Thomas More Hogeschool - Platform Samen Opleiden...Thomas More Hogeschool (TMH) heeft 600 studenten...
Transcript of Thomas More Hogeschool - Platform Samen Opleiden...Thomas More Hogeschool (TMH) heeft 600 studenten...
1
Thomas More Hogeschool
Breed en gelijkwaardig samenwerken en gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor de
opleiding en begeleiding van studenten. Dat is de kern van ‘Samen opleiden op maat’, een
intensievere vorm van Opleiden in de school waarvoor Thomas More Hogeschool en zeven
schoolbesturen in de regio Rotterdam hebben gekozen. Een aantal betrokkenen vertelt over de
ervaringen.
Thomas More Hogeschool (TMH) heeft 600 studenten en werkt intensief samen met 7
schoolbesturen in Rotterdam en omgeving (130 scholen, 3500 leerkrachten en 33.000
leerlingen).
“Wij zijn gezamenlijk verantwoordelijk”
Interview met Nyree Schipper (programmamanager Samen opleiden en manager nascholing)
Er zijn in het kader van ‘Samen opleiden op
maat drie samenwerkingsscenario’s
ontwikkeld, die variëren in intensiviteit.
Subsidie van de regeling ‘Verbetering
samenwerking Opleidingsscholen’ wordt –
naast inhoudelijke samenwerking op
thema’s – ingezet voor de verdere
ontwikkeling van de
samenwerkingsscenario’s.
Programmamanager Nyree Schipper heeft
de taak om de contacten met het werkveld
verder te ontwikkelen en te intensiveren.
“Wij kiezen voor het model ‘Samen opleiden op maat’ en niet voor ‘Opleiden in de school’, omdat
we de verbinding tussen opleiden en praktijk gezamenlijk willen vormgeven en versterken.
Opleiden in de school heeft in onze visie nadelen: de pabo draagt taken over aan schoolbesturen,
maar je ziet elkaar te weinig. Ben je als pabo nog wel in beeld? En wat als de combinatie student-
mentor een mismatch is? Dan kan de onafhankelijkheid van de opleider in de school onder druk
komen te staan. Bovendien is geen enkele stageschool hetzelfde. Omdat we willen aansluiten bij
de specifieke praktijk van de school, is Opleiden in de school voor ons geen goed model. Met
twee kleinere schoolbesturen (Floreo & SKOP) werken we wel in een bovenschools
samenwerkingsmodel dat in de richting gaat van Opleiden in de school.”
2
Gelijkwaardigheid
“We voelen ons gezamenlijk verantwoordelijk voor het onderwijs aan het kind, ieder vanuit de
eigen rol. Het gaat niet meer om wij-zij, maar om wij. Een voorbeeld: voorheen zetten we geen
studenten meer in als een stagebegeleider in een school zag dat een kleuterleerkracht niet goed
omgaat met leerlingen. We maakten een terugtrekkende beweging. Nu zeggen we: we gaan er
naartoe om het te bespreken en het onderwijs samen te verbeteren. Wij nemen scholen niet de
maat - wij oordelen niet - maar we voeren een dialoog. Dat komt van twee kanten, want ook de
scholen worden hiertoe uitgenodigd. Als je gezamenlijk verantwoordelijk bent voor het opleiden,
dan zoek je samen, vanuit gelijkwaardigheid, naar verbeteringen. Wij willen transparant en open
met elkaar communiceren.”
Verschillende ambities
“De authenticiteit van de school is het aanknopingspunt voor Samen opleiden op maat. Dat houdt
in dat we aansluiten bij de ambities van de school. Die ambities verschillen. Er zijn scholen die een
goede stageschool willen zijn, maar er zijn ook scholen die meer willen. De schoolbesturen
hebben hun scholen gevraagd of ze intensiever met de pabo willen samenwerken. Veertig
procent van de scholen wilde dat. Met al deze scholen hebben we een intakegesprek gevoerd
waaruit bleek dat de motivatie voor die intensievere samenwerking verschillend is. Een school die
wil functioneren als professionele leergemeenschap vindt het vanzelfsprekend dat studenten
mee-leren in de dagelijkse praktijk én met het schoolteam. Andere scholen vinden het belangrijk
dat studenten het vak in de praktijk leren in een meester-gezel model. En ook zijn er scholen die
medeverantwoordelijk willen zijn voor de toetsing en beoordeling.”
Keurmerk
“Op basis van de verschillende motivaties van de scholen hebben we drie
samenwerkingsscenario’s ontwikkeld. De opleiding en de school maken daarbij afspraken op maat
over het benutten van de ontwikkelingen in de school, studentenonderzoek,
ontwikkelopdrachten, de match student – schoolprofiel, leermogelijkheden voor studenten en
een verdiepingsaanbod voor excellente studenten. Basisscholen die kiezen voor een intensievere
samenwerking met de pabo, zijn met een keurmerk gecertificeerd, maar de term ‘keurmerk’ dekt
de lading niet. Het gaat niet om het keuren, maar om het uitbouwen van de samenwerking.”
