TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1...

216
Nr. 254 TECHNISCHE VOORLICHTING Brandveilig afdichten van doorvoeringen in brandwerende wanden Voorschriften en plaatsing Maart 2015 Een uitgave van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf ISSN 0528-4880 ULg

Transcript of TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1...

Page 1: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

Nr. 254TECHNISCHE VOORLICHTING

Brandveilig afdichten van doorvoeringen in brandwerende wandenVoorschriften en plaatsing

Maart 2015Een uitgave van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf

ISSN 0528-4880

ULg

Page 2: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit
Page 3: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

1WTCB | TV 254 | Maart 2015

TECHNISCHEVOORLICHTING Nr. 254

Brandveilig afdichten van doorvoe-ringen in brandwerende wanden Voorschriften en plaatsingDeze Technische Voorlichting werd opgesteld door de werkgroep Brandveilige doorvoeringen, in de schoot van het Technische Comité Schrijnwerken en met de samenwerking van het Technische Comité Sanitaire en industriële loodgieterij, gasinstallaties en het Technische Comité Verwarming en klimaatre-geling. Ze kwam tot stand met de medewerking van de Beroepsvereniging van Afwerkingsbedrijven (BEWAP) en vertegenwoordigers uit de industrie, aannemers, installateurs, fabrikanten en experten ter zake.

Samenstelling van de werkgroep

VoorzitterD. De Witte (BEWAP)Leden C. Baete (DoorSolutions bvba), M. Bonheure (PFPA), R. Bruyns (BEWAP en Kardeco bvba), G. Deprez (Walraven bvba, ex Hilti), G. Dierick (Beddeleem nv), A. Dooms (Dooms SPRL), G. Franssen (Soudal), L. Jacobs (Promat International nv), T. Jacquemyn (SECO), S. Maris (Schiedel-Bemal nv), B. Martens (Jansen Finishings nv), R. Mensink (3M Nederland B.V.), J. Peters-Dickie (Odice SAS – Fire Protection), D. Peytier (Plomberie – Loodgieterij Peytier bvba), O. Schittecatte (Helia nv – Plastic Color), P. Spehl (SECO), C. Vallen (Rockwool Technical Insulation), N. Van Houten (Bureau Bouwtechniek), D. Van Kerckhove (Confederatie Bouw – Cluster Afwerking), H. Van Keymeulen (Saint-Gobain Construc-tion Products Gyproc), P. Van Den Heuvel (Rockwool Technical Insulation), E. Van Wesemael (ISIB), J. Vandenbroeke (BEWAP en Wesly SPRL), F. Verlinden (RF-Technologies).Ingenieurs-verslaggeversS. Eeckhout en Y. Martin (WTCB)

Hebben eveneens hun medewerking verleend: G. Baes (ANPI), B. Bastin (SECO), D. Brants (Brandweer Leuven), J.-F. Cadorin (Bureau Delta-GC), K. De Cuyper (WTCB), D. Hermans (TECNOLEC), X. Kuborn (WTCB), K. Maris (Saint-Gobain Isover), F. Henry (SRI Charleroi), U. Lippens (ex RF-Technologies), R. Milhomme (SRI Mons), G. Moreau (Dinak Belgium nv/sa), J.-P. Renier (SRI La Louvière - BEPROBEL), T. Van Leuven (RF-Technologies), J.-P. Veriter (SECO), E. Wellens (ULg – Laboratoire d’essai au feu)

Met dank aan S. Maekelberg (FOD Binnenlandse Zaken – Algemene Directie Veiligheid en Preventie – Directie Brandvoorkoming) voor het ter beschikking stellen van de brandproefverslagen.

WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJFWTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947

Maatschappelijke zetel: Lombardstraat 42 te 1000 Brussel

Dit is een publicatie van wetenschappelijke aard. De bedoeling ervan is de resultaten van het bouwonderzoek uit binnen- en buitenland te helpen

verspreiden.

Het, zelfs gedeeltelijk, overnemen of vertalen van de tekst van deze Technische Voorlichting is slechts toegestaan na schriftelijk akkoord van de

verantwoordelijke uitgever.

Page 4: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

2 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Inhoud1 INLEIDING ................................................................................................................... 5

1.1 Brandveilige doorvoeringen en andere verzwakkingen ............................................ 51.2 Taken van de betrokken partijen ............................................................................. 6

2 CLASSIFICATIE EN ATTESTERING VAN DE BRANDWEERSTAND ......................................... 92.1 Bouwproductenverordening en normen .................................................................. 92.2 Classificatie van de brandweerstand ....................................................................... 92.3 Attestering van de brandweerstand .......................................................................10

3 PARAMETERS MET EEN INVLOED OP DE BRANDWEERSTAND ......................................... 113.1 Inleiding ............................................................................................................... 113.2 Type bouwelement ................................................................................................ 113.3 Type door te voeren element ..................................................................................123.4 Types brandwerende voorzieningen .......................................................................13

4 VEREISTE BRANDVEILIGHEIDSPRESTATIE IN BELGIË ......................................................214.1 Algemeen .............................................................................................................214.2 Wanden, vloeren en verlaagde plafonds ................................................................214.3 Prestatie-eisen voor de afdichting van doorvoeringen van leidingen voor fluïda en

elektriciteit of gelijkaardige leidingen doorheen brandwerende bouwelementen .... 224.4 Prestatie-eisen voor de afdichting van doorvoeringen van lucht- en

rookafvoerkanalen ............................................................................................... 234.5 Schakelaars en stopcontacten .............................................................................. 244.6 Voegen ............................................................................................................... 244.7 Brandwerende roosters ....................................................................................... 25

5 PLAATSINGSVOORSCHRIFTEN: TYPE-OPLOSSINGEN ..................................................... 275.1 Inleiding .............................................................................................................. 275.2 Fiches nr. 1: Type-oplossing A ............................................................................... 275.3 Fiches nr. 2: Type-oplossing B ............................................................................... 345.4 Type-oplossing C ..................................................................................................37

Page 5: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

3WTCB | TV 254 | Maart 2015

6 PLAATSINGSVOORSCHRIFTEN VOOR BRANDWERENDE VOORZIENINGEN....................... 386.1 Inleiding .............................................................................................................. 386.2 Lichte scheidingswanden ..................................................................................... 386.3 Massieve muren ................................................................................................... 876.4 Massieve vloeren ................................................................................................ 1436.5 Verlaagde plafonds .............................................................................................1906.6 Verhoogde vloeren .............................................................................................. 191

7 BIJZONDERE UITVOERINGSDETAILS ........................................................................... 1937.1 Grote openingen ................................................................................................1937.2 Leidingen in dekvloeren ......................................................................................1937.3 Doorvoering van rookkanalen doorheen brandwerende wanden ..........................196

8 ONDERHOUD.............................................................................................................1998.1 Brandwerende kleppen .......................................................................................1998.2 Andere types brandwerende voorzieningen..........................................................199

9 ENKELE VOORBEELDEN VAN FOUTIEVE PLAATSINGEN .................................................201

BIJLAGE ADefinities ................................................................................................................ 205

BIJLAGE B Classificatie van leidingdoorvoeringen ...................................................................... 208

BIJLAGE CEnkele beschouwingen uit nota 1392 S van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing in verband met de brandstabiliteit van verlaagde plafonds ....................... 209

LITERATUURLIJST .............................................................................................................................211

Page 6: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit
Page 7: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

5WTCB | TV 254 | Maart 2015

1 INLEIDING

1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN

Volgens het Koninklijk Besluit tot vaststelling van de basis-normen voor de preventie van brand en ontploffing [F1], waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen, mogen de doorvoeringen van leidingen voor fluïda of voor elektriciteit alsook andere verzwakkingen zoals stopcontacten en scha-kelaars de vereiste brandweerstand van de bouwelementen niet nadelig beïnvloeden.

Om de brandweerstand van een bouwelement (muur, vloer) te waarborgen, is het van essentieel belang dat alle onver-mijdelijke doorboringen (elektrische kabels, leidingen voor fluïda, luchtkanalen, schakelaars, stopcontacten,  lineaire voegen…) die erin aanwezig zijn, correct afgedicht worden. Indien dit niet gebeurt, heeft het weinig zin om een bouwele-ment met brandwerende prestaties te voorzien. Wanneer een verticale of horizontale wand brandwerend uitgevoerd moet worden, geldt dit met andere woorden ook voor de doorvoeringen en andere verzwakkingen.

Het gebrek aan eenduidige praktijkrichtlijnen voor de cor-recte uitvoering van brandveilige doorvoeringen heeft een aantal belangrijke implicaties voor de aannemer die verant-woordelijk is voor de afdichting van deze doorvoeringen. Hij wordt immers geconfronteerd met talloze onduidelijkheden en interpretatieverschillen bij de opstelling van de prijsof-ferte en de eigenlijke uitvoering, wat kan leiden tot ernstige betwistingen op de bouwplaats en hoge herstellingskosten achteraf.

Deze Technische Voorlichting (TV) geeft in hoofdstukken 5, 6 en 7 de plaatsingsvoorschriften van diverse afdichtingsmid-delen voor leidingen, luchtkanalen, lineaire voegen en voor andere verzwakkingen (bv. stopcontacten en schakelaars). Deze voorschriften laten toe om de vereiste brandweerstand van de verticale of horizontale wanden waarin deze elemen-ten zich bevinden te waarborgen.

Hoofdstuk 5 (p. 27) beschrijft uitvoerig de plaatsingsvoor-schriften voor type-oplossingen voor de afdichting van bepaalde leidingdoorvoeringen.

Afb. 1 Een leiding afdichten met een brandwerend schuim dat niet geschikt is voor deze toepassing heeft in een brandwerend bouwelement slechts weinig zin, vermits een dergelijk schuim niet toelaat de vereiste brandweerstand van het element te waarborgen.

Page 8: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

6 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Hoofdstuk 6 (p. 38) stelt principiële oplossingen voor met betrekking tot de plaatsing van brandwerende voorzienin-gen. De verwerkingswijze van de brandwerende inrichting moet echter in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikant, die gebaseerd zijn op het proefverslag of de proefverslagen. De plaatser dient steeds de plaatsings-voorschriften van de fabrikant op te volgen. De fabrikant dient er op zijn beurt op toe te zien dat de plaatser altijd kan beschikken over deze voorschriften, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en/of proefverslagen.

Aangezien deze TV bestemd is voor de Belgische praktijk, is ze gebaseerd op de voorschriften van bijlagen 2 (lage gebou-wen), 3 (middelhoge gebouwen), 4 (hoge gebouwen) en 6 (industriële gebouwen) en de uitgangspunten van bijlage 7 (gemeenschappelijke bepalingen) van het Koninklijk Besluit van 7 juli 1994 (gewijzigd o.a. door het KB van 12 juli 2012) [F1] tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen (1). Bijlage 7 komt voort uit de ministeriële omzendbrief ‘Aanbevelingen betreffende de weerstand tegen brand van de doorvoeringen van bouwelementen’ [F2].

Vermits de markt met betrekking tot het brandwerend afdich-ten van doorvoeringen en andere verzwakkingen continu evolueert, zijn de in deze Technische Voorlichting voorge-stelde oplossingen slechts een momentopname. Enkel de voornaamste oplossingen die op het moment van de opstel-ling van deze Technische Voorlichting courant zijn, worden toegelicht.

De plaatsing van doorvoeringen voor leidingen of verzwak-kingen (bv. stopcontacten, schakelaars …) kan een invloed hebben op het akoestische gedrag van de bouwelementen waarin ze geplaatst worden. Doorgaans zullen oplossingen met opencellig isolatiemateriaal (bv. rotswol) een beter gedrag vertonen dan oplossingen waarbij gebruikgemaakt wordt van stijve materialen, zoals mortels.

Vooral in het geval van lichte scheidingswanden moet de uit-voering van doorvoeringen doorheen bouwelementen, waar-aan een luchtdichtheidseis gesteld wordt, zoveel mogelijk vermeden worden. Men dient hiermee van bij de opvatting rekening te houden. Om de luchtdichtheid rondom leiding-doorvoeringen te verzekeren, kan men de eventuele opvul-ling rondom de leiding afwerken met een soepele voeg of een brandwerende voorziening kiezen die ook getest is geweest op luchtdichtheid.

De akoestische en thermische eigenschappen worden niet behandeld in deze TV. De rook- en warmte-afvoersystemen (RWA) volgens de norm NBN EN 13501-4 [B15] en de uitvoe-ring ervan maken evenmin onderwerp uit van dit document.

1.2 TAKEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN

Bij het uitvoeren van doorvoeringen en andere verzwakkin-gen in brandwerende bouwelementen zijn er verschillende personen betrokken. Doorgaans betreft het:• de opdrachtgever (eventueel bijgestaan door een architect

en/of een gespecialiseerd studie- en/of controlebureau)• de aannemer (uitvoerder van het brandwerende bouwe-

lement, sanitaire installateur, elektricien, verwarmings-technicus, plaatser van de brandwerende afdichting …)

• de fabrikant van de brandwerende afdichting.

Gelet op het mogelijk grote aantal betrokken partijen is het van belang dat de taken en verantwoordelijkheden van alle betrokkenen op een eenduidige manier vastgelegd worden. De informatieoverdracht tussen de verschillende partijen is cruciaal voor het goede verloop van de werken.

In ideale omstandigheden wordt de taakverdeling beschre-ven in het bijzondere bestek, zodanig dat de uitvoerders met deze taakverdeling rekening kunnen houden bij het opstel-len van een prijsofferte. Bij voorkeur wordt dit opgenomen in een afzonderlijke post ‘Brandwerende doorvoeringen en andere verzwakkingen’.

Aangezien het in de praktijk niet altijd even duidelijk is wie verantwoordelijk is voor welke taak worden hieronder enkele aanbevelingen geformuleerd.

1.2.1 DE OPDRACHTGEVER

De opdrachtgever bepaalt vooraf de aannemers die zullen instaan voor de verschillende werken: uitvoerder van het brandwerende bouwelement, sanitaire installateur, elektri-cien, verwarmingstechnicus, bedrijf dat gespecialiseerd is in het plaatsen van brandwerende inrichtingen …

Hij bezorgt de uitvoerder de nodige informatie over de brandweerstand en het type bouwelement, waarin men de doorvoeringen en/of andere verzwakkingen dient aan te brengen. Dit wordt bij voorkeur duidelijk aangeduid op de plannen. Tevens dient men de volgende eigenschappen van de doorvoering te vermelden: aard, type (leidingen, (lucht-)kanalen …) en diameter.

Bij het bepalen van het tracé van de leidingen, kanalen … houdt men best al rekening met de te voorziene brandwe-rende afdichting zodat deze op een conforme manier uitge-voerd en onderhouden kan worden. Zo dient bijvoorbeeld rondom een brandwerende klep voldoende vrije ruimte behouden te blijven voor onder andere het plaatsen van de klep zelf en het onderhoud van het bedieningsmechanisme.

1 Inleiding

(1) In wat volgt zal het Koninklijk Besluit in kwestie het KB ‘Basisnormen’ genoemd worden.

Page 9: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

7WTCB | TV 254 | Maart 2015 7

Het spreekt voor zich dat de aangewende materialen en dia-meters aan de uitvoerder meegedeeld worden.

De opdrachtgever moet aangeven of er naast de vereiste brandwerende eisen ook eisen voor de luchtdichtheid en/of de akoestiek van toepassing zijn op het bouwelement.

1.2.2 DE AANNEMER DIE VERANTWOORDELIJK IS VOOR DE UITVOERING VAN DE BRANDWE-RENDE INRICHTING

Op basis van de door de opdrachtgever verstrekte informatie kan de aannemer het type brandwerende afdichting, eventu-eel in samenspraak met fabrikanten van brandwerende voorzieningen, bepalen. Tenzij dit al opgenomen was in het bijzondere bestek.

De aannemer is verantwoordelijk voor het correct uitvoeren van de brandwerende voorziening, conform de plaatsings-richtlijnen van de desbetreffende fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen.

Na het realiseren van de afdichting mag er geen leiding, kabel … meer toegevoegd worden aan de uitgevoerde afdich-ting, tenzij anders vermeld in de richtlijnen van de fabrikant die gebaseerd zijn op proefverslagen.

Eventuele schade die aangebracht wordt aan de doorvoering en aan de brandwerende inrichting (bijvoorbeeld tijdens het afwerken van het bouwelement, plaatsen van toestellen …) dient hersteld te worden. Dergelijke herstellingswerken wor-den bij voorkeur opgenomen in een afzonderlijke post van de contractuele documenten.

1.2.3 DE FABRIKANT

De fabrikant van de brandwerende voorziening stelt alle richtlijnen (aantal bevestigingen, opvulling, toepassingsge-bied …) ter beschikking van de uitvoerder, waardoor deze in staat moet zijn om de brandwerende afdichting op een cor-recte manier aan te brengen. Indien nodig bezorgt de fabri-kant eveneens het classificatierapport van de te plaatsen brandwerende afdichting.

1Inleiding

Page 10: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit
Page 11: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

9WTCB | TV 254 | Maart 2015

2 CLASSIFICATIE EN ATTESTE-RING VAN DE BRANDWEER-STAND

2.1 BOUWPRODUCTENVERORDENING EN NORMEN

Om de mogelijke belemmering van het handelsverkeer bin-nen de Europese Unie te vermijden, vaardigde de Raad van Europa in december 1988 de Richtlijn 89/106/CEE uit (alge-meen de Bouwproductenrichtlijn of BPR genoemd). Deze Richtlijn werd in april 2011 vervangen door de Verordening nr. 305/2011 (algemeen de Bouwproductenverordening of BPV genoemd).

Om de grote verschillen tussen de nationale normen voor de bepaling van de brandweerstandsprestaties van bouwpro-ducten weg te werken, werd de beoordeling van de brand-weerstand geharmoniseerd.

De Europese classificatienormen (reeks NBN EN 13501) wer-den ontwikkeld met als doel te komen tot een uniforme beoordeling van de brandweerstand door proeven. De clas-sificatienormen NBN EN 13501-2 [B13] en NBN EN 13501-3 [B14] bepalen onder andere de brandweerstandsclassifica-tie voor de doorvoering van enerzijds leidingen en andere verzwakkingen en anderzijds van kanalen en kleppen. De brandweerstandsclassificatie van ontrokingsinstallaties gebeurt volgens de norm NBN EN 13501-4 [B15], maar derge-lijke installaties vallen buiten het toepassingsgebied van deze Technische Voorlichting.

Voornoemde classificatienormen verwijzen naar een reeks proefnormen. Per elementtype is een aparte proef vereist, omdat bijvoorbeeld de voorwaarden voor het testen van een brandklep sterk verschillen van die voor het testen van brandwerende doorvoeringen voor sanitaire leidingen. De Europese proefnormen werden gegroepeerd in families: • NBN EN 1363 (Technische gegevens voor het uitvoeren

van brandproeven geschreven specifiek voor laboratoria) • NBN EN 1364 (Niet-dragende elementen waaronder het

testen van lichte wanden en verlaagde plafonds) • NBN EN 1365 (Dragende elementen, waaronder vloeren,

dragende muren …) • NBN EN 1366 (Uitrusting van gebouwen):

– NBN EN 1366-1: brandwerende kanalen – NBN EN 1366-2: brandkleppen – NBN EN 1366-3: brandwerende afdichting van leidin-

gen en kabels – NBN EN 1366-4: lineaire voegen – NBN EN 1366-6: verhoogde vloeren

• NBN EN 1634 (Brandwerende deuren en luiken).

Nadat het brandwerende product getest is geweest volgens de vereiste normen, worden er twee documenten opgesteld: • een proefverslag dat verwijst naar de algemene norm EN

1363-1 [B3] en de specifieke proefnorm. Het proefverslag is een uitgebreid verslag met alle beschrijvingen van het proefstuk, de montage, de metingen, de waarnemingen en de resultaten

• het classificatierapport dat de volgende informatie weergeeft: een samenvatting van de behaalde criteria en welke de documenten zijn waarop het laboratorium zich gebaseerd heeft voor de classificatie (proefverslagen, extrapolatie rapporten, technische adviezen …).

2.2 CLASSIFICATIE VAN DE BRANDWEER-STAND

De classificatie van de brandweerstand van een bouwelement of brandwerende voorziening gebeurt aan de hand van de norm NBN EN 13501-2 of 13501-3. Hierbij wordt er een onder-scheid gemaakt tussen de volgende hoofdcriteria:• brandstabiliteit (R). Aangezien de afdichting van door-

voeringen en andere verzwakkingen geen dragende func-tie heeft, is dit criterium in de context van deze Tech-nische Voorlichting niet van belang

• vlamdichtheid (E)• thermische isolatie (I).

Naast deze hoofdcriteria kunnen ook nog een aantal bijko-mende criteria toegevoegd worden afhankelijk van het al dan niet dichten van de uiteinden van de leidingen tijdens de brandproef. Dit wordt aangegeven met U/U, C/U, U/C of C/C (zie tabel 1, p. 10).

De Belgische regelgeving bevat echter geen eisen met betrekking tot het al dan niet dichten van de leidinguitein-den. In de NBN EN 13501-2 kan men evenwel enkele aanbe-velingen terugvinden over welke tests (U/U, C/U …) noodza-kelijk zijn in functie van het type en het leidinggebruik in situ (zie bijlage B, p. 208).

De tests die uitgevoerd worden met open uiteinden (U/U) komen overeen met de meest ongunstige situatie wat betreft brandweerstand. De resultaten van deze tests mogen in alle situaties aangewend worden.

In het kader van brandwerende kleppen is ook het criterium rookdichtheid (S) van belang. In de classificatie zal dan ook

Page 12: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

10 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Classificatie en attestering van de brandweerstand2

terug te vinden zijn langs welke zijde de brandaanval beproefd werd. Bij luchtkanaaldoorvoeringen worden er steeds twee testen uitgevoerd, een waarbij de brandaanval plaatsvindt van in het luchtkanaal naar de ruimte en omge-keerd. Dit duidt men aan door middel van ‘io’.

2.3 ATTESTERING VAN DE BRANDWEER-STAND

Conform het KB ‘Basisnormen’ kan de attestering van de brandweerstand gebeuren:• via de informatie bij de CE-markering:

– verplicht voor brandwerende kleppen volgens de

geharmoniseerde productnorm NBN EN 15650 [B16] – mogelijk via ETAG 026-2 (doorvoeringen), -3 (lineaire

voegen), -4 (roosters), -5 (cavity barrier)• bij afwezigheid van een CE-markering:

– via een classificatierapport voor de desbetreffende toepassing opgemaakt door een laboratorium of een certificatieorganisme uit een lidstaat van de Europese Unie of uit een ander land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte. Het laboratorium of organisme moet de waarborgen inzake onafhanke- lijkheid en bekwaamheid zoals vastgelegd in de nor-men van de reeks NBN EN 45000 of NBN EN ISO/IEC 17025 [B18] aantonen

– via de informatie bij een BENOR- en ATG-goedkeuring, of door een gelijkwaardige beoordeling aanvaard in een andere Lidstaat van de Europese Unie of een ander land dat deel uitmaakt van de Europese Econo-mische Ruimte

– via een berekeningsnota volgens een door de FOD Binnenlandse Zaken aanvaarde methode.

Tot 1 december 2016 bestaat er een overgangsperiode waar-bij de ‘oudere’ Belgische classificatie nog gebruikt mag wor-den (bv. Rf ½ h waar het KB EI 30 eist), behalve voor produc-ten waarbij de CE-markering verplicht is. Na deze periode dient men voor alle producten de Europese classificatie- en proefnormen te gebruiken.

Test-voorwaarde

Afwerking van het leidinguiteinde

Blootgesteld aan warmte

Niet-blootgesteld aan warmte

U/U Open Open

C/U Afgedicht Open

U/C Open Afgedicht

C/C Afgedicht Afgedicht

Tabel 1 Mogelijke configuraties voor de leidinguiteinden.

Page 13: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

11WTCB | TV 254 | Maart 2015

3.1 INLEIDING

De brandwerende eigenschappen van een doorvoering zijn afhankelijk van het type bouwelement, het door te voeren element en de brandwerende inrichting. Deze drie elemen-ten zorgen ervoor dat de doorvoering een welbepaalde brandweerstand bereikt. In dit hoofdstuk worden deze ver-schillende invloedsfactoren kort toegelicht.

Zoals eerder vermeld (zie § 1, p. 5), evolueert de markt van het brandwerend afdichten van doorvoeringen en andere verzwak-kingen continu. Er zullen dus nog nieuwe technieken ontwik-keld worden. De brandwerende voorzieningen die hier bespro-ken worden, werden tijdens de opstelling van deze TV frequent toegepast werden in België. Deze opsomming is niet-limitatief.

3.2 TYPE BOUWELEMENT

3.2.1 GESTANDAARDISEERDE LICHTE SCHEIDINGS-WANDEN

Bijlage A (p. 205) bevat een samenvatting van de definities voor gestandaardiseerde lichte scheidingswanden, die terug te vinden zijn in de verschillende proefnormen. Een gestan-daardiseerde lichte scheidingswand bestaat uit een metalen regelwerk, waarop een aantal gipskartonplaten bevestigd worden in functie van de te bereiken brandweerstand. In de wand wordt een isolatiemateriaal voorzien van het type minerale wol, dat moet voldoen aan een brandreactieklasse A1 of A2 volgens de Europese norm NBN EN 13501-1 [B12].

Als een brandwerende voorziening getest werd in de gestan-daardiseerde scheidingswand, gelden deze resultaten ook voor een gelijkaardige lichte scheidingswand, met eenzelfde of hogere brandweerstand en een totale dikte, niet kleiner dan de minimale dikte van de gestandaardiseerde scheidingswand.

Indien er in situ geen isolatie voorzien dient te worden in de scheidingswand om de brandweerstand te bereiken, kan het wel noodzakelijk zijn om ter hoogte van de doorvoering een isolatiemateriaal te voorzien teneinde een eventuele opvul-ling rondom de doorvoering correct uit te voeren (als dusda-nig vermijdt men dat de opvulling tussen de platen naar beneden valt). Indien een gelijkaardige lichte scheidings-wand daarentegen geïsoleerd wordt met brandbare isolatie kan dit eventueel een negatieve invloed hebben op de goede werking van de brandwerende afdichting van de doorvoering.

3 PARAMETERS MET EEN INVLOED OP DE BRANDWEER-STAND

3.2.2 GESTANDAARDISEERDE MASSIEVE MUREN

In bijlage A is er eveneens een samenvatting opgenomen van de definities voor gestandaardiseerde massieve muren, die terug te vinden zijn in de verschillende proefnormen. Hierbij maakt men een onderscheid tussen constructies uit cellenbe-ton, met een minimale densiteit van 650 kg/m³, en massieve constructies met een hogere densiteit (≥ 850 kg/m³), waarbij de dikte aangepast wordt in functie van de te bereiken brand-weerstand.

Als een brandwerende voorziening getest is geweest in de gestandaardiseerde massieve muur, gelden de proefresulta-ten ook voor een brandwerende voorziening in een gelijkaar-dige massieve muur, met dezelfde of een hogere brandweer-stand en waarvan de totale dikte en densiteit niet kleiner is dan deze van de gestandaardiseerde muur.

Belangrijk om aan te stippen is dat indien de massieve muren uit metselwerk met holle blokken bestaan, het soms noodzakelijk kan zijn de holten ter hoogte van de doorvoe-ring te vullen vooraleer men de brandwerende voorziening plaatst. Deze informatie is terug te vinden in het proefver-slag. Het opvullen van de holten kan bijdragen tot de cor-recte uitvoering van de brandwerende voorziening, waarbij vermeden moet worden dat er opvulmateriaal in de holten valt. Hierbij moet er op gelet worden dat het metselwerk vol-doende weerstand biedt tegen producten met opzwellende eigenschappen bij brand.

3.2.3 MASSIEVE VLOEREN

In bijlage A is er ook een samenvatting terug te vinden van de definities voor gestandaardiseerde massieve vloeren uit de verschillende proefnormen. Hierbij maakt men een onder-scheid tussen constructies uit cellenbeton, met een mini-male densiteit van 650 kg/m³ en massieve constructies met een hogere densiteit (≥ 850 kg/m³), waarbij de dikte aange-past wordt in functie van de brandweerstand die bereikt moet worden.

Als een brandwerende voorziening getest is geweest in de gestandaardiseerde massieve vloer, gelden de proefresulta-ten ook voor een brandwerende voorziening in een gelijkaar-dige massieve vloer, met dezelfde of een hogere brandweer-stand en waarvan de totale dikte en densiteit niet kleiner is dan deze van de gestandaardiseerde vloer.

Page 14: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

12 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Parameters met een invloed op de brandweerstand3

3.3.4 MEERLAGIGE LEIDINGEN

Dit leidingtype is doorgaans opgebouwd uit twee kunststof lagen (PE, PP …) met tussenin een aluminium laag met geringe laagdikte. Het brandgedrag van meerlagige leidin-gen wordt beïnvloed door het materiaaltype (PE, PP …), de bijhorende smelttemperatuur en de diameter en de wand-dikte van de leiding. Daarnaast heeft ook de dikte van de aluminium laag een invloed. Deze parameters staan vermeld in het classificatierapport en/of proefverslag.

3.3.5 KABELS, KABELBUNDELS EN KABELGOTEN

Er is een grote diversiteit aan kabels, kabelbundels en kabel-goten voor het transport van elektrische energie en/of (data-)signalen. Elektrische kabels worden onderverdeeld in verschillende categorieën en subcategorieën met betrekking tot hun brandgedrag (F1, F2, SA, SD, FR1, FR2) (zie NBN C30-004 [B19] en art. 104 van het AREI [F5]). In deze TV worden elektrische kabels beschouwd als ‘onbrandbare leidingen’.

3.3.5.1 Diameter van de kabels en kabelbundels

Op basis van de uitgevoerde testen op koperen (of alumi-nium) kabels kunnen de proefresultaten naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden:

Øgeplaatste enkele kabels ≤ Øgeteste enkele kabels totale Øgeplaatste kabelbundels ≤ totale Øgeteste kabelbundels

3.3.5.2 Maximale afmetingen van de kabelgoten

Doorlopende/onderbroken kabelgoot al dan niet geperforeerd:maximale afmetingengeplaatste kabelgoot ≤ maximale

afmetingen geteste kabelgoot

3.3.5.3 Voorwaarden voor de uitsparing en de opvulling

De verhouding van de totale oppervlakte van de kabels ten opzichte van de oppervlakte van de uitsparing in de muur moet kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de geteste verhouding (doorgaans mag deze densiteit niet groter zijn dan 60 %). De afmetingen van de uitsparing in de muur zijn kleiner dan of gelijk aan de afmetingen van de geteste uitsparing:

totale dieptegeplaatste opvulling ≥ totale dieptegeteste opvulling

3.3.5.4 Afstand van de randen van de uitsparing

De afstand tussen kabels of kabelbundels en de randen van de uitsparing moet groter dan of gelijk aan de geteste afstand zijn.

3.3.6 LUCHT- EN ROOKKANALEN

Luchtkanalen kunnen vervaardigd zijn uit verschillende

3.3 TYPE DOOR TE VOEREN ELEMENT

3.3.1 BRANDBARE LEIDINGEN

Het brandgedrag van brandbare leidingen wordt vooral beïn-vloed door het materiaaltype (PVC, PE, PP …), de smelttem-peratuur, de diameter en de wanddikte. Deze parameters staan vermeld in het classificatierapport en/of proefverslag.

Brandbare leidingen kunnen bijkomend omhuld zijn met een brandbare of onbrandbare isolatie.

3.3.2 ONBRANDBARE LEIDINGEN

Het brandgedrag van onbrandbare (metalen) leidingen wordt beïnvloed door het metaaltype, de smelttemperatuur en de warmtegeleidingscoëfficiënt. Een brandwerende voorziening, getest op stalen leidingen, mag aldus niet gebruikt worden voor metalen met een smelttemperatuur lager dan staal en/of een warmtegeleidingscoëfficiënt hoger dan staal (bv. koper, aluminium of brons). Daarnaast zijn ook de diameter en de wanddikte van de leiding belangrijke parameters. Deze wor-den vermeld in het classificatierapport en/of proefverslag.

3.3.3 ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRANDBARE ISOLATIE

Voor verwarmings- en sanitaire (warm en koud water) instal-laties is er een grote diversiteit aan onbrandbare leidingen die geïsoleerd zijn met een brandbaar isolatiemateriaal beschikbaar. De volgende parameters zijn van belang met betrekking tot het toepassingsgebied van de brandwerende afdichting en staan vermeld in het proefverslag: • brandbaar isolatiemateriaal:

– type: PIR- en PUR- schuim polyethyleenschuim (PEF) flexibel elastomeerschuim (FEF) rubberachtig materiaal

– dikte: meestal 9 tot 80 mm – densiteit – uitgevoerde lengte

• onbrandbare leiding: – stalen of koperen leiding – wanddikte en diameter.

In de praktijk wordt de brandbare isolatie ter hoogte van het brandwerende bouwelement soms onderbroken. Hierdoor kan er op de (koel-)leiding condensatie ontstaan. Bij warmwater-leidingen spelen er mogelijk eisen met betrekking tot de ther-mische isolatie van de leiding mee. Door de isolatie plaatselijk te verwijderen, is hieraan mogelijk niet meer voldaan. Indien de brandbare isolatie verwijderd wordt ter hoogte van het brandwerende bouwelement, dient deze vervangen te worden door een doorlopende onbrandbare isolatie die minimaal 500 mm langs beide zijden van het element aangebracht wordt.

Page 15: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

13WTCB | TV 254 | Maart 2015 13

3

materialen. Doorgaans zijn ze van staal (verzinkt of roest-vast) of aluminium, maar ze kunnen ook gemaakt zijn uit kunststof (PVC, PP …) of beton.

Rookkanalen kunnen vervaardigd zijn uit beton, gebakken aarde, metalen buizen (aluminium, roestvast staal …) al dan niet enkel- of dubbelwandig. Soms kan er ook gebruik-gemaakt worden van brandwerend beschermde kanalen (rotswol, brandwerende platen, bespuitingen …).

3.4 TYPES BRANDWERENDE VOORZIENIN-GEN

3.4.1 BRANDWERENDE MANCHETTEN

3.4.1.1 Werkingsprincipe

Brandwerende manchetten zijn opgebouwd uit een omhul-sel, doorgaans van metaal, dat een opschuimend en druk-opbouwend materiaal bevat. Men maakt een onderscheid tussen opbouwmanchetten (die op het bouwelement beves-tigd worden), inbouwmanchetten (die in het bouwelement geïntegreerd worden) en manchetten op rol.

Wanneer een kunststofleiding of de met een brandbare iso-latie geïsoleerde leiding bij brand begint te smelten en te bezwijken, zwelt het opschuimende materiaal van de brand-werende manchet op onder invloed van de hoge temperatu-ren, waardoor de ontstane opening volledig afgesloten wordt.

De brandwerende manchet moet een zodanige druk uitoefe-nen dat de opening ter hoogte van de doorvoering afgedicht wordt alvorens er branddoorslag kan optreden. Het is dus van groot belang dat de brandwerende manchet gekozen wordt in functie van de karakteristieken van de leiding. Aangezien alle kunststoffen (PVC, PE, PP) een verschillende smelttempera-tuur vertonen, zal de keuze van de manchet mede bepaald worden door het type kunststof. Bij kunststofleidingen met een grote diameter (160 mm of meer) kunnen deze beginnen smelten of bezwijken alvorens het opschuimende materiaal kan opzwellen en de opening die gecreëerd werd ter hoogte

van de doorvoering volledig kan afdichten. In voorkomend geval kan er een tijdelijke opening ontstaan waarlangs een eventuele branddoorslag mogelijk is. Dit risico moet voorko-men worden door de plaatsing van een brandwerende man-chet met een veer of met een extra krachtig opschuimend materiaal (versnelde afsluiting van de opening).

3.4.1.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende manchetten worden beproefd volgens de norm NBN EN 1366-3 [B9] en geclassificeerd volgens de norm NBN EN 13501-2 [B13]. Op basis van deze norm kunnen we onderstaande classificatie verkrijgen in een classificatierap-port voor brandwerende manchetten:

E 30 – E 60 – E 120, al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

EI 30 – EI 60 – EI 120, al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

3.4.1.3 Toepassingsgebied

Brandwerende manchetten kunnen zowel aangewend wor-den in lichte scheidingswanden als massieve muren, alsook in vloeren. Ze zijn geschikt voor het afdichten van kunststof-leidingen, kabels en kabelgoten.

3.4.2 ISOLATIESCHALEN

3.4.2.1 Werkingsprincipe

Rondom de leiding wordt een onbrandbare isolatieschaal aan-gebracht, al dan niet ingesmeerd met een brandwerende coa-ting. Zodoende wordt de kunststofleiding geïsoleerd en blijft haar integriteit aan de niet-blootgestelde zijde gewaarborgd. Er wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen door-lopende en niet-doorlopende isolatieschalen. Dit verschil is belangrijk voor de plaatser, vermits de in het bouwelement uit te voeren uitsparing er in sterke mate door beïnvloed wordt.

Afb. 2 Opbouwmanchet. Afb. 3 Inbouwmanchet. Afb. 4 Manchet op rol.

Parameters met een invloed op de brandweerstand

Page 16: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

14 WTCB | TV 254 | Maart 2015

3.4.2.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende isolatieschalen worden beproefd volgens de norm NBN EN 1366-3 [B9] en geclassificeerd volgens de norm NBN EN 13501-2 [B13]. Op basis van deze norm kunnen we onderstaande classificatie verkrijgen voor isolatieschalen:

E 30 – E 60 – E 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

EI 30 – EI 60 – EI 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

3.4.2.3 Toepassingsgebied

Brandwerende isolatieschalen, eventueel in combinatie met een opzwellende coating, kunnen aangewend worden voor het beschermen van kunststof en metalen leidingen alsook voor het afdichten van onbrandbare leidingen met een brandbare isolatie. Ze kunnen toegepast worden bij lichte scheidingswanden en massieve muren en vloeren.

3.4.3 BRANDWERENDE KITTEN

3.4.3.1 Werkingsprincipe

Bij verhitting schuimen brandwerende of reactieve kitten op, nemen ze energie op en verminderen ze de opwarmingssnel-heid van een element dat aan een brand is blootgesteld.

3.4.3.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende kitten kunnen beproefd worden volgens twee verschillende proefnormen afhankelijk van de beoogde toe-passing.

Wanneer de brandwerende kit toegepast wordt voor het afdichten van lineaire voegen, dient deze beproefd te zijn vol-gens de norm NBN EN 1366-4 [B10]. Vervolgens kan de brand-werende kit geclassificeerd worden volgens de norm NBN EN

13501-2 en verkrijgt men onderstaande classificatie: E 30 – E 60 – E 120

EI 30 – EI 60 – EI 120

Deze classificatie kan aangevuld worden met de volgende criteria:• H (voeg in een horizontaal element), V (verticale voeg in

een verticaal element), T (horizontale voeg in een verti-caal element)

• M000: geïnduceerde beweging (uitgedrukt in %)• W: breedte uitgedrukt in mm.

Wanneer met de brandwerende kit een afdichting gereali-seerd wordt rondom een doorvoering van leidingen, kabels … dient men een test uit te voeren volgens de norm NBN EN 1366-3. De classificatie gebeurt volgens de norm NBN EN 13501-2:

E 30 – E 60 – E 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

EI 30 – EI 60 – EI 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

3.4.3.3 Toepassingsgebied

Brandwerende kitten worden in principe aangewend voor het afdichten van lineaire voegen (bv. aansluiting tussen een betonvloer en een metselwerkwand). Voor deze toepas-sing dient de kit beproefd te zijn volgens de norm NBN EN 1366-4.

Bepaalde brandwerende kitten zijn beproefd volgens de norm NBN EN 1366-3 en kunnen dus gebruikt worden voor het afdichten van doorvoeringen van onbrandbare leidin-gen, kabels en kabelgoten.

We wensen aan te stippen dat de proefnorm NBN EN 1366-4 verschillend is van de proefnorm 1366-3. Bijgevolg dient men steeds na te gaan conform welke norm de kit beproefd werd en deze dan ook uitsluitend volgens het toepassings-domein van die proefnorm te gebruiken.

Parameters met een invloed op de brandweerstand3

Afb. 5 Isolatieschaal met een brandwerende coating. Afb. 6 Brandwerende kit.

Page 17: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

15WTCB | TV 254 | Maart 2015

3.4.4 BRANDWERENDE SCHUIMEN

3.4.4.1 Werkingsprincipe

Bij verhitting nemen brandwerende schuimen energie op en verminderen ze de opwarmingssnelheid van een element dat aan een brand is blootgesteld.

3.4.4.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende schuimen kunnen beproefd worden volgens twee verschillende proefnormen, afhankelijk van de beoogde toepassing. Voor het afdichten van lineaire voegen, dient deze beproefd te zijn volgens de norm NBN EN 1366-4 [B10]. Vervolgens kan het brandwerende schuim geclassificeerd worden volgens NBN EN 13501-2 [B13]:

E 30 – E 60 – E 120EI 30 – EI 60 – EI 120

Als met het brandwerende schuim een afdichting gerealiseerd wordt rondom een doorvoering van leidingen, kabels … dient men een test uit te voeren volgens de norm NBN EN 1366-3 [B9] en gebeurt de classificatie volgens NBN EN 13501-2. Door-gaans betreft het dan tweecomponenten polyurethaanschui-men. Men kan dan de volgende classificatie verkrijgen:

E 30 – E 60 – E 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

EI 30 – EI 60 – EI 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

3.4.4.3 Toepassingsgebied

In principe worden brandwerende schuimen enkel gebruikt voor het afdichten van lineaire voegen. Voor dit gebruik (aan-sluiting tussen een betonvloer en een metselwerkwand) worden ze beproefd volgens de norm NBN EN 1366-4. Bepaalde schuimen zijn getest volgens de norm NBN EN 1366-3 en kunnen dan ook aangewend worden voor het brandwerend afdichten van leiding- of kabeldoorvoeringen.

We benadrukken dat de proefnorm NBN EN 1366-4 verschilt van de norm 1366-3. Bijgevolg is het steeds noodzakelijk om na te gaan volgens welke norm het schuim getest werd en het slechts te gebruiken voor applicaties waarop de norm van toepassing is.

3.4.5 BRANDWERENDE COATINGS

3.4.5.1 Werkingsprincipe

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een endotherme coating en een opzwellende coating: • een endotherme coating absorbeert warmte waardoor de

temperatuurstijging in het materiaal en de warmtegelei-ding via de (metalen) leiding beperkt wordt

• een opzwellende coating zwelt op bij verhitting en vormt een isolatielaag rondom de leiding.

3.4.5.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende coatings worden beproefd volgens de norm NBN EN 1366-3 en geclassificeerd volgens de norm NBN EN 13501-2. Op basis van deze norm kunnen we de onder-staande classificatie verkrijgen voor brandwerende coa-tings:

E 30 – E 60 – E 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

EI 30 – EI 60 – EI 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

3.4.5.3 Toepassingsgebied

Brandwerende coatings kunnen aangewend worden voor het afdichten van doorvoeringen van onbrandbare leidingen, kabels en kabelgoten. Ze kunnen ook toegepast worden in combinatie met isolatieschalen.

3.4.6 BRANDWERENDE KUSSENS

3.4.6.1 Werkingsprincipe

Brandwerende kussens zijn meestal opgebouwd uit zakjes (rotswol, vermiculiet …) en zijn eventueel behandeld met een laag (die opzwelt onder invloed van brand).

3.4.6.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende kussens worden beproefd volgens de norm NBN EN 1366-3 en geclassificeerd volgens de norm NBN EN 13501-2. Op basis van deze norm kunnen we onderstaande classificatie verkrijgen voor brandwerende kussens:

E 30 – E 60 – E 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

EI 30 – EI 60 – EI 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

3.4.6.3 Toepassingsgebied

Brandwerende kussens kunnen aangewend worden voor het afdichten van doorvoeringen van brandbare leidingen, kabels en kabelgoten.

3.4.7 BRANDWERENDE STROKEN

3.4.7.1 Werkingsprincipe

Brandwerende soepele stroken zijn opgebouwd uit opzwel-

Parameters met een invloed op de brandweerstand 3

Page 18: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

16 WTCB | TV 254 | Maart 2015

3

lende lamellen (van meestal ongeveer 2 mm dik) die voor-zien zijn van een beschermlaag.

Vanaf een temperatuur van circa 150 °C treedt er een chemi-sche reactie op waardoor de lamellen opzwellen (ze kunnen 4 tot 5 maal uitzetten). Het opzwellen oefent een aanzien-lijke kracht uit en de uitsparing moet in staat zijn tegendruk te geven. Wanneer de leiding in geval van brand begint te smelten en te bezwijken, zwelt het opschuimende materiaal op, waardoor de ontstane opening volledig afgesloten wordt en het gat dat door de brand ontstaan is, gedicht wordt.

3.4.7.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende stroken worden beproefd volgens de norm NBN EN 1366-3 [B9] en geclassificeerd volgens de norm NBN EN 13501-2 [B13]. Op basis van deze norm kunnen we onder-staande classificatie verkrijgen voor brandwerende stroken:

E 30 – E 60 – E 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

EI 30 – EI 60 – EI 120 al dan niet aangevuld met U/U, C/U, U/C, C/C

3.4.7.3 Toepassingsgebied

Brandwerende stroken kunnen aangewend worden voor het afdichten van doorvoeringen van brandbare en onbrand-bare leidingen, onbrandbare leidingen geïsoleerd met een brandbaar isolatiemateriaal, alsook voor kabels en kabel-goten.

3.4.8 BRANDWERENDE KLEPPEN

3.4.8.1 Werkingsprincipe

Brandwerende kleppen zijn opgebouwd uit een ‘tunnel’ waarin een klep geplaatst wordt die sluit bij brand. Ter hoogte van de aansluiting tussen de tunnel en het klepblad worden opzwellende stroken voorzien. Bij brand wordt de brandklep elektrisch of met behulp van een smeltlood (70 tot 85 °C) ontgrendeld, waardoor het klepblad sluit. De opzwellende materialen schuimen op, waardoor de speling tussen het klepblad en de ‘tunnel’ afgedicht wordt.

In functie van het ontgrendelingsmechanisme (zie tabel 2), spreekt men van een brandklep van het type A (smeltlood) of van het type B (elektrische of magnetische sluiting, bij het wegvallen van de stroom sluit de brandklep, dit wordt de positieve veiligheid genoemd). Er bestaat eveneens een type C, dat gebruikt wordt voor ‘Rook en Warmte Afvoerin-stallaties’ (RWA). Deze kleppen zijn normaalgezien geslo-ten en kunnen zich in geval van brand openen om de rook af te voeren. Dit type klep wordt niet behandeld in dit docu-ment.

Afhankelijk van de plaats van het klepblad, bestaan er twee soorten brandkleppen. Ofwel is het klepblad gelegen in de as van het brandwerende bouwelement (bv. muren, vloe-ren) ofwel wordt het klepblad buiten het bouwelement geplaatst.

Parameters met een invloed op de brandweerstand

Afb. 7 Illustratie van brandwerende soepele stroken.

Type A Type B Type C(alleen HG)

Automatische sluiting: smeltlood (luchttem-peratuurdrempel bereikt)

Automatische sluiting:• smeltlood• op afstand (met positieve veiligheid)

Klep normaal gesloten Te openen en sluiten op afstand (met

positieve veiligheid)

Alleen verplicht als de algemene branddetec-tie installatie vereist is

Alleen voor ontrokingsinstallaties

Tabel 2 Types brandwerende kleppen.

Page 19: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

17WTCB | TV 254 | Maart 2015

3Parameters met een invloed op de brandweerstand

3.4.8.2 Proef- en classificatienorm

Sinds 1 september 2012 moeten brandwerende kleppen CE-gemarkeerd zijn volgens de geharmoniseerde productnorm NBN EN 15650 ‘Ventilatie van gebouwen. Brandkleppen in kanalen’ [B16]. De opgelegde eisen voor de brandweerstand zijn opgenomen in het KB ‘Basisnormen’. Daarnaast zijn er ook eisen omtrent duurzaamheid (mechanische testen, cor-rosie …), dichtheid …

Brandwerende kleppen worden beproefd volgens de norm NBN EN 1366-2 [B8] en geclassificeerd volgens de norm NBN EN 13501-3 [B14]. Op basis van deze norm kunnen we onder-staande classificatie verkrijgen voor brandwerende kleppen (waarbij ‘ho’ (horizontaal) staat voor een toepassing in een vloer en ‘ve’ (verticaal) in een verticale wand):

EI 30-S hoio – EI 30-S veio – EI 60-S hoio – EI 60-S veio – EI 120-S hoio – EI 120-S veio

3.4.8.3 Toepassingsgebied

Brandwerende kleppen worden toegepast voor het afdichten van luchtkanalen doorheen brandwerende bouwelementen.

