Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

116
DEEL 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4 blz. 1 DEEL 2B Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids 2B | 2011-2012 Locaties Groningen | Leeuwarden | Emmen Hoofdfase OLB, voorheen CHN Stenden Hogeschool Algemeen Rengerslaan 8 Postbus 1298 8900 CG Leeuwarden T (058) 244 14 41 [email protected]

Transcript of Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Page 1: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

DEEL 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4 blz. 1

DEEL 2B

Opleiding

tot leraar

basisonderwijs

Studiegids 2B | 2011-2012

Locaties Groningen | Leeuwarden | Emmen

Hoofdfase OLB, voorheen CHN

Stenden Hogeschool

Algemeen

Rengerslaan 8

Postbus 1298

8900 CG Leeuwarden

T (058) 244 14 41

[email protected]

Page 2: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 2

Voorwoord

Beste student,

Wij heten je van harte welkom als student aan de School of Education van Stenden

Hogeschool in het studiejaar 2011-2012. Wanneer je voor het eerst aan Stenden

Hogeschool gaat studeren, zul je met veel nieuwe zaken worden geconfronteerd; in ieder

geval zul je kennismaken met een boeiende en bijzondere Opleiding tot Leraar

Basisonderwijs (OLB). Wij hopen dat je je snel bij ons thuis zult voelen en vlot de weg

kunt vinden.

Voor de ouderejaarsstudenten vanzelfsprekend ook een hartelijk welkom bij het vervolg

van je studie.

Binnen Stenden Hogeschool heb je, net zoals elders, een heleboel rechten en daarnaast

ook plichten. Deze zijn opgenomen in twee studiegidsen. Zaken die voor alle studenten

binnen de hogeschool gelden staan vermeld in Studentenstatuut deel 1. Je vindt daar

bijvoorbeeld het Centrale Stenden Hogeschool Examenreglement, het inschrijfreglement,

de regeling Bindend studieadvies, de huisregels, de klachtenregeling en het reglement

College van Beroep. De specifieke informatie over de Opleiding tot Leraar

Basisonderwijs staat in Studentenstatuut deel 2 (ook wel de studiegids genoemd). De

OLB‟s van Stenden Hogeschool hebben één gemeenschappelijke studiegids. Wel is er

voor de hoofdfase een afzonderlijk gedeelte voor de OLB‟s van de locaties Assen, Emmen

en Meppel en een voor de OLB‟s in Leeuwarden, Emmen en Groningen.

De beide delen van het Studentenstatuut zijn belangrijke documenten en je zult er

tijdens je studie veel gebruik van maken. Zowel deel 1 als deel 2 zijn te vinden op het

intranet (Bello/Blackboard) van Stenden Hogeschool. Eventuele tussentijdse wijzigingen

en aanvullingen worden via het intranet kenbaar gemaakt. Raadpleeg steeds het intranet

om op de hoogte te zijn van de meest actuele stand van zaken. We gaan er namelijk van

uit dat je bekend bent met de inhoud van Studentenstatuut deel 1 en deel 2.

Deze studiegids bevat informatie over de opleiding en geeft een beschrijving van de

opbouw van de studie en van de ondersteunende faciliteiten. Je kunt hier de informatie

vinden over de organisatie van de opleiding, over het curriculum en de onderwijs- en

examenregeling en over de studentenvoorzieningen die Stenden Hogeschool kent.

Of je nu in de propedeuse of in de hoofdfase zit, in de reguliere of de verkorte opleiding,

als student ben jij steeds de centrale persoon in onze opleiding. Zoveel mogelijk zullen

we het onderwijs aan laten sluiten bij jouw specifieke voorkennis en wensen. Jij zult een

actieve rol hebben om je eigen studieloopbaan vorm te geven. We wensen je daarbij

veel succes en studieplezier toe.

Namens alle medewerkers, deans en teamleiders van de School of Education,

Ingrid Janssen

Head of School of Education Stenden Hogeschool

Deze studiegids is vastgesteld door het College van Bestuur op 29 augustus 2011.

Page 3: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 3

Inhoudsopgave

Voorwoord

1. Algemene informatie over de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs 5

1.1 Inleiding

1.2 Organisatie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

1.2.1 Structuur en Functies 1.2.1.1 Het managementteam

1.2.1.2 Teamleiders en docententeams 1.2.1.3 Staf 1.2.1.4 Secretariaat en administratie 1.2.1.5 De locaties 1.2.1.6 Onderwijsvernieuwing 1.2.1.7 Toetscommissie

1.2.1.8 Examencommissie

1.2.2 Overleg en medezeggenschap 1.2.2.1 Overleg managementteam (MT) 1.2.2.2 Docentenoverleg 1.2.2.3 Vakgroepoverleg 1.2.2.4 Curriculumcommissie

1.2.2.5 Opleidingscommissie 1.2.2.6 Studentenraad 1.2.2.7 DMR en Unitcommissie

1.2.3 Advisering en contacten met het werkveld 1.2.3.1 Raad van Advies 1.2.3.2 Samenwerking praktische vorming

1.2.3.3 Samenwerkingsverbanden

1.2.4 Lectoraat en kenniskring

1.2.5 Interne communicatie

1.2.6 Informatie

1.2.7 Huishoudelijk Reglement/Protocollen

1.2.8 Kwaliteitszorg

1.2.9 Onderwijswerkplaats

1.3 Varianten Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

1.4 Interculturalisatie en internationalisering

1.5 Speciale diploma‟s en getuigschriften

1.5.1 DCBO

1.5.2 RK. Godsdienst/Levensbeschouwing

1.5.3 Fries/Frysk

1.5.4.Onderwijsconcepten

1.5.4.1 Jenaplanonderwijs

1.5.4.2 Freinetonderwijs

1.5.4.3 Daltononderwijs

1.5.4.4 Montessori-onderwijs

1.5.4.5 EGO/OGO

1.6 Doorstroommogelijkheden

1.6.1 Post-HBO Bewegingsonderwijs

1.6.2 Leraar tweedegraads

1.6.3 Gespecialiseerd groepsleerkracht

1.6.4 Doorstroom naar Masteropleidingen WO

2. Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de Opleiding tot Leraar

Basisonderwijs 19

2A Onderwijsbeleid

2A.1 Omschrijving van het onderwijs

Page 4: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 4

2A.2 Verantwoording van het onderwijs 2A.2.1 Bekwaamheidseisen en competenties 2A.2.2 Visie op de relatie tussen opleiding en werkveld 2A.2.3 Visie op de toekomstige ontwikkelingen

2A.3 Opvattingen over leren en onderwijzen 2A.3.1 Opvattingen over de ordening van de leerstof 2A.3.2 Praktische vorming

2A.3.3 Didactische principes

2A.3.4 Verhouding contacttijd/zelfstudietijd

2A.3.5 De rol en de verantwoordelijkheid van de student

2A.3.6 De rol en de verantwoordelijkheid van de docent

2A.4 Groeperingen beleid

2A.6 Studeerbaarheid

2A.7 European Credit Transfer System

2A.8 Bindend studieadvies (BSA)

2A.9 Veranderen van opleiding binnen Stenden Hogeschool

2A.10 Kosten

2A.11 Stageplaatsing

2A.12 Drietalige pabo

2A.13 Leergang beweging

2B Curriculum van de opleiding 33

2B.1 Onderwijsinhoud 2B.1.1 Structuur van het onderwijsprogramma 2B.1.2 Organisatie van het onderwijsprogramma

2B.2 Programma 2B.2.1 Programma eerste studiejaar

2B.2.2 Programma tweede studiejaar 2B.2.3 Programma derde studiejaar 2B.2.4 Programma vierde studiejaar

2B.2.5 Overzicht programma DCBO en RK Godsdienst/ Levensbeschouwing 2B.2.6 Fries 2B.2.7 Bevoegdheid Jenaplanonderwijs

2B.2.8 Bevoegdheid Daltononderwijs 2B.2.9 Bevoegdheid Bewegingsonderwijs 2B.2.10 Vervallen 2B.2.11 Traject doorstroom MBO-HBO

2B.3 Tweejarige verkorte opleiding voor Hoger opgeleiden (Pabo-verkort) 2B.3.1 Bindend studieadvies voor de opleiding Pabo-verkort

2B.3.2 Onderwijsactiviteiten Pabo-verkort, eerste studiejaar 2B.3.3 Onderwijsactiviteiten Pabo-verkort, tweede studiejaar 2B.3.4 Curriculum van de deeltijdopleiding: vervallen

2C Studievorderingsbeleid 87

2C.1 Opleidingsexamencommissie Zie hoofdstuk 1

2C.2 Toelatingsbeleid 2C.2.1 Vooropleidingseisen voltijdse- opleiding en deeltijdopleiding 2C.2.2 Aanvullende eisen 2C.2.3 21+regeling

2C.2.4 Directe toelating tot de postpropedeutische fase bij eerste 2C.2.5 Toelating tot de tweejarige, verkorte opleiding voor Hoger 2C.2.6 Toelating tot het reguliere driejarige studietraject: doorstroom mbo-hbo voor mbo-

studenten

2C.3 Vrijstellingen 2C.3.1 Vrijstellingen binnen de opleiding pabo-verkort

2C.3.2 Vrijstelling op grodn van andere diploma‟s (art. 7.28 van de WHW)

2C.4 Toelating tot het versnelde studietraject

2C.5 Academische Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

Page 5: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 5

2D Opleidingsexamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs 90

2D.1 Richtlijnen schriftelijk werk

3. Voorzieningen voor studenten 102

3.0 Algemeen

3.1 Informatievoorzieningen

3.2 i Study / Front office

3.3 SMC & IRC internationaal

3.4 Decanaat

3.5 Handicap & studie

3.6 Vertrouwenspersoon ongewenst gedrag

3.7 Het roosterbureau

3.8 Information & Registration Centre

3.9 Registratie studieresultaten

3.10 Toetsen

3.11 ICT & Media

3.12 Intranet

3.13 Blackboard (ELO)

3.14 The Library

3.15 Stenden shop

3.16 Het Alumni Netwerk

3.17 EHBO, noodplan

3.18 Sport

4. Regelgeving rond ziekte en andere bijzondere omstandigheden 107

4.1 Regeling in geval van ziekte of andere bijzondere omstandigheden

4.2 Niet behalen van de norm van het (bindend) studieadvies

4.3 Studievertraging

4.4 Bijzondere omstandigheden

4.5 Basisvoorzieningen voor studenten met een functiebeperking

4.6 Regeling medische verklaring in geval van ziekte

4.7 Studeren en RSI (CANS)

5. Adressenlijst 112

De studiegids wordt zo nauwkeurig mogelijk samengesteld, doch wijzigingen kunnen zich voordoen na vaststelling door de examencommissie. Deze wijzigingen worden gepubliceerd via Blackboard. Voor de tekstdelen over het propedeutische jaar wordt verwezen naar de studiegids CHN 2010-2011.

Page 6: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 6

1. Algemene informatie over de Opleiding tot Leraar

Basisonderwijs

1.1 Inleiding

In dit Studentenstatuut deel 2 voor het cursusjaar 2011-2012 vindt de student

informatie die nodig is voor de studie aan de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

van Stenden Hogeschool. De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs heeft meerdere

varianten: de reguliere, vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (Croho-

nummers 34808-21Y en 34808-22ex) en de tweejarige Verkorte Opleiding tot

Leraar Basisonderwijs voor hoger opgeleiden. Er zijn vijf verschillende locaties

waar de opleidingen gevolgd kunnen worden.

Dit zijn:

Assen, Pabo De Eekhorst

Zeemanstraat 1, 9406 BZ Assen

T (0592) 853 300, F (0592) 853 301

Emmen

Van Schaikweg 94, Postbus 2080, 7801 CB Emmen

T (0591) 853 100, F (0591) 853 101

Groningen

Phebensstraat 1, 9711 BL Groningen

T (050) 311 2955, F (050) 313 8340

Leeuwarden

Rengerslaan 8, Postbus 1298, 8900 CG Leeuwarden

T (058) 244 1428, F (058) 244 1480

Meppel

Van der Duin van Maasdamstraat 1, 7942 AT Meppel

T (0522) 853 400, F (0522) 853 401

Het centrale correspondentieadres is:

Stenden Hogeschool

Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

Van Schaikweg 94

Postbus 2080, 7801 CB Emmen

tel. (0591) 853 154

Met vragen, verzoeken en opmerkingen kunnen studenten altijd op één van

bovengenoemde adressen terecht. Er kan ook via e-mail direct contact gezocht

worden met de medewerkers. De adressen zijn achterin in deze studiegids te

opgenomen.

1.2 Organisatie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

1.2.1 Structuur en Functies

De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt vanuit Stenden Hogeschool

aangeboden op vijf locaties.

1.2.1.1 Het managementteam

Het managementteam van de School of Education van Stenden Hogeschool wordt

gevormd door de head of school, twee academic deans en vijf teamleiders. De

head of school is eindverantwoordelijk.

Page 7: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 7

De teamleiders zijn, binnen vastgestelde kaders, verantwoordelijk voor de

dagelijkse gang van zaken van de opleiding.

Per locatie is er een docententeam.

1.2.1.2 Teamleiders en docententeams

Op de verschillende locaties wordt het onderwijsprogramma aangeboden en

uitgevoerd door de docententeams. Aan enkele docenten zijn specifieke taken

toegewezen. De opleiding kent een aantal locatieoverstijgende coördinatietaken.

Elk team wordt aangestuurd door een teamleider.

1.2.1.3 Staf

De directie wordt bijgestaan door adviseurs voor onderwijszaken, personeel &

organisatie, finance en communicatie. Deze adviseurs verrichten verschillende

taken op het gebied van het ontwikkelen van onderwijsbeleid, kwaliteitszorg,

financiën, personeelsbeleid, public relations en communicatie.

1.2.1.4 Secretariaat en administratie

Op elke locatie is er administratieve ondersteuning. De administraties houden zich

onder andere bezig met:

• studentenadministratie

• post-, agenda- en telefoonzaken docenten

• notuleren lokaal werk/teamoverleg

De administraties zijn op specifieke tijden opengesteld voor studenten: zie

berichtgeving op de locaties.

1.2.1.5 De locaties

Alle locaties behoren tot de School of Education van Stenden Hogeschool, maar

iedere vestiging heeft ook zijn eigen kleur en gezicht. Die kleur wordt gevormd

door de Stendenwaarden, door de levensbeschouwelijke visie en door het

inhoudelijk profiel van de betreffende locatie.

Die ruimte voor „eigen‟ kleur is overigens in de praktijk zeer sterk afhankelijk van

de landelijke ontwikkelingen, hogeschoolafspraken en samenwerkingsafspraken.

De locaties organiseren regelmatig werkoverleg, teamleideroverleg en

teamoverleg. Daarin wordt de dagelijkse uitvoering van het programma

besproken. 1.2.1.6 Onderwijsvernieuwing

De curriculumontwikkelgroep is op dit moment bezig met een nieuw

kerncurriculum te ontwikkelen voor alle Stenden-Pabo‟s.

Daarnaast wordt het huidige curriculum voor tweede, derde en vierdejaars up to

date gehouden en de curriculumcommissie monitort dit.

1.2.1.7 Toetscommissie

De centrale toetscommissie coördineert alle zaken rondom toetsing en

beoordeling:

- Onderhoudt landelijk contacten op het gebied van toetsen in de

lerarenopleidingen Basisonderwijs.

- Ziet toe op ontwerp en kwaliteitsborging.

- Bewaakt tijdens de uitvoering de wijze waarop de toetsen worden uitgevoerd,

geëvalueerd en verbeterd;

- Ondersteunt docenten en andere betrokkenen bij de uitvoering van de

toetsing;

- Voert regie bij het ontwikkelen van kennistoetsen;

- Onderzoekt de werking van de toetsmomenten in relatie tot het gestelde doel;

- Werkt samen met een externe controlecommissie om tussentijdse audits uit te

voeren.

Page 8: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 8

1.2.1.8 Examencommissie

De School of Education kent één centrale Examencommissie. De

Examencommissie is eindverantwoordelijke op het gehele terrein van de

onderwijsinhoud van het curriculum. Om recht te doen aan de verschillende

locaties van de opleiding is de samenstelling van de Examencommissie zodanig

dat alle vijf de locaties vertegenwoordigd zijn. De taken en bevoegdheden van de

Examencommissie zijn neergelegd in het Stenden Hogeschool examenreglement

2011-2012 (zie Studentenstatuut deel I, 2011-2012). De Examencommissie stelt

de onderwijspuntenstructuur vast onder goedkeuring van de opleidingscommissie.

In de Examenregeling 2011-2012 (zie Studentenstatuut deel 2, 2011-2012,

hoofdstuk 2D) heeft de Examencommissie alle verbijzonderingen op het

reglement beschreven om daarmee alle zaken binnen de opleiding zo helder en

eenduidig mogelijk te laten verlopen. Alle studenten die zich met een verzoek

willen richten tot de Examencommissie kunnen dat doen door de secretaris

schriftelijk te benaderen. Voor informatieve vragen kan men de

Examencommissie ook rechtstreeks benaderen via het E-mailadres

[email protected] .

Afspraken over het indienen van verzoeken zijn na te lezen in de examenregeling

van de School of Education (zie hoofdstuk 2D). In hoofdstuk 2C van deze

studiegids staat ook beschreven op welke wijze verzoeken aan de

Examencommissie dienen te worden ingediend om voor behandeling in

aanmerking te komen.

1.2.2 Overleg en medezeggenschap

1.2.2.1 Overleg managementteam (MT)

Het management van de School of Education kent een smal MT (head of school

en academic deans) dat wekelijks overlegt. Daarnaast bestaat er binnen de

School het breed MT. Het breed MT komt eens per drie weken bijeen en bestaat

uit: de head of school, de academic deans en de teamleiders. Bij relevante

agendapunten kunnen ook stafmedewerkers en overige betrokkenen

(medewerkers, studenten, externe adviseurs) worden uitgenodigd.

1.2.2.2 Docentenoverleg

Enkele keren per jaar komen de docenten van de School of Education bij elkaar,

meestal in de vorm van studiedagen. Dit overleg wordt afwisselend op de locaties

georganiseerd. Daarnaast kent elke locatie een teamvergadering waarin de

uitvoering en organisatie van het onderwijsprogramma wordt besproken.

1.2.2.3 Vakgroepoverleg

Binnen de School of Education overleggen alle docenten in vakgroepen over

zaken met betrekking tot hun specifieke deskundigheid; denk daarbij aan de

inbreng van het vak in het totale curriculum, de bijdrage aan gemeenschappelijke

modulen en opleidingsbrede kwaliteitszorg. Elke vakgroep kent een voorzitter, die

voor de vakgroepleden en het management het vaste aanspreekpunt is.

1.2.2.4 Curriculumcommissie

De School of Education werkt aan de totstandkoming van een

gemeenschappelijke curriculumcommissie die het curriculum bewaakt op

ontwikkelingen en accreditatiewaardigheid. In de commissie zal een goede

vertegenwoordiging van alle locaties zitting hebben.

1.2.2.5 Opleidingscommissie

De School of Education kent een gemeenschappelijke Opleidingscommissie met

Page 9: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 9

een vertegenwoordiging vanuit de verschillende geledingen en locaties. De

hoofdtaak van deze commissie is het adviseren van het management van de

opleiding met betrekking tot onderwijsbeleid, onderwijsvernieuwing en

onderwijsorganisatie. De opleidingscommissie bestaat uit studenten en

medewerkers. Studenten die zich willen informeren over deelname aan de

Opleidingscommissie kunnen zich rechtstreeks wenden tot één van de studenten

of docenten van de Opleidingscommissie.

