THERMOREGULATIE VAN DE HERSENEN BIJ HET PAARD · 2012. 12. 5. · mechanisme om de hersenen af te...
Transcript of THERMOREGULATIE VAN DE HERSENEN BIJ HET PAARD · 2012. 12. 5. · mechanisme om de hersenen af te...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT DIERGENEESKUNDE
Academiejaar 2011-2012
THERMOREGULATIE VAN DE HERSENEN BIJ HET PAARD
door
Véronique VAN VOSSEL
Promotor: Prof. Dr. P. Simoens Literatuurstudie in het kader
Medepromotor: Drs. Marjan Doom van de Masterproef
Auteursrecht
De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar
te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht,
in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen
van gegevens uit deze studie.
Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en). Het
auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft
benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de
individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren.
De auteur en de promotor(en) zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele
doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn.
Voorwoord
De thermoregulatie van de hersenen bij het paard door Véronique Van Vossel, studente
Diergeneeskunde tweede master aan de Universiteit Gent, faculteit Diergeneeskunde in Merelbeke.
Door onvoorziene omstandigheden had ik geen onderwerp meer om aan het eerste deel van de
Masterproef te kunnen beginnen. Ik ben raad gaan vragen bij Professor Dr. Paul Simoens om een
nieuw onderwerp en een nieuwe promotor te zoeken. Hij bood me direct hulp aan en ik kreeg de
mogelijkheid om over dit onderwerp een literatuurstudie te maken. Bij dezen wil ik mijn promotor met
het grootste respect bedanken om mij de kans en de vrijheid te geven dit onderwerp te mogen
uitwerken als literatuurstudie. Zijn kennis, inzichten, helpende hand, richtinggevende informatie en zijn
motivatie hebben me zeer goed geholpen om de literatuurstudie tot een goed einde te kunnen
brengen en mijn interesse voor het paard en kennis over het paard verder uit te breiden. Tot slot wil ik
mijn partner, vrienden en medestudenten bedanken om mij te steunen en te blijven motiveren.
Inhoudsopgave
SAMENVATTING ................................................................................................................................ p. 1
INLEIDING ........................................................................................................................................... p. 2
LITERATUURSTUDIE ......................................................................................................................... p. 4
1. Anatomische structuren voor de thermoregulatie van de hersenen ............................................... p. 4
1.1. Arteriële structuren ................................................................................................................... p. 4
1.1.1. Circulus arteriosus cerebri (Cirkel van Willis) .................................................................... p. 4
1.1.2. Het rete mirabile ................................................................................................................ p. 5
1.2. Veneuze structuren .................................................................................................................. p. 6
1.3. Oppervlakte-structuren ............................................................................................................. p. 6
1.3.1. De huid .............................................................................................................................. p. 6
1.3.2. Slijmvliezen ........................................................................................................................ p. 7
1.4. De luchtzakken ......................................................................................................................... p. 7
1.4.1. Anatomische lokalisatie ..................................................................................................... p. 7
1.4.2. Het ostium pharyngeum tubae auditivae ........................................................................... p. 8
2. Fysiologie van de thermoregulatie van de hersenen ...................................................................... p. 9
2.1. De rete-strategie ....................................................................................................................... p. 9
2.2. De non-rete directe warmtetransfer ........................................................................................ p. 10
2.3. De non-rete perfusie van de durale veneuze sinussen .......................................................... p. 10
3. Thermoregulatie van de hersenen bij het paard ........................................................................... p. 12
3.1. De eerste hypothese: Thermoregulatie via de luchtzakken ................................................... p. 12
3.2. De tweede hypothese: Thermoregulatie via een ander mechanisme dan de luchtzakken .... p. 13
3.3. De derde hypothese: Thermoregulatie via de sinus cavernosus ........................................... p. 14
3.4. De vierde hypothese: Thermoregulatie via de combinatie van de anatomische structuren .. p. 16
BESPREKING ................................................................................................................................... p. 17
REFERENTIELIJST .......................................................................................................................... p. 18
BIJLAGEN ......................................................................................................................................... p. 20
Bijlage I: Figuren van de vascularisatie van het hoofd .................................................................. p. 20
Bijlage II: Figuren van de luchtzakken ........................................................................................... p. 22
Bijlage III: De eerste hypothese versus de tweede hypothese ..................................................... p. 25
1
Samenvatting
Thermoregulatie van de hersenen is noodzakelijk voor alle diersoorten en in het bijzonder voor
atletische species, aangezien de hersenen irreversibel beschadigd zouden kunnen worden door
hyperthermie. Bij de verschillende species onderkent men verschillende anatomische structuren die
belangrijk zijn voor de thermoregulatie. Zo maakt men onder andere een onderscheid tussen species
met en species zonder een rete mirabile (wondernet). Bij het paard, een species zonder een rete
mirabile, is het nog onduidelijk hoe de thermoregulatie van de hersenen wordt bewerkstelligd. Het
paard beschikt niet over de thermoregulatorische aanpassingen die aanwezig zijn bij andere species.
In deze literatuurstudie worden verschillende hypothesen aangehaald op basis van de bevindingen
van de verschillende auteurs. De eerste hypothese betreft de cruciale rol van de luchtzakken inzake
de afkoeling van de arteria carotis interna en dus van de hersenen. Een tweede hypothese is dat de
luchtzakken op zich onvoldoende zijn en dat selectieve thermoregulatie van de hersenen (Selective
brain cooling) bij het paard niet optreedt. Een derde hypothese omvat de functie van de sinus
cavernosus, dat nauw geassocieerd is met de bovenste luchtwegen, als voornaamste
thermoregulerende anatomische structuur. Als vierde en laatste hypothese wordt aangehaald dat al
deze anatomische structuren individueel onvoldoende zijn om de hersenen af te koelen en dat het dus
een combinatie van die verschillende structuren zou moeten zijn. Aanvullend aan de vierde hypothese
is de mogelijkheid bij het paard om te zweten net zoals bij de mens.
Sleutelwoorden: Luchtzakken – Paard – Selectieve thermoregulatie van de hersenen – Sinus
cavernosus – Rete mirabile
2
Inleiding
Selectieve thermoregulatie van de hersenen (Selective brain cooling) wordt gedefinieerd als het lokaal
of algemeen verlagen van de temperatuur ter hoogte van de hersenen onder de arteriële
bloedtemperatuur (Baptiste, 1998).
Thermoregulatie is noodzakelijk want het centrale zenuwstelsel en de hersenen in het bijzonder
blijken gevoelig te zijn aan hitte, zodat de metabolische warmteproductie gedurende arbeid op een
adequate manier dient afgedreven te worden (Hodgson et al., 1993; McConaghy et al., 1995). Het is
dus noodzakelijk om irreversibele schade van de hersenen door hyperthermie te voorkomen
(Hodgson et al., 1993; Baptiste et al., 2000). Toch betwijfelen Jessen (2001) en Mitchell et al. (2006)
zowel de stelling dat de hersenen gevoeliger zijn aan hittestress in vergelijking met andere weefsels
als de protectieve functie van de selectieve thermoregulatie, aangezien hier nog geen bewijs is voor
gevonden.
Er zijn verschillende anatomische structuren van belang bij de thermoregulatie: arteriële structuren (in
casu het rete mirabile), veneuze structuren (in casu de sinus cavernosus) en oppervlakten die in
contact zijn met de omgevende lucht. Het betreft enerzijds de huid bij species die afhankelijk zijn van
zweten zoals de mens, de baviaan en het paard (McConaghy et al., 1996). Anderzijds bepaalde
slijmvliezen zoals de neus, de trachea, de tong bij species die hijgen (in casu de hond en het schaap)
en in het bijzonder de luchtzakken van het paard (McConaghy et al., 1996). De anatomische
structuren zullen verder in de literatuurstudie besproken worden.
Er zijn drie fysiologische mechanismen erkend voor selectieve thermoregulatie van de hersenen
(Selective brain cooling) bij zoogdieren (Baptiste, 1998): Ten eerste “de rete strategie”. Countercurrent
heat exchange of warmte-uitwisseling vindt plaats tussen het warme arteriële bloed van het rete
mirabile (de anatomische warmte-uitwisselaar) en het koude veneuze bloed afkomstig van de nasale
mucosa. Het toepassen van “de rete strategie” wordt beschreven bij evenhoevige dieren en bij
bepaalde carnivoren die hijgen gebruiken als mechanisme voor warmteafvoer (Baptiste, 1998).
