Terug naar morgen - eng.kuleuven.be · European Rheology Conference (AERC 2015) in Nantes...

24
TIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN EN ALUMNI INGENIEURS KU LEUVEN Nr. 31 oktober 2015 Afgiftekantoor 3000 Leuven 1 P802104 Terug naar morgen een nieuw academiejaar, een nieuwe departementsvoorzitter, een nieuw gebouw, ... een nieuwe film!

Transcript of Terug naar morgen - eng.kuleuven.be · European Rheology Conference (AERC 2015) in Nantes...

TIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT INGENIEURSWETENSCHAPPEN EN ALUMNI INGENIEURS KU LEUVEN

Nr. 31 • oktober 2015 Afgiftekantoor 3000 Leuven 1 • P802104

Terug naar morgeneen nieuw academiejaar, een nieuwe departementsvoorzitter,

een nieuw gebouw, ... een nieuwe film!

Beste lezerEen nieuw academiejaar ... alles weer opnieuw of is het eerder ‘terug naar morgen’? ...

Het is een academiejaar met vele nieuwe plannen en nieuwe gezichten: bij het Departement Architectuur hebbenwe een nieuwe departementsvoorzitter: Krista De Jonge. Zij leidt een departement dat, met de integratie vande architectuuropleiding van het vroegere Sint-Lucas in onze universiteit, volop in verandering is. Er wordt ookgewerkt aan profilering om onze studenten zo goed mogelijk op de juiste plaats te krijgen. Want “wat is hetverschil tussen (de opleidingen tot) architect, burgerlijk ingenieur-architect en burgerlijk ingenieur bouwkunde?”Dat is voor een 18-jarige niet zo duidelijk ... In dit nummer laten wij Krista De Jonge met plezier aan het woord.

Natuurlijk richten we bij deze ook een hartelijke dank aan haar voorganger Hilde Heynen voor haar niet aflatende inzet en blijvendeinspanningen voor onze burgerlijk ingenieur-architecten.

Een nieuw academiejaar ... alles weer opnieuw? Deze keer niet. Het is ‘terug naar morgen’! Nu heb ik het over de prachtige Vlaamsefilm die zich afspeelt in het Kasteelpark Arenberg, in onze departementale gebouwen, bovendien geregisseerd door een alumnusvan onze faculteit. Wat een burgerlijk ingenieur allemaal kan! Gewoon prachtig dat zoiets tot stand kan komen, gewoon prachtigom onze gebouwen en lokalen in deze Vlaamse film te zien verschijnen. Meer dan een aanrader! Lees alvast het interview met regisseur Lukas Bossuyt.

Ook hartelijk welkom aan onze eerstejaarsstudenten: geniet van de Leuvense pintjes maar vergeet toch niet (meer dan!) af en toeuw leergierigheid te voeden met het regelmatig doorworstelen van hoorcolleges, oefeningen, practica, cursusnotities en de talrijkepowerpoints. Dat is gewoon terug naar vandaag om er morgen baat bij te hebben.

Michiel Steyaert, decaan Faculteit Ingenieurswetenschappen

Beste collega-alumnusOnze decaan drukt het pas afgestudeerden graag op het hart: de invloed op de maatschappij van het werkvan ingenieurs wordt steeds groter. En zoals dat vaak gaat, wordt er dan vooral aandacht besteed aan watfout loopt. Je hoeft de laatste weken niet veel moeite te doen om er voorbeelden van te vinden. Aan- en af-schakelende kernreactoren, al dan niet met scheurtjes in de wand, dieselmotoren die iets te intelligent zijn,elektronische betaalsystemen die geld achterhouden, ...

Er zijn natuurlijk veel meer positieve verhalen, maar die halen jammer genoeg zelden de pers. Wij zullen als alumnivereniging alvast weer een aantal van die positieve verhalen naar jullie – onze leden – brengen.

Houd zeker onze nieuwsbrieven en website in het oog, binnenkort liggen de onderwerpen en data van onze forumavonden vast.Ook via dit tijdschrift brengen we jullie, samen met de faculteit en VTK, een aantal heel interessante verhalen over spin-offbedrijvenvan onze faculteit.

We blijven ook heel hard werken aan het op poten krijgen van een sterke eengemaakte ingenieursvereniging. Die vereniging kandan eindelijk de positieve verhalen meer onder de aandacht brengen en ook duidelijke en genuanceerde standpunten innemenover veeleer controversiële thema’s. Spijtig genoeg zijn nog niet alle geesten rijp genoeg om volop voor dit positieve verhaal tegaan, maar ook dat is menselijk, en ingenieurs vinden altijd een goede oplossing, daar zijn we tenslotte voor opgeleid.

Gegroet en tot gauw

Gert Sablon, voorzitter Alumni Ingenieurs KU Leuven

Nieuws uit de faculteit 3-5GeniaaL gedacht 6-8Open Bedrijvendag / Dag van de Ingenieur 9Krista De Jonge, nieuwe voorzitter Departement Architectuur 10-11Onderzoek en workshop van het Raymond Lemaire International Center for Conservation in Ecuador, Zuid-Amerika 12-13

Opening Leuven Chem&Tech en Leuven NanoCentre 14-15Every breath you take ... 16-17Materialise 18-20Reünie 1958 21Terug naar morgen 22-23VTK-presidium 2015-2016 24

INHOUD

Voorwoord

Nieuws

3

Prijzen, onderscheidingen, ...• Guido De Roeck, gewoon hoogleraar aan het Departement

Burgerlijke Bouwkunde, ontving de European Association for Structural Dynamics (EASD) 2014 senior onderzoeksprijs;

• Pieter Coulier, postdoctoraal onderzoeker aan het Departe-ment Burgerlijke Bouwkunde wint- de BNCTAM Award voor beste PhD-thesis 2014;- de ECCOMAS Award for the Best PhD Thesis of 2014 on

Computational Methods in Applied Sciences and Engineering

www.eccomas.org/vnews/1/0/38

• Christian Clasen, hoogleraar, en Wouter Mathues, postdoc-toraal onderzoeker, beiden verbonden aan het DepartementChemische Ingenieurstechnieken, hebben op de jaarlijkse European Rheology Conference (AERC 2015) in Nantes (Frankrijk)samen met Damien C. Vadillo (Cambridge University) de eersteRheologica Acta Publication Award gewonnen voor hun paper‘Microsecond Relaxation Processes in Shear and ExtensionalFlows of Weakly Elastic Polymer Solutions’.

http://rheology-esr.net/2015/04/27/rheologica-acta-publication-award-2015/

• Jef Beerten, postdoctoraal onderzoeker FWO aan het Departement Elektrotechniek, ontving op de IEEE Power &Energy Society General meeting (PES) de ‘Best Paper’-prijsvoor ‘Analyse van de Power Redispatch Schemes voor HVDCGrid Secondary Voltage Control’. Hij kreeg deze erkenning opbasis van de technische kwaliteit en presentatie en werd uitmaar liefst 1.600 ingediende papers geselecteerd.

http://eng.kuleuven.be/algemeen/nieuws/jef-beerten-awarded-best-of-the-best-conference-paper

• Tijdens de 13e Internationale Conferentie over Cohesief-Sedimenttransportprocessen (INTERCOH2015, 7-11 september2015, Heverlee) ontving Erik Toorman, hoofddocent aan hetDepartement Burgerlijke Bouwkunde, de J.J. Mehta Award uithanden van professor A.J. Mehta, Department of Coastal andOceanographic Engineering, University of Florida, Gainesville,voor uitmuntende bijdragen aan de fysica van cohesief-sediment -transport en dienstverlening aan de betrokken onderzoeks -gemeenschap.

• Luc Van Gool, deeltijds gewoon hoogleraar aan het Departement Elektrotechniek, ontving een van de Excellentie-prijzen (100.000 euro) van het FWO, ter bekroning van zijn onderzoekscarrière.

• Michiel Steyaert, gewoon hoogleraar aan het DepartementElektrotechniek, kreeg Methusalemfinanciering van deVlaamse overheid toegekend.

Nieuwe departementsvoorzitterKrista De Jonge werd verkozen tot nieuwe voorzitter van hetDepartement Architectuur. Haar mandaat loopt van 1 augustus 2015tot en met 31 juli 2019.

Nieuwe professorenWerden aangesteld in het ZAP-kader vanaf het academiejaar2015-2016• Matthew Blaschko: Departement Elektrotechniek• Erik Delarue: Departement Werktuigkunde• Pedro Fardim: Departement Chemische Ingenieurstechnieken• Panagiotis Patrinos: Departement Elektrotechniek• Adrian Ranga: Departement Werktuigkunde• Filip Tavernier: Departement Elektrotechniek• Daniel Weyns: Departement Computerwetenschappen

Arenbergbrochure 2014In deze 25e editie van de Arenbergbrochure stelt het pas aan gestelde academisch personeel van de Groep Wetenschap& Technologie zichzelf en zijn onderzoek voor.

http://set.kuleuven.be/nieuws/2015/news-docs/brochure-arenberg-2014.pdf

Groep W&T in BraziliëOp 11 augustus 2015, aansluitend bij een academische zendingvan de Groep W&T onder leiding van vicerector Georges Gielen,vond een diner plaats in São Paulo (Brazilië) met alumni, academische en diplomatieke vertegenwoordigers. Dankzij hetenthousiasme van enkele aanwezige alumni zal er snel een KU Leuven Alumni Chapter Brazil opstarten. Akkoorden met vijf Braziliaanse universiteiten staan op stapel.

In memoriamDe universitaire gemeenschap neemt afscheid van Eric Van den Bulck, hoogleraar aan het Departement Werktuigkunde. Hij overleed in Leuven op 9 oktober 2015.

44

Blog Wouter Desard aan Columbia UniversityDankzij het ENGenius-fund en Melexis studeert Wouter Desard,masterstudent elektrotechniek, gedurende een semester aan de befaamde Columbia University in New York. Zijn weder -waardigheden kun je volgen op https://mycolumbiauniversity-experience.wordpress.com/

Testterrein voor dronesOp 10 september 2015 heeft onze faculteit een testterrein voordrones in gebruik genomen in Lubbeek. In het weekend wordtdit terrein gebruikt door een modelvliegclub. Met een afgeslotenluchtruim is dat minivliegveld ideaal om de toestellen legaal en veiliguit te testen. Het is het eerste universitaire testterrein in ons land.

