Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins...

14
Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering Toen ik klein was, was ik bezig om groot te worden. Nu ik groot ben, probeer ik soms weer klein te worden. Het eerste was vanzelfsprekend. Het tweede vanzelfsprekend niet. Geert De Kockere

Transcript of Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins...

Page 1: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Toen ik klein was,

was ik bezig

om groot te worden.

Nu ik groot ben,

probeer ik soms

weer klein te worden.

Het eerste

was vanzelfsprekend.

Het tweede

vanzelfsprekend niet.

Geert De Kockere

Page 2: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Sommige bossen

zijn kathedralen

van nature.

Heel boombastisch

en met echte

zijbeuken.

Geert De Kockere

Page 3: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

O, ik weet het niet

O, ik weet het niet,

maar besta, wees mooi.

Zeg: kijk een vogel

en leer me de vogel zien.

Zeg: het leven is een brood

om in te bijten en de appels zien rood

van plezier, en nog, zeg iets.

Leer me huilen, en als ik huil

leer me zeggen: het is niets.

Herman de Coninck

Page 4: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Er lopen overal riviertjes onder mijn vel

Er lopen overal

riviertjes onder mijn vel.

En ik zie die blauwe adertjes wel,

maar ik voel ze niet,

ik hoor ze niet,

ik weet niet waarheen ze stromen.

Mijn lijf is een terrein

waar ik zelf niet kan komen.

Mijn lijf is een geheim

met een huid,

hier aan de buitenkant.

Ik kan niet bij mezelf naar binnen.

Ik ben mijn eigen

buitenland.

“Er lopen overal riviertjes onder mijn vel” Edward van de Vendel

In: De groeten van Superguppie (Querido, 2008)

Page 5: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

De pad en de roos

Een pad die op een tuinpad zat,

riep: ‘Wat een mooie bloemen!

Op zoveel schoonheid zal ik mij

nooit kunnen beroemen!’

Toen sprak een witte roos: ‘Wees blij

dat jij nog iets bewondert.

Ik vind mezelf ook meer dan fraai,

maar ’t wordt alleen ontzettend saai

wanneer je niets echt mooi meer vindt,

jezelf dan uitgezonderd.’

“De pad en de roos” Hans Andreus

In: Tikken tegen de maan (Ons Erfdeel, 2010)

Page 6: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Er woonde op de aarde

Er woonde op de aarde

een vrouw van honderd jaar

die veel te veel bewaarde,

ik weet alleen niet waar.

Wat iemand had vergeten,

wat iemand niet meer zag,

wat bijna was versleten,

wat in een laatje lag.

Wat in antieke kasten

en diepe putten bleef,

wat nergens meer in paste,

wat schonkig was en scheef.

En niet als in de dromen

en elke dag te moe,

ze heeft het meegenomen,

ik weet niet waar naartoe.

“Er woonde op de aarde” Joke van Leeuwen.

In: Ozo heppiejer (Querido, 2012)

Page 7: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Page 8: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Voor een raam

Ik sta voor een raam.

Ik zie woorden komen.

Sommige woorden herken ik:

ofschoon, rood, alvorens,

niettegenstaande in zijn wapperende jas,

waarachtigheid, onvolkomen…

Sommige klimmen op elkaars schouders.

‘Wie ben jij?’ roepen ze.

‘Bewolkt,’ roep ik.

‘Zwaar of half?’ vragen ze.

‘Licht,’ zeg ik. ‘Licht bewolkt.’

Ik sla mijn ogen neer.

Ik wou dat ik glinsterend was

of enigszins

of liever nog: desalniettemin.

Het begint te regenen.

Ofschoon kijkt omhoog, haar wangen worden nat.

Wijd en zijd hollen weg.

Duisternis valt.

Toon Tellegen

Page 9: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Een Menigte

Verbaasd merkte de moeder

dat zij een menigte werd.

Binnen enkele dagen was het

gebeurd, bleek zij uiteengevallen

in een waaier van vrouwen.