3
Samen leren
“De meest intensieve samenwerkingsvorm (scenario C) is ‘Samen leren’. Alle betrokkenen - de
beginnende leraar, de zittende leraar, de pabo-collega’s en de studenten - leren met elkaar,
gericht op het systematisch verbeteren van de praktijk. Bijvoorbeeld: een school wilde zich verder
ontwikkelen in oplossingsgericht werken. Wij hebben daarvoor een specialisatietraject in het 4de
jaar, de minor passend onderwijs. We hebben toen een verbinding gelegd tussen deze minor en
het actieplan van de school. Er waren gezamenlijke leeractiviteiten in de school, studenten deden
onderzoek, de lector gaf masterclasses en er werden externe kennisinstituten ingevlogen. Zo
proberen we de leermomenten zo krachtig mogelijk te maken.
Er zijn meer voorbeelden. Scholen die gebruikmaken van video-coaching zetten dat ook in bij de
studenten. En voor alle cursussen, inspiratieavonden en lezingen wordt het werkveld uitgenodigd,
zodat er cohesie ontstaat tussen het leren van studenten en de ontwikkeling van de praktijk en de
opleiding. Dat zie je terug in de leeropbrengst van de student. Een ander voorbeeld is de
profileringsstage, waarin studenten mee-leren in ontwikkelingen van de school, bijvoorbeeld
bredeschoolontwikkeling of versterking van de ouderbetrokkenheid. De school en de student
stellen een leerovereenkomst op, waarin staat waarop de student zich gaat profileren. Studenten
doen dus veel meer dan stage lopen in de groep.”
Professionaliseringsaanbod
“Door deze aanpak zijn de gezamenlijke inhoudelijke thema’s steeds beter afgestemd, zo ervaren
de studenten. En het werkveld is heel tevreden over de lezingen en cursussen, omdat ze
aansluiten bij de gedeelde praktijk. We hebben ook een professionaliseringsaanbod ‘Samen
opleiden’ met bijvoorbeeld coach-cursussen, waaraan vorig jaar 150 leerkrachten kosteloos
hebben deelgenomen. Drie keer per jaar organiseren we opleiders-thema-bijeenkomsten, waarin
we actuele thema’s behandelen en uitwisseling actief bevorderen.”
Besturen
“De aanpak van ‘Samen opleiden op maat’ geldt zowel op school- als bestuursniveau. We hebben
met alle besturen gesprekken gevoerd en samen actieplannen gemaakt om het samen opleiden
op een hoger niveau te brengen en hiervoor een agenda op te stellen. Welke acties voeren we
wanneer uit? Ook dat verschilt per bestuur. Een bestuur in de stad heeft bijvoorbeeld andere
belangen dan een bestuur met scholen in een krimpregio.
4
Procesbegeleiding
“Voor onze aanpak is een goede samenwerkingsrelatie tussen de opleider van de basisschool en
de stagebegeleider van de pabo essentieel. We investeren in die relatie en koppelen mensen heel
bewust aan elkaar. Welke begeleider plaatsen we op welke school? We kijken daarbij naar het
schoolprofiel en naar de affiniteit en de kwaliteit van de betreffende collega. Ook streven we naar
continuïteit in de relatie, zodat de schoolopleider en de stagebegeleider een duurzame relatie
opbouwen.
Je hebt gangmakers nodig die de kar trekken. Stagebegeleiders zijn ambassadeurs op de scholen.
Ze krijgen de ruimte om de relatie te intensiveren en zichzelf te ontwikkelen tot
procesbegeleiders. Ze zijn aanwezig bij formele momenten, maar sluiten ook aan bij de informele
momenten. Bij de opening van een nieuw gebouw is de stagebegeleider bijvoorbeeld aanwezig.
Als het goed gaat, delen we dat. We leggen het vast in bijvoorbeeld een ‘Handreiking
procesbegeleiding’. Zo volgt het papier de praktijk en niet andersom.”
Professionele én persoonlijke ontwikkeling
De schoolbesturen en de TMH geven gezamenlijke impulsen om het Samen opleiden te
verbeteren. Dat betekent bijvoorbeeld dat de TMH investeert in de verbetering van de
stagewerkplek en dat we in de opleiding gebruikmaken van de expertise van de praktijk en de
authentieke context. In ieder studiejaar
zijn er bijvoorbeeld modules, waarbij we illustratieve doorkijkjes geven naar de praktijk. Ook
discussiëren we met de besturen over het type leraar dat zij nodig hebben. Ze willen leraren die in
volle verantwoordelijkheid handelen. Dat betekent onder meer dat de persoonlijke en de
professionele ontwikkeling samengaan. Volgens Marcel van Herpen kun je niet een goede leraar
zijn zonder jezelf mee te nemen. Daarom hebben we in de opleiding en in de nascholing modules
opgenomen die zijn gericht op persoonlijke ontwikkeling.”