Prof. Richard Van Cauteren –prof. Willy Dutré Arenberg-symposium – 25 november 2015Robots: een zegen of een vloek voor de maatschappij? Robots: opportunity or threat for society?

Dat is het thema van het Arenbergsymposium, georganiseerddankzij de Van Cauteren – Dutréleerstoel, op woensdag 25 november 2015, van 19.30 u. tot 21.30 u. in de Grote Aula,Maria Theresiacollege, Sint-Michielsstraat 6, 3000 Leuven. Drie sprekers zullen de nieuwste evoluties rond robotica toelichtenvanuit complementaire invalshoeken: academisch, industrieel ensocio-economisch.

In domeinen zoals productie, verkeer, logistiek, gezondheidszorgnemen robots taken op die de menselijke gebruiker aanvullen of vervangen. Een verstandige samenwerking tussen mens enrobot kan onze levenskwaliteit verhogen en biedt opportuniteitenvoor onze industrie. Nieuwe robottechnologieën ontwikkelen en omzetten in innovatieve producten en diensten, dat vereistenorme kapitaalsinvesteringen. Zijn wij in Vlaanderen en Europahiertoe bereid?

Houd alvast woensdagavond 25 november vrij voor het Arenbergsymposium.

www.eng.kuleuven.be/evenementen/arenbergsymposium-2015

Sint-Barbara – 3 december 2015De Faculteit Ingenieurswetenschappen organiseert een aca -demische zitting op donderdag 3 december 2015 om 16.00 u. in de Aula van de Tweede Hoofdwet (Thermotechnisch Instituut)naar aanleiding van de toekenning van de titel ereprofessor aanWim Sweldens, CEO van Kiswe Mobile Inc.

Tijdens deze academische zitting worden ook de Best Studenten Inspiring Teacher Awards uitgereikt.

Nieuws

Joris Snaet

V.l.n.r.: Bart Theys, Tania Roskams (burgemeester Lubbeek),Sofie Pollin, Joris De Schutter, Jon Verbeke, Dries Hulens

Masterproefprijzen

Op vrijdagnamiddag 3 juli 2015, na de plechtige proclamatie, hebben vertegenwoordigers van topbedrijven masterproefprijzen uitgereikt aan afstuderenden die een excellente masterproef hebben geschreven in het domein van het bedrijf. Op https://www.youtube.com/user/FirWengineering/masterproefprijsbedrijven2015kun je de videovoorstelling van de bedrijven bekijken.

Een overzicht van de winnende masterproeven:

• ArcelorMittal prijs uitgereikt door: Eline Van Breda, specialiste procesmodellen bij de afdeling industriële automatisatie en modellenvoor: ‘De invloed van voorverwarming op de productie en eigenschappen van Hastelloy-X en H13 gereedschapsstaal bij Selectief Laser Smelten’aan: Niels Holmstock - Yannis Kindspromotoren: Jean-Pierre Kruth en Jan Van Humbeeck

• ASMLprijs uitgereikt door: Denis Loncke, sr. manager D&E mechatronic hardware precision mechanicsvoor: ‘The influence of process parameters and silicon content on the reduction of cracks inl7075 processed by Selective Laser Melting’aan: Maria Luz Montero Sistiagapromotoren: Jan Van Humbeeck en Jean-Pierre Kruth

• Besixprijs uitgereikt door: Jean Polet, algemeen directeur Europavoor: ‘Ontwerp en detaillering van een prefab-gevelsysteem voor de thermische renovatie van een bestaand kantoorgebouw’aan: Astrid Tijskenspromotor: Staf Roels

• CFEprijs uitgereikt door: Lode Franken, directeur bij CFE en bestuurder bij DEMEvoor: ‘Een verkleinde wereld in de dorpskern van Duffel Integratie van psychiatrische zorg en wonen’aan: Liese Bosmans - Dieter Suls - Wouter Verbiestpromotoren: Henk De Smet en Ann Heylighen

• Industriële Adviesraad Chemische Ingenieurstechniekenprijs uitgereikt door: Ronny Ansoms, voorzitter IAR CIT,voor: ‘Low loss plastics for F-band dielectric waveguides’aan: Pieter Deneckerpromotor: Peter Van Puyvelde

• ICsenseprijs uitgereikt door: Carolien Hermans, PhD, project leadervoor: ‘Ontwerp van een +10 Gbit/s optische ontvanger met geïntegreerde fotodiode voor multimode communicatie’aan: Simon Oomspromotoren: Filip Tavernier en Michiel Steyaert

• Materialiseprijs uitgereikt door: Ben Geebelen, manager orthopaedic concept developmentvoor: ‘Biomechanical Evaluation of a Personalized External Aortic Root Support applied in the Ross procedure’aan: Julie Vastmanspromotoren: Jos Vander Sloten, Filip Rega en Nele Famaey

• Siemens Industry Softwareprijs uitgereikt door Katleen Michiels, team manager LMS Engineeringvoor: ‘Ontwikkeling van virtuele metingen op een mechatronische aandrijflijn’aan: Ward Rottierspromotoren: Wim Desmet

• Vasco Data Securityprijs uitgereikt door Tongtong Zheng, fulfillment product architectvoor: ‘Secure Resource Sharing for Embedded Protected Module Architectures’aan:Jo Van Bulckpromotor: Frank Piessens

Annemie Caproens

5

GeniaaL gedacht

ZwermWie de Wikipediapagina over de honingbij erop naslaat kanonmogelijk de gelijkenis tussen de bedrijvigheid van bijen enuniversitairen ontkennen. Met zoemende ijver zwermen in dezomerperiode wetenschappers allerhande uit over de helewereld naar vakantieparadijzen waar workshops, congressen,conferenties en symposia in geuren en kleuren hun weten-schappelijke nectar aanbieden.

De apis scientia komt net als de apis mellifera zowat overalter wereld voor, maar de fysieke kenmerken van de melliferaezijn slechts in metafore vorm te herkennen bij de scientiae. Zo heeft een wetenschapper gevoelige antennes waarmee,eenmaal het gepaste congres gevonden, de soortgenoten afgetast worden naar gelijklopende interesses. Het grote opvallende achterlijf wordt gevormd door de publicatielijst met annex impactfactoren die ze met zich meesleuren en die een zekere status of kaste aangeven: koning(in), werkbij of dar.

De koning(in) en de werkbijen zijn in het honingbedrijf vrouwelijk,maar in de wetenschap is dat geen noodzaak aangezien de voortplanting daar aseksueel is. De koning (inn)en zijn de onbetwiste meesters en ze zijn meestal vrij statisch op dergelijke bijeenkomsten. Alle andere deelnemers willen graag in hun nabijheid vertoeven en verdringen elkaar om tijdens de maaltijden aan dezelfde tafel te kunnen zitten. De darrenmaken vooral veel wind om het nest wat af te koelen, maarhun overlevingskansen zijn dubieus. Als ze niet meer nuttigzijn, worden ze uitgehongerd en verstoten door de werkbijen(de zogenaamde darrenslacht). De werkbijen zijn het grootstin aantal en ze zijn niet duidelijk te onderscheiden van de koning(in). Alleen heeft de laatste een groter achterlijf en -maar dat is niet uiterlijk merkbaar - hebben ze een grotervoortplantingsapparaat in de vorm van meer projecten en subsidies.

Het wetenschappelijk nest (ook wel universiteit genoemd)wordt vooral onderhouden door de werkbijen die er eenstrikte taakverdeling op nahouden. Ze verdedigen het nest,voeden jonge larven en dichten kleine nestopeningen.

De taak van een bij verandert in de loop van het leven. Zij die pas komen kijken, vliegen zelden uit, voeren voor -namelijk huishoudelijke taken uit en leren het vak. Weldra zijnze in staat om oefeningen te geven en wetenschappelijk onderzoek te doen en leren ze de wetenschapsdans inter -preteren. Ze zijn dan klaar om zelf uit te vliegen of om hetnest te verdedigen.

Maar om terug te komen op het zomerse uitzwermgedragvan de scientiae, niemand zal de noodzaak ervan ontkennenals middel voor kruisbestuiving en de honingproductie die gebeurt in de raatcellen van wetenschappelijke tijdschriften.Toch zal het buitenstaanders verwonderen hoe stuntelig heter op een congres soms aan toe kan gaan. Er is vooreerst al het probleem van de communicatie. Hoewel de voertaalmeestal Engels is, is dit een vage en taalrijke verzameling.

Vooral de apis scientia cerana en japonica ondersoorten zijnmoeilijk te verstaan en ze beantwoorden vragen om meer uitleg dikwijls met bevestigend knikken en een niet mis te verstane brede glimlach. De hommels daarentegen zijn maaral te goed hoorbaar. Ze zijn wat groter en meer behaard entrekken voortdurend alle aandacht naar zich toe. Ze wordendan ook dikwijls als keynote spreker uitgenodigd. Met hunkleine vleugels en groot ego was het lang een raadsel hoe zeüberhaupt konden vliegen. Hun hulpeloosheid is aandoenlijkals ze hun voordracht niet van het usb-stokje op de computerkrijgen. De chair kan daarbij nog helpen maar er komen externe technici aan te pas om het dan van de computer ophet scherm te krijgen met de gepaste resolutie. Enkel na een

We willen meningen horen. Meningen van ingenieurs over wat hen nauw aan het hart ligt, meningenvan niet-ingenieurs over ingenieurs en ingenieuren, alles wat des mensen is, kan en mag aan bodkomen. Als het maar ‘uw gedacht’ is, mijn gedacht.

