barokmuziek. Dit programma maakt het duidelijk dat het onzin is om te beweren dat alleen in de barok de nadruk lag op het uitdruk-ken van de tekst. Neem bijvoorbeeld Tomkins’ anthem When David Heard that Absalom was slain. Ik houd ontzettend van dat werk: het zit vol hartver-scheurende uitroepen, zoals “O Absolom, my son”. Dat wordt adembenemend indringend weerspie-geld in de muziek. Light and shadow betekent ook geboorte en dood. Daarom staan er ook stukken op als Tallis’ Videte Miraculum over de geboorte van Christus en Christe, qui lux van White over het licht. Het concert met werk van Gibbons, onder bege-leiding van een gambaconsort, is nieuw voor ons. Ik kijk er naar uit, want ‘consort playing’ is typisch Engels. Bovendien ben ik gefascineerd door de viola da gamba, een prachtig instrument dat veel lijkt op de menselijke stem.’ Het blijft niet bij deze vier concerten. Meunier heeft nog veel meer noten op zijn zang. ‘We hebben een mooi plan met het veertigstemmige Spem in Alium van Tallis.’ Ook komt er een dagelijkse, seculiere ver-sie van de evensong, voorafgaand aan het avondcon-cert. ‘Elke dag houdt iemand, bijvoorbeeld van de Universiteit Utrecht, een korte, prikkelende lezing. Daaromheen zingen wij twee keer tien minuten prachtige Engelse muziek.’

Na het interview kijkt Meunier op zijn mobiele telefoon. ‘In de tijd dat we hebben zitten praten zijn er weer twee aanvragen voor concerten binnengeko-men.’ Hij kijkt met aan met een mengeling van lichte wanhoop en trots. ıı

festival oudemuziekutrecht

ZA 29 AUG, 20.00 UURTIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL

Vox Luminis / Lionel MeunierFuneral Sentences

MA 31 AUG, 20.00 UURTIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL

Vox Luminis / Lionel MeunierPurcell: King Arthur

WO 2 SEP, 17.00 UURPIETERSKERK

Vox Luminis / Lionel MeunierLight and shadow

VR 4 SEP, 17.00 UURGEERTEKERK

Vox Luminis / Lionel Meunier &Mezzaluna / Peter van HeyghenThe Triumphs of Oriana

Page 25: TOM 2/2015

ma 31 aug, 11:00 uur / GeertekerkGli Incogniti / Amandine Beyer/ Nicola Matteis: False Consonances

GEINTERVIEWDEfestival oudemuziekutrecht KLEIN INTERVIEW

Vioolvirtuoos Nicola Matteis

EEN SENSATIE IN LONDEN Violiste Amandine Beyer beleefde met haar ensemble Gli Incogniti onlangs een intensieve concerttour door Frankrijk, waarbij ze samen met het vocale Ensemble Jacques Moderne de Markus-Passion van Reinhard Keiser uitvoer-de. Tijdens het Festival Oude Muziek wijdt Beyer zich natuurlijk aan Engels repertoire, hoewel de wieg van Nicola Matteis, de centrale componist op haar programma, toch echt in Italië stond.

Hoe kwam Matteis in Engeland terecht? ‘Als jongeman trok hij door Europa’, vertelt Beyer, ‘en in Londen bleef hij hangen. Hij zou er nooit meer weggaan. Al snel kende heel muzikaal Londen hem, want hij was als violist echt een sensatie. Volgens oorge-tuigen kon hij de viool laten zingen als een menselijke stem, maar ook laten klinken als een heel consort. Die laatste omschrijving slaat waarschijnlijk op het gebruik van dubbelgrepen, een fenomeen dat destijds nieuw was in Engeland. De Engelsen com-poneerden hun instrumentale muziek in de zeventiende eeuw nog vaak in de consort-stijl, waarbij ieder instrument nooit meer dan één toon tegelijk speelde. Dubbelgrepen en akkoorden waren halverwege de zeventiende eeuw in Italië allang gemeengoed; in Oostenrijk wisten componisten als Biber en Schmelzer er ook wel raad mee.’

Was hij echt een Italiaanse componist? Beyer: ‘Als je naar zijn muziek kijkt, zie je al-lerlei invloeden: er zijn duidelijke sporen van traditionele muziek uit de omgeving van Napels, maar ook van Franse dansvormen. Hoe dan ook: ik denk dat hij zowel vanuit Italiaans als vanuit Engels perspectief gezien niet echt in een hokje te plaatsen is. Hij pikte ook in Londen van alles op, je hoort duidelijk Engels aandoende melodieën. Maar die kruidde hij dan flink met Italiaanse sensualiteit. Zijn muziek is lekker bizar, heerlijk om te spelen. Hij schrijft soms dingen die op het eerste gezicht helemaal niet kunnen op een barokviool. Het verhaal gaat dat hij zelf een langere strijkstok gebruikte dan in de barok gewoon was. Nicola Matteis, wat voor rare vogel hij ook was, is van grote invloed geweest voor de Engelse muziek.’

Marcel Bijlo

23

Page 26: TOM 2/2015

24

TEK

STB

EELD

NIE

UW

IN

UTR

ECH

T: D

UN

EDIN

CO

NS

ORT

VEN

US

AN

D A

DO

NIS

VA

N JO

HN

BLO

W

NO

ORT

JE Z

AN

ENJO

HN

WO

OD Venus and Adonis van John Blow

NIEUW IN UTRECHT: DUNEDIN CONSORT

Page 27: TOM 2/2015

De Engelse dirigent, organist, klavecinist en muziekwetenschapper John Butt maakte naam met zijn vernieuwende interpretaties van be-kende meesterwerken van Bach en Handel. Hij is ‘Gardiner Professor of Music’ aan de Univer-siteit van Glasgow en sinds 2003 heeft hij de artistieke en muzikale leiding van het befaamde Dunedin Consort uit Edinburgh. In 2012 was Butt gastspreker tijdens het STIMU-symposium over Gustav Leonhardt, onderdeel van het Festival Oude Muziek Utrecht. Deze zomer komt Butt voor het eerst met het Dunedin Consort naar Utrecht met een prachtig muzi-kaal portret van Engeland in de zeventiende eeuw.

ISOLEMENT, STAGNATIE EN WEDEROPBOUWNa het lange regime van Elizabeth I, die tussen 1558 en 1603 aan de macht was geweest, floreerde de Engelse cultuur. Het waren hoogtijdagen voor Engelse genres als het anthem en de luitmuziek. De plotselinge en ingrijpende politieke gebeurtenissen aan het begin van de zeventiende eeuw lieten danig hun sporen achter in de ontwikkeling van de Engelse muziek. Na de hegemonie van de Tudors brak er een machtsstrijd uit tussen het vorstenhuis Stuart en het parlement. Deze strijd eindigde in een burger-oorlog met in 1648 een verrassend resultaat: het par-lement won, de ‘Commonwealth of Engeland’ – het Gemenebest – werd uitgeroepen en koning Charles I werd onthoofd. In 1653 ontbond Oliver Cromwell dit republikeinse bestuur en daarmee brak de Puriteinse dictatuur aan. Dit strenge regime, waarin Cromwell de kerk radicaal probeerde te hervormen, remde de bloeiende cultuur van de Anglicaanse kerk.John Butt beschouwt deze uitzonderlijke gebeur-tenissen als bepalend voor de muzikale ontwik-kelingen van die tijd. ‘Op dit punt in de Engelse geschiedenis kwam het professionele muziekleven volledig tot stilstand. Pas met het aantreden van koning Charles II in 1660, tijdens de zogenoemde restauratie van het koningshuis, konden Engelse

.INTERVIEW

25

JOHN BUTT

Page 28: TOM 2/2015

musici de draad weer oppakken. Juist doordat de ontwikkeling tijdelijk was stilgelegd, hadden Engelse musici na de Commonwealth extra veel energie om het muziekleven een nieuwe impuls te geven. Dat was interessant, want het bracht twee tegengestelde reacties samen. Musici keerden uit nostalgie terug naar het muzikale idioom van voor de dictatuur, maar tegelijkertijd probeerden ze ook om de ontwik-kelingen van het continent te integreren in hun eigen muzikale idioom: de Engelse muziek van tijdens de Restauratie vertoont duidelijk meer overeenkomsten met de Italiaanse en Franse stijl. En juist omdat Engelse musici alles weer opnieuw moesten opbou-wen klinkt deze muziek van musici als John Blow en Henry Purcell heel fris en vernieuwend. Met veel allure pakten ze de draad weer op.’ Speciaal voor het Festival Oude Muziek heeft het Dunedin Consort een programma samengesteld dat een goed beeld schetst van deze ontwikkelingen in Engeland. ‘We laten muziek uit beide periodes horen: anthems en consortmuziek van vóór de Com-monwealth en vernieuwende muziek van Matthew Locke en John Blow van de periode daarna: een muzikaal portret van de Engelse geschiedenis.’

DUNEDIN CONSORT MET ENGELS REPERTOIREHet lijkt voor de hand liggend dat het Schotse Dunedin Consort vaak Engels repertoire speelt, maar Butt moet bekennen dit niet zo is. ‘Het ensemble, vernoemd naar het markante kasteel Din Eidyn in Edingburgh, is opgericht in 1995 door vijf zangers die zich voornamelijk bezig hielden met vocale barokmuziek en hedendaagse muziek. Sinds ik erbij betrokken ben, heb ik het repertoire iets breder gemaakt: muziek vanaf 1600 tot aan het begin van de negentiende eeuw en af en toe ook nog eigen-tijdse muziek. Maar de nadruk ligt op vocale en instrumentale barokmuziek van Bach en Handel en het klassieke repertoire. Ik zie ernaar uit om met Dunedin nu een volledig Engels programma uit te voeren, al zal dat nog best lastig worden. Het gevaar bestaat namelijk dat de zangers op de automatische piloot gaan zingen, juist omdat de teksten in hun moedertaal zijn. Hoe precies ze ook zijn met de Duitse en Italiaanse uitspraak, in mijn ervaring mist er iets van die gedrevenheid in de uitspraak als ze in het Engels zingen. Met name de anthems van John Ward en Thomas Weelkes zijn een uitdaging. Met deze muziek groeiden al mijn zangers op, het zit in hun bloed en het is een belangrijk onderdeel van

de Angelsaksische zangtraditie. Hoe kunnen we nu iets nieuws doen met deze muziek? Hoe voorkomen we dat we deze anthems op dezelfde manier gaan zingen als al die andere Engelse koren? Dat is onze opdracht voor het repetitieproces, waarbij we op zoek gaan naar articulatie en contrasten.’

ENGELSE CONSORTMUZIEKButt verheugt zich ook op de combinatie met con-sortmuziek van William Lawes, Orlando Gibbons en Matthew Locke. ‘Ik zie ernaar uit om deze muziek nu eens in een andere context te horen, namelijk direct na de anthems en gevolgd door een theatraal werk van John Blow: de opera Venus and Adonis. Consortmuziek is meestal heel intiem: bedoeld voor in de huiskamer en speciaal geschreven voor het plezier van de uitvoerders. Wat mij betreft is het een voorloper van de klassieke en vroegromantische kamermuziek. De serene rust en zuiverheid die de strijkkwartetten van Haydn tevoorschijn kunnen to-veren ervaar ik ook vaak bij Engelse consortmuziek.’ Het Dunedin Consort heeft een team van uitste-kende instrumentalisten die dit repertoire regelmatig uitvoeren, zij het in een heel andere setting. ‘In dit programma zal deze muziek op een andere manier werken. Luisteraars zullen wellicht overeenkomsten en verschillen horen tussen de anthems en de con-sortmuziek. Ik kan in ieder geval vast verklappen dat in beide gevallen sprake is van een mix van polyfone stemmen en dramatische harmonieën. En het zal misschien wel opvallen hoe vocaal de instrumen-tale consortmuziek is bedacht. Ik hoop ook dat de zangers en de instrumentalisten van Dunedin veel van elkaar zullen leren tijdens dit samengestelde programma. Misschien voeren de instrumentalisten deze consortmuziek net iets anders uit nadat ze de zangers de anthems hebben horen zingen.’

DE EERSTE ENGELSE OPERAHet programma van het Dunedin Consort eindigt met de opera Venus and Adonis van John Blow. Vaak wordt Purcells Dido and Aeneas genoemd als de eerste Engelse opera in de muziekgeschiedenis, maar de eerste bewaard gebleven Engelse opera is toch echt afkomstig van Blow. Net als het meester-werk van Purcell komt Venus and Adonis voort uit de Engelse traditie van de masques. Blow gaf zijn opera dan ook de ondertitel ‘A Masque for the Entertain-ment of the King’. Omdat het stuk echter volledig is doorgecomponeerd – er klinkt dus geen gesproken

INTERVIEW.

26

JOHN BUTT

Page 29: TOM 2/2015

tekst – is het wel degelijk een opera. Zowel Purcell als Blow (die overigens bevriend waren) liet zich inspireren door de opera’s in Franse stijl: ze kozen voor een Franse ouverture en gaven het koor een grotere rol dan in de Italiaanse opera’s. Deze keuzes lagen voor de hand, want koning Charles II probeer-de tijdens de restauratie van het Engelse konings-huis zoveel mogelijk elementen van het prestigieuze hof van de Franse koning Lodewijk XIV te kopiëren. ‘Voor het Dunedin Consort zal de uitvoering van Venus and Adonis een première zijn’, zegt Butt. ‘Het is een prachtig, gebalanceerd stuk dat dichter bij de Franse dan de Italiaanse traditie ligt. Maar het sluit ook aan bij de Engelse consortmuziek van voor de Commonwealth. We zullen er zelf voor moeten zor-gen dat de muziek tot leven komt, want dat gaat niet vanzelf met deze partituur. Het is niet zo’n stuk dat je gewoon kan spelen en dat vervolgens meteen goed klinkt. Dat komt alleen voor bij extreem getalenteer-de componisten. Eerlijk gezegd is Purcell een goed voorbeeld van zo’n genie. Hij schreef zulke mooie harmonieën en de diverse stemmen passen altijd zo goed bij elkaar dat zijn muziek altijd een groot effect heeft. Het is betoverende muziek, het valt altijd op zijn plaats. Met de opera van Blow zullen we zelf iets creatiever moeten zijn om een vergelijkbaar ef-fect te creëren.’

ONTDEKKINGSREISButt ziet uit naar dit Utrechtse avontuur: ‘Ons programma in Utrecht is uniek: voor de eerste keer brengen we al deze Engelse componisten samen en maken we een soort reis door Engeland in de zeventiende eeuw. Het is altijd leuk om stukken in

een nieuwe samenhang te horen en op een nieuwe manier uit te voeren. In dat opzicht is het voor onszelf ook een ontdekkingsreis. We vertellen op een bijzondere manier een verhaal over de Engelse muziek in de zeventiende eeuw. Ik hoop dat we de Engelse muziek op een spontane manier tot leven kunnen wekken met dezelfde energie en nieuwsgie-righeid die we zouden hebben als deze muziek voor het eerst in première zou gaan.’ ıı

festival oudemuziekutrecht

WO 2 SEP, 20.00 UURTIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL

Dunedin Consort / John ButtJohn Blow: Venus and Adonis

27

Page 30: TOM 2/2015

HEN

RY P

UR

CELL

VO

LOP

IN D

E S

CHIJ

NW

ERPE

RS

28

TEK

STJU

LIA

MU

LLER

-VA

N S

AN

TEN

Purcell door Robert White uit de Orpheus Britannicus, 1706.

Volop in de schijnwerpers

HENRY PURCELL

Page 31: TOM 2/2015

Tijdens het komende Festival Oude Muziek is er volop aandacht zijn voor de nalatenschap van een van Engelands grootste muzikale ta-lenten: Henry Purcell. Julia Muller-van Santen, voormalig hoogleraar Engelse en Amerikaanse literatuur aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), portretteert een van de meest geliefde Engelse componisten.

In het Londense Westminster, dichtbij de abdij, woonden de broers Thomas en Henry Purcell sr. – vader van de ons bekende Purcell – met hun gezinnen. Zij werkten als musicus bij de Chapel Royal voor koning Charles I.1 Het was een roerige tijd: onder aanvoering van Oliver Cromwell werd de monarchie afgeschaft, Charles afgezet en later zelfs onthoofd. Engeland werd van 1647 tot 1660 een republiek: het Gemenebest. Het zou kunnen dat een deel van de familie Purcell hierdoor Londen tijdelijk ontvluchtte, want van de doopakte van de componist – die dus ook Henry heette en vermoedelijk geboren werd in 1659 – is tot op heden geen spoor, terwijl de rest van de familie in de registers uitgebreid voorkomt.

GEMENEBESTTijdens het Gemenebest sloten de Puriteinen onder leiding van Cromwell de openbare theaters en verboden ze alle kerkmuziek. Hierdoor werd de broodwinning van musici beperkt tot lesgeven. In de huizen van de gegoede burgerij werd nog wel gemusiceerd; muziekles was belangrijk in de opvoeding van jongens en vooral meisjes van goeden huize. Zelfs de dochters van Cromwell kregen muziekles. In besloten kring mochten ook toneelstukken worden opgevoerd – met of zonder muziek – op voorwaarde dat een ernstig, historisch onderwerp centraal stond. The Siege of Rhodes, met muziek van onder anderen Henry Lawes en Matthew Locke, en The Cruelty of the Spaniards in Peru, met muziek van Locke, werden in Londen uitgevoerd in 1658/59, onder leiding van de

latere theaterdirecteur William Davenant. Na de restauratie van het koningschap in 1660 besteeg Charles II de troon. Vader Purcell overleed toen Henry jr. een jaar of vijf was. Niet lang daarna werd de jongen opgenomen in het jongenskoor van de Chapel Royal.

THE CHILDREN OF THE CHAPEL ROYALDeze koorknapen, The Children of the Chapel Royal, kregen een zeer gedegen muzikale opleiding. De koorleiding was aanvankelijk in handen van Captain Henry Cooke, die ook aan The Siege of Rhodes had meegewerkt als acteur en componist. Purcell was van meet af aan omgeven met mensen die zich zowel met kerkmuziek als met seculiere toneelmuziek bezighielden. Dat was voordelig, omdat hofmusici financieel afhankelijk waren van de koning. De kerkmuziek viel onder zijn verantwoordelijkheid , want de Engelse vorst stond – en staat – aan het hoofd van de Anglicaanse kerk.Na Cookes dood in 1672 kwam de Chapel Royal onder leiding van Pelham Humphfrey, die veel aandacht zal hebben besteed aan de vorderingen van de jonge Purcell. Die werd zelfs genoemd als Cookes muzikale opvolger. Purcell kreeg orgelles van Chistopher Gibbons, Orlando Gibbons’ zoon en organist van Westminster Abbey. Christopher Gibbons werd opgevolgd als organist en leraar door John Blow. Blow, een jaar of tien ouder dan Purcell, raakte zeer onder de indruk van de capaciteiten van zijn leerling. De twee werden eeuwige vrienden. Toen Purcell circa dertien was, kreeg hij de baard in de keel en moest hij het jongenskoor verlaten. Hij werd de assistent van zijn peetvader, John Hings-tone, die de koninklijke instrumenten stemde en re-pareerde. In 1677 stierf componist Matthew Locke, een dierbare vriend van Purcell. Na Lockes overlij-den nam Purcell zijn plaats in als hofcomponist. Toen Purcell twintig jaar was, gaf Blow zijn post als organist van Westminster Abbey op ten gunste van zijn talentvolle leerling. Een jaar later componeerde Purcell zijn eerste toneelmuziek, voor Theodosius van Nathaniel Lee. Het stuk ging in première in het

29

HENRY PURCELL

Page 32: TOM 2/2015

Dorset Garden Theatre, waar nog veel andere thea-termuziek en opera’s van Purcell zouden klinken.

‘ILLEGALE’ KAARTVERKOOPOver Henry Purcell bestaan enkele sappige anekdo-tes. De eerste betreft de verkoop van plaatsbewijzen in de abdij voor de kroning van William III (onze stadhouder Willem III) en zijn vrouw Mary II, op 11 april 1689. Bij kroningen was het gebruikelijk dat or-ganisten kaartjes mochten verkopen voor plaatsen in het orgelkoor. Deze keer werd dat door het kerkbe-stuur verboden dat gebeurde pas op 25 maart, toen alle kaartjes vermoedelijk al lang verkocht waren. Bovendien schijnt niemand de organisten – Purcell en Stephen Crespion – op de hoogte te hebben ge-steld van het verbod. Een week na de kroning kreeg Purcell een boze brief met het bevel het geld over te dragen, wat hij overigens keurig heeft gedaan. Maar aangezien hij op dat moment zijn halfjaarlijkse stipendium nog niet had ontvangen, zal de betaling Purcell veel moeite hebben gekost.2

De tweede anekdote betreft Purcells dood3. Sir John Hawkins beschreef in zijn boek over muziekgeschie-denis uit 1776 hoe Purcell in slecht weer door zijn vrouw werd buitengesloten na een al te langdurig bezoek aan de kroeg. Mogelijk is hij dientengevolge aan longontsteking is overleden. Nogal tegenstrijdig is echter dat Hawkins een paar regels verder schrijft dat een langduriger ziekte (mogelijk tuberculose) een eind aan Purcells leven zou hebben gemaakt. Jammer voor de zorgzame Frances Purcell, met wie Purcell een uitstekend huwelijk had. Na zijn dood bundelde Frances heel zorgvuldig het werk van haar man. Deze bundel werd door Henry Playford uitge-geven als Orpheus Britannicus. Henry Purcell is maar zes- of zevenendertig jaar geworden en stierf op 21 november 1695, aan de vooravond van de dag van St. Cecilia, beschermhei-lige van de muziek. Hij ligt begraven in zijn ‘eigen’ Westminster Abbey. Op de begrafenis werd zijn prachtige Funeral Music for Queen Mary gespeeld, die hij acht maanden eerder had gecomponeerd na de dood van de vorstin. Tijdens het Festival Oude

Muziek wordt het stuk onder begeleiding van een ware processie uitgevoerd door Vox Luminis, onder leiding van Lionel Meunier (zie ook pagina 12).

