(Technische verzekeringen).

28
een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs jaargang 20 | 2014 | nr. 1 interview Maxime Verhagen: “Van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen” De stelling: (TECHNOLOGISCHE) INNOVATIE VEREIST VERZEKERINGSTECHNISCH MAATWERK VNAB EVENT TECHNISCHE VERZEKERINGEN 16 APRIL A.S. IN ‘DE ROTTERDAM’ TECHNISCHE VERZEKERINGEN: DYNAMIEK IN TECHNIEK

Transcript of (Technische verzekeringen).

een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beursjaargang 20 | 2014 | nr. 1

interview Maxime Verhagen: “Van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”

De stelling: (TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT VerZekeringsTeCHnisCH mAATwerk

VnAB eVenT TeCHnisCHe VerZekeringen 16 APril A.s. in ‘de roTTerdAm’

Maxime Verhagen: “Van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”

(TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT (TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT VerZekeringsTeCHnisCH mAATwerk

Maxime Verhagen: “Van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”

(TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT (TeCHnologisCHe) innoVATie VereisT VerZekeringsTeCHnisCH mAATwerk

VnAB eVenT VnAB eVenT VnAB eVenT TeCHnisCHe VerZekeringen VerZekeringen VerZekeringen 16 APril A.s. in ‘de roTTerdAm’

TECHNISCHEVERZEKERINGEN:DYNAMIEK IN TECHNIEK

Door Rolf van der WalVoorzitter VNAB

2

“De markt voor technische verzekeringen is weliswaar te bestempelen als een niche-

markt, maar het is wel een marktsegment waarin met ruim een kwart miljard

euro relatief veel premie omgaat. Dat maakt deze sector een belangrijk onder-

deel van de totale Nederlandse co-assurantiemarkt. Bovendien heeft engineering

nationaal en internationaal in de loop der jaren een goede naam en faam

opgebouwd. Niet in de laatste plaats door de bereidheid om, net als in de andere

brancheonderdelen overigens, qua risicodekking verder te gaan dan elders in de

wereld.

Wie de interviews met de vele branchespecialisten in deze technische verze-

keringsspecial van de VNAB Visie leest, zal het opvallen dat voor meerdere

brancheonderdelen wordt gesproken van een groeimarkt. Een verheugende ontwik-

keling. Mogelijkheden voor verdere expansie zie ik daarnaast ook op het terrein

van de bedrijfsschadedekking. Naar mijn mening wordt er door ondernemend

Nederland te weinig stil gestaan bij de indirecte gevolgen van een schade voor

de bedrijfscontinuïteit. Hier ligt dan ook zeker een taak voor makelaars om hun

klanten daarop te wijzen. Naar mijn stellige overtuiging ligt er op dit terrein nog

een hele markt open. In het verlengde hiervan is het daarnaast van belang dat er

voldoende gespecialiseerde experts zijn om na een calamiteit de schade met voort-

varendheid vast te stellen en de gevolgschade voor gedupeerde ondernemingen

zoveel mogelijk te helpen beperken.

Nu we het toch over schade hebben, per 1 maart jl. is het ‘Schadeproces coassuran-

tie Technische Verzekeringen’ gepresenteerd aan alle bij de schaderegeling betrokken

marktpartijen. Hierin is aan de hand van een stappenplan duidelijk aangegeven

wat er op elk moment binnen het schadeproces van zowel makelaars, verzekeraars,

experts als van de klant zelf wordt verwacht. Bovendien zijn per stap tijdlimieten

vastgesteld. Een uitstekend initiatief dat zowel de duidelijkheid als de snelheid ten

goede komt en daarmee voorziet in een behoefte bij klanten, die overigens bij de

opzet van het stappenplan betrokken zijn. Ik verwacht dan ook dat hiervan een

welkome positieve invloed zal uitgaan op het verbeteren van het imago van de (co)

assurantiemarkt.

Zoals reeds aangegeven, heeft de co-assurantiemarkt op het gebied van technische

verzekeringen in de loop der jaren een goede naam opgebouwd, mede door de volop

aanwezige kennis en ervaring op zowel technisch als verzekeringstechnisch gebied.

Het is dan ook zaak die know how te behouden door tijdig aandacht te besteden

aan voldoende nieuwe instroom, kwantitatief en kwalitatief, en aan de opleiding

van (nieuwe) medewerkers.

niCHemArkT meT VoloP groeimogeliJkHeden

De dynamische wereld van de bouw en techniek staat centraal tijdens

het eerstvolgende VNAB-Event, dat in navolging van deze special over

technische verzekeringen, wordt gehouden op woensdag 16 april a.s.

in Hotel nhow, gevestigd in het nieuwe, spraakmakende 44-etages tel-

lende kantoor- en appartementencomplex ‘De Rotterdam’ van Rem

Koolhaas aan de Wilhelminapier op ‘De Kop van Zuid’ in Rotterdam.

VNAB EVENT in Teken VAn dYnAmiek in TeCHniek

Tijdens deze bijeenkomst, die van 14.00 tot 17.15 uur plaatsvindt

met als titel ‘Technische Verzekeringen: Dynamiek in techniek’, zal aandacht

worden besteed aan de bouw van dit bijzondere project. Daarvoor

zal Jos Melchers, als managing director bij projectontwikkelaar MAB

Development Nederland BV betrokken bij de bouw van ‘De Rotterdam’,

een presentatie verzorgen. Daarnaast gaat prof. dr. Hennes de Ridder,

hoogleraar Methodisch en Integraal Ontwerpen op de Faculteit Civiele

Techniek en Geowetenschappen van de Technische Universiteit Delft,

in op de innovatie in de bouw en de belangrijkste trends, ontwikke-

lingen en eventuele knelpunten op dat vlak in de praktijk van alledag.

Drs. Maxime Verhagen, voormalig minister van Buitenlandse Zaken

en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, zal in zijn huidige

functie als voorzitter van Bouwend Nederland zijn visie geven over de

ontwikkelingen en vooruitzichten voor de bouw- en infrasector. Verder

zal aandacht worden besteed aan het onlangs gepresenteerde nieuwe

Schadeproces Coassurantie voor technische verzekeringen. Het offi -

ciële programma wordt afgesloten met een netwerkborrel.

De bouwsector zag de omzet over geheel 2013 met ruim 4% dalen,

maar in het laatste kwartaal was er herstel met een groei van 1%, aldus

het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Er waren in het vierde

kwartaal meer bedrijven met een omzetstijging dan een omzetdaling.

Twee van de vijf bouwbedrijven zag de omzet met meer dan 20% stijgen

tegen 26% een jaar eerder. De woning- en utiliteitsbouw werd vorig

jaar opnieuw zwaar getroffen door de crisis op de woningmarkt en

de markt voor bedrijfsgebouwen. De omzet daalde er met bijna 8%,

maar in het vierde kwartaal was er een omzetstijging met ruim 1%.

De gespecialiseerde bouw, zoals bouwinstallatie-, sloop- en dakdek-

kersbedrijven, kromp in 2013 met bijna 3%. In het vierde kwartaal was

er groei. De grond-, weg- en waterbouw liet in 2012 nog een omzet-

stijging zien, maar verloor in 2013 bijna 2%.

dAlende omZeT BoUwseCTor, mAAr HersTel ingeZeT in 4e kwArTAAl

3

ConsUmenT in de BoUw meer CenTrAAl

“Bouwbedrijven moeten vanaf 2015 aantoonbaar goede kwaliteit leveren

en worden daarvoor zelf verantwoordelijk. Het toetsen van de bouwkwa-

liteit kan voortaan sneller en goedkoper en komt er eerder zekerheid over

het moment waarop de bouw kan beginnen.” Dat schrijft minister Blok

(Wonen en Rijksdienst) in een brief aan de Tweede Kamer. De overheid zal

wel eisen stellen waaraan de bouw moet voldoen en blijft toezien op een

goede werking van het stelsel.

De invoering van private kwaliteitsborging moet er volgens de bewindsman

toe leiden dat tijdens het hele traject van de bouw - van initiatief tot ople-

vering - wordt toegezien op de kwaliteit. Zodat daarmee aan het eind van

het bouwproces wordt aangetoond dat het bouwwerk aan de eisen voldoet.

Het bevoegd gezag - de gemeente - handhaaft alleen nog de minimumeisen

voor de bestaande bouw en gebruikseisen, met name de (brand)veiligheid.

Blok beoogt met de wijziging van het toezicht ook dat bouwende partijen

de vraag van de bouwconsument meer als uitgangspunt nemen en fl exibel

inspelen op specifi eke wensen van de consument, bijvoorbeeld voor de in-

deling van het gebouw, de keuze van installaties en de afbouw. Eén van de

instrumenten die de minister de consument in handen wil geven is verbete-

ring van het retentierecht. Ook bepleit hij dat consumenten in de toekomst

bouwbedrijven beter kunnen vergelijken op prijs en kwaliteit.

mArkT VAn rUim een kwArT milJArd eUro

Branche 2009 2010 2011 2012

Machinebreuk 59 69 53 50

CAR / EAR 150 141 134 133

Elektronische apparatuur 23 25 23 24

Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45

Totaal 273 273 248 252

Branche 2009 2010 2011 2012 Branche 2009 2010 2011 2012 Branche 2009 2010 2011 2012

Machinebreuk 59 69 53 50

CAR / EAR 150 141 134 133

Branche 2009 2010 2011 2012

Elektronische apparatuur 23 25 23 24

Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45

Totaal 273 273 248 252

Branche 2009 2010 2011 2012

Machinebreuk 59 69 53 50

CAR / EAR 150 141 134 133

Elektronische apparatuur 23 25 23 24

Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45

Totaal 273 273 248 252

Branche 2009 2010 2011 2012 Branche 2009 2010 2011 2012

Machinebreuk 59 69 53 50

CAR / EAR 150 141 134 133

Elektronische apparatuur 23 25 23 24

Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45

Totaal 273 273 248 252

Branche 2009 2010 2011 2012 Branche 2009 2010 2011 2012

Machinebreuk 59 69 53 50

CAR / EAR 150 141 134 133

Elektronische apparatuur 23 25 23 24

Overige ( o.a. garantie) 41 38 38 45

Totaal 273 273 248 252

Branche 2009 2010 2011 2012

De markt voor technische verzekeringen in ons land bedraagt ruim een

kwart miljard euro. Volgens de meest recente cijfers van het Verbond van

Verzekeraars/Centrum voor de Verzekerings Statistiek CVS) beliep de ge-

zamenlijke premieomzet van technische verzekeraars in 2012 in totaal

252 miljoen euro, vier miljoen euro meer (+ 1,6%) dan de 248 miljoen

euro in het jaar daarvoor, maar 21 miljoen euro (7,7%) minder dan de

273 miljoen euro in zowel 2009 als 2010. De branches CAR (Construction

All Risks) en EAR (Erection All Risks) nemen al jaren het grootste deel van de

totale omzet voor hun rekening, op ruime afstand gevolgd door machi-

nebreuk, garantie- en overige technische verzekeringen en elektronische

apparatuur.

“BOUW WORDT DÉ GROTE GROEISECTOR”Ondanks de berichten over herstel op de woningmarkt, zal de woning-

bouwproductie dit jaar verder dalen en loopt de werkgelegenheid opnieuw

fors terug, concludeert het EIB (Economisch Instituut voor de Bouw) in het

rapport ‘Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2014’.

De nieuwbouw van woningen is volgens het EIB sinds het uitbreken van de

crisis met 35% gedaald en deze zal in 2014 opnieuw met 7% afnemen. Het

aantal opgeleverde woningen daalt daarbij naar 45.000. Enig tegenwicht

wordt binnen de woningbouw geboden door de renovatie- en onderhouds-

markt die dit jaar licht kan groeien. Bij de utiliteitsbouw en de grond-,

weg - en waterbouw is sprake van een stabilisatie van de productieniveaus.

“Daarmee wordt 2014 voor de totale bouwproductie vooral een overgangs-

jaar”, aldus het EIB.

Vanaf 2015 trekt de bouwsector enorm aan. In dat jaar zal de woningbouw-

productie met 17% groeien. In de periode 2016 tot en met 2019 groeit de

bouwproductie volgens het EIB met gemiddeld 10,5% per jaar. “In historisch

perspectief is een voorziene groei van 17% ongekend’, zegt EIB-directeur

Taco van Hoek. “De bouw wordt de komende jaren dé grote groeisector.

We staan nu overduidelijk op een keerpunt. De woningverkopen nemen

toe, de prijzen stabiliseren en de orderportefeuilles van de aannemers la-

ten een lichte stijging zien. De werkportefeuille van de architecten is zelfs

fl ink aangetrokken en in november zagen we voor het eerst in lange tijd een

duidelijke stijging van het aantal verleende bouwvergunningen, 55% hoger

dan in dezelfde maand in 2012. Op een breed front is er sprake van herstel.”

neTwerkBorrel nArim, niVre en VnAB

TiJdens emergenCY eXPo

Van 8 tot en met 10 april a.s. vindt in Ahoy Rotterdam voor het eerst de

Emergency Expo (www.emergencyexpo.nl) plaats, een multidisciplinair

platform voor alle betrokken partijen bij rampenbestrijding, risicomanage-

ment en crisisbeheersing. ‘Keynote’ sprekers zijn onder meer Chris Allison

(hij gaf in 2005 leiding aan de veiligheidsoperatie na de bomaanslagen in

London én was veiligheidscoördinator van de Olympische Zomerspelen van

2012), prof. dr. Ira Helsloot en prins Pieter Christiaan van Oranje.

Emergency Expo beoogt een bijdrage te leveren aan een goede samen-

werking tussen de verschillende partijen in zowel de publieke als private

sector alsook aan het stroomlijnen van de respectievelijke aanpakken van

die partijen. Gelijktijdig met de Expo vindt onder regie van Congres- en

Studiecentrum VNG een congres plaats (www.emergencyconference.nl).

Hier zullen inhoudelijke vraagstukken in diepgaander vorm behandeld

worden.

Tijdens Emergency Expo organiseren NARIM, NIVRE en VNAB een geza-

menlijke Netwerkborrel op woensdag 9 april van 17 tot 18.00 uur. Tijdens

deze borrel kunnen de leden van de genoemde partijen nader in contact

treden met elkaar en met aanwezige exposanten en bezoekers. Als u deze

borrel wilt bijwonen, kunt u zich wenden tot een van de genoemde partijen.

Een bezoek aan Emergency Expo is gratis na registratie via

www.emergencyexpo.nl/registratie.

in miljoenen euro

4

Hij geeft een sprekend voorbeeld van ‘het nieuwe ondernemen’.

“In Woerden bood een bouwbedrijf nieuwbouwwoningen aan

waarbij de koper zowel aan de buitenkant van het pand als

binnenin diverse eigen keuzes kon maken over bijvoorbeeld

gevel, indeling en materialen. In ‘no time’ waren 60 van de

70 woningen verkocht en dat in crisistijd!”, aldus Verhagen.

Volgens hem zijn innovatie, duurzaam en energiezuinig bou-

wen, ketensamenwerking en het gebruik maken van de nieuwe

technologische ontwikkelingen andere voorwaarden voor suc-

ces. “Dat betekent aan de andere kant dat de opdrachtgever de

aannemer niet langer alles moet voorschrijven maar hem de

ruimte moet laten voor innovatieve toepassingen.”

BelAng Voor ‘BV nederlAnd’Na een inwerktijd van 2,5 maand volgde Maxime Verhagen,

voormalige minister van Buitenlandse Zaken en Economische

Zaken, Landbouw en Innovatie, vorig jaar juli Elco Brinkman

op als voorzitter van Bouwend Nederland. Bij de branche-

organisatie zijn momenteel 4.500 bouw- en infrabedrijven

aangesloten, waarvan 90% tot het MKB behoort. Hoewel er

ongetwijfeld betere momenten denkbaar waren om in te stap-

pen, geeft hij desgevraagd aan het goed naar zijn zin te hebben

in zijn nieuwe loopbaan na bijna 30 jaar in de politiek actief

te zijn geweest. “Door de economische en marktomstandig-

heden is de uitdaging des te groter. Bovendien vormen de

bouw en infra belangrijke sectoren voor de Nederlandse eco-

nomie. Alleen de nieuwbouw is al goed voor 5% van ons BNP

en dan tellen we de aanpalende bedrijfstakken (o.a. hoveniers,

woninginrichters en bouwmarkten) nog niet eens mee. En in

de markt van verbouw, onderhoud en renovatie waren alleen

woningcorporaties vorig jaar goed voor een omzet van 2,5 mil-

jard euro.”

Ook op het hoofdkantoor Bouwend Nederland in Zoetermeer

ondervindt men vrijwel dagelijks de moeilijke periode die de

bouw al geruime tijd doormaakt. Verhagen geeft een sprekend

voorbeeld: in 2009 telde de bouw CAO 170.000 deelnemers; in-

middels is dat aantal teruggelopen naar 100.000. “De huidige

tijd vraagt dan ook meer van een brancheorganisatie, temeer

daar vandaag de dag een lidmaatschap voor een bouwbedrijf

geen vanzelfsprekendheid meer is”, aldus de voorman van

Bouwend Nederland, de 95 FTE’s tellende organisatie die zich

op een breed terrein inzet voor de aangesloten bedrijven in de

vorm van belangenbehartiging (lobby), brancheontwikkeling

(innovatie, informatieverschaffi ng) en ledenservice (CAO, in-

dividuele advisering, collectieve inkoop w.o. verzekeringen).

Het zijn dan ook geen vrolijke tijden voor Bouwend Nederland.

Sinds het begin van de crisis is het aantal medewerkers in de

bouw met meer dan 40% teruggelopen, heeft de werkloos-

heid ‘Zuid-Europese’ hoogtes bereikt en zijn alleen al vorig

jaar 1.800 bouwbedrijven failliet gegaan. “Een schrijnende

ontwikkeling, temeer daar ook enkele traditionele vierde ge-

neratie familiebedrijven ten onder zijn gegaan.” Hij schrijft

de teruggang met name toe aan de dramatische daling van

de nieuwbouw. “Dat is nu op een niveau aanbeland dat nog

geen 20% is van wat het ooit was. Daarnaast is de kantoren-

markt nog verder gekrompen en wordt er ook minder geld

uitgegeven aan renovatie en onderhoud. Met name door het

crisisherstelplan van de regering is het werk op infragebied

nog enigszins op niveau gebleven.”

HersTel in ZiCHTDe kentering lijkt in zicht. Begin dit jaar lieten zowel het CBS

als het EIB (Economisch Instituut voor de Bouw) zich posi-

tief uit over de economische ontwikkelingen. Hoewel in 2013

de omzet in de bouw nog verder terugliep - met 4% - liet het

vierde kwartaal voor het eerst sinds tijden weer een groei zien:

met 1%. Voor 2015 en verder voorspelt het EIB een groei ‘in de

dubbele cijfers’ en bestempelt het instituut de bouw zelfs als

‘dé grote groeisector’.

Verhagen kent de berichten en is uiteraard content met het ver-

wachte herstel. “Ik ben gelukkig dat we voor het eerst sinds

lange tijd een klein plusje zien in het laatste kwartaal”. Toch

tempert hij het optimisme. “De economie mag dan aan de

beterende hand lijken. Dat geldt nog niet echt voor de bouw-

sector. Wij willen best meegaan in het optimisme, maar we

likken als sector nog dagelijks de diepe wonden die de crisis

achterlaat. Voor dit jaar moeten we rekening houden met een

verdere omzetdaling van zo’n 7%, waardoor er in de sector

opnieuw klappen zullen vallen. Ik verwacht dat de bouw pas

over twee jaar weer op volle toeren draait. We moeten van ver

komen. Bovendien is de bouw laatcyclisch: eer dat we weer

volledig op kracht zijn, zijn we twee jaar verder.”

Aan de andere kant zegt hij ook een aantal gunstige ontwik-

kelingen waar te nemen. “De woningcorporaties zijn goed

bezig met hun energiezuinige woonprojecten, er is weer wat

meer rust op de woningmarkt voor koopwoningen, de verko-

pen lijken weer wat aan te trekken en het onderhoud neemt

weer toe.” Daar staat tegenover dat er ook enkele knelpunten

zijn op te sommen. “De nieuwbouw komt nog steeds niet van

de grond, terwijl het aanbod al enkele jaren achterloopt bij de

vraag. Er worden nu reeds 15.000 woningen per jaar te weinig

gebouwd. Dat komt vooral door het beleid van gemeenten.

