Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

60
1 Taak Marktonderzoek Hoe kunnen we studenten motiveren tot een actievere levensstijl? Wat motiveert iemand met een zittende levensstijl om meer te bewegen? Academiejaar 2020-2021 Groep 1: KPS Solutions Deelnemers: Cauwelier Kathleen (0541614) de Pape Sam (0542245) Jacobs Sophie (0543214) Lambrechts Kaat (0547117) Notredame Pjotr (0546149) Vanhondeghem Seppe (0546140) Groepsleider: Sophie Jacobs Interne begeleider: Nele Claesen Opdrachtgever: Dirk Van De Wiele (VUB-Sportdienst) Economische en Sociale Wetenschappen Solvay Business School

Transcript of Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

Page 1: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

1

Taak Marktonderzoek

Hoe kunnen we studenten motiveren tot een actievere levensstijl?

Wat motiveert iemand met een zittende levensstijl om meer te

bewegen?

Academiejaar 2020-2021

Groep 1: KPS Solutions

Deelnemers:

Cauwelier Kathleen (0541614)

de Pape Sam (0542245)

Jacobs Sophie (0543214)

Lambrechts Kaat (0547117)

Notredame Pjotr (0546149)

Vanhondeghem Seppe (0546140)

Groepsleider: Sophie Jacobs

Interne begeleider: Nele Claesen

Opdrachtgever: Dirk Van De Wiele (VUB-Sportdienst)

Economische en Sociale Wetenschappen

Solvay Business School

Page 2: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

2

Inhoudstafel

1. Inleiding ............................................................................................................................. 4

2. Probleemstelling en kadering van de context ................................................................ 4

2.1 Onderzoeksvraag en deelvragen ............................................................................................. 7

3. Informatie uit secundaire bronnen ................................................................................. 8

3.1 Motivatie om te sporten .......................................................................................................... 8

3.2 Geen motivatie om te sporten ................................................................................................. 9

3.3 Exercise Motivation Inventory (EMI) .................................................................................. 10

3.4 Sporter versus niet-sporter .................................................................................................... 10

4. Methodologie en onderzoeksplan .................................................................................. 11

4.1 Keuze van gegevensverzamelingsmethode .......................................................................... 11

4.2 Steekproefstrategie ............................................................................................................... 12

4.3 Validiteit en betrouwbaarheid ............................................................................................... 14

4.4 Enquête-protocol ................................................................................................................... 15

4.5 Analyseplan .......................................................................................................................... 17

5. Resultaten ........................................................................................................................ 19

5.1 Beschrijvende statistiek ........................................................................................................ 19

5.1.1 Resultaten van de sporters .............................................................................................................. 20

5.1.2 Resultaten van de niet-sporters ...................................................................................................... 22

5.1.3 Resultaten van de kennis van het sportaanbod van de VUB .......................................................... 25

5.1.4 Kruistabellen .................................................................................................................................. 27

5.2 Statistische toetsen ................................................................................................................ 28

5.2.1 Nagaan of de steekproef representatief is ...................................................................................... 29

5.2.2 Resultaten voor vergelijking van motivatiefactoren tussen sporters en niet- sporters ................... 29

5.2.3 Resultaten voor de vergelijking in de kennis en het bezit van de sportmix kaart tussen sporters en

niet-sporters .................................................................................................................................................. 30

6. Conclusie ......................................................................................................................... 31

6.1 Concrete aanbevelingen voor de opdrachtgever ................................................................... 33

6.2 Beperkingen van het onderzoek en suggesties voor verder onderzoek ................................ 34

7. Referenties ....................................................................................................................... 36

Page 3: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

3

8. Appendix ......................................................................................................................... 38

8.1 Aantal studenten per faculteit op de Campus Etterbeek ....................................................... 38

8.2 Steekproefgrootte berekening ............................................................................................... 38

8.3 Enquête-protocol ................................................................................................................... 39

8.4 Subscales aangepaste EMI-2 en items .................................................................................. 53

8.5 Beschrijvende statistiek – Frequentietabellen ...................................................................... 54

8.6 Beschrijvende statistiek – Kruistabellen en Chi-kwadraat/Fisher exact test ........................ 57

8.7 Statistische toetsen – SPSS-output ....................................................................................... 59

Page 4: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

4

1. Inleiding

In dit eindrapport van de taak Marktonderzoek overlopen we de verschillende stappen die

we hebben ondernomen om een antwoord te verkrijgen op onze onderzoeksvraag. We starten

dit werk met een concrete beschrijving van het onderzoeksprobleem en een kadering van de

context waarin het zich afspeelt. Daarna volgt een opsomming van de onderzoeksvraag en

specifieke deelvragen om een antwoord te verkrijgen op het beleidsprobleem. Vervolgens

bespreken we enkele relevante secundaire bronnen in verband met dit topic. Dit wordt vervolgd

door de formulering van het onderzoeksplan en de methodologie. Hier wordt onder andere de

populatie en de steekproefstrategie besproken, als ook de methode die men zal hanteren tijdens

het uitvoeren van het marktonderzoek. Nadien volgt het analyseplan waarin grondig wordt

uitgelegd hoe men de verkregen data zal verwerken. We bespreken in dit deel ook de resultaten

van het onderzoek. Het rapport wordt afgesloten met een conclusie, aangevuld met concrete

aanbevelingen voor de opdrachtgever Dirk Van De Wiele, beperkingen van het onderzoek en

aanbevelingen voor eventueel verder onderzoek.

2. Probleemstelling en kadering van de context

Uit onderzoek van Hollmann et al. (2003) blijkt dat fysieke activiteit leidt tot een forse

toename van de doorbloeding in verschillende gebieden van de hersenen. Dit heeft dan weer

een betere leerbereidheid tot gevolg waardoor studenten beter kunnen opletten en hun

concentratieniveau toeneemt. Dit heeft een positieve impact op hun studieresultaten. Nochtans

sport een groot deel van de VUB studenten niet of onvoldoende regelmatig. Bij de

concentrische methode wordt er gekeken naar eerder intern onderzoek om zo meer inzicht te

krijgen in de probleemstelling en mogelijke oorzaken (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2019).

Volgens Dirk Van De Wiele, afdelingshoofd van de sportdienst van de VUB, bleek uit

eerder onderzoek dat 10% van de studentenpopulatie helemaal niet sport. 10% van de studenten

denkt eraan om te gaan sporten, de volgende 10% informeert zich over hoe en waar men kan

sporten. De overige 10% doet wel aan sport maar op een onregelmatige basis. Dit wil zeggen

dat slechts 60% van de VUB-studenten effectief aan het sporten is. Dit is gebaseerd op eerder

intern onderzoek aan de VUB en komt natuurlijk lang niet in de buurt van de 100% die de VUB-

sportdienst graag aan het sporten zou willen zien. Nochtans heeft de VUB een erg uitgebreid

aanbod aan sportfaciliteiten voor een relatief lage prijs. Ze organiseren ook jaarlijks tal van

sportactiviteiten voor studenten zoals de container cup, competities, university world cups,

enzovoort. De participatie van studenten bij deze evenementen schommelt rond de 10 à 15%

van de totale studentenpopulatie en dat percentage wil de afdeling graag omhoog zien gaan. Uit

Page 5: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

5

vorige ondervragingen bleek dat studenten vaak niet genoeg tijd hebben om te sporten. Geen

tijd vertaalt zich vaak in geen prioriteit. Dit getuigt van een gebrek aan motivatie bij studenten

en laat dat nu net het marktonderzoek zijn dat wij gaan voeren. De VUB-sportdienst zou graag

willen weten hoe ze hun studenten kunnen motiveren tot een actievere levensstijl en wat iemand

met een zittende levensstijl motiveert om meer te bewegen. Zodat sporten wél een prioriteit

wordt. Eerder onderzoek aan de VUB, door een masterstudent genaamd Deliens, toonde aan

dat er een gewichtstoename is aan het begin van de studies. Dit kan toegeschreven worden aan

het feit dat de overgang naar het hoger onderwijs vaak gepaard gaat met lagere fruit- en groenten

consumptie, minder sport en minder lichaamsbeweging in het algemeen, en tevens meer

alcoholinname voor zowel studenten op kot als studenten die pendelen (Deliens, 2019).

Figuur 1: Sporten op maat van de student (bron: intern beleidsrapport VUB)

Om het onderzoeksprobleem nog beter te schetsen nemen we bovenstaande figuur 1 er even

bij. Er zijn vijf mogelijke fasen waar een student zich in kan bevinden. In de

precontemplatiefase vinden we studenten terug die helemaal niet sporten en hier ook niet aan

denken. Ze beseffen vaak nog niet dat sporten een positieve invloed kan hebben op de

gezondheid. Om dit besef te creëren heeft de sportdienst in het verleden al talloze

sensibiliseringscampagnes gehouden zoals “studeer je niet vet” en “sport je slim”. Hierop volgt

de contemplatiefase waarin studenten wel overwegen om te sporten maar het nog niet doen. De

derde fase is de preparatiefase waarin studenten zich gaan informeren over de mogelijkheden

en faciliteiten om aan sport te doen. In de actiefase doen studenten wel aan sport maar nog niet

Page 6: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

6

op een voldoende regelmatige basis. Studenten in deze fase proberen ook vaak nog heel wat

verschillende sporten uit, maar hebben de sport die ze voor de rest van hun leven zouden willen

blijven doen nog niet gevonden. In de laatste fase, de onderhoudsfase vinden we alle studenten

die op of buiten de VUB op regelmatige basis sporten of aan competitiesporten doen en hier op

lange termijn ook de vruchten van plukken. Dit onderzoek zal zich vooral focussen op de eerste

drie fasen. Hoe kunnen we studenten die nog niet sporten bereiken? Met welke boodschap,

welke media, op welk moment van het jaar? En hoe kunnen we de studenten die nog niet met

regelmaat bewegen aanmoedigen om vaker te gaan sporten?

De Universitaire Associatie Brussel (UAB), waaronder onder andere de VUB valt, rolt

binnenkort haar sport beleidsplan uit voor 2021-2024. In functie daarvan zal dit

marktonderzoek trachten na te gaan waarom VUB-studenten niet gemotiveerd zijn om te

sporten en hoe we ze wél kunnen aanzetten om te gaan sporten. Tijdens de lockdown in het

voorjaar van 2020 zijn heel wat mensen, inclusief studenten, meer beginnen wandelen en fietsen

en dit momentum wil men graag aanhouden.

Het is ook belangrijk dat we inzicht krijgen in het probleem. Er zijn namelijk elementen die

niet rechtstreeks verbonden zijn met de beleidsvraag, maar het onderzoek ervan wel kunnen

beïnvloeden. Zo is er de mogelijkheid dat studenten wel sporten maar dit bijvoorbeeld doen in

hun eigen sportclub of bij een lokaal fitnesscentrum. Ook zullen Covid-19 en de bijhorende

maatregelen een invloed uitoefenen op de gebruiksgewoontes van de sportinfrastructuur door

de studenten. Gebruik makende van de concentrische methode gaan we aan de hand van een

interne analyse na wat de mogelijke oorzaken kunnen zijn van het gebrek aan motivatie. Een

mogelijke verklaring is dat studenten effectief gebruik maken van andere sportfaciliteiten

waardoor de VUB-sportdienst hier geen zicht op heeft. Een andere mogelijkheid is dat de VUB

te weinig of op een minder efficiënte manier reclame maakt bij studenten waardoor ze zich niet

bewust zijn van het sportaanbod en de aangepaste studentenprijzen die hiermee gepaard gaan.

Dirk Van De Wiele benadrukte tijdens de meeting dat communicatie van het sportaanbod naar

de VUB-studenten een struikelpunt vormt. Dit werd gevonden uit eerder onderzoek, uitgevoerd

door de VUB-sportdienst. Momenteel loopt een onderzoek van een masterstudent

communicatiewetenschappen over hoe deze communicatie geoptimaliseerd kan worden. Nog

een andere oorzaak zou kunnen zijn dat de sportfaciliteiten en/of de openingsuren van de VUB-

sportdienst te weinig divers zijn of gewoonweg niet alle studenten aanspreken.

Om op deze vraag een antwoord te bieden bespreken we kritisch in wat volgt de

belangrijkste literatuur rond dit onderwerp, het onderzoeksplan en de onderzoeksmethodologie

die we zullen toepassen.

Page 7: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

7

2.1 Onderzoeksvraag en deelvragen

In dit deel van het werk zullen we het beleidsprobleem om zetten in een

onderzoeksprobleem dat we trachten op te lossen aan de hand van een onderzoeksvraag. De

algemene onderzoeksvraag waar we een antwoord op trachten te bieden is: “Hoe kan de VUB-

sportdienst de VUB-studenten motiveren tot een actievere levensstijl?” Met onderstaande

specifieke onderzoeksvragen of deelvragen proberen we meer inzicht te krijgen in onze

hoofdonderzoeksvraag en hier een beter en vollediger antwoord op te verkrijgen.

Hoofdonderzoeksvraag: Hoe kan de VUB-sportdienst de VUB-studenten motiveren tot

een actievere levensstijl?

1. Deelvraag 1: Welke factoren motiveren studenten die al sporten om te blijven

bewegen? Door de studenten die al vaak aan sport doen te vragen naar hun motivatie

kunnen we hier meer inzichten krijgen. Deze inzichten zouden kunnen helpen om studenten

die nog niet sporten of nog niet op regelmatige basis sporten in beweging te krijgen.

2. Deelvraag 2: Welke factoren motiveren studenten met een zittende levensstijl om meer

te bewegen? Met deze vraag trachten we na te gaan welke factoren een student die niet veel

beweegt kunnen motiveren om toch te gaan sporten. Zo kunnen we nagaan of de VUB-

sportdienst hier zelf een rol in kan spelen of wat zij concreet kan ondernemen om dit te

veranderen of te verbeteren. We kunnen ook leren uit de motivatiefactoren die studenten

gaven die wel op regelmatige basis sporten (deelvraag 1) en deze factoren meenemen als

aanbeveling aan de externe opdrachtgever.

3. Deelvraag 3: Welke factoren ontmoedigen studenten met een zittende levensstijl om

meer te bewegen? Wanneer we weten welke factoren de student juist niet motiveren om

meer te bewegen, dient zich misschien een opportuniteit om deze factoren om te zetten in

motiverendere aspecten. Of is er misschien een mogelijkheid om deze demotiverende

factoren al dan niet partieel te verwijderen of te minimaliseren. Ook hier zou de VUB-

sportdienst een rol in kunnen spelen.

4. Deelvraag 4: Welke perceptie hebben VUB-studenten over de VUB-sportdienst en het

aanbod, alsook over hun initiatieven/activiteiten? Door de perceptie van de studenten na

te gaan, kan men kijken of de VUB-sportdienst nog extra of andere sporten/ infrastructuur

moet aanbieden of de studenten op nog een andere manieren kan ondersteunen.

Page 8: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

8

3. Informatie uit secundaire bronnen

Een nodige volgende stap is om secundaire informatiebronnen te raadplegen. Dit zal een

diepgaander inzicht bieden in het onderzoeksdomein en ons de mogelijkheid bieden om een

vollediger marktonderzoek te voeren.

Om een dieper inzicht te krijgen in de motivatie van studenten om al dan niet te sporten, is

het belangrijk om eerst een literatuurstudie uit te voeren naar de motivatiefactoren van mensen

om te sporten, maar ook naar mogelijke redenen waarom mensen niet sporten. Aan de hand van

deze inzichten kan dan een enquête en analyseplan opgesteld worden dat aansluit bij de

onderzoeksvraag, maar ook gegrond is door een sterke literatuurstudie.