PURCELLS OEUVREPurcells nagelaten werken behoren volgens velen tot de allermooiste muziek van zijn land. De bijnaam 'Engelse Orpheus' kreeg hij niet voor niets. Ook de onovertroffen wijze waarop hij Engelse teksten heeft getoonzet, maakt zijn muziek nog steeds bij zowel amateur- als beroepskoren zeer geliefd. Purcells composities zijn gecatalogiseerd door de twintigste-eeuwse musicoloog Franklin Zimmerman (de ‘Z’-nummering). De instrumentale werken om-vatten onder andere zo’n vijftig stukken voor strij-kers, werken voor solotrompet, hele boekdelen voor klavecimbel en kerkmuziek voor orgel (‘voluntaries’). In een vrijwel oneindige lijst van vocale stukken vindt men onder meer muziek voor meer dan vijftig toneelstukken, vijfentwintig odes en welkomstliede-ren voor vorsten en Cecilia, tien wereldlijke cantates, meer dan negentig kerkelijke koorwerken, twintig kerkelijke liederen, meer dan honderd wereldlijke sololiederen en ruim veertig duetten plus vierenvijftig canons, waarvan een groot aantal schunnig is en bedoeld voor de kroeg. Van deze laatste hoort u mis-schien wel voorbeelden tijdens de pubsessie van de Barokksolistene.Purcell schreef vijf of zes opera’s: Dido and Aeneas, Dioclesian, King Arthur, The Fairy-Queen, The Indian Queen en The Tempest. The Tempest is een twijfelge-val: of het een opera is hangt af van de definitie. Het stuk bevat minder muziek dan de vier grote, Engelse opera’s en de doorgecomponeerde kameropera Dido and Aeneas. Er wordt überhaupt getwijfeld of The Tempest wel van Purcell is.4

PURCELL TIJDENS HET FESTIVALTijdens het Festival Oude Muziek klinkt veel van Purcells muziek. De bekende klavecinist en dirigent Richard Egarr speelt drie suites uit A Choice Collection of Lessons for the Harpsichord or Spinnet [sic], uitge-geven in 1696. Ook drie grounds maken deel uit van

30

HENRY PURCELL

Page 33: TOM 2/2015

Egarrs programma, waarvan twee zeker van Purcell zijn. De ground is gebaseerd op zestiende-eeuwse, Italiaanse dansvormen, zoals de chaconne en de passacaglia, en heeft een kenmerkend, herhalend baspatroon. Het deel Here the deities approve uit Purcells Welcome to all the pleasures (1683) is gebaseerd op een ander stuk dat Egarr speelt: A new ground in e minor. Wanneer de Engelse traditie ontstond om op 22 november een muzikale ode te brengen aan Cecilia, de beschermvrouw van de muziek, is (nog) niet ach-terhaald. Het titelblad van Purcells Welcome to all the pleasures vermeldt dat ter nagedachtenis aan Cecilia ieder jaar een ‘Musical Entertainment’ plaatsvindt en dat het stuk is opgedragen aan ‘THE GENTLE-MEN of the Musical Society’.5 Welcome to all the

pleasures wordt tijdens het Festival Oude Muziek uit-gevoerd door het Gabrieli Consort, dat ook het latere en uitbundige Hail, Bright Cecilia (1692) laat klinken, en de uit 1942 stammende Hymn to St. Cecilia van Purcell-vereerder Benjamin Britten. Het Belgische ensemble La Rêveuse brengt kerke-lijke vocale muziek, voornamelijk uit het door John Playford uitgegeven Harmonia Sacra (1688). Dit werk heeft een driestemmige bezetting van tenor, bariton en bas, begeleid door theorbe, viola da gamba en klavecimbel. Onder de kerkelijke liederen vindt men minder bekende toonzettingen met tekstparafrasen van psalmen van Purcells tijdgenoot John Patrick, maar ook het bekende With sick and famish’d eyes, op tekst van de beroemde metafysische dichter George Herbert, alsmede de verse anthem I was glad.

Hollar: zicht op London

31

HENRY PURCELL

Page 34: TOM 2/2015

PURCELLS THEATER- EN OPERAWERKNaast zijn muziek voor kerk en koninklijk huis componeerde Purcell vanaf de vroege jaren 1680 voor het theater. Uit een fusie van twee grote toneel-gezelschappen kwam in 1682 de United Company voort. Dit gezelschap bespeelde het Theatre Royal aan Drury Lane en het iets oudere Dorset Garden Theatre aan de Thames bij Dorset stairs. Toneel-stukken met veel muziek en spektakel en Purcells ‘dramatische opera’s’ werden vaak uitgevoerd in het beter uitgeruste Dorset Garden, waar hij veelvuldig dirigeerde van achter het klavecimbel.Het festivalpubliek in Utrecht kan zich verheugen op de muziek uit Dido and Aeneas, uitgevoerd door L’Arpeggiata. Een ander concert bevat muziek van King Arthur, door La Fenice en artist in residence Vox Luminis.Dido and Aeneas, een kameropera die nog geen uur in beslag neemt, is bepaald niet de enige opera van Henry Purcell, al wordt dat vaak gedacht. Dit wijd-verbreide misverstand is ontstaan omdat het stuk is doorgecomponeerd, in tegenstelling tot Purcells latere, Engelse opera’s, ook dramatische of semi-opera’s genoemd, die gesproken tekst bevatten. Dido is een juweel van een stuk. Toch koos Purcell ervoor na Dido uitsluitend nog dramatische opera’s te componeren.

DIDOWat weten wij van Dido and Aeneas? Het verhaal stamt uit de Aeneïde van de Romeinse dichter Virgilius (eerste eeuw voor onze jaartelling) – en niet van Homerus, zo’n zeven honderd jaar eerder. De Iers-Engelse dichter Nahum Tate prepareerde het libretto. Hij wijzigde wel het een en ander: in Virgilius’ versie is het Jupiter die Aeneas bij monde van de boodschapper Mercurius maant om afscheid te nemen van Dido. Tate maakt er gemene tovena-ressen van, met een als Mercurius vermomde boze geest. In het libretto van Tate blijft de doodsoorzaak van Dido vaag (in oudere, minder vrouwonvriendelij-ke versies van de mythe blijft ze zelfs gewoon leven) en het kwaad overwint.Wat weten we niet van Dido and Aeneas? We heb-ben geen idee wanneer precies en voor wie het stuk geschreven is. Het enige libretto dat bewaard is gebleven, komt van de meisjes-kostschool van de vrouw van dansleraar Josiah Priest, en is gedateerd 1689. Muzieklessen moesten op deze school apart worden betaald en de jaarlijkse schooluitvoering van een dramatisch muziekstuk diende mede om ouders daartoe over te halen. Priest was tevens de choreograaf van het Dorset Garden theater, waar hij samenwerkte met Purcell. Dat deze schooluitvoering een heropvoering betreft, is inmiddels duidelijk.6 Ook weten we dat het stuk niet uit het theater kwam7 en dat het dus vermoedelijk geschreven was voor het hof van Charles II of zijn broer James II.

KING ARTHURKing Arthur (1691) is Purcells tweede avondvullende opera. Het libretto is van de beroemde dichter John Dryden, voor wiens toneelstukken Purcell al eerder muziek had gecomponeerd. Het verhaal komt niet voor in de legendes over de Ridders van de Ronde Tafel maar heeft, zoals in die tijd gebruikelijk, een politieke of allegorische betekenis. De krijgshaftige held symboliseert meestal koning William, op dat moment de belangrijkste legerleider in Europa, in de strijd tegen Louis XIV. Toch zijn hier in dit geval vraagtekens bij te zetten, want Dryden was poli-

Dorset Garden Theatre

32

HENRY PURCELL

Page 35: TOM 2/2015

tiek anti-Willem. Het is waarschijnlijker dat de held aanvankelijk Charles II moest voorstellen in een voorloper van King Arthur, Drydens Albion and Albanius. Met dit stuk zou in 1685 het vijfentwin-tigste jubileum van de restauratie worden gevierd, maar het werd afgelast wegens de plotselinge dood van Charles. In ieder geval zoekt en vindt Arthur uiteindelijk zijn blinde geliefde Emmeline, bij wie de schellen als het ware van de ogen vallen bij haar bevrijding uit de klauwen van een valse tovenaar. Britannia is verlost. Zoals bij alle ‘multimediale spektakelstuk-

ken’ die Purcell in zijn laatste jaren met verschil-lende librettisten voor het Dorset Garden theater schreef, is King Arthur een compleet toneelstuk met muzikale delen, waarbij acteurs de hoofdfiguren speelden en zangers hun gevoelens vertolkten. Er waren spectaculaire scènewisselingen, die op de toeschouwers van toen dezelfde overweldigende in-druk maakten als al het technische geweld van een hedendaagse musical op ons. Kostuums, decors, houding, gebaren en metaforisch betekenisvolle dansen ondersteunden het gezongen en gesproken verhaal.8

Jan Jansz. Starter: portret uit de Friesche Lusthof

33

HENRY PURCELL

Page 36: TOM 2/2015

komen, sinds Le Bourgeois Gentilhomme in 2004 geen historisch geïnformeerd muziektheater meer te zien is geweest. Financieel gezien is dat tegenwoordig nauwelijks op te brengen.Hoewel de vroege dood van Henry Purcell vaak de oorzaak wordt genoemd van de ‘overwinning’ van Handels doorgecomponeerde opera in Engeland, is dat niet waar. Al in januari 1705 werd zo’n ‘Italiaan-se’ opera in Drury Lane opgevoerd, een bewerking van Stanzani’s Arsinoë. Drie maanden later ging het nieuwe theater The Haymarket open met voorstel-lingen van een in het Italiaans gezongen opera, The Loves of Ergasto, van Jacob Greber. Die mislukte jammerlijk en werd slechts vijfmaal gespeeld. Het publiek moest niets van dat Italiaanse – lees: Paapse – gedoe hebben. Toen Handel in 1710 naar Londen kwam en in het volgende jaar zijn Rinaldo in première ging, was dat wel een succes. Toch bleven de Engelse opera’s van Purcell en andere componisten, met gesproken teksten, tot ver in de achttiende eeuw regelmatig op de planken, getuige bijvoorbeeld The Beggar’s Opera

Portret Dirk Raphaelsz Camphuysen

Is het nu Purcéll of Púrcell? De uitspraak van de naam Purcell is bekend: de nadruk ligt op de eerste lettergreep. We weten dat de naam rijmde met ‘rehearsal’. Bovendien, schreef men, voordat de Engelse spelling werd genormaliseerd, de naam van de componist bijna altijd met een u als eerste klinker, maar de tweede was soms a, soms e en soms u, zwakke klinkers waarop normaal gesproken niet de klemtoon lag. Ook in de begrafenisode aan Purcell, geschreven door zijn vrienden John Dryden (tekst) en John Blow (muziek), ligt de nadruk in Purcells naam op de eerste lettergreep.

Hoewel de muziek uit de opera’s schitterend is, gaat bij een concertante uitvoering veel verloren, ook muzikaal. Vanuit dat oogpunt is het jammer dat zelfs tijdens het Festival Oude Muziek Utrecht, waar his-torisch onderzoek en uitvoeringen zo prachtig samen

34

HENRY PURCELL

Page 37: TOM 2/2015

(1728) en de vele, negentiende-eeuwse werken van Gilbert and Sullivan. In de populaire vorm van de musical heeft dit soort muziektheater inmiddels de hele wereld veroverd. ıı

Noten:1 Zimmerman, Franklin B. Henry Purcell 1659-1695, Phila-

delphia, 1983, p. 336.2 Campbell, Margaret, Henry Purcell, Glory of his Age, London,

1993, pp.121-124.3 Hawkins, Sir John, A General History of the Science and Prac-

tice of Music, Volume IV, London, 1776, pp.502-34 Laurie, A. M. “Did Purcell Set The Tempest?”, Proceedings of

the Royal Musical Association 90 (1963-4), 43-57. 5 uitgave van John Playford, Londen, 1684.6 Wood, Bruce and Andrew Pinnock, “’Unscarr’d by Turning

Times’; The dating of Purcell’s Dido and Aeneas,” Early Music 20 (1992), 372–90; Pinnock and Wood, “Singin’in the Rain”: Yet More on Dating Dido, Early Music 22 (1994) 365-7; Luckett, Richard, “A New Source for Venus and Adonis”, The Musical Times 130 (1989), 77-78.

7 Nagenoeg alle uitvoeringen worden op datum beschreven in het monumentale The London Stage 1660-1800 van E. L. Avery, A.H. Schouten et al (red.), Carbondale, 1960-1968.

8 Frans and Julie Muller, “Completing the Picture: the importance of reconstructing early opera”, Early Music, Vol. XXXIII/4 (november 2005), Nederlandse vertaling

www.fransenjuulmuller.nl

festival oudemuziekutrecht

ZA 29 AUG, 20.00 UURTIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL

Vox Luminis / Lionel MeunierPurcell: Funeral Sentences

ZO 30 AUG, 17.00 UURGEERTEKERK

La Rêveuse / Florence Bolton & Benjamin PerrotPsalmen van Purcell & divisions van Finger

MA 31 AUG, 9.30 UURTIVOLIVREDENBURG, CLUB NINE

Zomerschool: Katherina LindekensRestoration-opera

MA 31 AUG, 20.00 UURTIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL

Vox Luminis / Lionel MeunierLa Fenice / Jean TuberyPurcell: King Arthur

DI 1 SEP, 20.00 UURTIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL

Gabrieli Consort / Paul McCreeshPurcell & Britten: Three Odes for St. Cecilia

WO 2 SEP, 9.30 UURTIVOLIVREDENBURG, CLUB NINE

Zomerschool: Julia Muller-van SantenNederland tegen Engeland

WO 2 SEP, 13.00 UURTIVOLIVREDENBURG, HERTZ

Richard Egarr, klavecimbelPurcell en Blow op klavecimbel

ZA 5 SEP, 20.00 UURTIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL

L’Arpeggiata en Voces8 / Christina PluharPurcell: Dido and Aeneas

35

Page 38: TOM 2/2015

36

TEK

STB

EELD

JULE

S V

AN

DER

LEE

UW

AN

NA

DIE

LEM

AN

/M

ATJA

Z M

ATO

SEC

STIM

U-S

YMPO

SIU

MEE

N V

LEU

GJE

AN

TRO

POLO

GIE

IN

DE

OU

DE

MU

ZIEK

Een vleugje antropologie in de oude muziek

STIMU-SYMPOSIUM

Page 39: TOM 2/2015

Als tiener struinde Barbara Titus, inmiddels universitair hoofddocent Muziekwetenschap aan de UvA, tijdens het Festival Oude Muziek al de muziekmarkt af op zoek naar cd-opnames en partituren. Nu heeft het Festival opnieuw haar volle aandacht: ze is mede-curator van het STIMU-symposium, waar onderzoekers, muziekliefhebbers en musici uit allerlei wind-streken met elkaar het gesprek aangaan over de oudemuziekpraktijk.

De belangrijkste vraag op het symposium: wat kun-nen uitvoerders en onderzoekers van oude muziek leren van de antropologie en de etnomusicologie? 'Vanuit de etnomusicologie bestuderen we muziek als cultuur', vertelt Titus. 'Belangrijk daarbij is het besef dat je als mens en wetenschapper dingen vanuit je eigen culturele context bekijkt. Het is jouw persoonlijke waarneming vanuit jouw belevingswe-reld, jouw tijd, jouw opleiding en opvoeding. Daarbij stel je jezelf de vraag: wat voor impact heeft mijn aanwezigheid op het onderzoek dat ik doe naar mu-ziek? Er komt dus een stukje antropologie bij kijken. Als 'cultureel' musicoloog ga ik ervan uit dat mijn waarneming op zichzelf al een respons is op dat wat ik onderzoek.'

’THE PAST IS A FOREIGN COUNTRY’‘Het uitgangspunt van het symposium is goeddeels ontleend aan een citaat van Leslie Poles Hartley: “The past is a foreign country: they do things diffe-rently there”. Dit gezegde wordt regelmatig aange-haald door muziekhistorici als ze trachten duidelijk te maken hoe onmogelijk het soms is om ons nu de luisterervaring van de mensen 300 jaar geleden voor te stellen. Daarnaast onderstreept het citaat dat zaken uit onbekende landen en culturen moeilijk te doorgronden zijn als je zelf deel uitmaakt van een andere cultuur.’Niet alleen hebben we volgens Titus een gekleurde en vertekende kijk, maar ook nog eens beperkt zicht op wat er in het verleden daadwerkelijk is gebeurd.

‘Daarvoor zijn we namelijk afhankelijk van de bron-nen die zijn overgeleverd: ooggetuigenverslagen van concerten of theateropvoeringen, partituren van de hand van componisten, (afbeeldingen van) muziekin-strumenten die eeuwenlang blootgesteld zijn geweest aan lucht, water of vuur.’ Het resultaat is volgens Titus dat we van som-mige muziek heel veel weten, maar van veel mu-ziek slechts heel weinig. ‘Over operapraktijken van Monteverdi tot Verdi in Europese landen weten we redelijk veel. Europa was – en is – echter een on-derdeel van een veel grotere wereld waarin heel veel gebeurde, ook op muzikaal gebied. Slechts weinig mensen weten dat er in het Manilla van de negen-tiende eeuw een levendige operapraktijk was. Dat waren niet alleen opvoeringen in operahuizen, maar ook rondtrekkende blaasbands. Die toerden door heel Oost-Azië (Hongkong, Singapore, Kuala Lumpur, Batavia) en bestonden uit inwoners van wat nu de Filipijnen, China, Maleisië en Indonesië zijn.Ook in bijvoorbeeld Latijns-Amerika is in de barok veel interessante muziek gemaakt. Musicoloog Drew Edward Davies komt vertellen hoe lastig het is om die muziek te reconstrueren: de schaarse bronnen die overgeleverd zijn spreken elkaar soms tegen wat betreft manier waarop muziek bedacht, gecompo-neerd, uitgevoerd en gehoord werd. Vragen over tempoaanduidingen, instrumentatie, of stemming – die bij alle oude muziek moeilijk te beantwoorden zijn – zijn hier nog moeilijker te beantwoorden. Kun je na gedegen onderzoek een uitvoering presenteren als muziek zoals die oorspronkelijk geklonken moet hebben?'

REIZIGERS IN MUZIEK'We weten relatief veel over de Engelse muziekcri-ticus Charles Burney (1726-1814), die door heel Eu-ropa reisde om verslag te doen van muziekpraktijken aldaar. Hij schreef met bewondering over de muziek van de zonen van Bach, over de Mannheimer School van de familie Stamitz. Zijn invloed op de manier waarop wij vandaag de dag nog steeds naar achttiende-eeuwse muziek luisteren is groot. Slechts

.INTERVIEW

37

BARBARA TITUS

Page 40: TOM 2/2015

weinigen weten dat Burneys zoon James in 1772 met kapitein Cook meereisde op diens ontdekkingsreizen naar de Stille Oceaan. Daar deed Burney jr. verslag van het feit dat Polynesische volkeren meerstem-mig zongen, een vaardigheid die tot dan toe voor veel Europeanen iets exclusief Europees was. Voor de Europeanen was het een volstrekt vervreem-dende ervaring om die muziek te horen. Sommige wetenschappers op Cook's expeditie ontkenden zelfs dat er sprake was van meerstemmigheid. De bronnen spreken elkaar tegen in wat ze hoorden en zagen. Daar zie je ook al de eerste vooroordelen over wat Europese muziek is en wat niet. Musicoloog Vanessa Agnew komt daar in het symposium over vertellen.'Tegenstrijdige informatie dus. Hoe gaan historici uit het hier en nu, met niets anders dan oude bronnen in hun handen, daarmee om? Hoe bepalen we wat deze heren gezien en gehoord hebben? Of kunnen we dat niet meer achterhalen en kunnen we ons beter bezighouden met de vraag waarom ze dachten te horen wat ze hoorden? En wat dat over hen zegt? Dit zijn wetenschappelijke vragen, maar ze zijn cruciaal voor de manier waarop we muziek van vroeger op een historisch geïnformeerde manier gaan uitvoeren. Daarom zijn ze een basis voor een festival als het Festival Oude Muziek, dat daar immers altijd naar streeft.

MUZIKALE IDENTITEITMensen in elke cultuur beschouwen de muziek die ze zelf spelen als ‘hun eigen muziek’. Maar wat betekent dat eigenlijk? ‘Dat heeft te maken met hoe een bevolkingsgroep of cultuur zichzelf beschouwt,’ weet Titus. ‘Zo kan iets typisch Engels klinken, maar wat ís dan ook daadwerkelijk Engels? George Frideric Handel werd en wordt door veel Engelsen beschouwd als Engelse componist, ook al was hij een geboren Duitser die ook heel veel in Italië had gewerkt. Zo zie je maar hoe complex zo'n discussie rondom culturele identiteit kan zijn.’ Het doel van het symposium is volgens Titus niet zozeer om vragen te beantwoorden, maar om bijvoorbeeld nieuwe vragen te stellen over wat die Engelse muzikale identiteit precies is. Tradities uit volksmuziek en de toe-eigening daarvan door musici

van wie we nu nog bronnen hebben vormen een eerste onderzoeksdomein. Het etnomusicologische zelfonderzoek, dat de wetenschapper dwingt zich-zelf te confronteren met zijn eigen uitgangspunten en (voor)oordelen, is een tweede onderwerp. Ten slotte worden de ideeën over collectiviteit, identi-teit en het menselijk lichaam als muzikaal archief onderzocht.Elke cultuur beschouwt de muziek die ze zelf spelen als ‘zijn eigen muziek’. Maar wat betekent dat ei-genlijk? ‘Dat heeft te maken met hoe die bevolkings-groep of cultuur zichzelf beschouwt,’ weet Titus. ‘Zo kan iets typisch Engels klinken, maar is het dan ook daadwerkelijk Engels? George Frideric Handel werd door veel Engelsen beschouwd als Engelse compo-nist, ook al was hij een geboren Duitser die ook heel veel in Italië werkte. Zo zie je maar hoe complex zo’n discussie rondom culturele identiteit kan zijn.’Hoe belangrijk is het voor de luisteraar om kritische vragen te stellen over de muziekgeschiedenis?Volgens Titus is dat aan de luisteraar zelf om te bepalen. ‘Je kunt gewoon gaan zitten luisteren en genieten. Gedegen achtergrondinformatie kan echter ook zorgen voor een verrijking van de luisterervaring. Maar in wetenschappelijk opzicht is het wel degelijk belangrijk om vragen te blijven stellen. Dat kan heel bepalend zijn voor de uitvoeringspraktijk. Misschien heeft die kritische blik ook zijn uitwerking op de programmering tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht. Binnen de oudemuziekpraktijk wordt er inmiddels ook geëxperimenteerd met bijvoorbeeld Gershwin en Brahms. Jack Gibbons speelde een paar jaar geleden Gershwin “zoals Gershwin het zelf zou hebben gespeeld”. Geen oude muziek? Dat ligt er maar net aan welke definitie je hanteert.’

OUDE MUZIEK VAN NU?Het symposium moet de nieuwsgierigheid van mensen naar oude muziek, maar ook de oudemu-ziekbeweging zelf prikkelen. ‘Je kunt interessante vragen stellen over waar de fascinatie van de pioniers – Harnoncourt, Leonhardt – voor de oude muziek vandaan komt. Waarom zijn ze bezig oude muziek naar het nu te halen? En hoe kun je die poging beschouwen als cultureel fenomeen? Kunnen we die oudemuziekbeweging als een twintigste-eeuws

INTERVIEW.

38

BARBARA TITUS

Page 41: TOM 2/2015

fenomeen beschouwen? Een van de redenen voor het ontstaan van de oudemuziekpraktijk kan zijn dat de wens ontstond om muziek te gaan uitvoeren zoals die door de componist en uitvoerenden van toen bedoeld was. Maar de afgelopen decennia sloop ook de gedachte erin dat je waarschijnlijk nooit meer exact kunt terughalen hoe deze muziek vroeger ge-componeerd of uitgevoerd werd, of hoe die bedoeld was. Voor musici en luisteraars is het echter wel een kans om je een voorstelling te maken van hoe de muziek vroeger klonk. Daar kun je heel geïnspireerd door raken.’

OOK VOOR JONG TALENTWie denkt dat het symposium slechts een ontmoe-tingsplaats voor gevestigde wetenschappers wordt, heeft het mis. ‘We stellen ons nadrukkelijk open voor een breder publiek, voor de luisteraars die op het Festival afkomen. De debatten, lezingen en analyses geven we dan ook zoveel mogelijk een praktische in-slag; tussendoor worden de sessies tastbaar gemaakt door musici die klinkende voorbeelden gegeven van het onderwerp van gesprek. Verder willen we bij het symposium ook veel jonge, talentvolle weten-schappers betrekken die op dit moment bezig zijn met een master of promotieonderzoek. De Young Scolars Award hebben we in het leven geroepen om het beste voorstel voor een onderzoekspaper mee te belonen. We richten ons zeker niet alleen op universiteiten, maar ook op conservatoria. We willen bezoekers en deelnemers aan het Festival niet alleen historisch geïnformeerd muziek laten uitvoeren, maar ook laten nadenken over hoe ze die uitvoeringsprak-tijk vormgeven.‘ De Young Scholars Award hebben we in het leven geroepen om het beste voorstel voor een onderzoekspaper mee te belonen.'