3.4.9 VLINDERKLEPPEN

3.4.9.1 Werkingsprincipe

Het werkingsprincipe van vlinderkleppen, die in het luchtka-naal geplaatst worden, is gelijkaardig aan dit van brandwe-rende kleppen. De vlinderklep wordt in de leiding geschoven en opengehouden met een smeltlood, dat bij brand en bij een bepaalde temperatuur (± 70  °C) smelt. Hierdoor sluiten de twee halve klepbladen (zie afbeelding 9) van de vlinderklep af.

3.4.9.2 Proef- en classificatienorm

Sinds 1 september 2012 moeten vlinderkleppen CE-gemar-keerd zijn volgens de geharmoniseerde productnorm NBN EN 15650.

Vlinderkleppen worden beproefd volgens de norm NBN EN 1366-2 en geclassificeerd volgens de norm NBN EN 13501-3.

Op basis van deze norm kunnen we de volgende classificatie verkrijgen voor vlinderkleppen (waarbij ‘ho’ (horizontaal) staat voor een toepassing in een vloer en ‘ve’ (verticaal) in een verticale wand):

EI 30 – EI 60 – EI 120EI 30-S hoio – EI 30-S veio – EI 60-S hoio – EI 60-S veio – EI 120-S hoio – EI 120-S veio

3.4.9.3 Toepassingsgebied

Vlinderkleppen worden gebruikt voor het afdichten van luchtkanaaldoorvoeringen in brandwerende bouwelemen-ten.

3.4.10 BRANDWERENDE KANALEN

3.4.10.1 Werkingsprincipe

Brandwerende kanalen zijn opgebouwd uit materialen die zelf al over de nodige brandweerstand beschikken (beton, brandwerende plaatmaterialen (bv. calciumsilicaat …)).

3.4.10.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende kanalen worden beproefd volgens de norm NBN EN 1366-1 [B7] en geclassificeerd volgens de NBN EN 13501-3.

Op basis van deze norm kunnen we onderstaande classifica-ties voor brandwerende kanalen verkrijgen:

EI 30io – EI 60io – EI 120io

Tot 1 december 2016 mogen er ook nog luchtkanalen gebruikt worden die getest zijn geweest volgens de Duitse norm DIN 4102-6 [D1], waarbij men spreekt van een classifi-catie Ro (weerstand tegen brandverspreiding via het lucht-kanaal).

Afb. 8 Brandwerende kleppen. Afb. 9 Vlinderklep.

Page 20: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

18 WTCB | TV 254 | Maart 2015

3

3.4.10.3 Toepassingsgebied

Brandwerende kanalen kunnen toegepast worden voor ven-tilatiekanalen, voor de rookgasafvoer van gebouwen …

3.4.11 KANALEN MET EEN BRANDWERENDE BESCHER-MING

3.4.11.1 Werkingsprincipe

De kanalen worden over hun volledige lengte bekleed met een brandwerend materiaal. Deze brandwerende bekleding, bestaande uit rotswolplaten, calciumsilicaatplaten of een bespuiting, zorgt voor de brandweerstand EIio van het geheel.

3.4.11.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerend beschermde kanalen worden beproefd vol-gens de norm NBN EN 1366-1 [B7] en geclassificeerd volgens de NBN EN 13501-3 [B14]. Op basis van deze norm kunnen we de volgende classificatie voor brandwerende kanalen verkrij-gen:

EI 30io – EI 60io – EI 120io

Parameters met een invloed op de brandweerstand

Tot 1 december 2016 mogen er ook nog luchtkanalen gebruikt worden die getest zijn geweest volgens de Duitse norm DIN 4102-6 [D1], waarbij men spreekt van een classificatie Ro.

3.4.11.3 Toepassingsgebied

Brandwerend beschermde kanalen kunnen toegepast wor-den voor ventilatiekanalen, voor de rookgasafvoer van gebouwen …

3.4.12 BRANDWERENDE INBOUWDOZEN, FOLIES EN KAPPEN

3.4.12.1 Werkingsprincipe Brandwerende inbouwdozen zijn samengesteld uit een kunststof omhulsel met een geïntegreerd opschuimend materiaal. In geval van brand zwelt dit materiaal op en sluit de opening volledig af (zie afbeelding 11).

Het principe van een brandwerende strip of folie is identiek: de folie, van circa 3 mm dik, is geplaatst in of achter een inbouwdoos en in geval van brand schuimt deze op om de opening af te sluiten.

Afb. 10 Brandwerende kanalen.

Afb. 11 Principe van brandwerende inbouwdozen.

Page 21: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

19WTCB | TV 254 | Maart 2015

3

Ook het werkingsprincipe van brandwerende kappen berust op het opzwellende vermogen van de kap bij brand, waar-door de opening afgesloten wordt (zie afbeelding 12).

3.4.12.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende inbouwdozen, kappen en folies worden beproefd volgens de norm NBN EN 1364-1 [B4] of NBN EN 1364-2 [B5] afhankelijk of ze toegepast worden in een wand, plafond of vloer. Ze worden geclassificeerd volgens de norm NBN EN 13501-2 [B13]:

E 30 – E 60 – E 120EI 30 – EI 60 – EI 120

3.4.12.3 Toepassingsgebied

Deze brandwerende voorzieningen zijn geschikt voor het brandwerend afdichten van verzwakkingen (bv. stopcontac-ten en schakelaars) in brandwerende bouwelementen.

3.4.13 BRANDWERENDE ROOSTERS

3.4.13.1 Werkingsprincipe

Brandwerende roosters zijn opgebouwd uit lamellen (zie

afbeelding 13), veelal uit kunststof, die gevuld zijn met opzwellende stroken. Bij brand zullen vanaf een tempera-tuur van circa 100 °C de opzwellende stroken beginnen uit te zetten, waardoor de openingen van het brandwerende rooster afgedicht worden.

3.4.13.2 Proef- en classificatienorm

Brandwerende roosters worden beproefd volgens de norm NBN EN 1364-1, NBN EN 1364-2 of NBN EN 1365-2 [B6] afhan-kelijk of ze toegepast worden in een wand, plafond of vloer. De classificatie gebeurt volgens de norm NBN EN 13501-2. Op basis van deze norm kunnen we volgende classificatie voor brandwerende roosters verkrijgen (waarbij ‘ho’ (hori-zontaal) staat voor een toepassing in een vloer en ‘ve’ (verti-caal) in een verticale wand):

EI 30 (ve/ho) – EI 60 (ve/ho) – EI 120 (ve/ho)

3.4.13.3 Toepassingsgebied

Brandwerende roosters worden voornamelijk toegepast in massieve muren en vloeren. Ze kunnen ook toegepast wor-den in brandwerende lichte scheidingswanden of verlaagde plafonds, als ze hiervoor specifiek getest zijn geweest. Brandwerende roosters zijn uitsluitend geschikt voor natuur-lijke ventilatie.

Parameters met een invloed op de brandweerstand

Afb. 12 Brandwerende kappen voor inbouwdozen. Afb. 13 Brandwerend rooster.

Page 22: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit
Page 23: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

21WTCB | TV 254 | Maart 2015

4 VEREISTE BRANDVEILIGHEIDS-PRESTATIE IN BELGIË

4.1 ALGEMEEN

De doorvoeringen doorheen bouwelementen van leidingen voor fluïda of voor elektriciteit, alsook andere verzwakkin-gen (bv. stopcontacten en schakelaars), mogen de vereiste brandweerstand van de bouwelementen niet nadelig beïn-vloeden. Aangezien doorvoeringen en andere verzwakkin-gen geen dragende functie hebben, dienen ze niet te beant-woorden aan het stabiliteitscriterium (R). Onder de term ‘wanden’ in het KB ‘Basisnormen’ vallen zowel verticale (muren) als horizontale (vloeren/plafonds) bouwelementen (zie bijlage A: Definities, p. 205). Bijlage 7 ‘Gemeenschappelijke bepalingen’ van het KB is met andere woorden zowel van toepassing op lichte scheidingswanden, massieve muren en vloeren.

Bijlage 7 bepaalt de eisen die gesteld zijn aan brandwerende doorvoeringen. Deze gaat namelijk dieper in op de vereiste criteria (E en/of I) en op de tijdsduur gedurende dewelke hieraan voldaan moet worden. Verder zijn de aanbevelingen uit bijlage 7 gebaseerd op een reeks proeven op niet-ver-luchte leidingen, uitgevoerd door de laboratoria van de uni-versiteiten van Luik [U1 t.e.m. U3] en Gent [U4 t.e.m. U8].

Ook de volgende onderdelen uit het KB ‘Basisnormen’ bevat-ten voorschriften die bruikbaar zijn in de context van deze Technische Voorlichting: § 3.1 van bijlagen 2,3 en 4 en § 3.4 van bijlage 6. De eisen voor luchtkanalen zijn opgenomen in § 6.7.3.2 van bijlagen 2,3 en 4.

4.2 WANDEN, VLOEREN EN VERLAAGDE PLAFONDS

De vereiste criteria voor verticale wanden en vloeren zijn onder andere afhankelijk van de hoogte van het gebouw, het type ruimte … Deze zijn opgenomen in het KB ‘Basisnor-men’ en variëren tussen (R)EI 30 en 240 minuten. Andere reglementen (federaal, regionaal …) kunnen de voorschrif-ten van het KB ‘Basisnormen’ aanvullen, meer bepaald voor particuliere gebouwen zoals ziekenhuizen, rustoorden, hotels … Voor meer informatie met betrekking tot dit onder-werp, verwijzen we naar de website van de FOD Binnen-landse Zaken (besafe.be) of van de Normen-Antenne ‘Brandpreventie’ van het WTCB.

OPMERKINGEN MET BETREKKING TOT VERLAAGDE PLAFONDS

In het KB ‘Basisnormen’ zijn er specifieke eisen opgenomen met betrekking tot verlaagde plafonds. Er wordt een onder-scheid gemaakt tussen: • verlaagde plafonds met een intrinsieke brandweerstand • verlaagde plafonds die, wat de brandweerstand betreft,

deel uitmaken van de vloer of het dak • ‘brandstabiele’ verlaagde plafonds.

Verlaagde plafonds met een intrinsieke brandweerstand worden beproefd volgens de norm NBN EN 1364-2 [B5]. Hier-bij kan de brandaanval zowel langs de onderzijde als langs de bovenzijde gebeuren. Bij een brandaanval langs de bovenzijde wordt een brand in het plenum tussen het ver-laagde plafond en de draagstructuur gesimuleerd. De proef-methode laat enkel een EI-classificatie toe waarbij aangege-ven wordt langs welke zijde de brandaanval gesimuleerd werd. Hiervoor wordt de EI-klasse aangevuld met de index a  b, b a of a b (a staat voor above en b voor below). Een R-classificatie is volgens de proefnorm niet mogelijk, aangezien een verlaagd plafond geen dragend element is.

Verlaagde plafonds die deel uitmaken van de vloer of het dak worden beproefd volgens de norm NBN EN 1365-2 [B6]. De clas-sificatie (R of REI) is geldig voor het geheel (bv. vloer + plafond).

In de Belgische regelgeving is eveneens een eis opgenomen met betrekking tot de brandstabiliteit van verlaagde pla-fonds. Verlaagde plafonds die aan deze eis voldoen, worden brandstabiele verlaagde plafonds genoemd. Het stabiliteits-criterium wordt beproefd volgens de Belgische norm NBN 713-020 [B1]. Bij het beoordelen van de proef neemt men het bezwijken van het plafond als beoordelingsparameter. De Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing heeft een Nota 1392 S [F3] opgesteld voor de interpretatie en toe-passingsdomein van deze proef. In bijlage B (p. 208) van deze Technische Voorlichting is het toepassingsdomein en de interpretatie uit deze nota terug te vinden.

In het KB ‘Basisnormen’ worden er eisen gesteld aan ver-laagde plafonds gelegen in evacuatiewegen, voor het publiek toegankelijke ruimten en collectieve keukens. Zowel voor lage, middelhoge als hoge gebouwen dient het ver-laagde plafond te beantwoorden aan de eis EI 30 (a b),

Page 24: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

22 WTCB | TV 254 | Maart 2015

4

EI 30 (b a) of EI 30 (a b) of het verlaagde plafond heeft een brandstabiliteit van ½ h volgens NBN 713.020.

Voor verlaagde plafonds die deel uitmaken van de vloer of het dak, dient het geheel te beantwoorden aan de eisen in kwestie (vloer of dak).

4.3 PRESTATIE-EISEN VOOR DE AFDICH-TING VAN DOORVOERINGEN VAN LEI-DINGEN VOOR FLUÏDA EN ELEKTRICI-TEIT OF GELIJKAARDIGE LEIDINGEN DOORHEEN BRANDWERENDE BOU-WELEMENTEN

4.3.1 VEREISTE CRITERIA

In bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ wordt gesteld dat de

invloed van enkelvoudige doorvoeringen van leidingen met een diameter die kleiner is dan of gelijk is aan 160 mm zon-der isolatie of met een onbrandbare isolatie op het crite-rium thermische isolatie (I) verwaarloosbaar is. In dit geval dient uitsluitend aan het criterium vlamdichtheid (E) vol-daan te worden (zie tabel 3).

4.3.2 VEREISTE TIJDSDUUR

De brandwerende afdichting moet aan de vereiste criteria voldoen gedurende ten minste dezelfde tijdsduur als deze die voorgeschreven is voor het doorboorde bouwelement. Indien het bouwelement echter dienstdoet als wand van een leidingkoker, moet de vereiste tijdsduur minstens overeen-stemmen met de helft van de tijdsduur die voorgeschreven is voor de wand van de leidingkoker (met een minimum van 30 minuten).

Vereiste brandveiligheidsprestatie in België

Leiding Diameter D van de leiding Vereiste criteria

Geen isolatie of a (A2-s1, do of beter) D ≤ 160 mm E (enkel vlamdichtheid)

D > 160 mmEI (vlamdichtheid en thermische isolatie)

Brandbaar isolatiemateriaal Alle D

Tabel 3 Vereiste criteria in functie van het type leiding en de diameter.

Leiding Wand (lichte scheidingswand, massieve muur of vloer) waar de leiding doorheen gaat Vereiste criteria voor de

doorvoeringType doorvoe-

ringIsolatie van de leiding Diameter Type Brandweerstand

Geen of onbrandbaar isolatiemateriaal

≤ 160 mm

Verticale wand of horizontale schei-

dingswand

EI 30 E 30

Enkelvoudige doorvoering

EI 60 E 60

EI 120 E 120

Kokerwand

EI 30 E 30

EI 60 E 30

EI 120 E 60

> 160 mm

Verticale wand of horizontale schei-

dingswand

EI 30 EI 30

Al dan niet enkelvoudige doorvoering

EI 60 EI 60

EI 120 EI 120

Kokerwand

EI 30 EI 30

EI 60 EI 30

EI 120 EI 60

Brandbaar isolatiemate-riaal

Alle

Verticale wand of horizontale schei-

dingswand

EI 30 EI 30

EI 60 EI 60

EI 120 EI 120

Kokerwand

EI 30 EI 30

EI 60 EI 30

EI 120 EI 60

Tabel 4 Vereiste criteria voor de brandwerende afdichting.

Page 25: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

23WTCB | TV 254 | Maart 2015

4.3.3 SAMENVATTING

Tabel 4 (p. 22) zet de prestatie-eisen voor de brandwerende doorvoeringen van leidingen voor elektriciteit en fluïda door-heen een wand (lichte scheidingswand, massieve muur of vloer) op een rijtje. De schematische voorstelling ervan is opgenomen in afbeelding 14.

4.4 PRESTATIE-EISEN VOOR DE AFDICH-TING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHT- EN ROOKAFVOERKANALEN

4.4.1 VEREISTE CRITERIA

Volgens het KB ‘Basisnormen’ (art. 6.7.3 bijlagen 2, 3 en 4) dient de doorvoering van lucht- en rookafvoerkanalen door-heen een brandwerend bouwelement te voldoen aan de cri-teria vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I).

Wanneer een luchtkanaal een bouwelement doorboort met een vereiste brandweerstand groter dan of gelijk aan EI 60 of door een wand van een technische koker gevoerd wordt met een ver-eiste brandweerstand groter dan of gelijk aan EI 30 dient een van de volgende voorwaarden nageleefd te worden (2) (zie tabel 5, p. 24):• een brandwerende klep met dezelfde brandweerstand (EI-S)

als deze die vereist is voor het doorboorde bouwelement is geplaatst ter hoogte van de doorgang van het bouwelement

4Vereiste brandveiligheidsprestatie in België

• het kanaal heeft dezelfde brandweerstand EI (io) als vereist voor het doorboorde bouwelement of is geplaatst in een koker met dezelfde brandweerstand als vereist voor het doorboorde bouwelement over de hele lengte van de doorgang doorheen het compartiment of het subcompartiment

• het kanaal voldoet gelijktijdig aan volgende voorwaarden: – de doorsnede van de doorgang is niet groter dan

130 cm² – in de doorgang van het bouwelement is het kanaal

uitgerust met een inrichting, die in geval van brand de doorgang afsluit en daarna dezelfde brandweers-tand heeft als vereist voor het doorboorde bouwele-ment.

Enkel indien een luchtkanaal een brandwerend bouwele-ment EI 30 of lager doorboort, zijn er geen eisen (EI) opgeno-men in de wetgeving in zoverre aan volgende voorwaarden voldaan is (3):• het luchtkanaal werd vervaardigd uit materialen met een

brandreactieklasse A1 volgens NBN EN 13501-1 [B12] over een afstand van minimaal 1 m langs weerszijden van het doorboorde bouwelement

• de luchtkanalen die op deze doorgangen aangesloten zijn en die doorheen horizontale evacuatiewegen lopen, mogen niet aangesloten zijn op luchtmonden die zich in deze evacuatiewegen bevinden

• het betreft een compartiment met uitsluitend ruimten met dagbezetting.

Afb. 14 Illustratie van de vereiste tijdsduur en criteria voor verschillende situaties.

Scheidingswand Koker (schacht)

Enke

lvou

dige

do

orvo

erin

gM

eerv

oudi

ge

door

voer

ing EI 60

EI 60

E 60

EI 60EI 60EI 60

EI 30

E 30

EI 60 EI 60

Ø > 160 mm

Ø ≤ 160 mm

Vloer REI 60

EI 60 EI 60 E 60

(2) Art. 6.7.3.2 KB ‘Basisnormen’.(3) Art. 6.7.3.1 KB ‘Basisnormen’.

Page 26: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

24 WTCB | TV 254 | Maart 2015

4

We merken eveneens op dat de reglementering eist dat extractieleidingen van collectieve keukens uit materialen met brandreactieklasse A1 opgebouwd zijn. Indien deze extractieleidingen zich buiten de collectieve keuken bevin-den, moeten ze in kokers met een brandweerstand EI 60 (lage en middelhoge gebouwen) geplaatst worden of moe-ten deze leidingen een intrinsieke brandweerstand van EI 60 of 120 (io) hebben (4).

Hoewel het niet strikt opgenomen is in het KB ‘Basisnormen’ kan het noodzakelijk zijn om ter hoogte van de aansluiting van de klep met het luchtkanaal een soepele mouw te voor-zien. Deze kan dan desgevallend de thermische vervormin-gen van het kanaal opvangen en als dusdanig vermijden dat de goede werking van de brandwerende klep in het gedrang komt, vooral bij lichte scheidingswanden. De richtlijnen van de fabrikant moeten nageleefd worden.

4.4.2 VEREISTE TIJDSDUUR

De doorvoering van kanalen moet aan de vereiste criteria voldoen gedurende ten minste dezelfde tijdsduur als deze die voorgeschreven worden voor het bouwelement.

4.5 SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN

4.5.1 VEREISTE CRITERIA

Stopcontacten en schakelaars mogen de vereiste brand-weerstand van de bouwelementen niet nadelig beïnvloeden.

De specifieke eisen voor de doorvoeringen van leidingen die hiervoor beschreven werden (zie § 4.3, p. 22), zijn evenwel niet rechtstreeks van toepassing voor dergelijke verzwakkin-gen. Deze zwakke punten maken immers deel uit van het bouwelement en worden in principe samen met het element getest. Ze dienen dan ook aan de criteria vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I) te voldoen.

4.5.2 VEREISTE TIJDSDUUR

De in het bouwelement aangebrachte verzwakkingen (bv. schakelaars en stopcontacten) dienen aan de vereiste criteria te voldoen gedurende minstens dezelfde tijdsduur als deze die voorgeschreven zijn voor het bouwelement in kwestie (30, 60 of 120 minuten) en is afhankelijk van de gebouwhoogte, de plaats van de verzwakking (in een wand of in een vloer) ...

4.6 VOEGEN

4.6.1 VEREISTE CRITERIA

Voegen die in bouwelementen aangebracht worden, dienen brandwerend afgedicht te worden en moeten aan dezelfde criteria voldoen als deze die vereist zijn voor het brandwe-rende bouwelement waarin ze aangebracht zijn (zie afbeel-ding 15, p. 25 voor verschillende situaties).

De brandwerende afdichting van voegen dient bijgevolg aan de criteria vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I) te beantwoorden.

Vereiste brandveiligheidsprestatie in België

(4) Art. 6.7.2.2 KB ‘Basisnormen’.

Tabel 5 Vereiste criteria voor luchtkanalen.

Brandweerstand van het bouwelement

LuchtkanalenBrandwerend (beschermde)

kanalenBrandwerende voorziening in kanaal met max. sectie van 130 cm²

Brandwerende klep

EI 120 EI 120 EI 120-S hoio

EI 120-S veio

EI 120io

EI 60 EI 60 EI 60-S hoio

EI 60-S veio

EI 60io

EI 30 EI 30 EI 30-S hoio

EI 30-S veio

EI 30io

De classificatie legt de volgende aspecten vast: brandaanval van de binnen- naar de buitenkant van de klep (io), van de buiten- naar de binnenkant van de klep (io) of beiden (io). ho (horizontaal) staat voor een brandwerende klep aangebracht in een vloer, terwijl ve (verticaal), staat voor een brandwerende klep in een verticale wand.

Page 27: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

25WTCB | TV 254 | Maart 2015

4

4.6.2 VEREISTE TIJDSDUUR

De afdichting van de voegen moet aan de vereiste criteria voldoen gedurende minstens dezelfde tijdsduur als deze die voorgeschreven is voor het bouwelement (30, 60 of 120  minuten) en zal dus afhankelijk zijn van de gebouw-hoogte, de plaats van de voegen (in een wand of vloer) …

4.7 BRANDWERENDE ROOSTERS

4.7.1 VEREISTE CRITERIA

Wanneer er in wanden brandwerende roosters voorzien die-nen te worden, moeten deze beantwoorden aan dezelfde

criteria als deze van het brandwerende bouwelement waarin ze aangebracht worden.

Brandwerende roosters zullen bijgevolg dienen te voldoen aan de criteria vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I).

4.7.2 VEREISTE TIJDSDUUR

De verzwakking van wanden met brandwerende roosters moet aan de vereiste criteria voldoen gedurende minstens dezelfde tijdsduur als deze die voorgeschreven worden voor het brandwerende bouwelement (30, 60 of 120 minuten) en is afhankelijk van de gebouwhoogte, de plaats van de brand-werende roosters (in een wand of in een vloer) …

Vereiste brandveiligheidsprestatie in België

A. Voegafdichting in een vloerB. Verticale voegafdichting in een muurC. Horizontale voegafdichting in een muurD. Horizontale voegafdichting tussen een muur

en een vloer, een plafond of een dakE. Horizontale voegafdichting tussen een vloer

en een muur

Afb. 15 Illustratie van het vereiste criterium voor verschillende situaties.

Eis van de muur

Eis van de vloer

A

E

D

C

B

Eis van de vloer

Page 28: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit
Page 29: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

27WTCB | TV 254 | Maart 2015

5 PLAATSINGSVOORSCHRIFTEN: TYPE-OPLOSSINGEN

5.1 INLEIDING

In bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ zijn een aantal type-oplossingen geformuleerd voor het afdichten van doorvoe-ringen van leidingen doorheen brandwerende bouwele-menten. De type-oplossingen kunnen met andere woorden niet toegepast worden voor kanalen (rookgas-, luchtkana-len …). Ze zijn door de overheid gevalideerd en hoeven bij-gevolg niet meer door een specifiek proefverslag bevestigd te worden, in zoverre voldaan wordt aan het beschreven toepassingsgebied. De uitvoering van de afdichting dient in overeenstemming te zijn met de voorschriften die opge-nomen zijn in bijlage 7. Deze voorschriften zijn gebaseerd op de proeven en interpretaties die uitgevoerd werden door de overheid.

In de volgende paragrafen worden de drie verschillende type-oplossingen toegelicht en wordt de uitvoering van deze oplossingen in lichte scheidingswanden, massieve wanden en vloeren besproken. Type-oplossing A betreft het afdichten van de doorvoering met behulp van gips- of cementmortel of rotswol, terwijl bij type-oplossing B een afdichting gerealiseerd wordt met een mantelbuis. Er is eveneens een type-oplossing C, die de afdichting van een doorvoering ter hoogte van hangtoiletten bespreekt. Deze type-oplossing heeft echter een beperkt toepassingsge-bied.

5.2 FICHES NR. 1: TYPE-OPLOSSING A

Type-oplossing A kan alleen gebruikt worden voor het afdich-ten van enkelvoudige doorvoeringen (zie bijlage A, p. 205) van brandbare of onbrandbare leidingen (voor fluïda, vaste stof-fen, elektriciteit of elektromagnetische kabels) doorheen brandwerende bouwelementen (zowel lichte scheidingswan-den als massieve muren en vloeren). Deze type-oplossing is niet van toepassing op luchtkanalen, ventilatiekokers en rookkanalen, noch op meervoudige doorvoeringen.

Tabel 6 geeft de maximale diameters weer van de leidingen die de brandwerende bouwelementen doorboren en waar-voor een eenvoudige afdichting met gips- of cementmortel of rotswol voldoende is om te vermijden dat de vereiste brand-weerstand negatief beïnvloed zou worden. Wanneer de dia-meter van de leiding groter is dan deze opgenomen in tabel 6, moet men gebruikmaken van een specifieke brand-werende voorziening (zie hoofdstuk 6, p. 39, 87 of 143).

Volgens deze type-oplossing volstaat een afdichting met gips- of cementmortel indien de eis E 30 tot E 120 is, op voor-waarde dat de diameter van de brandbare leiding beperkt blijft tot 50 mm. Een afdichting met rotswol is dan weer vol-doende om te beantwoorden aan een eis van E 30 indien de maximale diameter van de leiding 50 mm bedraagt of 25 mm voor een eis van E 60 en E 120 (zie tabel 6).

Aard van de leiding en afdichtingVereiste E

E 30 E 60 E 120

Brandbare leiding en elektrische kabel

Afdichting met mortel 50 50 50

Afdichting met rotswol (2) 50 25 25

Onbrandbare leiding (1)Afdichting met mortel of rotswol 160 160 75

(Automatische) vulling met water in geval van brand en afdichting met mortel of rotswol

160 160 160

(1) Leiding uit metaal of een andere onbrandbare stof, waarvan het smeltpunt hoger is dan 1.000 K (727 °C), met uitzondering van glas.(2) De afdichting moet verplicht gebeuren met rotswol en niet met glaswol. Rotswol (smeltpunt: 1.200 °C) biedt immers beter weerstand tegen hoge

temperaturen dan glaswol (smeltpunt: 600 °C).

Tabel 6 Maximaal toegelaten diameter (in mm) van de leiding in functie van het type afdichting en de eisen gesteld aan de doorvoering.

Page 30: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

28 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen5

Lichte scheidingswandHet gaat ofwel om een gestandaardiseerde lichte schei-dingswand, ofwel een gelijkaardige lichte scheidingswand.

Leidingen of kabelsHet betreft de enkelvoudige doorvoering van alle mogelijke types brandbare (PVC, PE, PP …) en onbrandbare leidingen voor fluïda en vaste stoffen evenals om elektrische of gelijk-aardige kabels. Tabel 6 (p. 27) bevat de maximale toegelaten diameter voor leidingen en elektrische kabels. Deze afdich-tingsoplossing is niet van toepassing op meervoudige door-voeringen en lucht- en rookkanalen.

Hoewel meerlagige buizen (die bestaan uit een kunststof laag met daarop een aluminium laag met geringe laagdikte en opnieuw een kunststof laag) niet expliciet onder het toe-passingsgebied van bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ val-len, kunnen ze beschouwd worden als brandbare leidingen door de geringe dikte van het aluminium en het smeltpunt van aluminium (rond 660 °C).

Uitsparing en speling Bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ geeft geen specifieke informatie omtrent de toegelaten speling rondom de leiding. We raden aan dat het verschil tussen de diameter van de uit-sparing en de diameter van de leiding niet groter mag zijn

dan 50 mm. De speling tussen de leiding en de wand zou ten minste 10 mm moeten bedragen om een correcte afdichting te waarborgen.

Afdichting met rotswolDe afdichting van de speling tussen de leiding en de uitspa-ring in de wand wordt gerealiseerd door middel van rotswol. Dit moet gebeuren over de volledige omtrek van de leiding tot op een diepte van 50 mm langs weerszijden van de lichte scheidingswand. Hierbij dient men er eveneens op toe te zien dat de rotswol stevig aangedrukt kan worden. Om dit in de praktijk te kunnen realiseren, moet de opvulling over de volledige dikte van de wand gebeuren.

Om de rotswol die gebruikt wordt voor de afdichting te kun-nen plaatsen en stevig te kunnen aandrukken, is het aange-raden om een isolatiemateriaal aan te brengen in de kern van de lichte scheidingswand ter hoogte van de doorvoering.

OphangconstructieOm in geval van brand de brandweerstand van de lichte scheidingswand te garanderen, dienen de leidingen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de wand gelegen zijn (d.w.z. op een maximale afstand van 500 mm).

FICHE 1.1 AFDICHTING MET ROTSWOL IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

Afbeelding 16 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting met rotswol van een doorvoe-ring van een brandbare of onbrandbare leiding (of een elektrische kabel) doorheen een brandwerende lichte scheidingswand.

3

1

5

4

2

≤ 500 mm ≤ 500 mm

Lichte scheidingswand Leiding of kabel Uitsparing en speling rond de leiding of kabel Afdichting rond de leiding of kabel Ophangconstructie van de leiding of kabel

Afb. 16 Afdichting met rotswol van een leiding of kabel in een brandwerende lichte scheidingswand.

Page 31: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

29WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen 5

FICHE 1.2 AFDICHTING MET GIPS- OF CEMENTMORTEL IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEI-DINGSWANDEN

Afbeelding 17 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting met gips- of cementmor-tel van een doorvoering van een kabel, een brandbare of onbrandbare leiding doorheen een brandwerende lichte scheidings-wand. Volgens bijlage 7 van het KB volstaat de afdichting die weergegeven wordt in afbeelding 17 A, voor een vereiste brand-weerstand van E 30 of E 60, terwijl de afdichting in afbeelding 17 B volstaat voor een eis van E 120.

Lichte scheidingswandHet gaat ofwel om een gestandaardiseerde lichte schei-dingswand, ofwel een gelijkaardige lichte scheidingswand.

Leidingen of kabelsHet betreft de enkelvoudige doorvoering van alle mogelijke types brandbare (PVC, PE, PP …) en onbrandbare leidingen voor fluïda en vaste stoffen evenals om elektrische of gelijk-aardige kabels. Tabel 6 (p. 27) bevat de maximale toegelaten diameter voor elektrische leidingen en kabels. Deze afdich-tingsoplossing is niet van toepassing op meervoudige door-voeringen en lucht- en rookkanalen.

Hoewel meerlagige buizen (die bestaan uit een kunststof laag met daarop een aluminium laag met geringe laagdikte en opnieuw een kunststof laag) niet expliciet onder het toe-passingsgebied van bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ val-len, kunnen deze beschouwd worden als brandbare leidin-gen door de geringe dikte van de aluminium laag en het smeltpunt van aluminium (rond 660 °C).

Uitsparing en speling Bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ geeft geen specifieke informatie omtrent de toegelaten speling rondom de leiding. We raden aan dat het verschil tussen de diameter van de uit-sparing en de diameter van de leiding niet groter mag zijn

dan 50 mm. De speling tussen de leiding en de wand zou ten minste 10 mm moeten bedragen om een correcte afdichting te waarborgen.

Afdichting met gips- of cementmortelDe afdichting van de speling tussen de leiding en de uitspa-ring in de wand wordt gerealiseerd door middel van mortel. Dit moet gebeuren over de volledige omtrek van de leiding, tot op een diepte van minstens 25 mm langs weerszijden van de lichte scheidingswand. Indien men wenst te beantwoor-den aan de criteria E 30 of E 60, moet de totale diepte min-stens 50 mm bedragen. Om te voldoen aan het criterium E 120 is een totale diepte van 70 mm vereist (dit is 35 mm langs elke zijde).

Het is aan te raden om isolatie te voorzien in de ruimte van de lichte scheidingswand ter hoogte van de doorvoering ten-einde een gepaste afdichting te kunnen uitvoeren.

OphangconstructieOm in geval van brand de brandweerstand van de lichte scheidingswand te garanderen, dienen de leidingen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de wand gelegen zijn (d.w.z. op een maximale afstand van 500 mm).

2

3

Afb. 17 Afdichting met gips- of cementmortel van een leiding of kabel in een brandwerende lichte scheidingswand.

Lichte scheidingswand Leiding of kabel Uitsparing en speling rond de leiding of kabel Afdichting rond de leiding of kabel Ophangconstructie van de leiding of kabel

A. Opbouw om te beantwoorden aan de criteria E30 en E60 B. Opbouw om te beantwoorden aan het criterium E120

25 mm25 mm 35 mm

35 mm

≤ 500 mm ≤ 500 mm ≤ 500 mm ≤ 500 mm1 1

2

3

4 4

5 5

Page 32: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

30 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen5

FICHE 1.3 AFDICHTING MET ROTSWOL IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN

Afbeelding 18 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting met rotswol van een doorvoering van een brandbare of onbrandbare leiding of een elektriciteitskabel doorheen een brandwerende massieve muur.

Massieve muurDe massieve muur moet ofwel in overeenstemming zijn met een gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur.

Leidingen of kabelsHet betreft de enkelvoudige doorvoering van alle mogelijke types brandbare (PVC, PE, PP …) en onbrandbare leidingen voor fluïda en vaste stoffen en om elektrische of gelijkaar-dige kabels. Tabel 6 (p. 27) bevat de maximale toegelaten diameter voor leidingen en elektrische kabels. Deze eenvou-dige afdichtingsoplossing is niet van toepassing op meer-voudige doorvoeringen en lucht- en rookkanalen.

Hoewel meerlagige buizen (die bestaan uit een kunststof laag met daarop een aluminium laag met geringe laagdikte en opnieuw een kunststof laag) niet expliciet onder het toe-passingsgebied van bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ val-len, kunnen deze beschouwd worden als brandbare leidin-gen door de geringe dikte van de aluminium laag en het smeltpunt van aluminium (rond 660 °C).

Uitsparing en speling Bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ geeft geen specifieke

informatie omtrent de toegelaten speling rondom de leiding.We raden aan dat het verschil tussen de diameter van de uit-sparing en de diameter van de leiding niet groter mag zijn dan 50 mm. De speling tussen de leiding en de muur zou ten minste 10 mm moeten bedragen om een correcte afdichting te waarborgen.

Afdichting met rotswolDe afdichting van de speling tussen de leiding en de uitspa-ring in de muur wordt gerealiseerd door middel van rotswol. Dit moet gebeuren over de volledige omtrek van de leiding tot op een totale diepte van 50 mm. Als de afdichting maar langs één zijde gerealiseerd kan worden, moet de totale dikte (50 mm) langs deze zijde gerealiseerd worden. Hierbij dient men erop toe te zien dat de rotswol stevig aangedrukt kan worden. Om dit in de praktijk te kunnen realiseren, moet de opvulling over de volledige dikte van de muur gebeuren.

Ophangconstructie Om in geval van brand de brandweerstand van de massieve muur te garanderen, dienen de leidingen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakman-schap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de muur gelegen zijn (op een maximale afstand van 500 mm).

3

1

5

4

2

≤ 500 mm ≤ 500 mm

Massieve muur Leiding of kabel Uitsparing en speling rond de leiding of kabel Afdichting rond de leiding of kabel Ophangconstructie van de leiding of kabel

Afb. 18 Afdichting met rotswol van een leiding of kabel in een brandwerende massieve muur.

Page 33: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

31WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen 5

FICHE 1.4 AFDICHTING MET GIPS- OF CEMENTMORTEL IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN

Afbeelding 19 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting met mortel van een door-voering van een brandbare of onbrandbare leiding of een kabel doorheen een brandwerende massieve muur. Volgens bijlage 7 van het KB volstaat de afdichting die weergegeven wordt in afbeelding 19 A, voor een vereiste brandweerstand van E 30 of E 60, terwijl de afdichting in afbeelding 19 B volstaat voor een eis van E 120.

Massieve muurDe massieve muur moet ofwel in overeenstemming zijn met een gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur.

Leidingen of kabelsHet betreft de enkelvoudige doorvoering van alle mogelijke types brandbare (PVC, PE, PP …) en onbrandbare leidingen voor fluïda en vaste stoffen en om elektriciteitskabels of gelijkaardige kabels. Tabel 6 (p. 27) bevat de maximale toe-gelaten diameter voor leidingen en elektrische kabels. Deze eenvoudige afdichtingsoplossing is niet van toepassing op meervoudige doorvoeringen en lucht- en rookkanalen.

Hoewel meerlagige buizen (die bestaan uit een kunststof laag met daarop een aluminium laag met geringe laagdikte en opnieuw een kunststof laag) niet expliciet onder het toe-passingsgebied van bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ val-len, kunnen deze beschouwd worden als brandbare leidin-gen door de geringe dikte van de aluminium laag en het smeltpunt van aluminium (rond 660 °C).

Uitsparing en speling Bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ geeft geen specifieke informatie omtrent de toegelaten speling rondom de leiding. We raden aan dat het verschil tussen de diameter van de uit-

sparing en de diameter van de leiding niet groter mag zijn dan 50 mm. De speling tussen de leiding en de muur zou ten minste 10 mm moeten bedragen om een correcte afdichting te waarborgen.

Afdichting met gips- of cementmortelDe afdichting van de speling tussen de leiding en de uitspa-ring in de muur wordt gerealiseerd door middel van mortel. Dit moet gebeuren over de volledige omtrek van de leiding tot op een diepte van minstens 25 mm langs weerszijden van de massieve muur. Indien men wenst te beantwoorden aan de criteria E 30 of E 60, moet de totale diepte minstens 50 mm bedragen. Om te voldoen aan het criterium E 120 is een totale diepte van 70 mm vereist.

De afdichting gebeurt bij voorkeur langs beide zijden van de muur. Als de afdichting maar langs één zijde gerealiseerd kan worden, moet de totale diepte (50 mm of 70 mm) langs deze zijde gerealiseerd worden.

Ophangconstructie Om in geval van brand de brandweerstand van de massieve muur te garanderen, dienen de leidingen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakman-schap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de muur gelegen zijn (op een maximale afstand van 500 mm).

Afb. 19 Afdichting met gips- of cementmortel van een leiding of kabel in een brandwerende massieve muur.

Massieve muur Leiding of kabel Uitsparing en speling rond de leiding of kabel Afdichting rond de leiding of kabel Ophangconstructie van de leiding of kabel

A. Opbouw om te beantwoorden aan de criteria E 30 en E 60 B. Opbouw om te beantwoorden aan het criterium E 120

25 mm25 mm 35 mm

35 mm

≤ 500 mm ≤ 500 mm ≤ 500 mm ≤ 500 mm1 1

2 2

3 3

4 4

5 5

Page 34: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

32 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen5

FICHE 1.5 AFDICHTING MET ROTSWOL IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN

Afbeelding 20 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting met rotswol van een doorvoering van een brandbare of onbrandbare leiding of een elektriciteitskabel doorheen een brandwerende massieve vloer.

Massieve vloerDe massieve vloer moet ofwel in overeenstemming zijn met een gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer.

Leidingen of kabelsHet betreft de enkelvoudige doorvoering van alle mogelijke types brandbare (PVC, PE, PP …) of onbrandbare leidingen voor fluïda en vaste stoffen en om elektriciteitskabels of gelijkaardige kabels. Tabel 6 (p. 27) bevat de maximale toe-gelaten diameter voor leidingen en elektrische kabels. Deze eenvoudige afdichtingsoplossing is niet van toepassing op meervoudige doorvoeringen en lucht- en rookkanalen.

Hoewel meerlagige buizen (die bestaan uit een kunststof laag met daarop een aluminium laag met geringe laagdikte en opnieuw een kunststof laag) niet expliciet onder het toe-passingsgebied van bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ val-len, kunnen deze beschouwd worden als brandbare leidin-gen door de geringe dikte van de aluminium laag en het smeltpunt van aluminium (rond 660 °C).

Uitsparing en speling Bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ geeft geen specifieke

informatie omtrent de toegelaten speling rondom de leiding. We raden aan dat het verschil tussen de diameter van de uit-sparing en de diameter van de leiding niet groter mag zijn dan 50 mm. De speling tussen de leiding en de vloer zou ten minste 10 mm moeten bedragen om een correcte afdichting te waarborgen.

Afdichting met rotswolDe afdichting van de speling tussen de leiding en de uitspa-ring in de vloer wordt gerealiseerd door middel van rotswol. Dit moet gebeuren over de ganse omtrek van de leiding tot op een diepte van 50 mm. Als de afdichting maar langs één zijde gerealiseerd kan worden, moet de totale diepte (50 mm) langs deze zijde gerealiseerd worden. Hierbij dient men er eveneens op toe te zien dat de rotswol stevig aange-drukt kan worden. Om dit in de praktijk te kunnen realise-ren, moet de opvulling over de volledige dikte van de vloer gebeuren.

Ophangconstructie (niet zichtbaar op afbeelding 20) Om in geval van brand de brandweerstand van de massieve vloer te garanderen, dienen de leidingen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakman-schap.

Afb. 20 Afdichting met rotswol van een leiding of kabel in een brandwerende massieve vloer.

3

14 2

Massieve vloer Leiding of kabel Uitsparing en speling rond de leiding of kabel Afdichting rond de leiding of kabel

Page 35: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

33WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen 5

FICHE 1.6 AFDICHTING MET GIPS- OF CEMENTMORTEL IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN

Afbeelding 21 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting met mortel van een door-voering van een brandbare of onbrandbare leiding of een elektrische kabel doorheen een brandwerende massieve vloer. Vol-gens bijlage 7 van het KB volstaat de afdichting die weergegeven wordt in afbeelding 21 A, voor een vereiste brandweerstand van E 30 of E 60, terwijl de afdichting in afbeelding 12 B volstaat voor een eis van E 120.

Massieve vloerDe massieve vloer moet ofwel in overeenstemming zijn met een gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer.

Leidingen of kabelsHet betreft de enkelvoudige doorvoering van alle mogelijke types brandbare (PVC, PE, PP …) of onbrandbare leidingen voor fluïda en vaste stoffen en om elektriciteitskabels of gelijkaardige kabels. Tabel 6 (p. 27) bevat de maximale toe-gelaten diameter voor leidingen en elektrische kabels. Deze eenvoudige afdichtingsoplossing is niet van toepassing op meervoudige doorvoeringen en lucht- en rookkanalen.

Hoewel meerlagige buizen (die bestaan uit een kunststof laag met daarop een aluminium laag met geringe laagdikte en opnieuw een kunststof laag) niet expliciet onder het toe-passingsgebied van bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ val-len, kunnen deze beschouwd worden als brandbare leidin-gen door de geringe dikte van de aluminium laag en het smeltpunt van aluminium (rond 660 °C).

Uitsparing en speling Bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ geeft geen specifieke infor-

matie omtrent de toegelaten speling rondom de leiding. We raden aan dat het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de leiding niet groter mag zijn dan 50 mm. De speling tussen de leiding en de vloer zou ten minste 10 mm moeten bedragen om een correcte afdichting te waarborgen.

Afdichting met gips- of cementmortelDe afdichting van de speling tussen de leiding en de uitspa-ring in de vloer wordt gerealiseerd door middel van mortel. Dit moet gebeuren over de volledige omtrek van de leiding tot op een diepte van minstens 25 mm langs weerszijden van de massieve vloer. Indien men wenst te beantwoorden aan de criteria E 30 of E 60, moet de totale diepte minstens 50 mm bedragen. Om te voldoen aan het criterium E 120 is een totale diepte van 70 mm vereist. De afdichting gebeurt bij voorkeur langs beide zijden van de vloerplaat. Als de afdichting maar langs één zijde gerealiseerd kan worden, moet de totale diepte (50 of 70 mm) langs deze zijde gereali-seerd worden.

Ophangconstructie (niet zichtbaar op afbeelding 21)Om in geval van brand de brandweerstand van de massieve vloer te garanderen, dienen de leidingen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb. 21 Afdichting met gips- of cementmortel van een leiding of kabel in een brandwerende massieve vloer.

Massieve vloer Leiding of kabel Uitsparing en speling rond de leiding of kabel Afdichting rond de leiding of kabel

A. Opbouw om te beantwoorden aan de criteria E 30 en E 60

B. Opbouw om te beantwoorden aan het crite-rium E 120

3

1

4

2

3

1

4

2

25 mm

25 mm 35 mm

35 mm

Page 36: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

34 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen5

5.3 FICHES NR. 2: TYPE-OPLOSSING B

Type-oplossing B kan alleen gebruikt worden voor het afdich-ten van enkelvoudige doorvoeringen (zie bijlage A, p. 205) doorheen brandwerende massieve bouwelementen van onbrandbare leidingen of leidingen uit PVC-U. Hoewel PVC-C niet opgenomen is in bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’, zijn leidingen uit PVC-C ook mogelijk voor type-oplossing B, aan-gezien PVC-C een stabieler gedrag bij brand heeft dan PVC-U.

Het afdichten van luchtkanalen, ventilatiekokers en rookka-nalen vallen net zoals de meervoudige doorvoeringen buiten het toepassingsgebied van deze type-oplossing.

Tabel 7 geeft de maximale diameters weer van de leidingen die de massieve brandwerende bouwelementen doorboren en waarvoor een afdichting met een mantelbuis voldoende is om te vermijden dat de vereiste brandweerstand negatief beïnvloed wordt.

Lengte van de mantelbuis (L) en spelingVereiste E

E 30 E 60 E 120

Metalen mantelbuisl (L = 140 mm)Open speling 90 90 25

Met rotswol gevulde speling 50 25 25

Metalen mantelbuis (L = 300 mm)Open speling 110 110 90

Met rotswol gevulde speling 110 110 25

PVC-mantelbuis (L = 140 mm) Open speling 40 40 25

Tabel 7 Maximale diameter van leidingen ingewerkt in een mantelbuis uit metaal of PVC.

Page 37: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

35WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen 5

FICHE 2.1 AFDICHTING MET EEN MANTELBUIS IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN

Afbeelding 22 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting met een mantelbuis, al dan niet met open speling, van een doorvoering van een PVC-leiding of onbrandbare leiding doorheen een brandwerende massieve muur.

Massieve muurDe massieve muur moet ofwel in overeenstemming zijn met een gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur.

LeidingenHet betreft de enkelvoudige doorvoering van onbrandbare leidingen of leidingen uit PVC-U of PVC-C voor fluïda en vaste stoffen. Tabel 7 (p. 34) bevat de maximale toegelaten diame-ter van leidingen die massieve muren doorboren voor dewelke een mantelbuis, met of zonder open speling, vol-doende is om de vereiste brandweerstand te behouden. Deze afdichtingsoplossing is niet van toepassing op meer-voudige doorvoeringen en lucht- en rookkanalen.

MantelbuisDe mantelbuizen bestaan uit onbrandbare metalen buisstuk-ken of uit harde PVC-U- of PVC-C-buisstukken (geklasseerd B, s3-d0 of beter volgens NBN EN 13501-1 [B12]). De wanddikte van de mantelbuis is minstens gelijk aan die van de leiding.

Speling tussen de leiding en de mantelbuis Speling ≤ 4 mmAls de speling tussen de leiding en de mantelbuis (m.a.w. de ruimte tussen de leiding en de mantelbuis, gekarakteriseerd door het verschil tussen de binnendiameter van de mantel-buis en de buitendiameter van de leiding), kleiner of gelijk is dan 4 mm, mag deze open blijven. Er is met andere woorden geen afdichting nodig.

Speling > 4 mm en ≤ 45 mmAls de speling groter is dan 4 mm, wordt deze rondom volle-dig afgedicht met rotswol en dit over een totale diepte van ten minste 50 mm. De afdichting kan eventueel slechts langs één zijde gebeuren, waarbij de rotswol stevig aangedrukt dient te worden. Dit komt overeen met een densiteit van ca. 80-100 kg/m³ ter hoogte van de doorvoering. De speling mag dan maximaal 45 mm bedragen.

en Speling tussen de mantelbuis en de massieve muur en afdichting met gips- of cementmortelBijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ geeft geen specifieke informatie omtrent de toegelaten speling rondom de mantel-buis. Het is echter aan te raden dat het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de mantel-buis niet groter mag zijn dan 50 mm. De speling tussen de mantelbuis en de muur zou ten minste 10 mm moeten bedra-gen om een correcte afdichting te waarborgen. De afdichting van de speling tussen de mantelbuis en de uitsparing in de muur wordt gerealiseerd door middel van mortel. De mantel-buis wordt rondom volledig afgedicht met gips- of cement-mortel langs beide zijden van de muur en dit over een mini-male diepte van 25 mm (E 30 en E 60) of van 35 mm (E 120).