1.2.2.6 Studentenraad

Per locatie is er een studentenraad. Zij heeft regelmatig overleg met de

teamleider van de locatie over allerlei zaken aangaande het onderwijs op de

locatie.

1.2.2.7 DMR en Unitcommissie

De Stenden Centrale Medezeggenschapsraad van Stenden bestaat uit twaalf

personeelsleden en twaalf studenten, afkomstig van diverse schools en diensten.

Via de CMR kun je meepraten en meebeslissen over alle zaken die gevolgen

hebben voor Stenden en daarmee dien je de belangen van je eigen School of

afdeling.

Voor het CMR-lidmaatschap is een vergoeding in tijd of geld beschikbaar.

Daarnaast staat het natuurlijk goed op je CV.

Page 10: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 10

1.2.3 Advisering en contacten met het werkveld

1.2.3.1 Raad van Advies

De belangrijkste taak van de Raad van Advies van de opleiding is het adviseren

over onderwijs aan de Head of School en de Academic Deans. Het advies wordt in

het bijzonder gevraagd met betrekking tot beleidsaspecten. De leden van de raad

zijn niet verbonden aan Stenden Hogeschool, maar komen vooral uit organisaties

die betrokken zijn bij het werkveld van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

(scholen, begeleidingsorganisaties, besturen- en/of personeelsorganisaties,

universiteiten). De Raad van Advies komt vier maal per jaar bij elkaar.

De School of Education heeft een Raad van Advies met Twee kamers.

In de Raad van Advies vh CHN hebben zitting:

Mevrouw S. Amels, SWV Westerkwartier Roden

De heer J. Buitink, RUG, Universitair Centrum voor de Lerarenopleiding

De heer S. van der Wal, Noventa, Vereniging voor Christelijk Primair Onderwijs

De heer W. Meijer, voormalig hoofddocent, Votrad/ RUG

De heer A. Fickweiler, BMC Advies

De heer P. Bootsma, KOC Groningen

In de Raad van Advies vh HD hebben zitting:

De heer P. Molmaker, Plateau Assen

Mevrouw J. van Dorland, Het Octaaf, COG Drenthe

De heer Z. Wijnholds, Openbaar Primair Onderwijs Gemeente Emmen

De heer J. Imbosch, OBS Delftlanden

De heer T. Meijer, BWB school Dalen

De heer J. Timmermans, Aves

Mevrouw A. Vastenburg, Drenthe College

1.2.3.2 Samenwerking praktische vorming

De praktische vorming (stages) wordt lokaal georganiseerd door de opleiding. Er

wordt overlegd met het beroepenveld op welke plaatsen in het onderwijs (of bij

andere instanties) de gelegenheid tot praktische vorming kan worden geboden.

Zo spoedig mogelijk na de start van het studiejaar wordt de student ingelicht over

zijn of haar stageplaats.

1.2.3.3 Samenwerkingsverbanden

De contacten op nationaal niveau worden over het algemeen in eerste instantie

onderhouden door de dean. Zij vertegenwoordigt de opleiding in de

vergaderingen van de HBO-raad, het Landelijk Overleg Opleiding Basisonderwijs

(LOBO), de Besturenraad, het noordelijk overleg lerarenopleidingen van de

noordelijke hogescholen, overleg in het kader van het Sectorplan Noordelijke

Hogescholen en de universitaire lerarenopleidingen van de Rijksuniversiteit

Groningen.

Mede op grond van de levensbeschouwelijke identiteit van een aantal Opleidingen

tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool, zijn er contacten met de

commissie DCBO van de Besturenraad en met de bisschoppelijk gedelegeerden

met betrekking tot het diploma RK-catechese.

De teamleiders onderhouden over het algemeen de contacten met externe

relaties in hun eigen regio. In voorkomende gevallen wordt er schooloverstijgend

overlegd met bovenschoolse managers in managementoverleg en/of

samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (WSNS).

Page 11: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 11

De teamleiders participeren verder in de zogenaamde „regionale convenanten‟. In

deze samenwerkingsverbanden, die zich bezig houden met

arbeidsmarktvraagstukken, werken het Primair Onderwijs, de Regionale

Opleidingencentra en het Hoger Beroepsonderwijs samen. Afhankelijk van de

regionale situatie zijn er één of meerdere convenanten actief.

Vakgerichte contacten worden primair door vakgroepen en individuele docenten

onderhouden tijdens conferenties en studiedagen, die bezocht worden in het

kader van deskundigheidsbevordering.

Vakgroepleden hebben daarnaast veel contacten via andere netwerken.

1.2.4 Lectoraat en kenniskring

Het hbo kent sinds 2001 door de overheid ondersteunde lectoraten en

bijbehorende kenniskringen. Algemeen doel van deze lectoraten is enerzijds het

vergroten van de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs, anderzijds de positie

versterken van het hbo als kennisinstituut. Lectoraten zorgen voor verbetering

van externe oriëntatie, dragen bij aan curriculumvernieuwing, dragen zorg voor

professionalisering van docenten en versterken kenniscirculatie en kenniscreatie.

De School of Education heeft drie lectoraten ingesteld:

- „Geïnspireerd Leren‟ met als lector de heer M. Dolk.

Dit lectoraat is een samenwerkingsverband tussen Hogeschool Helicon,

Hogeschool Zuyd en Stenden Hogeschool.

Bij "geïnspireerd leren" handelt het onder meer om het vinden van elementen

in de omgeving van de lerende die hem of haar triggeren en motiveren een

bepaald doel te behalen. Alleen nadruk op de ontwikkeling van kennis is niet

voldoende. Naast het overdragen van kennis en het stimuleren van

kennisontwikkeling door de leerling is ook het stimuleren van een creatieve,

innovatieve, kunstzinnige en verbeeldingsrijke houding en vaardigheid

noodzakelijk.

- “Veelvormig Christelijk Basisonderwijs” met als lectoren Dr. C.M. Wigmans en

Drs. H. Pol.

Het doel van het lectoraat “Ontwikkeling van Veelvormig Christelijk

Basisonderwijs”is om de deskundigheid van Stenden Hogeschool te versterken

met betrekking tot de eigentijdse en meerstemmige vormgeving van het

christelijk basisonderwijs, als ook de implicaties daarvan te overzien voor het

onderwijs in de initiële en postinitiële opleiding van basisschoolleerkrachten.

- “Fries en meertaligheid in onderwijs en opvoeding” met als lector A.

Riemersma.

- “Early Childhood – Het jong kind”, met als lector…

- “Kwaliteitsversterking basisonderwijs en toetsing”, met als lector ..

1.2.5 Interne communicatie

Bij de School of Education wordt groot belang gehecht aan een goede

communicatie. Regelmatig zal elke student mededelingen over het onderwijs

kunnen aantreffen op het Stenden Hogeschool net (het intranet van Stenden

Hogeschool;www.stenden.com) en op de elektronische leeromgeving. De werking

van deze virtuele omgevingen wordt bij de start van de studie aan de studenten

uitgelegd.

Om de communicatie, zowel met het personeel als met de studenten, optimaal te

laten verlopen heeft Stenden Hogeschool een eigen krant de Stenden Times, die

driemaandelijks verschijnt, waarin de School of Education een eigen

mededelingenpagina heeft. De mededelingen die daarin worden gepubliceerd

hebben rechtskracht. Kopij kan gestuurd worden naar: redactie Stenden

Hogeschool krant, Postbus 1298, 8900 CG Leeuwarden, ter attentie van de heer

J. Slager, e-mail [email protected]

Page 12: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 12

1.2.6 Informatie

Elke locatie heeft zijn eigen voorzieningen ten aanzien van openingstijden,

collegeroosters, spreekuren, onderwijswerkplaats (OWP), gebruik

studentenvoorzieningen, communicatie enzovoort. Elke student wordt over

dergelijke lokale zaken (zowel schriftelijk als mondeling) nader ingelicht aan het

begin van het studiejaar bij een eerste bijeenkomst.

1.2.7 Huishoudelijk reglement/Protocollen

Op hogeschoolniveau is een studentenstatuut vastgesteld (zie Studentenstatuut

deel 1, hogeschoolzaken). Zaken die hierin niet geregeld zijn, of uitwerkingen van

de hoofdlijnen van het statuut, zijn in een huishoudelijk reglement c.q.

protocollen beschreven. Ten aanzien van verschillende onderwerpen bestaan

huishoudelijke regelingen c.q. protocollen om te garanderen dat een en ander

optimaal verloopt. Ieder dient zich te houden aan bedoelde voorschriften. De

teamleider of degene die direct met een reglement c.q. protocol te maken heeft,

kan om nadere informatie worden gevraagd.

1.2.8 Kwaliteitszorg

De School of Education besteedt veel aandacht aan kwaliteitszorg. Het doel van

kwaliteitszorg is het optimaliseren van de dienstverlening aan de student om een

maximaal studieresultaat te kunnen verkrijgen. Stenden Hogeschool heeft daarbij

gekozen voor het gebruik van het model van de European Foundation for Quality

Management (EFQM-model). In dat model wordt de onderwijsorganisatie

geëvalueerd op negen aandachtsgebieden die de kwaliteit beïnvloeden.

Onderwijsevaluaties nemen in de kwaliteitszorg een belangrijke plaats in. Aan het

begin van elk cursusjaar stelt het management het onderwijsevaluatieplan vast

waarin de momenten van evaluatie worden beschreven, zoals periode-evaluaties,

stage-evaluaties, tevredenheidonderzoeken onder medewerkers en studenten en

panelgesprekken. Omdat onderwijsevaluatie een zorg is voor iedereen, zijn zowel

docenten als studenten bij de kwaliteitszorg betrokken. Voor de student is

betrokkenheid bij de evaluatie van de opleiding een goede voorbereiding op het

professioneel functioneren in het onderwijs.

Docenten werken voortdurend aan de verbetering van de kwaliteit van de

opleiding. Vooraf wordt de onderwijskwaliteit gestuurd door richtlijnen voor

programmaontwikkeling.

1.2.9 Onderwijswerkplaats

Op alle vijf de locaties is er een Onderwijswerkplaats (OWP). De nadruk ligt op

het voor studenten beschikbaar hebben van leermiddelen voor de basisschool en

het speciaal onderwijs. Er wordt naar gestreefd om veel methoden en

leermiddelen voor het basisonderwijs ook in de OWP te hebben, zodat iedere

student er gebruik van kan maken en in voorkomende gevallen kan lenen. De

onderwijswerkplaats is ook een centrum van onderwijsactiviteiten. De

openingstijden en reglementen van de OWP worden op de locatie bekend

gemaakt. Voor het gebruik van de OWP Leeuwarden bestaat een reglement dat in

het studielandschap ter inzage ligt (zie ook hoofdstuk 7 van Studiegids Deel 1,

hogeschoolzaken).

1.3 Varianten Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs kent vier varianten:

- De reguliere vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (voltijd)

- De tweejarige Verkorte Opleiding tot Leraar Basisonderwijs voor hoger

opgeleiden (Pabo-verkort)

- Leraar+: een voltijd opleiding die bestaat uit leereenheden van de pabo,

waaronder de stage in het basisonderwijs en uit universitaire modules die

Page 13: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 13

gevolgd worden aan de Rijksuniversiteit te Groningen.

- De Academische Pabo: een opleiding in nauwe samenwerking tussen de

Rijksuniversiteit Groningen en de drie noordelijke Pabo‟s: Hanzehogeschool

Groningen, NHL Hogeschool en Stenden Hogeschool Groningen. Met deze

geïntegreerde opleiding kunnen vwo‟ers na vier jaar twee bachelordiploma‟s

behalen.

1.4 Interculturalisatie en internationalisering

Binnen de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs spelen interculturalisatie en

internationalisering een belangrijke rol. Over grenzen heen kijken werkt

blikverruimend voor studenten. De opleiding wordt ook geïnspireerd door andere

culturen zodat hierdoor ideeën worden opgedaan voor de permanente innovatie

van het opleidingsprogramma en de organisatie. Zo streeft de opleiding naar een

zodanige inrichting van het onderwijs dat iedereen wordt toegerust om te

functioneren in een multi-etnische samenleving.

Voor de studenten van de opleiding zijn er mogelijkheden om te studeren in het

buitenland.

In het vierde studiejaar, is het voor studenten van de Opleiding tot

Leraar Basisonderwijs mogelijk drie tot vijf maanden naar het buitenland te gaan.

De periode in het buitenland wordt dan aangemerkt als een minor (zie ook

hoofdstuk 2B 2.4)

Er zijn twee mogelijkheden:

Het studeren in het buitenland (met eventueel een beperkte stagecomponent) in

de z.g. Exchangeprogramma‟s. Met betrekking tot de exchange- programma‟s

onderhoudt Stenden Hogeschool- Lerarenopleidingen structurele contacten met

collega-instellingen in Wales en Oostenrijk.

De tweede mogelijkheid is meer projectmatig werken in het buitenland met een

grote stagecomponent. Met betrekking tot stageprojecten in het buitenland ligt de

prioriteit bij het zogenaamde Community Development Program in de township in

Port Alfred, Zuid Afrika (vanuit de eigen Stenden Hogeschool campus in Zuid

Afrika) en in de Nederlandse Antillen.

Wanneer een student zelf een andere geschikte mogelijkheid aandraagt bij de

coördinator internationalisering kan, als het voorstel in het studieprogramma

past, op medewerking worden gerekend. De student moet hiervoor schriftelijk

toestemming vragen bij de examencommissie.

Bij het International Office (Locatie Fryslân, Leeuwarden) en op de administratie

van de locaties is de Guide Studying Abroad verkrijgbaar. Deze gids bevat veel

specifieke informatie voor de voorbereiding en verdere planning van de reis (zie

verder hoofdstuk 2B.2.4 voor de nadere uitwerking).

Coördinatoren Internationalisering zijn mevr. H. Annema en de heer W. van

Eisden.

Subsidies

Wanneer een internationaal project binnen Europese of andere regelgeving valt,

zijn er bij externe instanties soms subsidies te verkrijgen. De student wordt, door

middel van de gids „Guide Studying Abroad‟, hierover geïnformeerd. Tijdens de

voorlichtingsbijeenkomsten worden de studenten op het gebruik van de gids en

de informatie over subsidie gewezen. Er zijn in de meeste gevallen weinig

mogelijkheden betreffende subsidies voor internationale studieactiviteiten. De

student zal rekening moeten houden met vrij aanzienlijke kosten. De

Page 14: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 14

contactpersoon internationalisering begeleidt desgevraagd de studenten in het

aanvragen van subsidie.

Begeleiding en beoordeling

Elke student die in het buitenland verblijft krijgt een begeleider. Per email en

telefoon is de begeleiding op afstand over het algemeen goed te regelen.

Internationale activiteiten vormen een wezenlijk deel van de opleiding en worden

dan ook behandeld als regulier onderdeel van het curriculum van de opleiding.

Dat houdt het volgende in:

- vooraf wordt het studieplan besproken. Uitvoering ervan vindt slechts plaats

na goedkeuring door de Examencommissie;

- tijdens het profiel dient er, volgens afspraak, contact gehouden te worden met

de begeleider;

- Bij terugkomst vindt de definitieve beoordeling plaats, in overeenstemming

met het vooraf gemaakte en goedgekeurde studieplan. Een verslag, een

gesprek en/of een presentatie kan deel uitmaken van de beoordeling. De

Examencommissie bepaalt, in overeenstemming met de regels in de

Onderwijs, - en Examenregeling, het aantal toe te kennen ECs.

Projecten en netwerken

Edukans

Edukans organiseert in de vakantieperiode projecten in ontwikkelingslanden.

Studenten nemen deel aan onderwijsexpedities in India, Malawi en Ethiopië.

Zuid Afrika

Studenten nemen deel aan dit project, waarbij zestien farmschools bij Kokstad

betrokken zijn. Studenten brengen en ontwikkelen materialen, inhouden en

didactische werkvormen voor het onderwijs.

Symposion

In dit Europees netwerk is het idee ontstaan voor de Internationale Pabo. Dankzij

Europese subsidie konden Noorwegen, Denemarken, Zweden en Nederland

gezamenlijk werken aan een nieuw Europees curriculum. Er is vergelijkend

onderzoek gedaan naar de verschillende curricula. In 2011 gaat de Internationale

Lerarenopleiding van start in Denemarken.

Erasmusprogramma

Binnen dit Europese programma participeren we in de onderdelen studenten- en

docentenuitwisselingen. Elk jaar vertrekken tientallen studenten en docenten naar

onder andere Zwitserland, Malta, Portugal, Tsjechië, Engeland, Spanje en

Litouwen.

ETEN

European Teacher Education Network richt zich op het uitwisselen van expertise

onder lerarenopleiders uit de hele wereld. Eens per jaar organiseert een lid uit het

netwerk een conferentie.

STIR

Onder de voorwaarden van deze „Stimuleringsregeling buitenland‟ kunnen onze

studenten kortlopende projecten uitvoeren in Zuid-Afrika, Curaçao en Aruba.

Minor Internationalisering

De International Class biedt inkomende Erasmusstudenten een consistent

programma. Dat bevat een internationale week waarin collega‟s uit het buitenland

colleges verzorgen. De minorgroep bevat buitenlandse en Nederlandse studenten.

Project Duitse instroom

Page 15: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 15

Sinds 2006 bezoeken Duitse studenten de School of Education. Zij volgen in de

zomer voorafgaand aan de studie de NT2 cursus en doen staatsexamen. Voor hen

is het curriculum met daarin de stagecomponent aantrekkelijk.

1.5 Speciale diploma’s en getuigschriften

Tijdens de studie is het mogelijk om extra bevoegdheden en erkende diploma‟s te

behalen. De meest voorkomende worden in de volgende paragrafen behandeld.

Ook is hier informatie opgenomen over een aantal speciale projecten waar de

opleiding haar medewerking aan verleent. Het volgen van het betreffende

programma vindt soms op een andere dan de eigen locatie plaats.

1.5.1 DCBO

De opleiding voorziet in het basisprogramma godsdienst, religie, Humanistisch

Vormingsonderwijs en filosofie. Voor studenten die zich verder willen verdiepen

biedt de opleiding daarbij de mogelijkheid om het erkende Diploma Christelijk

Basisonderwijs (DCBO) te behalen. Voor een volledige en gedetailleerde

uitwerking wordt verwezen naar het betreffende document met uitgangspunten

en eindtermen van het DCBO.

Voor de goede orde zij er op gewezen dat er aan deelname aan het DCBO-

programma, en dus aan het DCBO-examen, geen voorwaarden zijn verbonden.

Dus ook studenten met een niet-christelijke of niet-kerkelijke achtergrond kunnen

het DCBO-programma volgen en het examen afleggen. In paragraaf 2B.2.5 wordt

inzicht gegeven van het complete DCBO-programma.

Contactpersoon zijn: de heer B. Slaa en mevr. A. Streutker.

1.5.2 RK Godsdienst/Levensbeschouwing

Studenten die zich verder willen verdiepen en die bevoegd willen worden voor de

roomskatholieke scholen van het primair onderwijs dienen het door het bisdom

erkende diploma R.K. godsdienst / levensbeschouwing te behalen. Voor de goede

orde zij er op gewezen dat er aan de deelname aan het programma R.K.

godsdienst/levensbeschouwing geen voorwaarden zijn verbonden. Dus ook

studenten met een niet-katholieke of niet-kerkelijke achtergrond kunnen het

programma volgen en het examen afleggen. De opleiding geeft hiertoe de

mogelijkheid; een en ander volgens afspraken met het Bisdom Groningen. Dit

diploma kan behaald worden, nadat de student(e) de leerroute R.K. godsdienst /

levensbeschouwing heeft gevolgd. Het programma wordt nader toegelicht in

paragraaf 2B.2.5.