MUZIKALE WETENSCHAPPERS‘Het is de bedoeling dat monologen en lezingen van ongeveer 20 minuten worden afgewisseld met dis-cussies en rondetafelgesprekken. De lecture demon-strations, waarbij musici met muzikale voorbeelden de besproken onderwerpen illustreren, zie ik als een zeer belangrijk onderdeel van het symposium. In Nederland kennen we een vrij rigide scheiding tussen musici en musicologen. In veel Engelstalige

1992-1997 Doctoraal – Muziekwetenschap aan de Universiteit Utrecht

1999-2000 Master – Lincoln College, Oxford University (GB)

2000-2005 Doctor – St Anne’s College, Oxford University (GB)

2013–heden Universitair hoofddocent Muziekwetenschap – Universiteit van Amsterdam (UvA)

BARBARA TITUS

39

Page 42: TOM 2/2015

landen is dat onderscheid minder strikt; theorie en praktijk liggen daar veel dichter bij elkaar. Zo zijn veel Engelse musicologen behalve wetenschappers ook zeer competente uitvoerders. Het spreekt voor zich dat we deze mensen in het bijzonder graag verwelkomen in Utrecht.’Musicoloog Titus is niet bang dat slechts een klein, specialistisch groepje musici de weg naar het symposium weet te vinden. Specifieke vragen over onderzoek, uitvoeringspraktijk en antropologische invloeden kunnen wel een specifiek soort bezoekers trekken. Tegelijk willen we op het symposium men-sen laten spelen en zo ontwikkelingen en ontdek-kingen laten horen en zien. Zo kunnen ze op een leukere manier discussiëren over en reflecteren op hun werkwijze.’

DE GESCHIEDENIS VAN DE OUDE MUZIEKOok zal er een speciale sessie worden gewijd aan de oudemuziekbeweging in de twintigste eeuw. ‘Mede-curator Jed Wentz gaat vertellen over het Bach-jaar-boek uit het begin van de vorige eeuw’, zegt Titus. ‘Mimi Mitchell, een promovendus bij mij aan de UvA, is bezig de orale geschiedenis van de oudemu-ziekbeweging op papier te zetten. Daarvoor inter-viewt ze de barokvioolpioniers, mensen die al echt op leeftijd zijn en voorop liepen tijdens de eerste jaren dat hun instrument werd herontdekt. Zij pro-beerden gevestigde uitvoeringspraktijken los te laten en zochten naar een objectieve muzikale “waarheid”. Ze toetsten hun experimenten aan de historische bronnen, die ze ijverig uit stoffige archieven opdui-kelden. Net als avant-gardistische componisten keerden zij zich af van het gevestigde repertoire en gevestigde uitvoeringspraktijken. Wat mij betreft zijn het compositorische avant-gardistische van de twin-tigste eeuw en de zoektocht naar “hoe het vroeger écht geklonken heeft” van de oudemuziekbeweging keerzijden van eenzelfde modernistische medaille.'Is het zo belangrijk om over uitvoeringspraktijk te discussiëren? Titus: ‘Ja, ik vind dat het altijd belang-rijk is om te weten waarom je iets doet. Zeker als je er al langer mee bezig bent. Misschien levert zo’n debat weer veel nieuwe opwindende inzichten of meningen op. Deze discussies maken het mogelijk om minder absoluut naar het hele oudemuziekpro-

INTERVIEW.BARBARA TITUS

40

Tijdens het Festival Oude Muziek worden elke dag twee of drie sessies gevuld door masterstudenten. Dat kan een gewone lezing zijn, maar ook een lecture recital waarbij muziek de wetenschappelijke inhoud ondersteunt. Het biedt jonge studenten een podium om hun onderzoek te presenteren en ervaring op te doen in de wetenschappelijke wereld. Ook krijgen ze de kans om docenten, musici en inspirators te ontmoeten.

In 2014 werden de student papers gepresenteerd door:Daniel Lanthier (Conservatorium van Amsterdam) over hobo-onderwijs tussen 1680 en 1780.Gerda Marijs (HKU Utrechts Conservatorium) over vibrato bij strijkers.Ozan Karagöz (Schola Cantorum Basiliensis) over notatie en zijn relevantie voor het componeren van muziek.Reinhard Seigert (Conservatorium van Amsterdam) over partimento en improvisatie in de praktijk als training voor klavierspelers.Jenny Thomas (Conservatorium van Amsterdam) over de preek in klank, tekst en inventio in de geestelijke vocale muziek van Dieterich Buxtehude.

JONGE ONDERZOEKERS

Page 43: TOM 2/2015

ject te kijken. De gedachte “we moeten het zus of zo doen om het écht authentiek of historisch geïnfor-meerd te laten klinken” kan verlangend werken. In veel gevallen gebruiken musici simpelweg hun fantasie, en gelukkig maar. Ook staat er een jonge generatie mensen op die minder absoluut omgaan met de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk; zij zien daar de relativiteit van in.’Titus vertelt over een studie door de Amerikaanse musicoloog Kay Kaufman Shelemay, die op antro-pologische wijze de oudemuziekbeweging in Boston bestudeerde tijdens de jaren ‘90 van de vorige eeuw. ‘De studie ontleedde de organisatie als ware het een exotische stam en stelde daarbij allerlei vragen: wat doen ze daar? En waarom doen ze dat eigenlijk? Op deze manier willen we ook momenten van zelfre-flectie in het symposium aanbrengen. Want waarom vinden we die oude muziek toch zo fascinerend? En waarom zijn we zo hartstochtelijk bezig dat verleden weer naar het hier te brengen?’ ıı

festival oudemuziekutrecht

VR 28-ZO 30 AUG, 9.30-17.00 UUR TIVOLIVREDENBURG, CLUB NINE

STIMU-symposium: The past is a foreign country

Een internationaal gezelschap aan experts strijkt neer voor elf sessies in drie dagen symposium in Utrecht. Onder hen zijn Rebekah Ahrendt (Yale University), Anne Smith (Schola Cantorum Basiliensis), Willemien Froneman (University of KwaZulu-Natal), Jerrold Levinson (University of Maryland) en Drew Edward Davies (Northwestern University).

Het complete programma staat vanaf 1 juni 2015 op www.oudemuziek.nl, en in het programmaboek dat vanaf 28 augustus verkrijgbaar is (€ 10, voorverkoop € 8).

.INTERVIEW

41

BARBARA TITUS

Page 44: TOM 2/2015

42

TEK

STB

EELD

JOH

N E

CCLE

SEE

N V

ERG

ETEN

SCH

AK

EL T

US

SEN

PU

RCE

LL E

N H

AN

DEL

MA

RCE

L B

IJLO

VIA

LA

RIS

ON

AN

ZA

Een vergeten schakel tussen Purcell en Handel

JOHN ECCLES

Page 45: TOM 2/2015

Dat de Engelse barok zoveel meer te bieden heeft dan alleen Henry Purcell en George Fride-ric Handel bewijst de relatief onbekende John Eccles. Zijn opera Semele bevindt zich op het snijvlak tussen muziektheater en opera. Fabio Bonnizoni en zijn internationaal vermaarde en-semble La Risonanza staan tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht voor de opdracht om de muziek van Eccles de glans te geven die ze verdient.

Omdat Purcell wordt gezien als de belangrijkste componist voor het theater van de Engelse ze-ventiende eeuw, zal hij ruim vertegenwoordig zijn tijdens het Festival (zie ook pagina 22). Officieel gezien schreef hij één echte opera: Dido and Aeneas. De rest van zijn theatermuziek bestaat uit masques, spektakels met gezongen en instrumentale delen – zoals King Arthur en The Fairy Queen – en talrijke incidental musics, liederen en instrumentale muziek, die bedoeld zijn voor invoeging in een gesproken toneeltekst. Men hield in Engeland, en trouwens ook in Spanje, meer van gesproken toneel dan van opera. In beide landen zocht men naar manieren om binnen die gesproken toneelstukken ook muziek een plaats te geven. In Spanje laste men in toneelstuk-ken muzikale delen in, de entremesos, en later ont-stond de zarzuela. In Engeland bloeide de masque. Het genre ‘opera’ begint in Londen pas echt bij George Frideric Handel. Hij schreef zijn werken volgens een op Italiaanse leest geschoeide operastijl. Een echte eigen operastijl, zoals die in Frankrijk ontstond onder Jean-Baptiste Lully, hebben de Engelsen nooit ontwikkeld. Dido and Aeneas bleek niet de aanzet tot de ontwikkeling van een Britse operatraditie.

JOHN ECCLESBehalve Dido and Aeneas is er nog een echte Engels-talige opera, afkomstig uit de tijd voordat Handel naar Londen kwam. Tijdens het Festival maken we kennis met de opera Semele van John Eccles

(1660-1735), een componist van wie we wel liederen kennen, maar geen grootschaliger theaterwerken. De uitvoering van deze opera komt ook nog eens uit onverwachte hoek. Het Italiaanse ensemble La Risonanza van Fabio Bonizzoni kennen we van vele prachtige uitvoeringen van Italiaanse cantates van Handel en Vivaldi. Maar wie was John Eccles eigenlijk? Bonizzoni: ‘Eccles is in feite de ontbrekende schakel tussen Purcell en Handel. Hij diende onder vier Engelse vorsten: koning William III, koningin Anne, koning George I en koning George II. Hij stond als componist in hoog aanzien en was van groot belang voor het Engelse muziektheater. Net als Purcell schreef hij veel toneelmuziek. De opera Semele zou in januari 1707 worden opgevoerd ter gelegenheid van de opening van het Hay Market Theatre, het theater waar Handel een paar jaar later zo veel succes zou hebben. Maar librettist William Congreve en de zan-geres die de titelrol zou vervullen trokken zich terug. Het duurde tot 1972 voor Semele voor het eerst werd uitgevoerd. We weten dus ook niet hoe succesvol het stuk in zijn eigen tijd zou zijn geweest.’

ECHTE OPERAAls John Eccles de schakel is tussen Purcells Dido and Aeneas en Handels Italiaanse opera’s, hoe moe-ten we ons Semele dan voorstellen? Bonizzoni: ‘Om dat te doorgronden is het makkelijk als we Semele vergelijken met Dido and Aeneas, een stuk dat velen kennen. Semele is een echte opera: van begin tot eind gezongen, geen masque waarbin-nen ook gesproken tekst klinkt. Wat dat betreft lijkt Semele sterk op Dido and Aeneas. Ook de manier waarop Eccles recitatieven schrijft, is dezelfde als Purcell: geheel toegesneden op de woordaccenten binnen de Engelse taal en niet de snelle secco-recitatieven die je bij Handel hebt. Eccles verschilt met Purcell door geen gebruik te maken van een echt koor, zoals dat in Purcells Dido and Aeneas zo belangrijk is. Net als Purcell in zijn Dido and Aeneas gebruikt Eccles in Semele ook alleen strijkers. Een paar trio’s en kwartetten in Semele kunnen eventueel

.INTERVIEW

43

FABIO BONNIZONI

Page 46: TOM 2/2015

ook met meer zangers per partij worden uitgevoerd, maar een echte functie heeft dat niet. In Dido and Aeneas heeft het koor juist wel een heel belangrijke functie in het verhaal, zoals in een Griekse tragedie. Het accent dat Eccles legt op de solisten is dan weer typisch iets van de Italiaanse opera. Ook daarin zie je nauwelijks koordelen; als die er al zijn, worden ze door solisten gezongen.’

HET DRAMA VAN SEMELESemele is een verhaal uit de Griekse mythologie en speelt zich af in de godenwereld, waar Jupiter en Juno heersen. De ijdele en hoogmoedige Semele daagt Jupiter uit en brengt Juno daarmee tot razer-nij, met dramatische gevolgen. Semele sterft aan het einde van het stuk en uit haar as verrijst een feniks. Meerdere barokcomponisten schreven muziek rondom deze tragedie. Behalve de composities van Eccles en Handel zijn er de opera Sémélée van Marin Marais en de zarzuela Jupiter y Semele van de Ma-drileense componist Antonio de Litteres. Het door John Eccles gebruikte libretto van William Congreve zou in 1744 door Handel worden geadopteerd voor zijn Semele. Hoewel Handels versie in alles een echte opera is, scharen we het werk meestal toch onder Handels oratoria. De titelrol in Handels Se-mele is extreem virtuoos en ook de andere persona-ges krijgen het vocaal flink voor de kiezen, veel meer dan in andere oratoria van Handel. Hoe is dat in de versie van Eccles? Bonizzoni: ‘De virtuositeit vind je bij Eccles niet in de titelrol. Ook dat is een overeen-

komst met Purcells Dido and Aeneas: virtuositeit was niet het uitgangspunt in het Engelse muziekthea-ter, maar vooral het acteren. Die acterende manier van zingen vertoont bovendien overeenkomsten met het Italiaanse ‘recitar cantando’ uit de vroege zeventiende eeuw, waarbij het ritme van de tekst allesbepalend is. Dit vergt andere kwaliteiten van de zangers dan voor bijvoorbeeld virtuoze aria’s uit Venetië. Eccles schreef liederen voor de zingende actrice Anne Bracegirdle. Deze liederen zijn virtuoos vanwege het voortdurend heen en weer schakelen tussen verschillende emoties, zoals Dido dat bij Purcell ook doet, maar je vindt geen snelle noten en razende coloraturen.Het mag een wonder heten dat de Italiaanse opera, die zo verschilt van dit Engelse muziektheater, in Londen zo’n groot succes werd. Slechts een paar jaar na Eccles’ Semele uit 1707 beleefde Handel in Londen al zijn eerste successen. Die razendsnel ontstane liefde voor Handels Italiaanse werken geeft aan dat de muzikale smaak van de Londenaren behoorlijk grillig was. Maar de Italiaanse opera viel bij de Londenaren na verloop van tijd uit de gratie; een terugkeer naar het acterende zingen van het Engelse muziektheater – de populaire en satirische The Beggar’s Opera van John Gery bijvoorbeeld – was het gevolg. Eccles’ Semele past in die acteertraditie, ook al zijn er elementen ontleend aan de Italiaanse opera. Het is daarmee een belangrijk overgangswerk: de toon van de muziek is al een beetje Italiaans, maar de vocale schrijfwijze is op en top Engels.’

Semele en Jupiter

INTERVIEW.

44

FABIO BONNIZONI

Page 47: TOM 2/2015

VOETNOOT BIJ HANDEL?Wie in de cd-bakken gaat zoeken naar muziek van John Eccles komt niet erg ver. Er is die legendarische cd van Catherine Bott met een aantal liederen die Eccles voor Anne Bracegirdle schreef. Deze opname is onlangs opnieuw uitgebracht. Ook Emma Kirkby heeft werken van Eccles opgenomen op recital-cd’s. Er was ooit een opname van Semele die Anthony Rooley maakte met een studentenorkest van de Uni-versiteit van Florida, maar die was niet erg succesvol en meer een muziekhistorisch document dan een echt hoogwaardige cd-productie. Semele van Eccles is bekend uit de muziekgeschiedenisboeken als de opera die nooit werd opgevoerd en als voetnoot bij de versie van Handel. Zelfs in Engeland is het stuk nauwelijks bekend. Hoe kom je nou als Italiaan op het idee om uitgerekend dit typisch Engelse, onbe-kende stuk op je repertoire te nemen? Bonizzoni lacht: ‘Ik kreeg de partituur in handen, begon die op mijn klavecimbel eens te spelen en dacht gelijk: wow! Dát wil ik een keer doen. Gelukkig heeft het Festival Oude Muziek dit jaar het thema Engeland en was er interesse voor dit stuk. Utrecht is dé plek om zulk werk uit te voeren: daar schrikken ze niet terug en het publiek is razend nieuwsgierig.’

NATIONALE STIJLEN‘Ik ben het oneens met mensen die beweren dat Engelsen geen Italiaanse muziek zouden moeten uitvoeren en Italiaanse musici geen Engelse muziek. Ik heb begrepen dat die discussie in de jaren ‘90 in Utrecht wel is gevoerd. Toen kwamen Italiaanse ba-rokensembles plotseling met heel andere uitvoerin-gen dan die van de Engelse ensembles, die tot dan toe de toon zetten. De overeenkomsten tussen al die muzikale stijlen blijken uiteindelijk toch veel groter dan de verschillen. In de barok bestonden al die landsgrenzen niet echt; er was wel een Italiaanse en een Franse stijl, maar alles en iedereen beïnvloedde elkaar. En zo moet het tegenwoordig ook zijn, vind ik. Muziek is de taal die we allemaal spreken, gren-zen bestaan wat mij betreft niet. Voor Semele kom ik dan ook met een internationale cast met Engelse, Franse, Italiaanse en Spaanse solisten. Ik wil met de allerbeste zangers samenwerken; waar ze vandaan komen is voor mij onbelangrijk. Natuurlijk hebben de Engelsen voor het uitvoeren van Eccles’ muziek het voordeel dat ze in hun moedertaal zingen. Italianen

en Spanjaarden zullen daarvoor iets meer moeite moeten doen. Het doel is om samen een onbekend werk optimaal uit te voeren. Men plaatst mij graag in het hokje ‘Italië’ en verwacht van mij geen Engelse of Duitse muziek. Het is maar goed dat er een festi-val bestaat als het Festival Oude Muziek in Utrecht, dat daarvoor zijn nek durft uit te steken. Ik ben gewoon Europeaan, maar kom toevallig uit Italië.’ Bonizzoni trad recent op met de Nederlandse Bachvereniging, waarmee hij een aantal prachtige cantateconcerten opvoerde. Bonizzoni: ‘Dat was fantastisch. Maar ook daar waren weer die hokjes: als Italiaan word je door organisatoren van concerten nog altijd niet gauw gevraagd om vocale muziek van Bach te komen dirigeren. De mogelijkheid om dat bij de Bachvereniging wel te kunnen doen heb ik met beide handen aangegrepen. De concertserie was volgens de Bachvereniging en het publiek een groot succes, en wat mij betreft ook. Ik hoop dat ze me daar gauw weer terugvragen. In februari kom ik trou-wens ook naar Nederland: dan zetten we Dido and Aeneas op cd. Een cd-opname van Semele van Eccles zit er nog niet in, daar verwacht ik commercieel niet veel van. Wel gaan we onze Italiaanse Handel-serie afmaken. De cd’s met alle cantates liggen al in de winkel; vorig jaar hebben we een eerste cd met duet-ten uitgebracht en binnenkort komt er een tweede. Dan hebben we de complete vocale kamermuziek van Handel opgenomen. Maar eerst kunnen de lief-hebbers in Utrecht zich alvast verheugen op Semele van Eccles. Dat wordt een geweldige avond.’ıı

festival oudemuziekutrecht

DO 3 SEP, 20.00 UURTIVOLIVREDENBURG, GROTE ZAAL

La Risonanza / Fabio BonizzoniEccles’ Semele

.INTERVIEW

45

FABIO BONNIZONI

Page 48: TOM 2/2015

46

TEK

STB

EELD

BO

YCE

EN V

ERAC

INI

ENS

EMB

LE C

OR

DIA

DEB

UTE

ERT

IN U

TREC

HT

NO

ORT

JE Z

AN

ENO

LIV

ER O

PPIT

Z

Ensemble Cordia debuteert in Utrecht

BOYCE EN VERACINI

Page 49: TOM 2/2015

.INTERVIEW

47

STEFANO VEGGETTI

Ensemble Cordia is deze zomer voor het eerst te gast tijdens het Festival Oude Muziek. De thuisbasis van dit ensemble is Bruneck en de meeste musici zijn afkomstig uit Zuid-Tirol en aangrenzende streken. Ensemble Cordia maakt in hun festivalconcert een muzikale reis naar Londen met composities van Wil-liam Boyce en Francesco Maria Veracini.

Oprichter en artistiek leider Stefano Veggetti ziet het Festival Oude Muziek in Utrecht als een mooie stap voorwaarts na het debuut van zijn Ensemble Cordia bij het Bachfestival in Leipzig in 2013. Veggetti richtte het ensemble vijftien jaar geleden op: ‘Ik wilde met gelijkgestemde musici uit de omgeving van Zuid-Tirol een nieuw ensemble vormen. Want waarom zouden we de hele wereld over reizen als er in onze eigen omgeving ook vol-doende professionals wonen die zich bezig houden met uitvoeringspraktijk op authentieke instrumen-ten? Bovendien is het een belangrijke historische regio in de muziekgeschiedenis, misschien wel vooral dankzij de beroemde vioolbouwers zoals Jacob Stainer. Hij was tot ver in de achttiende eeuw minstens even succesvol als zijn collega’s uit Cremona.’ Om het bloeiende muziekleven in Bruneck (Bruni-co) te verrijken, richtte Stefano Veggetti samen met collega’s uit de omgeving in 2000 eerst de Akade-mie für Alte Musik op, een intensieve zomercursus waar jaarlijks studenten van over de hele wereld op af komen. ‘In dezelfde periode besloten we om Ensemble Cordia op te richten. We begonnen met strijkkwintetten en sextetten van onder anderen Anton Wranitzky, een onbekende tijdgenoot van de jonge Beethoven. Maar de groep groeide al snel uit tot een groter ensemble met meer strijkers en af en toe ook blazers. Ons repertoire reikt van Johann Sebastian Bach en Georg Philip Telemann tot en met klassieke componisten als Joseph Haydn en Luigi Boccherini, waarbij we ook regelmatig mu-ziek van onbekende componisten spelen.’

EENDRACHT EN MUZIEK VANUIT HET HART‘Het belangrijkste uitgangspunt van Ensemble Cordia is dat we zonder dirigent optreden. Zo kun-nen we veel beter onze eigen muzikale impulsen volgen, recht vanuit het hart. In ons repertoire werkt het helemaal niet goed als er iemand voor de groep gaat staan zwaaien zonder dat hij zelf meespeelt op een instrument, daar ben ik van overtuigd. Je zou kunnen zeggen dat ik de concertmeester ben, maar dan als eerste cellist. Hoewel ik in principe de artistieke leiding heb, gaat dat in de praktijk heel an-ders. Het continuo neemt vaak de leiding, vanuit het klavecimbel of de cello. Bij sommige inzetten werkt het juist weer beter als de eerste violen het initiatief nemen. Soms weet men in het publiek niet wie er nu de artistiek leider is, maar dat is precies de bedoe-ling’, zegt Veggetti lachend. ‘Deze filosofie zit overi-gens ook in de naam van ons ensemble verstopt. Het woord cordia is een samenvoeging van drie woorden: cor/cordis (het Latijnse woord voor hart), concordia (eendracht, samenspraak) en corda (snaar).’