6

Joris Snaet

paar aanmoedigende uitroepen vanuit het publiek om ‘Ctrl L’te tikken verschijnt de titel full screen en kan de voorstellingmet een kwartier vertraging beginnen. Als na driekwart van devoorziene tijd blijkt dat nog maar een kwart van de voordrachtis behandeld, wordt naar een versnelling hoger geschakeldzodat al wie na de eerste 10 minuten nog was blijven aan-klampen nu noodgedwongen ook moet afhaken. Smartphonesworden bovengehaald en die zijn gelukkig smart genoeg omde meest ingewikkelde formules en tabellen probleemloos te registreren.

Een hoogtepunt van een congres is de uitstap. Bij die excursieverschijnt plots iedereen in vakantieplunje, gezellig keuvelend,de camera bungelend op de buik en dikwijls vergezeld van de partner. Op locatie zijn de deelnemers gemakkelijk te onderscheiden van de gewone toeristen doordat ze met eenbadge om de nek rondlopen. De bedrukte kant is meestal wel naar het lichaam gedraaid zodat je de naam en afkomstonmogelijk kan lezen, maar het identificeert hen wel alszwermlid. De sfeer is in het algemeen ontspannen door de katalyserende aanwezigheid van partners, hoewel de diehards toch nog proberen een koning(in) los te weken vanbijhorende partner (die daar trouwens aan gewend is) om een dwingend probleem te bespreken en zo letterlijk voorbijte gaan aan het eigenlijke doel van de uitstap.

De conference dinner is een ‘2.0 pro’ versie van de welkomst -receptie. De receptie wordt dikwijls aangeboden door een lokale instantie met de nodige retoriek die grotendeels genegeerdwordt door de deelnemers die zich ondertussen in een zogoed mogelijke aanvalspositie naar de tafel met de hapjesproberen te manoeuvreren. Maar de dinner is echt het toppunten een belangrijk netwerkmoment.

Hommels die zichzelf belangrijk vinden, komen later aan op het congres, eigenlijk enkel om hun voordracht te geven,maar blijven sowieso voor de dinner en andere big shots vertrekken al de dag na het feestmaal.

Maar uiteindelijk raken ook werkbijen verzadigd. Met vollepollenzakjes zoemen ze weer naar de thuiskorf. De oogstwordt ijverig omgetoverd tot publiceerbare honing in spe. De universitaire imker slingert de zomeroogst en de werkbijenzetten zich schrap om de nieuwe lading larven te voederen.Een vers academiejaar biedt zich aan.

Adhemar Bultheel

Adhemar Bultheel is professor-emeritus aan de Faculteit Ingenieurs wetenschappen, verbonden aan de

Afdeling Numerieke Analyse en Toegepaste Wiskunde van het Departement Computerwetenschappen.

Hij heeft jarenlang opleidings onder delen in de toe gepaste wiskunde gedoceerd en is dan ook

een vaste waarde in de herinneringen van vele alumni.

7

Fantastic Times for Materials Science and EngineeringRichard Feynman once said that if he had to put the most valuable information on our today’s scientific knowledge in a singlesentence it would be ‘All things are made of atoms—little particles that move around in perpetual motion, attracting eachother when they are a little distance apart, but repelling upon being squeezed into one another.’

This statement is particularly essential for materials science and engineering. The great recent developments in this fieldrest exactly on this understanding of matter: The advent of quantitative tools to understand, observe and synthesizematerials bottom up atom by atom havetaken us into an entirely new world of materials science.

Theoretical tools enable us to design novelmaterials or modify existing alloys at theelectronic and atomic scale by using simu-lation methods that are based on quantummechanical principles. Examples are theband gap design for efficient light emittingdiode materials, modulus predictions forelastically compliant titanium based implantalloys or the composition dependent tuningof defect energies for ultra-strong and yetductile twinning induced plasticity steels.

Likewise, modern materials characterizationhas revealed the secret universe at thebottom of matter allowing us to directly observe atoms at play: ultrahigh resolution electron microscopy helps us to image structural details that are smaller than abillionth of a meter and atom probe tomography can help us finding and identifying one single atom of a specific chemicalspecies within an aggregate of one million other atoms. Examples - or should I rather say pending challenges - are the observationof hydrogen as it leads to the embrittlement of metallic alloys, pinning down the location of Rhenium atoms in 4th generationflying turbine Nickel base super alloys (Figure), or revealing the nanostructured phases that form in thin film solar cells.

Hence, could we just lean back and say ‘all problems solved’? Sure we cannot. The tools are here – the great secrets are still out there, hidden in our modern complex materials - we just need to ask the right questions! The message going out toyoung scholars in the field must be: there has never been a better time to become a materials scientist. The modern tools inthis field will take you to frontiers that no one has seen before.

Dierk RaabeHonorary professor 2014

Dierk Raabe was appointed honorary professor by our faculty in December 2014.

He is CEO of the renowned Max Planck Institute for Iron and Steel Research in Düsseldorf

Chasing atoms in a modern turbine blade alloy.

GeniaaL gedacht

8

Zondag 4 oktober was Dag van de Ingenieur en Open Bedrijvendag.Het thema van Open Bedrijvendag dit jaar was ‘Goed gevonden!’. De Faculteit Ingenieurswetenschappen ging nog een stap verder enmaakte er ‘Goed ge-ingenieur-d!’ van. Twee jaar geleden hebben alledepartementen de deuren opengezet naar aanleiding van de 150everjaardag van de ingenieursopleiding. We zullen voortaan in eenbeurtrol verschillende departementen samen openstellen.

Deze keer konden de departementen Computerwetenschappen,Elektrotechniek (ESAT) en Werktuigkunde in totaal maar liefst 2.250enthousiaste bezoekers wegwijs maken in hun ingenieurswereld.

De alumnivereniging Alumni Ingenieurs KU Leuven greep de gelegenheidte baat om in De Moete de leden een hapje en een drankje aan te biedenterwijl de kinderen konden springen in het springkasteel of ravotten inhet ballenbad.

In 2016 zullen de departementen Architectuur en Burgerlijke Bouwkunde deelnemen aan Open Bedrijvendag.

Reacties van het publiek:

“Zeer interessant en leerrijk, we komen

zeker terug een volgende keer.”

“Doen jullie elk jaar mee? Dan vertel

ik mijn vrienden dat ze zeker moeten

komen kijken!”

“Een mens staat er niet bij stil dat overal

chips in zitten.” …

Goed gevonden goed ge-ingenieur-d!

9

10

Krista De Jonge, nieuwe voorzitter

Krista De Jonge: Ik ben een geboren en getogen Vlaams-Brabander en nu zelfs een Vlaamse Brusselaar. Ik kom uit een ingenieursrijke familie. Zelf heb ik er even aan getwijfeld omarcheologie te studeren, maar heb uiteindelijk toch voor burgerlijkingenieur-architect gekozen. Na mijn studies heeft professor Jan Delrue mij als primus van mijn jaar opgezocht en uitgenodigdom een doctoraat te beginnen, iets waar ik nog altijd blij om ben.Professor Delrue was als een van de eersten in België bezig metziekenhuisarchitectuur, niet alleen in België trouwens, maar ookinternationaal, met focus op China. Hij steunde het onderzoeknaar architectuur uit het verleden door in 1981 het Raymond LemaireInternational Centre for Conservation van Brugge naar Leuven tehalen. Professor Lemaire, die samen met mijn Franse promotorJean Guillaume van de Sorbonne mijn doctoraat leidde, ligt meeaan het internationale basischarter voor monumentenzorg,bekend als het ‘Charter van Venetië’.

Ik ben gestart als FWO-aspirant en heb tijdens mijn doctoraats -studies in Frankrijk en Italië gewerkt. Mijn specialisatie is deRenaissanceperiode, met focus op de hofresidenties van de Habsburgers en de Bourgondiërs.

Mijn academische carrière bestaat niet alleen uit de LeerstoelArchitectuurgeschiedenis. Ik heb ook altijd bijgedragen aan vele commissies, bijvoorbeeld de Koninklijke Commissie voorMonumenten en Landschappen van het Brussels HoofdstedelijkeGewest die adviezen formuleert voor de bescherming van onserfgoed of het FWO, commissie Gebouwde Omgeving.

Je vermeldde al Frankrijk en Italië. Beperk je je alsRenaissancist tot die landen?

Uiteraard niet. Spanje en de Lage Landen zijn ook erg belangrijk.Dat betekent ook dat ik nood heb aan uitgebreide talenkennis.Naast Nederlands, Duits, Engels en Frans, spreek ik ook Italiaans,Spaans en Portugees en natuurlijk is ook kennis van Latijn nodig.

Ik vind het als Renaissancist trouwens een voorrecht om alswerkomgeving het vroeg-16e-eeuwse Kasteel van Arenberg te hebben.

Een benijdenswaardige werkplek. We lopen vaak voorbij hetArenbergkasteel en in het Kasteelpark zonder stil te staanbij de geschiedenis ervan.

Het park in Engelse stijl is prachtig, met dank aan de hertogenvan Arenberg. Er staan heel wat zeldzame bomen in het park,ook bomen die al een paar eeuwen oud zijn, zoals een ceder ende purperbeuk aan de Molen. Een gebouw als het kasteel heeftnatuurlijk ook aandacht nodig wat monumentenzorg betreft.Erfgoed in stand houden, binnen en buiten, is een lang, delicaaten duur proces. Sinds kort is voor het Arenbergkasteel gelukkigeen welverdiend conservatie- en restauratieproject gestart,geleid door de Technische Diensten van de KU Leuven. Er werkentrouwens heel wat alumni van ons departement bij die TechnischeDiensten. Zelf voeren we ook historisch onderzoek uit naar het kasteel, gefinancierd door het Bijzonder Onderzoeksfondsvan de KU Leuven.

En dat brengt ons naadloos bij het Departement ASRO. Of wordt die naam niet meer gebruikt?

We spreken nu over het Departement Architectuur, waar stafledenvan twee faculteiten toe behoren. Enerzijds is er de FaculteitIngenieurswetenschappen en anderzijds de Faculteit Architectuur,het vroegere ASRO en het vroegere Sint-Lucas, zeg maar.

Dat klinkt ingewikkeld.

