TM mei 2011

16
Mei 2011 | Jaargang 40 | Nr 5 Toekomstvisie installatiebranche De DUBO-versneller BIM: Toren van Babel? Dynamische brandscheidingen JAARGANG 39 NR. 5 TVVL MAGAZINE MEI 2011

description

TM mei 2011

Transcript of TM mei 2011

mitsubishi-climatecare.nl

Vervangen zonder te vervangen

City Multi VRF • Mr. Slim • RAC

Cleaning-freeLeiding hergebruik technologie

Het eerste en enige antwoord op de uitfasering van het koudemiddel R22Bekijk de voordelen op alklima.nl/cleaning-free of vraag de Cleaning-free kit aan via [email protected]

ME Adv Cleaning-free_A4_CS5.indd 1 01-03-11 15:44

Mei 2011 | Jaargang 40 | Nr 5

Toekomstvisie installatiebranche

De DUBO-versneller

BIM: Toren van Babel?

Dynamische brandscheidingen

JAA

RGA

NG

39 NR

. 5 TVV

L MA

GA

ZINE M

EI 2011

TM0511_cover.indd 1 29-4-2011 12:26:09

3

Inhoudsopgave

TVVL MAGAZINE

REVIEWED: Artikelen in TVVL Magazine zijn beoordeeld ‘door gelijken’. De uniforme ‘peer review’ waarborgt de onafhankelijke en kwalitatieve positie van TVVL Magazine in het vak-gebied. Een handleiding voor auteurs en beoordelingsformulier voor de redactieraadleden (‘peer reviewers’) zijn verkrijgbaar bij het redactie-adres.

50

46

4

Project:

VMBo NIjMegeN

INterVIew:

rogIer KNuBBeN

DyNaMIsche

BraNDscheIDINgeN

DyNaMIsche BraNDscheIDINgeNIng. R.J.R. (Remko) Noor MSc 4

De BruIKBaarheID VaN eeN ‘IN VItro’-testDr.ir. P.M. (Philomena) Bluyssen en

dr.ir. I.L. (Ilse) Tuinman 8

De INstallatIeBraNche Is eeN INNoVatIe-BraNcheD. (Dick) Reijman 14

“toeKoMstVIsIe INstallatIeBraNche Is INsPIrereND”D. (Dick) Reijman 18

De DuBo-VersNellerIr. W.H. (Wim) Maassen PDEng, ing. H.N. (Rik) Maaijen 20

gelIjKwaarDIgheIDVerKlarINg ePc BIeDt oNtwerPVrIjheIDIng. S. (Sebastiaan) Blok, T. (Theo) Thijssen MSc 26

BIM: toreN VaN BaBel?Technische Raad TVVL 30

BIM, toeKoMst of realIteIt?Ir. P. (Paul) Bos, ir. R. (Ronald) van Aggelen 34

gecoMBINeerD regeleN VaN teMPeratuur eN VoluMestrooMProf.dr.-Ing. Alexander Floß 36

Mei 2011

actueel 41uItgelIcht 45INterVIew 46ProjectBeschrIjVINg 50INterNatIoNaal 55regelgeVINg 57suMMary 60VoorBeschouwINg 61ageNDa 62

TVVL Magazine is het officiele orgaan van TVVL Platform voor Mens en Techniek. De vereniging, opgericht op 26 mei 1959, heeft tot doel de bevordering van wetenschap en techniek op gebied van installaties in gebouwen en vergelijkbare objecten. Als lid kunnen toetreden personen, werkzaam (geweest) in dit vakgebied, van wie mag worden verwacht, dat zij op grond van kennis en kunde een bijdrage kunnen leveren aan de doelstelling van de vereniging. Het abonnement op TVVL Magazine is voor leden en begunstigers van TVVL gratis. De contributie voor leden bedraagt € 111,- per jaar. Informatie over de bijdrage van begunstigers wordt op aanvraag verstrekt.

RedactieRaad: drs.ir. P.M.d. (Martijn) Kruijsse (voorzitter)ir. J. (Jan) aufderheijdeMw. dr. L.c.M. (Laure) itardH. (Henk) LodderG.J. (Geert) LugtMw. drs. c. (carina) Muldering. O.W.W. (Oscar) NuijtenMw. drs.ir. i. (ineke) thieraufing. J. (Jaap) Veermaning. R (Rienk) Vissering. F.J. (Frank) Stouthart (eindredacteur)

Redactie: drs.ir. P.M.d. (Martijn) Kruijsse (voorzitter)ir. J. (Jan) aufderheijdeMw. drs. c. (carina) Muldering. F.J. (Frank) Stouthart (eindredacteur)

Redactie-adReS: tVVL: de Mulderij 12, 3831 NV LeusdenPostbus 311, 3830 aJ Leusdentelefoon redactie (033) 434 57 50Fax redactie (033) 432 15 81 email [email protected]

UitGaVe: Merlijn Media BVZuidkade 173, 2741 JJ Waddinxveen Postbus 275, 2740 aG Waddinxveentelefoon (0182) 631717 email [email protected]

SecRetaRiaat:email [email protected]

aBONNeMeNteN: Merlijn Media BVPostbus 275, 2740 aG Waddinxveentelefoon (0182) 631717email [email protected] Benelux € 105,- Buitenland € 220,- Studenten € 83,- Losse nummers € 18,- extra bewijsexemplaren € 13,-

Het abonnement wordt geacht gecon-tinueerd te zijn, tenzij 2 maanden voor het einde van de abonnementsperiode schriftelijk wordt opgezegd.

adVeRteNtie-exPLOitatie: Merlijn Media BV Ruud Struijk telefoon (0182) 631717 email [email protected]

PRePReSS: Yolanda van der Neut

dRUK: ten Brink, Meppel

iSSN 0165-5523

© tVVL, 2011

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Publicaties geschieden uitsluitend onder verantwoording van de auteurs. alle daar in vervatte informatie is zorgvuldig gecontroleerd. de auteurs kunnen echter geen verantwoordelijk-heid aanvaarden voor de gevolgen van eventuele onjuistheden.

TM0511_inhoud.indd 3 29-4-2011 12:27:23

4 TVVL Magazine | 05 | 2011 BRANDBEVEILIGING

Bestaande gebouwen voldoen vaak niet aan de huidige wetgeving, omdat die

continu verandert. Aanpassing is noodzakelijk om dergelijke gebouwen veilig

te kunnen gebruiken. Op het gebied van brandveiligheid geeft dit nog vaak

problemen. Oude gebouwen zijn niet geschikt voor moderne installaties die veel

ruimte in beslag nemen. Bij de renovatie van het hoofdkantoor van DHV heeft

dit advies- en ingenieursbureau gezocht naar een mogelijkheid om dynamische

brandscheidingen aan te brengen. Zo kan het open karakter bewaard blijven en is

een brandveilige uitvoering van het gebouw mogelijk.

Dynamische brandscheidingen

Ing. R.J.R. (Remko) Noor MSc, DHV

Het hoofdkantoor van DHV, het zogenoemde ABC-gebouw, is begin jaren zeventig gebouwd. Bij het ontwerp heeft architect D. Zuiderhoek gekozen voor grote, open kantoortuinen. De architectuur is een vorm van structuralisme met een zeshoek als basisvorm. Het gebouw heeft 19.200 m2 vloeroppervlak en bestaat uit drie bouwlagen met in totaal vijf kantoorvloe-ren op de verdiepingen en een begane grond met overige functies (kantine, restaurant, vergaderruimtes etc.). Centraal in het gebouw bevindt zich een grote hal met binnentuinen. Het pand bestaat uit 32 zeshoeken per kan-toorvloer, die onderling niet fysiek van elkaar zijn gescheiden. De openheid van de kantoor-tuinen is in het hele gebouw zichtbaar door het ontbreken van wanden. De constructie van het gebouw is licht uitgevoerd met een minimale hoeveelheid materiaaltoepassing. Het heeft relatief weinig geveloppervlak en juist veel dakoppervlak.