Contactpersoon is mevr. H. Bakker.

1.5.3 Fries/Frysk

Mede omdat de locatie Fryslân als tweetalige opleiding wil fungeren is het van

groot belang dat elke student van deze locatie het Fries (na verloop van tijd) ten

minste passief beheerst. Als student (locatie Fryslân) zul je tijdens je

stageperioden snel bemerken dat Frysk op de basisscholen een heel natuurlijk

gegeven is. Als opleiding willen we tijdens het eerste studiejaar met ieders

moedertaal zoveel mogelijk rekening houden en verzorgen we een

gedifferentieerd programma Fries. Studenten die het Fries niet of moeilijk kunnen

verstaan, volgen „Eigen Feardigens Frysk A‟ en studenten die de Friese taal wel

kunnen verstaan en spreken, volgen „Eigen Feardigens Frysk B‟.

Om het vak Fries/Frysk in het basisonderwijs te mogen geven als leerkracht moet

je daarvoor specifiek bevoegd zijn. De locatie Fryslân biedt studenten dan ook de

mogelijkheid aan om die bevoegdheid te behalen.

In paragraaf 2.B.2.6 wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid Fries/

Frysk nader uitgewerkt.

De contactpersoon voor Frysk is mevr. D. Ybema.

Page 16: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 16

1.5.4 Onderwijsconcepten

Vooral in het derde studiejaar van de reguliere Opleiding tot Leraar

Basisonderwijs maakt de student kennis met verschillende onderwijsconcepten,

het Ervaringsgericht Onderwijs (EGO), het Dalton-concept, Freinet-onderwijs,

Montessori-onderwijs en het Jenaplan-concept. Bij voldoende belangstelling kan

ook in de eerste helft van het vierde studiejaar een minor over de genoemde

onderwijsconcepten worden gevolgd. De Jenaplan-minor, Freinet-minor,

Montessori-minor en de Dalton-minor (en EGO/OGO-minor) leiden op voor

officiële diploma‟s/certificaten. Voor alle specialisaties geldt dat het verplicht is

om de LIO-stage te doorlopen op een basisschool die conform het betreffende

concept werkt. De minoren worden, waar mogelijk, locatieoverstijgend

aangeboden.

1.5.4.1 Jenaplanonderwijs

Deze specialisatie start in het derde jaar en loopt door tot en met de

pedagogische eindstage c.q. lio-stage. Studenten die zich willen verdiepen in dit

onderwijsconcept volgen het reguliere programma van de opleiding en maken

gebruik van de keuzemomenten. Dit betekent dat de studielast volledig binnen

het curriculum van het voltijdse programma valt. Het diploma wordt uitgegeven

door de Nederlandse Jenaplan Vereniging (NJPV).

Binnen de opleiding Pabo-verkort is het ook mogelijk om dit programma te

volgen, maar moet soms naast het reguliere programma worden gevolgd.

In paragraaf 2B.2.7 wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid

Jenaplan beschreven.

De contactpersonen voor het Jenaplanonderwijs zijn:

mevr. W van der Schaaf, mevr. C. Calon en mevr. T. Wieringa.

1.5.4.2 Freinetonderwijs

In het derde en vierde studiejaar is er de mogelijkheid voor verdieping in het

concept van Freinetonderwijs. Een deel van het programma valt onder het

Jenaplanprogramma. Daarnaast is er een specifieke verdieping naar de

Freinetpedagogie en -technieken. De stageactiviteiten worden uitgevoerd op een

Freinetschool. Het diploma wordt uitgegeven door de Freinetbeweging. In

paragraaf 2B.x.x wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid

Freinetonderwijs beschreven.

De contactpersoon voor het Freinetonderwijs is: mevr. T. Wieringa.

1.5.4.3 Daltononderwijs

Stenden Hogeschool biedt, in samenwerking met de Nederlandse Dalton

Vereniging, de mogelijkheid om het Daltondiploma te behalen.

De student verdiept zich theoretisch in het Daltononderwijs en voert

stageactiviteiten uit op een basisschool, bij voorkeur op een Daltonschool.

Stenden Hogeschool heeft voor dit profiel echter een beperkt aantal plaatsen

beschikbaar zodat na schriftelijke aanmelding (die tevens bindend is) er loting

plaats zal vinden in het geval van overintekening. De groepssamenstelling is altijd

een mix van studenten van Stenden Hogeschool van de verschillende locaties.

Het onderwijsprogramma wordt door verschillende opleidingsdocenten verzorgd.

In paragraaf 2B.x.x wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid

Daltononderwijs beschreven.

De contactpersoon voor het Daltononderwijs zijn: mevr. P. Busstra en de heer R.

Hendriksen

1.5.4.4 Montessori-onderwijs

Stenden Hogeschool biedt, in samenwerking met de Nederlandse Montessori

Vereniniging, de mogelijkheid om het Montessoridiploma te behalen op de locatie

Assen.

De student verdiept zich theoretisch in het Montessori-onderwijs en voert

Page 17: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 17

stageactiviteiten uit op een Montessoribasisschool. Het onderwijsprogramma

wordt door verschillende opleidingsdocenten verzorgd.

In paragraaf 2B.x.x wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid

Montessorionderwijs beschreven.

De contactpersoon voor het Montessorionderwijs is: mevr. A. Wolf.

1.5.4.5 EGO/OGO

In het vierde jaar kan de minor ervaringsgericht onderwijs/ontwikkelings

gerichtonderwijs gevolgd worden als pedagogische minor. Hierbij vindt verdieping

plaats van de twee concepten en wordt een eigen onderzoeksvraag zowel

theoretisch als praktisch beantwoord. De lange stage wordt uitgevoerd op een

school die het concept goed uitgewerkt heeft.

In paragraaf 2B.x.x wordt het onderwijsprogramma voor EGO/OGO-onderwijs

beschreven.

De contactpersoon voor EGO/OGO-onderwijs is: mevr. C. Kats.

1.6 Doorstroommogelijkheden

Na het behalen van het diploma leraar basisonderwijs zijn er tal van

vervolgstudies mogelijk. Hierna wordt een aantal veel gekozen bachelor- en

masteropleidingen genoemd.

1.6.1 Post-HBO Bewegingsonderwijs

Conform de wettelijke regeling zijn studenten uitsluitend bevoegd voor het geven

van bewegingsonderwijs in de groepen 1 en 2 van de basisschool.

Voor het behalen van de bevoegdheid bewegingsonderwijs voor de groepen 3 t/m

8 is er een speciale bevoegdheidsregeling met bijbehorende leergang ontwikkeld.

Deze leergang kan deels tijdens de opleiding worden gedaan, deels als post-HBO-

traject.

De contactpersonen voor bewegingsonderwijs zijn: de heren J. Hindriks en V.

Mollema.

1.6.2 Leraar tweedegraads

Bij onder andere de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden kan een

bacheloropleiding tot tweedegraads leraar voortgezet onderwijs worden gevolgd.

Hiervoor zijn diverse flexibele trajecten ontwikkeld. Afhankelijk van de

vakgebieden waarvoor je kiest varieert de duur van de opleiding van twee tot vier

jaar. Meer informatie over deze doorstroomvariant is ook te verkrijgen bij de

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.

1.6.3 Gespecialiseerd groepsleerkracht

Na het succesvol afronden van de initiële opleiding kan een eenjarige voltijd of

tweejarige deeltijdopleiding tot Master Special Educational Needs worden gevolgd.

Deze opleiding wordt in het werkveld zeer gewaardeerd voor mensen die willen

werken in de leerlingenzorg of in vormen van speciaal onderwijs. Stenden

Hogeschool biedt echter nog veel meer mastertrajecten voor het onderwijs aan.

Het gaat daarbij om zowel basis- als kopstudies, in voltijd en deeltijd. Meer

informatie hierover is te verkrijgen via de heer H. Hoedemaker, tel. (058) 24 41

706, medewerker van het Instituut Service Management van Stenden Hogeschool

te Leeuwarden.

1.6.4 Masteropleidingen WO

HBO-ers met een aan Pedagogische Wetenschappen of Onderwijskunde verwante

vooropleiding kunnen worden toegelaten tot de Masteropleiding Pedagogiek of de

Page 18: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 18

Masteropleiding Onderwijskunde, onder andere bij de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor meer informatie hierover verwijzen we naar de coördinatoren van de

afstudeerfase. Je kunt ook informatie verkrijgen bij het Onderwijsbureau

Pedagogiek & Onderwijskunde, Grote Kruisstraat 2 (Muntinggebouw), 050 - 36 36

301.

Page 19: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 19

2 Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

2A Onderwijsbeleid

2A.1 Omschrijving van het onderwijs

Stenden Hogeschool Lerarenopleidingen verzorgt drie varianten van de Opleiding

tot Leraar Basisonderwijs die in het Centraal Register Opleidingen Hoger

Onderwijs (CROHO) staat ingeschreven onder nr. 34808-22EX (voltijd): de

voltijdse, vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, de Opleiding tot Leraar

Basisonderwijs in deeltijd en de tweejarige Verkorte Opleiding tot Leraar

Basisonderwijs voor hoger opgeleiden (Pabo-verkort). Nieuw is

daarbij de mogelijkheid om vanuit een evc-procedure te worden toegelaten tot de

opleiding; tot verschillende studietrajecten. Binnen de voltijdse opleiding zijn er

verschillende studietrajecten: er is, afhankelijk van de mogelijkheden en

achtergronden van de student, een driejarig studietraject voor MBO-studenten,

Onderwijsassistent niveau 4, er is een versneld studietraject (Pabo-plus) binnen

het reguliere programma en voor zij-instromers behoort een speciaal studietraject

op maat tot de mogelijkheden.

Via de evc-procedure (Eerder Verworven Competenties) kunnen individuele

studietrajecten ontworpen worden op basis van de inhoud en het niveau van de

reguliere opleiding.

De opleidingen leiden op voor functies in het gehele basisonderwijs. Daarbinnen

vindt specialisatie plaats ten aanzien van onderwijs voor het jongere (4-8-jarige)

of het oudere (8-12-jarige) kind. Afgestudeerden van de opleiding krijgen de titel

'Bachelor of Education'

en het daarbij behorende getuigschrift en diplomasupplement.

Daarnaast biedt de opleiding, afhankelijk van de achtergrond en het studietraject

van de student, de mogelijkheid om aanvullende bevoegdheden te behalen op het

terrein van het christelijke basisonderwijs (DCBO-diploma), het katholiek

onderwijs (diploma RK-katechese), blok 1 en 2 van de officiële leergang

beweging, het Fries (foech Frysk), Jenaplanonderwijs, Daltononderwijs en

Ervaringsgericht onderwijs.

2A.2 Verantwoording van het onderwijs

De inhoud van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs is gebaseerd op een aantal

pijlers van het onderwijsconcept van Stenden Hogeschool:

Pijler 1 : Leren in een maatschappelijke context

Pijler 2: Interculturalisatie

Pijler 3: Een constructivistische visie op kennis, leren en onderwijs

Pijler 4: Het ontwikkelen van competenties

Pijler 5: Het creëren van een uitdagende leeromgeving

De pijlers zijn uitgewerkt in het beleidsstuk: 'Kleur bekennen' (werkdocument

oktober 2004).

Dit document is in te zien/te verkrijgen bij de locatiesecretariaten.

Page 20: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 20

2A.2.1 Bekwaamheidseisen en competenties

De hoofddoelstelling van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs is het opleiden

van studenten tot het beroep van leraar in het basisonderwijs. Hiervoor zijn op

landelijk niveau in de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO) competenties en

bekwaamheidseisen geformuleerd.

Bij bekwaamheid van leerkrachten gaan we daarbij uit van de volgende drie

perspectieven.

Drie perspectieven op leraarsbekwaamheid

Perspectief 1: Bekwaamheid in actie: professioneel handelen

Bekwaamheid in actie is aan de orde als een leraar de mogelijkheden en

moeilijkheden waarneemt die zich in een bepaalde situatie voordoen en als hij

daar doelgericht en doelbewust op inspeelt.

Dat gebeurt ter plekke en op het moment zelf: de leraar reageert dan op

leerlingen en stimuleert, remt of stuurt de dynamiek van de groep. Maar dat

gebeurt ook over een langere periode: de leraar heeft dan inzicht in zijn

leerlingen en hun ontwikkeling- en leerprocessen.

Hij ontwerpt op basis daarvan een werkbaar programma. Vervolgens ziet de

leraar hoe leerlingen en groep aan het werk zijn en hoe zij zich ontwikkelen en

stelt hij zijn programma eventueel bij.

Deze cyclische opbouw van handelen is kenmerkend voor professionele beroepen

en dus ook voor het handelen van de leraar. Het is op te vatten als een

basisprogramma van professioneel handelen.

Vervolg perspectief 1: bekwaamheid in actie: kenmerkende situaties

De praktijk van de leraar is veelomvattend. Om de verschillende facetten van de

beroepsuitoefening in beeld te krijgen moet je naar het handelen van de leraar

kijken in alle situaties die samen kenmerkend zijn voor het beroep.

Perspectief 2: de kwaliteit van het product (de leeromgeving)

Er zitten ambachtelijke aspecten aan het werk van de leraar, zoals het ontwerpen

van een programma, het maken van lesmateriaal, maar de essentie van het vak

is de communicatie over en weer met leerlingen. Het belangrijkste 'product' dat

de leraar maakt is dus de leeromgeving.

Die leeromgeving heeft tastbare aspecten als onderwijsprogramma, lesmateriaal,

lokaalinrichting en dergelijke. Maar de leeromgeving heeft ook minder tastbare

aspecten als de kwaliteit van communicatie over en weer en de sfeer van

samenwerken.

Kijken naar de kwaliteit van de leeromgeving en het kijken naar de leraar in actie,

dat overlapt elkaar voor een deel. In perspectief 2 kijk je echter niet alleen naar

de communicatie over en weer van de leraar, maar ook naar de kwaliteit van het

werk- en begeleidingsprogramma, de materialen, de evaluaties, de

verslaglegging, enzovoorts.

Perspectief 3: de bagage, de mentale kant van professioneel handelen

Bekwaamheid is één geheel met de persoon. De leraar moet zichzelf dus kennen

en kunnen hanteren in de verschillende beroepssituaties. De leraar moet zijn

eigen motivatie en inspiratie ook bewust kunnen vertalen naar wat de

maatschappij van het beroep verwacht. Vervolgens moet hij daar op een

professionele manier vorm aan kunnen geven.

Het basisprogramma van professioneel handelen, begint en eindigt bij inzicht in

de praktische problemen die zich in de verschillende beroepssituaties voordoen.

Je mag van de leraar verwachten dat hij het hoe, wat en waarom van zijn

handelen in verschillende kenmerkende situaties onder woorden kan brengen en

verantwoorden.

Bij die verantwoording kunnen verschillende argumenten een rol spelen:

Page 21: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 21

1 . Argumenten op basis van kennis die funderend is voor het beroep

(bijvoorbeeld pedagogische kennis, kennis van de ontwikkelingspsychologie en

kennis van de schoolvakken en het leren).

2. Argumenten op basis van de praktijkkennis die beschikbaar is in het onderwijs

en gedeeld wordt met collega's.

3. Argumenten op basis van onderwijskundige en levensbeschouwelijke

opvattingen.

Reflectieve praktijk

Professioneel handelen is in wezen een reflectieve praktijk: de situatie

waarnemen en diagnosticeren, doelen stellen, handeling plannen, uitvoeren,

evalueren en bijstellen.

Bij het onderzoeken van bekwaamheid leg je die weg in een andere volgorde af:

je kijkt naar het handelen in de situatie, je beoordeelt de effecten daarvan en

naar aanleiding daarvan onderzoek je het hoe, wat en waarom van dat handelen.

Uitgegaan wordt van de volgende zeven SBL-competenties:

1. Pedagogisch competent

De leraar kan op basis van kennis van de basisbehoeften en de

ontwikkelingsprocessen van leerlingen, voor een bepaalde groep leerlingen

een veilige leeromgeving realiseren.

2. Vak en didactisch competent

De leraar kan op basis van kennis van schoolvakken en de leerprocessen

die daarvoor nodig zijn voor een bepaalde groep leerlingen een krachtige

leeromgeving realiseren.

3. Inter-persoonlijk competent

De leraar kan op basis van kennis van groepsdynamica en communicatie

met leerlingen een leef- en werkklimaat realiseren dat gekenmerkt wordt

door samengaan en samenwerken.

4. Organisatorisch competent

De leraar kan op basis van kennis van verschillende vormen van

structuurbehoeften van leerlingen met leerlingen een leef- en werkklimaat

realiseren dat voor de leerlingen voldoende overzichtelijk, ordelijk en

(leer)taakgericht is.

5. Competent in het samenwerken met collega's

De leraar kan bijdragen aan het realiseren en de ontwikkeling van het

pedagogisch/ didactische klimaat van de school en de kwaliteit van de

werkverhoudingen en de organisatie van de school.

6. Competent in het samenwerken met de omgeving

De leraar kan bijdragen aan het realiseren en het ontwikkelen van de

samenwerkingsrelatie met mensen en instellingen in de omgeving van de

school.

7. Competent in reflectie en ontwikkeling

De leraar kan zijn opvattingen en bekwaamheden ten aanzien van de

verschillende aspecten van beroepsuitoefening onderzoeken en

ontwikkelen.

Page 22: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 22

De opleiding heeft het curriculum zo georganiseerd dat er tot in de kernfase een

aanbodgestuurd programma is waarna er in de sda-fase sprake is van een

student gestuurd programma, gericht op de competenties van de student. De

ontwikkeling van die competenties wordt gebruikt als begeleidingsmiddel in het

ontwikkelproces en staan steeds centraal in de professionele- en persoonlijke

begeleiding (ppb) van de student.

2A.2.2 Visie op de relatie tussen opleiding en werkveld

Op de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt veel aandacht besteed aan

praktische en bruikbare kennis die noodzakelijk is in het werkveld. Naast

inhoudelijke kennis van zaken moet de toekomstige beroepsbeoefenaar het

vermogen bezitten om analytisch en probleemoplossend te denken en te

handelen. Daarnaast spelen factoren als doorzettingsvermogen, werken in

teamverband, creativiteit en het kunnen reflecteren op eigen vaardigheden en

beroepshouding een belangrijke rol. Verder wordt van de student een brede

inzetbaarheid verwacht.

Rekening houdend met bovenstaande eisen en de al eerder genoemde

competenties wordt aan deze aspecten van het lerarenberoep in de opleiding

grote aandacht besteed.

Daarom is er gekozen voor een probleem- en praktijkgerichte opbouw van het

curriculum.

De theorie die in het opleidingsprogramma aan de orde komt, bereidt dan ook

voor op de praktijk. De praktijk vormt op haar beurt uitgangspunt en

referentiekader voor de theorie.

Dat integratie van theorie en praktijk tot één van de uitgangspunten van het

onderwijsbeleid behoort, blijkt ook uit de keuze voor probleemgestuurd

onderwijs/leren (pgl), Projectonderwijs (PO) en de belangrijke plaats van het

praktijkonderwijs (werkplekleren en stages) in het gehele onderwijsprogramma.

