Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

9
14. 17. Dirigent. Fabrice Bollon Solisten. Els Mondelaers. mezzosopraan Romain Bischoff. bariton Antonín Dvorák (1841-1904) The Wild Dove (Holoubek). Symfonisch gedicht voor orkest, B. 198, opus 110 Steven Prengels (°1978) Sisyphe. Creatie voor mezzosopraan, bariton en orkest I Au sommet de la montagne II En descendant : le rêve III En descendant : au cimetière Pauze César Franck (1822-1890) Symfonie in re klein, opus 48 I Lento – Allegro non troppo II Allegretto III Allegro non troppo Programma Belgian Design. foto. Fabrice Bollon

description

In dit programmaboekje vindt u alle info over het concert 'Belgian Design' van het Symfonieorkest Vlaanderen onder leiding van Fabrice Bollon.

Transcript of Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

Page 1: Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

14. 17.

Dirigent. Fabrice Bollon

Solisten. Els Mondelaers. mezzosopraanRomain Bischoff. bariton

Antonín Dvorák (1841-1904)The Wild Dove (Holoubek). Symfonisch gedicht voor orkest, B. 198, opus 110

Steven Prengels (°1978)Sisyphe. Creatie voor mezzosopraan, bariton en orkestI Au sommet de la montagneII En descendant : le rêveIII En descendant : au cimetière

Pauze

César Franck (1822-1890)Symfonie in re klein, opus 48 I Lento – Allegro non troppoII AllegrettoIII Allegro non troppo

Programma

Belgian Design.

foto. Fabrice Bollon

Page 2: Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

18. 19.

Als de componist eenzelfde hoofdthema gebruikt in de verschillende onderdelen van een compo-sitie, spreekt men van het ‘cyclisch principe’. Berlioz was één van de eersten om dat te doen in zijn Symphonie fantastique. Maar de eer van de verfijnde en gediversifieerde uitwerking van het ‘cyclisch prinicipe’ komt toe aan de Belgische componist César Franck. ‘Belgian Design’ is dan ook een passende titel voor dit concert, immers ook Dvorák gaf het ‘cyclisch principe’ een eigen invulling.

Antonin Dvorák. De Houtduif.

In april 1895 keerde Dvorák definitief uit New York terug naar Praag. Het Amerikaanse verhaal was afgelopen met een bittere nasmaak, hoe mooi het ook begonnen was in het najaar van 1892. Hij pleegde contractbreuk met heimwee als hoofdreden en als tweede reden dat de wel-doeners van het conservatorium hun financiële beloften niet meer konden nakomen. In novem-ber hernam hij zijn docentschap aan het Praagse conservatorium.Op de prachtige ‘Amerikaanse’ composities, zo-als de Symfonie ‘Uit de nieuwe wereld’ en het Strijkkwartet nr. 12, ‘Amerikaans’, volgde nu een reeks ‘nationale’ composities, waarvoor hij op-nieuw inspiratie putte uit zijn eigen vaderland. In 1896 componeerde Dvorák vier symfonische gedichten (opus 107-110), geïnspireerd door Tsjechische folkloristische ballades van Karol Jaromir Erben uit de bundel De Guirlande: Vod-nik (De Watergeest), Polednice (De middag-heks), Zlaty kolovrat (Het gouden spinnenwiel) en Holoubek (De Houtduif; ook vertaald als ‘Woud-duif’). Dvorák heeft elk verhaal fase voor fase in muziek omgezet, opdat je als luisteraar het literaire gegeven nagenoeg op de voet kan vol-gen. De verhalen zijn gekenmerkt door een ze-

kere wreedheid en eindigen niet per se met een ‘happy end’. De Houtduif staat symbool voor het slechte geweten, de schuld en de wroeging van een vrouw, die hoopt op geluk in de liefde met een andere man en daarom haar echtgenoot vermoordt. Op het einde bezoekt ze het graf van haar man. In de boom op het graf heeft een houtduif een nest gemaakt: het geroep van de houtduif interpreteert zij als de geest van haar overleden man die komt spoken, waardoor ze in paniek raakt en vol wanhoop zelfmoord pleegt. De muziek is opgedeeld in vier scènes, die erg verscheiden en contrastrijk zijn: een treurmars als begrafenismuziek bij de begrafenis van de vergiftigde man, opgewekte muziek bij de ont-moeting met de andere man en vrolijke muziek bij hun huwelijksfeest als tweede scène. In de derde scène krijgt de vrouw schuldgevoel. De eindscène is een epiloog en herneemt de sfeer van de treurmars, als de koerende duif de vrouw herinnert aan haar dode man. De duif is trouwens gedurende de ganse compositie krachtig aanwe-zig, door een terugkerend leidmotief. Dat maakt dat de vier scènes als één cyclus zijn opgevat: een specifieke toepassing van het zogenaamde ‘cyclisch principe’. Wie in detail wil gaan zoe-ken, kan horen dat alle volgende thema’s uit de begrafenismars zijn afgeleid, wat weer typisch is voor het cyclisch principe: het liefdesthema van de weduwe, het thema op trompet van haar nieuwe geliefde, het thema van het bruilofts-feest, de viool solo op het einde.

De stijl van de muziek is zeer herkenbaar. Dvorák schildert elke scène op een muzikaal adequate wijze met meeslepende melodieën, waarbij wel-luidendheid overheerst en spanningselementen, zoals dissonante akkoorden, zuinig en efficiënt worden aangewend. Zijn orkestratie is krachtig en boeiend door de afwisseling en tegelijk ook

Belgian Design.

typisch, persoonlijk en heel eigen voor deze ‘orkestrat’ door het gebruik van de blaasinstru-menten bijvoorbeeld.

César Franck. Symfonie in re klein.

Franck werd geboren in Luik, maar nam later in zijn leven de Franse nationaliteit aan. Als acht-jarige was hij al ingeschreven in het Luikse con-servatorium, waar hij op zijn twaalfde een prijs solfège (notenleer) en een prijs piano behaalde. Een jaar later verhuisde de familie naar Parijs. Ook daar behaalde hij verschillende prijzen aan het conservatorium.Franck combineerde een succesvolle loopbaan als componist, leraar en organist. Vooral als im-provisator op zijn instrument, het orgel, werd hij alom geprezen. Hij was in Parijs organist bij ver-schillende kerken, in de Sainte-Clotilde beschik-te hij over het meest geavanceerde instrument van die tijd: een Cavaillé-Coll orgel met onwaar-schijnlijk veel mogelijkheden. Voor zijn orgelspel liet hij zich ook inspireren door Jaak Nicolaas Lemmens, de stichter van het Lemmensinstituut. Als leraar had Franck een bijzonder grote in-vloed: men sprak van de ‘Franckiaanse School’ omdat veel studenten zijn stijl navolgden, zoals Vincent d’Indy. Tegelijk absorbeerde hij als componist een aan-tal buitenlandse invloeden, vooral de Duitse ro-mantiek inspireerde hem: zelfs vanuit de grote tegenstellingen tussen Wagner en Brahms. Bij Brahms leende hij de duidelijke en klare vorm-geving en de intense verwerking van thematisch materiaal; van Beethoven (via Brahms) nam hij de thematische verwerking op het niveau van het motief over, anders gezegd de ‘motivische arbeid’. Daartegenover staat dat Franck ook door Wagner werd beïnvloed: de oneindig lange melodie, de ‘Unendliche Melodie’, de zware en

dense harmonisatie en orkestratie, de zoekende spanningsvolle passages als modulatie of over-gang van de ene toonaard naar de andere en ui-teraard ook het creëren van spanning door het overdreven gebruik van chromatiek.

Het was zeker door zijn interesse voor de Duitse romantische muziek dat Franck tot het compo-neren van een symfonie kwam. In Frankrijk was dit genre helemaal niet in trek, in Duitsland en Oostenrijk des te meer. Franck schreef dan ook niet meer dan één symfonie. Hij had het feit dat de symfonie ‘problematisch’ was in Frankrijk al omzeild door een soort synthesewerk te com-poneren, waarmee hij veel succes had geoogst enkele jaren eerder, in 1885. Zijn Variations symphoniques voor piano en orkest deden ver-schillende genres met elkaar versmelten: het feit dat er een piano als solist wordt gebruikt is een element van het concerto (wat het Franse publiek erg beviel). Het feit dat hij het werk ‘symphoni-ques’ noemt, verwijst dan weer naar het symfo-nisch gebruik van het orkest, vergelijkbaar met een symfonie. Het gebruik van de ‘variations’ wijst op een eenvoudige vormgeving enerzijds, maar uiteraard is een hoofdthema doorheen een reeks variaties blijvend herkenbaar, wat dan anderzijds een relatie oproept met het cyclisch principe, waar het hoofdthema in verschillende gedaantes verschijnt en eenheid brengt. Dat hij zijn enige symfonie beperkt tot drie delen in plaats van vier moet ook worden gesitueerd in deze Franse ‘a-symfonische’ sfeer: drie delen is per de-finitie ‘korter’ of ‘minder’ dan vier; drie delen in de opeenvolging snel – langzaam – snel is typisch en tegelijk bekend als de structuur van een concerto. Maar Francks middendeel is niet ‘langzaam’, het is een Allegretto met verwijzingen naar het scherzo van de romantische symfonie.

Page 3: Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

20. 21.

Franck componeerde de Symfonie in re klein van 1886 tot 1888. Hij droeg het werk op aan zijn compositieleerling Henri Duparc. De pre-mière vond plaats op 17 februari 1889 in het Parijse conservatorium met als dirigent Jules Garcin. Dat het succes matig was, kan worden verklaard door de Duitse invloeden en door de eerder beschreven onpopulariteit van de symfo-nie als genre in Frankrijk. Bovendien had Camille Saint-Saëns als zeer invloedrijk Frans componist een anti-Duitse sfeer opgeroepen en daarbij de steun kunnen winnen van een officieel ‘orgaan’, de ‘Société Nationale de Musique’. Critici sloten zich graag aan bij de gangbare mode en spaar-den hun pen niet om Francks Symphonie de grond in te boren. Zo schreven ze dat het muziek was zonder gratie of charme, dor en saai, niet beter dan het werk van een doorsnee student compositie.

De bezetting bestaat naast de strijkers en hout-blazers (per twee, uitgebreid met Engelse hoorn en basklarinet) uit een opvallend groot aandeel kopers: vier hoorns, twee cornetten, twee trom-petten, drie trombones en tuba; verder pauken en harp. De uitgebreidheid van dit orkest heeft te maken met de eerder beschreven invloed van Wagner en met het feit dat de koperblazers in de loop van de 19de eeuw het chromatische spel veroverd hadden en ook omwille van hun kracht en grootsheid werden aangewend om de graad van expressie van de romantische muziek te ver-hogen.

Het eerste deel Lento – Allegro non troppo spreekt de verwachting tegen: het gaat niet om een klassieke langzame inleiding gevolgd door een snel tempo, maar om de herhaalde afwis-seling van langzame en snelle passages. De

eenheid onder die verschillende tempi wordt bekomen doordat het thema van het eerste (langzame) gedeelte ook het hoofdthema in de snelle gedeeltes wordt. Wat meer is: datzelfde thema verschijnt in een aangepaste gedaante als hoofdthema in het tweede en derde deel. Franck bedacht zo nieuwe en originele toepassingen van ‘zijn’ eenheid-brengend cyclisch principe. Het tweede deel, Allegretto, blijft in het geheu-gen hangen door het solistisch gebruik van de Engelse hoorn in een melodie die refereert aan de jacht en begeleid wordt door de harp en pizzicati van de strijkers. Aangezien er twee con-trasterende momenten voorkomen, twee trio’s, is dit deel als een verwijzing naar het klassieke scherzo op gevat. De finale, Allegro non troppo, is bijzonder uit-bundig en opgewekt, ongewoon voor wie de ernstige stijl van César Franck kent. De grote coda moet het cyclisch principe bevestigen door het belangrijkste thematische materiaal van de ganse symfonie opnieuw te presenteren, als een grandioze bekroning.

Tekst. Yves Knockaert

Fabrice Bollon. dirigent.

Fabrice Bollon (°1965, Parijs) is een veelzijdige diri-gent die internationaal geprezen wordt in zowel de operawereld als die van de symfonische muziek. Zijn repertoire omvat onder meer minder gekend werk uit de 19de eeuw, in het bijzonder van Franse componisten, zoals de opera Cendrillon van Jules Massenet, Pénélope van Gabriel Fauré of symfo-nieën van Albert Roussel en Joseph Ryelandt.

Fabrice Bollon besteedt heel wat aandacht aan het dirigeren van hedendaagse muziek zoals werken van Emmanuel Nunes en Mauricio Kagel. Na zijn studie directie aan het Mozarteum in Salz-burg bij Nikolaus Harnoncourt en Michael Gielen, debuteerde hij tijdens het Salzburg Festival met de opera Satyricon van Bruno Maderna.

Fabrice Bollon was van 1994 tot 1998 chef-dirigent van het Symfonieorkest Vlaanderen. Hij ondernam met dit orkest heel wat tournees en nam verschil-lende cd’s op. Daarna bekleedde hij de functie van Generalmusikdirektor aan de Opera van Chemnitz in Duitsland van 1998 tot 2003. Gastdirecties brachten hem naar de opera van Tel Aviv, Krakow, Lucerne, Amsterdam en ook naar de Deutsche Staatsoper Berlin. Bovendien dirigeerde hij heel wat beroemde orkesten zoals de SWR Orches-ter Stuttgart, het Deutsches Symphonie Orches-ter Berlin, het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin,

het Residentie Orkest Den Haag, het Orchestre Philharmonique du Luxembourg, het Orchestra Sinfonica Nazionale della Rai en het Orchestre National de Lyon.

In 2002 dirigeerde Bollon de Duitse première van de opera Pénélope van Gabriel Fauré en de we-reldpremière van de opera Labyrinth van Peter von Winter. Voor deze laatste opera had Emanuel Schikaneder het libretto The Magic Flute Part II geschreven dat voor het eerst in 175 jaar werd opgevoerd. Bollon bewerkte de score en voegde er articulatie en dynamische aanwijzingen aan toe voor het orkest.

Fabrice Bollon is momenteel Generalmusikdirektor bij Theater Freiburg waar hij reeds Der Ring des Nibelungen van Wagner dirigeerde alsook diverse concerten met symfonisch orkest.

Bollon is naast dirigent ook een begenadigd com-ponist. Hij schreef onlangs voor de jonge cellist Johannes Moser het Concerto for electric cello and orchestra, alsook een werk voor het Rascher Saxquartett getiteld Aux trois coins de la terre, for saxophonequartett and orchestra.

www.fabricebollon.com

Page 4: Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

21.

Els Mondelaers. mezzosopraan.

De Belgische mezzosopraan Els Mondelaers be-haalde in de klas van Mireille Capelle aan het Gentse Conservatorium de meestergraad Klassieke Zang met grote onderscheiding. Bij Mireille Capelle spe-cialiseerde ze zich ook als soliste in hedendaagse muziek. De inspiratie om zich te bekwamen in zang haalde ze uit haar studie Muziekpedagogie aan het Lemmensinstituut waar ze voor het bekomen van haar meestergraad onder meer het einddiploma harmonie en contrapunt verwierf. Haar fascinatie voor het hedendaagse repertoire liet haar de planken delen met het Prometheus Ensemble, Champ d’Action, het SPECTRA ensem-ble, het HERMESensemble, het Nadar ensemble, het doelen Ensemble, Slagwerk Den Haag, het Asko | Schönberg, het Nieuw Ensemble, het Atlas Ensemble, Aton’&Armide en andere. Ze creëerde werk van onder meer Kris Defoort, Annelies Van Parys, Steven Prengels, Luc Brewaeys, Daan Jans-sens, Rasheed Al-Bougaily en Raphaël Cendo. Daarnaast kruipt ze graag in de huid van andere personages waardoor ze al meerdere malen te zien was in muziektheaterproducties in binnen- en buitenland. Zo speelde ze bij LOD mee in de per-formance Aeon (Daan Janssens/Stef Lernous), de opera House of the Sleeping Beauties (Kris Defoort/Guy Cassiers), Muur (Dominique Pauwels/Inne Go-ris), Les Aveugles (Daan Janssens/Patrick Corillon) en later in dit seizoen in De eenzaamheid van de egel (Raven Ruëll/Dick Van der Harst). Bij Muziektheater Transparant bracht ze het mono-drama The Medium van Maxwell Davies in Barcelona, Mexico-City, Leuven, Maastricht en in Glasgow in aanwezigheid van de componist. Ook vertolkte ze de hoofdrol in An index of memories (Annelies Van Parys/Caroline Petrick) en in Een Oresteia (Annelies Van Parys/Caroline Petrick).

Bij VOCAALLAB, een vocale werkplaats voor eigentijdse muziek, werkte ze mee aan de produc-ties Séraphin (Wolfgang Rihm/Neil Wallace), The Cricket Recovers (Richard Ayres/Pierre Audi) en dit seizoen aan De stilte van Saar (Vanessa Lann/Cilia Hogerzeil). In 2006 werd Els Mondelaers geselecteerd om zich bij de Zwitserse ‘Lucerne Festival Academy Voca-lists’ onder de artistieke leiding van Pierre Boulez te vervoegen. Hier kreeg ze de kans om samen te werken met Pierre Boulez, Daniel Reuss, Sofia Gubaidulina, Matthias Pintscher en het ensemble Intercontemporain. In september 2009 zong ze we-derom mee, ditmaal op uitnodiging van het Festival om Sinfonia van Luciano Berio onder leiding van Pierre Boulez ten gehore te brengen, waarbij de in-studering gebeurde door Ward Swingle. Daarnaast draagt ze ook het lied een warm hart toe. Met de pianisten Getácine Pegorim en Joze-fien Van Parys bracht ze regelmatig liedrecitals, waaronder een recital voor koningin Paola in de Academia Belgica in Rome. Met het vocaalkwar-tet Liederkreis, samengesteld door pianisten Inge Spinette en Jan Michiels, concerteerde ze op het Festival van Vlaanderen en was hiermee meermaals te horen op Klara. Met Daniel Blumenthal bracht ze een lunchconcert voor de Vlaamse Opera rondom het Franse oriëntalisme. Met Mireille Capelle en pianist Johan Bossers bracht ze op Novecento van het Festival van Vlaanderen Vlaams-Brabant een semi-geënsceneerd concert met liederen van Kurt Weill en Hans Eisler op teksten van Bertolt Brecht. Momenteel werkt ze met de pianiste Veerle Peeters aan de liedcyclus Songs from five scoop hut van de Antwerpse componist Luc De Winter.

elsmondelaers.wordpress.com

foto. Els Mondelaers © Koen Broos

ˇ ˇ

22.

Page 5: Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

23.24.

Romain Bischoff. bariton.

Bas-bariton én dirigent Romain Bischoff volgde zang, koor- en orkestdirectie in Luik, Den Haag, Parijs en Wenen.Hij begon aan zijn loopbaan als solist bij het vocale en instrumentale ensemble Les Arts Florissants van William Christie dat een uitstekende repu-tatie geniet binnen de wereld van de oude mu-ziek. Sindsdien bouwde hij aan zijn internationale carrière door heel wat klassieke operarollen te vertolken in grote Europese operahuizen. Zo zong hij onder meer de rol van ‘Figaro’ in Mozarts Le Nozze di Figaro, ‘Leporello’ in diens Don Giovanni, ‘Herman Ortel’ in Die Meistersinger von Nürnberg van Wagner en niet te vergeten ‘Christus’ in zowel de Johannes- als Mattheuspassie van Bach.

Bischoff is een veelzijdige zanger. Zijn opera-, oratorium- en concertrepertoire bestaat uit renaissance, barok, klassieke, romantische en hedendaagse muziek. Bischoffs grootste interes-segebied is hedendaagse muziek waarin hij zich specialiseerde en wereldwijd erkend wordt.In hedendaagse opera’s zong hij belangrijke rollen waaronder ‘Kaiser Overall’ in Der Kaiser von Atlan-tis van Viktor Ullmann, ‘Uter Pentagon’ in Merlijn van Willem Pijper en ‘Harašta’ in Het sluwe vosje van Leoš Janáček.

Romain Bischoff is ook oprichter, directeur en artistiek leider van VOCAALLAB, een organisatie die producties maakt die zich op het snijvlak van muziek en theater bevinden waardoor er nieuwe vormen van muziektheater ontstaan. Zijn over-tuiging dat hedendaags muziektheater niet enkel voor insiders bedoeld is, maar vooral thuishoort op een groot podium voor een breed publiek, ligt aan de basis van de oprichting van deze organisatie. Bischoff is door zijn ruime ervaring als opera- zanger, dirigent en maker van producties, de ide-ale sparringpartner voor regisseurs, componisten en dirigenten. In de afgelopen tien jaar groeide de reputatie van VOCAALLAB zo sterk dat heel wat organisaties zoals muziektheater LOD, De Nederlandse Opera, Muziektheater Transparant, Teatro Real Madrid en vele anderen met hen wilden samenwerken.

Als dirigent heeft Romain Bischoff heel wat voor-stellingen achter zijn naam staan zoals The Refu-gee Operas die in 2005 te zien waren in diverse theaters en tijdens het Kameroperafestival Zwol-le. Recent dirigeerde hij de nieuwe opera van de Koreaanse componiste Seung-Ah Oh getiteld Lege Wieg/Boş Beşik. Daarnaast dirigeerde hij tijdens verschillende edities van de Internationale Gaude-amus Muziekweek in Utrecht, een internationaal festival voor jonge componisten en nieuwe muziek, ruim twintig premières van ensemblewerken.

www.romainbischoff.com

foto. Romain Bischoff

Page 6: Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

27.

Concertmeester.Jo Vercruysse

Eerste violen.Arman SimonianErik SluysNathalie HeppBence AbrahamHilde CoppietersVeerle HoubrakenEva StijnenAnnerien StukerMarcel Andriesii

Tweede violen.Gudrun VerbanckIsabelle BuyckGeraldine De BaetsTim BreckpotIsabelle DecraeneLiesbet JansenMaya ShvartsmanDirk Van den Hauwe

Altviolen.Kris HellemansAnnemie VercauterenLieve DreelinckBieke JacobusBruno De SchaepdrijverKaatje StrauvenKorneel Taeckens

Celli.Renaat AckaertJan Van KelstIsabelle BrysCaroline SteenWouter VercruysseHélène Viratelle

Contrabassen.Koenraad HofmanJan VerheyeBram DecroixSanne Deprettere

Houtblazers.Caroline Peeters. fluitVeerle Secember. fluit. piccoloKorneel Alsteens. hoboCarola Dieraert. hobo. althoboEllen Donovan. hoboFrank Coryn. klarinetTom Daans. klarinetKoen Coppé. fagotTamara Smits. fagot.

Koperblazers.Pieter Hunfeld. hoornBruno Melckebeke. hoornSimon Haspeslagh. hoornFrank Clarysse. hoornSteven Bossuyt. trompetBart Coppé. trompetMieke De Meyer. trompetDanny Aerden. trompetBob Van Der Strieckt. tromboneLode Smeets. tromboneKonstantin Koev. bastromboneRies Schellekens. tuba

Slagwerk.Barry Jurjus. paukenWim De Vlaminck. percussieBart Swimberghe. percussieIris Verbeeck. percussie

Anouk Sturtewagen. harp

Musici. Belgian Design.

foto. Jan Verheye © Simon van Boxtel26.

Page 7: Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

28.

Je nieuwe werk heet Sisyphe, naar een held uit de Griekse mythologie. Vanwaar deze keuze?Steven Prengels: “Het is de Franse schrijver en denker Albert Camus (1913-1960) die me bij Sisyp-hus bracht. Enkele jaren geleden las ik L’Étranger en even later La Peste. Gefascineerd door zijn stijl, zijn personages en zijn radicale kijk op het leven kocht ik al snel zijn complete oeuvre. Zo kwam ik terecht bij Le Mythe de Sisyphe.”

Sisyphus is een Griekse held die veroordeeld werd door de goden om een rotsblok telkens weer naar de top van een berg te duwen.Prengels: “Inderdaad, een zinloze en hopeloze ar-beid. En het is net de zinloosheid van deze straf die Camus aanhaalt als symbool voor de zinloosheid van het leven. Telkens weer ziet Sisyphus zijn rots in de diepte storten. Camus schrijft hierover: ‘Het is op deze terugweg, tijdens deze pauze, dat Sisy- phus mij interesseert. (…) Telkens hij de top verlaat en langzaam afdaalt, staat hij boven zijn noodlot.’”

Sisyphus tijdens zijn tocht naar beneden dus, en niet naar boven zoals in het oorspronkelijke verhaal? Prengels: “Nee, ik had al snel een compleet verhaal in gedachten met Sisyphus als hoofdpersonage die tijdens een lange, surreële tocht naar beneden an-dere personages tegenkomt. Zo ontstaat er vanzelf ruimte voor ontmoetingen en gesprekken. Ik weet niet meer precies hoe ik op dit idee kwam... Weet je, bij alles wat ik lees sluimert ergens achteraan in

mijn hoofd de vraag of er een opera van te maken valt. Meestal wordt het uiteindelijk niets, maar hier was er een ‘klik’, en dus begon ik vrijwel meteen een soort libretto te schrijven.”

Sisyphus als opera dus? Prengels: “Ja, en toen ik de vraag kreeg van het Symfonieorkest Vlaanderen om een orkestwerk te schrijven, heb ik hen voorgesteld een soort orkest-versie te maken van Sisyphus. Of beter gezegd: een grote voorstudie voor twee zangers en orkest van drie passages uit het verhaal. Ik heb het gevoel dat de versie die ik voor het Symfonieorkest schreef een beetje het midden houdt tussen orkestliederen en een concertante versie van de opera.” Dus ook in de versie die we hier horen, kunnen we het verhaal volgen?Prengels: “Zeker. De mezzosopraan, die hier twee verschillende rollen zingt, treedt ook naar voren als verteller. Tussen de drie delen in legt zij kort de handeling uit, net om ervoor te zorgen dat het verhaal min of meer duidelijk blijft. De bariton zingt enkel de rol van Sisyphus, die steeds aanwezig is, maar eigenlijk meer als een toeschouwer die de handeling volgt, dan als een personage die ingrijpt in het gebeuren.”

Kan je wat meer vertellen over de inhoud van het verhaal?Prengels: “Laat me beginnen met wat uit te leggen

Interview met Steven Prengels. componist.Steven Prengels studeerde in 2009 cum laude af aan het Conservatorium van Amsterdam in de klas van Wim Henderickx. Zijn werk is niet onder één noemer te plaatsen: van componeren voor groot orkest, muziektheater, dans, kamermuziek, kortfilm tot soundscapes maken en schilderen. Een derde samenwer-king met choreograaf Alain Platel staat op til en momenteel schrijft hij een stuk voor basbariton Dietrich Henschel. In opdracht van het Symfonieorkest Vlaanderen componeerde Steven Prengels ‘Sisyphe’ voor bariton, mezzosopraan en orkest. Met Sisyphe heeft Prengels het over een mythologische held, de Franse schrijver Albert Camus en over de ‘absurde mens’, die zijn lot zelf in handen heeft.

wie Sisyphus juist tegenkomt tijdens zijn afdaling. De personages die hij ontmoet zijn namelijk alle-maal afgeleiden van figuren uit andere romans van Albert Camus. Ik zeg bewust ‘afgeleiden’, want het gaat hier uiteraard niet om dezelfde personages. Deze werkwijze gaf me de kans om mijn eigen ver-sie van het verhaal van Sisyphus te linken aan het andere werk van Camus, en niet enkel over Sisy- phus te schrijven.

Het verhaal begint vlak nadat de steen naar bene-den is gerold. Sisyphus staat alleen bovenop de berg, starend in de verte. Hij ziet nog net de zee, wat trouwens een steeds terugkerend symbool voor vrijheid en hoop is in het werk van Camus. Dan begint hij aan zijn afdaling. Je moet het zo bekij-ken: tijdens zijn afdaling staat Sisyphus boven zijn straf. Hij denkt na, want daar heeft hij nu tijd voor, en is zich bewust van zijn lot. Sisyphus wordt op die manier symbool voor de absurde mens die zich bewust is van de zinloosheid van het leven. Dat zou triestig kunnen zijn maar dat is het niet: dankzij dat bewustzijn neemt hij net zijn lot zelf in handen.

In het tweede deel ontmoet Sisyphus een vrouw in de woestijn. Ze vertelt hem over een droom die ze had, of beter: een nachtmerrie. Deze vrouw verwijst naar het hoofdpersonage uit een kort boek van Camus, La Femme Adultère. Het personage trof me erg, door haar eenzaamheid, haar droefheid en zelfopoffering. Op het einde van het boek staat ze alleen in de nachtelijke woestijn, waarna ze terug in bed kruipt bij haar echtgenoot. Mijn versie zou je dus kunnen zien als een extra tussengevoegde scène in het oorspronkelijke verhaal van Camus, een scène waarin ze een zonderlinge vreemdeling tegenkomt – Sisyphus – aan wie ze haar verhaal even kwijt kan. Alhoewel, ze vertelt dan wel haar droom, het verdriet en de leegte die ze voelt, blijven onuitgesproken.

In het tweede deel is er dus nog geen dialoog, die vindt pas plaats in het derde deel. Dan pas hoor je voor het eerst beide zangers samen.

Tijdens zijn verdere afdaling kruist Sisyphus een kerkhof. Je moet je hier de grote indrukwekkende militaire begraafplaatsen voorstellen zoals we die kennen in West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk. De scène verwijst naar een aangrijpende passage uit Camus’ laatste (onvoltooide) boek: Le Premier Homme. Hierin bezoekt een man het graf van zijn gesneuvelde vader die hij nooit gekend heeft. De man, zelf in zijn veertiger jaren, is erg getroffen door de data die op de grafsteen vermeld staan: hij be-denkt dat zijn vader 24 was toen hij stierf. Het is net deze omkering van getallen, de zoon als veertiger, de dode vader van 24, die hem zo treffen. In mijn stuk wordt de man op de begraafplaats een vrouw omdat ik maar twee zangers heb. Terug een rol dus voor de mezzosopraan die al het tweede deel zong én de rol van verteller op zich nam.”

Sisyphus bovenop een berg, vervolgens in de woestijn, dan op een begraafplaats?Prengels: “Inderdaad. Een vrij surreële situatie dus, waardoor je je misschien als toeschouwer – of luis-teraar – zou kunnen afvragen of dit alles wel echt gebeurt, of dat het zich bijvoorbeeld enkel in het hoofd van Sisyphus afspeelt.”

Wat voor iemand moet ik me voorstellen bij Sisyphus? Prengels: “Hij is ongetwijfeld zeer koppig. Hij is overtuigd van zijn idee en staat er niet voor open om dat idee aan te passen. Ik betwijfel of Sisy- phus wel dié held is ... Misschien is hij evengoed een antiheld, ik stel me voor dat hij erg kwetsbaar moet zijn door zo overtuigd te zijn van zijn eigen gelijk. Dat overtuigd zijn is dus tegelijkertijd zijn zwakte en sterkte, en ik denk dat iedereen zich-zelf wat kan herkennen in zo’n Sisyphus. Och ja,

29.

Page 8: Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

30. 31.

misschien is dit stuk wel een beetje een zelfportret, of toch een soort van uitvergroting van een aspect van mezelf.”

Hoe ben je muzikaal aan de slag gegaan?Prengels: “Wel, ik wilde voor dit stuk echt eens wat meer op mijn intuïtie vertrouwen in plaats van alles uit te denken, wat ik meestal doe. De tekstuele inhoud vond ik al heftig genoeg en dus had ik geen zin om het verhaal muzikaal nog eens extra te belasten. Ik wilde me bij het schrijven vooral ook amuseren. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er niets achter de noten zit, integendeel. Zo verwijzen verschillende akkoorden subtiel naar composities van Olivier Messiaen (1908-1992). Ze zijn heel specifiek ge-kozen: zo is een akkoord dat telkens terugkomt in Sisyphe, een akkoord dat Messiaen zelf omschrijft als ‘le combat de la vie et de la mort’. Ergens an-ders duikt een motief op uit Messiaens Prière du Christ montant vers son Père.”