Misschien wel, maar het samenvoegen onder één noemer vantwee fundamenteel verschillende gereputeerde opleidingen metelk een gedegen traditie is vrij uniek. Het brengt een team bijelkaar waarin architectuur in al zijn elementen, van bouwfysicatot ontwerpen, verenigd is. Dit zet ons op de kaart naast TU Delft en ETH Zürich.

Op 1 augustus 2015 heeft Krista De Jonge het roer overgenomen van Hilde Heynen als voorzitter van het Departement Architectuur. Wie is Krista De Jonge?

van het Departement Architectuur

11

Het samenbrengen van ASRO en Sint-Lucas is gebeurd in de zeer capabele handen van Hilde Heynen, van wie ik hetdepartementsvoorzitterschap heb overgenomen, en DagBoutsen, de decaan van de Faculteit Architectuur. Beiden hebbenervoor gezorgd dat deze delicate overgang vlot is verlopen.

Een uitdaging voor mij zal zeker zijn verder te werken aan hetverkleinen van de departementale spreidstand zodat uit de‘gemengde’ onderzoeksgroepen een hechte groep ontstaat. Ik heb er alle vertrouwen in dat het zal lukken om met alleprofessoren en onderzoekers een nog sterker DepartementArchitectuur verder uit te bouwen. Een boeiend element hierin is ook de grote variëteit aan achtergronden, niet alleen quaopleiding (burgerlijk ingenieur-architecten, sociologen, economen, ...),maar ook qua internationaliteiten. Ongetwijfeld een troef, maar ookeen uitdaging. Een praktische uitdaging is het feit dat ondanksde mooie omgeving, de Molen en het Kasteel, we elkaar nietdagelijks tegenkomen, daarvoor zijn de werkplekken te verspreid.Ook vermeldenswaard is dat het ZAP van het DepartementArchitectuur qua genderverhoudingen dicht bij 1/1 zit en dat we dat ook voor de andere geledingen nastreven.

Het Departement Architectuur - en dan heb ik het vooralover de activiteiten aan de Faculteit Ingenieurs weten -schappen - verzorgt heel wat meer onderwijs dan alleen debachelor- en masteropleiding burgerlijk ingenieur-architect.

Absoluut. Er is uiteraard de bachelor en master in de ingenieurs -wetenschappen: architectuur. In de master kan gekozen wordenvoor één van de drie opties: architectuurontwerp, stedelijk projecten bouwtechnisch ontwerp. En er zijn drie succesvolle master-na-masteropleidingen: Master of Conservation of Monumentsand Sites, Master of Urbanism and Strategic Planning and Masterof Human Settlements. Deze laatste is een ICP (InternationalCourse Programme) dat ondersteund wordt in het kader vanontwikkelingssamenwerking door VLIR-UOS. Daarnaast verzorgtonze staf ook vakken in andere opleidingen, zoals collegaThomas Coomans en ikzelf die architectuurgeschiedenis enmonumentenzorg doceren in de opleiding kunstgeschiedenis.

Waar zie je als departementsvoorzitter de grootsteuitdaging voor het Departement Architectuur?

Zoals ik al vermeld heb zal op het vlak van human resources noghard gewerkt moeten worden om verder te evolueren naar éénhecht team, met mensen die allemaal vanuit een eigen invalshoekbezig zijn, maar wel degelijk allemaal in het rijke domein van de architectuur. Een boeiende uitdaging en ook een enormeopportuniteit!

Krista, bedankt voor het interview en nog veel succes!

Liliane Pintelon

© K

U L

euve

n –

RLI

CC

, Mar

io S

anta

na, B

ill B

lake

, Ran

d E

pp

ich

12

Onderzoek en workshop van het RCenter for Conservation in Ecuador,

Vijftien studenten en drie stafleden van hetRaymond Lemaire International Center forConservation (RLICC) van de FaculteitIngenieurs wetenschappen trokken voor dejaarlijkse studiereis naar Ecuador, Zuid-Amerika.Ze verbleven van 20 april 2015 tot 1 mei 2015in de hoofdstad Quito en in Cuenca, beide inde Andes, en in Guayaquil, aan de Stille Oceaan.

Voor de studenten maakt dit studiereisprogramma deel uit vanhet eerste jaar van hun vervolgopleiding monumentenzorg aanhet RLICC. Studenten en docenten van het RLICC vormeneen multidisciplinaire groep omdat erfgoedzorg multidisciplinairbenaderd moet worden en samenwerking vereist van eengrote diversiteit aan experten: burgerlijk ingenieur-architecten,bouwkundig ingenieurs, interieurarchitecten, kunst- enarchitectuur historici, archeologen, geografen, cultuursociologen,economisten. De groep studenten is ook internationaal wat -met daarenboven een internationaal docentenkorps - een idealeopleidings- en onderzoekscontext is voor onroerend erfgoedzorgen de historische gebouwde omgeving, een domein dat intoenemende mate een internationale aangelegenheid is.Onderzoek, opvattingen en praktijken worden internationaalontwikkeld en getoetst binnen wereldorganisaties als het UNESCOWorld Heritage Centre en ICOMOS (International Council onMonuments and Sites). Quito en Cuenca, twee Werelderfgoed -steden, waren dan ook een opportune bestemming.

De studiereis werd mogelijk gemaakt door een jarenlangesamenwerking tussen de Universiteit van Cuenca en het RLICC.Acht jaar geleden werd een VLIR-overeenkomst gesloten waarbij,wat erfgoedzorg betreft, het RLICC - KU Leuven scheep gingmet de Facultad de Arquitectura y Urbanismo - Universidad deCuenca. Projectcoördinator in Leuven is professor Koen Van Balen,in Cuenca professor Fausto Cardoso. De overeenkomst voorzietook in uitwisseling van studenten, onderzoekers en docententussen het RLICC-programma van de KU Leuven en de Maestríaen Conservación y Gestión del Patrimonio Cultural Edificado,

het onderzoeks- en opleidingsprogramma bouw kundig erfgoedin Cuenca. Inhoudelijk legt de samenwerking de nadruk op de rol van ‘preventive conservation’ in het management vanWerelderfgoedsteden (‘World Heritage Preservation Management’).De samenwerking kadert in de UNESCO Chair on PreventiveConservation, Maintenance and Monitoring of Monuments and Sites (PRECOM³OS) die in 2009 aan het RLICC werdopgericht. Concreet beoogt preventieve conservatie het erfgoedoptimaal in stand te houden door middel van monitoring(toestandsrapportering van gebouwen), risicoanalyse (evaluerenvan schade als risico), voorzorgs maatregelen en regelmatigonderhoud (en zo nodig minimale ingrepen). Dit soort eerstelijns -zorg kan ingrijpende restauraties, met gevaar voor verlies aanoriginele substantie, voorkomen en is op lange termijn ookkostenbesparend.

Het historische centrum van Cuenca is in 1999 ingeschrevenop de World Heritage List door UNESCO. Dat was eerder in1978 al het geval voor de hoofdstad Quito (San Francisco delQuito) en de Galapagoseilanden in de Stille Oceaan, voor deEcuadoriaanse kust. Quito – de eerste halte van de RLICC-studiereis - werd vanaf 1541 officieel een Spaanse stad meteen typisch dambordpatroon van rechte straten en pleinen en een rijke barokarchitectuur. De geschiedenis van de stad en het stedelijke erfgoedbeleid werden uitvoerig toegelichtdoor Dora G. Arizaga, directeur van het Instituto Municipal de Patrimonio van Quito. Architect Edmundo Moreno, alumnusvan het RLICC, begeleidde ons bij bezoeken aan de stad, de gerenoveerde stadswijk Calle Ronda, het klooster van San Francisco, gebouwd door de Vlaamse franciscaanJodoco Ricke (1498-1575), en het overweldigende goudeninterieur van de barokke Iglesia de la Compañia, de kerk vande Jezuïeten. Fascinerend ook was het bezoek aan een aantalgerenoveerde en gerestaureerde historische woningen, met bijzonder goed bedachte nieuwe architecturale ingrepen,met overtuigende uitleg van de architect José-Maria Saez zelf.

13

aymond Lemaire InternationalZuid-Amerika

Santa Ana de los Rios de Cuenca – de volledige naam van destad gelegen aan vier rivieren – werd in 1577 als Spaanse stadgesticht met eenzelfde rigoureus dambordstadsplan dat dezekoloniale steden kenmerkt. Op weg van Quito naar Cuencawerd Ingapirca bezocht, een belangrijke archeologische sitevan de Cañari’s én de Inca’s, en Baños, een stadje op de randvan de Andes en het Amazonegebied, met imposante vulkanenen een neogotische kerk uit het begin van de twintigste eeuw,gebouwd door de Vlaamse dominicaan Thomas CorneliusHalflants (1831-1909).

De workshop werd in Cuenca voorbereid door Gabriela Garciaen in Leuven door Aziliz Vandesande, die beiden een proefschriftvoorbereiden in verband met preventieve conservatie. De RLICC-studenten werden samen met studenten van de Facultad deArquitectura ingezet om een kwalitatief en kwantitatief onderzoekuit te voeren in Cuenca betreffende de ervaring en waarderingvan het erfgoed van de Werelderfgoedstad Cuenca. Hoe dragenhistorische gebouwen al of niet bij aan de historische kennisvan de stad, aan het welbevinden van stadsbewoners enbezoekers, aan het gevoel van veiligheid, ...? In het bijzonderwerd de vraag gesteld of een waardevol historisch gebouw ofde ‘sfeer’ van een historische omgeving aanzet tot investeringen,zowel wat huisvesting als commerciële activiteiten betreft.

144 enquêteformulieren werden ingevuld en statistisch verwerkten geanalyseerd, mede vanuit een aantal diepte-interviewsmet bevoorrechte getuigen. De resultaten van deze workshopwerden ter afsluiting door de studenten voorgesteld en zullenverder verwerkt worden in de lopende doctoraatsonder zoeken.Het was voor de RLICC-studenten overigens een effectievemanier om van binnenuit grondig kennis te maken met dehistorische stad.