RENOVATIE OF NIEUWBOUWZowel de gebouwschil als de installaties waren verouderd. Op het gebied van brandbeheersing voldeed het kantoor niet aan de hedendaagse eisen. DHV heeft de afweging gemaakt tussen renovatie of nieuwbouw. Wegens de

kwaliteiten van het gebouw (veilig en prettig werkklimaat) en het streven van DHV naar duurzaamheid heeft de onderneming gekozen voor renovatie. Hierdoor blijft veel materiaal bespaard. DHV heeft daarbij gekozen voor een duurzame variant van de renovatie. Zo haalt het bedrijf, met een marktconform budget, het maximale resultaat voor veiligheid, comfort en energiebesparing. Een multidisciplinair team van DHV (architect, installatieadviseurs, bouwfysici, brandveiligheidsadviseurs en bouwkundigen) is met het ontwerp aan de slag gegaan.

ééN BRANDCOMPARTIMENTHet gebouw biedt na bijna 40 jaar nog steeds een zeer veilig en prettig werkklimaat voor de werknemers van DHV. Maar het gebouw voldoet niet aan de huidige eisen voor de beheersbaarheid van brand. Vluchten uit het gebouw is geen probleem in geval van brand, maar de verdeling in brandcompartimenten is niet aanwezig. Door de grote open ruimten, met open verbindingen, vormen de kantoor-vloeren samen één groot brandcompartiment. In overleg met de brandweer heeft DHV gezocht naar een ontwerp dat de beheers-baarheid van brand garandeert conform de

huidige eisen voor bestaande gebouwen. Bij dit ontwerp is uitgegaan van de regelgeving van de NFPA. Omdat de toepassing nieuw is, bestaat geen sluitende regelgeving en is in overleg met de inspectie-instelling en de brandweer bepaalt hoe hiermee om te gaan.

OPEN EN ELEGANTE OPLOSSING

Architect Roel Brouwers, verantwoordelijk voor het nieuwe ontwerp van het kantoor, heeft gevraagd om een open en elegante oplossing voor de scheiding van de brand-compartimenten van het gebouw. Hij streeft ernaar het open karakter zo veel mogelijk te behouden. Dat doet hij bijvoorbeeld door een nieuwe, transparante gevel te laten plaatsen, waardoor veel daglicht op de vloeren komt.. Om aan zijn wens tegemoet te komen, zijn verschillende opties bekeken. DHV heeft onder andere het toepassen van sprinklersystemen, compartimentering door middel van glazen wanden en valschermen onderzocht. Alle opties hadden veel nadelen vanwege bijvoor-beeld veel materiaalgebruik, hoge kosten en een groot ruimtebeslag. Andere mogelijke oplossingen hebben als nadeel dat zij het open karakter van het gebouw aantasten.

TM0511_noor_2030.indd 4 28-4-2011 14:19:01

TVVL Magazine | 05 | 2011 BRANDBEVEILIGING

WATERMISTSYSTEEMDHV is uiteindelijk tot een ontwerp van dynamische brandscheiding gekomen op basis van een watermistsysteem onder hoge druk. In het gebouw worden brandcompartimenten aangebracht met een maximale grootte van 2.000 m2 b.v.o. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit het bouwbesluit en is de beheersbaar-heid van brand conform de wetgeving. Daar waar in het gebouw wanden, ramen en deuren aanwezig zijn, worden deze conform de eisen van het bouwbesluit aangepast. In de open delen van het gebouw komt een hogedrukwatermistsysteem. Rookmelders in het betreffende brandcompartiment sturen het systeem aan. Bij het aanspreken van de eerste brandmelder moet het gebouw worden ontruimd. Bij het aanspreken van de tweede melder treedt de dynamische brandscheiding in werking. In het geval van een calamiteit worden de betreffende sectieafsluiters geopend en zal een pomp de gewenste hoeveelheid water onder een druk van 100 bar naar nozzles in het plafond transporteren. De nozzles bevinden aan de rand van elk brand-compartiment. Hierdoor ontstaat een nevel van water-druppels: een waterscherm dus tussen het compartiment waar de brand woedt en de overige gebouwdelen. De grootte van het

-Figuur 1- Watermistscherm bij brand

-Figuur 2- Pompenopstelling

5

TM0511_noor_2030.indd 5 28-4-2011 14:19:11

6 TVVL Magazine | 05 | 2011 BRANDBEVEILIGING

watermistscherm bepaalt hoeveel water nodig is. Bij een calamiteit moet een volledig geslo-ten watermistscherm ontstaan op de plaats van de brandcompartimenten. Dit scherm dient in staat te zijn om de warmtestraling te beperken tot acceptabele waarden. Daarnaast moet het de temperaturen buiten het brand-compartiment beperken en rook in andere brandcompartimenten voorkomen.

KELDEROPSTELLINGVoor de opstelling van het watermistsysteem is een kleinere ruimte nodig dan voor een regulier sprinklersysteem. In de kelder van het ABC-gebouw staan een pompunit en een buffertank opgesteld. De pompunit heeft een tank met een capaciteit van 1,2 m3 water om het systeem direct te voorzien van water. Deze tank wordt bij activering van het systeem gevuld vanuit een buffertank met een inhoud van 12 m3 water. De totale hoeveelheid water is voldoende om het systeem 30 minuten te laten functioneren. De pompunit bestaat uit een jockeypomp en vier pompen. De jockeypomp houdt het systeem tot aan de sectieafsluiters op een druk van 12 bar. Als een sectieafsluiter open wordt gestuurd, zal de druk dalen. De pompen schakelen dan automatisch in om een druk van 120 bar te realiseren. Afhankelijk van de sectie zullen één, twee, drie of vier pompen inscha-kelen om de gewenste druk van 100 bar op de nozzle te realiseren. Vanaf de sectieafsluiter is een leidingnet naar de acht verschillende secties aangebracht. De leidingdiameters variëren van 1” t/m 2”. Deze leidingdiameters kunnen eenvoudig in bestaande gebouwen worden aangebracht zonder aanpassingen aan de constructie. Per sectie is één leiding aangebracht, waar de nozzles op zijn aangesloten. Het hele systeem is een droog systeem, waardoor er geen kans op lekkage is.

BRANDTESTENHet voordeel van een watermistscherm is dat de nevel een koelend effect heeft, een barrière vormt tussen de compartimenten en een wassende werking heeft op de rook. Deze fysische eigenschappen zorgen ervoor dat de brandscheidingen voldoen aan de eisen. Een dergelijk systeem wordt echter nog nergens toegepast in deze vorm, waardoor onduidelijk was wat het exacte effect van de nevel op rook en vuur is. Om aan te tonen dat deze oplossing voldoet, heeft DHV samen met de aannemer Wolter & Dros, R2B en Efectis brandtesten uitgevoerd. Bij de brandtesten hebben deze partijen metin-gen uitgevoerd om aan te tonen dat de instal-latie resulteert in een gelijkwaardige oplossing

-Figuur 3- Opstelling van de sectieafsluiter

als een fysieke scheiding. Daarbij hebben ze de beoordelingscriteria vastgesteld. Deze eisen hebben betrekking op temperaturen aan de koude zijde van het scherm, de stralingsinten-siteit aan de koude zijde en de vlamdoorslag. Op basis van de proeven wordt eveneens de uiteindelijke configuratie van nozzels bepaald, waarmee op gelijkwaardige wijze voldaan wordt aan de eisen. Dit is belangrijk voor de intensiteit van de watermist. Bij een te lage intensiteit zijn de positieve effecten van de watermist te beperkt om aan de beoordelings-criteria te voldoen.