3.1 Motivatie om te sporten

Wij zijn zeker niet de eersten die het begrip motivatie in sport onderzoeken. De onderzoeken

omtrent motivatie zijn talrijk, en vooral terug te vinden in de takken van de psychologie. Ook

werden er in het verleden al heel wat onderzoeken, meer specifiek omtrent de motivatie om te

sporten bij studenten uit gevoerd.

Zowat alle onderzoeken betreffende motivatie zijn gebaseerd op de Self-Determination

Theory (SDT) (Deci en Ryan, 2000). Volgens Vallerand (2007) zou deze theorie aan de basis

liggen om motivatie te begrijpen. De theorie verklaart de psychologische noden van mensen en

hoe deze noden omgevormd kunnen worden naar (zelf-)motivatie. Deze theorie geeft aan dat

motivatie iets psychologisch is en afhangt van de persoon. Daarom zijn een goede schaal en

motivatiefactoren nodig om dit te onderzoeken.

Een belangrijk onderscheid dat vaak gemaakt wordt in de motivatiepsychologie is het

verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie kan omschreven

worden als “zich engageren in een activiteit, puur en alleen voor het plezier en de voldoening

die volgt uit het uitvoeren van de activiteit.” (Deci, 1975). Pelletier et al. (1995) gebruikt deze

definitie om voorbeelden van intrinsieke motivatie, zoals nieuwsgierigheid of plezier, in de

sport toe te lichten. Enkele aangehaalde voorbeelden van intrinsieke motivatiefactoren om te

sporten zijn nieuwsgierigheid, willen leren, voldoening, plezier en nieuwe ervaringen opdoen.

Extrinsieke motivatie kan dan omschreven worden als “een brede variëteit aan gedragingen met

het oog op een bepaald doel en die niet uitgevoerd worden omwille van de activiteit zelf.” (Deci,

1975). Enkele voorbeelden die Pelletier et al. (1995) hierbij aanhaalt zijn het winnen van

prijzen, externe druk, gezondheidsvoordelen en schuldgevoel.

Diehl et al. (2018) toont aan dat de motivatie om te sporten vaak een combinatie van deze

intrinsieke en extrinsieke factoren zal zijn. Plezier, gezondheid en welzijn zijn volgens dit

Page 9: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

9

onderzoek de belangrijkste motivatiefactoren om te sporten. Eén van de resultaten van het

onderzoek van Wang en Biddle (2003) is dat intrinsieke motivatie belangrijk is om te sporten

en door verschillende factoren, zoals competentie, beïnvloed wordt.

Het onderzoek van Kilpartick, Herbert en Batholomew (2010) gaat dieper in op de motivatie

van studenten om te sporten. In deze studie wordt een onderscheid gemaakt tussen twee

manieren om aan sport te doen: ‘sport participation’ en ‘exercise participation’, waarbij de

eerste vorm als bedoeling heeft effectief een sport te beoefenen, en de tweede vorm men eerder

belang hecht aan het in beweging zijn. Sport participation kan sterker gelinkt worden aan

intrinsieke motivatie zoals bijvoorbeeld genot en uitdaging, terwijl exercise participation

sterker kan gelinkt worden aan extrinsieke motivatie zoals bijvoorbeeld gezondheidsredenen.

Een ander belangrijk inzicht in de motivatie om te sporten (Kilpartick, Herbert, &

Batholomew, 2010; Egli et al., 2011) is dat er een verschil blijkt te zijn in motivatie om te

sporten bij mannen en vrouwen. Vrouwen blijken het gezondheidsaspect van sporten veel

belangrijker te vinden, en mannen zijn op hun beurt meer gemotiveerd door prestatie en ego-

gerelateerde factoren zoals kracht en uithouding.

De redenen waarom mensen en meer specifiek studenten aan sport doen is dus reeds

intensief onderzocht, waarbij de belangrijkste bevindingen zijn dat deze motivatie kan

verschillen naargelang intrinsieke of extrinsieke motivatie en dat deze ook kan verschillen

naargelang geslacht. In het volgende deel zal ingegaan worden op redenen waarom mensen en

meer specifiek studenten niet aan sport doen.

3.2 Geen motivatie om te sporten

Er zijn verschillende motieven om te sporten, maar daarnaast ook motieven of redenen

waarom men niet gemotiveerd is om te bewegen. Er werd al eerder vermeld dat onze

opdrachtgever aangaf dat ‘geen tijd’ een voornaamste reden is om niet te sporten. Dit wordt

ook bevestigd in de literatuur (Diehl et al., 2018; Hilger-Kolb, Loerbroks & Diehl, 2020).

Andere redenen die worden aangegeven om te verklaren waarom mensen niet sporten zijn:

overvolle klassen/sportsessies (Diehl et al., 2018), blessures (Memon et al., 2015), het gebrek

aan een vaste routine of de moeilijkheid om een nieuwe sportclub te vinden (Hilger-Kolb,

Loerbroks & Diehl, 2020) of zelfs het gevoel van incompetentie (Vallerand, 2007). In het

volgende deel zal besproken worden aan de hand van welk kader we de motivatie of juist geen

motivatie om te sporten kunnen conceptualiseren.

Page 10: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

10

3.3 Exercise Motivation Inventory (EMI)

De meeste onderzoeken die hierboven (3.1 en 3.2) werden genoemd, zijn gevoerd via de

Exercise Motivation Inventory version 2 (EMI-2: Markland en Ingledew, 1997) of een

aangepaste versie ervan. De enquête bestaat uit 51 items, die 14 sub-schalen omvat. Elke schaal

wijst op een andere motivatiefactor om deel te nemen aan sport of andere bewegingsinitiatieven.

Deze enquête zorgt volgens Kilpatrick, Herbert en Batholomew (2010) en Markland (1999)

voor minder limitaties die bijvoorbeeld de EMI en andere enquêtes of tools wel hadden. Omdat

deze minder limitaties bevat, zijn de resultaten die men bekwam uit deze enquête meer betrouw-

en bruikbaar om conclusies uit te trekken. Een voorbeeld van een minder goed meetinstrument

is volgens Markland en Hardy (1993) de PIEQ (opgesteld door Duda en Tappe (1989)).

Problemen waren onder andere; te nauwe motieven, te nauwe definities van bewegen en de

niet-toepasbaarheid van het instrument op de niet-sporters.

De EMI-2 is toepasbaar op zowel sporters als niet sporters, wat niet het geval was bij de

EMI (Markland D. , 1999) of de andere schalen die hierboven besproken werden. Daarom is

deze enorm interessant om te gaan kijken naar waarom mensen sporten, maar ook waarom

mensen niet sporten. De sub-schalen zijn plaatsbaar binnen het onderscheid tussen extrinsieke

en intrinsieke motivatie en zouden volgens Markland en Ingledew (1997) valide zijn en goede

info verzamelen. Aangezien eerder de opmerking gemaakt werd dat motivatie om (al dan niet)

te sporten kan verschillen naargelang geslacht, is het belangrijk te vermelden dat de schaal kan

toegepast worden op zowel mannen als vrouwen. Van de EMI-2 zijn al verschillende

alternatieve en kortere instrumenten gemaakt, zoals bij Crofts, Dickson, Schofield en Funk

(2012) waarbij minstens de helft van de stellingen verwijderd of samengevoegd werden (in de

appendix (8.4 Subscales aangepaste EMI-2 en items) is te zien welke erover bleven). Ook dit

verkorte instrument werd getest op validiteit zodoende de verkorte versie een even getrouw

beeld geeft als de originele EMI-2.

3.4 Sporter versus niet-sporter

Wie sporter en niet-sporter is, werd bepaald op basis van de secundaire literatuur die

beschikbaar is. In het trendrapport van de auteurs Hildebrandt, Chorus en Stubbe (2010) maken

ze gebruik van een “combinorm”. “De combinorm is een combinatie van de Nederlandse Norm

Gezond Bewegen (NNGB) en de Fitnorm. De NNGB toont aan hoeveel je moet bewegen om

als mens gezonder te worden. Bij de Fitnorm wordt aangegeven wat je moet doen om een

optimale conditie te bereiken. Als je aan één van bovenstaande normen voldoet, heb je de

combinorm bereikt (Hildebrandt, Chorus, & Stubbe, 2010). Deze bestaat uit minstens een half

Page 11: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

11

uur matig intensieve lichamelijke activiteit, bijvoorbeeld stevig wandelen (min. 5km/u) of

fietsen (min. 16km/u) beoefenen en dit minimaal 5 dagen per week en/of het beoefenen van een

zwaar intensieve activiteit zoals hardlopen of voetbal voor tenminste 3 keer per week gedurende

minimaal 20 minuten. Op deze manier konden onze respondenten in de enquête zich

identificeren als sporter of niet-sporter. Deze opsplitsing is voor ons een meerwaarde, aangezien

we op deze manier de data van beide groepen (sporters en niet-sporters) tegenover mekaar

kunnen zetten.

In het volgende deel zal op basis van de gevoerde literatuurstudie een methodologie en

onderzoeksplan uitgewerkt worden dat ons toelaat de gestelde onderzoeksvraag te

beantwoorden.

4. Methodologie en onderzoeksplan

In deze sectie van het marktonderzoek wordt de methodologie besproken dat zich toespitst

op de gegevensverzamelingsmethode, steekproefstrategie, validiteit en betrouwbaarheid. Het

onderzoeksplan bestaat uit een enquête-protocol en een analyseplan.

4.1 Keuze van gegevensverzamelingsmethode

In dit marktonderzoek trachten wij te onderzoeken hoe we de VUB-student in Etterbeek

kunnen motiveren om meer te bewegen. De resultaten hebben als doel om hierover specifieke

aanbevelingen te kunnen doen aan de externe opdrachtgever, Dirk Van De Wiele. Dit wordt

een verklarend onderzoek genoemd (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2019). Als

gegevensverzamelingsmethode kozen we voor een online-enquête. Door te opteren voor een

kwantitatieve onderzoeksmethode, kunnen we dus proberen een zo groot mogelijke en

representatieve steekproef te verkrijgen. In dit soort onderzoek is het bovenstaande het meest

voornamelijk streefdoel, zodat men daarna de resultaten uit de steekproef kan gaan

veralgemenen naar de populatie. Enquêtes kunnen op verschillende manieren worden verspreid.

Wij kozen voor een online-versie, dit door de heropflakkering van het covid-19 virus. De VUB

koos ervoor in de week van 26 oktober over te gaan naar code rood. Dit betekent dat men

volledig overschakelt naar afstandsonderwijs, waar fysiek contact op de campus zo veel

mogelijk wordt vermeden. Hierdoor werd het fysiek uitdelen van enquêtes op de VUB-campus

in Etterbeek quasi-onmogelijk. Om onze enquête te verspreiden hebben we gebruik gemaakt

van sociale media zoals Facebook, Instagram en LinkedIn. Daarnaast heeft ook Prof. Dr. M.

Brengman onze uitnodiging tot deelname aan de enquête verspreid onder haar

studentennetwerk via e-mail. In de enquête maken we gebruik van een meerdimensionale

schaal. Aan de hand hiervan meten we de reactie van de respondenten. Aangezien de schalen

Page 12: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

12

uit de literatuur komen, zijn deze al getest op consistentie. Consistentie betekent dat de

antwoorden op de verschillende schaalitems voldoende gecorreleerd zijn (De Pelsmacker &

Van Kenhove, 2019).

4.2 Steekproefstrategie

De populatie waarover wij een uitspraak willen doen zijn de VUB-studenten in Etterbeek.

Het is niet de eerste keer dat de VUB-sportdienst onderzoek voert naar hoe studenten te

motiveren een actievere levensstijl te hebben. In voorafgaande onderzoeken werd de focus nog

nooit enkel op de studenten van de 7 faculteiten aan de VUB-campus te Etterbeek gelegd. Dit

kan een interessante invalshoek zijn volgens onze externe opdrachtgever Dirk Van De Wiele,

wegens dat alle sportinfrastructuren van de VUB op de Brussels Humanities, Sciences &

Engineering campus zijn gevestigd. Bijgevolg hebben de studenten die dus op deze campus les

hebben, een directere toegang tot het sportcomplex.

Om een uitspraak te kunnen doen over onze populatie, zullen we een steekproef moeten

nemen. We hebben besloten een mengeling te gebruiken van twee methodes, de quotamethode

en de sneeuwbalmethode. Een probabilistische steekproef is hier onmogelijk, wegens dat een

steekproefkader in de vorm van een lijst met alle studenten niet beschikbaar is. Volgens De

Pelsmacker & Van Kenhove (2019) is een quota steekproef: “een doelgerichte steekproef, dit

betekent dus dat er restrictief te werk zal gegaan worden. In dit soort van steekproef gebeurt er

een opsplitsing van de populatie in subgroepen of quota” (De Pelsmacker & Van Kenhove,

2019). De subgroepen die we hier hebben gebruikt zijn de 7 verschillende faculteiten aan de

VUB-campus te Etterbeek en de dimensie die weerspiegelt of dat het gaat om een sporter of

niet-sporter. Deze subgroepen werden steeds proportioneel ingedeeld (zie tabel 1). Wanneer

men een enquête op sociale media plaatst en enkel mensen die op de VUB-campus te Etterbeek

studeren deze mogen invullen, dan is dit een voorbeeld van een niet-probabilistische en

restrictieve steekproef. Dit wordt ook wel een beoordelingssteekproef genoemd.

Daarenboven hebben we gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode om via

doorverwijzing nieuwe respondenten te bereiken die aan dezelfde kenmerken voldoen. Telkens

hebben we bij het verspreiden van onze enquête vermeld/aangemoedigd om deze te delen met

andere VUB studenten in Etterbeek. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat als wij een

psychologiestudent kennen, wij hem/haar vroegen deze enquête te delen met andere

psychologiestudenten die voldoen aan de kenmerken: VUB-student aan campus Etterbeek. De

sneeuwbalmethode heeft ons geholpen de vooropgestelde quota’s te bereiken.

Page 13: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

13

Op de website van de VUB is het mogelijk om de cijfers en feiten van de laatste jaren te

consulteren en dan meer bepaald het aantal studenten per faculteit. De laatste beschikbare cijfers

dateren uit het academiejaar 2018-2019, toen waren er over de zeven verschillende faculteiten

te Etterbeek 13.527 studenten (populatie) ingeschreven (zie appendix 8.1). De verdeling over

de 7 verschillende faculteiten in aantal studenten kunt u waarnemen in de 2de kolom in

onderstaande tabel. In de kolom van de relatieve verdeling vindt u de relatieve grootte terug

van de faculteit uitgedrukt in procent. Bijvoorbeeld de 9,44% bij de faculteit “Letteren en

Wijsbegeerte”, betekent dat 9,44% van onze populatie, studenten zijn die binnen deze faculteit

studeren.

We hebben zelf de steekproefomvang berekend (zie appendix 8.2) die voldoende groot is

om een representatief beeld te kunnen vormen over de populatie. Indien we voortgaan op de

beschikbare cijfers uit het academiejaar 2018-2019 en een foutenmarge van 5% hanteren,

hebben we minstens 374 respondenten nodig om een representatief beeld te kunnen vormen.

Deze uitkomst is gebruikt om de quota’s te bepalen. De cijfers in de kolom van de

steekproefverdeling bekomt men door de relatieve verdeling te vermenigvuldigen met de totale

grootte van onze steekproef (374) die we minimaal wilden behalen. Zoals eerder vermeld bij

de probleemstelling en kadering van de context, sport volgens onze externe opdrachtgever 60%

van de studentenpopulatie. Men heeft dus de kolom van de steekproefverdeling

vermenigvuldigd met 60% om de steekproefverdeling van de sporters te bekomen per faculteit.

De steekproefverdeling van de niet-sporters wordt dan bepaald door de steekproefverdeling met

40% te vermenigvuldigen.

FACULTEITEN Populatie

verdeling (in

2018-2019)

Relatieve

verdeling Steekproefverdeling

Steekproef verdeling

Sporter

Steekproef verdeling

Niet-sporter

Sociale Wetenschappen &

Solvay Business School 4108 30,37% 114 68 46

Letteren en Wijsbegeerte 1277

9,44% 35 21 14

Lichamelijke Opvoeding &

Kinesitherapie 1008 7,45% 28 17 11

Psychologie &

Educatiewetenschappen 1926 14,24% 53 32 21

Recht en Criminologie 2189 16,18% 61 36 25 Wetenschappen en Bio-

ingenieurswetenschappen 1665 12,31% 46 28 18

Ingenieurswetenschappen 1354 10,01% 37 22 15 TOTAAL 13527 100% 374 224 150

Tabel 1: Populatie- en steekproefverdeling

Page 14: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

14

Bovenstaande tabel geeft de samenstelling weer van de steekproef die we trachten te

bereiken. Dit zijn de quota’s die vooropgesteld werden voordat de enige enquête werd

afgenomen. Deze quota’s hebben we proberen na te streven tijdens het uitvoeren van ons

onderzoek. Bijvoorbeeld voor de faculteit “Sociale Wetenschappen & Solvay Business School”

hebben we geprobeerd minstens 68 respondenten te vinden die sporten en 46 die niet sporten.

In onze subgroepen of quota’s houden we dus rekening met de grootte van de faculteiten qua

aantal studenten en de proportionele verdeling die er heerst tussen sporters en niet-sporters. We

zijn ervan overtuigd dat deze proportionele verdeling de representativiteit van het onderzoek

verhoogt. De aantallen die u in de tabel kunt waarnemen zijn de proportionele minimum

vereisten om een representatieve steekproef uit te voeren, indien we meer respondenten kunnen

bereiken, is dit uiteraard een positieve zaak voor dit onderzoek. Wel bestaat het gevaar dat

bepaalde groepen dan onder of oververtegenwoordigd zijn. Dit is een beperking waar we zeker

en vast rekening mee dienen te houden. Zoals aangehaald zullen de vragen soms anders zijn

voor sporters dan voor niet-sporters. Dit wordt ook wel intelligente flexibele vraagstelling

genoemd. Men stelt hierbij verschillende vragen naar gelang eerdere antwoordpatronen (De

Pelsmacker & Van Kenhove, 2019).

4.3 Validiteit en betrouwbaarheid

Validiteit en betrouwbaarheid zijn twee concepten die fundamenteel zijn om een goed en

vooral wetenschappelijk correct onderzoek uit te voeren. Daarom is het belangrijk dat we hier

even bij blijven stilstaan. Beide begrippen zijn zeker geen synoniemen, maar de twee hangen

wel samen. Lincoln en Guba (1985) bestudeerden deze twee concepten en ondervonden dat er

geen validiteit kan zijn zonder betrouwbaarheid. Dit laatste is dus een noodzakelijke

voorwaarde voor validiteit.

Bij betrouwbaarheid gaat het over de nauwkeurigheid van een onderzoek. Dit wil zeggen

dat de metingen die gedaan worden in het onderzoek vrij zijn van toevalsfouten (De Pelsmacker

& Van Kenhove, 2019). Indien de betrouwbaarheid van een methode hoog is, kunnen we,

zolang dat wat we meten hetzelfde is, bij een herhaling van het onderzoek soortgelijke

resultaten verkrijgen (Boeije & Bleijenbergh, 2019). Er bestaan verschillende methodes om

toevalsfouten te beperken. Binnen dit onderzoek is het zeker niet mogelijk om al deze methodes

toe te passen aangezien bepaalde methodes, zoals de test-hertest, bestaan uit het twee keer

bevragen van de respondenten. Doordat wij met een redelijke korte tijdspanne zitten voor het

uitvoeren van dit onderzoek, zal dit helaas niet haalbaar zijn. De interne consistentie van

betrouwbaarheid kunnen we wel nagaan door te meten of de elementen die samen een construct

Page 15: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

15

moeten meten onderling gecorreleerd zijn (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2019). Dit kan via

de Cronbach alpha, deze methode is bovendien ook de meest geteste vorm van betrouwbaarheid

(De Pelsmacker & Van Kenhove, 2019).

Validiteit kan je onderverdelen in interne en externe validiteit. Interne validiteit betekent dat

je meet wat je beoogt te meten (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2019). Externe validiteit

verwijst naar de mogelijkheid om de resultaten naar andere personen, tijden en situaties te

veralgemenen. De focus ligt hier op het beperken van systematische fouten. Binnen dit

onderzoek zal men zich eerder concentreren op de interne validiteit zo hoog mogelijk te houden.

Het doel van dit marktonderzoek is om motiverende factoren te vinden zodat de VUB studenten

te Etterbeek fysiek actiever zouden leven. Hierdoor is het minder belangrijk dat men de

resultaten kan veralgemenen naar andere leeftijdscategorieën of situaties. Beperkte

representativiteit is een kenmerk van een quotasteekproef, met de keuze van de juiste quota’s

kan deze representativiteit wel verhoogd worden (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2019). We

testen de interne validiteit op basis van de face validity. Dit is de zwakste vorm van validiteit

en gaat na of bijvoorbeeld alle antwoordmogelijkheden in de vragenlijst zitten. Hiermee wordt

bedoeld dat het meetinstrument beoordeeld wordt door niet-experts (De Pelsmacker & Van

Kenhove, 2019).

In onze enquête hebben we gebruik gemaakt van meetinstrumenten (EMI-2) die al reeds

door experten zijn goedgekeurd op inhoudelijke correctheid. Deze werden besproken in de

sectie Informatie uit secundaire bronnen. Hierdoor wordt interne validiteit verhoogd.

Daarnaast moeten we ons ook van bewust zijn van het feit dat we voor bepaalde vragen

enkel gedrags-benaderende indicatoren hebben kunnen verzamelen. Er kan namelijk een

wezenlijk verschil zijn tussen intenties en het werkelijk gedrag van mensen (De Pelsmacker &

Van Kenhove, 2019).

4.4 Enquête-protocol

De enquête is online verspreid, om die reden hebben we gebruik gemaakt van het online

platform: “Qualtrics survey”. In appendix 8.3 kan men het volledig protocol terugvinden.

Vooraleer we de enquêtes hebben uitgestuurd, hebben we een pilootstudie uitgevoerd. Dit

deden we om mogelijke fouten en onduidelijkheden uit de vragenlijst te halen en zo de survey

te optimaliseren (Connelly, 2008). Dit is een belangrijke, maar vaak vergeten stap binnen

onderzoek. Ten eerste is het belangrijk omdat slechte of onduidelijke vragen de interne validiteit

van het onderzoek negatief kunnen beïnvloeden. Ten tweede geeft een pilootonderzoek een

indicatie omtrent de tijd dat het in beslag neemt om de vragenlijst in te vullen. Te lange

Page 16: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

16

vragenlijsten kunnen namelijk sneller tot een grotere non-respons leiden (De Pelsmacker & Van

Kenhove, 2019).

Onze enquête werd eerst getest door onze externe opdrachtgever, Dirk Van De Wiele. Hij

gaf diverse, nuttige opmerkingen. Als eerste diende we de verwoording VUB-sportdienst te

veranderen naar ofwel de “afdeling Beweging en Sport” ofwel kortweg “VUB-sport”. We

kregen ook vanwege VUB-sport een incentive om weg te geven aan de respondenten. Dit

hebben dan ook toegevoegd in de inleiding van onze enquête. Een andere opmerking die hij gaf

was dat hij soms duidelijke verwoording miste, dit hebben we dan ook aangepast. We dienden

tevens een verwijzing te maken naar competenties versterken en ontwikkelen via sport die mij

in mijn latere professionele carrière van pas kunnen komen. Naar het einde toe van de enquête

polsen we naar de redenen waarom studenten (nog) niet sporten. We dienden hier ook nog aan

toe te voegen dat beperkte financiële mogelijkheden aan de basis kunnen liggen hiervoor. Een

laatste opmerking was dat we een vraag diende toe te voegen die stelt waar niet-sporters dan

wel hun tijd in steken. Na het doorvoeren van deze aanpassingen werd de enquête voorgelegd

aan onze interne begeleidster Nele Claesen. Zij gaf ook enkele nuttige bemerkingen die we dan

ook meteen hebben aangepast. Zo waren de twee vragen, die peilen naar het bewegingspatroon

naar de student om hen nadien te kunnen onderverdelen in sporters of niet-sporters te lang. Deze

werden dan ook ingekort. Ook waren er twee vragen die ongeveer hetzelfde waren. Eén van

deze twee vragen werd geëlimineerd. Sommige antwoorden op vragen hebben we ook in een

andere volgorde moeten zetten. Na een laatste pilootonderzoek merkte we dat er een fout was

in het algoritme van het onderzoek. Meer bepaald blokkeerde de enquête wanneer men op twee

opeenvolgende antwoorden ‘ja’ noteerde, dit werd dan uiteraard rechtgezet.

Ten slotte was deze enquête steeds anoniem, de student moest wel vermelden aan welke

faculteit hij of zij studeert, om te kunnen nagaan of er aan onze vooropgestelde quota voldaan

wordt.

De voornaamste voordelen van een online-onderzoek is dat het goedkoop is, men een snelle

respons verkrijgt, het een makkelijke follow-up heeft en gebruiksvriendelijk is.

Gegevensverwerking en verzameling gebeurt op een zeer snelle manier en er is minder kans op

menselijke fouten. Men kan gevarieerde data verzamelen en het is vaak makkelijk om de

respondenten te bereiken. Er is tevens de mogelijkheid om het onderzoek te anonimiseren

waardoor de responsgraad hoger ligt. Een elektronische enquête is ook flexibel in de zin dat

respondenten 24 uur op een dag de mogelijkheid krijgen deze in te vullen (De Pelsmacker &

Van Kenhove, 2019). Het nadeel van een online enquête is dan weer dat er over-of

ondervertegenwoordiging plaats kan vinden van bepaalde groepen. Er kan tevens een

Page 17: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

17

zelfselectie van respondenten plaatsvinden die zich meer vertrouwd voelen met het onderzoek.

Ook kan het makkelijker zijn voor de respondenten om de online enquête op hun beeld weg te

klikken dan wanneer men een papieren versie in handen krijgt. Volgens De Pelsmacker & Van

Kenhove (2019) is het ook niet mogelijk om nationale representativiteit te bekomen bij dit soort

onderzoek. Twee andere nadelen van het online-onderzoek is dat er technische moeilijkheden

kunnen ontstaan en dat er vereiste computerkennis voor nodig is.

We hebben er tevens voor gezorgd om bij de motivatiefactoren controlevragen toe te

voegen. Dit zijn vragen die dezelfde informatie vragen als eerdere vragen. Wanneer de

respondenten hierop inconsistent antwoorden, moet men hen uit het databestand verwijderen.

Een voorbeeld van een controlevraag is de factor om “een slechte gezondheid te voorkomen”

en de factor “omdat ik een goede gezondheid wil behouden” (De Pelsmacker & Van Kenhove,

2019).

We kunnen de vragen van de enquête opdelen in vier delen: identificatievragen, vragen die

op ordinaal niveau pijlen naar de motivatie om te (beginnen met) sporten, vragen die op

nominaal niveau pijlen naar (de)motiverende factoren om (al dan niet) te sporten en vragen die

pijlen naar de kennis van studenten van het sportaanbod van de VUB.

Een deel van de vragen, meer bepaald de vragen over motivatiefactoren, zijn gebaseerd op

een schaal ontwikkeld volgens wetenschappelijke literatuur. Het betreft de EMI-2 die al

besproken werd. Die EMI-2 was echter zeer lang wat een lange enquête met zich zou

meebrengen. Omwille van die reden wordt een verkorte versie gebruikt die ontwikkeld werd

door Crofts, Dickson, Schofield en Funk (2012). Die verkorte versie werd ook gevalideerd en

bleek meer dan goed genoeg om te gebruiken in de plaats van de originele EMI-2. Daarnaast

werd de vraag over de demotivatie van studenten deels gebaseerd op de literatuur die al

besproken werd.

De identificatievragen beantwoorden geen van onze onderzoeksvragen. De

identificatievragen zijn eigenlijk de introductievragen. De volgende reeds vragen zijn

classificatievragen, zij verdelen de respondenten namelijk onder in sporters en niet-sporters.

We hebben deze gebruikt om na te gaan of aan onze vooropgestelde quota voldaan wordt.

4.5 Analyseplan

Voor de dataverwerking maken we gebruik van het softwareprogramma Excel voor de

beschrijvende analyses en SPSS voor het testen van statistische significanties. Bij de

descriptieve analyse zal er gekeken worden naar de frequenties, mediaan, modus en dergelijke

met als doel een overzicht en eerste inzicht te verkrijgen van de data. Ook zullen er twee

Page 18: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

18

kruistabellen opgesteld worden waarbij ook een Chi-kwadraat test zal gebruikt worden om de

relatie te herkennen tussen de variabelen. De Chi-kwadraat test gebruikt als nulhypothese (H0)

dat er geen relatie is en als alternatieve hypothese (Ha) dat er wel een relatie is. Indien de p-

waarde voldoende klein is, zal dus blijken dat er wel een relatie is tussen de variabelen. Indien

er frequenties kleiner dan vijf zijn, zal de Fisher-exact test (of Fisher-Freeman-Halton exact test

bij meer dan twee variabelen) gebruikt worden, die hetzelfde weergeeft als de Chi-kwadraat

test. Nadat we een overzicht hebben, worden er statistische analyses uitgevoerd met als

voornaamste doel een beeld te verkrijgen van het verschil in de resultaten tussen de sporters en

de niet-sporters. Om aan de voorwaarden van een Chi-kwadraattest te voldoen moeten

variabelen minstens op nominale schaal gemeten zijn. Wanneer hetzelfde doel wordt beoogd

met variabelen die minstens op ordinale schaal gemeten zijn, zal een Mann Whitney U test

gebruikt worden.

De vragen die op ordinaal niveau naar de motivatie peilen om te (beginnen met) sporten,

kunnen we gebruiken om een antwoord te bieden op onze eerste twee deelvragen. De vragen

die gesteld werden aan de sporters bieden een antwoord op de eerste deelvraag en de vragen

die gesteld worden aan de niet-sporters bieden een antwoord op de tweede en derde deelvraag.

Aangezien gepeild wordt naar de motivatie aan de hand van een ordinale schaal, zullen we op

het vlak van descriptieve statistiek gebruik maken van de mediaan voor de centrale tendens. De

centrale tendens geeft de meest typische waarneming weer. Hierna is het interessant om een

Mann-Whitney U test uit te voeren tussen de twee groepen (sporters en niet-sporters), om zo

nog een beter beeld te krijgen in eventuele verschillen in motivatie tussen de twee groepen om

te (beginnen met) sporten. We maken gebruik van deze Mann-Whitney U test aangezien deze

niet veronderstelt dat de data normaal verdeeld is en kan toegepast worden op alle variabelen

die minstens op een ordinale schaal gemeten zijn. Deze test heeft als nulhypothese (H0) dat de

waarnemingen uit dezelfde verdeling komen (en dat er dus geen significant verschil is tussen

de twee groepen) en als alternatieve hypothese (Ha) dat de waarnemingen uit een verschillende

verdeling komen (en dat er dus wel een significant verschil is tussen de twee groepen).

De vragen die op nominaal niveau peilen naar (de)motiverende factoren om (al dan niet) te

sporten geven ons antwoord op de eerste drie deelvragen. De vragen die gesteld worden aan de

groep van sporters zullen ons meer inzicht geven in de factoren die studenten motiveren om te

blijven bewegen (deelvraag 1), de vragen die gesteld worden aan de groep van niet-sporters

zullen ons meer inzicht geven in factoren die studenten met een zittende levensstijl

(de)motiveren om te bewegen (deelvraag 2 en 3). Aangezien deze vragen op een nominale

schaal gemeten worden, zijn de statistische verwerkingsmethoden beperkt tot het bepalen van

Page 19: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

19

de modus. De vragen zijn dan ook bedoeld om een meer uitgebreid beeld van de motivatie van

de studenten om al dan niet te sporten te verkrijgen en niet om hun motivatie op een statistisch

significante wijze te bepalen, zoals bij de vragen op ordinale schaal.

De vragen die peilen naar de kennis van de studenten over het sportaanbod aan de VUB

geven antwoord op deelvraag 4. Ook deze vragen worden gesteld op nominale schaal en kunnen

dus enkel verwerkt worden door middel van een modusbepaling. Om toch een uitspraak te

kunnen doen over het verschil in kennis en/of bezit van de sportmix kaart van de VUB tussen

sporters en niet-sporters, kunnen we de nominale variabelen ook transformeren in ordinale

variabelen. Dit kan door een getal toe te wijzen van 1 tot en met 3 die de kennis van de student

van de kaart weergeeft. Het getal 1 wil zeggen dat de student geen kennis heeft over de kaart,

het getal 2 wil zeggen dat de student wel kennis heeft van de kaart maar er geen in bezit heeft,

het getal 3 wil zeggen dat de student de kaart in bezit heeft. Op deze manier kunnen we alsnog

een vergelijkende Mann-Whitney U test uitvoeren.

5. Resultaten

In dit deel van de taak worden de resultaten besproken die voortvloeien uit de antwoorden

van de enquête. Er werd gebruik gemaakt van Excel en SPPS om de data te verwerken. Alle

frequentietabellen kan men in appendix 8.5 terugvinden.

5.1 Beschrijvende statistiek

Het totaal aantal respondenten dat volledig hebben deelgenomen aan ons onderzoek is gelijk

aan 527. Het aantal respondenten die daadwerkelijk de enquête (voor een deel) invulde lag

hoger, maar we hebben via data cleaning de respondenten eruit gefilterd die de enquête niet

volledig hebben ingevuld. Uit de data blijkt dat het merendeel van de respondenten vrouwen

zijn, zo’n 63,38%. Respondenten die het geslacht ‘X’ hebben aangeduid identificeren zich niet

als man, noch als vrouw of als beiden. We dienen tevens te vermelden dat de quota die werd

vooropgesteld aan het begin van de enquête voor elke faculteit werden behaald. Voor bepaalde

faculteiten zitten we zelfs boven onze quota. Later in dit werk zullen we testen of dit verschil

significant is.

Vrouw Man X Totaal aantal

respondenten

344 181 2 527

Tabel 2: Het aantal respondenten onderverdeeld in geslacht

Page 20: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

20

Figuur 2: Het aantal respondenten onderverdeeld per faculteit

Aan de hand van twee controlevragen werden de respondenten onderverdeeld in ‘sporters’

en ‘niet-sporters’. 189 respondenten (35,9%) vielen in de categorie sporters, 338 (64,1%) vielen

in de categorie niet-sporters. Hieruit kunnen we de resultaten die uit een eerder VUB-onderzoek

aan het licht waren gekomen, namelijk dat 60% van de studenten sport, niet bevestigen. Dit zou

kunnen liggen aan het feit dat we niet dezelfde voorwaarden gehanteerd hebben om de sporters

en de niet-sporters van elkaar te differentiëren.

5.1.1 Resultaten van de sporters

In dit deel van de resultaten bespreken we de antwoorden van de sportbeoefenaars die onze

enquête hebben ingevuld. Uit de resultaten blijkt dat de grootste motivatiefactoren voor sporters

om te blijven sporten zijn: (1) een slechte gezondheid voorkomen, (2) gezondheidsproblemen

voorkomen, (3) een goede gezondheid behouden, (4) zich gezonder voelen, (5) doelen geven

om naar toe te werken, (6) spanningen te verminderen, (7) sterker worden, (8) genieten van de

sportervaring en (9) zich op zijn best voelen wanneer hij/zij sport. Deze motivatiefactoren

behaalden allen een mediaan van 4 op een schaal van 0 tot en met 5. Indien we verder gaan

kijken naar de onderverdeling van de factoren opgesteld in de literatuur door Crofts, Dickson,

Schofield en Funk (2012), stellen we vast dat de factoren in verband met de gezondheid, de

challenge, stress management, strenght and endurance en enjoyment terugkomen. Hierbij is

opvallend dat de gezondheidfactor erg frequent wordt aangegeven als motivatiefactor om te

133

5953

84

94

5450

ES LW LK PE RC WE IR

Aantal respondenten per faculteit

Aantal respondenten

Page 21: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

21

sporten. Later wordt ook besproken in hoeverre deze motivatiefactoren significant verschillen

van de motivatiefactoren voor de niet-sporters.

Sporters beoefenen hun sport voornamelijk alleen (53,97%), maar ook opties als sporten in

teamverband (40,74%), in een (sport)club (38,10%), met een sportbuddy (43,39%) of met één

of meerdere vrienden (42,86%) zijn erg populair (zie figuur 3). Het was bovendien bij deze

vraag mogelijk om verschillende antwoorden te geven.

Figuur 3: Aantal sporters onderverdeeld in hoe zij hun sport beoefenen

Een groot deel van de sporters sport vooral in open lucht (76,77%), gevolgd door het

sportcentrum (65,13%). 30,92% van de sporters sport thuis. Ook hier was het mogelijk om

verschillende antwoorden te geven.

Figuur 4: Histogram van sporters onderverdeeld in de plaats waar zij voornamelijk hun sport beoefenen

0

77

72

82

102

81

4

In teamverband

In een (sport)club

Met een sportbuddy

Alleen

Met één of meerdere vrienden

Andere

Aantal sporters onderverdeeld in hoe zij hun sport beoefenen

47

152

99

3

Thuis Open lucht Sportcentrum Andere

Aantal sporters onderverdeeld in de plaats waar zij het liefst sport

beoefenen

Page 22: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

22

Ook gingen we na hoe de sportbeoefenaars staan ten opzichte van het vrijwel nieuwe

fenomeen van “digisport”. We kwamen tot de volgende resultaten; 44,44% van de sporters geeft

aan hierin geen interesse te hebben, 20,11% neemt er al deel aan. 23,81% van de sporters zou

het eens proberen. 12,70% van de sporters geeft aan het niet te weten.

Figuur 5: Histogram van aantal sporters onderverdeeld in hoe zij staan t.o.v. digisport

5.1.2 Resultaten van de niet-sporters

In dit deel van de resultaten worden de antwoorden van de niet-sporters besproken.

De voornaamste motivatiefactoren om te sporten voor niet-sporters zijn de volgende: (1)

een slechte gezondheid voorkomen, (2) gezondheidsproblemen voorkomen, (3) zich gezonder

voelen, (4) een goede gezondheid behouden, (5) zijn/haar uiterlijk verbeteren. Al deze

motivatiefactoren scoorden een mediaan van 4 op een schaal van 0 tot en met 5. Indien we hier

ook verder gaan kijken naar de onderverdeling van de factoren opgesteld in de literatuur door

Crofts, Dickson, Schofield en Funk (2012), stellen we vast dat de factoren in verband met de

gezondheid en apperance terugkomen. Het is erg opvallend dat de factor gezondheid zowel bij

sporters als niet-sporters als belangrijke motivatiefactor wordt beschouwd, maar dat bij niet-

sporters ook de factor van het verbeteren van het uiterlijk wordt beschouwd als belangrijke

motivatiefactor. We gaan straks ook nog verder in op hoe deze motivatiefactoren significant

verschillen ten opzichte van de motivatiefactoren van sporters.

38

45

84

24

Ik neem hier al deel aan

Lijkt me interessant en ik zou dit zeker eens proberen

Geen interesse

Ik weet het niet

Aantal sporters onderverdeeld in hoe zijn staan t.o.v. digisport

Page 23: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

23

De redenen die niet-sporters aangeven om te verklaren waarom ze niet sporten zijn vooral

het gebrek aan motivatie (73,58%) en een gebrek aan tijd (72,11%). Een deel van de

respondenten geeft ook aan niet graag te sporten (20,47%), of een gevoel van incompetentie te

ervaren (19,58%). Blessures (18,40%) blijken ook een veelvoorkomende reden te zijn waarom

deze studenten geen sport beoefenen. Slechts 9,20% van de niet-sporters geven aan dat geen of

beperkte financiële middelen een reden is dat hij/zij niet aan sport doen. 21 respondenten

(6,23%) geven aan niet te sporten vanwege de huidige coronamaatregelen.

Figuur 6: Histogram van aantal niet-sporters onderverdeeld in redenen waarom ze geen sport beoefenen.

41

62

31

248

66

102

69

243

Andere

Blessures

Geen of beperkte financiële middelen

Gebrek aan motivatie

Gevoel van incompetentie

Ik heb niemand om me te vergezellen

Ik sport niet graag

Geen tijd

Aantal niet-sporters onderverdeeld in redenen waarom ze niet sporten

Page 24: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

24

Op de vraag waaraan de niet-sporter zijn/haar tijd dan wel aan spendeert, waren de

antwoorden films en/of series kijken (89,03%), vrienden en/of familie bezoeken (79,23%) en

iets gaan drinken (81,60%) het populairst.

Figuur 7: Aantal niet-sporters onderverdeeld in hun vrijetijdsactiviteiten

We peilden ook naar hoe een niet-sporter het liefst sport zou beoefenen. Daarbij gaf een

groot deel van de respondenten (44,51%) graag sport te zouden beoefenen met een sportbuddy,

gevolgd door het alleen beoefenen van sport (24,04%). Slechts 15,73% van de respondenten

zou graag in teamverband sporten en een gelijkaardig percentage (14,54%) van de studenten

zou graag sporten in een club. Hierbij valt nogmaals het verschil op tussen sporters en niet-

sporters, namelijk dat sporters voornamelijk alleen sporten en niet-sporters liever met een

sportbuddy sport willen beoefenen.

275

201

158

151

300

127

189

170

267

128

56

197

26

Iets gaan drinken

Uitgaan

Shoppen

Lezen

Films, series kijken

Creatief bezig zijn

Op restaurant gaan

Iets koken

Vrienden/familie bezoeken

Naar een optreden gaan

Vrijwilligerswerk

Werken/studentenjob

Andere

Aantal niet-sporters onderverdeeld in hun vrijetijdsactiviteiten

81

0

49

150

53

9

Alleen

Met een of meerdere vrienden

In een club

Met een sportbuddy

In teamverband

Andere

Aantal niet-sporters onderverdeeld in hoe zij het liefst sport zouden

beoefenen

Figuur 8: Histogram van aantal niet-sporters onderverdeeld in hoe zij het liefst sport zouden beoefenen

Page 25: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

25

Ook bij de niet-sporters geeft een groot deel van de respondenten aan geen interesse te

hebben (39,47%) in digisport. Toch geeft ook een bijna even groot deel geeft aan het interessant

te vinden en het zeker eens uit te willen proberen (35,31%). 17,80% geeft aan het niet te weten,

en slechts een klein deel van de niet-sporters neemt hier wel al is deel aan (12,76%).

Figuur 9: Histogram van aantal niet-sporters onderverdeeld in hoe zij staan t.o.v. digisport.

5.1.3 Resultaten van de kennis van het sportaanbod van de VUB

Uit onze resultaten blijkt dat 59,70% van de studenten die de enquête invulden geeft aan de

sportmix kaart die de VUB aanbiedt te kennen, maar slechts 17,11% van de respondenten is in

het bezit van deze kaart. 42,59% van de respondenten geeft aan de kaart niet te hebben, ondanks

dat ze er wel weet van hebben. 40,30% van de respondenten kent de kaart niet.

Figuur 10: Histogram van aantal respondenten onderverdeeld op basis van hun kennis i.v.m. de sportmixkaart van de VUB.

133

43

60

119

Geen interesse

Ik neem hier al deel aan

Ik weet het niet

Lijkt me interessant ik zou dit zeker eens proberen

Aantal sporters onderverdeeld in hoe zijn staan t.o.v. digisport

90

224212

Ja en ik heb ze Ja maar ik heb ze niet Neen maar ik heb nu interesse

Aantal respondenten onderverdeeld op basis van hun kennis i.v.m. de

sportmixkaart van de VUB

Page 26: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

26

Op de vraag of er sporten ontbreken in het sportaanbod van de VUB groot deel (61,41%)

van de studenten van mening te zijn dat dit niet het geval is. Enkele respondenten geven aan

niet op de hoogte te zijn van het sportaanbod (29,28%) maar vinden dat de volgende sporten

zeker moeten aangeboden worden: badminton (10 personen), tennis (9 personen) en zwemmen

(8 personen). Er zijn ook enkele respondenten die aangeven op de hoogte te zijn van het

sportaanbod (10,65%) maar vinden dat er enkele sporten ontbreken binnen dit aanbod: hockey

(10 personen), dans-verschillende stijlen (6 personen) en padel (4 personen) zijn de meest

voorkomende suggesties.

Figuur 11: Histogram van aantal respondenten onderverdeeld op basis van hun mening of er al dan niet sporten ontbreken in

het sportaanbod van de VUB

Als laatste peilden we ook naar welke sporten het meest worden beoefend door

respondenten die in het bezit zijn van een sport mixkaart. De meest beoefende sporten zijn

zwemmen (41 personen), badminton (30 personen), bodymix (23 personen), yoga (18

personen) en conditiegym (17 personen). Gaelic football, Aikido, Floorball, Karate, Kendo,

Kinball, Hurling worden door geen enkele van onze respondenten beoefend met de VUB

sportmix kaart.

56

323

154

Ja, namelijk

Neen

Ik ben niet op de hoogte van het aanbod maar deze

sport moet er zeker tussen zitten

Aantal respondenten onderverdeeld op basis van hun mening of er al

dan niet sporten ontbreken in het sportaanbod van de VUB

Page 27: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

27

Tabel 12: Aantal respondenten in bezit van een sportmixkaart, onderverdeeld in de sporten die zij beoefenen door gebruik te

maken van de kaart

5.1.4 Kruistabellen

We hebben een kruistabel opgesteld, ook wel contingentietabel genoemd, voor de nominale

variabele ‘sporter en niet-sporter’ enerzijds en de nominale variabele ‘geslacht’ anderzijds. Ook

maakten we een kruistabel voor de nominale variabele ‘sporter en niet-sporter’ enerzijds en de

nominale variabele ‘faculteiten’ anderzijds. Via een kruistabel kan men het effect van een

nominaal geschaalde verklarende variabelen nagaan op een andere eveneens nominaal

geschaalde te verklaren variabele. De te verklaren variabele is in ons geval telkens ‘sporter en

niet-sporter’. De onafhankelijke variabelen, in ons geval geslacht en faculteiten, worden in de

kolommen gezet en de afhankelijke variabelen worden vervolgens in de rijen gezet. Voor de

1

1

2

3

3

3

3

4

5

6

7

9

9

10

10

17

18

23

30

41

Omnisport

Parkour / Freerunning

Tafeltennis

Basketball

Onderwaterhockey

Rugby

Zwaardvechten

Voetbal

Strong hiit

Kickboxen

Atletiek

Boxen

Volleyball

Dans

Pilates

Conditiegym

Yoga

Bodymix

Badminton

Zwemmen

Aantal respondenten in bezit van een sportmixkaart, onderverdeeld in de

sporten die zij beoefenen door gebruik te maken van de kaart

Page 28: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

28

interpretatie wordt er naar de kolompercentages gekeken (De Pelsmacker & Van Kenhove,

2019).

We zullen nagaan of het geslacht en/of de faculteiten een verklarend effect hebben op het

al dan niet sporten. Wanneer er een associatie is tussen beide variabelen, kan men vervolgens

de statistische significantie testen door gebruik te maken van de Chi-kwadraat test.

Wanneer we kijken naar de eerste kruistabel (zie appendix 8.6), zien we dat er een associatie

is tussen sport beoefenen en de faculteit Lichamelijke opvoeding en kinesitherapie (LK). We

zien dat deze faculteit gepaard gaat met meer sporten. Dit zou logisch te verklaren zijn door het

feit dat sport en een gezonde levensstijl een deel is van die opleiding.

Voor de andere faculteiten schommelen de percentages rond de 30%. We dienen wel op te

merken dat we uit de kruistabel geen causaliteit kunnen afleiden, we kunnen enkel de

samenhang of associatie tussen variabelen nagaan. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat dit effect

te wijten is aan het effect van een derde variabele (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2019). Als

er echter een Chi-kwadraat test wordt gebruikt (zie tabel 3 hieronder), is te zien dat de relatie

significant is en er dus degelijk een relatie staat tussen de variabelen.

De volgende kruistabel in de appendix 8.6 kijkt naar de verklarende variabele ‘geslacht’.

We zien een associatie tussen het vrouwelijke geslacht en het niet beoefenen van sport. Er mag

echter, zoals hierboven vermeld werd, niet zomaar uitgegaan worden van causaliteit. Als hier

een Chi-kwadraat test wordt gedaan, zien we dat er twee frequenties kleiner zijn dan vijf.

Hierdoor werd de Fisher exact test gebruikt, ook die is te zien in tabel 3 hieronder. Hieruit

kunnen we besluiten dat er een statistische relatie is tussen geslacht en het (niet) sporten van

studenten.

Value Chi-

kwadraat

Asymptotic

Significance (2-

sided)

Value Fisher

Exact

Asymptotic

Significance (2-

sided)

Kruistabel 1: Faculteit en

(niet) sporter 41,414 < 0,001 n.v.t. n.v.t.

Kruistabel 2: Geslacht en

(niet) sporter

21,484 < 0,001 21,456 < 0,001

Tabel 3: Samenvatting gegevens Chi-kwadraat en Fisher exact test kruitabellen

5.2 Statistische toetsen

Na het beschrijven van de resultaten, gaan we na of de fenomenen die we uit de

beschrijvende statistiek halen te wijten zijn aan toeval of aan het feit dat ze statistische

significant zijn en ze bijgevolg veralgemeend kunnen worden voor de volledig populatie. We

hanteren steeds een significantieniveau van 5 procent. Hiermee wil men dus zeggen dat men

Page 29: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

29

met een betrouwbaarheid van 95 procent de nulhypothese (H0) kan verwerpen (De Pelsmacker

& Van Kenhove, 2019). De nulhypothese (H0) zal verworpen worden wanneer de p-waarde

kleiner is dan 0,05 voor een tweezijdige test. Bij een enkelvoudig test moet men deze p-waarde

eerst delen door twee. De output voor elke test kan teruggevonden worden in appendix X

5.2.1 Nagaan of de steekproef representatief is

Eerst zullen we nagaan of de steekproef representatief verdeeld is ten opzichte van het aantal

studenten per faculteit. Voor het uitsturen van de enquête hebben we quota opgesteld op basis

van de minimale vereiste steekproefomvang. We hebben ervoor gekozen om de enquête niet

stop te zetten wanneer deze quota behaald werden. Dit deden we om zo een grotere steekproef

te behalen. Uiteindelijk behaalden we 527 respondenten, wat meer is dan de minimale vereiste

steekproefomvang. Hierdoor zijn de bekomen resultaten afwijkend van de oorspronkelijke

quota en is het dus belangrijk om na te gaan of het verschil significant is met de werkelijke

verdeling. Dit zullen we testen aan de hand van een Chi-kwadraat test. De Chi-kwadraat test

heeft als nulhypothese dat er geen significant verschil is met de verwachte verdeling en als

alternatieve hypothese dat er wel een significant verschil is.

Uit de toetst (zie appendix 8.7 voor SPSS-output) blijkt dat de p-waarde kleiner is dan 0,05

waardoor we de nulhypothese moeten verwerpen en dat de verdeling over de groepen niet gelijk

is. Hieruit resulteert dus dat de steekproef wat betreft de verdeling van faculteiten niet

representatief voor de populatie op de campus Etterbeek. Dit wil dus ook zeggen dat we onze

resultaten niet kunnen veralgemenen naar de gehele populatie.

5.2.2 Resultaten voor vergelijking van motivatiefactoren tussen sporters en niet-

sporters

Eerder gaven we al aan welke factoren sporters en niet-sporters het meest motiveren om te

sporten. Een andere interessante analyse is een die vertrekt vanuit een vergelijkende basis. We

gaan in dit deel na welke factoren sporterbeoefenaars meer motiveren dan niet-sportbeoefenaars

om te sporten en welke factoren niet-sportbeoefenaars meer motiveren dan sportbeoefenaars

om te beginnen met sporten.

Om variabelen die op ordinale schaal gemeten worden met elkaar te vergelijken, gebruiken

we een Mann-Whitney U Test. Deze test heeft als nulhypothese dat de twee variabelen gelijk

verdeeld zijn en als alternatieve hypothese dat de variabelen significant verschillend verdeeld

zijn. Op die manier gaan we per motivatiefactor na of er een significant verschil is in de

resultaten tussen de sporters en de niet-sporters. De lezer van deze taak kan de SPSS-output van

de test terugvinden in appendix 8.7.

Page 30: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

30

Heel wat factoren blijken sporters meer te motiveren om te sporten dan niet-sporters, wat

niet onlogisch is aangezien zij ook effectief sporten. De meest interessante factoren om te

vermelden zijn de factoren die sporters meer motiveren om te sporten dan niet-sporters en die

tezelfdertijd ook een hoge mediaan behaalden in de descriptieve analyse (punt 5.1). Het gaat

om de volgende factoren: (1) zich doelen geven om naar toe te werken, (2) spanningen te

verminderen, (3) sterker worden, (4) genieten van de sportervaring, (5) zich op zijn best voelen

wanneer hij/zij sport. Dit zijn dus factoren die sporters in sterke mate motiveren om te sporten

en in een significant sterkere mate dan dat ze de niet-sporters motiveren om te sporten.

Omgekeerd zijn er ook factoren die niet-sporters in sterkere mate motiveren om te sport te

beoefenen dan sporters. Dat zijn de volgende twee factoren: (1) om een slechte gezondheid te

voorkomen en (2) om gezondheidsproblemen te voorkomen. Dit zijn dus factoren die niet-

sporters in sterke mate motiveren om te sporten en in een significant sterkere mate dan dat ze

sporters motiveren om te sporten.

5.2.3 Resultaten voor de vergelijking in de kennis en het bezit van de sportmix kaart

tussen sporters en niet-sporters

Ook hier zijn we geïnteresseerd in een test om op een vergelijkende basis te kunnen

concluderen of er een significant verschil is in de kennis en het bezit van de sportmixkaart van

de VUB tussen sporters en niet-sporters. We voeren een Mann-Whitney U Test uit met als

nulhypothese dat er geen significant verschil is tussen de kennis en het bezit van de sportmix

kaart tussen sporters en niet-sporters, en met als alternatieve hypothese dat dit verschil wel

significant is. Met een gehanteerd significantieniveau van 0,05 kon de nulhypothese niet

verworpen worden, wat wil zeggen dat er geen significant verschil is tussen de kennis en het

bezit van de sportmixkaart tussen sporters en niet-sporters. De SPSS-output van de test kan

teruggevonden worden in appendix 8.7.

Page 31: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

31

6. Conclusie

Het doel van deze conclusie is het verwoorden van de resultaten en hierbij duidelijk een

antwoord formuleren op de 4 deelvragen en de hoofdonderzoeksvraag. Dit onderzoek heeft

betrekking op 527 VUB-studenten waarvan 189 van de respondenten sporters zijn (35,86%) en

338 niet-sporters (64,14%) zijn. Hieruit kunnen we de resultaten die uit een eerder VUB-

onderzoek aan het licht waren gekomen, namelijk dat 60% van de studenten sport, niet

bevestigen. Wij hebben gebruik gemaakt van de sportnorm ontwikkeld door Hildebrandt,

Chorus, & Stubbe (2010) die de sporters en niet-sporters op basis van twee voorwaarden

(combinorm) opsplitst. Het verschil in definiëring van wie sporter is, kan een potentiële

verklaring zijn voor het verschil in de resultaten.

In de eerste deelvraag wordt er gepeild naar de motivatiefactoren van studenten die reeds

sporten. We stellen vast dat de factoren in verband met de gezondheid, de challenge, stress

management, strenght and endurance en enjoyment het vaakst terugkomen bij de

sportbeoefenaars. De gezondheidsredenen werden het meest frequent werden om te blijven

sporten. Het grootste deel van onze respondenten die sport beoefenen doen dit alleen en vooral

in de open lucht. De mening van de sportbeoefenaars over het relatief nieuwe fenomeen

“digisport” is verdeeld. De hoeveelheid sporters die hieraan deelneemt of hierin interesse toont

is ongeveer gelijk aan het aantal sportende studenten die hier geen interesse in hebben.

Om de tweede deelvraag te beantwoorden, kijken we naar de motivatiefactoren van niet-

sporters. De voornaamste zijn de gezondheids- en appearance factoren. Zowel bij sporters als

bij niet-sporters wordt gezondheid als belangrijke motivatiefactor beschouwd om te sporten.

Een verschil tussen beide groepen is dat bij de niet-sporters het verbeteren van uiterlijk een

belangrijke factor is om te beginnen met sporten. Het is belangrijk om deze studenten aan het

sporten te krijgen. Een mogelijke oplossing voor dit probleem zou het vinden zijn van een

sportbuddy (zie aanbevelingen). Deze manier van sporten werd bijna dubbel zoveel aangeduid

door de niet-sportende respondenten dan dat ze er alleen aan zouden moeten beginnen. Net

zoals bij de sporters is de mening bij de niet-sporters over “digisport” verdeeld. Net geen 40%

van de niet-sporters heeft geen interesse in deze nieuwe manier van sporten. Daarnaast geeft

wel bijna de helft van de niet-sportende respondenten aan dat ze aan deze manier van sporten

wel is af en toe deelnemen of het interessant zouden vinden om het eens te proberen. Om de

eerste twee deelvragen te kunnen vergelijken, hebben we statistische testen uitgevoerd. Deze

testen gaan na of er significante verschillen bestaan in de motivatiefactoren tussen sporters en

niet-sporters. De volgende factoren motiveren sporters het sterkst en significant sterker dan dat

ze niet-sporters motiveren: zich doelen geven om naar toe te werken (1), spanningen te

Page 32: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

32

verminderen (2), sterker worden (3), genieten van de sportervaring (4) en zich op zijn best

voelen wanneer hij/zij sport (5). Voor niet-sporters zorgen de motivatiefactoren zoals een

slechte gezondheid voorkomen en gezondheidsproblemen te vermijden voor significant meer

motivatie om te sporten bij niet-sporters dan bij studenten die al sport beoefenen. Zowel bij de

sporters als niet-sporters wordt er in de antwoorden een combinatie van intrinsieke en

extrinsieke motivatiefactoren teruggevonden. Uit de statistische testen merken we wel op dat

de factoren die de sporters significant meer motiveren dan niet-sporters, voornamelijk interne

motivatiefactoren zijn. De sporters hechten eerder belang aan het beoefenen van sport (sport

participation). Terwijl als er gekeken wordt naar de niet sporters, zijn het eerder externe

motivatiefactoren die voor significant meer motivatie zorgen om te beginnen met sporten. Zij

hechten eerder meer belang aan het in beweging zijn (exercise participation). Hiermee kunnen

we het onderzoek van Kilpartick, Herbert en Batholomew (2010) bevestigen. Er is een

onderscheid tussen studenten in de manier om aan sport te doen, namelijk sport participation

en exercise participation.

In dit onderzoek vonden we het ook belangrijk om te gaan kijken naar welke factoren de

niet-sporters demotiveren, waarbij we trachten een antwoord te bieden op de derde deelvraag

van het onderzoek. Het gebrek aan motivatie en tijd steken er bovenuit in de antwoorden van

onze respondenten die niet sporten als voornaamste redenen voor hun inactiviteit. Slechts

9,20% geeft aan geen sport te beoefenen wegens het gebrek aan financiële middelen. Uit de

data blijkt dat de niet-sporter zijn vrije tijd liever spendeert aan films en series kijken, vrienden

en familie bezoeken of iets gaan drinken. Dirk Van De Wiele deed uit eerder intern onderzoek

de volgende uitspraak: “De student heeft geen tijd om sport te beoefenen. Geen tijd vertaalt

zich in geen prioriteit” (Dirk Van De Wiele). Dit besluit blijkt ook in ons onderzoek naar voor

te komen in de antwoorden van de niet-sportende respondenten.

Bij de vierde deelvraag zijn we de perceptie van de VUB studenten gaan testen over de

VUB-sportdienst en haar aanbod. Slechts 17,11% van de respondenten is in het bezit van de

sportmix kaart van de VUB. Iets minder dan de helft van onze respondenten weet van het

bestaan van deze kaart, maar hebben deze niet in bezit. Nog steeds een relatief groot aantal van

onze respondenten, namelijk 40,30% heeft geen idee van het bestaan van deze sportmix kaart.

Het grootste deel van de respondenten geeft aan dat er geen sporten ontbreken in het

sportaanbod. De sporten zoals hockey, verschillende dansstijlen, padel en tennis zijn de sporten

die het meest genoemd werden die nog ontbreken in het huidige aanbod aan de VUB.

Zwemmen, badminton en bodymix kwamen naar voren als de top 3 van sporten die beoefend

worden door de personen die in bezit zijn van de sportmix kaart. Uit de statistische testen is

Page 33: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

33

gebleken dat er geen significant verschil is tussen sporters en niet-sporters in het bezit en kennis

hebben van de sportmixkaart. De hoofdonderzoeksvraag van dit marktonderzoek was: “Hoe

kan de VUB-sportdienst de VUB-studenten motiveren tot een actievere levensstijl?” In de sectie

hieronder worden concrete aanbevelingen gegeven aan de opdrachtgever in hoe de VUB-

sportdienst de VUB-studenten concreet kan proberen motiveren tot het verkrijgen van een

actievere levensstijl.

6.1 Concrete aanbevelingen voor de opdrachtgever

We trachten een antwoord te bieden op de hoofdonderzoeksvraag door naar de deelvragen

te kijken die in vorige paragraaf werden besproken.

Ten eerste blijkt uit de resultaten dat onze respondenten die al sporten veel motivatiefactoren

hebben die hun aanzetten tot beweging en dat deze ook intern gelegen zijn. Ze doen dit niet

enkel om gezondheidsproblemen te voorkomen, maar ook omdat ze graag sport beoefenen. De

focus van ons onderzoek ligt vooral op de studenten met een zittende levensstijl, de niet-sporter,

en hoe men hen zou kunnen motiveren om te beginnen met sporten.

Niet-sportende studenten zouden het liefst beginnen sporten samen met een sportbuddy.

Deze bevinding zou kunnen gebruikt worden om een systeem te ontwikkelen vanuit de VUB-

sportdienst dat toelaat om op een eenvoudige wijze een sportbuddy te vinden. In de paper van

Sumter, Vandenbosch & Lighenberg (2017) werd onderzocht hoe belangrijk datingapps zoals

Tinder zijn in de levens van jong adolescenten tussen de 18 en 30 jaar. Het principe van deze

datingapps zou een creatief idee zijn om het buddysysteem te ontwikkelen. We stellen hierbij

een eenvoudige applicatie op de smartphone voor waarbij de student een profiel kan aanmaken

met zijn of haar studentenkaart. Hier kan de student kiezen in welke sport hij of zij

geïnteresseerd is en naar welk profiel van sportbuddy de persoon in kwestie naar op zoek is. Zo

kan men kiezen uit bepaalde eigenschappen die de persoon heeft, de beschikbaarheid

(bijvoorbeeld rekening houden met lessenrooster), de voorkeur van geslacht, de geprefereerde

sport én het niveau van sport gaande van beginneling tot expert.

Zoals vermeld bij de conclusie van de resultaten is de interesse van beide groepen in verband

met “digisport” ongeveer gelijk verdeeld over studenten die dit al doen of hier interesse in

hebben en diegene die hier geen interesse in hebben. Verder onderzoek zou nodig zijn om

concrete aanbevelingen te kunnen doen om deze manier van sporten aantrekkelijker te maken.

Op dit moment worden er gratis online pilates en mindfulness lessen aangeboden één keer per

week voor VUB-personeelsleden en studenten. De andere sportmix lessen die online doorgaan

zijn enkel toegankelijk als je in het bezit bent van een sportmix kaart. Het zou een leuk idee zijn

Page 34: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

34

dat studenten bijvoorbeeld recht hebben op één gratis sessie, zodat ze al eens kunnen kennis

maken met deze nieuwe manier van sport beoefenen. Digisport is zeker en vast een interessant

alternatief tijdens deze bijzondere lockdown tijden.

Uit de resultaten blijkt overigens ook dat niet-sporters in hun vrije tijd heel vaak films &

series kijken. Een toffe optie zou volgens ons zijn om deze twee activiteiten te combineren en

bijvoorbeeld een serie te streamen terwijl men ook aan spinning of een andere sport doet.

De sporten gaelic football, aikido, floorball, karate, kendo, kinball & hurling werden door

onze respondenten die in het bezit zijn van een VUB sportmixkaart niet vernoemd als sporten

die ze zelf ooit doen. De sporten hockey, dans-verschillende stijlen, padel en tennis zouden de

respondenten graag toevoegen aan het bestaande aanbod. Zeker padel is een nieuwe opkomende

sport bij de jeugd (Sporza, 2020). Onze suggestie is hier om in de mate van het mogelijke, deze

laatstgenoemde sporten toe te voegen aan het bestaande aanbod, of indien dit niet mogelijk is,

de eerder genoemde minder populaire sporten te vervangen. Een aansluitende aanbeveling is

om voor de populairste sporten meer mogelijkheden te bieden en frequenter aan te bieden.

Op vraag van de opdrachtgever zijn we beginnen nadenken over een slogan die aantrekkelijk

zou kunnen zijn om studenten aan het sporten te krijgen. Op basis van onze resultaten, zijn we

de volgende 2 slogans bekomen, één voor de Nederlandstalige studenten en één voor de

internationale studenten: “Sporten is leuker met twee, neem een buddy mee!” & “Get off your

discord and onto the Game court!”

Ook heeft nog steeds een relatief groot aantal van onze respondenten, namelijk 40,30%,

geen idee over het bestaan van de sportmix kaart die de VUB aanbiedt, een mogelijke

aanbeveling zou zijn om de communicatie naar de studenten toe hieromtrent te verbeteren.

6.2 Beperkingen van het onderzoek en suggesties voor verder onderzoek

De eerste beperking van ons onderzoek is zeker en vast de te korte tijdspanne waarin we dit

onderzoek dienden uit te voeren. Dit belette ons om een diepgaande en langdurige analyse uit

te voeren over de motivatiefactoren van studenten om al dan niet een sport te beoefenen. Ook

was het moeilijker om in deze korte tijd genoeg respondenten te vinden. Het voordeel van een

korte tijdspanne is dat het een accuraat beeld geeft. Over een lange tijd zou het immers kunnen

zijn dat niet-sporters al sporters geworden zijn of omgekeerd. Een tweede beperking van ons

onderzoek is dat de samenstelling van de steekproef niet representatief is tegenover de

samenstelling van de populatie. Bovendien werden de berekeningen gebaseerd op cijfers die

dateren uit het academiejaar 2018-2019 en zou het dus goed kunnen dat de samenstelling van

onze populatie sindsdien veranderd is. Nog een beperking van dit onderzoek is de mogelijkheid

Page 35: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

35

dat onze enquête werd ingevuld door mensen die juist veel interesse hebben in dit topic. In de

literatuur wordt dit ook “self-selection bias” genoemd (Heckman, 1990).

De periode waarin de enquête werd verspreid, is tevens de periode waarin de Belgische

overheid nieuwe en strengere maatregelen trof om de verspreiding van het coronavirus tegen te

gaan. Dit zou een invloed kunnen hebben op het sportgedrag van studenten en tevens hun

antwoordgedrag omtrent dat sportgedrag. Hierdoor kan het zijn dat sommige respondenten

anders geantwoord hebben dan dat ze in een eerdere periode zouden gedaan hebben. Zo hebben

ze misschien op de vragen “met wie beoefent u sport en waar beoefent u sport” geantwoord

hebben met “alleen en thuis” in plaats van bijvoorbeeld met vrienden en in een sportcomplex.

Een suggestie voor verder onderzoek is dus om die enquête nog eens af te nemen wanneer de

huidige Corona-maatregelen zijn opgeheven en zo kunnen de antwoorden vergeleken worden.

Mogelijke pistes voor verder onderzoek kunnen zijn om ook de studenten te Jette mee te

integreren in ditzelfde onderzoek. Men kan dit onderzoek ook uitvoeren voor de UAB in zijn

geheel en hierbij de Erasmushogeschool Brussel betrekken. Men zou ook dit onderzoek kunnen

uitvoeren binnen de 5 Vlaamse universiteiten: KUL, UA, VUB, UHasselt en UGent of de

verschillende hogescholen in Brussel of andere regio’s. In deze uitbreiding van het onderzoek

zou men kunnen proberen een algemeen beeld te verkrijgen over de motivatie om te sporten bij

de Vlaamse student. Nog een suggestie is om een andere, meer gelijke verdeling mannen en

vrouwen te krijgen dan hier bekomen werd. Een laatste suggestie voor verder onderzoek is het

uitvoeren van een kwalitatief onderzoek in de vorm van (diepte)interviews of focusgroepen.

Met deze onderzoeksstrategie kan er verder worden ingegaan op de “waarom” vraag. Op deze

manier kunnen de diepere betekenissen van de al eerder gegeven antwoorden worden

blootgelegd.

Page 36: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

36

7. Referenties

1. Boeije, H., & Bleijenbergh, I. (2019). Analyseren in kwalitatief onderzoek denken en doen.

Amsterdam: Boom.

2. Connelly, L. M. (2008). Pilot Studies. Medsurg nursing, 17(6), 411-412.

3. Crofts, C., Dickson, G., Schofield, G., & Funk, D. C. (2012). Post-event behavioural

intentions of participants in a women-only mass participation sporting event. International

Journal of Sport Management and Marketing , 12(3/4), 260 - 274.

4. De Pelsmacker , P., & Van Kenhove, P. (2019). Methoden en toepassingen (5de editie).

Amsterdam, Nederland: Pearson Education Benelux.

5. Deci, E. L. (1975). Intristic Motivation. New York: Plenum Press.

6. Deliens, T. (2019, december 6). Studenten komen gemiddeld 3,6 kilo aan tijdens opleiding.

Opgeroepen op obtober 25, 2020, van VUB Press: https://press.vub.ac.be/studenten-komen-

gemiddeld-36-kilo-aan-tijdens-opleiding

7. Diehl, K., Fuchs, K., Rathmann, K., & Hilger-Kolb , J. (2018). Students’ Motivation for

Sport Activity and Participation in University Sports: A Mixed-Methods Study. BioMed

Research International, 2018(3), 1-7.

8. Duda, J. L., & Tappe , M. K. (1989). The Personal Incentives for Exercise Questionnaire:

Preliminary Development. Perceptual and Motor Skills , 68(3), 1122.

9. Egli, T., Bland, H. W., Melton, B. F., & Czech, Z. R. (2011). Influence of Age, Seks and

Race on College Students’ Exercise Motivation of Physical Activity. Journal of American

College Health, 59(5), 399-406.

10. Heckman, J. (1990). Varieties of Selection Bias. The American Economic Review, 80(2),

313-318.

11. Hildebrandt, V. H., Chorus, A. M., & Stubbe, J. H. (2010). Trendrapport Bewegen en

Gezondheid 2008/2009. TNO Preventie en Gezondheid. Leiden: TNO.

12. Hilger-Kolb, J., Loerbroks, A., & Diehl, K. (2020). ‘When I have time pressure, sport is the

first thing that is cancelled’: A mixed-methods study on barriers to physical activity among

university students in Germany. Journal of Sports Sciences, 38(21), 2479-2488 .

13. Hollmann, W., Strüder, H. K., & Tagarakis, C. V. (2003). Körperliche Aktivität fördert

Gehirngesundheit und -leistungsfähigkeit. Nervenheilkunde, 22(9), 467-474.

14. Kilpatrick, M., Hebert, E., & Barholomew, J. (2010). College Students' Motivation for

Physical Activity: Differentiating Men's and Women's Motives for Sport Participation and

Exercise. Journal of American College Health, 54(2), 87-94 .

Page 37: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

37

15. Lincoln , Y. S., & Guba, E. G. (1985). Naturalistic Inquiry. Newbury Park, CA: Sage

Publications.

16. Markland, D. (1999). The Exercise Motivations Inventory. Opgehaald van Fitnesslogistics

: http://www.fitnesslogistics.com

17. Markland, D., & Hardy, L. (1993). The Exercise Motivations Inventory: Preliminary

development and validity of a measure of individuals' reasons for participation in regular

physical exercise. Personality and Individual Differences, 15(3), 289–296.

18. Markland, D., & Ingledew, D. K. (1997). The measurement of of exercise motives: Factoral

validity and invariance across gender of a revised Exercise Motivations Inventory. British

Journal of Health Psychology, 2(4), 361-376 .

19. Memon, A. R., Bahadur , A., Memon, A. U., Imran , A., & Feroz, J. (2018). Motivation and

factors affecting sports participation: a cross-sectional study on female medical students in

Pakistan. Journal of the Pakistan Medical Association, 68(9), 1327-1333.

20. Pelletier, L. G., Tusen, K. M., Fortier, M. S., Vallerand, R. J., Briére, N. M., & Blais, M. R.

(1995). Toward a New Measure of Intrinsic Motivation, Extrinsic Motivation, and

Amotivation in Sports: The Sport Motivation Scale (SMS). . Journal of Sport and Exercise

Psychology, 17(1), 35-53.

21. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic

motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55(1), 68-78.

22. Sporza. (2020, Mei 29). Populariteit padel blijft stijgen: "In 4 jaar gegroeid naar 100 clubs

in Vlaanderen". Opgeroepen op November 28, 2020, van Sporza:

https://sporza.be/nl/2020/05/29/padel-100e-club/

23. Sumter, S. R., Vandenbosch, L., & Ligtenberg , L. (2017). Love me Tinder: Untangling

emerging adults' motivations for using the dating application Tinder. Telematics and

Informatics, 34(1), 67-78.

24. Vallerand, R. J. (2007). Intrinsic and Extrinsic Motivation in Sport and Physical Activity:

A Review and a Look at the Future. In G. Tenenbaum, & R. C. Eklund, Handbook of Sport

Psychology, Third Edition (pp. 59 - 83). Hoboken, NJ: John Wiley & Sons, Inc.

25. Vrije Universiteit Brussel. (2020, January 15). De universiteit in vogelvlucht: Feiten en

cijfers. Opgehaald van VUB: https://www.vub.be/over/feiten

26. Wang, C. K., & Biddle, S. J. (2003). Intristic Motivation towards Sports in Singaporean

Students: The Role of Sport Ability Beliefs. Journal of Health Psychology, 8(5), 515-523.

Page 38: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

38

8. Appendix

8.1 Aantal studenten per faculteit op de Campus Etterbeek

Faculteit Aantal studenten

Sociale Wetenschappen & Solvay Business School 4108 studenten

Letteren en Wijsbegeerte 1277 studenten

Lichamelijke Opvoeding & Kinesitherapie 1008 studenten

Psychologie & Educatiewetenschappen 1926 studenten

Recht en Criminologie 2189 studenten

Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen 1665 studenten

Ingenieurswetenschappen 1354 studenten

TOTAAL 13 527 studenten

Appendix tabel 1: Aantal studenten per faculteit op de Campus Etterbeek. (Bron: Vrije Universiteit Brussel, 2020)

8.2 Steekproefgrootte berekening

Via volgende formule kunnen we bereken de minimale steekproefgrootte

𝑛 ≥ 𝑁 ∙ 𝑍2 ∙ 𝑝(1 − 𝑝)

𝑍2 ∙ 𝑝(1 − 𝑝) + (𝑁 − 1) ∙ 𝐹2

N = Populatiegrootte, in dit geval dus 13527 als we voortgaan op de cijfers uit 2018-2019

Z = Z-score, bij een betrouwsbaarheidspercentage van 95% is deze gelijk aan 1,96

p = de kans dat iemand een bepaald antwoord geeft in de meeste gevallen wordt er gewerkt met 50%

F = De foutenmarge, hier willen we een betrouwbaarheidspercentage van 95% dus is de foute marge

gelijk aan 5%

𝑛 ≥ 13527 ∙ 1,962 ∙ 0,5(1 − 0,5)

1,962 ∙ 0,5(1 − 0,5) + (13527 − 1) ∙ 0,052

𝑛 ≥ 374

Page 39: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

39

8.3 Enquête-protocol

Enquête-protocol: Nederlandstalige versie

Beste VUB-student,

Hartelijk dank de tijd te nemen om deel te nemen aan dit onderzoek. Wij zijn masterstudenten

Toegepaste Economische Wetenschappen en Handelsingenieur. In functie van het vak

“Marktonderzoek” voeren wij, in samenwerking met de afdeling Beweging en Sport van de

VUB een onderzoek naar het bewegingspatroon van de VUB-studenten te Etterbeek. Hierin

zullen wij nagaan welke factoren studenten kunnen motiveren een actievere levensstijl aan te

nemen. Bij het invullen van deze enquête maakt u kans op een sportkaart met sportknip ter

waarde van €33 (sport!mix). Deze biedt ook enkele digitale sporten aan die handig zijn voor

tijdens deze bizarre tijden.

De enquête is volledig anoniem en de verzamelde gegevens zullen enkel voor dit onderzoek

gebruikt worden. De enquête zal ongeveer 5 à 10 minuten in beslag nemen. Alvast bedankt

voor de deelname!

Identificatievragen (socio-demografische kenmerken)

Wat is uw geslacht?

o Man

o Vrouw

o X

Onder welke faculteit valt uw studie die u aan de VUB volgt?

o Sociale Wetenschappen & Solvay Business School

o Letteren en Wijsbegeerte

o Lichamelijke Opvoeding & Kinesitherapie

o Psychologie & Educatiewetenschappen

o Recht en Criminologie

o Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen

o Ingenieurswetenschappen

Page 40: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

40

Bewegingspatroon van de studenten

In volgende vraag polst men naar bewegingspatroon van de respondenten. We maken

gebruik van “De combinorm”. Deze norm combineert de Nederlandse Norm Gezond

Bewegen (NNGB) en de Fitnorm. De NNGB toont aan hoeveel je minimaal moet bewegen om

als mens gezondheidswinst te behalen (Hildebrandt, Chorus, & Stubbe, 2010). Bij de Fitnorm

wordt aangegeven wat je moet doen om een optimale conditie te bereiken. Als je aan één van

bovenstaande normen voldoet, heb je de combinorm bereikt (Hildebrandt, Chorus, & Stubbe,

2010). Aan de hand van deze voorwaardes kunnen we de sporters en niet-sporters van elkaar

onderscheiden. En daarna naar de twee verschillende enquêtes doorsturen. Deze zullen

hetzelfde meten, alleen is de manier waarop de vragen geformuleerd zijn anders.

De volgende vraag, bevraagt uw bewegingspatroon.

Hoeveel dagen per week beoefent u minstens een half uur per dag een matige intensieve

lichamelijke activiteit? (Bijvoorbeeld stevig wandelen (min. 5km/u) of fietsen (min.

16km/u)).

o Minder dan 5 dagen in de week

o 5 of meer dagen in de week

Hoeveel keer per week beoefent u minstens 20 minuten een zware intensieve activiteit?

(Bijvoorbeeld hardlopen, voetbal, basket, …).

o 0 tot 2 keer

o Minstens 3 keer

[Minder dan 5 dagen in de week en 1 tot 2 keer => niet sporter

5 of meer dagen in de week en/of minsten 3 keer => sporter]

Motivatie en ontmoedingsfactor om te sporten

De volgende vragen zullen polsen naar hoe toepasselijk bepaalde motivatie om te sporten of

bewegen is. Dit zal gebeuren aan de hand van een 6-punt-schaal gaande van ‘helemaal niet

waar voor mij’ (0) tot ‘absoluut waar voor mij’ (6). Deze vragen zijn vertaald uit “The

Exercise Motivations Inventory” geschreven door Markland en Inlgedew (1997). Deze werd

wel aangepast omwille van zijn lengte, de aanpassing gebeurde zoals door Crofts, Dickson,

Schofield en Funk (2012). Item 24 is gebasseerd op item 42 uit de EMI-2, maar werd licht

Page 41: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

41

aangepast voor de toekomst. Er wordt dus een verschil gemaakt tussen sporter en niet-sporter.

De vragen meten wel dezelfde constructen. De reden dat we deze 2 groepen onderscheiden, is

om een beter beeld van de niet-sporters te verkrijgen.

Protocol indien sporters Protocol indien niet sporters

Onthoud dat we willen weten waarom u

persoonlijk ervoor kiest om te sporten, én

niet of u denkt dat de uitspraken voor iemand

anders een goede reden kunnen zijn om te

sporten.

Onthoud dat we uw persoonlijke mening

willen weten over deze uitspraken, én niet

denkt dat de uitspraken voor iemand anders een

goede reden kunnen zijn om te sporten.

Persoonlijk, sport ik

1) Om een slechte gezondheid te

voorkomen

(Helemaal niet waar voor mij) 0-1-2-3-

4-5 (Helemaal waar voor mij)

2) Om mijn waarde aan anderen te laten

zien

0-1-2-3-4-5

3) Omdat ik de inspanning aangenaam

vind 0-1-2-3-4-5

4) Om tijd door te brengen met vrienden 0-1-2-3-4-5

5) Om mezelf doelen te geven waar ik

naartoe kan werken 0-1-2-3-4-5

6) Om gezondheidsproblemen te

voorkomen 0-1-2-3-4-5

7) Omdat het helpt spanningen te

verminderen 0-1-2-3-4-5

8) Omdat ik een goede gezondheid wil

behouden 0-1-2-3-4-5

9) Om te kunnen genieten van de sociale

aspecten van sport 0-1-2-3-4-5

10) Omdat ik het leuk vind om te

concurreren 0-1-2-3-4-5

Persoonlijk, zou ik beginnen sporten

1. Om een slechte gezondheid te

voorkomen

(Helemaal niet waar voor mij) 0-1-2-3-4-5

(Helemaal waar voor mij)

2. Om mijn waarde aan anderen te laten

zien 0-1-2-3-4-5

3. Omdat ik de inspanning aangenaam

vind 0-1-2-3-4-5

4. Om tijd door te brengen met vrienden 0-1-2-3-4-5

5. Om mezelf doelen te geven waar ik

naartoe kan werken 0-1-2-3-4-5

6. Om gezondheidsproblemen te

voorkomen 0-1-2-3-4-5

7. Omdat het helpt spanningen te

verminderen 0-1-2-3-4-5

8. Omdat ik een goede gezondheid wil

behouden 0-1-2-3-4-5

9. Om te kunnen genieten van de sociale

aspecten van sport 0-1-2-3-4-5

10. Omdat ik het leuk vind om te

concurreren 0-1-2-3-4-5

Page 42: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

42

11) Om mijn gewicht te helpen

controleren 0-1-2-3-4-5

12) Om mijn uiterlijk (lichaamsvorm) te

verbeteren

0-1-2-3-4-5

13) Om erkenning te krijgen voor mijn

prestaties 0-1-2-3-4-5

14) Om mijn stress te helpen beheersen 0-1-2-3-4-5

15) Om mij gezonder te voelen 0-1-2-3-4-5 16) Om sterker te worden

0-1-2-3-4-5

17) Om te genieten van de sportervaring 0-1-2-3-4-5

18) Omdat sporten helpt om calorieën te

verbranden 0-1-2-3-4-5

19) Om er aantrekkelijker uit te zien 0-1-2-3-4-5

20) Omdat ik me op mijn best voel

wanneer ik sport 0-1-2-3-4-5

21) Om nieuwe vrienden of sociale

contacten te maken 0-1-2-3-4-5

22) Omdat ik fysieke activiteiten leuk

vind, vooral als er sprake is van

competitie 0-1-2-3-4-5

23) Om mezelf af te meten aan

persoonlijke normen 0-1-2-3-4-5

24) Competenties (bv teamspirit, …)

ontwikkelen en versterken (die

eventueel me in mijn latere

professionele carrière van pas kunnen

komen) 0-1-2-3-4-5

11. Om mijn gewicht te helpen controleren

0-1-2-3-4-5

12. Om mijn uiterlijk (lichaamsvorm) te

verbeteren

0-1-2-3-4-5

13. Om erkenning te krijgen voor mijn

prestaties 0-1-2-3-4-5

14. Om mijn stress te helpen beheersen 0-1-2-3-4-5

15. Om mij gezonder te voelen 0-1-2-3-4-5 16. Om sterker te worden

0-1-2-3-4-5

17. Om te genieten van de sportervaring 0-1-2-3-4-5

18. Omdat sporten helpt om calorieën te

verbranden 0-1-2-3-4-5

19. Om er aantrekkelijker uit te zien 0-1-2-3-4-5

20. Omdat ik me op mijn best voel wanneer

ik sport 0-1-2-3-4-5

21. Om nieuwe vrienden of sociale

contacten te maken 0-1-2-3-4-5

22. Omdat ik fysieke activiteiten leuk vind,

vooral als er sprake is van competitie 0-1-2-3-4-5

23. Om mezelf af te meten aan persoonlijke normen 0-1-2-3-4-5

24. Competenties (bv teamspirit, …)

ontwikkelen en versterken (die

eventueel me in mijn latere

professionele carrière van pas kunnen

komen)

0-1-2-3-4-5

Page 43: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

43

De volgende vragen betreffen enkele

voorkeuren om te sporten.

Volgende vraag betreft eventuele redenen

waarom u niet aan sport wilt doen. (Indien uw

reden er niet tussen staat, mag u dit zeker

aanvullen.).

Enkele redenen die opgesomd zijn kwamen

voort uit onderzoeken van Dhiel et al. (2018),

Memon et al. (2015) en Hilger-Kolb,

Loerbroks en Diehl (2020).

Wanneer u sport beoefent, doet u dit het

liefste (1 antwoord mogelijk)

o In teamverband

o In een club

o Met een sportbuddy (1 persoon)

o Alleen

o Andere, namelijk: ….

Waar sport u het liefst?

o Thuis

o In open lucht

o In een sportcentrum

o Andere, namelijk: ….

Hoe staat u tegenover digisport? Dit is

bijvoorbeeld een livestream van een

yogales die u thuis kan volgen en kan

meedoen.

o Ik neem hier al deel aan

o Lijkt me interessant en ik zou dit

zeker eens proberen

o Geen interesse, want ...

o Ik weet het niet

Wat zijn voor u redenen om minder

frequent te sporten? Of welke reden heeft u

momenteel om minder frequent te sporten?

(Meerdere antwoorden zijn mogelijk)

o Geen tijd

o Gebrek aan motivatie

o Ik heb niemand om me te vergezellen

o Ik sport niet graag

o Blessures

o Gevoel van incompetentie (het niet

kunnen)

o Geen of beperkte financiële

mogelijkheden

o Andere, namelijk: ….......

Indien u aan sport zou doen of af en toe doet,

doet u dit het liefst:

o In teamverband

o In een club

o Met een sportbuddy (1 persoon)

o Alleen

o Andere, namelijk: ….

Hoe staat u tegenover digisport? Dit is

bijvoorbeeld een livestream van een yogales

die u thuis kan volgen en kan meedoen.

o Ik neem hier al deel aan

Page 44: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

44

o Lijkt me interessant en ik zou dit zeker

eens proberen

o Geen interesse, want ...

o Ik weet het niet

Wat doet u in uw vrije tijd (in niet corona

tijden)? (Meerdere antwoord

mogelijkheden mogelijk)

o Iets gaan drinken met vrienden

o Uitgaan (TD, fuiven, …)

o Shoppen

o Lezen

o Films, series kijken (netflix, ...)

o Creatief bezig zijn

o Op restaurant gaan

o Iets koken

o Vrienden/familie bezoeken

o Naar een optreden gaan

o Vrijwilligerswerk

o Werken / studentenjob

o Andere ...

Als laatste willen we na gaan of studenten op de hoogte zijn van alle sportmogelijkheden aan

de VUB

(Vanaf hier zijn de vragen voor sporters en niet-sporters weer gelijk)

Kent u de Sport!mix kaart die de VUB aanbiedt?

(De sport!mix kaart biedt toegang voor de VUB student tot de sportfaciliteiten aan de VUB

(behalve de Basic Fit) en geeft ook toegang tot groepslessen op bepaalde uren voor slechts 33

euro als VUB student)

o Já en ik heb deze

o Ja, maar ik heb ze zelf niet omdat ….

o Neen, dat wist ik niet maar nu ik weet dat ze bestaat heb ik er wel interesse in

Page 45: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

45

Indien u de sport!mix kaart heeft, welke sport beoefent u (eventueel ook in niet corona

tijden)? (Meerder antwoordmogelijkheden zijn mogelijk)

o Badminton

o Basketball

o Bodymix

o Conditiegym

o Gaelic football (Geen nederlandse vertaling)

o Kickboxen

o Omnisport

o Zwemmen

o Yoga

o Ai-kido

o Floorball

o Pilates

o Voetbal

o Tafeltennis

o Onderwaterhockey

o Volley-ball

o Atletiek

o Boxen

o Karate

o Kendo

o Kin-ball

o Parkour / Freerunning

o Rugby

o Dans

o Hurling

o Strong hiit

o Zwaardvechten

Zijn er bepaalde sporten waarvan u vindt dat ze ontbreken op de VUB?

o Ja, namelijk...

o Neen

o Ik ben niet op de hoogte van het aanbod maar deze sport moet er zeker tussen zitten ….

Appendix tabel 2: Interviewprotocol: Nederlandstalig versie

Page 46: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

46

Enquête-protocol: Engelse versie

Dear VUB-student,

Thank you for participating in this research. We are master students from the faculty

‘Social Sciences & Solvay Business School’. For the course ‘Marktonderzoek’ (market

research), we conduct a research about the movement pattern of the VUB-students in

Etterbeek. This research is in collaboration with the department (Beweging en Sport

(Movement and Sport)) from the VUB. We want to examine which factors can motivate

students to achieve a more active lifestyle. By filling in the survey, you have a chance for

winning a “sportcard” with “sportknip” with value of €33 (sport!mix). This also offers

some digital sports which is handy these days.

The survey is completely anonymous, and the collected data will only be used for this

research. The survey will take about 5 to 10 minutes. Thank you in advance!

Sam, Pjotr, Kathleen, Kaat, Seppe and Sophie

Identificatievragen (socio-demografische kenmerken)

What is your gender?

o Male

o Female

o X

At which VUB-faculty do you study?

o Social Sciences and Solvay Business School

o Arts and Philosophy

o Physical Education and Physiotherapy

o Psychology and Educational Sciences

o Law and Criminology

o Science and Bio-Engineering Sciences

o Engineering

Page 47: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

47

Bewegingspatroon van de studenten

The next question will ask about your movement pattern.

How many days a week do you practice at least half an hour a day a mild intensive

physical activity? (E.g. hiking (5 km/h) or cycling (min. 16km/h)).

o Less than 5 days a week

o 5 or more days a week

How many times a week do you practice at least 20 minutes a heavy intensive activity?

(E.g. running, footbal, ...)

o 0 to 2 times

o More than 3 times

[Minder dan 5 dagen in de week en 1 tot 2 keer => niet sporter

5 of meer dagen in de week en/of minsten 3 keer => sporter]

Motivatie en ontmoedingsfactor om te sporten

De volgende vragen zullen polsen naar hoe toepasselijk bepaalde motivatie om te sporten of

bewegen is. Dit zal gebeuren aan de hand van een 6-punt-schaal gaande van ‘helemaal niet

waar voor mij’ (0) tot ‘absoluut waar voor mij’ (6). Deze vragen zijn vertaald uit “The

Exercise Motivations Inventory” geschreven door Markland en Inlgedew (1997). Deze werd

wel aangepast omwille van zijn lengte, de aanpassing gebeurde zoals door Crofts, Dickson,

Schofield en Funk (2012). Item 24 is gebasseerd op item 42 uit de EMI-2, maar werd licht

aangepast voor de toekomst. Er wordt dus een verschil gemaakt tussen sporter en niet-

sporter. De vragen meten wel dezelfde constructen. De reden dat we deze 2 groepen

onderscheiden, is om een beter beeld van de niet-sporters te verkrijgen.

Protocol indien sporters Protocol indien niet sporters

Remember that we want to know why you

personally choose to sport or exercise, and

not if you think these items are reasons for

someone else.

Remember that we want to know why you

personally choose to sport or exercise, and

not if you think these items are reasons for

someone else.

Page 48: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

48

Personally, I sport

1. To avoid ill-health

(Not at all true for me) 0-1-2-3-4-5

(Very true for me)

2. To show my worth to others

0-1-2-3-4-5

3. Because I enjoy the feeling of exerting

myself 0-1-2-3-4-5

4. To spend time with friends 0-1-2-3-4-5

5. To give me goals to work towards

0-1-2-3-4-5

6. To prevent health problems

0-1-2-3-4-5

7. Because it helps to reduce tension

0-1-2-3-4-5

8. Because I want to maintain good

health

0-1-2-3-4-5

9. To enjoy the social aspects of

exercising

0-1-2-3-4-5

10. Because I enjoy competing

0-1-2-3-4-5

11. To help control my weight 0-1-2-3-4-5

12. To improve my appearance

0-1-2-3-4-5

13. To gain recognition for my

accomplishments 0-1-2-3-4-5

14. To help manage stress

0-1-2-3-4-5

15. To feel more healthy 0-1-2-3-4-5

16. To get stronger

0-1-2-3-4-5

17. For enjoyment of the experience of

exercising

0-1-2-3-4-5

18. Because exercise helps me to burn

calories

0-1-2-3-4-5

19. To look more attractive

0-1-2-3-4-5

20. Because I feel at my best when

exercising

0-1-2-3-4-5

Personally, I might start to exercise …

1. To avoid ill-health

(Not at all true for me) 0-1-2-3-4-5 (Very

true for me)

2. To show my worth to others

0-1-2-3-4-5

3. Because I enjoy the feeling of exerting

myself 0-1-2-3-4-5

4. To spend time with friends 0-1-2-3-4-5

5. To give me goals to work towards

0-1-2-3-4-5

6. To prevent health problems

0-1-2-3-4-5

7. Because it helps to reduce tension

0-1-2-3-4-5

8. Because I want to maintain good

health

0-1-2-3-4-5

9. To enjoy the social aspects of

exercising

0-1-2-3-4-5

10. Because I enjoy competing

0-1-2-3-4-5

11. To help control my weight 0-1-2-3-4-5

12. To improve my appearance

0-1-2-3-4-5

13. To gain recognition for my

accomplishments 0-1-2-3-4-5

14. To help manage stress

0-1-2-3-4-5

15. To feel more healthy 0-1-2-3-4-5

16. To get stronger

0-1-2-3-4-5

17. For enjoyment of the experience of

exercising

0-1-2-3-4-5

18. Because exercise helps me to burn

calories

0-1-2-3-4-5

19. To look more attractive

0-1-2-3-4-5

20. Because I feel at my best when

exercising

0-1-2-3-4-5

Page 49: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

49

21. To make new friends or social

contacts

0-1-2-3-4-5

22. Because I find physical activities fun,

especially when competition is

involved

0-1-2-3-4-5

23. To measure myself against personal

standards

0-1-2-3-4-5

24. Develop and strengthen competences

(that may be handy in my later

professional career)

0-1-2-3-4-5

21. To make new friends or social

contacts

0-1-2-3-4-5

22. Because I find physical activities fun,

especially when competition is

involved

0-1-2-3-4-5

23. To measure myself against personal

standards

0-1-2-3-4-5

24. Develop and strengthen competences

(that may be handy in my later

professional career)

0-1-2-3-4-5

The next questions consider some

preferences about sport

The next question considers some

preferences about sport and reasons to not

sport, if your reason isn’t included, feel free

to add. The question following this one will

ask about your time commitment.

(Enkele redenen die opgesomd zijn kwamen

voort uit onderzoeken van Dhiel et al.

(2018), Memon et al. (2015) en Hilger-Kolb,

Loerbroks en Diehl (2020).)

When you sport, you prefer to do it

o In team

o In a sport club

o With a sport buddy (1 person)

o Alone

o With friends

o Other ….

Where do you prefer to sport?

o At home

o In the open air

o In a sport center

o Other ….

What are your reasons for exercising less

frequently? Or what reason do you

currently have to exercise less

frequently?(Multiple answers are possible)

o I don't have time

o Lack of motivation

o I don't want to sport alone, and have

no one to accompany me

o I don't like to practice sport

o I'm injured

o Feeling of incompetence (not being

able to sport)

o No or limited financial possibilities

o Others,….......

Page 50: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

50

What’s your opinion on digisport? For

example: a livestreamed yoga course you

can follow and join at home.

o I already participate in digisport

o It Looks interesting and I will try

o Not interested

o I don't know

When you sport, you prefer to do it

o In team

o In a sport club

o With a sport buddy (1 person)

o Alone

o With friends

o Other ….

What’s your opinion on digisport? For

example: a livestreamed yoga course you

can follow and join at home.

o I already participate in digisport

o It Looks interesting and I will try

o Not interested

o I don't know

What do you do in your spare time (in non-

corona times)? (Multiple answer are

possible)

o Have a drink with friends

o Partying

o Shopping

o Reading

o Watching movies, series (netflix, ...)

o Being creative

o Go out for dinner

o Cooking

o Visiting friends / family

o Go to a performance

o Volunteerworks

o Working / Studentjob

o Other,...

For last, we want to know if you’re aware of the sportfacilities on the VUB-campus?

(Vanaf hier zijn de vragen voor sporters en niet-sporters weer gelijk)

Page 51: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

51

Do you know the sportmix card that the VUB offers?

o Yes and I have it

o Yes, but don't have it because …

o No, I didn't know that, but now that I know it exists, I am interested in it

If you own the sport!mix card, which sport do you practice (in non-corona times)?

(Multiple answer are possible)

o Badminton

o Basketball

o Bodymix

o Condition Gym

o Gaelic football

o Kickboxing

o Omnisport

o Swimming

o Yoga

o Aikido

o Floorball

o Pilates

o Soccer

o Table tennis

o Underwaterhockey

o Volleyball

o Athletics

o Boxing

o Karate

o Kendo

o Kin-ball

o Parkour / Freerunning

o Rugby

o Dancing

o Hurling

o Strong hiit

o Swordfighting

o I don't own a sport!mix card

Page 52: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

52

If you use the sportmix card, do you think some sports are missing from the VUB?

o Yes,...

o No

o I know nothing of what the VUB is offering

Appendix tabel 3: Interviewprotocol: Engelse versie

Page 53: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

53

8.4 Subscales aangepaste EMI-2 en items

Factoren Items

1. Challenge - Om mezelf doelen te geven waar ik naartoe kan werken (5)

- Om mezelf af te meten aan persoonlijke normen (23)

- Competenties (bv teamspirit, …) ontwikkelen en

versterken (die eventueel me in mijn latere professionele

carrière van pas kunnen komen) (24)

2. Competition - Omdat ik het leuk vind om te concurreren (10)

- Omdat ik fysieke activiteiten leuk vind, vooral als er sprake

is van competitie (22)

3. Enjoyment - Omdat ik de inspanning aangenaam vind (3)

- Om te genieten van de sportervaring (17)

- Omdat ik me op mijn best voel wanneer ik sport (20)

4. Health - Om een slechte gezondheid te voorkomen (1)

- Om gezondheidsproblemen te voorkomen (6)

- Omdat ik een goede gezondheid wil behouden (8)

- Om mij gezonder te voelen (15)

5. Stress management - Omdat het helpt spanningen te verminderen (7)

- Om mijn stress te helpen beheersen (14)

6. Strength and endurance - Om sterker te worden (16)

7. Weight management - Om mijn gewicht te helpen controleren (11)

- Omdat sporten helpt om calorieën te verbranden (18)

8. Appearance - Om mijn uiterlijk (lichaamsvorm) te verbeteren (12)

- Om er aantrekkelijker uit te zien (19)

9. Social recognition - Om mijn waarde aan anderen te laten zien (2)

- Om mijn uiterlijk (lichaamsvorm) te verbeteren (13)

10. Affiliation - Om tijd door te brengen met vrienden (4)

- Om te kunnen genieten van de sociale aspecten van sport

(9)

- Om nieuwe vrienden of sociale contacten te maken (21)

Appendix tabel 4: Subscales aangepaste EMI-2 en items. (Bron: Crofts, Dickson, Schofield en Funk (2012).)

Page 54: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

54

8.5 Beschrijvende statistiek – Frequentietabellen

Frequentietabel 1: Aantal respondenten per faculteit

Faculteiten Aantal respondenten

Sociale wetenschappen en Solvay Business School (ES) 133

Rechten en Criminologie (RC) 94

Psychologie en educatiewetenschappen (PE) 84

Letteren en wijsbegeerte (LW) 59

Wetenschappen en Bio-ingenieurswetenschappen (WE) 54

Lichamelijke opvoeding en kinesitherapie (LK) 53

Ingenieurswetenschappen (IR) 50

Appendix tabel 5: Aantal respondenten onderverdeeld per faculteit

Frequentietabel 2: Hoe sporters het liefst sporten

In

teamverband

In een

(sport)club

Met een sportbuddy

(1 persoon) Alleen

Met één of meerdere

vrienden Andere

77 72 82 102 81 4

Appendix tabel 6: Aantal sporters onderverdeeld in hoe zij hun sport beoefenen

Frequentietabel 3: Waar sporters het liefst sporten

Thuis Open lucht Sportcentrum Andere

47 152 99 3

Appendix tabel 7: Aantal sporters onderverdeeld in de plaats waar zij voornamelijk hun sport beoefenen

Frequentietabel 4: Hoe staan sporters tegenover digisport

Ik neem hier al

deel aan

Lijkt me interessant en ik zou dit

zeker eens proberen Geen interesse Ik weet het niet

38 45 84 24

Appendix tabel 8: Aantal sporters onderverdeeld in hoe zijn staan t.o.v. digisport

Page 55: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

55

Frequentietabel 5: Redenen waarom niet-sporters niet bewegen

Andere Blessures

Geen of

beperkte

financiële

middelen

Gebrek

aan

motivatie

Gevoel

van

incompe

tentie

Ik heb

niemand

om me te

vergezellen

Ik sport

niet

graag

Geen tijd

41 62 31 248 66 102 69 243

Appendix tabel 9: Aantal niet-sporters onderverdeeld in redenen waarom ze niet sporten

Frequentietabel 6: Vrijetijdsactiviteiten van de niet-sporters

Vrijetijdsactiviteiten van niet-sporters

Andere 26

Werken/studentenjob 197

Vrijwilligerswerk 56

Naar een optreden gaan 128

Vrienden / Familie bezoeken 267

Iets koken 170

Op restaurant gaan 189

Creatief bezig zijn 127

Film, series kijken 300

Lezen 151

Shoppen 158

Uitgaan 201

Iets gaan drinken 275

Appendix tabel 10: Aantal niet-sporters onderverdeeld in redenen waarom ze niet sporten

Frequentietabel 7: Hoe niet-sporters het liefst zouden sporten

In

teamverband

In een

(sport)club

Met een sportbuddy

(1 persoon) Alleen

Met één of meerdere

vrienden Andere

53 49 150 81 0 9

Appendix tabel 11: Aantal sporters onderverdeeld in hoe zij hun sport beoefenen

Frequentietabel 8: Hoe staan niet- sporters tegenover digisport

Geen interesse Ik neem hier al deel

aan Ik weet het niet

Lijkt me interessant ik zou dit

zeker eens proberen

133 43 60 119

Appendix tabel 12: Aantal niet-sporters onderverdeeld in hoe zij staan t.o.v. digisport

Page 56: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

56

Frequentietabel 9: Kennis in verband met sportmixkaart bij sporters en niet-sporters

Ja en ik heb ze Ja maar ik heb ze niet Neen maar ik heb nu interesse

90 224 212

Appendix tabel 13: Aantal respondenten onderverdeeld op basis van hun kennis i.v.m. de sportmixkaart van de VUB

Frequentietabel 10: Mening omtrent sportaanbod van de VUB

Ja, namelijk Neen Ik ben niet op de hoogte van het aanbod maar

deze sport moet er zeker tussen zitten

56 323 154

Appendix tabel 14: Aantal respondenten onderverdeeld op basis van hun mening of er al dan niet sporten ontbreken in het

sportaanbod van de VUB

Frequentietabel 11: Welke sporten beoefenen de studenten in het bezit van sportmixkaart

Sport Aantal respondenten Sport Aantal respondenten

Zwemmen 41 Onderwaterhockey 3

Badminton 30 Rugby 3

Bodymix 23 Zwaardvechten 3

Yoga 18 Tafeltennis 2

Conditiegym 17 Omnisport 1

Pilates 10 Parkour / Freerunning 1

Dans 10 Gealic football 0

Volleyball 9 Aïkido 0

Boxen 9 Floorball 0

Atletiek 7 Karate 0

Kickboxen 6 Kendo 0

Strong hiit 5 Kin-ball 0

Voetbal 4 Hurling 0

Basketball 3

Appendix tabel 15: Aantal respondenten onderverdeeld op basis van hun mening of er al dan niet sporten ontbreken in het

sportaanbod van de VUB

Page 57: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

57

8.6 Beschrijvende statistiek – Kruistabellen en Chi-kwadraat/Fisher exact test

Kruistabel I: SPPS-output: Faculteit en (niet) sporter

Appendix tabel 16: Kruistabel gebasseerd op aantal (niet) sproters op de VUB en hun faculteit.

Appendix tabel 17: Chi-kwadraat test: Kruistabel gebasseerd op aantal (niet) sproters op de VUB en hun faculteit.

Page 58: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

58

Kruistabel II: Geslacht en (niet) sporter

Appendix tabel 18: Kruistabel gebaseerd op aantal (niet) sporters op de VUB en hun geslacht.

Appendix tabel 19: Chi-kwadraat & Exact Fisher test: Kruistabel gebaseerd op aantal (niet) sporters op de VUB en hun

geslacht.

Page 59: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

59

8.7 Statistische toetsen – SPSS-output

SPSS-output Chi-kwadraat test: Nagaan of steekproef representatief is

Appendix tabel 20: SPPS-output Chi-kwadraat test: nagaan of steekproef representatief is

SPSS-output Mann Whitney U-Test: vergelijking in de kennis en het bezit van de

sportmixkaart tussen sporters en niet-sporters

Appendix tabel 21: SPPS-output Whitney U-Test: vergelijking in de kennis en het bezit van de sportmixkaart tussen sporters

en niet-sporters

Page 60: Taak Marktonderzoek - databank.wetenschapswinkel.be

60

SPSS-output Mann Whitney U-Test: vergelijking motivatiefactoren sporters en niet

sporters

Appendix tabel 22: SPPS-output Mann Whitney U-Test: vergelijking motivatiefactoren sporters en niet sporters