Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

14
15. Dirigent. Jonas Alber Solisten. Thomas Blondelle. tenor Radek Baborák. hoorn Richard Strauss (1864-1949) Metamorphosen, studie voor 23 solo-strijkers, opus 142 Benjamin Britten (1913-1976) Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31 I Prologue II Pastoral (Cotton) III Nocturne (Tennyson) IV Elegy (Blake) V Dirge (Anon. 15 de eeuw) VI Hymn (Jonson) VII Sonnet (Keats) VIII Epilogue Pauze Wolfgang Amadeus Mozart (1757-1791) Hoornconcerto nr. 3 in mi mol groot, K. 447 I Allegro II Romance. Larghetto III Allegro Arnold Schönberg (1874-1951) Verklärte Nacht, opus 4 (versie 1943) (wordt zonder onderbreking gespeeld) I Sehr langsam II Etwas bewegter III Schwer betont IV Sehr breit und langsam V Sehr ruhig Programma Pure Strings.

description

Programmatoelichting bij het concert 'Pure Strings' van het Symfonieorkest Vlaanderen. dirigent. Jonas Alber solist. Thomas Blondelle. tenor solist. Radek Baborak. hoorn R. Strauss. Metamorphosen B. Britten. Serenade voor tenor, hoorn en strijkers W.A. Mozart. Hoornconcerto nr. 3 A. Schönberg. Verklärte Nacht

Transcript of Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

Page 1: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

15.

Dirigent. Jonas Alber

Solisten.Thomas Blondelle. tenorRadek Baborák. hoorn

Richard Strauss (1864-1949)Metamorphosen, studie voor 23 solo-strijkers, opus 142

Benjamin Britten (1913-1976)Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31I PrologueII Pastoral (Cotton)III Nocturne (Tennyson)IV Elegy (Blake)V Dirge (Anon. 15de eeuw)VI Hymn (Jonson)VII Sonnet (Keats)VIII Epilogue

Pauze

Wolfgang Amadeus Mozart (1757-1791)Hoornconcerto nr. 3 in mi mol groot, K. 447 I AllegroII Romance. LarghettoIII Allegro

Arnold Schönberg (1874-1951)Verklärte Nacht, opus 4 (versie 1943)(wordt zonder onderbreking gespeeld)I Sehr langsamII Etwas bewegterIII Schwer betontIV Sehr breit und langsamV Sehr ruhig

Programma

Pure Strings.

Page 2: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

16.

Richard Strauss. Metamorphosen

De 81-jarige componist schreef Metamorphosen eind 1944 en begin 1945, tijdens het laatste sta-dium van de Tweede Wereldoorlog. Het werd zijn afscheid van zijn creatieve werk en van een we-reld die op instorten stond. Wat hij voelde in deze gruwelijke tijden kreeg vorm in deze aangrijpende klaagzang en aanklacht, in deze Studie voor 23 strijkers. (Op het manuscript noteerde Strauss ‘Studie voor strijkers, 23-stemmig’.) Dit was een late, vergeestelijkte uiting van de oude meester – geen ‘absolute’ muziek, zoals de titel lijkt te sug-gereren, maar een werk met een diepe inhoudelijke betekenis: verdriet om het verlies van onvervang-bare plaatsen van grote culturele betekenis, Duit-se steden, monumenten en theaters. ‘Rouw om München’ schreef Strauss bovenaan een eerdere schets. Tussen die eerste schetsen en de uitein-delijke volledige partituur, hadden onheilspellende berichten de componist in zijn afgelegen verblijf in Garmisch bereikt: de vernietiging van het Münch-ner Nationaltheater, de Berliner Lindenoper en de Dresdner Semperoper; nog in maart kreeg hij het al even rampspoedige bericht over het verlies van de Wiener Oper.

Dat alles verklaart de diepernstige ondertoon van dit 25-minuten durende stuk voor strijkers, dat, on-gewoon voor Strauss, in mineur is gecomponeerd. En toch is er in Metamorphosen geen sprake van berusting of gelatenheid. Zelfs te midden van ver-driet en neerslachtigheid getuigt dit werk van de schoonheid van deze aarde, over groei, bloei en milde verandering – “een reflectie over mijn hele voorbije leven”, zo noteerde Strauss zelf.