BRANDSCENARIOIn een gecontroleerde omgeving bij Efectis is de situatie van het kantoor van DHV nagebouwd. In overleg met de brandweer van Amersfoort hebben de betrokkenen een brandscenario opgesteld, waarin de opstel-ling, de hoeveelheid en het soort brandbaar materiaal beschreven staan. Efectis heeft aan de hand van deze uitgangspunten een testplan opgesteld. Bovendien is vastgelegd waar en hoe metingen moeten plaatsvinden om de conformiteit aan te tonen. Daarbij is de brandlast in de kantooromgeving van DHV als maat genomen. Efectis heeft deze brandlast vertaald naar een hoeveelheid hout om een vergelijkbare situatie te creëren tijdens de test. Het uiteindelijke doel van de test is om

een conformiteitverklaring voor brand- en rookdoorslag te krijgen, waarbij de gelijkwaar-digheid is vastgesteld.

HOGEDRUKSYSTEEMNaast de aanleg van de dynamische brand-compartimentering heeft DHV, in overleg met de brandweer, in alle bouwdelen een droge blusleiding onder hoge druk aangebracht. Met behulp van het hogedruksysteem kan de brandweer gedurende langere tijd blussen met in het blusvoertuig aanwezig water. Daardoor is er meer tijd om een permanente watervoor-ziening op te bouwen. Het voordeel hiervan is dat geen controle hoeft te worden uitgevoerd op het gesloten zijn van de aansluitpunten en is er minder materiaal nodig voor de installatie. De buizen zijn veel kleiner en de koppelingen op de verdiepingen kunnen alleen opengaan door een slang aan te sluiten. Deze slang weegt minder waardoor de belasting voor brand-weerlieden ook minder is. Door toepassing van diverse hogedruksys-temen is het materiaalgebruik beperkt. Dit past bij de duurzame renovatie van het ABC-gebouw. Het energiegebruik, bij gebruik van het watermistsysteem, zal iets hoger zijn doordat de systemen werken met hoge drukken. Maar deze systemen zijn alleen aanwezig voor calamiteiten.

TM0511_noor_2030.indd 6 28-4-2011 14:19:15

www.technischeunie.com

Duurzaamheid is niet alleen een woord. Duurzaamheid moet je doen. Vandaar dat we ons assortiment en onze diensten vanaf heden meer ‘groen’ kleuren. Het vinden van zogenaamde ‘groene’ producten via de website is een stuk makkelijker geworden. Of het nu gaat om producten die energie besparen of zelfs energie opleveren. We geven adviezen voor alternatieve oplossingen die het milieu minder belasten, bijvoorbeeld op het gebied van efficiënt installeren. En we dragen ook ons steentje bij. Zo is Technische Unie gecertificeerd voor niveau 3 van de CO2-prestatieladder. Het bewijs dat techniek en ‘groen’ prima samen gaan.

Technische Unie. Daar heb je meer aan.

Bij alles wat we doen, denken we voortaan groen

advDuurzaamTU01_210x297.indd 1 29-04-11 10:47TM0511_07_TU.indd 7 29-4-2011 12:37:00

8 TVVL Magazine | 05 | 2011 BINNENMILIEU

Er lijkt een link te zijn tussen verschillende gezondheidseffecten en blootstelling

aan deeltjes en stoffen uit het binnenmilieu. De mechanismen hierachter worden

nog steeds niet volledig begrepen. Het ‘in vitro’-testen is een alternatief voor het

blootstellen van personen of dieren aan specifieke omgevingscondities in een

labomgeving. Onder gecontroleerde condities wordt een bepaalde procedure

buiten een levend organisme uitgevoerd. De bruikbaarheid hiervan is onderzocht

met menselijke longcellen. De procedure voor het testen van de emissies van

geurkaarsen, haarlak en spray heeft zowel tot reproduceerbare testcondities als

reproduceerbare toxicologische resultaten geleid.

De bruikbaarheid van een ‘in vitro’-test

Dr.ir. P.M. (Philomena) Bluyssen en dr.ir. I.L. (Ilse) Tuinman, TNO Delft

INLEIDINGAl meer dan dertig jaar toont onderzoek relaties aan tussen de aanwezigheid van deeltjes in de buitenlucht (PM) en toenemende gezondheidsproblemen [1]. Voor binnenlucht-verontreiniging, in het bijzonder ultra fijne deeltjes, lijkt die link met gezondheid ook aanwezig [2]. Toxicologisch bewijs geeft echter aan dat andere aspecten van deeltjes dan massa (gewicht), waarop de huidige (buiten-lucht)richtlijnen zijn gebaseerd, de toxiciteit bepalen [1]. Veel stoffen die binnenshuis worden gege-nereerd zijn semivluchtig, zoals fthalaten, brandvertragers, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAKs), chlorofenolen, pesticiden, organotinen en metalen. Deze stoffen kunnen adsorberen aan de in de lucht of huisstof aanwezige deeltjes en kunnen worden ingeademd of ingeslikt, afhankelijk van de grootte. Vijftig tot tachtig procent van binnen voorkomende ultrafijne deeltjes (UFP) wordt ook binnen geproduceerd [2] door het gebruik van kook- en verwarmingstoestellen,

in sigarettenrook, door brandende kaarsen, stofzuigen en andere huishoudelijke activitei-ten. In de lucht voorkomende deeltjes kunnen dus verschillen in chemische samenstelling, afhankelijk van de bron. Daarnaast produceren de meeste bronnen ook gassen. Semivluchtige organische stoffen (SVOS), anorganische stoffen, maar ook niet gebonden vluchtige organische stoffen (VOS) kunnen de gezond-heid schaden [3]. Bovendien kunnen secun-daire organische aërosolen (SOA), die ontstaan door chemische reacties, (e.g. ozon-terpeen reacties) de gezondheid negatief beïnvloeden [4].Er is een behoefte aan een procedure of methode waarmee gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan emissies van verschillende binnenluchtbronnen (inclu-sief ultrafijn stof) kunnen worden bepaald. Verscheidene technieken zijn beschikbaar voor het inschatten van gezondheidseffecten bij de mens als gevolg van blootstelling aan binnen-luchtverontreinigingen. Men kan blootgestelde

personen onderzoeken in een epidemiologi-sche of cohort studie. Of men kan personen of dieren blootstellen onder gecontroleerde con-dities in een laboratoriumomgeving. Dergelijke studies zijn echter schaars in gebruik, vooral vanwege ethische en financiële redenen. Het ‘in vitro’ testen kan als extra informatie-bron worden gezien. Dit is een techniek waarbij een bepaalde procedure onder gecontroleerde condities buiten een levend organisme wordt uitgevoerd. Verscheidene ‘in vitro’-testmetho-den zijn beschikbaar. Deze methoden kunnen verschillen ten aanzien van het celtype dat wordt toegepast (menselijk of anders, primaire cellen of getransformeerde cellijnen, epitheel-cellen of anders), de blootstellingmethode (suspensie van verzameld materiaal, blootstel-ling van conventionele cultures aan aërosolen of luchtvloeistof interface blootstellingen) en de toxicologische bepaalde eindpunten (levensvatbaarheid van de cel of celdood, cyto-kine productie (ontstekng), oxidatieve stress, specifieke functie van een celtype) [5]. Met het commercieel beschikbare Cultex®-systeem