Ophangconstructie De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de muur gelegen zijn (op een maximale afstand van 500 mm).

Afb. 22 Afdichting met een mantelbuis van een onbrandbare leiding of een leiding uit PVC-U in een brandwerende massieve muur.

A. Met gevulde speling B. Met open speling

Massieve muur PVC-U-leiding of onbrandbare leiding Mantelbuis Speling tussen de leiding en de mantel-

buis Uitsparing en speling tussen de

mantelbuis en de massieve muur Afdichting rond de mantelbuis Ophangconstructie van de leiding

11

2 2

3 3

4 45 5

6

7

CB

L

6

7

CB

L

C ≥ 25 mmB + C ≥ 50 mm (E 30/60) en 70 mm (E 120)

Page 38: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

36 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen5

FICHE 2.2 AFDICHTING MET EEN MANTELBUIS IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN

Afbeelding 23 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting met een mantelbuis, al dan niet met open speling, van een doorvoering van een PVC-leiding of onbrandbare leiding doorheen een brandwerende massieve vloer.

Massieve vloerDe massieve vloer moet ofwel in overeenstemming zijn met een gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer.

LeidingenHet gaat hier om een enkelvoudige doorvoering van onbrand-bare leidingen of leidingen uit PVC-U of PVC-C voor fluïda en vaste stoffen. In tabel 7 (p. 34) zijn de maximale diameters van de leidingen doorheen massieve vloeren weergegeven waarbij een afdichting met een mantelbuis, al dan niet met open speling, de aangegeven vereiste brandweerstand niet nadelig beïnvloedt. Deze afdichtingsoplossing is niet van toepassing op lucht- en rookkanalen en meervoudige door-voeringen.

MantelbuisDe mantelbuizen bestaan uit onbrandbare metalen of uit harde PVC-C of PVC-U (geklasseerd B, s3-d0 of beter volgens NBN EN 13501-1 [B12]) buisstukken. De wanddikte van de mantelbuis is ten minste gelijk aan de wanddikte van de lei-ding.

Speling tussen de leiding en de mantelbuis Speling ≤ 4 mmAls de speling tussen de leiding en de mantelbuis (m.a.w. de ruimte tussen de leiding en de mantelbuis, gekarakteriseerd door het verschil tussen de binnendiameter van de mantel-buis en de buitendiameter van de leiding), kleiner of gelijk is

dan 4 mm, mag deze open blijven. Er is met andere woorden geen afdichting nodig.

Speling > 4 mm en ≤ 45 mmAls de speling groter is dan 4 mm, wordt deze rondom volledig afgedicht met rotswol en dit over een totale diepte van ten min-ste 50 mm. De afdichting kan eventueel slechts langs één zijde gebeuren, waarbij de rotswol stevig aangedrukt dient te wor-den. Dit komt overeen met een densiteit van ca. 80-100 kg/m³. De speling mag dan maximaal 45 mm bedragen.

en Speling tussen de mantelbuis en de massieve vloer en afdichting met gips- of cementmortelBijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ geeft geen specifieke informatie omtrent de toegelaten speling rondom de mantel-buis.Het is echter aan te raden dat het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de mantel-buis niet groter mag zijn dan 50 mm. De speling tussen de mantelbuis en de vloer zou ten minste 10 mm moeten bedra-gen om een correcte afdichting te waarborgen. De afdichting van de speling tussen de mantelbuis en de uitsparing in de vloer wordt gerealiseerd door middel van mortel. De mantel-buis wordt rondom volledig afgedicht met gips- of cement-mortel langs beide zijden van de vloer en dit over een mini-male diepte van 25 mm (E 30 en E 60) of van 35 mm (E 120).

Ophangconstructie (niet zichtbaar op afbeelding 23)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb. 23 Afdichting met een mantelbuis van een onbrandbare leiding of een leiding uit PVC-U in een brandwerende massieve vloer.

Massieve vloer PVC-U-leiding of onbrandbare leiding Mantelbuis Speling tussen de leiding en de mantel-

buis Speling tussen de mantelbuis en de mas-

sieve vloer Afdichting rond de mantelbuis

A.Met gevulde speling B. Met open speling

112 23 3

4 45 5

6

C

B

L

6

C

B

L

C ≥ 25 mmB + C ≥ 50 mm (E 30/60) en 70 mm (E 120)

Page 39: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

37WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften: type-oplossingen 5

5.4 TYPE-OPLOSSING C

Deze type-oplossing kan uitsluitend aangewend worden voor de bevestiging van hangtoiletten aan een bouwelement uit metselwerk of beton. De diameter van de brandbare afvoerleiding dient beperkt te blijven tot maximaal 110 mm.

De maximale tijdsduur die met deze type-oplossing bereikt kan worden is E 30.

De afdichting rond de leiding kan verwezenlijkt worden met rotswol of mortel. Met betrekking tot de plaatsingsrichtlijnen verwijzen we naar de fiches 1.1 tot en met 1.4 (p. 28 t.e.m. 31).

Page 40: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

38 WTCB | TV 254 | Maart 2015

6 PLAATSINGSVOORSCHRIFTEN VOOR BRANDWERENDE VOOR-ZIENINGEN

6.1 INLEIDING

In dit hoofdstuk worden per wandtype (lichte scheidingswanden, massieve muren en vloeren) de plaatsingsrichtlijnen voor verschillende brandwerende voorzieningen besproken in functie van het leidingtype (brandbaar of onbrandbaar), de kabel, de kabelbundel, de kabelgoot, het kanaal of andere verzwakkingen. Verzwakkingen in verlaagde plafonds en verhoogde vloeren komen eveneens aan bod.

Het gaat hier enkel over principiële voorschriften die door een classificatierapport of proefverslag met betrekking tot de plaat-sing van de voorziening bevestigd moeten worden. De verwerkingswijze van de brandwerende voorziening dient in overeen-stemming te zijn met de montagevoorschriften van de fabrikanten, die gebaseerd zijn op uitgevoerde proeven.

6.2 LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

Tabel 8 (p. 39) geeft een overzicht van de brandwerende voorzieningen die toegepast kunnen worden in lichte scheidingswan-den in functie van de verschillende door te voeren elementen.

6.2.1 FICHES NR. 3: BRANDBARE LEIDINGEN IN LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op de doorvoering van brandbare leidingen (voor fluïda of vaste stof-fen) zonder brandbaar isolatiemateriaal doorheen een brandwerende lichte scheidingswand. Ze zijn niet van toepassing op lucht- en rookkanalen.

Page 41: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

39WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Fiches nr. 3Brandbare leidingen

Opbouwmanchetten Fiche 3.1, p. 40

Inbouwmanchetten Fiche 3.2, p. 42

Manchetten op rol Fiches 3.1, p. 40 en 3.2, p. 42

Isolatieschalen (+ coating) Fiche 3.3, p. 44

Fiches nr. 4Onbrandbare leidingen

Kitten Fiche 4.1, p. 46

Isolatieschalen (+ coating) Fiche 4.2, p. 48

Coating Fiche 4.3, p. 50

Fiches nr. 5Onbrandbare leidingen met

brandbare isolatie

Coating (+ afdichtingsplaat) Fiche 5.1, p. 52

Manchetten Fiche 5.2, p. 54

Isolatieschalen Fiche 5.3, p. 56

Fiches nr. 6Kabels, kabelbundels en kabelgoten

Kitten Fiche 6.1, p. 58

Opbouwmanchetten Fiche 6.2, p. 60

Inbouwmanchetten Fiche 6.3, p. 62

Manchetten op rol Fiche 6.4, p. 64

Coating (+ afdichtingsplaat) Fiche 6.5, p. 66

Kussens Fiche 6.6, p. 68

Fiches nr. 7Luchtkanalen

Inbouwkleppen Fiche 7.1, p. 70

Buiten de wand liggende kleppen Fiche 7.2, p. 72

Vlinderkleppen Fiche 7.3, p. 74

Brandwerende kanalen Fiche 7.4, p. 76

Rotswolisolatie Fiche 7.5, p. 77

Platen Fiche 7.6, p. 78

Bespuitingen Fiche 7.7, p. 79

Fiches nr. 8Stopcontacten of schakelaars

Type-oplossingen Fiche 8.1, p. 80

Brandwerende inbouwdozen Fiche 8.2, p. 82

Brandwerende strippen of folie Fiche 8.3, p. 83

Brandwerende kappen Fiche 8.4, p. 84

Fiche nr. 9 Brandwerende roosters p. 85

Fiche nr. 10 Voegen p. 86

Tabel 8 Brandwerende voorzieningen die toepasbaar zijn in lichte scheidingswanden in functie van de verschillende door te voeren elementen.

Page 42: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

40 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 3.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE OPBOUWMAN-CHETTEN

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Brandbare leidingenDe karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het classificatierapport en/of proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd zijn (PVC, PE, PP  …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 25 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige aanduidingen bevatten met betrekking tot de mini-male en maximale wanddikte van de leiding (gewoonlijk 1 tot 15 mm). Indien de leidingen een aanzienlijke wanddikte ver-tonen, zal het noodzakelijk zijn een brandwerende manchet met een groter drukopbouwend vermogen te gebruiken. Uitsparing en spelingDe uitsparing in de wand wordt bij voorkeur uitgevoerd met behulp van een boor. Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de leiding moet vermeld wor-den in het proefverslag. In principe is de speling tussen de

uitsparing en de leiding niet groter dan 40 mm. Indien door omstandigheden de leiding van zijn oorspronkelijke plaats zou afwijken, kan de speling variëren tussen de 0 en 40 mm. Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefver-slag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitspa-ring in de wand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden. Bevestiging van de brandwerende voorziening Tijdens de brand moet de opbouwmanchet op zijn plaats blijven (d.w.z. tegen de scheidingswand). De bevestigings-middelen die gebruikt worden voor de montage van opbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Dit impliceert gewoonlijk dat ze bestand moeten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitge-voerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Kunststof pluggen kunnen enkel toegelaten worden, indien ze opgenomen zijn in een classificatierapport en/of proef-verslag.

Afb. 24 Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende lichte scheidingswand met behulp van een opbouw-manchet.

Lichte scheidingswand Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Bevestiging van de brandwerende manchet Brandwerende manchetten Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

2

3

45

7

6

Page 43: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

41WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Afb. 25 Plaatsing van een opbouwmanchet.

Plaatsing van de brandwerende voorzieningEen opbouwmanchet moet altijd aan de rechtstreeks ver-hitte zijde(n) van de lichte scheidingswand geplaatst wor-den. Tenzij het tegendeel bewezen werd, wordt er normaal-gesproken uitgegaan van de veronderstelling dat de brand kan aangrijpen aan elke zijde van de wand. In principe zou er dus aan beide zijden van de lichte scheidingswand een brandwerende manchet voorzien moeten worden. Indien er slechts één enkele manchet geplaatst wordt aan de niet rechtstreeks verhitte zijde van de wand, zal deze minder snel opwarmen dan de leiding aan de vuurzijde. Hierdoor zou deze laatste kunnen beginnen smelten voordat de manchet in werking treedt, zodat er een opening ontstaat waarlangs een eventuele branddoorslag kan optreden. Indien één man-chet voldoende zou zijn, moet dit door het proefverslag bevestigd worden. Hiertoe wordt een eerste proef uitgevoerd waarbij de manchet zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede proef waarbij de manchet geïnstalleerd wordt aan de niet rechtstreeks aan de brand blootgestelde zijde. Voor het toepassingsgebied van deze proeven (leidingdiameter, wandtype, minimale en maximale wanddikte …) dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.

De brandwerende manchet wordt rond de leiding aange-bracht en moet goed aansluiten op de diameter van de lei-ding (de exacte speling staat vermeld in het proefverslag).Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gele-gen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Opmerking: de plaatsingsvoorschriften voor opbouwman-chetten gelden eveneens voor manchetten op rol.

Page 44: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

42 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 3.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE INBOUWMANCHETTEN

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Brandbare leidingenDe karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het classificatierapport en/of proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd mogen zijn (PVC, PE, PP …). Daarnaast moet ook aangegeven worden wat hun minimale en maximale diameter is (bv. 25 tot 160 mm). Ver-der moet het proefverslag de nodige aanduidingen bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte van de leiding (bv. 1,5 tot 15 mm). Indien de leidingen een aan-zienlijke wanddikte vertonen, zal het noodzakelijk zijn een brandwerende manchet met een groter drukopbouwend ver-mogen te gebruiken.

Uitsparing en spelingDe uitsparing in de wand mag rechthoekig zijn en hoeft dus niet noodzakelijk geboord te worden. Het verschil tussen de

diameter van de uitsparing en de diameter van de leiding moet vermeld worden in het proefverslag. In principe mag de speling tussen de uitsparing en de inbouwmanchet niet gro-ter zijn dan ± 15 mm. Bovendien is het de diameter van de manchet die bepalend is voor de diameter van de uitsparing. Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefver-slag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding, de brandwe-rende manchet en de uitsparing in de wand wordt gereali-seerd zoals aangegeven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …).

Brandwerende voorziening PlaatsingInbouwmanchetten worden in de uitsparing aangebracht en hebben als voordeel dat er geen twee manchetten, aan elke zijde van de scheidingswand geplaatst moeten worden. Ze worden meestal in het midden van de wand geplaatst. In bepaalde gevallen en wanneer het classificatierapport en/of proefverslag het bevestigen, kunnen de inbouwmanchetten ook in de scheidingswand geplaatst worden, maar dan niet in het midden, maar dicht bij een rand. Het nadeel van dit type manchetten is dat men de uitsparing groter dient te maken dan bij opbouwmanchetten.

Afb. 26 Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende lichte scheidingswand met behulp van een brandwe-rende inbouwmanchet.

Lichte scheidingswand Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende inbouwmanchet Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

2

3

45

6

Page 45: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

43WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Eventuele bevestigingDe bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de mon-tage van inbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden

volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gele-gen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag). Opmerking: de plaatsingsvoorschriften voor inbouwman-chetten gelden eveneens voor manchetten op rol.

Page 46: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

44 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 3.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET ISOLATIESCHALEN EN EVENTUEEL EEN BRANDWERENDE COATING

Afb. 27 Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende lichte scheidingswand met isolatieschalen en even-tueel een brandwerende coating.

Lichte scheidingswand Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding of de isolatieschaal Afdichting rond de leiding of de isolatieschaal Isolatieschaal Bevestiging van de isolatieschaal Ophangconstructie van de leiding Eventuele coating (op de wand/leiding/isolatieschaal)

≤ 500 mm ≤ 500 mm1

2

3

4

5 en 6

y

7

z

8

x

≤ 500 mm ≤ 500 mm1

2

3

4

5 en 6

y

7

z

8

x

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand. Brandbare leidingenDe karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het classificatierapport en/of proef-

verslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd mogen zijn (PVC, PE, PP …) en wat de minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 50 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige aanduidin-gen bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 1,5 tot 15 mm) van de brandbare leiding.

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding (of van de schaal indien deze doorloopt doorheen de wand) mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

Page 47: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

45WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding of de isolatie-schaal (indien deze doorloopt doorheen de wand) en de uit-sparing in de wand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rots-wol ...). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de spe-ling tussen de leiding of de isolatieschaal en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling is kleiner dan een bepaalde waarde), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

IsolatieschaalDe karakteristieken van de – al dan niet van een brandwe-rende coating voorziene – isolatieschaal moeten in over-eenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn wat de minimale densiteit (kg/m³), de minimale dikte (mm) en de brandreactieklasse (A1, A2-s1, d0 … F volgens NBN EN 13501-1 [B12]) van de isolatieschaal is en over welke lengte (lengte ‘x’ uit afbeel-ding 27, p. 44, in mm) deze minstens rondom de leiding aangebracht moet worden (al dan niet aan weerszijden van de wand).

Bevestiging van de isolatieschaalDe isolatieschaal moet ter plaatse gehouden worden zoals beschreven in het proefverslag.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen moeten ondersteund en bevestigd worden vol-gens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gele-gen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Indien de isolatieschaal beproefd werd met een ophanging, dient deze laatste in de praktijk op een equivalente manier uitgevoerd te worden.

Brandwerende coatingDe isolatieschaal, de lichte scheidingswand en/of de brand-bare leiding kunnen eventueel bekleed worden met een brandwerende coating. In voorkomend geval dient het proef-verslag de nodige informatie te bevatten met betrekking tot de te gebruiken coating, de dikte (mm) en de lengte (zie lengten ‘y’ en ‘z’ uit afbeelding 27, in mm), waarover deze aangebracht dient te worden.

Page 48: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

46 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.2.2 FICHES NR. 4: ONBRANDBARE LEIDINGEN IN LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op de doorvoering van onbrandbare leidingen (voor fluïda of vaste stoffen) zonder brandbaar isolatiemateriaal doorheen een brandwerende lichte scheidingswand. Ze zijn niet van toepassing op lucht- en rookkanalen.

FICHE 4.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN IN BRAND-WERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE KITTEN

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Onbrandbare leidingenDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd mogen zijn (staal, koper …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 25 tot 160 mm – zie voorschriften van de fabrikant). Verder moet het proefver-slag de nodige informatie bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte van de leiding (gewoonlijk 0,5 tot 5 mm).

Uitsparing en speling De uitsparing in de wand wordt uitgevoerd met behulp van

een boor of een zaag, waardoor het mogelijk wordt om een kader te plaatsen (bv. een stalen of houten frame waarop een plaat wordt bevestigd – zie de voorschriften van de fabrikant). Een dergelijk kader is meestal vereist om ter hoogte van de uitsparing de druk van het opschuimen bij verhitting op te vangen. Het kader verhindert dat het opzwel-len van de kit gebeurt naar de holte in de lichte binnenwand.

De totale dikte (bv. 150 tot 200 mm) ter hoogte van de ope-ning kan soms groter zijn dan de dikte van de wand zelf (100 mm). Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de leiding moet vermeld worden in het proefverslag. Het is van groot belang dat de speling rondom de metalen leiding niet te groot is. De speling tussen de uit-sparing en de leiding is in principe niet groter dan 50 mm (tenzij anders vermeld in het proefverslag). Voor meer infor-matie hieromtrent dient men het proefverslag en de voor-schriften van de fabrikant te raadplegen.

Afdichting met een brandwerende kitDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uit-sparing in de wand wordt gerealiseerd zoals aangegeven

Afb. 28 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leiding in brandwerende lichte scheidingswanden met brandwerende kitten.

Lichte scheidingswand Onbrandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting met een brandwerende kit

(en rugvulling) Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

2

3

4

5

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

2

3

4

5

A. Over de volledige diepte van de wand B. Met een kit op rugvulling

Page 49: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

47WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

in het proefverslag: • ofwel over de volledige diepte van de wand (zie afbeel-

ding 28 A, p. 46)• ofwel met een kit op rugvulling (zie afbeelding 28  B,

p. 46). De materialen gebruikt voor de rugvulling moeten overeenkomen met het materiaal dat gebruikt werd tijdens de proef. Er moet aan beide zijden voldoende diepte worden vrijgehouden voor de kit.

De totale diepte van de geplaatste brandwerende kit moet groter dan of gelijk aan de diepte van de geteste kit zijn.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen bevestigd en ondersteund te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gele-gen zijn op een maximale afstand van 500 mm.

Page 50: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

48 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 4.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN IN BRAND-WERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET ISOLATIESCHALEN EN EVENTUEEL EEN BRANDWERENDE COATING

Lichte scheidingswand Onbrandbare leidingen Uitsparing en speling rond de leiding of de isolatieschaal Afdichting rond de leiding of de isolatieschaal Isolatieschaal Bevestiging van de isolatieschaal Ophangconstructie van de leiding Eventuele coating (op de wand/leiding/isolatieschaal)

≤ 500 mm ≤ 500 mm1

2

3

45 en 6

y

7

z

8

x

≤ 500 mm ≤ 500 mm1

2

3

4

5 en 6

y

7

z

8

x

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Onbrandbare leidingenDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd mogen zijn (staal, koper …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 50 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten met

Afb. 29 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen in brandwerende lichte scheidingswanden met isolatieschalen en eventueel een brandwerende coating.

betrekking tot de minimale en maximale wanddikte (gewoon-lijk 0,5 tot 5 mm).

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding (of van de schaal indien deze doorloopt doorheen de wand) mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding of de isolatie-schaal (indien deze doorloopt doorheen de wand) en de uit-sparing in de scheidingswand wordt uitgevoerd zoals aange-geven in het proefverslag door middel van dichtpleisteren, opstoppen met rotswol … De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de leiding of de isolatie-

Page 51: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

49WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

schaal en de uitsparing. Deze ruimte moet altijd afgedicht worden tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling is kleiner dan een bepaalde waarde).

IsolatieschaalDe karakteristieken van de – al dan niet van een brandwe-rende coating voorziene – isolatieschaal moeten in over-eenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn wat de minimale densiteit (kg/m³), de minimale dikte (mm) en de brandreactieklasse (A1, A2-s1, d0 … F volgens NBN EN 13501-1 [B12]) van de isolatieschaal is.

Er moet eveneens vermeld worden over welke minimum-lengte (lengte ‘x’ in mm uit afbeelding 29, p. 48) de isola-tieschaal aangebracht moet worden rondom de onbrand-bare leiding (al dan niet aan weerszijden van de wand). De lengte ‘x’ bedraagt ongeveer 500 mm bij stalen leidingen en ongeveer 800 mm voor koperen leidingen die vanaf de wand aan weerszijden geïsoleerd zijn, tenzij anders getest (5).

(5) Bij koper is de lengte meestal groter omdat koper minder gunstige eigenschappen heeft dan staal (met name een lagere smelttemperatuur en een grotere warmtegeleidingscoëfficiënt).

Bevestiging van de isolatieschaalDe isolatieschaal moet bevestigd worden zoals beschreven in het proefverslag.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen bevestigd en ondersteund te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gele-gen zijn op een maximale afstand van 500 mm. Indien de isolatieschaal beproefd wordt met een ophanging, dient deze laatste in de praktijk op een equivalente manier uitge-voerd te worden.

Brandwerende coatingDe isolatieschaal, de lichte scheidingswand en/of de leiding kunnen eventueel ingesmeerd worden met een brandwe-rende coating. In voorkomend geval dient het proefverslag de nodige informatie te bevatten met betrekking tot het te gebruiken type coating, de dikte (mm) en de lengte (zie leng-ten ‘y’ en ‘z’ in mm uit afbeelding 29) waarover deze aange-bracht dient te worden.

Page 52: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

50 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 4.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN IN BRAND-WERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET EEN BRANDWERENDE COATING

Lichte scheidingswand Onbrandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende coating Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

3

45

6 2

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkwaardige beoordeling van de brandwerende voor-ziening in dit type scheidingswand.

Onbrandbare leidingenDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd mogen zijn (staal, koper …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk van 25 tot 160 mm). Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte.

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-

Afb. 30 Afdichting van een doorvoering van een onbrandbare leiding in een brandwerende lichte scheidingswand met een brandwerende coating.

meter van de leiding mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitsparing in de wand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proef-verslag (afdichten met mortel, een brandwerende kit aanbren-gen, dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …). De te voor-ziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepa-lingen bevat (bv. speling is kleiner dan een bepaalde waarde), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Brandwerende coatingDe brandwerende coating wordt uitgesmeerd op de onbrand-bare leiding over een voldoende lengte. Deze lengte is vooral afhankelijk van het type coating en loopt meestal over ± 500 mm aan weerszijden van de scheidingswand (zie voor-schriften van de fabrikant). Ook de brandwerende coating wordt over een voldoende afstand aangebracht (bv. 100 mm

Page 53: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

51WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

– zie de voorschriften van de fabrikant) op de lichte schei-dingswand en op de naden tussen de onbrandbare leiding en de scheidingswand. Soms moet er eveneens een isolatie-schaal rond de onbrandbare leiding aangebracht worden. Hieromtrent vindt u meer informatie in fiche 4.2 (p. 48).

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gele-gen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 54: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

52 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.2.3 FICHES NR. 5: ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRANDBARE ISOLATIE IN LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing voor de afdichting van de doorvoering van een onbrandbare leiding geïsoleerd met een brandbaar isolatiemateriaal in een brandwerende lichte scheidingswand. Ze zijn niet van toepassing op lucht- en rookkanalen.

FICHE 5.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BEHULP VAN EEN BRANDWERENDE COATING (EN EEN AFDICHTINGSPLAAT)

Lichte scheidingswand Onbrandbare leiding met een brandbare

isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding of de afdich-

tingsplaat Brandwerende coating Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

3

45

6 2

1

3

45

6 2

A. Zonder afdichtingsplaat B. Met afdichtingsplaat

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Onbrandbare leidingen met een brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met een brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant, gebaseerd op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden: • onbrandbare leiding:

– het materiaal (staal en/of koper) – de maximale diameter

Afb.  31 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen met brandbare isolatie in brandwerende lichte scheidingswanden met behulp van een brandwerende coating.

– de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5 tot 5 mm)

• brandbare isolatie: – het type – de maximale dikte.

Uitsparing en spelingDe grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de geïsoleerde leiding mogen niet gro-ter zijn dan de waarden die vermeld staan in de voorschrif-ten van de fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen. Soms dient de uit-sparing kleiner gemaakt te worden met behulp van bijvoor-beeld rotswolplaten (zie ook hoofdstuk 7, p. 193).

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de geïsoleerde leiding en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gereali-

Page 55: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

53WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

seerd zoals aangegeven in het proefverslag:• dichtpleisteren, opstoppen met rotswol, brandwerende kit

… (zie afbeelding 31 A, p. 52) De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de geïsoleerde leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalin-gen bevat (bv. speling is kleiner dan een bepaalde waarde), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden

• afdichtingsplaat (zie afbeelding 31 B, p. 52) aanbrengen, meestal uit rotswol (maar andere types zijn eveneens mogelijk – zie voorschriften van de fabrikant).

Brandwerende coatingDe brandwerende coating wordt uitgesmeerd op de geïso-leerde leiding over een voldoende afstand. Ze is afhankelijk van het type coating en bedraagt meestal tussen 250 en 500 mm aan weerszijden van de lichte scheidingswand (zie voor-schriften van de fabrikant).

De brandwerende coating wordt ook aangebracht: • op de afdichtingsplaat (uit rotswol) voor zover aanwezig• op de naden tussen de geïsoleerde leiding en de lichte

scheidingswand of de afdichtingsplaat (uit rotswol)• op de lichte scheidingswand zelf (over een voldoende

afstand - zie de voorschriften van de fabrikant).

De brandwerende coating wordt uitgesmeerd met een vol-doende dikte (zie voorschriften van de fabrikanten – bv. onder de vorm van een verbruik (liter/m²) en/of via de mini-male droge/natte laagdikte).

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gele-gen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 56: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

54 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 5.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWE-RENDE MANCHETTEN

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Onbrandbare leidingen met brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant, gebaseerd op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden: • onbrandbare leiding:

– het materiaal (bv. staal of koper) – de maximale diameter (bv. 60 mm) – de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5

tot 5 mm)• brandbare isolatie:

– het type – de maximale dikte.

Afb.  32 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen met brandbare isolatie in brandwerende lichte scheidingswanden met brandwerende manchetten.

Uitsparing en spelingDe grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de leiding mogen niet groter zijn dan de waarden die vermeld staan in de voorschriften van de fabri-kant, die gebaseerd zijn op de classificatierapporten en proefverslagen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de geïsoleerde leiding en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gereali-seerd zoals aangegeven in het proefverslag: dichtpleisteren, opstoppen met rotswol … (zie afbeelding 32 A). De te voor-ziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de geïsoleerde leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling is kleiner dan een bepaalde waarde), moet deze ruimte in principe altijd afge-dicht worden.

Brandwerende manchetten en de bevestiging ervanA. OpbouwmanchettenEen opbouwmanchet moet altijd aan de rechtstreeks ver-hitte zijde(n) van de lichte scheidingswand geplaatst wor-den. Tenzij het tegendeel bewezen wordt, wordt er normaal

Lichte scheidingswand Onbrandbare leiding met een brandbare

isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende manchet Ophangconstructie van de leiding

1

3

4

5

6 2

A. Opbouwmanchet

1

3

45

6 2

B. Inbouwmanchet

Page 57: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

55WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

gesproken uitgegaan van de veronderstelling dat de brand kan aangrijpen aan elke zijde van de wand. In principe zou er dus aan de twee zijden van de lichte scheidingswand een brandwerende manchet voorzien moeten worden. Indien één manchet voldoende zou zijn, moet dit door het proefver-slag bevestigd worden. Hiertoe wordt een eerste proef uitge-voerd waarbij de manchet zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede proef waarbij de manchet geïnstalleerd wordt aan de zijde die niet rechtstreeks blootgesteld wordt aan de brand. Voor het toepassingsgebied van deze proeven (lei-dingdiameter, muurtype, minimale en maximale wand-dikte …) dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikant te raadplegen. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

De brandwerende manchet wordt rond de geïsoleerde lei-ding aangebracht en moet goed aansluiten op de diameter van de leiding. De juiste speling is terug te vinden in het proefverslag. Tijdens de brand is het noodzakelijk dat de opbouwmanchet op zijn plaats blijft (d.w.z. tegen de schei-dingswand). De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de montage van opbouwmanchetten moeten in over-eenstemming zijn met het proefverslag. Dit impliceert

gewoonlijk dat ze bestand moeten zijn tegen hoge tempera-turen en dat ze bij brand niet mogen smelten. Daarom wor-den ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, door-gaande draadstangen …). Ook kunststof pluggen kunnen toegelaten worden voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag.

B. InbouwmanchettenInbouwmanchetten worden in de uitsparing aangebracht en hebben als voordeel dat er geen twee manchetten, aan elke zijde van de scheidingswand geplaatst moeten worden. Ze worden meestal in het midden geplaatst. In bepaalde geval-len en wanneer het classificatierapport en/of proefverslag het bevestigen, kunnen de inbouwmanchetten ook in de scheidingswand geplaatst worden, maar dan niet in het mid-den, maar dicht bij een rand. Het nadeel van dit type man-chetten is dat men de uitsparing groter dient te maken dan bij opbouwmanchetten.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gele-gen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 58: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

56 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 5.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET ISOLA-TIESCHALEN EN EVENTUEEL EEN BRANDWERENDE COATING

Lichte scheidingswand Onbrandbare leiding met een brandbare isolatie Uitspraing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Isolatieschaal en zijn bevestiging Eventuele coating (op de scheidingswand/

geïsoleerde leiding/isolatieschaal) Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm1

3

45

7 2

x

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Onbrandbare leidingen met brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden:• onbrandbare leiding:

– het materiaal (staal of koper) – de maximale diameter in mm – de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5

tot 5 mm)• brandbare isolatie:

– het type – de maximale dikte.

Afb. 33 Afdichting van een doorvoering van een onbrandbare leiding met brandbare isolatie in een brandwerende lichte scheidingswand met isolatieschalen en eventueel een brandwerende coating.

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de geïsoleerde leiding mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de isolatieschaal en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de isolatieschaal en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling is kleiner dan een bepaalde waarde), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Bevestiging van de isolatieschaal De karakteristieken van de – al dan niet van een brandwe-rende coating voorziene – isolatieschaal moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn wat de minimale densiteit (kg/m³), de minimale dikte (mm) en de brandreactieklasse (A1, A2-s1, d0 … F volgens NBN EN 13501-1 [B12]) van de isolatieschaal is. Er moet eveneens vermeld worden over welke minimum-

6

z

y

Page 59: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

57WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

lengte (lengte ‘x’ in mm uit afbeelding 33, p. 56) de isolatie-schaal aangebracht moet worden rondom de onbrandbare leiding met brandbare isolatie (al dan niet aan weerszijden van de wand). De lengte ‘x’ bedraagt doorgaans ongeveer 1.000 mm aan beide kanten (zie proefverslag). De isolatie-schaal moet bevestigd worden zoals beschreven in het proefverslag. Het is aan te bevelen om de isolatieschaal te bevestigen zodat deze op zijn plaats blijft.

Brandwerende coatingDe isolatieschaal, de lichte scheidingswand en/of de leiding kunnen eventueel ingesmeerd worden met een brandwe-rende coating. In voorkomend geval dient het proefverslag

de nodige informatie te bevatten met betrekking tot het te gebruiken type coating, de dikte (mm) en de lengte (zie leng-ten ‘y’ en ‘z’ in mm uit afbeelding 33) waarover deze aange-bracht dient te worden.

Ophangconstructie van de leidingen De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de brandwerende lichte schei-dingswand gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm). Indien de isolatieschaal beproefd wordt met een ophanging, dient deze laatste in de praktijk op een equi-valente manier uitgevoerd te worden.

Page 60: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

58 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.2.4 FICHES NR. 6: KABELS, KABELBUNDELS EN KABELGOTEN IN LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing voor de afdichting van de doorvoering van kabels (elektrische, elek-tromagnetische ...), kabelbundels en kabelgoten in een brandwerende lichte scheidingswand.

FICHE 6.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS OF KABELBUNDELS IN BRAND-WERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE KITTEN

Lichte scheidingswand Kabel of kabelbundel Uitsparing en speling rond de kabel of kabelbundel Brandwerende kit (en rugvulling) Ophangconstructie van de kabel of kabelbundel

1

2

3

4

5

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Kabels of kabelbundelsDe karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabri-kanten, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikanten moeten de volgende informatie bevatten:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de proefresultaten naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten diameter (buitendiameter,

Afb. 34 Afdichting van een doorvoering van kabels of kabelbundels in een brandwerende lichte scheidingswand met een brandwerende kit.

diameter van de geleider). Voor kabelbundels wordt ook het maximaal aantal kabels aangegeven alsook de maxi-male diameter van de kabels.

Uitsparing en speling De uitsparing in de wand wordt uitgevoerd met behulp van een boor of een zaag, waardoor het mogelijk wordt om een kader te plaatsen (bv. een stalen of houten frame waarop een plaat bevestigd wordt – zie de voorschriften van de fabrikant). Een dergelijk kader is meestal vereist om ter hoogte van de uitsparing de druk van het opschuimen bij verhitting op te vangen. Het kader verhindert dat het opzwel-len van de kit gebeurt naar de holte in de lichte binnenwand. De totale dikte (bv. 150 tot 200 mm) ter hoogte van de ope-ning kan soms groter zijn dan de dikte van de wand zelf (100 mm).

Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de kabel of kabelbundel moet vermeld worden in

Page 61: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

59WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

het proefverslag. Van groot belang is dat de speling rondom de kabel of kabelbundel niet te groot is. In principe is de spe-ling tussen de uitsparing en de kabel of kabelbundel (voeg-dikte) tussen 10 en 50 mm (tenzij anders vermeld in het proefverslag). Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen:• de afmetingen van de uitsparing in de lichte schei-

dingswand moeten kleiner dan of gelijk aan de afmetin-gen van de geteste uitsparing in de lichte scheidingswand zijn

• de afstand tussen de kabel/kabelbundel en de randen van de uitsparing moet groter dan of gelijk aan de geteste afstand zijn.

Afdichting met een brandwerende kitDe afdichting van de ruimte tussen de kabel of kabelbundel

en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gereali-seerd zoals aangegeven in het proefverslag: • over de volledige diepte van de lichte scheidingswand • met een kit op rugvulling. De materialen gebruikt voor de

rugvulling moeten overeenkomen met hetzelfde mate-riaal als tijdens de test. Er moet aan beide zijden vol-doende diepte worden vrijgehouden voor de kit.

De totale diepte van de geplaatste brandwerende kit moet groter dan of gelijk aan de totale diepte van de geteste kit zijn.

Ophangconstructie van de kabels of kabelbundelsDe kabels of kabelbundels dienen ondersteund en beves-tigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte schei-dingswand gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 62: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

60 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 6.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS OF KABELBUNDELS IN BRAND-WERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE OPBOUWMAN-CHETTEN

Lichte scheidingswand Kabel of kabelbundel Uitsparing en speling rond de kabel of kabelbundel Afdichting rond de kabel of kabelbundel Brandwerende opbouwmanchet Ophangconstructie van de kabel of kabelbundel

1

3

4

5

6

2

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Kabels of kabelbundelsDe karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabri-kanten, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikant moeten de volgende informatie bevatten:• kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op kope-

ren of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd wor-den)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels.

Afb. 35 Afdichting van een doorvoering van kabels of kabelbundels in een brandwerende lichte scheidingswand met behulp van brandwe-rende opbouwmanchetten.

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de kabels of kabelbundels moet vermeld worden in de voorschriften van de fabrikanten, gebaseerd op classi-ficatierapporten of proefverslagen. De afmeting van de uit-sparing in de lichte scheidingswand moet kleiner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tijdens de brandproef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels of kabelbun-dels en de randen van de uitsparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een correcte en voldoende opvul-ling te kunnen uitvoeren.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels of kabelbun-dels en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstop-pen met rotswol, afdichten met schuim …). Het is ook moge-lijk dat er geen afdichting vereist is.

Brandwerende voorzieningPlaatsingEen opbouwmanchet moet altijd aan de rechtstreeks verhitte zijde(n) van de lichte scheidingswand geplaatst worden. Ten-

Page 63: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

61WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

zij het tegendeel bewezen werd, wordt er normaal gesproken uitgegaan van de veronderstelling dat de brand kan aangrij-pen aan elke zijde van de wand. In principe zou er dus aan beide zijden van de lichte scheidingswand een brandwerende manchet voorzien moeten worden. Indien er slechts één enkele manchet gebruikt wordt, die geplaatst wordt aan de niet rechtstreeks verhitte zijde van de wand, zal deze minder snel opwarmen dan de kabel aan de vuurzijde. Hierdoor zou deze laatste kunnen beginnen te smelten voordat de manchet in werking treedt, zodat er een opening ontstaat waarlangs een eventuele branddoorslag kan optreden. Indien één man-chet voldoende zou zijn, moet dit door het proefverslag beves-tigd worden. Vandaar dat er een eerste proef uitgevoerd wordt waarbij de manchet zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede waarbij de manchet geïnstalleerd wordt aan de niet rechtstreeks aan de brand blootgestelde zijde.

Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

De brandwerende manchet wordt rond de kabel of kabelbun-

del aangebracht en moet goed aansluiten op de buitendia-meter van de kabel of kabelbundel (de exacte speling staat vermeld in het proefverslag).

BevestigingTijdens de brand moet de opbouwmanchet op zijn plaats blijven (d.w.z. tegen de scheidingswand). De bevestigings-middelen die gebruikt worden voor de montage van opbouw-manchetten moeten in overeenstemming zijn met het proef-verslag. Dit impliceert gewoonlijk dat ze bestand moeten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Ook kunststof pluggen kunnen toegelaten worden, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag.

Ophangconstructie van de kabels of kabelbundelsDe kabel of kabelbundel dient ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophan-gingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidings-wand gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Page 64: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

62 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 6.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS OF KABELBUNDELS IN BRAND-WERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE INBOUW-

MANCHETTEN

Lichte scheidingswand Kabel of kabelbundel Uitsparing en speling rond de kabel of kabelbundel Afdichting rond de kabel of kabelbundel Brandwerende inbouwmanchet Ophangconstructie van de kabel of kabelbundel

1

3

4

5

6

2

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Kabels of kabelbundelsDe karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabri-kanten, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikanten moeten de volgende informatie bevatten: • het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de proefresultaten naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels.

Afb.  36 Afdichting van een doorvoering van kabels of kabelbundels in een brandwerende lichte scheidingswand met een brandwerende inbouwmanchet.

Uitsparing en spelingDe diameter van de manchet is bepalend voor de diameter van de uitsparing. Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels en/of kabelbun-dels, de brandwerende manchet en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstoppen met rotswol, afdichten met schuim …). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is.

Plaatsing van de brandwerende voorzieningInbouwmanchetten worden in de uitsparing aangebracht en hebben als voordeel dat er geen twee manchetten, aan elke zijde van de scheidingswand geplaatst moeten worden. Ze worden meestal in het midden geplaatst. In bepaalde geval-len en wanneer het classificatierapport en/of proefverslag het bevestigen, kunnen de inbouwmanchetten ook in de scheidingswand geplaatst worden, maar dan niet in het mid-den, maar dicht bij een rand. Het nadeel van dit type man-

Page 65: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

63WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

chetten is dat men de uitsparing groter dient te maken dan bij opbouwmanchetten.

De eventuele bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de montage van inbouwmanchetten moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag.

Ophangconstructie van de kabels of kabelbundels De kabels of kabelbundels dienen ondersteund en beves-tigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte schei-dingswand gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Page 66: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

64 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 6.4 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELGOTEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE MANCHETTEN OP ROL

Manchetten op rol kunnen gebruikt worden voor het afdichten van kabels en kabelbundels maar meestal zal men deze toepas-sen voor het brandwerend afdichten van kabelgoten.

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Kabels, kabelbundels of kabelgotenDe karakteristieken van de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikanten, die gebaseerd zijn op classificatierap-porten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikan-ten moeten de volgende informatie bevatten: • het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de proefresultaten naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-

Lichte scheidingswand Kabelgoot Uitsparing en speling rond de kabelgoot Afdichting rond de kabelgoot Manchet op rol Ophangconstructie van de kabelgoot

1

3

45

6

2

1

5

2

Afb. 37 Afdichting van een doorvoering van een kabelgoot in een brandwerende lichte scheidingswand met een brandwerende manchet op rol.

tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels

• de afmetingen (b x l x h) en de dikte van de kabelgoot (60 x 500 x 60 – 1,5 mm) (6).

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de kabels, kabelbundels of kabelgoten moet ver-meld worden in de voorschriften van de fabrikanten, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen:• de afmetingen van de uitsparing in de lichte schei-

dingswand moeten kleiner dan of gelijk aan de afmetingen van de geteste uitsparing in de lichte scheidingswand zijn

• de afstand tussen de kabel, kabelbundel of kabelgoot en de randen van de uitsparing moet groter dan of gelijk aan de geteste afstand zijn teneinde een correcte en vol-doende opvulling te kunnen uitvoeren.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabel, kabelbundel

(6) In de standaardconfiguratie opgenomen in de NBN EN 1366-3 [B9] worden kabelgoten (geperforeerde en niet geperforeerde) met afmetingen 60 x 500 x 60 – 1,5 mm gebruikt.

Page 67: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

65WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

en/of kabelgoot en de uitsparing in de lichte scheidings-wand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefver-slag (opstoppen met rotswol, afdichten met schuim …). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is. Brandwerende voorzieningPlaatsingEen manchet op rol moet altijd aan de rechtstreeks verhitte zijde(n) van de lichte scheidingswand geplaatst worden. Tenzij het tegendeel bewezen werd, wordt er normaal gespro-ken uitgegaan van de veronderstelling dat de brand kan aan-grijpen aan elke zijde van de wand. In principe zou er dus aan beide zijden van de lichte scheidingswand een brand-werende manchet op rol voorzien moeten worden. Indien er slechts één enkele manchet gebruikt wordt, die geplaatst wordt aan de niet rechtstreeks verhitte zijde van de wand, zal deze minder snel opwarmen dan de kabel, kabelbundel of kabelgoot aan de vuurzijde. Hierdoor zou deze laatste kunnen beginnen smelten voordat de manchet in werking treedt, zodat er een opening ontstaat waarlangs een eventu-ele branddoorslag kan optreden. Indien één manchet vol-doende zou zijn, moet dit door het proefverslag bevestigd worden. Vandaar dat er een eerste proef uitgevoerd wordt waarbij de manchet zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede waarbij de manchet geïnstalleerd wordt aan de niet rechtstreeks aan de brand blootgestelde zijde.

Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

De brandwerende manchet wordt rond de kabel, kabelbun-del of kabelgoot aangebracht en moet goed aansluiten op de buitendiameter van de kabel en kabelbundel of op de bui-tenafmetingen van de kabelgoot (de exacte speling staat vermeld in het proefverslag). Bij kabelgoten wordt de spe-ling tussen de manchet op rol en de kabels soms nog opge-vuld met rotswol of wordt er bijkomend een afdichtingsplaat (uit rotswol) voorzien.

BevestigingTijdens de brand moet de manchet op rol op zijn plaats blij-ven (d.w.z. tegen de scheidingswand).

De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de montage van manchetten op rol moeten in overeenstem-ming zijn met het proefverslag. Dit impliceert gewoonlijk dat ze bestand moeten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Ook kunststof pluggen kunnen toegela-ten worden, voor zover dit bevestigd werd door een brand-proefverslag.

Ophangconstructie van kabels, kabelbundels of kabelgo-tenDe kabel, kabelbundel of kabelgoot dient ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakman-schap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gelegen zijn (in principe op een maxi-male afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Page 68: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

66 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 6.5 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS, KABELBUNDELS OF KABELGO-TEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET EEN BRANDWERENDE COATING (EN EEN AFDICHTINGSPLAAT)

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand.

Kabels, kabelbundels of kabelgotenDe karakteristieken van de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikanten, die gebaseerd zijn op classificatierap-porten en proefverslagen. Zo moet in de voorschriften van de fabrikanten het volgende aangegeven zijn:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten diameter (buitendiameter en diameter van de geleider). Voor kabelbundels wordt het maximaal aantal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels

• de afmetingen (b x l x h) en de dikte van de kabelgoot (bv. 60 x 500 x 60 – 1,5 mm).

Uitsparing en speling De grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de kabels, kabelbundels of kabelgoten mogen niet groter zijn dan de waarden die vermeld staan in het proefverslag. De grootte van de uitsparing is maximaal zo groot als de geteste uitsparing (bv. 1.200 x 600 mm of 1.600 x 800 mm) – zie de voorschriften van de fabrikanten.

Afb. 38 Afdichting van doorvoeringen van kabels, kabelbundels of kabelgoten met een brandwerende coating en eventueel een afdichtings-plaat.

Lichte scheidingswand Kabel, kabelbundel of kabelgoot Uitsparing en speling rond de kabel, kabelbundel of

kabelgoot Afdichtingsplaat of afdichting rond de kabel, kabelbun-

del of kabelgoot Brandwerende coating Ophangconstructie van de kabel, kabelbundel of

kabelgoot

1

34

5

6 2

1

3

45

6 2 4

1

5

≤ 500 mm ≤ 500 mm

2

Page 69: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

67WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoot en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol ...). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is.

De afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoot en de uitsparing in de lichte scheidingswand kan ook gerealiseerd worden met een afdichtingsplaat indien de opening te groot is. Meestal wordt er een afdich-tingplaat uit rotswol gebruikt, maar andere types werden ook voor deze toepassing getest (zie de voorschriften van de fabrikanten). Als de (rotswol-)afdichtingsplaat met twee lagen aangebracht moet worden, dienen de naden te ver-springen. Bovendien moet de afstand tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de randen van de uitsparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een correcte en voldoende opvulling te kunnen uitvoeren. Voor meer infor-matie hieromtrent dient men het proefverslag en de voor-schriften van de fabrikanten te raadplegen.

Brandwerende coatingDe brandwerende coating wordt over een voldoende lengte

uitgesmeerd op de kabels, kabelbundel of kabelgoot. De lengte is vooral afhankelijk van het type coating en ligt meestal tussen 50 mm tot 150 mm aan weerszijden van de lichte scheidingswand (zie de voorschriften van de fabri-kant). De brandwerende coating wordt ook aangebracht op:• de afdichtingsplaat (uit rotswol), ook op zijn kopse

kanten • de naden tussen de (rotswol-)afdichtingsplaat en de

lichte scheidingswand en op de lichte scheidingswand zelf (over een voldoende afstand, bv. 100 mm – zie de voorschriften van de fabrikant).

De brandwerende coating wordt aangebracht met een vol-doende minimale dikte (zie voorschriften van de fabrikan-ten, bv. onder vorm van verbruik (liter/m²) en/of via de droge/natte laagdikte).

Ophangconstructie van kabels, kabelbundels of kabelgo-tenDe kabels, kabelbundels en/of kabelgoten dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 70: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

68 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 6.6 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS, KABELBUNDELS OF KABELGO-TEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE KUSSENS

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een proefverslag of een gelijkaardige beoordeling van de brandwerende voorzie-ning in dit type scheidingswand. Kabels, kabelbundels of kabelgotenDe karakteristieken van de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikanten, die gebaseerd zijn op classificatierap-porten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikan-ten moeten volgende informatie bevatten:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de proefresultaten naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels

• de afmetingen (b x l x h) en de dikte van de kabelgoot (bv. 60 x 500 x 60 – 1,5 mm).

Lichte scheidingswand Kabel, kabelbundel of kabelgoot Uitsparing en speling rond de kabel, kabelbundel of kabel-

goot Brandwerende kussens Ophangconstructie van de kabel, kabelbundel of kabelgoot

1

23

4

5

2

4

Afb. 39 Afdichting van een doorvoering van kabels, kabelbundels of kabelgoten met brandwerende kussens.