Verbinden
“De positie van de programmamanager is instrumenteel. In deze functie komen cruciale lijnen
samen: curriculumontwikkeling, nascholing en het samen opleiden. Daardoor kun je in diverse
stadia en processen expliciet verbindingen maken. Toen er bijvoorbeeld een expertisewerkgroep
rond het jonge kind werd gevormd bij de RVKO (Rotterdamse Vereniging voor Katholiek
Onderwijs), hebben we meteen de verbinding gelegd met een collega die ook met dit thema bezig
was. Je moet zoveel mogelijk expertise bundelen.”
5
Uitdagingen
Het is een uitdaging om de kwetsbaarheid van de samenwerking te verminderen. Wij sturen op
relatie en kwaliteit, maar als er iemand wegvalt, dan kan daarmee alles veranderen en komt de
borging van de kwaliteit onder druk te staan. We moeten dan opnieuw gaan bouwen en
investeren. We zoeken nog naar manieren om dit beter te borgen. Maar ook: scholen worden
gecertificeerd door een panel van vertegenwoordigers van de pabo en van verschillende besturen
uit het werkveld. Dat is heel arbeidsintensief. Willen we dat auditverhaal blijven optuigen?”
Succesfactoren Samen opleiden op maat:
De adaptieve benadering: echt opleiden op maat, in gesprek met elkaar. Je open stellen
en niet oordelen. Niet wij-zij, maar wij.
o Investeren in samenwerkingsrelaties en contact
o Transparantie, dialoog en vertrouwen creëren.
o Duurzame samenwerkingsrelaties opbouwen.
o Verbinden.
o Ervoor zorgen dat de basis echt op orde is.
De opleiders faciliteren.
Continu investeren in impulsen en vernieuwingen. Dat leidt tot inspiratie en
verbetering. Inspiratie en ontmoeting agenderen.
Studenten voelen zich veilig.
Een rijke leeromgeving. Als studenten met de scholen mee-leren, dan gaan deuren open
en ontstaat er een hele rijke leeromgeving.
Er zijn gangmakers die de kar trekken: procesbegeleiders.
6
“Het gaat erom dat we elkaar op een hoger plan brengen”
Interview met Mariken Langbroek (Taakgroep Het Jonge Kind)
Mariken Langbroek, adjunct-directeur van basisschool
het Tangram, draagt zorg voor de praktijkopleiding post-
hbo Jonge Kind en is lid van de expertisetaakgroep Het
Jonge Kind van de Rotterdamse Vereniging voor
Katholiek Onderwijs (RVKO). Opdracht van deze
taakgroep is de kwaliteit van het onderwijs aan het
jonge kind te vergroten.
“Het strategisch beleidsplan van de RVKO stelt dat binnen
drie jaar minstens 80 procent van de leerkrachten beter
onderwijs geeft. Een oud-inspecteur – nu
kwaliteitsmedewerker bij ons - constateerde dat het
onderwijs aan jonge kinderen steeds formeler wordt. We constateerden ook dat beginnende
leerkrachten in toenemende mate behoefte hebben aan houvast, de structuur van de methode.
Ze krijgen in de opleiding wel andere mogelijkheden aangereikt, maar dat is minimaal.
Onze onderwijspraktijk staat tegenover de wetenschap dat jonge kinderen vooral leren door te
spelen en betekenisvolle activiteiten te doen en dat je kinderen tekort doet door slaafs de
methoden te volgen. Daarom heeft de RVKO een taakgroep opgericht, waarin directeuren, intern
begeleiders en de TMH samenwerken. De taakgroep volgt een tweezijdige aanpak: welke
cursussen en workshops zijn er op dit gebied? En wat kan de pabo verbeteren in haar curriculum
en in de nascholing?”
Mes snijdt aan twee kanten
“De kortdurende cursussen en workshops zijn voor iedereen: studenten, pabo-docenten,
zittende en beginnende leerkrachten. Ze zijn gericht op inspiratie en nieuwe ideeën. Omdat we
zagen dat de pabo wat betreft dit onderwerp in ontwikkeling is en het curriculum nog niet de
diversiteit heeft om iedereen te raken en in beweging te krijgen, zijn we breed gaan zoeken naar
aanbieders van cursussen. Zo hebben we het ‘samen leren’ echt gezamenlijk vormgegeven. De
pabo heeft in haar nascholingsaanbod nu ook externe aanbieders geïntegreerd. Soms participeren
in het nascholingsaanbod van de pabo hele goede cursusleiders die wij weer gebruiken in het
cursusaanbod voor het werkveld. Het mes snijdt aan twee kanten.”
7
Wisselwerking theorie-praktijk
“Allereerst is de meerwaarde dat we samen een visie ontwikkelen op het leren van het jonge
kind. Deze visie wordt momenteel landelijk herijkt en we zien dat leren vanuit spel overal op de
agenda staat. Maar dan heb je nog geen concrete visie. Daarvoor heb je input nodig van de
wetenschap én van leerkrachten die dagelijks met hun voeten in de klei staan. Zij kunnen toetsen
in hoeverre de theorieën haalbaar zijn en hoe je de kennis praktisch kunt vertalen. Die feedback
vanuit de praktijk hebben we hartstikke hard nodig om draagvlak te creëren. Je hebt beelden
nodig om mensen in beweging te krijgen. Theorieën creëren vaak te weinig beelden.”