Eerste stap bepalen binnenluchtkwaliteit

TM0511_bluyssen_2035.indd 8 28-4-2011 14:26:52

9TVVL Magazine | 05 | 2011 BINNENMILIEU

[6] is het mogelijk om gekweekte menselijke longcellen bloot te stellen aan een lucht-stroom zonder interferentie van een medium, om zo ‘in vivo’ (werkelijke) blootstelling deels na te bootsen.Het gebruik van het Cultex®-systeem voor het bestuderen van biologische effecten als gevolg van blootstelling aan emissies van verschil-lende binnenluchtbronnen lijkt veelbelovend. Het systeem laat directe beoordeling van de toxiciteit van complexe testmengsels toe die nauwelijks of geen verandering van de fysisch-chemische kenmerken hebben ondergaan. De doelstelling van de onderliggende studie was het bepalen van het potentieel van dit systeem. Dit om biologische effecten door bin-nenluchtbronnen te bestuderen, als essentiële stap naar het ultieme doel om gezondheidsef-fecten als gevolg van blootstelling aan binnen-milieuverontreinigingen te kunnen bepalen

METHODEN Test procedureIn een laboratoriumstudie zijn de emissies van verschillende bronnen (25 geurkaarsen: brandend (Kaarsen) (n=5) en niet-brandend (Nkaarsen) (n=3); en nanodeeltjes produ-cerende sprays (haarlak (n=5) en spray om textiel en leer waterdicht te maken (verder spray genoemd) (n=4)) verscheidene malen getest (n = het aantal testen). De emissies werden geproduceerd in een klimaatkamer op overdruk (4m x 4m x 2,5m), waarvan de binnenwanden bekleed zijn met alumini-umfolie om emissies uit bouwmaterialen te voorkomen. De luchttoevoer naar de ruimte vond plaats via een opening in de wand, waarin een F7- en een F11-filter zijn geplaatst. De opening bevond zich op een hoogte van 2 m naast de toegangsdeur (zie figuur 1). Om de afstand tussen de bron en de meting zo kort mogelijk te houden is ervoor gekozen om de bronnen niet in het midden van de kamer te plaatsen maar dicht bij de wand waarachter de meetapparatuur geplaatst konden worden, inclusief de Cultex®-opstelling (figuur 2). Om te voorkomen dat bij het openen van de toe-gangsdeur andere verontreinigingen dan de te testen verontreinigingen naar binnen komen, werd tussen de luchttoevoeropening en de toegangsdeur een extra opening met inge-bouwde handschoenen gecreëerd. Met deze ingebouwde handschoenen konden de kaarsen worden aangestoken of de sprays worden ver-neveld zonder dat de ruimte betreed hoefde te worden (zie figuren 3 en 4 op volgende pagina). De kaarsen werden op een tafel geplaatst en met behulp van een elektrische aansteker aan-gestoken. De sprays werden elke 10 minuten gedurende een minuut rechtstreeks in de afzuigkap gespoten.

-Figuur 1- Opstelling. Meetpunten 1, 2 en 4 zijn naast de wand van de kamer geplaatst, zo dicht

mogelijk bij de aftakking van de kamer en de monsterneming

-Figuur 2- Het Cultex®-systeem

-Figuur 3- Aansteken

van kaarsen met een

elektrische aansteker

TM0511_bluyssen_2035.indd 9 28-4-2011 14:26:57

10 TVVL Magazine | 05 | 2011 BINNENMILIEU

0,44 voor Alamar blue tot 1,66 voor LDH). De standaarddeviatie bij de enkelvoudige testen varieerde gemiddeld van 8,5% voor de testen met Alamar blue, tot 11,3% voor testen met LDH, 13,8% voor testen met RCDC en 15,1% voor testen met IL-8. Zowel de laagste als de hoogste standaarddeviatie bij de enkel-voudige testen werd gevonden bij de proeven met brandende kaarsen: respectievelijk 2,2% voor een Alamar blue test en 27,7% voor een RC-DC test. In andere studies is aangetoond dat deze standaard deviaties nog lager kunnen zijn onder nauwkeurig gecontroleerde omstan-digheden [8].

Concentraties van gassen en deeltjesVoor de proeven met brandende kaarsen, lagen de gemiddelde concentraties van NO2 (379±24 ppb) en SO2 (9±3 ppb) boven de door de WHO aanbevolen lange duur waarden van 40 μg/m3 (221 ppb) (jaarlijks gemiddelde) en 20 μg/m3 (8 ppb) (24-uur gemiddelde), respectievelijk. De concentraties NO2 en SO2 waren minder dan de door de WHO aanbe-volen korte duur waarden van 200 μg/m3 (1106 ppb) en 500 μg/m3 (191 ppb), respec-tievelijk. Deze concentratieniveaus zouden een biologisch effect kunnen geven. Voor de proeven met de waterdichtmakende spray lag de gemiddelde concentratie van NO2 en SO2 (43±13 ppb en 2±1 ppb, respectievelijk) ruim beneden elke aanbevolen waarde. De gemid-delde SO2-concentratie voor haarlak was nagenoeg nul. Zoals verwacht, veroorzaakte brandende kaarsen hogere concentraties NOx

en SO2 dan de sprays.De gemiddelde concentraties van O3 voor de proeven met brandende kaarsen, haarlak en waterdichtmakende spray, respectieve-lijk 5±1, 3±0 and 4±2 ppb, verschilden niet significant van de blanco situatie (3 ppm). De proeven met niet brandende kaarsen gaven een iets hogere gemiddelde concentratie O3 (12±2 ppb), maar nog steeds ruim beneden de aanbevolen WHO-waarde van 100 μg/m3 (196 ppb; dagelijks maximum 8-uur gemiddelde). Er werd geen effect van het sprayen op de O3-concentratie gezien. Figuren 5 tot 7 laten respectievelijk de gemid-delde gemeten concentratie per deeltjes diameter voor de proeven met kaarsen, haarlak en waterdichtmakende spray zien. De geometrisch gemiddelde diameter van de deeltjes lag bij de kaarsverbranding rond de 29 nm, de haarlakverstuiving rond de 56 nm en de waterdichtmakende spray rond de 61 nm. De diameter van 29 nm voor de kaarsverbranding is indicatief voor een ‘steady state’ verbranding (geen rookvorming) met een monomodale verdeling, i.e. één piek. Het totale aantal deeltjes tijdens de haarlakverstuiving was een

-Figuur 4- Sprayen

Component Meet- en analyse methode

(Ultra) fijn stof Fijnstof (10 – 523 nm) Scanning mobility particle sizer (SMPS)

Toxiciteittesten Toxiciteit humane longcellen Cultex®: LDH, Alamar blue, RCDC en IL-8.

Gassen Stikstofoxiden (NOx)Zwaveldioxide (SO2)Ozon (O3)

Chemilumescence NOx-analyzer Fluorescence SO2-analyzer Photometric O3-analyzer

Chemische stoffen

VOC PAK en derivaten

Monstername TenaxMonstername Berner impactorAnalyse alle monsters: ATD GC-MS

Overige Temperatuur [°C]Luchtvochtigheid [%]Ventilatiehoeveelheid [m3/h]

ThermometerLuchtvochtigheidsmeter Debietmeter

-Tabel 1- Overzicht van metingen en apparatuur

Geurkaarsen, haarlak en spray werden geselec-teerd, omdat de emissies uit complexe meng-sels van verontreinigingen bestaan, zoals UFP, SVOS, VOS en mogelijk SOA. Per type bron werden verschillende herhalingen van dezelfde testomstandigheden uitgevoerd. Voor de proeven met kaarsen betrof de meetduur per proef 1,5 uur en voor de proeven met haarlak en spray was de meetduur 1 uur. Eén echte blanco situatie (lege kamer) werd getest.