Messiaen was een zeer gelovig componist. Plaats je hem daarom bewust naast jouw Sisyphus?Prengels: “Ja, het vormt natuurlijk een contrast ... maar ik bedoel het zeker niet cynisch of zo. Eerder als blijk van groot respect.”

Els Mondelaers en Romain Bischoff nemen de zang- rollen voor hun rekening. Een mezzosopraan en een bariton.Prengels: “Klopt. Opnieuw omwille van intuïtieve redenen. Een sopraan zou me te dramatisch klin-ken, denk ik. Ik voelde sowieso meer voor een

diepere, warmere kleur. Ik ken Els natuurlijk ook al een tijdje en ze heeft al eerder werk van me uitge-voerd. Ik weet dus hoe ze zingt en vooral ook hoe haar verschijning werkt op een podium, dat inspi-reerde me enorm tijdens het schrijven. Els sugge-reerde Romain om de mannelijke rol te zingen. Na-dat Romain en ik elkaar ontmoet hadden, was het me snel duidelijk dat hij de juiste keuze was voor deze rol. Hij vertelde me dat hij zich helemaal kon vinden in de figuur van Sisyphus en dat hij ook het opzet van het werk erg waardeerde.”

Is het niet erg spannend je werk voor het eerst te horen?Prengels: “Erg spannend! Je werkt maanden, zelfs jaren aan zo’n partituur waarna je het dan plots effectief te horen krijgt ... Zestig man orkest, dirigent en solisten om het uit te voeren ... Dat zijn extreme momenten natuurlijk. Tijd om grote verbeteringen aan te brengen is er dan ook niet meer, dus hoop je dat alles klinkt zoals je het je voorgesteld had.”

Hou je tijdens het componeren rekening met de reactie van het publiek?Prengels: “Absoluut. Nu meer dan vroeger. Weet je, het is misschien een cliché, maar wel een feit: veel mensen zijn niet echt enthousiast wanneer he-dendaagse muziek op het programma staat. Hoe moeilijk is het niet om een publiek te ontroeren zo-als bijvoorbeeld Schubert dat kon. Het is alsof het niet meer toegelaten is om mensen te raken. Ook mijn eigen werken schieten op dat vlak dikwijls te-kort, vind ik. Het is iets waar ik de laatste tijd meer en meer over nadenk… Een thema als Sisyphus is nu ook niet de meest makkelijke materie, maar het gaat wel over actuele en herkenbare thema’s. Ik hoop dus dat het bij velen toch wel ergens een snaar kan raken.”

Interview. Hanneleen De Seranno

Meer info over Steven Prengels: www.stevenprengels.be

De goden hadden Sisyphus ertoe veroordeeld keer op keer een rotsblok omhoog te moeten torsen naar de top van een berg. Eenmaal aangekomen ziet hij de steen in minder dan geen tijd terug in de diepte storten, vanwaar hij hem weer naar de top moet duwen. Voor de Franse schrijver en Nobelprijswinnaar Albert Camus belichaamt deze Sisyphus de ultieme, absurde mens, die zich geconfronteerd weet met de zinloosheid van het bestaan, maar die er tegelijkertijd in slaagt boven zijn noodlot uit te stijgen. Dat laatste doet Sisyphus tijdens zijn afdalingen, wanneer hij beseft dat deze ogenblikken van verademing even zeker terugkeren als zijn beproevingen. In Steven Prengels’ nieuwe werk voor bariton, mezzo en orkest – een voorstudie voor een opera over Camus’ Sisyphus – volgen we deze tragische held tijdens één van zijn opmerkelijke tochten naar de voet van de berg.

1. Au sommet de la montagne

NARRATRICE En haut de la montagne se tient Sisyphe. Con-damné par les dieux à remonter sans cesse un rocher que s’écrase inéluctablement dans le ravin, il s’apprête à redescendre vers son supplice. En bas, dans le lointain, il aperçoit la mer.

SISYPHELa mer éclatante ...Sourires de la terre ...O joie silencieuse ...

Pleine de lune et de velours.Souple et lisse comme une bête.La mer, elle siffle doucement ...

2. En descendant (1) : le rêve

NARRATRICESisyphe entame sa descente vers la plaine. Sa route est longue et fatigante. Au crépuscule, il aperçoit soudain la silhouette d’une femme. Que fait-elle là, en chemise de nuit ?, lui demande Sisyphe. Elle faisait un rêve, qu’elle ne tarde pas à raconter à Sisyphe.

UNE FEMMEJe rêvais à l’instant.C’est bizarre, je ne rêve presque jamais.Je ne me rappelle pas où j’étais.Mais ce n’était pas ici.

1. Bovenop de berg

VERTELLERBovenop de berg staat Sisyphus. Veroordeeld door de goden om zonder ophouden een steen naar boven te duwen die onvermijdelijk in de ravijn stort, staat hij op het punt om opnieuw af te dalen naar zijn beproeving. Beneden in de verte ziet hij de zee.

SISYPHUSDe glanzende zee ...De glimlach van de aarde ...O stille vreugde ...

Vol van maneschijn en fluweel.Zacht en glad als een beest.De zee fluit zacht ...

2. Tijdens de afdaling (1): de droom

VERTELLERSisyphus begint zijn afdaling naar de vlakte. Zijn weg is lang en vermoeiend. In de schemering ziet hij plots het silhouet van een vrouw. Wat doet ze hier, in haar nachtkleed?, vraagt Sisyphus zich af. Zij had een droom. Ze aarzelt niet om deze aan Sisyphus te vertellen.