Uitsparing en spelingDe grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de kabels, kabelbundels en kabelgo-ten mogen niet groter zijn dan de waarden die vermeld staan in het proefverslag. De grootte van de uitsparing is maximaal zo groot als de geteste uitsparing (bv. 1.200 x 600 mm of 1.600 x 800 mm): • de afmetingen van de uitsparing in de lichte schei-

dingswand moeten kleiner dan of gelijk aan de geteste afmetingen van de uitsparing in de lichte scheidingswand zijn

• de afstand tussen de kabel, kabelbundel en kabelgoot en de randen van de uitsparing moet groter dan of gelijk aan de geteste afstand zijn.

Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefver-slag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.

Brandwerende kussensDe afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundels en kabelgoten en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gerealiseerd met brandwerende kussens. Er worden meestal brandwerende kussens met de volgende afmetin-gen gebruikt: 250 x 80 x 60, 250 x 200 x 60, 340 x 200 x 35 of

Page 71: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

69WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

340 x 100 x 25 (l x b x h in mm). De brandwerende kussens moeten in de goede richting gemonteerd worden (zie voor-schriften van de fabrikant). De kussens dienen voldoende samengedrukt te worden (zie bv. tabellen van de fabrikant waaruit de plaatser kan uitmaken hoeveel zakjes er nodig zijn per m²).

Indien de wand echter smaller is dan de zakjes, dienen deze ondersteund te worden. In voorkomend geval wordt de lichte scheidingswand uitgedikt met gips- of calciumsilicaatplaten

die de kussens ondersteunen conform de voorschriften van de fabrikant.

Ophangconstructie van kabels, kabelbundels of kabelgo-tenDe kabels, kabelbundels en/of kabelgoten dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de lichte scheidingswand gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Page 72: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

70 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.2.5 FICHES NR. 7: LUCHTKANALEN IN LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op de doorvoering van luchtkanalen doorheen brandwerende lichte scheidingswanden.

FICHE 7.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHTKANALEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE INBOUWKLEPPEN

In deze fiche worden de plaatsingsvoorschriften opgenomen voor de afdichting van luchtkanalen doorheen een brandwe-rende lichte scheidingswand met behulp van brandwerende kleppen met het mobiele klepblad geplaatst in de as van de brandwerende lichte scheidingswand (inbouwkleppen).

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

LuchtkanaalEr bestaan brandwerende kleppen voor ronde luchtkanalen met een diameter van 100 tot circa 630 mm en rechthoekige brandwerende kleppen die meestal gebruikt worden voor kanalen tot 1.500 x 1.000 mm (b x h). Een in het laboratorium geteste batterijopstelling (met meerdere kleppen) kan afme-tingen tot 2.600 x 2.600 mm bereiken. De afmetingen van de klep mogen de afmetingen van de geteste klep niet overstij-gen.

Lichte scheidingswand Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond de brandwerende klep Brandwerende inbouwklep Ophangconstructie

1

3

45

6 2

1

3

45

6 2

Afb. 40 Afdichting van doorvoeringen van luchtkanalen in brandwerende lichte scheidingswanden met brandwerende kleppen.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de brandwerende klep moet vermeld worden in de plaatsingsrichtlijnen van de fabrikant die gebaseerd zijn op het proefverslag of het classificatie- of extrapolatierapport van de proefresultaten.

Voor ronde brandwerende kleppen wordt in de lichte schei-dingswand doorgaans een vierkante opening voorzien die 50 mm groter is dan de diameter van de brandwerende klep. Bij rechthoekige brandwerende kleppen wordt in de lichte scheidingswand een opening voorzien die minimaal 65 mm breder en 80 mm hoger is dan brandwerende klep. Ter hoogte van de opening worden er horizontale verstevi-gingen in de lichte scheidingswand voorzien. Vervolgens worden er afdekplaten aangebracht op de lichte schei-dingswand.

Page 73: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

71WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Afdichting De afdichting rond de brandwerende klep en de lichte schei-dingswand wordt meestal afgedicht met rotswol of gipsmor-tel, waarna de opening langs de achterzijde gesloten wordt met twee afdekplaten, tenzij anders gespecificeerd in het proefverslag. Bij rechthoekige kanalen kan er een specifieke inbouwkit voorzien worden.

Brandwerende voorzieningDe brandwerende klep kan op de lichte scheidingswand geplaatst worden met behulp van positionneringsaandui-dingen (stroken) en de eventuele bijhorende positionerings-pootjes. De brandwerende klep wordt bevestigd conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant.

Meestal worden brandkleppen met een horizontale klepas geplaatst. Niettemin kunnen brandkleppen – indien in deze configuratie getest – eveneens met een verticale klepas geplaatst worden. Deze informatie is in principe opgenomen in het classificatierapport.

Bij de plaatsing dient men ervoor te zorgen dat het mobiele klepblad in de as van de brandwerende lichte scheidings-wand gelegen is. De afstand tussen twee brandwerende kleppen bedraagt minimaal 200 mm (zie afbeelding 41), ten-zij een brandproefverslag anders aantoont. Bovendien die-nen brandwerende kleppen op minimaal 75 mm van wanden en plafonds aangebracht te worden. Dit is onder meer uit praktische overweging om de opvulling rondom de brandwe-rende klep te kunnen verzekeren. Tevens moet het bedie-ningsmechanisme voor het onderhoud bereikbaar en demonteerbaar blijven.

Bij op de wand bevestigde brandwerende kleppen is een bevestigingskader voorzien waarin de nodige openingen gemaakt zijn om de klep aan de lichte scheidingswand te bevestigen. Het kader van de opgebouwde brandwerende klep wordt bevestigd conform het proefverslag en de richtlij-nen van de fabrikant. Hiervoor worden doorgaans spaan-plaatschroeven gebruikt met een minimale diameter van 6 mm.

Enkele bijzondere aandachtspunten:• een vervorming (doorbuiging) van de bovenliggende

draagvloer mag de goede werking van de brandwerende klep niet verhinderen

• een brandwerende klep zorgt voor een bijkomend ladingsverlies van de luchtkanalen. Hiermee dient bij de dimensionering van de installatie rekening gehouden te worden

• eventueel een flexibele mouw voorzien tussen de brand-werende klep en het luchtkanaal teneinde in geval van brand de thermische vervorming op te vangen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep en de lichte wand in het gedrang komt. Hiervoor verwijzen we naar het proefvers-lag en de richtlijnen van de fabrikant.

Ophangconstructie De luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te wor-den volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb. 41 Te respecteren minimale afstanden rondom het bedienings-mechanisme en tussen de klep en een bouwelement.

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

Page 74: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

72 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 7.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHTKANALEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN MET BRANDWERENDE KLEPPEN DIE BUITEN DE WAND LIGGEN

In deze fiche worden de plaatsingsvoorschriften opgenomen voor de afdichting van luchtkanalen doorheen een brandwe-rende lichte scheidingswand met behulp van een brandwerende klep, waarvan het mobiele klepblad buiten de brandwerende lichte scheidingswand gelegen is. In desbetreffend geval is de tunnel van de klep zelf brandwerend.

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

LuchtkanaalVoor rechthoekige luchtkanalen die meestal een doorsnede tot 1.200 x 1.000 mm hebben, bestaan er brandwerende kleppen waarbij het klepblad buiten de lichte scheidings-wand gelegen is.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het kanaal moet vermeld worden in het proefver-slag. In de lichte scheidingswand wordt er meestal een ope-ning voorzien die ongeveer dezelfde afmetingen heeft als het aansluitkanaal.

Afdichting De uitsparing tussen de op de wand bevestigde brandwe-rende klep en de lichte scheidingswand wordt meestal niet

Lichte scheidingswand Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Brandwerende klep die buiten de wand ligt Ophangconstructie

1

3

4

5

62

Afb. 42 Afdichting van doorvoeringen van luchtkanalen in brandwerende lichte scheidingswanden met brandwerende kleppen die buiten de wand liggen.

afgedicht (droge plaatsing), tenzij anders gespecificeerd in het proefverslag.

Brandwerende voorzieningBrandwerende kleppen, waarbij het mobiele klepblad zich buiten de scheidingswand bevindt, zijn voorzien van een bevestigingskader waarin de nodige openingen gemaakt zijn om de klep aan de lichte scheidingswand te bevesti-gen. Het kader van de opgebouwde brandwerende klep wordt bevestigd conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Hiervoor worden doorgaans spaanplaat-schroeven gebruikt. Brandwerende kleppen kunnen meestal geplaatst worden met een horizontale of verticale klepas. Indien de klep op een afstand van de scheidings-wand geplaatst moet worden, is het belangrijk dat de tun-nel brandwerend is.

Men dient tevens na te gaan in welke richting (luchtstro-ming, brandaanval …) de brandwerende klep geplaatst dient te worden. De afstand tussen twee brandwerende kleppen bedraagt minimaal 200 mm (zie afbeelding 43, p.  73), tenzij een brandproefverslag anders aantoont. Bovendien dienen brandwerende kleppen op minimaal 75  mm van wanden en plafonds aangebracht te worden.

Page 75: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

73WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Het bedieningsmechanisme moet gemakkelijk bereikbaar blijven (bv. voor onderhoud).

Enkele bijzondere aandachtspunten:• een vervorming (doorbuiging) van de bovenliggende

draagvloer mag de goede werking van de brandwerende klep niet verhinderen

• een brandwerende klep zorgt voor een bijkomend ladingsverlies van de luchtkanalen. Hiermee dient bij de dimensionering van de installatie rekening gehouden te worden

• eventueel een flexibele mouw voorzien tussen de brand-werende klep en het luchtkanaal teneinde in geval van brand de thermische vervorming op te vangen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep en de lichte wand in het gedrang komt. Hiervoor verwijzen we naar het proefvers-lag en de richtlijnen van de fabrikant.

Ophangconstructie De luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te wor-den volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb.  43 Te respecteren minimale afstanden tussen brandwerende kleppen en tussen de klep en een bouwelement.

≥ 200 mm≥ 75 mm

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

Page 76: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

74 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 7.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHTKANALEN IN LICHTE BRANDWE-RENDE SCHEIDINGSWANDEN MET VLINDERKLEPPEN

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

LuchtkanaalDe karakteristieken van de luchtkanalen moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd mogen zijn en hoeveel hun minimale en maxi-male diameter bedraagt.

Uitsparing en speling rond het kanaalHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het kanaal moet vermeld worden in het proefver-slag. Voor vlinderkleppen is de diameter van de uitsparing doorgaans 50 mm groter dan de diameter van het kanaal. Ter hoogte van de opening worden er verstevigingen in de lichte scheidingswand ingewerkt.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het kanaal en de lichte scheidingswand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag. Hiervoor wordt meestal gipsmortel gebruikt.

Lichte scheidingswand Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Vlinderklep Ophangconstructie

1

3

4

5

6 2

Afb. 44 Afdichting van een doorvoering van een luchtkanaal in een brandwerende lichte scheidingswand met een vlinderklep.

Tenzij het proefverslag andere bepalingen zou bevatten, moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Plaatsing van de vlinderklepVlinderkleppen kunnen geplaatst worden met een horizon-tale of verticale klepas. De vlinderklep wordt in het luchtka-naal geschoven tot circa 40 mm van de zichtzijde van de brandwerende lichte scheidingswand. Rond het kanaal wor-den afdekplaten aangebracht.

Het spreekt voor zich dat men er bij de plaatsing dient voor te zorgen dat de vlinderklep in het vlak van de brandwerende lichte scheidingswand gelegen is. Tevens dient men na te gaan in welke richting (luchtstroming) de vlinderklep geplaatst dient te worden. Er dienen twee proeven uitge-voerd te worden, waarbij de brand zich eerst aan de ene zijde van de klep bevindt en vervolgens aan de andere. De afstand tussen twee vlinderkleppen bedraagt minimaal 200 mm (zie afbeelding 45, p. 75), tenzij een brandproefverslag anders aantoont. Bovendien dienen vlinderkleppen op minimaal 75 mm van wanden en plafonds aangebracht te worden.

Enkele bijzondere aandachtspunten:• een vervorming (doorbuiging) van de bovenliggende

draagvloer mag de goede werking van de vlinderklep niet verhinderen

• een vlinderklep zorgt voor een bijkomend ladingsverlies

Page 77: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

75WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

van de luchtkanalen. Hiermee dient bij de dimensione-ring van de installatie rekening gehouden te worden

• eventueel een flexibele mouw aanbrengen aan beide zij-den van het kanaal dat doorheen de lichte schei-dingswand voert teneinde in geval van brand de ther-mische vervorming op te vangen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep en de lichte wand in het gedrang komt. Hiervoor verwijzen we naar het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant.

Ophangconstructie De luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te wor-den volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb.  45 Te respecteren minimale afstanden tussen brandwerende kleppen en tussen de klep en een bouwelement.

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

Page 78: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

76 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 7.4 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDWERENDE KANALEN IN BRAND-WERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand.

Ook andere lichte scheidingswanden zijn toegelaten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag of een gelijkwaardige beoordeling.

Brandwerend kanaalEr dient een brandwerend kanaal voorzien te worden over de gehele lengte van het (sub-)compartiment. De karakteristie-ken van de kanalen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. In dit proefverslag zal de noodzakelijke infor-matie vermeld moeten staan (dikte, type, aantal platen …) in functie van het type brandwerend kanaal (uit beton of uit een brandwerend plaatmateriaal). Ook de maximale afme-tingen voor beide types moeten aangegeven zijn: • betonnen kanaal: principieel mogen de afmetingen van

dergelijke kanalen ‘onbeperkt’ zijn• autonome kanalen met calciumsilicaatplaten: de afme-

tingen van het kanaal bedragen doorgaans maximaal 1.200 x 1.200 mm, tenzij anders gespecificeerd in het proefverslag.

Het brandwerende kanaal wordt geplaatst conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Zowel voor betonnen kanalen als zelfstandige brandwerende kanalen

Afb. 46 Afdichting van doorvoeringen van brandwerende kanalen in brandwerende lichte wanden.

Lichte scheidingswand Brandwerend luchtkanaal Uitsparing en speling rond het brandwerende kanaal Afdichting rond het brandwerende kanaal Ophangconstructie

1

3

4

5 2

1

3

4

5 2

A. Betonnen kanaal B. Kanaal uit brandwerend plaatmateriaal

dient er ter hoogte van de doorvoering geen bijkomende brandwerende voorziening gerealiseerd te worden.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de afmeting van de uitsparing en de afmeting van het brandwerende kanaal moet vermeld wor-den in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het brandwerende kanaal en de lichte scheidingswand dient gerealiseerd te worden zoals aangegeven in het proefverslag: • betonnen kanalen: het verschil tussen de uitsparing en

de afmetingen van het brandwerende kanaal bedraagt maximaal 50 mm. De opening tussen het brandwerende kanaal en de wand wordt opgevuld met rotswol of mortel

• zelfstandige brandwerende kanalen: er wordt gestreefd naar een opening in de lichte scheidingswand die 100  mm groter is dan de afmetingen van het kanaal (maximaal 50 mm langs elke zijde van het kanaal). Ron-dom het brandwerende kanaal wordt een bijkomende brandwerende strook (25 x 60 mm) aangebracht (met nie-ten, lijm …). De resterende opening wordt opgevuld met een cementmortel.

Ophangconstructie De brandwerende kanalen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie proefverslag en richtlijnen van de fabrikant).

Page 79: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

77WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 7.5 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDWEREND BESCHERMDE KANALEN MET ROTSWOL IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

Beschermd luchtkanaalDe luchtkanalen dienen over de volledige lengte van het (sub-)compartiment voorzien te zijn van een brandwerende bescherming uit rotswol (bekleed met een aluminiumfolie). Soms dienen de naden tussen de isolatieschalen afgekleefd te worden. De karakteristieken van de luchtkanalen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de lucht-kanalen opgebouwd mogen zijn (doorgaans metalen kana-len) en wat hun maximale diameter (ronde kanalen) en afmetingen (rechthoekige kanalen) zijn.

Voor de bescherming van rechthoekige kanalen bedragen de maximale afmetingen van het luchtkanaal doorgaans 1.250 x 1.000 mm, terwijl voor ronde kanalen de diameter meestal begrensd is op 356 mm.

3

2

Lichte scheidingswand Beschermd luchtkanaal Uitsparing en speling rond het beschermde

kanaal Afdichting ter hoogte van de doorvoering Complementaire bescherming Ophangconstructie

1

3

4

56 2

1

4

5

6

A. Ronde kanalen B. Rechthoekige kanalen

Afb. 47 Afdichting van doorvoeringen van brandwerend beschermde kanalen in brandwerende lichte scheidingswanden met rotswolisolatie.

en Uitsparing, speling en afdichtingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het beschermde kanaal wordt vermeld in het proefverslag. De afdichting van deze speling dient gereali-seerd te worden zoals aangegeven in het proefverslag (bv. met rotswol). Normaalgezien mag de speling maximaal 50 mm bedragen. Indien ze kleiner is dan 20 mm, wordt ze meestal niet opgevuld met rotswol, maar met een brandwe-rende kit. Voor rechthoekige kanalen bedraagt de speling doorgaans 80 mm langs weerszijden. Deze ruimte wordt over de volledige wanddikte opgevuld met rotswol.

Complementaire beschermingTer hoogte van de aansluiting tussen het kanaal en de lichte scheidingswand moet doorgaans een bijkomende strook rotswolisolatie (zie afbeelding 47 B) en/of een complemen-taire bescherming op de isolatie (zie afbeelding 47 A) voor-zien worden.

Ophangconstructie De brandwerend beschermde luchtkanalen dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie proefverslag en richtlijnen van de fabri-kant).

Page 80: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

78 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 7.6 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDWEREND BESCHERMDE KANALEN MET PLAATMATERIALEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

LuchtkanaalDe luchtkanalen dienen over de volledige lengte van het (sub-)compartiment voorzien te zijn van een brandwerende bescherming. De karakteristieken van de luchtkanalen moe-ten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd mogen zijn (doorgaans metalen kanalen) en wat hun maximale afmetingen zijn. De maximale afmetingen van het te beschermen kanaal bedragen meestal maximaal 1.200 x 1.200  mm, tenzij anders vermeld in het proefverslag.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het brandwerend beschermde kanaal moet ver-meld worden in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het beschermde kanaal en de lichte scheidingswand dient gerealiseerd te worden zoals aangegeven in het proefverslag. Bij een brandwe-rende bescherming van luchtkanalen met platen (op basis

1

3

4

2

Lichte scheidingswand Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het beschermde

kanaal Afdichting ter hoogte van de doorvoering Brandwerende beschermingsplaat Ophangconstructie

1

3

4

56 2 56

A. Doorlopende bescherming B. Onderbroken bescherming

Afb. 48 Afdichting van doorvoeringen van brandwerend beschermde kanalen met platen (op basis van gips of calciumsilicaat) doorheen brandwerende lichte scheidingswanden.

van gips (indien geschikt) of calciumsilicaat) zijn er twee mogelijkheden: • indien de opening voldoende groot is, kan de brandwe-

rende bekleding doorlopen (zie afbeelding 48 A). Er wordt dan gestreefd naar een opening in de brandwerende lichte scheidingswand die 50 mm groter is dan de afmetingen van het beklede kanaal. Rondom het brandwerend beschermde kanaal wordt een bijkomende brandwerende strook van het plaatmateriaal (25 x 60 mm) aangebracht met nieten of deze wordt eventueel verlijmd. De overige opening wordt meestal opgevuld met een cementmortel

• als de opening in de brandwerende lichte wand kleiner is, kan de brandwerende bekleding ook ter hoogte van de doorvoering onderbroken worden (zie afbeelding 48 B). De opening tussen het onbeschermde kanaal en de brandwerende lichte scheidingswand wordt meestal over de volledige dikte opgevuld met rotswol. De aansluiting tussen de beschermingsplaat en de lichte wand wordt verwezenlijkt met een brandwerende kit.

Brandwerende beschermingDe brandwerende platen worden uitgevoerd conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Het type (cal-ciumsilicaat, gips …), de dikte en de bevestigingswijze zijn hierbij van belang.

Ophangconstructie De brandwerend beschermde luchtkanalen dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vak-manschap (zie proefverslag en richtlijnen van de fabrikant).

Page 81: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

79WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 7.7 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BESCHERMDE KANALEN MET EEN BRANDWERENDE BESPUITING IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

Afbeelding 49 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting van de doorvoering van brandwerend beschermde kanalen met een brandwerende bespuiting doorheen een brandwerende lichte scheidingswand.

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

LuchtkanaalDe luchtkanalen dienen over de volledige lengte van het (sub-)compartiment voorzien te zijn van een brandwerende bescherming.

De karakteristieken van de luchtkanalen moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd zijn (doorgaans metalen kanalen) en wat hun maximale diameter (ronde kanalen) en afmetingen (recht-hoekige kanalen) zijn.

De afmetingen van het kanaal bedragen doorgaans maxi-maal 1.500 x 1.000 mm, tenzij anders vermeld in het proef-verslag.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de

diameter van het kanaal moet vermeld worden in het proef-verslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het kanaal en de lichte scheidingswand dient gerealiseerd te worden zoals aange-geven in het proefverslag. Het verschil tussen de afmetingen van de uitsparing en de afmetingen van het kanaal bedraagt doorgaans maximaal de dikte van de aan te brengen brand-werende bespuiting. De afdichting van de ruimte tussen het kanaal en de uitsparing in de lichte scheidingswand wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (afdich-ten met mortel, dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …).

Brandwerende bespuiting De brandwerende bespuiting wordt aangebracht op het kanaal (soms met behulp van een gaas) en tegen de brand-werende lichte scheidingswand (ter hoogte van de doorvoe-ring). De bespuiting wordt aangebracht over de gehele lengte van het (sub-)compartiment.

Ophangconstructie De brandwerend beschermde luchtkanalen dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie proefverslag en richtlijnen van de fabri-kant).

Afb. 49 Afdichting van een doorvoering van een beschermd kanaal met brandwerende spuitmortel in een brandwerende lichte scheidings-wand.

Lichte scheidingswand Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Brandwerende bespuiting Ophangconstructie

1

3

4

2

5

6

Page 82: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

80 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.2.6 FICHES NR. 8: STOPCONTACTEN EN SCHAKELAARS IN LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

FICHE 8.1 TYPE-OPLOSSING VOOR NIET-BRANDWERENDE SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

In deze fiche worden de plaatsingsvoorschriften opgenomen voor (enkele of dubbele) schakelaars en stopcontacten in lichte scheidingswanden met een vereiste brandweerstand van maximum EI 60, indien er geen specifieke brandwerende voorzienin-gen nodig zijn. Deze plaatsingsvoorschriften zijn gebaseerd op proeven uitgevoerd op vraag van de FOD Binnenlandse Zaken en zijn enkel geldig indien de hierna volgende voorwaarden strikt in acht genomen worden.

Lichte scheidingswandDe lichte scheidingswand moet aan de volgende voorwaar-den beantwoorden:• volledig gevuld zijn met onbrandbare isolatie van het

type rotswol (brandreactie A2-s1, d0 volgens NBN EN 13501-1 [B12]) en de inbouwdoos van het stopcontact of de schakelaar volledig omgeven

• de dikte van de isolatie is minimaal 40 mm en de den-siteit bedraagt minimaal 30 kg/m³

• de profielen van de lichte scheidingswand hebben een minimale breedte van 50 mm

• de lichte scheidingswand heeft een brandweerstand van EI 30 of EI 60.

UitsparingDe uitsparing heeft:• een diameter van 68 mm voor een enkelvoudige

inbouwdoos met diameter van 67 mm • een afmeting van minder dan of gelijk aan 136 mm (2 x

68 mm) voor inbouwdozen met een diameter van 67 mm van twee naast elkaar of boven elkaar liggende stopcontacten of schakelaars.

Inbouwdoos en stopcontact of schakelaarDeze type-oplossing is enkel geldig voor enkele of dubbele

schakelaars en stopcontacten (en dus geen drievoudige of meer). Het stopcontact of de schakelaar wordt in de inbouw-doos (Ø 67 mm en diepte 50 mm) geplaatst en afgedekt met een afdekplaatje. Rondom en achter de inbouwdoos dient men onbrandbare isolatie (van het type rotswol, 40 mm dikte, densiteit 30 kg/m³, zie ‘Lichte scheidingswand’ hiernaast) aan te brengen. De schakelaars en stopcontacten mogen niet tegenover elkaar aan weerszijden van de wand geplaatst worden (zie afbeelding  51). Deze elementen die-

Afb. 51 Niet-geschrankte plaatsing van schakelaars en/of stopcon-tacten (BZ = blootgestelde zijde, NBZ = niet-blootgestelde zijde).

Afb. 50 Schakelaar of stopcontact in een brandwerende lichte scheidingswand.

1

3 2

Lichte scheidingswand Uitsparing Inbouwdoos en stopcontact of schakelaar

BZ NBZ

Page 83: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

81WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

nen geschrankt geplaatst te worden en de rotswol moet ach-ter en rondom de dozen aangebracht worden. Voor enkele dozen moet een minimale hart-op-hartafstand van 100 mm gerespecteerd worden (afstand van 33 mm tussen de inbouwdozen (zie afbeelding 52 A)). Voor dubbele dozen moet een minimale hart-op-hartafstand van 200 mm geres-pecteerd worden (afstand van 133 mm tussen de inbouwdo-zen (zie afbeelding 52 B)). Deze regel is eveneens van toe-passing indien men een dubbele doos aan de ene kant van

Afb. 52 Geschrankte plaatsing van de schakelaars en/of stopcontacten.

de scheidingswand plaatst en een enkele doos aan de andere kant, alsook indien men de dubbele dozen verticaal plaatst.

Elektriciteitsdozen kunnen de akoestische prestaties en/of de luchtdichtheid van de lichte scheidingswand nadelig beïnvloeden. Als er akoestische eisen aan de lichte schei-dingswand gesteld worden, dient men specifieke maatrege-len te nemen om geluidslekken te vermijden.

33 mm

100 mm

133 mm

200 mm

A. Enkele schakelaars en/of stopcontacten

B. Dubbele schakelaars en of stopcontacten

Page 84: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

82 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 8.2 PLAATSING VAN SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN DOOR MIDDEL VAN BRANDWERENDE INBOUWDOZEN

De plaatsingsvoorschriften die in deze fiche besproken worden, zijn louter principiële voorschriften die door een classificatie-rapport of proefverslag bevestigd moeten worden. De verwerkingswijze van de afdichting dient dan ook in overeenstemming te zijn met de uitgangspunten van de proef en de montagevoorschriften van de fabrikanten.

Afbeelding 53 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de uitvoering van schakelaars of stop-contacten in een brandwerende lichte scheidingswand door middel van brandwerende inbouwdozen.

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

Uitsparing en spelingDe montage is identiek aan deze van een klassieke inbouw-doos voor lichte scheidingswanden. Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de brandwe-rende inbouwdoos mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag (in principe is de diameter

van de uitsparing 1 of 2 mm groter dan de diameter van de inbouwdoos).

Een of meerdere naast elkaar of boven elkaar liggende brandwerende inbouwdozen zijn toegelaten alsook de tegenoverliggende inbouw in zoverre dit vermeld wordt in de voorschriften van de fabrikant, die gebaseerd zijn op proefverslag(en). Eventueel dient er, conform het proefver-slag van de desbetreffende fabrikant, isolatie voorzien te worden tussen de tegenoverliggende inbouwdozen.

Bevestiging van de inbouwdoosDe schroefbevestigingen worden in principe met de inbouw-dozen geleverd.

Afb. 53 Schakelaar in een brandwerende lichte binnenwand (brandwerende inbouwdoos).

1

3

2

Lichte scheidingswand Uitsparing en speling Brandwerende inbouwdoos

Page 85: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

83WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 8.3 PLAATSING VAN SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN DOOR MIDDEL VAN BRANDWERENDE STRIPPEN OF FOLIE IN OF ACHTER DE INBOUWDOOS

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de brandwerende inbouwdoos mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag (in prin-cipe is de diameter van de uitsparing 1 of 2 mm groter dan de diameter van de inbouwdoos).

De kneedbare brandwerende strippen of folies zijn op maat gesneden volgens de voorschriften van de fabrikant (bv. over-maat van 5 cm voor de breedte van de strip t.o.v. de diepte van inbouwdoos). De strippen of folies worden in de inbouw-

dozen of aan de achterzijde van de inbouwdozen aange-bracht. Op de naden tussen de lichte scheidingswand en de inbouwdozen moeten de strippen of folies goed aangedrukt worden. Ook rondom de kabels dienen ze zorgvuldig aange-bracht te worden.

Ze kunnen voor alle soorten kunststof of metalen inbouwdo-zen gebruikt worden (zie de voorschriften van de fabrikant). Een of meerdere naast elkaar of boven elkaar liggende inbouwdozen uitgerust met brandwerende strippen zijn toe-gelaten alsook een tegenoverliggende inbouw indien dit ver-meld wordt in de voorschriften van de fabrikant, die geba-seerd zijn op proefverslag(en). Hierin zal dan ook gespecificeerd worden of tussen de tegenoverliggende inbouwdozen een isolatie voorzien dient te worden.

Bevestiging van de inbouwdoosDe inbouwdozen kunnen op een traditionele manier met schroeven bevestigd worden.

Afb. 54 Kneedbare brandwerende folie geplaatst in de inbouwdoos (A) of aan de achterzijde van de inbouwdoos (B).

1

3 2

Lichte scheidingswand Uitsparing en speling Brandwerende folie

1

3 2

A B

Page 86: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

84 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 8.4 PLAATSING VAN SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN DOOR MIDDEL VAN BRANDWERENDE KAPPEN

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de brandwerende inbouwdoos mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag (in prin-cipe is de diameter van de uitsparing 1 of 2 mm groter dan de diameter van de kap).

De brandwerende kappen worden geplaatst vooraleer de contactdozen te plaatsen. Ze kunnen voor alle types kunst-stof of metalen inbouwdozen gebruikt worden (zie voor-schriften van de fabrikant).

Bevestiging van de kap en de inbouwdoosDe kappen worden aangebracht voordat de schakelaars of stopcontacten geplaatst worden.

De inbouwdozen kunnen op een traditionele manier met schroeven bevestigd worden, terwijl de brandwerende kap-pen met de ingewerkte metalen draden bevestigd worden of met nieten. De bevestiging van de brandwerende kap gebeurt volgens de voorschriften van de fabrikant.

Afb. 55 Plaatsing van brandwerende kappen.

Page 87: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

85WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

6.2.7 FICHE NR. 9: BRANDWERENDE ROOSTERS IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

De plaatsingsvoorschriften die in deze fiche besproken worden, zijn louter principiële voorschriften die door een classificatie-rapport of proefverslag bevestigd moeten worden. De verwerkingswijze van de afdichting dient dan ook in overeenstemming te zijn met de uitgangspunten van de proef en de montagevoorschriften van de fabrikanten.

Lichte scheidingswandHet gaat hier om een lichte scheidingswand die ofwel in overeenstemming is met de gestandaardiseerde lichte scheidingswand, ofwel met een gelijkaardige lichte schei-dingswand. Ook andere lichte scheidingswanden zijn toege-laten, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefver-slag of een gelijkwaardige beoordeling.

Brandwerend roosterDe brandwerende roosters zijn rechthoekig van vorm en heb-ben doorgaans een maximale afmeting van 1.200 x 800 mm, tenzij anders vermeld in het proefverslag. Het brandwerende rooster wordt in het midden van de scheidingswand geplaatst conform het proefverslag. Het rooster kan in de opening verkleefd worden met een mastieklijm die rondom het rooster aangebracht wordt.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het brandwerende rooster moet vermeld worden in de technische fiche van de fabrikant gebaseerd op het proefverslag of het classificatie- of extrapolatierapport van de proefresultaten.

In de lichte scheidingswand wordt meestal een opening voorzien die in principe 30 mm groter is dan de afmetingen van het brandwerende rooster. Ter hoogte van de opening worden er verstevigingen in de lichte wand voorzien. In de gemaakte opening dient men vervolgens een kader uit brandwerende platen (doorgaans op basis van calciumsili-caat) aan te brengen. De dikte en het aan te wenden materi-aal van de plaat in kwestie dient in overeenstemming te zijn met het proefverslag.

1

3

2

Lichte scheidingswand Brandwerend rooster Uitsparing en speling

Afb. 56 Brandwerend rooster in een brandwerende lichte scheidingswand.

Page 88: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

86 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.2.8 FICHE NR. 10: VOEGEN IN BRANDWERENDE LICHTE SCHEIDINGSWANDEN

A. Aansluitingsvoegen

De aansluiting tussen de brandwerende lichte scheidings-wand en vloer- of plafondplaten, kolommen, muren … dient te gebeuren zoals aangegeven in de voorschriften van de fabrikant. Hieromtrent hebben de verschillende fabrikanten elk hun eigen oplossing, die mee getest werd. Het is dan ook van belang deze aansluitingen uit te voeren conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant.

Zo kan deze randaansluiting bijvoorbeeld verwezenlijkt wor-den met rotswol, specifieke isolatiebanden, afwerkstroken of -platen op basis van calciumsilicaat …

B. Uitzettingsvoegen

Het spreekt voor zich dat wanneer brandwerende lichte scheidingswanden geplaatst worden overheen een uitzet-tingsvoeg in de ruwbouwconstructie, deze voeg overgeno-men dient te worden in de lichte scheidingswand.

Om uitzettingsvoegen in lichte brandwerende scheidingswan-den te verwezenlijken, wordt vaak een bijkomende gips- of calciumsilicaatplaat (met dezelfde dikte als deze van de wand) aangebracht ter hoogte van de voeg (zie afbeelding 57). De bijkomende plaat wordt dan slechts langs één zijde van de uitzettingsvoeg, eventueel op een hulpframe, bevestigd.

Afb. 57 Uitzettingsvoeg in een lichte scheidingswand.

Page 89: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

87WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

6.3 MASSIEVE MUREN

Tabel 9 geeft een overzicht van de brandwerende voorzieningen die toegepast kunnen worden in massieve muren in functie van de verschillende door te voeren elementen.

Fiches nr. 11Brandbare leidingen

Opbouwmanchetten Fiche 11.1, p. 88

Inbouwmanchetten Fiche 11.2, p. 90

Manchetten op rol Fiches 11.1, p. 88 en 11.2, p. 90

Isolatieschalen (+ coating) Fiche 11.3, p. 92

Soepele stroken Fiche 11.4, p. 94

Fiches nr. 12Onbrandbare leidingen

Kitten Fiche 12.1, p. 96

Isolatieschalen (+ coating) Fiche 12.2, p. 98

Coating Fiche 12.3, p. 100

Fiches nr. 13Onbrandbare leidingen met brandbare

isolatie

Coating (+ afdichtingsplaat) Fiche 13.1, p. 102

Manchetten Fiche 13.2, p. 104

Isolatieschalen Fiche 13.3, p. 106

Soepele stroken Fiche 13.4, p. 108

Fiches nr. 14Kabels, kabelbundels en kabelgoten

Kitten Fiche 14.1, p. 110

Opbouwmanchetten Fiche 14.2, p. 112

Inbouwmanchetten Fiche 14.3, p. 114

Manchetten op rol Fiche 14.4, p. 116

Coating (+ afdichtingsplaat) Fiche 14.5, p. 118

Kussens Fiche 14.6, p. 120

Fiches nr. 15Luchtkanalen

Inbouwkleppen Fiche 15.1, p. 122

Buiten de wand liggende kleppen Fiche 15.2, p. 124

Vlinderkleppen Fiche 15.3, p. 126

Brandwerende kanalen Fiche 15.4, p. 128

Rotswolisolatie Fiche 15.5, p. 129

Platen Fiche 15.6, p. 130

Bespuitingen Fiche 15.7, p. 131

Fiches nr. 16Stopcontacten en schakelaars

Type-oplossingen Fiche 16.1, p. 132

Brandwerende inbouwdozen Fiche 16.2, p. 134

Brandwerende strippen of folie Fiche 16.3, p. 135

Brandwerende kappen Fiche 16.4, p. 136

Fiche nr. 17 Brandwerende roosters p. 137

Fiches nr. 18Voegen

Kitten Fiche 18.1, p. 138

Schuimen Fiche 18.2, p. 140

Koorden Fiche 18.3, p. 141

Tabel 9 Brandwerende voorzieningen die toepasbaar zijn in massieve muren in functie van de verschillende door te voeren elementen.

Page 90: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

88 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.3.1 FICHES NR. 11: BRANDBARE LEIDINGEN IN MASSIEVE MUREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op de doorvoering van brandbare leidingen (voor fluïda of vaste stof-fen) zonder brandbaar isolatiemateriaal doorheen een brandwerende massieve muur. Ze zijn niet van toepassing op lucht- en rookkanalen.

FICHE 11.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE OPBOUWMANCHETTEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Brandbare leidingen De karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven worden uit welk materiaal de lei-dingen opgebouwd zijn (PVC, PE, PP …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 25 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte van de leiding (gewoonlijk 1 tot 15 mm). Indien de leidingen een aanzienlijke wanddikte vertonen, zal het noodzakelijk zijn een brandwerende manchet met een groter drukopbouwend vermogen te gebruiken.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding moet vermeld worden in het proefver-slag. In principe is de speling tussen de uitsparing en de leiding niet groter dan 40 mm. Indien door omstandigheden de leiding van zijn oorspronkelijke plaats zou afwijken, kan de speling variëren tussen 0 en 40 mm. Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikant te raadplegen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitsparing in de massieve muur wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (afdichten met mortel, dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Bevestiging van de brandwerende voorzieningTijdens de brand moet de opbouwmanchet op zijn plaats

Afb. 58 Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende massieve muur met behulp van een brandwerende opbouwmanchet.

Massieve muur Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Bevestiging van de brandwerende manchetten Brandwerende manchetten Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

2

3

45

7

6

Page 91: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

89WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

blijven. De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de montage van opbouwmanchetten moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Dit impliceert gewoon-lijk dat ze bestand moeten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Kunststof pluggen kunnen enkel toegela-ten worden indien ze opgenomen zijn in een classificatierap-port en/of proefverslag.

Plaatsing van de brandwerende voorzieningEen opbouwmanchet moet altijd aan de rechtstreeks ver-hitte zijde(n) van de massieve muur geplaatst worden. Tenzij het tegendeel bewezen werd, wordt er uitgegaan van de ver-onderstelling dat de brand kan aangrijpen aan beide zijden van de muur. In principe zou er dus aan de twee zijden van

de massieve muur een brandwerende manchet voorzien moeten worden. Indien er slechts één enkele manchet gebruikt wordt, die geplaatst wordt aan de niet rechtstreeks verhitte zijde van de muur, zal deze minder snel opwarmen dan de leiding aan de vuurzijde. Hierdoor zou deze laatste kunnen beginnen smelten voordat de manchet in werking treedt, zodat er een opening ontstaat waarlangs een eventu-ele branddoorslag kan optreden. Indien één manchet vol-doende zou zijn, moet dit door het proefverslag bevestigd worden. Vandaar dat er een eerste proef uitgevoerd wordt waarbij de manchet zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede proef waarbij de manchet geïnstalleerd wordt aan de zijde die niet rechtstreeks blootgesteld wordt aan de brand. Voor het toepassingsgebied van deze proeven (leidingdia-meter, muurtype, minimale en maximale wanddikte …) dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikant te raadplegen.

Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

De brandwerende manchet wordt rond de leiding aange-bracht en moet goed aansluiten op de diameter van de lei-ding (de exacte speling staat vermeld in het proefverslag).

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten bovendien zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Opmerking: de plaatsingsvoorschriften voor opbouwman-chetten gelden eveneens voor manchetten op rol.Afb. 59 Plaatsing van een opbouwmanchet.

Page 92: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

90 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 11.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE INBOUWMANCHETTEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Brandbare leidingen De karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven worden uit welk materiaal de lei-dingen opgebouwd zijn (PVC, PE, PP …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 25 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige aanduidingen bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte van de leidingen (gewoonlijk 1 tot 15 mm). Indien de leidingen een aanzienlijke wanddikte vertonen, zal het noodzakelijk zijn een brandwerende manchet met een groter drukopbouwend vermogen te gebruiken.

Uitsparing en speling De uitsparing in de massieve muur mag rechthoekig zijn en hoeft dus niet noodzakelijk geboord te worden. Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de leiding moet vermeld worden in het proefverslag. In principe mag de speling tussen de uitsparing en de leiding niet groter zijn dan ± 30 mm. Bovendien is het de diameter van de man-chet die bepalend is voor de diameter van de uitsparing. Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefver-slag en de voorschriften van de fabrikant te raadplegen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding, de brandwe-rende manchet en de uitsparing in de muur wordt gereali-seerd zoals aangegeven in het proefverslag.

Brandwerende voorzieningPlaatsing Inbouwmanchetten worden in de uitsparing van de mas-sieve muur geplaatst en hebben als voordeel dat één man-chet meestal volstaat. Het nadeel van inbouwmanchetten is

Afb. 60 Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende massieve muur met behulp van een brandwerende inbouwmanchet.

Massieve muur Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende manchet Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

2

3

4

5

6

Page 93: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

91WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

dat men de uitsparing groter dient te maken dan bij opbouw-manchetten.

Ze worden immers niet aan weerszijden van de muur geplaatst, maar gewoonlijk in het midden van de muur. In sommige gevallen kunnen de inbouwmanchetten ook langs-heen de randen van de muur voorzien worden, dit dient aan-getoond te worden door het classificatierapport en/of proef-verslag.

Eventuele bevestigingDe bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de mon-

tage van inbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Opmerking: de plaatsingsvoorschriften voor inbouwman-chetten gelden eveneens voor manchetten op rol.

Page 94: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

92 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 11.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE MASSIEVE MUREN MET ISOLATIESCHALEN EN EVENTUEEL EEN BRANDWE-RENDE COATING

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Brandbare leidingen De karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het

proefverslag aangegeven worden uit welk materiaal de lei-dingen opgebouwd zijn (PVC, PE, PP …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 50 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten met betrekking tot hun minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 1 tot 15 mm) van de brandbare leiding.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding (of van de isolatieschaal indien deze doorloopt doorheen de muur) mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

Massieve muur Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding of isolatieschaal Afdichting rond de leiding of isolatieschaal Isolatieschaal Bevestiging van de isolatieschaal Ophangconstructie van de leiding Eventuele coating (op de wand/leiding/isolatieschaal)

≤ 500 mm ≤ 500 mm1

2

3

45 en 6

y

7

z

8

x

≤ 500 mm ≤ 500 mm1

2

3

45 en 6

y

7

z

8

x

Afb. 61 Afdichting van doorvoeringen van brandbare leidingen in brandwerende massieve muren met isolatieschalen en eventueel een brand-werende coating.

Page 95: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

93WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding of de isolatie-schaal (indien deze doorloopt doorheen de muur) en de uit-sparing in de massieve muur wordt gerealiseerd zoals aan-gegeven in het proefverslag (afdichten met mortel, dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …).

De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tus-sen de leiding of de isolatieschaal en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht wor-den.

IsolatieschaalDe karakteristieken van de – al dan niet van een brandwe-rende coating voorziene –isolatieschaal moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn wat de minimale densiteit (kg/m³), de minimale dikte (mm) en de brandreactieklasse (A1, A2-s1, d0 … F volgens NBN EN 13501-1 [B12]) van de isolatieschaal is en over welke lengte (lengte ‘x’ uit afbeelding 61, p. 92, in mm) deze minstens rondom de brandbare leiding aange-bracht moet worden (al dan niet aan weerszijden van de muur).

Bevestiging van de isolatieschaalDe isolatieschaal moet ter plaatse gehouden worden zoals beschreven in het proefverslag. Indien de isolatieschaal beproefd werd met een ophanging, dient deze laatste in de praktijk op een gelijkwaardige manier uitgevoerd te worden.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden

volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Brandwerende coatingDe isolatieschaal, de massieve muur en/of de leiding kun-nen eventueel bekleed worden met een brandwerende coa-ting. In voorkomend geval dient het proefverslag de nodige informatie te bevatten met betrekking tot het te gebruiken coatingtype, de dikte (mm) en de lengte (zie lengten ‘y’ en ‘z’ uit afbeelding 61, in mm) waarover deze aangebracht dient te worden.

Afb. 62 Illustratie van een isolatieschaal.

Page 96: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

94 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 11.4 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE SOEPELE STROKEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Brandbare leidingen De karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd zijn (PVC, PE, PP …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 25 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte van de leidingen (gewoonlijk 1 tot 15 mm).

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding moet vermeld worden in het proefver-slag. De speling tussen de uitsparing en de leiding mag ech-ter niet te groot zijn.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding, de brandwe-rende soepele stroken en de uitsparing in de muur wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (afdich-ten met mortel, dichtpleisteren, opstoppen met rotswol, een brandwerende kit aanbrengen …). De te voorziene afdichting is ook afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uit-sparing. Voor een kleine speling (bv. max. 10 mm) kan, in sommige gevallen, de ruimte met een brandwerende kit opgevuld worden. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Massieve muur Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende soepele strook Ophangconstructie van de leiding

1

2

3

4

5

6

Afb. 63 Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende massieve muur met behulp van een brandwerende soepele strook.

Page 97: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

95WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Brandwerende voorzieningDe brandwerende strook moet aangepast zijn aan de diame-ter van de leiding (zie de voorschriften van de fabrikant). Brandwerende soepele stroken worden in de uitsparing van de muur geplaatst en worden rond de leidingen gewikkeld. Het aantal wikkelingen is onder andere afhankelijk van de diameter (hoe groter de diameter van de leiding, hoe groter de vereiste laagdikte).

De soepele stroken worden door middel van plakstrips of zelfklevende stroken op de brandbare leiding bevestigd.

Afb. 64 Positionering van de brandwerende soepele stroken.

De soepele stroken worden centraal in de uitsparing aange-bracht of aan weerszijden van de muur geplaatst (afhankelijk van de diameter van de leiding en de dikte van de muur - zie de voorschriften van de fabrikant) (zie afbeelding 64).

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Page 98: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

96 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.3.2 FICHES NR. 12: ONBRANDBARE LEIDINGEN IN MASSIEVE MUREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op de doorvoering van onbrandbare leidingen (voor fluïda of vaste stoffen) zonder brandbaar isolatiemateriaal doorheen een brandwerende massieve muur. Ze zijn niet van toepassing op lucht- en rookkanalen.

FICHE 12.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN IN BRAND-WERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE KITTEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingenDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd zijn (staal, koper …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 25 tot 160 mm – zie de

Massieve muur Onbrandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting met een brandwerende kit (en rugvul-

ling) Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

2

3

4

5

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

2

3

4

5

A. Over de volledige diepte van de muur B. Met een kit op rugvulling

Afb. 65 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen in brandwerende massieve muren met een brandwerende kit.

voorschriften van de fabrikant). Verder moet het proefver-slag de nodige aanduidingen bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte van de leiding (gewoonlijk 0,5 tot 5 mm).

Uitsparing en speling De uitsparing in de muur wordt veelal uitgevoerd met behulp van een boor.

Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding moet vermeld worden in het proefver-slag. Van groot belang is dat de speling rondom de metalen leiding niet te groot is. In principe is de speling tussen de uitsparing en de leiding niet groter dan 50 mm (tenzij anders vermeld in het proefverslag). Voor meer informatie hierom-

Page 99: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

97WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

trent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikant te raadplegen.

Afdichting met een brandwerende kitDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitspa-ring in de muur wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag:• over de volledige diepte van de muur (zie afbeelding 65 A,

p. 96)• met een kit op rugvulling (zie afbeelding 65 B, p. 96). De

materialen die gebruikt worden voor de rugvulling moe-ten overeenkomen met het materiaal dat gebruikt werd tijdens de test. Er moet aan beide zijden voldoende diepte worden vrijgehouden voor de kit.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 100: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

98 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 12.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN IN BRAND WERENDE MASSIEVE MUREN MET ISOLATIESCHALEN EN EVENTUEEL EEN BRAND-WERENDE COATING

Massieve muur Onbrandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding of isolatieschaal Afdichting rond de leiding of isolatieschaal Isolatieschaal Bevestiging van de isolatieschaal Ophangconstructie van de leiding Eventuele coating (op de muur/leiding/isolatieschaal)

≤ 500 mm ≤ 500 mm1

2

3

45 en 6

y

7

z

8

x

≤ 500 mm ≤ 500 mm1

2

3

4

5 en 6

y

7

z

8

x

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingenDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd zijn (staal, koper …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 50 tot 250 mm).

Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten

Afb. 66 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen in brandwerende massieve muren met isolatieschalen en eventueel een brandwerende coating.

met betrekking tot hun minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5 tot 5 mm).

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding (of van de isolatieschaal indien deze doorloopt doorheen de muur) mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding of de isolatie-schaal (indien deze doorloopt doorheen de muur) en de uit-sparing in de massieve muur wordt gerealiseerd zoals aan-gegeven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de leiding of de isolatieschaal en de uitspa-ring. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat

Page 101: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

99WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

(bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afge-dicht worden.