Metingen en analyseTijdens de proeven werden temperatuur, rela-tieve vochtigheid, verschillende gassen (NO, NO2, SO2 en O3) en fijn- en ultrafijne deeltjes gelogd of bemonsterd. Voor vier proeven met brandende kaarsen, één proef met niet brandende kaarsen en de enige blanco situatie (geen bronnen in de kamer aanwezig), werden VOS en PAK gemeten. Voor het bepalen van gezondheidseffecten bij de humane longcel-len, is na het beëindigen van de experimenten een aantal toxicologische indicatoren bepaald: Interleukin-8 (IL-8) als maat voor ontsteking, Lactaat Dehydrogenase (LDH) en Alamar blue als maat voor celdood of levensvatbaarheid van de cel en RCDC Protein assay als indicator voor het aantal eiwitten, hetgeen ook iets zegt

over de levensvatbaarheid van de cel. In tabel 1 staat een overzicht van de metingen en gebruikte meetapparatuur. Voor een uit-gebreide beschrijving van deze apparatuur en voor een beschrijving van de analysemethoden van de genomen metingen, zie [7].

RESULTATEN EN DISCUSSIEReproduceerbaarheidDe standaard deviaties van de gemiddelde gemeten temperatuur, relatieve vochtig-heid, NOx, SO2, O3 en UFP laten zien dat de reproduceerbaarheid van de testcondities voor alle testsituaties goed was [7]. In tabel 2 wordt per testsituatie (nkaarsen, kaarsen, haarlak en spray) de gemiddelde uitkomst (percentageverschil ten opzichte van medische lucht), de standaard deviatie en de reprodu-ceerbaarheid van de toxicologische indicatoren weergegeven. De blanco situatie bleek identiek aan de resultaten met de medische lucht (dus % verschil). De resultaten van de blootstel-lingen met emissies van kaarsen, haarlak en waterdichtmakende spray geven een reprodu-ceerbaarheid (R) tussen 0,05 en 0,30 (waarbij R=0,01 is excellent en R>1 is zeer slecht). De niet brandende kaarssituatie was niet zo repro-duceerbaar als de andere situaties (reeks van

TM0511_bluyssen_2035.indd 10 28-4-2011 14:26:58

11TVVL Magazine | 05 | 2011 BINNENMILIEU

factor 10 hoger dan bij de kaarsverbranding en zelfs een factor 20 hoger dan bij de water-dichtmakende spray. Het gemiddeld aantal deeltjes was respectievelijk 13,7*104, 156*104 and 74*104 per cm3 voor kaarsen, haarlak en waterdichtmakende spray. Het aantal deeltjes afkomstig van brandende geurkaarsen is van dezelfde ordegrootte als in de experimenten van Afshari et al. [9].De resultaten van de gekwantificeerde VOC’s en PAKs voor de proeven met brandende kaarsen waren consistent, zowel in samenstel-ling als in concentratieniveau. De gevonden concentraties waren laag maar lagen voor vrijwel alle componenten op een meetbaar niveau. Deeltjesgebonden stoffen waren zowel bij de verschillende deeltjesfracties bij de Berner impactor als bij de PAK/noPAK-metin-gen niet gevonden. De hoogste concentraties werden gemeten voor naftaleen.

UFP versus gezondheidEr is gekeken of er een correlatie aangetoond kan worden tussen toxicologische gemeten indicatoren (Alamar blue, LDH, RCDC en IL-8) en deeltjesconcentratie. Daarnaast is er ook gekeken of er een correlatie aanwezig is tussen de toxicologische indicatoren en het totaal aantal deeltjes waaraan de longcellen zijn blootgesteld. In tabel 3, op de volgende pagina, staan deze correlaties gepresenteerd voor respectievelijk de enkelvoudige proeven en de gemiddelde uitkomsten van de verschillende blootstellingsituaties (nkaarsen, kaarsen, haarlak en spray). Alamar blue en IL-8 geven een redelijke correlatie voor de gemiddelde uitkomsten per blootstellingsituatie, zowel met de gemiddelde concentratie van deeltjes als met het totaal aantal deeltjes waaraan de cellen zijn blootgesteld. RCDC geeft als enige een redelijke correlatie in de enkelvoudige ver-gelijking, waarbij elk experiment afzonderlijk is meegenomen.

Voor de toxicologische indicatoren is verder bekeken in hoeverre de gemiddelde uit-komsten verschillende (onderscheidbare) resultaten opleveren voor de verschillende blootstellingsituaties (nkaarsen, kaarsen, haarlak en spray). Hierbij is gekeken naar het 95% betrouwbaarheidsinterval (zie figuur 8 op de volgende pagina). De betrouwbaar-heidsintervallen laten een relevant verschil zien tussen de afname van Alamar blue en RCDC voor de proeven met niet-brandende en brandende kaarsen, maar niet voor LDH en net niet voor IL8.

CONCLUSIES EN VERVOLGUit de resultaten van de uitgevoerde proeven met het Cultex®-systeem kan worden gecon-

% Nkaarsen (n=3) Kaarsen (n=5) Haarlak (n=5) Spray (n=4)

IL-8 AV 6,5 24,1 26,01 13,6

SD 4,5 6,7 4,6 2,4

R 0,69 0,28 0,18 0,18

Alamar blue AV -7,1 -20,4 -26,2 -20,3

SD 3,1 3,1 5,9 1,0

R 0,44 0,15 0,22 0,05

LDH AV 6,2 24,9 25,1 41,9

SD 10,3 4,0 7,6 9,0

R 1,66 0,16 0,30 0,21

RCDC AV -2,3 -21,5 -21,01 -21,3

SD 3,4 4,3 19,8 4,8

R 1,48 0,20 0,94 0,22

-Tabel 2- Gemiddelde (AV) uitkomst, de standaard deviatie (SD) en de reproduceerbaarheid (R) van

de toxicologische indicatoren per testsituatie (1: n=4)

-Figuur 5- Gemiddelde gemeten aantal deeltjes per diameter per brandende kaarsenproef

-Figuur 6- Gemiddelde gemeten aantal deeltjes per diameter per haarlakproef (tijdens de haarlak 1

proef zijn geen stofmetingen verricht)

-Figuur 7- Gemiddelde gemeten aantal deeltjes per diameter per sprayproef (voor

sprayproef 3 en 4 zijn geen meetresultaten beschikbaar)

TM0511_bluyssen_2035.indd 11 28-4-2011 14:27:03

12 TVVL Magazine | 05 | 2011 BINNENMILIEU

cludeerd dat de procedure voor het testen van binnenmilieublootstellingen tot repro-duceerbare testcondities en reproduceerbare toxicologische resultaten heeft geleid. Het onderscheidend vermogen van de methode in haar huidige vorm was echter beperkt. Het moet wel gezegd worden dat de concen-traties tijdens de proeven hoger waren dan de te verwachten concentraties in ‘real-life’-situaties. Normaliter wordt een dosis gerela-teerde respons aangenomen. Maar, vooral bij zeer hoge concentraties zoals in deze studie, kan een respons op een hoge concentratie gedurende een korte tijd significant verschillen met een respons op een lagere concentratie gedurende een langere periode als gevolg van een sterke eerste reactie zonder de kans op afvoer of herstel. Deze hoge doses zijn gekozen om een reactie van de cellen tijdens de relatief korte blootstellingduur van 1 uur voor de sprays en 90 minuten voor de kaarsen te garanderen. Of het mogelijk is om de blootstellingduur te verlengen naar bijvoor-beeld 8 uur moet worden onderzocht. Andere parameters zoals luchtstroom, luchtverdeling over de cellen (luchtsnelheid) en vochtigheid van de verontreinigde lucht zijn dan belangrijk om mee te nemen. Het is niet onwaarschijnlijk dat een ander blootstellingsysteem nodig is. Andere systemen, gebaseerd op vergelijkbare ‘in vitro’-modellen of andere modellen, zijn reeds ontwikkeld of in ontwikkeling [10].Ook al werden de concentraties en blootstel-lingduur per testsituatie constant gehouden, toch werd bevestigd, zoals in eerdere studies