Die blijven veel te hoge grondprijzen vragen, terwijl zij bo-

VAn AANBOD- nAAr VRAAGGESTUURD BoUwen

“Ook in de bouw- en infrawereld zal de klant meer centraal komen te staan en zal in de markt een verschuiving optreden van aanbod- naar vraaggestuurd bouwen”. Dat is de verwachting van Maxime Verhagen, voorzitter van Bouwend Nederland, de brancheorganisatie voor de bouw- en infrabranche. Deze ontwikkeling vraagt volgens hem wel andere competenties van de bouw- en infrabedrijven dan tot dusver. “Er moet nog meer worden ingespeeld op de vragen en wensen van de klant en de kwaliteit worden geleverd die wordt verlangd. Klantcommunicatie, marketing en omgevingsmanagement winnen aan belang. Bouwbedrij-ven zullen nog meer als ondernemer moeten gaan opereren.”

Rol voor verzekeraars als institutioneel belegger in PPS

55

VAn AANBOD- nAAr VRAAGGESTUURD BoUwen

Maxime VerhagenVoorzitter Bouwend Nederland

Maxime Verhagen: “Wij willen best meegaan in het optimisme over de economie, maar likken als bouwsector nog dagelijks de diepe wonden die de crisis achterlaat. Voor dit jaar moeten we rekening houden met een verdere omzetdaling van zo’n 7%, waardoor er in de sector opnieuw klappen zullen vallen. Ik verwacht dat de bouw pas over twee jaar weer op volle toeren draait.”

6

vendien te weinig doen om het voor starters aantrekkelijker

te maken om een eigen huis te kopen, bijvoorbeeld via een

starterslening. Daar komt nog eens bij dat de gemeentelijke

en provinciale overheden fors bezuinigen op het onderhoud

van wegen en zogeheten ‘kunstwerken’ als bruggen, tunnels

en viaducten. Een slechte en zorgelijke ontwikkeling die tot

onveilige situaties kan leiden, zoals onlangs in Muiden en

Alphen aan den Rijn, waar uit veiligheidsoverwegingen zelfs

een weg afgesloten moest worden. Niet vergeten moet wor-

den dat het gebruik van wegen, bruggen en viaducten sinds

de aanleg ervan vaak, 40, 50 jaar geleden, met een factor 14 is

toegenomen.”

wAT moeT er geBeUren?Verhagen heeft een duidelijke mening hoe het zo noodzake-

lijke herstel in de bouw verder kan worden gestimuleerd. Op

de vraag wat er dan moet gebeuren, noemt hij als eerste het

afwaarderen van de grond door gemeenten. “De grondprijzen

zijn in de ‘gouden jaren’ met meer dan 400% toegenomen,

maar in de afgelopen (crisis)jaren niet of nauwelijks naar be-

neden bijgesteld. Deloitte & Touche heeft berekend dat een

verlaging met gemiddeld 30% reëel zou zijn; wij denken zelfs

dat de prijs met zo’n 40 tot 50% omlaag kan. Daarnaast zou

het kabinet kunnen helpen door de BTW over grondverko-

pen te verlagen naar het lage BTW-tarief (6%) en/of zouden

provincies het voorbeeld van Gelderland/Overijssel kunnen

volgen om een deel van de grondprijsverlaging voor hun reke-

ning te nemen.”

Een ander idee van de voorman van Bouwend Nederland is

om de overheid samen met de markt (bouw en infra) plannen

te laten ontwikkelen het achterstallig onderhoud van wegen,

‘kunstwerken’, maar ook van overheidsgebouwen als scho-

len, ziekenhuizen etc. versneld aan te pakken en die kosten te

spreiden over meerdere jaren. “Tenslotte moet de CAO wor-

den gemoderniseerd, meer fl exibiliteit en minder vrije dagen

bevatten en bevorderen dat het werken in de bouw weer aan-

trekkelijker wordt gemaakt.” Verder vindt hij dat de overheid

met name meer moet investeren in de infrastructuur. “Dat is

cruciaal voor een export- en doorvoerland als Nederland. Je

ziet in landen waar veel wordt geïnvesteerd in de infrastruc-

tuur het economisch beter gaat dan in Nederland.”

kwAliTeiTsdisCUssieIn de bouw- en infrawereld is eind vorig jaar enige commotie

ontstaan over een brief van minister Blok van het ministe-

rie van Wonen aan de Tweede Kamer, waarin de indruk zou

zijn gewekt dat het niet al te best is gesteld met de kwaliteit

waarop in ons land zou worden gebouwd. Verhagen reageert:

“Vooropgesteld, alles kan natuurlijk altijd beter en dat geldt

ook voor de bouw. Ik durf te stellen dat het met de kwaliteit in

het algemeen goed is gesteld. Dat neemt niet weg dat dit voor

de bedrijfstak een permanent punt van aandacht zal blijven,

zeker in het licht van de noodzaak voor de bouw- en infrabe-

drijven om nog meer klantgericht te werken. Waarop minister

Blok in mijn optiek in de bewuste brief met name doelde is de

kwaliteitsborging. Op termijn komt het toezicht op de kwa-

liteit in de bouw, die nu nog bij gemeenten ligt (bouw- en

woningtoezicht) bij de bouwbedrijven zelf te liggen. Ik

vind een private kwaliteitsborging op zich een goede zaak.

Bijkomend voordeel is dat de soms veel te hoge leges die ge-

meenten hiervoor in rekening brengen, komen te vervallen.”

VerZekeringsBrAnCHeDesgevraagd noemt Verhagen voor bouwbedrijven een goed

pakket aan verzekeringen van essentieel belang om de be-

drijfscontinuïteit te kunnen waarborgen. “Dat is ook één van

de redenen waarom wij voor onze leden met een aantal partijen

collectief verzekeringen hebben ontwikkeld tegen aantrekke-

lijke premies en condities”, aldus de voorzitter van Bouwend

Nederland, volgens wie het voor de verzekeringsbranche

zaak is haar aanbod te laten aansluiten bij het dagelijkse

bouwproces. “Ik begrijp van mijn leden dat binnen de co-assu-

rantiemarkt sprake is van een toegenomen bereidheid daartoe

in de vorm van maatwerkproducten. We zijn op zich dan ook

tevreden over de samenwerking met de verzekeringsbranche.”

Dat neemt niet weg dat er bij de belangenorganisatie voor

de bouw- en infrasector ook wel enkele wensen leven voor

(verdere) verbetering. “Verzekeraars hebben nog wel eens de

neiging voor ‘de krenten in de pap’ te gaan: de aantrekkelijke

risico’s wil men wel verzekeren, maar vallen de resultaten wat

tegen dan trekt men zich terug of worden voorwaarden be-

perkt. Continuïteit in het aanbod is echter vanuit de branche

wel gewenst. Ook hoor ik dat men er vaak snel toe overgaat om

schades die zich voordoen in megaprojecten meteen en masse

uit te sluiten, ook op kleinere projecten waarop dit risico in-

dividueel beduidend minder speelt. Kennis van onze branche

is essentieel en het is van belang dat verzekeraars en make-

laars hierin blijven investeren, zodat bouw- en infrabedrijven

worden geadviseerd en begeleid door specialisten en niet door

generalisten”, aldus Verhagen, die besluit met een oproep aan

de verzekeringsbranche. “We zouden het toejuichen wanneer

de sector bij PPS-projecten niet alleen als risicodrager zou

willen fungeren maar, net als pensioenfondsen, ook als insti-

tutioneel belegger teneinde de bouw uit het slob te helpen. Ik

ben ervan overtuigd dat hen dit kansen biedt voor een fatsoen-

lijk rendement in de toekomst.”

“DE FORSE BEZUINIGINGEN OP HET ONDERHOUD VAN WEGEN EN ‘KUNSTWERKEN’ ZIJN EEN SLECHTE

EN ZORGELIJKE ONTWIKKELING

DIE TOT ONVEILIGE SITUATIES KAN

LEIDEN”

7

MACHINEBREUK, de oUdsTe TeCHnisCHe VerZekeringsVorm

De oudst bekende machinebreukverzekering dateert ongeveer uit 1769, voor een stoommachine in Engeland. Daarmee is ‘ma-chinebreuk’ hoogstwaarschijnlijk de oudste vorm van technische verzekeringen. Overigens is de benaming taalkundig niet volledig juist en zou er beter gesproken kunnen worden van machineschadeverzekering. Want dat is wat de polis dekt: alle plotseling optredende en onvoorziene materiële beschadigingen aan machines/installaties. Breuk is slechts één van de gevol-gen. Mogelijke andere oorzaken kunnen zijn; bedieningsfouten, aanrijding, vallen, stoten, vreemde voorwerpen in de machi-ne, inductie, overspanning, kortsluiting, maar vooral ook ‘eigen gebrek’. Dit laatste wordt mogelijk gemaakt door afstand te doen van het art. 7:951 BW. Ook bedrijfsstilstand of stagnatie als gevolg van het uitvallen van één of meer machines kan desastreuze gevolgen hebben. De vaste kosten gaan door en de winst, die het bedrijf gedacht had te maken, stagneert. Een machine bedrijfsschadeverzekering kan dit risico afdekken.

Van origine is de machineschadeverzekering een eigen gebrek-verze-

kering. De dekking is echter in de loop der jaren als gevolg van de

verhevigde concurrentie tussen marktpartijen onderling uitgebreid

tot de all risks-verzekering die het nu is. Een voor de continuïteit van

bedrijven cruciale verzekering, waarbij het adagium ‘alles is gedekt,

tenzij ...’ van toepassing is. En daarmee in feite die van de omgekeerde

bewijslast. Kenmerkend voor de markt voor machineschadeverzeke-

ringen is de stabiliteit. Er doen zich in deze niche niet of nauwelijks

verschuivingen voor: niet in de voorwaarden, maar naar verhouding

evenmin in het premieniveau. Na ‘CAR’ levert ‘machineschade’ al

decennialang de grootste bijdrage aan de omzet in de technische ver-

zekeringsbranche in ons land.

Daar waar het aantal aanbieders in de jaren ’70 beperkt was tot nog

geen handjevol, is dat aantal in de loop der tijd uitgegroeid tot een

tien- à vijftiental verzekeraars. Wat opvalt aan vraagzijde is de relatief

grote onbekendheid met de machineschadeverzekering: niet zozeer

met het bestaan van dit verzekeringsproduct an sich, maar meer met

de inhoudelijke kant ervan. De praktijk van alledag leert dat een groot

deel van het bedrijfsleven niet op de hoogte is van met name het feit

dat een machineschadeverzekering ook dekking biedt tegen schade

die is veroorzaakt door menselijke (ontwerp- en bedienings)fouten en

door eigen gebrek, technische fouten in of aan de apparatuur. Mede

daardoor hebben veel bedrijven die op zich daarvoor in aanmerking

zouden komen, geen machineschadeverzekering gesloten. Het besef

van de afhankelijkheid van essentiële productie-eenheden, zoals bijv.

de stroomvoorziening van een bedrijf of compressorunits blijkt vaak

onderschat. Deze essentiële eenheden kunnen bij uitvallen echter een

heel bedrijf stilleggen.

De penetratiegraad van machineschadeverzekeringen wordt zelfs op

minder dan de helft geschat. Hier ligt derhalve een schone taak voor

de branche zelf weggelegd – makelaars en verzekeraars – om dit per-

centage in positieve zin om te buigen. Ook de schadeontwikkeling

ontwikkelt zich gunstig. De schadefrequentie is al jaren stabiel, al ver-

toont het gemiddelde schadebedrag – en daarmee de totale schadelast

– de laatste jaren een(licht) opwaartse lijn. Verreweg de grootste scha-

deoorzaken zijn menselijke fouten, waaronder bedieningsfouten, en

eigen gebrek.

De toekomst voor machineschadeverzekeringen ziet er dus gunstig uit.

In de eerste plaats is de branche al jaren winstgevend en lijkt die trend

ondanks de iets groeiende schadelast zich voort te zetten. Bovendien

trekt de economie aan, waardoor ook in de industrie de investeringen

en activiteiten zullen toenemen en mede daardoor hoogstwaarschijn-

lijk ook de verzekeringsvraag. Daar komt bij dat een aantal groeiende

technische markten zich aandienen (o.a. windturbines, zonnepalen

en bio-energie) en daarnaast ook nieuwe technologische innovaties

het levenslicht zien, zoals bijvoorbeeld 3D-printing en nieuwe inno-

vaties binnen de energiebranche. Verder biedt de al eerder genoemde

penetratiegraad van dit product, geschat op ongeveer 50% of minder,

nog voldoende ruimte voor expansie.

Voorwaarden voor succes is dat de bekendheid bij het bedrijfsle-

ven met de (uitgebreide) dekking van de machineschadeverzekering

toeneemt, met name wat betreft de dekking voor eigen gebrek, bedie-

nings- en technische fouten in de machine/apparatuur zelf . Daarbij

is met name een rol weggelegd voor het (provinciale) intermediair.

Andere voorwaarden voor succes zijn dat de markt actiever en com-

merciëler wordt bewerkt en de technische know how in de branche

up-to-date moet blijven, minstens op hetzelfde niveau als van de (con-

tactpersoon bij de) klant. Kortom, het predicaat groeimarkt is dan ook

zeker van toepassing op de markt voor machineschadeverzekeringen.

Het artikel over machineschadeverzekeringen is tot stand gekomen met medewerking van vader Piet en zoon Eric Kerkhof. Eerstgenoemde zit ruim 50 jaar in de verzekeringsbranche, waarvan 40 jaar ‘in de techniek’. In 1973 zette hij bij het toenmalige Mees & Zoonen (het latere Marsh) de afdeling technische verzekeringen op. In 2005 stapt hij over naar De Keizer Assurantie (inmiddels Concordia De Keizer), waar hij werkzaam is als senior technisch specialist. “Het intermediair laat veel kansen liggen in voorlichting en acquisitie. Als de markt voor machineschadeverzekeringen écht commercieel wordt aangepakt, dan kan de omzet aanmerkelijk worden verhoogd.”

Drs. Ing. Eric Kerkhof werkte na zijn studie werktuigbouw en later bedrijfskunde bij Akzo Nobel als service manage-ment consultant en later bij GAB Robins Takkenberg(nu Cunningham Lindsey) als schade-expert. Sinds 2003 is hij werkzaam bij verzekeraar Allianz Global Risks en vanaf 2007 bij RSA Nederland, als manager Construction, Engineering & Renewable Energy. “Het mooie aan deze branche is dat je vaak als eerste de nieuwste technologische ontwikkelingen ziet.”

8

Portret van de dynamische technische verzekeringsbranche

BliJVen insPelen oP de VerAnderende omsTAndigHeden BiJ de klAnT

‘Dynamiek in techniek’, staat met grote letters op de cover van deze special van de VNAB Visie, waarin de technische verzekeringsbranche centraal staat. Een kop die de lading dekt, vinden vier specialisten uit de technische verzekeringsbranche: de makelaars Henk Beekman (Marsh) en Nico van Nus (Meeùs) en de verzekeraars Edwin Birkhoff (Zurich) en Michel Vilijn (Amlin Europe). In onderstaand artikel gaan zij in op de belangrijkste trends en ontwikkelingen in de markt voor technische verzekeringen. Hoewel het in hun ogen zeker niet vanzelf zal gaan, zijn zij allen positief gestemd over de toekomst van deze nichemarkt. “Voorwaarden voor succes zijn de klant nog meer centraal te stellen, te blijven luisteren naar diens wensen en verlangens en continu te blijven inspelen op de veranderende omstandigheden bij de klant.”

De vier zijn gezamenlijk goed voor meer dan 90

jaar ervaring in deze nichemarkt en kunnen ieder

voor zich als pure technische verzekeringsspeci-

alist worden bestempeld. Wat maakt dit segment

verzekeringstechnisch zo bijzonder en anders

dan andere branches? “Het leuke en uitdagende

van technische verzekeringen is dat je altijd met

nieuwe zaken en projecten bezig bent. Dat maakt

het vaak ook complex”, steekt Beekman van wal.

“Technische risico’s zijn nooit standaard en vragen

dan ook altijd om puur maatwerk”, vult Birkhoff

aan. Vilijn, tevens voorzitter van de Commissie

Technische Verzekeringen van het Verbond van

Verzekeraars, wijst op de raakvlakken met andere

branches. “Je hebt niet alleen met puur technische

risico’s te maken, maar vaak ook met een stuk

aansprakelijkheid, property en marine. “In deze

branche grijpt alles in elkaar”, haakt Van Nus in.

Hij benadrukt daarnaast het dynamische karakter

van de sector. “De technologische ontwikkelin-

gen staan immers nooit stil. Het is dan ook zaak

als verzekeringsbranche mee te veranderen met de

marktontwikkelingen en de veranderende omstan-

digheden bij de klant.”

krimPende mArkTVolgens de meest actuele cijfers (2012) van het

Verbond van Verzekeraars wordt de markt voor

technische verzekeringen geraamd op een kwart

miljard euro. Dat is iets meer (+ 1,6%) dan in 2011,

maar (-7,7%) minder dan in zowel 2009 als 2010.

Van de jaaromzet in 2012 heeft iets meer dan de helft

(133 miljoen euro) betrekking CAR- (Construction

All Risks) en EAR (Erection All Risks)-verzekeringen,

op ruime afstand gevolgd door machinebreuk,

garantie- en overige technische verzekeringen en

elektronische apparatuur. Volgens de vier ligt de

werkelijke omzet beduidend hoger. Vilijn spreekt

van minimaal 500 miljoen euro, oftewel het dubbe-

le. Een verklaring hiervoor is dat de omzetcijfers van

een groot aantal marktpartijen met ‘buitenlandse’

moeders niet gerapporteerd hoeven te worden bij

de DNB. Dit gebeurt bij de betreffende instantie in

het buitenland. En dat er soms door de overlap van

dekkingsgebieden technische risico’s in de trans-

port- of aansprakelijkheidsmarkt worden gesloten.

Van welke cijfers er ook wordt uitgegaan, zeker is in

elk geval dat er sprake is van een krimpende markt.

Beekman en Van Nus spreken van een afname met

zeker 30%. Laatstgenoemde daarover: “De markt

loopt al een jaar of vijf terug, met name in het seg-

ment woningbouw. Daarin komt zeker een keer

een herstel, al verwacht ik niet dat de bouw ooit

weer op zijn oude niveau zal terugkeren.” Birkhoff

zegt de krimpcijfers wat te willen nuanceren. “De

multinationals hebben door hun internationale

activiteiten in het algemeen wat minder last van

de crisis, wat vaak een lokale aangelegenheid is.

De slechte ontwikkelingen in de ene regio worden

gecompenseerd door gunstiger resultaten elders

in de wereld.” Ook in Nederland doet zich niet in

alle segmenten dezelfde neergaande lijn voor. Van

Nus wijst op de petrochemische industrie en de

renewable energy, terwijl Beekman de datacenters als

groeiniche bestempelt.

goede nAAm en FAAmOndanks de krimpende markt is er volgens Vilijn

nog steeds sprake van een winstgevende markt.

Hij krijgt bijval van zijn gesprekspartners. “Het feit

dat er met name de laatste jaren een aantal nieuw-

komers de markt voor technische verzekeringen

hebben betreden, bevestigt dat velen kansen zien

op een positief rendement. Al blijf ik het op zich

merkwaardig vinden dat juist in een tijd waarin er

minder vraag is er meer aanbieders op de markt ver-

schijnen”, vindt Van Nus. Al zegt Birkhoff de laatste

tijd met name van de zijde van herverzekeraars wat

zorgelijke luiden te horen over de afnemende resul-

taten in de Nederlandse markt. “Als reden daarvoor

wordt aangevoerd de al jaren lange zachte markt

met lage premies, ruime dekking en een innova-

tieve, oplossingsgerichte opstelling. We zeggen

niet snel ‘nee’ tegen een risico en zijn altijd op zoek

naar oplossingen, ook al onderkennen we daarbij

wellicht lang niet altijd alle consequenties op de

langere termijn, bijvoorbeeld bij PPS- projecten,

ALOP (Advanced Loss of Profi t) en DSU (Delay in Start

Up).”