IsolatieschaalDe karakteristieken van de – al dan niet van een brandwe-rende coating voorziene – isolatieschaal moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn wat de minimale densiteit (kg/m³), de minimale dikte (mm) en de brandreactieklasse (A1, A2-s1, d0 …, F volgens NBN EN 13501-1 [B12]) van de isolatieschaal is en over welke lengte (lengte ‘x’ uit afbeelding 66, p. 98, in mm) deze minstens rondom de onbrandbare leiding aangebracht moet worden (al dan niet aan weerszijden van de muur). De lengte (‘x’ uit afbeelding 66) moet ongeveer 500 mm bedra-gen bij stalen leidingen en ongeveer 800 mm bij koperen leidingen vanaf de geïsoleerde muur (langs weerszijden), tenzij anders getest.

Bevestiging van de isolatieschaalDe isolatieschaal moet bevestigd worden zoals beschreven

in het proefverslag. Indien de isolatieschaal beproefd wordt met een ophanging, dient deze laatste in de praktijk op een equivalente manier uitgevoerd te worden.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Brandwerende coatingDe isolatieschaal, de massieve muur en/of de leiding kun-nen eventueel ingesmeerd worden met een brandwerende coating. In voorkomend geval dient het proefverslag de nodige informatie te bevatten met betrekking tot het te gebruiken coatingtype, de dikte (mm) en de lengte (zie leng-ten ‘y’ en ‘z’ uit afbeelding 66, in mm) waarover deze aange-bracht dient te worden.

Page 102: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

100 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 12.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN IN BRAND-WERENDE MASSIEVE MUREN MET EEN BRANDWERENDE COATING

Massieve muur Onbrandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende coating Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

3

45

6 2

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingenDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven worden uit welk materiaal de lei-dingen opgebouwd zijn (staal, koper …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk tot 60 mm). Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte.

Afb. 67 Afdichting van een doorvoering van een onbrandbare leiding in een brandwerende massieve muur met een brandwerende coating.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitspa-ring in de massieve muur wordt gerealiseerd zoals aangege-ven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uitsparing. Tenzij het proef-verslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Brandwerende coatingDe brandwerende coating wordt over een bepaalde lengte uitgesmeerd op de onbrandbare leiding. Deze lengte is

Page 103: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

101WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

vooral afhankelijk van het type coating en loopt meestal over 200 tot 500 mm aan weerszijden van de muur (zie voorschrif-ten van de fabrikant). Ook de brandwerende coating wordt over een voldoende afstand aangebracht (bv. 100 mm – zie de voorschriften van de fabrikant) op de massieve muur en op de naden tussen de onbrandbare leiding en de muur.

Soms moet er eveneens een isolatieschaal rond de onbrand-

bare leiding aangebracht worden. Meer informatie hierom-trent is terug te vinden in fiche 12.2 (p. 98).

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 104: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

102 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.3.3 FICHES NR. 13: ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRANDBARE ISOLATIE IN MASSIEVE MUREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing voor de afdichting van de doorvoering van een onbrandbare leiding geïsoleerd met een brandbaar isolatiemateriaal in een brandwerende massieve muur. Ze zijn niet van toepassing op lucht- en rookkanalen.

FICHE 13.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET EEN BRANDWERENDE COATING (EN EEN AFDICHTINGSPLAAT)

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingen met een brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met een brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden: • onbrandbare leiding:

– het materiaal (bv. staal of koper) – de maximale diameter – de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5

tot 5 mm)

3

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

3

45

6 2

1

45

6 2

A. Zonder afdichtingsplaat B. Met afdichtingsplaat

Afb. 68 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen met brandbare isolatie in brandwerende massieve muren met een brandwe-rende coating.

• brandbare isolatie: – het type – de maximale dikte.

Uitsparing en speling De grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de geïsoleerde leiding mogen niet gro-ter zijn dan de waarden die vermeld staan in de voorschrif-ten van de fabrikant die gebaseerd zijn op classificatierapporten of proefverslagen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitspa-ring in de massieve muur wordt gerealiseerd zoals aangege-ven in het proefverslag: • dichtpleisteren, opstoppen met rotswol … (zie afbeelding

68 A). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de spe-ling tussen de leiding en de uitsparing. Tenzij het proefvers-lag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤  x  mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden

Massieve muur Onbrandbare leiding met brandbare

isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding of de

afdichtingsplaat Brandwerende coating Ophangconstructie van de leiding

Page 105: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

103WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

• het plaatsen van een afdichtingsplaat (zie afbeelding 68  B, p. 102), meestal uit rotswol (maar andere types platen zijn ook mogelijk – zie de voorschriften van de fabrikant) (zie ook hoofdstuk 7, p. 193).

Brandwerende coatingDe brandwerende coating wordt uitgesmeerd op de geïso-leerde leiding over een voldoende afstand. De lengte is afhankelijk van het type coating en ligt meestal tussen 250 en 500 mm aan weerszijden van de muur (zie voorschriften van de fabrikant). De brandwerende coating wordt ook aan-gebracht:• op de (rotswol-)afdichtingsplaat voor zover aanwezig• op de naden tussen de geïsoleerde leiding en de mas-

sieve muur of de (rotswol-)afdichtingsplaat• op de massieve muur zelf (over een voldoende afstand –

zie de voorschriften van de fabrikant)

De brandwerende coating wordt aangebracht met een vol-doende dikte (zie de voorschriften van de fabrikanten – bv. onder vorm van verbruik (liter/m²) en/of via de minimale droge/natte laagdikte).

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 106: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

104 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 13.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE MANCHETTEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingen met brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden:• onbrandbare leiding:

– het materiaal (bv. staal of koper) – de maximale diameter (bv. 60 mm) – de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5

tot 5 mm)• brandbare isolatie:

– het type – de maximale dikte.

Uitsparing en speling De grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-

ring ten opzichte van de geïsoleerde leiding mogen niet gro-ter zijn dan de waarden die vermeld staan in de voorschrif-ten van de fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapporten of proefverslagen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de geïsoleerde leiding en de uitsparing in de massieve muur wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag: dichtpleisteren, opstoppen met rotswol … (zie afbeelding 69 A). De te voorziene afdich-ting is afhankelijk van de speling tussen de geïsoleerde lei-ding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepa-lingen bevat (bv. speling ≤ x  mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Brandwerende manchetten en de bevestiging ervan A. OpbouwmanchettenEen opbouwmanchet moet altijd aan de rechtstreeks ver-hitte zijde(n) van de massieve muur geplaatst worden. Tenzij het tegendeel bewezen werd, wordt er uitgegaan van de ver-onderstelling dat de brand kan aangrijpen aan beide zijden van de muur. In principe zou er dus aan de twee zijden van de massieve muur een brandwerende manchet voorzien moeten worden. Indien er slechts één enkele manchet gebruikt wordt, die geplaatst wordt aan de niet rechtstreeks verhitte zijde van de muur, zal deze minder snel opwarmen

3

Afb. 69 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen met brandbare isolatie in brandwerende massieve muren met brandwerende manchetten.

Massieve muur Onbrandbare leiding met brandbare

isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende manchet Ophangconstructie van de leiding

1

3

45

62

A. Opbouwmanchet

1

45

62

B. Inbouwmanchet

Page 107: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

105WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

dan de leiding aan de vuurzijde. Hierdoor zou deze laatste kunnen beginnen smelten voordat de manchet in werking treedt, zodat er een opening ontstaat waarlangs een eventu-ele branddoorslag kan optreden. Indien één manchet vol-doende zou zijn, moet dit door het proefverslag bevestigd worden. Vandaar dat er een eerste proef uitgevoerd wordt waarbij de manchet zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede proef waarbij de manchet geïnstalleerd wordt aan de niet rechtstreeks aan de brand blootgestelde zijde. Voor het toepassingsgebied van deze proeven (leidingdiameter, muurtype, minimale en maximale wanddikte …) dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te consulteren. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

De brandwerende manchet wordt rond de leiding aange-bracht en moet goed aansluiten op de diameter van de lei-ding. De exacte speling is terug te vinden in het proefverslag.

De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de mon-tage van de opbouwmanchetten moeten in overeenstem-ming zijn met het proefverslag. Dit impliceert dat ze bestand moeten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet

mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Ook kunststof pluggen zijn toegelaten voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag. Tijdens de brand is het noodzakelijk dat de opbouwmanchet op zijn plaats blijft zit-ten.

B. InbouwmanchettenInbouwmanchetten worden in de uitsparing van de muur aangebracht en hebben als voordeel dat één manchet meestal volstaat. Ze worden immers niet aan weerszijde van de muur geplaatst, maar gewoonlijk in het midden van de muur. Het nadeel van inbouwmanchetten is dat men de uit-sparing groter dient te maken dan bij opbouwmanchetten. In sommige gevallen kunnen de inbouwmanchetten ook langs-heen de randen van de muur voorzien worden, dit dient aan-getoond te worden door het classificatierapport en/of proef-verslag.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 108: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

106 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 13.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET ISOLATIESCHALEN EN EVENTUEEL EEN BRANDWERENDE COATING

Massieve muur Onbrandbare leiding met brandbare isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Isolatieschaal Eventuele coating Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

3

45

7 2

x

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingen met brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden:• onbrandbare leiding:

– het materiaal (bv. staal of koper) – de maximale diameter (bv. 60 mm) – de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5

tot 5 mm)

Afb. 70 Afdichting van een doorvoering van een onbrandbare leiding met brandbare isolatie in een brandwerende massieve muur met isola-tieschalen en eventueel een brandwerende coating.

• brandbare isolatie: – het type – de maximale dikte.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de geïsoleerde leiding mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding (of de isolatie-schaal indien deze doorloopt doorheen de muur) en de uit-sparing in de massieve muur wordt gerealiseerd zoals aan-gegeven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …).

De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de geïsoleerde leiding of de isolatieschaal en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

6

z

y

Page 109: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

107WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Bevestiging van de isolatieschaal De karakteristieken van de – al dan niet van een brandwerende coating voorziene – isolatieschaal moeten in overeenstem-ming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn wat de minimale densiteit (kg/m³), de mini-male dikte (mm) en de brandreactieklasse (A1, A2-s1, d0  … F volgens NBN EN 13501-1 [B12]) van de isolatieschaal is.

Er moet eveneens vermeld worden over welke minimumlengte (lengte ‘x’ in mm uit afbeelding 70, p. 106) de isolatieschaal aangebracht moet worden rondom de onbrandbare leiding met brandbare isolatie (al dan niet aan weerszijden van de muur). De lengte ‘x’ bedraagt ongeveer 1.000 mm aan beide kanten. De richtlijnen uit het proefverslag dienen nageleefd te worden.

Het is aan te bevelen om de isolatieschaal te bevestigen om

deze op zijn plaats te houden. Ze wordt geplaatst zoals beschreven in het proefverslag.

Brandwerende coating De isolatieschaal, de massieve muur en/of de geïsoleerde leiding kunnen eventueel ingesmeerd worden met een brandwerende coating. In voorkomend geval dient het proef-verslag de nodige informatie te bevatten met betrekking tot het te gebruiken type coating, de dikte (mm) en de lengte (zie lengten ‘y’ en ‘z’ in mm uit afbeelding 70) waarover deze aangebracht dient te worden.

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 110: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

108 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 13.4 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE SOEPELE STROKEN

Massieve muur Onbrandbare leiding met brandbare isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende soepele strook Ophangconstructie van de leiding

≤ 500 mm ≤ 500 mm

1

3

4

5

6

2

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingen met brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden:• onbrandbare leiding:

– het materiaal (bv. staal of koper) – de maximale diameter (bv. 60 mm)

Afb. 71 Afdichting van een doorvoering van een onbrandbare leiding met brandbare isolatie in een brandwerende massieve muur met behulp van een brandwerende soepele strook.

– de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5 tot 5 mm)

• brandbare isolatie: – het type – de maximale dikte.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de geïsoleerde leiding moet vermeld worden in het proefverslag. De speling tussen de uitsparing en de geïsoleerde leiding mag echter niet te groot zijn.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding, de brandwe-rende soepele stroken en de uitsparing in de muur wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (afdich-ten met mortel, dichtpleisteren, opstoppen met rotswol, een brandwerende kit aanbrengen …). De te voorziene afdichting

Page 111: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

109WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

is ook afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uit-sparing. Voor een kleine speling (bv. max. 10 mm) kan, in sommige gevallen, de ruimte met een brandwerende kit opgevuld worden. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Brandwerende voorzieningDe brandwerende strook moet aangepast zijn aan de diame-ter van de leiding (zie de voorschriften van de fabrikant). Brandwerende soepele stroken worden in de uitsparing van de muur aangebracht en worden rond de leidingen gewik-keld. Het aantal wikkelingen is onder andere afhankelijk van de diameter (hoe groter de diameter van de leiding, hoe gro-ter de vereiste laagdikte). De soepele stroken worden door

middel van plakstrips of zelfklevende stroken op de onbrand-bare leiding bevestigd.

De soepele stroken worden centraal in de uitsparing aan-gebracht of aan weerszijden van de muur geplaatst (afhan-kelijk van de diameter van de leiding en de dikte van de muur - zie de voorschriften van de fabrikant) (zie afbeel-ding 72).

Ophangconstructie van de leidingenDe leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Afb. 72 Positionering van de brandwerende soepele stroken.

Page 112: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

110 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.3.4 FICHES NR. 14: KABELS, KABELBUNDELS EN KABELGOTEN IN MASSIEVE MUREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing voor de afdichting van de doorvoering van kabels (elektrische, elek-tromagnetische ...), kabelbundels en kabelgoten in een brandwerende massieve muur.

FICHE 14.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS OF KABELBUNDELS IN BRAND-WERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE KITTEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels of kabelbundelsDe karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabri-kanten, die gebaseerd zijn op classificatierapporten of proefverslagen. De voorschriften van de fabrikanten moeten de volgende informatie bevatten: • het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de proefresultaten naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

Massieve muur Kabel of kabelbundel Uitsparing en speling rond de kabel of kabelbundel Brandwerende kit (en rugvulling) Ophangconstructie van de kabel of kabelbundel

1

2

3

4

5

≤ 500 mm ≤ 500 mm

Afb. 73 Afdichting van een doorvoering van kabels of kabelbundels in een brandwerende massieve muur met een brandwerende kit.

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt ook het maximaal aantal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels.

Uitsparing en speling De uitsparing in de muur wordt uitgevoerd met behulp van een boor. Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de kabel of kabelbundel moet vermeld worden in het proefverslag.

Van groot belang is dat de speling rondom de kabel of kabel-bundel niet te groot is. In principe is de speling tussen de uitsparing en de kabel of kabelbundel (voegdikte) tussen 10 en 50 mm (tenzij anders vermeld in het proefverslag): • de afmetingen van de uitsparing in de muur zijn kleiner

dan of gelijk aan de geteste afmetingen van de uitsparing in de massieve muur

Page 113: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

111WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

• de afstand tussen de kabel en kabelbundel en de randen van de uitsparing is groter dan of gelijk aan de geteste afstand.

Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefver-slag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.

Afdichting met een brandwerende kitDe afdichting van de ruimte tussen de kabel of kabelbundel en de uitsparing in de massieve muur wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag: • over de volledige diepte van de muur • met een kit op rugvulling. De materialen gebruikt voor de

rugvulling moeten overeenkomen met hetzelfde mate-riaal als tijdens de test. Een voldoende diepte aan beide zijden moet vrijgehouden worden voor de kit.

De totale diepte van de geplaatste brandwerende kit is gro-ter dan of gelijk aan de totale diepte van de geteste kit.

Ophangconstructie van de kabel of kabelbundelDe kabel of kabelbundel dient ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 114: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

112 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 14.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS OF KABELBUNDELS IN BRAND-WERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE OPBOUWMANCHETTEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels of kabelbundelsDe karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabri-kanten, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikanten moeten de volgende informatie bevatten:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de proefresultaten naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten diameter (buitendiameter, diameter van de geleider). Voor kabelbundels wordt het maximaal aantal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de kabels of kabelbundels moet vermeld worden

Massieve muur Kabel of kabelbundel Uitsparing en speling rond de kabel of kabelbundel Afdichting rond de kabel of kabelbundel Brandwerende opbouwmanchet Ophangconstructie van de kabel of kabelbundel

1

3

45

6

2

Afb. 74 Afdichting van een doorvoering van kabels of kabelbundels in een brandwerende massieve muur met behulp van brandwerende opbouwmanchetten.

in de voorschriften van de fabrikanten, gebaseerd op classi-ficatierapporten en proefverslagen. De afmeting van de uit-sparing in de massieve muur moet kleiner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tijdens de brandproef. Boven-dien moet de afstand tussen de kabels of kabelbundels en de randen van de uitsparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een correcte opvulling te kunnen uitvoe-ren.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels kabelbundel s en de uitsparing in de muur wordt gerealiseerd zoals aange-geven in het proefverslag (opstoppen met rotswol, afdichten met schuim …). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is.

Brandwerende voorzieningPlaatsingEen opbouwmanchet moet altijd aan de rechtstreeks ver-hitte zijde(n) van de massieve muur geplaatst worden. Tenzij het tegendeel bewezen werd, wordt er uitgegaan van de ver-onderstelling dat de brand kan aangrijpen aan de twee zij-den van de massieve muur. In principe zou er dus aan beide zijden van de massieve muur een brandwerende manchet voorzien moeten worden. Indien er slechts één enkele man-chet gebruikt wordt, die geplaatst wordt aan de niet recht-

Page 115: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

113WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

streeks verhitte zijde van de muur, zal deze minder snel opwarmen dan de leiding aan de vuurzijde. Hierdoor zou deze laatste kunnen beginnen smelten voordat de manchet in werking treedt, zodat er een opening ontstaat waarlangs een eventuele branddoorslag kan optreden. Indien één man-chet voldoende zou zijn, moet dit door het proefverslag bevestigd worden. Vandaar dat er een eerste proef uitge-voerd wordt waarbij de manchet zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede proef waarbij de manchet geïnstal-leerd wordt aan de niet rechtstreeks aan de brand blootge-stelde zijde.

Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

De brandwerende manchet wordt rond de kabel of kabelbun-del aangebracht en moet goed aansluiten op de buitendia-meter van de kabel of kabelbundel (de exacte speling staat vermeld in het proefverslag).

BevestigingTijdens de brand moet de opbouwmanchet op zijn plaats blijven.

De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de mon-tage van opbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Dit impliceert dat ze bestand moe-ten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …).

Ook kunststof pluggen kunnen toegelaten worden, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag.

Ophangconstructie van de kabels of kabelbundelsDe kabel of kabelbundel dient ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophan-gingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gele-gen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Page 116: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

114 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 14.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS OF KABELBUNDELS IN BRAND-WERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE INBOUWMANCHETTEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels of kabelbundelsDe karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabri-kanten, gebaseerd op classificatierapport(en) en proefver-slagen. Zo moet in de voorschriften van de fabrikanten het volgende aangegeven zijn:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels.

Uitsparing en speling Het is de diameter van de manchet die bepalend is voor de diameter van de uitsparing. Voor meer informatie hierom-trent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels of kabelbun-del, de brandwerende manchet en de uitsparing in de muur wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstoppen met rotswol, afdichten met schuim …).

Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is.

Afb. 75 Afdichting van een doorvoering van kabels of kabelbundels in een brandwerende massieve muur met behulp van een inbouwmanchet.

Massieve muur Kabel of kabelbundel Uitsparing en speling rond de kabel of kabelbundel Afdichting rond de kabel of kabelbundel Brandwerende inbouwmanchet Ophangconstructie van de kabel of kabelbundel

1

3

45

6

2

Page 117: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

115WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

InbouwmanchettenInbouwmanchetten worden in de uitsparing van de mas-sieve muur aangebracht. Ze worden gewoonlijk in het mid-den van de muur geplaatst.

In sommige gevallen kunnen de inbouwmanchetten ook langsheen de randen van de muur voorzien worden, dit dient aangetoond te worden door het classificatierapport en/of proefverslag. De eventuele bevestigingsmiddelen die

gebruikt worden voor de montage van inbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag.

Ophangconstructie van de kabels en kabelbundelsDe kabel of kabelbundel dient ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophan-gingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gele-gen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Page 118: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

116 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 14.4 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELGOTEN IN BRANDWERENDE MAS-SIEVE MUREN MET BRANDWERENDE MANCHETTEN OP ROL

Manchetten op rol kunnen gebruikt worden voor het afdichten van kabels en kabelbundels maar meestal zal men deze toepas-sen voor het brandwerend afdichten van kabelgoten.

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels, kabelbundels of kabelgotenDe karakteristieken van de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften

Massieve muur Kabelgoot Uitsparing en speling rond de kabelgoot Afdichting rond de kabelgoot Manchetten op rol Ophangconstructie van de kabelgoot

1

3

45

6

2

1

5

2

Afb. 76 Afdichting van een doorvoering met een kabelgoot in een brandwerende massieve muur met behulp van een brandwerende manchet op rol.

van de fabrikanten, gebaseerd op classificatierapporten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikanten moeten volgende informatie bevatten:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten diameter (buitendiameter en diameter van de geleider). Voor kabelbundels wordt het maximaal aantal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels

• de afmetingen (b x l x h) en de dikte van de kabelgoot (bv. 60 x 500 x 60 – 1,5 mm) (7).

(7) In de standaardconfiguratie van de norm NBN EN 1366-3 [B9] worden (geperforeerde en niet-geperforeerde) kabelgoten met afmetingen 60 x 500 x 60 – 1,5 mm gebruikt.

Page 119: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

117WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de kabels, kabelbundels of kabelgoten moet ver-meld worden in de voorschriften van de fabrikanten, geba-seerd op classificatierapporten en proefverslagen. De afmeting van de uitsparing in de massieve muur moet klei-ner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tijdens de brandproef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels, kabelbundels en kabelgoten en de randen van de uitsparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een correcte en voldoende opvulling te kunnen uitvoeren.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de uitsparing in de muur wordt gereali-seerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstoppen met rotswol, afdichten met schuim …). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is.

Manchet op rolPlaatsingEen manchet op rol moet altijd aan de rechtstreeks verhitte zijde(n) van de massieve muur geplaatst worden. Tenzij het tegendeel bewezen werd, wordt er normaal gesproken uitge-gaan van de veronderstelling dat de brand kan aangrijpen aan de twee zijden van de massieve muur. In principe zou er dus aan beide zijden van de massieve muur een brandwe-rende manchet voorzien moeten worden. Indien er slechts één enkele manchet gebruikt wordt, die geplaatst wordt aan de niet rechtstreeks verhitte zijde van de muur, zal deze min-der snel opwarmen dan de kabel, kabelbundel of kabelgoot aan de vuurzijde. Hierdoor zou deze laatste kunnen begin-nen smelten voordat de manchet in werking treedt, zodat er een opening ontstaat waarlangs een eventuele branddoor-slag kan optreden. Indien één manchet toch kan volstaan, moet dit door het proefverslag bevestigd worden. Vandaar dat er een eerste proef uitgevoerd wordt waarbij de manchet

zich aan de vuurzijde bevindt en een tweede proef waarbij de manchet geïnstalleerd wordt aan de niet rechtstreeks aan de brand blootgestelde zijde.

Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

De brandwerende manchet wordt rond de kabel, kabelbun-del of kabelgoot aangebracht en moet goed aansluiten op de buitendiameter van de kabel en kabelbundel of buitenafme-tingen van de kabelgoot (voor de exacte speling verwijzen we naar het proefverslag). Bij kabelgoten wordt de speling tussen de manchet op rol en de kabels soms nog opgevuld met rotswol of wordt bijkomend een afdichtingsplaat (uit rotswol) voorzien.

BevestigingTijdens de brand moet de manchet op rol op zijn plaats blij-ven.

De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de mon-tage van manchetten op rol moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Dit impliceert dat ze bestand moeten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Ook kunststof pluggen kunnen toegelaten worden, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag.

Ophangconstructie van de kabels, kabelbundels of kabel-gotenDe kabels, kabelbundels of kabelgoten dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakman-schap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de mas-sieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Page 120: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

118 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 14.5 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS, KABELBUNDELS OF KABELGO-TEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET EEN BRANDWERENDE COATING (EN EEN AFDICHTINGSPLAAT)

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels, kabelbundels of kabelgotenDe karakteristieken van de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften

van de fabrikanten, die gebaseerd zijn op classificatierap-porten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikan-ten moeten volgende informatie bevatten:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten diameter (buitendiameter en diameter van de geleider). Voor kabelbundels wordt het maximaal aantal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels

• de afmetingen (b x l x h) en de dikte van de kabelgoot (bv. 60 x 500 x 60 – 1,5 mm).

Afb. 77 Afdichting van een doorvoering van kabels, kabelbundels of kabelgoten in een brandwerende massieve muur met een brandwerende coating en eventueel een afdichtingsplaat.

Massieve muur Kabel, kabelbundel of kabelgoot Uitsparing en speling rond de kabel, kabelbun-

del of kabelgoot Afdichtingsplaat of afdichting rond de kabel,

kabelbundel of kabelgoot Brandwerende coating Ophangconstructie van de kabel, kabelbundel

of kabelgoot

1

3

4

5

6 2

1

3

4

5

6 2

≤ 500 mm ≤ 500 mm

4

5

2

1

Page 121: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

119WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Uitsparing en spelingDe grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de kabels, kabelbundels of kabelgoten mogen niet groter zijn dan de waarden die vermeld staan in het proefverslag. De grootte van de uitsparing is maximaal deze die getest is geweest (bv. 1.200 x 600 mm of 1.600 x 800 mm) – zie de voorschriften van de fabrikanten.

Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefver-slag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen. De afmeting van de uitsparing in de massieve muur moet kleiner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tij-dens de brandproef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de randen van de uit-sparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een cor-recte en voldoende opvulling te kunnen uitvoeren.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de uitsparing in de muur wordt gereali-seerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstoppen met rotswol, afdichten met schuim …). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is.

Bij grote uitsparingen kan de afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundel of kabelgoot en de uitsparing in de massieve muur ook gerealiseerd worden met een afdich-tingsplaat. Meestal wordt een afdichtingplaat uit rotswol gebruikt, maar andere types worden ook voor deze toepas-

sing getest (zie de voorschriften van de fabrikanten). Als de (rotswol-)afdichtingsplaat in twee lagen aangebracht moet worden, dienen de naden te verspringen.

Brandwerende coatingDe brandwerende coating wordt uitgesmeerd op de kabels, kabelbundel en kabelgoot over een voldoende lengte. De lengte is vooral afhankelijk van het type coating en ligt meestal tussen 50 mm en 150 mm aan weerszijden van de muur (zie de voorschriften van de fabrikant).

De brandwerende coating wordt ook aangebracht op:• de (rotswol-)afdichtingsplaat, ook op zijn kopse kanten• naden tussen de (rotswol-)afdichtingsplaat en de muur • de muur zelf (over een voldoende afstand – bv. 100 mm

– zie de voorschriften van de fabrikant).

De brandwerende coating wordt aangebracht met een vol-doende minimale dikte (zie de voorschriften van de fabri-kanten – bv. onder vorm van verbruik (liter/m²) of droge/natte laagdikte)

Ophangconstructie van de kabels, kabelbundels of kabel-gotenDe kabels, kabelbundels of kabelgoten dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakman-schap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de mas-sieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm).

Page 122: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

120 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 14.6 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS, KABELBUNDELS OF KABELGO-TEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE KUSSENS

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels, kabelbundels of kabelgotenDe karakteristieken van de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikanten, die gebaseerd zijn op classificatierap-porten en proefverslagen. De voorschriften van de fabrikan-ten moeten volgende informatie bevatten:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd wor-den)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-

Massieve muur Kabel, kabelbundel of kabelgoot Uitsparing en speling rond de kabel, kabelbundel of kabelgoot Brandwerende kussens Ophangconstructie van de kabel, kabelbundel of kabelgoot

1

2 3

4

5

2

4

Afb. 78 Afdichting van een doorvoering van kabels, kabelbundels of kabelgoten in een brandwerende massieve muur met brandwerende kus-sens.

tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels

• de afmetingen (b x l x h) en de dikte van de kabelgoot (bv. 60 x 500 x 60 – 1,5 mm).

Uitsparing rond de kabels, kabelbundels en kabelgotenDe grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de kabels, kabelbundels en kabelgo-ten mogen niet groter zijn dan de waarden die vermeld staan in het proefverslag. De grootte van de uitsparing is maximaal deze die getest is geweest (bv. 1.200 x 600 mm of 1.600 x 800 mm) – zie de voorschriften van de fabrikanten.

Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefver-slag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen. De afmeting van de uitsparing in de massieve muur moet kleiner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tij-dens de brandproef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de randen van de uit-sparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een cor-recte en voldoende opvulling te kunnen uitvoeren.

Page 123: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

121WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Brandwerende kussensDe afdichting van de ruimte tussen de kabel, kabelbundel of kabelgoot en de uitsparing in de massieve muur wordt gere-aliseerd met brandwerende kussens. Er worden meestal brandwerende kussens met de volgende afmetingen gebruikt: 250 x 80 x 60, 250 x 200 x 60, 340 x 200 x 35 of 340 x 100 x 25 (l x b x h in mm). De brandwerende kussens moe-ten in de goede richting gemonteerd worden (zie de voor-schriften van de fabrikant).

De kussens dienen voldoende samengedrukt te worden (zie bv. tabellen van de fabrikant waaruit de plaatser kan uitma-ken hoeveel zakjes er nodig zijn per m²). Indien de muur

smaller is dan de zakjes, dienen deze ondersteund te wor-den. In desbetreffend geval wordt de massieve muur uitge-dikt met gips- of calciumsilicaatplaten, die de zakjes onder-steunen, conform de voorschriften van de fabrikant.

Ophangconstructie van de kabels, kabelbundels of kabel-goten Om in geval van brand de brandweerstand van de afdichting te garanderen, dienen de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. De ophangingen moeten zo dicht mogelijk bij de massieve muur gelegen zijn (in principe op een maximale afstand van 500 mm – zie proefverslag).

Page 124: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

122 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.3.5 FICHES NR. 15: LUCHTKANALEN IN MASSIEVE MUREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op de doorvoering van luchtkanalen doorheen brandwerende mas-sieve muren.

FICHE 15.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHTKANALEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE INBOUWKLEPPEN

In deze fiche worden de voorschriften opgenomen voor de afdichting van luchtkanalen doorheen een brandwerende massieve muur met behulp van brandwerende kleppen met het mobiele klepblad geplaatst in de as van de wand (inbouwkleppen).

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalEr bestaan brandwerende kleppen voor ronde luchtkanalen met een diameter van 100 tot circa 630 mm en rechthoekige brand-werende kleppen voor kanalen tot doorgaans 1.500 x 1.000 mm (b x h). Een in het laboratorium geteste batterijopstelling (met meerdere kleppen) kan afmetingen tot 2.600 x 2.600 mm berei-ken. De afmetingen van de klep mogen de afmetingen van de tijdens de brandproef geteste klep niet overstijgen.

Massieve muur Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond de brandwerende klep Brandwerende inbouwklep Ophangconstructie

1

3

45

62

1

3

45

62

Afb. 79 Afdichting van doorvoeringen van luchtkanalen in brandwerende massieve muren met brandwerende inbouwkleppen.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diame-ter van de brandwerende klep moet vermeld worden in de technische fiche van de fabrikant die gebaseerd is op het proefverslag of het classificatie- of extrapolatierapport van de proefresultaten. Voor ronde brandwerende kleppen is de dia-meter van de uitsparing doorgaans 80 mm groter dan de dia-meter van de brandwerende klep. Bij rechthoekige brandwe-rende kleppen wordt in de massieve muur doorgaans een opening voorzien die 100 tot 125 mm breder en hoger is dan de brandwerende inbouwklep. Bij een gedecentraliseerde plaat-sing dient men niettemin een minimale speling te voorzien van 10 mm om een correcte afdichting te waarborgen. De te voor-ziene opening wordt best ook opgenomen in het lastenboek.

AfdichtingDe ruimte tussen de brandwerende klep en de massieve

Page 125: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

123WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

muur wordt in principe altijd afgedicht, tenzij het proefver-slag andere bepalingen zou bevatten. Ze wordt meestal afgedicht met gipsmortel over de gehele dikte van de mas-sieve muur. In sommige gevallen kan er ook een (brandwe-rend) pleister of rotswol gebruikt worden, dit dient aange-toond te worden door het proefverslag.

Om bij uitdroging van de mortel vervorming van de tunnel tegen te gaan, is het aangeraden om de tunnel te stutten of het klepblad in gesloten toestand op te spieën.

Bij sommige kleppen wordt geen speling voorzien en wordt de opening niet bijkomend afgedicht.

De ruimte tussen de op de muur bevestigde brandwerende klep en de massieve muur wordt veelal niet afgedicht, tenzij anders gespecificeerd in het proefverslag.

Brandwerende klepBij de plaatsing dient men ervoor te zorgen dat de kleppen in de as van de brandwerende massieve muur gelegen zijn. Hiervoor kunnen ze met behulp van positionneringsaandui-dingen (stroken) en de eventuele positioneringspootjes op de brandwerende kleppen tegen de massieve muur geplaatst worden. De brandwerende klep wordt bevestigd conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant.

Brandwerende kleppen worden doorgaans met een horizon-tale klepas geplaatst. Niettemin kunnen brandkleppen – indien in deze configuratie getest – eveneens met een verti-cale klepas geplaatst worden. Deze informatie is in principe opgenomen in het classificatierapport.

De afstand tussen twee brandwerende kleppen bedraagt minimaal 200 mm (zie afbeelding 80), tenzij een brand-proefverslag anders aantoont. Bovendien dienen brandwe-rende kleppen op minimaal 75 mm van muren en plafonds aangebracht te worden. Dit is onder meer uit praktische overweging om de opvulling rondom de brandwerende klep te kunnen verzekeren. Tevens moet het bedieningsmecha-nisme voor het onderhoud bereikbaar en demonteerbaar blijven.

Bij op de muur bevestigde brandwerende kleppen is een bevestigingskader voorzien waarin de nodige openingen gemaakt zijn om de klep aan de massieve muur te bevesti-

gen. Het kader van de opgebouwde brandwerende klep wordt bevestigd conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Hiervoor worden doorgaans schroeven, keilbouten of nagelankers gebruikt (minimaal Ø 6 mm).

Enkele bijzondere aandachtspunten:• een vervorming (doorbuiging) van de bovenliggende

draagvloer mag de goede werking van de brandwerende klep niet verhinderen

• een brandwerende klep zorgt voor een bijkomend ladingsverlies van de luchtkanalen. Hiermee dient bij de dimensionering van de installatie rekening gehouden te worden

• eventueel een flexibele mouw voorzien tussen de brand-werende klep en het luchtkanaal teneinde in geval van brand de thermische vervorming op te vangen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep in het gedrang komt. Hiervoor verwijzen we naar het proefverslag en de richt- lijnen van de fabrikant.

Ophangconstructie De luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te wor-den volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb. 80 Te respecteren minimale afstanden rondom het bedienings-mechanisme en tussen de klep en een bouwelement.

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

Page 126: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

124 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 15.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHTKANALEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE KLEPPEN DIE BUITEN DE MUUR LIGGEN

In deze fiche worden de voorschriften opgenomen voor de afdichting van luchtkanalen doorheen een brandwerende massieve muur met behulp van een brandwerende klep, waarvan het mobiele klepblad buiten de massieve brandwerende muur gelegen is. In desbetreffend geval is de tunnel van de klep zelf brandwerend.

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalVoor rechthoekige luchtkanalen met een doorsnede tot doorgaans 1.200 x 1.000 mm bestaan er brandwerende klep-pen, waarvan het klepblad buiten de massieve muur gele-gen is.

Uitsparing en speling rond de brandwerende klepHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het kanaal moet vermeld worden in het proefver-slag. In de massieve muur wordt er een opening voorzien die ongeveer dezelfde afmetingen heeft als het aansluitka-naal.

Massieve muur Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Brandwerende klep die buiten de wand ligt Ophangconstructie

1

3

4 5

62

Afb. 81 Afdichting van een doorvoering van een luchtkanaal in een brandwerende massieve muur met brandwerende kleppen die buiten de muur liggen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de op de muur beves-tigde brandwerende klep en de massieve muur wordt veelal niet afgedicht, tenzij anders gespecificeerd in het proefver-slag (droge plaatsing).

Plaatsing van de brandwerende klepBrandwerende kleppen, waarbij het mobiele klepblad zich buiten de muur bevindt, zijn voorzien van een bevestigings-kader waarin de nodige openingen gemaakt zijn om de klep aan de massieve muur te bevestigen. Het kader van de opge-bouwde brandwerende klep wordt bevestigd conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Hiervoor wor-den doorgaans keilbouten gebruikt. Brandwerende kleppen kunnen meestal geplaatst worden met een horizontale of verticale klepas. Indien de klep op een afstand van de muur geplaatst moet worden, is het belangrijk dat de tunnel brand-werend is. Hierbij is het van belang dat de plaatsing gebeurt conform het proefverslag. De afstand tussen twee brandwe-rende kleppen bedraagt minimaal 200 mm (zie afbeel-ding  82, p. 125), tenzij een brandproefverslag anders aan-

Page 127: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

125WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

toont. Bovendien dienen brandwerende kleppen op minimaal 75 mm van muren en plafonds aangebracht te wor-den. Tevens moet het bedieningsmechanisme voor bijvoor-beeld het onderhoud bereikbaar blijven.

Enkele bijzondere aandachtspunten:• een vervorming (doorbuiging) van de bovenliggende

draagvloer mag de goede werking van de brandwerende klep niet verhinderen

• een brandwerende klep zorgt voor een bijkomend ladingsverlies van de luchtkanalen. Hiermee dient dan ook bij de dimensionering van de installatie rekening gehouden te worden

• eventueel een flexibele mouw voorzien tussen de brand-werende klep en het luchtkanaal teneinde in geval van brand de thermische vervorming op te vangen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep in het gedrang komt. Hiervoor verwijzen we naar het proefverslag en de richt- lijnen van de fabrikant.

Ophangconstructie van de luchtkanalenDe luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te wor-den volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb. 82 Te respecteren minimale afstanden rondom het bedienings-mechanisme en tussen de klep en een bouwelement.

≥ 200 mm≥ 75 mm

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

Page 128: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

126 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 15.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHTKANALEN IN MASSIEVE BRAND-WERENDE MUREN MET VLINDERKLEPPEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalDe karakteristieken van de luchtkanalen moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd mogen zijn en hoeveel hun minimale en maximale diameter bedragen.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het kanaal moet vermeld worden in het proefver-slag. Voor vlinderkleppen is de diameter van de uitsparing doorgaans 50 mm groter dan de diameter van het kanaal.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het kanaal en de mas-

Massieve muur Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Vlinderklep Ophangconstructie

1

3

45

6 2

Afb. 83 Afdichting van een doorvoering van een luchtkanaal in een brandwerende massieve muur met een vlinderklep.

sieve muur wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag. Hiervoor wordt meestal gipsmortel gebruikt. Tenzij het proefverslag andere bepalingen zou bevatten, moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Plaatsing van de vlinderkleppenVlinderkleppen worden meestal geplaatst met een horizon-tale of verticale klepas. De vlinderklep wordt in het luchtka-naal geschoven tot circa 40 mm van de zichtzijde van de brandwerende massieve muur. Het spreekt voor zich dat men er bij de plaatsing voor dient te zorgen dat de vlinderklep in het vlak van de brandwerende massieve muur gelegen is. Tevens dient men na te gaan in welke richting (luchtstroming) de vlin-derklep geplaatst dient te worden. De afstand tussen twee vlinderkleppen bedraagt minimaal 200 mm (zie afbeelding 84, p. 127), tenzij een brandproefverslag anders aantoont. Boven-dien dienen vlinderkleppen op minimaal 75 mm van muren en plafonds aangebracht worden.

Enkele bijzondere aandachtspunten:• een vervorming (doorbuiging) van de bovenliggende

draagvloer mag de goede werking van de vlinderklep niet verhinderen

Page 129: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

127WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

• een vlinderklep zorgt voor een bijkomend ladingverlies van de luchtkanalen. Hiermee dient bij de dimensione-ring van de installatie rekening gehouden te worden

• eventueel een flexibele mouw voorzien aan beide zijden van het kanaal dat doorheen de massieve muur voert teneinde in geval van brand de thermische vervorming op te vangen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep in het gedrang komt. In desbetreffend geval kunnen deze mouwen ook gebruikt worden voor een mogelijke inspec-tie van de vlinderklep. Hiervoor verwijzen we naar het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant.

Ophangconstructie De luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te wor-den volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb. 84 Te respecteren minimale afstanden tussen vlinderkleppen en tussen de vlinderklep en een bouwelement.

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

Page 130: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

128 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 15.4 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDWERENDE KANALEN IN BRAND-WERENDE MASSIEVE MUREN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Brandwerend kanaalEr dient een brandwerend luchtkanaal voorzien te worden over de gehele lengte van het (sub-)compartiment. De karak-teristieken van de luchtkanalen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Hierin moet de noodzakelijke dikte van de betonnen kanalen en de dikte van het brandwerende plaatmateriaal die het kanaal vormt, aangeven zijn. Ook de maximale afmetingen dienen vermeld te worden: • betonnen kanaal: de afmetingen van dergelijke kanalen

kunnen in principe ‘onbeperkt’ zijn• zelfstandige kanalen uit plaatmaterialen: de afmetingen

van de kanalen bedragen doorgaans maximaal 1.200 x 1.200 mm, tenzij anders gespecificeerd in het proefverslag.

Het brandwerende kanaal wordt geplaatst conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Zowel voor betonnen kanalen als zelfstandige brandwerende kanalen dient er ter hoogte van de doorvoering geen bijkomende brandwerende voorziening gerealiseerd te worden.

Massieve muur Brandwerend luchtkanaal Uitsparing en speling rond het brandwe-

rende kanaal Afdichting rond het brandwerende kanaal Ophangconstructie

1

3

4

5 2

1

3

4

5 2

A. Betonnen kanaal B. Kanaal uit brandwerend plaatmateriaal

Afb. 85 Afdichting van doorvoeringen van brandwerende kanalen in brandwerende massieve muren.

en Uitsparing, speling en afdichtingHet verschil tussen de afmeting van de uitsparing en de afmeting van het brandwerende of brandwerend beschermde kanaal moet vermeld worden in het proefverslag.

Tevens dient de afdichting van de ruimte tussen het brand-werende kanaal en de massieve muur gerealiseerd te wor-den zoals aangegeven in het proefverslag.

Volgende aandachtspunten dienen in acht genomen te wor-den: • betonnen kanalen: het verschil tussen de uitsparing en

de afmetingen van het brandwerende kanaal bedraagt doorgaans maximaal 50 mm. De opening tussen het brandwerende kanaal en de muur wordt opgevuld met rotswol of mortel

• zelfstandige brandwerende kanalen: er wordt gestreefd naar een opening in de massieve muur die 100 mm groter is dan de afmetingen van het kanaal (maximaal 50 mm langs elke zijde van het kanaal). Rondom het brandwe-rende kanaal wordt een bijkomende brandwerende strook (25 x 60 mm) aangebracht (met nieten, lijm …). De overige opening wordt opgevuld met een cementmortel.

Ophangconstructie van de kanalenDe brandwerende kanalen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie proefverslag en richtlijnen van de fabrikant).

Page 131: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

129WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 15.5 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDWEREND BESCHERMDE KANALEN MET ROTSWOL IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Beschermd luchtkanaalDe luchtkanalen dienen over de volledige lengte van het (sub-)compartiment voorzien te zijn van een brandwerende bescherming uit rotswol. Soms dienen de naden tussen de isolatieschalen afgekleefd te worden. De karakteristieken van de luchtkanalen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd mogen zijn (in casu doorgaans metalen kanalen) en wat hun maxi-male diameter (ronde kanalen) en afmetingen (rechthoekige kanalen) zijn. Bij de bescherming van rechthoekige kanalen bedragen de afmetingen van het luchtkanaal doorgaans maximaal 1.250 x 1.000 mm, terwijl voor ronde kanalen de diameter doorgaans begrensd is op 356 mm.

en Uitsparing, speling en afdichtingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het beschermde kanaal moet vermeld worden in

het proefverslag. Deze speling dient gerealiseerd te worden zoals aangegeven in het proefverslag (m.b.v. rotswol, mor-tel …).

Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het ronde brandwerend beschermde kanaal bedraagt doorgaans maximaal 50 mm. Indien de speling kleiner is dan 20 mm dient men meestal een brandwerende kit aan te brengen. Grotere spelingen worden met mortel afgedicht. Voor rechthoekige kanalen bedraagt de speling doorgaans 80 mm langs weerszijden. Deze ruimte wordt over de volledige muurdikte opgevuld met rotswol.

Complementaire beschermingHet brandwerend beschermde kanaal wordt uitgevoerd con-form het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Ter hoogte van de aansluiting tussen het kanaal en de mas-sieve muur moet doorgaans een bijkomende strook rotswol-isolatie (zie afbeelding 86 B) en/of een complementaire bescherming op de isolatie (zie afbeelding 86 A) voorzien worden.

Ophangconstructie van de luchtkanalenDe brandwerend beschermde luchtkanalen dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant).

Afb. 86 Afdichting van doorvoeringen van brandwerend beschermde kanalen met rotswol in brandwerende massieve muren.

A. Ronde kanalen B. Rechthoekige kanalen

Massieve muur Beschermd luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Complementaire bescherming Ophangconstructie

1

3

4

5 2

1

3

4

5

26

6

Page 132: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

130 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 15.6 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDWEREND BESCHERMDE KANALEN MET PLAATMATERIALEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalDe luchtkanalen dienen over de volledige lengte van het (sub-)compartiment voorzien te zijn van een brandwerende bescherming. De karakteristieken van de luchtkanalen moe-ten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Hierin moet aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd zijn (in casu doorgaans metalen kanalen) en wat hun maximale diameter (ronde kanalen) en afmetingen (rechthoekige kanalen) zijn. De afmetingen van het te beschermen kanaal bedragen doorgaans maximaal 1.200 x 1.200 mm, tenzij anders vermeld in het proefverslag.

en Uitsparing, speling en afdichtingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het beschermde kanaal moet vermeld worden in het proefverslag. Tevens dient de afdichting van de ruimte tussen het beschermde kanaal en de massieve muur gerea-liseerd te worden zoals aangegeven in het proefverslag. Bij met brandwerende platen beschermde luchtkanalen zijn er twee mogelijkheden:

3

1

4

2

Massieve muur Luchtkanaal Uitsparing en speling rond

het beschermde kanaal Afdichting ter hoogte van de

doorvoering Brandwerende bescher-

mingsplaat Ophangconstructie

1

3

45

62

5

6

A. Doorlopende bescherming B. Onderbroken bescherming

Afb. 87 Afdichting van doorvoeringen van brandwerend beschermde kanalen met platen (op basis van gips of calciumsilicaat) in brandwe-rende massieve muren.

• indien de opening in de brandwerende massieve muur voldoende groot is, kan de brandwerende plaat door-lopen (zie afbeelding 87 A). Er wordt dan gestreefd naar een opening in de massieve muur die 50 mm groter is dan de afmetingen van het te bekleden kanaal. Rondom het brandwerend beschermde kanaal wordt een bijkomende brandwerende plaatstrook (25 x 60 mm) aangebracht met nieten of deze wordt eventueel verlijmd. De overige ope-ning wordt opgevuld met een cementmortel

• indien de opening in de brandwerende massieve muur klein is, kan de brandwerende plaat ook ter hoogte van de doorvoering onderbroken worden (zie afbeel-ding 87 B). De opening tussen het onbeschermde kanaal en de massieve muur wordt doorgaans over de gehele dikte opgevuld met rotswol. De aansluiting tussen de brandwerende beschermingsplaat en de massieve muur wordt verwezenlijkt met een brandwerende kit.

Brandwerende bescherming met plaatmaterialenDe brandwerende beschermingsplaten worden geplaatst conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Het type (calciumsilicaat, gips ...), de dikte en de bevesti-gingswijze van de platen zijn hierbij van belang.

Ophangconstructie van de luchtkanalenDe brandwerend beschermde luchtkanalen dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant).

Page 133: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

131WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 15.7 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BESCHERMDE KANALEN MET EEN BRANDWERENDE BESPUITING IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalDe luchtkanalen dienen over de volledige lengte van het (sub-)compartiment voorzien te zijn van een brandwerende bescherming. De karakteristieken van de luchtkanalen moe-ten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Hierin moet aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd zijn (doorgaans metalen kanalen) en wat hun maximale diameter (ronde kanalen) en afmetingen (recht-hoekige kanalen) zijn. De afmetingen van het kanaal bedra-gen doorgaans maximaal 1.500 x 1.000 mm, tenzij anders vermeld in het proefverslag.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het kanaal moet vermeld worden in het proefver-slag.

Afb. 88 Afdichting van een doorvoering van een beschermd kanaal met een brandwerende bespuiting in een brandwerende massieve muur.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het kanaal en de mas-sieve muur dient gerealiseerd te worden zoals aangegeven in het proefverslag.