is aangetoond, dat UFP hoogstwaarschijnlijk een belangrijke indicator is maar zeker niet de enige reden van de waargenomen biologische effecten. Het hoogst aantal deeltjes werd waargenomen bij haarlakverstuiving (een factor 10 hoger dan tijdens kaarsverbranding en zelfs een factor 20 hoger dan bij de water-dichtmakende spray). Dit verschil is echter niet waarneembaar bij de resultaten van de gemeten toxicologische indicatoren. Het lijkt erop dat andere stoffen dan UFP een rol spelen bij de waargenomen effecten. De reden kan mogelijkerwijs worden gevonden in de samen-stelling van de deeltjesgebonden stoffen (die niet zijn gevonden bij de kaarsenproeven) of in het gecombineerde effect van gassen en vluchtige organische stoffen. Het ‘in vitro’ testen draagt zeker bij aan het beter begrijpen van de achterliggende mechanismen en oorzaken van gezondheids-effecten als gevolg van blootstelling aan ‘real-life’ complexe mengsels veroorzaakt door bronnen zoals brandende kaarsen en het gebruik van spuitbussen. Meer proeven met verschillende indicatoren, verschillende concentraties en blootstellingduur zijn echter nodig. Combinaties van verschillende cellen en gezondheideindpunten kunnen tot beter bruikbare informatie leiden.

REFERENTIES 1. WHO, 2007. Health relevance of particu-

late matter from various sources, Report on a WHO Workshop, Bonn, Germany, 26-27 March 2007, EUR/07/5067587.

2. Weichenthal S., Dufresne A., Infante-Rivard C. and Joseph L. 2007. Indoor ultrafine particle exposures and home heating systems: A cross-sectional survey of Canadian homes during the winter months. Journal of Exposure Science and Environmental Epidemiology, 17 (3): 288-297.

3. Henvinet 2009. Policy briefs: ‘Expert elicitation on health implications of decaBDE’, ‘Expert elicitation on health implications of HBCD’, ‘Expert elicitation on health implications of phthalates’, and ‘Expert elicitation on neurodevelopmental implications of CPF’, www.henvinet.eu.

4. Weschler C.J., Wells J.R., Poppendieck D., Hubbard H., Pearce T.A. 2006. Workgroup report: Indoor chemistry and health, Environmental Health Perspectives, 114, 442-446.

5. Seagrave J., McDonald J.D. and Mauderly, J.L. 2005. In vitro versus in vivo exposure to combustion emissions, Exp Toxicol Pathol 57 Suppl 1, 233-8.

6. Aufderheide M. 2008. An efficient appro-ach to study the toxicological effects of complex mixtures. Exp Toxicol Pathol. Jun;60 (2-3): 163-80.

7. Bluyssen P.M., Tuinman I.L., Alblas M.J., Bree J.E. van de, Houtzager M., Kooter I., 2011. In-vitro exposure of human lung cells to emissions of several indoor air sources created in a climate chamber. Submitted.

8. Pariselli F., Sacco M.G., Rembges D. 2009. An optimized method for in vitro exposure of human derived lung cells to volatile chemicals. Exp Toxicol Pathol., 61(1): 33-9.

9. Afshari A., Matson U. and Ekberg L.E.: Characterization of indoor sources of fine and ultrafine particles: a study conducted in a full-scale chamber: Indoor Air 2005; 15 (2): 141-150.

10. BéruBé, K., Aufderheide, M., Breheny, D., Clothier, R., Combes, R., Duffin, R., et al. 2009. In vitro models of inhalation toxicity and disease, The report of the Frame work-shop, ATLA 37, 89-141.

DANKBETUIGINGHet gerapporteerde onderzoek is uitgevoerd onder het vraaggestuurde programma Kwaliteit leefomgeving van TNO en met medewerking van Marcel Alblas, Jolet van de Bree, Marc Houtzager en Ingeborg Kooter van TNO.

-Tabel 3- Correlatie coëfficiënten tussen deeltjes concentraties en totaal aantal deeltjes voor afzonderlijke

experimenten en voor gemiddelde uitkomsten per situatie met Alamar blue, LDH, RCDC en IL-8 uitkomsten

Gemiddeld Enkelvoudig

Alamar blue LDH RCDC IL-8 Alamar

blue LDH RCDC IL-8

#deeltjes/m3 0,46 0,005 0,14 0,45 0,11 0,00003 0,40 0,17

totaal #deeltjes 0,47 0,005 0,15 0,48 0,13 0,0002 0,43 0,19

-Figuur 8- 95% betrouwbaarheidsinterval voor de proeven met kaarsen, haarlak en spray

RCD

C a

fnam

e %

Ala

mar

Blu

e af

nam

e %

LDH

toen

ame

%IL

-8 to

enam

e %

spray

sprayhaarlak

haarlak

kaarsen

kaarsen

nkaarsen

nkaarsen

sprayhaarlakkaarsennkaarsen

sprayhaarlakkaarsennkaarsen

TM0511_bluyssen_2035.indd 12 28-4-2011 14:27:05

Het is niet eenvoudig om complexe gebouwen te beheren en tegelijkertijd de doelstellingen voor energiebesparing te behalen. Onze EcoStruxure™ architectuur voor optimaal energiemanagement is dé oplossing; dankzij de intelligente integratie van gebouwbeheersystemen op één enkel IP-platform.

De besparingen gaan veel verder dan alleen voor gebouwenAlleen de EcoStruxure architectuur van Schneider Electric™ zorgt voor een energiebesparing van wel 30% door de integratie van HVAC, toegangscontrole, videobewaking en regeling van verlichting voor uw hele onderneming. Een besparing van 30% op het energieverbruik van een gebouw is een fantastisch begin en dankzij de EcoStruxure architectuur voor optimaal energiemanagement kunt u nog meer besparingen realiseren.

30%

30%* besparing op de energiekosten van uw gebouw is nog maar het begin

Ga naar www.SEreply.com en voer de code 87783t in

Leer meer over energiebesparing van de experts! Download GRATIS deze white paper ter waarde van €170, en registreer u om een e-book reader van Kindle® te winnen!

Stelt u zich eens voor wat we voor de rest van uw onderneming kunnen betekenen

Datacenters Van rack tot pad en van hal tot gebouw wordt het energieverbruik en de beschikbaarheid van deze onderling verbonden, omgevingen gecontroleerd en real-time aangepast.

FabrieksvloerDankzij de open standaard protocollen, is het beheer van geautomatiseerde processen in het hele systeem mogelijk met zo min mogelijk stilstandtijd, een hogere productie en optimale energie-efficiency.

Gebouwen De intelligente integratie van HVAC, energiemanagement, beveiliging, verlichting, IT, telecommunicatie, brand- en rookmelding in de hele onderneming zorgen voor lagere kosten voor training, bedrijfsvoering, onderhoud en energie.

©2011 Schneider Electric. Alle rechten voorbehouden. De merken Schneider Electric en EcoStruxure zijn eigendom van Schneider Electric Industries SAS of de aan haar gelieerde ondernemingen. Alle overige merken zijn eigendom van de desbetreffende eigenaren. Schneider Electric B.V. - Diakenhuisweg 29-35, 2033 AP Haarlem • 998-2758_NL *EcoStruxure architectuur reduceert het energieverbruik met wel 30%.

Architectuur voor optimaal energiemanagement van centrale tot stopcontact

TM0511_13.indd 13 28-4-2011 16:40:33

14 TVVL Magazine | 05 | 2011 INNOVATIE

Niets is zo veranderlijk als de mens. We hebben de natuurlijke behoefte om vooruit

te komen, het onbekende te ontdekken en onszelf te vernieuwen. Innovatie is een

voorwaarde om te kunnen overleven. Dat geldt niet alleen voor mensen, maar

ook voor bedrijven en bedrijfstakken. Wie innovatief is, kan de toekomst met

vertrouwen tegemoet zien. Als we dat in aanmerking nemen, is er waarschijnlijk

in Nederland geen bedrijfstak te vinden met nóg betere vooruitzichten dan de

installatiebranche.