Ten tweede “de non-rete directe warmtetransfer” tussen de hersenen en de sinus cavernosus, waarbij
de sinus gekoeld veneus bloed ontvangt vanuit de nasale mucosa. Dit wordt beschreven bij konijnen,
die kunnen hijgen, en bij cavia’s (Baptiste, 1998).
Ten derde “de non-rete perfusie van de durale veneuze sinussen” met gekoeld veneus bloed
afkomstig van de hoofdhuid vanuit kleinere venen. Deze strategie is aangetoond bij de mens
(Baptiste, 1998).
Het paard beschikt over wonderbaarlijke atletische capaciteiten. Die capaciteiten vereisen
verschillende anatomische aanpassingen, zodat het lichaam hiervoor kan blijven compenseren.
Volgens Hodgson et al. (1993) en Baptiste et al. (2000) is één van deze aanpassingen het afkoelen
van de hersenen gedurende een inspanning.
3
Het is nog onduidelijk hoe het paard de thermoregulatie van de hersenen uitvoert, aangezien het niet
beschikt over een rete mirabile ondanks zijn atletische eigenschappen. Er is dus geen rete mirabile, er
is ontwikkeling van hoge lichaamstemperaturen tijdens inspanning en toch zijn er geen klinisch
waarneembare neurologische symptomen (Mitchell et al., 2006). Men zou verwachten dat het
mechanisme om de hersenen af te koelen hetzelfde zou zijn als bij het konijn en de cavia, in casu “de
non-rete directe warmtetransfer” (Baptiste, 1998). Het paard beschikt echter wel over een unieke
anatomische organisatie van de arteria carotis interna die, samen met de ongepaarde arteria basilaris,
de hersenen bevloeit.
Verder tonen de studies van onder andere McConaghy et al. (1995), Baptiste (1998) en Baptiste et al.
(2000) aan dat het paard de luchtzakken in belangrijke mate gebruikt om de arteria carotis interna
tijdens inspanning af te koelen en als dusdanig oververhitting van de hersenen te voorkomen. Zowel
de linker als de rechter arteria carotis interna is omgeven door de luchtzakken.
Daarnaast beschrijft de studie van McConaghy et al. (1995) de rol van de sinus cavernosus en de
bovenste luchtwegen in de selectieve thermoregulatie van de hersenen. Het echte hijgen zoals bij de
hond en het schaap is niet beschreven bij het paard, maar de afhankelijkheid van het respiratoir
systeem voor warmteafvoer (Hodgson et al., 1993) en selectieve thermoregulatie van de hersenen
(McConaghy et al., 1995) staat vast (McConaghy et al., 1996). McConaghy et al. (1996) spreken over
een atypische vorm van hijgen, omdat er wel een verhoogde bloedvloei naar de neus is, maar niet
naar de tong zoals bij de hond.
Tot slot zouden de mens en het paard de enige gekende species zijn die het zweten gebruiken als
warmteafvoer (McConaghy et al., 1996). Het paard is een interessant vergelijkend model voor de
thermoregulatorische mechanismen bij de mens. Beide bezitten de eigenschap zware inspanningen
uit te voeren en te zweten, ze hebben geen rete mirabile en ze worden beiden beschouwd als een
niet-hijgende species (Hodgson, 1998).
4
Literatuurstudie
1. ANATOMISCHE STUCTUREN VOOR DE THERMOREGULATIE VAN DE HERSENEN
1.1. ARTERIËLE STRUCTUREN
1.1.1. Circulus arteriosus cerebri (Cirkel van Willis)
De arteriële vascularisatie van de hersenen wordt bij de hond en bij het paard (Orr et al, 1983)
hoofdzakelijk gerealiseerd door de linker en de rechter arteria carotis interna en door de
ongepaarde arteria basilaris. De arteria maxillaris, die de verderzetting is van de arteria carotis
externa, draagt bij het paard niet bij tot de vascularisatie van de hersenen. Dit is in
tegenstelling tot de herkauwers, het varken en de kat. Bij deze diersoorten regresseren de
extracraniale segmenten van de gepaarde arteria carotis interna kort na de geboorte en de
intracraniale segmenten zijn verbonden met het rete mirabile. Dit complexe arteriële netwerk,
dat later zal besproken worden, wordt hoofdzakelijk gerealiseerd door de aftakkingen van de
arteria maxillaris (Simoens en Lauwers, 1987; Simoens et al., 1987; König en Liebich, 2009).
De arteria carotis interna bij het paard en bij de hond en de arteria carotis cerebralis bij andere
diersoorten dringen doorheen de dura mater ter hoogte van het diaphragma sellae. Daar
wordt er een ring gevormd rond het infundibulum ventraal van de hypothalamus. Deze ring
wordt de circulus arteriosus cerebri (de cirkel van Willis) genoemd. De ring is volledig gesloten
bij de hond, terwijl bij andere diersoorten, waaronder het paard, de ring rostraal open blijft. De
arteria vertebralis, die anastomoseert met de arteria occipitalis, loopt via de arteria basilaris
caudaal uit in de circulus arteriosus cerebri (König en Liebich, 2009; Simoens, 2012).
Vervolgens loopt de arteria carotis interna bij het paard, na aftakking uit de arteria carotis
communis, mediaal van de arteria occipitalis. Daarna loopt ze in rostrale en dorsale richting
naar de schedelbasis. Er zijn geen andere hoofdtakken naar de hersenen die ontspringen uit
de arteria carotis interna tussen haar origo (de arteria carotis communis) en haar intrede in de
schedel, behalve de arteria intercarotica caudalis (Orr et al., 1983; Simoens et al., 1987; König
en Liebich, 2009; Wissdorf et al., 2010).
Na passage doorheen het foramen lacerum, via de incisura carotica, loopt ze uit in de sinus
cavernosus. De sinus cavernosus behoort tot het ventrale systeem van de sinus durae matris
(de durale veneuze sinussen). Op dit niveau neemt de arteria carotis interna een op een sifon
gelijkende positie aan bestaande uit meerdere lussen, waarbij ze omringd wordt door veneus
bloed. Bij andere diersoorten is de oppervlaktevergroting meer uitgesproken en wordt het een
rete mirabile genoemd. De arteria carotis interna communiceert via de arteria intercarotica
caudalis met de contralaterale arteria carotis interna binnenin de sinus cavernosus (Orr et al.,
1983; Simoens et al., 1987; König en Liebich, 2009; Wissdorf et al., 2010).
5
Uit de cirkel van Willis en de arteria basilaris vertakken alle andere cerebrale arteries: a.
cerebri rostralis, a. cerebri media, a. cerebri caudalis, a. cerebelli rostralis en a. cerebelli
caudalis (König en Liebich, 2009; Wissdorf et al., 2010; Simoens, 2012). (cf. Bijlage I: Fig. 1)
1.1.2. Het rete mirabile
De eerste beschrijving van Herofilos over een intracraniaal rete mirabile bij het schaap dateert
uit de derde eeuw voor Christus. Vijf eeuwen later toonde Galenus dergelijk vaatkluwen aan
bij het rund. De bevindingen van Galenus waren uitsluitend gebaseerd op waarnemingen bij
dieren en werden zonder meer geëxtrapoleerd naar de mens. In de 16de
eeuw bewees
Vesalius dat het wondernet aan de hersenbasis wel aanwezig is bij zoogdieren, maar niet bij
de mens (Simoens en Lauwers, 1987; Simoens et al., 1987).
Het rete mirabile is een zeer gemodificeerde arteriële structuur tussen de oorsprong van de
arteria carotis interna en de circulus arteriosus cerebri. Het is een compact netwerk van kleine
arteriën, met talrijke onderlinge anastomosen, dat op het verloop van een arterie gelegen is.
De arterie splitst abrupt op in een groot aantal takken, die weer samenvloeien, vooraleer ze in
de capillairen eindigt (Simoens en Lauwers, 1987; Simoens et al., 1987; König en Liebich,
2009). Men onderkent vier verschillende types: Het bipolaire type, die het meest voorkomt, het
fasciculaire type, het glomerulaire type en het zeldzame unipolaire type (Simoens en Lauwers,
1987; Simoens et al., 1987). (cf. Bijlage I: Fig. 2)
Het rete mirabile komt voor in diverse organen, bij allerlei diersoorten die leven in
verschillende biotopen met uiteenlopende levenswijzen en voedingsgewoonten. Men heeft ze
aangetroffen bij sommige vissen en vogels, die een rete mirabile ophthalmicum hebben, en bij
talrijke zoogdieren zoals buideldieren, gras- en vleeseters, luiaards, miereneters, dolfijnen en
walvissen (Simoens en Lauwers, 1987; Simoens et al., 1987).