Binnen het onderwijsprogramma is een groot gedeelte ingeruimd voor stages.

Daarnaast participeren studenten soms in een leerbedrijf en nemen studenten

deel aan instituutspractica.

Studenten krijgen door de inrichting van het opleidingsprogramma ruimschoots

de gelegenheid zich te profileren richting de arbeidsmarkt. Dat wordt vooral

mogelijk gemaakt door de eigen invulling van het keuzeprogramma: de gekozen

specialisatie, de keuze van de minors inde differentiatiefase en de invulling van de

vrije ec's door de student. Stageplaatsen worden (in de reguliere opleiding) in de

eerste drie jaren toegewezen. In het vierde studiejaar moet de

student op een LIO-stageplaats solliciteren. De opleiding speelt daarbij een

bemiddelende rol.

2A.2.3 Visie op toekomstige ontwikkelingen

Het basisonderwijs is volop in beweging. De arbeidsmarktproblematiek, de

inhoudelijke vernieuwing van de vakken, het toenemende belang van

zorgverbreding, de integratie van nieuwe media is de klas en de toenemende

differentiatie binnen de vakken in de school zijn hier enkele voorbeelden van.

Mede door deze ontwikkelingen verandert ook de taak van de leraar in het primair

onderwijs. Van de leraar basisonderwijs wordt verwacht dat deze in de toekomst

steeds beter in staat is om op deskundige wijze in te gaan op de individuele

behoeften van zijn leerlingen, m.a.w. adaptief onderwijs te geven (omgaan met

verschillen). De taak van de leraar wordt hiermee complexer. Voortdurende

reflectie op eigen houding, opvattingen en

vaardigheden is een basisvoorwaarde voor de leraar van morgen.

De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs acht het van groot belang binnen het

onderwijs rekening te houden met genoemde ontwikkelingen. Door de thematisch

Page 23: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 23

georiënteerde opzet van het programma is het mogelijk flexibel in te spelen op

toekomstige ontwikkelingen, zodat steeds een actueel en eigentijds

onderwijsprogramma aangeboden wordt.

2A.3 Opvattingen over leren en onderwijzen

In de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt probleemgestuurd leren (pgl) en

projectonderwijs (PO) toegepast. Deze onderwijsbenadering stelt het leerproces

van de student centraal en doet een groot beroep op de actieve studiehouding

van de student. Leren wordt gezien als een proces van het zelfstandig en actief

verwerven en verwerken van informatie.

Naast de actieve studiehouding, die over het algemeen de motivatie tot leren

bevordert, draagt deze onderwijsbenadering bij tot een grotere

verantwoordelijkheid van de student ten aanzien van wat en hoe hij leert. De

student wordt geleerd keuzes te maken. Studenten die hebben geleerd dat hun

kennis te kort kan schieten bij confrontatie met levensechte problemen

leren hierdoor na te denken over hun eigen acties. Het onderwijs leidt er dan ook

toe dat studenten voortdurend worden uitgedaagd om te reflecteren op het

doorgemaakte leerproces.

De student wordt gestimuleerd een voortdurende reflectie op de theorie, de

praktijk, de eigen houding en opvattingen, uit te voeren. Ook na de opleiding

zullen studenten door deze ontwikkelde houding in staat zijn hun kennis en

vaardigheden op peil te houden. Dit is van belang om opgewassen te zijn en te

blijven tegen problemen die studenten in de beroepssituatie tegen zullen komen.

In deze zin vormen zelfwerkzaamheid en eigen verantwoordelijkheid

gedurende de opleiding mede een voorwaarde voor permanente educatie ofwel

'lifelong learning'. Voor de keuze van deze onderwijsbenadering spelen ook

motieven als het bevorderen van samenwerken, het bevorderen van integratie

tussen diverse disciplines en het bevorderen van het gebruiken of toepassen van

kennis en vaardigheden.

Doordat gebruik wordt gemaakt van probleemsituaties uit het werkveld is de

Opleiding tot Leraar Basisonderwijs sterk op de praktijk gericht. De theorie, die in

de opleiding aan de orde komt, bereidt voor op de praktijk en de praktijk vormt

op haar beurt uitgangspunt en referentiekader voor de theorie. Een goede

aansluiting van de opleiding op de praktijk wordt hierdoor dan ook bewerkstelligd.

2A.3.1 Opvattingen over de ordening van de leerstof

De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs realiseert het bereiken van de

competenties en de startbekwaamheden van de opleiding via een gefaseerde

programmering die een geleidelijke opbouw bewerkstelligt van wat de student

aan het einde van de opleiding moet beheersen.

Het organiserende principe voor de indeling van de leerstof is sterk beïnvloed

door de keuze voor:

- Thematisch-cursorisch onderwijs (vakspecifiek en vakoverstijgend);

- probleemgestuurd onderwijs en probleemgestuurd leren (pgl);

- een concentrische opbouw van de leerstof;

- en een indeling van modulen van tien weken.

In het onderwijsprogramma komen vakken aan de orde die ook als vak op de

basisschool aan bod komen (onderstroom). Tussen de vakken bestaan

overlappingen. Een deel van het onderwijs is dan ook vakoverstijgend opgezet

(bovenstroom). Uitgangspunten van het vakoverstijgend onderwijs vormen

problemen die ontleend zijn aan relevante thema's uit het werkveld.

Een bepaald praktijkprobleem vormt altijd het uitgangspunt voor studie- en

leeractiviteiten.

Studenten formuleren (na een analyse van het probleem) hun eigen leervragen.

Page 24: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 24

Vervolgens bestuderen ze de afzonderlijke vakken die een bijdrage leveren aan

het oplossen van het probleem. Aanvankelijk zijn de probleemsituaties eenvoudig,

vrij gesloten en sturend.

Gaandeweg de opleiding worden de situaties complexer en meer open. Tussen de

probleemsituaties bestaat een duidelijke samenhang.

Verder is er sprake van een concentrische opbouw. Vanuit de concentrische visie

komen onderwerpen op meerdere plaatsen in het onderwijsprogramma aan de

orde. In het eerste studiejaar ligt hierbij de nadruk op oriëntatie. In de volgende

studiejaren treedt verdieping op.

Het onderwijsprogramma is opgedeeld in modulen van tien weken. Elke

onderwijsperiode heft een thema. Binnen dit thema komen verschillende

vakgebieden aan de orde. De thema's geven de rode draad van het

onderwijsprogramma weer. Het eerste studiejaar staat in het teken van

'de student in het onderwijs', waarbij de student zich oriënteert op het beroep.

Het tweede studiejaar concentreert zich op 'de student als leraar', waarbij de rol

als didacticus centraal staat.

In het derde studiejaar specialiseert de student zich in de richting van het jonge

of het oudere kind. 'De student en de leerlingen' staat hier centraal. In het vierde

studiejaar bereidt de student zich voor op het zelfstandig functioneren als

groepsleerkracht en staat 'de student als beroepsbeoefenaar' centraal.

2A.3.2 Praktische vorming

De integratie van theorie en praktijk is één van de belangrijkste uitgangspunten

van het onderwijsbeleid van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs. Praktische

vormingi is in onze beroepsopleiding zeer belangrijk.

De student wordt hierdoor goed voorbereid op de beroepsuitoefening. De

praktische vorming stelt de student in staat theoretisch opgedane kennis, inzicht

en vaardigheden met betrekking tot het beroep in de praktijk toe te passen en

eventueel bij te stellen. De student verwerft op deze wijze ook inzicht in de

sociale, maatschappelijke en culturele situaties die samenhangen

met het beroep. Bovendien kan hij een persoonlijke beroepshouding ontwikkelen.

De doelen die de opleiding in de praktische vorming nastreeft zijn gebaseerd

op de competenties en de bekwaamheidseisen uit de wet BIO.

In de praktische vorming zit een bepaalde opbouw. In de propedeuse staat de

praktische vorming vooral in het teken van oriëntatie en basisvorming van de

student: het (leren) omgaan met kinderen. Het tweede jaar staat vooral in het

teken van het (leren) omgaan met onderwijsleersituaties. In het derde jaar staat

de specialisatie ten aanzien van het jonge of het oudere kind en het (leren)

omgaan met verschillen centraal (adaptief onderwijs/zorgverbreding).

In het vierde jaar tenslotte staat de praktische vorming in het teken van de

afstudeerprojecten en het zelfstandig functioneren als groepsleraar. In de

moduleboeken worden de inhoud, de structuur en de verschillende activiteiten

verder beschreven.

2A.3.3 Didactische principes

Vanuit de hierboven beschreven visie op leren en onderwijzen leidt de Opleiding

tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool studenten op tot leraren die de

kennis, vaardigheden en de attitude bezitten om keuzes te kunnen maken,

prioriteiten te kunnen stellen, bereid zijn om te reflecteren, verantwoordelijkheid

te nemen en te blijven leren.

De didactische principes die daarbij gehanteerd worden zijn: het leren in

begeleidings- en onderwijsgroepen, het ervaren van onderwijssituaties op eigen

niveau en de sterke koppeling tussen theorie en praktijk.

Deze principes vinden hun vertaling in de opbouw van iedere module door middel

Page 25: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 25

van:

A. De bovenstroom

In de bovenstroom wordt de aandacht gericht op praktijk en het praktische

handelen van de student binnen de opleiding. Hier vallen de onderdelen

onder: pgl, PO, opdrachten, projectpresentaties en de stages;

B. De onderstroom

In de onderstroom is er specifiek aandacht voor de theoretische

component van de opleiding. De moduletoetsen en de beoordeling van de

praktische vaardigheden bij de verschillende vak-/vormingsgebieden

krijgen hier een plaats;

C. De doorstroom

In de doorstroom is er specifiek aandacht voor de persoonlijke- en,

professionele ontwikkeling van de student. Er is hier aandacht voor de

persoonlijke en professionele begeleiding (ppb), portfolio, de verplichte

algemene studieonderdelen en er is veel ruimte voor de invulling van

individuele leervragen en activiteiten die de eigen ontwikkeling

ondersteunen.

De principes laten zich vertalen in (interactieve) werkvormen, waaronder practica,

hoorcolleges, werkcolleges en het werken aan taken en opdrachten in de pgl-

groep, de PO-groep of kleinere groepen.

Leren aan de hand van, aan de beroepspraktijk ontleende, problemen is op te

vatten als een didactiek die studenten aanzet tot discussie, studie en toepassing

van kennis. De hoorcolleges, die gericht zijn op structurering van complexe

leerstof, zijn bedoeld ter ondersteuning van de verwerving en verwerking van de

leerstof. De werkcolleges beogen op interactieve wijze studenten te betrekken bij

de leerstof. Probleemgestuurd leren moedigt eigen verantwoordelijkheid en eigen

initiatief van studenten aan. Daarnaast komen in deze onderwijsvorm zaken als

samenwerken, leren formuleren, probleem oplossen en besluiten nemen aan de

orde.

Vanuit de didactische principes is het leren van de student gericht op het

zelfstandig verwerven en verwerken van informatie, het leren studeren en het

leren reflecteren. Ook zijn het leren planmatig te werken, het samenwerken in

teamverband, het probleemoplossend handelen en het communiceren belangrijke

vaardigheden die de student aan het einde van de opleiding moet beheersen.

Tenslotte beoogt de opleiding vanuit de didactische beginselen studenten

te leren evalueren.

De begeleiding van studenten gebeurt op twee specifieke terreinen: de studie en

de stage.

Bij de persoonlijke- en professionele begeleiding gaat het er om studenten te

leren studeren, reflecteren en ze voor te bereiden op te maken keuzes in de

opleiding. Stagebegeleiding beoogt studenten ontwikkelingsgericht tijdens de

stage te begeleiden.

Door het maken van werkstukken leren studenten hun kennis en vaardigheden

toe te passen en te integreren en in presentaties en gesprekken te ommuniceren.

We hanteren daarbij de term ppb: persoonlijke- en professionele begeleiding.

2A.3.4 Verhouding contacttijd/ zelfstudietijd

In de onderwijsvisie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs is een actieve

studiehouding van de studenten onontbeerlijk. Ter bevordering van een actieve

studiehouding van de studenten wordt gestreefd naar een evenwichtig verdeeld

en zinvol aantal contacturen (uren waarop de docent en de studenten samen

werken). In het onderwijsprogramma wordt daarom uitgegaan van een optimale

verhouding tussen contacttijd en de zelfstudietijd (de tijd waarin studenten

Page 26: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 26

zelfstandig kennis en vaardigheden moeten verwerven). Er wordt gewerkt met de

globale richtlijn dat 1 contactuur 3 a 4 uren zelfstudie genereert. In deze

verhouding is er een opbouw zichtbaar vanuit het eerste naar het vierde

studiejaar en wordt er vanuit een situatie met veel begeleiding en ondersteuning

in het eerste jaar toegewerkt naar een situatie waarbij de student steeds meer

zelfverantwoordelijk is en de aard en hoeveelheid van de contacturen wijzigt.

2A.3.5 De rol en de verantwoordelijkheid van de student

Studenten hebben een actieve rol in het onderwijs binnen de Opleiding tot Leraar

Basisonderwijs. Niet alleen doordat ze in het onderwijs in hoge mate zelfstandig

en actief informative verwerven en verwerken, maar ook omdat ze telkens

zelfstandig verantwoorde keuzes maken ten aanzien van wat en hoe ze leren en

studeren. Het reflecteren op eigen en andermans ervaringen in het basisonderwijs

en het met elkaar en met de docenten daarover spreken is erg belangrijk. Door

de vorm van praktische vorming en de inrichting van de begeleiding wordt de

student gestimuleerd in toenemende mate te reflecteren. De opleiding hecht

kwalitatief aan een actieve studiehouding van de student en heeft daartoe een

studiehoudingsformulier ontwikkeld waarmee opleidingsdocenten, vanuit de

diverse studieonderdelen regelmatig rapporteren aan de persoonlijke- en

professionele studiebegeleiders (ppb'ers) over de voortgang van de individuele

student. Daarnaast wordt met grote regelmaat aan de studenten gevraagd een

bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en de evaluatie van het onderwijs. Dit

gebeurt met het oog op directe en indirecte kwaliteitsverbetering.

2A.3.6 De rol en de verantwoordelijkheid van de docent

De visie op leren en onderwijzen evenals de didactische principes vragen om een

bepaalde rol en verantwoordelijkheid van de docent. Veel meer dan in het

klassieke instructiesysteem waarbij de docent vooral een lesgevende taak heeft in

de zin van kennisoverdracht, is de docent begeleider van het leerproces. In deze

rol van begeleider fungeert de docent veelal als ontwikkelaar van

onderwijsleermateriaal, als stimulator van het leerproces en als procesbewaker.

De docent volgt dan ook de student in zijn/ haar actieve studiehouding en

rapporteert daarover tijdens de daarvoor ingerichte modulebijeenkomsten aan de

begeleiders (ppb) van de student.

Daarnaast is de docent de beoordelaar en de vakspecialist. Bij dit alles worden

hoge eisen gesteld aan de bereidheid tot samenwerking van docenten, in het

bijzonder tijdens de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van het

onderwijsprogramma.

2A.4 Groeperingsbeleid

Binnen de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt uitgegaan van

probleemgestuurd leren in een modulair opgebouwd onderwijsprogramma. Deze

onderwijsstrategie heeft ook gevolgen voor het groeperingsbeleid, dat gekoppeld

is aan de didactische werkvormen. De basis voor het groeperingsbeleid is steeds

de ppb-groep.

Ongeveer 12 studenten vormen met elkaar een pgl-groep. De groepen zijn

heterogeen van samenstelling. Dat betekent dat vanaf het eerste studiejaar

studenten met verschillende vooropleidingen (profielen) bij elkaar in één groep

worden geplaatst. De samenstelling van de pgl-groep kan in de loop van het

studiejaar wijzigen. Bij de andere didactische werkvormen wordt een hierop

aansluitende groepering van studenten toegepast. Twee ppb-groepen vormen

samen een klas van gemiddeld zo'n 24 studenten; voor werkcolleges wordt de

klas als groeperingsvorm gehanteerd. Voor hoor- en responsiecolleges,

afhankelijk van de doelen van de colleges worden vier, zes of acht groepen

samengevoegd.

2A.6 Studeerbaarheid

Page 27: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 27

De opleiding probeert het programma zo studeerbaar mogelijk te maken en te

houden.

Regelmatige besprekingen tussen studenten (vertegenwoordiging) en

medewerkers levert eveneens het nodige inzicht in de verschillende aspecten van

de studeerbaarheid op.

Een HBO-studie vraagt een grote zelfstandigheid van de student. Het houdt

bijvoorbeeld in dat de student zelf de discipline moet opbrengen om zijn tijd goed

in te delen. Zelfstandigheid, initiatief, inzet en planning zijn voor een goed

studieverloop even belangrijk als intelligentie.

Bij een goede studieplanning en de juiste vooropleiding is er naast de studie

(voltijdse-opleiding) nog voldoende tijd voor hobby's en bijbaantjes.

2A.7 European Credit Transfer Sytem

De opleiding hanteert het European Credit Transfer System of kort ECTS. In dit

systeem staat 1 european credit voor 28 studiebelastingsuren (sbu). De gehele

studielast van een student wordt uitgedrukt in ec's.

2A.8 Bindend studieadvies (BSA)

Stenden Hogeschool en dus ook de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs hanteert

het Bindend Studieadvies (BSA), voor studenten die zich per 1 september 2011

inschrijven voor de propedeuse en voor alle overige studenten in het eerste jaar

van inschrijving. Voor een goede studievoortgang is het voor jou als student van

belang om een positief studieadvies te ontvangen. In ieder geval moet je vóór 31

augustus 2011 in het bezit zijn van een voorwaardelijk positief studieadvies. Het

BSA heeft vooral consequenties voor het vervolg van je studie als je niet aan de

voorwaarden voldoet voor een (voorwaardelijk) positief studieadvies. In dat geval

krijg je namelijk een negatief advies mét afwijzing. Dat wil zeggen dat je de

opleiding dan niet aan Stenden Hogeschool kunt vervolgen.

Wie zich voor 1 april 2012 uitschrijft en de Opleiding verlaat, krijgt geen bindend

studieadvies. Voor februari-instromers geldt een soortgelijke regeling; zij moeten

voor 1 februari 2013 voldoen aan de eisen voor het bindend studieadvies.

Voorwaarden voor een positief studieadvies zijn:

Je hebt voldaan aan alle onderdelen van de propedeuse en bent geslaagd voor de

propedeuse.

Voorwaarden voor een voorwaardelijk positief studieadvies:

1 . aan het eind van het eerste jaar van inschrijving (31 augustus 2012)

minimaal 40 ec's behaald hebben;

2. van die 40 ec's de stageperiodes van onderbouw en bovenbouw (12 ec's)

met voldoende resultaat hebben afgesloten;

3. van die 40 ec's aan het eind van het eerste jaar van inschrijving (31 augustus

2012) de landelijke basiskennistoetsen voor taal, rekenvaardigheid en

wereldoriëntatie behaald hebben.

Als je niet aan de bovenstaande drie voorwaarden voldoet, dan krijg je aan het

einde van je eerste studiejaar een negatief studieadvies mét afwijzing.

Voldoe je wel aan deze drie voorwaarden, maar heb je de propedeuse nog niet in

zijn geheel behaald dan krijg je een voorwaardelijk positief studieadvies en moet

je in je tweede studiejaar de propedeuse halen. Anders wordt aan het einde van

je tweede studiejaar alsnog het

studieadvies omgezet in negatief studieadvies mét afwijzing.