Op gebied van vorm en expressie neemt Metamor-phosen een unieke plaats in het oeuvre van Strauss in. Wat de componist zelf met enige bescheiden-

heid een ‘studie’ noemde, is in feite een melodisch breed uitgesponnen adagio in drie delen, dat, door zijn ongewone afmetingen, doet denken aan de al even omvangrijke trage delen uit de symfo-nieën van Anton Bruckner en Gustav Mahler. Twee adagio-gedeelten omsluiten hier een zacht vloei-end middendeel, waarmee ze onafscheidelijk zijn verbonden. De titel ‘Metamorphosen’ verwijst naar de voortdurende wijziging en variatie van vier trage thema’s – een ware triomf voor de kunst van de oude meester – in één polyfoon, gloedvol deel; dit is met andere woorden hoogst vernuftig ontwikkel-de ‘melodische polyfonie’. Uit dit rijk geweven klan-kentapijt schieten af en toe verrukkelijke harmoni-sche vondsten uit de opera Ariadne auf Naxos naar boven. Dat één van die gedragen klankgedachten, enkele maten voor het einde, de vorm aanneemt van een letterlijk citaat uit de treurmars van Beet- hovens Eroica, kwam, zo getuigde hij zelf, ook voor de componist als een verrassing. Door zijn vorm, maar ook door het uitpuren van de strijkersklank is Metamorphosen één van de ‘modernste’ werken van Richard Strauss.

Het oorspronkelijke opzet, om het werk pas na zijn dood vrij te geven, werd al snel verlaten. Strauss vertrouwde de eerste uitvoering van Metamorpho-sen in januari 1946 toe aan het Collegium Musicum uit Zürich onder leiding van de grote Paul Sacher. Door de toewijding van deze laatste nam het werk al snel zijn plaats in naast de Vier letzte Lieder als één van de meest waardevolle muzikale getuige-nissen over ouderdom.

Benjamin Britten. Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31

Voor zijn levensgezel, tenor Peter Pears, maar ook voor hoornist Dennis Brain, componeerde Britten in 1943 deze Serenade voor tenor, hoorn en strij-

Pure Strings.

Page 3: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

17.

kers. Hij koos daarbij voor zes gedichten van ver-schillende Engelse auteurs van de 15de tot de 19de eeuw, gedichten waarin de schemering, de nacht, de slaap en de dood overheersen. Deze cyclus wordt omkaderd door twee identieke stukken voor hoorn solo, gespeeld in natuurlijke harmonieën, als een soort van oproep (Prologue en Epilogue). Zo ontstaat er, door de schemerachtige stemmingen, een innerlijke samenhang, die nog wordt versterkt door deze avondlijke muziek, een soort van serenade, waarin de verschillende tafe-relen, elk doordrongen van een huiveringwekkende laatromantische gevoeligheid, met subtiele trekjes worden geschilderd.

Na de instrumentale proloog brengt ‘Pastoral’ (Charles Cotton), een mythologisch tafereel, de cycloop Polyphemos, die zijn kudde schapen laat grazen, op het toneel. Op een gesyncopeerde be-geleiding en met de strijkers gedempt, geven stem en hoorn elkaar zachtjes antwoord, als er een mon-sterlijke olifant verschijnt; de lichte pizzicati bij de strijkers illustreren de nietigheid van de schapen. Een nieuw contrast volgt bij de aankomst van de krachtige Phoebus, die de wereld naar de weg van de rust zal leiden.

‘Nocturne’ (Alfred Tennyson) bezingt met kracht de schittering van de avondglans die op de muren van het kasteel valt, zoals Tennyson zich dat in het Elfenland verbeeldde. Uitzonderlijk in dit stuk zijn de cadensen in echo tussen hoorn en stem, die eerst in volume toenemen, om daarna in de verte op te lossen. In ‘Elegy’ (William Blake) omringt een sombere en aangrijpende appassionato-frase van de hoorn het bewogen recitatief ‘O Rose, thou art sick!’, uittreksel uit de bundel ‘Songs of experi-ence’ van Blake. Het complexe ‘Dirge’ (Klaagzang), op een anoniem Schots gedicht uit de 15de eeuw, is een sinistere en macabere nachtelijke mars, die

genadeloos wervelt rond een ostinato in de stem, acht keer herhaald, boven een ruw, fugatisch op-gebouwd instrumentaal tapijt.

In de vorm van een ritornel-aria richt ‘Hymn’ (Ben Johnson) zich tot Diana, Romeinse godin van de jacht. Dit is een virtuoos stuk, vol lichtheid en finesse. ‘Sonnet’, het mysterieuze en sensuele gedicht van John Keats vindt in deze muziek zijn etherische lieflijkheid. De hoorn zwijgt, alleen de strijkers begeleiden. De ‘Epilogue’, een herneming van de ‘Prologue’, wordt vanop een afstand, off-stage, gespeeld. Daarna blijven niets dan stilte en de nacht over.

Wolfgang Amadeus Mozart. Hoornconcerto nr. 3 in mi mol groot, K. 447

Mozart schreef vier hoornconcerto’s, die behoorlijk wat technisch kunnen en virtuositeit van de solist vragen. Drie van deze werken droeg Mozart dan ook op aan één van de grote hoornvirtuozen van zijn tijd: zijn vriend Joseph Leutgeb (of Leitgeb), hoornist aan de kapel van het hof van Salzburg. Maar precies bij dit derde concerto, misschien wel het moeilijkste van de vier, dat u vandaag gaat ho-ren, is het niet duidelijk voor wie Mozart het compo-neerde. Ook naar het jaar van compositie hebben we het raden: was het 1783, het jaar van de Grote Mis in C, of later? Hoe dan ook, de rijke opbouw, de talrijke modulaties, de fors uitgewerkte partijen voor de begeleidende klarinet en fagot, geven dit werk een veel groter gewicht en belang dan de an-dere drie hoornconcerto’s van Mozart.

Dit concerto heeft ook een gedurfde harmoni-sche opbouw, dat hoor je al meteen in de eerste acht maten. Maar er zitten nog meer verrassende vondsten in het openingsallegro, vooral dan in de doorwerking, die met nieuw muzikaal materiaal is

Page 4: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

18.

opgebouwd. Voorts springt de muziek hier gezwind van de ene toonaard naar de andere, om uitein-delijk weer naar de basis (mi mol groot) terug te keren. Het thema van het middendeel (Romanze: larghetto), gevoelig gemurmeld door de solist, is één van de meest delicate van Mozart. Zijn mu-zikale lijn, van een grote tederheid, plaatst vooral de kleurende kwaliteiten van het instrument op de voorgrond. In het tweede gedeelte van dit voor de rest kalme en vredige larghetto sluipt een drama-tisch en harmonisch stoutmoedig element binnen, dat plots voor een verwarrende spanning zorgt; daarna keert de rust terug. De rondo finale begint met opnieuw opgewekte en montere, jachtachtige roepen voor de hoorn, maar dit slotdeel bevat ook zachte en lyrische passages.

Dit Derde Hoornconcerto is zonder twijfel het mooi-ste dat Mozart schreef voor een instrument dat nog maar pas, door de verbeteringen die er in de loop van de 18de eeuw aan waren aangebracht, aan rijk-dom en expressiviteit had gewonnen.

Arnold Schönberg: Verklärte Nacht (versie 1943)

Schönberg schreef Verklärte Nacht in september 1899, voor de bezetting van strijksextet. In deze ka-mermuziekversie komt dit werk uitstekend tot zijn recht. Maar toch maakte de componist zelf twee versies voor een orkest van strijkers, respectieve-lijk in 1917 en 1943. De creatie van deze orkestrale versie vond plaats in 1919 in Wenen, onder leiding van Schönberg zelf.

Toch even eraan herinneren dat deze partituur nog tot de ‘tonale’ periode van de componist behoort (tegenwoordig krijgt ze dikwijls het etiket hoogro-mantisch of zelfs laatklassiek opgeplakt, maar bij de première in 1902 in de Kleine Zaal van de Weense

Musiekverein zorgde ze toch al voor een aanzien-lijk schandaal!), en dat ze geïnspireerd is door het gedicht met dezelfde titel van Richard Dehmel, uit diens bundel ‘Weib und Welt’ (1896). Dat vertelt over twee geliefden die onder de bomen wandelen in een door een heldere maan beschenen winter-nacht; de vrouw bekent dat ze altijd heeft gedacht dat ze alleen in het moederschap volledige vervul-ling zou vinden, en dat ze zwanger is geworden van een andere man, voor ze haar huidige, ware geliefde had ontmoet. Hij verzekert haar dat hun liefde sterk genoeg is om van hen en hun ongeboren kind een perfecte eenheid te maken. Ze omhelzen elkaar en wandelen weg ‘door de hoge, heldere nacht’.

Schönberg benadrukte wel dat zijn Verklärte Nacht “geen drama of actie illustreert, maar dat het zich beperkt tot het schilderen en uitdrukken van men-selijke gevoelens. In dat opzicht kan het ook ge-waardeerd worden als pure muziek.”

Verklärte Nacht is het werk van een jonge compo-nist, die nog erg beïnvloed was door de werken van Richard Wagner (vooral dan door zijn Tristan und Isolde), Richard Strauss en Johannes Brahms. Maar toch is dit al een heel eigen, bijzonder fraai klinkend werk, dwingend van uitdrukkingskracht, rijk aan kleurschakeringen en stemmingen, lyrisch en dwepend, berustend en extatisch. Schönberg beheerst de mogelijkheden van het strijkersen-semble meesterlijk en weet een opmerkelijke ver-scheidenheid van klankkleuren en klankeffecten te bereiken. De melodische rijkdom en de overdadige harmonische wendingen snoeren al degenen de mond, die beweren dat Schönberg zijn toevlucht tot de atonaliteit heeft genomen omdat hij niet in staat was ‘mooie’ muziek te schrijven.

Tekst. Bart Tijskens

Page 5: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

19.foto. Caroline Steen © Simon van Boxtel

Page 6: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

22.foto. Jonas Alber © Gregor Chmiel

ˇ ˇ

Page 7: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

Jonas Alber. dirigent.

Jonas Alber wordt vaak ‘een ongeëvenaarde tovenaar van klank’ genoemd, een titel die ook zijn maturiteit, gezien zijn jonge leeftijd als dirigent, in de verf zet.Toen hij in 1998 werd aangesteld als algemeen muziekdirecteur van het Staatstheater Braunschweig, was hij de jongste dirigent ooit die in Duitsland een dergelijke functie bekleedde.Vandaag is hij een veelgevraagde gastdirigent bij symfonieorkesten en operagezelschappen over de hele wereld.

Als dirigent van symfonische muziek leidde Jo-nas Alber heel wat gerenommeerde orkesten. In Duitsland was dit onder meer de Bavarian Radio Symphony, de Cologne WDR Symphony, de Rund-funk-Sinfonieorchester Saarbrücken, de Hamburg Symphony en de Bochum Symphony.Recent trad hij op met de BBC Symphony, het Symfonieorkest Vlaanderen, het Orchestra National de Lille en de Armenian Philharmonic.

Voor het seizoen 2012-2013 staan concerten met het Orchestre National de Lille, het Symfonieorkest Vlaanderen en de Vietnam National Symphony op het programma. Daarnaast zal hij voor het eerst samenwerken met het Orchestre Philharmonique de Monte Carlo, het Orchestre Philharmonique de Strasbourg, de Bucharest Enescu Philharmonic en de Hangzhou Philharmonic (een rijzende ster in de orkestwereld uit China …).

Jonas Alber heeft al met heel wat uitmuntende solisten samengewerkt. Enkele voorbeelden: Sol Gabetta, Natalia Gutman, Isabelle Faust, Igor Oistrach, Hans-Peter König, Iris Vermillion, Andrei Gavrilov en vele anderen.

Als opera-dirigent heeft Alber ongeveer vijfhonderd opvoeringen van meer dan vijftig opera’s op zijn palmares staan. Zijn repertoire gaat van de tradi-tionele opera’s zoals die van Mozart, Puccini en Richard Strauss tot hedendaagse producties en nieuwe creaties. Beroemde opera’s zoals Der Ring des Nibelungen, Die Zauberflöte, Carmina Burana, Das Rheingold, Götterdämmerung en Der Rosenkavalier dirigeerde hij met even beroemde gezelschappen als de Deutsche Oper Berlin, de Kammeroper Schloss Rheinsberg, de Dresden Semperoper en de Hamburgische Staatsoper.

Jonas Alber heeft ook reeds een uitgebreide discografie met onder meer de volledige symfoni-sche werken van Schumann en een selectie van het symfonische repertoire van Mendelssohn, Franck, Sibelius en Richard Strauss.Daarnaast heeft hij recent een opname van Strauss’ Ein Heldenleben en Tod und Verklärung gerealiseerd, alsook een dvd-opname van Merniers Frühlings Erwachen. Deze dvd kreeg in december 2008 de prestigieuze Franse prijs ‘Diapason d’Or’.

Jonas Alber groeide op in Offenburg, Duitsland. Hij studeerde viool en directie in Freiburg. Hij ver-volmaakte zich als dirigent aan de Hochschule für Musik und Darstellende Kunst in Wenen. Hij kreeg er een beurs van de Herbert von Karajan Foundation.

www.jonasalber.com

21.

Page 8: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

Thomas Blondelle. tenor.

In het seizoen 2012-2013 zingt Thomas Blondelle vier hoofdrollen aan de Deutsche Oper in Berlijn: hij is er te zien als Tamino/Die Zauberflöte, Don Ottavio/Don Giovanni, David/Die Meistersinger von Nürnberg en Prince/L’amour des trois oran-ges. Daarnaast is hij te gast aan de Bayerische Staatsoper in München voor Ariadne auf Naxos, de Volksoper Wenen voor Wiener Blut en de Deutsche Opera am Rhein in Düsseldorf Dialogues des Carmélites en geeft talloze liedrecitals over heel Europa.

Tenor Thomas Blondelle (Brugge, oktober 1982) startte zijn opleiding zang aan het Stedelijk Con-servatorium van Brugge bij Catherine Vandevelde. Hij studeerde musicologie aan de KU Leuven en studeerde met grote onderscheiding af in 2006. Hij volgde stages en masterclasses bij onder meer Charlotte Margiono, Christof Loy, Tom Krause, Sarah Walker, Helmut Deutsch en José Cura. Hij is laureaat met een Eerste Prijs voor solozang van de wedstrijd Axion Classics van Dexia Bank en laureaat van de Prix Jacques Dôme in Verviers. In mei 2004 werd hij halve finalist van de Competi- zione dell’opera in Dresden. In januari 2005 kreeg hij op het Vinas–concours in Barcelona de prijs voor veelbelovend jong talent. In augustus 2006 werd hij finalist van het Concours International de Chant de Marmande. In 2007 kreeg hij de Förderpreis für junge Künstler van de Staatstheaterfreunde Braun-schweig (Duitsland). In 2011 werd hij laureaat met de 2de prijs op de Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel.

Tijdens zijn studieperiode was hij meermaals solist op de professionele scène: hij debuteerde in maart 2003 in De Munt in Brussel met de rol van Hans in Weisse Rose van Udo Zimmermann (reprise in 2005) .

Zijn concertrepertoire omvat de grote oratoria: Symphoniae Sacrae (Schütz), Messias (Haen-del), Schöpfung (Haydn), Requiem (Mozart), Mis in G (Schubert), Mis in C (Schumann), Mis in F (Bruckner), Requiem (Donizetti), Paulus (Mendels-sohn), Johannes in Das Buch mit sieben Siegeln (Schmidt), Matthäus Passion (Bach) en Golgotha (Martin). In juni 2007 zong hij de tenorsolo’s in Stravinsky’s Threni (Lamentationes) met het RIAS Kammerchor en het Symphonieorchester Berlin in de Philharmonie van Berlijn, en in november 2007 zong hij in Hamburg en Sonderborg (Denemarken) de tenorsolo in Les Béatitudes van Franck. In de-cember 2011 zong hij met het orkest van de WDR de rol van Fernando in Die Räuberbraut van F. Von Ries, een opera die in 2012 op cd zal verschijnen. Ook liedconcerten staan op zijn actief: hij geeft zeer regelmatig liedrecitals met zeer uiteenlopend repertoire, in september 2011 gaf hij zijn eerste recital in Tokyo en in januari 2012 gaf hij een solo-recital in het Théâtre du Châtelet in Parijs. In 2012 verzorgde hij een concertreeks met het eigenzin-nige liedprogramma Banalités, dat in april 2012 ook op cd verscheen. Hij werkt regelmatig samen met pianisten Daniel Blumenthal, Inge Spinette en Liebrecht Vanbeckevoort.

Daarnaast is hij ook nog als componist actief: zijn liederen ontvingen drie jaar na elkaar (1999-2001) de KBC Aquarius compositieprijs voor jonge com-ponisten. Ook houdt hij graag nog tijd over voor werk als librettist, zo schreef hij het libretto voor de kinderopera De Witte Slang (muziek: D. Parmen-tier), en componeert momenteel zijn eerste opera: Icaria.

www.thomasblondelle.com

22.

Page 9: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

23.foto. Thomas Blondelle © thomasblondelle.com

Page 10: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

Radek Baborák. hoorn.

Hoornist Radek Baborák is niet in één woord te beschrijven. Hij won verschillende topwedstrijden zoals ARD München en Genève, hij speelde gedu-rende vele jaren als eerste hoornist in de Berliner Philharmoniker en wordt door kenners omschreven als uitzonderlijk virtuoos (“… Baborák is absolutely great. When he is playing, so it looks like it’s incre-dibly easy, … so for me it’s a genius” – Seiji Ozawa).

In 2000 werd hij eerste hoornist van de Berliner Phil-harmoniker met wie hij als solist speelde tijdens de Salzburg Easter Festival en daarna ook in de Ber-liner Philharmoniker Hall en het Staatstheater van Praag. Baborák was ook hoornist bij de Berliner Wind Soloists en het Berliner Horn Octet. Vooraleer hij eerste hoornist werd bij de Berli-ner Philharmoniker in 2000, had hij al een mooie carrière bij de Czech Philharmonic Orchestra (1994-1996) en de Munich Philharmonic Orchestra (1996-2000).Toen Baborák besloot om de Berliner Philhar- moniker te verlaten om met een solo-carrière te kunnen beginnen, zette hij ook zijn eerste stappen als dirigent. In deze hoedanigheid leidde hij het Prague Symphony Orchestra, de Prague Philhar-monia, het Czech National Symphony Orchestra, het Japanse Hyogo Symphonic Orchestra en het Mito Chamber Orchestra. Toen de chef-dirigent van dit laatstgenoemde orkest, Seiji Ozawa, plots ernstig ziek werd tijdens hun Europese tournee, moest hij vervangen worden. Men koos voor een interne oplossing: hun eigen hoornist Radek Baborák. Deze gebeurtenis bespoedigde zijn car-rière als dirigent.

Onder impuls van professor Karel Krenek begon Radek Baborák op jonge leeftijd met hoorn en won hij diverse prijzen. Op twaalfjarige leeftijd won hij met glans de wedstrijd Concertino Praga (1989).

Van 1989 tot 1994 vervolgde Baborák zijn studies aan het Conservatorium van Praag bij de Tsjechi-sche hoornist Bedrich Tylsar. In 1992 mocht hij de Derde Prijs in de jaarlijkse Prague Spring Festival in ontvangst nemen, maar ook de Unesco’s Grand Prix. Daarna volgden de Tweede Prijs in Genève (1993), de Eerste Prijs in de ARD Munich Competi-tion (1994), de Classical Grammy Award (1995) en de Davidoff Prix (2000).

Sinds 1996 is Baborák lid van het Afflatus Quin-tet. Hij stichtte in 2008 het Czech Horn Chorus en zijn eigen Radek Baborák Ensemble dat bestaat uit hoorn en strijkkwartet. In 2010 zag The Czech Sinfonietta onder zijn impuls het levenslicht: een ensemble met de beste Tsjechische solisten en kamermuziekspecialisten waarvan hij artistiek leider en dirigent is.

Hij speelt kamermuziek met Yoko Kikuchi (piano), Jana Bouskova (harp) en Jiri Barta (cello).

www.baborak.com

24.

Page 11: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

23.foto. Radek Baborák

Page 12: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

26.

I Prologue

II Pastoral Charles Cotton (1630-1687)

The day’s grown old; the fainting sun Has but a little way to run, And yet his steeds, with all his skill, Scarce lug the chariot down the hill.

The shadows now so long do grow, That brambles like tall cedars show; Mole hills seem mountains, and the ant Appears a monstrous elephant.

A very little, little flock Shades thrice the ground that it would stock; Whilst the small stripling following them Appears a mighty Polypheme.

And now on benches all are sat, In the cool air to sit and chat, Till Phoebus, dipping in the West, Shall lead the world the way to rest.

III Nocturne Lord Alfred Tennyson (1809-1892): Blow, Bugle, blow

The splendour falls on castle walls And snowy summits old in story: The long [light]1 shakes across the lakes, And the wild cataract leaps in glory: Blow, bugle, blow, set the wild echoes flying, [Blow, bugle;]2 answer, echoes, dying, dying, dying.

O hark, O hear how thin and clear, And thinner, clearer, farther going! O sweet and far from cliff and scar The horns of Elfland faintly blowing! Blow, let us hear the purple glens replying: [Blow, bugle;]2 answer, echoes, dying, dying, dying.

O love, they die in yon rich sky, They faint on hill or field or river: Our echoes roll from soul to soul And grow for ever and for ever. Blow, bugle, blow, set the wild echoes flying, [And]2 answer, echoes, dying, dying, dying.1 Britten: night2 Britten: Bugle, blow

IV Elegy William Blake (1757-1827)

O Rose, thou art sick! The invisible worm That flies in the night, In the howling storm, Has found out thy bed Of crimson joy: And his dark secret love Does thy life destroy.

V Dirge Anoniem (15de eeuw)

This ae nighte, this ae nighte, Every nighte and alle, Fire and fleete and candle-lighte, And Christe receive thy saule.

Serenade voor tenor, hoorn en strijkers, opus 31 (1942).

Benjamin Britten (1913-1976)

Page 13: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

27.

When thou from hence away art past, Every nighte and alle, To Whinnymuir thou com’st at last; And Christe receive thy saule.

If ever thou gav’st hos’n and shoon, Every nighte and alle, Sit thee down and put them on; And Christe receive thy saule.

If hos’n and shoon thou ne’er gav’st nane, Every nighte and alle, The winnies shall prick thee to the bare bane; And Christe receive thy saule.

From Whinnymuir when thou may’st pass, Every nighte and alle, To Brig o’ Dread thou com’st at last; And Christe receive thy saule.

From Brig o’ Dread when thou may’st pass, Every nighte and alle, To Purgatory fire thou com’st at last; And Christe receive thy saule.

If ever thou gav’st meat or drink, Every nighte and alle, The fire shall never make thee shrink; And Christe receive thy saule.

If meat or drink thou ne’er gav’st nane, Every nighte and alle, The fire will burn thee to the bare bane; And Christe receive thy saule.

This ae nighte, this ae nighte, Every nighte and alle, Fire and fleete and candle-lighte, And Christe receive thy saule.

VI Hymn Ben Jonson (1572-1637)

Queen and huntress, chaste and fair, Now the sun is laid to sleep, Seated in thy silver chair, State in wonted manner keep:Hesperus entreats thy light, Goddess excellently bright.

Earth, let not thy envious shade Dare itself to interpose; Cynthia’s shining orb was made Heav’n to clear when day did close;Bless us then with wished sight, Goddess excellently bright.

Lay thy bow of pearl apart, And thy crystal shining quiver; Give unto the flying hart Space to breathe, how short so-ever:Thou that mak’st a day of night, Goddess excellently bright.

VII Sonnet John Keats (1795-1821)

O soft embalmer of the still midnight,Shutting with careful fingers and benign, Our gloom-pleas’d eyes, embower’d from the light,Enshaded in forgetfulness divine: O soothest Sleep! if so it please thee, closeIn midst of this thine hymn my willing eyes, Or wait the “Amen” ere thy poppy throwsAround my bed its lulling charities.Then save me, or the passèd day will shine Upon my pillow, breeding many woes, -Save me from curious Conscience, that still lords Its strength for darkness, burrowing like a mole;Turn the key deftly in the oilèd wards, And seal the hushèd Casket of my Soul.

VIII Epilogue

Page 14: Symfonieorkest Vlaanderen - Pure Strings

Concertmeester.Jo Vercruysse

Eerste violen.Arman SimonianErik SluysNathalie HeppBence AbrahamTim BreckpotPeter HellemondVeerle HoubrakenEva StijnenKarel Ingelaere

Tweede violen.Gudrun VerbanckIsabelle BuyckGeraldine De BaetsIsabelle DecraeneLiesbet JansenMaya ShvartsmanMarcel AndriesiiHadewijch Hofland

Altviolen.Tine JanssensAnnemie VercauterenBruno De SchaepdrijverBieke JacobusKaatje StrauvenKorneel TaeckensSimeon Kirkov

Celli.Herwig CorynIsabelle BrysCaroline SteenWouter VercruysseHélène ViratelleAnn Van Hecke

Contrabassen.Koenraad HofmanJan VerheyeBram DecroixSanne Deprettere

Houtblazers.Frank Coryn. klarinetTom Daans. klarinetKoen Coppé. fagotTamara Smits. fagot

Musici. Pure Strings.

28.