Vanuit Cuenca werden ook nog bezoeken gebracht aan hetommeland: kleine steden als Saraguro, Oña (met een ontvangstdoor burgemeester Germania Ullauri, die ook uitgebreid ingingop de steun voor het erfgoed vanuit de zustergemeente Bierbeek),en ten slotte Susudel. In Susudel zette Fausto Cardoso met destudenten van de Maestría en Conservación y Gestión delPatrimonio Cultural Edificado van Cuenca enkele jaren geldeneen project op voor de instandhouding van het lokale patrimoniumvan traditionele landelijke woningen en de kerk. Studenten namenzelf deel aan herstellingswerken, in samenwerking met de lokalebevolking. Voor de bouw van deze traditionele, vernaculairearchitectuur wordt gebruik gemaakt van adobeblokken,handgemaakte en in de zon gedroogde bouwblokken uitaarde. Er werd ook een (actief) bezoek gebracht aan eenbedrijfje voor de productie van adobeblokken en bakstenen.

De studiereis werd afgesloten met een reis naar Guayaquil:van Cuenca, midden in de Andes en op ongeveer 2.400 meterhoogte, via het Parque Nacional Cajas, tot op 4.166 meterhoogte, en dan afdalen naar de vlakte richting Guayaquil mettropische culturen van cacao, bananen en rijst. Tropischetemperaturen ook in Guayaquil zelf, een grootstad in volleontwikkeling, gelegen aan de brede Guayasrivier die de stadverbindt met de Stille Oceaan, en met een historisch stads -centrum dat stilaan helemaal onzichtbaar wordt. De heelintensieve studiereis werd afgesloten met een stadswandelinglangs de Malecón Simón Bolivar, een nieuwe wandelboulevardlangs de rivier.

Luc Verpoest

14

Hoe is het bouwproject ontstaan?

Bob Puers: In 2006 vormde zich een groep van onderzoekersrond nanotechnologie. Ze werkten in verschillende disciplines,maar merkten dat ze een gelijkaardig labo nodig hadden om meteen hoge nauwkeurigheid te kunnen werken. Ze smeedden samenconcrete plannen voor een groot labo met hoge technische eisen alsgeluidsarm, stralingsarm, stofarm, UV-lichtvrij en klimaat gecontro -leerd. Dit labo zou ingeplant worden naast het fysicagebouw.

Paula Moldenaers: Parallel daarmee ontstonden anderebouwplannen: het Departement Chemie had nieuwe labo’snodig omdat heel het gebouw van Chemie niet meer voldeedaan de hedendaagse vereisten. Het Departement ChemischeIngenieurstechnieken huisde in een ‘Provisorium’, de naam zegtgenoeg. En ook de bio-ingenieurs hadden plaatsgebrek.

Luc Glas: Doordat al deze groepen grotendeels dezelfdetechnische noden hadden, werd besloten er samen een grootsbouwproject van te maken, wat nu uitgemond is in het LeuvenNanoCentre en Leuven Chem&Tech. Een pijler van het gebouwis veiligheid. Waar eerst risico’s verspreid zaten over verschillendedepartementen, zijn deze nu geclusterd in één gebouw. Heel hetgebouw is badge-beveiligd, op enkele administratieve functiesals de secretariaten en de cafetaria na. Om met de badge toegangte krijgen, is het nodig een test af te leggen. Dit kan op drie levels:level 1 om het gebouw binnen te mogen, level 2 om te mogenwerken in het labo en level 3 om activiteiten te mogen uitvoerenmet specifieke veiligheidsrisico’s, zoals het werken met NMR enX-stralen. Hiermee zet KU Leuven zich op dezelfde lijn als deindustrie waar zulke veiligheidsvoorschriften al langer gelden.

Voor wie is het?

Luc Glas: Zeven departementen, gelieerd aan drie verschillendefaculteiten, zijn betrokken: Chemie en Natuurkunde van de Weten -schappen, Elektrotechniek met een deel van MICAS (de AfdelingMicro-elektronica en Sensoren, n.v.d.r.), Werktuigkunde met een deel van de Afdeling Biomechanica en een deel van PMA(de Afdeling Productietechnieken, Machinebouw en Automatisering,n.v.d.r.), een deel van Materiaalkunde, zo goed als heel het

Departement Chemische Ingenieurstechnieken, alle van deFaculteit Ingenieurswetenschappen en het COK (Centrum voorOppervlaktechemie en Katalyse, n.v.d.r.) van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen.

Paula Moldenaers: In totaal zullen er ongeveer 500 onderzoekerswerken, waarvan 45 voltijdse ZAP’ers (professoren n.v.d.r.) eneen aantal deeltijdse ZAP’ers, aangevuld met 150 masterstudentendie er in het kader van hun masterproef onderzoek komenverrichten. Het gebouw is expliciet voor onderzoek bedoeld; de specifieke onderwijsactiviteiten gaan voorlopig door op deoude locaties. Voor de onderwijsactiviteiten wordt later een nieuwgebouw opgetrokken, het ‘Trivium’, vlakbij Leuven Chem&Tech.

Hoe is het gebouw opgebouwd?

Luc Glas: Het gebouw bestaat uit twee delen die met elkaarverbonden zijn.

Het gebouw Leuven Chem&Tech (Figuur 1) heeft vijf etages eniedere verdieping heeft een gelijkaardige plattegrond (rechts opFiguur 2). Het bevat vooraan het administratieve gedeelte dattoegankelijk is voor iedereen, aan de zijden telkens een rij bureaus

Opening Leuven Chem&Tech

Figuur 1: Het gebouw Leuven Chem&Tech

Op 28 oktober 2015 vindt de officiële opening plaats van het prestigieuze bouwproject van KU Leuvendat onderzoek samenbrengt van zeven verschillende departementen binnen Wetenschap & Technologie.Met de nieuwe faciliteiten versterkt KU Leuven zijn positie als toonaangevend experimenteel onder-zoekscentrum.

Het gebouw bestaat uit twee delen: Leuven Chem&Tech en Leuven NanoCentre. Zoals de namen alzeggen, is het eerste deel voor onderzoek naar scheikunde en chemische technologie en gebeurt inhet tweede deel onderzoek naar fenomenen op zeer kleine schaal. De opening is een goede gelegenheidom een interview af te nemen met enkele nieuwe ‘bewoners’: prof. Bob Puers van het DepartementElektrotechniek, prof. Paula Moldenaers van het Departement Chemische Ingenieurstechnieken enLuc Glas, de core facility manager van het bouwproject.

15

en in het midden twee rijen labo’s, gescheiden door een producten -gang. De bureaus en de labo’s zijn enkel toegankelijk met een badgeomwille van de veiligheid.

Het tweede deel van het gebouw, Leuven NanoCentre, is op ge -trokken voor onderzoek waarbij nauwkeurigheid belangrijk is.Hier is geen kantoorruimte voorzien. Op de benedenverdiepingen op de tweede verdieping bevindt zich de laboruimte, de verdiepingertussen en erboven zijn technische ruimten, nodig voor filteringen conditionering van de lucht (plattegrond links op Figuur 2).

Bob Puers: De labo’s zijn volledig klimaatgecontroleerd en trilling vrij.Er is een cleanroom ISO-klasse 6 (dit is de oude klasse 1000,minder dan 1.000 deeltjes die groter zijn dan 0.5 μm per voet³)met een nog hogere zuiverheidsgraad in de cabines van demachines. Om omgevingstrillingen weg te filteren zijn funderings -palen van 20 meter diep gebruikt en staat het gebouw via dewanden dubbel geïsoleerd van de buitenwereld. Trillingvrijheid is nodig voor alles waarbij nauwkeurigheid belangrijk is,bijvoorbeeld voor sterk vergrotende microscopen.

Luc Glas: De kosten van de twee gebouwen samen bedragen50 miljoen euro. De apparaten die erin staan, allemaal state ofthe art, hebben samen nog eens een waarde van 25 miljoeneuro. De onderzoeksoppervlakte is 18.000 m². De laboratorium -ruimtes in het gebouw zijn grotendeels toegewezen maar nietvolledig; er is nog groeiruimte voorzien. Voor deze ongebruikteruimtes kunnen kandidaat-gebruikers een aanvraag indienen.

Wat zien jullie als de grootste voordelen aan ditbouwproject?

Paula Moldenaers: Het is een unicum in Europa om de heleketen van de scheikunde en chemische technologie in ééngebouw te hebben, gaande van zeer fundamenteel onderzoek,in bijvoorbeeld de kwantumchemie, tot de meer toegepastechemische technologie.

Luc Glas: Het is technisch praktischer om één grote voorzieningte hebben in plaats van veel kleintjes en het is maar mogelijk eenruimte zo trillingvrij te maken als je grootschalig werkt.Bovendien kan alles nu veel beter beveiligd worden.

Bob Puers: Ook al hebben onderzoekers uit verschillendedepartementen een verschillend onderzoekstopic, ze delen vaakdezelfde meetmethoden. Door samen te zitten kan het potentieelaan nieuwe ideeën zich gemakkelijker manifesteren. Mensenontdekken elkaar en dat is nu al merkbaar. Bovendien zet KU Leuven zich meer op de kaart doordat we nu als geheel naar buiten treden, wat de uitstraling verhoogt.

Paula Moldenaers: Ongetwijfeld gaan we met dit project meerbuitenlandse professoren en studenten aantrekken. Om maareen voorbeeld te geven: aan de zomercursus ‘European Schoolon Rheology’ namen dit jaar 80 studenten deel van 22 verschillendenationaliteiten. Het labo is een mooi visitekaartje.

Hartelijk dank voor het interview. Wij wensen alle onderzoekersveel succes toe.

Sigrid Maene

en Leuven NanoCentre

Figuur 2: Vloerplanstructuren, links van gelijkvloers entweede verdieping in Leuven NanoCentre, rechts van eenverdieping in Leuven Chem&Tech. Ze zijn verbonden viade kantoorruimtes van Leuven NanoCentre.

Figuur 3: prof. Paula Moldenaers legt een studente eenmeting van viscositeit uit.

Figuur 4: prof. Bob Puers toont een siliciumschijf in de cleanroom.