De herkauwers, het varken en de kat beschikken over een intracraniaal rete mirabile. Bij de
herkauwers en bij de kat is het extracraniaal segement van de arteria carotis interna
geoblitereerd en rudimentair geworden. Het intracraniaal segment, dat aansluit op de circulus
arteriosus cerebri, vormt een anastomose met de arteria maxillaris. Dit wordt omgeven door
een compact rete mirabile arteria maxillaris dat bij de kat extracraniaal en bij de herkauwers
echter intracraniaal binnenin de sinus cavernosus is gelegen. Dit wordt bij de herkauwers het
rete mirabile epidurale rostrale genoemd (Simoens et al., 1987).
Bij het varken regresseert het middelste segment van de arteria carotis interna tijdens de
foetale ontwikkeling. Het wordt vervangen door een secundaire tak die ontstaat vanuit de
proximale stam van de arteria carotis interna en die zich opdeelt in een groot rete mirabile
epidurale rostrale. Uit dit rete ontstaat het intracraniaal segment van de arteria carotis interna.
6
Het varken bezit ook een rete mirabile epidurale caudale dat geen directe verbinding heeft met
het rostrale wondernet (Simoens et al., 1987).
De arteria carotis interna oblitereert bij de hond niet en ontvangt intracraniale anastomosen
van de arteria maxillaris. In dit geval wordt er een rete arteriosum gevormd (Simoens et al.,
1987). Over de naam van dit vaatpatroon is er onenigheid tussen verschillende auteurs.
Bepaalde auteurs identificeren het als een arterieel rete, terwijl anderen (Jessen, 2001)
spreken van een rudimentair rete mirabile. Simoens et al. (1987) stellen dat, aangezien het
arteriële netwerk bij de hond altijd vrij losmazig is, het geen rete mirabile mag genoemd
worden. Echter is de toevallige aanwezigheid ervan heel interessant vanuit een vergelijkend
standpunt, omdat de betrokken bloedvaten bij andere diersoorten wel een compact rete
mirabile vormen. (cf. Bijlage I: Fig. 3)
1.2. VENEUZE STRUCTUREN
De venen van de hersenen kunnen gegroepeerd worden in dorsale, basale en inwendige
venen. Ze bevatten geen kleppen en lopen onafhankelijk van de arteries voor ze de kleploze
sinus durae matris (de durale veneuze sinussen) bereiken. De sinussen, die omgeven zijn
door de dura mater, worden opgedeeld in een dorsaal en een ventraal systeem (König en
Liebich, 2009; Budras et al., 2010). Bij het paard zijn deze twee systemen niet met elkaar
verbonden (Budras et al., 2010; Wissdorf et al., 2010). De sinus sagittalis in het dorsale
systeem splitst caudaal in een rechter en een linker sinus transversus, die in het
membraneuze tentorium cerebelli gelegen zijn. De linker en rechter sinus transversus zijn met
elkaar verbonden door een communicerende sinus in het beenderige tentorium cerebelli
(Budras et al., 2010).
Het ventrale of basilaire systeem draineert het ventraal gedeelte van de hersenen en
bepaalde delen van het gezicht, de orbita en de nasale holte. Het bestaat uit de sinus
cavernosus, die de hypofyse omgeeft en nauw geassocieerd is met het distale sigmoïdale
uiteinde van de arteria carotis interna bij het paard of respectievelijk de retia mirabilia bij
andere diersoorten. Aangezien de arteria carotis interna omgeven is door het veneuze bloed
van de sinus cavernosus, dat gekoeld veneus bloed ontvangt vanuit onder andere de nasale
mucosa, kan de arteriële bloedvloei naar de hersenen gekoeld worden (König en Liebich,
2009).
1.3. OPPERVLAKTE-STRUCTUREN
1.3.1. De huid
Het cardiovasculair systeem staat centraal bij de fysiologische respons op warmteblootstelling
en controleert de hoeveelheid warmte tussen de lichaamskern en de oppervlakkige weefsels.
De primaire respons die optreedt bij warmteblootstelling is een toename van de bloedvloei
7
naar de weefsels die belangrijk zijn voor de warmteafvoer (McConaghy et al., 1996). Het
betreft enerzijds de huid anderzijds de slijmvliezen (McConaghy et al., 1996).
De huid is van belang voor de thermoregulatie zowel door de aanwezigheid van een variabele
hoeveelheid zweetklieren bij de verschillende species als door de mate van beharing.
1.3.2. Slijmvliezen
Oppervlakkige cutane en mucosale gebieden die in contact staan met de omgevende lucht,
zoals de neus, de trachea, de tong en de hoornen, spelen een rol bij de thermoregulatie van
de hersenen. De veneuze sinussen ontvangen dus niet alleen bloed vanuit de hersenen, maar
ook vanuit deze gebieden. De venen aanwezig in de hoornen worden gekoeld door de
omgevende lucht, terwijl de orale en de nasale mucosale venen gekoeld worden door het
hijgen bij een inspanning of wanneer het dier zich in een warme omgeving bevindt (Simoens
en Lauwers, 1987; Simoens et al., 1987). Dit zal verder besproken worden in deel twee van de
literatuurstudie.
Tot slot in het bijzonder de luchtzakken bij het paard, die zowel een anatomisch, een klinisch
als een chirurgisch belang hebben. Hun exacte functie is nog niet volledig achterhaald en zal
later in de literatuurstudie besproken worden.
1.4. DE LUCHTZAKKEN
1.4.1. Anatomische lokalisatie
De luchtzakken zijn gepaarde, met lucht-gevulde, mucus-secreterende divertikels van de buis
van Eustachius (diverticulum tubae auditivae), die elk 300 tot 600ml lucht bevatten. Ze worden
aangetroffen bij Perissodactyla en Tapiridae, bepaalde knaagdieren en lagomorphen,
vleermuizen en neushoorns. Tevens zijn ze vatbaar voor potentieel levensbedreigende
bacteriële infecties en schimmelinfecties (Baptiste, 1998; Baptiste et al., 2000; Mitchell et al.,
2006; Alsafy et al., 2008).
De linker en de rechter luchtzak zijn mediaal van elkaar gescheiden door de vergroeide
wanden van hun mediale compartimenten, vergelijkbaar met een membraneus septum.
Dorsaal worden ze begrensd door de m. longus capitis en de m. rectus capitis ventralis. Het
os stylohyoideum wordt door de luchtzak van mediaal uit omgrepen, zodat de laterale zijwand
van de luchtzak door het tongbeen ingestulpt wordt. Dit resulteert in een onvolledige verdeling
van de luchtzakken in een wijd mediaal compartiment en een smal lateraal compartiment
(Alsafy et al., 2008; Simoens, 2012).
De luchtzakken zijn gelokaliseerd in de parotisstreek, ventraal van de basis van de schedel en
de atlas. Zij hebben nauw contact met verschillende structuren: rostraal met het os
sphenoidale, ventraal met de pharynx en de oesophagus en caudaal met het atlantoaxiale
gewricht. Lateraal worden ze bedekt door de musculus pterygoideus lateralis en medialis, de
8
parotis en de mandibulaire speekselklieren. Verder is er contact met de retropharyngeale
lymfeknopen die gekoloniseerd kunnen worden door Streptococcus equi subspecies equi
(Alsafy et al., 2008). (cf. Bijlage II: Fig. 4)
Ter hoogte van de caudale rand van het mediale compartiment bevindt zich de arteria carotis
communis, die vertakt in de arteria carotis externa, de arteria occipitalis en de arteria carotis
interna. De arteria carotis externa, die uitloopt in de arteria maxillaris, loopt langs de wand van
het laterale compartiment van de luchtzak. De arteria occipitalis levert indirect een bijdrage
aan de bloedvoorziening van de hersenen door middel van een anastomose naar de arteria
vertebralis. Deze laatste loopt uit in de arteria basilaris en vormt zo een aanvulling op de
bloedvoorziening van het cerebellum. De arteria carotis interna volgt de caudale rand van de
luchtzak richting de schedelbasis en samen met de nervus glossopharyngeus, de nervus
vagus, de nervus hypoglossus en het ganglion cervicale craniale vormt het een mucosale
plooi, die kan geobserveerd worden via endoscopie (König en Liebich, 2009; Wissdorf et al.,
2010). (cf. Bijlage II: Fig. 5)
1.4.2. Het ostium pharyngeum tubae auditivae
Het ostium pharyngeum tubae auditivae is een spleetvormige toegang naar de tuba auditiva
en bevindt zich in de zijwand van de nasopharynx, onmiddellijk caudaal van het einde van de
ventrale neusgang en ter hoogte van de laterale ooghoek. De opening wordt van caudaal uit
bedekt door een kraakbenige klep die normaal gesloten is. Tijdens het slikken wordt die
kraakbenige klep naar rostromediaal geopend door hoofdzakelijk de musculus
pterygopharyngeus in combinatie met de musculi tensor en levator veli palatini. De musculus
pterygoharyngeus heeft als oorsprong de crista pterygoidea. In de raphe pharyngis, die
caudaal ligt van de kraakbeenklep, verenigt de spier zich met deze van de andere kant
(Budras et al., 2010; Wissdorf et al., 2010; Simoens, 2012).