ANNER BIJLSMA ALS INSPIRATORStefano Veggetti kent Nederland overigens goed en dat maakt het extra bijzonder dat hij nu met zijn eigen ensemble optreedt tijdens het festival in Utrecht. ‘Voor mij persoonlijk is het ook een bijzon-der debuut, want ik voel me nauw verbonden met de Nederlandse oudemuziekbeweging. Ik heb de basis van mijn huidige muziekleven te danken aan mijn grote inspirator Anner Bijlsma.’ Veggetti studeerde cello in Italië bij David Cole en in de Verenigde Staten bij diens vader Orlando Cole. Weer terug in Europa raakte hij gefascineerd door de klank van authentieke instrumenten en de historische uitvoe-ringspraktijk. ‘Dankzij de masterclasses van Anner Bijlsma ben ik zelf op darmsnaren gaan spelen en ben ik me gaan specialiseren in barokcello. Er ging een wereld voor me open! Maar Bijlsma heeft me nog veel meer geleerd. Hij is wat mij betreft één van de belangrijkste musici van de twintigste eeuw. Niet alleen dankzij zijn indrukwekkende cellospel, maar ook dankzij zijn ideeën over hoe je muziek moet

Page 50: TOM 2/2015

INTERVIEW.

48

STEFANO VEGGETTI

maken. Tijdens zijn lessen ging het nooit alleen over hoe je je instrument het best kon bespelen en hoe je de partituur moest leren lezen. Hij leerde me ook al die aspecten juist los te laten om vervolgens écht muziek te maken. Om te zingen met je instrument alsof het de menselijke stem is, zonder dat de tech-niek van dat instrument de expressie verstoort. Van Bijlsma heb ik geleerd dat een instrument bespelen niet gaat over het zo goed en gecontroleerd mogelijk uitvoeren van de noten, maar over het toveren met klanken met veel vrijheid en verbeeldingskracht.’

BOYCE VERSUS VERACINI‘Passend binnen het thema van het festival vroeg de organisatie ons om een programma samen te stellen met in ieder geval een paar symfonieën van William Boyce, een van de bekendste Engelse componisten in de achttiende eeuw. Wij zullen de muziek van deze native Engelsman combineren met muziek van Francesco Maria Veracini, een van de meest virtuoze violisten uit die tijd, die drie keer voor een langere periode in Londen verbleef. Beide componisten stonden in hoog aanzien, maar het waren twee zeer verschillende karakters met een totaal verschillende afkomst en levensstijl. ‘Boyce was een echte En-gelsman, geboren en gestorven in Londen. Hij stond in het middelpunt van het Engelse muziekleven, als organist in diverse kerken en als componist van kerkmuziek en vele odes en anthems voor het En-gelse koningshuis. Het was een vriendelijke, geleerde man die zich voor zijn muzikale activiteiten nooit buiten Engeland begaf, mogelijk omdat hij al vroeg last kreeg van doofheid.’ Voor een typering van het karakter van Boyce citeert Stefano Veggeti het liefst de muziekhistoricus Charles Burney: “There was no professor whom I was ever acquainted with that I loved, honoured and respected more.”

Veracini was een totaal ander type volgens Veggetti: ‘Deze excentrieke vioolvirtuoos en componist wordt meestal afgeschilderd als een lastige, arrogante man die snel ruzie kreeg. Het beste voorbeeld is het ge-rucht rond de plotselinge beëindiging van zijn positie aan het hof in Dresden in 1722. Na een heftige ruzie met violist en componist Johann Georg Pisendel sprong of viel hij uit een raam vanaf de derde verdie-ping en brak daarbij zijn been, waardoor hij de rest van zijn leven mank zou lopen.’ Volgens Veracini zelf was er sprake van een complot tegen hem omdat zijn collega’s jaloers op hem zouden zijn. Volgens andere bronnen was het gewoon een ongeluk en was hij mogelijk bedwelmd door medicatie of hallucina-tie. ‘Charles Burney was weliswaar onder de indruk van de violistische kwaliteiten van Veracini, maar van zijn karakter en zijn vocale composities moest hij niet veel hebben’, vervolgt Veggetti. ‘Dat blijkt onder andere uit een andere beroemde uitspraak van Charles Burney over Veracini’s opera Roselinda die in Londen in première ging op 31 januari 1744.’ Veg-getti citeert nogmaals de Engelse muziekhistoricus: “Roselinda was wild, awkward, and unpleasant; ma-nifestly produced by a man unaccustomed to write for the voice, and one possessed of a capo pazzo (...) But this opera, to my great astonishment when I examined the Music, ran twelve nights”.’Stefano Veggetti denkt dat Boyce en Veracini elkaar hebben ontmoet in Londen: ‘Hoewel ik er geen bewijs voor heb, ga ik er vanuit dat deze twee zo verschillende heren elkaar vast en zeker zijn tegengekomen in Londen. Veracini heeft er zo vaak opgetreden, alle keren dat hij in deze stad woonde maakte hij onderdeel uit van dezelfde muziekscene als Boyce. Dat kan niet missen, wat mij betreft.’ Charles Burney zou dat wellicht hebben kunnen beamen, want die schreef naar aanleiding van Ver-

Page 51: TOM 2/2015

.INTERVIEW

49

STEFANO VEGGETTI

acini’s tweede bezoek aan Londen in 1733: “There was no concert now without a solo on the violin by Veracini”. Veggetti eindigt zijn schets over Veracini met een aardig detail over het instrumentarium: ‘Veracini speelde net als zijn Italiaanse collega’s Francesco Geminiani en Giuseppe Tartini het liefst op violen van Jacob Stainer. Dankzij een erfenis van een rijke oom zou Veracini minstens negen instrumenten van deze bouwer uit Zuid-Tirol hebben bespeeld.’

ITALIAANSE EN FRANSE STIJL IN DE MUZIEK VAN BOYCE EN VERACINI‘In ons programma zijn de overeenkomsten en de verschillende tussen de muziek van Boyce en Veracini goed hoorbaar’, legt Stefano Veggetti ge-dreven uit. ‘We spelen drie van de beroemde Eight Symphonies van Boyce en twee Ouvertures van Veracini. De termen ‘ouverture’ en ‘symphony’ wer-den in de achttiende eeuw door elkaar heen gebruikt en verwezen naar hetzelfde instrumentale genre, waarbij componisten konden kiezen voor de Franse of de Italiaanse stijl. De Franse stijl is herkenbaar aan een langzame opening met een gepuncteerd ritme, dat vaak statig en majestueus klinkt. Daarna volgt dan meestal een aantal dansen. Een sinfonia of ouverture in Italiaanse stijl heeft meestal drie delen – snel, langzaam, snel – en klinkt vaak iets vrijer en virtuozer. Om het verschil goed te laten horen spelen we van zowel Boyce als Veracini werken in beide stijlen: het concert opent met de eerste symfonie van Boyce en eindigt met de zesde ouverture van Veracini, beide in Italiaanse stijl. De andere drie stukken van Boyce en Veracini zijn in de Franse stijl geschreven, herkenbaar aan de vorstelijke openingsdelen.’ Hoewel beide componisten ongeveer hetzelfde muzikale idioom hebben gebruikt is het volgens Veggetti toch heel duidelijk dat we met twee zeer verschillende karakters te maken hebben: ‘De muziek van Veracini is duidelijk wat grilliger en excentrieker, met virtuoze uitspattingen en soms

gekke, onverwachte harmonieën. Boyce schrijft veel evenwichtiger, maar daardoor is zijn muziek wellicht ook iets eenvoudiger. Sommige luisteraars zullen een duidelijke voorkeur hebben voor één van beide componisten. Wij zullen in ieder geval proberen om ons zo goed mogelijk in te leven in de klankwe-reld van zowel Veracini als Boyce. Voor mij is het heel belangrijk dat een musicus zich herkent in de nalatenschap van de componist wiens muziek hij wil spelen. Iedere musicus treedt op als intermediair om zo de muzikale ideeën van de componist over te brengen op de luisteraars.’Dat je als uitvoerend musicus afhankelijk bent van de smaak van het publiek is onontkoombaar. Charles Burney vatte de zinloze strijd tussen aanhangers van de Franse versus de Italiaanse stijl treffend samen tijdens zijn reis door Frankrijk en Italië in 1770: ‘If French music is good, and its expression natural and pleasing, that of Italy must be bad; or change the supposition, and allow that of Italy to be all which an unprejudiced but cultivated ear could wish; the French music cannot, one would imagine, give such an ear equal delight. The truth is, the French do not like Italian music, they pretend to adopt and admire it; but it is all mere affectation.” ıı

festival oudemuziekutrecht

ZA 29 AUG, 17.00 UURGEERTEKERK

Ensemble Cordia / Stefano VeggettiOut of Handel’s Shadow: Symphonies van Boyce

Page 52: TOM 2/2015

50

DE

HEL

E B

AN

DB

REE

DTE

VA

N M

ENS

ELIJ

KE

ERVA

RIN

GLA

UR

ENCE

DR

EYFU

S O

VER

WIL

LIA

M L

AWES

’ RO

YAL

CON

SO

RT

TEK

STV

ERTA

LIN

GB

EELD

AN

DR

EA B

RA

UN

SU

SA

NN

E V

ERM

EULE

NM

AR

CO B

OR

GG

REV

E

Laurence Dreyfus over William Lawes’ Royal Consort

DE HELE BANDBREEDTE VAN MENSELIJKE ERVARING

Page 53: TOM 2/2015

.INTERVIEW

51

LAURENCE DREYFUS

Tijdens het komende Festival Oude Mu-ziek Utrecht speelt ensemble Phantasm van gambist Laurence Dreyfus consortmuziek van William Lawes. Wie begint met luisteren naar Lawes’ bundel Royal Consort raakt meteen gefascineerd, maar ook een beetje radeloos: de muziek is enerzijds zo aanstekelijk dat die wer-kelijk tot dansen oproept, maar aan de andere kant zijn daar ook die ongewone harmonieën, die eigenaardige ritmes... Wat moeten we met die Lawes?

Dreyfus: ‘Zoals vaak het geval is bij componisten uit de zeventiende eeuw wordt er eigenlijk alleen iets duidelijk van het karakter van de componist wan-neer je zijn werken vergelijkt met die van anderen uit hetzelfde genre. Voor Lawes geldt dat hij een uniek figuur was. Zijn muziek is zo ongewoon, zo individueel, zo experimenteel. Zelfs zijn tijdgenoten constateerden dat hij de wiskundige regels van het componeren naast zich neerlegde. Ik geloof dat dit slechts een beleefde manier was om te zeggen dat Lawes zich van een aantal zeer verontrustende compositiemethoden bediende.’

Toch had Lawes als componist veel succes. Hoe kwam dat?'Lawes was in dienst van het hof en werkte zich op tot de lieveling van Karel I, die hem na zijn dood ‘the father of music’ noemde. Ik geloof dat Lawes een man was vol humor en levensvreugde, maar die tegelijkertijd niet onbekend was met melancholie. En hij was een van die grote componisten die treurige muziek in een majeur-toonsoort schrijven kon – en dat is voor mij altijd een indicatie dat er hier sprake is van iemand die over de gehele bandbreedte van menselijke ervaring beschikt.’

Wanneer je kijkt naar de titels van de afzonderlijke stukken, lijkt het erop dat The Royal Consort be-doeld was als dansmuziek. Maar was dat wel zo?‘Ik ben er zeker van dat The Royal Consort nooit is

gebruikt om op te dansen. Dat had ook helemaal niet gekund, want er bestonden zeer strenge regels voor de vorm van een dans. De dansers – zowel die van het volk als die aan het hof – wisten precies hoe lang een dans ging duren en hoeveel maten elk deel in beslag zou nemen. Normaal gesproken gaat het dan om even aantallen maten, en Lawes schreef, klaarblijkelijk uit principe, zijn dansdelen voornamelijk met oneven aantallen, in frasen van negen, elf, dertien maten. Het was onmogelijk om daarop te dansen. Men kan zich dan nog wel afvragen, waarom hij überhaupt zulke dansverza-melingen wilde schrijven, als er in de praktijk niet op te dansen viel. Ik denk dat het hem ook hier om het experiment ging: hij probeerde een choreografie voor de instrumentalisten te maken – alsof de vier gamba’s en theorbe zelf aan het dansen waren. En daarbij speelde hij met alle mogelijke conventies. Het lijkt erop dat hij zelf bovendien regelmatig vergat wat voor dans hij nu eigenlijk aan het schrijven was – of in elk geval van mening veranderde, want in de handschriften haalt hij van alles door elkaar. Of het nu om een Corant, Aire of Morris gaat, soms bedacht Lawes zich weer en lees je ‘Aire’ en dan daarnaast, tussen haakjes ‘Alman’. Je zou kunnen zeggen dat Lawes de verschillende dansen gebruikte om ver-schillende karakters mee uit te beelden, zich daarbij baserend op de ideeën, typische gestes en gevoelens die achter de dansen schuilen.

Maar als de dansen ondansbaar waren, hoe werd deze verzameling dan gespeeld? In een ‘gewoon’ concert?‘Ik denk van wel. Maar dan ‘concert’ in de zin van: in intieme kringen aan het hof. In het Whitehall-paleis werd heel veel muziek gespeeld, maar vooral van de gamba is bekend dat dit instrument in het innerlijkste heiligdom van het paleis bespeeld mocht worden. De normale aristocraten werden hier niet toegelaten, slechts de meest intieme vertrouwelingen van de koning. Deze lieden zullen voor deze muziek niet hebben klaargezeten alsof ze een Wagner-opera gingen horen, maar waarschijnlijk hebben ze toch

Page 54: TOM 2/2015

INTERVIEW.

52

LAURENCE DREYFUS

met aandacht geluisterd en ervan genoten – wellicht met een glas wijn en een paar lekkernijen in de hand.’

Was Lawes dan de eerste die dansen componeerde voor een concertuitvoering?‘Dat is een goede vraag… ik kan zo gauw geen vroe-ger voorbeeld bedenken. We kennen natuurlijk de dansen uit Dowlands Lachrimae, die eigenlijk meer liederen dan dansen zijn, maar in theorie kon je hier nog wel op dansen: ze zijn veel regelmatiger dan de stukken van Lawes. Maar dan nog: ik denk dat men niet moet vergeten dat dansmuziek normaal gespro-ken niet noodzakelijkerwijs ingewikkeld was. Ook niet meerstemmig en complex, maar eerder eenvou-dig, zodat er voor de musici nog ruimte was voor im-provisatie. En die praktijk was dan ook heel gewoon voor dansmusici. Maar wanneer je eenmaal specifiek begint te componeren voor de viola da gamba, die in het algemeen met fantasia’s en geestelijke muziek als motetten en anthems – muziek van een heel an-der niveau – werd geassocieerd, dan heb je eigenlijk al een stap gemaakt en de stijl veranderd. Ik denk dat Lawes zich daarvan goed bewust was.Sinds de zestiende eeuw was in Engeland het danspaar pavane en galliarde heel populair. Er werden pavanes en galliardes gecomponeerd voor toetsinstrumenten en voor ensembles, maar ook deze stukken hebben niet die bandbreedte die La-wes’ composities wel hebben. Die kun je al bijna een suite noemen. Hij ordent ze hier in tien zogenaamde Setts, en dat zijn echt groot opgezette stukken, die telkens met een Pavan of een Aire beginnen en eindigen met een zeer snel deel, zoals een virtuoze, levendige Saraband.’

Wat kun je over deze stukken zeggen, met de kennis die we nu van harmonie en melodie hebben in het achterhoofd?‘Wat mij zo fascineert is dat Lawes werkelijk uitste-kende melodieën schreef, maar tegelijk de polyfonie, de meerstemmigheid, zo inzette dat er een soort machtsstrijd ontstaat tussen de afzonderlijke stem-men, met name tussen de beide diskantgamba’s. En wat de harmonie betreft kan ik er niets anders van maken dat die zo nu en dan gewoonweg bizar is. Ik bedoel hiermee dat hij bijvoorbeeld pentatonische configuraties toepaste in de melodie: telkens duikt

er weer een toegevoegde sext op (sixte ajoutée). Dat gaat maar door, en telkens worden weer de regels van het contrapunt gebroken. Lawes komt regel-matig met verrassende klanken, met een grappig of lelijk effect, en dan plots is er een bijna pastorale sfeer, met rondedansen, vriendelijk en wiegend – maar dan ineens voegt hij vreemde, extra noten toe, dwars door die warme, vriendelijke atmosfeer.’

Wilde Lawes zijn publiek dan choqueren? Of aan het lachen brengen?‘Dat hangt altijd van de context af. Een manier om een negatief gevoel uit te beelden is voor hem bijvoorbeeld de dissonant. En die geeft ook echt een onverwachte schok. Dat is eigenlijk heel barok, en ik denk dat het daar ook om gaat, zelfs in een polyfone compositie. Maar vaak wil Lawes gewoon leuke en grappige muziek schrijven. In andere gevallen laat hij zich inspireren door het landleven en volksmuziek. Er zijn enkele dansen met de titel Morriss, en mor-risdansers hadden belletjes aan hun benen en spron-gen in het rond. Ze zwaaiden met zakdoeken en het was allemaal zeer komisch, maar ook een beetje grof. Lawes kreeg het voor elkaar om op deze ruwe, groteske dans uiterst beschaafde, verfijnde muziek te schrijven – een prestatie op zich.’

Hoe is dat voor de luisteraars van nu, die gewend zijn aan de harmonieën van Wagner, Bruckner, Stravinsky: kunnen zij dergelijke experimenten nog als zodanig herkennen?‘Ik denk het wel. Men went inderdaad aan een be-paald idioom, hoe bijvoorbeeld oude muziek ‘hoort’ te klinken. En wanneer de musici deze harmonische ondernemingen – vooral bij een concert – een beetje benadrukken, dan valt dat de luisteraars zeker op. Vaak gaat het ook niet om de harmonie an sich, maar ook om het ontbreken van beleefdheid. Denk aan het achttiende-eeuwse strijkkwartet: dat is ontworpen als een galante conversatie, waarbij de deelnemers zich correct gedragen en genieten van het gesprek, Lawes lijkt wat dat betreft echter op Beethoven: bij hem onderbreken de gesprekspartners elkaar, zetten op het verkeerde moment in etcetera – en dat valt iedereen wel op. Wij spelen dit ook bewust zo, zonder deze onbe-leefdheden te willen verdoezelen, maar brengen ze

Page 55: TOM 2/2015

.INTERVIEW

53

LAURENCE DREYFUS

tot hun recht, vooral waar het de – in een bredere zin – dissonante aspecten betreft, zodat dit ook voor het publiek nog duidelijker wordt. Maar dat betekent natuurlijk niet dat deze muziek alleen maar angst en beven veroorzaakt, juist helemaal niet. Het is prachtige muziek.

Nu was Lawes met zijn muziek, desondanks mis-schien, zeer bekend en geliefd bij tijdgenoten. Is dat dan typisch Engels, die voorliefde voor het vreemde?‘Dat heeft er wel mee te maken. Je ziet het al bij mensen als William Shakespeare, die werkelijk tegen de conventionele genres in werkten – de metafy-sische dichters – en ook zij waren zeer succesvol. In Spanje of Frankrijk was het onvoorstelbaar dat dergelijke figuren aan het hof zou werken, want daar verwachtte men van kunstenaars vooral een beschei-den, volgzame houding. Ik denk dat hier wel eens de wortel van de Engelse excentriciteit kan liggen, die in deze tijd al zichtbaar is: individuen konden een afwijkend statement geven en daarmee tegelijk nog vermaak bieden. Vooral in de muziek waren juist de revolutionaire parlementariërs, die uiteindelijk de koning een kopje kleiner maakten, geen voorstander van dit individualisme. Zij waren juist tegen de es-thetische vrijheden die aan het hof mogelijk waren, ook met het argument dat het cultiveren van het in-dividu ontzettend veel geld koste, terwijl de meeste mensen het resultaat nooit te horen kregen.’

Maar dat onthoofden was ook niet bijzonder hof-felijk…‘Nee, zeker niet. Maar het Engeland van de zeven-tiende eeuw was niet van Lodewijk XIV, met een dui-delijke rangorde der dingen. Het is wel opvallend dat de Engelsen hun koning onthoofden, lang voordat het idee überhaupt bij de Fransen opkwam. Lawes was echter zo met de koning verbonden, dat hij, toen de hofhouding voor Cromwells troepen van Londen naar Oxford moest vluchten, met hem mee ging. Dat is denk ik ook de reden waarom Lawes zijn verzame-ling Royal Consort noemde, want eerder, in Londen, was zo’n titel betekenisloos geweest. Deze titel blikt terug op het koninklijke hof in Londen nadat Charles I, en met hem Lawes, het verlaten had: tien konink-lijke Setts voor de koning, nadat die onttroond was.’Jullie spelen deze stukken met de oorspronkelijke

bezetting van vier gamba’s en theorbe. Later kwam er nog een versie voor twee violen, twee basgamba’s en twee theorbes. Waarom koos u voor de eerste versie, terwijl soms wordt betoogd dat de nieuwere versie bijna Lawes’ laatste wil was?‘Toen wij die gambaversie voor het eerst speelden, stelden we al snel vast dat deze in feite de betere en interessantere is. Natuurlijk is de gamba in dit repertoire zeer thuis, en een consort van gelijke instrumenten is hiervoor het meest geschikt. Maar het is ook beter vanwege de technische eisen: op de gamba’s liggen de partijen hoger dan op de violen, en daarom is het moeilijker om te spelen. We worstelen er daarom een beetje mee, ook omdat wij zelden dansmuziek spelen. De muziek vormt daarom voor ons een grotere en interessantere uitdaging, ook om te experimenteren met het karakter en interpretatie.’

Is deze muziek eerder intellectueel, of emotioneel?‘Ik zou eigenlijk geen onderscheid willen maken tussen deze categorieën, want ik geloof dat wat muziek ons leert, is juist om voelend te denken en denkend te voelen. Maar zeker behoort deze muziek tot de meest emotionele in het oeuvre van Lawes, ook omdat er zoveel lichamelijkheid en gestiek in zit: daar was Lawes heel goed in. Een ding dat we hebben geleerd van deze stukken is dat we ze aan elkaar moeten verbinden, zoals idealiter ook op de dansvloer gebeurde. De ene dans die in de andere overgaat. Zo ontstaat een bijna symfonische ervaring van de reeks dansen, met al die karakters, hun wis-selende kostuums en uitdrukkingen. Zo bezien is deze muziek dus uiterst emotioneel, en een absoluut genot om te spelen.’ ıı

festival oudemuziekutrecht

ZO 30 AUG, 22.30 UURTIVOLIVREDENBURG, HERTZ

Phantasm / Laurence DreyfusLawes: Royal Consorts

Page 56: TOM 2/2015

54

TEK

STB

EELD

REV

OLU

TIO

NA

IRE

ITA

LIA

AN

IN

HET

ELI

ZAB

ETH

AA

NS

E EN

GEL

AN

DA

LFO

NS

O F

ERR

AB

OS

CO

MA

RCE

L B

IJLO

VIA

CA

NTA

R L

ON

TAN

O

Alfonso Ferrabosco

REVOLUTIONAIRE ITALIAAN IN HET ELIZABETHAANSE ENGELAND

Page 57: TOM 2/2015

.INTERVIEW

55

MARCO MENCOBONI

Marco Mencoboni, die met zijn ensemble Cantar Lontano garant staat voor opmerkelijke programma’s, verdiepte zich voor het ‘Engelse’ Festival Oude Muziek in de muziek van de Ita-liaan Alfonso Ferrabosco. Hiermee wil Menco-boni komende zomer opnieuw een brug slaan tussen Italië en Engeland.