Losstaand deel rond delabo’s om trillingsvrijheiderbinnen te vrijwaren

Buitengangen tussenlabo’s en bureaus

Enige deel toegankelijke zonder badge:secretariaten, cafetaria etc.

kantoor -ruimtes

Productengang

Labo’s, gangenen opslagruimtes

Longsurfactant, een complexevloeistof

Longsurfactant is een vloeistof bestaande uit lipiden en eiwittendie als een flinterdunne laag het oppervlak van de longblaasjes(alveoli) bedekt. Meer in het bijzonder is de interfasegrens tussenvloeistof en lucht volledig bedekt met een laag oppervlakte-actievelipiden, een laag van ongeveer 1 molecule dik. Een van debelangrijk ste taken van deze monolaag is het verlagen van de oppervlaktespanning om de energie, nodig om te ademen, te beperken en te voorkomen dat de dunne epitheellagen vanhet longweefsel na uitademen aan elkaar gaan kleven. Als dezevloeistoflaag ontbreekt, wat het geval is voor sommige prematuurgeboren baby’s, of wanneer de samenstelling wijzigt als gevolgvan trauma, treden ernstige ademhalingsproblemen op en zijnde gevolgen soms zelfs fataal. Vandaag de dag beroepen artsenzich nog steeds op dierlijke longsurfactantextracten voor debehandeling van prematuur geboren baby’s. Voor slechtfunctionerend longsurfactant na een trauma bestaat nog geenefficiënte behandeling omdat er nog niet voldoende kennis isover de exacte moleculaire mechanismen die actief zijn in het surfactant en die hersteld moeten worden.

De blik van een chemisch ingenieurop een medisch probleem

Sinds de ontdekking van het longsurfactant in de jaren ’50 is alheel wat onderzoek op het longsurfactant verricht. In het verledenfocuste men vooral op de oppervlaktespanning, de meest bekendeeigenschap van oppervlakte-actieve stoffen. Maar dankzij recentetechnologische ontwikkelingen werd in dit onderzoek veel meeronderzocht dan enkel de oppervlaktespanning. Ook de adsorptie -dynamica en interfasereologie van het surfactant werden bestudeerden hoe deze een effect zouden kunnen hebben op de werkingvan het surfactant in de longen. Dezelfde methodologie voor hetbestuderen van de grenslaagreologie en dynamica is ook inzet -baar voor meer klassieke toepassingen van de chemischetechnologie en materiaalkunde zoals dunnefilm- en coating -technologie, bij flotatie of voor de stabiliteit van schuimen en emulsies.

De impact van een moleculairemonolaag

De eigenschappen van een moleculaire monolaag op het lucht-water-oppervlak kunnen zeer grote gevolgen hebben voor destroming van de onderliggende vloeistof. Een van de bekendstefenomenen is het Marangoni-effect na het walsen van een glas wijn.Lokale verschillen in opperspanning in het glas en op de wandkunnen de vloeistof tot enkele centimeters boven het oppervlaklangs de wand omhoog trekken waarna ze als ‘tranen’ teruglangs de wand naar beneden glijdt. Naast oppervlaktespannings -gradiënten kan ook de viscositeit of meer algemeen de reologievan het grensvlak een zeer grote invloed uitoefenen op destroming van de hele vloeistof. De monolaag zal bij een hogeinterfaseviscositeit fungeren als een film die de stroming van de hele laag afremt.

Stabiliteit van de surfactantfilmtijdens het ademen

Als onderdeel van het doctoraatsonderzoek werd de stabiliteitvan de dunne surfactantfilm onderzocht, in samen werking metprof. Gerald Fuller (sinds vorig jaar facultair eredoctor van de KU Leuven), dr. Saad Bahmla van het Chemical EngineeringDepartment van Stanford University en dr. Peter Kao van StanfordMedical School. Door het groeien van longepitheelcellen op demeetgeometrie werd zelfs het milieu in de longen in vitro nagebootst.

Elke dunne vloeistoffilm heeft de neiging om op te breken in kleinedruppels. Dit zou echter zeer problematische gevolgen hebbenin de longen. Een lage oppervlaktespanning kan dit fenomeenuitstellen. In het onderzoek bleek dat om een zeer lage opper -vlaktespanning te bereiken een metastabiele toestand moetgecreëerd worden. Mogelijk is het van tijd tot tijd diep zuchtenhiervoor erg belangrijk.

Every breath you take ...: Interfacial

Het Marangoni-effect in een glas wijn

Eline Hermans studeerde af als burgerlijk

scheikundig ingenieur aan de Faculteit Ingenieurs -

wetenschappen van de KU Leuven. In september

2010 startte ze als aspirant van het FWO een

doctoraat in de groep Soft Matter, Rheology

and Technology van het Departement Chemische

Ingenieurstechnieken, getiteld: ‘Interfacial

dynamics of phospholipids and lung surfactant’

met professor Jan Vermant (Departement CIT en ETH Zürich) als

promotor. Voor haar doctoraatswerk kreeg ze de gelukwensen

van de examencommissie op 18 december 2014. Het onderzoek

leidde tot nieuwe inzichten in de werking van het longsurfactant

via meerdere samenwerkingen met o.a. het Chemical Engineering

Department van Stanford University, USA en het UZ Leuven.

Momenteel bouwt zij mee aan de geneesmiddelen van de toekomst

bij Janssen Pharmaceutica.

16

17

Maar zelfs een lage oppervlaktespanning zal nog aanleiding geventot een opbreken van de vloeistoffilm wat tot het inklappen van delongen zou leiden. Tijdens het onder zoek bleek dat er significanteverschillen zijn in de filmstabiliteit, ondanks het feit dat verschillendecommercieel beschikbare dierlijke surfactantextracten, gebruiktin neonatale behandelingen, een gelijkaardige oppervlaktespanninghebben. De afname van de filmdikte in tijd werd gemonitord metinterferometrie en leverde ook prachtige beelden op.

Door middel van zeer gevoelige apparatuur, grotendeels medeontwikkeld in de groep van Jan Vermant aan de KU Leuven,werd de interfasereologie van de hoofdcomponent DPPC en decommerciële surfactanten in kaart gebracht. In tegenstelling tot

wat in de literatuur werd aangenomen, waren niet de films metde hoogste interfaseviscositeit het meest stabiel. Gedetailleerdonderzoek, zowel op basis van mathematische modellen alsanalyse van de interferentiebeelden, toont aan dat het Marangoni-effect in de meest stabiele films het dominante mechanisme was.Het uitspreiden en dunner worden van de film creëert lokaalverschillen in oppervlaktespanning. De stroming als gevolg hiervanwerkt het dunner worden tegen en houdt de film langer stabiel.De observaties in dit werk en de wiskundige analyse ervan stellenons ook in staat deze opgedane kennis in te zetten op anderematerialen en processen waar filmstabiliteit van belang is, gaandevan het verbeteren van de stabiliteit van roomijs tot het brekenvan water in olie-emulsies bij oliewinning.

Conclusie

De verworven fundamentele inzichten met betrekking tot de inter -fase dynamica van zowel het hoofdbestanddeel van het longsurfactant,DiPalmitylPhisphatylCholine (DPPC), als de commerciële surfactant -vervangers, in combinatie met de expertise en observaties vande vele pneumologen en biomedische wetenschappers die metons de discussie aangingen, heeft een nieuwe blik geworpen ophet functioneren van het surfactant in de longen. De geïdentificeerdemoleculaire mechanismen zijn mogelijks van groot belang in deontwikkeling van nieuwe therapieën voor het acuut respiratorydistress syndrome (ARDS).

Eline HermansJan Vermant

dynamics of phospholipids and lung surfactant

Verschillende longsurfactantextracten resulteren in een ander interferentiepatroon en dus mechanisme voor filmstabiliteit.

De Double Wall Ring (DWR), een geometrie voor zeergevoelige interfasereologiemetingen ontwikkeld in degroep van Jan Vermant

18

De beginjarenFried Vancraen studeerde in 1985 af als burgerlijk elektrotechnisch-werktuigkundig ingenieur: richting werktuigkunde. Daarna werktehij aan het WTCM en behaalde tegelijkertijd een MBA. Het ideeom Materialise op te richten kwam er nadat hij een van de eerste3D-printers had gezien in Bremen bij BIBA (Bremer Institut fürProduction und Logistik), in november 1988 gekocht van hetAmerikaanse bedrijf 3D Systems. Hij zag onmiddellijk het potentieelom op een volledig andere manier producten te maken en namhet initiatief om de eerste 3D-printer in de Benelux aan te kopenin juni 1990 om daar verder onderzoek op te doen en te bekijkenwelke mogelijkheden dit bood voor de toekomst. Eind jaren ’80werd CIM of ‘Computer Integrated Manufacturing’ gezien als het productieproces van de toekomst: door het combineren

van verspanende machines, robots en aansturing door computers,werd een ‘flexibele’ productie mogelijk. Die flexibiliteit was eigenlijkbeperkt tot bijvoorbeeld het maken van een vijftal varianten vaneenzelfde stuk. 3D-printing was een revolutionair concept, waarmeemen op een gecontroleerde manier stukken volledig flexibel konlaten groeien. Materialise werd in 1990 opgericht in de gebouwenvan het Departement Werktuigkunde in de hoek waar de LVD-pers -machine stond. In 1992 verhuisde het bedrijf naar het Innovatie& Incubatiecentrum van de KU Leuven, opgericht met de bedoelingom spin-offbedrijven de nodige ruimte en ondersteuning te biedenom zich te kunnen focussen op het uitbouwen van hun kern -activiteiten en om succesvolle economische resultaten te boeken.In de voorbije 25 jaar passeerden daar al meer dan 50 bedrijvende revue en Materialise was een van de eerste. In 1998 wasMaterialise al zo gegroeid dat ze een eigen gebouw hebbengezet op het industrieterrein in Haasrode. Ondertussen heeftMaterialise al drie gebouwen in gebruik.

MotivatieMaterialise is opgestart als een ‘Built-to-last’ onderneming.Daarvoor vallen ze steeds terug op hun missie die al bij de openings -receptie geformuleerd werd als ‘het toepassen van engineeringknow-how in 3D-printing op innovaties die bijdragen tot eenbetere en gezondere wereld’.