De musculus tensor veli palatini wordt ondersteund door de musculus levator veli palatini, die
langs de laterale wand van de opening van de tuba naar rostroventraal loopt, dan rond de
hamulus pterygoideus omslaat in de richting van het mediaan vlak en zich in het zacht
gehemelte verbindt met de musculus levator veli palatini van de andere kant (Budras et al.,
2010; Wissdorf et al., 2010).
Tijdens het slikken ondergaan de luchtzakken, naar aanleiding van aanzienlijke topografische
veranderingen in de pharyngeale regio, morfologische veranderingen die leiden tot ventilatie.
Het ostium is belangrijk, omdat via deze opening de luchtzakken kunnen bereikt worden
(Budras et al., 2010; Wissdorf et al., 2010; Simoens, 2012). Het verband van het ostium met
de thermoregulerende functie van de luchtzakken, zal besproken worden in deel drie van de
literatuurstudie. (cf. Bijlage II: Fig. 6 A-B-C-D)
9
2. FYSIOLOGIE VAN DE THERMOREGULATIE VAN DE HERSENEN
2.1. DE RETE-STRATEGIE
In de eerste plaats heeft het rete mirabile een mechanische functie. Het arteriële bloed dat
naar de hersenen stroomt, wordt ter hoogte van het rete mirabile verdeeld over een groot
aantal fijne bloedvaatjes. De bloedstroom zal daardoor vertragen en de arteriële pulsatie wordt
gedempt (Simoens en Lauwers, 1987; Simoens et al., 1987; König en Liebich, 2009; Wissdorf
et al., 2010).
Daarnaast heeft het rete mirabile als tweede functie selectieve thermoregulatie van de
hersenen. Deze vorm van vasculaire thermoregulatie is vergelijkbaar met de thermoregulatie
van de testis bij de meeste zoogdieren. Men spreekt van een “countercurrent heat exchange”
tussen de arteria testicularis en de plexus pampiniformis (Simoens en Lauwers, 1987;
Simoens et al., 1987; König en Liebich, 2009; Wissdorf et al., 2010).
Het warme arteriële bloed bestemd voor de hersenen loopt ter hoogte van het rete mirabile
doorheen de veneuze sinussen. De veneuze sinussen ontvangen niet alleen bloed van de
hersenen, maar ook van koelere oppervlakkige cutane en mucosale gebieden (Simoens en
Lauwers, 1987; Simoens et al., 1987).
Aldus is er wederkerige warmte-uitwisseling mogelijk (countercurrent heat exchange) tussen
het warme arteriële bloed in het rete mirabile en het koude veneuze bloed in de veneuze
sinussen. Het proces is zeer efficiënt wegens het nauwe contact dat er bestaat tussen het rete
mirabile en de veneuze sinussen, door de tegengestelde stroming van het bloed in deze twee
complexen en door de oppervlaktevergroting van de arteriën in het rete mirabile. Daardoor zal
het arteriële bloed dat de hersenen bereikt al afgekoeld zijn, waardoor er ter hoogte van de
hersenen een lagere temperatuur aanwezig is dan in de rest van het lichaam (Simoens en
Lauwers, 1987; Simoens et al., 1987; Jessen, 2001).
Species die een rete mirabile bezitten, in casu de herkauwers, het varken en in bepaalde mate
de kat, zouden effectiever de hersenen kunnen thermoreguleren en ze effectiever kunnen
beschermen tegen schade door hyperthermie, voornamelijk tijdens een inspanning (Baptiste,
1998).
De studie van Baker en Hayward (1968) heeft bij het schaap een veneuze retour aangetoond
van de nasale mucosa naar de sinus cavernosus. Het veneuze bloed, dat terugkeert van de
nasale mucosa en hoofdhuid, loopt naar de sinus cavernosus en koelt het arteriële bloed in
het rete mirabile (countercurrent heat exchange). Dit is belangrijk voor het behoud van de
hypothalamische temperatuur in wol-bedekte, langneuzige, hijgende schapen en heeft
ongetwijfeld een effect op de hypothalamische receptoren en op de regulatie van de
temperatuur bij evenhoevigen. Het schaap maakt voornamelijk gebruik van het hijgen om
warmte af te voeren en blijkt het meest tolerant te kunnen zijn voor hoge
omgevingstemperaturen ten opzichte van andere species. De factoren die verantwoordelijk
10
zijn voor het hijgen en de resistentie aan hyperthermie zijn onvolledig gekend (Baker en
Hayward, 1968).
De selectieve thermoregulatie van de hersenen bij species met een rete mirabile via de vena
angularis oculi (eerste route) geldt wanneer de dieren in rust of in een matige hyperthemie
zijn. In geval van hyperthermie bij zware arbeid zal de veneuze retour vanuit de neus via de
vena facialis direct teruglopen naar de vena jugularis (tweede route) waarbij de sinus
cavernosus wordt omzeild. Daardoor wordt de afkoeling van de hersenen onderdrukt. Dit is
onverenigbaar met de veronderstelling dat het doel van selectieve thermoregulatie het
beschermen van de hersenen is tegen hyperthermie (Jessen, 2001).
2.2. DE NON-RETE DIRECTE WARMTETRANSFER
De non-rete directe warmtetransfer kan gedefinieerd worden als de manier waarop species
zonder een rete mirabile hun hersenen kunnen thermoreguleren door warmte-uitwisseling
tussen de sinus cavernosus en de hersenen. Hierbij ontvangt de sinus cavernosus gekoeld
veneus bloed vanuit de nasale mucosa (Baptiste, 1998).
Zoals al is aangehaald in deel één, is er tussen de verschillende auteurs een meningsverschil
over het al dan niet aanwezig zijn van een rete mirabile bij de hond. Uitgaande van het feit dat
de hond geen rete mirabile, maar een rete arteriosum bezit, is aangetoond dat het
mechanisme van afkoeling van de hersenen gelijkaardig verloopt aan dat van het rete mirabile
bij andere species. Weliswaar op een lager niveau (Simoens en Lauwers, 1987; Simoens et
al., 1987; McConaghy et al., 1996; Jessen, 2001).
Hijgen, als manier om warmte af te geven, is vooral beschreven bij de hond, het schaap en
het konijn (McConaghy et al., 1996; Jessen et al., 2001). McConaghy et al. (1996) heeft
aangetoond dat er een verhoogde bloedvloei optreedt naar de nasobuccale en respiratoire
spieren om via hijgen warmte te kunnen afgeven.
Daarnaast is er bij de hond een tweede conductieve component, namelijk de sinus
cavernosus, die nauw contact heeft met de hersenbasis en waarschijnlijk de bron is van
ongereguleerde lokale, directe koeling van de hersenstam (Simoens en Lauwers, 1987;
Simoens et al., 1987; McConaghy et al., 1996; Jessen, 2001).
2.3. DE NON-RETE PERFUSIE VAN DE DURALE VENEUZE SINUSSEN
De non-rete perfusie van de durale veneuze sinussen wordt gedefinieerd als de veneuze
retour van de kleine venen van de hoofdhuid naar de durale veneuze sinussen. Dit proces is
beschreven bij de mens (Baptiste, 1998).
11
Over de eeuwen heen werd lange tijd gedacht dat de mens beschikte over een cerebraal rete
mirabile. Vesalius en andere wetenschappers hadden bewezen dat deze arteriële structuur bij
de mens afwezig was. Recent wordt de term retia mirabilia terug gebruikt bij de mens, maar
“er zijn belangrijke ontogenetische en anatomische verschillen om als een waar rete mirabile
aangeduid te worden” (Simoens et al., 1987).
Daarnaast vermelden McConaghy et al. (1996) dat naast het paard, de mens het enige
andere gekende species is die het zweten als warmteafvoer gebruikt. De hond en de
herkauwers bezitten relatief weinig zweetklieren en zijn dus afhankelijk van andere
thermoregulatorische mechanismen (McConaghy et al., 1996). De mens bezit de capaciteit
om ter hoogte van de huid een maximale vasodilatatie te bereiken bij toename van de
lichaamstemperatuur, dat het resultaat is van een uniek actief vasodilatorisch mechanisme.