Vilijn beaamt dat ‘we’ internationaal worden ge-

zien als een volwassen markt op het gebied van

technische verzekeringen, die op een goede ma-

nier naar risico’s kijkt en deze ook gedurende

een project monitort (Risicocontrol). “Daarin zijn

we echt uniek”, valt Beekman hem bij. “Het is in

vergelijking met het buitenland zeker bijzonder en

innovatief te noemen dat wij CAR- risico’s niet al-

leen aan de voorkant kritisch beoordelen, maar dat

middels een zogeheten TIS (Technische Inspectie

Services) ook gedurende de looptijd van een pro-

ject doen. Mede daarom hebben wij als markt een

goede naam en staan we ook internationaal goed

te boek: voor een goede underwriting en een ade-

quate risicoinschatting.”

sCHAdeonTwikkelingDe ontwikkeling van de schadelast lijkt hem

daarin gelijk te geven. Die is volgens de vier door

de jaren heen redelijk stabiel te noemen. Toch is

er het nodige te doen over de schadeafwikkeling.

Elders in deze uitgave (pagina 18) treft u een arti-

kel aan over het nieuwe schaderegelingsdocument

‘Schadeproces coassurantie’. Vilijn: “Doel van het

document is de kwaliteit van het schaderegelings-

proces naar een hoger niveau te brengen, deze te

versnellen en om de rol van alle bij het schadere-

gelingsproces betrokken partijen te verduidelijken.

Alles kan natuurlijk altijd beter, sneller en effi ciën-

ter, zo ook het schadeproces. Per processtap zijn

afspraken gemaakt over welke partij wat doet en

zijn zowel per stap maximale responstijden be-

noemd. Het streven is erop gericht elke schade zo

snel mogelijk af te wikkelen, maar uiterlijk binnen

maximaal 80 dagen.”

Van Nus zegt met het oog hierop steeds meer

een splitsing waar te nemen tussen enerzijds de

bulkschades en anderzijds de meer complexere

schades. “Een goede zaak. Ik heb de indruk dat we

9

als bedrijfstak nu nog teveel elke schade proces-

matig op dezelfde manier afwikkelen. Of het nu

om een eenvoudige diefstalschade gaat, waarbij

de dekkingsvraag helder is, of een grote of anders-

zins complexere CAR-schade die nader onderzoek

behoeft.”

Trends en onTwikkelingenWat houdt naast de commercie de gemoederen in de

technische verzekeringsbranche nog meer bezig?

Beekman wijst op de complexere contractvormen

en de verschuiving van verantwoordelijkheid – en

dus aansprakelijkheid - van opdrachtgever naar de

aannemer, zowel van het risico van ontwerp, bouw,

financiering, onderhoud en uitvoering (DBFMO).

Birkhoff wijst daarnaast op de op stapel staande

privatisering van het bouwtoezicht. “Wat is de im-

pact daarvan voor bedrijven en in hoeverre biedt dit

kansen voor de verzekeringsbranche?”, aldus de

verzekeraar, die een eventuele standaardisatie van

de technische verzekeringsrisico’s als een slechte

zaak bestempelt. “Deze branche vereist in de eerste

plaats maatwerk.”

Vilijn noemt als andere trend de wens vanuit de

klant aan een holistische aanpak, een totaalpakket

vanaf het transport voorafgaand aan de bouw tot

en met de bedrijfsschade (DSU). Daarnaast wijst

hij op de technologische ontwikkelingen. “Die

gaan heel snel en vraagt erom deze nieuwe bouw-

technieken en –methodieken adequaat te volgen.”

In het verlengde hiervan wijst Van Nus op nieuwe

(technologische) ontwikkelingen als 3D-printing

en ‘legolisering’, waarbij meer gebruik gemaakt

wordt van prefab-productie. “Wat voor risico’s

brengt dit met zich mee en hoe gaan wij daarmee

als verzekeringsbranche om?”, aldus de makelaar,

die met betrekking tot het nieuwe bouwtoezicht de

kritiek van de overheid op de wijze waarop in ons

land wordt gebouwd niet zegt te delen. “Natuurlijk

gaat er wel eens wat mis en worden er fouten ge-

maakt, maar om de bouw slecht te noemen vind ik

overtrokken.”

ToekomsT Op de vraag of de klant met het aanbod op de co-

assurantiemarkt uit de voeten kan, volgt dan ook

een volmondig ‘ja’ uit de monden van de vier. Al

onderkennen zij terdege dat dit in feite altijd een

momentopname is. Resultaten uit het verleden

geven immers geen garantie voor de toekomst.

Beekman: “De klant wil zijn risico’s afdekken voor

het geval hem iets overkomt. Hoe wij dat oplossen

middels welke verzekeringsproducten dan ook of

door een combinatie met preventie en riskmanage-

ment, maakt de klant niets uit. Als we het maar

oplossen.” Vilijn beaamt dat. “Bovendien verande-

ren de omstandigheden bij de klant en in de markt

waarin hij opereert continu. Het is aan ons als ver-

zekeringsbranche goed te blijven luisteren naar

de klant en alert in te spelen op diens wensen en

behoeftes met daarop afgestemde verzekerings- en

RM-oplossingen.” In aanvulling hierop zegt Van

Nus in de adviespraktijk van alledag te merken dat

de klant meer dan voorheen vraagt om manage-

mentinformatie, ook op schadegebied, om zijn

risico’s beter te kunnen (laten) analyseren. “Daarbij

leert de praktijk dat het met name aandacht be-

hoeft om klanten nóg nadrukkelijker te wijzen

op het risico van de gevolgschade van een calami-

teit.” Birkhoff deelt die mening. “Ik heb de indruk

dat veel klanten zich niet altijd bewust zijn van dit

risico en in onvoldoende mate beschikken over

contingency plans.”

Desgevraagd is eenieder positief gestemd over de

toekomst van de technische verzekeringsbran-

che. Niet in de laatste plaats omdat in hun ogen

de conjunctuur een keer zal aantrekken, het-

geen zal leiden tot een inhaalslag aan bouw- en

infra-activiteiten. Daarnaast zien zij enkele (mo-

gelijke) groeimarkten: renewable energy, datacenters,

garantieverzekeringen en, als uitvloeisel van de

privatisering van het Bouw- en Woningtoezicht,

vooral de Verborgen Gebreken Verzekering, in

combinatie met de Technische Inspectie Services

(TIS). Naast het reeds genoemde centraal stellen

van de klant en het anticiperen en inspelen op de

veranderingen in de markt en die bij de klant noe-

men zij als voornaamste voorwaarde voor succes

het blijven investeren in (vak)kennis van de mede-

werkers. “Er staat ons en boeiende tijd te wachten

met volop uitdagingen.”

V.l..n.r Michel Vilijn, Henk Beekman, Edwin Birkhoff en Nico van Nus: “Blijven investeren in de vakkennis van medewerkers is één van de voornaamste voorwaarden voor succes.”

10

OFFSHORE ENERGY: de BrAnCHe die (HeT) Voor de wind gAAT

De Nederlandse verzekeringsbranche kwam omstreeks 2002

voor het eerst in aanraking met offshore windmolenparken. Het

risico was zo nieuw dat hiervoor aanvankelijk de polisvoor-

waarden werden gebruikt voor de verzekering van de bouw

van boor- en olieplatforms. In de loop der jaren is het product

geëvolueerd tot een polis met eigen condities en een steeds

bredere dekking die op maat kan aangepast aan de specifi eke

wensen van de klant. Hoewel ons land mede aan de basis er-

van heeft gestaan en hierin zeker een rol van betekenis speelt,

moet de verzekeringsmarkt voor offshore wind-risico’s vooral

worden gezien als een Europese markt met in totaal een 15-

tal aanbieders die dit risico verzekeren. Daarbij speelt Europa

internationaal gezien een vooraanstaande, leidende rol op de

markt voor windmolenparken op zee, waarvoor Azië een eigen

markt heeft en die in de VS nog in de kinderschoenen staat.

De WindCAR en WindOP-verzekeringen zijn ontwikkeld

vanuit de constructieverzekering die gebruikt werden voor

offshore-constructies, de zogenaamde WelCAR-verzekering die

het meest te vergelijken is met een CAR-polis. De WindOP-

verzekering biedt dekking voor de operationele risico’s van

een offshore windpark. Beide verzekeringsvormen dekken

materiële schade op basis van ‘all risks’- gevaren tenzij uitge-

sloten. Naast de uitgebreide dekking is kenmerkend voor deze

verzekeringsvormen dat deze veelal in combinatie met elkaar

bij hetzelfde panel van verzekeraars worden ondergebracht

voor zowel de constructie- als operationele fase. Bovendien

gaat het om een multidisciplinaire verzekering, een combina-

tiedekking van property, marine, liability, engineering & business

interruption, zowel in de constructie als operationele fase.

Daarbij gaat het steevast om forse verzekerde sommen.

Tot dusver is de verzekeringsmarkt voor offshore wind-projecten

redelijk winstgevend gebleken. Dat is enerzijds toe te schrijven

aan de doorgaans hoge premie. Daar staat tegenover dat het

om een buitengewoon schadegevoelig risico gaat, niet zozeer

in frequentie maar wel in bedragen. Onderzoek van Codan,

één van de leidende marktpartijen, wijst uit dat in de periode

2002-2012 van de 60 onderzochte offshore windmolenparken er

slechts drie zonder schade zijn gebleven. De totale schadelast

in de periode 2007-2012 was bijna 125 miljoen euro, terwijl

het gemiddelde schadebedrag per claim 2,25 miljoen euro

bedroeg. Ter illustratie: alleen al de huurkosten van een spe-

ciaal schip om bij schade naar het park te varen zijn al snel

een ton of meer per dag. Vaak zijn de herstelkosten dan ook

hoger dan de materiële schadekosten. Overigens heeft 40,3%

van de claims en maar liefst 83,2% van de totale schadelast

betrekking op kabelschades, 15,3% resp. 9,5% op schades aan

de fundering en 12,5% resp. 4.5% op de elektrische installatie.

De toekomstverwachtingen voor het verzekeren van offshore

wind-parken zijn positief, want windenergie is een groeimarkt.

Naar verwachting zal niet alleen het aantal windmolenparken

toenemen, maar ook worden ze groter en krijgen windturbi-

nes steeds meer vermogen. In vergelijking met 2013 zal de

jaarlijkse hoeveelheid door windmolens opgewekte energie

in Europa in 2020 zijn vervijfvoudigd. Behalve Europa (m.n.

Groot-Brittannië) zal windenergie groeien in Japan, Korea en

de VS. Daarmee zal ook de verzekeringsmarkt voor windener-

gie, zowel onshore als offshore, een groeimarkt vormen.

Dit artikel is tot stand gekomen met medewerking van Jacob Strijker (links) en ir. Maarten Mulder. Eerstgenoemde is werkzaam bij Marsh Netherlands als senior vice president renewable energy practice leader. Hij heeft altijd in de verzekeringsbranche gewerkt en vanaf 1998 in de makelaardij bij Marsh en haar rechtsvoorgangers. Zowel deze makelaar als hijzelf kunnen worden aangemerkt als pioniers op het gebied van de verzekering voor offshore wind-projecten. “Elk project is uniek; elke verzekerings-oplossing vereist dan ook maatwerk.”

Ook Delta Lloyd (een kleine 30 projecten in Europa, totaal 6.000MW) en Maarten Mulder kunnen als pionier worden bestem-peld. Na zijn studie werktuigbouw aan de TU Delft zette hij in 2000 zijn eerste schreden in de verzekeringsbranche bij Marsh. Vanaf 2007 werkt hij bij verzekeraars, aanvankelijk bij ACE en sinds de afgelopen vijf jaar bij Delta Lloyd, waar hij momenteel als underwriting manager engineering & construction lines leiding geeft aan de 40 medewerkers tellende afdeling Technische Verzekeringen. “De klant kan goed uit de voeten met het huidige verzekeringsaanbod.”

Windmolens en windmolenparken vormen als geruime tijd onderwerp van (publieke) discussie. De meeste mensen onderkennen de voordelen van goedkope energie, maar lang niet iedereen wil ze in zijn buurt hebben vanwege ‘omgevingsvervuiling’. Zelfs als de windmolens 25 kilometer of verder uit de kust worden geplaatst, is er commentaar van tegenstanders. Desondanks zullen er naast de bestaande windmolenparken bij IJmuiden (Prinses Amalia Windpark) en Egmond aan Zee(Noordzeewind) de komende jaren nog twee bijkomen (Luchterduinen bij Noordwijk, 2015) en Gemini (boven Schiermonnikoog, 2018), waardoor het vermo-gen uitkomt op ca. 1.000 MW (megawatt). In de toekomst moet deze capaciteit volgens het Energieakkoord NL met een factor 4,5 worden vermenigvuldigd tot 4.500 megawatt, goed voor de energievoorziening aan zo’n vier miljoen huishoudens. De nieuwe parken krijgen wel als taakstellende opdracht mee de bouwkosten tegen 2020 met 40% te reduceren.

11

Hoogleraar prof. Hennes de Ridder pleit voor ʻlegoliseringʼ van de bouw

BoUwen kAn meT een FACTOR VIER GOEDKOPER en meT een FACTOR TWEE BETER

“Stel, ik wil met mijn vrouw gaan eten in de stad. We stellen samen een recept op van wat we willen eten, bieden dat vervolgens aan bij een aantal restaurants en kiezen vervolgens het etablissement dat de laagste prijs vraagt. Een vreemde gang van zaken? Het is wel de manier waarop er al jaren wordt gewerkt in de bouw- en infra-wereld. In een restaurant laten we de voorbereiding en het bereiden van de maaltijd aan de professioneel, de kok, over, maar bij een forse investering als een bouw- of infrastructureel werk kiezen we niet voor de professioneel, de bouwondernemer, maar stelt de opdrachtgever zelf een specifi catie van eisen op aan de aannemer en kiest hij vervolgens voor de laagste prijs.”

Bovengenoemde metafoor komt uit de mond van prof. dr. ir.

Hennes de Ridder, die na zijn studie Civiele Techniek in Delft

22 jaar bij aannemer HBG werkte aan vele grote projecten (o.a.

de stormvloedkeringen in de Oosterschelde en de Nieuwe

Waterweg) en later 17 jaar aan de TU Delft verbonden was als

hoogleraar Methodisch en Integraal Ontwerpen op de Faculteit

Civiele Techniek en Geowetenschappen. Vanaf 1999 is hij

tevens gevestigd als zelfstandig consultant gespecialiseerd in

bouwprocessen, risicomanagement, bouworganisatievormen

en contractvormen.

De Ridder heeft een uitgesproken mening over de kwaliteit

en de manier waarop in Nederland wordt gebouwd. “Die is

ronduit slecht, al is het daarmee internationaal gezien vaak

nóg slechter gesteld. De kosten van bouwfouten worden

geraamd op zo’n 7 miljard euro, maar ik denk dat dit bedrag

minstens de helft hoger is.” Hij schrijft dat vooral toe aan

genoemde handelwijze van opdrachtgevers, die de bouwon-

dernemer voorschrijven wat en hoe er gebouwd moet worden

waardoor bouwbedrijven fi nancieel tegen elkaar worden uitge-

speeld om de kostprijs zoveel mogelijk te drukken. “Daarom

is het niet vreemd dat de winnende aannemer vervolgens op de

kwaliteit bezuinigt om toch nog zoveel mogelijk rendement uit

het project te halen en dat geen enkele aannemer aan research &

development doet”, aldus de hoogleraar, die met het oog op de

kwaliteitsdiscussie verwijst naar een bewust prikkelende uit-

spraak van een grote aannemer die ooit verkondigde dat ‘als we

vliegtuigen zouden bouwen zoals de meeste bouw- en kunst-

werken er elk kwartier een vliegtuig uit de lucht zou vallen’.

legoliseringWat moet er anders? De Ridder: “Er moet een verandering van

structuur en cultuur komen. De bouw moet niet langer elk

project als uniek zien en ophouden in processen te denken

maar meer in producten, net als in de industrie.” Hij maakt de

vergelijking met de automobielbranche. “Neem Volkswagen,

dat heeft 43 verschillende modellen, maar die komen allemaal

van één band en worden allemaal gemaakt van een en dezelfde

bouwdoos. Datzelfde geldt voor bouwwerken als huizen, kan-

toorgebouwen en ‘kunstwerken’ (bruggen, viaducten, tunnels

etc.). Ook die zijn in wezen in de basis bijna allemaal het-

zelfde en zou je niet elke keer opnieuw hoeven te ontwerpen.

Daarom pleit ik ook voor industrieel bouwen en voor ‘legoli-

sering’, het meer productiematig in onderdelen bouwen. Naar

mijn mening kan 80% van alle bouwwerken industrieel, meer

standaard worden gebouwd, waarbij het kwaliteitstoezicht

niet zoals nu per project maar bij de bouwonderneming kan

plaatsvinden.”

Wat is het grote voordeel van industrieel bouwen? “Het is met

een factor vier goedkoper en een factor twee beter, zowel qua

bouw-, constructie- als brandveiligheid. Met als voordeel voor

de verzekeringsbranche dat men een veel beter inzicht krijgt in

de risico’s van de betreffende bouwprojecten en voor de bouw-

ondernemer dat hij naar de buitenwacht beter kan laten zien

dat hij zich kwalitatief onderscheid en daardoor bijvoorbeeld

ook bij verzekeraars een betere premie kan afdwingen.”

Wat zou u marktpartijen mee willen geven? De Ridder: “De

huidige manier van bouwen wordt vooral in stand gehouden

door het leger van adviseurs, die veel lol beleven aan het ein-

deloos maken en herzien van tekeningen en berekeningen.

Alleen de klant kan de markt veranderen, maar die is nog on-

voldoende bekend met alternatieve bouwmogelijkheden.” En

de verzekeringsbranche? “Ga klagen bij het ministerie van

Wonen dat de huidige manier van bouwen niet langer kan en

dat het veel beter, gezonder en veiliger kan en moet.”

Prof. Hennes de Ridder: “De bouw moet niet langer elk project als uniek zien en ophouden in processen te denken maar meer in producten, net als in de industrie.”

12

In de wereld van de bouw en infra is de Construction All Risks-Verzekering (CAR)

een begrip. De ‘AVB’ is de eerste verzekering die aannemers sluiten; de CAR-

polis de tweede en daarmee een goede binnenkomer bij bedrijven met kansen

voor verdere acquisitie naar andere bedrijfsverzekeringen. Mede daardoor is

in de loop der jaren het aantal aanbieders fors toegenomen. Niet voor niets is

‘CAR’ met afstand de grootste branche in technische verzekeringen, goed voor

iets meer dan helft van de totale omzet.

De polis biedt alle bij de bouw betrokken partijen dekking tegen materiële

schade aan het werk (All Risks). In de vorige decennia is de dekking steeds

verder uitgebreid, onder meer met dekking van het aansprakelijkheidsrisico,

bestaande eigendommen, aannemersmaterialen, transport etc. En meer recent

met bedrijfsschadedekkingen als Delay in Start-Up (DSU) en Advanced Loss Of

Profi t (ALOP). Daarmee onderscheidt de Nederlandse CAR-markt zich, niet al-

leen door haar technische kennis maar ook qua poliscondities en prijsstelling,

in positieve zin van het buitenland. Genoemde raakvlakken met andere bran-

ches zijn ook kenmerkend voor de CAR-polis . Net als de hoge penetratiegraad.

Vaak hebben meerdere op hetzelfde project betrokken partijen - opdrachtge-

ver, (onder)aannemer- een CAR-verzekering.