Op een zonnige zomermiddag ontmoet ik een jaargenoot uit mijn Leuvense studententijd, Fried Vancraen.Hij is oprichter van Materialise en heeft het bedrijf uitgebouwd tot een van de meest succesvolle spin-offsvan de KU Leuven. Materialise focust op diensten, software en medische producten op basis van 3D-printing en additive manufacturing. Hoe is het allemaal begonnen en wat is het geheim van het succes?

Materialise: al meer dan 25 jaarEen boeiend gesprek met Fried Vancraen, oprichter

19

De eerste industriële revolutie is erin geslaagd om de kost vanarbeid gigantisch te reduceren door productie met machines inplaats van handenarbeid. Computers en chips hebben een kosten -reductie gerealiseerd op het vlak van rekenwerk. Het internet ende mobiele telefonie deden hetzelfde op het vlak van communicatie.3D-printing is een volgende revolutie die ons in staat stelt om de kost van complexiteit van productie drastisch naar benedente halen. Als voorbeeld kan hier de productie van een kunstschedelaangehaald worden, vroeger een uitermate complex en langdurigproces dat via 3D-printing in een aanzienlijk kortere tijd kan en vooreen aanzienlijk lagere kost. Een van de nog grotere voordelen isdat 3D-printing mogelijk is met heel wat soorten materialen,zoals diverse plastics, metalen, keramiek, ...

De groei en diversificatieIn de beginjaren was de kerncompetentie van Materialise haarkennis over 3D-printing te vermarkten via dienstverlening aanBelgische bedrijven. Daardoor werden een aantal lacunesontdekt, zodat zij snel ingezien heeft dat ze CAD-systemenmoest koppelen aan 3D-printers. Op die manier is Materialisesnel geëvolueerd naar een softwarebedrijf dat CAD-pakkettenverkocht. In die tijd waren dat nog echte ‘pakketten’ die met de post opgestuurd werden naar de klanten. In eerste instantieleverde Materialise vanuit België dienstverlening in Europa. Door de beschikbaarheid van softwarepakketten is Materialiseuitgegroeid tot een wereldspeler. De eerste grote gebruikers van de software waren onder andere Baxter Healthcare, GeneralMotors, Ford, Boeing, IBM en NASA. De grootste concurrentvan Materialise in de beginjaren was Solid Concepts, eenAmerikaans bedrijf dat gevestigd was vlakbij 3D Systems, de leverancier van de printer. Materialise moest dus beter zijn.

Door diensten te leveren op wereldwijde schaal en door eencreatieve uitbouw van de verkoop kanalen kon Materialise sterkgroeien. De analyse van Fried Vancraen is hierbij heel een voudig:“Ofwel wordt men snel een wereld speler ofwel verdwijnt men.”Materialise is dus snel een wereld speler geworden. Naast eensterke competentie is ook een grote portie geluk nodig om hette maken. Belangrijk is de timing: men heeft een aantal factorennodig die op het juiste moment samenvallen. Het feit dat Materialisein Leuven als belangrijk kenniscentrum gevestigd is, helpt ook om competitief te blijven qua kennisuitbouw. Naast de industriëlemechanische sector en de productiesector, is Materialise ookgegroeid in de medische sector. Die maakt bijna de helft van de bedrijfsactiviteiten uit. Een van de parade paardjes is daarbij het koppelen van CT-scanners aan 3D-printers.

Materialise heeft over de jaren heen een stabiele groei gekend,gemiddeld net geen 20%. Dankzij diversificatie was het mogelijkeen stabiel bedrijf te worden. Dit was duidelijk in 2008, toen ereen grote crisis uitbrak in de automobielsector - hun grootsteklant in die tijd - en ze toch een groei van 6% konden realiserenop een ogenblik dat de meeste toeleveranciers aan de automobiel -industrie kampten met negatieve groeicijfers. Aan de andere kantvormt diversificatie ook een uitdaging. Men moet voortdurendkeuzes maken en ervoor zorgen dat er niet te veel randactiviteitenzijn die afwijken van de focus van het bedrijf.

Momenteel telt Materialise meer dan 1.250 werknemers, van wieongeveer 500 in het hoofdkwartier in Leuven. Daarnaast zijn ergrote vestigingen in Tsjechië, de Verenigde Staten, Maleisië enOekraïne, alsook verkoopkantoren op 17 locaties wereldwijd.

een wereldspeler met Leuvense roots!en CEO van Materialise

Erkenning en tentoonstellingEen van de mooie herinneringen vindt Fried Vancraen detentoonstelling ‘Making a Difference – A Difference in Making’ in de Bozar in Brussel van 24 april tot 23 juni 2015 die meer dan 10.000 bezoekers lokte. De tentoonstelling bood eenfascinerende kijk op 3D-printing. Het luik ‘Making a Difference’toonde in drie zalen de impact van 3D-printing op het milieu, het individu en de maatschappij. Het luik ‘A Difference in Making’liet zien welke veranderingen 3D-printing teweegbrengt in deproductietechnologie, bijvoorbeeld de impact op het ontwerp. In totaal werden in de Bozar 83 verschillende projecten getoondwaar Materialise een sleutelrol in speelde.

Fried Vancraen blikt trots terug op de erkenning in 2012 als‘Most influential person of the 3D-printing industry’ door deindustrie en de lezers van het TCT Magazine, de belangrijkstenieuwsbron voor 3D-printing en additive manufacturing.

Toekomst van het Vlaamseindustriële weefselMet betrekking tot het Vlaams industrieel weefsel vindt FriedVancraen dat er te weinig bedrijven opgericht worden inVlaanderen met het doel door te groeien als zelfstandig bedrijf. Is de aandacht niet meer gericht op ‘Built-to-flip’ in plaats van op ‘Built-to-last’? We zien inderdaad meer en meer dat bedrijvenopgericht worden om zo snel mogelijk doorverkocht te wordenvoor een hoge prijs aan een multinational. Is dit de strategie diewe in Vlaanderen willen nastreven? Is dit de goede oplossing om door te groeien naar grote monolithische bedrijven? Zouden we niet beter streven naar bedrijven zoals Materialisemet een Vlaamse eigenheid en sterke verankering in eigen land? De moeite waard om daar toch even over na te denken.

Patrick Pype

20

21

Reünie 1958

Op 23 april 2015 kwamen 22 vrienden van het afstudeerjaar 1958 en hun partners samen in Brugge.

Het West-Vlaamse organisatieteam bestond uit de collega’sPol Descamps, Fernand D’Hoore, Fernand Nuyts, HermanMissinne, Georges Standaert en Walter Stevens.

Het gezelschap bracht eerst een bezoek aan de Gotische Zaalvan het Stadhuis en het Maritiem Museum onder de deskundigeleiding van twee gidsen die ons terugvoerden naar het rijkeverleden van de stad Brugge in de Bourgondische tijd.

Daarna werd ‘het Brugse Vrije’ in het vroegere justitiepaleisbezocht, met zijn prachtige schouw met houten beelden vano.a. Keizer Karel en taferelen in albast.

In restaurant ‘Lodewijk van Male’ werden het aperitief en de lunch geserveerd.

Nadat Georges Standaert in naam van het organisatieteamallen verwelkomd had, werd nog een minuut stilte gehoudenvoor de overleden vrienden. Daarna werd genoten van hetgezellig samenzijn waar zoals gewoonlijk veel herinneringenwerden opgehaald aan de ‘goeie oude tijd in Leuven’.

Fernand Nuyts stelde voor om, gezien de leeftijd van bijnatachtig jaar of meer, geen twee jaar meer te wachten omeen volgende keer samen te komen.

Armand Timmermans en Marc Judo van de Brusselse regiowaren meteen bereid een samenkomst te organiseren in2016-2017 in een restaurant in de omgeving van Brussel-Centraal zodat iedereen gemakkelijk met de trein ernaartoekan komen.

Georges Standaert

22

‘Terug naar morgen’: heden en toeko

Waarom heb je het park van Arenberg gekozen alsbelangrijkste locatie van de film?

Dit heeft natuurlijk te maken met het thema. De film speelt zichnamelijk voor een deel af in het universiteitsmilieu. Ik wou in de film het klassieke campusgevoel creëren, een beetje zoalsOxford en Cambridge. Het park, oude gebouwen, studentendie op het gras zitten en fietsen,... Het Arenbergpark heeft dit alles en is dan ook uniek in België. Ikzelf liep er rond alsingenieursstudent en heb er heel goede herinneringen aan.

Hoe komt een ingenieur in de filmwereld terecht?

Toen ik op mijn achttiende een studiekeuze moest maken, was ik vastberaden om ingenieursstudies aan te vatten. Ik twijfelde wel tussen burgerlijk ingenieur en burgerlijkingenieur-architect. In 1991 veranderde het toelatingssysteemen moest je niet alleen het toelatings examen voor burgerlijkingenieur afleggen, maar ook een motivatiebrief schrijven als jede opleiding tot burgerlijk ingenieur-architect wilde volgen. Ik hadnet al die moeite gedaan voor het toelatings examen en zag hetniet meer zitten om een motivatiebrief te schrijven. Als ik toen wel de moeite had genomen om die motivatiebriefte schrijven en voor burgerlijk ingenieur-architect zou gestudeerdhebben, dan had ik misschien wel meer mijn creativiteit kunnenbotvieren en was ik nooit aan de filmstudies begonnen. Dat zullenwe natuurlijk nooit weten. Ik studeerde in juni 1996 af als burgerlijkelektrotechnisch ingenieur. Onmiddellijk daarna ben ik naarLonden getrokken en ben er aan de filmschool begonnen.

Waarom ben je in Londen gaan studeren?

In België duren alle regieopleidingen vier jaar, in Londen maartwee jaar. Ik had net vijf jaar studies achter de rug en had nietveel zin meer om als 23-jarige nog eens vier jaar te moetenstuderen. Daarenboven is de opleiding in Londen voornamelijkpraktijkgericht en kregen we elk trimester de opdracht een filmte regisseren. Londen had ook het voordeel studenten uit heeldiverse milieus en uit verschillende landen aan te trekken.