Het is niet uitgesloten dat er ook een vasoconstrictorisch mechanisme aanwezig is
(McConaghy et al., 1996).
Het schraal behaarde gezicht van de mens is ideaal voor warmte-uitwisseling, aangezien het
rijkelijk gevasculariseerd is, een hoge zweetratio vertoont en beter dan andere structuren
wordt blootgesteld aan de omgevende lucht (Cabanac en Caputa, 1979). Het lokale effect van
faciale koeling op de hersenen tijdens exogene of endogene hittestress is vergelijkbaar met
het lokale effect van evaporatie ter hoogte van de bovenste luchtwegen bij hijgende
diersoorten, waarbij een rete mirabile zorgt voor de lokale koeling van het arteriële bloed naar
de hersenen (Cabanac en Caputa, 1979).
Tevens is er een alternatief mechanisme vooropgesteld bij de mens, namelijk dat er een
directe terugvloei is van koel faciaal veneus bloed naar de sinus cavernosus via de vena
angularis oculi (Cabanac en Caputa, 1979; Jessen, 2001). Er wordt verondersteld dat het
koude veneuze bloed in de sinus cavernosus dient als koellichaam voor het warme arteriële
bloed bestemt voor de hersenen zoals bij evenhoevige dieren (Jessen, 2001). Het feit of de
warmte-uitwisseling tussen de arteria carotis interna en de omgevende sinus cavernosus
voldoende groot is om de hersenen effectief af te koelen staat ter discussie (Jessen, 2001).
Jessen (2001) vermeldt een recente alternatieve methode, namelijk dat het zeer waarschijnlijk
is dat de corticale regio’s van de hersenen, die gelegen zijn tegen het binnenste oppervlak
van de schedel, regionaal worden afgekoeld via “de scalp-sinus pathway”. De efferente venen
van het os temporale en het os parietale worden beschouwd als wegen waarlangs koel
veneus bloed afkomstig van het gezicht in de schedel stroomt en de hersenen koelt. De
“scalp-sinus pathway” zou een bron kunnen zijn van regionale selectieve thermoregulatie van
de hersenen, maar zou niet geschikt zijn om de hersenen in hun geheel te koelen (Jessen,
2001).
12
3. THERMOREGULATIE VAN DE HERSENEN BIJ HET PAARD
3.1. DE EERSTE HYPOTHESE: THERMOREGULATIE VIA DE LUCHTZAKKEN
Zoals al aangehaald in deel één, zijn de luchtzakken nauw geassocieerd met verschillende
structuren, waaronder de bovenste luchtwegen en de arteria carotis interna (cf. Bijlage III: Fig.
7). Tijdens het slikken ondergaan de luchtzakken grootte- en vormveranderingen naar
aanleiding van topografische veranderingen in de pharyngeale regio, waardoor de
luchtzakken geventileerd worden (Wissdorf et al., 2010). Om deze reden zouden de
luchtzakken kunnen geëvolueerd zijn tot een thermoregulerend orgaan van de hersenen
(Baptiste, 1998).
In tegenstelling tot andere species is het ostium pharyngeum tubae auditivae bij het paard niet
de enige regulator van de luchtpassage in de tuba auditiva. Er is namelijk een “tweede
opening” aanwezig (vertegenwoordigd door de ingang naar de luchtzak), zodat luchtpassage
tussen de tuba auditiva, het divertikel en het middenoor mogelijk is (Baptiste, 1997). Baptiste
(1997) veronderstelt ook dat ventilatie van de luchtzakken tijdens de normale respiratie niet
optreedt. Het openen van de kraakbeenkleppen van de tuba auditiva om de luchtzakken te
ventileren gebeurt zowel actief als passief (Baptiste, 1997; Wissdorf et al., 2010).
Het actief proces bestaat uit twee fasen: In de eerste fase worden de pharyngeale ostia
geopend door simultane contracties van de musculus pterygopharyngeus en de musculi
levator en tensor veli palatini. Daarna volgt de tweede fase waarbij de ostia van de
luchtzakken geopend worden door contractie van de dorsale gedeelten van de musculi
palatopharyngei. Het passieve proces omvat de reductie van de spiertonus van de musculus
stylopharyngeus en de musculus pterygopharyngeus in combinatie met een toename van de
inspiratoire druk. Daarna neemt de kraakbenige klep door zijn elasticiteit terug de
oorspronkelijke vorm aan en wordt het ostium pharyngeum tubae auditivae gesloten (Baptiste,
1997; Wissdorf et al., 2010). (cf. Bijlage II: Fig. 6 A-B-C-D)
McConaghy et al. (1995), Baptiste (1997), Baptiste (1998) en Baptiste et al. (2000)
veronderstellen dat zowel door deze associatie (in casu met de bovenste luchtwegen en de
arteria carotis interna) als door de afwezigheid van een rete mirabile, de luchtzakken
functioneren als selectief thermoregulerend orgaan van de hersenen. Het doel is om de
temperatuur van het bloed van de arteria carotis interna lager te houden dan de
lichaamstemperatuur tijdens hyperthermie bij zware arbeid.
De resultaten van het onderzoek van Baptiste (1998) leveren zowel kwalitatief als kwantitatief
bewijs dat injectie van lucht in de equine luchtzakken resulteert in een meetbare afkoeling van
de arteria carotis interna en dat het ostium pharyngeum tubae audtitivae de capaciteit bezit
om voldoende lucht door te laten. Dit leidt tot de veronderstelling dat het hoofdmechanisme
evaporatieve koeling is. Verder hebben de luchtzakken de capaciteit om sero-muceus secreet
te produceren, zodat uitdroging van de membranen voorkomen wordt. Daarnaast zou het
secreet bijdragen tot de evaporatieve koeling (Baptiste, 1998). (cf. Bijlage III: Fig. 8)
13
Volgens Hodgson (1998) zou het logischer zijn dat de luchtzakken geventileerd worden met
lucht die een lagere temperatuur en relatieve vochtigheid bevat dan de lucht aanwezig in de
trachea. Dit zou dan resulteren in een grotere hoeveelheid warmteverlies in de luchtzakken
door conductie en evaporatie.
De aanwezigheid van koude lucht in de luchtzakken is dus een drijfveer voor warmtetransfer
vanuit de arteria carotis interna en kan vergeleken worden met het proces van countercurrent
heat exchange ter hoogte van het rete mirabile (Baptiste et al., 2000; Mitchell et al., 2006). De
efficiëntie van de warmtetransfer is minimaal in rust, maar toenemend gedurende arbeid.
Tevens zijn de luchtzakken de enige structuren in de omgeving die een lagere temperatuur
bevatten dan het arteriële bloed. Experimenten tonen aan dat de totale bloedvloei van de
hersenen bepaald wordt door de arteria carotis interna en dat dit niet wijzigt in geval van
warmteblootstelling of arbeid. Daarenboven heeft de temperatuur van het arteriële bloed het
grootste effect op de hersenen boven 40 °C (Baptiste et al, 2000).
3.2. DE TWEEDE HYPOTHESE: THERMOREGULATIE VIA EEN ANDER MECHANISME DAN
DE LUCHTZAKKEN
Baptiste (1998) stelt dat een toename van de bloedvloei geassocieerd met een inspanning de
koeling van de arteria carotis interna via de luchtzakken zou kunnen limiteren. De stelling van
Baptiste (1998) is gebaseerd op informatie uitgaande van de studie van Parks en Manohar
(1983). Deze laatsten hebben bij pony’s aangetoond dat de bloedvloei van het cerebrum en
de hersenstam niet significant wijzigt tijdens een zware inspanning, maar wel ter hoogte van
het cerebellum waar er een toename van de bloedvloei plaatsvindt. Een andere studie van
Manohar en Goetz (1998) beschrijft de regionale distributie van de bloedvloei van de
hersenen bij het paard in rust en tijdens een inspanning. Ondanks het optreden van arteriële
hypoxemie, hypercapnee en hypertensie blijft de autoregulatie van de cerebrale en
cerebellaire bloedvloei behouden tijdens een inspanning (Manohar and Goetz, 1998).
Het feit dat de luchtzakken bij het paard worden gebruikt als selectief thermoregulerend
orgaan van de hersenen, zoals aangetoond door onder andere McConaghy et al. (1995),
Baptiste (1998) en Baptiste et al. (2000), wordt tegengesproken.