Omdat deze polis sterk bouwgerelateerd is, staan de revenuen de afgelopen

jaren onder druk. Mede door de verminderde bouwactiviteiten is er marktbreed

al enkele jaren sprake van een omzetdaling, soms zelf met dubbele cijfers. Een

en ander werd gecompenseerd door de stimuleringsprojecten van de overheid,

met name op het gebied van de infrastructuur. De economische malaise heeft

ook gezorgd voor meer druk op de schadeafwikkeling. Er wordt nadrukke-

lijker geclaimd dan voorheen, ook kleinere schades en verlangen klanten dat

schades sneller worden geregeld. Beide trends – dalende omzet en stijgende

schadelast – lijken elkaar meer te naderen, met alle mogelijke gevolgen van

dien voor het prijs- en acceptatiebeleid van verzekeraars, die zelf ook kampen

met toenemende kosten als gevolg van wetgeving (o.a. compliance).

Voor het komende jaar wordt nog een verdere teruggang in omzet verwacht,

maar de marktanalisten voorzien vrijwel unaniem dat er vanaf 2015 een ken-

tering zal plaatsvinden: met groeiende activiteiten in bouw en infra en kansen

voor groeiende inkomsten. Daarbij zal de (stimulerende) rol van de overheid

(investeringen, verstrekking vergunningen en garantiestellingen) ook van cru-

ciaal belang zijn.

Met (grote) bouwprojecten zijn

dikwijls grote fi nanciële belangen

gemoeid, zowel voor de opdracht-

gever als voor de aannemer. Dat kan

gaan over effi ciëntere bedrijfshuis-

vesting, het beschikbaar komen van

belangrijke nieuwe infrastructuur

die geëxploiteerd gaat worden of een

project waarin overheid en bedrijfs-

leven samenwerken. Hierbij worden

vaak inkomsten overeengekomen

vanaf de opleverings-/beschikbaar-

heidsdatum, die toenemen naarmate

het project vordert (zie het artikel

over PPS elders op pag. 13).

Dé reden voor opdrachtgevers/aannemers om zich tegen het fi nanciële risico

van vertraging van de oplevering door schade in te dekken. Bijvoorbeeld via een

speciale DSU-verzekering, wat staat voor ‘Delay in Start Up’, oftewel vertraging

van de oplevering.

De DSU-verzekering is een aanvulling op de CAR-polis en kan uitsluitend in

combinatie met deze verzekering worden gesloten. De polis biedt dekking voor

de opdrachtgever of aannemer van een bouwproject voor de fi nanciële gevol-

gen van een vertraging van de oplevering door een onder de CAR-verzekering

gedekte materiële schade. Net als bij bedrijfsschade worden ook de extra kos-

ten van de getroffen maatregelen om de schadelast te verminderen vergoed.

Kenmerkend voor DSU is dat het een maatwerkpolis is, de dekking uitsluitend

van kracht is tijdens de bouwtermijn, er een specifi eke opleverdatum (eventueel

tussenopleveringsdata) geldt en een ‘automatische verlenging’ niet mogelijk

is. Vooraf moet een goede analyse worden gemaakt van de planning, het te

verzekeren belang en de aard van het risico in relatie tot het eigenlijke bouw-

project. Ook is het van belang de voortgang tijdens de bouw te monitoren om

effectief te kunnen reageren wanneer zich een schade voordoet. Dikwijls kun-

nen schadebeperkende maatregelen worden getroffen door de bouwplanning

aan te passen, in overwerk vertraging in te halen of activiteiten te verschuiven,

zodat de totale doorlooptijd (het zogenoemde ‘kritieke pad’) weer binnen de

oorspronkelijke planning valt.

Dit stelt bijzondere eisen aan alle betrokken partijen, met name aan de scha-

de-expert die gedurende het schadeproces intensief zal samenwerken met de

makelaar en verzekeraars voor het faciliteren van schadebeperkende maatrege-

len. Om deze reden zal de DSU-expert bij voorkeur van tevoren moeten worden

benoemd en direct worden ingeschakeld wanneer zich een CAR-schade voor-

doet die tot een DSU kan leiden. Ook zal de expert een analyse moeten maken

van de aan het schade-evenement toe te schrijven vertraging en de fi nanciële

gevolgen daarvan.

De vraag naar DSU neemt toe, mede doordat betrokken private fi nanciers

(lenders) fi nanciële garanties verlangen. Ook de toenemende complexiteit en

een terugtrekkende overheid, waardoor het aantal PPS-projecten toeneemt,

spelen een rol.

CAr: meT AFsTAnd de grooTsTe

delAY in sTArT-UP (dsU), een welkome AAnVUlling

Het artikel over Contruction All Risks (CAR) is tot stand gekomen met medewerking van Hans Pels Rijcken, underwriting manager technische verzekeringen bij Amlin Europe. Na enkele omzwervingen in de bouw ging hij 25 jaar geleden in de (technische) verzekeringsbranche aan de slag. Hij werkte achtereenvol-gens bij Tollenaar & Wegener, Interlloyd, Praevenio en sinds november 2005 bij FCI en Amlin Europe. “De vraag is of de houdbaarheidsdatum van de huidige CAR-markt zo langzamerhand niet is bereikt en/of we moeten zoeken naar nieuwe vormen voor onze dienstverlening.”

Het artikel over DSU (Delay in Start Up) is tot stand gekomen met medewerking van drs. Gerard Böttcher. Na zijn studie economie en bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam werkte hij onder meer ruim 20 jaar bij Cunningham Lindsey en diens juridische rechtsvoorgangers als bedrijfsschade-expert en direc-teur. Sinds eind 2008 leidt hij het door hem opgerichte expertisebureau Context.

13

De Erection All Risks-Verzekering (EAR/Montage) komt qua dekking overeen met

de CAR-polis, maar is specifi ek bedoeld voor montagewerken. Kenmerkend

voor deze verzekering, die in de jaren ‘70/’80 vanuit Groot-Brittannïe naar het

Europese vasteland is ‘overgewaaid’, is het risico van testen – ‘start de machine

op?’ – en beproeven – ‘werkt de machine/installatie in de praktijk zoals hij zou

moeten werken?’ – meeverzekerd. De polis dekt alleen materiële schade, maar

is uit te breiden met een dekking voor bedrijfsschade of zelfs verlies van toe-

komstige winst door vertraging in de oplevering.

Tijden veranderen. Daar waar voorheen meerdere verzekeraars de EAR-polis

sec in hun portfolio voerden, is dat inmiddels beperkt tot een enkele aanbieder.

De klant kan voor dit specifi eke risico echter bij veel partijen terecht, aange-

zien de dekking in de meeste CAR-polissen van makelaars en verzekeraars in

de loop der jaren dusdanig is uitgebreid dat ook het EAR/montagerisico stan-

daard wordt meeverzekerd.

Overigens de vraag naar EAR/montage-dekking toegenomen, mede als gevolg

van de verslechterde economische situatie. Het testen/beproeven – de opstart-

fase van een installatie of machine – is een cruciaal moment voor een bedrijf.

Mocht het daarbij mis gaan, zijn de fi nanciële gevolgen vaak groot. Door de

krappere planning van productieprocessen neemt bovendien de kans op

schade toe. Marktpartijen zien nog verdere groeimogelijkheden. De penetra-

tiegraad is bij lange na nog geen 100% en zodra de bouw- en andere industriële

activiteiten toenemen, zal dit eveneens een positie impuls hebben op de vraag

naar EAR/montageverzekeringen.

Publiek-private samenwerking, kortweg PPS, is een samenwerkingsvorm

waarbij de (gemeentelijke, provinciale of landelijke) overheid en de private

sector langdurig samen optrekken – vaak voor een periode van een jaar of 30

– voor de realisatie en exploitatie van overheidsprojecten: de bouw van infra-

structurele projecten als rijks- en andere wegen en zogeheten ‘kunstwerken’

(tunnels, bruggen, viaducten) en de bouw van scholen, ziekenhuizen en ande-

re overheidsgebouwen. In eerste instantie werd PPS ingezet bij grote projecten

op vastgoedgebied (ministerie van Financiën, Kromhout Kazerne) en op infra-

gebied bij onder meer de tweede Coentunnel, de A15 (incl. de grootste hefbrug

ter wereld) en de A1/A6 (met het grootste aquaduct ter wereld). Later kwam een

beweging op gang richting lagere overheden, zoals het Montaigne-college in

Den Haag en de Internationale School in Eindhoven.

Bij PPS wordt voor een langere termijn een contract aangegaan tussen over-

heid en private partijen, waarbij eerstgenoemde opdracht geeft om een project

of bouwwerk te ontwerpen, bouwen, fi nancieren en gedurende langere tijd te

beheren. In vakjargon wordt ook wel gesproken van een ‘DBFMO-constructie.

Anders dan bij traditioneel aanbesteden is de opdrachtnemer niet alleen ver-

antwoordelijk – en dus de aansprakelijk – voor het ontwerp (design), de bouw

(build) en de fi nanciering ( fi nance), maar na de oplevering ook voor het onder-

houd (maintenance) en uitvoering (operate). Hiermee wordt onder meer beoogd

dat er beter, innovatiever, duurzamer en goedkoper wordt gebouwd. De aanne-

mer is voor langere termijn verantwoordelijk voor het project en heeft daardoor

belang bij een goede bouwkwaliteit en duurzaamheid. Verder is tijdige ople-

vering essentieel voor de opdrachtnemer, daar dit het moment is waarop de

aannemer een groot deel van zijn beschikbaarheids- en ‘lump-sum’-vergoe-

dingen krijgt. Vertraging door schade kan fi nancieel fl ink in de papieren lopen

als de overeengekomen beschikbaarheidsdatum niet gerealiseerd wordt.

Een adequaat verzekeringspakket is dan ook essentieel voor betrokken, ook

met oog op de fi nanciering van een project door de banken. Het gaat bij PPS

doorgaans om een combinatie van polissen van CAR, design & construct, DSU

(Delay in Start-Up), aansprakelijkheid en brand/bedrijfsschade. Ook hierbij is

sprake van een softe markt met voldoende aanbieders, een uitgebreide dek-

king en een dalend premieniveau. Volgens marktanalisten wint PPS in ons

land aan terrein. Naar verwachting zal het aantal projecten toenemen, ook op

kleinere schaal, en zullen mede daardoor ook de verzekerings- en fi nancierings -

mogelijkheden vermeerderen.

ereCTion All risks: HeT sPeCiAle ZUsJe VAn de CAr-Polis

PUBliek PriVATe sAmenwerking winT Terrein

Het artikel over Erection All Risk /Montage is tot stand gekomen met medewerking van Jurgen Bronchel, senior account specialist Technische Verzekeringen bij Meijers Assurantiën. Hij werkt al vanaf 1985 in dit segment, achtereenvolgens bij Sedgwick, Blom & Van der Aa, Marsh en sinds 1998 bij Meijers. “Het mooie van technische verzekeringen is dat geen (CAR/EAR)project hetzelfde is, ook al lijkt dat op het eerste gezicht soms wel zo.”

Het artikel over Publieke Private Samenwerking (PPS) is tot stand gekomen met medewerking van Bas Schröder, broking specialist en vice-president Construction/Energy bij Marsh. Hij werkt inmiddels 25 jaar in de verzekeringsbranche, waarvan 20 jaar aan de makelaarskant. Na een aantal jaren in Londen te hebben gewerkt bij verzekeraar Colonia, werkte hij in Nederland bij Aon als directeur CAR en sinds november 2006 bij Marsh en diens juridische voorgangers. “PPS vergt een andere mentaliteit van betrokken partijen.”

14

in THeorie kloPT de sTelling, mAAr in de PrAkTiJk?“Ik onderschrijf de stelling volledig. Je kunt

niet elk product in een (IT-)procesje stoppen

en dan uitrollen. Maatwerk is denkwerk en

daarmee mensenwerk.” Zo reageerde Adriaan

Meijer, Practice Leader risk management bij ma-

kelaar Mandema & Partners op de stelling op

de VNAB-forumdiscussie op LinkedIn. In een

toelichting zegt hij dat de stelling in theorie

weliswaar klopt, maar dat de praktijk van alle-

dag vaak anders is. Het belang van innovatie is volgens hem om als bedrijfstak

te vernieuwen in processen, diensten en vooral oplossingen voor de klant.

“Verzekeringstechnisch gezien betekent innovatie -over de branches heen-

risico’s beoordelen, op een technisch aanvaardbaar niveau. Dat kan niet al-

leen beter, dat móét beter. Ik ben van mening dat we in de grootzakelijke

verzekeringsmarkt de creativiteit missen om de verzekeringsoplossing in

voldoende mate aan te laten sluiten bij de wensen van de klant.”

Volgens Meijer is er bij veel verzekeraars sprake van een verschraling van het

productaanbod voor de grootzakelijke verzekeringsmarkt, waardoor kennis,

kunde en inzicht verdwijnen. “Door de eisen die Solvency II stelt, is het naar

mijn mening voor verzekeraars makkelijker en goedkoper om nog maar één

product aan te bieden. De verzekeringsmarkt lijkt daardoor vooral proces- en

wetgevings-, en niet klantgedreven. Het ontbreken van kennis aan de verzeke-

raarskant beperkt de mogelijkheid om het benodigde en gewenste maatwerk

te leveren. Zodra er geen innovatie meer is, betekent dat het einde van een be-

drijfstak, zoals Eric Bloem (Heineken) terecht stelt op het LinkedIn-forum.”

Zonder VerZekeringen geen innoVATie

Bart Breuk, die sinds 1 oktober 2011 leiding

geeft aan Catlin Europe SE Netherlands

Branch, zegt geen moment te hebben hoeven

nadenken over zijn antwoord op de stelling.

“De stelling onderschrijf ik volledig. Ik weet

uit ervaring dat geen machine of bouwpro-

ject hetzelfde is. Je kunt daarbij denken aan

de verschillende gebruikte materialen of het veranderde denken ten aanzien

van duurzaamheid. Alleen daarom al kan niet worden volstaan met een stan-

daardoplossing. Technische verzekeringen vereisen maatwerk, een dekking

die naadloos aansluit op het risico, en dat geldt helemaal bij innovaties.”

Bieden we de markt ook voldoende maatwerk? “Natuurlijk kunnen zaken

altijd beter. Ik ben er van overtuigd, dat we onze klanten adequate maatwerk-

oplossingen bieden. Dat moet ook, want anders zouden zij zich bij nieuwe

productinnovaties of nieuwe bouwtechnieken en - methodieken niet langer tot

ons wenden. Sterker nog, ik ben van mening dat zonder verzekeringen techno-

logische innovaties niet langer mogelijk zouden zijn. Het fi nanciële risico voor

bedrijven zou dan namelijk te groot zijn. Vandaag de dag is voor bedrijven een

zo’n groot mogelijke zekerheid een eerste vereiste. Velen zien verzekeringen

vaak als een noodzakelijk kwaad maar ik denk dat zij bij schade er zeker van

overtuigd raken, dat een toereikende verzekering alleszins zinvol is ter afdek-

king van hun (technische) bedrijfsrisico’s.”

TeCHnisCHe VerZekeringsBrAnCHe Bereid mee Te denken meT de klAnT

“Absoluut.” Dat is het niets aan duidelijk-

heid te wensen overlatende antwoord van

Jan Beemer RMiA, teamleider risicobeheer

bij makelaar Schouten Zekerheid, op de stel-

ling. “De voortschrijdende technologische

ontwikkelingen maken niet alleen bouw- en

infraprojecten complexer, maar dat geldt

evenzeer voor innovatieve ontwikkelingen in de Rotterdamse haven en dat

vraagt van de verzekeringsbranche nóg meer dan voorheen dat er maatwerk-

oplossingen worden geboden.”

Desgevraagd zegt Beemer van mening te zijn dat de technische verzekerings-

branche daarin redelijk slaagt. “Vooropgesteld, het is een open deur door te

stellen dat het altijd beter kan. Dat geldt uiteraard ook voor de technische

verzekeringsbranche. Bovendien is het nu eenmaal een gegeven dat onze be-

drijfstak niet bepaald te boek staat als innovatief. Daardoor moeten wij als

makelaar verzekeraars geregeld aansporen om mee te denken met ons en de

klant om adequate verzekeringsoplossingen te vinden voor de risico’s van de

klant. Gelukkig zijn er in de technische verzekeringsbranche wel enkele posi-

tieve uitzonderingen te vinden. Er zijn op dat werkterrein in mijn ogen zeker

een aantal verzekeraars te noemen die bereid zijn van de gebaande paden af te

wijken en wel degelijk geneigd zijn mee te bewegen in de door ons en de klant

gewenste richting. Op die manier maken zij het gewenste en benodigde maat-

werk wel degelijk mogelijk.”

mAATwerk BeHoorT ToT ons dAgeliJks werk

“In het segment van de markt voor technische

verzekeringen waarbinnen XL Benelux zich

beweegt, hebben we zelden te maken met stan-

daardwerk. Het is vrijwel altijd maatwerk. Ik

schat dat dit geldt voor minimaal negen van de

tien risico’s die bij ons ter verzekering worden

aangeboden.” Dat is de eerste reactie op de stel-

ling van René van de Ven, underwriting manager construction Benelux Region bij

XL Insurance Company.

Hij is van mening dat juist de branche technische verzekeringen veel met (tech-

nologische) innovaties te maken heeft. “Technologische innovaties behoren

dan ook tot onze dagelijkse risicobeoordeling van projecten. Het is zaak als

verzekeraar hierop alert en adequaat in te spelen. Soms is daar al ervaring mee

opgedaan en/of is er risicoinformatie voor handen, maar veelal is dat niet het

geval. Dan zullen we zelf op onderzoek moeten uitgaan en ons laten voorlich-

ten door de klant of externe deskundigen en/of het overleg aangaan met de

eigen specialisten binnen ons internationale concern.”

‘De Stelling!’, zo luidt de titel van deze rubriek. Hierin wordt – het woord zegt het al - een bepaald standpunt voorgelegd aan personen binnen en buiten de grootzakelijke verzekeringsmarkt. De stelling luidt dit keer: ‘(Technolo-gische) innovatie vereist verzekeringstechnisch maatwerk!’ Op deze pagina’s treft u de mening aan van acht personen aan die werkzaam zijn bij makelaars en verzekeraars op het gebied van technische verzekeringen.

Bart Breuk

Adriaan Meijer

René van de Ven

Jan Beemer

15

Op grond van deze risicobeoordeling van de innovaties en andere risicobe-

palende factoren worden vervolgens de voorwaarden, condities, premies en

eigen risico’s vastgesteld. Desgevraagd geeft hij aan van mening te zijn dat de

klant ook met nieuwe, technologische ontwikkelingen goed uit de voeten kan

op de Nederlandse markt. “Niet in de laatste plaats omdat wij hier op som-

mige vlakken ruime ervaring hebben en daardoor eerder bereid zijn nieuwe,

onbekende risico’s op dat terrein te verzekeren dan elders in de wereld.”

de sTelling kloPT, mAAr kUnnen wiJ dAT ook Bieden?

“Een prachtige stelling, die bovendien aan-

geeft hoe het in mijn ogen zou moeten zijn.

Technische innovatie vraagt inderdaad om

verzekeringstechnisch maatwerk. Maar of we

als technische verzekeringsbranche dat maat-

werk ook daadwerkelijk (kunnen)bieden,

daar plaats ik vraagtekens bij.” Die woorden

komen uit de mond van Douwe Steenstra, senior claims consultant bij Aon Risk

Solutions.

Hij licht toe: “Als je als bedrijfstak voor niet innovatieve zaken al geen vol-

doende adequate oplossingen kunt bieden, dan is het nog maar de vraag op

je daarin wel kunt slagen voor nieuwe technologische innovaties. We zijn

nu eenmaal van oudsher een zeer conservatieve branche. Zaken waarover 30

jaar geleden al discussie was met verzekeraars, zijn dat vandaag de dag nog

steeds. Daarvoor is nog altijd geen oplossing gevonden. Zoals het bieden van

dekking voor machines, installaties en kabels die na een schade zijn hersteld

(garanties), of een polis die dekking biedt voor alle schades aan beton, iets

waar aannemers al jarenlang om vragen. Waarom bieden we een dergelijke

verduidelijking van de dekking niet aan en vragen we daarvoor een adequate

premie? Dan bieden we de klant in elk geval een keuzemogelijkheid: een uit-

gebreide dekking tegen een meerpremie of een beperkte dekking tegen een

lagere premie.”

