St.VvdGH beroepschrift Karting Eefde 13 oktober 2012

7
Bijlage 3 Beroepschrift van het bestuur van de Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide betreffende het besluit van B&W van Lochem 2011-014344 d.d. 4 september 2012 om de omgevingsvergunning van Karting Eefde (milieuvergunning MPM14361/2008-009402) op een aantal punten te wijzigen. De achtergrond Voor een goed begrip van de zaak beschrijven wij hier in kort bestek de achtergrond. Karting Eefde (hierna genoemd “KE”) maakte tot juni 2010 gebruik van een Hinderwetvergunning (uit 1982) van de gemeente Gorssel. De inrichting geldt als ‘industrieterrein’ met geluidszonering. In die Hinderwetvergunning werd onderscheid gemaakt tussen ‘huurkarts’ en ‘wedstrijdkarts’. Met de wedstrijdkarts (ook wel genaamd ‘vrije’ karts, van de ‘eigen rijders’ ) mocht elke zaterdagmiddag getraind worden. Er waren vijf wedstrijdweekends per jaar vergund. Aan zowel de huurkarts als aan de wedstrijdkarts waren beperkingen verbonden (‘middelvoorschriften’, zoals snelheid, geluidsbronvermogen enz.). In die periode was er slechts een enkele keer sprake van geluidsoverlast. Er werd alleen met 4-takt karts gereden. In 2008 vroeg KE een ‘meer flexibele vergunning’ aan: niet langer ‘middelvoorschriften’ maar uitsluitend ‘doelvoorschriften’, om “daarmee in te spelen op de toenemende behoefte naar een intensievere .. bedrijfsvoering van de inrichting”. In juni 2010 werd die vergunning (MPM14361/2008-009402) van kracht, die in zoverre afweek van de vorige (Hinderwet-)vergunning dat er geen verschil meer was tussen ‘huurkarts’ en ‘wedstrijdkarts’. Zolang de karts voldeden aan de geluidsvoorschriften, te weten het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau L Ar,LT (voorschrift 2.1 en 2.2) en het maximale geluidsniveau L Amax (voorschrift 2.3) waren ze toegestaan. Ook mocht er met 2-takt karts gereden worden. Met een later toegevoegd geluidsmonitorings- en registratiesysteem (MPM18195) zou KE volgens de provincie Gelderland in staat moeten zijn die geluidsvoorschriften te beheren met behulp van een zogenaamde signaleringswaarde. Zolang die signaleringswaarde niet overschreden werd zou voldaan worden aan de voorschriften. Echter, verzuimd werd de precieze hoogte van die waarde vast te leggen. Vanaf het moment dat de nieuwe vergunning van kracht werd, nam het aantal overlastmeldingen bij het provinciaal milieuklachtenbureau schrikbarend toe: meer dan een verdubbeling dan het jaar er voor! (zie de evaluatie van de Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide, productie 1). Uit een door GS in april 2011 uitgevoerde geluidsmeting (rapport GLU-11-12) bleek dat het maximale geluidsniveau L Amax regelmatig overschreden werd. Een correlatie met de geluidsoverlast ligt voor de hand. GS hebben toen geen actie ondernomen. Tegenover de indieners van de klachten werd steeds gezegd dat KE zich aan de voorschriften hield. Eerst in juni 2011 (dus een jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe vergunning) werd de signaleringswaarde L Amax (S) door GS vastgelegd op 91 dB(A), op basis van de resultaten van de hierbovengenoemde geluidsmetingen. In oktober/november 2011 hebben GS opnieuw metingen verricht bij KE (rapport GLU-11-23). Toen werden in drie weken ruim 300 overschrijdingen van de L Amax (S) geconstateerd, tot zelfs +10 dB. KE werd vervolgens gesommeerd om de tot dan toe door KE gehanteerde (illegale) signaleringswaarde terug te brengen van 98 dB(A) naar 91 dB(A). Dat werd eerst begin 2012 geëffectueerd. Omdat deze maatregel in concreto betekende dat de karts die deze overschrijdingen veroorzaakten van de baan geweerd zouden moeten worden (wat volgens KE een beperking van de bedrijfvoering zou inhouden) diende KE in oktober 2011 een aanvraag in voor wijziging van de bestaande vergunning. Die wijziging had als doel een verruiming van de L Amax en daardoor een verhoging van de signaleringswaarde L Amax(s) te verkrijgen om zodoende met karts te kunnen rijden die een hogere geluidspiekwaarde veroorzaken. Daarbij voerde men verschillende motieven aan (zie hieronder). Die aanvraag resulteerde in de bestreden vergunning.

description

Beroepschrift ingediend bij de rechtbank Zutphen tegen besluit van de gemeente Lochem om een hogere maximum geluidsbelasting toe te staan tijdens het karten

Transcript of St.VvdGH beroepschrift Karting Eefde 13 oktober 2012

Bijlage 3 Beroepschrift van het bestuur van de Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide betreffende het besluit van B&W van Lochem 2011-014344 d.d. 4 september 2012 om de omgevingsvergunning van Karting Eefde (milieuvergunning MPM14361/2008-009402) op een aantal punten te wijzigen. De achtergrond Voor een goed begrip van de zaak beschrijven wij hier in kort bestek de achtergrond. Karting Eefde (hierna genoemd “KE”) maakte tot juni 2010 gebruik van een Hinderwetvergunning (uit 1982) van de gemeente Gorssel. De inrichting geldt als ‘industrieterrein’ met geluidszonering. In die Hinderwetvergunning werd onderscheid gemaakt tussen ‘huurkarts’ en ‘wedstrijdkarts’. Met de wedstrijdkarts (ook wel genaamd ‘vrije’ karts, van de ‘eigen rijders’ ) mocht elke zaterdagmiddag getraind worden. Er waren vijf wedstrijdweekends per jaar vergund. Aan zowel de huurkarts als aan de wedstrijdkarts waren beperkingen verbonden (‘middelvoorschriften’, zoals snelheid, geluidsbronvermogen enz.). In die periode was er slechts een enkele keer sprake van geluidsoverlast. Er werd alleen met 4-takt karts gereden. In 2008 vroeg KE een ‘meer flexibele vergunning’ aan: niet langer ‘middelvoorschriften’ maar uitsluitend ‘doelvoorschriften’, om “daarmee in te spelen op de toenemende behoefte naar een intensievere .. bedrijfsvoering van de inrichting”. In juni 2010 werd die vergunning (MPM14361/2008-009402) van kracht, die in zoverre afweek van de vorige (Hinderwet-)vergunning dat er geen verschil meer was tussen ‘huurkarts’ en ‘wedstrijdkarts’. Zolang de karts voldeden aan de geluidsvoorschriften, te weten het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT (voorschrift 2.1 en 2.2) en het maximale geluidsniveau LAmax (voorschrift 2.3) waren ze toegestaan. Ook mocht er met 2-takt karts gereden worden. Met een later toegevoegd geluidsmonitorings- en registratiesysteem (MPM18195) zou KE volgens de provincie Gelderland in staat moeten zijn die geluidsvoorschriften te beheren met behulp van een zogenaamde signaleringswaarde. Zolang die signaleringswaarde niet overschreden werd zou voldaan worden aan de voorschriften. Echter, verzuimd werd de precieze hoogte van die waarde vast te leggen. Vanaf het moment dat de nieuwe vergunning van kracht werd, nam het aantal overlastmeldingen bij het provinciaal milieuklachtenbureau schrikbarend toe: meer dan een verdubbeling dan het jaar er voor! (zie de evaluatie van de Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide, productie 1). Uit een door GS in april 2011 uitgevoerde geluidsmeting (rapport GLU-11-12) bleek dat het maximale geluidsniveau LAmax regelmatig overschreden werd. Een correlatie met de geluidsoverlast ligt voor de hand. GS hebben toen geen actie ondernomen. Tegenover de indieners van de klachten werd steeds gezegd dat KE zich aan de voorschriften hield. Eerst in juni 2011 (dus een jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe vergunning) werd de signaleringswaarde LAmax (S) door GS vastgelegd op 91 dB(A), op basis van de resultaten van de hierbovengenoemde geluidsmetingen. In oktober/november 2011 hebben GS opnieuw metingen verricht bij KE (rapport GLU-11-23). Toen werden in drie weken ruim 300 overschrijdingen van de LAmax (S) geconstateerd, tot zelfs +10 dB. KE werd vervolgens gesommeerd om de tot dan toe door KE gehanteerde (illegale) signaleringswaarde terug te brengen van 98 dB(A) naar 91 dB(A). Dat werd eerst begin 2012 geëffectueerd. Omdat deze maatregel in concreto betekende dat de karts die deze overschrijdingen veroorzaakten van de baan geweerd zouden moeten worden (wat volgens KE een beperking van de bedrijfvoering zou inhouden) diende KE in oktober 2011 een aanvraag in voor wijziging van de bestaande vergunning. Die wijziging had als doel een verruiming van de LAmax en daardoor een verhoging van de signaleringswaarde LAmax(s) te verkrijgen om zodoende met karts te kunnen rijden die een hogere geluidspiekwaarde veroorzaken. Daarbij voerde men verschillende motieven aan (zie hieronder). Die aanvraag resulteerde in de bestreden vergunning.

2

Beroepsgronden Het besluit van B&W van Lochem 2011-014344 d.d. 4 september 2012 (hierna genoemd “Besluit”), zie Bijlage 1, is om de navolgende redenen in strijd met:

- de Wet milieubeheer (hierna genoemd “Wm”), - de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van het ministerie VROM, oktober 1998

(hierna genoemd “Handreiking”), - de nota “Geluid in Lochem” van maart 2007, vastgesteld door B&W van Lochem op 24 april

2007 (“Geluidnota Lochem”), - de Algemene Wet bestuursrecht (“Awb”), - de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (“Wabo”), - de Flora- en faunawet en - het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4).

1. In de bij het Besluit gevoegde ‘Verklaring van Geen Bedenkingen’ van Gedeputeerde Staten van Gelderland (hierna genoemd “GS”) d.d. 31 juli 2012 wordt op bladzijde 25 (productie 2) onder het hoofd Toetsingskader gezegd dat de aanvraag tot het wijzigen van de vigerende vergunning het herstellen van enkele onduidelijkheden behelst:

“De maximale geluidniveaus uit de milieuvergunning zijn gebaseerd op de vaststelling in de akoestische rapportage behorende bij de aanvraag dat de maximale geluidniveaus gelijk zijn aan de waarden uit tabel 4 en 6 (langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus) vermeerderd met 10 dB. Naar nu blijkt is dat niet correct”

GS vervolgen: “Bij de bepaling van de maximale geluidniveaus LAmax in de vergunning moet namelijk worden uitgegaan van het gestandaardiseerde immissieniveau Li vermeerderd met 10 dB en niet van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT vermeerderd met 10 dB.“

Deze stelling wordt niet onderbouwd. Royal Haskoning (gemachtigd door Karting Eefde) heeft met brief van 13 februari 2012 nieuwe maximale geluidsniveaus aangeleverd (productie 3) op basis van berekende Li -waarden vermeerderd met 10 dB(A), met daarbij de kanttekening dat de nieuw toegestane maximale geluidsniveaus de grenswaarden uit de Handreiking niet overschrijden. Die waarden zijn in de nieuwe vergunning opgenomen.

3

a. In de brief van 22 december 2011 (de definitieve vergunningaanvraag, productie 4) zegt Royal Haskoning (hierna genoemd “RH”) eerst dat de aanvraag het herstellen van onduidelijkheden betreft, maar daarna (op bladzijde 2) volgt iets totaal anders, namelijk dat er meerdere dB's verloren zouden zijn gegaan die volgens de geluidrapportage d.d. 25 maart 2008 c.q. de vergunningaanvraag ‘op basis van de aangevraagde bedrijfsvoering’ wel nodig zouden zijn! En vervolgens: "Het rijden met klassen A, B en C karts zijn namelijk vergunde activiteiten", "Ook de luidere karts … zijn vergund", "De marge van 10 dB is dan ook voor de laatstgenoemde karts benodigd".

De aanvrager is van mening dat het voorschrift 2.3 van de vigerende vergunning niet aansluit bij de oorspronkelijke vergunningaanvraag en de vergunde activiteiten binnen de inrichting KE en derhalve wil men het maximale geluidsniveau LAmax met 5 dB(A) verhogen.

RH gaat daarbij uit van een verkeerde premisse: in de vigerende vergunning zijn uitdrukkelijk alleen de maximale geluidsniveaus vastgelegd en niet het rijden met bepaalde karts.

De initiatiefnemer heeft er indertijd bewust voor gekozen om in de vergunning alleen doelvoorschriften (met name geluidsniveaus) op te nemen en geen middelvoorschriften (bepaalde types karts, geluidsbronvermogen, maximum snelheden enz.) zoals in de oude Hinderwetvergunning. De in de oorspronkelijke aanvraag 2008 genoemde A, B en C-karts dienden alleen om met behulp van rekenvoorbeelden aan te tonen dat die in een hypothetische situatie voldoen aan de vastgelegde geluidsnormen. Als zodanig zijn die karts nooit vergund.

Wij citeren uit de Beschikking d.d. 25 januari 2010 NR. 2009-015343/MPM18195 van GS van Gelderland:

"Bij het stellen van voorschriften beperken wij ons, conform de systematiek van de Wet milieubeheer, zoveel mogelijk tot het stellen van doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. De ondernemer krijgt hierdoor de vrijheid om zijn bedrijfsvoering dusdanig uit te voeren dat aan de doelen uit de vergunning wordt voldaan. Middelvoorschriften nemen wij alleen op als dit bijvoorbeeld nodig is met het oog op de handhaving of indien het nalevingsgedrag van de ondernemer daartoe aanleiding geeft. Wij zijn van mening dat de (geluids) voorschriften uit de vergunning samen met de voorschriften ten aanzien van het geluidsmonitorings- en registratiesysteem voor de omgeving voldoende bescherming bieden tegen onaanvaardbare geluidshinder."

Het is van tweeën één: óf er is een geluidsmonitorings- en registratiesysteem om te bepalen of aan de geluidsvoorschriften is voldaan óf er worden bepaalde types karts vergund. KE heeft bewust voor het eerste gekozen om daarmee een 'flexibele' vergunning te krijgen (zie de aanvraag van de vergunning in 2008). Als nu blijkt dat bepaalde types karts (waaronder de oude 100 cc tweetakt karts, de geschakelde 125 cc ICC karts en de zogenaamde ‘vrije’ wedstrijdkarts) niet voldoen aan de geluidseisen, dan moeten die geweerd worden en mag niet het maximum geluidsniveau vergroot worden.

Van onduidelijkheden is geen sprake. Dat argument wordt alleen gebruikt om met karts te kunnen rijden die hogere geluidspieken veroorzaken dan de vigerende vergunning toestaat.

b. In de samenvatting van de zienswijzen en reactie in de Verklaring van Geen Bedenkingen wordt gesteld (zienswijze 2, zie productie 5) dat “tijdens controlemetingen gebleken is dat voor de ‘normale bedrijfsvoering’ te lage grenswaarden zijn vastgesteld voor het maximaal geluidsniveau”. Dat zou volgens de aanvrager (gesecondeerd door de provincie Gelderland) gecorrigeerd moeten worden.

Wat die ‘normale bedrijfsvoering’ (wij noteerden deze term in de reactienota van de Provincie minstens zevenmaal !) inhoudt wordt nergens onderbouwd.

4

Zoals wij hierboven hebben aangetoond kan de ‘normale bedrijfsvoering’ alleen maar gebaseerd zijn op de in de vergunning vastgestelde geluidsnormen.

De opmerking bij de reactie op de zienswijze 13 (productie 5) dat “bij de reeds lang geleden vergunde bedrijfssituatie maximale geluidsniveaus veroorzaakt worden die niet hoger zijn dan de nieuwe grenswaarden” en dat daarom de grenswaarden moeten worden verhoogd, brengt ons tot de opmerking waarom geconstateerde overtredingen nu gesanctioneerd moeten worden. Bovendien de vraag: wat is ‘de reeds lang geleden vergunde bedrijfssituatie’?

Wij kunnen niet anders concluderen dan dat de aangevoerde motieven voor de aanpassing van de vergunning tegenstrijdig zijn en niet rechtsgeldig.

c. De Handreiking (bladzijde 16 en tabel 2) schrijft voor dat het maximale geluidsniveau LAmax berekend moet worden op basis van het equivalente geluidsniveau LAeq, door dat met een bepaalde waarde te verhogen. Daarbij kan eventueel 10 dB als maximale verhoging aangehouden worden (zie beroepsgrond 4). Er staat nergens in de terzake doende wetten, AMvB’s of geluidshandleidingen/handreikingen dat het maximale geluidsniveau LAmax berekend moet worden op basis van het gestandaardiseerde immissieniveau Li , zoals GS van Gelderland in het Toetsingskader beweren. De conclusie van de provincie Gelderland (zie het Toetsingskader, productie 2) om op deze gronden in te stemmen met de verhoging van de maximale geluidsniveaus is derhalve onterecht. (Ten overvloede: in de Handreiking (par. 5.4) staat dat de LAmax meettechnisch vastgesteld moet worden en dan gelijk is aan de hoogst afgelezen waarde (meterstand ‘fast’) gecorrigeerd met de meteocorrectieterm (Cm). ) d. De stelling van de provincie Gelderland (zie het Toetsingskader, productie 2) dat bij de bepaling van het maximale geluidniveau LAmax niet uitgegaan mag worden van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT is onjuist. GS gaan daarbij voorbij aan het feit dat er een direct verband bestaat tussen het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT en het maximale geluidsniveau Lmax . In paragraaf 5.2 van de Handleiding (Module B) wordt namelijk voorgeschreven dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT bepaald moet worden met de formule LAr,LT = LAeq,LT +K [Waarin K een toeslag is in verband met een hoorbaar tonaal of impulsachtig karakter (bijvoorbeeld 5 of 10 dB(A)]. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT is daarom in ieder geval gelijk aan, of zelfs hoger dan LAeq,LT. Volgens de Handreiking moet het maximale toegestane geluidsniveau LAmax berekend worden door het equivalente geluidsniveau LAeq met (maximaal) 10 dB(A) te verhogen. Hiermee is bewezen dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT wel degelijk een basis is om het maximale geluidsniveau Lmax te bepalen. Door nu, met de nieuwe vergunning, uit te gaan van de (door RH aangeleverde maar niet gefundeerde hogere) Li –waarde (zie productie 3) en niet van de LAeq (of de daaraan gekoppelde LAr,LT – waarde), handelen B&W van Lochem en de provincie Gelderland in strijd met de Handreiking;

5

e. De door RH aangeleverde Li –waarden (zie productie 3) zijn op de één of andere (duistere) manier 10 dB hoger dan de LAr,LT – waarden (voor de dagperiode) die oorspronkelijk als basis dienden voor de berekening van het maximale geluidsniveau (zie de tabellen 4 en 6 waarnaar de provincie verwijst). Niet is aangegeven hoe die Li –waarden zijn verkregen en evenmin of die ook voor de avond- en nachtperiode gelden. In de Handreiking wordt op pag. 16 vermeld dat, in lijn met art. 8.8 van de Wm, maximale geluidsniveaus Lmax zoveel mogelijk dienen te worden beperkt, voorzover zij niet kunnen worden voorkomen. Gestreefd dient te worden naar Lmax –waarden die niet meer dan 10 dB boven het aanwezige equivalente geluidsniveau uitkomen. Daaraan heeft men niet voldaan; f. Zoals uit paragraaf 7.3.1 van de Handleiding (module A) en paragraaf 5.1 (module B) blijkt, kan het equivalente geluidsniveau LAeq (en dus de LAmax ) eventueel wel berekend worden uit de waarde van het gestandaardiseerde immissieniveau Li als volgt: LAeqi,LT = Li - Cb - Cm - Cg Maar, omdat de correctietermen Cb, Cm en Cg (voor bedrijfsduur, meteo-omstandigheden en gevelreflectie) onder de ter zake doende omstandigheden, altijd een waarde hebben gelijk aan of hoger dan nul (zie de geluidsrapporten GLU-11-12, 11-23 en 12-12) zal het equivalente geluidsniveau LAeq altijd lager zijn dan het gestandaardiseerde immissieniveau Li , en dientengevolge resulteren in een lagere LAmax. Haskoning gebruikt het gestandaardiseerde immissieniveau Li om de LAeq te berekenen (en daarmee de LAmax), maar vergeet gemakshalve om de LAeq te corrigeren met de wettelijk voorgeschreven termen. En daardoor komt men op een (veel) te hoge waarde uit; g. De Handreiking biedt de mogelijkheid om, in gevallen waarin niet aan de grenswaarden kan worden voldaan, op basis van de afwijkingsbevoegdheid “wegens bijzondere omstandigheden”, hogere maximale geluidsniveaus Lmax te vergunnen. Daarbij moet de noodzaak om dat te doen in de considerans van de vergunning gemotiveerd worden en moet tevens aangegeven worden (vanwege het feit dat er in deze casus sprake is van inherente maximale geluidsniveaus) welke technische en organisatorische maatregelen er eventueel getroffen zouden kunnen worden om de geluidsoverlast te beperken. Van “bijzondere omstandigheden” is niets gebleken. De motivering voor de noodzaak ontbreekt en evenmin zijn er maatregelen getroffen om de geluidsoverlast te verminderen. De aangevraagde verhoging geldt nu voor alle activiteiten, 365 dagen per jaar, 7 dagen per week van 9 u ‘s morgens tot 9 u ‘s avonds. Als het de initiatiefnemer werkelijk ernst was geweest om de overlast te verminderen had men bijvoorbeeld kunnen denken aan beperkingen, b.v. alleen voor een gelimiteerd aantal wedstrijden per jaar (zoals vóór 2010 het geval was), buiten het vogelbroedseizoen en niet in de vakantiemaanden (met veel rustzoekende wandelaars op de Heide);

6

2. Noch de initiatiefnemer noch het bevoegd gezag hebben onderzocht wat het effect is van het verhogen van de LAmax op het langtijdgemiddelde LAr,LT op de referentiepunten 4 t/m 12 en de geluidsoverlastsituatie. Juist aan de rand van de geluidzone (en ver daarbuiten) waar een 50 dB(A) limiet geldt, werden, na de inwerkingtreding van de huidige vergunning in juni 2010, ruim twee maal zoveel milieuklachten geregistreerd als daarvoor (zie productie 1). Die waren, naar nu blijkt uit de door de provincie Gelderland uitgevoerde geluidsmetingen (rapporten GLU-11-12, 11-23 en 12-12), voornamelijk veroorzaakt door de overschrijdingen van de LAmax . Als de LAmax straks, onverhoopt, (legitiem en niet meer illegaal) verhoogd wordt, zal dit de ‘normale bedrijfssituatie’ worden en kan verwacht worden dat de geluidsoverlast vanwege de piekniveaus alleen maar zal toenemen. Dat kan en mag nooit de bedoeling zijn van de gewijzigde vergunning en is in strijd met artikel 1.1a van de Wm. 3. RH heeft in de brief d.d. 13 februari 2012 in tabel 2 voor alle meetpunten de maximale geluidniveaus LAmax berekend inclusief de voorgestelde verhoging van 10 dB(A). Echter, in de vergunningsvoorwaarden (tabel 2.3 van het besluit van de gemeente Lochem d.d. 4 september 2012, bijlage 1) ontbreken die waarden voor de meetpunten 4 t/m 7 (zijnde de grenzen van de geluidzone). Dat houdt in dat controle en handhaving op die punten - waar de afgelopen 24 maanden de meeste overlastklachten vandaan kwamen (zie beroepsgrond 2) – wat betreft de LAmax onmogelijk worden. Dat getuigt niet van zorgvuldigheid door het bestuursorgaan, zoals voorgeschreven in de Awb (afdeling 3.2). 4. De vergunning is in strijd met de op 24 april 2007 door het college van B&W van Lochem vastgestelde geluidnota “Geluid in Lochem”. In de tabel op bladzijde 17 van deze nota (productie 6) is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als gevolg van industrielawaai voor bestaande geluidzones gelimiteerd op 60 dB(A) met een maximale verhoging van 5 dB(A). De 10 dB(A) verhoging die nu toegepast wordt is daarmee in strijd. De gemeente kan namelijk, op grond van de Wet geluidhinder een eigen beleid voeren, en dat heeft ze ook gedaan. De nota zegt in de Inleiding: “De wet- en regelgeving is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van geluidshinder voor bewoners. Het achterliggende doel is om de negatieve gezondheidseffecten te beperken. Onderzoek heeft aangetoond dat geluid in de beleving van bewoners erg belangrijk is voor de kwaliteit van de woonomgeving. Uit recent onderzoek is gebleken dat geluid de komende jaren wel eens het belangrijkste milieuprobleem kan worden” ! Dat geluid nu al het belangrijkste milieuprobleem in de omgeving van de Elzerdijk is, is helaas maar al te waar. 5. Aan de consequentie dat de verhoging van de LAmax ook leidt tot uitstoot van meer uitlaatgassen wordt totaal voorbij gegaan. Immers, die verhoging opent de mogelijkheid om met de karts sneller te kunnen accelereren, waarvan, zeker in de wedstrijdsituatie, dankbaar gebruik gemaakt zal worden. Meer gas geven betekent meer verbranding van olie en benzine. Ook mogen straks weer (verouderde) 2-takt karts en ICC-schakelkarts gebruikt worden die berucht zijn vanwege hun gierende piepgeluiden, maar vooral om de stank die ze produceren. Uit onze evaluatie (productie 1) is gebleken dat het aantal klachten over stankoverlast in het jaar na de ingebruikname van de vigerende vergunning sterk toegenomen is. Onderzoek naar deze aspecten ontbreekt.