Jessen (2001) vermeldt dat er geen bewijs is voor de aanwezigheid van “selective brain
cooling” bij species zonder een rete mirabile. Ook de resultaten van het onderzoek van
Mitchell et al. (2006), waarbij zowel de temperatuur van het arteriële bloed als van de
hersenen bij paarden werd gemeten, ondersteunen niet de bevindingen van de andere
onderzoekers. Mitchell et al. (2006) stellen vast dat de temperatuur van de hersenen bij
paarden tijdens inspanning toeneemt met 2,5 °C en dat die temperatuur steeds 0,2-0,5 °C
hoger is dan de temperatuur in de arteria carotis interna, ondanks het bereiken van een
maximum temperatuur van 40,5 °C die voldoende hoog is voor selectieve thermoregulatie. Bij
gedomesticeerde paarden zijn ze niet in staat bewijs te leveren voor de aanwezigheid van
selectieve thermoregulatie van de hersenen tijdens hyperthermie. Zij concluderen dat
14
warmteverlies vanuit de cerebrale bloedvloei bij alle diersoorten plaats vindt door convectie.
Aangezien selectieve thermoregulatie van de hersenen (Selective brain cooling) niet optreedt
bij het paard, zijn de luchtzakken geen surrogaat rete mirabile. (cf. Bijlage III: Fig. 9)
Fuller et al. (2000) vermelden dat dit ook het geval is bij zebra’s en stellen dat resultaten
betreffende thermoregulatie bekomen bij dieren in gevangenschap niet te vergelijken zijn met
dieren in hun natuurlijke omgeving.
Nochtans is de temperatuur van de hersenen kortstondig lager bevonden dan de temperatuur
van het bloed in geval van vlugge opwarming van het lichaam (Mitchell et al., 2006). Dit
fenomeen is ook aangetoond door McConaghy et al. (1995), waarbij paarden in een
laboratorium een selectieve thermoregulatie van de hersenen (grenswaarde van 38 °C)
vertoonde, die 0,6 °C bij warmteblootstelling en 1 °C tijdens inspanning bedroeg.
Tot slot vermelden Mitchell et al. (2006) dat de veronderstellingen van Baptiste et al. (2000) in
verband met de luchtzakken onwaarschijnlijk zijn. Minstens 230 liter lucht moet bij ventilatie
iedere minuut in de luchtzakken binnenstromen en zelfs dan is de arteria carotis interna
onvoldoende lang in contact met de luchtzakken om voldoende daling van de temperatuur van
het bloed te bekomen (Mitchell et al., 2006). Indien het koelen van het bloed naar de hersenen
door de luchtzakken cruciaal was om te overleven, zou obliteratie van de arteria carotis
interna duidelijke gevolgen hebben, maar er zijn geen gekende neurologische gevolgen van
de obliteratie (Mitchell et al., 2006).
3.3. DE DERDE HYPOTHESE: THERMOREGULATIE VIA DE SINUS CAVERNOSUS
Hodgson et al. (1993), McConaghy et al. (1995) en Baptiste et al. (2000) stellen dat naast de
luchtzakken nog andere anatomische structuren kunnen instaan voor de thermoregulatie van
de hersenen: Directe koeling van de hersenen via de sinus cavernosus.
McConaghy et al. (1995) vermelden dat de capaciteit voor selectieve thermoregulatie
gedurende arbeid het best ontwikkeld is bij diersoorten met een hoge inspanningstolerantie.
Deze diersoorten zijn in staat gedurende arbeid de bloedvloei naar de bovenste luchtwegen te
doen toenemen naast het onderhouden van de bloedvloei naar de spieren. Dit wordt bereikt
door de cardiale output te doen toenemen, via een verhoogde sympatische activiteit en dus
een verhoogd hartritme en myocardiale contractiliteit, zonder dat er reductie van de bloedvloei
naar andere weefsel dient te gebeuren (McConaghy et al., 1996).
Een toename van de cardiale output is niet bij alle diersoorten mogelijk. Het is wel mogelijk bij
het paard, de mens, de hond, het rund en de kip (McConaghy et al., 1996). Het verschil in
respons op warmteblootstelling is waarschijnlijk te wijten aan een species-specifieke, centraal
gemedieerde thermoregulatorische respons (McConaghy et al., 1996) “Het blijkt dat het
vermogen om warmteverlies via de bovenste luchtwegen te doen toenemen belangrijker is
voor de maximalisatie van de selectieve thermoregulatie dan de aanwezigheid van een rete
15
mirabile”. Een gelijkaardig mechanisme zou bij het paard aanwezig kunnen zijn en zou een
verklaring kunnen zijn voor de oscillaties van de temperatuur gemeten ter hoogte van de sinus
cavernosus (McConaghy et al., 1995).
Volgens McConaghy et al. (1995) is het paard in staat gedeeltelijk de hersenen koel te
houden via de sinus cavernosus gedurende arbeid en bij warmteblootstelling in rust.
Vermoedelijk resulteert deze koeling hoofdzakelijk uit het afkoelen van het veneuze bloed in
de bovenste luchtwegen door middel van het atypisch hijgen. In dat opzicht is het paard uniek,
aangezien de ademhaling obligaat via de neus plaatsvindt en de mondholte gedurende arbeid
volledig omzeild wordt. Dit is anatomisch te wijten aan het zachte gehemelte. Daarnaast zou
de neusholte een substantieel volume van koel veneus bloed kunnen verschaffen, wegens de
grote afmeting ervan relatief tot de hersenen. Het afgekoelde veneuze bloed loopt dan van de
neus naar de sinus cavernosus (McConaghy et al., 1995).
Het gevolg van de associatie met de nasopharynx is dat selectieve thermoregulatie teniet kan
worden gedaan door middel van een tracheostomie (McConaghy et al., 1995; Baptiste et al.,
2000). Het effect van een tracheostomie is ook beschreven bij de hond (Cabanac en Caputa,
1979)
Het mechanisme voor selectieve thermoregulatie via de sinus cavernosus blijkt gelijkaardig te
zijn aan dat van het rete mirabale (McConaghy et al., 1995; Baptiste et al., 2000). Uit de studie
van McConaghy et al. (1995) blijkt dat via de sinus cavernosus zowel de hersenbasis als de
arteria carotis interna gekoeld worden. De aanwezigheid van koel veneus bloed in de sinus
cavernosus zou een stimulans zijn voor warmtetransfer vanuit de arteria carotis interna, met
andere woorden het is een proces van countercurrent heat exchange.
De resultaten van het onderzoek van McConaghy et al. (1995) tonen aan dat bij
warmteblootstelling de temperatuur van het bloed in de sinus cavernosus ongeveer 2 °C lager
is dan in de arteria carotis interna, terwijl tijdens inspanning er een verschil is van ongeveer 5
°C. Dit resulteert in een afkoeling van de hersenen van ongeveer 0,6 °C bij
warmteblootstelling en van ongeveer 1 °C tijdens inspanning. In de schedelholte van het
paard is de sinus cavernosus vlakbij de hersenbasis gelegen. Door deze lokalisatie lijkt de
hersenbasis meer afgekoeld te worden dan het cerebrum (McConaghy et al. 1995; Hodgson,
1998).
Behalve het paard, zijn er nog andere species die geen retia mirabilia hebben en op
gelijkaardige wijze selectieve thermoregulatie van de hersenen uitvoeren, namelijk het konijn
en bepaalde vogelsoorten (Hodgson, 1998). Bij het konijn leveren de bovenste luchtwegen
tijdens inspanning gekoeld bloed aan de plexus pterygoideus ter hoogte van de hersenbasis.
Dit is een vorm van regionale selectieve thermoregulatie (Hodgson, 1998; Jessen, 2001).
Daarnaast kunnen een aantal vogelsoorten de temperatuur van de hersenen onder de
lichaamstemperatuur houden via een rete ophthalmicum, die op dezelfde wijze functioneert
als de retia mirabilia (Hodgson, 1998). Bij het konijn en de cavia worden de veneuze sinussen
16
gescheiden van de hersenen door een dun geperforeerd been of een dun membraan,
waardoor directe significante conductie van warmte mogelijk is (Hodgson, 1998).
3.4. DE VIERDE HYPOTHESE: THERMOREGULATIE VIA DE COMBINATIE VAN DE
ANATOMISCHE STRUCTUREN
De studies van Baptiste (1998) en Baptiste et al. (2000) leveren een belangrijke aanvulling
aan de derde hypothese, namelijk dat de sinus cavernosus op zich onvoldoende is voor de
thermoregulatie van de hersenen bij het paard en dat er iets complementair zoals de
luchtzakken nodig is.