De opleiding verwacht van de student dat deze via Progress zelf zijn of haar

behaalde ec's controleert en actie onderneemt als dat nodig is.

Via studiebegeleiding kunnen docenten en begeleiders de voortgang met de

Page 28: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 28

student bespreken.

De 'Regeling studieadvies' staat beschreven in het Studentenstatuut deel 1 en

maakt deel uit van de onderwijs- en examenregeling.

Bij het uitbrengen van het studieadvies kan er rekening worden gehouden met

persoonlijke omstandigheden (MTR. Artikel 14 Overmachtregeling). Is er sprake

van persoonlijke omstandigheden, (bijvoorbeeld ziekte) waardoor je denkt niet

aan de norm voor het positieve studieadvies te kunnen voldoen, dan moet je zo

snel mogelijk contact opnemen met je studiebegeleider én een studentendecaan.

Ook moet je dan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor 1 juni, een brief

schrijven aan de opleidingsexamencommissie waarin je vraagt om uitstel van het

bindend studieadvies in verband met bijzondere omstandigheden.

Voor februari-instromers geldt dat ze een verzoek tot uitstel van het bindend

studieadvies op grond van bijzondere omstandigheden moeten aanvragen voor

uiterlijk 1 december.

Ten behoeve van het bindende studieadvies (BSA) en de studievoortgang hier

nog eens extra de zaken op een rijtje:

60 ec's

Heb je per 1 september 2011 de 60 ec's van de propedeuse behaald, dan geldt

voor jou dat je aan alle onderdelen van de propedeuse hebt voldaan, je bent

geslaagd voor de propedeuse en je ontvangt een positief studieadvies.

40 ec's of meer met voldoendes voor de stage en basiskennistoetsen maar

minder dan 60 ec's.

Is deze situatie per 1 september 2011 op jou van toepassing dan ontvang je van

de opleidingsexamencommissie een voorwaardelijk positief studieadvies en ben je

verplicht gedurende het tweede studiejaar alsnog de propedeuse in zijn geheel

(=60 ec's) te behalen. Lukt jou dat niet dan ontvang je alsnog aan het einde van

het tweede studiejaar een negatief studieadvies met afwijzing. Met 40 ec's,

inclusief de voldoendes voor de stages en de basiskennistoetsen kun je al wel

starten met je studie in de hoofdfase van de opleiding; je start dan gewoon met

het tweede studiejaar. Voor je organisatie en planning betekent het echter wel

dat je goed het Jaartoetsrooster (paragraaf 2D.1.2 van dit Studentenstatuut deel

2, Bijlage II) in de gaten moet houden en de eventuele wijzigingen die

gepubliceerd worden op Elo moet controleren wanneer de verschillende

toetsmomenten zijn van de ontbrekende propedeuseonderdelen die jij nog moet

behalen. Let daarbij ook goed op dat je je voor deelname aan alle toetsingen

verplicht en tijdig moet inschrijven.

Minder dan 40 ec's of onvoldoendes voor de stage of de basiskennistoetsen.

Alle herkansingen worden volgens het jaartoetsrooster afgenomen vóór de

zomervakantie van 2011. Ontvang je bijvoorbeeld op de datum 1 juli 2011 een

negatief studieadvies omdat je de 40 ec's nog niet behaald hebt dan resteren

alleen nog de toetsgelegenheden voor het studiejaar die staan vermeld in het

toetsrooster. Alleen in de situatie van Bijzondere Omstandigheden kun je nog wel

in de gelegenheid gesteld worden om alsnog voor 1 september 2011 de 40 ec's

te behalen. Heb je vervolgens voor 1 september 2011 alsnog minder dan 40 ec's

behaald dan ontvang je een negatief studieadvies dat bindend is; je kunt de

opleiding aan Stenden Hogeschool niet voorzetten. Voor de studievoortgang is het

dus van belang om het jaartoetsrooster goed te controleren.

40 ec's of meer met een onvoldoende voor de basiskennistoetsen.

Als onderdeel van de 40 ec's moet je een voldoende score behalen op de

basiskennistoetsen.

Ontvang je bijvoorbeeld op de datum 1 juli 2011 een voorlopig negatief

studieadvies omdat je al wel de 40 ec's hebt behaald maar nog niet de

basiskennistoetsen dan kan het jaartoetsrooster (paragraaf 2D.1.2) je mogelijk

Page 29: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 29

nog wel in de gelegenheid stellen om voor de zomervakantie 2012 de

basiskennistoetsen te behalen. Controleer je toetsgelegenheden en de data op

het jaartoetsrooster. Heb je vervolgens voor de zomervakantie 2012 de

basiskennistoetsen NIET behaald dan ontvang je een negatief studieadvies dat

bindend is; je kunt de Opleiding aan Stenden Hogeschool niet voorzetten.

Voor de studievoortgang is het dus ook hier van belang om het jaartoetsrooster

en de gepubliceerde wijzigingen (op Elo) goed te controleren.

NB. Met ingang van 1 september 2006 zijn er landelijke toetsen (Cito) afgenomen

voor de onderdelen rekenvaardigheid en taal. De data van de betreffende toetsen

worden vastgesteld op basis van de landelijke, door Cito vastgestelde periodes.

Met ingang van het studiejaar 2007-2008 neemt Stenden Hogeschool ook deel

aan de landelijke digitale toetsing voor wereldoriëntatie (biologie, aardrijkskunde,

natuur en geschiedenis - Bang).

Vrijstellingen verleend door de Opleidingsexamencommissie die betrekking

hebben op het programma van de propedeuse tellen mee in de vaststelling van

het BSA.

Als er een negatief bindend studieadvies is afgegeven, word je altijd

uitgeschreven en moet je je opnieuw inschrijven via Studielink. Je moet ook

opnieuw een machtiging afgeven aan het IRC om je collegegeld af te schrijven.

Pabo-verkort

De uitwerking van de regeling van het bindende studieadvies voor de opleiding

Pabo-verkort wordt specifiek beschreven in hoofdstuk 2B.3.

2A.9 Veranderen van opleiding binnen Stenden Hogeschool

Als een student binnen Stenden Hogeschool van opleiding wil veranderen, moet

de student zich eerst op de andere opleiding oriënteren. De student neemt

daartoe contact op met de ppb'er of met de teamleider van het desbetreffende

studiejaar. Bovendien haalt de student een omzwaaiformulier bij het

Informatiecentrum van Stenden Hogeschool op. Vervolgens neemt de student

contact op met de teamleider van zijn/haar studiejaar voor het voeren van

een exitgesprek. De student neemt een kopie van het omzwaaiformulier mee naar

dit gesprek.

Het ondertekende formulier wordt door de student op het secretariaat van de

'oude' opleiding afgegeven. Het secretariaat zorgt er voor dat het dossier van de

student naar de nieuwe opleiding gaat. De student behoudt het oorspronkelijke

studentnummer en kan op aanvraag een nieuwe collegekaart bij I-study

ontvangen. De student neemt opnieuw contact op met de coördinator

studiebegeleiding van de nieuwe opleiding om met deze de leerroute

van de nieuwe studie te bespreken. Een student die naar de opleiding Hoger

Hotelonderwijs wil overstappen, moet in principe eerst via een selectieprocedure

toelaatbaar worden geacht. Hetzelfde geldt voor de opleiding Creatieve Therapie.

2A.10 Kosten

Het collegegeld volgens de rijksregeling 2011-2012 bedraagt rond de €1713,-

voor de voltijdse opleiding. De kosten voor de aanschaf van boeken, readers en

moduleboeken bedraagt in het eerste studiejaar rond de € 800,-. In de hoofdfase

zijn de kosten voor de aanschaf van boeken beduidend lager in verband met het

meerdere jaren gebruiken van studiemateriaal. Tevens stelt de owp een

maximale hoeveelheid aan studiemateriaal ter beschikking: Literatuur, methoden,

onderwijsleermiddelen, realia, en dergelijke.

De kosten voor de deeltijdopleiding zijn vergelijkbaar aan die van de voltijdse

opleiding.

In het eerste jaar van opleiding Pabo-verkort zijn de kosten vergelijkbaar aan die

van de voltijdse opleiding.

Page 30: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 30

2A.11 Stageplaatsing

De opleiding zorgt in samenwerking met de contactpersonen van basisscholen

voor de plaatsing van studenten op een stageschool. Er is overleg mogelijk, maar

uiteindelijk bepaalt de opleiding waar de student wordt geplaatst. Als een student

stage wil lopen buiten de region van de locatie, moet hij zelf met een voorstel

komen. Stage buiten de regio is slechts mogelijk na goedkeuring door de

examencommissie. Het uitgangspunt is dat iedere student in principe plaatsbaar

is op iedere stageschool.

Bij de plaatsing wordt in principe rekening gehouden met de volgende factoren:

1 . Studenten worden niet geplaatst op de school in eigen dorp of wijk.

2. Studenten worden niet geplaatst op de school waar ze zelf als

basisschoolleerling onderwijs hebben genoten.

3. Studenten worden niet geplaatst op een school waar familie werkt.

4. Studenten worden geplaatst op een school met een maximale reistijd van

ongeveer anderhalf uur.

5. Studenten worden tijdens de eerste drie jaar van hun opleiding zo veel

mogelijk geplaatst op uiteenlopende scholen. Hierbij valt te denken aan kleine

dorpsscholen, grote dorpsscholen, stadsscholen met een leerlingpopulatie uit

voornamelijk de hogere sociale strata, stadsscholen met een leerlingpopulatie

uit voornamelijk de lagere sociale strata, scholen met uiteenlopende

onderwijsconcepten et cetera.

6. Denominatie.

7. Andere niet nader te noemen factoren die van student tot student kunnen

verschillen.

De opleiding houdt zich het recht voor van deze uitgangspunten in voorkomende

gevallen af te wijken als dat in belang is van de student, de stageschool of de

opleiding. Het is studenten niet toegestaan zonder voorafgaand overleg met de

stageplaatsingsfunctionaris zelf een stageplaats te regelen.

Mocht de opleiding de student plaatsen op een school waar hij zelf als leerling

onderwijs heeft genoten of op een school waar familie werkt, dan dient hij

hiervan zelf melding te maken.

Het nalaten van deze melding kan tot gevolg hebben dat een student onverwijld

uit de stage wordt terug gehaald en/of dat een reeds gegeven beoordeling komt

te vervallen.

2A.12 Drietalige pabo

In de provincie Fryslan werken steeds meer scholen volgens het concept van de

TTS, de 'trijetalige skoalle'. Nederlands, Fries en Engels worden op deze scholen

als vak onderwezen en als voertaal gehanteerd. Met ingang van het studiejaar

2010-2011 wordt op de locatie Leeuwarden gestart met een uitstroomprofiel

'meartalich Dnderwiis'. Vanaf module 3 in jaar 1 volg je lessen om je eigen

vaardigheid in deze talen te vergroten, in jaar 4 doe je een minor

'meertaligheid' en doe je je stages op drietalige scholen en in het buitenland in

een gebied met een minderheidstaal. Voor meer informatie kun je contact

opnemen met mevrouw Dussy Ybema ([email protected])

Curriculum van de meertalige pabo i.o.

In een wereld van wegvallende grenzen komen er steeds meer mogelijkheden om

je met andere culturen vertrouwd te maken. Buitenlandse talen komen dichterbij

en het besef groeit dat iedereen meertalig kan opgroeien met alle cognitieve en

Page 31: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 31

culturele voordelen die daaraan verbonden zijn. Tegelijk groeit overal in Europa

het besef dat het belangrijk is dat mensen in een grenzeloze wereld zich stevig

wortelen in hun eigen cultuur, hun eigen regio en hun eigen gebruiken.

In Friesland komt dat dubbele besef onder andere tot uitdrukking in de groei van

het aantal drietalige basisscholen, waar Fries, Nederlands en Engels alle drie als

voertaal worden gebruikt.

De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool wil inspringen op

de modern inzichten en daarmee voldoen aan een behoefte aan specifiek

geschoold personeel die leeft bij de drietalige basisscholen. Daarmee draagt

Stenden bij aan een kwaliteitsverbetering van het pabo-onderwijs en

basisonderwijs.

Het curriculum is gebaseerd op het curriculum van de reguliere opleiding.

Dezelfde inhouden komen aan bod aangevuld met een extra programma dat deels

in de plaats komt van vrij in te vullen studiepunten.

In schema (voorlopig):

Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4

1 Regulier Regulier* Regulier + eigen vaardigheden Fries, Engels en taalkunde

Regulier + eigen vaardigheden Fries, Engels en taalkunde

2 Regulier # Regulier# Moduul met Fries als voertaal

Moduul met Engels als voertaal

3 Regulier# Moduul met Fries als voertaal

Moduul met Engels als voertaal

Regulier#

4 Minor Meertaligheid Stage buitenland in minderheidstaalgebied

Lio aan een 3TS Lio aan een 3TS

*) De student heeft na de eerste twee periodes de basistoetsen, de beide moduultoetsen, de stage, de

toets frysk A1 of B1 en een basisteots Engels met een voldoende afgerond.

#) Studenten volgen de reguliere Nederlandstalige pabo-module, maar het kan zijn dat er een extra programma ais voor MTP studenten.

Studenten lopen zoveel mogelijk stage op meertalige scholen.

Vooruitblik programma eerste jaar, semester 2:

De Friestalige studenten krijgen gedurende 2*8 weken een extra werkcollege van

2 uren om zich de stof van het Afûk-A-examen eigen te maken. De student kan

examen doen in april of september.

De niet-Friestalige studenten krijgen gedurende 2*8 weken Fries voor niet-

Friezen van de Afûk en kunnen meedoen aan het examen Fries voor niet-Friezen

in april of september. In het tweede jaar zal het niveau Afûk-A moeten worden

behaald.

Alle studenten doen mee aan taalkunde en Engels, elk 1 werkcollege per week.

In blok 1.3 gaat het daarbij om Engels basiskennis en in blok 1.4 om Cambridge

Engels FCE.

Page 32: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 32

2A.13 Leergang beweging

Tijdens de opleiding kunnen twee modules gevolgd worden van de leergang

beweging. Voor meer informatie kun je contact opnemen met mevrouw Hennie

Annema ([email protected]) of mevrouw Gerla Wempe

([email protected]).

Page 33: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 33

2B Curriculum van de opleiding

2B.1 Onderwijsinhoud

2B.1.1 Structuur van het onderwijsprogramma

De opleiding is verdeeld in twee fasen: een propedeutische fase en een

postpropedeutische fase. .

2B.1.2 Organisatie van het onderwijsprogramma

Er wordt gewerkt met onderwijseenheden van 28 studiebelastingsuren (sbu) of

een veelvoud daarvan. De onderwijseenheden zijn gegroepeerd in perioden. Het

onderwijsprogramma bestaat uit vier modulen van tien weken of een veelvoud

daarvan. Een module van tien weken omvat

negen onderwijsweken waarin de onderwijsactiviteiten worden gepland en een

studieweek waarin de student extra tijd en mogelijkheid heeft voor het afleggen

van toetsgelegenheden, eerste kans toetsingen en herkansingen.

Iedere module bestaat uit 15 ec's. Ieder studiejaar bestaat uit een

studiebelasting van 1680 studiebelastingsuren (sbu) = 60 ec's.

2B.2 Onderwijseenheden reguliere vierjarige opleiding In dit hoofdstuk wordt het onderwijsprogramma van de reguliere vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs geschetst. Als eerste worden de onderwijseenheden schematisch per studiejaar weergegeven en vervolgens wordt er een beschrijving per studiejaar gegeven.

Schema 2: Curriculumprogramma leerjaar 2

Module 2.1 Oriëntatie op Mens en Samenleving

Module 2.2 Bewogen en bevlogen

Module 2.3 Didactiek in de onderbouw, waaronder het werken met materialen

Module 2.4 Onderwijs ontwerpen in de onderbouw

Bovenstroom Moduleopdracht Pgl 3 ec’s Stage 3 ec’s

Bovenstroom Moduleopdracht Pgl 3 ec’s Stage 3 ec’s

Bovenstroom Moduleopdracht Pgl 3 ec’s Stage 3 ec’s

Bovenstroom Moduleopdracht Pgl 3 ec’s Stage 3 ec’s

Onderstroom Moduletoets 6 ec’s

Onderstroom Moduletoets 6 ec’s

Onderstroom Moduletoets 6 ec’s

Onderstroom Moduletoets 6 ec’s

Doorstroom Portfolio 3 ec’s

Doorstroom Portfolio 3 ec’s

Doorstroom Portfolio 3 ec’s

Doorstroom Portfolio 3 ec’s

15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s

Totaal leerjaar 2: 60 ec’s

Page 34: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 34

Schema 3: Curriculumprogramma leerjaar 3

Module 3.1 Onderwijs en identiteit

Module 3.2 Kwaliteit in het onderwijs

Module 3.3 Zorg voor het kind

Module 3.4 School in de maatschappij

Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s

Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s

Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s

Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s

Onderstroom Moduletoets 6 ec’s

Onderstroom Moduletoets 6 ec’s

Onderstroom Moduletoets 6 ec’s

Onderstroom Moduletoets 6 ec’s

Doorstroom Portfolio* 3 ec’s

Doorstroom Portfolio* 3 ec’s

Doorstroom Portfolio* 3 ec’s

Doorstroom Portfolio* 3 ec’s

15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s

Totaal leerjaar 3: 60 ec’s * De punten voor de doorstroom worden ingevuld met taken voor portfolio, ppb en leervragen. Zo’n

leervraag kan een persoonlijke leervraag zijn maar kan ook gericht zijn op het bekwamen in Frysk. De beschrijving van de leervragen is te vinden in hoofdstuk 2B.2.3.

Page 35: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 35

Schema 4: Curriculumprogramma leerjaar 4 Minor en Lio-fase: afstuderen

1e semester – minoren

30 ec’s 2

e semester – Lio-fase

30 ec’s

Minor deel 1 ** Onderzoek & scriptie

Minor deel 2 ** Onderwijs ontwerpen

Bovenstroom Keuze uit twee minoren (1 per periode):

1. Opleiden in organisaties (hogeschoolbreed, periode 3 of 4) 2. Internationaal: meertaligheid (Wales, Innsbruck, Antillen) 3. Internationaal: community development (Port Alfred) 4. Special Needs 5. Onderwijsmanagement 6. Identiteitsontwikkeling (gelinkt aan de kenniskring) 7. Schoolconcepten: 8. a. Jenaplan

b. Dalton c. Ervaringsgericht onderwijs (EGO) d. Algemeen/overige: TOM, adaptief, etcetera

1. De vakspecialist a. Rekenen / wiskunde b. Taal & communicatie c. Wereldorientatie d. Drama e. Beeldende vorming f. ICT g. Muziek h. Techniek i. Bewegingsonderwijs j. Godsdienstige vorming

Onderstroom Verplicht onderdeel minorprogramma 1: Toets onderzoeksvaardigheden

Onderstroom: Verplicht onderdeel minorprogramma 2: Onderwijsontwerpen

Doorstroom Ppb (onder andere eigen leervragen, Lio-voorbereiding & pop)

Doorstroom Ppb (onder andere eigen leervragen, Lio-voorbereiding & pop)

Doorstroom Terugkomdagen, portfolio en pop

15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s

Totaal leerjaar 4 60 ec’s.