Het verschil tussen de afmetingen van de uitsparing en de afmetingen van het kanaal mag maximaal de dikte van de aan te brengen brandwerende bespuiting bedragen. De afdichting van de ruimte tussen het kanaal en de uitsparing in de muur wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (afdichten met mortel, dichtpleisteren, opstop-pen met rotswol …).

Brandwerende bespuitingDe brandwerende bespuiting wordt aangebracht op het kanaal (soms met behulp van een gaas) en tegen de brand-werende massieve muur (ter hoogte van de doorvoering). De bespuiting wordt aangebracht over de gehele lengte van het (sub-)compartiment.

Ophangconstructie van de luchtkanalenDe brandwerend beschermde luchtkanalen dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie proefverslag en richtlijnen van de fabri-kant).

Massieve muur Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Brandwerende bespuiting Ophangconstructie

1

3

4

2

5

6

Page 134: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

132 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.3.6 FICHES NR. 16: SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN IN MASSIEVE MUREN

FICHE 16.1 TYPE-OPLOSSING VOOR NIET-BRANDWERENDE SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN

In deze fiche worden de plaatsingsvoorschriften opgenomen voor (enkele of dubbele) schakelaars en stopcontacten in brand-werende (gestandaardiseerde of gelijkaardige) massieve muren met een vereiste brandweerstand van maximum EI 60, waarbij er geen specifieke brandwerende voorzieningen nodig zijn. Deze voorschriften zijn gebaseerd op proeven uitgevoerd op vraag van de FOD Binnenlandse Zaken en zijn enkel geldig indien de hierna volgende voorwaarden strikt in acht genomen worden.

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest. UitsparingDe uitsparing heeft:• een diameter van 68 mm voor een enkelvoudige

inbouwdoos (Ø 67 mm) • een afmeting kleiner dan of gelijk aan 136 mm (2 x 68 mm)

voor inbouwdozen met een diameter van 67 mm van twee naast elkaar of boven elkaar liggende stopcontacten of schakelaars.

Inbouwdoos en stopcontact of schakelaarDeze type-oplossing is enkel geldig voor enkele of dubbele schakelaars en stopcontacten (en dus geen drievoudige of meer). Het stopcontact of de schakelaar wordt in de inbouw-

doos (Ø 67 mm en diepte 50 mm) geplaatst en afgedekt met een afdekplaatje. Rondom en achter het inbouwdoosje wordt er mortel aangebracht. De schakelaars en stopcontac-ten mogen niet tegenover elkaar aan weerszijden van de muur geplaatst worden (zie afbeelding 90). Ze dienen geschrankt geplaatst te worden. Voor enkele dozen moet een minimale hart-op-hartafstand van 100 mm gerespec-teerd worden (33 mm tussen de inbouwdozen (zie afbeel-

Afb. 89 Schakelaar of stopcontact in een brandwerende massieve muur.

3 2

Massieve muur Uitsparing Inbouwdoos en stopcontact of schakelaar

1

Fig.  90 Niet-geschrankte plaatsing van schakelaars en/of stopcontacten (BZ = blootgestelde zijde, NBZ = niet-blootgestelde zijde).

BZ NBZ

Page 135: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

133WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

ding 91 A)). Voor dubbele dozen moet een minimale hart-op-hartafstand van 200 mm gerespecteerd worden (133 mm tussen de inbouwdozen (zie afbeelding 91 B)). Deze regel is eveneens van toepassing indien men een dubbele doos aan de ene kant van de muur plaatst en een enkele doos aan de andere kant, alsook indien men de dubbele dozen verticaal plaatst.

Afb. 91 Geschrankte plaatsing van de schakelaars en/of stopcontacten.

Elektriciteitsdozen kunnen de akoestische prestaties en/of de luchtdichtheid van de massieve muur nadelig beïnvloe-den. Als er akoestische eisen aan de massieve muur gesteld worden, dient men specifieke maatregelen te nemen om geluidslekken te vermijden (bv. stopcontacten aan weerszijden van de wand plaatsen met een zekere tus-senafstand).

33 mm

100 mm

133 mm

200 mm

A. Enkele schakelaars en/of stopcontacten

B. Dubbele schakelaars en/of stopcontacten

Page 136: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

134 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 16.2 PLAATSING VAN SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN IN BRANDWERENDE MAS-SIEVE MUREN DOOR MIDDEL VAN BRANDWERENDE INBOUWDOZEN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn louter principiële voorschriften die door een classificatierapport of proefverslag bevestigd moeten worden. De verwerkingswijze van de afdichting dient dan ook in overeenstemming te zijn met de uitgangs-punten van de proef en de montagevoorschriften van de fabrikanten.

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Uitsparing en spelingDe montage is identiek aan die van een klassieke inbouwdoos voor massieve muren. Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de brandwerende inbouwdoos

1

32

Massieve muur Uitsparing en speling Brandwerende inbouwdoos

Afb. 92 Schakelaar in een brandwerende massieve muur (brandwerende inbouwdoos).

mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag (in principe is de diameter van de uitsparing 1 of 2 mm groter dan de diameter van de inbouwdoos).

Een of meerdere naast elkaar of boven elkaar liggende brandwerende inbouwdozen zijn toegelaten alsook de tegenoverliggende inbouw. Dit moet echter wel vermeld staan in de voorschriften van de fabrikant, die gebaseerd zijn op proefverslag(en). Bevestiging van de inbouwdoos De schroefbevestigingen worden met de inbouwdozen gele-verd.

Page 137: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

135WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 16.3 PLAATSING VAN SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN IN BRANDWERENDE MAS-SIEVE MUREN DOOR MIDDEL VAN BRANDWERENDE STRIPPEN OF FOLIE IN OF ACHTER DE INBOUWDOOS

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Uitsparing van de brandwerende inbouwdoosHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de brandwerende inbouwdoos mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag (in prin-cipe is de diameter van de uitsparing 1 of 2 mm groter dan de diameter van de inbouwdoos).

De kneedbare brandwerende strippen of folies zijn op maat gesneden volgens de voorschriften van de fabrikant (bv. de overmaat voor de breedte van de strip is afhankelijk van de diepte van de inbouwdoos). De strippen of folies worden in

Massieve muur Uitsparing en speling Brandwerende folie

1

23

1

23

A B

Afb. 93 Kneedbare brandwerende folie geplaatst in de inbouwdoos (A) of aan de achterzijde van de inbouwdoos (B).

de inbouwdoos of aan de achterzijde van de inbouwdoos aangebracht. Op de naden tussen de massieve muur en de inbouwdozen moeten de strippen of folies goed aangedrukt worden. Ook rondom de kabels dienen ze zorgvuldig aange-bracht te worden.

Ze kunnen voor alle soorten kunststof of metalen inbouwdo-zen gebruikt worden (zie de voorschriften van de fabrikant). Een of meerdere naast elkaar of boven elkaar liggende inbouwdozen uitgerust met brandwerende strippen zijn toe-gelaten alsook hun plaatsing tegenover elkaar aan weerszij-den van de muur, indien dit vermeld is in de voorschriften van de fabrikant, die gebaseerd zijn op proefverslag(en). Hierin zal dan ook gespecificeerd worden of tussen de inbouwdo-zen die tegenover elkaar geplaatst worden aan weerszijden van de muur een isolatie voorzien dient te worden.

Bevestiging van de inbouwdoosDe inbouwdozen kunnen op een traditionele manier met schroeven bevestigd worden.

Page 138: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

136 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 16.4 PLAATSING VAN SCHAKELAARS EN STOPCONTACTEN IN BRANDWERENDE MAS-SIEVE MUREN DOOR MIDDEL VAN BRANDWERENDE KAPPEN

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Uitsparing en brandwerende kapHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de brandwerende kap mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag (in principe is

de diameter van de uitsparing 1 of 2 mm groter dan de dia-meter van de kap). Ze kunnen voor alle soorten kunststof of metalen inbouwdozen gebruikt worden (zie de voorschriften van de fabrikant).

Plaatsing van de kap en de inbouwdoosAlvorens de contactdozen te plaatsen, moeten de brandwe-rende kappen aangebracht worden. De inbouwdozen kun-nen op een traditionele manier met schroeven bevestigd worden, terwijl de brandwerende kappen ofwel met inge-werkte metalen draden ofwel met nieten bevestigd worden. De bevestiging van de brandwerende kap gebeurt volgens de voorschriften van de fabrikant.

Afb. 94 Plaatsing van de brandwerende kappen.

Page 139: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

137WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

6.3.7 FICHE NR. 17: BRANDWERENDE ROOSTERS IN MASSIEVE MUREN

Deze paragraaf beschrijft de plaatsingsvoorschriften voor brandwerende roosters in brandwerende massieve muren. Het gaat hier alleen om principiële plaatsingsvoorschriften die door een classificatierapport of proefverslag bevestigd moeten worden. De verwerkingswijze van de afdichting dient dan ook in overeenstemming te zijn met de uitgangspunten van de proef en de montagevoorschriften van de fabrikanten.

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Brandwerend roosterBrandwerende roosters hebben doorgaans een maximale afmeting van 1.200 x 800 mm voor rechthoekige roosters en een maximale diameter van 400 mm voor ronde roosters. Tenzij anders vermeld in het proefverslag.

Het brandwerende rooster wordt in het midden van de schei-

1

32

Massieve muur Brandwerend rooster Uitsparing en speling

Afb. 95 Brandwerend rooster in een brandwerende massieve muur.

dingswand geplaatst conform het proefverslag. Het rooster kan in de opening verkleefd worden met een mastieklijm die rondom het rooster aangebracht wordt. Tenzij anders ver-meld in het proefverslag, dienen brandwerende roosters met horizontaal geplaatste lamellen uitgevoerd te worden.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het brandwerende rooster moet vermeld worden in de technische fiche van de fabrikant, gebaseerd op het proefverslag of het classificatie- of extrapolatierapport van de proefresultaten.

In principe wordt in de massieve muur een opening voorzien die even groot is als de afmetingen van het brandwerende rooster.

Page 140: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

138 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.3.8 FICHES NR. 18: VOEGEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op het afdichten van lineaire voegen in een brandwerende massieve muur en op het afdichten van lineaire voegen ter hoogte van de aansluiting tussen een massieve muur en een massieve vloer.

FICHE 18.1 AFDICHTING VAN LINEAIRE VOEGEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE KITTEN

Afbeelding 96 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting van lineaire voegen in een brandwerende massieve muur of voor de afdichting van voegen ter hoogte van de aansluiting tussen een massieve muur en een massieve vloer met behulp van een brandwerende kit.

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Lineaire voegDe lineaire voeg kan zowel horizontaal als verticaal uitge-voerd worden. Belangrijk om aan te stippen is dat de brand-

1

32

Massieve muur Lineaire voeg Brandwerende kit Eventuele rugvulling

1

3

4

24

Afb. 96 Afdichting van lineaire voegen in brandwerende massieve muren met een brandwerende kit.

werende kit getest dient te zijn in de positie waarin ze toege-past zal worden. De breedte van de lineaire voeg varieert doorgaans van 5 tot circa 50 mm. De richtlijnen van de fabri-kant (gebaseerd op het proefverslag/de proefverslagen) die-nen nageleefd te worden.

en Brandwerende kit en rugvullingVooraleer de brandwerende kitvoeg aan te brengen, dient men de lineaire voegopening te reinigen en te ontstoffen. Indien vereist (zie proefverslag) kan men een rugvulling aan-brengen. De materialen die gebruikt worden voor de rugvul-ling moeten overeenkomen met het materiaal dat gebruikt

Page 141: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

139WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

werd tijdens de test. Aan beide zijden moet er voldoende diepte vrijgehouden worden voor de brandwerende kit. Hier-omtrent dienen de richtlijnen van de fabrikant en het proef-verslag geraadpleegd te worden.

Men kan de kitvoeg op de volgende manieren positioneren:• langs beide zijden van de massieve muur• langs één zijde van de massieve muur (indien de voeg in

twee richtingen getest werd)• in het midden van de massieve muur.

De voegdiepte, gemeten vanaf de massieve muur in geval

van beton, met andere woorden zonder afwerking, dient conform het proefverslag te zijn. De voegdiepte moet aange-past zijn aan de voegbreedte. In deze context dienen de waarden gespecificeerd in het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant strikt nageleefd te worden.

Brandwerende kitten laten doorgaans een grotere vervor-ming toe dan brandwerende schuimen. De maximale vervor-ming van de aangewende kit dient de te verwachten vervor-mingen van de constructie in normale toestand (zonder brand) te kunnen opvangen. Hiervoor verwijzen we naar de testnormen voor kitten (elasticiteit).

Page 142: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

140 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 18.2 AFDICHTING VAN LINEAIRE VOEGEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET EEN BRANDWEREND SCHUIM

Afbeelding 97 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting van lineaire voegen in een brandwerende massieve muur of voor de afdichting van voegen ter hoogte van de aansluiting tussen een massieve muur en een massieve vloer met behulp van een brandwerend schuim.

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Lineaire voegDe lineaire voeg kan zowel horizontaal als verticaal uitge-voerd worden. De breedte van de lineaire voeg varieert door-gaans van 5 tot ongeveer 50 mm.

Brandwerend schuimBelangrijk om aan te stippen is dat het brandwerende schuim getest dient te zijn in de positie waarin ze toegepast zal wor-den. Vooraleer het brandwerende schuim aan te brengen

1

2

Massieve muur Lineaire voeg Brandwerend schuim

1

32

3

Afb. 97 Afdichting van lineaire voegen in brandwerende massieve muren met een brandwerend schuim.

dient men de voeg te reinigen en ontstoffen. Soms wordt aangeraden de voeg eveneens vooraf te bevochtigen. De richtlijnen van de fabrikant en het proefverslag dienen nage-leefd worden. De noodzakelijke opvullingsdiepte (door-gaans tussen 50 en 200 mm) is afhankelijk van de voeg-breedte en de te bereiken brandweerstand (EI). In deze context dienen de waarden gespecificeerd in het proefver-slag en de richtlijnen van de fabrikant strikt nageleefd te worden. Het is aangeraden de voeg over de volledige muur-breedte op te vullen. Het brandwerende schuim dient even-tueel afgewerkt te worden met een soepele voeg om deze te beschermen tegen UV-straling.

Brandwerende schuimen zijn doorgaans minder vervorm-baar dan brandwerende kitten. De maximale vervorming van het aangewende schuim dient de te verwachten vervormin-gen van de constructie in normale toestand (zonder brand) te kunnen opvangen.

Page 143: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

141WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 18.3 AFDICHTING VAN LINEAIRE VOEGEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE MUREN MET BRANDWERENDE KOORDEN

Afbeelding 98 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting van lineaire voegen in een brandwerende massieve muur of voor de aansluiting tussen een massieve muur en een massieve vloer met behulp van een brandwerende koord.

Massieve muurHet gaat hier om een massieve muur die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve muur, ofwel met een gelijkaardige massieve muur. Andere mas-sieve muren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de muur aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Lineaire voegDe lineaire voeg kan zowel horizontaal als verticaal uitge-voerd worden. De breedte van de lineaire voeg varieert door-gaans van 10 tot maximaal 200 mm.

Brandwerende koordBelangrijk om aan te stippen is dat de brandwerende koord getest dient te zijn in de positie waarin ze toegepast zal wor-den. Vooraleer het brandwerende koord aan te brengen

Massieve muur Lineaire voeg Brandwerend koord

1

2

1

32

3

Afb. 98 Afdichting van lineaire voegen in brandwerende massieve muren met een brandwerend koord.

dient men de voeg te reinigen en te ontstoffen. De richtlijnen van de fabrikant en het proefverslag dienen nageleefd te worden. Brandwerende koorden worden geklemd in de line-aire voeg, indien nodig wordt er in sommige gevallen ook gebruikgemaakt van een systeemspecifieke lijm. De diame-ter van de brandwerende koord dient steeds groter te zijn dan de breedte van de lineaire voeg (afhankelijk van de den-siteit - zie de richtlijnen van de fabrikant).

De brandwerende koord kan zowel langs één zijde, beide zij-den of centraal in de muur aangebracht worden.

Indien de lengte van de brandwerende koord ontoereikend is voor het vullen van de gehele lengte van de lineaire voeg dient men een voldoende overlap (100 tot 150 mm, zoals getest) te voorzien tussen de koorden of een speciaal vilt te verlijmen ter hoogte van de verbinding tussen twee koor-den.

Page 144: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit
Page 145: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

143WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

6.4 MASSIEVE VLOEREN

Tabel 10 geeft een overzicht van de brandwerende voorzieningen die toegepast kunnen worden in massieve vloeren in functie van de verschillende door te voeren elementen.

Fiches nr. 19Brandbare leidingen

Opbouwmanchetten Fiche 19.1, p. 144

Inbouwmanchetten Fiche 19.2, p. 146

Manchetten op rol Fiches 19.1, p. 144, en 19.2, p.146

Isolatieschalen (+ coating) Fiche 19.3, p. 148

Fiches nr. 20Onbrandbare leidingen

Kitten Fiche 20.1, p. 150

Isolatieschalen (+ coating) Fiche 20.2, p. 152

Coating Fiche 20.3, p. 154

Fiches nr. 21Onbrandbare leidingen met brandbare

isolatie

Coating (+ afdichtingsplaat) Fiche 21.1, p. 156

Manchetten Fiche 21.2, p. 158

Isolatieschalen Fiche 21.3, p. 160

Soepele stroken Fiche 21.4, p. 162

Fiches nr. 22Kabels, kabelbundels en kabelgoten

Kitten Fiche 22.1, p. 164

Opbouwmanchetten Fiche 22.2, p. 166

Inbouwmanchetten Fiche 22.3, p. 168

Manchetten op rol Fiche 22.4, p. 170

Coating (+ afdichtingsplaat) Fiche 22.5, p. 172

Kussens Fiche 22.6, p. 174

Fiches nr. 23Luchtkanalen

Inbouwkleppen Fiche 23.1, p. 176

Buiten de wand liggende kleppen Fiche 23.2, p. 178

Vlinderkleppen Fiche 23.3, p. 180

Brandwerende kanalen Fiche 23.4, p. 182

Rotswolisolatie Fiche 23.5, p. 183

Platen Fiche 23.6, p. 184

Bespuitingen Fiche 23.7, p. 185

Fiche nr. 24 Brandwerende roosters p. 186

Fiches nr. 25Lineaire voegen

Kitten Fiche 25.1, p. 187

Schuimen Fiche 25.2, p. 188

Koorden Fiche 25.3, p. 189

Tabel 10 Brandwerende voorzieningen die toegepast kunnen worden in massieve vloeren in functie van de verschillende door te voeren elementen.

Page 146: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

144 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.4.1 FICHES NR. 19: BRANDBARE LEIDINGEN IN MASSIEVE VLOEREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op de doorvoering van brandbare leidingen (voor fluïda of vaste stof-fen) zonder brandbaar isolatiemateriaal doorheen een brandwerende massieve vloer. Ze zijn niet van toepassing op lucht- en rookkanalen.

FICHE 19.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE OPBOUWMANCHETTEN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Brandbare leidingen De karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven worden uit welk materiaal de lei-dingen opgebouwd zijn (PVC, PE, PP …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 25 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten met

betrekking tot de minimale en maximale wanddikte van de leiding (gewoonlijk 1 tot 15 mm). Indien de leidingen een aanzienlijke wanddikte vertonen, zal het noodzakelijk zijn een brandwerende manchet met een groter drukopbouwend vermogen te gebruiken.

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding moet vermeld worden in het proefver-slag. In principe is de speling tussen de uitsparing en de leiding niet groter dan 40 mm. Indien door omstandigheden de leiding van zijn oorspronkelijke plaats zou afwijken, kan de speling variëren tussen 0 en 40 mm.

Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefver-slag en de voorschriften van de fabrikant te raadplegen.

3

Massieve vloer Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Bevestiging van de brandwerende manchet Brandwerende manchet

1

2

4

56

Afb. 99 Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende massieve vloer met behulp van een brandwerende opbouwmanchet.

Page 147: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

145WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitspa-ring in de vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (afdichten met mortel, dichtpleisteren, opstop-pen met rotswol …). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Bevestiging van de brandwerende voorzieningDe opbouwmanchet moet tijdens de brand op zijn plaats blij-ven. De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de montage van opbouwmanchetten moeten in overeenstem-ming zijn met het proefverslag. Ze moeten m.a.w. bestand zijn tegen hoge temperaturen en ze mogen niet smelten bij brand. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Kunststof pluggen kunnen enkel toegelaten worden indien zulks bevestigd wordt door een classificatierapport en/of proefverslag.

Plaatsing van de brandwerende voorzieningDe brandweerstand van een vloer wordt beoordeeld aan de hand van een brand onder de vloer (‘brand van onder naar boven’). Langs de onderzijde van de vloer dient dan ook

steeds een opbouwmanchet geplaatst te worden. In som-mige gevallen kan een dergelijke manchet ook langs de bovenzijde of langs beide zijden voorzien worden (zie proef-verslag van de fabrikant).

Voor het toepassingsgebied van deze proeven (leidingdia-meter, vloertype …) dient men het proefverslag en de voor-schriften van de fabrikant te raadplegen.

Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

De brandwerende manchet wordt rond de leiding aange-bracht en moet goed aansluiten op de diameter van de lei-ding. De juiste speling is terug te vinden in het proefverslag.

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 99, p. 144)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Opmerking: de plaatsingsvoorschriften voor opbouwman-chetten gelden eveneens voor manchetten op rol.

Page 148: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

146 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 19.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE INBOUWMANCHETTEN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Brandbare leidingen De karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd zijn (PVC, PE, PP …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 25 tot 250 mm).

Verder moet het proefverslag de nodige aanduidingen bevat-ten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte van de leidingen (gewoonlijk 1 tot 15 mm). Indien de leidin-

Massieve vloer Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende manchet

3

1

2

4

5

Afb. 100 Afdichting van een doorvoering van een brandbare leiding in een brandwerende massieve vloer met behulp van een brandwerende inbouwmanchet.

gen een aanzienlijke wanddikte vertonen, zal het noodzake-lijk zijn een brandwerende manchet met een groter druk-opbouwend vermogen te gebruiken.

Uitsparing en spelingDe uitsparing in de vloer mag eventueel rechthoekig zijn en hoeft dus niet noodzakelijk geboord te worden.

Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding moet vermeld worden in het proefver-slag. In principe mag de speling tussen de uitsparing en de leiding niet groter zijn dan ± 30 mm. Bovendien is het de dia-meter van de manchet die bepalend is voor de diameter van de uitsparing. Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikant te raadplegen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding, de brandwe-

Page 149: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

147WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

rende manchet en de uitsparing in de vloer wordt gereali-seerd zoals aangegeven in het proefverslag.

Brandwerende voorzieningPlaatsing Inbouwmanchetten worden in de uitsparing van de vloer aangebracht. Ze worden gewoonlijk in het midden van de vloer geplaatst.

In sommige gevallen kunnen ze ook langs de randen van de vloer voorzien worden, dit dient door het classificatierapport en/of proefverslag aangetoond te worden.

Eventuele bevestigingDe bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de mon-tage van inbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag.

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 100, p. 146)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Opmerking: de plaatsingsvoorschriften voor inbouwman-chetten gelden eveneens voor manchetten op rol.

Page 150: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

148 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 19.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDBARE LEIDINGEN IN BRANDWE-RENDE MASSIEVE VLOEREN MET ISOLATIESCHALEN EN EVENTUEEL EEN BRAND-WERENDE COATING.

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Massieve vloer Brandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding of de

isolatieschaal Afdichting rond de leiding of de isolatieschaal Isolatieschaal Bevestiging van de isolatieschaal Eventuele coating (op de vloer/leiding/

isolatieschaal)

3

1

2

4

5 en 6

y

7

z

x

3

1

2

4

5 en 6

y

7

z

x

Afb. 101 Afdichting van doorvoeringen van brandbare leidingen in brandwerende massieve vloeren met isolatieschalen en eventueel een brandwerende coating.

Brandbare leidingen De karakteristieken van de brandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven worden uit welk materiaal de lei-dingen opgebouwd zijn (PVC, PE, PP …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 50 tot 250 mm).

Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten

Page 151: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

149WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

met betrekking tot hun minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 1,5 tot 25 mm).

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding (of van de isolatieschaal indien deze doorloopt doorheen de vloer) mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding of de isolatie-schaal (indien deze doorloopt doorheen de vloer) en de uit-sparing in de vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (afdichten met mortel, dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …).

De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tus-sen de leiding of de isolatieschaal en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

IsolatieschaalDe karakteristieken van de – al dan niet van een brandwe-rende coating voorziene – isolatieschaal moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn wat de minimale densiteit (kg/m³), de

minimale dikte (mm) en de brandreactieklasse (A1, A2-s1, d0 … F volgens NBN EN 13501-1 [B12]) van de isolatieschaal is en over welke lengte (lengte ‘x’ uit afbeelding 101, p. 148, in mm) deze minstens rondom de brandbare leiding aange-bracht moet worden (al dan niet aan weerszijden van de vloer).

Bevestiging van de isolatieschaalDe isolatieschaal moet ter plaatse gehouden worden zoals beschreven in het proefverslag.

Brandwerende coating De isolatieschaal, de massieve vloer en/of de leiding kun-nen eventueel bekleed worden met een brandwerende coa-ting. In voorkomend geval dient het proefverslag de nodige informatie te bevatten met betrekking tot het te gebruiken coatingtype, de dikte (mm) en de lengte (zie lengten ‘y’ en ‘z’ uit afbeelding 101, in mm) waarover deze aangebracht dient te worden.

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 101)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden vol-gens de regels van goed vakmanschap. Indien de isolatieschaal beproefd werd met een ophanging, dient deze laatste in de praktijk op een gelijkwaardige manier uitgevoerd te worden.

Page 152: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

150 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.4.2 FICHES NR. 20: ONBRANDBARE LEIDINGEN IN MASSIEVE VLOEREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op de doorvoering van onbrandbare leidingen (voor fluïda of vaste stoffen) zonder brandbaar isolatiemateriaal doorheen een brandwerende massieve vloer. Ze zijn niet van toepassing op lucht- en rookkanalen.

FICHE 20.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN IN BRAND-WERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE KITTEN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingenDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd zijn (staal, koper …) en wat hun minimale en

maximale diameter is (zie de voorschriften van de fabrikant). Verder moet het proefverslag de nodige aanduidingen bevat-ten met betrekking tot hun minimale en maximale wand-dikte (gewoonlijk 0,5 tot 5 mm).

Uitsparing en speling De uitsparing in de vloer wordt uitgevoerd met behulp van een boor. Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van de leiding moet vermeld worden in het proefverslag. Van groot belang is dat de speling rondom de onbrandbare leiding niet te groot is.

In principe is de speling tussen de uitsparing en de leiding niet groter dan 50 mm (tenzij anders vermeld in het proef-

Massieve vloer Onbrandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Brandwerende kit (en rugvulling)3

1

2

4

3

1

2

4

Afb. 102 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen in brandwerende massieve vloeren met een brandwerende kit.

A. Met een kit op rugvulling B. Over de volledige diepte van de vloer

Page 153: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

151WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

verslag). Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikant te raad-plegen.

Afdichting met een brandwerende kitDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitspa-ring in de vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag: • over de volledige diepte van de vloer (zie afbeelding

102 B, p. 150)

• met een kit op rugvulling (zie afbeelding 102 A, p. 150). De materialen die gebruikt worden voor de rugvulling moeten overeenkomen met het materiaal dat gebruikt werd tijdens de proef. Er moet voldoende diepte worden vrijgehouden aan beide zijden voor de kit.

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 102)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Page 154: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

152 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 20.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN IN BRAND-WERENDE MASSIEVE VLOEREN MET ISOLATIESCHALEN EN EVENTUEEL EEN BRANDWERENDE COATING

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-

Massieve vloer Onbrandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding of de

isolatieschaal Afdichting rond de leiding of de isolatieschaal Isolatieschaal Bevestiging van de isolatieschaal Eventuele coating (op de vloer/leiding/

isolatieschaal)

3

1

2

4

5 en 6

y

7

z

x

3

1

2

4

5 en 6

y

7

z

x

Afb. 103 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen in brandwerende massieve vloeren met isolatieschalen en eventueel een brandwerende coating.

rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingenDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het

Page 155: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

153WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de leidingen opgebouwd zijn (staal, koper …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk 50 tot 250 mm). Verder moet het proefverslag de nodige informatie bevatten met betrekking tot hun minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5 tot 5 mm).

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding (of van de isolatieschaal indien deze doorloopt doorheen de vloer) mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding of de isolatie-schaal (indien deze doorloopt doorheen de vloer) en de uit-sparing in de massieve vloer wordt gerealiseerd zoals aange-geven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …).

De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tus-sen de leiding of de isolatieschaal en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

IsolatieschaalDe karakteristieken van de – al dan niet van een brandwe-rende coating voorziene – isolatieschaal moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn wat de minimale densiteit (kg/m³), de

minimale dikte (mm) en de brandreactieklasse (A1, A2-s1, d0 … F volgens NBN EN 13501-1 [B12]) van de isolatieschaal is en over welke lengte (lengte ‘x’ uit afbeelding 103, p. 152, in mm) deze minstens rondom de onbrandbare leiding aan-gebracht moet worden (al dan niet aan weerszijden van de vloer). De lengte (‘x’ uit afbeelding 103) moet ongeveer 500 mm bedragen bij stalen leidingen en ongeveer 800 mm bij koperen leidingen vanaf de geïsoleerde vloer (langs weers-zijden), tenzij anders getest.

Bevestiging van de isolatieschaalDe isolatieschaal moet ter plaatse gehouden worden zoals beschreven in het proefverslag.

Brandwerende coatingDe isolatieschaal, de massieve vloer en/of de leiding kun-nen eventueel ingesmeerd worden met een brandwerende coating. In voorkomend geval dient het proefverslag de nodige indicaties te bevatten met betrekking tot het te gebruiken coatingtype, de dikte (mm) en de lengte (zie leng-ten ‘y’ en ‘z’ uit afbeelding 103, in mm) waarover deze aange-bracht dient te worden.

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 103)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap. Indien de isolatie-schaal beproefd werd met een ophanging, dient deze laatste in de praktijk op een equivalente manier uitgevoerd te wor-den.

Page 156: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

154 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 20.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN IN BRAND-WERENDE MASSIEVE VLOEREN MET EEN BRANDWERENDE COATING

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingenDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven worden uit welk materiaal de lei-dingen opgebouwd zijn (staal, koper …) en wat hun minimale en maximale diameter is (gewoonlijk tot 60 mm). Verder moet het proefverslag de nodige indicaties bevatten met betrekking tot de minimale en maximale wanddikte (gewoon-lijk 0,5 tot 5 mm).

Massieve vloer Onbrandbare leiding Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende coating

3

1

2

4

5

Afb. 104 Afdichting van een doorvoering van een onbrandbare leiding in een brandwerende massieve vloer met een brandwerende coating.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de leiding mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitspa-ring in de massieve vloer wordt gerealiseerd zoals aangege-ven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …).

De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tus-sen de leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Brandwerende coatingDe onbrandbare leiding wordt over een bepaalde lengte

Page 157: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

155WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

ingesmeerd met de brandwerende coating. Deze lengte is vooral afhankelijk van het type coating en loopt meestal over 200 tot 500 mm aan weerszijden van de vloer (zie de voorschriften van de fabrikant). Ook de brandwerende coa-ting wordt over een voldoende afstand aangebracht (bv. 100 mm – zie de voorschriften van de fabrikant) op de mas-sieve vloer en op de naden tussen de onbrandbare leiding en de vloer.

Soms moet er eveneens een isolatieschaal rond de onbrand-bare leiding aangebracht worden. Meer informatie hierover is terug te vinden in fiche 19.3 (p. 148).

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 104, p. 154)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Page 158: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

156 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.4.3 FICHES NR. 21: ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRANDBARE ISOLATIE IN MASSIEVE VLOEREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing voor de afdichting van de doorvoering van een onbrandbare leiding geïsoleerd met een brandbaar isolatiemateriaal in een brandwerende massieve vloer. Ze zijn niet van toepassing op lucht- en rookkanalen.

FICHE 21.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET EEN BRANDWE-RENDE COATING (EN EEN AFDICHTINGSPLAAT)

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingen met brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant,

Massieve vloer Onbrandbare leiding met brandbare

isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding of de

afdichtingsplaat Brandwerende coating

3 3

14

5

2

1

4

5

2

A. Zonder afdichtingsplaat B. Met afdichtingsplaat

Afb. 105 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen met brandbare isolatie in brandwerende massieve vloeren met een brand-werende coating.

gebaseerd op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden: • onbrandbare leiding:

– het materiaal (bv. staal of koper) – de maximale diameter – de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5

tot 5 mm)• brandbare isolatie:

– het type – de maximale dikte.

Uitsparing en speling De grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-

Page 159: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

157WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

ring ten opzichte van de geïsoleerde leiding mogen niet gro-ter zijn dan de waarden die vermeld staan in de voorschrif-ten van de fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitspa-ring in de massieve vloer wordt gerealiseerd zoals aangege-ven in het proefverslag:• dichtpleisteren, opstoppen met rotswol … (zie afbeelding

105 A, p. 156). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden

• het plaatsen van een afdichtingsplaat (zie afbeelding 105 B, p. 156), meestal uit rotswol (al zijn andere types ook mogelijk – zie de voorschriften van de fabrikant en hoofd-stuk 7, p. 193).

Brandwerende coatingDe brandwerende coating wordt uitgesmeerd op de geïso-

leerde leiding over een voldoende afstand. De lengte is afhankelijk van het type coating en loopt meestal uiteen van 250 tot 500 mm aan weerszijden van de vloer (zie de voor-schriften van de fabrikant).

De brandwerende coating wordt ook aangebracht:• op de afdichtingsplaat voor zover aanwezig• op de naden tussen de geïsoleerde leiding en de vloer of

de (rotswol-)afdichtingsplaat• op de vloer zelf (over een voldoende afstand – zie de

voorschriften van de fabrikant).

De brandwerende coating wordt uitgesmeerd met een vol-doende dikte (zie de voorschriften van de fabrikanten – bv. onder vorm van verbruik (liter/m²) en/of via de minimale droge/natte laagdikte).

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 105)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Page 160: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

158 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 21.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET EEN BRANDBARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWE-RENDE MANCHETTEN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingen met brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant, gebaseerd op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden:• onbrandbare leiding:

– het materiaal (bv. staal of koper) – de maximale diameter (bv. 60 mm) – de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5

tot 5 mm)• brandbare isolatie:

– het type – de maximale dikte.

Uitsparing en spelingDe grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de geïsoleerde leiding mogen niet gro-ter zijn dan de waarden die vermeld staan in de voorschrif-ten van de fabrikant, die gebaseerd zijn op classificatierapporten en proefverslagen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding en de uitspa-ring in de massieve vloer wordt gerealiseerd zoals aangege-ven in het proefverslag: dichtpleisteren, opstoppen met rotswol … (zie afbeelding 106 A). De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tussen de geïsoleerde leiding en de uitsparing. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Brandwerende manchetten en de bevestiging ervanA. OpbouwmanchettenDe brandweerstand van een vloer wordt beoordeeld aan de hand van een brand onder de vloer (‘brand van onder naar boven’). Langs de onderzijde van de vloer dient dan ook steeds een opbouwmanchet geplaatst te worden. In som-

Afb. 106 Afdichting van doorvoeringen van onbrandbare leidingen met brandbare isolatie in brandwerende massieve vloeren met brandwe-rende manchetten.

Massieve vloer Onbrandbare leiding met een brandbare

isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende manchet

3 3

14

52

1

4

5

2

A. Opbouwmanchet B. Inbouwmanchet

Page 161: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

159WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

mige gevallen kan een opbouwmanchet ook langs de boven-zijde of langs beide zijden voorzien worden, hiervoor verwij-zen we naar het proefverslag van de fabrikant.

Voor het toepassingsgebied van deze proeven (leidingdia-meter, vloertype …) dient men het proefverslag en de voor-schriften van de fabrikant te raadplegen.

Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag. De brandwerende manchet wordt rond de lei-ding aangebracht en moet goed aansluiten op de diameter van de leiding. De exacte speling is terug te vinden in het proefverslag.

De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de mon-tage van opbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Dit impliceert dat ze bestand moe-ten zijn tegen hoge temperaturen en dat ze bij brand niet

mogen smelten. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Ook kunststof pluggen kunnen toegelaten worden voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag. Tijdens de brand is het noodzakelijk dat de opbouwmanchet op zijn plaats blijft.

B. InbouwmanchettenInbouwmanchetten worden in de uitsparing van de vloer aangebracht. Ze worden gewoonlijk in het midden van de vloer geplaatst. In sommige gevallen kunnen deze ook langsheen de randen van de vloer voorzien worden, dit dient door het classificatierapport en/of proefverslag aangetoond te worden.

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 106, p. 158)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Page 162: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

160 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 21.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET ISOLATIESCHALEN EN EVENTUEEL EEN BRANDWERENDE COATING

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingen met brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant,

Massieve vloer Onbrandbare leiding met een brandbare isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Isolatieschaal Eventuele coating

3

14

5

2

x

Afb. 107 Afdichting van een doorvoering van een onbrandbare leiding met brandbare isolatie in een brandwerende massieve vloer met isola-tieschalen en eventueel een brandwerende coating.

die gebaseerd zijn op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden:• onbrandbare leiding:

– materiaal (bv. staal of koper) – de maximale diameter (bv. 60 mm) – de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5

tot 5 mm)• brandbare isolatie:

– het type – de maximale dikte.

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-

6

y

z

Page 163: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

161WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

meter van de geïsoleerde leiding of de isolatieschaal (indien deze doorloopt doorheen de vloer) mag niet groter zijn dan de waarde die vermeld staat in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding (of de isolatie-schaal indien deze doorloopt doorheen de vloer) en de uitspa-ring in de massieve vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (dichtpleisteren, opstoppen met rotswol …).De te voorziene afdichting is afhankelijk van de speling tus-sen de geïsoleerde leiding (of isolatieschaal) en de uitspa-ring. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Bevestiging van de isolatieschaal De karakteristieken van de – al dan niet van een brandwe-rende coating voorziene – isolatieschaal moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn wat de minimale densiteit (kg/m³), de minimale dikte (mm) en de brandreactieklasse (A1, A2-s1, d0 … F volgens NBN EN 13501-1) van de isolatieschaal is. Er moet

eveneens vermeld worden over welke minimumlengte (lengte ‘x’ in mm uit afbeelding 107, p. 160) de isolatieschaal aange-bracht moet worden rondom de onbrandbare leiding met een brandbare isolatie (al dan niet aan weerszijden van de vloer). De lengte ‘x’ bedraagt ongeveer 1.000 mm aan beide kanten (zie proefverslag). Het is aan te bevelen om de isolatieschaal te bevestigen om deze op zijn plaats te houden. Ze wordt geplaatst zoals beschreven in het proefverslag.

Brandwerende coatingDe isolatieschaal, de massieve vloer en/of de geïsoleerde leiding kunnen eventueel ingesmeerd worden met een brandwerende coating. In voorkomend geval dient het proef-verslag de nodige informatie te bevatten met betrekking tot het te gebruiken coatingtype, de dikte (mm) en de lengte (zie lengten ‘y’ en ‘z’ uit afbeelding 107 in mm) waarover deze aangebracht dient te worden.

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 107)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Page 164: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

162 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 21.4 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN ONBRANDBARE LEIDINGEN MET BRAND-BARE ISOLATIE IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE SOEPELE STROKEN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Onbrandbare leidingen met brandbare isolatieDe karakteristieken van de onbrandbare leidingen met brandbare isolatie moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in de voorschriften van de fabrikant, gebaseerd op classificatierapport(en) of proefverslag(en), het volgende aangegeven worden:• onbrandbare leiding:

– het materiaal (bv. staal of koper) – de maximale diameter (bv. 60 mm) – de minimale en maximale wanddikte (gewoonlijk 0,5

tot 5 mm)• brandbare isolatie:

– het type – de maximale dikte.

Massieve vloer Onbrandbare leiding met een brandbare isolatie Uitsparing en speling rond de leiding Afdichting rond de leiding Brandwerende soepele strook

3

14

5

2

Afb. 108 Afdichting van een doorvoering van een onbrandbare leiding met brandbare isolatie in een brandwerende massieve vloer met behulp van een brandwerende soepele strook.

Uitsparing en spelingHet verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de geïsoleerde leiding moet vermeld worden in het proefverslag. De speling tussen de uitsparing en de geïsoleerdeleiding mag echter niet te groot zijn.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de leiding, de brandwe-rende soepele stroken en de uitsparing in de vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (afdich-ten met mortel, dichtpleisteren, opstoppen met rotswol, een brandwerende kit aanbrengen …). De te voorziene afdichting is ook afhankelijk van de speling tussen de leiding en de uit-sparing. Voor een kleine speling (bv. max. 10 mm) kan, in sommige gevallen, de ruimte met een brandwerende kit opgevuld worden. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat (bv. speling ≤ x mm), moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden.

Brandwerende voorzieningDe brandwerende strook moet aangepast zijn aan de diame-ter van de leiding (zie de voorschriften van de fabrikant). Brandwerende soepele stroken worden in de uitsparing van

Page 165: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

163WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

de vloer aangebracht en worden rond de leidingen gewik-keld. Het aantal wikkelingen is onder andere afhankelijk van de diameter (hoe groter de diameter van de leiding, hoe gro-ter de vereiste laagdikte). De soepele stroken worden door middel van plakstrips of zelfklevende stroken op de onbrand-bare leiding met brandbare isolatie bevestigd.

De soepele stroken worden centraal in de uitsparing aange-

Afb. 109 Positionering van de brandwerende soepele stroken.

bracht of aan weerszijden van de vloer geplaatst (afhankelijk van de diameter van de leiding en de dikte van de vloer - zie de voorschriften van de fabrikant) (zie afbeelding 109).

Ophangconstructie van de leidingen (niet zichtbaar op afbeelding 108, p. 162)De leidingen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Page 166: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

164 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.4.4 FICHES NR. 22: KABELS, KABELBUNDELS EN KABELGOTEN IN MASSIEVE VLOEREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing voor de afdichting van de doorvoering van kabels (elektrische, elek-tromagnetische ...), kabelbundels of kabelgoten in een brandwerende massieve vloer.

FICHE 22.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS OF KABELBUNDELS IN BRAND-WERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE KITTEN

Massieve vloer Kabel of kabelbundel Uitsparing en speling rond de kabel of kabelbundel Brandwerende kit (en rugvulling)

3

1

4

2

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels of kabelbundelsDe karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabri-kanten, gebaseerd op classificatierapporten en proefversla-gen. Zo moet in de voorschriften van de fabrikanten het vol-gende aangegeven zijn: • het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd wor-den)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels.

Uitsparing en speling De uitsparing in de vloer wordt uitgevoerd met behulp van een boor.

Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de kabel of kabelbundel moet vermeld worden in het proefverslag. Van groot belang is dat de speling rondom de kabel niet te groot is. In principe is de speling tussen de

Afb. 110 Afdichting van een doorvoering van kabels of kabelbundels in een brandwerende massieve vloer met een brandwerende kit.

Page 167: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

165WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

uitsparing en de kabel of kabelbundel (voegdikte) tussen 10 en 50 mm (tenzij anders vermeld in het proefverslag). Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen. De afme-ting van de uitsparing in de vloer moet kleiner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tijdens de brandproef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels en kabelbun-dels en de randen van de uitsparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een correcte en voldoende opvul-ling te kunnen uitvoeren.

Afdichting met brandwerende kitDe afdichting van de ruimte tussen de kabel of kabelbundel en de uitsparing in de vloer wordt gerealiseerd zoals aange-

geven in het proefverslag: • over de volledige diepte van de vloer• met een kit op rugvulling. De materialen gebruikt voor de

rugvulling moeten overeenkomen met hetzelfde mate-riaal als tijdens de test. Er moet aan beide zijden vol-doende diepte vrijgehouden worden voor de kit.

De totale diepte van de geplaatste brandwerende kit moet groter dan of gelijk aan de totale diepte van de geteste kit zijn.

 Ophangconstructie van de kabels of kabelbundels (niet zichtbaar op afbeelding 110, p. 164)De kabels of kabelbundels dienen ondersteund en beves-tigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Page 168: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

166 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 22.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS OF KABELBUNDELS IN BRAND-WERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE OPBOUWMANCHETTEN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels of kabelbundelsDe karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabri-kanten, gebaseerd op classificatierapporten en proefversla-gen. Zo moet in de voorschriften van de fabrikanten het vol-gende aangegeven zijn:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd wor-den)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van

Massieve vloer Kabel of kabelbundel Uitsparing en speling rond de kabel of kabelbundel Afdichting rond de kabel of kabelbundel Brandwerende opbouwmanchet

1

4

5

3

2

Afb. 111 Afdichting van een doorvoering van kabels of kabelbundels in een brandwerende massieve vloer met behulp van opbouwmanchetten.

de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de kabels of kabelbundel moet vermeld worden in de voorschriften van de fabrikanten, gebaseerd op classifi-catierapporten en proefverslagen. De afmeting van de uit-sparing in de vloer moet kleiner zijn dan de geteste afmetin-gen van de uitsparing tijdens de brandproef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels of kabelbundels en de randen van de uitsparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een correcte en voldoende opvulling te kunnen uit-voeren

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels of kabelbun-dels en de uitsparing in de vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstoppen met rotswol,

Page 169: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

167WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

afdichten met schuim …). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is. OpbouwmanchettenPlaatsingDe brandweerstand van een vloer wordt beoordeeld aan de hand van een brand onder de vloer (‘brand van onder naar boven’). Langs de onderzijde van de vloer dient dan ook steeds een opbouwmanchet geplaatst te worden. In som-mige gevallen kan een opbouwmanchet ook langs de boven-zijde of langs beide zijden voorzien worden, hiervoor verwij-zen we naar het proefverslag van de fabrikant.

Voor het toepassingsgebied van deze proeven (aantal kabels en hun diameter, vloertype …) dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikant te raadplegen.

Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brandwerende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleisterlaag.

De brandwerende manchet wordt rond de kabel of kabelbun-del aangebracht en moet goed aansluiten op de diameter van de kabel en de kabelbundel. De exacte speling is terug te vinden in het proefverslag.

BevestigingDe bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de mon-tage van opbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Ze moeten m.a.w. bestand zijn tegen hoge temperaturen en ze mogen niet smelten bij brand. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Ook kunststof pluggen kunnen toegelaten worden, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag. Tijdens de brand moet de opbouwmanchet op zijn plaats blijven.

Ophangconstructie van de kabels of kabelbundels (niet zichtbaar op afbeelding 111, p. 166)De kabels of kabelbundels dienen ondersteund en beves-tigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Page 170: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

168 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 22.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS OF KABELBUNDELS IN BRAND-WERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE INBOUWMANCHETTEN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels of kabelbundelsDe karakteristieken van de kabels of kabelbundels moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabri-kanten, gebaseerd op classificatierapport(en) en proefver-slagen. Zo moet in de voorschriften van de fabrikanten het volgende aangegeven zijn:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd worden)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van

Afb. 112 Afdichting van een doorvoering van kabels of kabelbundels in een brandwerende massieve vloer met behulp van een inbouwman-chet.

de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels.

Uitsparing en speling De diameter van de manchet is bepalend voor de diameter van de uitsparing. Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabel of kabelbundel, de brandwerende manchet en de uitsparing in de vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstop-pen met rotswol, afdichten met schuim … ). Het is ook moge-lijk dat er geen afdichting vereist is.

InbouwmanchettenInbouwmanchetten worden in de uitsparing van de vloer aan-

Massieve vloer Kabel of kabelbundel Uitsparing en speling rond de kabel of kabelbundel Afdichting rond de kabel of kabelbundel Brandwerende inbouwmanchet

2

4

5

3

1

Page 171: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

169WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

gebracht. Ze worden gewoonlijk in het midden van de vloer geplaatst.

In sommige gevallen kunnen deze ook langsheen de randen van de vloer voorzien worden, dit dient door het classificatie-rapport en/of proefverslag aangetoond te worden. De eventu-ele bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de mon-

tage van inbouwmanchetten moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag.

Ophangconstructie van de kabels of kabelbundels (niet zichtbaar op afbeelding 112, p. 168)De kabels of kabelbundels dienen ondersteund en beves-tigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap.

Page 172: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

170 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 22.4 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELGOTEN IN BRANDWERENDE MAS-SIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE MANCHETTEN OP ROL

Manchetten op rol kunnen gebruikt worden voor het afdichten van kabels en kabelbundels maar ze worden meestal toegepast voor het brandwerend afdichten van een kabelgoot.

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels, kabelbundels of kabelgotenDe karakteristieken van de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikanten, gebaseerd op classificatierapporten en proefverslagen. Zo moet in de voorschriften van de fabrikan-ten het volgende aangegeven zijn:

Massieve vloer Kabelgoot Uitsparing en speling rond de kabelgoot Afdichting rond de kabelgoot Manchet op rol

14

5

2

3

Afb. 113 Afdichting van een doorvoering van een kabelgoot in een brandwerende massieve vloer met behulp van een manchet op rol.

• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd wor-den)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels

• de afmetingen (b x l x h) en de dikte voor kabelgoten (bv. 60 x 500 x 60 – 1,5 mm) (8).

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de kabels, kabelbundels of kabelgoten moet ver-meld worden in de voorschriften van de fabrikanten, geba-

(8) In de standaard configuratie opgenomen in NBN EN 1366-3 [B9] worden kabelgoten (geperforeerde en niet-geperforeerde) met afmetingen 60 x 500 x 30 – 1,5 mm gebruikt.

Page 173: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

171WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

seerd op classificatierapporten en proefverslagen. De afmeting van de uitsparing in de vloer moet kleiner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tijdens de brand-proef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels, kabel-bundels en kabelgoten en de randen van de uitsparing gro-ter zijn dan de geteste afstand, teneinde een correcte en voldoende opvulling te kunnen uitvoeren.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de uitsparing in de vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstoppen met rots-wol, afdichten met schuim …). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is. Brandwerende voorzieningPlaatsing De brandweerstand van een vloer wordt beoordeeld aan de hand van een brand onder de vloer (‘brand van onder naar boven’).

Langs de onderzijde van de vloer dient dan ook steeds een opbouwmanchet geplaatst te worden. In sommige gevallen kan een dergelijke manchet ook langs de bovenzijde of langs beide zijden voorzien worden (zie proefverslag van de fabri-kant).

Voor het toepassingsgebied van deze proeven (aantal kabels, afmetingen kabelgoot …) dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikant te raadplegen. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, wordt de brand-werende manchet niet afgewerkt met een cement- of pleis-terlaag. De brandwerende manchet wordt rond de leiding aangebracht en moet goed aansluiten op de diameter van de kabels, kabelbundels of kabelgoten. De juiste speling is terug te vinden in het proefverslag.

Bevestiging Tijdens de brand moet de manchet op zijn plaats blijven.De bevestigingsmiddelen die gebruikt worden voor de montage van manchetten op rol moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Ze moeten met andere woorden bestand zijn tegen hoge temperaturen en mogen niet smelten bij brand. Daarom worden ze bij voorkeur uitgevoerd in staal (bv. schroeven, doorgaande draadstangen …). Ook kunststof pluggen kunnen toegelaten worden, voor zover dit bevestigd werd door een brandproefverslag.

Ophangconstructie van de kabels, kabelbundels en kabelgoten (niet zichtbaar op afbeelding 113, p. 170)De kabels, kabelbundels of kabelgoten dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakman-schap.

Page 174: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

172 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 22.5 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS, KABELBUNDELS OF KABELGO-TEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET EEN BRANDWERENDE COATING (EN EEN AFDICHTINGSPLAAT)

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels, kabelbundels of kabelgotenDe karakteristieken van de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikanten, die gebaseerd zijn op classificatierap-porten en proefverslagen. Zo moet in de voorschriften van de fabrikanten het volgende aangegeven zijn:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van

Afb. 114 Afdichting van een doorvoering van kabels, kabelbundels of kabelgoten in een brandwerende massieve vloer met een brandwerende coating en een afdichtingsplaat.

Massieve vloer Kabel, kabelbundel of kabelgoot Uitsparing en speling rond de kabel, kabelbun-

del of kabelgoot Afdichtingsplaten of afdichting rond de kabel,

kabelbundel of kabelgoot Brandwerende coating

14

5

2

145

2

4

52

3

3

1

Page 175: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

173WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd wor-den)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels

• de afmetingen (b x l x h) en de dikte voor de kabelgoten (bv. 60 x 500 x 60 – 1,5 mm).

Uitsparing en speling De grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de kabels, kabelbundels of kabelgo-ten mogen niet groter zijn dan de waarden die vermeld staan in het proefverslag. De grootte van de uitsparing mag niet groter zijn dan deze die getest is geweest (bv. 1.200 x 600 mm of 1.600 x 800 mm) – zie de voorschriften van de fabrikanten.

Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefver-slag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen. De afmeting van de uitsparing in de vloer moet kleiner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tijdens de brandproef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de randen van de uitsparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een correcte en voldoende opvulling te kunnen uitvoeren.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de uitsparing in de vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (opstoppen met rots-wol, afdichten met schuim …). Het is ook mogelijk dat er geen afdichting vereist is. Bij een grote uitsparing kan de

afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundel of kabelgoot en de uitsparing in de massieve vloer ook gereali-seerd worden met een afdichtingsplaat. Meestal wordt een afdichtingsplaat uit rotswol gebruikt, maar andere types worden ook voor die toepassing getest (zie de voorschriften van de fabrikanten). Als de (rotswol-)afdichtingsplaat in twee lagen aangebracht moet worden, dienen de naden te verspringen.

Brandwerende coatingDe brandwerende coating wordt uitgesmeerd op de kabels, kabelbundels en kabelgoten over een voldoende lengte. De lengte is vooral afhankelijk van het type coating en ligt meestal tussen 50 tot 150 mm aan weerszijden van de vloer (zie de voorschriften van de fabrikant).

De brandwerende coating wordt ook aangebracht:• op de (rotswol-)afdichtingsplaat, ook op zijn kopse kanten • op de naden tussen de (rotswol-)afdichtingsplaat en de

vloer • op de vloer zelf (over een voldoende afstand – bv. 100 mm

– zie de voorschriften van de fabrikant).

De brandwerende coating wordt uitgesmeerd met een vol-doende minimale dikte (zie de voorschriften van de fabri-kanten – bijvoorbeeld onder de vorm van een verbruik (liter/m²) en/of via de droge/natte laagdikte)

Ophangconstructie van de kabels, kabelbundels of kabel-goten (niet zichtbaar op afbeelding 114, p. 172)De kabels, kabelbundels en kabelgoten dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakman-schap.

Page 176: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

174 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 22.6 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN KABELS, KABELBUNDELS OF KABELGO-TEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE KUSSENS

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Kabels, kabelbundels of kabelgotenDe karakteristieken van de kabels, kabelbundels en kabel-goten moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van de fabrikanten, gebaseerd op classificatierapporten en proefverslagen. Zo moet in de voorschriften van de fabrikan-ten het volgende aangegeven zijn:• het kabeltype (op basis van de uitgevoerde testen op

koperen of aluminium kabels kunnen de resultaten van de proeven naar alle courante kabels geëxtrapoleerd wor-den)

• de maximaal toegelaten buitendiameter en diameter van

Massieve vloer Kabel, kabelbundel of kabelgoot Uitsparing en speling rond de kabel, kabelbundel of kabelgoot Brandwerende kussens

12

4

3

24

Afb. 115 Afdichting van een doorvoering van kabels, kabelbundels of kabelgoten in een brandwerende massieve vloer met brandwerende kus-sens.

de geleider. Voor kabelbundels wordt het maximaal aan-tal kabels aangegeven alsook de maximale diameter van de kabels

• de afmetingen (b x l x h) en de dikte voor kabelgoten (bv. 60 x 500 x 60 – 1,5 mm).

Uitsparing De grootte van de uitsparing en de overmaat van de uitspa-ring ten opzichte van de kabels, kabelbundels of kabelgoten mogen niet groter zijn dan de waarden die vermeld staan in het proefverslag. De grootte van de uitsparing mag niet groter zijn dan deze die getest is geweest (bv. 1.200 x 600 mm of 1.600 x 800 mm). Voor meer informatie hieromtrent dient men het proefverslag en de voorschriften van de fabrikanten te raadplegen. De afmeting van de uitsparing in de vloer moet kleiner zijn dan de geteste afmetingen van de uitsparing tij-dens de brandproef. Bovendien moet de afstand tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de randen van de uit-sparing groter zijn dan de geteste afstand, teneinde een cor-recte en voldoende opvulling te kunnen uitvoeren.

Page 177: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

175WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Brandwerende kussensDe afdichting van de ruimte tussen de kabels, kabelbundels of kabelgoten en de uitsparing in de massieve vloer wordt gerealiseerd met brandwerende kussens. Deze worden doorgaans ondersteund door een metalen net dat mecha-nisch bevestigd wordt in de massieve vloer. Er worden meestal brandwerende kussens met de volgende afmetin-gen gebruikt: 250 x 80 x 60, 250 x 200 x 60, 340 x 200 x 35 of 340 x 100 x 25 (l x b x h in mm). De brandwerende kussens moeten in de goede richting gemonteerd worden (zie de

voorschriften van de fabrikant). De kussens dienen vol-doende samengedrukt te worden (bv. uit de tabellen van de fabrikant weet de plaatser hoeveel zakjes er nodig zijn per m²).

Ophangconstructie van de kabels, kabelbundels of kabel-goten (niet zichtbaar op afbeelding 115, p. 174)De kabels, kabelbundels of kabelgoten dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakman-schap.

Page 178: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

176 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.4.5 FICHES NR. 23: LUCHTKANALEN IN MASSIEVE VLOEREN

De volgende plaatsingsvoorschriften zijn van toepassing op de doorvoering van luchtkanalen doorheen brandwerende (gestandaardiseerde of gelijkaardige) massieve vloeren.

FICHE 23.1 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHTKANALEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE INBOUWKLEPPEN

In deze fiche worden de voorschriften opgenomen voor de afdichting van luchtkanalen doorheen een brandwerende massieve vloer met behulp van brandwerende kleppen met het mobiele klepblad in de as van de brandwerende vloer (inbouwkleppen).

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalEr bestaan brandwerende kleppen voor ronde luchtkanalen met een diameter van 100 tot circa 630 mm en rechthoekige

Massieve vloer Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond de brandwerende klep Brandwerende inbouwklep

14

5

3

21

4

5

3

2

Afb. 116 Afdichting van doorvoeringen van luchtkanalen in brandwerende massieve vloeren met brandwerende inbouwkleppen.

brandwerende kleppen voor kanalen tot doorgaans 1.500 x 1.000 mm (b x h). Een in het laboratorium geteste batterijop-stelling kan afmetingen tot 2.600 x 2.600 mm bereiken. De afmetingen van de klep mogen niet groter zijn dan de afme-tingen van de klep tijdens de brandproef.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van de brandwerende klep moet vermeld worden in de technische fiche van de fabrikant, die gebaseerd is op het proefverslag of het classificatie- of extrapolatierapport van de proefresultaten.

Page 179: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

177WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Voor ronde brandwerende kleppen is de diameter van de uit-sparing doorgaans 80 mm groter dan de diameter van de brandwerende klep. Bij rechthoekige brandwerende kleppen wordt in de massieve vloer doorgaans een opening voorzien die 100 tot 125 mm breder en hoger is dan de ingebouwde brandwerende klep. Bij een gedecentraliseerde plaatsing dient men een minimale speling van 10 mm te voorzien om een correcte afdichting te waarborgen. De te voorziene ope-ning wordt best opgenomen in het lastenboek.

AfdichtingDe ruimte tussen de brandwerende klep en de massieve vloer wordt in principe altijd afgedicht, tenzij het proefver-slag andere bepalingen zou bevatten. Ze wordt meestal afgedicht met gipsmortel over de gehele dikte van de mas-sieve vloer. In sommige gevallen kan er ook rotswol of een brandwerende pleister gebruikt worden, dit dient aange-toond te worden door het proefverslag.

Om bij uitdroging van de mortel vervorming van de tunnel tegen te gaan, is het aangeraden om de tunnel te stutten of het klepblad in gesloten toestand op te spieën. De afdich-ting van de ruimte tussen de aan de vloer bevestigde brand-werende klep en de massieve vloer wordt veelal niet afge-dicht, tenzij anders gespecificeerd in het proefverslag.

Brandwerende voorzieningBij de plaatsing dient men ervoor te zorgen dat de kleppen in de as van de brandwerende massieve vloer gelegen zijn. Ze kunnen aangebracht worden met behulp van positionne-ringsaanduidingen (stroken) en de eventuele positione-ringspootjes op de brandwerende kleppen. De brandwe-rende klep wordt bevestigd aan de vloer conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant.

Tevens dient men na te gaan in welke richting (brandaan-val …) de brandwerende klep geplaatst dient te worden. De afstand tussen twee brandwerende kleppen bedraagt mini-maal 200 mm (zie afbeelding 117), tenzij een brandproefver-slag anders aantoont. Bovendien dienen brandwerende kleppen op minimaal 75 mm van muren aangebracht te wor-den. Dit is onder meer uit praktische overweging om de opvulling rondom de brandwerende klep te kunnen verzeke-ren. Tevens moet het bedieningsmechanisme voor het onderhoud bereikbaar en demonteerbaar blijven. Bij brand-werende kleppen die aan de vloer bevestigd zijn, is een bevestigingskader voorzien waarin de nodige openingen

gemaakt zijn om de klep aan de massieve vloer te bevesti-gen. Het kader van de opgebouwde brandwerende klep wordt bevestigd conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Hiervoor worden doorgaans schroeven, keilbouten of nagelankers gebruikt (minimaal Ø 6 mm).

Enkele bijzondere aandachtspunten:• een vervorming (doorbuiging) van de vloer mag de goede

werking van de brandwerende klep niet verhinderen• een brandwerende klep zorgt voor een bijkomend ladings-

verlies van de luchtkanalen. Men dient hiermee dan ook rekening te houden bij de dimensionering van de installatie

• eventueel een flexibele mouw voorzien tussen de brand-werende klep en het luchtkanaal teneinde in geval van brand de thermische vervorming op te vangen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep in het gedrang komt. Hiervoor verwijzen we naar het proefverslag en de richt- lijnen van de fabrikant.

Ophangconstructie (niet zichtbaar op afbeelding 116, p. 176)De luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te wor-den volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb. 117 Te respecteren minimale afstanden rondom het bedienings-mechanisme en tussen de klep en een bouwelement (onderaan-zicht).

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

Page 180: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

178 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 23.2 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHTKANALEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE KLEPPEN DIE BUITEN DE VLOER LIG-GEN

In deze fiche worden de voorschriften opgenomen voor de afdichting van luchtkanalen doorheen een brandwerende massieve vloer met behulp van een brandwerende klep, waarvan het klepblad buiten de massieve vloer gelegen is.

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalVoor rechthoekige luchtkanalen met een doorsnede tot en met doorgaans 1.200 x 1.000 mm bestaan er brandwerende kleppen, waarbij het klepblad buiten de massieve vloer gele-gen is.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-

Massieve vloer Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Brandwerende klep die buiten de wand ligt

145

3

2

Afb. 118 Afdichting van een doorvoering van een luchtkanaal in een brandwerende massieve vloer met brandwerende kleppen die buiten de vloer liggen.

meter van het kanaal moet vermeld worden in het proefver-slag. In de massieve vloer wordt er een opbouwopening voorzien die ongeveer dezelfde afmetingen heeft als het aansluitkanaal.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen de aan de vloer beves-tigde brandwerende klep en de massieve vloer wordt meestal niet afgedicht (droge plaatsing), tenzij anders gespecificeerd in het proefverslag.

Brandwerende voorzieningBrandwerende kleppen met een mobiel klepblad buiten de massieve vloer, zijn voorzien van een bevestigingskader waarin de nodige openingen gemaakt zijn om de klep aan de massieve vloer te bevestigen. Het kader van de opgebouwde brandwerende klep wordt bevestigd conform het proefver-

Page 181: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

179WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

slag en de richtlijnen van de fabrikant. Hiervoor worden doorgaans keilbouten gebruikt.

Indien de klep op een afstand van de vloer geplaatst moet worden, is het belangrijk dat de tunnel brandwerend is.

Tevens dient men na te gaan in welke richting (luchtstro-ming, brandaanval …) de brandwerende klep geplaatst dient te worden. De afstand tussen twee brandwerende kleppen bedraagt minimaal 200 mm (zie afbeelding 119), tenzij een brandproefverslag anders aantoont. Bovendien dienen brandwerende kleppen op minimaal 75 mm van muren aan-gebracht te worden.

Enkele bijzondere aandachtspunten:• een vervorming (doorbuiging) van de vloer mag de goede

werking van de brandwerende klep niet verhinderen• een brandwerende klep zorgt voor een bijkomend

ladingsverlies van de luchtkanalen. Hiermee dient dan ook bij de dimensionering van de installatie rekening gehouden te worden

• eventueel een flexibele mouw voorzien tussen de brand-werende klep en het luchtkanaal teneinde in geval van brand de thermische vervorming op te vangen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep in het gedrang komt. Hiervoor verwijzen we naar het proefverslag en de richt- lijnen van de fabrikant.

Afb. 119 Te respecteren minimale afstanden rondom het bedienings-mechanisme en tussen de klep en een bouwelement.

Ophangconstructie van de luchtkanalen (niet zichtbaar op afbeelding 118, p. 178)De luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te wor-den volgens de regels van goed vakmanschap.

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

Page 182: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

180 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 23.3 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN LUCHTKANALEN IN MASSIEVE BRAND-WERENDE VLOEREN MET VLINDERKLEPPEN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalDe karakteristieken van de luchtkanalen moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd mogen zijn en hoeveel hun minimale en maxi-male diameter bedraagt.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het kanaal moet vermeld worden in het proefver-slag. De diameter van de uitsparing is doorgaans 50 mm groter dan de diameter van het kanaal.

3

Massieve vloer Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Vlinderklep

14

5

2

Afb. 120 Afdichting van een doorvoering van een luchtkanaal in een brandwerende massieve vloer met een vlinderklep.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het kanaal en de mas-sieve vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag. Tenzij het proefverslag andere bepalingen bevat, moet deze ruimte in principe altijd afgedicht worden. Dit gebeurt meestal met gipsmortel.

Plaatsing van de vlinderklepDe vlinderklep wordt in het luchtkanalen geschoven tot een diepte van circa 40 mm van de zichtzijde van de massieve brandwerende vloer.

Het spreekt voor zich dat men er bij de plaatsing voor dient te zorgen dat de vlinderklep in het vlak van de brandwerende massieve vloer gelegen is. Tevens dient men na te gaan in welke richting (luchtstroming) de vlinderklep geplaatst dient te worden. De afstand tussen twee vlinderkleppen bedraagt minimaal 200 mm (zie afbeelding 121, p. 181), tenzij een brandproefverslag anders aantoont. Bovendien dienen brandwerende vlinderkleppen op minimaal 75 mm van muren aangebracht te worden.

Page 183: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

181WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

Enkele bijzondere aandachtspunten:• een vervorming (doorbuiging) van de vloer mag de goede

werking van de vlinderklep niet verhinderen• een vlinderklep zorgt voor een bijkomend ladingverlies

van de luchtkanalen. Hiermee dient dan ook bij de dimen-sionering van de installatie rekening gehouden te worden

• eventueel een flexibele mouw aanbrengen aan beide zij-den van het kanaal dat doorheen de vloer voert teneinde in geval van brand de thermische vervorming op te van-gen zonder dat daarbij de stabiliteit van de klep in het gedrang komt. In desbetreffend geval kunnen deze mouwen ook gebruikt worden voor een mogelijke inspec-tie van de vlinderklep. Hiervoor verwijzen we naar het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant.

Ophangconstructie van de luchtkanalen (niet zichtbaar op afbeelding 120, p. 180)De luchtkanalen dienen ondersteund en bevestigd te wor-den volgens de regels van goed vakmanschap.

Afb. 121 Te respecteren minimale afstanden tussen vlinderkleppen en tussen de vlinderklep en een bouwelement.

≥ 200 mm

≥ 75 mm

≥ 75 mm

Page 184: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

182 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 23.4 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDWERENDE KANALEN IN BRAND-WERENDE MASSIEVE VLOEREN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

KanaalEr dient een brandwerend luchtkanaal voorzien te worden over de gehele lengte van het (sub-)compartiment. De karak-teristieken van de kanalen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangege-ven zijn wat de nodige dikte is van de betonnen kanalen en de dikte van de brandwerende beplating die het kanaal vormt. Tevens dienen de maximale afmetingen vermeld te worden:• betonnen kanaal: principieel kunnen de afmetingen van

dergelijke kanalen ‘onbeperkt’ zijn• zelfstandige kanalen uit plaatmaterialen: de afmetingen

van de kanalen bedragen doorgaans maximaal 1.200 x 1.200 mm, tenzij anders gespecificeerd in het proefverslag.

Het brandwerende kanaal wordt geplaatst conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Zowel voor betonnen kanalen als zelfstandige brandwerende kanalen dient er ter hoogte van de doorvoering geen bijkomende brandwerende voorziening gerealiseerd te worden.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de afmeting van de uitsparing en de afmeting van het brandwerende kanaal moet vermeld wor-den in het proefverslag.

AfdichtingTevens dient de afdichting van de ruimte tussen het brand-werende kanaal en de massieve vloer gerealiseerd te wor-den zoals aangegeven in het proefverslag. Volgende aan-dachtspunten dienen in acht genomen te worden: • betonnen kanalen: het verschil tussen de uitsparing en

de afmetingen van het brandwerende kanaal bedraagt doorgaans maximaal 50 mm. De opening tussen het brandwerende kanaal en de vloer wordt opgevuld met rotswol of mortel

• zelfstandige brandwerende kanalen: er wordt gestreefd naar een opening in de massieve vloer die 100 mm groter is dan de afmetingen van het kanaal (maximaal 50 mm langs elke zijde van het kanaal). Rondom het brandwe-rende kanaal wordt een bijkomende brandwerende plaatstrook (25 x 60 mm) aangebracht (met nieten, lijm …). De rest van de opening wordt opgevuld met een cementmortel.

Ophangconstructie van de kanalen (niet zichtbaar op afbeelding 122)De brandwerende kanalen dienen ondersteund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant).

12

Afb. 122 Afdichting van doorvoeringen van brandwerende kanalen in brandwerende massieve vloeren.

A. Betonnen kanaal B. Kanaal uit brandwerend plaatmateriaal

Massieve vloer Brandwerend kanaal Uitsparing en speling rond het brandwe-

rende kanaal Afdichting rond het brandwerende kanaal

14

24

3 3

Page 185: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

183WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 23.5 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDWEREND BESCHERMDE KANALEN MET ROTSWOL IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Beschermd luchtkanaalEr dient een brandwerend luchtkanaal voorzien te worden over de gehele lengte van het (sub-)compartiment. Soms dienen de naden tussen de isolatieschalen afgekleefd te worden.

De karakteristieken van de luchtkanalen moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd zijn (doorgaans metalen kanalen) en wat hun maximale diameter (ronde kanalen) en afmetingen (recht-hoekige kanalen) zijn.

Bij de bescherming van rechthoekige kanalen bedragen de afmetingen van het luchtkanaal doorgaans maximaal 1.250 x 1.000 mm, terwijl voor ronde kanalen de diameter door-gaans begrensd is op 356 mm.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-

meter van het beschermde kanaal wordt vermeld in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het beschermde kanaal en de massieve vloer dient gerealiseerd te worden zoals aan-gegeven in het proefverslag. Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de diameter van het ronde brandwe-rend beschermde kanaal bedraagt doorgaans maximaal 50 mm. Indien de speling kleiner is dan 20 mm wordt deze doorgaans niet opgevuld met rotswol, maar met behulp van een brandwerende kit. Grotere spelingen worden met mortel afgedicht. Voor rechthoekige kanalen bedraagt de speling doorgaans 80 mm langs weerszijden. Deze ruimte wordt over de volledige vloerdikte opgevuld met rotswol.

Complementaire beschermingTer hoogte van de aansluiting tussen het kanaal en de mas-sieve vloer moet doorgaans een bijkomende strook rotswo-lisolatie (5) voorzien worden (zie afbeelding 123 B) en/of een complementaire bescherming op de isolatie (zie afbeel-ding 123 A).

Ophangconstructie van de luchtkanalen (niet zichtbaar op afbeelding 123)De brandwerend beschermde luchtkanalen dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant).

Afb. 123 Afdichting van doorvoeringen van brandwerend beschermde kanalen met rotswol in brandwerende massieve vloeren.

Massieve vloer Beschermd luchtkanaal Uitsparing en speling rond het beschermde kanaal Afdichting rond het beschermde kanaal Complementaire bescherming

A. Ronde kanalen B. Rechthoekige kanalen

14

5

2 14

5

2

3 3

Page 186: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

184 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 23.6 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BRANDWEREND BESCHERMDE KANALEN MET PLAATMATERIALEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalDe karakteristieken van de luchtkanalen moeten in overeen-stemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefver-slag aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtkanalen opgebouwd zijn (doorgaans metaal) en wat hun maximale diameter (ronde kanalen) en afmetingen (rechthoekige kanalen) zijn. De afmetingen van het te beschermen kanaal bedragen doorgaans maximaal 1.200 x 1.200 mm, tenzij anders vermeld in het proefverslag.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het brandwerende beschermde kanaal moet ver-meld worden in het proefverslag.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het brandwerend beschermde kanaal en de massieve vloer dient gerealiseerd te worden zoals aangegeven in het proefverslag. Bij het beschermen van luchtkanalen met brandwerende platen zijn er twee mogelijkheden:

• indien de opening voldoende groot is, kan de brandwe-rende plaat doorlopen (zie afbeelding 124 A). Er wordt dan gestreefd naar een opening in de brandwerende massieve vloer die 50 mm groter is dan de afmetingen van het beklede kanaal. Rondom het brandwerend beschermde kanaal wordt een bijkomende brandwe-rende plaatstrook (25 x 60 mm) aangebracht met nieten of deze wordt eventueel verlijmd. De overige opening wordt opgevuld met een cementmortel

• indien de opening in de brandwerende massieve vloer klein is, kan de brandwerende plaat ook ter hoogte van de doorvoering onderbroken worden (zie afbeel-ding 124 B). De opening tussen het onbeschermde kanaal en de vloer wordt doorgaans over de gehele dikte van de muur opgevuld met rotswol. De aansluiting tussen de brandwerende beschermingsplaat en de massieve vloer wordt verwezenlijkt met een brandwerende kit.

Brandwerende beschermingsplaatDe brandwerende beschermingsplaten worden geplaatst conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant. Het type (calciumsilicaat, gips ...), de dikte en de bevesti-gingswijze van de platen zijn hierbij van belang.

Ophangconstructie van de luchtkanalen (niet zichtbaar op afbeelding 124)De brandwerend beschermde luchtkanalen dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant).

Afb. 124 Afdichting van doorvoeringen van brandwerend beschermde kanalen met platen (op basis van gips of calciumsilicaat) in brandwe-rende massieve vloeren.

Massieve vloer Luchtkanaal Uitsparing en speling

rond het beschermde kanaal

Afdichting ter hoogte van de doorvoering

Brandwerende beschermingsplaat

A. Doorlopende bescherming B. Onderbroken bescherming

14

5

2 14

5

2

3 3

Page 187: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

185WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 23.7 AFDICHTING VAN DOORVOERINGEN VAN BESCHERMDE KANALEN MET EEN BRANDWERENDE BESPUITING IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

LuchtkanaalEr dient een brandwerend beschermd luchtkanaal voorzien te worden over de gehele lengte van het (sub-)comparti-ment. De karakteristieken van de luchtkanalen moeten in overeenstemming zijn met het proefverslag. Zo moet in het proefverslag aangegeven zijn uit welk materiaal de luchtka-nalen opgebouwd zijn (doorgaans metalen kanalen) en wat hun maximale diameter (ronde kanalen) en afmetingen (rechthoekige kanalen) zijn. De afmetingen van het kanaal bedragen doorgaans maximaal 1.500 x 1.000 mm, tenzij anders vermeld in het proefverslag.

Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het beschermde kanaal moet vermeld worden in het proefverslag.

Afb. 125 Afdichting van een doorvoering van een beschermd kanaal met een brandwerende bespuiting in een brandwerende massieve vloer.

AfdichtingDe afdichting van de ruimte tussen het brandwerend beschermde kanaal en de massieve vloer dient gerealiseerd te worden zoals aangegeven in het proefverslag. Het ver-schil tussen de afmetingen van de uitsparing en de afmetin-gen van het kanaal mag maximaal de dikte van de aan te brengen brandwerende bespuiting bedragen. De afdichting van de ruimte tussen het kanaal en de uitsparing in de vloer wordt gerealiseerd zoals aangegeven in het proefverslag (afdichten met mortel, dichtpleisteren, opstoppen met rots-wol …).

Brandwerende bespuitingDe brandwerende bespuiting wordt zowel aangebracht op het kanaal (soms met behulp van een gaas) als tegen de brandwerende massieve vloer (ter hoogte van de doorvoe-ring). De bespuiting wordt aangebracht over de gehele lengte van het (sub-)compartiment.

Ophangconstructie van de luchtkanalen (niet zichtbaar op afbeelding 125)De brandwerend beschermde luchtkanalen dienen onder-steund en bevestigd te worden volgens de regels van goed vakmanschap (zie het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant).

Massieve vloer Luchtkanaal Uitsparing en speling rond het kanaal Afdichting rond het kanaal Brandwerende bespuiting

24

5

1

3

Page 188: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

186 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.4.6 FICHE NR. 24: BRANDWERENDE ROOSTERS IN MASSIEVE VLOEREN

Deze fiche herneemt de voorschriften voor de plaatsing van brandwerende roosters in brandwerende massieve vloeren.

Het gaat hier alleen om principiële plaatsingsvoorschriften die door een classificatierapport of proefverslag bevestigd moeten worden. De verwerkingswijze van de afdichting dient in overeenstemming te zijn met de uitgangspunten van de proef en de montagevoorschriften van de fabrikanten.

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Brandwerend roosterBrandwerende roosters hebben doorgaans een maximale afmeting van 800 x 400 mm voor rechthoekige roosters en een maximale diameter van 400 mm voor ronde roosters.

1

3 en 45

2

Massieve vloer Brandwerend rooster Uitsparing en speling rond het brand-

werende rooster Afdichting rond het brandwerende

rooster Ondersteuning van het brandwe-

rende rooster

Afb. 126 Brandwerend rooster in een brandwerende massieve vloer.

en Uitsparing en speling Het verschil tussen de diameter van de uitsparing en de dia-meter van het brandwerende rooster moet vermeld worden in de technische fiche van de fabrikant die gebaseerd is op het proefverslag of het classificatie- of extrapolatierapport van de proefresultaten. In de vloer wordt doorgaans een opening voorzien die even groot is als de afmetingen van het brandwerende rooster.

Ondersteuning van het brandwerende roosterOnderaan de opening wordt een steunlat uit brandwerend plaatmateriaal aangebracht, waarop het brandwerende rooster geplaatst wordt.

Page 189: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

187WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

6.4.7 FICHES NR. 25: VOEGEN IN MASSIEVE VLOEREN

Deze fiches geven een overzicht van de plaatsingsvoorschriften voor het afdichten van lineaire voegen in een brandwerende massieve vloer alsook voor het afdichten van de lineaire voegen ter hoogte van de aansluiting tussen een massieve vloer en een massieve muur.

FICHE 25.1 AFDICHTING VAN LINEAIRE VOEGEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE KITTEN

Afbeelding 127 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting van lineaire voegen in een brandwerende massieve vloer of ter hoogte van de aansluiting tussen een massieve vloer en een massieve muur met behulp van een brandwerende kit.

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Lineaire voegDe breedte van een lineaire voeg varieert doorgaans van 5 tot ongeveer 50 mm. De richtlijnen van de fabrikant over de breedte (gebaseerd op het proefverslag/de proefverslagen) dienen nageleefd te worden.

en Brandwerende kit en rugvullingVooraleer de brandwerende kitvoeg aan te brengen dient men de voeg te reinigen en te ontstoffen. Vervolgens kan men, indien nodig, een rugvulling aanbrengen. De materia-

1

3

2

Massieve vloer Lineaire voeg Brandwerende kit Eventuele rugvulling

1

3

42

4

Afb. 127 Afdichting van lineaire voegen in brandwerende massieve vloeren met een brandwerende kit.

len die gebruikt worden voor de rugvulling moeten overeen-komen met het materiaal dat gebruikt werd tijdens de proef. Er moet voldoende diepte vrijgehouden worden aan beide zijden voor het aanbrengen van de brandwerende kit. Hier-omtrent dienen de richtlijnen van de fabrikant en het proef-verslag geraadpleegd te worden. Men kan de kitvoeg op de volgende manieren positioneren: • langs beide zijden van de massieve vloer• langs één zijde van de massieve vloer• in het midden van de massieve vloer.

De noodzakelijke voegdiepte is minimaal ongeveer 10 mm. In deze context dienen de waarden gespecificeerd in het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant strikt nage-leefd te worden. Brandwerende kitten laten doorgaans een grotere vervorming toe dan brandwerende schuimen. De maximale vervorming van de aangewende kit dient de te ver-wachten vervormingen van de constructie in normale toe-stand (zonder brand) te kunnen opvangen.

Page 190: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

188 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

FICHE 25.2 AFDICHTING VAN LINEAIRE VOEGEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET EEN BRANDWEREND SCHUIM

Afbeelding 128 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting van lineaire voegen in een brandwerende massieve vloer of ter hoogte van de aansluiting tussen een massieve vloer en een massieve muur met behulp van een brandwerend schuim.

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Lineaire voegDe breedte van een lineaire voeg varieert doorgaans van 5 tot ongeveer 50 mm.

Brandwerend schuimVooraleer het brandwerende schuim aan te brengen dient men de voeg te reinigen en te ontstoffen. Soms wordt aange-raden de voeg eveneens vooraf te bevochtigen. De richtlij-

nen van de fabrikant en het proefverslag dienen nageleefd worden. De noodzakelijke opvullingsdiepte (doorgaans 50 tot 200 mm) is afhankelijk van de voegbreedte en de te bereiken brandweerstand (EI). In deze context dienen de waarden gespecificeerd in het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant strikt nageleefd te worden.

Het is aangeraden de voeg over de volledige vloerdikte op te vullen. Het brandwerende schuim dient eventueel afgewerkt te worden met een soepele voeg om deze te beschermen tegen uv-straling.

Brandwerende schuimen zijn doorgaans minder vervorm-baar dan brandwerende kitten. De maximale vervorming van het aangewende schuim dient de te verwachten vervormin-gen van de constructie in normale toestand (zonder brand) te kunnen opvangen.

Afb. 128 Afdichting van lineaire voegen in brandwerende massieve vloeren met een brandwerend schuim.

12

Massieve vloer Lineaire voeg Brandwerend schuim

13

2

3

Page 191: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

189WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

FICHE 25.3 AFDICHTING VAN LINEAIRE VOEGEN IN BRANDWERENDE MASSIEVE VLOEREN MET BRANDWERENDE KOORDEN

Afbeelding 129 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting van lineaire voegen in een brandwerende massieve vloer of ter hoogte van de aansluiting tussen een massieve vloer en een massieve muur met behulp van een brandwerende koord.

Massieve vloerHet gaat hier om een massieve vloer die ofwel in overeen-stemming is met de gestandaardiseerde massieve vloer, ofwel met een gelijkaardige massieve vloer. Andere mas-sieve vloeren zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gebruik ervan toegestaan is door het proefverslag van de brandwe-rende voorziening die in de vloer aangebracht wordt of door een gelijkaardig attest.

Lineaire voegDe breedte van een lineaire voeg varieert doorgaans van 10 tot ongeveer 200 mm.

Brandwerende koordVooraleer de brandwerende koord aan te brengen dient men de voeg te reinigen en te ontstoffen. De richtlijnen van de

1

2

Massieve vloer Lineaire voeg Brandwerende koord

1

3

2

3

Afb. 129 Afdichting van lineaire voegen in brandwerende massieve vloeren met een brandwerende koord.

fabrikant en het proefverslag dienen nageleefd worden. In sommige gevallen wordt er desnoods ook gebruikgemaakt van een systeemspecifieke lijm. Indien nodig worden in de lineaire voeg langs de bovenzijde hoekijzers geplaatst met een tussenafstand zoals aanbevolen door de fabrikant. De diameter van de brandwerende koord dient steeds groter te zijn dan de breedte van de lineaire voeg.

Indien de brandwerende koord te kort is om de gehele lengte van de lineaire voeg te vullen, dient men een voldoende overlap (100 tot 150 mm, zoals getest) te voorzien tussen de koorden of een speciaal vilt te verlijmen ter hoogte van de verbinding tussen twee koorden.Soms dient men de voeg bijkomend af te schermen met een metalen plaat. In deze context dienen het proefverslag en de plaatsingsrichtlijnen van de fabrikant nageleefd te worden.

Page 192: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

190 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen6

6.5 VERLAAGDE PLAFONDS

6.5.1 VERZWAKKINGEN IN BRANDSTABIELE VER-LAAGDE PLAFONDS

Wanneer men lichtarmaturen, spotjes … in een brandstabiel verlaagd plafond aanbrengt, mogen de afmetingen van deze perforaties niet groter zijn dan deze van de geteste perfora-ties (zie bijlage C, p. 209). Dit kan bijvoorbeeld uitgedrukt worden in een percentage perforaties ten opzichte van de totale plafondoppervlakte.

De in het plenum ingebouwde toebehoren (bv. lichtarmatu-ren, spots, lichtstraten …) worden geplaatst zoals getest tij-dens de brandproef. Ze kunnen bijvoorbeeld aan een secun-daire draagstructuur bevestigd worden. Indien er geen testresultaten voorhanden zijn, worden ze onafhankelijk van het brandstabiele verlaagde plafond opgehangen aan de bouwkundige structuur (ruwbouw).

6.5.2 VERZWAKKINGEN IN INTRINSIEKE BRANDWE-RENDE VERLAAGDE PLAFONDS

Verzwakkingen die aangebracht worden in een verlaagd pla-fond dienen volgens de NBN EN 1364-2 [B5] mee getest te worden. Om ter hoogte van deze verzwakkingen te kunnen voldoen aan de gestelde eisen zal men specifieke brandwe-rende voorzieningen moeten voorzien.

Hiervoor zal men doorgaans gebruikmaken van brandwe-rende dozen, brandwerende behuizingen (waarin een opschuimend materiaal vervat zit, dat in geval van brand opzwelt en de opening geheel afdicht) of voorziet men boven

de aangebrachte verzwakking een kapje in brandwerend plaatmateriaal of uit opzwellende materialen (zie afbeel-ding 130). De plaatsingsrichtlijnen zijn gelijkaardig aan deze opgenomen in de fiches 8.2 (p. 82) en 8.3 (p. 83).

6.5.3 VERTICALE COMPARTIMENTERING DOORHEEN VERLAAGDE PLAFONDS ZONDER INTRINSIEKE BRANDWEERSTAND

Verlaagde plafonds zonder intrinsieke brandweerstand en brandstabiele plafonds mogen de verticale compartimen-tering niet onderbreken. De verticale brandwerende wan-den worden bij voorkeur bevestigd op de vloeren die de horizontale compartimentering verzekeren (verlaagd pla-fond onderbroken door de brandwerende wand). Een andere oplossing is een verticaal element met dezelfde eigenschappen als de brandwerende wand aan te brengen in het plenum van het verlaagde plafond ter verlenging van deze wand tot aan de vloer die de horizontale compartimen-tering verzekert. Alle doorvoeringen doorheen dit verticale element dat in het plenum aangebracht wordt, moeten brandwerend afgedicht worden.

Anderzijds is in het KB ‘Basisnormen’ het volgende te lezen: “Indien de ruimte tussen de vloer en het verlaagd plafond niet is uitgerust met een automatische blusinstallatie, dient deze ruimte derwijze onderbroken te worden door verticale scheidingen E 30 zodat er ruimten ontstaan waarvan de hori-zontale projectie kan ingeschreven worden in een vierkant van maximum 25 m zijde.” De doorvoeringen van deze verti-cale scheidingen E 30 moeten niet brandwerende afgedicht worden. Een eenvoudige afdichting tegen de verspreiding van koude rook is voldoende.

Afb. 130 Brandwerende bekleding boven inbouwspotjes.

Page 193: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

191WTCB | TV 254 | Maart 2015

Plaatsingsvoorschriften voor brandwerende voorzieningen 6

6.6 VERHOOGDE VLOEREN

Bij verhoogde vloeren dient men een onderscheid te maken tussen verhoogde vloeren zonder specifieke brandweer-stand en verhoogde vloeren die een bepaalde brandweer-stand vertonen.

6.6.1 VERHOOGDE VLOEREN ZONDER SPECIFIEKE BRANDWEERSTAND

Zoals voor verlaagde plafonds zonder intrinsieke brandweer-stand, mogen de verticale (sub-)compartimenteringen niet onderbroken worden door verhoogde vloeren zonder brand-weerstand. De verticale brandwerende wanden worden bij voorkeur onmiddellijk bevestigd op de vloeren die de hori-zontale compartimentering verzekeren.

Wanneer de verticale brandwerende wanden niet op de brandwerende vloeren bevestigd worden maar op verhoogde vloeren zonder specifieke brandweerstand, dient men ervoor te zorgen dat een brand zich niet via het plenum kan voortplanten naar de naastliggende compartimenten. Ter hoogte van de compartimentswanden zal men dan ook genoodzaakt zijn om een branddam (EI) in het plenum te voorzien (zie afbeelding 131). Hiervoor worden veelal rots-

Afb. 131 Branddam onder een verhoogde vloer ter hoogte van een brandwerende wand.

Brandwerende wand Vlambestendige pasta Egalisatie Brandwerend element Vloerpaneel zonder dwarse voegen

1

45

2

3

wolpanelen (hoge densiteit en/of met brandwerende coa-ting) aangewend. Bovendien moet men ter hoogte van de brandwerende wand vloerplaten plaatsen zonder dwarse voegen.

Er dient alsnog een branddam in het plenum van de ver-hoogde vloer voorzien te worden ter hoogte van de brandwe-rende deur. Ter hoogte van de deuren wordt er bij voorkeur een stenen dorpel geplaatst. De branddam dient dan ook zo min mogelijk onderbroken te worden om de vereiste brandweerstand te behouden. Indien deze alsnog doorboord zou worden door leidingen, kabels, kabelgoten … dient men deze doorvoeringen op een ade-quate manier af te dichten. Gelet op de geringe hoogte wordt hiervoor meestal een systeem gebruikt, waarbij men een brandwerende coating aanbrengt op de branddam, door-gaans uit rotswol, en de leidingen, kabels, kabelgoten …. (zie afbeelding 132). Hiervoor wensen we te verwijzen naar fiche 6.5 (p. 66). In elk geval dient de brandwerende coating, conform het proefverslag, over een voldoende afstand uitge-smeerd te worden over de te beschermen materialen. Merk op dat brandwerende manchetten, isolatieschalen … even-tueel ook in aanmerking komen om deze brandwerende afdichting te verwezenlijken.

6.6.2 BRANDWERENDE VERHOOGDE VLOEREN

Brandwerende verhoogde vloeren worden getest volgens de Belgisch Europese norm NBN EN 1366-6 [B11] en geklasseerd volgens de norm NBN EN 13501-2 [B13].

Wanneer er stopcontacten, openingen … voorzien worden in brandwerende verhoogde vloeren, dienen deze eveneens getest te worden volgens voornoemde norm NBN EN 1366-6. De plaatsing van deze elementen dient uitgevoerd te worden volgens het proefverslag. Men zal veelal gebruikmaken van de oplossingen (brandwerende inbouwdozen, kneedbare brandwerende strippen …) opgenomen in de fiches 8.2 (p. 82) en 8.3 (p. 83).

Afb 132 Met kabels doorvoerde branddam in het plenum van een verhoogde vloer.

Page 194: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit
Page 195: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

193WTCB | TV 254 | Maart 2015

7 BIJZONDERE UITVOERINGSDE-TAILS

7.1 GROTE OPENINGEN

In de praktijk worden de plaatsers van doorvoeringen vaak geconfronteerd met openingen rondom leidingen, kabels … die veel groter zijn dan de speling waarmee de brandwe-rende voorziening getest werd. Vaak heeft men te maken met een opening van soms enkele vierkante meters, waardoor leidingen, kabels of luchtkanalen lopen. Het spreekt voor zich dat vooraleer men een brandwerende voorziening kan plaatsen men deze opening dient te verkleinen.

Bij massieve muren uit metselwerk kan er gebruikgemaakt worden van brandwerende mortel, stenen, blokken of bak-stenen van dezelfde aard als die van de muur. Men zou even-tueel ook kunnen kiezen voor het afdichten van de opening met brandwerende platen. Dit kan ook een oplossing zijn voor het verkleinen van openingen in lichte binnenwanden. De opening kan ook afgedicht worden met behulp van rots-wolplaten, eventueel in combinatie met een brandwerende coating.

Luchtkanalen die in grote openingen geplaatst worden, kun-nen afgedicht worden met behulp van rotswolplaten, voor-zien van een brandwerende coating (zie afbeelding 133).

De gekozen oplossing dient steeds uitgevoerd te worden conform het proefverslag en de richtlijnen van de fabrikant.

Afb. 133 Plaatsing van een brandwerende klep in een grote opening afgedicht met rotswolplaten.

Indien er bijkomende eisen gesteld worden aan de wand, zoals bijvoorbeeld schokweerstand, dient de gekozen oplos-sing aan de gestelde eisen te voldoen.

7.2 LEIDINGEN IN DEKVLOEREN

In de praktijk worden sanitaire afvoerleidingen regelmatig via het vloercomplex naar de schacht (technische koker) gevoerd. De doorvoering van de brandwerende verticale wand van de schacht vereist in principe een specifieke brandwerende voorziening.

De brandweerstand kan verzekerd worden door een brand-werende voorziening aan te brengen die de opening afdicht in geval van brand of door de leiding over een voldoende lengte te isoleren. Hierdoor zal de leiding aan de niet-bloot-gestelde zijde immers intact blijven en de brand niet ver-spreiden.

Indien de leidingen ingewerkt zijn in het vloercomplex en bedekt zijn met een dekvloer van minimaal 30 mm dik (hech-tend) worden deze niettemin geïsoleerd door de dekvloer. Ondanks het ontbreken van proefverslagen omtrent een der-gelijke situatie kan men aannemen dat de dekvloer een vol-doende warmte-accumulerend vermogen heeft om de leidin-gen te beschermen bij brand.

Page 196: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

194 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Bijzondere uitvoeringsdetails7

Het is bijgevolg aanbevolen een minimale lengte ter bescher-ming van de leiding door de dekvloer van 1.000 mm te res-pecteren voor een brandweerstand van EI 60 en 500 mm voor een brandweerstand EI 30. In desbetreffend geval is er geen brandwerende voorziening of afdichting nodig ter

hoogte van de doorvoering (zie fiche 26, p. 195). Wanneer de leidingen ingebed zijn in een brandbare isolatie (bv. gespo-ten polyurethaan) zal deze bij brand opbranden en mogelijk de brand verspreiden, waardoor de bovengenoemde oplos-sing niet meer van toepassing is.

Page 197: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

195WTCB | TV 254 | Maart 2015

Bijzondere uitvoeringsdetails 7

FICHE 26 BESCHERMING VAN LEIDINGEN DOOR MIDDEL VAN EEN DEKVLOER

Afbeelding 134 geeft een schematische voorstelling van de plaatsingsvoorschriften voor de afdichting van een doorvoering van een kunststofleiding of onbrandbare leiding in verticale wanden van een schacht door middel van inbedding in een dek-vloer. Deze plaatsingsvoorschriften zijn niet geldig voor leidingen die de vloer doorboren en dan pas naar de schacht geleid worden.

Lichte scheidingswand of massieve wandDe beschouwde brandwerende verticale wand van de schacht kan zowel een lichte scheidingswand als een mas-sieve muur zijn.

Kunststofleiding of onbrandbare leidingDe karakteristieken van de leidingen moeten aan de vol-gende criteria beantwoorden:• maximale diameter: 110 mm • type: alle mogelijke types brandbare leidingen (PVC,

PE …) of onbrandbare leidingen (staal …).

en Uitsparing en afdichtingEr dienen geen specifieke maatregelen getroffen te worden ter hoogte van de doorvoering in zoverre aan de hieronder vermelde plaatsingsvoorschriften voldaan wordt.

DekvloerHet gaat om cementgebonden dekvloeren of anhydrietdek-

Afb. 134 Leiding in een dekvloer.

vloeren met een minimale lengte uit tabel 11, die te beschou-wen zijn als veilige waarden (een kleinere lengte zou kunnen volstaan op voorwaarde dat een proefverslag dit bevestigt) indien de leidingen niet ingebed zijn in een brandbare isola-tie.

De dekvloer dient de leidingen met een minimum van 30 mm (d) te bedekken (diverse andere overwegingen kunnen deze minimumdikte verhogen).

Vereiste criteria EI 30 EI 60

Lengte L ≥ 500 mm ≥ 1.000 mm

Tabel 11 Minimale lengte voor cementgebonden dekvloeren of anhydrietdekvloeren.

Lichte scheidingswand of massieve muur van een schacht

Kunststofleiding of onbrandbare leiding Uitsparing Afdichting Dekvloer

1

45

2

3

l

d

Page 198: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

196 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Bijzondere uitvoeringsdetails7

7.3 DOORVOERING VAN ROOKKANALEN DOORHEEN BRANDWERENDE WANDEN

7.3.1 PROBLEEMSTELLING

De doorvoeringen van brandwerende bouwelementen (scheidingswanden, muren, vloeren) door rookgasafvoerka-nalen mogen de brandweerstand van deze elementen niet beïnvloeden. De voorschriften in bijlage 7 van het KB ‘Basis-normen’ zijn niet van toepassing op ‘doorvoeringen van bouwelementen van rookgasafvoerkanalen’. De type-oplos-singen die voorgesteld zijn in hoofdstuk 5 (p. 27 en volgende) zijn niet van toepassing op rookgasafvoerkanalen.