De weerloos-blije liep daar

van haar geheugen te genieten;

de verslagene, die snel op weg

wilde naar welke dood dan ook;

de trieste die er niets van begreep,

die alleen zachte vlindervleugels

tegen de wangen van het kind

zag slaan, onophoudelijk. Rond

het groepje stormde de furie,

pamfletten en woedende brieven

in de handen. Achteraan ging

de wanhoopsmoeder die al maanden

de kapper niet had gezien.

Hoe het te hoeden, ze zorgen dat elk

de voeten in dezelfde richting sleept?

Ons is iets overkomen, kan ze zeggen,

wij zijn de menigte die moeder heet.

En zij die in de verte aan het water

staat, en wenk, is een van ons.

Anna Enquist

Page 10: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Een kind

De hemel naar alle zijden

op een helder voorjaar vol wind:

eens danste door deze weiden

een eenzaam gelukkig kind.

Wat is van dat kind geworden?

De sloten zijn dichtgegroeid,

het groen werd dof en verdorde,

de meiroos heeft uitgebloeid.

Het spelend kind werd een knaap en

een man, aan de anderen gelijk.

Soms ligt zijn gezichtje te slapen

nog in het water, als ik láng kijk.

Anton Van Wilderode

Page 11: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Een jongen in een stad…

Een jongen in een stad is klein. Zijn ogen

zijn zijn hele lijfje, groot van kijken,

als hij langs gouden uitstalramen loopt.

Daar komt de tram, verpletterend en schijnend.

De jongen loopt door straten in de avond.

Steeds groter wordt zijn kijken. Een stad woont

in zijn lijfje. Hij is bomen, winkels,

straten en geluiden. Zelfs de tram

rijdt tussen jagend hart en jonge longen.

Geert van Istendael

Page 12: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Hand

Kleiner dan de hand van een kindje

is er niets. Zoals dat in het rond graait

en huilt en kraait, zonder te weten naar waar,

waarom.

Nooit meer, totdat we dood gaan,

zullen onze handen nog zo eindeloos

klein zijn

van niets te kunnen vatten.

Jo Govaerts

Page 13: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Wat vrouwen van alle kleuren

kunnen maken uit één groot wit laken

Doeken voor de kinderen,

doeken voor de neus en

voor de tranen uit je ogen.

Verband voor de wonden,

een sluier voor de zonden.

Een rok, een hemd,

een broek, een hoes voor

een verboden boek,

een handdoek voor de vaat

of iets dat nog niet bestaat.

Doeken om te zeven,

doeken voor nieuw leven,

slingers voor een feest.

Stroken om iets te binden,

linten om je weg te vinden.

Sterke touwen voor de vlucht,

doeken om een kind te dragen.

Lappen om alles schoon te

vegen, proppen om te stelpen.

Alles om te helpen.

En voor de donkerste dag:

een witte vlag.

Erindera (Hilde Van Cauteren)

Page 14: Toen ik klein was, om groot te worden. Nu ik groot …...Ik wou dat ik glinsterend was of enigszins of liever nog: desalniettemin. Het begint te regenen. Ofschoon kijkt omhoog, haar

Gedichtendag 2014 – Thema: Verwondering

Anders

Jij bent heel anders dan ik.

Je haar is kroezig en je huid is bruiner.

Je ogen zijn diep en donker.

In je armen en benen zit elastiek.

Jij viert feest op andere dagen.

Het eten bij jou thuis ruikt vreemd.

De muziek die je draait klinkt naar woestijn.

Je houdt van fellere kleuren.

Maar als je lacht, ben je net zo blij als ik.

Jouw god is vast dezelfde als de mijne,

Ook al heeft hij een andere naam.

Jij hoort bij mij en ik hoor bij jou,

Ook al zijn we allebei anders.

Tussen ons ligt een wereld van verschil.

Maar om elkaar te begrijpen

Hebben we aan een half woord genoeg.

Kolet Jansen. Uit: Uit het blote hoofd. Gedachten voor liefs en leed, Lannoo, 2004