Op de locatie Fryslan wordt het jaarprogramma ook gespiegeld aangeboden. Dat

betekent dat de student eventueel in het eerste semester kan starten met de Lio-

stage om vervolgens met het semester Minors de opleiding af te ronden.

Page 36: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 36

2B.2.1 Programma eerste studiejaar (propedeutische fase)

Protocol basistoetsen

Op de basistoetsen moet je je goed voorbereiden. Dat doe je door de lessen bij te

wonen en vooral door thuis goed te oefenen. De proeftoetsen zijn een hulpmiddel

voor jezelf om te zien waar je staat. Streef ernaar de toets in de eerste

gelegenheid te halen. Voor degenen die de toets in de eerste keer niet halen, is er

een tweede gelegenheid. De derde gelegenheid is vooral bedoeld voor diegenen

die door omstandigheden de toets niet hebben behaald in de eerste of tweede

gelegenheid. Iedereen mag van drie gelegenheden gebruik maken.

Je kunt alleen meedoen aan de gelegenheden die op je eigen locatie worden

georganiseerd.

Je kunt alleen aan de basistoetsen meedoen nadat je je correct via Progress hebt

ingeschreven voor de toets. Als je je hebt ingetekend, doe je mee, tenzij er

sprake is van ziekte of overmacht.

Als de inschrijving voor een toetsgelegenheid is gesloten, kun je niet meer aan de

betreffende toetsgelegenheid deelnemen.

De netto duur voor de toets is 150 minuten. In het jaartoetsrooster wordt voor

elke gelegenheid 180 minuten gepland. We houden rekening met tijd voor

opstarten en afsluiten.

Van studenten verwachten we ingetogen gedrag; je gedrag mag andere

studenten niet afleiden. Aandachttrekkend gedrag (uitingen van vreugde als je de

toets haalt of uitingen van ongenoegen en teleurstelling) kan tot gevolg hebben

dat je uit de toetsruimte wordt verwijderd en/of dat je resultaat ongeldig wordt

verklaard. Als dat het geval is, krijg je geen extra gelegenheid. Als je gevoelig

bent voor geluid om je heen, neem dan oordopjes mee.

Er worden tussen de vier en zes gelegenheden per toets aangeboden. Op het

jaartoetsrooster staan de exacte momenten vermeld. Je mag drie keer meedoen.

Maak zelf een verstandige planning. Als je gebruik wilt maken van de laatste

gelegenheid en je zou dan onverhoopt verhinderd zijn, kun je geen 'herkansing'

aanvragen en is er geen gelegenheid meer tot het afleggen van de toets.

Let wel, het betreft hier bij alle toetsen stof op het niveau van groep 8 van de

basisschool.

We veronderstellen dat je deze kennis al grotendeels bezit. Mocht je grote hiaten

hebben op het gebied van één van deze toetsen, dan zul je door middel van

zelfstudie je kennis op

niveau moeten brengen.

In module 1 en 2 worden op woensdag werkcolleges verzorgd voor de

basistoetsen.

Vanaf module 3 worden er responsiecolleges verzorgd. De colleges zijn verplicht

voor de studenten die de toets niet hebben behaald. Tijdens de eerste lessen

wordt door iedereen een diagnostische instaptoets gemaakt.

Pabo-plusstudietraject

Het traject paboplus is voor studenten die meer kunnen en willen. 'Meer kunnen

en willen', kan op verschillende manieren:

1. Versnellen na de propedeuse

2. Modulen volgen bij een andere opleiding

3. Studentassistentschap

Page 37: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 37

Je kunt op twee manieren deelnemen aan het traject:

Tijdens het eerste jaar (in het tweede semester) onderdelen volgen van het

tweede jaar (moduletoetsen, modelopdrachten en vak en vormingsgebieden). Na

het eerste jaar en het behalen van je propedeuse kun je dan instromen in het

derde jaar.

Na de propedeuse extra modulen volgen of activiteiten uitvoeren.

Wil je versnellen na het eerste jaar instromen in het derde jaar dan moet je:

Tot nu alles hebben behaald, met alles wordt bedoeld: de basistoetsen,

de moduletoetsen en de moduleopdrachten.

De onderbouwstage met een ruimvoldoende of goed hebben afgerond.

Een positief advies hebben van je ppb'er.

Je kunt alleen instromen in het derde jaar wanneer je aan het eind van het eerste

jaar je propedeuse hebt behaald. Daarnaast moet je in het derde jaar gedurende

het hele jaar twee dagen stage per week lopen; dat betekent 20 dagen voor de

onderbouw en 20 dagen voor de bovenbouw stage en 40 dagen voor de

specialisatie.

De stage voor de specialisatie (derde jaar) wordt verspreid over het derde en

vierde jaar.

De eerste twintig dagen loop je stage aan het eind van het derde jaar. De overige

twintig dagen loop je stage tijdens je eerste minor in het vierde jaar.

Wil je andere modulen volgen tijdens het tweede jaar of student-assistent

worden, dan moet je:

1. De propedeuse hebben afgerond;

2. Meer kunnen en/of willen dan op dit moment aangeboden wordt;

3. Je stage ruim voldoende of goed hebben afgerond.

Wanneer je in aanmerking wilt komen voor het paboplustraject, dan maak je een

portfolio en vraag je een gesprek aan bij Joanneke Kuipers

([email protected]). Het gesprek duurt ongeveer een half uur. Het

portfolio vormt de basis voor het gesprek. Het gesprek voer je met Joanneke

Kuipers en Frits Barth. Het verloop van het gesprek en de kwaliteit van je

portfolio bepalen of je in aanmerking komt voor het paboplustraject. Wanneer het

advies positief is, dien je een verzoek in bij de examencommissie.

Je maakt een portfolio voor het 'toelatingsgesprek' waarin de volgende (eerder

verworven) competenties (kennis, vaardigheden en attitude) uitgewerkt of

aangetoond moeten worden:

A. Theoretisch gedeelte;

- Twee werkstukken, scripties of iets dergelijks van je vooropleiding;

- Een uitdraai van Progress (stand van zaken op dit moment);

- Moduleopdracht 1 .1 en 1 .2 .

- Uitwerkingen van alle gemaakte pgl-taken;

- Bijgewerkt portfolio.

B. Vaardigheden; welke vaardigheden bezit je op het gebied van:

- Muziek;

- Beeldende vorming;

- Bewegingsonderwijs.

Je kunt hierbij denken aan: eigen vaardigheden, vrijwilligerswerk zoals het

geven van trainingen aan kinderen et cetera.

Page 38: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 38

C. Attitude

Je beschrijft welke eigenschappen volgens jou belangrijk zijn voor het

volgen van dit traject.

Je beschrijft welke knelpunten je zult ervaren.

Doorgang van het pabo-plustraject kan afhankelijk zijn van het aantal

deelnemers.

Deelname aan het pabo-plustraject betekent geen vrijstelling van

participatieverplichtingen.

Als participatieverplichtingen moeilijk na te komen zijn, kan de deelnemer bij de

examencommissie een verzoek indienen bij de examencommissie.

Verplichte onderdelen van de Doorstroom

Basiskennistoetsen (verplichte ec's) = 1 ec-punt.

De basiskennistoetsen rekenen, spelling en wereldoriëntatie leveren samen 1 ec-

punt op. Alleen bij het met een voldoende afsluiten van alle drie de toetsen

worden het ec-punt toegekend.

De toetsen worden mogelijk ondersteund met een programma. Zie daarvoor de

curriculumschema's waarin je precies kunt lezen wanneer er voor de onderdelen

lessen worden aangeboden.

De inhouden van de toetsen en programma's worden hieronder kort uitgewerkt.

Het betreft bij deze toetsen stof op het niveau van groep 8 van de basisschool. Je

wordt drie keer in de gelegenheid gesteld elk van deze toetsen te halen. Dit zijn

de gelegenheden waarbinnen het moet gebeuren. In principe zou je eigen kennis

voor aanvang van de opleiding al op dit niveau moeten zijn. Mocht je een

kennishiaat hebben, dan is het je eigen verantwoordelijkheid dit hiaat in

zelfstudie zo snel mogelijk weg te werken.

Rekenvaardigheid

Dit studieonderdeel is gericht op (het vergroten van) de eigen rekenvaardigheid

van de student. Dit vaardigheidsonderdeel zal in de vorm van zelfstudie met een

beperkt aantal contacturen worden aangeboden. Dit onderdeel wordt afgesloten

met een toets van Cito.

Taal

Dit studieonderdeel is gericht op (het vergroten van) de eigen

spellingsvaardigheid van de student. Dit vaardigheidsonderdeel zal in de vorm

van zelfstudie met een beperkt aantal contacturen worden aangeboden. Dit

onderdeel wordt afgesloten met een toets van Cito.

Wereldoriëntatie

Dit studieonderdeel is gericht op het vergroten van de eigen kennis rondom

natuur en samenleving. Dit onderdeel is vormgegeven als een zelfstudiepakket

met een beperkt aantal contacturen. Dit onderdeel wordt afgesloten met toetsen

van Cito.

Fries/Frysk A of B ( 2 verplichte ec's voor locatie Fryslan)

Studiebelasting 2*28 sbu

Ec’s 2*1 punt

Module 1, 2, 3 en 4

Toetsen Eind module 2, eind module 4

Soort module Voor niet-Friestaligen: Eigen feardigens Frysk A Voor Friestaligen: Eigen feardigens Frysk B

Voor wie Verplicht voor alle studenten van locatie Fryslan

Page 39: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 39

Alle studenten volgen op de locatie Fryslan verplicht in het eerste jaar Friese les.

Studenten die in het voortgezet onderwijs het vak Fries als examenvak hebben

gevolgd, kunnen een vrijstellende toets maken aan het begin van het schooljaar.

Studenten die bij de Afûk een diploma 'Fryslan A' hebben behaald, kunnen bij de

examencommissie een vrijstelling aanvragen voor 2 EC's.

De student kan kiezen welk programma het best past bij zijn of haar beginniveau.

Hij/zij krijgt 1 moduleperiode de kans om zijn of haar keuze te maken. Daarna

ligt de keus vast.

'Eigen feardigens Frysk A' is bestemd voor studenten die het Fries niet of niet

goed kunnen verstaan. De bedoeling is dat de student binnen een half jaar de taal

redelijk kan verstaan.

In het tweede semester krijgt het spreken meer aandacht.

Studenten die de Friese taal redelijk tot goed kunnen spreken, maar het niet of

nauwelijks kunnen schrijven, volgen 'Eigen feardigens Frysk B'. Bij dit programma

ligt het accent op schrijven en uitbreiding van de woordenschat.

Studenten nemen een uitdraai van de toetsuitslag van Frysk op in hun Portfolio.

De voor studenten op locatie Fryslan verplichte onderdelen Frysk komen in de

plaats van een leervraag van 28 sbu in de desbetreffende perioden. De

toekenning van ec‟s voor Frysk loopt dus 'via' het Portfolio.

2B.2.2 Programma tweede studiejaar

Het tweede studiejaar moet vooral gezien worden als een verbreding en

verdieping van de onderwerpen uit de propedeutische fase. Niet alleen

vakinhoudelijk wordt dieper op de stof ingegaan, maar ook komen een groot

aantal onderwijskundige onderwerpen uitvoerig aan de orde. Te denken valt

hierbij aan onderwerpen als differentiatie, zorgverbreding, leerlingvolgsysteem,

leerpsychologieën en -strategieën, enzovoort.

Toelating tot de hoofdfase fase van de opleiding

Voor de inschrijving in de hoofdfase geldt als eis het bezit van een propedeutisch

getuigschrift van die opleiding.

Studenten die voldaan hebben aan de norm van het bindend studieadvies die

geldt aan het einde van het eerste jaar van inschrijving hebben gedurende hun

tweede jaar van inschrijving, kunnen met het voorwaardelijk positief studieadvies

deelnemen aan onderwijseenheden van de hoofdfase, zonder dat zij op dat

moment ook daadwerkelijk staan ingeschreven als hoofdfase-student. Studenten

die in afwijking van het bovenstaande willen worden ingeschreven, dan wel

tentamens van de hoofdfase willen afleggen, moeten hiervoor een schriftelijk

verzoek indienen bij de opleidingsexamencommissie.

Organisatie van het tweede jaar

Het onderwijsprogramma in de hoofdfase (het tweede studiejaar) bestaat uit 4

modulen van 10weken. In de eerste twee modulen ligt het accent op inhouden

die gericht zijn op de bovenbouw van de basisschool (groep 5 t/m 8). In module

drie en vier ligt het accent op inhouden die gericht zijn op de onderbouw van de

basisschool (groep 1 t/m 4).

Praktische vorming

De praktische vorming in het basisonderwijs maakt een belangrijk deel uit van

het tweede jaar.

De studiebelasting bedraagt hiervoor ongeveer 20% van de totale studietijd per

studiejaar; dat is 12 ec's van de totale 60 ec's per studiejaar. In het tweede jaar

lopen studenten één dag per week stage in de lesweken en elke moduleperiode

een hele stageweek.

Toekenning van studiepunten voor de praktische vorming

Page 40: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 40

Aan het eind van iedere module vindt er, bij voldoende beoordeling toekenning

van ec's plaats. Aan het eind van de perioden 1 en 3 vindt er een tussentijdse

beoordeling plaats en aan het eind van de perioden 2 en 4 vindt de

eindbeoordeling van de stageperioden plaats.

De stageperioden 1 en 2 en de perioden 3 en 4 zijn daarmee gekoppeld.

Als de beoordeling van de stage in periode 2 en/of periode 4 onvoldoende is dan

dient de gehele stageperiode herkanst te worden!

Dus een onvoldoende beoordeling op periode 2 betekent een herkansing voor de

praktische vorming van perioden 1 én 2 en een onvoldoende beoordeling voor de

praktische vorming in periode 4 betekent een herkansing voor de praktische

vorming van perioden 3 en 4.

Een onvoldoende beoordeling op de stage in periode 2 betekent dat de

herkansing dient plaats te vinden voorafgaand aan toelating tot deelname aan de

stages in de periodes 3 en 4.

In sommige gevallen kan de stagebegeleider een verlengde stage voorstellen als

blijkt dat de student meer tijd nodig heeft om aan de gestelde eisen te kunnen

voldoen.

Zowel de student als de docent kan een verzoek indienen tot een second opinion.

De teamleider verricht de second opinion of wijst daartoe een docent aan.

In geval van een herkansing formuleert de stagebegeleider in overleg met de

teamleider een voorstel. Dit voorstel moet ter fiattering aan de

opleidingsexamencommissie worden voorgelegd.

Een stageperiode kan één keer herkanst worden. Er kan één stageperiode per

jaar herkanst worden.

Professionele- en persoonlijke begeleiding (ppb)

Vanaf de start van module 2.1 wordt de student ingedeeld in een

begeleidingsgroep.

De begeleiding per groep hebben we georganiseerd vanuit het principe:

Professionele- en Persoonlijke Begeleiding, kort genoemd ppb. De begeleider

noemen we kort: ppb'er.

PPB vindt geregeld plaats gedurende de gehele opleiding en wordt conform het

moduleraamwerk ingeroosterd.

De begeleiding houdt onder andere in: gesprekken over de studie en het

toekomstige beroep, het werken aan de eigen studievaardigheden en het

voorbereiden van geplande stageactiviteiten. Daarnaast heeft de ppb'er de

mogelijkheid om individueel of in kleine (jaar) groepjes de studievorderingen

(ec's) aan de orde te stellen. Een uitdraai van Progress is dan concreet

uitgangspunt van gesprek. De student is verplicht zijn ppb'er te informeren over

de voortgang van de studie, zeker als de studievoortgang moeizamer loopt dan

gewenst.

De student is ook verplicht zijn ppb'er te informeren over eventuele negatieve

factoren die van invloed zijn op de studievoortgang.

De stagebegeleiding vindt grotendeels plaats op de stageschool zelf. De directe

begeleiding van de student is in handen van de basisschoolleerkracht (mentor) in

wiens groep de student geplaatst is. De stagecontactpersoon van de opleiding is

meer de procesbegeleider en begeleidt meer op 'afstand'. De stagecontactpersoon

en mentor overleggen samen over begeleiding en beoordeling van de vorderingen

van de student.

De beoordeling van de stage vindt plaats conform de criteria die daarvoor in de

tentamenregeling worden genoemd en die verder uitgewerkt zijn in de

betreffende moduleboeken.

De stagebeoordeling wordt gedaan door de stagecontactpersoon van de opleiding

Page 41: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 41

in samenspraak met de mentor. De stagecontactpersoon geeft zijn bevindingen

door aan de ppb'er van de student.

Actieve studiehouding

Een actieve studiehouding is voor de opleiding een belangrijk kwaliteitscriterium.

In de moduleboeken vindt de student de beschrijving van wat de opleiding

verstaat onder een actieve studiehouding. Daarnaast heeft de opleiding een apart

studiehoudingsformulier ontwikkeld.

Door middel van dit formulier rapporteren alle opleidingsdocenten op gezette

tijden aan de ppb'ers over de ontwikkeling van de individuele student. Wanneer

er sprake is van een negatieve studiehouding kan dit aanleiding zijn om de

student uit te nodigen voor een gesprek met de teamleider en de ppb'er. Het

gevolg kan zijn dat er leerdoelen beschreven zullen worden en er zal een

actieplan opgesteld worden waarmee de student aan het werk moet. Er zal dan

ook een afspraak gemaakt worden over de terugrapportage van de leerdoelen.

Een negatieve studiehouding kan door de opleidingsexamencommissie worden

meegenomen in de beoordeling van een verzoek om bijzondere voorzieningen.

Verder kan het zijn dat de examencommissie het onverantwoordelijk vindt dat de

student met te weinig theoretische onderbouwing de stage ingaat. In dergelijke

gevallen kan de student uit de stage worden gehaald en de opdracht krijgen

hiaten in de theoretische kennis weg te werken. Een gevolg hiervan kan zijn dat

de stage later inhaalt en studievertraging oploopt.

Toetsing

De toetsing bestaat uit:

a. Toetsing van de bovenstroom. In dit onderdeel worden de activiteiten voor

pgl/PO getoetst in de moduleopdracht van de periode (toetsing van de

toepassing van de kennis).

In de bovenstroom worden ook de stages getoetst;

b. Toetsing van de onderstroom. In dit onderdeel wordt alle theorie getoetst

in de moduletoets en zijn er beoordelingen van de vak-/vormingsgebieden

(kennis en inzicht toetsing);

c. Toetsing van de doorstroom. In dit deel wordt de persoonlijke ontwikkeling

van de student getoetst in de ppb. Aan de orde komen portfolio en pop's,

de persoonlijke ontwikkelingsplannen. De algemene ec's maken ook deel

uit van de doorstroom.

Het portfolio is het onderdeel waar alle activiteiten van de doorstroom

geregistreerd worden.

Je behaalt voor de doorstroom 3 ec's of 0. De ppb-begeleider ondersteunt, stuurt

zonodig en controleert je leeractiviteiten binnen de doorstroom.

Het aantal toetsgelegenheden

De student heeft in het propedeutisch jaar voor alle modulen drie gelegenheden

tot het afleggen van moduletentamenonderdelen. In het jaartoetsrooster zijn er

daarbij voor de moduletoetsen drie toetsgelegenheden gepland en voor de andere

onderdelen drie inlevermomenten. Studenten in het tweede, derde en vierde jaar

hebben voor alle modulen twee gelegenheden tot het afleggen van

moduletentamenonderdelen. In het jaartoetsrooster zijn er daarbij voor de

moduletoetsen twee toetsgegelegenheden per studiejaar gepland en voor de

andere onderdelen per jaar twee inlevermomenten.

