Thomas More Hogeschool - Platform Samen Opleiden...Thomas More Hogeschool (TMH) heeft 600 studenten...

17
1 Thomas More Hogeschool Breed en gelijkwaardig samenwerken en gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor de opleiding en begeleiding van studenten. Dat is de kern van ‘Samen opleiden op maat’, een intensievere vorm van Opleiden in de school waarvoor Thomas More Hogeschool en zeven schoolbesturen in de regio Rotterdam hebben gekozen. Een aantal betrokkenen vertelt over de ervaringen. Thomas More Hogeschool (TMH) heeft 600 studenten en werkt intensief samen met 7 schoolbesturen in Rotterdam en omgeving (130 scholen, 3500 leerkrachten en 33.000 leerlingen). “Wij zijn gezamenlijk verantwoordelijk” Interview met Nyree Schipper (programmamanager Samen opleiden en manager nascholing) Er zijn in het kader van ‘Samen opleiden op maat drie samenwerkingsscenario’s ontwikkeld, die variëren in intensiviteit. Subsidie van de regeling ‘Verbetering samenwerking Opleidingsscholen’ wordt – naast inhoudelijke samenwerking op thema’s – ingezet voor de verdere ontwikkeling van de samenwerkingsscenario’s. Programmamanager Nyree Schipper heeft de taak om de contacten met het werkveld verder te ontwikkelen en te intensiveren. Wij kiezen voor het model ‘Samen opleiden op maat’ en niet voor ‘Opleiden in de school’, omdat we de verbinding tussen opleiden en praktijk gezamenlijk willen vormgeven en versterken. Opleiden in de school heeft in onze visie nadelen: de pabo draagt taken over aan schoolbesturen, maar je ziet elkaar te weinig. Ben je als pabo nog wel in beeld? En wat als de combinatie student- mentor een mismatch is? Dan kan de onafhankelijkheid van de opleider in de school onder druk komen te staan. Bovendien is geen enkele stageschool hetzelfde. Omdat we willen aansluiten bij de specifieke praktijk van de school, is Opleiden in de school voor ons geen goed model. Met twee kleinere schoolbesturen (Floreo & SKOP) werken we wel in een bovenschools samenwerkingsmodel dat in de richting gaat van Opleiden in de school.”

Transcript of Thomas More Hogeschool - Platform Samen Opleiden...Thomas More Hogeschool (TMH) heeft 600 studenten...

1

Thomas More Hogeschool

Breed en gelijkwaardig samenwerken en gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor de

opleiding en begeleiding van studenten. Dat is de kern van ‘Samen opleiden op maat’, een

intensievere vorm van Opleiden in de school waarvoor Thomas More Hogeschool en zeven

schoolbesturen in de regio Rotterdam hebben gekozen. Een aantal betrokkenen vertelt over de

ervaringen.

Thomas More Hogeschool (TMH) heeft 600 studenten en werkt intensief samen met 7

schoolbesturen in Rotterdam en omgeving (130 scholen, 3500 leerkrachten en 33.000

leerlingen).

“Wij zijn gezamenlijk verantwoordelijk”

Interview met Nyree Schipper (programmamanager Samen opleiden en manager nascholing)

Er zijn in het kader van ‘Samen opleiden op

maat drie samenwerkingsscenario’s

ontwikkeld, die variëren in intensiviteit.

Subsidie van de regeling ‘Verbetering

samenwerking Opleidingsscholen’ wordt –

naast inhoudelijke samenwerking op

thema’s – ingezet voor de verdere

ontwikkeling van de

samenwerkingsscenario’s.

Programmamanager Nyree Schipper heeft

de taak om de contacten met het werkveld

verder te ontwikkelen en te intensiveren.

“Wij kiezen voor het model ‘Samen opleiden op maat’ en niet voor ‘Opleiden in de school’, omdat

we de verbinding tussen opleiden en praktijk gezamenlijk willen vormgeven en versterken.

Opleiden in de school heeft in onze visie nadelen: de pabo draagt taken over aan schoolbesturen,

maar je ziet elkaar te weinig. Ben je als pabo nog wel in beeld? En wat als de combinatie student-

mentor een mismatch is? Dan kan de onafhankelijkheid van de opleider in de school onder druk

komen te staan. Bovendien is geen enkele stageschool hetzelfde. Omdat we willen aansluiten bij

de specifieke praktijk van de school, is Opleiden in de school voor ons geen goed model. Met

twee kleinere schoolbesturen (Floreo & SKOP) werken we wel in een bovenschools

samenwerkingsmodel dat in de richting gaat van Opleiden in de school.”

2

Gelijkwaardigheid

“We voelen ons gezamenlijk verantwoordelijk voor het onderwijs aan het kind, ieder vanuit de

eigen rol. Het gaat niet meer om wij-zij, maar om wij. Een voorbeeld: voorheen zetten we geen

studenten meer in als een stagebegeleider in een school zag dat een kleuterleerkracht niet goed

omgaat met leerlingen. We maakten een terugtrekkende beweging. Nu zeggen we: we gaan er

naartoe om het te bespreken en het onderwijs samen te verbeteren. Wij nemen scholen niet de

maat - wij oordelen niet - maar we voeren een dialoog. Dat komt van twee kanten, want ook de

scholen worden hiertoe uitgenodigd. Als je gezamenlijk verantwoordelijk bent voor het opleiden,

dan zoek je samen, vanuit gelijkwaardigheid, naar verbeteringen. Wij willen transparant en open

met elkaar communiceren.”

Verschillende ambities

“De authenticiteit van de school is het aanknopingspunt voor Samen opleiden op maat. Dat houdt

in dat we aansluiten bij de ambities van de school. Die ambities verschillen. Er zijn scholen die een

goede stageschool willen zijn, maar er zijn ook scholen die meer willen. De schoolbesturen

hebben hun scholen gevraagd of ze intensiever met de pabo willen samenwerken. Veertig

procent van de scholen wilde dat. Met al deze scholen hebben we een intakegesprek gevoerd

waaruit bleek dat de motivatie voor die intensievere samenwerking verschillend is. Een school die

wil functioneren als professionele leergemeenschap vindt het vanzelfsprekend dat studenten

mee-leren in de dagelijkse praktijk én met het schoolteam. Andere scholen vinden het belangrijk

dat studenten het vak in de praktijk leren in een meester-gezel model. En ook zijn er scholen die

medeverantwoordelijk willen zijn voor de toetsing en beoordeling.”

Keurmerk

“Op basis van de verschillende motivaties van de scholen hebben we drie

samenwerkingsscenario’s ontwikkeld. De opleiding en de school maken daarbij afspraken op maat

over het benutten van de ontwikkelingen in de school, studentenonderzoek,

ontwikkelopdrachten, de match student – schoolprofiel, leermogelijkheden voor studenten en

een verdiepingsaanbod voor excellente studenten. Basisscholen die kiezen voor een intensievere

samenwerking met de pabo, zijn met een keurmerk gecertificeerd, maar de term ‘keurmerk’ dekt

de lading niet. Het gaat niet om het keuren, maar om het uitbouwen van de samenwerking.”

3

Samen leren

“De meest intensieve samenwerkingsvorm (scenario C) is ‘Samen leren’. Alle betrokkenen - de

beginnende leraar, de zittende leraar, de pabo-collega’s en de studenten - leren met elkaar,

gericht op het systematisch verbeteren van de praktijk. Bijvoorbeeld: een school wilde zich verder

ontwikkelen in oplossingsgericht werken. Wij hebben daarvoor een specialisatietraject in het 4de

jaar, de minor passend onderwijs. We hebben toen een verbinding gelegd tussen deze minor en

het actieplan van de school. Er waren gezamenlijke leeractiviteiten in de school, studenten deden

onderzoek, de lector gaf masterclasses en er werden externe kennisinstituten ingevlogen. Zo

proberen we de leermomenten zo krachtig mogelijk te maken.

Er zijn meer voorbeelden. Scholen die gebruikmaken van video-coaching zetten dat ook in bij de

studenten. En voor alle cursussen, inspiratieavonden en lezingen wordt het werkveld uitgenodigd,

zodat er cohesie ontstaat tussen het leren van studenten en de ontwikkeling van de praktijk en de

opleiding. Dat zie je terug in de leeropbrengst van de student. Een ander voorbeeld is de

profileringsstage, waarin studenten mee-leren in ontwikkelingen van de school, bijvoorbeeld

bredeschoolontwikkeling of versterking van de ouderbetrokkenheid. De school en de student

stellen een leerovereenkomst op, waarin staat waarop de student zich gaat profileren. Studenten

doen dus veel meer dan stage lopen in de groep.”

Professionaliseringsaanbod

“Door deze aanpak zijn de gezamenlijke inhoudelijke thema’s steeds beter afgestemd, zo ervaren

de studenten. En het werkveld is heel tevreden over de lezingen en cursussen, omdat ze

aansluiten bij de gedeelde praktijk. We hebben ook een professionaliseringsaanbod ‘Samen

opleiden’ met bijvoorbeeld coach-cursussen, waaraan vorig jaar 150 leerkrachten kosteloos

hebben deelgenomen. Drie keer per jaar organiseren we opleiders-thema-bijeenkomsten, waarin

we actuele thema’s behandelen en uitwisseling actief bevorderen.”

Besturen

“De aanpak van ‘Samen opleiden op maat’ geldt zowel op school- als bestuursniveau. We hebben

met alle besturen gesprekken gevoerd en samen actieplannen gemaakt om het samen opleiden

op een hoger niveau te brengen en hiervoor een agenda op te stellen. Welke acties voeren we

wanneer uit? Ook dat verschilt per bestuur. Een bestuur in de stad heeft bijvoorbeeld andere

belangen dan een bestuur met scholen in een krimpregio.

4

Procesbegeleiding

“Voor onze aanpak is een goede samenwerkingsrelatie tussen de opleider van de basisschool en

de stagebegeleider van de pabo essentieel. We investeren in die relatie en koppelen mensen heel

bewust aan elkaar. Welke begeleider plaatsen we op welke school? We kijken daarbij naar het

schoolprofiel en naar de affiniteit en de kwaliteit van de betreffende collega. Ook streven we naar

continuïteit in de relatie, zodat de schoolopleider en de stagebegeleider een duurzame relatie

opbouwen.

Je hebt gangmakers nodig die de kar trekken. Stagebegeleiders zijn ambassadeurs op de scholen.

Ze krijgen de ruimte om de relatie te intensiveren en zichzelf te ontwikkelen tot

procesbegeleiders. Ze zijn aanwezig bij formele momenten, maar sluiten ook aan bij de informele

momenten. Bij de opening van een nieuw gebouw is de stagebegeleider bijvoorbeeld aanwezig.

Als het goed gaat, delen we dat. We leggen het vast in bijvoorbeeld een ‘Handreiking

procesbegeleiding’. Zo volgt het papier de praktijk en niet andersom.”

Professionele én persoonlijke ontwikkeling

De schoolbesturen en de TMH geven gezamenlijke impulsen om het Samen opleiden te

verbeteren. Dat betekent bijvoorbeeld dat de TMH investeert in de verbetering van de

stagewerkplek en dat we in de opleiding gebruikmaken van de expertise van de praktijk en de

authentieke context. In ieder studiejaar

zijn er bijvoorbeeld modules, waarbij we illustratieve doorkijkjes geven naar de praktijk. Ook

discussiëren we met de besturen over het type leraar dat zij nodig hebben. Ze willen leraren die in

volle verantwoordelijkheid handelen. Dat betekent onder meer dat de persoonlijke en de

professionele ontwikkeling samengaan. Volgens Marcel van Herpen kun je niet een goede leraar

zijn zonder jezelf mee te nemen. Daarom hebben we in de opleiding en in de nascholing modules

opgenomen die zijn gericht op persoonlijke ontwikkeling.”

Verbinden

“De positie van de programmamanager is instrumenteel. In deze functie komen cruciale lijnen

samen: curriculumontwikkeling, nascholing en het samen opleiden. Daardoor kun je in diverse

stadia en processen expliciet verbindingen maken. Toen er bijvoorbeeld een expertisewerkgroep

rond het jonge kind werd gevormd bij de RVKO (Rotterdamse Vereniging voor Katholiek

Onderwijs), hebben we meteen de verbinding gelegd met een collega die ook met dit thema bezig

was. Je moet zoveel mogelijk expertise bundelen.”

5

Uitdagingen

Het is een uitdaging om de kwetsbaarheid van de samenwerking te verminderen. Wij sturen op

relatie en kwaliteit, maar als er iemand wegvalt, dan kan daarmee alles veranderen en komt de

borging van de kwaliteit onder druk te staan. We moeten dan opnieuw gaan bouwen en

investeren. We zoeken nog naar manieren om dit beter te borgen. Maar ook: scholen worden

gecertificeerd door een panel van vertegenwoordigers van de pabo en van verschillende besturen

uit het werkveld. Dat is heel arbeidsintensief. Willen we dat auditverhaal blijven optuigen?”

Succesfactoren Samen opleiden op maat:

De adaptieve benadering: echt opleiden op maat, in gesprek met elkaar. Je open stellen

en niet oordelen. Niet wij-zij, maar wij.

o Investeren in samenwerkingsrelaties en contact

o Transparantie, dialoog en vertrouwen creëren.

o Duurzame samenwerkingsrelaties opbouwen.

o Verbinden.

o Ervoor zorgen dat de basis echt op orde is.

De opleiders faciliteren.

Continu investeren in impulsen en vernieuwingen. Dat leidt tot inspiratie en

verbetering. Inspiratie en ontmoeting agenderen.

Studenten voelen zich veilig.

Een rijke leeromgeving. Als studenten met de scholen mee-leren, dan gaan deuren open

en ontstaat er een hele rijke leeromgeving.

Er zijn gangmakers die de kar trekken: procesbegeleiders.

6

“Het gaat erom dat we elkaar op een hoger plan brengen”

Interview met Mariken Langbroek (Taakgroep Het Jonge Kind)

Mariken Langbroek, adjunct-directeur van basisschool

het Tangram, draagt zorg voor de praktijkopleiding post-

hbo Jonge Kind en is lid van de expertisetaakgroep Het

Jonge Kind van de Rotterdamse Vereniging voor

Katholiek Onderwijs (RVKO). Opdracht van deze

taakgroep is de kwaliteit van het onderwijs aan het

jonge kind te vergroten.

“Het strategisch beleidsplan van de RVKO stelt dat binnen

drie jaar minstens 80 procent van de leerkrachten beter

onderwijs geeft. Een oud-inspecteur – nu

kwaliteitsmedewerker bij ons - constateerde dat het

onderwijs aan jonge kinderen steeds formeler wordt. We constateerden ook dat beginnende

leerkrachten in toenemende mate behoefte hebben aan houvast, de structuur van de methode.

Ze krijgen in de opleiding wel andere mogelijkheden aangereikt, maar dat is minimaal.

Onze onderwijspraktijk staat tegenover de wetenschap dat jonge kinderen vooral leren door te

spelen en betekenisvolle activiteiten te doen en dat je kinderen tekort doet door slaafs de

methoden te volgen. Daarom heeft de RVKO een taakgroep opgericht, waarin directeuren, intern

begeleiders en de TMH samenwerken. De taakgroep volgt een tweezijdige aanpak: welke

cursussen en workshops zijn er op dit gebied? En wat kan de pabo verbeteren in haar curriculum

en in de nascholing?”

Mes snijdt aan twee kanten

“De kortdurende cursussen en workshops zijn voor iedereen: studenten, pabo-docenten,

zittende en beginnende leerkrachten. Ze zijn gericht op inspiratie en nieuwe ideeën. Omdat we

zagen dat de pabo wat betreft dit onderwerp in ontwikkeling is en het curriculum nog niet de

diversiteit heeft om iedereen te raken en in beweging te krijgen, zijn we breed gaan zoeken naar

aanbieders van cursussen. Zo hebben we het ‘samen leren’ echt gezamenlijk vormgegeven. De

pabo heeft in haar nascholingsaanbod nu ook externe aanbieders geïntegreerd. Soms participeren

in het nascholingsaanbod van de pabo hele goede cursusleiders die wij weer gebruiken in het

cursusaanbod voor het werkveld. Het mes snijdt aan twee kanten.”

7

Wisselwerking theorie-praktijk

“Allereerst is de meerwaarde dat we samen een visie ontwikkelen op het leren van het jonge

kind. Deze visie wordt momenteel landelijk herijkt en we zien dat leren vanuit spel overal op de

agenda staat. Maar dan heb je nog geen concrete visie. Daarvoor heb je input nodig van de

wetenschap én van leerkrachten die dagelijks met hun voeten in de klei staan. Zij kunnen toetsen

in hoeverre de theorieën haalbaar zijn en hoe je de kennis praktisch kunt vertalen. Die feedback

vanuit de praktijk hebben we hartstikke hard nodig om draagvlak te creëren. Je hebt beelden

nodig om mensen in beweging te krijgen. Theorieën creëren vaak te weinig beelden.”

Harde wetenschap

De grote pedagogen zeggen dat kinderen leren vanuit het spel, maar dat is erg lastig aan te tonen.

We zijn op zoek gegaan naar wetenschappelijke bewijzen en vonden die in breintheorieën. Dat is

hele harde wetenschap, je kunt de verbindingen in de hersenen aantonen en laten zien. Op basis

van daarvan ontwikkelen we nu een visie: hoe leert het jonge kind en wat heeft hij nodig van de

leerkracht en van zijn omgeving? We zijn nog zoekende. De visie die er nu ligt is te specifiek, bevat

veel details en schrijft teveel voor. Een visie moet kort en krachtig zijn en moet 64 scholen

inspireren.”

Flexibiliteit

“Alleen al het gegeven dat kinderen vanuit spel leren, is voor veel leerkrachten inspirerend. Het

vraagt om thematisch werken, een betekenvolle context en om de methode meer als

bronnenboek te gebruiken. Leerkrachten moeten een thema met de kinderen ontwerpen en het

thema laten groeien in de groep. Dat vraagt heel veel van leerkrachten. Ze moeten er vooraf over

nadenken wat ze kunnen aanbieden, maar moeten ook de flexibiliteit hebben om met activiteiten

te spelen om het doel te bereiken. Mensen die van de post-hbo opleiding komen, moeten

aantonen dat ze over die flexibiliteit beschikken. We verwachten dat dat over een aantal jaren

ook geldt voor studenten.”

Kenniscentrum

“In de post-hbo opleiding moeten studenten thema’s kunnen ontwerpen en dit op beeld

vastleggen. Zo ontstaat er een databank waarin mensen heel concreet kunnen zien hoe ze een

thema kunnen uitvoeren. Er ontstaat een ‘O, ja’ in het werkveld. We hebben als taakgroep een

kenniscentrum voor ogen met een grote beelddatabank met concrete groepsplannen en

materialen. De ontwikkeling hiervan moet een interactief, integraal proces worden, waarin alle

professionals kennis en praktijkvoorbeelden inbrengen. We moeten wel oppassen dat het proces

niet vluchtig wordt.”

8

Ontwikkelingen borgen

“Op basis van de resultaten van de post-hbo opleiding verfijnen we onze visie. De docenten van

de TMH worden zo opgeleid, dat ze dit onderwerp straks volledig beheersen en er geen externen

meer hoeven worden ingezet. Maar het blijft altijd nodig dat de kennis uit het werkveld wordt

ingezet om de theorieën te vertalen in praktijkbeelden. Voor borging zoeken we daarnaast

constant de verbinding met de schooldirecties. Dit is onder meer nodig om de rol van specialisten

in de school te concretiseren, want zij moeten de vernieuwingen in de school borgen. De TMH

laat op het gebied van dit thema zien dat ze flexibiliteit in de opleiding kan aanbrengen. Ze zien

een hiaat, spelen daar op in en leggen het vervolgens vast in het curriculum.”

Ongemakkelijke situatie

“Dat er een cursusaanbod bij externen werd gezocht, heeft

geleid tot een ongemakkelijke situatie. Het leidde tot onvrede

en ongemak, ook omdat het belang van de pabo op dat

moment onduidelijk was. In de taakgroep is dit spanningsveld

aan de orde gesteld. Ook de directies van RVKO en pabo

hebben gesproken over de belangen en de rolverdeling. Het

was nodig om op twee niveaus uit te spreken dat externen in dit

traject tijdelijke kennisleveranciers zijn. Door deze aanpak is wel

een cultuur gegroeid van ‘wij zetten samen iets neer’, een

cultuur van samen leren, samen beter worden en elkaar

versterken.”

50 jaar plezier

“Uiteindelijk gaat het erom dat we elkaar op een hoger plan brengen. We kunnen ontevreden

zijn, maar we kunnen ook het eigenaarschap pakken en het onderwijs verbeteren. Je kunt bij de

pabo een duurzame win-winsituatie creëren, zowel op studentniveau als in het

nascholingsaanbod. Met name op studentniveau zullen we daar de komende 50 jaar plezier van

hebben. We hebben ons verbonden aan de TMH. Onze droom is dat we binnen deze pabo iedere

leerkracht iets kunnen bieden.”

9

“Het jonge kind staat in de schijnwerpers”

Interview met Marjan Groenewegen (projectleider SpelendWijs, opleidings- en nascholingsdocent

specialist Jonge Kind TMH)

Thomas More Hogeschool (TMH)

en de Rotterdamse Vereniging

Katholiek Onderwijs (RVKO)

werken onder meer met elkaar

samen in de expertisegroep

‘SpelendWijs’. Doel van de

taakgroep is een aanbod te

ontwikkelen waarmee het spelend

leren in de onderbouw wordt

bevorderd. Projectleider Marjan

Groenewegen vertelt over de

ervaringen en resultaten.

“Een goed voorbeeld van de samenwerking is het ambassadeurschap: iedere docent heeft zijn

eigen scholen. Hierdoor krijgen we meer zicht op waar scholen mee bezig zijn, maar ook welke

expertises de school in huis heeft. Wij kennen de mensen op de scholen, maar zij kennen ons ook,

dus als er iets speelt, dan zijn de communicatielijnen kort. Dat komt de begeleiding van de

student ten goede, maar versterkt ook de relatie tussen de pabo en de scholen. We krijgen vragen

eerder te horen en kunnen daar ook beter op anticiperen.”

Spelen

“Ons werd gevraagd deel te nemen aan de taakgroep ‘Het jonge kind’ van de Rotterdamse

Vereniging Katholiek Onderwijs (RVKO) om mee te denken over de vraag hoe het onderwijs aan

het jonge kind meer spelenderwijs kan worden ingericht. Een welkome vraag aan een

opleidingsdocent jonge kind, maar hoe complex is dit?

Het onderwijs aan het jonge kind heeft de afgelopen jaren aardig moeten inleveren. Er wordt veel

van de kleuter gevraagd, veel programma’s hebben hun intrede gedaan, de kleuter zit veel in de

grote of kleine kring, moet 12 tot 15 letters kunnen benoemen en wordt veel getoetst. Er moet

heel veel, maar nemen we nog wel genoeg tijd voor de eigenheid van de kleuter? We leven in een

haastige wereld, maar kinderen hebben nog steeds tijd nodig om kind te zijn. In het onderwijs aan

het jonge kind neemt spelen steeds minder plaats in.”

10

Wij-zij

“Het antwoord op het verzoek tot deelname aan de taakgroep was positief: daar moeten we mee

aan de slag gaan. We waren als pabo net zelfstandig geworden, los van de Hogeschool Leiden, en

we begonnen vol vertrouwen aan een toch wel uniek samenwerkingsverband met een groot

schoolbestuur. Dat was, zeker in het begin, voor een ieder aftasten en al snel bleek dat de kaders

duidelijker moesten worden. In het begin was er nog echt een wij-zij gevoel aanwezig en dat was

niet de samenwerking die de leden van de taakgroep voor ogen hadden. Het vroeg van iedereen

vertrouwen en flexibiliteit en we moesten nadenken vanuit het perspectief van verschillende

niveaus.”

Betrokkenen

“Het is de taakgroep het afgelopen jaar gelukt om het spelend leren op de agenda te zetten van

de onderbouw in de Rotterdamse regio. Het bestuur van de RVKO had in het strategisch

beleidsplan aangegeven dat het onderwijs aan het jonge kind moest verbeteren en toonde een

sterke betrokkenheid bij dit proces. Het bestuur erkende nadrukkelijk het belang van het

onderwijs aan het jonge kind. Onderwijs maken is een zaak van alle betrokkenen en zo heb ik dit

ook ervaren. Gesprekken met bestuurders, de beleidsadviseur en de leden van de andere

taakgroepen waren een belangrijk onderdeel van het proces, maar ook de terugkoppeling naar de

pabo, het management en de naaste collega’s. Zij toonden veel belangstelling voor de

werkzaamheden van de taakgroep.”

Gedrevenheid

“Het was voor mij een eyeopener om de eigenheid van de de RVKO te ervaren. Natuurlijk was ik

als pabodocent en als stagebegeleider bekend met en betrokken bij de scholen, maar vanuit deze

rol kreeg ik meer kijk op de processen die zich binnen dit bestuur afspelen. Wat mij opviel was de

gedrevenheid van alle taakgroepleden om met elkaar goed onderwijs neer te zetten. Deze

gedrevenheid zie ik ook terug bij pabodocenten.”

Sleutelrol

“Terug naar de opdracht van de taakgroep. Waar begin je en hoe geef je het vorm? Waar moeten

we allemaal rekening mee houden? Er moest voor onderbouwleerkrachten een aanbod komen,

dat hen inspireert, maar dat ook aanzet tot een beweging binnen de eigen school. Het spelend

leren in de onderbouw moet een herkenbaar kenmerk worden van de scholen van de RVKO.

Leerkrachten moeten in staat zijn om een goed en beredeneerd onderwijsaanbod samen te

stellen waarvan spelend leren het uitgangspunt is. Maar wie vervult de sleutelrol in dit proces? De

onderbouwleerkracht of de directie? Beiden! Daarom hebben wij ons gefocust op de leerkrachten

en op de directies. ”

11

Inspiratiebijeenkomsten

”De taakgroep heeft gesprekken gevoerd met externe partners. We konden putten uit de twee,

elkaar deels overlappende netwerken van de pabo en van de schooldirecties. Uit deze gesprekken

is een nascholingsaanbod ontstaan, waarin het spelend leren centraal staat. Het aandeel van de

pabo was de post hbo-opleiding ‘Jonge kind specialist’.

Er zijn zowel voor leerkrachten als voor directies inspiratiebijeenkomsten georganiseerd. Tijdens

de inspiratiemiddag voor leerkrachten hebben alle aanbieders aangegeven hoe het

nascholingsaanbod er uit komt te zien. Dat was een hele organisatie, waarbij gebruik is gemaakt

van elkaars expertise en waarbij zowel het bestuursbureau van de RVKO als de pabo

ondersteuning gaven. De belangstelling voor de inspiratiebijeenkomsten was groot. Zowel

leerkrachten als directies bleken veel behoefte te hebben aan verdieping. Leerkrachten hebben

aangegeven in welke thema’s zij zich verder wilden verdiepen. Afgelopen september zijn zowel de

vele workshops als de post hbo-opleiding ‘Jonge kind specialist’ van start gegaan.”

12

Rollen

“In de post hbo-opleiding ‘Jonge kind specialist’ leiden we onderbouwleerkrachten op tot

specialist. Deze specialisten verkennen samen met het onderbouwteam welke verbeteringen zij

binnen de school willen doorvoeren. Daarbij kunnen ze vier rollen innemen: inhoudsdeskundige,

coach, meedenker op beleidsniveau en vernieuwer. Deze leerkrachten gaan met de directie in

gesprek om een gezamenlijk doel uit te werken.

Het is belangrijk dat de onderbouwleerkrachten, de directies en de pabodocent met elkaar in

gesprek te gaan. Wat kunnen zij voor elkaar betekenen? Ook in het directieoverleg wordt hieraan

aandacht besteed: waar lopen directies tegenaan en wat kunnen wij daarin betekenen? Hierin

spelen met name taakgroepleden een rol, die zelf ook directielid zijn. ”

Plannen

“Inmiddels is de taakgroep bezig met het aanbod voor volgend jaar. Het aantal leden van de

taakgroep is uitgebreid met mensen die allemaal expertise hebben op het gebied van het jonge

kind. Door de intensieve samenwerking pendelen we continu tussen theorie en praktijk. Dat

betekent dat wij als pabo steeds moeten blijven werken aan een zo breed en actueel mogelijk

aanbod. Hierbij worden wij geïnspireerd door onze educatieve partners: leerkrachten,

bouwcoördinatoren, IB-ers, deelnemers vanuit de opleiding en directies. We willen heel veel. Een

paar voorbeelden: we gaan kritisch kijken naar het curriculum ‘jonge kind’ en zetten hierbij

externe adviseurs en mensen uit het werkveld in. We willen een nog actiever netwerk opbouwen

met andere pabo’s, het werkveld en beleidsadviseurs. ”

Effecten

“Onze aanpak van educatief partnerschap heeft verschillende effecten. Belangrijk is de

samenwerking met het werkveld, die leidt tot goed onderwijs aan de leerling, aan de student van

de pabo en aan de deelnemer van de nascholing. Voor nu, maar ook voor de 21ste eeuw. Er is een

gezamenlijk belang en het lukt om die beweging in het onderwijs in de Rotterdamse regio tot

stand te brengen en in stand te houden, zonder af te doen op de kwaliteit.

Het jonge kind staat in de schijnwerpers bij professionals. We zien bij hen groei, meer

betrokkenheid, enthousiasme en gedrevenheid. Maar de samenwerking levert vooral goed

onderwijs op in deze grote stad. We hebben steeds meer zicht op elkaars expertise en maken

daarvan meer gebruik. Ook in de pabo is het onderwerp heel actueel en zijn collega’s betrokken.

We willen de leerkracht van morgen voldoende bagage meegeven om de vier rollen -

inhoudsdeskundige, coach, meedenker op beleidsniveau en vernieuwer - te kunnen vervullen. Zo

zullen onze huidige studenten straks onze educatieve partners zijn. ”

Succesfactoren

Directe, korte communicatielijnen.

Enthousiasme.

In alle lagen praten over het onderwijs.

Leren van elkaar, elke dag. Heel gelijkwaardig.

13

“Je hebt enthousiaste mensen uit de praktijk nodig”

Interview met Suus Barendse en Melissa Voogt (studenten TMH)

Vierdejaars pabostudenten Suus Barendse en Melissa Voogt vertellen over het onderzoek naar

ouderbetrokkenheid dat zij in het derde jaar hebben uitgevoerd.

“In het derde jaar voer je met een groep van 12 studenten onderzoek uit. De onderwerpen staan

vast, vanuit de pabo is er een begeleider en je kunt je inschrijven. In de onderzoeksgroep bepalen

we wat we willen onderzoeken en wat het kader is. We hebben een posterpresentatie gemaakt

voor basisscholen, die zich vervolgens op een soort van ‘postermarkt’ konden inschrijven. Aan ons

onderzoek deden uiteindelijk vier scholen mee, dus er waren drie studenten per school.”

Full Partnership

“Op basis van een handboek

‘Ouders in de school’ hebben we

fasen van Full Partnertschip

vastgesteld en hebben we een

format ontwikkeld met activiteiten

om van de ene fase naar de andere

te komen. De laatste fase is de fase

van Full Partnership. Met de school

hebben we eerst bekeken: waar

staat de school op dit moment wat

betreft ouderbetrokkenheid? Waar

wil de school naar toe? Vervolgens hebben we interviews afgenomen met directie, leerkrachten,

ouders en leerlingen. De school kreeg alle uitkomsten, zodat ze konden zien waar ze staan en

welke wensen er leven bij ouders en leerlingen. Met het activiteitenformat konden ze gericht

activiteiten uitvoeren om de volgende fase te bereiken.”

Trots

“Tijdens het onderzoek werden we spontaan uitgenodigd door Harry Timmermans, directeur van

stichting Floreo. Hij dacht kritisch mee over ons onderzoek en vertelde veel over wat er op zijn

scholen gebeurde. De begeleiding vanuit de pabo was inhoudelijk gericht, Harry keek vooral naar

wat de praktijk nodig heeft en of het daar ook uitvoerbaar is. Dat motiveerde ons enorm. We

keken niet met de blik ‘hoe krijg ik een voldoende voor dit onderdeel?’, maar keken vooral of ons

onderzoek aanslaat bij de kinderen en bij de scholen. Hoe wordt het onderzoek een succes? Harry

hield contact met ons.

14

Door die betrokkenheid kregen wij echt het idee dat we het ergens voor doen. In de

zomervakantie kregen we een brief, waarin Harry ons complimenteerde met het onderzoek. Hij

wilde het onderzoek ook gaan uitvoeren binnen de scholen van zijn bestuur. Drie weken geleden

was de accreditatie en de pabo had een uur om te laten zien waar ze trots op zijn. Daar stond

Harry met de poster van ons onderzoek!”

Kwaliteit leveren

“We vonden het proces van het onderzoek doen best lastig en moeilijk. Het was niet zo snel goed

en we hebben er keihard voor gewerkt. In het eerste en tweede jaar hebben we modules

onderzoeks- en schrijfvaardigheden gevolgd; hele belangrijke modules, omdat je wel kwaliteit

moet kunnen leveren.

Het was moeilijk om zoveel mogelijk respons te krijgen. Van de scholen kregen we hele goede

tips, bijvoorbeeld om een ouderavond te gebruiken of een inloop voor ouders te organiseren. De

kennis van het werkveld is heel praktisch en is belangrijk om te gebruiken.

Vooraf wisten we niet of er behoefte was aan ons onderzoek. Als je de geschiedenis en de vraag

van de school kent, dan weet je waar je het voor doet. Dat moet je van de basisschool zelf horen,

niet van de pabo. We waren best enthousiast over de reacties op en de praktische bruikbaarheid

van het onderzoek. Je hebt mensen uit de praktijk nodig die enthousiast zijn.”

15

“Studenten zijn míjn toekomstige leerkrachten”

Interview met Harry Timmermans (algemeen directeur stichting Floreo)

De zes scholen van Stichting Floreo zetten de onderzoeken van studenten in om het onderwijs

te verbeteren en te vernieuwen. Omdat de stichting uitsluitend leerkrachten aanstelt die van de

TMH komen, is er veel aandacht voor de begeleiding en beoordeling van de studenten. “Hoe

meer je een student is staat stelt zichzelf te ontwikkelen, hoe beter hij als leerkracht zal zijn.”

“We zijn als convenantpartners

een nieuw traject aangegaan

waarin de onderzoeksvraag van

de school centraal staat. De

school zit in een

vernieuwingstraject en zoekt

daar studenten bij. De

studenten krijgen een docent

aangewezen die zelf ook mee

wil leren, zichzelf wil

verdiepen. We werken nu voor

het derde jaar met dit model.”

Speerpunt ouderbetrokkenheid

“In het beleidsplan van Floreo staat dat een hogere ouderbetrokkenheid leidt tot betere

opbrengsten. Actiepunt is dat studenten gaan onderzoeken hoe onze scholen de relatie met

ouders kunnen verbeteren. Dit is bestuurlijk beleid, dus wij zetten in al onze scholen studenten op

dit onderwerp in. In het onderzoek Full Partnership hebben de studenten mensen op de scholen

geïnterviewd om te kijken hoe ver de school is op het gebied van ouderbetrokkenheid. Daarnaast

hebben ze activiteiten verzameld uit de literatuur en trainingsprogramma’s bekeken die in het

land worden aangeboden. Vlak voor de zomer kreeg ik het eindrapport, zonder vaak

lastiggevallen te zijn. Dat is goede kwaliteit!

Mijn directeuren vormen nu een werkgroep met ouders en leerlingen. Deze werkgroep kijkt in

welke fase de school zit en wat de school moet doen om in een volgende fase te komen. Daar zijn

nu alle scholen mee bezig, want in ons beleidsplan staat dat ze de laatste fase allemaal moeten

bereiken. Ouderbetrokkenheid is een speerpunt. De studenten hebben uitstekend werk

afgeleverd, waardoor de school zich ondersteund voelde. Eigenlijk was het een heel natuurlijk

proces.”