Het zal duidelijk worden dat de muziek in Engeland niet geïsoleerd was van die van de rest van Europa. Het idee van Engeland als eiland met een op zich-zelf staande muziekcultuur lijkt aantrekkelijk voor muziekhistorici, maar de praktijk was heel anders. We hoeven alleen maar te denken aan Georg Frideric Handel, die in Londen zijn grootste triomfen vierde en die daar in zijn tijd, ook al was hij een Duitser, veruit de belangrijkste componist was. We kun-nen ook verder teruggaan in de tijd; hoe komt het eigenlijk dat het madrigaal – toch in de eerste plaats een Italiaanse aangelegenheid – eind zestiende eeuw een van de populairste vocale genres in de Engelse muziek werd? Marco Mencoboni is met zijn ensemble Cantar Lontano al vaker te gast geweest op het Festival Oude Muziek. Dit keer staat de componist Alfonso Ferrabosco senior centraal, een uit Bologna afkom-stige telg uit een muzikaal geslacht. Zijn vader Domenico was ook componist, en zoon Alfonso junior, die in Engeland werd geboren en daar zijn hele leven woonde, eveneens. Hoe kwam Alfonso Ferrabosco in Engeland terecht? Mencoboni: ‘We weten het niet precies, maar waarschijnlijk is hij in 1562 door een oom meegenomen naar Engeland. Al vrij snel daarna groeide Ferrabosco in Londen uit tot een zeer belangrijk figuur. Tot 1578 pendelde hij heen en weer tussen Engeland en Italië, maar hij kon in geen van de twee landen echt aarden. In Italië verdacht men hem van spionage voor de En-gelse koningin en in Engeland speelde een akkefietje waarbij hij van een roofmoord werd beschuldigd. In 1578 lukte het hem terug te keren naar Italië, waar hij de rest van zijn leven bleef.’

ONBEKENDE MUZIEK‘Ferrabosco is een belangrijke muzikale schakel tussen Engeland en het continent, en dan met name Italië’, vervolgt Mencoboni. ‘Het was Ferrabosco die de Engelsen liet kennismaken met het Italiaanse madrigaal, dat hij zelf, via de composities van zijn vader, als genre beoefende. Maar tegenwoordig kennen we zijn madrigalen nauwelijks meer en de meeste stukken op ons programma beleven dan ook hun moderne première. Ferrabosco liet ons twee boeken na met vijfstemmige madrigalen. In het eerste boek is de liefde het hoofdthema; de thema-tiek in het tweede boek is wat meer arcadisch, dus met allerlei natuurbeschrijvingen. Met die thema’s onderscheidt hij zich dus niet echt van zijn tijdgeno-ten. Het madrigaal was het belangrijkste genre in de wereldlijke vocale muziek in Italië, maar in Engeland was het toen Ferrabosco er arriveerde nog volslagen onbekend.’

HET MADRIGAAL IN ENGELANDDe Engelse wereldlijke vocale muziek was vóór de komst van Ferrabosco nog sterk op Bourgondië en Frankrijk gericht. Aan het hof van Hendrik VIII bijvoorbeeld werd er alles aan gedaan om zo goed mogelijk de Franse hofcultuur na te bootsen, ook in de muziek. Engelse componisten, waaronder ook de koning zelf, schreven liederen op Franse tekst, geheel volgens de regels van de Franco-Vlaamse polyfonie. Ferrabosco moet met zijn Italiaanse madrigalen in Londen dus niets minder dan een revolutie hebben veroorzaakt. Mencoboni beaamt dit: ‘Niet alleen hielden de Engelsen zeer van Ferrabosco’s madriga-len – waarvan ze de teksten waarschijnlijk niet eens verstonden –, ook ontwikkelde zich in Engeland een geheel eigen madrigaaltraditie. De Engelsen ver-langden naar een eigen vorm van wereldlijke vocale muziek die niet langer was geënt op die van de vroegere generaties polyfonisten, maar die expres-siever was en meer ruimte bood voor experiment en woordschildering. Het Italiaanse madrigaal werd een ware hype in Engeland. Een belangrijk moment was de publicatie door Nicholas Yonge van de madrigaal-

Page 58: TOM 2/2015

INTERVIEW.MARCO MENCOBONI

collectie Musica Transalpina in Ferrabosco’s sterfjaar 1588. Deze omvangrijke verzameling in het Engels vertaalde Italiaanse madrigalen, waarin Ferrabosco de best vertegenwoordigde componist was, zorgde voor een enorme hausse aan in Engeland gecompo-neerde madrigalen. Tijdens ons concert zullen we enkele madrigalen in Engelse vertalingen uit Musica Transalpina uitvoeren.’ LUCA MARENZIO Een andere prominente componist in Musica Trans-alpina is Luca Marenzio. Hoe kun je het verschil tussen Ferrabosco en Marenzio karakteriseren? Mencoboni: ‘Daarvoor moeten we ook hun ach-tergrond kennen. Ferrabosco komt uit een andere traditie dan Marenzio en dat had invloed op zijn stijl. Ferrabosco’s madrigalen zijn – en dat zeg ik nadruk-kelijk zonder waardeoordeel – over het algemeen wat conservatiever dan die van Marenzio. Dat heeft te maken met het feit dat Ferrabosco nog sterk onder invloed stond van zijn vader Domenico. Marenzio had niet zo’n voorbeeld: hij kwam juist helemaal niet uit een muzikale familie – zijn vader was klerk in Brescia – dus ging hij zijn eigen weg. Bij Ferrabosco kun je spreken van een bepaalde stijl die je door al

zijn madrigalen heen hoort, terwijl Marenzio juist allerlei stijlen door elkaar gebruikte. In Marenzio’s oeuvre kom je ook allerlei verschillende genres tegen, van de lichtste villanella tot en met de somberheid die je aan Gesualdo doet denken. Dat neemt niet weg dat je ook bij Ferrabosco soms bizarre harmo-nieën vindt, juist waar je ze niet zou verwachten. Dat maakt zijn muziek ongelofelijk spannend en een genot om te zingen en naar te luisteren. De kunst van de woordschildering, wat mij betreft de kern van het madrigaal, beheerste Ferrabosco tot in de perfectie.

HET ENGELSE MADRIGAAL‘La parola, de tekst, is in zijn madrigalen altijd het uitgangspunt en dat was volgens mij ook juist wat de Engelsen zo aansprak. Als gevolg van het succes van de vertaalde madrigalen werden Engelse compo-nisten als John Dowland en Thomas Morley door koningin Elizabeth naar Italië gestuurd om daar hun licht op te steken. Die Italiaanse invalshoek heeft de Engelse muziek blijvend veranderd; er kwamen in Engeland steeds meer madrigaalcomponisten die helemaal in de Italiaanse stijl schreven, soms ook op Italiaanse teksten.’ Beoefende Ferrabosco nog

56

Page 59: TOM 2/2015

.INTERVIEW

57

MARCO MENCOBONI

andere genres dan het madrigaal? Mencoboni: ‘Er is ook kerkmuziek van hem bewaard gebleven, die qua stijl te vergelijken is met die van Palestrina. Ook liet hij instrumentale muziek na, die hij mogelijk geschreven heeft voor de bandora. Dit is een bijzon-der instrument: een soort luit met volledig metalen besnaring. Deze bandora werd populair precies op het moment dat Ferrabosco voor de eerste keer naar Engeland kwam. Er is geen enkele originele bandora overgeleverd; voor een reconstructie kunnen we slechts gebruik maken van afbeeldingen. Er zijn ver-schillende pogingen ondernomen het instrument na te bouwen, maar tot nu toe nog zonder echt bevre-digend resultaat. Daarom hebben we een klavecinist die de madrigalen lardeert.’ Het muzikale landschap veranderde in Engeland in de zestiende eeuw ingrijpend. De katholieke kerkmuziek verdween bijna geheel, maar de instru-mentale muziek en de wereldlijke vocale muziek bloeiden als vrijwel nergens anders in Europa. Mencoboni: ‘Ferrabosco kwam op het juiste moment naar Londen, toen componisten zich daar noodge-dwongen met andere genres dan kerkmuziek gingen bezighouden. Ook Luca Marenzio heeft in Engeland natuurlijk een enorme impact gehad; zijn oeuvre aan madrigalen is met meer dan twintig boeken gigan-tisch. Marenzio hoor je ook veel vaker dan Ferrabosco. Die onrechtvaardigheid willen we met ons programma in Utrecht graag rechtzetten. Het zou mooi zijn als ons concert het beginpunt wordt van verdere studie naar Ferrabosco.’

CANTAR LONTANOMencoboni houdt ervan om in archieven te duiken en onbekende componisten op te delven of bekende componisten van een andere kant te laten horen. Dit laatste deed hij in 2007 toen hij tijdens het Festival Oude Muziek een reconstructie presenteerde van een vesper met kerkmuziek van Diego Ortiz, een componist die we eigenlijk alleen kenden van zijn werken voor viola da gamba. Hoewel de hoofdmoot bij Cantar Lontano in de renaissance ligt maakt het ensemble ook graag uitstapjes naar de barok. Mencoboni: ‘We voeren nu een oratorium uit van Antonio Gianettini. Dat lijkt een tamelijk onbekende componist, maar hij was aan het hof van Modena zeer belangrijk. In 1687 schreef hij het oratorium

L’Uomo in ibio, over een man die moet kiezen tussen het smalle pad van God of het brede pad van de duivel. Beiden proberen hem met alle middelen te verleiden om hun kant te kiezen. Dat levert natuur-lijk schitterende muziek op. Bijna niemand kent het stuk en daar gaan wij wat aan doen. Ons Rossini-project is dan weer een voorbeeld van een bekende componist die we van een andere kant willen be-lichten: hij schreef veel kerkmuziek die we zelden of nooit te horen krijgen. Voor dit soort projecten moet veel onderzoek worden gedaan, net als we voor het Ferrabosco-project hebben gedaan. Dat onderzoek moet uiteindelijk altijd resulteren in concerten en cd’s, maar moet ook leiden tot nog meer onderzoek. Ik ben ervan overtuigd dat er zowel in de renaissan-ce als in de barok en daarna nog heel veel muziek te ontdekken valt.’ ıı

festival oudemuziekutrecht

ZO 6 SEP, 17.00 UUR PIETERSKERK

PossoPorpora Ensemble & Cantar Lontano / Marco MencoboniFerrabosco’s madrigalen

Page 60: TOM 2/2015

58

TEK

STB

EELD

JULE

S V

AN

DER

LEE

UW

MA

RTIN

CH

IAN

G

TITE

LFR

AN

SE

FAS

CIN

ATIE

VO

OR

EN

GEL

SE

IN N

OM

INES

SPE

S N

OST

RA

Spes Nostra

FRANSE FASCINATIE VOOR ENGELSE IN NOMINES

Page 61: TOM 2/2015

Gambist Jerôme Hantaï en zijn ensemble Spes Nostra besteden niet alleen aandacht aan bekende en veelgeprezen componisten als Byrd en Dowland. Ze spelen ook voor onbekendere Engelse muziek uit de tijd van Elizabeth I. ‘Tijdens onze voorbereiding genoten we al.’

In zijn concertprogramma benadert Hantaï de consortmuziek vanuit drie perspectieven: kerkelijke hymnes, de muziek William Byrd en dansmu-ziek. Het ensemble voert drie versies uit van het In Nomine, destijds een bijzonder populaire vorm van consortmuziek. ‘Voluit moet het eigenlijk In NomineDomini zijn. Het is een fragment afkomstig uit het Benedictus van de Missa Gloria tibi Trinitas van John Taverner’, legt Jerôme Hantaï uit. ‘In de overgangsperiode tussen de middeleeuwen en de renaissance was Taverner een van de grootste componisten van zijn tijd. Zijn In Nomine werd een model op basis waarvan vele componisten na hem vrijuit hebben geïmproviseerd.’

IN NOMINE ALS MODEVERSCHIJNSELHet In Nomine was dusdanig populair dat het een idioom werd in de Engelse muziek en in zwang bleef tot en met Henry Purcell. Hantaï: ‘Van William Byrd zijn er zeven bewaard gebleven. De twee die wij hebben geselecteerd verschillen behoorlijk van elkaar. Hoewel ze dezelfde onderliggende tactus hebben, klinkt de ene uitbundig, de andere vol-strekt deprimerend. Dat verschil is opzienbarend. Waar de eerste uitmondt in virtuoze passages, behoudt het andere een sober karakter.’‘Met dit programma richten we onze aandacht op het kernrepertoire van de polyfonie ten tijde van koningin Elizabeth I aan het eind van de zestiende eeuw. Hiervoor hebben we oude manuscripten werken afgestoft van allerlei componisten die min-der bekendheid genieten dan ze verdienen. Omdat er zoveel componisten zijn met In Nomines op hun repertoire, hebben we een selectie moeten maken.’

DE GENERATIE PARSLEY, PRESTON EN STONINGSWat hebben jullie in de voorbereiding naar het con-cert van deze componisten geleerd?‘Tijdens onze voorbereiding hebben we al erg geno-ten van de stukken van Osbert Parsley (1511-1585), Thomas Preston (rond 1550) en Henry Stonings (1505-1572). Het zijn interessante werken die helaas erg weinig worden uitgevoerd. Ook stuitten we op fantasieën uit de periode van Orlando Gibbons (1583-1625) en John Cooper (ca. 1575-1626), die modieus zijn naam italianiseerde tot Coprario.Van Osbert Parsley – een componist uit Norwich die ons slechts een handjevol werken heeft nagela-ten – spelen we het stuk Spes Nostra (‘onze hoop’), waaraan ons ensemble haar naam te danken heeft. Dit stuk is gebaseerd op een cantus firmus en wordt gekleurd door een sopraanstem en drie tenoren, naast de bas. Alleen dat is al uitzonderlijk. Deze cantus firmus gaat in een vijfkwartsmaat; niets in dit stuk verloopt op een reguliere manier.Van Henry Stonings weten we maar weinig. Hij zou een befaamd musicus zijn geweest ten tijde van koningin Elizabeth en koning James, rond 1600. In zijn vijfstemmige Miserere pakt iedere zangpartij beurtelings de rol van de cantus firmus, die in totaal dan ook vijf keer wordt gezongen.Van de componist Picforth ontbreken zelfs zijn voor-naam en datum van geboorte of overlijden. Wel weet ik dat zijn In Nomine absoluut uniek is: elk van de vier partijen speelt vanuit zijn eigen ritmiek, totdat er zo nu en dan momenten zijn waarop de eenheid subtiel lijkt hersteld.’Uiteraard staat er ook muziek van bekende com-ponisten op het programma. Hantaï: ‘We spelen bijvoorbeeld werken van William Byrd. De overeen-komst met de overige componisten is dat het allen tijdgenoten zijn. Helaas is van het enorme oeuvre van Byrd veel verloren gegaan. Dat zorgt ervoor dat de muziek die wél van hem bewaard is gebleven zeer kostbaar is. Zo zijn er zijn prachtige Fantasies en een In Nomine, die we aan het einde van ons programma zullen spelen. Die werken vertegenwoordigen het hoogtepunt van deze periode in de Engelse polyfone

.INTERVIEW

59

JERÔME HANTAÏ

Page 62: TOM 2/2015

muziek, die Byrd met zijn persoonlijkheid en muzi-kale genialiteit heeft vervolmaakt.’

EEN VLEUGJE EIGENZINNIGHEID‘De muziek die wij spelen komt precies uit de tijd van het puritanisme. De protestanten verboden tijdens de regeerperiode van koningin Elizabeth alle vormen van kerkelijke muziek. Het jachtseizoen op de Rooms-katholieke componisten was begonnen. Een beroemde uitzondering was de Paapse William Byrd, die zich relatief weinig zorgen heeft hoeven maken aangezien hij bescherming genoot van het hof en als componist een hoge status had. Hij heeft zich wel een beetje pragmatisch gedragen en schreef veel muziek voor de Anglicaanse kerk. Mijns inziens heeft de vervolging van Rooms-katholieke musici en componisten er misschien wel voor gezorgd dat hun muziek juist een vleugje eigenzinnigheid in zich heeft.’Worden componisten als Parsley, Preston en Parsons volgens jullie ondergewaardeerd? Hantaï: ‘Dat denk ik zeker. Onbekend maakt mis-schien onbemind. Zelf vergelijk ik hun situatie graag

met de Italiaanse schilders in de renaissance: veel meester-schilders kregen slechts erkenning voor één enkel werk, niet voor hun complete oeuvre. Maar voor ons nú is elk schilderij van deze meester-schilders op zijn eigen manier een meesterwerk. Als we deze analogie naar de muziek trekken: wij willen de afzonderlijke kwaliteiten van deze onbekende componisten recht doen. Dat doen we al spelend in een gambaconsort. Welke samenstelling consorts in de zestiende eeuw hadden is nooit goed vast-gelegd. Het merendeel van de manuscripten bevat daarvoor geen aanwijzing. Pas vanaf de zeventiende eeuw werd instrumentatie gespecificeerd. Deze consortmuziek vergt een aparte uitvoeringspraktijk; ook de instrumenten vereisen ieder weer een eigen benadering. Ter afronding van het concert spelen we een aantal lichtvoetige, luchtige dansen van Ferrabosco, Holborne en Dowland. Zie het als een beetje vermaak tussen de serieuzere werken. Een bekende valkuil bij concerten voor gamba’s is dat ze nogal monotoon kunnen klinken. Ook willen we een bepaald ritme hebben in het programma, daarom zijn de eerste stukken vrij bekend en de dansen zorgen voor vermaak.’

APARTE TITELSOver vermaak gesproken... op uw concertprogramma valt de grappige titel M. George Whitehead his Almand van Dowland op. Wie was deze M. George Whitehead?‘Dat is ook voor ons nog een mysterie,’ zegt Hantaï. ‘Misschien was het een werkgever van de compo-nist of een mecenas. Vooral Dowland kende aan heel veel stukken dergelijke namen toe, zoals bij zijn verschillende Lacrimae, maar meestal weten we niet wie die mensen waren. Wel kennen we genoeg werken die aan collega-componisten zijn opgedra-gen. Daarvoor ‘leende’ bijvoorbeeld Byrd een ground van een andere componist voor een nieuwe stuk klavecimbelmuziek.’Houdt u als Fransman van dit typisch Engelse programma?‘Natuurlijk,’ zegt Hantaï lachend. ‘Bijna net zoveel

INTERVIEW.

60

JERÔME HANTAÏ

Page 63: TOM 2/2015

als van Franse consortmuziek. Er zijn drie of vier grote naties op het gebied van repertoire voor de viola da gamba. Italië natuurlijk, waar het avon-tuur van de polyfonie begin zestiende eeuw werd ingeluid. Engeland was van groot belang, omdat daar het concept van het gambaconsort het langst is toegepast en doorontwikkeld. Om het Duitse en Franse repertoire kunnen we natuurlijk ook niet heen, niet alleen voor ensembles, maar met name op het gebied van solistische werken.’

BRONNEN VOOR CONSORTMUZIEKHoe bereiden jullie je voor op dit concert? Hantaï: ‘In de British Library in Londen hebben we oude manuscripten gevonden uit A book of In Nomi-nes & other solfainge songes… for voyces or Instrumen-tes. Niet alleen is dit manuscript een absolute must voor onderzoek naar het repertoire voor consort in de tijd van koningin Elizabeth I. Ook bevat het document het merendeel van de stukken die bij ons concert tijdens het Festival Oude Muziek op het programma staan. Voor sommige stukken is dit manuscript zelfs de enige nog bestaande bron.’In deze documenten trof Hantaï een flinke hoeveel-heid vocale muziek, waarvan de tekst helaas verloren is gegaan. Hierdoor is het slechts geschikt voor solmisatie – het zingen van muziek zonder tekst, ge-bruik makend van de Guidonische lettergrepen do-re-mi-fa-so-la-si-do – of gewoonweg voor gamba-consort zonder stemmen. In beide gevallen zaten de musici rond een tafel. Deze setting, die niet bedoeld was voor in de kerk, maar eerder in huiselijke kring werd toegepast, hebben we vooral te danken aan de groeiende invloed van de puriteinen tijdens de eerste jaren dat koningin Elizabeth aan de macht was. Bij het selecteren van de stukken hebben we uit diverse manuscripten de mooiste werken gekozen. Meestal vind ik het lastig om van papier af te kunnen lezen wanneer een stuk geschikt is voor een specifiek concert. Eigenlijk weet je dat pas als je het stuk vol-ledig in de vingers hebt. Helaas zijn de bronnen niet onuitputtelijk. Over een halve eeuw verspreid zijn er misschien een honderdtal stukken voor consort,

waarvan er hooguit twintig in de categorie ‘buitenge-woon interessant’ vallen.’

INGETOGEN, IN STILTE REPETEREN‘Repeteren doen we in stilte. We laten de sfeer van de ingetogen muziek over ons heen komen. Wan-neer de polyfonie zich ontvouwt, dan is de emotie ook meteen daar. Maar het is geen emotie die je van tevoren voelt aankomen, die je je vooraf kunt inbeelden.’Vier jaar geleden was Hantaï voor het laatst te gast op het Festival Oude Muziek, toen nog met zijn Trio Hantaï. ‘Dit Festival is een referentiepunt voor oudemuziekliefhebbers. Het heeft elk jaar weer iets aparts. Utrecht biedt de mogelijkheid om een breed geïnteresseerd publiek deze Engelse polyfone muziek te presenteren. Want wat is muziek zonder publiek? Lang niet overal kunnen we een dergelijk specialistisch programma samenstellen zoals in Utrecht.’ Een concert met oude muziek in de moderne Hertz-zaal in TivoliVredenburg, kan dat wel? Hantaï: ‘Onze oude muziek kan zeker goed tot zijn recht komen in een moderne concertzaal, zolang die maar niet te groot is. En dan het liefst als het avond is; dat is een uitstekend moment om deze muziek te beluisteren.’ ıı

festival oudemuziekutrecht

WO 2 SEP, 22.30 UURTIVOLIVREDENBURG, HERTZ

Spes Nostra / Jerôme HantaïConsorts: Tears of the muses

.INTERVIEW

61

JERÔME HANTAÏ

Page 64: TOM 2/2015

62

TEK

STB

EELD

DO

WLA

ND

IN

HO

LLA

ND

NED

ERLA

ND

SE

LIED

EREN

OP

ENG

ELS

E W

IJZE

LOU

IS P

ETER

GR

IJP

ALL

AR

D W

ILLE

MS

E

Nederlandse liederen op Engelse wijze

DOWLAND IN HOLLAND

Page 65: TOM 2/2015

Wat kan een ensemble als Camerata Trajecti-na, dat zich rigoureus beperkt tot Nederlandse muziek, bijdragen aan een oudemuziekfestival met het thema ‘Engelse muziek’? Best wel wat, als men bedenkt dat veel van de Nederlandse populaire muziek in de Gouden Eeuw afkom-stig was uit Engeland. We hebben het dan over de melodieën waarop de Nederlandse jeugd zijn ‘spikspeldernieuwe’ liedjes zong. Neder-landse teksten op Engelse melodieën dus. Louis Peter Grijp onderzocht in hoeverre dit opgaat voor dat icoon van de Elizabethaanse muziek: John Dowland.