Harde wetenschap
De grote pedagogen zeggen dat kinderen leren vanuit het spel, maar dat is erg lastig aan te tonen.
We zijn op zoek gegaan naar wetenschappelijke bewijzen en vonden die in breintheorieën. Dat is
hele harde wetenschap, je kunt de verbindingen in de hersenen aantonen en laten zien. Op basis
van daarvan ontwikkelen we nu een visie: hoe leert het jonge kind en wat heeft hij nodig van de
leerkracht en van zijn omgeving? We zijn nog zoekende. De visie die er nu ligt is te specifiek, bevat
veel details en schrijft teveel voor. Een visie moet kort en krachtig zijn en moet 64 scholen
inspireren.”
Flexibiliteit
“Alleen al het gegeven dat kinderen vanuit spel leren, is voor veel leerkrachten inspirerend. Het
vraagt om thematisch werken, een betekenvolle context en om de methode meer als
bronnenboek te gebruiken. Leerkrachten moeten een thema met de kinderen ontwerpen en het
thema laten groeien in de groep. Dat vraagt heel veel van leerkrachten. Ze moeten er vooraf over
nadenken wat ze kunnen aanbieden, maar moeten ook de flexibiliteit hebben om met activiteiten
te spelen om het doel te bereiken. Mensen die van de post-hbo opleiding komen, moeten
aantonen dat ze over die flexibiliteit beschikken. We verwachten dat dat over een aantal jaren
ook geldt voor studenten.”
Kenniscentrum
“In de post-hbo opleiding moeten studenten thema’s kunnen ontwerpen en dit op beeld
vastleggen. Zo ontstaat er een databank waarin mensen heel concreet kunnen zien hoe ze een
thema kunnen uitvoeren. Er ontstaat een ‘O, ja’ in het werkveld. We hebben als taakgroep een
kenniscentrum voor ogen met een grote beelddatabank met concrete groepsplannen en
materialen. De ontwikkeling hiervan moet een interactief, integraal proces worden, waarin alle
professionals kennis en praktijkvoorbeelden inbrengen. We moeten wel oppassen dat het proces
niet vluchtig wordt.”
8
Ontwikkelingen borgen
“Op basis van de resultaten van de post-hbo opleiding verfijnen we onze visie. De docenten van
de TMH worden zo opgeleid, dat ze dit onderwerp straks volledig beheersen en er geen externen
meer hoeven worden ingezet. Maar het blijft altijd nodig dat de kennis uit het werkveld wordt
ingezet om de theorieën te vertalen in praktijkbeelden. Voor borging zoeken we daarnaast
constant de verbinding met de schooldirecties. Dit is onder meer nodig om de rol van specialisten
in de school te concretiseren, want zij moeten de vernieuwingen in de school borgen. De TMH
laat op het gebied van dit thema zien dat ze flexibiliteit in de opleiding kan aanbrengen. Ze zien
een hiaat, spelen daar op in en leggen het vervolgens vast in het curriculum.”
Ongemakkelijke situatie
“Dat er een cursusaanbod bij externen werd gezocht, heeft
geleid tot een ongemakkelijke situatie. Het leidde tot onvrede
en ongemak, ook omdat het belang van de pabo op dat
moment onduidelijk was. In de taakgroep is dit spanningsveld
aan de orde gesteld. Ook de directies van RVKO en pabo
hebben gesproken over de belangen en de rolverdeling. Het
was nodig om op twee niveaus uit te spreken dat externen in dit
traject tijdelijke kennisleveranciers zijn. Door deze aanpak is wel
een cultuur gegroeid van ‘wij zetten samen iets neer’, een
cultuur van samen leren, samen beter worden en elkaar
versterken.”
50 jaar plezier
“Uiteindelijk gaat het erom dat we elkaar op een hoger plan brengen. We kunnen ontevreden
zijn, maar we kunnen ook het eigenaarschap pakken en het onderwijs verbeteren. Je kunt bij de
pabo een duurzame win-winsituatie creëren, zowel op studentniveau als in het
nascholingsaanbod. Met name op studentniveau zullen we daar de komende 50 jaar plezier van
hebben. We hebben ons verbonden aan de TMH. Onze droom is dat we binnen deze pabo iedere
leerkracht iets kunnen bieden.”
9
“Het jonge kind staat in de schijnwerpers”
Interview met Marjan Groenewegen (projectleider SpelendWijs, opleidings- en nascholingsdocent
specialist Jonge Kind TMH)
Thomas More Hogeschool (TMH)
en de Rotterdamse Vereniging
Katholiek Onderwijs (RVKO)
werken onder meer met elkaar
samen in de expertisegroep
‘SpelendWijs’. Doel van de
taakgroep is een aanbod te
ontwikkelen waarmee het spelend
leren in de onderbouw wordt
bevorderd. Projectleider Marjan
Groenewegen vertelt over de
ervaringen en resultaten.