Hebben de ingenieursstudies een invloed gehad op jouwfilmstudies?

De studie heeft me enorm geholpen aan de filmschool. Het on grijp -bare proberen te begrijpen was een van de redenen waarom ikingenieur ben geworden. Je moet daarbij heel analytisch denken.Gedurende de vijf jaar van mijn ingenieursstudies werd ik ‘gebrain -washt’ met telkens de vraag: “dit is het gegeven, dat wordt ergevraagd, wat is dan de oplossing?” Dat analytisch denken,dat leer je nooit af en het heeft me enorm geholpen bij mijnfilmstudies. Het is frappant hoe je bepaalde dingen analytischmoet bekijken als je een film wilt maken. Bij het schrijven vaneen scenario moet je rekening houden met een aantal parameters.Je vertrekt met het gegeven zoals een beperkt budget. Hoeveelscènes kan je daarmee draaien, hoeveel acteurs kun je inzetten,welke locaties komen in aanmerking? Er is een frameworkwaarbinnen je moet werken en daarin schuilt de creativiteit:met weinig veel realiseren. Velen schrijven scenario’s enkunnen ze onmogelijk waarmaken omdat ze met die parametersgeen rekening houden. Dat zijn skills die ik als ingenieur hebgeleerd en die me helpen als regisseur. Die manier van denkenis iets dat bijblijft.

In de film ‘Terug naar Morgen’ ontdekken een professoren zijn assistent hoe ze e-mails terug kunnen sturen naarhet verleden. Een thema dat toch wat aanleunt bij jouwstudie als ingenieur. Hebben die invloed gehad op dekeuze van het thema?

Eigenlijk heeft het thema van de film niks te maken met ingenieurs -studies. Het thema van de film is iets wat me altijd heeft geboeid.Iedereen stelt zich wel eens de vraag: wat als dit niet was gebeurd,dan had mijn leven er anders uit gezien. Wat als ik toen niet opcafé was geweest en mijn vrouw niet had ontmoet of wat als iktoen dat meisje had gekust, dan zat ik misschien in Portugal.Het centrale thema van de film is dan ook dat het leven eenreeks van toevalligheden is en dat iedere kleine beslissing een enorme invloed kan hebben op het verdere leven.

Afgelopen zomer leek Campus Arenberg even op Hollywood. Het Arenbergpark werd omgedoopttot ‘Arenbergwood’. Bekende acteurs bevolkten het kasteel en lokalen werden omgebouwd totfilmstudio’s voor de eerste langspeelfilm ‘Terug naar morgen’ van Lukas Bossuyt, alumnus van de Faculteit Ingenieurswetenschappen.

23

mst komen samen op de Arenbergcampus

Dat is een filosofische gedachte die jij weliswaar met eenwetenschappelijk sausje overgoten hebt. Jouw weten -schap pelijke kennis als ingenieur zal hierbij toch geholpenhebben, niet?

Ik heb inderdaad het antwoord in de astrofysica gezocht.Tijdreizen leek me ver gezocht, daarom kwam ik op het ideeom e-mails naar het verleden te sturen. Hoewel dat ook een zeker sciencefictiongehalte heeft, vond ik die piste ietsrealistischer. Ik heb mijn theorie wel gezocht in de weten -schappelijke literatuur. Ik heb veel publicaties en boekengelezen van Stephen Hawking. Volgens hem zullen mensennooit kunnen reizen naar het verleden, maar kleine micro -scopische deeltjes zouden in theorie terug in de tijd kunnengaan. Zo stootte ik in de literatuur op het Casimireffect. Dat iseen kracht tussen twee platen die alleen maar te verklaren isdoor elektronen die een soort lus maken in het vlak tijd/ruimte,eigenlijk elektronen die kort even teruggaan in de tijd.Elektronen die teruggaan in de tijd, gecodeerde boodschappendie teruggaan in de tijd ... het is een grote stap maar het zoumogelijk kunnen zijn. Ik heb me dan ook gebaseerd op hetCasimireffect om het in de film mogelijk te maken om e-mailsterug te sturen.

Het moet heel boeiend geweest zijn om heden en toekomstconcreet in beeld te brengen. Hoe ben je te werk gegaan?

De film speelt zich af in het heden en 25 jaar later. Zo is hetheden gefilmd met lenzen uit de jaren ’60 om subtiel eentijdsverschil aan te geven. We hebben de toekomst bewust

heel kortbij gehouden. Veel zaken die we vandaag gebruiken,kan je ook in de film zien zoals de smartphone, tablet, fietsenmaar ze zien er net iets anders uit. Leuven wordt ook in detoekomst geprojecteerd. Zo kan je een glimp opvangen vanhoe de Vaartkom er zal uitzien. Dit toekomstbeeld van de stadis gebaseerd op de originele plannen van de Vaartkom. Toen ikresearch deed over hoe ik de toekomst zou uitbeelden ben ikmet enkele captains of industry gaan praten, waaronder ingenieurs.Ze stelden me allemaal de vraag ‘welk toekomstbeeld wil je,een positief of een negatief?’ Ik heb gekozen voor een positieftoekomstbeeld waarin we uitgaan van een omslag naar hernieuw -bare energiebronnen, energiezuinige transportmiddelen. Zo wordtin de film bijna alleen gefietst en heb ik een duidelijke keuze voormeer groen gemaakt, ook in de steden. Een ander voorbeeldzijn de grote borden in de aula. Die hebben we de look gegevenvan schermen die geen licht meer uitstralen, maar enkel noglicht reflecteren, bijzonder energiezuinig dus. In de film komtook een straat in beeld die we omgetoverd hebben tot eenvolledig groene leefstraat en in de achtergrond van de Vaartkomhebben we nog enkele groene leeftorens geplaatst. Dit duur -zame aspect is voor mij heel belangrijk. Zo is een van de figureneen ‘green warrior’ die opkomt voor een groenere toekomsten reclame maakt voor de website www.planteenbos.be . Het groene verhaal ligt me na aan het hart en ‘Plant een bos’is een initiatief dat ook echt bestaat. De bedoeling ervan kan jeop de website ontdekken. Zo willen we ons steentje bijdragenvoor meer groen in Vlaanderen en minder CO2 in de wereld.Hoewel dit allemaal belangrijk is, wil ik toch benadrukken dathet centrale thema van de film een liefdesverhaal is met alsleidmotief ‘Wat als?’.

Wat als je een e-mail naar jezelf zou sturen? Zou je jezelfeen mail sturen om een andere wending aan jouw leven te geven?

Als ik een e-mail naar mezelf zou sturen dan zou ik mezelfaanraden zeker mijn ingenieursstudies af te maken omdat zeme heel veel hebben bijgebracht en ik er uiteraard heel watvrienden heb gemaakt. Ik zou niks veranderen. Ik ben er vrijzeker van dat ik opnieuw hetzelfde parcours zou afleggenmaar af en toe kan je wel eens denken ‘wat als ...’

Isabelle Benoit

COLOFON

‘GeniaaL’ is een tijdschrift van de Faculteit Ingenieurs -weten schappen en Alumni Ingenieurs KU Leuven, met bijdragen van medewerkersvan de faculteit, alumni en studenten.

‘GeniaaL’ verschijnt viermaal per jaar: in januari, april, juli en oktober.

verantwoordelijke uitgever:

Michiel Steyaert

redactie:

Isabelle Benoit, Adhemar Bultheel,Annemie Caproens, Jelle De Borger,Iris De Coster, Elke Kalokerinos,Sigrid Maene, Liliane Pintelon,Patrick Pype, Gert Sablon, Michiel Steyaert, Hendrik Van Brussel, Yvan Verbakel, Yves Willems, Valérie Wyns,VTK-Communicatie

redactieadres:

GeniaaLFaculteit IngenieurswetenschappenJelle De BorgerKasteelpark Arenberg 1 bus 22003001 HEVERLEEtel. + 32 16 32 16 89fax + 32 16 32 19 [email protected]

grafisch ontwerp:

altera.be

drukwerk:

ArtoosOudestraat 191910 KAMPENHOUTtel. + 32 16 61 83 59

Achteraan: Axel Vanmeulder, Lukas De Backer, Eline Vanermen,Hans Geypen

Vijfde rij, v.l.n.r.: Victor Verlinden, Roeland Van Roosbroeck, Arthur Ackermans, Nick Seeuws, Floris Kint, Pieter-Jan Beerden, Sybren Van Hasselt, Steven Roose, Dorien Vandenhove, Lien Vandermosten, Emil Loevbak

Vierde rij, v.l.n.r.: Wout Vekemans, Jasper Bizindavyi, Mathijs Cuppens,Raf Verbist, -, Ruben De Clercq, Lucas Vanlaer, Alexander Boschmans,Kasper Daemen, Martin Camerman, Emile Derache, Jef Voorspoels,Anton De Meester

Derde rij, v.l.n.r.: Stefaan Botteldoorn, Isabeau Veelaert, Evelien Pommé, Nathalie Voeten, Siri Derwael, Joran Van Bavel, Jorn Hendrickx, Evert Cuylen, Achiel Colpaert, Jens Ghys, Shoera Sels

Tweede rij, v.l.n.r.: Nathalie Beken, Ankatrien Demarsin, Annelies Lenssen,Nina Lauwers, Jeroen Blommaert, Jurgen Daenen, Matthias Hoernaert,Michiel Meulemans, Jannes Aertsen, Thomas Delputte

Vooraan, v.l.n.r.: Jan Van Schoubroeck, Mattias Decrop, Julie Vermeersch, Caroline Preud’homme, Britt Beynaerts, Sébastien Cantillon, Seppe Iven, Senne Van Woensel, Alberick Lismont

Niet op foto: Anke Lostrie, Nils Nijs, Ariane De Vroede, Christophe Huynen, Emilie Beevers, Dieter Boeyaert, Wout Geboers,Jens Piedford, Dieter Balis, Pieter Van den Berghe, Arno Bossaert,Jesper Becks, Dries Claes