Dowland was een befaamd luitist, die met zijn fan-tasieën en pavanes ook in de twintigste eeuw menig gitarist aan de luit bracht. Dat geldt voor mijzelf, maar bijvoorbeeld ook voor Jan Akkerman en Sting. De titel van dit programma, Dowland in Holland, werd ingegeven door een woordspeling met ‘s mans naam. Zelf had hij het over ‘Semper Dowland, semper dolens’ (‘altijd Dowland, altijd treurend’). Hij onderstreepte daarmee zijn handelsmerk: de muzikale melancholie die ons vier eeuwen later nog steeds naar de strot grijpt. John Dowland was niet alleen een beroemde componist van luitmuziek maar ook van ayres, liederen met luitbegeleiding. The First Booke of Songs and Ayres (1597) was zijn populairste publicatie en de ayre Flow my tears uit het Second Booke zijn populairste lied. Oorspronkelijk was dat een pavane voor de luit, Lachrimae (‘tranen’) genoemd, die in zijn tweede leven als ayre werd voorzien van een tranentrekkende tekst:

Flow, my tears, fall from your springs! Exiled for ever, let me mourn; Where night’s black bird her sad infamy sings, There let me live forlorn.

Dit peilloze verdriet raakte ook in de Nederlandse Republiek gevoelige snaren. Zo coverde dominee Dirck Rafaelszoon Campuysen Flow, my teares

met een eigen tekst, ‘Traen, oogen, traen’, wat op hetzelfde neerkomt, behalve dat de oorzaak van zijn droefenis geen weigerachtig meisje was – ervan uitgaand dat Dowland hiermee te kampen had, al laat hij er zich niet eenduidig over uit. Camphuysen beweent in elk geval geen liefje, maar de dwaze menselijke natuur, die tot zonden is geneigd. Andere dichters volgden hem na met soortgelijke aanhef: Jan Harmensz. Krul met de liefdesklacht ‘Klaegh, oogen klaegh’ in zijn Minnelycke Sangh-Rympies (1634); een anonieme dichter uit Arions Vingertuig (1645) met ‘Huil, borste, huil’, eveneens een liefdesklacht; Anthony Janssen in het Christelijck Vermaeck (1645) met ‘Schrey, ziele, schrey’, een klacht over de zon-dige ziel. Net iets origineler begint Adriaen Valerius zijn klaaglied over de moord op de Franse koning Hendrik IV: ‘Myn ziele treur!’ (1626). Camphuysen was dus de eerste Nederlander die Dowlands beroemde lied van een nieuwe tekst voor-zag. Maar ook voor andere melodieën van Dowland was hij er als eerste bij: voor Can she excuse my wrongs met een lied over het Laatste Oordeel, voor Piper’s Pavan met het lied ‘Van volmaeckte Regering’, voor Frog’s Galliard (‘Now o now I needs must part’) met een lang lied ‘Christelijck Gevecht’. Camphuysen publiceerde dit alles in zijn bundel Stichtelycke Rymen (1624), die een warm onthaal bij het protestantse volksdeel vond. Warmer dan de dichter zelf, die omwille van zijn remonstrantse geloofsovertuiging voortdurend vervolgd werd. Een andere ayre van Dowland, Come again, vinden we terug in Adriaen Valerius’ Nederlandtsche Gedenck-clanck (1626), die er een treurdicht over de terecht-stelling van een Vlaamse, gereformeerde martelares op schreef. Deze Anneke van den Hove was in 1597 levend begraven in Brussel. Een bijzondere melodie tenslotte is die van de ‘twee-de Lacrymae’. Dat is een van de Lachrimae, or Seaven Teares: polyfone bewerkingen van de Lachrimae-melodie voor een consort van vijf gamba’s, van Dowlands eigen hand (1605). De Utrechtse dominee Jodocus van Lodenstein schreef er decennia later, als enige Nederlander, een liedtekst op, een Treur-

63

DOWLAND IN HOLLAND

Page 66: TOM 2/2015

gesang over d’elende der Pied-montoysen. Dat zijn Waldenzen, een calvinistische bevolkingsgroep uit Piemonte, die wreed vervolgd werd door de Rooms-katholieke overheid en de onherbergzame Italiaanse Alpen invluchtte. Dit humanitaire drama leidde in de calvinistische Republiek tot grote verontwaardiging, die zich vertaalde in een inzamelactie. Vanaf de kansel haalde Lodenstein maar liefst 7.000 gulden op voor het goede doel. In zijn succesvolle liedboek Uyt-spanningen (1676) wijdde hij drie liederen aan dit thema, waarvan dus een op de zeldzame melodie van de tweede Lacrymae. Een andere Utrechtse Dowland-fan was de beiaar-dier/blokfluitist Jacob van Eyck. Over vier van de zes melodieën van Dowland die in de Nederlandse liedcultuur doordrongen, publiceerde hij variaties in Der Fluyten Lust-hof (1649): ‘Pavaen Lachrymae’, ‘Comagain’, ‘Excusemoy’ en ‘2. Courant, of Harte diefje waerom zoo stil’. Met dat laatste wordt de ayre Now o now my needs must part bedoeld, ook bekend als Frog’s Galliard. Met deze en andere variatiereek-sen zal Van Eyck het wandelende publiek op het Janskerkhof hebben vermaakt vanaf de toren van de Janskerk. De collectie van zes liederen die ik hier onder de noemer ‘Dowland in Holland’ heb bijeengebracht, staat voor een breder fenomeen: de Engelse invloed op de Nederlandse populaire muziek in de Gouden Eeuw. Die is het meest pregnant bij Jan Janszoon Starter, de door dominee Camphuysen gehate dich-ter van het even wereldlijke als succesvolle liedboek ‘t Friesche Lusthof (1621). Starter was geboren uit Engelse ouders en introduceerde menig Engels wijsje in de Republiek. Zo was hij het die de mooie ballad When Daphne did from Phoebus fly vertaalde. Doen Daphne d’overschoone maeght werd een grote hit in de Nederlandse liedmelodieën-toptien. Andere melodieën die door Starter naar de Republiek wer-den gehaald waren Twas a youthful knight, waar hij een klaagzang voor een overleden jonge Friezin van maakte: Blydschap van mijn vliet; verder Sir Edward Nouwels Delight, dat Starter gebruikte voor zijn lieve liedje Silvester in de morgenstond, begaf hem op de

jacht (terwijl Silvesters beminde herderin Sylvia thuis op hem blijft zitten wachten) en de masque dance The fairest Nymph those Vallies, or Mountaines ever bred, wat bij Starter D’uytmuntenst Harderinne, die onder ‘s Hemels kap werd. Deze gegevens ontleen ik aan de Nederlandse Liederenbank van het Meertens Instituut, waaruit dergelijke informatie met een paar simpele zoekopdrachten is op te vragen.Wat enigs-zins verwondert, is dat bij Starter geen melodieën van Dowland lijken voor te komen. Lijken, want er is welbeschouwd toch één ayre die een spoor in de Friesche Lusthof heeft nagelaten: Flow my tears. In Starters liedboek staat bij het lied Myn troost, myn hart, O Vroed-Vrouw van myn smart een melodie in noten afgedrukt, waarin enkele maten onmiskenbaar aan de Lachrimae-melodie zijn ontleend. Maar daar blijft het bij. Dowland’s melancholieke melodieën hebben in de Republiek al met al meer indruk gemaakt op calvinistische dichter-dominees dan op wereldlijke flierefluiters. ıı

festival oudemuziekutrecht

ZA 29 AUG, 15.00 UURLEEUWENBERGH

Camerata TrajectinaDowland in Holland

64

DOWLAND IN HOLLAND

Page 67: TOM 2/2015

vr 4 sep, 13.00 uur / Lutherse KerkCarole Cerasi / Virginalisten: Thomas Tomkins

In het komende Festival Oude Muziek met thema Engeland wordt met een speciale serie ruim plek gegeven aan de virginalisten: de componisten die vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw klaviermuziek componeerden in een typische polyfone stijl. Welke plaats neemt de klaviermuziek in binnen het oeuvre van Thomas Tomkins?

Cerasi: ‘We kennen enkele vroege klavierwerken van Tomkins, alleen in handschrift overgeleverd. Het merendeel van zijn klaviermuziek schreef hij pas op zeer hoge leeftijd. Hij werd vierentachtig en overleed in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Wel bleef hij altijd de Elizabethaanse stijl trouw, terwijl de muziek om hem heen sterk aan het veranderen was. Door de purificatie van Cromwell waren componisten aangewezen op andere genres vanwege het verbod op kerkmuziek. Tomkins richtte zich hierdoor op het klavecimbel en keerde pas in zijn laatste levensjaren terug naar de muziek van zijn jeugd. In zijn beste stukken, zoals de zelden uitgevoerde Ground in d, kan Tomkins zich makkelijk meten met Byrd of Bull, componisten van een vorige generatie.’ Carole Cerasi is al sinds haar studietijd verzot op Tomkins. ‘Tijdens een workshop in Antwerpen bij Kenneth Gilbert studeerden we stukken van Frescobaldi en Peter Philips. Ik werd gelijk verliefd op die muziek, ik kende het totaal niet. Ik besloot vrij snel dat deze muziek mijn wereld zou worden. Bij een stuk van Tomkins kun je zeggen: “Ach, het is wel aardige muziek”, maar als je de muziek echt goed bestudeert, jezelf vertrouwd maakt met de stijl en de componist, dan merk je dat er veel meer in zit dan in menig andere pavane of gaillarde.

Het vergt een bepaald soort concentratie die heel anders is dan bij bijvoorbeeld een sonate van Brahms. Er zijn pianisten die prachtig zeventiende-eeuwse muziek kunnen spelen, maar hun uitvoeringen hebben meestal weinig te maken met de taal van die muziek. En daarin ben ik nou juist zo geïnteresseerd. Om een taal te spreken, heb je kennis nodig over de grammatica, over de gevoelswaarde van woorden. En dat geldt voor muziek natuurlijk ook. Die kennis staat in dienst van de manier waarop je de muziek op het publiek overbrengt. Je moet niet alleen willen laten horen waarom jij er zo van houdt, maar vooral waarom het publiek ervan zou moeten houden.’

Marcel Bijlo

GEINTERVIEWDE

6565

festival oudemuziekutrecht KLEIN INTERVIEW

Verzot op Virginalisten

CAROLE CERASI VERTOLKT TOMKINS

Page 68: TOM 2/2015

BERICHTEN

6666

BER

ICH

TEN

XAVIER VANDAMME BENOEMD

TOT VOORZITTER REMA

Xavier Vandamme, directeur van de Organisatie Oude Muziek Utrecht, is verkozen tot de nieuwe voorzitter van het Réseau Européen de Musique An-cienne / European Early Music Net-work (REMA). REMA is het Europese koepelorgaan voor oudemuziekfesti-vals en -instellingen. Vandamme: ‘Dit is een mooie erkenning van Utrecht als hoofdstad van de oude muziek.’

Jaarlijks organiseert de REMA drie tot vier netwerkbijeenkomsten, waar le-den informatie kunnen uitwisselen en coproducties kunnen opzetten. REMA is ook initiatiefnemer van de jaarlijkse Dag van de Oude Muziek, op 21 maart (de geboortedag van Bach). Dit pro-ject wordt gesteund door het Creative Europe-programma van de Europese Commissie en UNESCO. Het forum telt momenteel zo’n zeventig instel-lingen uit 22 verschillende landen.

Vandamme: ‘REMA moet in de eerste plaats een plek zijn waar leden elkaar kunnen ontmoeten en nieuwe inspi-ratie kunnen opdoen. Een open geest is essentieel voor de toekomst van de oude muziek. Laat ons nieuwsgierig zijn en lef tonen, met behoud van de kritische houding die ons eigen is.’

Het dagelijkse bestuur van de REMA wordt vanaf nu gevormd door Van-damme, samen met vicevoorzitters Tomas Bisschop (MAfestival Brugge, BE) en Marco Mencoboni (Cantar Lontano, IT), secretaris Daniel Bi-zeray (Centre culturel de recontre d’Ambronay, FR) en penningmeester Jelle Dierckx (Musikfestspiele Potsdam Sanssouci, DE). De aanstelling geldt voor twee jaar.

MINI-ADVERTENTIE

KISTORGEL TE KOOP

Continuo-kistorgel, 1 register, C–c3. Houten pijpwerk red cedar en cipres, 415 of 440 Hz. Mail: [email protected]

CURSUS

INTERVALLI

Cursus: De manuscripten van Petrus AlamireDatum: van 21 tot 28 juni 2015Plaats: L’Huy Préau (Morvan/Frankrijk)Docent: Erik Van NevelInfo: www.intervalli.eu

Page 69: TOM 2/2015

67

seizoenoudemuziek2014/2015

Collegium Vocale GentPhilippe Herreweghe, dirigent

O dolce mio TesoroMadrigalen van Carlo Gesualdo uit Boek V en VI (1611)

Hana Blažíková, sopraanBarbora Sojková, altMarnix De Cat, contratenorThomas Hobbs, tenorPeter Kooij, basThomas Dunford, luitPhilippe Herreweghe, dirigent

Philippe Herreweghe brengt een vocaal topteam samen voor een uitvoering van de getormenteerde madrigalen van de Italiaanse componist, luitspeler en edelman Carlo Gesualdo. Experiment en chromatiek staan centraal in deze muziek, en na een verpletterende opname van de responsoria vorig jaar, is duidelijk dat Herreweghe zijn hart definitief aan Gesualdo heft verpand. Niet te missen!

do 28 mei, 20.15 / Eindhoven, Catharinakerkvr 29 mei, 20.00 / Utrecht, TivoliVredenburg (19.15 inleiding)za 30 mei, 20.15 / Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJma 1 jun, 20.30 / Brussel (B), Miniemenkerkvr 5 jun, 21.00 / Pavia (I), Collegio Ghislieri

Voor kaartprijzen en bestelinformatie, zie: www.oudemuziek.nl

Nieuw: Seizoen Oude Muziek 2015-2016

Een greep uit de concerten van het nieuwe seizoen, dat in oktober 2015 begint: Paul Van Nevel deelt zijn liefde voor Cipriano De Rore, Ensemble Correspondances zorgt voor een echt Parijse Kerst met Charpentier, Bob van Asperen speelt zijn favoriete klaviercomponist Johann Jacob Froberger en de BachDag wordt een groot feest met Vox Luminis, Nevermind en de vier gamba’s van Les Voix Humaines.

Bijzonder nieuws is de uitbereiding van het Seizoen Oude Muziek. Met de steun van Provincie Flevoland starten wij het project Nieuw Land / Oude Muziek met zes nieuwe concertlocaties in Flevoland. Wij hopen de start van het project in november met u te vieren, met een heuse Nacht van de Oude Muziek. Kijk op www.nieuwlandoudemuziek.nl voor meer informatie.

Ook dit jaar kunt u voordelig genieten: als u kaarten voor vier concerten bestelt krijgt u maar liefst 15% korting. Kijkt u bijvoorbeeld eens naar onze locatie-abonnementen of stel uw eigen serie samen.

Het complete, nieuwe Seizoen Oude Muziek 2015-2016 vindt u op www.oudemuziek.nl.

Page 70: TOM 2/2015

CD-BESPREKINGEN

CD-B

ESPR

EKIN

GEN

68

JOHANN, JOHANN CHRISTOPH EN JOHANN MICHAEL

BACH: MOTETTEN

Vox Luminis & Scorpio Collectief o.l.v. Lionel MeunierRicercar RIC 347

Dwalend door Thüringen en omgeving leer je al snel: de Bachs zaten overal. Ze waren op het juiste moment op de juiste plek, want vanaf de late zestiende eeuw kwam juist daar, in het centrum van het lutheranisme, muziek steeds meer op de voorgrond. Er was geld, vorsten en kerkbesturen waren willig en een opwindende vlaag van inspiratie waaide vanuit Italië, waar muziek een nieuwe wending had genomen. In een gebied vol kleine onafhankelijk culturele centra kon een gilde-achtige, zelfopleidende muzikantenfamilie als de Bachs floreren. Johann Sebastian zelf kon bijvoorbeeld profiteren van zijn netwerk en hun uitstekende muziek. Deze traditie zette hij voort toen hij zijn eigen kinderen en meer afgelegen familieleden in de leer nam. Wellicht daarom begon hij rond z’n vijftigste aan een genealogie – een essentieel do-cument als je bedenkt hoe courant de naam Bach was in de regio – en een collectie ‘familie-stukken’, het Alt-Bachisches Archiv, in 1999 teruggevonden in Kiev en deels door Cantus Cölln op plaat gezet.De eerste Bach van wie we nog muziek kennen is Johann (1604-1673), die deze prachtige dubbel-cd van Vox Luminis opent. Zijn drie werken waaronder Unser Leben ist ein Schatten vor-men meteen ook zijn complete œuvre, wat meteen wijst op het plan achter dit project. Ook van Johanns neven Johann Christoph (1642-1703) en Johann Michael (1648-1694) klinken de integrale motetten; beiden schreven nog meer muziek, maar in andere genres. Deze stukken bouwen nog volop voort op de polyfonie van Josquin, Luthers muzikale ideaal, en voegen daar meerkorigheid en madrigalismen aan toe, plus vaak zeer origineel verweven koraalmelodieën. In Das Blut Christi horen we dankzij Simen van Mechelens Scorpio Collectief bovendien hoe Johann Michael Bach instrumenten inzette.Is het nog nodig om te schetsen hoe Vox Luminis het ervan afbrengt? Sinds hun eerste Utrechtse optreden is het Festivalpubliek vertrouwd met de relaxte warmte van Lionel Meunier en zijn zangers. Verstilde begrafenismotetten, kerstmuziek met een extra twinkeling, emotio-nele motetten voor de Lijdenstijd, in elke sfeer bereikt Vox Luminis haast perfectie. Misschien is het wel de bescheidenheid richting de grootse muziek die ik steeds proef, de oprechte wil die te dienen? Grandioos! AE

Page 71: TOM 2/2015

69

CD-BESPREKINGEN

O. VON WOLKENSTEIN, G. DUFAY,

H. ISAAC E.A.: ARGENTUM ET AURUM

Ensemble Leones o.l.v. Marc LewonNaxos 8573346B. TROMBONCINO, G. CACCINI,

A. STRIGGIO E.A.: SULLA LIRA, L’ARTE

DELLA RECITAZIONE

Le Miroir de Musique o.l.v. Baptiste RomainRicercar RIC 354

De vijftiende en vroege zestiende eeuw waren in Oostenrijk muzikaal een heel interessante tijd. Met één been stond men in de middeleeuwen – de cultuur van de Minnesänger was nog springlevend – met het andere been in de renaissance. De muziek van de Franco-Vlaamse polyfonisten was hier volop aanwezig, net als in de rest van Europa. Ensemble Leones speelt een aantrekkelijk en afwisse-lend programma, dat een goed beeld geeft van de Oostenrijkse muziek uit de periode waarin het Huis Habsburg aan een zegetocht door Europa be-gon. De Minnesänger-traditie heeft veel langer bestaan dan die van de troubadours en de trouvères in Frank-rijk. De vijftiende-eeuwer Oswald von Wolkenstein, afkomstig uit Zuid-Tirol, wordt beschouwd als de allerlaatste minnezanger. Guillaume Dufay was al in zijn nadagen en Josquin Desprez was al geboren toen Von Wolkenstein overleed. Zijn oeuvre bestaat uit veel eenstemmige liederen, geheel in de geest van zijn voorgangers. Hij com-poneerde ook nieuwe, Duitse teksten

op meerstemmige, Franse melodieën. Op deze cd staan enkele mooie voorbeelden van deze zogenoemde contrafacten. We horen ook muziek van Heinrich Isaac, de latere hof-componist van Maximiliaan I, en vele anonieme stukken. Er wordt dus nogal wat heen en weer gesprongen tussen diverse stijlen. Dat is het Ensemble Leones wel toevertrouwd, niet in de laatste plaats door de bijdrage van zangeres Els Janssens-Vanmunster. Met haar grote bereik en haar vermo-gen zich aan iedere instrumentcom-binatie aan te passen, is zij de ideale zangeres voor dit repertoire. Ook de andere musici zijn van topniveau; de tijd is gelukkig voorbij dat we het voor deze muziek moeten doen met ensembles wier uitvoeringen de goede bedoelingen nauwelijks ontstijgen. Leones beschikt over vedels, luiten, een middeleeuwse dwarsfluit en een koehoorn. Al deze instrumenten worden creatief benut en vlekkeloos bespeeld. Vedelspeler Baptiste Romain, ook lid van dit ensemble, bracht met zijn eigen ensemble Le Miroir de Musique een cd uit met Italiaanse liederen uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw. Ook hun uitgangspunt is de renaissancistische hang naar de an-tieken, die zich in de vocale muziek manifesteerde in het ontstaan van een vrije, gereciteerde manier van zingen. Zo hoopte men terug te gaan naar de manier waarop Orpheus zijn liederen zong en zichzelf daarbij op de lier be-geleidde. Bij een eerdere cd-recensie van Vivabiancaluna Biffi, die een ver-gelijkbare benadering voorstond, klonk dit heel overtuigend. Op de cd van Le Miroir de Musique horen we twee zan-gers, twee strijkinstrumenten en een luit. Duidelijk is dat het gereciteerde zingen voortkomt uit de traditionele, oraal overgeleverde Italiaanse mu-ziek. Vooral tenor Giovanni Cantarini doet zijn best om dat te laten horen,

maar een tweede Marco Beasley is hij daarmee nog niet. Maria Cristina Kiehr zingt mooi strak, met smaakvolle, maar niet overdadige versieringen. Baptiste Romain zorgt met zijn en-semble voor hoogstaande begeleidin-gen, met prachtige timbreverschillen tussen lirone en lira de braccio. MB

R. PARSONS, W. BYRD, M. LOCKE,

P. HUMPHREY E.A.: MUSIC FOR THE

CORONATION OF CHARLES II

Oltremontano, Psallentes o.l.v. Wim BecuAccent ACC24300

In mei 1660 werd in Engeland de mo-narchie in ere hersteld na het bewind van de Cromwells. Er kwam weer een Stuart op de troon: Charles II. Zijn kroning kon echter pas plaatsvinden op 23 april 1661, als afsluiting van een jaar vol feestelijkheden. Dat jaar was ook nodig om alle symbolen van de monarchie te restaureren. Daarbij hoorde ook het weer op orde bren-gen van de hofmuziek die tijdens de Cromwell-periode buiten bedrijf was geraakt. Die hofmusici – de blazers van His Majesty’s Sackbuts and Cornets in het bijzonder – kregen de kronings-plechtigheden in Westminster Abbey een belangrijke rol. Op deze cd horen we een muzikale reconstructie van de kroning van Charles II. Het complete programma is onbekend. Wel weten we zeker dat Matthew Locke een suite speciaal voor het nieuwe hofensemble

Page 72: TOM 2/2015

CD-BESPREKINGEN

70

geschreven heeft. Daarnaast klonk er hoogstwaarschijnlijk vocale muziek van Byrd en Parsons, waarbij de bla-zers de koorpartijen verdubbelden. Bij de processie waarbij de nieuwe ko-ning de kerk wordt binnengeleid klinkt trompetgeschal, klokgelui en gejuich: geluiden die, zo konden we hier in Nederland twee jaar geleden nog constateren, onlosmakelijk verbonden zijn met een kroning. Dit is een heel sfeervolle en vorstelijk uitgevoerde cd. Dat de opname niet in Westminster is gemaakt, maar in de Église Saint Jean l’Évangeliste in het Franse Chaudfontaine doet aan die sfeer niets af: de klokken die we horen luiden, zijn wel onmiskenbaar die van Westminster Abbey. MB