“Een goed voorbeeld van de samenwerking is het ambassadeurschap: iedere docent heeft zijn
eigen scholen. Hierdoor krijgen we meer zicht op waar scholen mee bezig zijn, maar ook welke
expertises de school in huis heeft. Wij kennen de mensen op de scholen, maar zij kennen ons ook,
dus als er iets speelt, dan zijn de communicatielijnen kort. Dat komt de begeleiding van de
student ten goede, maar versterkt ook de relatie tussen de pabo en de scholen. We krijgen vragen
eerder te horen en kunnen daar ook beter op anticiperen.”
Spelen
“Ons werd gevraagd deel te nemen aan de taakgroep ‘Het jonge kind’ van de Rotterdamse
Vereniging Katholiek Onderwijs (RVKO) om mee te denken over de vraag hoe het onderwijs aan
het jonge kind meer spelenderwijs kan worden ingericht. Een welkome vraag aan een
opleidingsdocent jonge kind, maar hoe complex is dit?
Het onderwijs aan het jonge kind heeft de afgelopen jaren aardig moeten inleveren. Er wordt veel
van de kleuter gevraagd, veel programma’s hebben hun intrede gedaan, de kleuter zit veel in de
grote of kleine kring, moet 12 tot 15 letters kunnen benoemen en wordt veel getoetst. Er moet
heel veel, maar nemen we nog wel genoeg tijd voor de eigenheid van de kleuter? We leven in een
haastige wereld, maar kinderen hebben nog steeds tijd nodig om kind te zijn. In het onderwijs aan
het jonge kind neemt spelen steeds minder plaats in.”
10
Wij-zij
“Het antwoord op het verzoek tot deelname aan de taakgroep was positief: daar moeten we mee
aan de slag gaan. We waren als pabo net zelfstandig geworden, los van de Hogeschool Leiden, en
we begonnen vol vertrouwen aan een toch wel uniek samenwerkingsverband met een groot
schoolbestuur. Dat was, zeker in het begin, voor een ieder aftasten en al snel bleek dat de kaders
duidelijker moesten worden. In het begin was er nog echt een wij-zij gevoel aanwezig en dat was
niet de samenwerking die de leden van de taakgroep voor ogen hadden. Het vroeg van iedereen
vertrouwen en flexibiliteit en we moesten nadenken vanuit het perspectief van verschillende
niveaus.”
Betrokkenen
“Het is de taakgroep het afgelopen jaar gelukt om het spelend leren op de agenda te zetten van
de onderbouw in de Rotterdamse regio. Het bestuur van de RVKO had in het strategisch
beleidsplan aangegeven dat het onderwijs aan het jonge kind moest verbeteren en toonde een
sterke betrokkenheid bij dit proces. Het bestuur erkende nadrukkelijk het belang van het
onderwijs aan het jonge kind. Onderwijs maken is een zaak van alle betrokkenen en zo heb ik dit
ook ervaren. Gesprekken met bestuurders, de beleidsadviseur en de leden van de andere
taakgroepen waren een belangrijk onderdeel van het proces, maar ook de terugkoppeling naar de
pabo, het management en de naaste collega’s. Zij toonden veel belangstelling voor de
werkzaamheden van de taakgroep.”
Gedrevenheid
“Het was voor mij een eyeopener om de eigenheid van de de RVKO te ervaren. Natuurlijk was ik
als pabodocent en als stagebegeleider bekend met en betrokken bij de scholen, maar vanuit deze
rol kreeg ik meer kijk op de processen die zich binnen dit bestuur afspelen. Wat mij opviel was de
gedrevenheid van alle taakgroepleden om met elkaar goed onderwijs neer te zetten. Deze
gedrevenheid zie ik ook terug bij pabodocenten.”
Sleutelrol
“Terug naar de opdracht van de taakgroep. Waar begin je en hoe geef je het vorm? Waar moeten
we allemaal rekening mee houden? Er moest voor onderbouwleerkrachten een aanbod komen,
dat hen inspireert, maar dat ook aanzet tot een beweging binnen de eigen school. Het spelend
leren in de onderbouw moet een herkenbaar kenmerk worden van de scholen van de RVKO.
Leerkrachten moeten in staat zijn om een goed en beredeneerd onderwijsaanbod samen te
stellen waarvan spelend leren het uitgangspunt is. Maar wie vervult de sleutelrol in dit proces? De
onderbouwleerkracht of de directie? Beiden! Daarom hebben wij ons gefocust op de leerkrachten
en op de directies. ”
11
Inspiratiebijeenkomsten
”De taakgroep heeft gesprekken gevoerd met externe partners. We konden putten uit de twee,
elkaar deels overlappende netwerken van de pabo en van de schooldirecties. Uit deze gesprekken
is een nascholingsaanbod ontstaan, waarin het spelend leren centraal staat. Het aandeel van de
pabo was de post hbo-opleiding ‘Jonge kind specialist’.