Het fysiologisch mechanisme voor selectieve thermoregulatie via de sinus cavernosus is
inderdaad gelijkaardig aan dat van het rete mirabile, maar de arteria carotis interna van het
paard bevat een kleiner contactoppervlak met de sinus cavernosus en heeft een minimale
arteriële vertakking binnenin de sinus cavernosus. Het resultaat is dat de arteria carotis
interna al gekoeld is vooraleer de arterie de sinus cavernosus binnen gaat. Tevens is
afkoeling van de hersenbasis bij het paard gecompromitteerd door de aanwezigheid van een
dikke dura mater tussen de sinus cavernosus en de hersenen (Baptiste, 1998; Baptiste et al.,
2000).
Daarnaast heeft Baptiste (1998) aangetoond dat de meeste veneuze sinussen bij het paard
extracraniaal gelegen zijn, waardoor de schedel de hersenen voor een groot deel afzondert
van de veneuze sinussen. Dit reduceert enorm de capaciteit van de sinus cavernosus om een
effect te hebben op de temperatuur van de hersenen (Baptiste, 1998).
Mitchell et al. (2006) stellen dat het paard zal zweten of zal stoppen met de inspanning als
respons op een toename van de temperatuur van de hersenen. Behalve de mens, is het
paard de enige andere species die het zweten als warmteafvoer kan gebruiken door de
massale aanwezigheid van zweetklieren die diersoorten met een rete mirabile weinig of niet
hebben. Het bestaan van een actief vasodilatorisch en vasoconstrictorisch mechanisme zoals
bij de mens, is bij het paard niet onderzocht, maar het lijkt waarschijnlijk wegens de capaciteit
om te zweten (McConaghy et al., 1996).
Verder tonen de resultaten van het onderzoek van Mitchell et al. (2006) aan dat er wel degelijk
oppervlakkige craniale koeling optreedt tijdens een inspanning, vermoedelijk door evaporatie
ter hoogte van de huid en de nasale mucosa. Dit blijkt uit het toegenomen verschil dat
aanwezig is tussen de temperatuur van de vene jugularis en die van de arteria carotis interna
(cf. Bijlage III: Fig. 9 (b)). Dergelijke oppervlakkige craniale koeling is niet voldoende om een
toename van de temperatuur van de hersenen te voorkomen. Deze situatie is vergelijkbaar bij
de mens, die ook geen rete mirabile bezit (Mitchell et al., 2006).
17
Bespreking
Uit deze literatuurstudie kan geconcludeerd worden dat de thermoregulatie van de hersenen bij het
paard nog altijd niet voldoende is uitgeklaard. Dat blijkt uit de verschillende hypothesen die kunnen
opgesteld worden op basis van de informatie uit de literatuur.
Over de exacte functie van de luchtzakken is er inderdaad nog veel onduidelijkheid. De luchtzakken
hebben effectief een functie bij de selectieve thermoregulatie van de hersenen, wegens hun associatie
met verschillende anatomische structuren die hiervoor belangrijk zijn. Dit kan gestaafd worden door
het feit dat de koeling van het arteriële bloed van de arteria carotis interna het grootste effect heeft op
de hersenen, waardoor terecht wordt veronderstelt dat de luchtzakken zeer belangrijk zijn. Er moet
wel rekening gehouden worden met het feit dat de luchtzakken op zich onvoldoende zijn om de
hersenen afdoende af te koelen. Er dus een aanvullend mechanisme noodzakelijk.
De sinus cavernosus en zijn associatie met de bovenste luchtwegen is met grote zekerheid de
belangrijkste anatomische structuur voor de thermoregulatie van de hersenen bij het paard.
Aangezien de arteria carotis interna minimaal vertakt in de sinus cavernosus, is deze anatomische
structuur wederom op zich niet voldoende en is een aanvullend mechanisme noodzakelijk. Er kan
verondersteld worden dat de luchtzakken complementair zijn aan de sinus cavernosus voor de
thermoregulatie van de hersenen.
De gelijkenis met de mens is niet te ontkennen. Het paard gebruikt effectief het zweten als warmte-
afvoer, het is in staat om atypisch te hijgen en de aanwezigheid van craniale koeling is staat vast
ondanks de zwaardere beharing van het hoofd.
Het feit of selectieve thermoregulatie van de hersenen al dan niet optreedt zoals bij species met een
rete mirabile, staat open voor discussie.
Er kan besloten worden dat verder onderzoek naar de thermoregulatie van de hersenen bij het paard
noodzakelijk is. Op basis van de informatie uit de literatuur, is de meest aanvaardbare hypothese dat
het paard nood heeft aan een combinatie van de verschillende structuren, in casu de sinus
cavernosus, de luchtzakken, de bovenste luchtwegen, het zweten en de craniale koeling om zijn
hersenen afdoende af koelen. De wetenschappelijke informatie betreffende de andere species is niet
overbodig, maar aanvullend om het mechanisme van thermoregulatie beter te kunnen begrijpen en
het te kunnen extrapoleren naar het paard.
18
Referentielijst
1. Alsafy M.A.M.; El-Kammar M.H.; El-Gendy S.A.A. (April 2008). Topographical anatomy,
computed tomography and surgical approach of the guttural pouches of the Donkey. Journal
of Equine Veterinary Science 28, issue 4, 215-222.
2. Baker M.A. and Hayward J.N. (1968). The influence of the nasal mucosa and the carotid rete
upon hypothalamic temperature in sheep. Journal of Physiology 198, 561-579.
3. Baptiste K.E. (1997). Functional anatomy observations of the pharyngeal orifice of the equine
guttural pouch (auditory tube diverticulum). Veterinary Journal 153, issue 3, 311-319.
4. Baptiste K.E. (1998). “A preliminary study on the role of the equine guttural pouches in
selective brain cooling”. The Veterinary journal 155, issue 2, 139-148
(internetreferentie: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1090023398800099
geconsulteerd op 8 november 2011)
5. Baptiste K.E., Naylor J.M., Bailey J., Barber E.M., Post K. and Thornill J. (2000). Physiology: A
function for guttural pouches in the horse. Nature 403, 382-383. (internetreferentie:
http://www.nature.com/nature/journal/v403/n6768/abs/403382a0.html geconsulteerd op 8
november 2011)
6. Budras K.D. , Sack W.O. und Röck S. (2010). Anatomy of the horse (pp.46; 52).
7. Cabanac M. and Caputa M. (1979). Open loop increase in trunk temperature produced by
face cooling in working humans. Journal of Physiology 289, 163-174.
8. Fuller A., Maloney S.K., Kamerman P.R., Mitchell G. and Mitchell D. (2000). Absence of brain
cooling in free-ranging zebras in their natural habitat. Exp. Physiol. 85, 209-217.
9. Hodgson D.R., McCutcheon L.J., Byrd S.K., Brown W.S., Bayly W.M., Brengelmann G.L. and
Gollnick P.D. (1993). Dissipation of metabolic heat in the horse during exercise. Journal of
Applied Physiology 73, issue 3, 1161-1170.
10. Hodgson D.R. (1998). What is the function of the guttural pouches: selective brain cooling?
Augmentation of swallowing? Still to be defined? The Veterinary Journal 155, 115-117.
11. Jessen C. (2001). Selective brain cooling in mammals and birds. Japanese Journal of
Physiology 51, 291-301.
12. König H.E. und Liebich H.G. (2009). Veterinary Anatomy of domestic mammals. 4th edition.
Schattauer, Stuttgart, New York, (pp. 35; 519-523; 674-675).
13. Manohar M. and Goetz TE. (1998). Regional distribution of blood flow in the brain of horses at
rest and during exercise. American Journal of Veterinary Research 59, 7, 893-897.
14. McConaghy F.F., J.R.S. Hales, R.J. Rose and D.R. Hodgson (1995). Selective brain cooling in
the horse during exercise and environmental heat stress. Journal of Applied Physiology 79,
issue 6, 1849-1854.
15. McConaghy F.F., Hodgson D.R., Rose R.J. and J.R.S. Hales (1996). Redistribution of cardiac
output in response to heat exposure in the pony. Equine Veterinary Journal Supplement 22,
42-46.
16. Mitchell G, Fuller A, Maloney SK, Rump N and Mitchell D (2006). Guttural pouches, brain
temperature and exercise in horses. Biological Letter 2, 475-477.
17. Simoens P.J.M. en Lauwers H.J.L.G. (1987). Wondernetten. Natuur en Techniek, 55, 5,
p.406-413.