De installatiebranche is een innovatiebranche

D. (Dick) Reijman, persvoorlichter Uneto-VNI

INNOVATIEBRONNEN Innovatie is altijd het resultaat van diverse inspiratiebronnen, of in dit geval: innovatie-bronnen. Stuwende krachten die onontkoom-baar leiden tot vernieuwingen. Soms omdat het moet, bijvoorbeeld omdat er gevaar dreigt. Soms omdat het kan, bijvoorbeeld omdat door een nieuwe techniek onbekende wegen zichtbaar en begaanbaar worden. De komende jaren hebben we te maken met uiteenlo-pende stuwende krachten die stuk voor stuk ingrijpende vernieuwingen in de hand zullen werken. Daarbij is het opvallend dat installa-tietechniek in vrijwel alle gevallen de sleutel in handen heeft om zowel de urgente als latente problemen op te lossen. Geen wonder dat de andere schakels binnen de bedrijfskolom, maar ook overheid, opdrachtgevers en eindge-bruikers, steeds meer overtuigd raken van de innovatieve kracht van zowel grote als kleinere installatiebedrijven. De innovaties waarmee we de komende jaren zullen kennismaken, komen voort uit de vol-gende innovatiebronnen:

-De economie De economische crisis, waar we (nog) in zitten, heeft gevolgen voor de innovatieve kracht van het bedrijfsleven. In eerste instantie lijken

die gevolgen negatief, omdat er minder geld is voor investeringen en ook de consument de hand op de knip houdt. Maar tegelijker-

tijd voelen bedrijven zich genoodzaakt om te zoeken naar oplossingen voor de huidige malaise en dat kan juist aanleiding geven voor

Toekomstige trends in radar 2020

TM0511_reijman_2032.indd 14 28-4-2011 14:31:47

15TVVL Magazine | 05 | 2011 INNOVATIE

goede en vernieuwende ideeën. De bouwsec-tor zal naar verwachting nog wel een paar jaar nodig hebben om weer helemaal te herstellen van de recessie. Die periode kan een ideale aanloop zijn voor bouwondernemingen om samen met de installatiebranche andere, intel-ligente methoden te ontwikkelen, waardoor de hele bouwketen straks sterker én slimmer overeind krabbelt.

-Klimaat, milieu en energieDe overheid heeft op nationaal en internati-onaal niveau nog geen indrukwekkende staat van dienst als het gaat om de aanpak van de milieuproblematiek. De meeste mensen zijn het erover eens dat het veranderende klimaat een serieuze bedreiging is voor onze manier van leven. Toch mislukt tot nu toe iedere klimaatconferentie, ondanks alle goede bedoelingen. Het bedrijfsleven neemt de klimaatuitdaging ondertussen wél serieus en ontwikkelt in hoog tempo duurzame techno-logieën die de uitstoot van CO2 en het gebruik van fossiele grondstoffen sterk terugdringen.

-InternetDe ontwikkeling van het internet is op zichzelf waarschijnlijk de belangrijkste innovatie van de afgelopen twintig jaar geweest. Maar het feit dat alles en iedereen inmiddels digitaal met elkaar verbonden is, heeft een kettingreactie van nieuwe innovaties teweeggebracht. Met name waar verbindingen tot stand komen tussen de digitale wereld en de fysieke wereld, zijn de mogelijkheden enorm.

-VergrijzingWe worden steeds ouder en blijven steeds langer fit en gezond. Moderne ouderen stellen hoge eisen aan wooncomfort, zorg, recreatie en veiligheid. Bewust of onbewust werpen ze daarbij een vragende blik naar het innovatieve vermogen van de installatiebranche.

-IndividualiseringSteeds meer eigentijdse consumenten identi-ficeren zich in Nederland niet langer met één of meer groepen of verbanden in de samenle-ving. Ze richten hun leven naar eigen inzicht in en stellen specifieke eisen op het gebied van (woon)comfort, dienstverlening en vooral communicatie. De gemeenschappen van vroeger hebben in veel gevallen plaatsgemaakt voor virtuele gemeenschappen. -BedrijvenHet bedrijfsleven zelf is misschien wel de belangrijkste stuwende kracht voor innovatie. Ondernemingen hebben van nature de drang om zich te onderscheiden van de concurrentie en zich zo een betere positie op de markt te

verschaffen. Dé manier om dat te doen is door in te spelen op de wensen van klanten en ze nóg beter van dienst te zijn.

DRIE RICHTINGENInnovatie werkt nooit één bepaalde kant op. Ook de komende tien jaar zullen we zien dat we ons gaan vernieuwen in diverse richtingen. Naar verwachting zullen we onze innovatie-drang vooral uitleven binnen de aandachtsge-bieden ‘people, planet en profit’; vrij vertaald: mens, milieu en markt. - de mensen zullen in onze welvarende

samenleving een blijvende en groeiende behoefte aan comfort hebben;

- om het vege lijf te redden, zullen we een gezond milieu en een leefbaar klimaat moeten waarborgen. In de praktijk zal dat met name neerkomen op het terugdringen van de CO2-uitstoot;

- de markt wordt niet langer bediend door een groot aantal zelfstandig opererende bedrij-ven. Bedrijven zijn formeel of informeel met elkaar verbonden en maken meer en meer gebruik van dezelfde kennis en infrastruc-tuur.

OVER TIEN JAARIntegraal installerenZowel de woningbouw als de utiliteitsbouw krijgen de komende jaren steeds meer te maken met het fenomeen integraal installeren. Daarbij strekken de installatieactiviteiten zich uit over verscheidene fases en disciplines. Met integraal installeren behoren aparte voorzie-ningen voor warmte, water en energie tot het verleden. Door de oplossingen te integreren en met behulp van ICT aan elkaar te koppelen, ontstaat een gebouw dat in alle opzichten duurzaam is. Verschillende aspecten van het integraal installeren zijn nu al volop aanwe-zig in het serviceaanbod van de installateur: warmtepompen, warmte- en koudeopslag en zonnepanelen en -collectoren. De installateur heeft een enorme voorsprong als het gaat om de kennis op dat terrein. Bovendien zal de techniek van die systemen zich de komende jaren alleen maar verder ontwikkelen, zodat de bijdrage van het installatiebedrijf aan de duur-zaamheid van gebouwen sterk kan groeien. Als gevolg van het integraal installeren ontwikkelt installatiewerk zich tot een bredere discipline. Die ontwikkeling lijkt in eerste instantie vooral

Naar verwachting zullen we onze innovatiedrang vooral uitleven binnen de aandachtsgebieden

‘people, planet en profit’

TM0511_reijman_2032.indd 15 28-4-2011 14:31:48

16 TVVL Magazine | 05 | 2011 INNOVATIE

in het voordeel van de grote ondernemingen in de branche, maar ook de kleinere installa-tiebedrijven zullen er zeker op inspelen. Door flexibele en veelzijdige netwerken te vormen, kunnen gespecialiseerde installatiebedrij-ven hun krachten bundelen en opdrachten aantrekken waarvoor ze voorheen niet in beeld kwamen.