Er zijn zowel voor leerkrachten als voor directies inspiratiebijeenkomsten georganiseerd. Tijdens
de inspiratiemiddag voor leerkrachten hebben alle aanbieders aangegeven hoe het
nascholingsaanbod er uit komt te zien. Dat was een hele organisatie, waarbij gebruik is gemaakt
van elkaars expertise en waarbij zowel het bestuursbureau van de RVKO als de pabo
ondersteuning gaven. De belangstelling voor de inspiratiebijeenkomsten was groot. Zowel
leerkrachten als directies bleken veel behoefte te hebben aan verdieping. Leerkrachten hebben
aangegeven in welke thema’s zij zich verder wilden verdiepen. Afgelopen september zijn zowel de
vele workshops als de post hbo-opleiding ‘Jonge kind specialist’ van start gegaan.”
12
Rollen
“In de post hbo-opleiding ‘Jonge kind specialist’ leiden we onderbouwleerkrachten op tot
specialist. Deze specialisten verkennen samen met het onderbouwteam welke verbeteringen zij
binnen de school willen doorvoeren. Daarbij kunnen ze vier rollen innemen: inhoudsdeskundige,
coach, meedenker op beleidsniveau en vernieuwer. Deze leerkrachten gaan met de directie in
gesprek om een gezamenlijk doel uit te werken.
Het is belangrijk dat de onderbouwleerkrachten, de directies en de pabodocent met elkaar in
gesprek te gaan. Wat kunnen zij voor elkaar betekenen? Ook in het directieoverleg wordt hieraan
aandacht besteed: waar lopen directies tegenaan en wat kunnen wij daarin betekenen? Hierin
spelen met name taakgroepleden een rol, die zelf ook directielid zijn. ”
Plannen
“Inmiddels is de taakgroep bezig met het aanbod voor volgend jaar. Het aantal leden van de
taakgroep is uitgebreid met mensen die allemaal expertise hebben op het gebied van het jonge
kind. Door de intensieve samenwerking pendelen we continu tussen theorie en praktijk. Dat
betekent dat wij als pabo steeds moeten blijven werken aan een zo breed en actueel mogelijk
aanbod. Hierbij worden wij geïnspireerd door onze educatieve partners: leerkrachten,
bouwcoördinatoren, IB-ers, deelnemers vanuit de opleiding en directies. We willen heel veel. Een
paar voorbeelden: we gaan kritisch kijken naar het curriculum ‘jonge kind’ en zetten hierbij
externe adviseurs en mensen uit het werkveld in. We willen een nog actiever netwerk opbouwen
met andere pabo’s, het werkveld en beleidsadviseurs. ”
Effecten
“Onze aanpak van educatief partnerschap heeft verschillende effecten. Belangrijk is de
samenwerking met het werkveld, die leidt tot goed onderwijs aan de leerling, aan de student van
de pabo en aan de deelnemer van de nascholing. Voor nu, maar ook voor de 21ste eeuw. Er is een
gezamenlijk belang en het lukt om die beweging in het onderwijs in de Rotterdamse regio tot
stand te brengen en in stand te houden, zonder af te doen op de kwaliteit.
Het jonge kind staat in de schijnwerpers bij professionals. We zien bij hen groei, meer
betrokkenheid, enthousiasme en gedrevenheid. Maar de samenwerking levert vooral goed
onderwijs op in deze grote stad. We hebben steeds meer zicht op elkaars expertise en maken
daarvan meer gebruik. Ook in de pabo is het onderwerp heel actueel en zijn collega’s betrokken.
We willen de leerkracht van morgen voldoende bagage meegeven om de vier rollen -
inhoudsdeskundige, coach, meedenker op beleidsniveau en vernieuwer - te kunnen vervullen. Zo
zullen onze huidige studenten straks onze educatieve partners zijn. ”
Succesfactoren
Directe, korte communicatielijnen.
Enthousiasme.
In alle lagen praten over het onderwijs.
Leren van elkaar, elke dag. Heel gelijkwaardig.
13
“Je hebt enthousiaste mensen uit de praktijk nodig”
Interview met Suus Barendse en Melissa Voogt (studenten TMH)
Vierdejaars pabostudenten Suus Barendse en Melissa Voogt vertellen over het onderzoek naar
ouderbetrokkenheid dat zij in het derde jaar hebben uitgevoerd.
“In het derde jaar voer je met een groep van 12 studenten onderzoek uit. De onderwerpen staan
vast, vanuit de pabo is er een begeleider en je kunt je inschrijven. In de onderzoeksgroep bepalen
we wat we willen onderzoeken en wat het kader is. We hebben een posterpresentatie gemaakt
voor basisscholen, die zich vervolgens op een soort van ‘postermarkt’ konden inschrijven. Aan ons
onderzoek deden uiteindelijk vier scholen mee, dus er waren drie studenten per school.”
Full Partnership
“Op basis van een handboek
‘Ouders in de school’ hebben we
fasen van Full Partnertschip
vastgesteld en hebben we een
format ontwikkeld met activiteiten
om van de ene fase naar de andere
te komen. De laatste fase is de fase
van Full Partnership. Met de school
hebben we eerst bekeken: waar
staat de school op dit moment wat
betreft ouderbetrokkenheid? Waar
wil de school naar toe? Vervolgens hebben we interviews afgenomen met directie, leerkrachten,
ouders en leerlingen. De school kreeg alle uitkomsten, zodat ze konden zien waar ze staan en
welke wensen er leven bij ouders en leerlingen. Met het activiteitenformat konden ze gericht
activiteiten uitvoeren om de volgende fase te bereiken.”