FLOW MY TEARS: SONGS FOR LUTE,

VIOL AND VOICE

Iestyn Davies, Thomas Dunford, Jonathan MansonWigmore Hall Live 0074

De Londense Wigmore Hall gooide een aantal jaren geleden het roer om, zeer bewust dat zijn traditionele pu-bliek voor kamermuziek wel een jeug-dige injectie kon gebruiken. Zo startte een aantal meerjarentrajecten met jonge artiesten, die zo tegelijk hun carrière en hun publiek konden op-bouwen. Countertenor Iestyn Davies was een van de residente artiesten van het eerste uur en klonk dan ook al op twee andere live-cd’s op Wigmore’s

eigen label. Voor dit recital koos hij als partners gambist Jonathan Manson en luitist Thomas Dunford, een gou-den combinatie: de twee spelers zijn optimaal ingespeeld op een expres-sieve liedzanger als Davies. De titel van het recital kan natuurlijk slaan op de hele Engelse renaissance met zijn voorkeur voor melancholie, maar past ook wonderwel bij het sfeervolle Old Bones dat de Amerikaan Nico Muhly voor de gelegenheid schreef, naar aanleiding van de ontdekking van het lichaam van Richard III in Leicester, onlangs herbegraven. Een hit tussen enkele greatest hits. AE

L. MARENZIO: IL QUINTO LIBRO DEI

MADRIGALE

La Compagnia del Madrigale o.l.v. Giuseppe MalettoGlossa GCD 922804

Zoals Marco Mencoboni elders in dit nummer al constateert, was Luca Marenzio de meest productieve en invloedrijke madrigaalcomponist die bovendien alle stijlen binnen het madrigaalgenre beheerste. Het zal nog even duren voordat zijn ruim twintig madrigaalboeken op cd zijn gezet. In ieder geval zou het mooi zijn als La Compagnia del Madrigale er eens diep induikt, horende hun visie op Marenzio’s vijfde boek. Vele soor-ten madrigalen komen aan bod en de zangers beheersen deze muziek tot in de kleinste finesses. De tekstexpressie

komt hier optimaal in uit, mede door-dat de tekst zelfs in de meest ingewik-kelde polyfone weefsels verstaanbaar blijft. Dit wordt ongetwijfeld vervolgd. MB

O. LASSUS: MUSICA RESERVATA,

SECRET MUSIC FOR ALBRECHT V

Profeti della Quinta, Dolce Risonanza o.l.v. Florian WieningerPan Classics PC10323

De boetepsalmen van Orlando Lassus behoren tot zijn allermooiste compo-sities. Zijn werkgever, Hertog Albrecht V van Beieren, vond dat ook. Daarom beschouwde hij deze muziek als musica reservata: muziek die alleen aan zijn hof mocht klinken en niet mocht worden uitgegeven. Geluk-kig gebeurde dat toch en overleefde de muziek de eeuwen, waardoor we nu kunnen genieten van een nieuwe opname door Profeti della Quinta. De vijf Israëlische jongens van deze groep ontmoetten elkaar tijdens hun studie in Bazel en ze vormen al enige jaren een van de meest opmerkelijke vocale renaissance-ensembles. Zel-den hoor je vijf zangers zo eensgezind ademen. Op deze cd krijgen ze ver-sterking van de instrumentalisten van Dolce Risonanza. Deze musici laten hun vedels, cornetto’s, trombones, blokfluiten en luit heel subtiel kleuren met de stemmen, en ze spelen tussen de psalmen ook een aantal instru-mentale stukken. Deze uitvoeringen

Page 73: TOM 2/2015

CD-BESPREKINGEN

71

ademen een grote rust uit, niets klinkt geforceerd en alles mengt perfect. Dit is waarschijnlijk één van de mooiste renaissance-cd’s van 2015. MB

M. ZIELENSKI: ORTUS DE POLONIA.

OFFERTORIA TOTIUS ANNI ET

COMMUNIONES TOTIUS ANNI

Les traversées Baroques o.l.v. Etienne Meyer en vocaal ensemble Fiori MusicaliK617 K617248

De groeiende invloed van het chris-tendom in Polen sinds de tiende eeuw bracht er de religieuze muziek tot grote bloei. Deze beleefde een hoogtepunt aan het hof van koning Sigismund I te Krakau, waar naast Nederlandse en Hongaarse musici ook beroemde Italianen werkzaam waren, zoals Luca Marenzio en Tarquinio Merula. Van hieruit werd de invloed van de Italiaanse renaissance over Polen verspreid. Tegelijkertijd stonden op religieus gebied de kardinalen, aartsbisschoppen en bisschoppen sterk onder de invloed van Rome en alle vernieuwingen die zich daar sinds het Concilie van Trente in 1563 had-den voorgedaan. In tegenstelling tot hun wereldse leiders steunden zij wél musici van eigen bodem, onder wie Milolaj Zielinski. Zijn stijl is typerend voor de overgangsperiode van de renaissance naar de concertato-stijl van de barok. Daarbij werden naast de stemmen ook allerlei strijk- en blaas-

instrumenten ingezet. Zielinski was organist in dienst van de bisschop van Plock, Wojcieck Baranowski. Ook is duidelijk dat hij zijn broodheer volgde toen deze in 1607 bisschop van Kujawi werd. In 1611 verschenen in Venetië zijn Offertoria totius anni en Commu-niones totius anni. Deze bundels met vocale en instrumentale werken wa-ren bestemd voor uitvoering tijdens de mis volgens de liturgische jaarkalender of om speciale heiligen – Poolse, Venetiaanse en Romeinse – te eren. Deze offertoria zijn dubbelkorig. De communiones zijn bedoeld voor een kleinere bezetting en hebben een wat meer beschouwend karakter. Enkel al de aandacht voor deze weinig be-kende componist en het belichten van de culturele banden tussen Polen en Italië op het breukvlak van de zestien-de en zeventiende eeuw maken deze uitgave waardevol. De uitvoeringen zijn verzorgd en ademen een serene sfeer uit. Er wordt duidelijk met kennis van zaken en met grote toewijding gezongen en gespeeld. Hoewel een iets temperamentvollere en ritmisch pregnantere aanpak me liever waren geweest, kan ik deze cd toch van harte aanbevelen. HD

E. DE CAVALIERI: RAPPRESENTATIONE

DI ANIMA & DI CORPO

Solisten, Staatsopernchor Berlin, Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. René JacobsHarmonia Mundi HMC 902200.01

Als René Jacobs één ding als geen ander begrepen heeft, is het wel opera. Allicht dus dat hij ervoor koos om Cavalieri’s Rappresentatione in die trant te benaderen, al zal het verschil met het oratoriumgenre zonder de modern-creepy enscenering van Achim Freyer voor de meeste luisteraars eerder esoterisch zijn. Wat het werk revolutionair maakt, is de variatie in bezettingen en affecten waarmee de rijmende poëzie op muziek is gezet, en daarvoor trekt Jacobs alle registers open. Letterlijk eigenlijk, want het continuo is met harp, drie luiten, twee toetsinstrumenten en vijf bas-sen gigantisch. Een mooi fundament voor een teleurstellend bouwwerk. Er is iets te zeggen tegen Christina Pluhars hypergedetailleerde aanpak, maar bij (de meeste van) deze zangers mis ik richting en diepgang. Er wordt uitstekend gezongen, maar anderhalf uur later, na het Festa, ben ik voor m’n gevoel niet veel wijzer. Was het mis-schien beter met beeld? AE

AE

VELÁZQUEZ AND THE MUSIC

OF HIS TIME

Cappella Mediterranea, Clematis, La Fenice, La Real Cámara e.a.Ricercar RIC 358

De wereld van Velázquez was een sen-suele, tenminste als je van Mariana Flores de belangrijkste stem maakt, zoals in deze verzameling. Uit enkele oude Ricercar- en Glossa-opnames

Page 74: TOM 2/2015

CD-BESPREKINGEN

72

stelde Jérôme Lejeune een pakkend portret samen bij de grote tentoon-stelling die nog tot 13 juli in het Parijse Grand Palais te zien is. We volgen de schilder van zijn thuis in Spanje naar Frankrijk en Italië aan de hand van allerlei materiaal, waaronder stukken uit de recent opgenomen Ulisse van Zamponi, een Magnificat van Romero (eigenlijk een fiammengho uit Luik) en een misdeel van Cererols. Het resul-taat is een kleurige snack, een ideale compagnon bij een tentoonstelling, ongetwijfeld een fijn uurtje luisteren. We weten helaas niet waar de com-plete werken te beluisteren zijn, en leren weinig over Velázquez’ werk, maar voor dat laatste is er natuurlijk een prachtige catalogus. AE

G. P. CIMA: VESPRO DELLA BEATA

VIRGINE

Musica Fiorita o.l.v. Daniela DolciPanclassics PC10316

Giovanni Paolo Cima is een typische vertegenwoordiger van de overgangs-fase tussen de renaissance-polyfonie – de zogenaamde prima pratica – en de monodie, waarin de tekst de voor-rang kreeg boven de muziek. In 1610 verschenen zijn Concerti Ecclesiastici, voor het merendeel motetten op teksten uit het Hooglied van Salomo. Cima werd hiertoe geïnspireerd door Ludovico Viadana, die in 1602 zijn Concerti Ecclestastici publiceerde in de nieuwe concertato-stijl. Hierbij was

sprake van één of meer zangers met gevarieerde instrumentale begelei-ding, waarin de prominente aandacht voor de tekst de moderne seconda pratica illustreerde. Dat Cima ook het oude polyfone handwerk vakkundig beheerste en dit in het nieuwe idioom wist te verwerken, komt indrukwek-kend tot uiting in het achtstemmige Assumpta est Maria. De één- tot acht-stemmige vocale stukken, afgewisseld met twee-, drie- en vierstemmige instrumentale werken worden aan-gevuld met enkele vocale en instru-mentale composities van zijn broer Andrea. Die zijn ook in de moderne concertato-stijl geschreven, maar zijn minder experimenteel van karakter. De uitvoeringen van de zangers en in-strumentalisten van Musica Fiorita en de Gregoriaanse zang van Cantilena Antiqua tonen een groot inzicht in de stijl van dit repertoire; de opnames zijn dynamisch en temperamentvol. Ste-vige accenten worden niet geschuwd en over de klank van musici en voca-listen hangt een warme gloed. Bij de zangers valt hun mooie strakke toon en de perfecte, haast instrumentale uitvoering van de versieringen op. HD

J.P. SWEELINCK, A. VAN NOORDT E.A.:

DUTCH DELIGHT Matthias Havinga, orgel Brilliant Classics 95093 Een Hollandse stadsorganist in de Gouden Eeuw was vaak de

belangrijkste musicus van de stad, niet alleen door zijn werkzaamheden in de kerk, maar ook daarbuiten stond hij hoog in aanzien. Door zijn veelzijdigheid kwam allerhande muziek de kerk binnen, een predikant schreef zelfs dat het orgelspel ‘de menschen verlockt tot de gedachten van vleeschelijke lusten’. Matthias Havinga, organist van de Ronde Lutherse Kerk in Amsterdam, stelde voor deze cd een gevarieerd programma samen met muziek van de stadsorganisten Sweelinck, Speuy, Van Noordt en Schuyt, aangevuld met anoniem overgeleverde stukken uit onder andere het Susanne van Soldt Manuscript en het Leningrad Manuscript. Psalmbewerkingen worden afgewisseld met variaties over wereldlijke liederen zoals Malle Sijmen en Daphne, fantasieën of statige dansen. Gerhardus Havingha leefde weliswaar een eeuw later, maar kreeg als bijna-naamgenoot ook een plekje op deze cd. Het gereconstrueerde Faber-orgel van de Jacobuskerk in het Groningse Zeerijp (1651) is met zijn middentoonstemming en kleurrijke dispositie een ideaal instrument om de muzikale rijkdom van de Gouden Eeuw te tot klinken te brengen, en Havinga weet daar optimaal gebruik van te maken. Een heerlijke cd! WdJ

J.H. SCHEIN: ICH WILL SCHWEIGEN

Inalto o.l.v. Lambert ColsonRamée RAM 1401

Page 75: TOM 2/2015

CD-BESPREKINGEN

73

Johann Hermann Schein had veel pijlen op zijn boog. Meestal komen we hem op cd tegen als componist van vocale muziek, soms horen we ook zijn instrumentale werk. Op deze nieuwe cd van het jonge ensemble Inalto – blazers plus continuo – wisse-len vocaal en instrumentaal elkaar af. Er klinken klein bezette vocale stukken met uitstekende solisten, suites uit Banchetto Musicale en ook enkele orgelstukken. Alles met vaart uitge-voerd en prachtig opgenomen. Dit ensemble is echt een aanwinst! MB

H. SCHÜTZ: HISTORIA DER

AUFERSTEHUNG

Dresdner Kammerchor, Dresdner Barockorchester o.l.v. Hans-Christoph RademannCarus 83.256H. SCHÜTZ: MATTHÄUS-PASSION

SWV 469

Dresdner Kammerchor o.l.v. Hans-Christoph RademannCarus 83.259

De complete Schütz-uitgave van het label Carus vordert gestaag. De twee meest recente uitgaven zijn gewijd aan passie en Pasen. De Historia der Auferstehung krijgt hier een kleurrijke uitvoering met strijkers en – als Jezus aan het woord is – trombones. De Matthäus-Passion, die Schütz aan het eind van zijn leven componeerde, is alleen voor de zangers. De uitbun-digheid die we in veel van de andere

werken van Schütz horen, ontbreekt hier geheel. Deze twee cd’s samen geven een goed beeld van de ver-schillende uitdrukkingsmiddelen die Schütz gebruikte. De uitvoering is per-fect en klinkt door de gebruikte hoge stemming extra helder. De teksten zijn uitstekend verstaanbaar. De wat massieve klank die ik signaleerde in de opname van de Psalmen Davids van Rademann is hier geheel afwezig. MB

M. CAPUANA, B. RUBINO: REQUIEM

Choeur de Chambre de Namur o.l.v. Leonardo García-AlarcónRicercar RIC 353G. VENEZIANO: NOTTURNI, OFFICIUM

DEFUNCTORUM

Ensemble Odyessee o.l.v. Andrea FriggiPan Classics PC 10319

Dodenmuziek uit Zuid-Italië is altijd bijzonder. Ze kan zo heerlijk schrijnen! Bovendien is er uit die regio nog zo veel te ontdekken. Leonardo García-Alarcón diepte twee requiems op uit het Sicilië van de zeventiende eeuw. Capuana en Rubino werkten in Palermo en schreven muziek die nog deels leunt op de prima pratica uit de renaissance, maar ook dat rauwe en schurende heeft dat we associ-eren met de Zuid-Italiaanse barok. De Napolitaan Gaetano Veneziano schreef een requiem speciaal voor Allerzielen, een typisch Napolitaanse traditie. Daarbij werden op de avond voorafgaand aan Allerzielen ook nieuw

gecomponeerde notturni uitgevoerd. Die hoogbarokke treurmuziek krijgt hier een prachtige uitvoering met uitstekende vocale solisten, van wie vooral sopraan Jenny Högström me zeer goed bevalt. Ook het kamerkoor uit Namen is weer in blakende vorm. Twee prachtige uitgaven met totaal onbekende muziek. MB

H. PURCELL: DIDO & AENEAS (DVD)

Solisten, Chœur Accentus, Le Poème Harmonique o.l.v. Vincent Dumestre; regie: Cécile Roussat & Julien LubekAlpha 706

Verdrinken zou ze hoe dan ook, onze tragische koningin, en de poëtische enscenering van Cécile Roussat en Julien Lubek laat geen andere conclu-sie toe. Zij verplaatsten het klassieke verhaal naar een sprookjesachtig waterwereld waar alle dromen kopje onder gaan – behalve die van de Sorceress, hier een griezelig zeemon-ster, groots geïncarneerd door Marc Mauillon. De gedoemde geliefden zijn Henk Neven en, misschien minder voor de hand liggend, Vivica Genaux, maar het zijn toch vooral de dansers en acrobaten die de show stelen. Ook al omdat Vincent Dumestre hun extra ruimte geeft door Purcells steigerach-tige constructie te stofferen met extra muziek. De videoregistratie werkt op

Page 76: TOM 2/2015

CD-BESPREKINGEN

74

zich goed, al ligt de focus misschien te vaak op de solisten als een over-zichtsbeeld meer van de voorstelling had laten zien. Toch blijf je zitten met een rijk, tevreden gevoel: de warme, gedetailleerde sound van Le Poème Harmonique, toverachtige beelden, geniale vondsten, prachtige zangers. Het is allemaal van nu: een tikje vintage, maar vooral héél barok. AE

D. SARRO, N. PORPORA, L. VINCI

E.A.: DOMENICO GIZZI, A STAR

CASTRATO IN BAROQUE ROME

Roberta Invernizzi, i Turchini o.l.v. Antonio FlorioGlossa GCD 922608G.F. HÄNDEL: MY FAVOURITE

INSTRUMENT

Xenia Löffler (hobo), Marie Friederike Schilder (sopraan), Batzdorfer HofkapelleAccent ACC 24295

Ooit zal er een moment aanbreken waarop aan iedere barokke castraat minstens één cd gewijd is, met dank aan de Franco Fagioli’s en andere hippe countertenors van dit moment. Maar de Napolitaan Domenico Gizzi, die zijn successen vooral in Rome beleefde, was toch echt een sopraan-castraat en dan kun je beter voor een zangeres kiezen. Een overtuigende mannensopraan die ook maar in de buurt komt van een goede vrouwelijke heb ik nog altijd niet gehoord. Roberta Invernizzi is een goede keus voor dit repertoire, zelfs al laat ze in

de snelste versieringen wel eens een nootje vallen. De theatrale kwali-teiten van Invernizzi zorgen er wel voor dat deze cd niet de zoveelste aaneenschakeling is van louter vocaal vuurwerk. De heldere Marie Fride-rieke Schilder zingt prachtig, maar de hoofdrol is weggelegd voor hoboïste Xenia Löffler, die schitterend soleert in twee concerten en twee sonates. Het ensemble Batzdorfer Hofkapelle opereert wat timide, een beetje peper in het achterwerk zou mogen. MB

G.P. TELEMANN, H. GRAUPNER,

J.D. HEINICHEN: ICH HEBE MEIN

AUGEN AUF

L’Arpa Festante o.l.v. Rien VoskuilenCarus 83.337

Deze cd biedt werk van drie com-ponisten die géén Thomascantor in Leipzig werden. Telemann zat net in Hamburg en vond de baan in Leipzig ver beneden zijn stand, Heinichen had het druk in Dresden en Graupner, de eerste keus van het Leipzigse kerkbestuur, mocht niet weg uit Darmstadt. Morrend nam het kerkbestuur te Leipzig dan maar genoegen met die lastige Johann Sebastian Bach. Met dat feit in het achterhoofd is het natuurlijk leuk dat L’Arpa Festante op deze cd de cantate Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust van Graupner heeft opgenomen. Inderdaad, precies dezelfde tekst die Bach gebruikte voor zijn altcantate

BWV 170. Het verschil in toonzetting van dezelfde tekst kan niet groter: bij Graupner is die eenvoudig en ietwat naïef, bij Bach uiterst doorwrocht. Verder biedt deze cd een weinig ge-hoorde suite van Telemann en enkele andere fraaie vocale werken, die van Rien Voskuilen en zijn ensemble gloedvolle uitvoeringen krijgen. Ook van de vocale solisten kan met volle teugen worden genoten. MB

G.P. TELEMANN: OUVERTURE EN

CONCERTEN VOOR DARMSTADT

Les Ambassadeurs, Alexis Kossenko, traverso, Zefira Valova, vioolAlpha 2000

Met deze stukken, gecomponeerd voor de hofkapel van Darmstadt, willen Kossenko c.s. zich distantiëren van het wat aangename, elegante en enigszins gemakkelijke imago dat – ten onrechte – nog steeds een beetje aan Telemanns muziek kleeft. Ze wil-len een pleidooi houden voor de hoge kwaliteit en onderstrepen dat hij qua vakmanschap, fantasie en retorische kwaliteiten tot de top van zijn gene-ratie behoorde. Zijn oeuvre is door de Italiaanse, Franse, maar ook Poolse invloeden uit zijn jeugd zeer veelzij-dig. Het spel van Les Ambassadeurs maakt de beweringen volkomen waar en de expressieve en virtuoze soli van traversospeler Kossenko en violiste Valova in de Concerti accentueren dit nog eens. Een nieuwe standaard! HD

Page 77: TOM 2/2015

CD-BESPREKINGEN

75

A. VIVALDI, G.F. HÄNDEL, G.B.

PERGOLESI, N. PORPORA: TEMPESTA

Blandine Staskiewicz, mezzosopraan, Les Ambassadeurs o.l.v. Alexis KossenkoGlossa GCD 923503

Een origineel idee om een cd te vullen met aria’s over het verschijnsel storm. Natuurlijk niet alleen de letterlijke woelingen van de zee, maar ook de symbolische pendant ervan in de menselijke ziel. Er is bewust voor afwis-seling gekozen tussen temperament – Porpora’s Spesso di nubi cinto of Händels Brilla nell‘ anima – en kalmte, zoals Handels beroemde Ombra mai fù. Mezzo Stankiewicz is bijzonder overtuigend in al dat vuurwerk en beseft heel goed wat de functie van de virtuoze coloraturen is in de reto-riek. Die zijn slechts een middel om de emoties uit te drukken en niet het doel op zich. Pure zang, duidelijke tekstbehandeling en geen spoor van trucjes zoals zuchten, valse lucht op klinkers. Hier kan La Bartoli nog iets van leren. HD

J.S. BACH, S.L. WEISS: SUITES EN

CHACONNES

Toyohiko Satoh, luitCarpe Diem Records CD 16305

‘Jonge mensen spelen vaak met een ongeremd enthousiasme. Nu ik zeventig ben realiseer ik me dat hoe groter de spiritualiteit van de muziek is, des te noodzakelijker is het voor de

speler om zijn werkelijke “zelf ”in de muziek tot uitdrukking te brengen.’ Dat zegt luitist Toyohiko Satoh, die ons leert dat ware ‘zelf’ te bereiken is via het zen-principe van het ‘niets’ en de totale leegte. De musicus moet dit zen en zijn diepste ‘zelf’ ook in zijn spel betrekken. Vanuit deze opvatting speelt de Japanner op deze cd de twee Bachsuites – transcripties van de cellosuites in G en C – en de chaconnes van Weiss. Het moet gezegd worden dat deze werken een zeer persoonlijke benadering mee-krijgen en daardoor moeilijk objectief te beoordelen zijn. De tempi zijn over het algemeen laag, er is oog voor elk detail. Positief bedoelde kwalificaties als onthecht, ingekeerd, terugkeer naar de essentie en dergelijke kun-nen, al naar gelang de smaak van de luisteraar, echter ook als levenloos en stilstaand ervaren worden. Persoon-lijk zet ik vraagtekens bij de combi-natie van Bach en zen. Enthousiast en ongeremd musiceren is mij liever. Het laatste woord is echter aan de luisteraar. De prachtige elfsnarige luit, gemaakt door Laurentius Greiff (1719), is uitstekend opgenomen, dat wel. HD