In de praktijk worden er, meer bepaald in appartementsge-bouwen, meer en meer verwarmingssystemen die aangeslo-ten zijn op een individuele gasketel met een gesloten ver-brandingscircuit geïnstalleerd. Bij een dergelijk systeem doorboren de rookgasafvoerkanalen de brandwerende wan-den van de gemeenschappelijke technische schacht van meerdere appartementen (zie afbeelding 135). Ze mogen de brandweerstand van deze wand echter niet verzwakken.

Bij gebrek aan proefnormen voor deze toepassing heeft de Hoge Raad voor de brandveiligheid de volgende regels voor

Afb. 135 Individuele verticale kanalen: parallel (A) en concentrisch (B). Collectief verticaal concentrisch kanaal (collectief systeem type CLV) (C).

CB

C3

C3

C3

C3

C3

C3

C4

C4

C4

VerbrandingsluchtRook

A

de goede praktijk goedgekeurd [F4]: • ofwel is de uitvoering conform een type-oplossing die

vrijgesteld is van de plaatsing van een door een proef gevalideerde brandwerende voorziening ter hoogte van de doorvoering. De type-oplossingen moeten beantwoor-den aan een reeks voorwaarden, zodat de brandversprei-ding van het ene compartiment (bv. appartement) naar het andere vermeden kan worden (zie § 7.3.2)

• ofwel is de uitvoering van een brandwerende voorziening ter hoogte van de doorvoering gevalideerd door een proef in het laboratorium, uitgevoerd volgens de geldende nor-men (zie § 7.3.3, p. 197).

7.3.2 TYPE-OPLOSSINGEN VOOR DE DOORVOERING VAN ROOKKANALEN

7.3.2.1 Toepassingsdomein

De onderstaande voorzieningen zijn van toepassing op de doorvoering van kanalen doorheen bouwelementen van centrale-verwarmingssystemen op gas met een gesloten ver-brandingscircuit van het type C die de vereiste brandweer-stand voor deze bouwelementen niet mogen veranderen.

Page 199: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

197WTCB | TV 254 | Maart 2015

Bijzondere uitvoeringsdetails 7

7.3.2.2 Vereiste criteria en duur

De vereiste criteria en duur zijn gebaseerd op deze die opge-nomen zijn in de hoofdstukken 1.3 en 1.4 van de bijlage 7 van het KB ‘Basisnormen’ (zie ook § 4.3, p. 22): • vereist criterium: “De brandwerende voorziening moet de

scheidende functie van de wand behouden, m.a.w. het vermogen om te voldoen aan de criteria van vlam- dichtheid (E) en thermische isolatie (I) ter hoogte van de doorvoeringen. Voor de doorvoeringen (9) van rookgas- afvoerkanalen met een diameter kleiner dan of gelijk aan 160 mm zonder isolatie of met onbrandbare isolatie is het criterium voor thermische isolatie te verwaarlozen. Het onbrandbare isolatiemateriaal moet voldoen aan de clas-sificatie A2-s1, d0 of beter.”

• vereiste duur: “De voorziening moet voldoen aan de vereiste criteria gedurende een tijd die ten minste gelijk is aan deze die vereist wordt voor het bouwelement. Voor de verticale wand van een technische koker is echter de volgende duur vereist:

– minstens gelijk aan de helft van de tijd van de brand-weerstand die voorgeschreven is voor deze wand

– en ten minste gelijk aan 30 minuten.”

7.3.2.3 Type-oplossingen die geen brandwerende voorzie-ning vereisen ter hoogte van de doorvoering

Tabel 12 (p. 198) geeft een overzicht van de voorwaarden voor de type-oplossingen waarvoor geen brandwerende voorziening vereist is ter hoogte van de doorvoering. Het spreekt voor zich dat de oplossingen die van toepassing zijn voor de eis E 60, ook volstaan voor E 30.

(9) In het geval van parallelle verbindingskanalen met een horizontaal verloop, moet de afstand tussen de kanalen minstens gelijk zijn aan de helft van de diameter van de kanalen. Dit houdt een afwijking in van het concept van de ‘enkelvoudige doorvoering van leidingen’ zoals vastgelegd in bijlage 7 die een minimale afstand vereist van meer dan de diameter van het grootste van de twee leidingen.

Afb. 136 Terminologie.

1

4a5

2

7

6

3

4b

1

4

5

2

7

3

1 Warmtegenerator2 Verticale brandwerende wand3 Technische koker4 Concentrisch verticaal kanaal

4a Extern kanaal4b Intern kanaal

5 Verbindingskanaal (gedeelte van het aansluitkanaal dat de schachtwand doorboort)

6 Afdichting met rotswol7 Aansluitkanaal

7.3.3 OPLOSSINGEN DOOR PROEVEN

Als de voorwaarden voor de type-oplossing niet gerespec-teerd worden, is het aangewezen om via proeven aan te tonen dat het systeem geen risico op brandverspreiding inhoudt of een brandwerende voorziening te plaatsen ter hoogte van de doorvoering van de brandwerende wand (van een technische koker).

Bij gebrek aan normen voor de evaluatie van de brandweer-stand van doorvoeringen van rookkanalen, zal de voorziening in het laboratorium getest moeten worden volgens de vol-gende normen en dus beantwoorden aan de volgende criteria:• wanneer de compartimentering verzekerd wordt door

middel van brandwerende kleppen ter hoogte van de doorvoering van het aansluitkanaal en deze kleppen getest zijn geweest volgens NBN EN 1366-2 [B8] en de prestaties geklasseerd zijn volgens de norm NBN EN 13501-2 [B13]. De criteria zijn de volgende:

– E 30 (ho io) voor een schachtwand EI 60 (lage en middelhoge gebouwen)

– E 60 (ho io)voor een schachtwand EI 120 (hoge gebouwen) of de compartimentswand EI 60

• wanneer de compartimentering gegarandeerd is door middel van brandwerende voorzieningen ter hoogte van de doorvoering van het horizontale verbindingskanaal en deze voorzieningen getest zijn geweest volgens NBN EN 1366-3 [B9] en de prestaties geklasseerd zijn volgens de norm NBN EN 13501-2 [B13]. De criteria zijn de volgende:

– E 30-U/U voor de wand van de schacht EI 60 (LG, MG) – E 60-U/U voor de wand van de schacht EI 120 (HG) of

de compartimentswand EI 60.

Page 200: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

198 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Bijzondere uitvoeringsdetails7

Type doovoeringEis voor de doorvoering

E 30 (1) E 60 (2)

Verbindingskanaal (gedeelte van het aansluitkanaal dat de

schachtwand doorboort)

Materiaal van het externe kanaal en de T-stukken: robuust en onbrandbaar (3).

Twee parallelle kanalen DN ≤ 80 mm, met een minimale tussenafstand van 40 mm (zie

afbeelding 137).

Materiaal van het externe kanaal en de T-stukken: robuust, onbrandbaar en smelttemperatuur > 727 °C (4).Twee parallelle kanalen DN ≤ 80 mm, met een minimale

tussenafstand van 40 mm (zie afbeelding 138) of een concentrisch kanaal met extern kanaal DN ≤ 125 mm (zie

afbeelding 139).

Speling tussen het aansluit-kanaal en het brandwerende bouwelement (schachtwand)

De aansluitkanalen met een horizontaal verloop doorboren de volledige dikte van het brandwerende bouwelement. De speling tussen deze kanalen en het brandwerende bouwelement ligt tussen ± 10 en 25 mm en wordt opgevuld met behulp van goed aangedrukte rotswol over de volledige diepte van de

wand.

Verticaal rookkanaal in de technische schacht

Materiaal van het externe kanaal en de T-stukken: robuust en onbrandbaar.

Materiaal van het externe kanaal en de T-stukken: robuust, en onbrandbaar, met een smelttemperatuur > 727 °C.

Technische schacht van een rookkanaal

Enkel voorbestemd voor deze toepassing en overeenstemmend met de voorschriften van de arti-kels 5.1.5.1 van de bijlagen 2/1, 3/1 en 4/1 van het KB 7-7-1994 [F1]. De technische schacht van een

schouw is uitsluitend bestemd voor rookkanalen. Geen enkele andere leiding, elektrische kabel enz. is toegestaan in de technische schacht, tenzij er een scheiding EI 30 voorzien is tussen het rookkanaal en

de rest van de schacht of tenzij de wanden van het rookgasafvoerkanaal zelf brandwerend zijn.(1) Doorvoering doorheen een kokerwand in een laag of middelhoog gebouw.(2) Doorvoering doorheen een kokerwand in een hoog gebouw.(3) Bijvoorbeeld staal of aluminium.(4) Bijvoorbeeld staal (aluminium, met een smelttemperatuur van 660 °C, is niet toegestaan.

Tabel 12 Type-oplossingen waarvoor er geen door een proef gevalideerde brandwerende voorziening vereist is ter hoogte van de doorvoe-ring.

Afb. 137 Type-oplossing voor parallelle kanalen met een eis E 30.

Afb. 138 Type-oplossing voor parallelle kana-len met een eis E 60.

Afb. 139 Type-oplossing voor concentrische kanalen met een eis E 60.

1. Kanaal en T-stuk in een onbrandbaar materiaal

2. Kanaal in een onbrandbaar materiaal DN ≤ 80 mm

1. Kanaal en T-stuk in een onbrandbaar materiaal met een smelttemperatuur van > 727 °C

2. Kanaal DN ≤ 80 mm in een onbrandbaar materiaal met een smelttemperatuur van > 727 °C

1. Kanaal en T-stuk in een onbrandbaar materiaal

2. Extern kanaal DN ≤ 125 mm in een onbrandbaar materiaal met een smelttemperatuur van > 727 °C

1

2

1

2

1

2

Page 201: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

199WTCB | TV 254 | Maart 2015

8 ONDERHOUD

Op het vlak van onderhoud speelt het type afdichting een grote rol. Brandwerende kleppen vragen bijvoorbeeld een regelmatig onderhoud (zie § 8.1) omdat stof en vuil een nadelige invloed kunnen hebben op het correct functioneren bij brand. Voor de andere types brandwerende voorzienin-gen zijn er minder richtlijnen beschikbaar, maar ook voor deze types is een goed onderhoud zeer belangrijk (zie § 8.2).

8.1 BRANDWERENDE KLEPPEN

Voor brandwerende kleppen is een regelmatig onderhoud noodzakelijk om de goede werking van de brandwerende voorziening in het geval van brand te garanderen.

In het KB ‘Basisnormen’ is daarom opgenomen dat brandwe-rende kleppen regelmatig onderhouden dienen te worden conform de richtlijnen van de fabrikant. Deze zijn in principe gebaseerd op de productnorm NBN EN 15650 [B16]. Hierin worden de controles uit tabel 13 vooropgesteld.

Handeling of taak Resultaat

Referentie van de klep

Controledatum

Schade door de bekabeling van het bedieningsorgaan controleren (in voorkomend geval)

Schade door de bekabeling van de buitenste schakelaar controleren (in voorkomend geval)

De netheid van de klep controleren en indien nodig reinigen

De staat van de klepbladen en de naden controleren, aanpassen en een verslag opmaken (in voorkomend geval)

De werking van de sluiting van de veiligheid van de brandwerende klep conform de instructies van de fabrikant bevestigen

De opening en sluiting van de klep bevestigen door middel van het controlesysteem en door visuele observatie van de klep, aanpassen en

een verslag opmaken (in voorkomend geval)

De opening en sluiting van de buitenste schakelaars bevestigen, aanpassen en een verslag opmaken (in voorkomend geval)

De goede werking van de klep in het kader van het controlesysteem bevestigen (in voorkomend geval)

Bevestigen dat de klep zich in de normale werkingspositie bevindt

8.2 ANDERE TYPES BRANDWERENDE VOOR-ZIENINGEN

Met betrekking tot het onderhoud van de andere specifieke brandwerende voorzieningen dient volgens de onderhouds-gids [W1] voor duurzame gebouwen een jaarlijkse controle uitgevoerd te worden. Waar nodig dient onderhoud verricht te worden. Hierbij moeten de richtlijnen van de fabrikanten nageleefd worden. Men dient ervoor te zorgen dat de brand-werende voorziening zijn initiële eigenschappen behoudt, waardoor de nodige brandweerstand verzekerd blijft. Een visuele controle laat toe om na te gaan of er beschadigingen of wijzigingen aangebracht zijn. Deze kunnen mechanisch zijn, bijvoorbeeld indien er werken in de buurt van de door-voering plaatsvonden, maar kunnen ook te wijten zijn aan bijvoorbeeld vochtproblemen.

Tevens kan bij een nazicht van de doorvoering nagegaan wor-den of er bijkomende leidingen, kabels … doorheen de initi-ele doorvoering gevoerd werden. In voorkomend geval moet

Tabel 13 Aanbevolen controles voor brandwerende kleppen.

Page 202: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

200 WTCB | TV 254 | Maart 2015

de brandwerende voorziening eventueel aangepast worden zodanig dat deze conform het proefverslag geplaatst is.

In de onderhoudsgids voor duurzame gebouwen wordt aan-bevolen om de kitvoegen een eerste keer te controleren na één jaar. Bij een dergelijk onderhoud wordt de hechting van de kit aan de ondergrond gecontroleerd, alsook de staat van het oppervlak.

Het is wenselijk de doorvoeringen te inventariseren (m.b.v. foto’s) in het post-interventiedossier. Op basis hiervan kan men achteraf nog nagaan of er wijzigingen aangebracht wer-den ten opzichte van de initiële situatie.

De resultaten van de controles en het eventueel uitgevoerde onderhoud of herstellingen moeten ook in het post-interven-tiedossier opgenomen worden.

Onderhoud8

Page 203: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

201WTCB | TV 254 | Maart 2015

9 ENKELE VOORBEELDEN VAN FOUTIEVE PLAATSINGEN

Uit de praktijk blijkt dat er frequent fouten gemaakt worden bij het afdichten van brandwerende doorvoeringen.

In onderstaande tabel worden aan de hand van een aantal foto’s voorbeelden weergegeven van foutieve plaatsingen

van brandwerende voorzieningen ter hoogte van doorvoerin-gen. In de tabel wordt eveneens aangegeven waar het fout is gelopen bij de plaatsing en er wordt verwezen naar de para-graaf in deze Technische Voorlichting waar de correcte plaat-singsmethode besproken wordt.

Tabel 14 Voorbeelden van foutieve plaatsingen van brandwerende voorzieningen ter hoogte van de doorvoeringen.

Situatie Beschrijving Correcte plaatsing

Coördinatiefout

Slechte coördinatie tussen de verschillende bouwtakken: de brandwerende manchet werd correct geplaatst, maar naderhand werd een elektriciteitskabel door de opening gevoerd.

Fiche 11.1 of 11.2 (p. 88 of 90, man-chet op rol) + fiche 1.3 en 1.4 (p. 30 en 31, type-oplossing voor de afdich- ting van elektrische kabels met rotswol of mortel)

De gemaakte opening is nog moeilijk correct af te dichten. Bovendien dient de opening tussen de inbouwmanchetten en de muur nog opgevuld te worden.

Fiche 11.2 (p. 90, inbouwman-chetten)

Foutieve toepassing van de type-oplossingen

De opening is opgevuld met glaswol in plaats van met rotswol. Bovendien is de opening te groot in verhouding tot de diameter van de kabels voor een correcte uitvoering.

Fiche 1.3 (p. 30, type-oplossing met afdichting door middel van rotswol)

Foutieve opvulling tussen de mantelbuis en de onbrandbare leiding.

Fiche 2.1 (p. 35, type-oplossing met afdichting door middel van een mantelbuis)

Page 204: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

202 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Enkele voorbeelden van foutieve plaatsingen9

Foutieve brandwerende voorziening

Deze brandwerende manchet is niet geschikt voor het simultaan doorvoeren van zowel een kunststofleiding als elektriciteitskabels.

Fiche 3.1 of 3.2 (p. 40 of 42)

Polyurethaanschuim is niet geschikt voor het afdichten van kabelgoten. In dit geval werden er zelfs twee verschillende schuimen gecom-bineerd.

Fichereeks nr. 14 (vanaf p. 110)

Het hier toegepaste brandwerende schuim is geschikt voor de afdichting van lineaire voe-gen, maar niet voor het afdichten van leiding-doorvoeringen.

Fichereeks nr. 11 (vanaf p. 88)

De afdichting rondom het HVAC-kanaal werd uitgevoerd met een brandwerend schuim. Er dient een brandwerende klep voorzien te wor-den en de afdichting tussen de klep en de muur dient conform uitgevoerd te worden.

Fiche 15.1 (p. 122)

Een brandwerende coating is een foute af- dichting voor luchtkanalen.

Fichereeks nr. 15 (vanaf p. 122)

Polyurethaanschuim is een foute opvulling voor de speling rondom een brandwerende klep. Deze afdichting wordt doorgaans uitge-voerd met mortel of rotswol.

Fiche 15.1 (p. 122)

Page 205: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

203WTCB | TV 254 | Maart 2015

Enkele voorbeelden van foutieve plaatsingen 9

Foutieve plaats van de brandwerende voorziening

Het klepblad bevindt zich niet ter hoogte van de compartimentsvloer.

Fiche 23.1 (p. 176)

De brandklep is niet in de as van de wand geplaatst.

Fiche 7.1 (p. 70)

De brandwerende voorziening, in dit geval een opbouwmanchet, is niet in de as van de brandwerende vloer of ertegenaan geplaatst. Bovendien is een inbouwmanchet niet geschikt in het geval van een luchtkanaal.

Fichereeks nr. 23 (vanaf p. 176)

De brandwerende klep is niet in de as van de brandwerende muur geplaatst en er werd geen opvulling voorzien tussen het kanaal en de muur.

Fiche 15.1 (p. 122)

De brandwerende kleppen werden te kort bij elkaar geplaatst.

Het bedieningsmechanisme is niet meer bereikbaar voor onderhoud.

Fiche 7.1 (p. 70) en afbeel-ding 41 (p. 71)

Geen of foutieve bevestiging van een brand-werende manchet.

Fiche 11.1 (p. 88, brandwerende opbouwmanchetten, )

Brandwerende klep

Compartimentsvloer

Page 206: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

204 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Enkele voorbeelden van foutieve plaatsingen9

De brandwerende kussens werden niet conform aangebracht: te weinig, onvoldoende samengedrukt ... Deze kussens worden door-gaans gebruikt voor de afdichting van kabels/kabelgoten; niet voor de afdichting van onbrandbare kanalen.

Fiche 14.6 (p. 120)

Foutieve opvulling

De brandwerende klep werd correct geplaatst, maar de speling tussen de klep en de brand-werende lichte wand dient nog opgevuld te worden.

Fiche 7.1 (p. 70, en )

De brandwerende klep werd correct geplaatst, maar de speling tussen de klep en de brand-werende lichte wand dient opgevuld te wor-den.

Fiche 7.1 (p. 70, en )

Doortrekken brandwerende wand in plenum

In het plenum onder een verhoogde vloer werd slechts gedeeltelijk een brandwerende voorziening geplaatst.

§ 6.6.1 en afbeelding 131 (p. 191)

Gebrek aan onderhoud

De brandwerende voorziening (isolatieschaal) is beschadigd, waardoor de brandweerstand niet langer gegarandeerd kan worden.

Hoofdstuk 8 ‘Onderhoud’ (p. 199)

De beschermende voorziening van het luchtkanaal (brandwerende bespuiting) is beschadigd, waardoor de brandweerstand niet langer gegarandeerd kan worden.

Hoofdstuk 8 ‘Onderhoud’ (p. 199)

Page 207: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

205WTCB | TV 254 | Maart 2015

BIJLAGE A

Definities

Om misverstanden te vermijden, geven we hieronder een overzicht van de belangrijkste definities inzake de afdichting van doorvoeringen in brandwerende bouwelementen. Het merendeel van deze definities is gebaseerd op de in de lite-ratuurlijst opgenomen referentiedocumenten.

DEFINITIES INZAKE BRANDWEERSTAND

Brandweerstand (of brandwerendheid)Vermogen van een bouwelement om gedurende een bepaalde tijdsperiode de vereiste brandstabiliteit, vlam-dichtheid en thermische isolatie te behouden, alsook alle andere vereiste functies die getest worden tijdens een genormaliseerde brandweerstandsproef [B17].

Draagvermogen RCriterium waarmee het vermogen aangeduid wordt van een element of structuur om weerstand te bieden aan lasten en/of belastingen die gespecifieerd worden tijdens een brand-weerstandsproef [B17]. De term ‘draagvermogen’ wordt eveneens courant gebruikt (d.i. het vermogen van een bouw-element om weerstand te bieden aan brandblootstelling onder mechanische belastingen op één of meerdere zijden gedurende een gegeven tijdsperiode zonder verlies van zijn structurele stabiliteit [B12].

Thermische isolatie ICriterium waarmee het vermogen aangeduid wordt van een scheidend element om de doorgang van warmte tegen te houden tijdens de brandweerstandsproef [B17]. De thermi-sche isolatie I is het vermogen van een bouwelement om weerstand te bieden aan de brandblootstelling aan één zijde, zonder dat er een aanzienlijke warmteoverdracht plaatsvindt van de blootgestelde zijde naar de niet-blootge-stelde zijde. De overdracht dient zodanig beperkt te zijn dat de niet-blootgestelde zijde niet kan ontvlammen, noch enig ander materiaal in de onmiddellijke omgeving van deze zijde. Het element dient eveneens voldoende thermisch geïsoleerd te zijn om personen die zich in de buurt bevinden te beschermen [B12].

Vlamdichtheid ECriterium waarmee het vermogen aangeduid wordt van een scheidend bouwelement om de doorgang van vlammen en hete gassen te verhinderen [B17]. De vlamdichtheid E is de bestendigheid van een bouwelement tegen de brandbloot-stelling van één zijde, zonder dat er een overdracht is naar de niet-blootgestelde zijde, door het overslaan van een grote hoeveelheid vlammen [B12].

Rookdichtheid SKan omschreven worden als het vermogen van een element om de doorgang van gassen en rook te beperken of uit te sluiten

DEFINITIES INZAKE LEIDINGEN EN DOORVOERINGEN

Brandbare leidingElke leiding die niet beantwoordt aan de definitie van een onbrandbare leiding.

Diameter DNominale buitendiameter of omtrek van de leiding of de kabel, gedeeld door π [F1].

DoorvoeringOpening die in een bouwelement aangebracht werd voor de doorgang van een leiding, een kabel, een kabelgoot of een kanaal.

SpelingHet verschil tussen de buitendiameter van een leiding en de binnendiameter van een opening of mantelbuis.

Enkelvoudige doorvoering (zie afbeelding 140)Doorvoering van een leiding of een kabel die op een zodanig grote afstand van een andere doorvoering gelegen is, dat er geen wederzijdse beïnvloeding kan optreden. Deze minimale afstand tussen twee willekeurige leidingen of kabels is min-stens gelijk aan de grootste van beide leiding- of kabeldiame-ters (met inbegrip van de eventuele brandbare isolatie) [F1].

KanaalPijp waarin lucht (luchtkanaal, aëraulisch kanaal of ventila-tiekanaal) of een verbrandingsproduct (afvoerkanaal voor verbrandingsproducten, rookkanaal of schouw) stroomt.

Afb. 140 Te respecteren afstanden bij enkelvoudige doorvoeringen.

Δ

d

dB r a n d b a r e isolatie

d D

Afstand ≥ Δ

Δ

Afstand ≥ D

Afst

and

≥ D

Onbrandbare isolatie

Page 208: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

206 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Leiding (of buizennetwerk)Netwerk of geheel van buizen dat bestemd is voor het trans-port van fluïda (drinkwaterleiding, afvalwaterleiding, gaslei-ding, aardolieleiding …), vaste stoffen (korrels, pellets …) of elektriciteit en dergelijke (elektromagnetische golven …).

Onbrandbare leidingLeiding vervaardigd uit metaal of een ander onbrandbaar materiaal met een smeltpunt van meer dan 1.000 K (727 °C), met uitzondering van leidingen uit glas.

Pijp (of buis)Buisvormig element dat bestemd is voor het transport van een vloeistof, een gas of een vaste stof. De pijpen of buizen worden gewoonlijk onderling verbonden met behulp van koppelingen, zodat er een pijpennetwerk of leiding gevormd wordt.

Kabel (of enkele kabel)Een geïsoleerde draadvormige elektrische geleider voor het transport van elektrische energie of elektrische signalen. Kabels kunnen eenaderig zijn of samengesteld zijn uit meer-dere aders.

KabelbundelBundel van kabels.

Kabelgoot en kabelladderElement waaraan kabels en/of kabelbundels bevestigd wor-den.

Onbrandbaar isolatiemateriaalBouwproduct voor de isolatie van leidingen dat ofwel beant-woordt aan de klassering A2-s1, d0 of beter volgens NBN EN 13501-1 [B12, F1].

Brandbaar isolatiemateriaalIsolatiemateriaal dat niet onbrandbaar is.

DEFINITIES INZAKE BRANDWERENDE AFDICHTING

Brandwerende voorzieningInrichting die gebruikt wordt ter plaatse van een doorvoering om de branduitbreiding doorheen de wand te beperken. Er wordt ook een onderscheid gemaakt tussen het geheel voor-ziening + afdichting, dat benoemd wordt als ‘brandwerende inrichting’ en de opvulling van de opening, waarnaar verwe-zen wordt met de term ‘(brandwerende) afdichting’ (zie afbeelding 141).

Brandwerende klepBeweegbare afsluiting in een kanaal, die ontworpen is om de branduitbreiding te verhinderen [F1]:• type A: de klep wordt automatisch gesloten wanneer de

temperatuur van de doorstromende lucht in het kanaal een bepaalde grenswaarde overschrijdt

• type B: een klep van het type A die ook gesloten kan wor-

den door een afstandsbediening door middel van een systeem met positieve veiligheid

• type C: een klep die zich normaal in gesloten toestand bevindt, maar geopend en gesloten kan worden door een afstandsbediening door middel van een systeem met positieve veiligheid. Dit type wordt toegepast in ontrokingsinstallaties, die in deze Technische Voorlich-ting niet behandeld worden

BatterijklepEen brandwerende klep die opgebouwd is uit meerdere aan elkaar geschakelde brandwerende kleppen. Een batterijklep wordt beschouwd als een brandwerende klep en wordt toe-gepast bij installaties met grote afmetingen.

Brandwerend kanaalEen kanaal dat brandwerende eigenschappen bezit (al dan niet met een brandwerende bescherming).

MortelMengsel op basis van een bindmiddel zoals gips, kalk en/of cement met een anorganische vulstof, waaraan een eventu-ele composietversterking en chemische toeslagstoffen toe-gevoegd kunnen worden [F1].

Speling tussen de leiding en de mantelbuisVerschil tussen de binnendiameter van de mantelbuis en de buitendiameter van de leiding [F1].

DEFINITIES INZAKE ONDERGRONDEN

WandVerticaal (lichte wanden, massieve muren ...) of horizontaal bouwelement (vloeren ...) dat twee volumes scheidt. Een binnenwand bevindt zich tussen twee binnenomgevingen en een buitenwand bevindt zich tussen een binnen- en een bui-tenomgeving.

Brandwerende inrichting

Brandwerende voorziening

(Brandwe-rende) afdichting

Afb. 141 Brandwerende voorziening en afdichting.

Page 209: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

207WTCB | TV 254 | Maart 2015

Verticale wandEen al dan niet dragend bouwelement dat een scheiding vormt tussen de binnenruimten. Verticale wanden kunnen samengesteld zijn uit massieve (metselwerk, beton ...) – de zogenoemde ‘massieve muur’ – of lichte (gipsplaten, sys-teemwanden ...) materialen, de ‘lichte wand’. Sommige ver-ticale wanden kunnen bijzondere prestaties vertonen (mechanische sterkte, akoestische en thermische isolatie, brandweerstand …).

Gelijkaardige lichte scheidingswandEr wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de proefre-sultaten van de brandweerstand van afdichtingsmiddelen, waarbij er een gestandaardiseerde wand als ondergrond gebruikt wordt (zie verder), eveneens gelden voor een gelijk-aardige lichte scheidingswand op voorwaarde dat de lichte scheidingswand:• dezelfde of een grotere brandweerstand vertoont als de

gestandaardiseerde wand (classificatie volgens de norm NBN EN 13501-2 [B13])

• een totale dikte heeft als de minimale dikte van de ge- standaardiseerde wand (zie tabel 15).

Gestandaardiseerde lichte scheidingswandLichte scheidingswand met een gekende brandweerstand die gebruikt wordt als ondergrond voor de te beproeven afdichtingen [B9]. Deze wand, waarvan de karakteristieken uit de norm NBN EN 1363-1 [B3] opgenomen zijn in tabel 15, is geïsoleerd met minerale wol uit de brandreactieklasse A1 of A2.

Lichte binnenwandEen niet-dragende verticale wand die volumes afbakent bin-nen een gebouw (scheidingswand) of die bevestigd werd tegen de binnenzijde van een muur of een andere wand (voorzetwand). Lichte binnenwanden zijn samengesteld uit panelen of platen die doorgaans vastgemaakt worden op stijlen of andere hulpstukken (zie TV ‘Lichte binnenwanden’ [W2]).

Voorziene brandweer-

stand

Nominale diepte van de stalen stijlen [mm] Gipswanden type F, EN 520 Isolatie met minerale wol

Groep A (*) Groep B (*) Groep C (*)Aantal lagen aan elke kant

Wanddikte [mm]

Dikte [mm]Dichtheid

[mm]

EI 30 44 - 55 56 - 75 76 - 100 1 12,5 40 - 50 30 - 60

EI 60 44 - 55 56 - 75 76 - 100 2 12,5 40 - 50 30 - 60

EI 90 44 - 55 56 - 75 76 - 100 2 12,5 40 - 50 85 - 115

EI 120 62 - 70 71 - 75 76 - 100 2 15 60 - 70 85 - 115(*) De resultaten van een proef die uitgevoerd werd met een hulpstuk dat overeenstemt met groep A, zijn van toepassing op de hulpstukken van groep A, B en

C. De resultaten van een proef die uitgevoerd werd met een hulpstuk dat overeenstemt met groep B, zijn van toepassing op de hulpstukken van groep B en C. De resultaten van een proef die uitgevoerd werd met een hulpstuk dat overeenstemt met groep C, zijn slechts van toepassing op de hulpstukken van groep C.

Tabel 15 Samenstelling van een lichte wand in functie van zijn brandweerstand [B3].

Gestandaardiseerd massief constructie-element (muur of vloer) met een hoge densiteitEen bouwelement bestaande uit muren van betonblokken of gebakken aarde, waarvan de volumieke massa groter dan of gelijk is aan 850 kg/m³ en waarvan de dikte aangepast is aan de voorziene brandweerstandsduur [B3]. Volgens de proefnor-men NBN EN 1366-1 en 1366-2 [B7 en B8] dient een massieve betonnen vloer voor een brandweerstand van 60 en 120 minu-ten 110 (± 10) mm dik te zijn met een volumieke massa 2.200 (± 200) kg/m³. In de proefnorm 1366-3 [B9] wordt verwezen naar de tabellen opgenomen in Eurocode 2 en 6 deel 1-2. In de proefnorm voor lineaire voegen, met name NBN EN 1366-4 [B10], wordt geen minimale dikte gespecificeerd voor mas-sieve vloeren, maar wel een minimale volumieke massa aan-gegeven van 2.400 (± 200) kg/m³ voor beton.

Gestandaardiseerd massief constructie-element (muur of vloer) met lage densiteitEen bouwelement bestaande uit muren van cellenbeton, waarvan de volumieke massa gelijk is aan 650 (± 200) kg/m³ en waarvan de dikte aangepast is aan de voorziene brand-weerstandsduur [B3]. Volgens de proefnormen NBN EN 1366-1 en 1366-2 [B7 en B8] dienen massieve vloeren uit cel-lenbeton voor een brandweerstand van 60 en 120 minuten minimaal 125 (± 10) mm dik te zijn met een volumieke massa van 650 (± 200) kg/m³. In de proefnorm 1366-3 [B9] wordt verwezen naar de tabellen opgenomen in Eurocode 2 en 6 (deel 1-2). In de proefnorm voor lineaire voegen, met name NBN EN 1366-4 [B10], wordt geen minimale dikte gespecifi-ceerd voor massieve vloeren, maar wel een minimale volu-mieke massa aangegeven van 650 (± 200) kg/m³ voor cel-lenbeton.

Gelijkaardige massieve muur of vloerEen massieve muur of vloer met een brandweerstand die minstens gelijk is aan de brandweerstand van de gestan-daardiseerde massieve muur/vloer en waarvan de totale dikte en densiteit niet kleiner is dan deze van een gestan-daardiseerde muur/vloer.

Page 210: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

208 WTCB | TV 254 | Maart 2015

BIJLAGE B

Classificatie van leidingdoorvoeringen

In tabellen 16 en 17, overgenomen uit de norm NBN EN 1366-3 [B9], staan enkele aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot de nodige configuraties ter hoogte van de leidinguiteinden (U/U, C/U ...) in functie van hun type en gebruik.

Zoals al aangehaald in § 2.2 (p. 9) mogen de testresultaten uitgevoerd met open uiteinden (U/U) aangewend worden in alle situaties.

Voorziene gebruik van de leidingConfiguratie van de leidinguiteinden

Testvoor-waardeBlootgesteld aan warmte

(binnenin de oven)Niet-blootgesteld aan warmte

(buiten de oven)

Regenwaterleiding open open U/U

Afvalwaterafvoerleiding Verlucht open open U/U

Niet-verlucht open afgedicht U/C

Gas, drinkwater, warmwaterleiding open afgedicht U/C

Voorziene gebruik van de leidingConfiguratie van de leidinguiteinden

TestvoorwaardeBlootgesteld aan warmte (binnenin de oven)

Niet-blootgesteld aan warmte (buiten de oven)

Ondersteund door een brandwerend ophangsysteem (*)

afgedicht openC/U

Ondersteund door een niet-brandwerend ophangsysteem

open afgedichtU/C

(*) Aangetoond door testen of berekeningen (bv. Eurocodes).

Tabel 16 Kunststofleidingen.

Tabel 17 Metalen leidingen.

Page 211: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

209WTCB | TV 254 | Maart 2015

BIJLAGE C

Enkele beschouwingen uit nota 1392 S van de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing in verband met de brandstabiliteit van verlaagde plafonds

Wat betreft de brandstabiliteitsproef van verlaagde plafonds, staat in punt 4 van de nota 1392 S van de Hoge Raad vermeld dat:

“De proef uitgevoerd zal worden onder de volgende voorwaarden: • het verlaagde plafond moet getest worden onder de belaste of onbelaste vloer (*) waaraan hij bevestigd wordt• indien openingen of doorboringen in de praktijk toegepast moeten worden, dan worden er gelijkaardige openingen of door-

boringen toegepast in het geteste verlaagde plafond• tijdens de proef is het vallen van de volgende elementen toegelaten:

– tussen 0 en 10 minuten: verbrandingsproducten vallen naar beneden als stof (bv. de as van het papier op de gipsplaten) een dun en soepel membraan afkomstig van de afwerking

– tussen 10 en 30 minuten: elementen waarvan alle individuele afmetingen kleiner zijn dan 1,250 m in lengte, 0,650 m in breedte en 0,050 m in dikte. Het gewicht van een individueel stuk is beperkt tot 12 kg en het oppervlaktegewicht is beperkt tot 15 kg/m². Dit laat het vallen van individuele plafondtegels, verlichtingstoestellen en andere toebehoren toe en sluit het vallen van hinderlijke lamellen en profielen uit. Tegelijkertijd respecteert men de criteria die reeds toege-laten werden door de beslissing van 27/01/2000.

(*) In verband met de toegepaste vloeren, worden de toepassingsregels uit de Europese norm EN 13381-1 gehanteerd.”

Voor wat betreft de testresultaten staat er in punt 5 van de Nota 1392 S van de Hoge Raad het volgende:

“Als er na 30 minuten voldaan wordt aan de proefcriteria mag verondersteld worden dat de brandstabiliteit voldoet in gebou-wen als de volgende voorwaarden nageleefd worden: • de uitvoeringsdetails zijn in overeenstemming met deze van de proef • de afmetingen (breedte, lengte en diameter) van de doorboringen mogen niet groter zijn dan deze van de geteste perfora-

ties en de details dienen in overeenstemming te zijn met de proefdetails, bv. het percentage doorboringen in verhouding tot de totale oppervlakte van het plafond

• het verlaagde plafond mag aangebracht worden onder een ander type vloer, op voorwaarde dat: – de brandstabiliteit van deze vloer niet lager is dan R 30, zonder rekening te houden met een eventueel beschermend

effect van het verlaagde plafond op deze vloer en dat – de draagcapaciteit van de ophangbevestigingen van het verlaagde plafond in de vloer niet lager is dan 30 minuten. De

draagcapaciteit van deze bevestigingen kan gekend zijn door een berekening conform de Eurocodes of, indien dit niet mogelijk is, door proeven

• de stabiliteit van de uitrustingen die geplaatst zijn in en bovenop het verlaagde plafond (kanalen, kabelgoten …), evenals hun ophangingen, moeten voldoen aan de criteria beschreven in punt 4 [van de Nota].”

Page 212: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

210 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Ten slotte, voor proeven die nog uitgevoerd werden vóór de toepassing van de procedure zoals ze beschreven is in de nota 1392 S van de Hoge Raad, vermeldt de nota het volgende voor het toepassingsdomein:

“Het criterium voor het vallen van delen is van toepassing op basis van de informatie uit het proefverslag.

Indien de proef uitgevoerd werd zonder openingen, zijn er onder de volgende voorwaarden openingen toegelaten: • de opening verstoort de structuur van het verlaagde plafond niet zodanig dat vallende elementen volledig vermeden wor-

den • er dient nagegaan te worden of de thermische aanval langs de bovenkant van het verlaagde plafond het vallen van de in

punt 4 beschreven elementen niet veroorzaakt, eventueel op basis van (nieuwe/bestaande) proeven op gelijkaardige pla-fonds

• er dient nagegaan te worden of de stabiliteit van het ophangsysteem, met inbegrip van zijn bevestiging aan de vloer, in staat is de bestaande lasten van de temperatuur in het plenum na 30 minuten te dragen.

De andere voorwaarden die in punt 2 gedefinieerd werden, zijn eveneens van toepassing.”

Page 213: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

211WTCB | TV 254 | Maart 2015

LITERATUURLIJST

BBureau voor Normalisatie (www.nbn.be)B1 NBN 713-020 Beveiliging tegen brand. Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen. Weerstand tegen brand van

bouwelementen. Brussel, NBN, 1982.B2 NBN EN 520 Gipsplaten. Definities, eisen en beproevingsmethoden. Brussel, NBN, 2005. B3 NBN EN 1363-1 Bepaling van de brandwerendheid. Deel 1: Algemene eisen. Brussel, NBN, 2012.B4 NBN EN 1364-1 Vuurweerstandsproeven voor niet-dragende bouwdelen. Deel 1: Wanden. Brussel, NBN, 1999.B5 NBN EN 1364-2 Vuurweerstandsproeven voor niet-dragende bouwdelen. Deel 2: Zolderingen. Brussel, NBN, 1999.B6 NBN EN 1365-2 Vuurweerstandsproeven voor dragende bouwdelen. Deel 2: Vloeren en daken. Brussel, NBN, 2000.B7 NBN EN 1366-1 Vuurweerstandsproeven voor inrichtingen. Deel 1: Leidingen. Brussel, NBN 1999.B8 NBN EN 1366- Vuurweerstandsproeven voor inrichtingen. Deel 2: Vuurwerende kleppen. Brussel, NBN, 1999.B9 NBN EN 1366-3 Beproeving van de vuurweerstand van inrichtingen in gebouwen. Deel 3: Afdichtingen in gebouwen. Brussel, NBN,

2009.B10 NBN EN 1366-4 Uitgebreide toepassing van de resultaten van brandweerstandsproeven voor technische installaties. Deel 4:

Afdichting voor rechte voegen. Brussel, NBN, 2010.B11 NBN EN 1366-6 Beproeving van de vuurweerstand van installaties in gebouwen. Deel 6: Verhoogde vloeren en holle vloeren.

Brussel, NBN, 2005.B12 NBN EN 13501-1 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen. Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving

van het brandgedrag. Brussel, NBN, 2010B13 NBN EN 13501-2 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen. Deel 2: Classificatie op grond van resultaten van

brandwerendheidsproeven, behalve voor ventilatiesystemen. Brussel, NBN, 2010.B14 NBN EN 13501-3 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen. Deel 3: Classificatie op grond van resultaten van

brandweerstandsproeven op producten en onderdelen van installaties in gebouwen: brandwerende leidingen en kleppen. Brussel, NBN, 2010.

B15 NBN EN 13501-4 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen. Deel 4: Classificatie op grond van resultaten van brandwerendheidsproeven op onderdelen van RWA-installaties. Brussel, NBN, 2010.

B16 NBN EN 15650 Ventilatie van gebouwen. Brandkleppen in kanalen. Brussel, NBN, 2010.B17 NBN EN ISO 13943 Brandveiligheid. Woordenlijst (ISO 13943 : 2008). Brussel, NBN, 2010.B18 NBN EN ISO/IEC 17025 Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria. Brussel, NBN, 2005.B19 NBN C 30-004 Blanke draden, geleiders en kabels. Algemeenheden. Brandbestendigheid van elektrische kabels en leidingen.

Classificatie en beproevingsmethoden voor de classificatie. Brussel, NBN, 2004.

DDeutsches Institut für NormungD1 DIN 4102-6 Brandverhalten von Baustoffen und Bauteilen - Lüftungsleitungen, Begriffe, Anforderungen und Prüfungen. Berlijn, DIN,

1977.

Page 214: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

212 WTCB | TV 254 | Maart 2015

FFOD Binnenlandse ZakenF1 Koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe

gebouwen moeten voldoen. Brussel, FOD Binnenlandse Zaken, Belgisch Staatsblad van 7 juli 1994 en haar wijzigingen van 19/12/1997, 04/04/2003, 13/06/2007, 01/03/2009 en 12/07/2012.

F2 Ministeriële omzendbrief van 15 april 2004 betreffende de brandpreventie. Aanbevelingen betreffende de weerstand tegen brand van de doorvoeringen van bouwelementen. Brussel, FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Civiele Veiligheid, 15 april 2004.

F3 Suggestie CS/1392/11–007 – Stabiliteit bij brand van verlaagde plafonds. Brussel, FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Civiele Veiligheid, Hoge Raad voor Beveiliging tegen Brand en Ontploffing, 15 september 2011.

F4 Document CS/1525 – Revisie 3 – Voorstel tot maatregelen om de branduitbreiding te vermijden – Aanvaard door de Hoge Raad op 18 september 2014. Brussel, FOD Binnenlandse Zaken.

FOD Economie, KMO, Middenstand en EnergieF5 Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 1,3, 28, 100, 104, 151, 200 en 207 van het Algemeen Reglement op de Elektrische

Installaties. Brussel, FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, 14 juni 2013.

SStichting BouwresearchS1 Brandveilige doorvoeringen. Brand- en rookwerende oplossingen voor installatietechnische doorvoeringen. Rotterdam, SBR, mei

2007.

UUniversité de Liège – Laboratoire d’essai au feuU1 Procès-verbal de l’essai n° 855 pour compte du ministère de l’Intérieur. Luik, Université de Liège, 1999.U2 Procès-verbal de l’essai n° 857 pour compte du ministère de l’Intérieur. Luik, Université de Liège, 1999.U3 Procès-verbal de l’essai n° 860 pour compte du ministère de l’Intérieur. Luik, Université de Liège, 1999.

Universiteit Gent – Laboratorium voor Aanwending der Brandstoffen en WarmteoverdrachtU4 Beproevingsverslag nr. 9263 – opdrachtgever Ministerie van Binnenlandse Zaken. Gent, Universiteit Gent, 1999.U5 Beproevingsverslag nr. 9264 – opdrachtgever Ministerie van Binnenlandse Zaken. Gent, Universiteit Gent, 1999.U6 Beproevingsverslag nr. 9268 – opdrachtgever Ministerie van Binnenlandse Zaken. Gent, Universiteit Gent, 1999.U7 Beproevingsverslag nr. 10317 – opdrachtgever Ministerie van Binnenlandse Zaken. Gent, Universiteit Gent, 2002.U8 Beproevingsverslag nr. 10318 – opdrachtgever Ministerie van Binnenlandse Zaken. Gent, Universiteit Gent, 2002.

W Wagneur M.W1 Praktische gids voor het onderhoud van gebouwen. Brussel, NCB-FAB-SECO-WTCB, 1991.

Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het BouwbedrijfW2 Lichte binnenwanden. Brussel, WTCB, Technische Voorlichting, nr. 233, 2007.

Page 215: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

Verantwoordelijke uitgever: Jan VenstermansWTCB, Lombardstraat 42

1000 Brussel

Page 216: TECHNISCHE VOORLICHTING 254 - Bio Benelux · 2018. 1. 9. · WTCB 254 Maart 2015 5 1 INLEIDING 1.1 BRANDVEILIGE DOORVOERINGEN EN ANDERE VERZWAKKINGEN Volgens het Koninklijk Besluit

214 WTCB | TV 254 | Maart 2015

Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf

Onderzoekt • Ontwikkelt • InformeertHet WTCB vormt al meer dan vijftig jaar hét wetenschappelijke en technische middelpuntvan de bouwsector. Het Centrum wordt hoofdzakelijk gefinancierd met het lidgeld van85.000 aangesloten Belgische bouwbedrijven. Dankzij deze heterogene ledengroep zijnbijna alle bouwberoepen vertegenwoordigd en kan het WTCB bijdragen tot de kwaliteitsenproductverbetering.

Onderzoek en innovatieEen industrietak zonder innovatie is als cement zonder water. Het WTCB heeft er daaromvoor gekozen om zijn onderzoeksactiviteiten zo nauw mogelijk te laten aansluiten bij denoden van de sector. De Technische Comités die de WTCB-onderzoeken sturen, zijn samen-gesteld uit bouwprofessionelen (aannemers en experten) die dagelijks op het terrein staan.

Met de hulp van verschillende officiële instanties stimuleert het WTCB bedrijven omsteeds verder te innoveren. De begeleiding die we aanbieden, is afgestemd op deactuele maatschappelijke uitdagingen en van toepassing op diverse domeinen.

Ontwikkeling, normalisatie, certificering en goedkeuringOp vraag van overheden of privébedrijven werkt het WTCB ook mee aan diverse ontwikke-lingsprojecten (contractresearch). Zo is het Centrum niet alleen nauw betrokken bij deactiviteiten van de nationale (NBN), Europese (CEN) en internationale (ISO) normalisa-tieinstituten, maar ook bij instanties zoals de Belgische unie voor de technische goe-dkeuring in de bouw (BUtgb). Al deze projecten geven ons meer inzicht in de bouwsector, waardoor we sneller kunnen inspelen op de noden van de verschillende bouwberoepen.

Informatieverspreiding en steun aan bedrijvenOm de kennis en ervaring die op deze manier vergaard wordt op een efficiënte manierte delen met de bedrijven uit de sector, kiest het Centrum resoluut de weg van de informati-ca. Onze website is zo opgesteld dat elke bouwprofessioneel met slechts enkelemuisklikken de gewenste WTCB-publicatiereeksen of bouwnormen terugvindt.

Goede informatieverspreiding kan echter niet enkel elektronisch. Een persoonlijkcontact is vaak nog steeds de beste aanpak. Jaarlijks organiseert het Centrum ongeveer650 informatiesessies en themadagen voor bouwprofessionelen. Ook de aanvragenvoor onze dienst Technisch Advies blijven binnenstromen, met meer dan 26.000 verstrekteadviezen per jaar.

Maatschappelijke zetelLombardstraat 42, B-1000 BrusselTel. 02/502 66 90Fax 02/502 81 80E-mail : [email protected]: www.wtcb.be

KantorenLozenberg 7, B-1932 Sint-Stevens-WoluweTel. 02/716 42 11Fax 02/725 32 12

• Technisch advies – Publicaties• Beheer – Kwaliteit – Informatietechnieken• Ontwikkeling – Valorisatie• Technische goedkeuringen – Normalisatie

ProefstationAvenue Pierre Holoffe 21, B-1342 LimeletteTel. 02/655 77 11Fax 02/653 07 29

• Onderzoek en innovatie• Vorming• Bibliotheek

Demonstratie- en informatiecentrumMarktplein 7 bus 1, B-3550 Heusden-ZolderTel. 011/22 50 65Fax 02/725 32 12

• ITCT-kenniscentrum voor bouwprofessionelen (ViBo)

• Digitaal documentatie- en informatiecentrum voor de bouw- en betonsector (Betonica)

Brussels Meeting CentrePoincarélaan 79, B-1060 BrusselTel. 02/529 81 29