Trots
“Tijdens het onderzoek werden we spontaan uitgenodigd door Harry Timmermans, directeur van
stichting Floreo. Hij dacht kritisch mee over ons onderzoek en vertelde veel over wat er op zijn
scholen gebeurde. De begeleiding vanuit de pabo was inhoudelijk gericht, Harry keek vooral naar
wat de praktijk nodig heeft en of het daar ook uitvoerbaar is. Dat motiveerde ons enorm. We
keken niet met de blik ‘hoe krijg ik een voldoende voor dit onderdeel?’, maar keken vooral of ons
onderzoek aanslaat bij de kinderen en bij de scholen. Hoe wordt het onderzoek een succes? Harry
hield contact met ons.
14
Door die betrokkenheid kregen wij echt het idee dat we het ergens voor doen. In de
zomervakantie kregen we een brief, waarin Harry ons complimenteerde met het onderzoek. Hij
wilde het onderzoek ook gaan uitvoeren binnen de scholen van zijn bestuur. Drie weken geleden
was de accreditatie en de pabo had een uur om te laten zien waar ze trots op zijn. Daar stond
Harry met de poster van ons onderzoek!”
Kwaliteit leveren
“We vonden het proces van het onderzoek doen best lastig en moeilijk. Het was niet zo snel goed
en we hebben er keihard voor gewerkt. In het eerste en tweede jaar hebben we modules
onderzoeks- en schrijfvaardigheden gevolgd; hele belangrijke modules, omdat je wel kwaliteit
moet kunnen leveren.
Het was moeilijk om zoveel mogelijk respons te krijgen. Van de scholen kregen we hele goede
tips, bijvoorbeeld om een ouderavond te gebruiken of een inloop voor ouders te organiseren. De
kennis van het werkveld is heel praktisch en is belangrijk om te gebruiken.
Vooraf wisten we niet of er behoefte was aan ons onderzoek. Als je de geschiedenis en de vraag
van de school kent, dan weet je waar je het voor doet. Dat moet je van de basisschool zelf horen,
niet van de pabo. We waren best enthousiast over de reacties op en de praktische bruikbaarheid
van het onderzoek. Je hebt mensen uit de praktijk nodig die enthousiast zijn.”
15
“Studenten zijn míjn toekomstige leerkrachten”
Interview met Harry Timmermans (algemeen directeur stichting Floreo)
De zes scholen van Stichting Floreo zetten de onderzoeken van studenten in om het onderwijs
te verbeteren en te vernieuwen. Omdat de stichting uitsluitend leerkrachten aanstelt die van de
TMH komen, is er veel aandacht voor de begeleiding en beoordeling van de studenten. “Hoe
meer je een student is staat stelt zichzelf te ontwikkelen, hoe beter hij als leerkracht zal zijn.”
“We zijn als convenantpartners
een nieuw traject aangegaan
waarin de onderzoeksvraag van
de school centraal staat. De
school zit in een
vernieuwingstraject en zoekt
daar studenten bij. De
studenten krijgen een docent
aangewezen die zelf ook mee
wil leren, zichzelf wil
verdiepen. We werken nu voor
het derde jaar met dit model.”
Speerpunt ouderbetrokkenheid
“In het beleidsplan van Floreo staat dat een hogere ouderbetrokkenheid leidt tot betere
opbrengsten. Actiepunt is dat studenten gaan onderzoeken hoe onze scholen de relatie met
ouders kunnen verbeteren. Dit is bestuurlijk beleid, dus wij zetten in al onze scholen studenten op
dit onderwerp in. In het onderzoek Full Partnership hebben de studenten mensen op de scholen
geïnterviewd om te kijken hoe ver de school is op het gebied van ouderbetrokkenheid. Daarnaast
hebben ze activiteiten verzameld uit de literatuur en trainingsprogramma’s bekeken die in het
land worden aangeboden. Vlak voor de zomer kreeg ik het eindrapport, zonder vaak
lastiggevallen te zijn. Dat is goede kwaliteit!
Mijn directeuren vormen nu een werkgroep met ouders en leerlingen. Deze werkgroep kijkt in
welke fase de school zit en wat de school moet doen om in een volgende fase te komen. Daar zijn
nu alle scholen mee bezig, want in ons beleidsplan staat dat ze de laatste fase allemaal moeten
bereiken. Ouderbetrokkenheid is een speerpunt. De studenten hebben uitstekend werk
afgeleverd, waardoor de school zich ondersteund voelde. Eigenlijk was het een heel natuurlijk
proces.”
16
Verdieping
“Een nieuwe groep studenten gaat verder met een verdieping van dit onderzoek. Als een school
aangeeft dat ze ouders bij het onderwijs betrekt, dan wordt onderzocht hoe de school dat doet.