Renoveren Het belang van installatiewerk in nieuw-bouwprojecten zal de komende jaren toenemen, maar de branche zal zich zeker niet willen beperken tot de nieuwbouwmarkt. Veranderende consumenten en ondernemin-gen stellen ook andere en hogere eisen aan de bestaande woning- en gebouwenvoorraad. Met name de behoefte aan veilig en ener-giezuinig wonen zal steeds groter worden. Installatiebedrijven zijn nu al hard op weg om technieken toe te passen die over tien jaar gemeengoed zullen zijn. Zo kunnen tal van sensoren de veiligheid in en om de woning vergroten, bijvoorbeeld door de luchtkwali-teit te controleren en eventuele ongewenste bezoekers te registreren. Energiebesparende installaties gaan bestaande woningen en kantoren aanzienlijk duurzamer maken. Het installeren en instellen van een warmtepomp is nu nog een incidenteel en gespecialiseerd karwei, maar wordt binnen enkele jaren voor veel installateurs dagelijks werk.

Smart gridsDe meeste energie is nu nog afkomstig van grote centrales, maar dat gaat veranderen. De komende jaren komt het accent te liggen op decentrale energievoorziening: vrijwel iedereen heeft straks zijn eigen kleine ener-giecentrale in de vorm van zonnepanelen, een hre-ketel, een kleine windmolen of een warmtepomp. Om de aanvoer en afname van energie goed op elkaar af te stemmen, zijn intelligente netwerken nodig. Deze Smart Grids zorgen er bijvoorbeeld voor, dat woonwijken overdag, wanneer ze meer energie opwekken dan gebruiken, hun overtollige energie kunnen leveren aan een nabijgelegen kantoor, dat juist tijdens kantooruren een hogere energiebehoefte heeft. De installatie-branche installeert en onderhoudt over enkele jaren dag in dag uit slimme energiemeters en oplaadpunten voor elektrische auto’s. Op die manier maken ze woonwijken en kantorencen-tra mogelijk die volledig energieneutraal zijn.

Comfortabel wonenDe woning van 2020 is dynamischer, intel-ligenter en flexibeler dan we nu gewend zijn. En uiteraard energiezuiniger en veiliger. De consument groeit in de komende tien jaar

toe naar de situatie waarin hij of zij de meest uiteenlopende aspecten van het wonen tot in detail kan sturen. Thuis, maar ook onderweg. Met computer en telefoon – die tegen die tijd al lang één apparaat zijn – kunnen ze allerlei voorzieningen in hun huis benaderen en bedie-nen. We kunnen daarbij denken aan verlichting en verwarming, maar ook aan veiligheid, informatievoorziening en entertainment. De energiebalans van de meeste woningen is positief, want door eigen decentrale energie-opwekking is de opbrengst van energie hoger dan het gebruik. Bovendien is de woning in 2020 volledig levensloopbestendig. Een systeem voor zorgverlening op afstand stelt bewoners van een normale eengezinswoning in staat om tot op hoge leeftijd zelfstandig te blijven wonen. Die mogelijkheid voorziet straks in een behoefte die ook nu al sterk leeft onder de moderne ouderen.

De nieuwe installateurHet vak van de installateur verandert de komende jaren in rap tempo. Meer en meer gaat hij gebruik maken van ICT-apparatuur en -toepassingen. De installaties die hij aanbrengt, werken in toenemende mate op basis van digitale systemen. Onderhoud en beheer vinden voor een groot deel online en op afstand plaats. Maar ook bij het verzame-len van vakinhoudelijke informatie en het communiceren met opdrachtgevers wordt de computer onmisbaar. Die zal overigens wel nog een heel stuk kleiner zijn geworden: een instal-lateur die in 2020 zijn vak verstaat, draagt zijn computer altijd bij zich.

Installateur wordt regisseurDe installateur speelt binnen de bouwkolom nu nog te vaak een bijrol. Daardoor blijft de betekenis van installaties nogal eens onder-belicht. Gebouwen ontlenen hun meerwaarde echter voor een belangrijk deel aan de installa-ties die erin aangebracht zijn. En gezien het feit dat consument en bedrijfsleven steeds hogere eisen stellen aan zaken als comfort, veilig-heid en energie-efficiënte, wordt het relatieve belang van de installaties de komende jaren alleen maar groter. Tegelijkertijd wordt de waarde van installaties voor alle betrokkenen steeds duidelijker zichtbaar. Omdat installatiebedrijven veel techno-logische oplossingen in huis hebben om eigentijdse problemen op te lossen, zal de installateur onvermijdelijk verder opschuiven naar de kern van het bouwproces. De komende tien jaar zal het steeds vaker voorkomen dat bij het ontwikkelen van een duurzaam gebouw de expertise van het installatiebedrijf al in de eerste fase doorslaggevend is. De instal-laties zijn bepalend voor het karakter van het

bouwwerk en komen dus al in de ontwerpfase aan bod. Het zal binnen afzienbare tijd geen uitzondering meer zijn, dat de installateur optreedt als de regisseur van een integraal bouwproces.

KEUZES MAKENInnovatie is niet langer een mogelijkheid die zich min of meer toevallig voordoet. Voor veel ondernemingen in de installatiebranche is innovatie inmiddels een strategische keuze, waarmee zij zich bewust richten op een kans-rijk, vooruitstrevend segment van de markt. Een deel van de installatiebranche vertaalt die keuze steeds nadrukkelijker in een doordacht en gestructureerd beleid. In de loop van de komende jaren zal de markt van consumenten en bedrijven die openstaan voor innovatieve oplossingen snel groter worden. De installatie-branche groeit ongetwijfeld mee.

NU AL BEGONNENDe installatiebranche staat met beide benen op de grond en richt zich vooral op innovaties die nu al op een efficiënte en effectieve manier kunnen worden toegepast. Tegelijkertijd schrikt de branche er niet voor terug om verder te kijken en technologieën te onderzoeken die pas op termijn eventueel toepasbaar en renda-bel kunnen worden. Diverse ondernemingen binnen de bedrijfstak houden zich daarom nu al bezig met onderzoek én de praktische toepassing van onder meer: - geothermie (warmwaterwinning op meer

dan 1.000 meter diepte);- passieve koeling van de woning;- gescheiden waterafvoer en waterzuivering;- sturing van de elektriciteitsvraag per gebouw

met behulp van ‘slimme meters’;- decentrale energieopwekking als onderdeel

van Smart Grids;- personal climates (verschillende persoon-

lijke klimaatzones binnen dezelfde ruimte);- een landelijk dekkende infrastructuur voor

het opladen van elektrische auto’s.

TOEKOMSTVERSLAGOTIB en Uneto-VNI hebben de onderzoeks-instituten EIM, TNO-ICT en MarktMonitor gevraagd om de toekomstige trends in en om de installatiebranche in kaart te brengen. Van dat onderzoek is een verslag gemaakt onder de titel Radar-2020. Het verslag is verkrijgbaar via de webshop van Uneto-VNI.

TM0511_reijman_2032.indd 16 28-4-2011 14:31:48

E e n b e t e r k l i m a a t m e t S c h i l t

Energieweg 29 | Postbus 3 | 4230 BA Meerkerk

Telefoon (0183) 35 25 44 | [email protected] | www.schilt-meerkerk.nl

Veilig!SCHILT LEVERT ALLEEN WERELDMERKEN

Schilt levert al meer dan 25 jaar luchttechnische producten van TROX

direct uit voorraad. Deze componenten behoren kwalitatief tot de

absolute top van de markt en passen in elke hoogwaardige lucht-

technische installatie. Brandveiligheid is daarbij van essentieel belang.

Het Schilt omvangrijke voorraadprogramma van TROX brandkleppen

start met inbouwhoogtes van 100 mm. Uniek in de markt is de Schilt-

retourgarantie voor TROX standaard componenten. Vraag naar de

voorwaarden, advies of technische documentatie.

Brandveiligheid van TROX® • Getest volgens NEN 6077• in ronde of rechthoekige uitvoering• leverbaar in verzinkt staal,

gecoat of RVS• optioneel motorisch bediend

TM0511_17.indd 17 28-4-2011 16:43:33