HeT kAn, mAAr HoeFT nieT Per se

“Technische innovatie kan inderdaad verze-

keringstechnisch maatwerk vereisen, maar

dat hoeft niet per se het geval te zijn.” Dat

is het genuanceerde antwoord van Paul de

Keijzer, directeur Technische Verzekeringen

bij Markel International, op de stelling. Hij

licht zijn antwoord als volgt toe: “Niet elke

nieuwe technologische ontwikkeling is per

defi nitie zo complex dat niet kan worden volstaan met het bestaande produc-

tenarsenaal. Maar het kan natuurlijk wel, bijvoorbeeld voor zonne-energie en

Ipads, waarvoor wij nieuwe producten hebben ontwikkeld.

De verzekeringsbranche staat niet bepaald bekend om zijn innovatieve ka-

rakter, ook niet op het gebied van technische verzekeringen. “Zo wordt in

tegenstelling tot de provinciale markt ons initiatief voor loss adjusting, waarbij

de expert ook de dekkingsvraag beantwoordt en verregaande bevoegdheden

heeft om de schade zelfstandig af te wikkelen, in het beurssegment nauwelijks

opgepakt. Desalniettemin ben ik van mening dat de technische verzeke-

ringsbranche de technologische ontwikkelingen goed monitort en dat deze

verzekerbaar zijn, zoals bijvoorbeeld recentelijk met verticale boringen (ge-

othermie). Naar mijn mening kunnen klanten ter afdekking van hun risico’s

dan ook voldoende uit de voeten met het aanbod in de Nederlandse markt,

ook al is bij nieuwe trends het aantal aanbieders vaak beperkt. De branche is

doorgaans volgend en stelt zich in het algemeen niet bepaald proactief op.”

innoVATie BeginT meT PArTnersHiP

Volgens Hans Dröge, Senior Vice President en

Practice Leader Construction, bij Marsh is de stel-

ling an sich slechts ten dele waar. “Immers, het

product sec blijft in basis gelijk met ‘aanpas-

singen’ ingegeven door bijvoorbeeld de stand

van de techniek (innovatie) of (nieuwe/her-

ziene)eisen van overheidswege of fi nanciers

e.d.”

Daarnaast is volgens hem een belangrijke factor hoe fl exibel de markt kan zijn

in het meebewegen met de innovatie. “Je kunt wel maatwerk willen bieden

of voor ogen hebben, maar dan moeten marktpartijen het wel kunnen leve-

ren. Als zij geen maatwerk kunnen aanbieden (bijvoorbeeld omdat het niet

in de treaties is geregeld), niet mogen aanbieden (omdat het qua risicopro-

fi el mogelijk niet in het beleid past) of niet willen aanbieden (omdat zij géén

vertrouwen hebben in de innovatie), dan stokt de ‘innovatie wat betreft het

verzekeringstechnisch maatwerk’ ook”, aldus Dröge. De enige wijze waarop

innovatie tot een succesvolle wijze kan worden omgevormd tot een maat-

werkoplossing is volgens hem wanneer de desbetreffende belanghebbende

partijen zich vanaf het startpunt opstellen als partners. “Met andere woorden

succesvolle implementatie van innovatie vereist c.q. begint met partnership!”

oF mAATwerk VereisT is, HAngT sTerk AF VAn de omsTAndigHedenToen Hans Feldman, directeur Aanspra-

kelijkheids- en overige Variaverzekeringen

bij HDI-Gerling, de stelling kreeg voor-

gelegd, twijfelde hij over deelname aan dit

themanummer vanwege zijn specifi eke aan-

sprakelijkheidsachtergrond. “Aan de andere

kant zijn er veel raakvlakken tussen aansprake-

lijkheid en technische verzekeringen en blijkt in

de praktijk cross selling tussen deze twee branches een beproefd concept te zijn.”

Voor wat betreft het gebruik van het woord ‘vereist’ in de stelling, merkt hij op

dat dit sterk afhangt van de omstandigheden. “Wat in elk geval van belang is

om na te gaan wat bij een bepaalde technologische innovatie de verzekerings-

technische aspecten zouden kunnen zijn. Vragen of een specifi eke wet- en

regelgeving van toepassing is en in welke fase van de bedrijfskolom men zich

bevindt, zijn hierbij van belang. Denk aan 3D printing, hetgeen zeer in trek is

bij zogenaamde start up’s die niet in alle gevallen een goed beeld hebben van

hun hoedanigheid (producent, ontwerper dan wel anderszins) en de hiermee

samenhangende aansprakelijkheden.”

Volgens Feldman is dan ook van belang dat de eventuele risico’s worden ge-

inventariseerd en geanalyseerd. “Daarna kan worden bezien of deze risico’s

zelf kunnen worden gedragen dan wel of deze dienen te worden overgedra-

gen, waarbij in het kader van de risicofi nanciering het trachten te vinden van

een verzekeringsoplossing een mogelijkheid is die zeker als verzekeringstech-

nisch maatwerk dient te worden omschreven.”

(Technologische) innovatie vereist verzekeringstechnisch maatwerk!

Douwe Steenstra

Hans Feldman

Hans Dröge

Paul de Keijzer

16

KLANTEN POSITIEF oVer sAmenwerking meT VerZekeringsBrAnCHeDe klanten uit de technische verzekeringssector zijn goed te spreken over de samenwerking met de co-assurantiemarkt, zo blijkt uit gesprekken met vier woordvoerders van verzekerde bedrijven: Cofely Nederland, de koninklijke BAM Groep, ENECO Wind en Pon Holdings. Zij noemen allen echter wel één of meerdere punten die voor (verdere) verbetering vatbaar zijn.

Frank Prins (Koninklijke BAM Groep nv):

Zorg Voor meer BrAnCHeoVersCHriJdende oPlossingen

Nicole van Hal (ENECO Wind):

meer AAnBieders ZoU wenseliJk ZiJn

“Ken je klant, volg diens strategische ontwik-

kelingen, stel je proactief op en help je klant zijn

ambities waar te maken. Zorg daarnaast voor inte-

grale adviezen en oplossingen, ook over de diverse

verzekeringsbranches heen.” Dat zijn de adviezen

die Frank Prins, Insurance Manager bij BAM, de ver-

zekeringsbranche zou willen meegeven. In die

functie is hij binnen de groep o.a. medeverant-

woordelijk voor de advisering en voorlichting op

het gebied verzekeringen en risicomanagement

en de behandeling van grote complexe schades.

De groep verenigt in de thuismarkten Nederland,

België, Duitsland, Engeland en Ierland, waarin

het een leidende positie inneemt, een groot aantal

bedrijven die actief zijn in de sectoren bouw, tech-

niek, infra, publieke private samenwerkingen en

vastgoed.

“BAM streeft ernaar om ‘best in class’-projecten te

realiseren, zowel in technisch, organisatorisch

opzicht als qua resultaat. Het intensiveren van risk

management op deze gebieden is één van onze be-

langrijkste strategische prioriteiten. De focus van

onze afdeling ligt dan ook steeds meer op het le-

veren van een concrete bijdrage aan het verbeteren

van het bouwproces, het risicobewustzijn en de

risicohouding”, aldus Prins, volgens wie verzeke-

ringen van groot belang zijn voor de bescherming

van de continuïteit van de onderneming, maar

ook voor de belangen van andere stakeholders, zo-

als opdrachtgevers, lenders en joint venture-partners.

“Daarbij is de co-assurantiemarkt met name op het

gebied van technische verzekeringen voor BAM een

belangrijk markt”. Prins noemt als voornaamste

schadeoorzaken op de CAR-polis diefstal, lekkage,

brand en fouten in het primaire bouwproces: in het

ontwerp, door uitvoering of in materialen.

BAM legt de nadruk op het bewerkstelligen van

écht partnership met makelaars en verzekeraars,

hierdoor is het steeds beter mogelijk om open en

transparant te communiceren over wederzijdse

belangen. “Als grote internationale bouwonder-

neming merken wij wel dat de verzekeringsmarkt

moeite heeft om snel op nieuwe ontwikkelingen in

te spelen. Bijvoorbeeld op het gebied van publieke

Energiemaatschappij Eneco telt diverse business

units. Eén ervan is EnecoWind, dat zich in binnen-

en buitenland met ca. 100 medewerkers toelegt

op de ontwikkeling van windmolens en windmo-

lenparken, zowel op land als op zee. Als business

controller is Nicole van Hal onder meer belast met

verzekeringen en andere fi nanciële zaken met be-

trekking tot het 60 windturbines tellende Prinses

Amaliawindpark, 23 kilometer voor de kust van

IJmuiden. Daarnaast is Eneco Wind momen-

teel betrokken bij de opzet van windmolenpark

Luchterduinen (23 kilometer voor de kust van

Noordwijk en Zandvoort), dat volgens planning

eind 2015 operationeel wordt met 43 windmolens,

en bij enkele windmolenprojecten op land.

Windmolens vertegenwoordigen een fl inke

waarde. Naast de materiële schade aan turbine of

kabels vormt ook de bedrijfsschade een fors risico.

Immers, wanneer een windmolen buiten gebruik is,

levert hij geen energie op. “We doen er dan ook veel

aan om de kans op defecten, storingen en andere

schades te voorkomen. Bijvoorbeeld door regelma-

tige inspecties en uitgebreide onderhoudsbeurten.

Bovendien is er een zone vastgesteld rond het

windmolenpark waarbinnen schepen niet mogen

komen”, vertelt Van Hal, die daarnaast verzekeren

van essentieel belang noemt om zich in te dekken

tegen de gevolgen van eventuele calamiteiten. “We

hebben een all risks-verzekering, die zowel dekking

beidt tegen materiële schade als de gevolgschade.”

Zij omschrijft de samenwerking met de makelaar en

verzekeraar als goed. “Het Prinses Amaliawindpark

heeft in de afgelopen jaren weinig schades – kabel-

schade en wat kleinere schades – gehad. Deze zijn

naar tevredenheid afgewikkeld. In het begin van

de offshore-activiteiten was iedereen nog wat zoe-

kende, omdat het een nieuw risico betrof waarmee

nog geen ervaring was opgedaan. Inmiddels zijn

de offshore-activiteiten toegenomen en is er binnen

de verzekeringsbranche meer know how aanwezig.”

Desalniettemin zijn er volgens haar zaken voor ver-

dere verbetering vatbaar. “Blijf communiceren met

je klanten en zet je know how en ervaring nog

meer in voor nieuwe verzekeringsmogelijkheden.

Daarnaast zouden wij het toejuichen wanneer er

voor onze specifi eke risico’s meer aanbieders zou-

den zijn. Dat zou ons meer shopmogelijkheden

geven.”

private samenwerking (PPS) en de wereldwijde in-

ternationale groei van BAM. Daar valt nog veel te

winnen.”

Frank Prins: “De verzekeringsmarkt heeft moeite om snel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.”

Nicole van Hal: “Zet je know how en ervaring nog meer in voor nieuwe verzekeringsmogelijkheden.”

17

KLANTEN POSITIEF oVer sAmenwerking meT VerZekeringsBrAnCHeMarlies de Gooijer (Cofely Nederland NV):

goed Te sPreken oVer AAnBod en sAmenwerking

Titus Tiel Groenestege en Bram van der Kooij (Pon Holdings):

BliJF innoVATies mogeliJk mAken!

Gevraagd naar haar ervaringen met de co-assuran-

tiemarkt volgt een positieve reactie uit de mond van

Marlies de Gooijer, als insurance manager bij Cofely

Nederland NV in Bunnik verantwoordelijk voor het

pakket aan schadeverzekeringen: “Ik ben goed te

spreken over de samenwerking met beide make-

laars – één voor aansprakelijkheid en één voor CAR

– en met verzekeraars, waarmee we langdurige

relaties nastreven. Bovendien kunnen we ter afdek-

king van onze bedrijfsrisico’s goed uit de voeten

met het huidige verzekeringsaanbod.”

Het 6.300 medewerkers tellende Cofely, onder-

deel van de Franse aandeelhouder GDF Suez, is

Europees marktleider op het gebied van duurzame

technologische oplossingen, met name op het ge-

bied van industrie, utiliteit en infra. Desgevraagd

geeft zij aan schade aan derden, zowel materieel

als letsel, als voornaamste bedrijfsrisico te zien,

net als vertraging door een te late oplevering.

“Riskmanagement is essentieel en begint met een

goed contract en dito afspraken. Verzekeren is

daarbij een goed middel als ‘achtervang’, om het

fi nanciële leed van een schade te verzachten.”

Volgens Cofely’s insurance manager zijn er ook zaken

voor verbetering vatbaar. “Ik zou een groot voor-

stander zijn van één allesomvattende polis voor alle

aansprakelijkheidsrisico’s die je als bedrijf loopt”,

aldus De Gooijer, die als ander verbeterpunt de

communicatie met partijen noemt. “Als wij over

besluiten, in plaats van met alle verzekeraars, al-

leen met de leader zouden hoeven te overleggen,

dan zou dat zowel het acceptatie- als het schade-

proces aanmerkelijk kunnen versnellen. Daarnaast

zouden verzekeraars zich bij schades in het ‘grijze

gebied’ wel eens wat pro-actiever kunnen opstellen

in plaats te wachten totdat iemand anders bereid is

daarin het voortouw te nemen.”

Tot slot, wat zou u de verzekeringsbranche als

goede raad mee willen geven? Haar antwoord:

“Ken je klant, anticipeer op de ontwikkelingen

binnen diens bedrijf en durf kritisch naar je eigen

producten en dienstverlening te kijken. En durf

als verzekeraar ook te investeren in duurzaam-

heid. De verzekeringsbranche is een traditionele

en er wordt wel eens beweerd dat ‘de verzekerings-

molens vaak langzaam draaien’. Probeer dat beeld

in positieve zin te veranderen, bijvoorbeeld door je

probleemoplossend en vernieuwend vermogen te

demonstreren.”

Bij Pon Holdings, één van de grotere familiebedrij-

ven van ons land, houden Titus Tiel Groenestege,

directeur risk & insurance, en claimsmanager Bram

van der Kooij samen met twee collega’s zich bezig

met verzekeringen en riskmanagement in binnen- en

buitenland. Het bedrijf is van oudsher bekend als

dealer/importeur van (vracht)auto’s, maar heeft het

werkterrein inmiddels fors verbreed met (diesel/

gas)motoren (Caterpillar, Mak en MAN), grondver-

zetmachines, mining equipment en ander materieel.

Zij noemen beiden riskmanagement en verzeke-

ren van belang voor hun bedrijf: het eerste om de

kans op schades zoveel mogelijk te reduceren en

het tweede om de bedrijfsrisico’s zoveel mogelijk

te spreiden. “Kenmerkend in dit verband is dat wij

voor alle WKK’s (Warmtekrachtinstallaties) in ons

land een onderhoudscontract hebben afgesloten in

combinatie met een machinebreukverzekering”,

benadrukt Van der Kooij. Tiel Groenestege noemt

naast de aandacht voor onderhoud de vele investe-

ringen in research & development (onderzoek) en het

feit dat motoren op land maar ook op zee 24/7 mid-

dels telemetrie kunnen worden gemonitord.

Desgevraagd zeggen Tiel Groenestege en Van der

Kooij dat zij op zich goed uit de voeten kunnen met

het aanbod van de verzekeringsbranche, waarbij zij

zich op het gebied van de technische verzekeringen

vooral indekken tegen de risico’s van machinebreuk

en computerschade. De samenwerking met de par-

tijen op de co-assurantiemakt bestempelen zij dan

ook als ‘prima’. “Al merken we wel dat naarmate de

machines duurder worden en de risico’s groter, dat

het soms lastiger wordt om voldoende capaciteit te

vinden”, aldus de R&I-directeur, die daarnaast de

co-assurantiemarkt voor wil houden dat deze door

middel van toereikende verzekeringsoplossingen

(technologische) innovaties mogelijk moet blijven

maken. “Dat is essentieel voor bedrijven als het

onze, dat onder meer oplossingen heeft ontwik-

keld om dieselmotoren ook op gas (dualfuel)te laten

draaien” Van der Kooij zegt het daarnaast te zullen

toejuichen wanneer, naast de makelaar, ook verze-

keraars wat vaker een bezoek aan de bedrijfslocatie

zouden brengen om de risico’s ter plaatse te bekij-

ken. “Dat gebeurt weliswaar al meer dan voorheen,

maar dat zou in mijn ogen best nog wat vaker mo-

gen plaatsvinden.”

Marlies de Gooijer: “Durf als verzekeraar ook te investeren induurzaamheid.”

Titus Tiel Groenestege (links) en Bram van der Kooij: “Verzekeraars zouden wat vaker de bedrijfslocatie van hun klanten mogen bezoeken.”

18

Makelaar benoemd tot proceseigenaar; eerder duidelijkheid over dekkingsvraag

SCHADEPROCES CO-ASSURANTIE moeT AFwikkeling ClAim Versnellen

en VerdUideliJken‘De wereld rond in 80 dagen’. Dat was de uitdaging waarvoor de hoofdpersoon in het gelijknamige boek van Jules Verne zichzelf stelde. Het regelen van een co-assurantieschade op een technische verzekering in maximaal 80 dagen, verdeeld over twaalf processtappen. Dat is één van de doelstellingen die een speciale werkgroep van makelaars (Adfi z), verzekeraars (Verbond) en schade-experts (NIVRE) in samensprak met de VNAB heeft geformuleerd in het document ‘Schadeproces Co-assurantie Technische Verzekeringen. Dit document is vorige maand compleet met begeleidende brief aan alle betrokken markt partijen gestuurd met het verzoek daar per 1 maart jl. naar te handelen. “De insteek van de betrokken partijen is om met dit document de kwaliteit van het schaderegelings proces naar een hoger niveau te brengen, deze te versnellen en om de rol van alle bij het schaderegelingsproces betrokken partijen te verduidelijken. De hele exercitie is geïnspireerd door het belang van de klant”, aldus de initiatiefnemers.

We praten hierover met verzekeraar ing. Michel Vilijn, voorzitter van de com-

missie Technische Verzekeringen van het Verbond van Verzekeraars en in het

dagelijks leven manager Property Claims bij Amlin Corporate Insurance. En met

twee vertegenwoordigers van de branchebrede werkgroep: Jan van der Weck,

voorzitter van de Technische Commissie Engineering bij Adfi z en broking director

Construction & Engineering bij makelaar Aon Risk Solutions en schade-expert mr.

Klaas Brand, voorzitter van het branchebestuur Aansprakelijkheid Technische

Varia/Agrarisch binnen het NIVRE en directeur Aansprakelijkheid/CAR bij

Cunningham Lindsey Nederland. De werkgroep wordt gecompleteerd door

makelaar mr. Gottfried Bos (Marsh) en verzekeraar Edwin Birkhoff (Zurich),

terwijl beleidsadviseur mr. Marieke Beugel van het Verbond van Verzekeraars

als secretaris fungeert.

De drie benadrukken het bijzondere karakter van de technische verzekerings-

branche. “Elk project is een dynamisch proces, waarbij na een schade, meer

nog dan bijvoorbeeld bij een brandschade, de werkzaamheden op de schade-

locatie zo snel mogelijk moeten doorgaan”, verduidelijkt Van der Weck. “Bij

elk project hebben aannemers te maken met deadlines met doorgaans fi kse boe-

teclausules. Meer dan in welke branche dan ook is een snellere afwikkeling

geboden”, vult Vilijn aan. “Bij een schade gaat het natuurlijk in de eerste plaats

om de klant. Daarom hebben wij gedurende de conceptietijd er vertegenwoor-

digers van de NARIM bij betrokken en hen de gelegenheid geboden input te

geven”, benadrukt Brand.