De inschrijving voor alle moduletoetsen is verplicht. De student kan aan het te

laat inschrijven voor een toets of het niet benutten van een toetsgelegenheid

géén rechten ontlenen.

Alléén studenten, die beschikken over een verklaring van het decanaat

'Bijzondere omstandigheden', kunnen een beroep doen op de examencommissie

Page 42: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 42

tot inschrijving voor een toetsing of aanpassing van het toetsprotocol. (zie

hoofdstuk 2D, de Moduletentamenregeling (MTR) Artikel 14

Overmachtsregeling).

Wanneer een student, na gebruik te hebben gemaakt van alle toetsgelegenheden,

een module gedurende het studiejaar niet met een voldoende beoordeling heeft

afgerond dan dient deze student gebruik te maken van de toetsgelegenheden in

het volgende jaar zoals die zijn opgenomen in het jaartoetsrooster. Het betreft

een toets die gebaseerd is op de stof van het lopende cursusjaar. Dit kan dus

afwijken van stof uit een voorgaand cursusjaar. De student dient zelf te

controleren welke stof hij moet leren. De student is zelf verantwoordelijk voor

het vergelijken van de lopende stof met die van het voorgaande cursusjaar.

Keuzes voor de student

Aan het eind van het tweede studiejaar maakt de student een aantal keuzes ten

aanzien van de voortgang in het derde studiejaar:

a. de student kiest voor de specialisatie 'het jonge kind' of 'het oudere kind'.

Afhankelijk van de gekozen specialisatie volg je het programma van de

onder- of bovenbouw.;

b. de student kiest binnen het expressieonderwijs voor Muziek / Beeldende

Vorming;

c. de student oriënteert zich al vast op de minoren in het vierde studiejaar.

Pabo-PLUS studietraject

Het traject paboplus is voor studenten die meer kunnen en willen. 'Meer kunnen

en willen',

kan op verschillende manieren:

1. Versnellen na de propedeuse

2. Modulen volgen bij een andere opleiding

3. Studentassistentschap

Je kunt op twee manieren deelnemen aan het traject:

1 . Tijdens het eerste jaar (in het tweede semester) onderdelen volgen van het

tweede jaar (moduletoetsen, modelopdrachten en vak en vormingsgebieden).

Na het eerste jaar en het behalen van je propedeuse kun je dan instromen in

het derde jaar.

2. Na de propedeuse extra modulen volgen of activiteiten uitvoeren.

Wil je versnellen na het eerste jaar instromen in het derde jaar dan moet je:

1 . Tot nu alles hebben behaald, met alles wordt bedoeld: de basistoetsen,

de moduletoetsen en de moduleopdrachten.

2. De onderbouwstage met een ruimvoldoende of goed hebben afgerond.

3. Een positief advies hebben van je tutor/ppb-begeleider.

Je kunt alleen instromen in het derde jaar wanneer je aan het eind van het eerste

jaar je propedeuse hebt behaald.

Page 43: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 43

Daarnaast moet je in het derde jaar:

1. Deelnemen aan het gedualiseerde traject

2. Gedurende het hele jaar twee dagen stage per week lopen; dat betekent 20

dagen voor de onderbouw en 20 dagen voor de bovenbouw stage en 40 dagen

voor de specialisatie.

De stage voor de specialisatie (derde jaar) wordt verspreid over het derde en

vierde jaar.

De eerste twintig dagen loop je stage aan het eind van het derde jaar. De overige

twintig dagen loop je stage tijdens je eerste minor in het vierde jaar.

Wil je andere modulen volgen tijdens het tweede jaar of student-assistent

worden, dan moet je:

1. De propedeuse hebben afgerond;

2. Meer kunnen en/of willen dan op dit moment aangeboden wordt;

3. Je stage ruim voldoende of goed hebben afgerond.

Wanneer je in aanmerking wilt komen voor het paboplustraject, dan maak je een

portfolio en vraag je een gesprek aan bij Joanneke Kuipers (kamer 293). Het

gesprek duurt ongeveer een half uur. Het portfolio vormt de basis voor het

gesprek. Het gesprek voer je met Joanneke Kuipers en Frits Barth. Het verloop

van het gesprek en de kwaliteit van je portfolio bepalen of je in aanmerking komt

voor het paboplustraject. Wanneer het advies positief is, dien je een verzoek in

bij de examencommissie.

Je maakt een portfolio voor het 'toelatingsgesprek' waarin de volgende (eerder

verworven) competenties (kennis, vaardigheden en attitude) uitgewerkt of

aangetoond moeten worden:

1 . Theoretische gedeelte;

a. Twee werkstukken, scripties of iets dergelijks van je vooropleiding;

b. Een uitdraai van Progress;

c. De moduleopdrachten van periode 1 .1 en 1.2;

d. Uitwerkingen van alle gemaakte pgl-taken;

e. Bijgewerkt portfolio.

2. Vaardigheden; welke vaardigheden bezit je op het gebied van:

a. Muziek;

b. Beeldende vorming;

c. Bewegingsonderwijs;

Je kunt hierbij denken aan: eigen vaardigheden, vrijwilligerswerk zoals het

geven van trainingen aan kinderen et cetera

3. Attitude

a. Je beschrijft welke eigenschappen volgens jou belangrijk zijn voor het

volgen van dit traject.

b. Je beschrijft welke knelpunten je zult ervaren.

Onderwijsactiviteiten tweede studiejaar cohort 2011-2012

Hierna volgt een schets en een korte beschrijving van de modulen van het tweede

studiejaar.

In de diverse moduleboeken wordt het programma uitgebreid beschreven. Het is

mogelijk dat in het moduleboek ten aanzien van de inhoud en toetsing van de

modulen geringe wijzigingen worden aangebracht ten opzichte van de in het

Studentenstatuut deel 2 opgenomen informatie over de modulen. De in het

moduleboek vermelde informatie (mits niet in strijd met de

Moduletentamenregeling) is bindend.

Page 44: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 44

Module 2.1 Oriëntatie op de Mens en Samenleving

Studiebelasting 420 sbu

Ec’s 15

Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.

Het centrale thema van deze module is een voortgezette oriëntatie op het

onderwijs aan kinderen van 8 tot 12 jaar. Uitgangspunt vormt het

ontwikkelingsgericht onderwijs voor de bovenbouw.

Uiteindelijk gaat het om leerlingen te helpen zich te oriënteren op mens en

samenleving.

Een invalshoek hierbij is het thematisch werken. Module 2.1 zal opgestart worden

met een Waddenweek. In deze week ervaart de student zelf wat de meerwaarde

is van het werken rond een thema met daarin een geïntegreerd vakkenaanbod en

uitgaande van omgevingsonderwijs.

De student zal vervolgens de transfer tot stand moeten brengen naar het zelf

ontwerpen van dergelijk onderwijs. Dit zal plaats vinden in de moduleopdracht.

De opgedane kennis en ervaring wordt ingezet om een thema uit te werken

waarbinnen een zestal goede onderwijsactiviteiten ontworpen en uitgevoerd

worden.

De student verwerft kennis en inzicht van de (veranderende) samenleving vanuit

een sociaal, historisch, cultureel, geografisch en natuurlijk (biologisch)

perspectief. Daarnaast staat vakdidactiek centraal. Omdat kinderen op de

basisschool bij het oriënteren op de samenleving

dienen te beschikken over vaardigheden gericht op begrijpend- en studerend

lezen, zal vanuit het vakvormingsgebied Taal daar aandacht aan worden besteed.

De vakvormingsgebieden van de onderstroom:

Aardrijkskunde

Geschiedenis

Natuur

Taal

Culturele en maatschappelijke vorming (CMV)

Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming

Page 45: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 45

Module 2.2 Bewogen en bevlogen; werken met methoden in de

bovenbouw

Studiebelasting 420 sbu

Ec’s 15

Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.

Het centrale thema van deze module is een verdieping op het onderwijs aan

kinderen van 8 tot 12 jaar. Uitgangspunt vormt het ontwikkelingsgericht

onderwijs voor de bovenbouw.

In module 1 .3 en 1 .4 stond de kennismaking met het bovenbouwkind centraal.

In Module 2.1 is naast het werken aan de eigen kennis en de didactische

vaardigheden de meerwaarde van thematisch werken en omgevingsonderwijs

ontdekt.

In module 2.2 wordt (verder) 'gewerkt' aan de didactische kwaliteiten. De

moduletitel geeft al aan hoe de praktijk en de theorie elkaar wederzijds kunnen

inspireren om weloverwogen en doordacht (goed) onderwijs te willen ontwerpen

en uitvoeren. De onderstroom schenkt aandacht aan wat in essentie een goede

les tot goede les maakt. De studenten worden in de bouwstenen aangereikt en

studenten denken zelf na over de bouwstenen voor een goede les.

Studenten leren omgaan met de op de basisschool gehanteerde methoden.

Hiervoor is het noodzakelijk dat de student het didactisch handelen gaat

beheerst.

De vakvormingsgebieden in de onderstroom:

Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming

Schrijven

ICT

Beeldende vorming

Muziek

Rekenen-wiskunde en didactiek

Godsdienstige vorming

Page 46: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 46

Module 2.3 Didactiek in de onderbouw; waaronder het werken met

materialen

Studiebelasting 420 sbu

Ec’s 15

Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.

In deze module zullen we ons vooral toespitsen op de basisontwikkeling in groep

1 en 2.

De belangrijkste onderwerpen zijn: Welke kernactiviteiten kennen we? Hoe

kunnen we deze

kernactiviteiten koppelen aan het hoekenwerk? Welke rol spelen materialen in de

onderbouw?

Hoe volg je jonge kinderen in hun ontwikkeling (wat is de rol van Horeb)?

Daarnaast onderzoeken we de doorgaande lijn van peuter naar groep 1 . Wat is

VVE en hoe kunnen we hier als basisschool goed op aansluiten? Welke

ontwikkelingslijnen zijn er ten aanzien van geletterdheid, wiskundige oriëntatie,

motorische ontwikkeling, spelontwikkeling en levensbeschouwelijke ontwikkeling?

In de praktijk zien we vaak dat in groep 1 en 2 anders wordt gewerkt dan in

groep 3 en 4.

Vaak ontstaat er een breukvlak in de 'ononderbroken ontwikkeling' waar kinderen

volgens de onderwijswetgeving recht op hebben. Wat betekent dit 'breukvlak'

voor kinderen en wat betekent dit voor ontwikkelingslijnen in b.v. de didactiek

van het aanvankelijk rekenen en lezen? en kan het ook anders? Met deze laatste

vragen sluiten we de module af en maken we alvast een opstapje naar module

2.4 waar we de lijn doortrekken naar groep 3 en 4.

De vakvormingsgebieden in de onderstroom:

APOV

Taal en communicatie (waaronder logopedie)

RW&D

Beweging

Govo (govo: DCBO/RK)

Bevo

Page 47: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 47

Module 2.4 Onderwijs ontwerpen in de onderbouw

Studiebelasting 420 sbu

Ec’s 15

Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.

In deze module gaan we dieper in op de overgang van groep 2 naar groep 3. We

bestuderen daarbij de ontwikkelingspsychologie van deze leeftijdsgroep. Wat voor

conclusies kunnen we trekken t.a.v. het onderwijsaanbod? In de vakgebieden

Rekenen-wiskunde en didactiek en Taal en Bewegingsonderwijs worden de leer-

en ontwikkelingslijnen van groep 1 t/m groep 4 verder (met name nu voor groep

3 en 4) uitgewerkt. De methodiek van schrijf- en muziekonderwijs in de

onderbouw komt aan de orde. Verschillende speel-, werk- en gespreksvormen

worden behandeld en in de praktijk geoefend.

In algemene zin zal het gebruik van methodes in groep 3 en 4 worden vergeleken

met het meer natuurlijk leren, en het cursorisch leren zal vergeleken worden met

meer projectmatig werken. Vanuit dit kader zullen studenten bij Wereldoriëntatie,

Algemene pedagogisch en onderwijskundige vorming en pgl onder andere de

techniek van het verhalend ontwerpen leren waarbij de aangeboden vak- en

vormingsgebieden van deze module op geïntegreerde wijze een plaats krijgen in

de praktijk.

De vakvormingsgebieden in de onderstroom:

Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming

Wereldoriëntatie

Beweging

Rekenen-wiskunde en didactiek

Taal

Schrijven

Muziek

Page 48: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 48

2.5 Doorstroom en algemene ec’s

De doorstroom omvat gedurende de eerste drie jaren van de studie per studiejaar

= 12 ec's. Van die twaalf ec's zijn er in het tweede studiejaar vier ec's

gereserveerd voor de ppb.

De overige acht ec's zijn zogenaamde algemene ec-punten (aep).

De opleiding kent twee soorten algemene ec's, verplichte- en vrije onderdelen. In

het tweede studiejaar zijn er drie verplichte- en vijf vrije ec's opgenomen; zij

worden hieronder kort toegelicht.

A Verplichte algemene ec’s

Engels

Studiebelasting 28 sbu

Ec-punt 1

Module 1

Soort module Theorie- en vaardigheidsmodule

Deze module is gericht op (het vergroten van) theoretische kennis en

vaardigheden van de student op het gebied van de Engelse taal. Deze

module zal in de vorm van zelfstudie met een beperkt aantal contacturen

worden aangeboden.

Media en techniek Studiebelasting 56 sbu

Ec-punt 2

Module 1 en 2

Soort module Theorie- en vaardigheidsmodule

Deze module is gericht op (het vergroten van) vaardigheden van de

student op het gebied van multimedia. Theorie is er ter ondersteuning

maar centraal staan de gebruiksvaardigheden. Deze module zal in de vorm

van zelfstudie met een beperkt aantal contacturen worden aangeboden;

worden opgestart in module 2.1 en afgerond met en toetsing in module

2.2.

B Verplichte algemene ec’s

Binnen de resterende algemene ec's (5 in totaal) dient de student nog zelf

punten in te vullen; dit worden vrije ec's genoemd. Het is de bedoeling dat

de keuze voor de invulling van de aep's wordt gemotiveerd vanuit het

persoonlijk ontwikkelingsplan. Mochten er vanuit de Opleiding of vanuit de

stagescholen bepaalde competenties extra aandacht vereisen dan kan de

opleiding deze competenties voorschrijven als pop gerelateerde

studiepunten. Een student is dan verplicht aan deze, door de opleiding als

relevant gevonden leervragen, te werken. De aep's worden gekoppeld aan

de SBL-competenties. Voor het aanvragen van toekenning van ec's voor

aep's is een apart formulier beschikbaar. Nadere informatie kan de student

krijgen via de ppb'er.

Op de locaties Fryslan is het mogelijk het de aangeboden onderdelen Frysk

te volgen, die moeten worden gevolgd indien iemand de wettelijke

bevoegdheid Fries wil behalen.

Extra stageactiviteiten kunnen niet in aanmerking komen voor een vrij ec-

punt.

Page 49: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 49

2B.2.3 Programma derde studiejaar (sda-fase)

In het derde en vierde studiejaar werken de studenten gericht aan specialiseren,

differentiëren en afstuderen. De belangrijkste doelstellingen van de Specialisatie-,

Differentiatie en Afstudeerfase (sda-fase) zijn dat studenten worden opgeleid tot

vakkundige onderwijsgevenden, gespecialiseerd in de onderbouw of de

bovenbouw van de basisschool en tot vakkundige onderwijsgevenden met een

duidelijk eigen profiel (differentiatie).

Een student dient in bezit te zijn van het propedeutische getuigschrift vóór

deelname aan de sda-fase.Tevens moeten de stages in het tweede jaar minimaal

met een voldoende afgesloten zijn. Studenten die niet aan deze eis voldoen

dienen een schriftelijk verzoek in bij de opleidingsexamencommissie tot deelname

aan de sda-fase van de opleiding. Studenten met schriftelijke toestemming van

de OEC dienen deze bevestiging te overleggen voor deelname aan de sda-fase bij

de betreffende teamleider. Mocht een student zonder propedeuse en zonder

schriftelijke toestemming van de OEC onderwijs volgen in het sda-fase, dan kan

de OEC eventueel behaalde studieresultaten ongeldig verklaren.

programma van de sda-fase biedt de nodige ruimte voor de student. Dat wil

zeggen dat de student een gedeelte van het programma zelf kan samenstellen op

basis van eigen leervragen, aangepast aan eigen sterke en zwakke kanten en

aangepast aan de eigen voorkeur.

Overigens moeten de door de student gedane keuzes vallen binnen de kaders die

door de SBL-competenties, het beroepsprofiel en de bekwaamheidseisen worden

aangegeven.

De organisatie van het derde studiejaar

Vanaf het derde jaar wordt Projectonderwijs (PO) als specifieke onderwijsvorm

gehanteerd waarbij de student aan het werk gaat met grote complexe

vraagstukken, zo mogelijk rechtstreeks gelieerd aan een opdracht van een

stageschool. Iedere module kent daarbij een stagecomponent, er is aandacht

voor de persoonlijke ontwikkeling van de student en het onderwijsaanbod wordt

ondersteund door de vak-/vormingsgebieden. Nieuw in het derde studiejaar is de

invoering van de lintstage. Dit betekent dat je als student voor een periode van

zeven weken twee dagen per week stage loopt. Per module wordt daarbij het

geheel afgestemd naar het gekozen modulethema. Door pgl hebben de studenten

een aantal vaardigheden opgedaan, die van belang zijn voor zelfstandig en

coöperatief leren. Het gaat om vaardigheden als het kunnen ontwikkelen van

antwoorden op gestelde en als zodanig ervaren problemen, het kunnen

samenwerken met medestudenten, het kunnen formuleren van problemen en het

maken van werkplannen, enzovoort. Deze vaardigheden worden door de

studenten in de sda-fase aangewend voor het werken in Projectgroepen en het

werken met eigen leervragen.

Leervragen worden opgevat als leerwensen, die de student heeft op het gebied

van onderwijs en didactiek. Dat kunnen leerwensen zijn op basis van bijvoorbeeld

gevoelde tekorten of belangstelling voor specifieke, in de opleiding minder aan

bod gekomen gebieden.

Het onderwijs krijgt zo een meer student-, vraaggericht karakter. Zijn er vanuit

de opleiding en/of de stagescholen bepaalde competenties die extra aandacht

vereisen dan kan de opleiding studiewerkzaamheden in het kader van het behalen

van deze competenties voorschrijven als pop-gerelateerde studiepunten. Een

student is dan verplicht aan deze door de opleiding als relevant gevonden

leervragen te werken.

Praktische vorming

De praktische vorming in het basisonderwijs maakt een belangrijk deel uit van

Page 50: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 50

het onderwijsprogramma. De studiebelasting bedraagt hiervoor ongeveer 20%

van de totale studietijd per studiejaar; dat is 12 ec's van de totale 60 ec's per

studiejaar. De derdejaars studenten volgen een lintstagemodel gedurende zeven

weken per module. Gedurende die periode is de student zeven weken lang twee

of drie dagen per week op de opleiding en twee dagen op de stageschool. Hier is

wel een voorbehoud aangezien de opleiding in de organisatie afhankelijk is van

het aantal aangeboden stageplaatsen van de basisscholen. In moduleperiode 3.2

en 3.4 loopt de student een hele week stage.

Verdere eisen staan beschreven in de Moduletentamenregeling (MTR), hoofdstuk

2D van deze gids.