Dit moet veel voorbeelden opleveren voor andere scholen en het moet zeker ook het
kenniscentrum gaan voeden. Maar zo ver zijn we nog niet, want we moeten het kenniscentrum
eerst nog verder ontwikkelen. Een ander voorbeeld van verdieping is de samenwerking tussen de
TMH en Floreo op het gebied van opbrengstgericht werken. De trainingen opbrengstgericht
werken voor leerkrachten en docenten vonden zowel bij ons op school als op de pabo plaats. Zo
ga je samen de verdieping in.”
Onderzoeksvraag
“Floreo is als stichting gestart om de principes van de participatiemaatschappij te vertalen in haar
doelstellingen en aanpak. Wat kunnen onze scholen betekenen voor hun directe omgeving en wat
kan de omgeving betekenen voor de school? Er was bijvoorbeeld een school met leegstand. Nu
zitten daar veel verschillende organisaties in, onder meer fysiotherapie, ondersteuning voor
autisme, buurtwerk en logopedie. Al die organisaties werken samen om zoveel mogelijk te
betekenen voor elkaar en voor de wijk. Hoe kunnen we dit model ook in de andere scholen
toepassen? Dat wordt de onderzoeksvraag voor volgend jaar.”
Opleidingscoördinatoren
“Onze opleidingscoördinatoren beoordelen de studenten en worden daarbij ondersteund door
een docent van TMH. Dit is een krachtig instrument. De coördinatoren zijn hiervoor opgeleid.
Door deze extra verantwoordelijkheid zitten ze er bovenop. Zijn er twijfels, dan wordt de docent
van de TMH gevraagd om zelf te beoordelen. De opleidingscoördinatoren komen zes keer per jaar
bijeen met een docent om de tussenresultaten te bespreken. Ik zit ook bij die vergaderingen en
kan daardoor de ontwikkelingen meenemen in overleggen met andere schoolbesturen. Als in
deze bijeenkomsten bijvoorbeeld blijkt dat studenten niet kunnen rekenen, dan bespreken we dit
met de andere besturen, onder meer met het oog op curriculumverandering. De lijnen zijn heel
kort.”
Kritische begeleiding
“Studenten zijn míjn toekomstige leerkrachten. De afgelopen jaren heb ik alleen maar
leerkrachten aangesteld die van de TMH komen, vroeger kwamen ze overal vandaan. Dat
verandert ook de houding van de opleidingscoördinatoren. Zij vragen zich nu af: zou ik deze
student als collega willen hebben? Daardoor worden de studenten veel kritischer begeleid. Altijd
in eerlijkheid. Dat al deze leerkrachten er nog steeds werken, is ook een teken dat het
vakbekwame leerkrachten zijn.”
17
Hulp
“Soms moet je mensen beschermen, zodat ze niet voor een vak kiezen waarvan ze niet gelukkig
worden. Als wordt geconstateerd dat een student nog veel moet leren, dan gaan we er vol voor.
We hebben vanuit het schoolbestuur twee keer extra hulp geboden aan studenten. Zo was er
iemand die regelmatig angstaanvallen kreeg. Die hebben we laten begeleiden door een
orthopedagoog die haar hiervan heeft verlost. In letterlijke zin is dat niet mijn
verantwoordelijkheid; het komt vooral voort uit een gezamenlijke betrokkenheid.”
Loyaliteit
“Vorig jaar was er een klacht van een school over een mannelijke student die mogelijk
handtastelijk was. Hem is de toegang tot de school direct ontzegd. Die student was eigenlijk al
veroordeeld. Ik ben met een psycholoog van TMH en de student gaan praten. Later bleek dat het
kind in kwestie op deze manier de aandacht kreeg die het wilde hebben. Ik heb mijn loyaliteit
naar de mentor verbroken en ben achter de student gaan staan. Door dit samen met TMH op een
heel integere manier op te pakken, heeft die knul zijn opleiding kunnen voortzetten.”
Diepgaande discussies
“Hoe meer je een student is staat stelt zichzelf te ontwikkelen, hoe beter hij als leerkracht zal zijn.
Dat is mijn filosofie. Als een leerkracht een breuk niet kan uitleggen, dan kun je hem dat binnen
een half uur leren. Maar als een leerkracht ongeduldig is, dan kost dat heel veel meer tijd.
Daarom moet je studenten begeleiden op de vraag: hoe kan jij zo met je ongeduld omgaan, zodat
het leren van de leerlingen optimaal zal zijn?
In de contacten met de convenantpartners hebben we het regelmatig over onze visie, onze
drijfveren. Door de samenwerking – en het ontbreken van concurrentie – kunnen we dit soort
discussies diepgaand voeren. Wij leiden studenten echt met elkaar op voor het gehele gebied. Als
een student is vastgelopen, dan wil ieder bestuur de student een tweede kans bieden. Daar zit
ook geen concurrentie in. Het samenwerken is uitgebreid door de mensen die zelf op de TMH zijn
opgeleid. Het is een soort geur die we gezamenlijk hebben.”
Tekst en foto’s: Roger Meijer