TwAAlF ProCessTAPPenIn het document heeft de werkgroep 12 procestappen benoemd, van de

schademelding door de gedupeerde klant tot de fi nanciële afwikkeling door de

verzekeraar, waarbij voor elk van de stappen nauwkeurig is vastgelegd welke

werkzaamheden er verricht moeten worden door zowel de makelaar, de ver-

zekeraar, de schade-expert als de gedupeerde/verzekerde zelf. Daarbij zijn per

activiteit maximale responstijden vastgesteld en is de makelaar benoemd tot

dossier- en proceseigenaar, die de voortgang bewaakt. Van der Weck licht toe:

“In dit document zijn de meest basale regels opgenomen die naar de mening

van de betrokkenen nodig zijn om te komen tot een effi ciënte behandeling

van het schadeproces. We hebben niets anders gedaan dan het proces te be-

schrijven: de werkzaamheden waarvan we vinden dat die per processtap door

de verschillende partijen verricht moeten worden. Het gaat in feite om vastleg-

ging van de werkzaamheden zoals die in de praktijk van alledag altijd op die

manier plaatsvinden. Met als grote verschil dat we in het totale proces de be-

sluitvorming over het dekkingsvraagstuk naar voren hebben gehaald. Daartoe

stelt de expert na zijn eerste bezoek een wat meer toegespitst voorbericht op

waarin antwoord wordt gegeven op enkele cruciale vragen met betrekking tot

toedracht en schaderaming.”

Een andere belangrijke verandering is volgens Brand dat per processtap dus

maximale responstijden zijn vastgesteld – in totaal maximaal 80 dagen – en

dat er een proceseigenaar wordt benoemd, die de voortgang van het scha-

deregelingsproces bewaakt en zich zal inspannen dat iedereen zijn taken en

verantwoordelijkheden in het proces nakomt. “Daarvoor hebben we gekozen

voor de makelaar. Een logische en voor de hand liggende keuze. De makelaar

is immers de enige partij die van begin tot het einde bij de schaderegeling be-

trokken is en met alle partijen contact heeft.” Vilijn wijst op het voordeel van

de transparantie. “In het document wordt de rolverdeling tussen alle partijen

verduidelijkt zodat alle betrokkenen weten wat zij minimaal van elkaar kunnen

verwachten. Daardoor wordt een goed inzicht gegeven in het gehele proces,

waardoor er meer begrip ontstaat bij de schadelijdende klant wanneer bepaal-

de zaken in de afwikkeling soms wat langer duren dan men als buitenstaander

zou verwachten”, aldus Vilijn, volgens wie dit proces een open, eerlijke en pro-

actieve communicatie bevordert en daarnaast de snelheid en kwaliteit van de

schaderegeling verhoogt. “Daardoor kunnen we ons einddoel – een hogere

klanttevredenheid – verwezenlijken.”

v.l.n.r. Michel Vilijn, Jan van der Weck en Klaas Brand: “De insteek van de betrokken partijen is om met het document ‘Schadeproces Co-assurantie’ de kwaliteit van het schaderegelingsproces naar een hoger niveau te brengen.”

19

sTArTdoCUmenTHet nieuwe schaderegelingsdocument moet volgens hem worden gezien als

een startdocument dat aan de hand van ervaring vanuit de praktijk nader zal

worden aangevuld en geoptimaliseerd. De diverse termijnen in het document

tellen, rekening houdend met een aantal stappen die tegelijk worden geno-

men, op naar een totale doorlooptermijn van 80 dagen. Dat lijkt volgens Vilijn

wellicht aan de lange kant, maar deze termijn moet worden gezien als het ab-

solute maximum. “Het streven dient erop gericht te zijn deze termijn, waar

mogelijk, in het belang van de klant te verkorten. Hiermee vormt dit document

een aanbeveling voor een klantgerichte en effi ciënte werkwijze en biedt dit

document houvast en focus voor verdere verbetering. Afwijken van hetgeen

in dit document is neergelegd ten gunste van de verzekerde wordt absoluut

aangemoedigd!”

Vilijn benadrukt verder dat het document is opgesteld op basis van het eer-

der verschenen ‘Modernisering schadeproces Co-assurantie Brand’ en ‘het

Convenant Technische Verzekeringen van de SPC-regeling’. “De diverse re-

gelingen van de VNAB aangaande schadebehandeling (SPC) en e-ABS blijven

echter onverkort van kracht, aangezien deze ook voor ander branches gelden.

Ook verandert het document uiteraard niets aan wat is neergelegd in de po-

lis en de wet en aan wat is opgenomen in de Gedragscode Verzekeraars en

Gedragscode Schade-expertiseorganisaties.”

de PrAkTiJkHoe worden technische schades in het algemeen afgewikkeld? Volgens Vilijn

gaat hierbij zeker de bekende 80/20-regel op. “Het overgrote deel van de scha-

declaims wordt probleemloos geregeld. Bij een beperkt aantal schades gaat

het wat minder voorspoedig. Als verzachtende omstandigheden voor de soms

langdurige schaderegelingstermijn kan worden aangevoerd dat de schadere-

geling op dit vlak door de technische complicaties vaak complex is. Bovendien

zijn er meerdere partijen bij betrokken en zijn er geen standaardpolissen voor

technische verzekeringen, maar gaat het doorgaans om maatwerkpolissen.

Een ander groot verschil is dat onze verzekerden doorgaans ervaring hebben

met schades en wat daarbij komt kijken en daardoor hun inbreng hebben in

geval van een geschil over dekking.”

Van der Weck valt bij: “Daardoor is bij technische schadeclaims soms de dek-

kingsvraag wat minder eenvoudig vast te stellen of er spake is van dekking. Het

schadeproces is doorgaans dan ook dynamisch te noemen, mede gezien het

tijdsaspect en de grote fi nanciële belangen die hiermee gemoeid zijn.” Brand

zegt te durven stellen dat geen enkele partij belang heeft bij vertraging in het

schadeproces. “Omdat dat uiteindelijk iedereen geld kost. Daarom stelt een

ieder zich bij de afwikkeling dan ook proactief op.”

VerBeTerPUnTenDe drie erkennen dat er aan de ander kant ook meerdere punten voor verdere

verbetering kunnen worden aangevoerd. Brand: “Als klanten kritiek hebben op

de schaderegeling, dan heeft dat vaak betrekking op de in hun ogen te lange

duur. Dat heeft voor een belangrijk deel met het verwachtingspatroon te ma-

ken. Of beter gezegd, met het ontbreken van duidelijkheid over wie wat doet

en wat men mag en kan verwachten.” Vilijn erkent dit: “Duidelijkheid over de

dekkingsvraag is voor bedrijven nu eenmaal cruciaal voor het noodzakelijke

herstelproces.” Volgens Van de Weck zou de schaderegelingsduur kunnen

worden ingekort als partijen wat minder vaak naar elkaar zouden wijzen en

eerder een standpunt zouden innemen. Vroeger wachtte de verzekeraar vaak

met zijn oordeel over de dekkingsvraag totdat hij het eindrapport van de scha-

de-expert op zijn bureau kreeg. Dat is niet meer van deze tijd. Om die reden

hebben wij in het nieuwe schaderegelingsdocument de duidelijkheid over de

dekkingsvraag naar voren gehaald en dient de verzekeraar eerder hierover zijn

standpunt te bepalen. Daardoor krijgt de klant hierover eerder duidelijkheid.”

De drie zijn ervan overtuigd dat het nieuwe schaderegelingsdocument een

goed antwoord geeft op de voornaamste verbeterpunten. “De dekkingsvraag

wordt naar voren gehaald en er is meer duidelijkheid wat er per processtap van

zowel de makelaar, verzekeraar, schade-expert als verzekerde wordt verwacht”,

somt Brand op. Van der Weck wijst daarnaast op het belang en voordeel van

de benoeming van de makelaar tot proceseigenaar. “Bij overschrijding van een

termijn kan hij/zij de betrokkene daarop aanspreken.” Vilijn hoopt daarnaast

dat van het nieuwe schaderegelingsdocument een zekere marktwerking uit-

gaat. “Zoals gezegd is de totale doorlooptijd op maximaal 80 dagen gesteld,

maar alle partijen kunnen zich onderscheiden door die termijn naar beneden

bij te stellen om zo met elkaar de strijd aan te gaan om de gunst van de klant.”

VoorwAArden Voor sUCCesDe drie zijn zich ervan bewust dat het succes van de nieuwe aanpak bij scha-

de valt en staat met de mate waarop de voorstellen worden opgepakt door de

markt. “Het is niet meer dan een richtlijn en we kunnen marktpartijen niet

verplichten hieraan mee te werken. We hopen echter iedereen te kunnen over-

tuigen van het belang zich aan de hierin geformuleerde werkzaamheden en

minimale responstijden te houden”, benadrukt Vilijn, volgens wie dit een in-

spanningsverplichting zal vergen van alle betrokkenen.

Brand gaat nog iets verder. Gevraagd naar de voorwaarden voor succes, ant-

woordt hij met: ‘een gedragsverandering’. “Wil een en ander kans van slagen

hebben, dan moeten alle partijen bereid zijn de voorstellen te volgen en dus

sneller en transparanter gaan werken en zich aan de minimale responstijden

gaan houden. Dat geldt overigens niet alleen voor makelaars, verzekeraars en

schade-experts, maar ook voor de klant.” “Houdt een klant zich niet aan de

afspraken, dan kan dat de 80 dagen-termijn in gevaar brengen”, vult Van der

Weck aan, volgens wie een meer klantgerichte in- en opstelling een andere

succesfactor is. “We zullen ons met z’n allen bij de schaderegeling nog meer

moeten verplaatsen in de vaak vervelende situatie waarin een klant zich na een

schade bevindt. En hem minimaal willen helpen zoals wij zelf bij een schade

geholpen zouden willen worden.”

12 PROCESSTAPPEN BINNEN 80 DAGENHieronder worden de twaalf stappen in het schaderegelingsproces benoemd, aangevuld met de voorgestelde minimale doorlooptijd.

STAPPEN

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Stap 5

Stap 6

Stap 7

Stap 8

Stap 9

Stap 10

Stap 11

Stap 12

Informatieproces Melding door verzekerde of wederpartij bij makelaar en registratie/eerste beoordeling door de makelaar

Melding bij verzekeraar en benoemen expert/ eerste beoordeling bij verzekeraar

Eerste contact expert met verzekerde/wederpartij + informatieverzoek dat verze-kerde/wederpartij zal overleggen

Bezoek aan de schadelocatie + voorbericht

Informatieproces

Expert maakt eerste rapport en zet eerste rapportage in e-ABS

Terugkoppeling eerste rapport

Aanvullende informatie vanuit verzekerde en/of derden Expert maakt eindrapport en zet in e-ABS

Terugkoppeling van het eindrapport

Vervolg op eindrapport

Financiële afwikkeling

RESPONSTIJDEN Binnen 3 dagen na melding verzekerde/wederpartij

Binnen 3 werkdagen na melding door de verzekerde/wederpartij

Binnen 1 dag na de expertiseopdrachtBinnen max. 5 werkdagen na het contact met de verzekerde

Voorbericht binnen max 3 werkdagen na bezoekMakelaar past binnen max. 3 werkdagen na ontvangst voorbericht reserve aan

Max. binnen 8 weken, incl 2 rappellen) na bezoek aan de schadelocatie door de expert

Anders terug naar de makelaar

Binnen 20 werkdagen na bezoek schadelocatie, doch uiterlijk bibnnen 10 werkdagen na ontvangst van alle relevante informatie;

Voortgangsrapportage maandelijks

Aanbeveling binnen 5 werkdagen, doch max. bin-nen 10 werkdagen na ontvangst eerste rapport

Binnen 8 weken na eerste rapport met min. 1 of 2 rappellen; daarna naar makelaar

Max. binnen 10 werkdagen na ontvangst laatst benodigde schade-informatie

Aanbeveling: binnen 5 werkdagen, doch max 10 werkdagen na ontvangst eindrapport

Opmaak schaderegeling door makelaar binnen 3 werkdagen; accordering schaderegeling door verzekeraar binnen 5 werkdagen

nvt

20

VerBorgen geBreken

VerZekering, een enorm

groeiPoTenTieelBouw- en infraprojecten worden meestal goed opgeleverd,

maar lang niet altijd. Als het na de oplevering van een pand,

‘kunstwerk’ of infraproject onverhoopt fout gaat, dan is het

vaak goed mis en doorgaans meteen ook landelijk nieuws.

Iedereen herinnert zich bekende voorbeelden als de ingestorte

balkonnen van een appartementencomplex in Maastricht en

het woning-, kantoren- en winkelcomplex aan het Bos- en

Lommerplein in Amsterdam, dat vanwege instortingsgevaar

door een ontoereikende constructie onder het parkeerdek

moest worden ontruimd. De kosten voor het herstel, verstevi-

ging of vervanging van een dergelijk project kunnen fl ink in de

papieren lopen. Projectontwikkelaars, woningcorporaties en

andere opdrachtgevers kunnen zich hiertegen indekken mid-

dels een zogeheten Verborgen Gebreken Verzekering (VGV),

een product met een enorm groeipotentieel vanwege de op

stapel staande verandering in de bouwregelgeving en de rol

van het bouw- en woningtoezicht door de gemeente.

Een VGV is een in de jaren ’90 uit Engeland ‘overgewaaide’

verzekering die (doorgaans tot tien jaar) na de oplevering

van het werk de verzekerde (opdrachtgever) dekking biedt te-

gen de materiële gevolgen – of de dreiging daarvan - van een

opgetreden schade als gevolg van verborgen gebreken. Een

verborgen gebrek kan ontstaan door ontwerp-, materiaal- of

uitvoeringsfouten die tijdens de oplevering nog niet bekend

waren. Uitgesloten zijn schades die zijn ontstaan door een bij

oplevering al bekend gebrek, ondeugdelijk onderhoud, be-

drijfsschade en verkleuringen.

Kenmerkend voor de VGV is de koppeling met TIS (Technische

Inspectie Services), waarvoor in Nederland een keurmerk tot

stand is gebracht voor de bouw- en utiliteitsbranche en de

grond-, weg- en waterbouwsector. Het initiatief hiervoor is

ontstaan in samenwerking met Pro Rail onder de vlag van de

onafhankelijke kennisorganisatie CROW. Zonder TIS, waar-

mee de bouwkwaliteit door een erkend, onafhankelijk bureau

wordt getoetst, kan men in Nederland geen VGV sluiten. Een

TIS-inspectie omvat een integrale controle van het programma

van eisen en een toets op het ontwerp, de technische contro-

les, inspecties tijdens de uitvoering en na oplevering de afgifte

van een goedkeuringsverklaring. Kortom, hierdoor wordt

onafhankelijk vastgesteld of een gebouw of project wordt op-

geleverd zoals staat vermeld in de specifi caties (het bestek).

Bouwprojecten worden in de praktijk in de meeste gevallen ge-

realiseerd in afwijking van de oorspronkelijke bouwtekening,

hetgeen kan leiden tot fouten bij o.m. de gegevensoverdracht

tussen partijen. De inschakeling van een TIS vermindert de

kans op bouwfouten en zorgt daarmee voor een betere scha-

depreventie tijdens de uitvoering en een betere borging van

de bouwkwaliteit na oplevering. Bijkomend voordeel is dat

hiermee het relatief hoge percentage aan faalkosten – gemid-

deld zo’n 15% - naar beneden kan worden bijgesteld. Naast

de verplichting voor de VGV in steeds meer bouwcontracten

schakelen aannemers uit preventieoogpunt steeds vaker uit

eigener beweging een TIS in.

Mede daardoor vertoont de schadeontwikkeling van de VGV al

geruime tijd een gunstig beeld en draagt de TIS overduidelijk

bij aan de winstgevendheid van deze niche. De winstmarges

van dit product zijn dan ook bij de meeste aanbieders goed te

noemen. De penetratiegraad van het product vertoont door de

jaren heen een gestage groei en daarmee kan hetzelfde worden

gezegd van de premieomzet. De vooruitzichten zijn zo moge-

lijk nog positiever. De huidige regelgeving met betrekking tot

het bouw- en woningtoezicht gaat veranderen. Het toezicht

op (de kwaliteit van) bouw- en infraprojecten, dat nu wordt

verricht onder auspiciën van gemeenten, zal met ingang van

2015 worden geprivatiseerd. Dat laatste zal in 2017 defi nitief

een feit zijn. Tot die tijd geldt er een overgangsperiode van

twee jaar waarbij gekozen kan worden voor toezicht door de

gemeente of door een private instantie. Algemeen wordt aan-

genomen dat hiervan een explosieve toename zal uitgaan naar

de vraag naar zowel de Technische Inspectie Services (TIS) als

ook naar de VGV. De tijd zal het leren.

Dit artikel over de Verborgen Gebreken Verzekering is tot stand gekomen met medewerking van Freek Schipper (links) en Eugene Koster. Hun werkgevers – Allianz en Aon – kunnen worden aangemerkt als de founding fathers van deze verzekeringsvorm in ons land. Na eerst twee jaar als projectengineer te hebben gewerkt bij de Koninklijke Wegenbouw Stevin deed Schipper in 1981 zijn intrede in de verzekeringsbranche als underwriter CAR bij het toenmalige Tollener & Wegener Assuradeuren. In 1987 stapte hij over naar Allianz, waar hij meer dan 25 jaar als manager verantwoordelijk was voor de afdeling Technische Verzekeringen. Momenteel geeft hij als manager Engineering Insurance bij Allianz Global Corporate & Specialty leiding aan technische verzeke-ringen in een regio met zes Europese en drie Noord-Afrikaanse landen als werkgebied.“ Het nieuwe bouw- en woningtoezicht kan leiden tot een omzetgroei voor de VGV met de factor tien.”

Eugene Koster kwam via zijn grootvader in aanraking met de verzekeringsbranche, waarin hij na zijn studie vanaf 1991 werk-zaam is. Hij heeft zich vanaf zijn eerste werkdag altijd met technische verzekeringen beziggehouden, aanvankelijk als acceptant en schadebehandelaar bij Nationale-Nederlanden. In 1998 stapte hij over naar de schadeafdeling van Aon Hudig, waar hij drie jaar later als aan de sluitkant ging werken. Vervolgens werkte hij als manager van de afdeling CAR in Amsterdam en vervult hij sinds juni 2010 de functie van managing director Construction & Engineering bij Aon Risk Solutions. “De brede markt spreekt mij bijzonder aan bij technische verzekeringen.”

21

UiTeindeliJk moeTen we HET SAMEN DOEN

Werken aan verbetering van de onderlinge communicatie en veel meer kennis delen met elkaar. Dat zijn de twee voornaamste zaken waaraan binnen de technische verzekeringsbranche de komende jaren gewerkt zou moeten worden. Althans in de ogen van zeven young professionals werkzaam in het co-assurantiecircuit bij ma-kelaars, verzekeraars, een expertisebureau, advocatenkantoor en bij een eindklant. Speciaal voor deze technische verzekerings-special zijn zij bijeen gekomen om met elkaar van gedachten te wisselen over de manier van werken in dit bijzondere marktsegment, die zij bestempelen als dynamisch, afwisselend en interessant.

In het pand van Vanderwal & Joosten in het

Rotterdamse Brainpark praten we met de beide

ma kelaars Edward van Glabbeek (Aon) en Martijn

Verveen (Marsh), de verzekeraars Christa Noels

(Zurich) en Marisca van Pelt –van Eijmeren (RSA

Nederland), advocaat Maurits Oudenaarden

(Kennedy Van der Laan), klant Dennis Sitters (Essent)

en schade-expert Maarten Schaap (Vanderwal &

Joosten).

diVersiTeiTWat opvalt is dat de meesten ‘bij toeval’ in de ver-

zekeringsbranche en/of in de engineering sector

terecht zijn gekomen. “Ik wilde vroeger als kind al

advocaat worden óf iets in de techniek. In mijn hui-

dige baan heb ik die zaken kunnen combineren”,

steekt Oudenaarden van wal. “Ik vind het leuk en

telkens weer een uitdaging om de vertaalslag te

kunnen maken van een technisch geschil naar een

begrijpelijk juridisch verhaal. Het aantrekkelijke

van dit segment is de diversiteit in zaken die je op

je bureau krijgt. Bovendien heb je in dit vak vaak te

maken met spraakmakende zaken, die geregeld de

(landelijke) publiciteit halen.” Gezien zijn voorop-

Young professionals over de technische verzekeringsmarkt

leiding (FSM) was voor Van Glabbeek een baan ‘in

de verzekeringen’ geen toeval. Dat het ‘de techniek’

werd wel. “Ik had tot op dat moment niet veel met

techniek, achteraf gezien had ik geen betere keuze

kunnen maken. Je krijgt met uiteenlopende zaken

te maken – van kleine verbouwingen tot grote

powerplants – en ook het contact met klanten is een

leuk aspect van het werk.”