18. Orr J.A., Wagerle L.C., Kiorpes A.L., Shirer H.W. and Friesen B.S. (1983). Distribution of
internal carotid artery blood flow in the pony. American Journal of Physiology (Heart Circ.
Physiol. 13); H142-149.
19. Parks C.M. and Manohar M. (1983). Distribution of the blood flow during moderate and
strenuous exercise in ponies (Equus caballus). American Journal of Veterinary Research 44,
1861-1866.
19
20. Simoens P., Lauwers H., J.P. De Geest and De Schaepdrijver L. (1987). Functional
morphology of the cranial Retia mirabilia in the domestic mammals. Schweiz. Arch. Tierheilk.
129, 295-307.
21. Simoens (2012). Topografische en klinische anatomie van de huisdieren, Anatomie van het
paard. Cursus Faculteit Diergeneeskunde, Gent, (p.20; p.26).
22. Wissdorf H., Gerhards H., Huskamp B. und Deegen E. (2010). Praxisorientierte Anatomie und
Propädeutik des Pferdes. M. & H. Schaper GmbH, Hannover (pp. 214-215; 218-219; 311-
312).
20
Bijlagen
BIJLAGE I: Figuren van de vascularisatie van het hoofd
Figuur 1. Arteries van de hersenbasis bij het paard (maat afgietsel). Linker zijde figuur: a. cerebri rostralis (deel
van de arteriële cirkel); a. cerebri caudalis; vasculair netwerk ter hoogte van de hypofyse; caudale tak van de
arteriële cirkel; a. basilaris; a. cerebelli caudalis; a. spinalis ventralis. Rechter zijde figuur: a. corporis callosi; a.
cerebri media; circulus arteriosus cerebri; a. cerebelli rostralis; a. carotis interna. (Uit: König en Liebich 2009,
naar Rösslein 1987)
Figuur 2. De vier hoofdtypes van arteriële wondernetten. Bij het bipolair type bevindt het net zich
tussen twee zware arteriën; bij het fasciculaire type loopt de stam arterie door het rete heen en bij
het glomerulaire type vormt het wondernet een bolvormig kluwen. Een wondernet van het
unipolaire type heeft één zware stamarterie en zijn er meerdere kleine afvoervaten aan de andere
zijde. (Uit: natuur en techniek,55, 5, Simoens en Lauwers (1987))
21
Figuur 3. De voornaamste arteriën van de hersenen bij verschillende species van de zoogdieren (Paard, Hond,
Kat, rund, Varken). 3 a. maxillaris; 4 ramus ad rete mirabile epidurale rostrale (su); 4’ rami rostrales ad rete
mirabile epidurale rostrale (Ru); 4’’ ramus caudalis ad rete mirabile epidurale rostrale (Ru); 5 a. meningea media;
6 ramus anastomoticus cum a. carotide interna (Car); 7 ramus ad rete mirabile epidurale rostrale (su); 8 a.
ophthalmica externa; 9 rete mirabile ophthalmicum (Ru); 10 ramus anastomoticus cum a. carotide interna (ca); 12
Aa. ciliares posteriores longae; 13 Aa. ciliares posteriores breves; 15 a. meningea rostralis (su); 16 ramus ad rete
mirabile epidurale rostrale (su); 17 rete mirabile a. maxillaris (fe); 18 rami retes (fe) 19 a. carotis interna; 20 rete
mirabile epidurale rostrale (Ru, su); 21 rete chiasmaticum (bo, ov, su); 22 rete mirabile epidurale caudale (bo, su);
23 ramus ad rete mirabile epidurale rostrale (su); 25 a. condylaris; 26 a. vertebralis; 27 rami spinales; 28 a.
spinalis ventralis; 29 a. basilaris; 30 circulus arteriosus cerebri; 31 a. ophthalmica interna (Uit: Simoens et al.,
1987)
22
BIJLAGE II: Figuren van de luchtzakken
Figuur 4. Dwarse doorsnede op het niveau van het
uitwendige oor en doorheen het midden van de driehoek
van Viborg (caudaal aanzicht). L, linkerzijde; R, rechter
zijde. 1 rechter luchtzak; 2 linker luchtzak; 3 Os
stylohyoideum; 4 M. pterygoideus medialis; 5
Membraneuze septum (klinisch); 6 Ramus mandibule; 7
Processus condylaris van de mandibula; 8 hersenen; 9 Os
sphenoidale; 10 Kraakbeen van de larynx; 11 Mediaal
compartiment van de luchtzak; 12 Lateraal compartiment
van de luchtzak. (uit: Alsafy et al, 2008)
Figuur 5. Schets van de aangrenzende structuren
van de luchtzak, linker zijaanzicht. A1, A2 Rechter
luchtzak: A1 Mediaal compartiment, A2 Lateraal
compartiment; B linker luchtzak; C Os
stylohyoideum met C’ angulus stylohyoideus; a A.
carotis externa; b Truncus linguofacialis; c A.
auricularis caudalis; d A. maxillaris; e A. occipitalis;
f A. carotis interna; g V. maxillaris (alleen lateraal
van de linker luchtzak getoond); h N.
glossopharyngeus; i N. hypoglossus; m N. facialis;
1 Lnn. retropharyngei mediales; 2 Lnn.
retropharyngei laterales (luchtzaklymfeknopen).
(Uit: Wissdorf et al. 2010)
23
Figuur 6 A en B. 6A: Endoscopische beelden van de gesloten kraakbeenkleppen, rostraal aanzicht. A
schedelbasis; a recessus pharyngeus; b processus corniculatus van het arytenoid; c stemspleet; 1
kraakbeenkleppen. 6B: Endoscopische beelden van de half geopende kraakbeenkleppen, rostraal aanzicht. a
recessus pharyngeus; b gesloten ostium intrapharyngeum; 1 kraakbeenkleppen. (Uit: Wissdorf et al. 2010)
Figuur 6 C en D. 6C: Endoscopische beelden van de maximaal geopende kraakbeenkleppen tijdens het slikken,
rostraal aanzicht. a recessus pharyngeus; b gesloten ostium intrapharyngeum; 1 kraakbeenkleppen; 2 ostium
pharyngeum tubae auditivae. 6D: Endoscopische beelden van de kraakbeenkleppen kort voor de sluiting,
rostraal aanzicht. a recessus pharyngeus; b door het geopende ostium intrapharyngeum is de epiglottis te zien
die boven de larynxingang gelegen is; 1 kraakbeenkleppen. (Uit: Wissdorf et al. 2010)
24
BIJLAGE III: De eerste hypothese versus de tweede hypothese
Figuur 7. Luchtzakken bij het paard en de relevante geassocieerde structuren
en bloedvaten. Merk op hoe de A. carotis interna boogvormig verloopt over de
luchtzakken en er contact mee maakt over een welbepaalde lengte. 1 Orbita;
2 Neurocranium; 3 Oorschelp; 4 Os stylohyoideum; 5 Luchtzak; 6 Ostium
pharyngeum tubae auditivae; 7 V. facialis; 8 Sinus cavernosus; 9 Meatus
acusticus externa; a A. Occipitalis; b A. carotis interna; c A. carotis externa; d
A. Maxillaris. (Uit: Baptiste, 1998)
25
Figuur 8. (a) Temperatuurmeting van een
zoutoplossing dat door de A. carotis interna van
voorverwarmde specimens loopt tijdens
ventilatie van de luchtzakken. (b)
Temperatuurmeting van een zoutoplossing dat
door de A. carotis interna loopt tijdens een
gesimuleerde ademhalingsproef. Stippellijn:
temperatuur van de zoutoplossing voor passage
van de luchtzakken; Volle lijn: temperatuur van
de zoutoplossing na passage van de luchtzak;
Donkere pijl: start ventilatie; Doorzichtige pijl:
stop ventilatie. (Uit: Baptiste, 1998)
Figuur 9. (a) De plaatsen op het paard waar de
temperatuur gemeten wordt. (b) Temperatuur
gedurende 5 minuten gemeten van het bloed en
van de hersenen bij paarden in hun natuurlijk
omgeving bij een omgevingstemperatuur van 32
°C. De temperatuur van de hersenen is steeds
hoger dan van de A. carotis interna voor, tijdens
en na de inspanning. Het temperatuurverschil
tussen de A. carotis interna en de V. jugularis
neemt toe naarmate de inspanning vordert. (c, d)
Maximum en minimum hypothalamische
temperatuur in rust en tijdens inspanning over een
periode van 11 dagen. Behalve tijdens de korte
occasionele transitie periode, is de temperatuur
ter hoogte van de hypothalamus steeds hoger
dan van de A. carotis interna. (Uit: Mitchell et al.,
2006)