EEN VROUWIk droomde daarnet.Het is raar, ik droom bijna nooit.Ik herinner me niet meer waar ik was.Maar het was niet hier.

Page 9: Symfonieorkest Vlaanderen - Belgian Design (programmatoelichting)

32. 33.

SISYPHECette tombe ... Qui est-ce ?

UNE FEMMEMon père ...

Ce n’est rien.Il y a longtemps.Je n’avais pas un an quand il est mort.Alors, tu comprends.

Il n’avait même pas trente ans.Plus jeune que sa propre fille.

Là ... et là ...Des enfants, injustement assassinés…Que des garçons ... pères d’hommes grisonnants.

Tu sais, étranger :Ceux que Dieu a vraiment aimés,Ils ont tous dû souffrir dans le monde.N’est-ce pas ?

SISYPHEVoyez-vous les nuages dans le ciel ?Ils portent la senteur salée de la mer.La sentez-vous ?

Ils glissent au-dessus de nos têtes.Majestueux, mais oublieux de nous tous ...

UNE FEMMETe ne restes pas ?

SISYPHENon.Il faut que je poursuive.En bas il y a de l’ouvrage qui m’attend.

Vous-même, ne restez pas trop longtemps ici.La nuit sera froide.Et ces habits ne vous protègent pas des vents.

(il s’en va)

UNE FEMMEDieu te bénisse, étranger !

C’était une nuit blanche.Partout il y avait du sable.Mais bien plus doux que celui-ci.Je le sentais entre mes orteils.Il chatouillait.

Je voyais des palmiers.Malgré le noir, je voyais des palmiersQui susurraient doucement dans le vent.Le vert du feuillage avait noirci.Et des étoiles.Tant d’étoiles.Je tournais et tournais ...Et partout où je regardais, je voyais des étoiles.Le silence était complet.

Mais cela ne durerait pas ...Soudain, au loin,Un nuage de poussière s’est avancé vers moi.J’étais comme clouée sur place.Alors seulement j’ai aperçu la bête,Ce taureau, fonçant sur moi,Furieux, mais dans un silence lugubre.

La peur me paralysait.J’ai jeté les mains devant mes yeuxEt je me suis écroulée.

Alors je me suis réveillée en sursaut.Au loin, des chiens hurlaient à tue-tête ...

3. En descendant (2) : au cimetière

NARRATRICESisyphe quitte la femme et continue son chemin. La nuit commence à tomber. Son parcours le con-duit vers les morts d’une grande guerre. Au bord du cimetière, une autre femme. Assise à la tombe blanche du père qu’elle n’a jamais connu, elle remarque Sisyphe et se met à lui parler.

UNE (AUTRE) FEMMED’où ce visage crispé ?Ces mains pleines de terre ?Tu me parais épuisé, mon ami.Viens et reposes-toi dans le vert.Bientôt il fera nuit.

Het was een slapeloze nacht.Overal was er zand.Maar zachter dan dat hier.Ik voelde het tussen mijn tenen.Het kietelde.

Ik zag palmbomen.Ondanks de duisternis, zag ik palmbomendie zachtjes fluisterden in de wind.Het groen van de bladeren was zwart geworden.En sterren.Zoveel sterren.Ik draaide en draaide ...En overal waar ik keek, zag ik sterren.De stilte was compleet.

Maar het duurde niet lang ...Plotseling, in de verte, Een wolk van stof kwam naar me toe.Ik stond precies aan de grond genageld.Pas toen zag ik het beest,Die stier, stormt op me af,Furieus, maar in een lugubere stilte.

Schrik verlamde me.Ik hield mijn handen voor mijn ogen.En ik ben ingestort.

Toen werd ik met een schok wakker.In de verte, huilden honden luid ...

3. Tijdens de afdaling: op het kerkhof

VERTELLERSisyphus verlaat de vrouw en vervolgt zijn weg. De nacht begint te vallen. Zijn reis leidt hem naar de doden van een grote oorlog. Aan de rand van het kerkhof, ziet hij een andere vrouw. Zittend op het witte graf van haar vader die ze nooit gekend heeft, merkt ze Sisyphus op en begint met hem te praten.

EEN (ANDERE) VROUWWaarom zo’n verwrongen gezicht?Je handen vol aarde?Je lijkt uitgeput, mijn vriend.Kom en rust wat uit in het groen.Weldra zal het donker zijn.

SISYPHUSDit graf ... Van wie?

EEN VROUWMijn vader ...

Het is niet erg.Het gebeurde lang geleden.Ik was niet eens een jaar oud toen hij stierf.Vandaar, je begrijpt het wel.

Hij was niet eens dertig jaar.Jonger dan zijn eigen dochter.

Daar ... en daar ...Kinderen, onterecht vermoord…Alleen maar jongens ... vaders van grijs wordende mannen.Je begrijpt het wel, vreemdeling:Diegenen die God werkelijk heeft liefgehad,Zij hebben allemaal moeten lijden in de wereld.Is het niet ?

SISYPHUSZiet u de wolken aan de hemel?Ze dragen de geur van het zout van de zee.Ruikt u dat?

Ze glijden boven onze hoofden.Majestueus, maar zich niet bewust van ons allemaal ...

EEN VROUWBlijf je niet?

SISYPHUS Nee.Ik moet doorgaan.Aan de voet van de berg staat er werk op me te wachten.Ook u, blijf hier niet te lang.De nacht zal koud zijn.En deze kledij beschermt u niet tegen de wind.

(hij gaat weg)

EEN VROUWGod zegene u, vreemdeling!