Net als de Aon-makelaar was ook Noels door de

leuke verhalen van de tussenpersoon van haar ou-

ders geïnteresseerd geraakt in het verzekeringsvak

en volgde zij een studie in die richting. “Tijdens

mijn stage bij Aon ging een wereld voor me open.

Wat een dynamisch vak! Ik ben niet echt technisch

onderlegd, maar ik ben de sector wel leuk en in-

teressant gaan vinden. Niet in de laatste plaats

omdat je te maken krijgt met bijzondere klanten

en bijzondere risico’s.” Zij krijgt bijval van haar

RSA-collega. “Het verzekeringsvak bleek veel leu-

ker te zijn dan ik dacht. Vanwege de contacten met

zowel de makelaar als met klanten, de bijzondere

projecten, nieuwe technologische ontwikkelingen

en het internationale karakter”, aldus Van Pelt.

Ook Sitters volgde een marketingopleiding, maar

ging uiteindelijk in de verzekeringsbranche aan

de slag. “Leuker en boeiender dan ik had gedacht.

Vooral vanwege de diversiteit en het internationale

karakter. Dat geldt ook voor mijn baan als Risk &

Insurance specialist, waar ik te maken heb met ver-

zekeringen, schades en riskmanagement. Ook de

contacten met makelaars, verzekeraars en schade-

experts, die ik moet zien scherp te houden, vind ik

een leuk onderdeel van mijn werk.” Schaap zegt

dat vooral het afwisselende veldwerk hem aantrekt

in zijn werk als schade-expert: het inspecteren en

beoordelen van schades op locatie. “Geen schade

is hetzelfde”, aldus de man, die als student civiele

techniek via een stage bij toeval in aanraking kwam

met de expertisebranche. “Dat beviel me zo goed dat

ik erin ben doorgegaan.” Ook Verveen’s opleiding

sloot niet bepaald aan bij de verzekeringsbranche,

maar ook de jonge makelaar heeft bij Marsh inmid-

dels hierin zijn draai gevonden. “Ik voel me op m’n

plek op de afdeling construction. “Een boeiend en

dynamisch segment met een enorme diversiteit aan

klanten en risico’s.”

VerrAsT en VerBAAsd De zeven werken nu tussen de twee en twaalf jaar in

de co-assurantiemarkt. Hoe hebben zij met name

hun beginperiode ervaren? Wat heeft hen verrast?

En wat verbaasd? En wat zien zij als verbeterpun-

ten? ‘Klant’ Sitters neemt het voortouw. “Waarover

ik me bij mijn komst bij Essent vooral heb verbaasd

was het grote aantal langlopende schadedossiers

dat nog niet was afgerond. Daarnaast viel het op

wat voor kleine wereld de verzekeringsbranche is.

Je hebt geregeld met dezelfde partijen en perso-

nen te maken. Dat heeft ook wel iets charmants. Je

kunt daardoor een goede band met elkaar opbou-

wen. Sowieso zie ik tot mijn tevredenheid steeds

meer strategische partnerships met makelaars, ver-

zekeraars en expertisebureaus ontstaan. Mede

daardoor kost het weinig moeite om onze risico’s

onder te brengen op de verzekeringsmarkt”, aldus

de Essent-manager, die verbeterkansen ziet in de

onderlinge communicatie en kennisdeling. Is het

nodig dat in elk expertiserapport vier pagina’s over

Essent staan? Bovendien wordt ons soms gevraagd

basale informatie te verstrekken over ons bedrijf en

de te verzekeren risico’s, die al lang bij de makelaar

en/of verzekeraars bekend moet zijn.”

Ook Noels noemt als punten voor verdere verbe-

tering de infomatieuitwisseling tussen klant en

22

Dennis Sitters studeerde commerciële economie en marketing bij Hogeschool InHolland. In juni 2002 ging hij aan de slag in de verzekeringsbranche bij makelaar WBD Lippmann Groep, waar hij zich gedurende vijf jaar als relatiebeheerder bezighield met het plaat-sen van risico’s op de co-assurantiemarkt.Vanaf medio 2007 is hij werkzaam als verzekeringsspecialist bij een vastgoedbedrijf en sinds oktober 2008 bij Essent, waar hij als Senior Risk Specialist Insurance verantwoordelijk voor het beheer van de verzekeringsportefeuille.

Na zijn HBO-opleiding Financial Services Management in Einhoven werkte Edward van Glabbeek sinds 2001 bij een assurantiekantoor in Eindhoven, een herverzekeringsmakelaar op de Nederlandse Antillen en vanaf augustus 2011 bij Aon Risk Solutions als sluiter Property en inmiddels twee jaar als sluiter Construction & Engineering. In deze functie houdt hij zich met name bezig met CAR- en machinebreukver-zekeringen aan opdrachtgeverszijde

verzekeraars en het nog meer delen van kennis

en informatie tussen makelaars, verzekeraars, ex-

perts en klanten. Dat is ook mede ontstaan door de

toenemende regelgeving (compliance) waar partijen

aan gehouden zijn met betrekking tot het verza-

melen van risicoinformatie en de dossieropbouw.

“Verbaasd was ik in het begin over twee dingen: in

positieve zin de dynamiek van de bedrijfstak, die

veel boeiender is dan ik dacht en het feit dat er zo

weinig vrouwen in dit segment werkzaam zijn. Het

is echt een mannenbolwerk.” Die andere vrouw in

het panel, Van Pelt, viel in het begin de summiere

dossieropbouw op. “Soms was het niet meer dan

een krabbeltje op een stukje papier. Dat is in de loop

der jaren wel aanmerkelijk verbeterd. Datzelfde

geldt voor de onderlinge samenwerking tussen par-

tijen en de manier waarop we klanten oplossingen

bieden voor hun risico’s. In de onderlinge commu-

nicatie en een helder, transparant taalgebruik bij de

beschrijving van poliscondities zie ik de voornaam-

ste verbeterpunten.”

Daarbij vindt zij advocaat Oudenaarden aan haar

zijde. “Het taalgebruik in polisvoorwaarden laat

soms aan duidelijkheid te wensen over. Als wij

als juristen al moeite hebben te begrijpen wat er

staat, hoe zit het dan met de verzekerde? Als ver-

beterpunt zou ik daarnaast willen noemen dat het

zinvol kan zijn advocaten in een eerder stadium in

een zaak te betrekken. Als advocaten in een vroeg

stadium kunnen meedenken over de te verzame-

len feiten en de te volgen strategie, zou de zaak

mogelijk sneller en effi ciënter kunnen worden

afgewikkeld.” Verveen valt het op dat de verzeke-

ringsbranche nogal verkokerd is, al is dat in de

technische verzekeringsbranche wat minder dan in

andere segmenten. “Daarnaast was ik verrast over

het dynamische karakter van de zakelijke verzeke-

ringsmarkt. Daar staat tegenover dat de branche

niet bepaald innovatief is te noemen. Op dat vlak

zijn nog de nodige slagen te maken, bijvoorbeeld in

de manier waarop risico’s worden geplaatst en het

gebruik van technologische hulpmiddelen.”

Collega-makelaar Van Glabbeek zegt posi-

tief verrast te zijn over de manier waarop je als

‘nieuwkomer’ in de co-assurantiemarkt wordt op-

gevangen en geholpen. “Iedereen is bereid je verder

op weg te helpen en kennis bij te brengen, niet

alleen mijn collega’s bij Aon maar ook de verzeke-

raars en schade-experts waarmee ik samenwerk.”

Het valt Schaap op dat hij op vakbijeenkomsten

steevast één van de jongsten is. “Het is een grijze

mannen-wereld met als voordeel dat er veel kennis

Marisca van Pelt - van Eijmeren studeerde Marketing Management bij de HBO Nederland. Via een stage bij het bedrijf waar haar vader werkzaam is ( Aon) werd zij enthousiast voor het verzekeringsvak. In december 2005 trad zij in dienst bij Allianz Global Risks Nederland als Underwriting Trainee op de afdeling Technische Verzekeringen. Na 2,5 jaar stapte zij over naar RSA Nederland, waar zij sinds juni 2008 werkzaam is als Underwriter Construction, Engineering & Renewable Energy.

Ing. Maarten Schaap volgde de HBO-opleiding Civiele Techniek aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk. Na eerder bij dit bedrijf ook stage te hebben gelopen ging hij in september 2009 werken bij het ge-specialiseerde expertisebureau Vanderwal & Joosten. Als schade-expert houdt hij zich vooral bezig met civieltechnische en bouwkundige schades.

Meteen na zijn rechtenstudie aan de Universiteit Leiden ging mr. Maurits Oudenaarden in oktober 2008 aan de slag als advocaat bij het advocatenkantoor Kennedy Van der Laan in Amsterdam. Zijn praktijk omvat het verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht, met een nadruk op technische en materiële schades.

Christa Noels volgde de HBO-opleiding Hoger onderwijs voor de Financiële Sector in Diemen. In februari 2001 ging zij aan de slag bij Aon als Gobal Account Coördinator, waar zij belast was met inter-nationale verzekeringsprogramma’s. In juli 2005 stapte zij over naar Zurich Property, waar zij eerst werkte als (assistent) property under-writer en sinds januari 2009 als Engineering Lines Underwriter, waar zij zich met name bezighoudt met CAR- en montageverzekerin-gen, zowel nationaal als internationaal.

23

Na een niet voltooide studie criminologie kwam Martijn Verveen me-dio 2011 te werken bij Marsh, aanvankelijk als Operations Assistant Finpro. Een klein half jaar later stapte hij over naar de afdeling Construction All Risks. Daar werkte hij sindsdien als Operations Assistant en sinds april 2012 als broker Construction All Risks, waar hij zich puur met de begeleiding, advisering en verzekering van bedrijven en overheden met constructieprojecten bezig houdt.

en ervaring is, maar aan de andere kant vormt het een risico als niet tij-

dig aan de instroom van vers bloed wordt gewerkt. Verbeterpunten zie ik

vooral op het gebied van communicatie en het gebruik van technologische

hulpmiddelen, bijvoorbeeld in het snel doormailen van schadefoto’s.”

VerBeTerPUnTen‘Als jullie morgen de leiding zouden krijgen binnen je bedrijf, wat zou

je dan als eerste meteen willen veranderen?’, luidde de slotvraag aan de

zeven jonge ‘coas’-professionals? Van Glabbeek noemt de wirwar aan ver-

schillende automatiseringssystemen waarmee gewerkt wordt en Van Pelt

een betere aansluiting van de IT-systemen op de eisen die de hedendaagse

markt. “Er zijn op dat vlak nog de nodige effi ciencyslagen te behalen.”

Ook Noels noemt de vereenvoudiging van de huidige processen als verbe-

terpunt. “Al besef ik dat dit een hele uitdaging zal zijn.” Oudenaarden zou

graag een verdere digitalisering van de rechtspraak zien. “Het is toch niet

meer van deze tijd dat processtukken in meervoud op papier moeten wor-

den aangeleverd en er niet eens per e-mail met de rechtbank kan worden

gecommuniceerd.”

Verveen, Van Glabbeek en Schaap zeggen het belangrijk te vinden dat het

verzekerings- en expertisevak nadrukkelijker worden gepromoot. “De za-

kelijke verzekeringsmarkt is een dynamische branche met boeiend werk

en voldoende carrière- en ontplooiingsmogelijkheden. Alleen is dat onvol-

doende bekend bij studenten. Daar zou ik graag werk van willen maken”,

aldus de jonge makelaar. Collega Van Glabbeek sluit zich daar volledig bij

aan. “De verzekeringsmarkt is onbekend en daardoor is er geen juist beeld

van die sector bij jongeren. We moeten met elkaar werken aan verbetering

van de bekendheid en het imago van de branche.”

Schaap wil graag hetzelfde doen voor de expertisebranche, ook binnen de

verzekeringsbranche. “Experts worden vandaag de dag vooral beoordeeld

om hun kosten, terwijl dat zou moeten zijn om hun meerwaarde in het

schadeproces, die zij naar mijn mening ontegenzeggelijk hebben. Ik zou

graag mijn steentje willen bijdragen aan het verder willen uitdragen van de

voordelen van de schade-expert.” Het slotwoord is aan de klant. “Ik zou

willen pleiten voor meer samenwerking tussen alle partijen, een intensie-

vere uitwisseling van informatie en voor het meer delen van kennis met

elkaar”. Een mening die door alle gesprekspartners nadrukkelijk wordt

omarmd. “Uiteindelijk moeten we het samen doen.”

23

Arbitrale CAr uitspraken uit de kast

Door Mr. Tjalling Dorhout Mees,advocaat en compagnon bij Nysingh advocaten-

notarissen in Zwolle, gespecialiseerd in het verzekerings- en arbitragerecht en gepromoveerd

op het proefschrift ‘De CAR-verzekering’

De kracht van de VNAB is dat daarin de belangrijkste professionele spelers zijn

verenigd. Ik hoor wel eens vermelden dat bepaalde experts, advocaten of zelfs

arbiters tot het ‘verzekeraarskamp ’of tot het ‘verzekerdenkamp’ zouden behoren.

Dat is alleen al daarom een wat wonderlijke benadering, omdat op de keper

beschouwd in de meeste gevallen de belangen van de verschillende partijen

parallel lopen: het verzekeren van risico’s tegen een aanvaardbare premie die voor

de verzekerde betaalbaar is en voor de verzekeraar voldoende is om alle risico’s te

dekken en een redelijke winst te maken. Alleen bij schade waarbij discussies rijzen

over de vraag of deze gedekt is, worden tegenstellingen manifest. Maar zelfs in die

situaties zijn er dan nog parallelle belangen. Immers, beide partijen hebben in

het algemeen een belang bij een snelle, effi ciënte en rechtvaardige oplossing van

het geschil. Het liefst zonder procedure en als dat onvermijdelijk is (het denken in

tegenstellingen leidt zelden tot iets moois), met een procedure.

Ik ben in de loop der jaren vele malen als arbiter bij verzekeringsarbitrages van

vooral technische verzekeringen betrokken geweest. Bij al die arbitrages is mij

slechts eenmaal daadwerkelijk gebleken dat mijn mede-arbiters zouden kunnen

worden ingedeeld in verschillende kampen. Buiten dat ene geval was die indeling

van verschillende arbiters non-existent. Van de arbitrale colleges maakten in veel

gevallen advocaten deel uit, waarvan de één door de verzekeraar en de ander door

de verzekerde was benoemd. Hoewel die door ‘de buitenwereld’ in het ene of het

andere kamp werden ingedeeld, is het mijn ervaring dat wij het in alle gevallen

heel snel eens waren over de feiten en over de consequenties die de feiten voor de

dekking hadden.

Bij schades is uiteraard een belangrijke rol weggelegd voor de expert om een

snelle en adequate inschatting van oorzaak en omvang van de schade te

maken. Vervolgens zal de makelaar trachten om tot een oplossing te komen zonder

procedures en als dat niet lukt komen de advocaten in beeld en als ook die geen

doorbraak kunnen realiseren, zal de zaak worden uitgeprocedeerd bij de rechter of

arbiters. In het algemeen is dat een ultimum remedium en leidt slechts het topje

van de ijsberg tot procedures. In dat verband is het jammer dat in particuliere

arbitrages met regelmaat dezelfde oorlogjes worden uitgevochten, omdat de

arbitrale uitspraken in veel gevallen niet worden gepubliceerd, kennelijk omdat

partijen daarvan niet het nut zien. Het zou echter in het belang van alle partijen

zijn als daarover meer duidelijkheid zou ontstaan. Vandaar dat ik in samen-

werking met de hoogleraren Wansink en Van Tiggelen en mijn kantoorgenote De

Ruiter het plan heb opgevat om de in de markt beschikbare arbitrale uitspraken te

verzamelen en geanonimiseerd uit te geven. Zodat een ieder daarvan kennis kan

nemen en de rechtspraktijk nog effi ciënter en hopelijk met nog minder procedures

kan worden gediend. Uiteraard zullen wij ook de betrokken partijen daarover nog

zoveel mogelijk benaderen. U hoort daar nog over.

24

gArAnTieVerZekeringen, een enorme groeimArkT

Het artikel over Garantieverzekeringen is tot stand gekomen met medewerking van ing. Rémy Wiggers (rechts op de foto) en ing. Erik van de Velde, die ook voor de input van het artikel over cyberrisks heeft gezorgd. Eerstgenoemde stapte in 1980 over van de levensver-zekeringsmarkt naar die van technische verzekeringen en begon zijn avondstudie HTS. Aanvankelijk werkte hij bij Allianz In 1994 stapte hij over naar Gerling in Amsterdam en vanaf 2008 werkt hij bij HDI-Gerling, sinds vorig jaar juli als directeur Technische Verzekeringen. “Techniek heeft mij altijd getrokken: zo sleutel ik graag aan oude auto’s.”

Deze garanties brengen een groot fi nancieel risico

met zich mee. Immers, bij een geconstateerd ge-

brek binnen de garantietermijn komen de kosten

voor vervanging voor rekening van de fabrikant/

leverancier. Met een speciale garantieverzekering,

ook wel aangeduid met verzekerde garantie, kun-

nen zij zich gedurende de looptijd – doorgaans vijf

tot tien jaar – indekken tegen de fi nanciële gevolgen

hiervan en zo hun bedrijfscontinuïteit veilig stel-

Iedereen heeft ooit wel eens een huishoudelijk elektronisch apparaat gekocht waarop een garantie zat. Gaat het apparaat binnen de gestelde termijn kapot, dan krijgt de koper een nieuwe of zijn/haar geld terug. Datzelfde geldt voor grote, vaak kostbare machines en complete technische installaties, maar ook voor bijvoor-beeld bouwmaterialen en het werk van dakdekkers. Ook daarvoor worden door de leverancier of fabrikant, vaak voor meerdere jaren, ( fabrieks)garanties afgegeven op (de kwaliteit van) het geleverde werk. Iets wat overigens steeds vaker gebeurt op verzoek – of beter gezegd: dwingende eis - van de klant.

CYBerrisks: groeiPoTenTie in Polissen Én sCHAdelAsTCybercrime is één van de onderwerpen die internationaal hoog op de agenda staan van het bedrijfsleven. Volgens een wereldwijd onderzoek onder duizenden risk- & insurance managers staat het zelfs in de Top-10 van de voornaamste bedrijfs-risico’s. Cybercrime werd zelfs twee keer zo vaak genoemd dan een jaar eerder. De schadestatistieken spreken boekdelen: meer dan de helft van de bedrijven heeft wel eens schade opgelopen door cybercriminaliteit. Het risico is echter niet nieuw; in 1966 werd de eerste cybercrimineel, een bankemployee in de VS, opgepakt.

Anno 2014 is elk bedrijf meer dan ooit sterk afhan-

kelijk van de in computers en andere elektronische

systemen opgeslagen data. Verlies of beschadiging

van deze informatie door bijvoorbeeld virussen,

hackers en andere oorzaken kunnen een gevaar

vormen voor de bedrijfscontinuïteit. Daar waar de

traditionele verzekeringen dekking bieden tegen de

materiële kosten aan de computerapparatuur, dekt

de speciale cyberrisks-verzekering de imma teriële

(gevolg)schade: w.o. de kosten om een virus te ver-

wijderen, de reconstructiekosten om de verloren

gegane gegevens terug te halen en de extra kosten

om een stagnatie geheel of gedeeltelijk te voorko-

men. De markt voor cyberrisks-verzekeringen is dan

ook volop in beweging, niet alleen in omzet maar

ook wat de polisvoorwaarden betreft is het product

in de loop der jaren sterk geëvolueerd.

De bekendheid met de verzekeringsmogelijkheid

van cyber-risico’s is de laatste jaren fl ink toege-

nomen. De vele berichten in de media over allerlei

vormen van cybercriminaliteit hebben daar zeker

een steentje aan bijgedragen. Datzelfde geldt voor

de boetes die door de toezichthouder wordt op-

gelegd aan bedrijven en instellingen bij wie door

storingen en/of lekken klantgegevens openbaar

zijn geworden. Ook komt er een Europese Richtlijn

voor organisaties, waarbij overtreders boetes kun-

nen worden opgelegd tot maximaal 100 miljoen

euro.