J.S. BACH: MUSIKALISCHES OPFER

BWV 1079 EN (TRIO)SONATES

VOOR VIOOL, TRAVERSO EN BASSO

CONTINUO

Ensemble Aurora o.l.v. Enrico GattiArcana A384

Deze nieuwe opname van Bachs ge-schenk aan de Pruisische koning Frie-drich II – in de vorm van een aantal canons, twee ricercares en een trio-sonate op een thema van diens hand – biedt een aantal interessante oplos-singen voor de instrumentatie. Zo wordt in de vijf canons op het ‘Thema Regium’ het klavecimbel regelmatig ingezet als één van de solostemmen. De vaak gebruikte combinatie van strijker(s) en/of blazer(s), met waar nodig het klavecimbel, levert een iets homogener resultaat op. In de tweede canon, met Bachs eigen aanduiding ‘2 violen in unisono’ (sic), wordt een van de violen vervangen door het klavecimbel. Maar dit komt de ge-lijkwaardigheid van beide stemmen niet echt ten goede. Dezelfde aanpak geldt voor de twee canons ‘Quae-rendo invenietis’ (‘zoekt en gij zult vinden’), een uitdaging voor de koning om uit te vinden waar een tweede thema-inzet zou moeten plaatsvin-den. Het zesstemmige ricercare wordt door het hele ensemble gespeeld en niet, zoals in de latere versie van Bachs eigen hand, door klavecimbel. De triosonate voor viool, traverso en continuo in c krijgt een uiterst leven-dige aanpak in de snelle delen. In het Largo en Andante wordt gelukkig alle tijd genomen om de vereiste sfeer van rust te bereiken. De tempi in het hele werk zijn trouwens aan de vlotte kant. Dat wreekt zich een enkele keer: in de vierde canon ‘super Thema Regium’, met Bachs eigen aanduiding ‘Andante’, wordt het ‘gaande’ meer een vorm van gehaast snelwandelen. Ondanks deze kanttekeningen krijgt dit Musikalische Opfer muzikaal en instrumentaal een goede uitvoering, die weer eens een ander licht werpt op de mogelijkheden van instrumentatie. Alleen daarom is deze fraai opgeno-men cd al de moeite meer dan waard. De toegiften in de vorm van de viool- en triosonate, waarschijnlijk van de

Page 78: TOM 2/2015

CD-BESPREKINGEN

76

hand van zoon Carl Philipp Emanuel, krijgen dezelfde voortvarende en ook introverte aanpak mee. HD

J.-M. LECLAIR: SONATES VOOR

TWEE VIOLEN EN B.C. OPUS 12

Florian Deuter en Mónica WaismanAccent ACC 24298

Jean-Marie Leclair zette de viool in Frankrijk definitief op de kaart en schreef talloze sonates en concerten voor het instrument. Deze zes so-nates opus 12 voor twee violen zijn duidelijk bedoeld om door Leclair en een leerling samen te worden gespeeld. Elke sonate kent een moeilijke en een wat eenvoudiger partij. Leclair laat allerlei technieken de revue passeren. Het levert uiterst aangename en galante muziek op. Florian Deuter komt duidelijk uit de school van Reinhard Goebel, die zelf in 1979 enkele van deze sonates op-nam. Samen met Mónica Waisman zorgt Deuter voor een heerlijke cd. Leuk om eens een kijkje te nemen in de leskamer van Leclair! MB

J.J. FUX, A. VIVALDI, G. MUFFAT E.A.:

THE MUSIC OF THE HABSBURG

EMPIRE

Ars Antiqua Austria o.l.v. Gunar LetzborPanclassics PC 10311 (10 cd’s)

Het hedendaagse streven naar een verenigd en multicultureel Europa

– met wederzijde beïnvloeding op cultureel, politiek en economisch gebied – had ruim drie eeuwen ge-leden al een vergelijkbare pendant. Toen smolten verschillende culturen uit alle windrichtingen van Europa samen tot een pan-Europese cul-tuur onder de overkoepelende heerschappij van het Habsburgse Rijk, met als centrum Wenen. Daar heerste een universele cultuurop-vatting en musici uit onder andere Slovenië, Moravië, Bohemen, Polen en Hongarije troffen er kunstenaars uit Frankrijk, Duitsland, Italië, Turkije en Spanje. Nieuwe combinaties van nieuw aangeleerde vaardigheden met van huis meegebrachte tradities hadden tot gevolg dat men graag de compositiestijlen en uitvoeringsprak-tijk van andere culturen wilde leren kennen. Wenen fungeerde als smelt-kroes van al deze invloeden. Aan alle landen die in het Habsburgse Rijk hun bijdrage leverden aan deze rijke en gevarieerde Europese muziekcul-tuur is op deze 10 cd-box een aparte cd gewijd. Het feit dat de namen Fux, Vivaldi, Muffat en Kerll op verschil-lende cd’s voorkomen, illustreert de grensoverschrijdende invloeden. Dankzij dit cultuurhistorisch uiterst belangrijke project komen naast de bekende namen ook componisten aan bod die zelden op cd’s te vinden zijn, zoals de Slovenen Ivanschiz en Dolar of de Slowaken Kusser en Speer. Ars Antiqua Austria – vorig jaar nog artist in residence tijdens het Festival Oude Muziek – is voor de ge-legenheid uitgebreid met zangers en instrumentalisten uit de verschillende regionen van het voormalige Habs-burgse Rijk. Deze musici komen in de meest ongewone en uiteenlopende combinaties tot mooie en vaak ui-terst levendige resultaten (zoals in de Slowaakse folkloristische invloeden). Hier spat de musiceervreugde vanaf! HD

C.PH.E. BACH: SONATES,

FANTASIEËN EN RONDO

Ricardo Cecchetti, fortepianoChallenge Classics CC 72666

Uit de Claviersonaten und Freye Fan-tasien nebst einigen Rondos die Carl Philip Emmanuel Bach tussen 1779 en 1787 publiceerde, maakte forte-pianist Cecchetti een aantrekkelijke keuze van vier Sonates, twee Fanta-sieën en een Rondo. Hij doet dit op indrukwekkende wijze, zowel muzi-kaal als instrumentaal. Bachs unieke stijl, die een brug vormde tussen de barok van vader Johann Sebastian en de klassieke periode, wordt hier van alle kanten en met veel fantasie belicht: drama, poëzie en onver-wachte harmonische wendingen. Alle elementen van de Empfindsame stijl tovert Cecchetti uit zijn instrument, een pianoforte van een anonieme Duitse bouwer uit de tijd waarin deze stukken ontstonden. De mooie op-name geeft spel en piano een extra dimensie. Een aanrader! HD

Page 79: TOM 2/2015

CD-BESPREKINGEN

77

W.A. MOZART: PIANOCONCERTEN KV

238 EN KV 246 / CONCERTARIA’S KV

209 EN KV 210

Arthur Schoonderwoerd, fortepiano, Francesco Fernández-Rueda, tenor, Ensemble CristoforiAccent ACC 24296

Van de twee klavierconcerten uit 1776 – Mozarts Salzburgse tijd – is KV 238 in Bes volgens het titelblad bedoeld voor klavecimbel. KV 246 in C – geschreven voor de Salzburgse gravin Lützlow – draagt in de overgeleverde kopieën uit het bezit van Leopold en Nannerl de aanduiding ‘fortepiano’. Voor deze opname koos fortepianist Schoonder-woerd voor een replica van een tan-gentenvleugel van Späth en Schmahl uit omstreeks 1770. Bij dit klaviertype worden de snaren door houten staafjes aangeslagen, waardoor een toon wordt geproduceerd die de transparantie van een klavecimbel combineert met de dynamische mogelijkheden van een klavichord of fortepiano. De geslaagde keuze voor dit klaviertype en het spran-kelende spel van Schoonderwoerd maken het luisteren naar deze vroege werken tot een plezier. Het klankeven-wicht met de blazers en strijkers van het ensemble Cristofori, dat volgens het overgeleverde stemmenmateriaal enkelvoudig bezet is, blijkt uitstekend. Extra cadensen in KV 238 van Mozarts eigen hand zijn een interessante toe-gift. Een andere bonus vormen twee tenoraria’s uit 1775, die voor bevriende zangers werden geschreven om in een opera buffa van collega-componisten ingevoegd te worden (zogenaamde Ersatz-aria’s). Die worden door de Spaanse tenor Francisco Fernández-Rueda met verve gezongen. HD

FRANCK: FATHER OF THE ORGAN

SYMPHONY (2CD/2DVD)

David Noël-Hudson, Joris Verdin e.a., orgelsFugue State Films FSFDVD009 (4 cd’s)

Smullen voor de liefhebbers, deze vierdelige box die gewijd is aan het orgeloeuvre van César Franck. Zijn Six Pièces, Trois Pièces en Trois Chorals vor-men tenslotte de ‘bijbel’ van de Franse symfonische orgelmuziek. De Parijse organist Eric Lebrun weet boeiend te vertellen over de ontwikkeling van Francks baanbrekende stijl, waarbij hij de kijker meeneemt naar kerken waar hij heeft gewerkt, zoals de Notre-Dame-de-Lorette en natuurlijk de Sainte-Clotilde. Het hyperserieuze en -religieuze beeld van Franck, zoals dat door zijn biograaf Vincent d’Indy en anderen werd overgeleverd, is echter behoorlijk vertekend, betoogt organist Joris Verdin. Waarschijnlijk speelde hij sneller dan zijn volgelingen, minder legato, en ging hij vrijer om met dy-namiek en rubato. De invloed van de (pedaal)piano en het harmonium mag daarbij niet onderschat worden. De twaalf werken worden geanalyseerd en gespeeld door de Frans-Britse organist David Noël-Hudson, die de Trois Chorals beschouwt als één werk met drie delen. Zijn uitvoering (op prachtige Cavaillé-Coll-orgels in Parijs en Saint-Omer) is opvallend traag en staat vaak haaks op de door Verdin verkondigde inzichten. Het was inte-ressant geweest als ook Verdin een deel voor zijn rekening had genomen. De statische beelden en de rommelige ondertiteling dragen er eveneens aan bij dat deze waardevolle productie helaas niet op alle fronten kan over-tuigen. WdJ

Page 80: TOM 2/2015

vriendenoudemuziek

GRATIS THUISBEZORGD, ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON.

CD-AANBIEDINGEN

Vedelspeler Baptiste Romain bracht met zijn ensemble Le Miroir de Musique een cd uit met Italiaanse liederen uit de zestiende en vroege zeventiende eeuw. We horen twee zangers, twee strijkinstrumenten en een luit. Duidelijk is dat het gereciteerde zingen voortkomt uit de traditionele, oraal overgeleverde Italiaanse muziek. Vooral tenor Giovanni Cantarini doet zijn best om dat te laten horen. Maria Cristina Kiehr zingt mooi strak, met smaakvolle, maar niet overdadige versieringen. Baptiste Romain zorgt met zijn ensemble voor hoogstaande begeleidingen, met prachtige timbreverschillen tussen lirone en lira de braccio.

B. Tromboncino, G. Caccini e.a.: Sulla Lira, l’Arte della RecitazioneLe Miroir de Musique o.l.v. Baptiste RomainRicercar RIC 354Normale prijs ca. € 23Voor Vrienden € 15

O. Lassus: Musica reservata, Secret Music for Albrecht VProfeti della Quinta, Dolce Risonanza o.l.v. Florian WieningerPan Classics PC10323Normale prijs ca. € 23Voor Vrienden € 18

De boetepsalmen van Orlando Lassus behoren tot zijn allermooiste composities. Zijn werkgever, Hertog Albrecht V van Beieren, vond dat ook en verbood daarom de export van deze muziek buiten zijn hof. Gelukkig gebeurde dat toch en overleefde de muziek de eeuwen, waardoor we nu kunnen genieten van een nieuwe opname door Profeti della Quinta. Zelden hoor je vijf zangers zo eensgezind ademen. Deze uitvoeringen ademen een grote rust uit, niets klinkt geforceerd en alles mengt perfect. Dit is waar-schijnlijk één van de mooiste renaissance-cd’s van 2015.

Ensemble Leones speelt een aantrekkelijk en afwisselend programma, dat een goed beeld geeft van de Oostenrijkse muziek uit de vroege Habsburgse tijd. Oswald von Wolken-stein wordt beschouwd als de allerlaatste minnesänger. Zijn oeuvre bestaat uit eenstemmige liederen en hij componeerde ook nieuwe, Duitse teksten op bestaande Franse melodieën, waarvan op deze cd mooie voorbeel-den staan. zangeres Els Janssens-Vanmunster is met haar grote bereik en haar vermogen zich aan iedere instru-mentcombinatie aan te passen de ideale zangeres voor dit repertoire. Ook de andere musici van Ensemble Leones zijn van topniveau.

Dwalend door Thüringen en omgeving leer je al snel: de Bachs zaten overal. In een gebied vol kleine, onafhanke-lijke culturele centra kon de gilde-achtige, zelf-opleidende muzikantenfamilie Bach floreren. Johann Sebastian profiteerde zo van zijn netwerk en hun uitstekende muziek en zette zelf deze traditie voort. Vox Luminis portretteert de familie op deze cd. Verstilde begrafenismotetten, kerst-muziek met een extra twinkeling, emotionele motetten voor de Lijdenstijd, in elke sfeer bereikt Vox Luminis haast perfectie. Grandioos!

Johann, Johann Christoph en Johann Michael Bach: MotettenVox Luminis & Scorpio Collectief o.l.v. Lionel MeunierRicercar RIC 347Normale prijs ca. € 32Voor Vrienden € 20

O. Von Wolkenstein, G. Dufay, H. Isaac e.a.: Argentum et Aurum Ensemble Leones o.l.v. Marc LewonNaxos 8.573346Normale prijs ca. € 8Voor Vrienden € 7

78

Page 81: TOM 2/2015

vriendenoudemuziek

GRATIS THUISBEZORGD, ZOLANG DE VOORRAAD STREKT. TE BESTELLEN VIA DE SPECIALE BESTELBON.

CD-AANBIEDINGEN

De Napolitaan Gaetano Veneziano schreef een requiem speciaal voor Allerzielen. Bij een typisch Napolitaanse traditie werden op de avond voorafgaand aan Allerzielen nieuw gecomponeerde notturni uitgevoerd. Deze hoogba-rokke treurmuziek krijgt hier een prachtige uitvoering met uitstekende vocale solisten, van wie vooral sopraan Jenny Högström me zeer goed bevalt.

Met deze stukken, gecomponeerd voor de hofkapel van Darmstadt, willen Kossenko c.s. zich distantiëren van het wat aangename, elegante en enigszins gemakkelijke imago dat – ten onrechte – nog steeds een beetje aan Telemanns muziek kleeft. Ze houden een pleidooi voor de hoge kwaliteit en onderstrepen dat hij qua vakmanschap, fantasie en reto-rische kwaliteiten tot de top van zijn generatie behoorde. Het spel van Les Ambassadeurs maakt de beweringen volkomen waar. Een nieuwe standaard!

G. Ph. Telemann: Ouverture en Concerten voor DarmstadtLes Ambassadeurs, Alexis Kossenko, traverso, Zefira Valova, vioolAlpha 2000Normale prijs ca. € 23Voor Vrienden € 18

G. Veneziano: Notturni, officium defunctorumEnsemble Odyessee o.l.v. Andrea FriggiPan Classics PC 10319Normale prijs ca. € 23Voor Vrienden € 18

Roberta Invernizzi is een goede keus voor dit repertoire van sopraancastraat Domenico Gizzi. De theatrale kwaliteiten van Invernizzi zorgen ervoor dat deze cd niet de zoveelste aaneenschakeling is van louter vocaal vuurwerk. Ook de heldere Marie Friderieke Schilder zingt haar aria’s prachtig, maar de hoofdrol is weggelegd voor hoboïste Xenia Löffler, die schitterend soleert in twee concerten en twee sonates.

D. Sarro e.a.: Domenico Gizzi, a star castrato in baroque RomeRoberta Invernizzi, i Turchini o.l.v. Antonio FlorioGlossa GCD 922608Normale prijs ca. € 23Voor Vrienden € 18

Een Hollandse stadsorganist in de Gouden Eeuw was vaak de belangrijkste musicus van de stad, niet alleen door zijn werkzaamheden in de kerk, maar ook daarbuiten. Matthias Havinga stelde voor deze cd een gevarieerd programma samen met muziek van de stadsorganisten Sweelinck, Speuy, Van Noordt en Schuyt. Het gerecon-strueerde Faber-orgel van de Jacobuskerk in het Groningse Zeerijp (1651) is met zijn middentoonstemming en kleurrijke dispositie een ideaal instrument om de muzikale rijkdom van de Gouden Eeuw te tot klinken te brengen. Een heerlijke cd!

J.P. Sweelinck, A. van Noordt e.a.: Dutch DelightMatthias Havinga, orgelBrilliant Classics 95093Normale prijs ca. € 8Voor Vrienden € 7

79

Page 82: TOM 2/2015

80

medewerkers voor deze uitgave:

Julia Muller-van Santen, Jed Wentz, Marcel Bijlo, Noortje

Zanen, Agnes van der Horst, Andrea Braun, Louis Grijp,

Henk Dekker, Albert Edelman

adverteren:

tarieven via 030 232 9000 of www.oudemuziek.nl

miniadvertenties

voor particulieren, € 15 per 4 regels,

140 lettertekens, bewijsexemplaar € 5

opgave voor servicerubrieken:

Cursussen en festivals op het gebied van de oude muziek

worden kosteloos aangekondigd indien de gegevens compleet

en tijdig worden aangeleverd. Onvolledige opgaven worden

niet geplaatst.

deadlines:

periode 15 februari - 15 mei: 2 januari

periode 15 mei - 15 augustus: 1 april

periode 15 augustus - 15 november: 1 juni

periode 15 november - 15 februari: 1 oktober

donateur worden:

Voor een bijdrage van € 40, € 80, € 160 of € 1.000 aan de

Stichting Vrienden Oude Muziek ontvangt u 4x per jaar het

Tijdschrift Oude Muziek met alle gegevens over het Festival en

onze concerten. Tevens krijgt u dan de Vriendenpas, waarmee

u in aanmerking komt voor diverse kortingen.

Zie www.oudemuziek.nl voor alle bijbehorende voordelen of

bel met 030 232 9000.

Voor mensen met een leeshandicap is dit Tijdschrift ook op

cd verkrijgbaar. Inlichtingen: Dedicon, Postbus 24, 5360 AA

Grave, 0486 486 486.

Het volgende nummer verschijnt medio augustus 2015.

Tijdschrift Oude Muziek

ISSN 0920-6649

jaargang 30 / nr. 2 – mei 2015

verschijnt 4x per jaar

uitgave en productie:

Stichting Organisatie Oude Muziek Utrecht

bureau:

kantoor:

Plompetorengracht 4

NL-3512 CC Utrecht

t. +31 (0)30 232 9000

f. +31 (0)30 232 9001

[email protected]

www.oudemuziek.nl

correspondentieadres:

Postbus 19267

NL-3501 DG Utrecht

Nederland

vormgeving:

Studio rUZ / Went&Navarro

opmaak:

Esther de Bruijn

drukwerk en bindwerk:

BCM

cover:

Koningin Elizabeth I in haar kroningsmantel, stof met ingewe-

ven Tudor-rozen en afgezet met hermelijn. Onbekende schil-

der, ca. 1600. National Portrait Gallery (Londen): NPG 5175.

redactie:

Jules van der Leeuw

Susanne Vermeulen

Xavier Vandamme

COLO

FON

Page 83: TOM 2/2015

© R

on

ald

Kn

ap

p

© M

arc

o B

org

gre

ve

© J

on

as

Sack

s

16/0716/0716/07

31/0731/0731/07

24/0724/0724/07

07/0807/0807/08

© M

olin

a V

isu

als

Deze zomer in Het Concertgebouw

do 16/07

Maurice Steger Concerto de’ Cavalieri

Bach, Vivaldi, Corelli, Händel

20.00 uur – vanaf € 20

vr 24/07

Bachs Hohe Messe Musica Amphion, MUSAen Johannette Zomer

20.00 uur – vanaf € 25

vr 31/07

Ronald Brautigam Die Kölner Akademie

Mozartdrieluik

20.00 uur – vanaf € 25

vr 07/08

Gordan Nikolić Nederlands Kamerorkest

Vivaldi, Bach, Händel

20.00 uur – vanaf € 25

Bestel uw kaarten via www.robecosummernights.nl

BESTEL NU KAARTEN VIA WWW.LEIDSEKOORBOEKEN.NL OF BIJ VVV’S IN DE CONCERTPLAATSEN

HET LAATSTE JAAR DE LEIDSE

KOORBOEKENVR 22 MEI 20.30 | LEIDEN | Pieterskerk

MA 25 MEI 15.30 | ZUTPHEN | WalburgiskerkWO 27 MEI 20.30 | ROTTERDAM | Laurenskerk

DO 28 MEI 20.30 | UTRECHT | DomkerkVR 29 MEI 19.30 | GRONINGEN | Martinikerk

ZA 30 MEI 20.30 | ALKMAAR | Grote KerkZO 31 MEI 15.30 | VLISSINGEN | St. Jacobskerk

Volg ons ook op:

Page 84: TOM 2/2015

Het Festival en Seizoen Oude Muziek staan samen garant voor 250 concerten per jaar, waarvan meer dan 80.000 mensen genieten. Waaronder u. Ondersteun via een legaat of schenking duurzaam de uitvoering van oude muziek in Nederland.

Wilt u ook een rol spelen in de toekomst van oude muziek?

Wilt u meer weten over legaten of schenkingen, kijk dan op www.oudemuziek.nl/legatenvoor meer informatie.

2/2015

DE SCHATTEN VAN BOUGHTON HOUSE / PURCELL IN DE SCHIJNWERPERS / DOWLAND IN HOLLAND / STIMU-SYMPOSIUM BESPREEKT GRENZEN VAN MUZIKALE IDENTITEIT / INTERVIEWS MET MARCOMENCOBONI OVER ALFONSO FERRABOSCO / LAURENCE DREYFUSS OVER EXPERIMENTELE WILLIAM LAWES / DE RIJZENDE STER VAN STEFAN TEMMINGH EN NOG VEEL MEER…

2/2015

Page 85: TOM 2/2015

© R

on

ald

Kn

ap

p

© M

arc

o B

org

gre

ve

© J

on

as

Sack

s

16/0716/0716/07

31/0731/0731/07

24/0724/0724/07

07/0807/0807/08

© M

olin

a V

isu

als

Deze zomer in Het Concertgebouw

do 16/07

Maurice Steger Concerto de’ Cavalieri

Bach, Vivaldi, Corelli, Händel

20.00 uur – vanaf € 20

vr 24/07

Bachs Hohe Messe Musica Amphion, MUSAen Johannette Zomer

20.00 uur – vanaf € 25

vr 31/07

Ronald Brautigam Die Kölner Akademie

Mozartdrieluik

20.00 uur – vanaf € 25

vr 07/08

Gordan Nikolić Nederlands Kamerorkest

Vivaldi, Bach, Händel

20.00 uur – vanaf € 25

Bestel uw kaarten via www.robecosummernights.nl

BESTEL NU KAARTEN VIA WWW.LEIDSEKOORBOEKEN.NL OF BIJ VVV’S IN DE CONCERTPLAATSEN

HET LAATSTE JAAR DE LEIDSE

KOORBOEKENVR 22 MEI 20.30 | LEIDEN | Pieterskerk

MA 25 MEI 15.30 | ZUTPHEN | WalburgiskerkWO 27 MEI 20.30 | ROTTERDAM | Laurenskerk

DO 28 MEI 20.30 | UTRECHT | DomkerkVR 29 MEI 19.30 | GRONINGEN | Martinikerk

ZA 30 MEI 20.30 | ALKMAAR | Grote KerkZO 31 MEI 15.30 | VLISSINGEN | St. Jacobskerk

Volg ons ook op: