Thesis Balansanalyse

148
Departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde Gegradueerde in Bedrijfsbeheer Optie accountantcy - fiscaliteit De financiële analyse van de jaarrekening Volledig schema CAMPUS Geel Ann Claes Academiejaar 2004-2005 De houder van dit diploma is gerechtigd tot het voeren van de titel van bachelor

description

Thesis over Financiële Alebra

Transcript of Thesis Balansanalyse

Page 1: Thesis Balansanalyse

Departement Handelswetenschappen en Bedrijfskunde Gegradueerde in Bedrijfsbeheer Optie accountantcy - fiscaliteit

De financiële analyse van de jaarrekening Volledig schema

CAMPUS Geel

Ann Claes

Academiejaar 2004-2005

De houder van dit diploma is gerechtigd tot het voeren van de titel van bachelor

Page 2: Thesis Balansanalyse

WOORD VOORAF Dit werk zou er niet gekomen zijn zonder de hulp van een aantal mensen, die ik hierbij graag wil bedanken. In mijn stagekantoor “Van Havermaet Accountants”,.heb ik veel steun ge-kregen. Vooral Marc Kox, mijn stagebegeleider, dank ik omdat hij mij heeft geholpen bij het zoeken naar een geschikt onderwerp en bij het samenstel-len van mijn eindwerk. Bij de dagdagelijkse taken op het kantoor was hij voor mij een enthousiaste begeleider. Ook wil ik alle andere personeelsle-den van het kantoor bedanken, in het bijzonder Maggie en Mieke, die mij gedurende drie maanden voltijds geholpen hebben. Ik dank Mevr. Vermeirsch en mijn moeder. Zij hebben mij steeds geholpen bij het schrijven van dit werk. Tenslotte wil ik mijn vader (accountant) bedanken voor zijn kennis en wijsheid die hij mij gegeven heeft. Na zijn overlijden heeft dat alles mij ge-motiveerd om in zijn voetsporen te treden. HARTELIJK DANK!!!!

2

Page 3: Thesis Balansanalyse

SAMENVATTING Financiële analyse heeft verschillende doelen. De belangrijkste doelstelling van financiële analyse is een duidelijk en overzichtelijk beeld te geven van de financiële situatie van een onderneming en dit op een bepaald ogenblik. Dit doet men om een beter inzicht te krijgen van de toekomstige financiële situatie. Voor de financiële analyse is de jaarrekening een zeer belangrijke informa-tiebron. De jaarrekening geeft ons verschillende gegevens die ons kunnen helpen bij het maken van een financiële analyse. Eerst moet men wel de balans en de resultatenrekening herwerken zodat we de gegevens ook daadwerkelijk kunnen gebruiken. De financiële analyse bestaat uit vier onderdelen. Zo heeft men eerst de horizontale en verticale analyse. De horizontale ana-lyse vertelt ons hoe de verschillende financiële gegevens in de tijd evolue-ren. De verticale analyse daarentegen bepaalt het relatief aandeel van een rubriek van de balans of de resultatenrekening. Ten derde heeft men de vermogensstroomanalyse. Deze analyse berekent hoe het vermogen van een onderneming gestroomd heeft gedurende het afgelopen jaar. Ten vierde heeft men dan nog de ratioanalyse. Deze analyse bestaat zelf nog uit verschillende onderdelen. Door deze analyse te berekenen, kan men de relatie weergeven tussen twee of meer gegevens uit de jaarreke-ning.

3

Page 4: Thesis Balansanalyse

INHOUDSOPGAVE

WOORD VOORAF .............................................................................. 2

SAMENVATTING................................................................................ 3

INLEIDING ........................................................................................ 5

1 FINANCIËLE ANALYSE................................................................. 6 1.1 HET DOEL VAN DE FINANCIËLE ANALYSE.......................................................................................... 6 1.2 DE BASISELEMENTEN VAN DE FINANCIËLE ANALYSE........................................................................ 7

2 DE BALANS EN RESULTATENREKENING.................................... 10 2.1 DE BALANS ..................................................................................................................................... 10 2.2 DE RESULTATENREKENING ............................................................................................................. 11 2.3 DE HERWERKTE BALANS................................................................................................................. 11 2.4 DE HERWERKTE RESULTATENREKENING......................................................................................... 13

3 DE ANALYSETECHNIEKEN......................................................... 16 3.1 DE HORIZONTALE ANALYSE OF DE ANALYSE IN DE TIJD.................................................................. 16 3.2 VERTICALE ANALYSE OF ANALYSE VAN DE STRUCTUUR................................................................. 17 3.3 VERMOGENSSTROOMANALYSE ....................................................................................................... 18

3.3.1 Inleiding..................................................................................................................................... 18 3.3.2 De werkwijze ............................................................................................................................. 24 3.3.3 Gebruik...................................................................................................................................... 25 3.3.4 Uitvoeren van 3 correcties......................................................................................................... 26

3.4 DE RATIOANALYSE ......................................................................................................................... 27 3.4.1 Liquiditeitsratio’s ...................................................................................................................... 28 3.5.1 Solvabiliteitratio’s ..................................................................................................................... 33 3.6.1 De rendabiliteitsratio’s.............................................................................................................. 36 3.7.1 Toegevoegde waarde ratio’s...................................................................................................... 44

4 TOEPASSING OP EEN VOLLEDIG SCHEMA................................. 50 4.1 HERWERKTE BALANS EN RESULTATENREKENING ........................................................................... 50 4.2 HORIZONTALE EN VERTICALE ANALYSE ......................................................................................... 50 4.3 DE VERMOGENSSTROOMANALYSE.................................................................................................. 50 4.4 DE RATIOANALYSE................................................................................................................................. 51

4.4.1 Inleiding......................................................................................................................................... 51 4.4.2 Verhaaltje .................................................................................................................................. 52

BESLUIT ......................................................................................... 58

BIJLAGEN....................................................................................... 59

BIBLIOGRAFIE.............................................................................. 148

4

Page 5: Thesis Balansanalyse

INLEIDING Een onderwerp vinden voor je eindwerk is soms moeilijker dan je eindwerk maken. Na lang nadenken heb ik een onderwerp gekozen dat mij heel erg interesseert en dat ik graag doe, namelijk financiële analyse. Financiële analyse is niet alleen theorie die je door en door moet kennen. Het is ook een onderwerp waarbij je oefeningen kunt maken die een heel andere kijk geven op een onderneming. Door een financiële analyse te doen van een onderneming leer je niet al-leen de jaarrekening kennen, maar je gaat ook onderzoeken hoe het komt dat een onderneming een slecht jaar heeft gehad. Ik heb mijn eindwerk beperkt tot de belangrijkste punten van financiële analyse. Deze punten worden het meest gebruikt in de praktijk. Ook geven ze je de meeste informatie over een onderneming. Eerst behandel ik de theorie over de financiële analyse in het algemeen. Dan ben ik overgegaan tot het uitleggen van de verschillende analyses die worden gebruikt, vb. ratioanalyse, vermogensstroomanalyse, etc. Ten slotte heb ik deze theorie toegepast op een volledig schema van de jaarrekening van een onderneming, namelijk Bloemen NV (een fictieve naam). Ook heb ik uitleg gegeven waarom deze onderneming in het jaar 2001 een ongezonde onderneming was. De verschillende analyses vindt u terug in de bijlagen.

5

Page 6: Thesis Balansanalyse

1 Financiële analyse

1.1 Het doel van de financiële analyse De financiële analyse is een proces dat op een geheel van technieken is gebaseerd, en dat uiteindelijk de economisch-financiële situatie van het bedrijf zal evalueren.. De financiële analyse heeft tot doel een duidelijk en overzichtelijk beeld te geven van de financiële situatie van een onderneming en dit op een be-paald ogenblik, na een bepaalde periode, om zo ook meteen een inzicht te verkrijgen over de toekomstige financiële situatie. Voor de financiële analyse is de jaarrekening een zeer belangrijke informa-tiebron. De jaarrekening vloeit uit de boekhouding van de onderneming en kan bij de financiële analyse slechts maximaal benut worden indien men de boekhoudkundige principes en regels die bij de opstelling ervan zijn gehanteerd, begrijpt. Er zijn verschillende groepen die baat hebben bij deze analyse. De belang-hebbenden zijn:

• De bedrijfsleiding; • De beleggers in aandelen;

• De schuldeisers;

• De werknemers;

• De overheid en de rechtbanken.

Daar elk van deze groepen zijn eigen doelstellingen heeft, zijn zij ook slechts geïnteresseerd in een bepaald aspect van de financiële toestand van de onderneming, en bekijken zij dus de analyse vanuit een andere in-valshoek.

6

Page 7: Thesis Balansanalyse

De bedrijfsleiding is bevoegd om de evolutie van de situatie op te volgen en de plannen te controleren, om zo beslissingen te kunnen nemen voor de toekomst. De belegger in aandelen is vooral geïnteresseerd in de dividenden die hij ontvangt en de kapitaalwinst die hij bij de stijgende aandelenprijs kan rea-liseren. De schuldeisers hebben behoefte aan de evaluatie van de huidige situatie van het bedrijf om er zich van te verzekeren dat ze hun kredieten terug krijgen. De werknemers zijn geïnteresseerd in de werkzekerheid van het bedrijf, in de vorm van verdeling van het inkomen en de voortzetting van de produc-tiviteit. De overheid is eveneens geïnteresseerd in de economische leefbaarheid van de ondernemingen omwille van de creatie van toegevoegde waarde en de werkgelegenheid.

1.2 De basiselementen van de financiële analyse

Om het succes in financiële termen van een onderneming te meten, wor-den er klassiek 3 criteria gebruikt: rendabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit. Rendabiliteit De rendabiliteit omvat een vergelijking van opbrengsten en kosten, die ontstaan zijn ten gevolge van de werking in een bepaalde periode. Een voldoende rendabiliteit betekent dat de onderneming in staat is het geïnvesteerde vermogen op normale wijze te vergoeden. Wanneer een on-derneming niet in staat is het eigen vermogen normaal te vergoeden, daalt de waarde van het eigen vermogen en kan zij op de kapitaalmarkt geen aandelenfinanciering meer vinden.

7

Page 8: Thesis Balansanalyse

Chronische negatieve rendabiliteit betekent dat de onderneming niet in staat is uit de opbrengsten alle kosten te dragen en dit heeft op lange ter-mijn uiteindelijk illiquiditeit tot gevolg indien geen andere kasinkomsten gevonden kunnen worden. Liquiditeit De liquiditeit is een vergelijking tussen kasinkomsten en kasuitgaven. We spreken van een liquiditeitstekort wanneer de inkomsten onvoldoende zijn om de uitgaven te dragen en er geen bijkomende financiering gevon-den kan worden. Op een lange termijn kan, bij een blijvend tekort, de on-derneming zelf failliet worden verklaard. Rendabiliteit en liquiditeit zijn twee verschillende aspecten van de financi-ele situatie van een onderneming. Liquiditeit is een even belangrijk aspect van de financiële positie van een onderneming als rendabiliteit. Dikwijls wordt aan liquiditeit minder aan-dacht besteed dan aan rendabiliteit. Dit is onder meer het gevolg van het feit dat de jaarrekening vooral afgestemd is op de rendabiliteitbepaling bij middel van de resultatenrekening en niet toelaat op directe wijze de liqui-diteit te meten. Solvabiliteit De derde factor die belangrijk is bij een financiële beoordeling is de solva-biliteit of de schuldgraad. De solvabiliteit staat in relatie met zowel de ren-dabiliteit als de liquiditeit. Het verband tussen de schuldgraad en de rendabiliteit is de financiële hefboom of de mate waarin geïnvesteerde middelen van de onderneming meer renderen dan de kost van de aangetrokken schuldfinanciering. De solvabiliteit staat eveneens in relatie tot de liquiditeit van de onderne-ming. Naarmate een onderneming haar investering relatief met meer schulden en minder met eigen middelen financiert, worden de toekomstige verplichtingen tot interestbetaling en schuldaflossing groter. Met andere woorden de kasdekking van de financiële verplichtingen uit hoofde van schuldfinanciering neemt af en het risico van illiquiditeit neemt toe.

8

Page 9: Thesis Balansanalyse

Het verband tussen rendabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit kan als volgt worden voorgesteld: SOLVABILITEIT Dekking van financiële Financiële verplichtingen hefboom kasopbrengsten LIQUIDITEIT RENDABILITEIT kaskosten

9

Page 10: Thesis Balansanalyse

2 De balans en resultatenrekening

2.1 De balans

Periodiek worden de saldi van de balansrekeningen samengevat in een overzicht dat de balans noemt. De balans geeft de toestand van het vermogen weer van de onderneming op een bepaald ogenblik. Dit ogenblik noemt men ook wel de balansda-tum. De cijfers van de balans zijn tijdstipcijfers. De balans geeft weer:

• Waar de onderneming haar middelen haalt, m.a.w. wat de oorsprong of de bron is van haar vermogen of hoe de activiteiten worden gefi-nancierd.

• Hoe deze middelen worden aangewend of waarin er wordt geïnves-teerd.

Actief Passief

Aanwending Oorsprong Investering Financiering

Op de passiefzijde vindt men het eigen vermogen en/of het vreemd vermo-gen. Dit wil zeggen dat men zijn middelen uit het eigen vermogen kan put-ten maar ook uit het vreemd vermogen. Actiefrekeningen hebben vaak te maken met bezittingen, maar ook vorde-ringen maken deel uit van de activa. Passiefrekeningen worden vaak geassocieerd met schulden, buiten het vreemde vermogen heeft men ook het eigen vermogen.

10

Page 11: Thesis Balansanalyse

2.2 De resultatenrekening

De saldi van de resultatenrekeningen worden periodiek samengevat in de resultatenrekening. Dit is een overzicht van de activiteiten van het bedrijf gedurende de voorbije perioden. De cijfers op de resultatenrekening wor-den ook wel periodecijfers genoemd. Om te weten of de activiteiten van een onderneming gedurende een be-paalde periode winstgevend zijn, is het interessant om een resultatenreke-ning op te stellen. Om deze informatie te weten, is het voldoende om de kosten en opbrengsten juist te identificeren en ze op een juiste rekening te zetten. Actief Passief

Kostenrekening Opbrengstenrekeningen D > C = verlies D < C = winst

2.3 De herwerkte balans

Op de balans worden een aantal rubrieken samengenomen om de liquidi-teits – en solvabiliteitstructuur van het actief en het passief van een on-derneming uit te drukken. De activa worden ingedeeld in een uitgebreide vaste activa en een beperkte vlottende activa. Uitgebreide vaste activa =

• Immateriële vaste activa • Materiële vaste activa • Financiële vaste activa • Oprichtingskosten • Vorderingen op meer dan één jaar

11

Page 12: Thesis Balansanalyse

Beperkte vlottende activa =

• Realiseerbare activa - Voorraden en bestellingen in uitvoering - Vorderingen op ten hoogste één jaar - Geldbeleggingen - Overlopende rekeningen

• Liquide middelen

- Kasmiddelen - Te incasseren vervallen waarden - Tegoeden op zicht bij kredietinstellingen

De passiva worden ingedeeld naargelang de duur van de financiering lan-ger of korter dan één jaar is. Ze worden ingedeeld in een vreemd vermogen op korte termijn en een permanent vermogen. Permanent vermogen =

• Eigen vermogen - Kapitaal - Uitgiftepremies - Herwaarderingsmeerwaarden - Reserves - Overgedragen resultaat - Kapitaalsubsidies

• Vreemd vermogen op lange termijn

- Voorzieningen en uitgestelde belastingen - Schulden op meer dan één jaar

Vreemd vermogen op korte termijn =

• Schulden op ten hoogste één jaar

12

Page 13: Thesis Balansanalyse

2.4 De herwerkte resultatenrekening

Het volledige schema van de resultatenrekening volgens het Jaarrekening-besluit wordt grondig gewijzigd. Men gaat de rubrieken op een andere ma-nier groeperen zodat de fundamentele elementen die nodig zijn voor een financiële analyse tot uiting komen. De informatie die men gaat toevoegen aan de resultatenrekening vindt men terug in de toelichting. De herwerking van de resultatenrekening wordt uitgevoerd op basis van de resultatenrekening in staffelvorm. Een nieuwe rubriek, verkopen, wordt ingevoerd. Deze groepeert de omzet en de bedrijfsopbrengsten na aftrek van de exploitatiesubsidies en com-penserende bedragen vanwege de overheid. De bedrijfsopbrengsten ontstaan door de verkopen te verhogen en/of te verlagen met de wijziging in de voorraad goederen in bewerking, gereed product, bestellingen in uitvoering en de geproduceerde vaste activa. Handelsgoederen, grond - en hulpstoffen en diensten en diverse goederen vormen samen het intermediair verbruik. Bruto toegevoegde waarde = bedrijfsopbrengsten ( exclusief subsidies) – intermediair verbruik Het brutobedrijfsresultaat voor aftrek van de niet – kaskosten (BBR) wordt bekomen door van de bruto toegevoegde waarde het geheel van de perso-neelskosten en andere bedrijfskosten af te trekken. Deze kosten worden eventueel gecorrigeerd voor de geactiveerde herstructureringskosten en de ontvangen exploitatiesubsidies en compenserende bedragen. BBR = bedrijfskasopbrengsten – bedrijfskaskosten = bruto toegevoegde waarde – personeel en andere bedrijfskosten exclusief niet – kaskosten Afschrijvingen, waardevermindering en voorziening worden niet - kaskos-ten genoemd omdat ze geen kasuitgaven op korte termijn meebrengen. Het nettobedrijfsresultaat (NBR) na niet - kaskosten bekomt men door het bedrijfsresultaat (BBR) te verminderen met de niet – kaskosten.

13

Page 14: Thesis Balansanalyse

De rubriek van de financiële resultaten wordt grondig gewijzigd.

• Financiële kasopbrengsten worden beperkt tot de opbrengsten uit financiële vaste activa en vlottende activa en andere financiële op-brengsten exclusief de kapitaalsubsidies ( afgetrokken van de be-drijfsafschrijvingen) en de rentesubsidies (af te trekken van de kos-ten van schulden).

• Financiële kaskosten zijn enkel de andere financiële kosten exclusief

disconto van vorderingen en voorzieningen met financieel karakter. Door de financiële kasopbrengsten te verminderen met de financiële kas-kosten bekomt men het bruto financiële resultaat voor niet – kaskosten (BFR). Het netto financiële resultaat (NFR) is het verschil tussen:

• Bruto financieel resultaat • Niet – kaskosten van financiële aard

- waardeverminderingen op financiële vaste activa - waardeverminderingen op vlottende activa - terugnemingen van waardeverminderingen op financiële vaste

activa - financiële voorzieningen

De uitzonderlijke resultaten worden herschikt zodat men een bruto en een netto uitzonderlijk resultaat bekomt. Het netto uitzonderlijk resultaat (NUR) bekomt men door het bruto uitzonderlijk resultaat (BUR) te vermin-deren met de niet – kaskosten. Aan de resultatenrekening wordt er een nieuwe rubriek toegevoegd waarin het brutoresultaat, de niet – kaskosten en het nettoresultaat worden bere-kend:

• BR = BBR + BFR + BUR • NKK = NKK BA + NKK FA + NKK UA

• NR = NBR + NFR + NUR

Door het nettoresultaat (NR) voor financiële kosten en voor belastingen te verminderen met de financiële kosten van het vreemd vermogen (FKVV) bekomt men de winst of het verlies van het boekjaar voor belastingen. De

14

Page 15: Thesis Balansanalyse

winst of het verlies na belastingen bekomt men door er de belastingen af te trekken. Schema: NBR = BBR – NKK BA NFR = BFR – NKK FA NUR = BUR – NKK UA NR = BR – NKK -FKVV Winst -belastingen Winst na belastingen In de resultatenverwerking worden de elementen samengenomen, die het te bestemmen of te verwerken totaal vormen. Vervolgens komt de be-stemming of de verwerking in het verlies en de winstuitkering. De rest is de over te dragen winst of verlies.

15

Page 16: Thesis Balansanalyse

3 De analysetechnieken

Er zijn vier soorten van analyse:

• de horizontale analyse • de verticale analyse • de vermogensstroomanalyse • de ratioanalyse

3.1 De horizontale analyse of de analyse in de tijd

De horizontale analyse heeft tot doel na te gaan hoe de verschillende fi-nanciële gegevens zijn geëvolueerd in de tijd. Deze evolutie in de tijd kan worden vastgesteld bij middel van tijdindexen. Voor de berekening van de tijdindexen moet men een basisjaar kiezen waarvan de index gelijkgesteld wordt aan 100 %.

Cijfer van een bepaald jaar Tijdindex = X 100

Cijfer van het basisjaar Bij de berekening van de tijdindex bestaan er een aantal speciale gevallen:

• de tijdindex heeft een negatief teken als het cijfer van een bepaald jaar negatief is ook al is het cijfer van het basisjaar positief

• de tijdindex heeft ook een negatief teken als het cijfer van een be-

paald jaar positief is en het basiscijfer negatief is. Hier heeft men een stijging van het bedrag.

• de tijdindex heeft een positief teken als het cijfer van een bepaald

jaar en het basiscijfer negatief zijn.

• de tijdindex is gelijk aan oneindig als het basiscijfer 0 is, maar de andere cijfers moeten dan wel verschillend zijn van 0.

16

Page 17: Thesis Balansanalyse

Horizontale analyse laat toe de richting en de grootte van de veranderin-gen in de tijd per item vast te stellen. Wanneer men twee opeenvolgende jaren wil vergelijken, kan men het ab-solute verschil van de cijfers berekenen van jaar tot jaar of eventueel de procentuele stijging of daling. Absoluut verschil = eindcijfer – begincijfer Wil men de relatieve wijziging van een item berekenen dan past men vol-gende formule toe: Eindcijfer – Begincijfer X 100

Begincijfer Natuurlijk zijn er ook een aantal nadelen voor horizontale analyse:

- horizontale analyse is moeilijk te interpreteren - sommige rubrieken van de balans of de resultatenrekening

zijn niet ingevuld - soms geeft horizontale analyse negatieve percentages

3.2 Verticale analyse of analyse van de structuur

Het is belangrijk het relatief aandeel van een bepaalde rubriek van de ba-lans of de resultatenrekening te kennen. Daarvoor wordt het totaal van de activa en de passiva op de balans aan 100% gelijkgesteld en elke post al een percentage van het totaal berekend. Verticale analyse laat toe de structuur van de balans vast te stellen: wat is de samenstelling van de geïnvesteerde activa en in welke mate dragen de verschillend passiva bij tot de financiering van de onderneming. Bij de verticale analyse van de resultaten worden de bedrijfsresultaten ge-koppeld aan één centraal cijfer: de verkopen. Verticale analyse toont de structuur van opbrengsten en kosten.

17

Page 18: Thesis Balansanalyse

Naast de studie van de structuur van de balans en de resultaten op één ogenblik, is het mogelijk om de balans en de resultaten van enkele opeen-volgende jaren verticaal te vergelijken en te analyseren. De analyse laat toe een inzicht te krijgen in de wijzigingen van de samenstelling van de balans en de resultaten en vervolledigt dus de horizontale analyse. Ook kan men een horizontale analyse doen van de verticale analyse, hier gaat men de structuurpercentages vergelijken.

3.3 Vermogensstroomanalyse

3.3.1 Inleiding Een vermogensstroomanalyse wordt ook wel eens een exploitatiecyclus genoemd. De vermogensstroomanalyse laat ons zien hoe het vermogen ge-stroomd heeft het afgelopen boekjaar. Bij een vermogensstroomanalyse spreekt men van een bron en een aan-wending.

3.3.1.1 Aanwendingen en bronnen voor correcties Op een bepaalde datum geeft de balans het geheel van aanwendingen in activa en bronnen in passiva weer. Per balanspost wordt de jaarlijkse ver-andering of het verschil tussen eind- en beginbalans berekent en wordt de invloed ervan op het vermogen van de onderneming tijdens de beschouwde periode nagegaan. Men heeft dus:

• vermogensaanwending: - actiefstijging - passiefdaling

• vermogensbron:

- actiefdaling - passiefstijging

18

Page 19: Thesis Balansanalyse

Voorbeelden: Aanwendingen A+: er wordt een vast actief aangekocht, er wordt dus geïnvesteerd. Vb. Aankopen machines P-: Er worden middelen aangewend om een schuld af te lossen. Vb. Aflossing lening Bronnen P+: er wordt een bijkomende lening aangaan. A-: Er wordt voorraad verkocht zodanig dat de middelen vrijkomen die dan anders kunnen worden aangewend. Vb. Voorraadstijging Actief Passief Aanwendingen Bronnen Investeringen Financieringen De meeste analyses die men maakt zijn vrij statisch van aard. Ze baseren zich op de balanscijfers op een bepaald ogenblik. De vermogensstroomanalyse is meer dynamischer van aard. De analyse is niet moeilijk maar levert heel wat informatie op. De tabel die wordt opgemaakt noemt men de mutatiebalans. De totalen van de aanwendingen en bronnen moeten aan elkaar gelijk zijn, omdat de actief- en passieftotalen op de begin- en eindbalans ook aan elkaar gelijk zijn.

3.3.1.2 Cashflow De cashflow is wat er in een bedrijf per saldo binnenstroomt (buiten-stroomt) ten gevolge van haar activiteiten en financiële structuur, gedu-rende een boekjaar. Over dit begrip bestaat er in de bedrijfswereld veel verwarring. Verschil-lende ondernemingen vermelden de cashflow in het jaarverslag, maar ge-

19

Page 20: Thesis Balansanalyse

bruiken de verkeerde berekeningswijze. Andere ondernemingen vermelden de cashflow helemaal niet in hun jaarverslag. De cashflow wordt meestal voorgesteld als een optelling, toch kan het op verschillende manieren voorkomen. 1. Cashflow als optelling De meest gebruikte definitie voor cashflow is: Cashflow na belastingen = winst na belastingen + niet – kaskosten Deze definitie wordt meestal voorgesteld als een verbetering van de netto-winst na afschrijvingen en andere niet – kaskosten. 2. Cashflow als verschil De verwarring rond het begrip cashflow wordt grotendeels weggenomen als men terugkeert naar de oorspronkelijke betekenis van de woorden kas-stroom en de cashflow voorstelt als het verschil van de kasopbrengsten en de kaskosten. Kasopbrengsten zijn opbrengsten die men contant of op korte termijn ont-vangt. B.v. Omzet en financiële opbrengsten. Kaskosten zijn kosten die contant of op korte termijn worden betaald. Vb. Handelsgoederen, grond – en hulpstoffen, diensten en diverse goederen, personeelskosten en interestkosten van schulden.

Kasopbrengsten - Kaskosten - Belastingen

= Cashflow na belastingen

Er zijn nog een aantal andere definities voor de cashflow te berekenen. Winst na belastingen + niet – kaskosten Cashflow

20

Page 21: Thesis Balansanalyse

Deze definitie is de meest nauwkeurige en wordt meestal gebruikt met de ratio analyse. Winst na belastingen + afschrijvingen Cashflow Deze definitie gebruiken we bij de vermogensstroomanalyse. Deze cashflow noemt men ook wel de cashflow voor winstuitkering (maat-staf voor zelffinancieringspotentieel. Een negatieve cashflow betekent dat er meer uitgaven zijn dan inkomsten. Dit noemt men ook wel een aanwending. Een positieve cashflow betekent dat er meer inkomsten zijn dan uitgaven. Dit noemt men ook wel een bron van vermogen. Er komt geld binnen dus het passief gaat stijgen. Bij de cashflow kan men ook een aantal vragen stellen: Wat is er uitgegeven? Wat is er binnengekomen? Wat is het verschil? Dit wordt berekend aan de hand van de volgende definitie: Cashflow - winstuitkering Cashflow na winstuitkering

21

Page 22: Thesis Balansanalyse

3.3.1.3 Nettobedrijfskapitaal Er wordt een onderscheid gemaakt tussen bruto – en nettobedrijfskapi-taal. Brutobedrijfskapitaal = de som van de beperkte vlottende activa, ofwel de som van het realiseerbare actief en het beschikbare actief van de onder-neming. Deze activa zijn voor de liquiditeitspositie belangrijk omdat zij binnen het jaar worden gerealiseerd. Bij het nettobedrijfskapitaal worden de verplichtingen die binnen het jaar betaald moeten worden, in mindering gebracht. Nettobedrijfskapitaal = beperkte vlottende activa – vreemd vermogen op korte termijn Of Nettobedrijfskapitaal = permanent vermogen – uitgebreide vaste activa Deze definitie kan men stellen omdat de activa normaal gelijk zijn aan de passiva. De eerste definitie wordt meestal gebruikt bij de voorstelling van het net-tobedrijfskapitaal als een liquiditeitsmaatstaf. De liquiditeit is voldoende als de vlottende activa groter zijn dan het vreemd vermogen op korte ter-mijn. Als men niet genoeg vlottende activa heeft, kan men de schulden op korte termijn niet betalen. Volgens de tweede definitie is het NBK het verschil tussen het bedrag dat de onderneming op lange termijn ter beschikking heeft en wat daarvan in vaste middelen werd geïnvesteerd. Verhaaltje: Voor de eerste definitie: NBK > 0: VLA > VVKT: Men kan met het vlottend actief, het vreemd ver-mogen op korte termijn betalen en er is nog wat over. NBK = 0: VLA = VVKT: Het vlottend actief is juist voldoende om het vreemd vermogen op korte termijn te betalen.

22

Page 23: Thesis Balansanalyse

NBK < 0: VLA < VVKT: het vlottend actief is te klein om het vreemd vermo-gen op korte termijn te betalen. Voor de tweede definitie: NBK > 0: PV > VA: de vaste activa worden volledig gefinancierd door het permanent vermogen. NBK = 0: PV = VA: de vaste activa worden volledig gefinancierd door het permanent vermogen. NBK < 0: PV <VA: een gedeelte van de vaste activa worden gefinancierd door het permanent vermogen. Dit is een ongezonde situatie. Een oplos-sing voor deze situatie kan zijn:

- bijkomende lange termijnschuld of eigen vermogen aantrek-ken

- vaste activa verkopen Men zou dus kunnen zeggen dat het bedrijfskapitaal dient als financiële buffer. Zij moeten de dekking garanderen van b.v. plotse minderwaarden op voorraden. Zij staat echter ook in voor de financiering van toevallige gebeurtenissen en/of een eventuele expansie.

3.3.1.4 Nettobedrijskapitaalbehoefte Een positief nettobedrijfskapitaal duidt op een globaal evenwicht tussen de activa en passiva. Nettobedrijskapitaalbehoefte = vlottende bedrijfsactiva – vreemd vermogen op korte termijn exclusief financiële schulden op ten hoogste één jaar = (voorraden en bestellingen in uitvoering + vorderingen op ten hoogste één jaar + overlopende rekeningen van het actief) – (schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen + handelsschulden, ontvangen voor-uitbetalingen op bestellingen, schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten en overige schulden op ten hoogste één jaar + overlopende rekeningen van het passief)

23

Page 24: Thesis Balansanalyse

3.3.1.5 Nettokas Nettokas = nettobedrijfskapitaal – nettobedrijfskapitaalbehoefte Waarbij:

- nettobedrijfskapitaal = permanent vermogen – uitgebreide vas-te activa

- nettobedrijfskapitaalbehoefte = vlottende bedrijfsactiva –

vreemd vermogen op korte termijn exclusief financiële schul-den op ten hoogste één jaar

De nettokaspositie van een onderneming wordt duidelijk bepaald door twee onafhankelijke termen:

- het nettobedrijfskapitaal dat zelf afhangt van de relatieve om-vang van de vaste activa en van het permanent vermogen.

- de nettobedrijfskapitaalbehoefte, die bepaald wordt door het

relatief belang van de vlottende bedrijfsactiva en het niet - fi-nancieel vreemd vermogen op korte termijn.

De nettokas kan berekend worden door: Nettokas = geldbeleggingen + liquide middelen – financiële schulden op ten hoogste één jaar

3.3.2 De werkwijze De werkwijze gebeurt in 4 stappen:

• Opstellen van een financieringstabel voor correcties. Die vertrekt van twee opeenvolgende balansen (begin – en eindbalans). De wijzi-gingen in het actief en passief worden genoteerd in een aanwending – of bronnentabel.

24

Page 25: Thesis Balansanalyse

• Uitvoeren van 3 correcties.

• Opstellen van een financieringstabel na correcties • Besluit

- Hier worden de belangrijkste bron van vermogen en de voor-naamste aanwendingen besproken.

3.3.3 Gebruik Vermogensstroomanalyse wordt gebruikt:

• Om de financiële situatie van een onderneming te onderzoeken in het verleden. Dit onderzoek bevat:

- Cashflow: Is deze voldoende groot zodat de onderneming eco-nomisch leefbaar zou zijn en aan alle financiële verplichtingen zou kunnen voldoen?

- Financiering: Is er een aanvaardbare verhouding tussen ex-

terne en interne financiering, tussen financiering met eigen en vreemd vermogen, tussen financiering op lange en korte ter-mijn?

• Als instrument voor financiële planning op middellange en lange

termijn.

25

Page 26: Thesis Balansanalyse

3.3.4 Uitvoeren van 3 correcties

• Cash flow (zie volgend puntje)

• Oprichtingskosten, IVA, MVA (de activa die afschrijfbaar zijn)

Dit berekent men door een simpele formule:

Wijziging in de boekwaarde + afschrijvingen

Wijziging in aanschaffingswaarde

De wijziging in de boekwaarde vindt men terug in de financie-ringstabel voor correcties.

• Kapitaal, uitgiftepremies, reserves, overgedragen winst of verlies

Kapitaal en uitgiftepremies wijzigen bij een kapitaalverhoging of ka-pitaaldaling. Reserves en overgedragen winst/verlies daarentegen wijzigen bij een wijziging van de winstbestemming. De formule die men voor deze correctie berekent men als volgt: Winst na belastingen - winstuitkering winstreservering De bedoeling van deze correctie is dat men de 4 posten gaat samen-nemen, dat men gaat zien of er een kapitaalverandering is geweest en dat men daaruit kan beslissen hoeveel winst er werkelijk gere-serveerd is. Als de winstreservering volledig gelijk is aan de wijziging van het ei-gen vermogen, kan men zeggen dat de volledige wijziging van het ei-gen vermogen volledig te wijten is aan de winstbestemming. Dit moet men niet in de financieringstabel na correcties zetten.

26

Page 27: Thesis Balansanalyse

Als de winstreservering niet gelijk is aan de wijziging van het eigen vermogen kan men spreken van een kapitaalsinbreng of kapitaals-daling. Dit moet men wel opnemen in de financieringstabel na cor-recties.

3.4 De ratioanalyse Een ratio is een verhoudingsgetal, waarbij twee of meer gegevens uit de balans, de resultatenrekening of de toelichting aan elkaar gerelateerd worden. Ze laten toe een beter inzicht te krijgen in de absolute waarden van de be-dragen van de verschillende rubrieken van de jaarrekening. Men heeft een groot aantal ratio’s die theoretisch berekend moeten wor-den. Dit komt doordat men heel veel gegevens in een jaarrekening heeft die men moet gebruiken voor de berekening. Een groot aantal van deze verhoudingsgetallen hebben geen economische betekenis. Het komt er dus op neer dat men een beperkt aantal nuttige ratio’s kiest. Opdat een ratio nuttig zou zijn, moet hij aan een aantal voorwaarden vol-doen. Deze zijn:

• Er moet een logisch verband bestaan tussen de gegevens waaruit de ratio is samengesteld;

• De ratio moet gemakkelijk geïnterpreteerd kunnen worden; • Hij moet opgenomen kunnen worden in een geheel van ratio’s.

Er zijn 4 soorten van ratio’s

• liquiditeit: deze ratio is op KT en is interessant voor de schuldeisers • solvabiliteit: deze ratio kan betaald worden op LT en is interessant

voor de schuldeisers

• rendabiliteit: deze ratio is interessant voor de aandeelhouders

27

Page 28: Thesis Balansanalyse

• toegevoegde waarde: deze ratio is voor de Nationale Bank van België die een overzicht wil maken van de economie in België

3.4.1 Liquiditeitsratio’s Liquiditeit = de mate waarin de onderneming in staat is haar betalingsver-plichtingen op korte termijn na te leven.

3.4.1.1 Inleiding Nettobedrijfskapitaal (zie hierboven vermelde) 1.De liquiditeitsratio’s afgeleid van het NBK. Men heeft twee soorten. a. Liquiditeitratio in ruime zin Liquiditeitratio in ruime zin, ook wel current ratio genoemd, drukt het net-to bedrijfskapitaal relatief uit. De interpretatie van de twee liquiditeitsbe-grippen is dan ook te vergelijken. Er bestaan 2 formules:

• beperkte vlottende activa vreemd vermogen op korte termijn

Deze formule geeft een evaluatie van de mate waarin de onderneming haar schulden op korte termijn kan terugbetalen. NBK > 0: CR > 0 NBK = 0: CR = 0 NBK < 0: CR < 0

28

Page 29: Thesis Balansanalyse

• Permanent vermogen (uitgebreide) vaste activa

Dit is de dekking van het vaste activa door het permanent vermogen. NBK > 0 : PV/VA > 1 NBK = 0 : PV/VA = 1 NBK < 0: PV/VA < 1 Zoals het netto bedrijfskapitaal positief moet zijn om over een voldoende veiligheidsmarge te beschikken, moet de current ratio > 1. Hoe groter deze ratio, hoe groter het overschot boven de veiligheidsmarge van vlottende activa boven korte termijnschulden en hoe sterker de liquiditeitstoestand Je moet er ook rekening mee houden dat een te hoge current ratio niet per se gunstig is want dit kan erop wijzen dat de onderneming te veel inves-teert in vlottende activa en/of te weinig met vreemd vermogen op korte termijn en dus te veel met het permanent vermogen financiert. b. Liquiditeitsratio in enge zin De liquiditeitsratio in enge zin wordt ook wel de quick ratio of de acid test genoemd. Een onderneming waarvan de beperkte vlottende activa vooral uit voorra-den, bestellingen in uitvoering en overlopende activa bestaan, is minder liquide dan een onderneming waarvan de beperkte vlottende activa vooral liquide middelen, geldbeleggingen en vorderingen op ten hoogste één jaar omvatten. Daarom worden de minst liquide elementen (voorraden, bestellingen in uitvoering en overlopende rekeningen) geëlimineerd en wordt de liquiditeit in ruime zin omgevormd tot een liquiditeit in enge zin. Als veilig streefcijfer geldt 1, terwijl 0,5 het minimum is.

29

Page 30: Thesis Balansanalyse

Hier bestaan ook twee formules voor.

• Vorderingen < 1 jaar + geldbeleggingen + liquide middelen

Schulden op ten hoogste 1 jaar 2.Liquiditeitsratio’s afgeleid van de NBK behoefte a. Rotatie van de voorraad en bestellingen in uitvoering De voorraadrotatie geeft aan hoe dikwijls de voorraad per jaar wordt om-gezet in liquide middelen. Er wordt een verband gelegd tussen de voorraad (actiefzijde van de balans) en de omzet (resultatenrekening) Er zijn dus 2 problemen:

- voorraad wordt gewaardeerd tegen de kostprijs - de verkopen worden gewaardeerd tegen de verkoopprijs

Ook moet men er rekening mee houden dat de balanscijfers, tijdstipcijfers zijn en op de resultatenrekening heeft men periodecijfers. Dit laatste probleem kan min of meer opgelost worden door het gemiddel-de te nemen van de balanscijfers (voorraad). Het gemiddelde wordt bere-kend door het verschil te maken van het begincijfer en het eindcijfer en dit te delen door 2. kostprijs van de verkopen voorraden en bestellingen in uitvoering De formule voor de kostprijs van de verkopen gaat als volgt: Bedrijfskosten +/- voorraadwijziging kostprijs van de verkopen

30

Page 31: Thesis Balansanalyse

De formule voor de voorraadwijziging gaat als volgt: BV + inkopen – verkopen = EV BV – EV + inkopen = kostprijs van de verkopen Als BV > EV = voorraaddaling Als BV < EV = voorraadstijging b. Rotatie van de aangekochte goederen Hoe men deze ratio interpreteert is afhankelijk van de onderneming. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een handelsonderneming en een productieonderneming. Bij een handelsonderneming wordt er nagegaan hoe dikwijls per jaar de aangekochte goederen worden verkocht. Bij een productieonderneming daarentegen gaat me na hoe snel de aangekochte grondstoffen en produc-tie worden genomen. De formule gaat als volgt: Kosten van de handelsgoederen, grond – en hulpstoffen Grond – en hulpstoffen+handelsgoederen+vooruitbetalingen c. Rotatie van de geproduceerde voorraden en bestellingen in uitvoering Bij een handelsonderneming zal men deze ratio niet kunnen berekenen. Bij een productieonderneming berekent men hoe snel de geproduceerde goederen aan de man worden gebracht. De formule gaat als volgt: Kostprijs van de verkopen Goederen in bewerking+gereed product+(geproduceerde) onroerende goe-deren bestemd voor verkoop+bestellingen in uitvoering

31

Page 32: Thesis Balansanalyse

d.Liquiditeit van de handelsvorderingen De liquiditeit van de handelsvorderingen worden anders benaderd dan bij de voorraden. Er wordt een aantal dagen berekend vooraleer de vorderin-gen worden omgezet in liquide middelen, vooraleer ze geïnd worden. De formule om het aantal dagen klantenkrediet te berekenen gaat als volgt: Handelsvorderingen op ten hoogste 1 jaar + geëndosseerde handelseffec-ten (verkopen + BTW op verkopen) / 365 Door de uitkomst te vermenigvuldigen met 365 bekomt men het aantal dagen. Als het aantal dagen klantenkrediet te ruim is kan men beter strenger optreden tegenover klanten. Maar men moet wel opletten dat men niet te streng optreedt, want dan kunnen de klanten geneigd zijn om naar de concurrentie over te stappen. e.Liquiditeit van de handelsschulden handelsschulden op ten hoogste 1 jaar (handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen exclusief BTW)/365 Bij het aantal dagen leverancierskrediet gaat men na hoe lang het duurt vooraleer een onderneming betaalt aan zijn leveranciers. De uitkomst kan zowel positieve als negatieve interpretaties hebben. Een te lange termijn wijst op een gebrek aan liquiditeit, maar het kan ook wij-zen op een vertrouwen dat de leveranciers hebben in de onderneming.

3.4.1.2 Netto Kasratio De formule voor netto kas gaat als volgt: = NBK – NBK behoefte

32

Page 33: Thesis Balansanalyse

= geldbeleggingen + liquide middelen + financiële schulden op ten hoogste één jaar Uit deze formule wordt de netto kasratio afgeleid: Netto kasratio = nettokas (beperkte) vlottende activa De netto kasratio wordt uitgedrukt in procenten.

3.5.1 Solvabiliteitratio’s Solvabiliteit is de mate waarin de onderneming in staat is haar financiële verplichtingen in verband met interestbetaling en aflossing van schulden te voldoen.

3.5.1.1 Schuldgraad en graad van de financiële onafhankelijkheid 1. Algemene schuldgraad en graad van de financiële onafhankelijkheid Bij de schuldgraadratio’s staat het vreemd vermogen in de teller en het eigen vermogen of het totale vermogen in de noemer. Bij de graad van de financiële onafhankelijkheid staat het eigen vermogen in de teller en het vreemd vermogen of het totale vermogen in de noemer. De Nationale bank van België berekent alleen maar het quotiënt van het eigen vermogen en het vreemd vermogen. 2. Lange termijn schuldgraad en graad van financiële onafhankelijkheid Bij deze ratio beperkt men zich alleen tot het vreemd vermogen op lange termijn en het eigen vermogen. Dus met andere woorden beperkt men zich tot het permanent vermogen of het vermogen op lange termijn. Bij deze ratio zijn er verschillende formules mogelijk:

• vreemd vermogen op lange termijn eigen vermogen

33

Page 34: Thesis Balansanalyse

• vreemd vermogen op lange termijn permanent vermogen

• eigen vermogen

vreemd vermogen op lange termijn

• eigen vermogen

permanent vermogen

Bij deze ratio wordt alleen rekening gehouden met het lange termijnpas-sief, het permanent vermogen. Aan het vreemd vermogen op lange termijn is er een intrestprobleem en een aflossingsprobleem verbonden. De lange termijnleningen moeten worden terugbetaald en op het nog resterende be-drag moet rente (FKVV) betaald worden. Bij de korte termijnschulden heeft men het aflossingsprobleem niet. Dit komt doordat de leveranciersschulden voortdurend vernieuwd worden en dat men alleen rente moet betalen op late betalingen en op kaskrediet. Het financiële probleem is het meest zichtbaar bij lange termijnschulden. 3. Zelffinancieringsgraad = reserves + overgedragen winst of verlies totaal vermogen De uitkomst van deze ratio kan een vertekend beeld geven. Men heeft twee soorten:

• Vertekend beeld in positieve zin Dit komt door een oneigenlijke kapitaalsvermindering door aanrekening van het overgedragen verlies op het kapitaal.

34

Page 35: Thesis Balansanalyse

Voorbeeldje Voor Na Kapitaal 100 90 + reserves 20 20 +/- overgedr. Res. -10 0 Eigen vermogen 110 110 Zelffinancieringsgraad: 5% 10% • Vertekend beeld in negatieve zin Dit komt door een oneigenlijke kapitaalsverhoging door incorporatie van de reserves in het kapitaal Voorbeeldje Voor Na Kapitaal 100 120 + reserves 20 0 +/- overgedr. Res. 0 0 Eigen vermogen 120 120 Zelffinancieringsgraad: 10% 0%

3.5.1.2 Dekking van het totale vreemde vermogen door de cashflow Deze ratio berekent hoe een onderneming in staat is om zijn schulden te-rug te betalen met de cashflow voor winstuitkering. Men berekent in welke mate het vreemd vermogen kan afgelost worden met de cashflow gecreëerd gedurende het afgelopen jaar.

35

Page 36: Thesis Balansanalyse

De formule berekent men als volgt: (uitgebreide) cashflow vreemd vermogen Als men deze ratio omdraait kan men de gemiddelde aflossingsduur bere-kenen.

3.6.1 De rendabiliteitsratio’s Rendabiliteitsratio’s laten toe het verschil tussen opbrengsten en kosten of het resultaat op relatieve basis te evalueren. Het resultaat kan aldus be-studeerd worden in relatie tot de verkopen, tot het totaal in activa geïnves-teerde vermogen en het eigen vermogen.

3.6.1.1 Rendabiliteit van de verkopen 1. Brutoverkoopmarge voor belastingen De rendabiliteit van de omzet of de resultaatmarge op de verkopen kan op diverse manieren worden berekend. De brutoverkoopmarge geeft aan hoe groot het bruto bedrijfsresultaat is in verhouding tot de verkopen. = bruto resultaat voor niet kaskosten verkopen Indien de brutoverkoopmarge niet of onvoldoende positief is, betekent dit dat de onderneming een exploitatiestructuur heeft die normaal op lange termijn kan leiden tot discontinuïteit.

36

Page 37: Thesis Balansanalyse

2. Nettoverkoopmarge voor belastingen Deze wordt bekomen door de niet – kaskosten of de afschrijvingen, de waardeverminderingen en de voorzieningen die behoren tot de normale bedrijfskosten, in rekening te brengen. = Netto bedrijfsresultaat na niet – kaskosten Verkopen De nettoverkoopmarge geeft informatie omtrent de relatieve efficiëntie van de operaties in de onderneming indien alle bedrijfskosten, kas en niet – kaskosten, in mindering van de verkopen gebracht werden.

3.6.1.2 Rendabiliteit van het totaal der activa De rendabiliteit van het totaal der activa of het totale vermogen kan even-eens netto of bruto worden berekend naargelang afschrijvingen, waarde-verminderingen en voorzieningen al of niet worden afgetrokken. Vermits actief en passief in totaal aan elkaar gelijk zijn, spreekt men ook wel eens van de rendabiliteit van het totaal geïnvesteerd vermogen. De rendabiliteit van het totaal van de activa of het totale vermogen geeft aan welk resultaat bekomen wordt per 100 euro geïnvesteerd vermogen. 1. Bruto rendabiliteit van het totaal der activa voor belastingen = Brutoresultaat voor niet – kaskosten x 100 Totaal der activa 2. Netto rendabiliteit van het totaal der activa voor belastingen = Nettoresultaat voor niet–kaskosten, voor finan. kosten en belast. X 100 Totaal der activa Bruto- en nettoresultaat omvatten bedrijfsresultaten, financiële en uitzon-derlijke resultaten voor aftrek van financiële kosten van het vreemd ver-mogen. De activa kunnen gesplitst worden in bedrijfsactiva en financiële

37

Page 38: Thesis Balansanalyse

activa. De rendabiliteit van het totaal der activa geeft dus de globale ren-dabiliteit weer zowel van de bedrijfs- als van de financiële investeringen, inclusief resultaten en onafhankelijk van de financieringswijze met eigen of vreemde middelen.

3.6.1.3 Rendabiliteit van de bedrijfsactiva Naast de rendabiliteit van de totale activa wordt de rendabiliteit van de bedrijfsactiva berekend. De bedoeling is de relatie tussen de bedrijfsresultaten en de bedrijfsactiva vast te leggen. 1. Brutorendabiliteit van de bedrijfsactiva voor belastingen = bruto bedrijfsresultaat voor niet – kaskosten bedrijfsactiva 2. Nettorendabiliteit van de bedrijfsactiva voor belastingen = nettobedrijfsresultaat voor niet – kaskosten bedrijfsactiva Naast de brutorendabiliteit berekent men ook de nettorendabiliteit om zo het eventuele belang van de niet – kaskosten waar te nemen. De bedrijfsactiva bestaat uit het verschil van de totale activa en de finan-ciële activa. De financiële activa bestaan uit:

• geldbeleggingen;

• financiële vaste activa;

• vorderingen op meer dan 1 jaar;

• liquide middelen

38

Page 39: Thesis Balansanalyse

De bedrijfsactiva bestaan uit:

• oprichtingskosten; • materiële vaste activa;

• immateriële vaste activa;

• voorraden en bestellingen in uitvoering,

• vorderingen op maximum 1 jaar;

• overlopende rekeningen

3.6.1.4 Rotatie van de bedrijfsactiva Volgens het investeringsstandpunt is de rendabiliteit van de activa belang-rijker dan de verkoopmarge. Beide elementen staan echter dicht bij elkaar. Het verband tussen de rendabiliteit van de activa en de verkoopmarge noemt men de rotatie van de bedrijfsactiva. Deze ratio geeft aan hoeveel keer de bedrijfsactiva gemiddeld in de periode zijn omgezet. 1. Rotatie van de bedrijfsactiva verkopen bedrijfsactiva

39

Page 40: Thesis Balansanalyse

2. brutorendabiliteit van de bedrijfsactiva voor belastingen BBR voor niet – kaskosten verkopen X Verkopen bedrijfsactiva Deze formule kan men ook definiëren als de brutoverkoopmarge voor be-lastingen x rotatie van de bedrijfsactiva 3. nettorendabiliteit van de bedrijfsactiva voor belastingen NBR na niet – kaskosten verkopen X Verkopen bedrijfsactiva = nettoverkoopmarge voor belastingen x rotatie van de bedrijfsactiva.

3.6.1.5 Rendabiliteit van het eigen vermogen 1. Nettorendabiliteit van het eigen vermogen Deze ratio geeft een uitdrukking van de rendabiliteit van de boekwaarde van het eigen vermogen waarover de onderneming beschikt. Indien de rendabiliteit van het eigen vermogen onvoldoende is, zal de on-derneming moeilijkheden kennen om bijkomende middelen te verwerven en zal zij beperkt worden in haar uitbreiding.

• Nettorendabiliteit voor belastingen:

Winst of verlies van het boekjaar voor belastingen Eigen vermogen

40

Page 41: Thesis Balansanalyse

Deze ratio gebruikt men voor de financiële hefboom te berekenen.

• Nettorendabiliteit na belastingen

Winst of verlies van het boekjaar na belastingen Eigen vermogen

De berekening van deze ratio is heel interessant voor de aandeelhouders. Het is nuttig om, naast de nettorendabiliteit, ook de brutorendabiliteit van het eigen vermogen na belastingen te berekenen. Daarvoor worden in de teller van de ratio de winst of het verlies van het boekjaar na belastingen enerzijds en de afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen anderzijds samengenomen. De teller bevat dus de uitgebreide cashflow van het eigen vermogen na belastingen en voor winstuitkering. Daarom noemt men de brutorendabiliteit van het eigen vermogen na belastingen ook wel eens de cashflowrendabiliteit.

• Brutorendabiliteit van het eigen vermogen na belastingen

Uitgebreide cashflow Eigen vermogen

3.6.1.6 Financiële hefboomwerking Onder financiële hefboomwerking wordt verstaan het effect van de samen-stelling van de financiële structuur van de onderneming op de rendabiliteit van het eigen vermogen. De financiële hefboom kan voorgesteld worden als een multiplicator of in een somformule en heeft voor gevolg dat een bepaalde procentuele veran-dering van de winst of het verlies van financiële kosten, dit noemt men ook wel de graad van de financiële hefboom. Eerst ga ik de financiële hefboom volgens de klassieke theorie beschouwen als een multiplicator. Vervolgens bestudeer ik de hefboom in een somfor-mule en ten laatste bereken ik de graad van de financiële hefboom.

41

Page 42: Thesis Balansanalyse

1 financiële hefboom als multiplicator De klassieke voorstelling van de financiële hefboom is deze van een multi-plicator, die vermenigvuldigd wordt met de nettorendabiliteit van het to-taal van de activa voor belastingen om de nettorendabiliteit van het eigen vermogen voor belastingen te bekomen. Nettorendabiliteit van het eigen vermogen voor belastingen = Winst voor belastingen Eigen vermogen = Nettoresultaat voor financiële kosten en voor belastingen totaal van de activa Winst voor belastingen Totaal vermogen X X

Totaal vermogen Eigen vermogen = Nettorendabiliteit van het totaal van de activa voor belastingen X

financiële hefboommultiplicator De multiplicator kan men dus als volgt omschrijven: Financiële hefboommultiplicator = winst of verlies v/h bj voor belast. Totaal der activa X nettoresultaat voor fin. Kosten en belast. Eigen vermogen = Nettorendabiliteit van het eigen vermogen voor belastingen nettorendabiliteit van het totaal van de activa voor belastingen

42

Page 43: Thesis Balansanalyse

Een goed en krachtig multiplicatoreffect bekomt men dus via een hoge proportie goedkoop schuldkapitaal. Vandaar ook het belang van een lage bedrijfskapitaalbehoefte: financiering via exploitatieschulden is meestal goedkoper dan financiële schulden. Een gunstige financiële hefboomwer-king wordt bekomen met een multiplicator groter dan 1. 2 De graad van de financiële hefboom De financiële hefboom als multiplicator of als som is een statische verkla-ring van de relatie tussen de netto rendabiliteit van de totale activa en de netto rendabiliteit van het eigen vermogen in een bepaalde periode. Graad van de financiële hefboom kan men omschrijven als: = procentuele wijziging winst na belastingen procentuele wijziging netto resultaat Een hoge graad van financiële hefboom betekent dat een kleine verande-ring van het nettoresultaat voor financiële kosten een grote wijziging van de winst na financiële kosten veroorzaakt. Deze wijzigingen kunnen zowel positief als negatief zijn. De graad van de financiële hefboom is dus een aanduiding omtrent de va-riabiliteit van de winst na de financiële kosten, dus omtrent het financieel risico. 3.Financiële hefboom als som De relatie tussen de nettorendabiliteit van het eigen vermogen en de netto-rendabiliteit van het totaal van de activa of de financiële hefboom kan ook worden voorgesteld als een som. Nettorendabiliteit van het eigen vermogen voor belastingen = nettorendabiliteit van het totaal van de activa voor belastingen + [(nettorendabiliteit van het totaal van de activa voor belastingen - gemiddelde interestvoet van het vreemd vermogen) x (vreemd vermogen/eigen vermogen)]

43

Page 44: Thesis Balansanalyse

waarbij: gemiddelde interestvoet van het vreemd vermogen = financiële kosten van het vreemd vermogen vreemd vermogen De financiële hefboom is pas gunstig als de nettorendabiliteit van het to-taal van de activa groter is dan de procentuele financiële kost van het vreemd vermogen. Bovendien stelt men ook vast dat hoe meer gebruik wordt gemaakt van vreemd vermogen in vergelijking met eigen vermogen of hoe groter de algemene schuldgraad, hoe sterker de financiële hefboom werkt. Deze invloed kan zowel gunstig als ongunstig zijn naargelang de nettoren-dabiliteit van het totaal van de activa al of niet groter is dan de procentue-le intrestkost van het vreemd vermogen. 4. Graad van de totale hefboom Graad van de totale hefboom: procentuele verandering van de winst of het verlies van het boekjaar

na financiële kosten en na belastingen = procentuele verandering van de verkopen = graad van de operationele hefboom x graad van financiële hefboom Door de totale hefboom te berekenen kan men zien hoe groot het totale risico is.

3.7.1 Toegevoegde waarde ratio’s De toegevoegde waarde is de basis voor het nationaal product, de klassie-ke indicator van de economische prestaties van een land. Het begrip “ toe-gevoegde waarde “ is oorspronkelijk ontwikkeld vanuit macro - econo-misch oogpunt.

44

Page 45: Thesis Balansanalyse

De toegevoegde waarde kan algemeen gedefinieerd worden als: Toegevoegde waarde = waarde van de productie – intermediair verbruik Door de som te maken van de toegevoegde waarden vormt men het bin-nenlands product. Een belangrijk probleem bij het bepalen van de toegevoegde waarde is de waardering. Een probleem ontstaat bij de waardering van goederen en diensten die niet het voorwerp uitmaken van een commerciële en monetai-re transactie: onderwijs, huishoudelijk werk, … De benadering kan op twee manieren gebeuren: 1. via de oorsprong Toegevoegde waarde = waarde van de productie – intermediair verbruik Beide delen moeten worden gespecificeerd. De waarde van de productie omvat in eerste plaats het bedrag van de ver-kopen. Deze worden gewaardeerd aan de verkoopprijs exclusief belastin-gen. Aldus bekomt men de waarde van de verkochte productie. Indien de voorraden goederen in bewerking en afgewerkte producten en de bestellingen in uitvoering binnen een normale termijn zullen worden om-gezet in verkopen, mag de mutatie van deze voorraden worden opgenomen in de waarde van de productie. Dit noemt men dan de productie in voor-raad. De productie in voorraad wordt gewaardeerd tegen aanschaffings-waarde of tegen een lagere marktwaarde. Ten slotte kan de onderneming ook zelf materiële en immateriële vaste ac-tiva produceren die men dan geproduceerde vaste activa noemt. De gepro-duceerde vaste activa wordt gewaardeerd tegen vervaardigingprijs. De waarde van de productie omvat dus: Waarde van de productie = verkochte productie + productie in voorraad + geproduceerde va

45

Page 46: Thesis Balansanalyse

Het intermediair verbruik omvat:

• de kosten van handelsgoederen en van de verbruikte grond – en hulpstoffen: d.w.z. de inkopen gecorrigeerd voor de wijziging van de voorraad;

• de kosten van de diensten en diverse goederen.

Men kan ook een onderscheid maken tussen de bruto toegevoegde waarde en de netto toegevoegde waarde. Deze vraag kan men stellen als de af-schrijvingen en de andere niet-kaskosten er al of niet moeten worden afge-trokken. Men kan dus een onderscheid maken tussen:

• bruto toegevoegde waarde, waarbij de niet-kaskosten niet opgeno-men worden onder het intermediair verbruik en dus deel uitmaken van de toegevoegde waarde.

• netto toegevoegde waarde, waarbij de niet-kaskosten worden be-

schouwd als intermediair verbruik en dus op de toegevoegde waarde in mindering worden gebracht.

Men heeft dus: Netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde – niet-kaskosten De voorzieningen van pensioenen zijn personeelskosten en mogen dus voor de berekening van de netto toegevoegde waarde niet worden opgeno-men in de niet-kaskosten.

46

Page 47: Thesis Balansanalyse

Schematische voorstelling van de oorsprong van de toegevoegde waarde kosten van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen intermediair verkochte verbruik productie kosten van diensten en diverse goederen waarde niet-kaskosten van de productie BRUTO TOEGEVOEGDE WAARDE productie in NETTO voorraad TOEGEVOEGDE WAARDE geproduceerde vaste activa De definitie van de toegevoegde waarde volgens oorsprong is fundamenteel omdat zij gebaseerd is op het doelmatigheidscriterium: toegevoegde waar-de ontstaat enkel door de aanvaarding van het product door de verbruiker op de markt en is niet afhankelijk van de ingezette productiemiddelen.

47

Page 48: Thesis Balansanalyse

2. via de verdeling De toegevoegde waarde, gedefinieerd volgens de oorsprong, geeft geen in-zicht in de verdeling ervan over de verschillende productiefactoren. De toegevoegde waarde, vanuit het standpunt van de verdeling ervan, is gelijk aan de som van de personeelskosten, de financiële kosten van het vreemde vermogen, de belastingen, de toegevoegde winst en de niet-kaskosten indien men de bruto toegevoegde waarde wenst te bepalen. Bruto toegevoegde waarde = niet-kaskosten + personeelskosten + financiële kosten van het vreemd vermogen + belastingen + toegevoegde winst De toegevoegde winst is hetgeen dat van de bruto toegevoegde waarde overblijft voor de aandeelhouders nadat de andere productiefactoren zijn vergoed en nadat de niet-kaskosten in mindering zijn gebracht.

48

Page 49: Thesis Balansanalyse

Schematische voorstelling van de verdeling van de toegevoegde waarde intermediair verbruik

niet-kaskosten

BRUTO TOEGE-VOEGDE personeelskosten WAARDE waarde

van de financiële kosten productie

NETTO van het vreemd ver-

mogen

TOEGE- VOEGDE

WAARDE belastingen toegevoegde winst Men heeft natuurlijk nog verschillende andere ratio’s voor toegevoegde waarde maar daar ga ik mij niet verder over uitweiden. De twee hier boven zijn opgesomd zijn de meest gebruikte om de toege-voegde waarde te berekenen.

49

Page 50: Thesis Balansanalyse

4 Toepassing op een volledig schema

4.1 Herwerkte balans en resultatenrekening De herwerkte balans en resultatenrekening vindt u terug in de bijlagen.

4.2 Horizontale en verticale analyse De tabel van de horizontale en verticale analyse vindt u terug in de bijla-gen. Uit de horizontale analyse kan men afleiden dat de activa met 22,30% zijn gedaald. De vaste activa zijn ten opzichte van vorig jaar toegenomen met 6,47%. De vlottende activa zijn ten opzichte van vorig jaar gedaald met 21,78%.

4.3 De vermogensstroomanalyse Ook deze uitwerking kunt u terugvinden in de bijlagen. De vermogensstroom bedraagt 110.607,50 EURO.. We kunnen een onderscheid maken tussen de belangrijkste bronnen van vermogen en aanwendingen van vermogen. Belangrijkste bronnen van vermogen zijn: 485788,47

• Vorderingen ≤ 1 jaar = = 43,92% 1106075,50

50

Page 51: Thesis Balansanalyse

335929,19 • Voorraden = = 30,37%

1106075.50 167926.19

• Cashflow = = 15,18% 110075.50

Bij de cashflow kan men verantwoorden dat het bedrag per saldo is bin-nengestroomd ten gevolge van de activiteiten in de onderneming. De belangrijkste aanwendingen van vermogen zijn:

• Schulden ≤ 1 jaar = 86,55% • Schulden > 1 jaar = 1.77%

128200

• Financiële vaste activa = = 11,59% 1106075,50

4.4 De ratioanalyse

4.4.1 Inleiding De ratioanalyse van Bloemen NV heb ik gemaakt aan de hand van een programma dat ze op mijn stagebedrijf, “Van Havermaet Accountants”, gebruikt wordt. Deze ratioanalyse vindt u terug na deze pagina. De ratioanalyse handelt over een onderneming “Bloemen NV” die een slecht jaar heeft in 2001 en toen een ongezonde onderneming was.

51

Page 52: Thesis Balansanalyse

4.4.2 Verhaaltje

4.4.2.1 Bedrijfskapitaal Het nettobedrijfskapitaal is in alle 5 opeenvolgende jaren groter dan 0. Dit betekent:

• Dat men met het vlottend actief, het vreemd vermogen op korte ter-mijn volledig kan betalen en men heeft misschien nog iets over. Dit is het geval wanneer het vlottend actief groter is dan het vreemd vermogen op korte termijn.

• Dat de vaste activa volledig wordt gefinancierd door het permanent

vermogen. Dit is wanneer het permanent vermogen groter is dan het vaste actief.

4.4.2.2 Liquiditeit 1.Current ratio Voor de 5 opeenvolgende jaren is de current ratio groter dan 1. Dit bete-kent dat het netto bedrijfskapitaal positief is. Dit betekent ook dat de vlot-tende activa groot genoeg zijn, om de schulden op korte termijn te betalen. Hoe hoger de current ratio, hoe groter de veiligheidsmarge van de vlotten-de activa boven de korte termijn verplichtingen en hoe sterker de potentië-le liquiditeitstoestand. Een te hoge current ratio kan gevolgen hebben voor de rendabiliteit. Het kan de rendabiliteit drukken. 2.Quick ratio Een onderneming waarvan de vlottende activa vooral uit voorraden, be-stellingen in uitvoering en uit overlopende activa bestaan, is minder liqui-de dan een onderneming waarvan de vlottende activa vooral liquide midde-len, geldbeleggingen en vorderingen op ten hoogste 1 jaar bevatten. Met de bedoeling de minst liquide middelen, elementen van de vlottende activa te elimineren wordt de liquiditeitsratio in ruime zin omgevormd in de liquiditeitsratio in enge zin, ook wel quick ratio of acid test genoemd.

52

Page 53: Thesis Balansanalyse

Voor 4 opeenvolgende jaren is de quick ratio groter dan 1. Dit betekent dat de meest liquide componenten van de vlottende activa meer dan voldoende zijn om de korte termijn verplichtingen van de onderneming terug te beta-len. Deze situatie is uiteraard positief vanuit liquiditeitsstandpunt. In 2003 heeft men echter een negatieve quick ratio. Hier moet men zeker de voorraden meenemen anders kampt men met een groot probleem. 3.Dagen klantenkrediet Het aantal dagen klantenkrediet geeft aan hoeveel dagen de onderneming gemiddeld krediet geeft aan haar klanten of met andere woorden hoeveel dagen er gemiddeld verlopen tussen het ogenblik van de verkoop en het tijdstip van de betaling door klanten. Het aantal dagen klantenkrediet geeft dus een indicatie omtrent de liquiditeit van de handelsvorderingen. Hoe kleiner het aantal dagen, hoe sterker de liquiditeit. Een te korte inningperiode kan wijzen op een te strenge kredietpolitiek. Wanneer langere betalingstermijnen in de sector gebruikelijk zijn, kan de onderneming hierdoor cliënteel verliezen. Als korte inningperioden het ge-volg zijn van hoge kortingen voor contante betaling, kan dit de rendabili-teit negatief beïnvloeden. Een te lange gemiddelde inningperiode wijst eventueel op een te losse kre-dietpolitiek. De betalingsvoorwaarden, toegestaan aan de klanten, zijn te ruim en/of de vervallen vorderingen worden niet of onvoldoende opge-volgd. Dergelijke kredietpolitiek brengt grotere verliezen wegens dubieuze vorderingen mee en betekent dat mee middelen vastgelegd zijn in de han-delsvorderingen. In het jaar 2003 duurt het gemiddeld 91 dagen vooraleer de klanten beta-len, in 2001 gemiddeld 94 dagen. In 1999 had men nog een goed jaar, toen duurde het maar 61 dagen vooraleer de klanten betaalden. Er is een toename in het aantal dagen klantenkrediet, dit betekent dat de onderneming soepeler wordt ten opzichte van de klanten.

53

Page 54: Thesis Balansanalyse

4.Dagen leverancierskrediet Het aantal dagen leverancierskrediet geeft aan hoeveel dagen er gemiddeld verlopen tussen het ogenblik van de aankoop en het tijdstip van de beta-ling door de onderneming. Een groot aantal dagen leverancierskrediet kan zowel betekenen dat:

- de leveranciers vertrouwen stellen in de onderneming;

- de onderneming niet in staat is de vooropgestelde betalings-termijnen te respecteren omwille van liquiditeitsproblemen.

De onderneming betaalt steeds later aan zijn leveranciers. In het begin was het onder de 100 dagen, na 2000 was het boven de 100 dagen. 5.Voorraadratio De voorraadratio geeft aan hoeveel keer de voorraad gemiddeld is verkocht gedurende het jaar. Men kan zeggen: hoe hoger de voorraadrotatie, hoe sneller de voorraden worden gerealiseerd en hoe beter de liquiditeit ervan. Een snelle voorraad-rotatie is het gevolg van een dynamisch, commercieel, positief en een effi-ciënt voorraadbeheer. Deze interpretatie mag niet te ver worden doorge-dreven. Een hoge voorraadrotatie kan ook het gevolg zijn van een te laag voorraadniveau. Dit kan leiden tot voorraadbreuken en veelvuldige kleine orders. Een trage voorraadrotatie wijst op een grote voorraadpositie in ver-gelijking met de omzet of op verouderde voorraden die niet of moeilijk ver-koopbaar zijn. Traag roterende voorraden beïnvloeden de liquiditeit in on-gunstige zin. In 2003 worden de voorraden 24 keer per jaar omgezet in geld, in 2002 38 keer.

54

Page 55: Thesis Balansanalyse

4.4.2.3 Solvabiliteit 1.Schuldgraad Deze schuldgraad berekent hoeveel procent van het totaal vermogen uit vreemd vermogen bestaat. Voor 2003 bedraagt dit 82,41%. Dit betekent dat het totaal vermogen voor 82,41% uit vreemd vermogen bestaat. 2.Graad van solvabiliteit De algemene graad van financiële onafhankelijkheid geeft de proportie weer van het eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen. Hoe groter (kleiner) deze proportie, hoe groter (kleiner) de bescherming van de schuldeisers tegen liquidatieverliezen en hoe kleiner (groter) het financieel risico. Het financieel risico is het risico ten gevolge van de financiering met vreemd vermogen waaraan een vaste financieringskost is verbonden on-danks wisselende resultaten en waaraan vaste betalingsverplichtingen zijn verbonden ondanks de schommelende liquiditeit. Voor 2003 is de algemene schuldgraad van financiële onafhankelijkheid gelijk aan 17,59%. Dit betekent dat 17,59% van de ondernemingsactiva gefinancierd zijn met eigen vermogen. Voor 2002 bedraagt dit percentage 27,36%. Dit betekent ook dat 27,36% van het totaal vermogen bestaat uit eigen vermogen. 4.4.2.4 Rendabiliteit 1.Toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is in 2001 aanzienlijk laag ten opzichte van de an-dere jaren. Dit komt doordat het intermediair verbruik sterk is gestegen ten opzichte van 1999. Door een sterke toename van de niet kaskosten van bedrijfsaard daalt de netto toegevoegde waarde nog meer.

55

Page 56: Thesis Balansanalyse

2.Toegevoegde waarde per werknemer Deze ratio geeft aan hoeveel bruto toegevoegde waarde is gecreëerd per personeelslid. 3.Netto rendabiliteit van het totaal actief De nettorendabiliteit van het totaal actief of het totaal vermogen geeft aan welk resultaat bekomen wordt per 100 euro geïnvesteerd vermogen. De nettorendabiliteit van het totaal van de activa daalt in 2001 aanzien-lijk, zelfs tot onder 0, door de daling van het nettoresultaat. De nettorendabiliteit vertoont een scherpere evolutie want als gevolg van de relatief vaste niet-kaskosten schommelt het nettoresultaat voor financi-ele kosten en voor belastingen meer dan het brutoresultaat. Door de nettorendabiliteit te vergelijken met de brutorendabiliteit kan men de invloed van de niet-kaskosten nagaan. In 2001 hebben de investeringen dus niets opgebracht, het percentage be-droeg – 4,81%, maar in 2003 hebben de investeringen 4,42% opgebracht. 4.Netto rendabiliteit van het EV voor belastingen Deze ratio is vooral interessant voor de financiële hefboom. In 2003 was deze ratio 25,04%, in 2001 heeft men echter een negatief per-centage, namelijk – 28,32%. Dit komt doordat men een nettoverlies heeft. 5.Hefboomcoefficiënt Als de hefboomcofficiënt groter is dan 1, wil dit zeggen dat de aantrekking van het vreemd vermogen een positief effect heeft op de rendabiliteit van het eigen vermogen. Door een positieve hefboomcoëfficiënt kan men meer financieren in vreemd vermogen. Hierdoor daalt wel de solvabiliteit, maar de rendabiliteit gaat aanzienlijk stijgen.

56

Page 57: Thesis Balansanalyse

De hefboomfactor is vooral belangrijk als men nieuwe investeringen wil doen. Zo kan men de nieuwe investeringen onderzoeken en kijken hoe ze gefinancierd moeten worden om zo een maximale winst na te streven. Bij Bloemen NV is de hefboomcoëfficiënt over het algemeen dezelfde en lager dan 1, maar in 2001 heeft men een coëfficiënt die boven 1 ligt.