De verzekeringsmarkt voor cyberrisks is van twee

zaken doordrongen: het is een enorme groei-

markt, temeer daar de verzekeringsbereidheid

bij bedrijven verder zal groeien. Niet in de laatste

plaats doordat meer voorbeelden van schades en

boetes bekend worden. Ten tweede de schadelast:

weliswaar is de schadeontwikkeling tot dusver

meegevallen, maar eenieder is ervan overtuigd dat

er meer en vooral hogere schadeclaims aankomen.

Temeer daar niet alleen banken, creditcard- en

andere grote (fi nanciële) ondernemingen het doel-

wit van hackers en cybercriminelen zullen vormen,

maar ook kleinere, vaak minder goed beveiligde

bedrijven en instellingen, zoals ziekenhuizen,

bibliotheken en zwembaden. ‘Groeipotentie in

polissen én schadelast’. Zo kan de markt voor

cyberrisks-verzekeringen dan ook het best worden

samengevat.

len. Bijkomend voordeel is het commerciële aspect

richting (potentiële) afnemers. Dat een verzekeraar

bereid is garant te staan voor de afgegeven verze-

kerde garantie, verschaft de koper meer zekerheid

en vormt op die manier een extra (ver)koopargu-

ment. Kenmerkend voor dit product is dat het op

en top maatwerk vereist, waarbij ook gedurende de

looptijd wordt gecontroleerd of de afspraken wor-

den nagekomen.

De garantieverzekering deed omstreeks de jaren

’70 zijn intrede op de Nederlandse (groot)zakelijke

verzekeringsmarkt, zoals zoveel nieuwe producten

‘overgewaaid’ uit het Verenigd Koninkrijk. Beide

landen nemen internationaal een vooraanstaande

plaats en kennen een redelijke penetratiegraad,

zeker in vergelijking met andere landen. In met

name de VS is de verzekeringsmarkt niet be-

paald een fan van ‘long tail business’ en ziet men

‘verzekerde garanties’ in de eerste plaats als een

aansprakelijkheidsrisico.

Eén van de trends in de markt voor garantieverze-

keringen is dat de aanbieders streven naar meer

uniformiteit in de polisdekking waar dat mogelijk

is. Dat kan natuurlijk niet voor de gegarandeerde

eigenschappen, want die zijn voor elk product an-

ders. Maar wat wel gelijk te trekken is zijn zaken als

eigen risico, verzekerde termijnen en de algemene

voorwaarden. Andere trends zijn dat de adviesbe-

26

SCHADETRENDS IN TECHNISCHE VERZEKERINGSSECTOR

Gevraagd naar de ontwikkeling op schadegebied

is er een duidelijke rode draad te bespeuren in de

antwoorden van de vijf. Marktbreed is er in zowel

qua frequentie als in zekere zin ook in de aard van

de schades sprake van stabiliteit, maar een ieder

zegt wel een toename waar te nemen in complexi-

teit en gemiddelde schadeomvang. “In de 24 jaar

dat ik nu als schade-expert werkzaam ben is er qua

schadeoorzaken weinig veranderd”, zegt Boon.

“Diefstal, vandalisme en fouten bij de uitvoering

van bouw- en infraprojecten, al ben ik van mening

dat het verminderde toezicht op bouwplaatsen

claim- en schadeverhogend werkt.” Nagtegaal

spreekt van een wisselend beeld door de jaren heen.

“Menselijke fouten hebben altijd de hoofdmoot

gevormd. Het afgelopen jaar deden zich relatief

weinig diefstalschades voor, maar wel meer storm-

schades dan de jaren hiervoor.”

Steenvoorden geeft aan dat er net als in de voor-

gaande jaren vooral sprake is van waterschades

en claims van omwonenden bij bouw- en infra-

projecten. Kommers zegt vooral ingeschakeld te

worden bij schades aan grote motoren en turbines

van energieopwekkingsinstallaties. Hij spreekt van

een merkwaardige golfbeweging. “Je hebt telkens

pe riodes waarin een bepaald soort technische schade

zich voordoet, maar waarbij geen onderling verband

is vast te stellen. De schades staan los van elkaar.”

sCHAdeTrendsZijn er trends aan te geven op schadegebied?

Kommers vindt van niet. “De schades zijn ver-

Welke ‘technische’ schades doen zich het meest voor? Welke trends zijn daarin waarneembaar? En welke impact heeft preventie/riskmanagement op schadelast en schade-omvang? Wij vroegen het aan advocaat Annet van Duijn (Dirkzwager advocaten & notarissen) en aan vier schade-experts: Mathy Boon (BosBoon Expertise), Jef Kommers (Crawford & Company), Jack Nagtegaal (DEKRA Experts) en Roeland Steenvoorden (Vanderwal & Joosten).

gelijkbaar met andere jaren. De ene keer loopt

een motor schade op, een andere keer ontstaat er

schade door achterstallig onderhoud of is er sprake

van een ontwerp- of uitvoeringsfout van een mede-

werker.” Nagtegaal wijst op de verschuiving van de

verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij CAR-

projecten van hoofd- naar onderaannemer. “Om de

eigen CAR-polis ‘schoon’ te houden met het oog

op een eventuele premietoeslag in een volgend

jaar komt het regelmatig voor dat onderaannemers

onder de CAR-verzekering van de hoofdaannemer

worden geweigerd en worden verzocht de schade

op de eigen CAR-verzekering te claimen, dan wel

de schade voor eigen rekening te nemen.”

Boon wijst op de veranderde opstelling van ver-

zekerden en claimanten. “Waar men vroeger een

kleinere schadeclaim nog wel eens liet zitten, wordt

die vandaag de dag geclaimd. Opdrachtgevers zijn

sterk gefocust op kostenvermindering, waardoor

ook onze expertisekosten onder druk komen te

staan. Het is wat dat betreft een uitdaging om

samen met alle marktpartijen naar effi ciencyver-

beteringen te zoeken, met behoud van de kwaliteit

van expertise. Het gaat uiteindelijk om de totale

schadelast en niet separaat om het uurtarief van

een expert. Op lange termijn zal bij een blijvend

dalend uurtarief de kwaliteit van expertise vermin-

deren en komt de opleiding van jonge experts in

het gedrang.” Hij spreekt van ‘een merkwaardig

fenomeen’. “Schadebehandelaars, advocaten en

experts vullen uiteindelijk de belofte in die ‘aan de

voorkant’ is gegeven; laten we met elkaar dan ook

zoeken naar het goede evenwicht tussen prijs en

kwaliteit”, aldus Boon, die tot zijn tevredenheid

zegt te constateren dat er in de markt een voorzich-

tig begin wordt gemaakt met loss adjusting, waarbij

experts onder bepaalde voorwaarden en tot een

overeengekomen schadebedrag claims direct kun-

nen afhandelen.

klAnTTeVredenHeidOok Steenvoorden wijst op het sterk verande-

rende expertiselandschap in de afgelopen vijf jaar.

“De toegevoegde waarde van experts wordt kriti-

scher onder de loep genomen en er worden steeds

hogere eisen aan ons werk gesteld, een fact of life.

Opdrachtgevers verlangen dat we steeds effi ciënter

werken, bijvoorbeeld door kortere, meer beknopte

expertiserapporten aan te leveren en ook vaker

expertises op afstand verrichten. Daarnaast is er in

verzekeraars- en makelaarshuizen meer oog voor

klanttevredenheid, niet in de laatste plaats doordat

de consument steeds mondiger en kritischer wordt.

Het is aan ons om daarop adequaat in te spelen.”

Wat is jullie mening over de manier waarop in het

bedrijfsleven wordt omgegaan met preventie en

riskmanagement? Steenvoorden is van mening dat

dit al geruime tijd van een acceptabel niveau is. “Ik

zie daar de laatste jaren niet echt een verschuiving

in optreden.” Nagtegaal en Boon vinden van wel.

“In vergelijking met een jaar of tien geleden wordt

hieraan beduidend meer gedaan”, aldus eerstge-

noemde. “Riskmanagement is beter doorgevoerd dan

voorheen, zeker bij grote bedrijven. Bij kleinere be-

drijven is dat nog wat minder goed opgepakt”, vult

Boon aan. Kommers voegt hieraan toe dat er in het

bedrijfsleven tegenwoordig meer aandacht is voor

het voorkomen van schades.

geÏnTegreerde ConTrACTVormenHoe kijkt advocaat Annet van Duijn, die sinds

2001 actief is in het aansprakelijkheids- en ver-

zekeringsrecht met een focus op technische

Mathy Boon

Jack Nagtegaal

Jef Kommers

27

SCHADETRENDS IN TECHNISCHE VERZEKERINGSSECTOR

verzekeringen (bouwaansprakelijkheid/CAR) te-

gen de schadeontwikkeling aan? “Ik kan het niet

statistisch onderbouwen, maar heb het gevoel dat

het aantal claims stabiel is gebleven. Tegenover

een dalend aantal schades door de verminderde

bouwactiviteiten staat een grotere claimbereid

bij partijen, ook bij kleinere schadebedragen. Die

houden elkaar in evenwicht.” Ondanks de crisis,

die met name de bouwwereld heeft belemmerd,

blijven schades in en op de bouw volgens haar de

hoofdmoot van het werk vormen. “Het is altijd ge-

vaarlijk te generaliseren, maar ik sluit niet uit dat

een en ander mede ingegeven wordt door het toege-

nomen aantal zzp-ers in de bouw en het feit dat er

wat minder zorgvuldig wordt gewerkt. Preventie en

risicomanagement nemen weliswaar toe, maar ver-

dienen bij veel bedrijven en zeker bij zzp-ers meer

aandacht.”

Als trends op haar werkgebied voert zij een drietal

zaken aan: “Ik krijg de laatste tijd naar verhouding

meer zaken die voortvloeien uit ontsporingen en

botsingen die het gevolg zijn van koperdiefstal.

Nieuw is ook dat wij met name de afgelopen twee

jaar vaker worden ingeschakeld door makelaars en

verzekeraars gezamenlijk om een bindend advies te

geven over de verzekeringsdekking. Dit ter vermij-

ding van (proces)kosten”, aldus Van Duijn, die de

verzekeringsbranche daarnaast met name aandacht

vraagt voor de gevolgen van de komst van de UAVgc:

Uniforme Algemene Voorwaarden geïntegreerde

contractvormen. Daarbij leggen opdrachtgevers

de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor

eventuele bouwfouten en andere schades in het to-

tale bouwproces bij de opdrachtnemer neer, vaak

de aannemer. Ongeacht of het nu gaat om een fout

in het ontwerp, de uitvoering of en coördinatiefout

en ongeacht of het nu een fout van de aannemer

zelf is of van één van zijn onderaannemers. Ik sig-

naleer dan ook een toename van de schadegevallen

waaraan een UAVgc-overeenkomst ten grondslag

ligt, aldus Van Duijn, die verder aangeeft graag

nog wat vaker in een eerder stadium bij een geschil

betrokken te willen worden. “Dat gebeurt nu vaak

pas als betrokken partijen er onderling niet meer

uitkomen, terwijl een korte juridische blik in het

beginstadium escalatie kan voorkomen.”

Annet van Duijn Roeland Steenvoorden

leden VnAB ACCorderen ‘sTrATegie 2014-2018’

Tijdens de Algemene Ledenvergadering op 10 december 2013 jl. hebben de

VNAB-leden het strategisch plan getiteld ‘Strategie 2014-2018’ geaccordeerd.

In het plan staan de plannen van de VNAB om de komende jaren haar dienst-

verlening aan de leden te optimaliseren en om haar positie in de zakelijke

verzekeringsmarkt verder te versterken.

De VNAB wil binnen drie jaar uitgroeien tot dé toonaangevende marktplaats

voor de Nederlandse co-assurantiemarkt. “We willen hierin koploper zijn en

zowel fungeren als dé marktmeester en als kennispartner voor de zakelijke

verzekeringsmarkt en tevens als initiator en katalysator optreden in de nieuwe

context van de zakelijke markt. Dat willen we bereiken door het beschikbaar

stellen van zowel kennis en opleiding als van een uniek handelsplatform, door

onze leden te faciliteren in de relatie met hun klanten en een actief stakeholderbe-

leid te voeren (in afstemming met Adfi z en het Verbond). Daartoe betrekken wij

als regiehouder andere partijen”, zo licht directeur Michel Schaft de ambitieuze

plannen toe.

Als uitvloeisel hiervan zal de VNAB het huidige professioneel bureau uitbrei-

den. Daarnaast onderzoekt zij onder meer de haalbaarheid van de komst van

een nieuw, marktbreed en multifunctioneel onderkomen (werktitel: Dutch

Insurance Exchange House) in Rotterdam en wil de VNAB de samenwerking met

universiteiten (leerstoel) en opleidingspartners intensiveren. Ook streeft de

VNAB door middel van een permanente technologische upgrade en kostenbe-

heersing van het e-ABS- systeem naar een verdubbeling in 2017 van de via dit

systeem lopende omzet.

Peter Hartman (rechts) toont de kristallen karaf met inscriptie behorende bij de VNAB Award die hij heeft ontvangen uit handen van VNAB-voorzitter Rolf van der Wal.

Peter Hartman, managing director Innovation bij Aon Risk Solutions, heeft

de VNAB Award 2013 ontvangen. Tijdens het marktdiner in Noordwijk

aan Zee kreeg hij een kristallen karaf met inscriptie uitgereikt door VNAB-

voorzitter Rolf van der Wal. Hartman kreeg de Award voor de wijze waarop

hij zich jarenlang heeft ingezet voor de co-assurantiemarkt, onder meer als

voorzitter van de Commissie Varia van de VNAB. Volgens Van der Wal staat

Hartman in de markt bekend als een uitstekend vakman met een grote vak-

kennis en interesse voor innovatie. Hartman is de tiende persoon die de

VNAB Award heeft ontvangen.

VnAB AwArd 2013 Voor PETER HARTMAN

VNAB Visie is een uitgave van de Vereniging Nederlandse Assurantie Beurs.

Redactie: Wilco de Haan, Schouten Zekerheid (voorzitter) | Irene Okkerman, VNAB (secretaris) | Peter Bennink, Zurich) | Annemarie Lemmens - Van Lent, Aon Corporate Solutions| Jan van Stigt Thans, Van Stigt Thans Communicatie | Gerbien van Wijngaarden, Amlin Corporate Insurance Gastredactie: Henk Beekman (Marsh), Edwin Birkhoff (Zurich) en Klaas Brand (Cunningham Lindsey) Fotografi e: Raphaël Drent, Tiel | Vormgeving: J. Hendriks, FK media b.v, Weert | Redactie-adres: VNAB - Irene Okkermana, Kralingseweg 227a, 3062 CE Rotterdam, tel.: 010 - 253 20 00, fax: 010 - 253 20 09,E-mail: [email protected], Internet: www.vnab.nl

terugblik op het vorige thema: e-ABS

De presentaties van de drie gastsprekers heeft velen tot andere ge-

dachten gebracht. Volgens trendanalist Igor Beuker zijn bedrijven

in vrijwel alle sectoren vooral gefocust op concurrentie uit de eigen

bedrijfstak. “Er zijn nu reeds meerdere voorbeelden bekend van

branches waar nieuwkomers uit onverwachte hoek met een afwij-

kend businessmodel de markt compleet op z’n kop hebben gezet.

Waarom zou dat ook niet in de co-assurantiemarkt kunnen gebeu-

ren? Door de techniek en beschikbare data gaat alles veranderen.”

Hij vertelde het verhaal van ‘The Boiling Frog’. “Als je een kikker in

een pan met heet water gooit, springt hij er meteen uit. Doe je hem

in een pan met koud water dat je vervolgens verwarmt, dan blijft hij

zitten en gaat hij uiteindelijk dood door de hitte. Moraal van deze

metafoor: “Je moet op tijd veranderen en uit de pan springen, want

anders mis je de boot en betekent dat vaak het einde van je bedrijf.

Timing is daarbij essentieel”, aldus Beuker, volgens wie negen

van de tien bedrijven doorgaans te lang wachten voordat zij gaan

veranderen.

De presentatie van Hans Bos, National Technology Offi cer bij Microsoft,

sloot daarop naadloos aan. “If the times changes, so must the company’.

Alles verandert, de samenleving, de technologie, de verhoudin-

gen tussen bedrijven en klanten. Ondernemingen, organisaties

en instellingen kunnen dan ook niet achter blijven, maar zullen

mee moeten veranderen. Want anders gaan anderen dat voor hen

doen.” Automatiseringsprocessen die in de afgelopen jaren zijn

geïmplementeerd geven volgens hem inzicht in nieuwe mogelijke

werkwijzen in de nabije toekomst, waarbij de factor techniek niet

langer als bottleneck fungeert. “Wij hebben toegang tot technologie,

data en dus tot kennis. Maak er gebruik van”, aldus Bos, die een

pleidooi hield voor co-creatie: “Meer kennis delen met klanten,

businesspartners en, zoals bij de VNAB, met de leden om vaker samen

nieuwe producten, diensten en/of beleid te ontwikkelen.”

Felix Tenniglo, managing partner bij InShared, liet aan de hand van

zijn eigen ervaringen bij de internetverzekeraar zien waartoe een

geheel nieuwe aanpak van het verzekeringsproces in de particulie-

re markt kan leiden. De verzekeraar met slechts 15 FTE’s in dienst

maakt een prachtige groei door en heeft een zeer laag kostenper-

centage doordat zoveel als mogelijk is geautomatiseerd. “Zowel het

CO-ASSURANTIEMARKT MOET SNEL VERANDERENDE WERELD OP DE VOET VOLGEN

De spelers op de grootzakelijke verzekeringsmarkt zijn zich er terdege van bewust dat de snel veranderende wereld en technologische ontwikkelingen impact zullen hebben op de manier van werken in hun sector. Dat kwam overduidelijk naar voren tijdens het Event, dat de VNAB vorig jaar oktober organiseerde in De Beurs van Berlage in Amsterdam met als titel ‘De wereld staat op z’n kop! En onze markt?’ Driekwart tot 80% van de aanwezigen gaf aan het eens te zijn met de stelling dat ‘(groot)zakelijke verzekeringsproducten over vijf jaar rechtstreeks door de klant via internet te verkrijgen zijn’. Opmerkelijk gegeven: bij aanvang van de bijeenkomst was dat nog ongeveer de helft.

De hoofdrolspelers van het VNAB Event bijeen rond enkele traditionele beursbanken die zich nog in de Beurs van Berlage bevinden: v.l.n.r. dagvoorzitter Tom van ‘t Hek, Michel Schaft, Felix Tenniglo, Hans Bos en Igor Beuker.

acceptatie- als het schadeproces zijn volledig geautomatiseerd.

Daar komen nagenoeg geen mensenhanden meer aan te pas”, al-

dus Tenniglo, die en passant aankondigde niet uit te sluiten dat

InShared zich in de nabije toekomst met dezelfde aanpak zich ook

op de zakelijke markt gaat begeven. “Vanuit de klant denken, vol-

ledige transparantie en de techniek als facilitor zien en gebruiken,

zijn voorwaarden voor succes. In onze aanpak vormt de smartphone/

iPad de standaard. Het aantal polissen dat hiermee wordt afgeslo-

ten neemt maandelijks met 1,5 à 2% toe.” Zijn boodschap aan de

zaal: “Wees alert, blijf niet stilzitten, maar ga op tijd mee met de

veranderingen.”

Uit de antwoorden op de stellingen van de ruim 200 aanwezige

co-assurantieprofessionals bleek niet alleen dat de meesten zich

bewust zijn van de mogelijke komst van internetaanbieders en an-

dere nieuwkomers op de grootzakelijke verzekeringsmarkt, maar

verwacht een (ruime) meerderheid daarnaast dat de klant in de

toekomst altijd toegang heeft tot e-ABS. Verder was men vrijwel

unaniem van mening dat de (groot)zakelijke verzekeringsmarkt

niet optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die de heden-

daagse technologie biedt. Een opvallende uitkomst was verder dat

ongeveer twee van de drie aanwezigen een terugkeer van een fysie-

ke ontmoetingsplaats náást e-ABS noodzakelijk acht.