16

Verdieping

“Een nieuwe groep studenten gaat verder met een verdieping van dit onderzoek. Als een school

aangeeft dat ze ouders bij het onderwijs betrekt, dan wordt onderzocht hoe de school dat doet.

Dit moet veel voorbeelden opleveren voor andere scholen en het moet zeker ook het

kenniscentrum gaan voeden. Maar zo ver zijn we nog niet, want we moeten het kenniscentrum

eerst nog verder ontwikkelen. Een ander voorbeeld van verdieping is de samenwerking tussen de

TMH en Floreo op het gebied van opbrengstgericht werken. De trainingen opbrengstgericht

werken voor leerkrachten en docenten vonden zowel bij ons op school als op de pabo plaats. Zo

ga je samen de verdieping in.”

Onderzoeksvraag

“Floreo is als stichting gestart om de principes van de participatiemaatschappij te vertalen in haar

doelstellingen en aanpak. Wat kunnen onze scholen betekenen voor hun directe omgeving en wat

kan de omgeving betekenen voor de school? Er was bijvoorbeeld een school met leegstand. Nu

zitten daar veel verschillende organisaties in, onder meer fysiotherapie, ondersteuning voor

autisme, buurtwerk en logopedie. Al die organisaties werken samen om zoveel mogelijk te

betekenen voor elkaar en voor de wijk. Hoe kunnen we dit model ook in de andere scholen

toepassen? Dat wordt de onderzoeksvraag voor volgend jaar.”

Opleidingscoördinatoren

“Onze opleidingscoördinatoren beoordelen de studenten en worden daarbij ondersteund door

een docent van TMH. Dit is een krachtig instrument. De coördinatoren zijn hiervoor opgeleid.

Door deze extra verantwoordelijkheid zitten ze er bovenop. Zijn er twijfels, dan wordt de docent

van de TMH gevraagd om zelf te beoordelen. De opleidingscoördinatoren komen zes keer per jaar

bijeen met een docent om de tussenresultaten te bespreken. Ik zit ook bij die vergaderingen en

kan daardoor de ontwikkelingen meenemen in overleggen met andere schoolbesturen. Als in

deze bijeenkomsten bijvoorbeeld blijkt dat studenten niet kunnen rekenen, dan bespreken we dit

met de andere besturen, onder meer met het oog op curriculumverandering. De lijnen zijn heel

kort.”

Kritische begeleiding

“Studenten zijn míjn toekomstige leerkrachten. De afgelopen jaren heb ik alleen maar

leerkrachten aangesteld die van de TMH komen, vroeger kwamen ze overal vandaan. Dat

verandert ook de houding van de opleidingscoördinatoren. Zij vragen zich nu af: zou ik deze

student als collega willen hebben? Daardoor worden de studenten veel kritischer begeleid. Altijd

in eerlijkheid. Dat al deze leerkrachten er nog steeds werken, is ook een teken dat het

vakbekwame leerkrachten zijn.”

17

Hulp

“Soms moet je mensen beschermen, zodat ze niet voor een vak kiezen waarvan ze niet gelukkig

worden. Als wordt geconstateerd dat een student nog veel moet leren, dan gaan we er vol voor.

We hebben vanuit het schoolbestuur twee keer extra hulp geboden aan studenten. Zo was er

iemand die regelmatig angstaanvallen kreeg. Die hebben we laten begeleiden door een

orthopedagoog die haar hiervan heeft verlost. In letterlijke zin is dat niet mijn

verantwoordelijkheid; het komt vooral voort uit een gezamenlijke betrokkenheid.”

Loyaliteit

“Vorig jaar was er een klacht van een school over een mannelijke student die mogelijk

handtastelijk was. Hem is de toegang tot de school direct ontzegd. Die student was eigenlijk al

veroordeeld. Ik ben met een psycholoog van TMH en de student gaan praten. Later bleek dat het

kind in kwestie op deze manier de aandacht kreeg die het wilde hebben. Ik heb mijn loyaliteit

naar de mentor verbroken en ben achter de student gaan staan. Door dit samen met TMH op een

heel integere manier op te pakken, heeft die knul zijn opleiding kunnen voortzetten.”

Diepgaande discussies

“Hoe meer je een student is staat stelt zichzelf te ontwikkelen, hoe beter hij als leerkracht zal zijn.

Dat is mijn filosofie. Als een leerkracht een breuk niet kan uitleggen, dan kun je hem dat binnen

een half uur leren. Maar als een leerkracht ongeduldig is, dan kost dat heel veel meer tijd.

Daarom moet je studenten begeleiden op de vraag: hoe kan jij zo met je ongeduld omgaan, zodat

het leren van de leerlingen optimaal zal zijn?

In de contacten met de convenantpartners hebben we het regelmatig over onze visie, onze

drijfveren. Door de samenwerking – en het ontbreken van concurrentie – kunnen we dit soort

discussies diepgaand voeren. Wij leiden studenten echt met elkaar op voor het gehele gebied. Als

een student is vastgelopen, dan wil ieder bestuur de student een tweede kans bieden. Daar zit

ook geen concurrentie in. Het samenwerken is uitgebreid door de mensen die zelf op de TMH zijn

opgeleid. Het is een soort geur die we gezamenlijk hebben.”

Tekst en foto’s: Roger Meijer