57

Page 58: Thesis Balansanalyse

BESLUIT Op basis van een aantal jaarrekeningen van het boekjaar 2002 en 2003 heb ik in dit eindwerk een financiële analyse gemaakt van “Bloemen NV”. In het eerste deel van dit eindwerk heb ik een theoretische benadering be-sproken van de belangrijkste puntjes betreffende financiële analyse. Daarna heb ik deze theorie toegepast op de belangrijkste analyses van fi-nanciële analyse. De vermogensstroomanalyse van de jaarrekeningen laat toe een beter beeld te krijgen van de verschillende bronnen en aanwendingen van de onderneming. Uit de ratioanalyse kan men afleiden dat de onderneming in het jaar 2001 een ongezonde onderneming was. De onderneming had een groot verlies ten opzichte van de winsten van de voorbije jaren. Dit is vooral te wijten aan de onderneming zelf. De onderneming heeft normaal 10 miljoen euro nodig om uit de kosten te geraken. In 2001 was de omzet rond de 9 mil-joen euro. Ook moet de onderneming een omzet hebben van 20%. In 2001 heeft men de omzet van 10 miljoen euro niet behaald doordat er te weinig werk was en doordat de kosten sterk overdreven waren. Men had veel te veel personeel en dit personeel bracht te weinig rendement op. Ook had de financiële directeur heb bedrijf helemaal niet in handen. In 2002 begon men met een rechtzetting van het slechte jaar. De omzet was nog steeds lager dan de 10 miljoen euro dat de onderneming nodig had. Men ging heel het directiecomité en de administratie herschikken. Zo ging men verschillende mensen ontslagen en intelligente mensen aanne-men. Ook ging de onderneming meer aandacht besteden aan alternatieve productietechnieken, zoals hoogwaardige materialen. Deze hoogwaardige materialen liet de onderneming toe een grotere bruto winstmarge te creë-ren. Het resultaat zal met de jaren blijven stijgen. In 2002 heeft men een vijftal grote werven binnengehaald die de onderneming tot het jaar 2006 zeker-heid geven over het resultaat.

58

Page 59: Thesis Balansanalyse

BIJLAGEN Bijlage 1: Herwerkte balans en resultatenrekening 60 Bijlage 2: Horizontale en verticale analyse 67 Bijlage 3: Vermogensstroomanalyse 70 Bijlage 4: Neerleggingsbalans boekjaar 2002 74 Bijlage 5: Neerleggingsbalans boekjaar 2003 95 Bijlage 6: Ratioanalyse 118

59

Page 60: Thesis Balansanalyse

Bijlage 1:

Herwerkte balans en resultaten-rekening

60

Page 61: Thesis Balansanalyse

61

Page 62: Thesis Balansanalyse

62

Page 63: Thesis Balansanalyse

63

Page 64: Thesis Balansanalyse

64

Page 65: Thesis Balansanalyse

65

Page 66: Thesis Balansanalyse

66

Page 67: Thesis Balansanalyse

Bijlage 2:

Horizontale en verticale analyse

67

Page 68: Thesis Balansanalyse

HORIZONTALE EN VERTICALE ANALYSE HORIZONTALE ANALYSE ACTIEF Absolute Procentueel 2002 2001 verschil Verschil I. Oprichtingskosten 0,00 0,00 0,00 0,00%II. Immateriële vaste activa 0,00 0,00 0,00 0,00%III. Materiële vaste activa 455.941,54 544.097,92 -88.156,38 -16,20%IV. Financiële vaste activa 202.568,06 74.368,06 128.200,00 172,39%V. Vorderingen op meer dan 1 jaar 0,00 0,00 0,00 0,00%VI. Voorraden 509.594,37 845.523,90 -335.929,53 -39,73%VII. Vorderingen op ten hoogste 1 jaar 2.688.218,81 3.174.007,28 -485.788,47 -15,31%VIII. Geldbeleggingen 0,00 0,00 0,00 0,00%IX. Liquide middelen 171.696,41 288.127,72 -116.431,31 -40,41%X. Overlopende rekeningen 0,00 0,00 0,00 0,00% TOTAAL 4.028.019,19 4.926.124,88 PASSIEF Absolute Procentueel 2002 2001 verschil Verschil I. Kapitaal 945.000,00 945.000,00 0,00 0,00%II. Uitgiftepremies 46.349,17 46.349,17 0,00 0,00%III. Herwaarderingsmeerwaarden 0,00 0,00 0,00 0,00%IV. Reserves 110.806,17 326.269,12 -215.462,95 -66,04%V. Overgedragen winst of verlies 0,00 -294.217,61 294.217,61 -100,00%VI. Kapitaalsubsidies 0,00 0,00 0,00 0,00%VII. Voorzieningen voor risico's en kosten 0,00 0,00 0,00 0,00%VIII. Schulden op meer dan 1 jaar 8.420,94 27.948,46 -19.527,52 -69,87%IX. Schulden op ten hoogste 1 jaar 2.917.442,91 3.874.775,74 -957.332,83 -24,71% TOTAAL 4.028.019,19 4.926.124,88

68

Page 69: Thesis Balansanalyse

VERTICALE ANALYSE 2002 2001I. Oprichtingskosten 0,00% 0,00%II. Immateriële vaste activa 0,00% 0,00%III. Materiële vaste activa 11,32% 11,05%IV. Financiële vaste activa 0,00% 0,00%V. Vorderingen op meer dan 1 jaar 0,00% 0,00%VI. Voorraden 12,65% 17,16%VII. Vorderingen op ten hoogste 1 jaar 66,74% 64,43%VIII. Geldbeleggingen 0,00% 0,00%IX. Liquide middelen 4,26% 5,85%X. Overlopende rekeningen 0,00% 0,00% I. Kapitaal 23,46% 19,18%II. Uitgiftepremies 1,15% 0,94%III. Herwaarderingsmeerwaarden 0,00% 0,00%IV. Reserves 2,75% 6,62%V. Overgedragen winst of verlies 0,00% -5,97%VI. Kapitaalsubsidies 0,00% 0,00%VII. Voorzieningen voor risico's en kosten 0,00% 0,00%VIII. Schulden op meer dan 1 jaar 0,21% 0,57%IX. Schulden op ten hoogste 1 jaar 72,43% 78,66%

69

Page 70: Thesis Balansanalyse

Bijlage 3:

Vermogensstroomanalyse

70

Page 71: Thesis Balansanalyse

71

Page 72: Thesis Balansanalyse

72

Page 73: Thesis Balansanalyse

73

Page 74: Thesis Balansanalyse

Bijlage 4:

Neerleggingsbalans Boekjaar 2002

74

Page 75: Thesis Balansanalyse

75

Page 76: Thesis Balansanalyse

76

Page 77: Thesis Balansanalyse

77

Page 78: Thesis Balansanalyse

78

Page 79: Thesis Balansanalyse

79

Page 80: Thesis Balansanalyse

80

Page 81: Thesis Balansanalyse

81

Page 82: Thesis Balansanalyse

82

Page 83: Thesis Balansanalyse

83

Page 84: Thesis Balansanalyse

84

Page 85: Thesis Balansanalyse

85

Page 86: Thesis Balansanalyse

86

Page 87: Thesis Balansanalyse

87

Page 88: Thesis Balansanalyse

88

Page 89: Thesis Balansanalyse

89

Page 90: Thesis Balansanalyse

90

Page 91: Thesis Balansanalyse

91

Page 92: Thesis Balansanalyse

92

Page 93: Thesis Balansanalyse

93

Page 94: Thesis Balansanalyse

94

Page 95: Thesis Balansanalyse

Bijlage 5:

Neerleggingsbalans Boekjaar 2003

95

Page 96: Thesis Balansanalyse

96

Page 97: Thesis Balansanalyse

97

Page 98: Thesis Balansanalyse

98

Page 99: Thesis Balansanalyse

99

Page 100: Thesis Balansanalyse

100

Page 101: Thesis Balansanalyse

101

Page 102: Thesis Balansanalyse

102

Page 103: Thesis Balansanalyse

103

Page 104: Thesis Balansanalyse

104

Page 105: Thesis Balansanalyse

105

Page 106: Thesis Balansanalyse

106

Page 107: Thesis Balansanalyse

107

Page 108: Thesis Balansanalyse

108

Page 109: Thesis Balansanalyse

109

Page 110: Thesis Balansanalyse

110

Page 111: Thesis Balansanalyse

111

Page 112: Thesis Balansanalyse

112

Page 113: Thesis Balansanalyse

113

Page 114: Thesis Balansanalyse

114

Page 115: Thesis Balansanalyse

115

Page 116: Thesis Balansanalyse

116

Page 117: Thesis Balansanalyse

117

Page 118: Thesis Balansanalyse

Bijlage 6:

Ratioanalyse

118

Page 119: Thesis Balansanalyse

119

Page 120: Thesis Balansanalyse

120

Page 121: Thesis Balansanalyse

121

Page 122: Thesis Balansanalyse

122

Page 123: Thesis Balansanalyse

123

Page 124: Thesis Balansanalyse

124

Page 125: Thesis Balansanalyse

125

Page 126: Thesis Balansanalyse

126

Page 127: Thesis Balansanalyse

127

Page 128: Thesis Balansanalyse

128

Page 129: Thesis Balansanalyse

129

Page 130: Thesis Balansanalyse

130

Page 131: Thesis Balansanalyse

131

Page 132: Thesis Balansanalyse

132

Page 133: Thesis Balansanalyse

133

Page 134: Thesis Balansanalyse

134

Page 135: Thesis Balansanalyse

135

Page 136: Thesis Balansanalyse

136

Page 137: Thesis Balansanalyse

137

Page 138: Thesis Balansanalyse

138

Page 139: Thesis Balansanalyse

139

Page 140: Thesis Balansanalyse

140

Page 141: Thesis Balansanalyse

141

Page 142: Thesis Balansanalyse

142

Page 143: Thesis Balansanalyse

143

Page 144: Thesis Balansanalyse

144

Page 145: Thesis Balansanalyse

145

Page 146: Thesis Balansanalyse

146

Page 147: Thesis Balansanalyse

147

Page 148: Thesis Balansanalyse

BIBLIOGRAFIE OOGHE, H., 1997. Bedrijfsfinanciering. Inleiding en theorie, Diegem, Ced. samson, 459 p. OOGHE H. en VAN WYMEERSCH C., 2003, Handboek financiële analyse van de onderneming. Deel 1, Antwerpen, Intersentia, 469 p. OOGHE H. en VAN WYMEERSCH C., 2003, Handboek financiële analyse van de onderneming. Deel 2, Antwerpen, Intersentia, 161 p. LIECKENS C., 2002-2003, Financiële analyse en consolidatie, Niet-gepubliceerde cursus, Geel, Katholieke Hogeschool Kempen, 74 p. OOGHE H. en VAN WYMEERSCH C.,1998, Financiële analyse in de prak-tijk. Diegem, Ced.samson-Kluwer, 116 p. Tijdnet, 2002. De klassieke ratio’s: liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit. http://www.tijd.be/print/?Id=544464&AgencyId=6http://www.tijd.be/print/?Id=544464&AgencyId=6 BRJV, 1998. Gezond bedrijf door actieve financiële opvolging. http://www.brjv.be/gezond.htmhttp://www.brjv.be/gezond.htm

148