7

6. Het bevoegd gezag heeft nagelaten na te gaan of er, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, een milieueffectrapport had moeten worden gemaakt (op grond van de Wet milieubeheer, paragraaf 7.2 e.v. en het Besluit milieueffectrapportage).

De situatie is nu anders dan in 2007 (zie de uitspraak van de Raad van State 200903089/1/M1 d.d. 9 juni 2010, blz 3 t/m 6, productie 7). Immers door de aanzienlijke verhoging van het toegestane maximale geluidsniveau LAmax met 5 dB wordt het mogelijk om met nog zwaardere karts (incl. de vervuilende en verouderde tweetakts) te gaan rijden, waardoor de emissies (stikstofoxiden, fijn stof, vluchtige stoffen) vergroot worden. Dat zal straks de ‘normale bedrijfsvoering’ zijn!

Ook het feit dat het aantal wedstrijddagen nu officieel zevenmaal vergroot wordt, betekent meer stankoverlast. Naast de effecten van deze (mogelijk kankerverwekkende) uitlaatgassen op bewoners en recreanten (en niet te vergeten de gebruikers van de karts en het personeel) moeten die effecten ook betrokken worden op de flora en fauna van de omgeving.

Er had in ieder geval een onderzoek ingesteld dienen te worden naar de effecten van de verruiming van het maximum geluidsniveau op de uitstoot van deze stoffen.

7. Geen rekening is gehouden met het feit dat de maximum geluidsniveaus op de Gorsselse Heide (onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur) en de agrarische percelen rondom de kartingbaan, na de onverhoopte acceptatie van de gewijzigde vergunning, zullen veranderen. Als gevolg daarvan is het niet ondenkbaar dat de geluidscontour van 42 dB(A), die in verband met de bescherming van natuurwaarden meestal wordt gehanteerd, verandert. Daarbij moet ook het feit betrokken worden dat algemeen erkend wordt dat geluiden die kortstondig optreden (dus geluid met een impulsachtig karakter: ‘piekgeluiden’, knallen enz.), als meer hinderlijk ervaren worden naarmate die verder boven het equivalente geluidsbeeld (de achtergrond) uitkomen (zie de Handreiking bladzijden 15 en 38, productie 8). Dit zal ongetwijfeld kunnen leiden tot een schrikreactie van vogels en andere dieren en daardoor verstoring teweegbrengt. Wij verwijzen in dit verband naar voornoemde uitspraak van de Raad van State (productie 7) waar van ‘gewenning’ gesproken wordt. In het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) zijn bovendien geluidsdoelstellingen opgenomen voor de EHS die inhouden dat de geluidskwaliteit binnen het gebied van de EHS niet verslechterd mag zijn ten opzichte van 2000. Een onderzoek naar de effecten ontbreekt en evenmin is er voldaan aan de doelstellingen van het NMP4. 8. Gezien de beroepsgronden 6 en 7 constateren wij strijdigheid met de Flora- en faunawet. 9. Op grond van artikel 3:46 van de Awb dient het Besluit te berusten op een deugdelijke motivering. In het bovenstaande hebben wij aangetoond dat dit niet het geval is. Bovendien hebben noch B&W van Lochem, noch GS van Gelderland de belangen van de omwonenden en van het milieu voldoende afgewogen zoals voorgeschreven in Awb artikelen 3:2 en 3:4, de Wm artikel 1.1a en Wabo artikel 2.14. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen dringen wij aan op vernietiging van het betwiste Besluit. Het feit dat de illegale verhoging van de LAmax , zoals die plaatsvond van juni 2010 tot begin 2012, door GS getolereerd werd (en die nu met de nieuwe vergunning nota bene gelegaliseerd wordt), getuigt niet alleen van onzorgvuldig beleid, strijdigheid met de betreffende wetten en voorschriften, maar vooral ook van een minachting voor de indieners van de overlastklachten in die periode. Die klachten werden stelselmatig ontkend. Bestuur Stichting Vrienden van de Gorsselse Heide 12 oktober 2012 Bijlagen: Producties 1 t/m 8