Persoonlijke- en Professionele Begeleiding (ppb)

Vanaf de start van module 3.1 wordt de student ingedeeld in een

begeleidingsgroep.

De begeleiding per groep hebben we georganiseerd vanuit het principe:

Professionele- en Persoonlijke Begeleiding, kort genoemd ppb. De begeleider

noemen we kort: ppb'er.

PPB vindt geregeld plaats gedurende de gehele opleiding en wordt conform het

moduleraamwerk ingeroosterd.

De begeleiding houdt onder andere in: gesprekken over de studie en het

toekomstige beroep, het werken aan de eigen studievaardigheden en het

voorbereiden van geplande

stageactiviteiten. Daarnaast heeft de ppb'er de mogelijkheid om individueel of in

kleine (jaar)

groepjes de studievorderingen (ec's) aan de orde te stellen. Een uitdraai van

Progress is dan concreet uitgangspunt van gesprek. De student is verplicht zijn

ppb'er te informeren over de voortgang van de studie, zeker als de

studievoortgang moeizamer loopt dan gewenst.

De student is ook verplicht zijn ppb'er te informeren over eventuele negatieve

factoren die van invloed zijn op de studievoortgang.

De stagebegeleiding vindt grotendeels plaats op de stageschool zelf. De directe

begeleiding van de student is in handen van de basisschoolleerkracht (mentor) in

wiens groep de student geplaatst is. De stagecontactpersoon van de opleiding is

meer de procesbegeleider en begeleidt meer op 'afstand'. De stagecontactpersoon

en mentor overleggen samen over begeleiding en beoordeling van de vorderingen

van de student.

De beoordeling van de stage vindt plaats conform de criteria die daarvoor in de

tentamenregeling worden genoemd en die verder uitgewerkt zijn in de

betreffende moduleboeken.

De stagebeoordeling wordt gedaan door de stagecontactpersoon van de opleiding

in samenspraak met de mentor. De stagecontactpersoon geeft zijn bevindingen

door aan de ppb'er van de student.

Actieve studiehouding

Een actieve studiehouding is voor de opleiding een belangrijk kwaliteitscriterium.

In de moduleboeken vindt de student de beschrijving van wat de opleiding

verstaat onder een actieve studiehouding. Daarnaast heeft de opleiding een apart

studiehoudingsformulier ontwikkeld. Door middel van dit formulier rapporteren

alle opleidingsdocenten op gezette tijden aan de ppb'ers over de ontwikkeling van

de individuele student. Wanneer er sprake is van een negatieve studiehouding

kan dit aanleiding zijn om de student uit te nodigen voor een gesprek met de

teamleider en de ppb'er. Het gevolg kan zijn dat er leerdoelen beschreven zullen

worden en er zal een actieplan opgesteld worden waarmee de student aan het

Page 51: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 51

werk moet. Er zal dan ook een afspraak gemaakt worden over de terugrapportage

van de leerdoelen. Een negatieve studiehouding kan door de

opleidingsexamencommissie worden meegenomen in de beoordeling

van een verzoek om bijzondere voorzieningen.

Verder kan het zijn dat de examencommissie het onverantwoordelijk vindt dat de

student met te weinig theoretische onderbouwing de stage ingaat. In dergelijke

gevallen kan de student uit de stage worden gehaald en de opdracht krijgen

hiaten in de theoretische kennis weg te werken.

Een gevolg hiervan kan zijn dat de stage later inhaalt en studievertraging oploopt.

Toetsing in het derde studiejaar

De toetsing bestaat uit:

1. Toetsing van de bovenstroom.

In dit onderdeel worden de activiteiten voor PO getoetst in de

projectopdracht (= projectpresentatie) van de periode (toetsing van de

toepassing van de kennis.

In de bovenstroom worden ook de stages beoordeeld.

2. Toetsing van de onderstroom.

In dit onderdeel wordt alle theorie van de module getoetst in de

moduletoets en is er toetsing van alle vak-/vormingsgebieden in de

module (kennis en inzicht toetsing);

3. Toetsing van de doorstroom.

In dit deel wordt de persoonlijke ontwikkeling van de student getoetst

middels ppb (portfolio en pop's, de persoonlijke ontwikkelingsplannen) en

eigen leervragen.

Punten voor ppb worden afzonderlijk toegekend van de vrije algemene

punten die de

student invult vanuit de eigen leervragen.

Het portfolio is dus het onderdeel waar alle activiteiten van de doorstroom

geregistreerd worden. Je behaalt voor de doorstroom 3 ec's of 0. De ppb-

begeleider ondersteunt, stuurt zonodig en controleert je leeractiviteiten

binnen de doorstroom.

Het aantal toetsgelegenheden

De student heeft in het propedeutisch jaar voor alle modulen drie gelegenheden

tot het afleggen van moduletentamenonderdelen. In het jaartoetsrooster zijn er

daarbij voor de

moduletoetsen drie toetsgelegenheden gepland en voor de andere onderdelen

drie inlevermomenten. Studenten in het tweede, derde en vierde jaar hebben

voor alle modulen twee gelegenheden tot het afleggen van

moduletentamenonderdelen. In het jaartoetsrooster zijn er daarbij voor de

moduletoetsen twee toetsgegelegenheden per studiejaar gepland

en voor de andere onderdelen per jaar twee inlevermomenten.

De inschrijving voor alle moduletoetsen is verplicht. De student kan aan het te

laat inschrijven voor een toets of het niet benutten van een toetsgelegenheid

géén rechten ontlenen.

Alléén studenten, die beschikken over een verklaring van het decanaat

'Bijzondere omstandigheden', kunnen een beroep doen op de examencommissie

tot inschrijving voor een toetsing of aanpassing van het toetsprotocol. (zie

hoofdstuk 2D, de Moduletentamenregeling (MTR) Artikel 14 Overmachtsregeling).

Wanneer een student, na gebruik te hebben gemaakt van alle toetsgelegenheden,

een module gedurende het studiejaar niet met een voldoende beoordeling heeft

afgerond dan dient deze student gebruik te maken van de toetsgelegenheden in

het volgende jaar zoals die zijn opgenomen in het jaartoetsrooster. Het betreft

een toets die gebaseerd is op de stof van het

lopende cursusjaar. Dit kan dus afwijken van stof uit een voorgaand cursusjaar.

Page 52: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 52

De student dient zelf te controleren welke stof hij moet leren. De student is zelf

verantwoordelijk voor het vergelijken van de lopende stof met die van het

voorgaande cursusjaar.

Onderwijsactiviteiten derde studiejaar cohort 2010-2011

Hierna worden de perioden van de sda-fase kort weergegeven, waarna een korte

beschrijving per periode volgt. In de diverse moduleboeken van de sda-fase

wordt het programma uitgebreid

beschreven. Het is mogelijk dat in het moduleboek ten aanzien van de inhoud en

toetsing van de modulen geringe wijzingen worden aangebracht ten opzichte van

de in deze Studiegids opgenomen informatie. De in het moduleboek vermelde

informatie is, mits niet in strijd met de Moduletentamenregeling, bindend.

Page 53: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 53

Hieronder volgt een systematisch overzicht van de inhouden van de modulen uit

het derde studiejaar.

Module 3.1 Onderwijs en identiteit

Studiebelasting 420 sbu

Ec’s 15

Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.

In module 3.1 zal vanuit de eigen identiteit en vanuit de identiteitsontwikkeling

van het kind worden gekeken naar de identiteit van de (basis)school en in het

bijzonder naar de identiteitsontwikkeling van de christelijke (basis)school.

Naast zicht hebben op de identiteitsontwikkeling zullen de studenten zich ervan

bewust moeten worden op welke wijze het eigen pedagogisch- en didactisch

handelen wordt beïnvloed.

Keuzes dienen op bewuste wijze te worden gemaakt en dienen vervolgens te

worden geëxpliciteerd en te worden vertaald in handelingen. Tijdens de module

maakt de student kennis met de gehele (stage)school.

De vakvormingsgebieden in de onderstroom:

Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming

Godsdienstige vorming

Rekenen-wiskunde en didactiek

Taal

Beeldende vorming of muziek

Kernbegrippen:

Visieontwikkeling;

Traditioneel vernieuwingsonderwijs (Jenaplan, Dalton, Montessori, et cetera);

Onderwijsconcepten (waaronder TOM-school);

Identiteitsontwikkeling (kind, leraar en school);

Koppeling taalontwikkeling en identiteitsontwikkeling;

Waardenoriëntatie.

Page 54: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 54

Module 3.2 Kwaliteit in het onderwijs

Studiebelasting 420 sbu

Ec’s 15

Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.

Voortbouwend op de inhouden van module 3.1, zal de student in module 3.2

vanuit de eigen visieontwikkeling zicht krijgen op indicatoren van kwalitatief goed

onderwijs. Binnen de opleiding wordt het begrip Kwaliteit breed opgevat. Goed

onderwijs beperkt zich niet tot de instrumentele vakken. De studenten zullen als

professional duidelijke keuzes moeten kunnen maken en deze moeten kunnen

beargumenteren.

De vakvormingsgebieden in de onderstroom:

Apov

GOVO (DCBO/RK)

RW&D

Bevo/Muziek

Beweging (onderbouw)

WO (bovenbouw)

Taal & communicatie

Kernbegrippen:

Schoolontwikkeling

PPON

Effectiviteit (doelgerichtheid)

Leerlijnen en leerstoflijnen

(Vak)didactiek

didactische vaardigheden

vakkennis

Page 55: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 55

Module 3.3 Zorg voor het kind

Studiebelasting 420 sbu

Ec’s 15

Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.

In deze module wordt de student zich bewust van de hulpvragen van de kinderen

die hem of haar persoonlijk worden gesteld. Elke leerling zal de leraar een 'zorg

zijn', daarvoor is de ontwikkeling van orthopedagogische en orthodidactische

kennis en vaardigheden van belang.

De student zal daarnaast zicht krijgen op zorgstructuren op micro-, meso- en

macroniveau.

Daarbij zal de student vanuit de eigen visie op onderwijs en opvoeding een eigen

visie op zorg ontwikkelen.

De vakvormingsgebieden in de onderstroom:

Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming

Rekenen-wiskunde en didactiek

Taal

Logopedie)

Schrijven (motoriek)

Beweging

ICT

Kernbegrippen:

Orthopedagogiek

Orthodidactiek

Paramedisch handelen

Interne en externe remedial teaching

Interne begeleiding

Planmatig werken

Page 56: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 56

Module 3.4 School in de maatschappij

Studiebelasting 420 sbu

Ec’s 15

Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.

De student wordt er zich van bewust dat het eigen gedrag en het gedrag van de

kinderen tevens wordt beïnvloed door veranderingen in de samenleving. De

student zal zich ervan bewust worden dat in een veranderende maatschappij

onderwijs- en opvoedingsdoelen van het onderwijs aangepast worden. Leraren

zullen daarom vanuit een eigen identiteit maatschappelijke veranderingen moeten

kunnen onderzoeken en veranderingen moeten kunnen plaatsen. Dat daarvoor de

persoonlijke ontwikkeling van de student (tot wereldburger) van belang zal zijn

ligt voor de hand.

De vakvormingsgebieden in de onderstroom:

Godsdienstige vorming

Culturele en maatschappelijke vorming

Beweging (onderbouw)

Wereldoriëntatie (bovenbouw)

Engels

Drama

Kernbegrippen:

Onderwijsachterstanden

Onderwijskansen

Multicultureel en intercultureel onderwijs

Pluriformiteit

Maatschappelijke identiteit van de school

Rechten van het kind

3.7 Doorstroom en algemene ec's

De doorstroom omvat gedurende de eerste drie jaren van de studie per studiejaar

12 ec's.

Van die twaalf ec's zijn er in het derde studiejaar vier ec's gereserveerd voor ppb.

De overige acht ec's zijn zogenaamde algemene ec-punten (aep's) en Eigen

Leervragen.

In het curriculum van het derdejaar worden de algemene ec's vanuit de

studiebegeleiding

ingevuld met leervragen. Het maximale aantal toe te kennen aantal punten per

leervraag is 2 ec's.

A Verplichte algemene ec’s

Sollicitatietraining

Studiebelasting 28 sbu

Ec-punt 1

Periode 2 en 3 (afhankelijk van de beschikbaarheid van de docent)

Soort module Theorie- en vaardigheidsmodule

Page 57: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 57

B Eigen leervragen

Naast de verplichte aep‟s in het derde leerjaar maakt de verplichte

maatschappelijke stage deel uit van het derde leerjaar. De

maatschappelijke stage komt in de plaats van één individuele Leervraag

van 28 sbu.

Deze aep‟s worden ingevuld vanuit de leervragen die ontwikkeld zijn bij de

ppb-begeleiding, waarbij de persoonlijke ontwikkeling van de student

voorop staat. Het maximale aantal te behalen ec‟s per leervraag is twee

ec‟s. Extra stageactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrij ec-

punt.

2B.2.4 Programma vierde studiejaar

In het vierde studiejaar zit je in het laatste jaar van de SDA-fase, de fase van

specialiseren,differentiëren en afstuderen. In het derde jaar heb je je

gespecialiseerd in het jonge kind of het oudere kind. In jaar vier ga je

differentiëren, je verder persoonlijk onderscheiden via de minoren.

Minor staat in de internationale onderwijssystematiek voor bijvakken of

profilering. Na je verplichte of funderende deel, kun je in het minordeel van je

opleiding je profileren.

Je onderscheidt je door de keuze van de minor. Veelal zal dat binnen de Stenden

Lerarenopleidingen gebeuren, maar je kunt ook gebruik maken van het aanbod

buiten de opleiding en bij een andere opleiding van de Stenden of andere

hogeschool een minor kiezen.

De opzet van de minoren binnen de Stenden Lerarenopleiding wordt zo

vormgegeven dat dit deel van de opleiding moet voldoen aan 3 maal V: het moet

verdiepend, verbredend en voorbereidend op een master-studie zijn. De duur van

een minorperiode is een heel semester, waarbij achtereenvolgens tweemaal 15

ec behaald kan worden. Omdat de opleiding je keuzevrijheid wil geven zijn er veel

onderwerpen mogelijk binnen de verschillende minoren van de opleiding.

Je kiest voor één minoronderwerp aan het eind van het derde studiejaar. Je werkt

tien onderwijsweken achtereen aan het eerste deel van 15 ec en tien

onderwijsweken aan het tweede deel. (Een periode beslaat tien onderwijsweken

waarvan negen lesweken en één studieweek).

Het aanbod van of thema's voor de minoren staan beschreven in de SDA-

handleiding.

Daarnaast is er een verplichte onderstroom per periode die je moet verwerken in

je minor, met onderzoeksvaardigheden in de eerste periode en

ontwerpvaardigheden in de tweede periode, om je werk expliciet te ijken aan al

de HBO-kernkwalificaties.

Naast dit inhoudelijke aanbod is er een begeleidingsstroom, de doorstroom

waarbij je in je vaste groep werkt aan persoonlijke professionele ontwikkeling.

Deze doorstroom vindt zijn vervolg in de terugkomdagen tijdens je LIO(stage) in

het afstudeerdeel van de SDA-fase.

Uitgangspunt bij de doorstroom is dat je je eigen ervaring afzet tegen de

bekwaamheidseisen die het beroep als leerkracht basisonderwijs aan je stelt: de

competenties.

Met behulp van een POP werk je aan de voorbereiding op de LIO-stage, met eigen

stageoriëntatie en /of leervragen. In het schema op de volgende pagina ziet het

vierde leerjaar er als volgt uit:

Page 58: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 58

Schema: curriculumstructuur leerjaar 4 OLB

1

e semester 30 EC MINOREN – 1

e deel 1e semester 30 EC

MINOREN – 2e del 2

e semester 30 EC

Verdiepen in eigen specialisatie en opzet onderzoeksplan 9 lesweken (totaal 15 EC)

Uitvoeren onderzoek, schrijven van scriptie en ontwerpen van onderwijs 9 lesweken (totaal 15 EC)

Onderstroom: Verplicht onderdeel minorprogramma 1: onderzoeksvaardigheden

Onderstroom: Verplicht onderdeel minorprogramma 2: onderwijs ontwerpen

LIO(stage) 30 EC

Bovenstroom:

Keuze uit een van de volgende minoren (2x15 ec inclusief de onderstroom)

Onderdelen

1. Opleiden in organisaties (hogeschoolbreed) 2. Internationaal: meertaligheid (Wales,

Innsbruck, Antillen) 3. Internationaal: community development

(Port Alfred) 4. Special Educational Needs 5. Onderwijskundig leiderschap 6. Schoolconcepten

A. Jenaplan B Dalton C Ervaringsgericht onderwij (EGO) D Algemeen/overige: TOM, adaptief, etcetera

7. De vakspecialist A rekenen/wiskunde B taal & communicatie C wereldorientatie D drama E beeldende vorming F ICT G muziek H techniek I bewegingsonderwijs J godsdienstige vorming

a. Lio-orientatie d.m.v. ppb b. Terugkomdagen, tussentijdse gesprekken

met als eindbeoordeling: portfolio en eindgesprek

Doorstroom: Persoonlijke Professionele begeleiding

Aanbod semester 1 voorwaarde om deel te mogen nemen aan de Lio-stage.

Aantoonbare oriëntatie op de Lio-school van 40 sbu, deelname aan zes

intervisiebijeenkomsten tijdens ppb, opzet van het portfolio en minimaal 180 ec

geregistreerd in progress.

Let op: voor het aanbod van de minoren zijn per locatie en per periode verschillende mogelijkheden. Vraag hiernaar bij de voorlichting; het is ook mogelijk om op andere locaties of bij andere opleidingen of hogescholen een minor te volgen.

Page 59: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 59

Toelatingseisen internationale minor

Voor de internationale minoren gelden aanvullende toelatingseisen.

Studenten die hun minor in het buitenland willen lopen dienen aan de volgende

voorwaarden te voldoen:

- Je moet 150 ec's hebben behaald;

- Je hebt een goed plan van aanpak opgesteld;

- Je hebt een cultuursensitieve houding;

- Je bent communicatief vaardig;

- Je kunt goed zelfstandig studeren;

- Je beschikt over een goede actieve beheersing van de Engelse taal;

- Je bent sterk gemotiveerd;

- Je bent in het bezit van een rijbewijs;

- Je hebt een voldoende behaald op de toets 'onderzoeksvaardigheden'.

Van studenten wordt daarnaast een grote mate van zelfstandigheid verwacht.

Om in aanmerking te komen voor de minor buitenland dient de student een plan

van aanpak en een motivatie, gesteld in de Engelse taal, in bij de secretaris van

de opleidingsexamencommissie.

Als onderdeel van de toelatingsprocedure heeft de student een gesprek met de

coördinator buitenland. De opleidingsexamencommissie heeft de eigenlijke

selectie en de toelatingsgesprekken gedelegeerd aan de coördinatoren buitenland,

maar houd in alle gevallen de eindverantwoordelijkheid voor de toelating. Tenzij

er zwaarwegende redenen zijn om af te wijken van het advies van de coördinator

buitenland, zal dat advies door de opleidingsexamencommissie worden

overgenomen.

Bij deelname door de student aan een minor in het buitenland dient de student

zich te realiseren dat hij verantwoordelijk is voor zijn eigen studievoortgang. De

student kan aan buitenlands verblijf geen rechten ontlenen; het niet kunen

bijwonen van toetsgelegenheden is voor eigen verantwoording en is geen grond

voor het toekennen van extra toetsgelegenheden.

De organisatie van de eindstage/lio-stage

Onderdeel van het vierde studiejaar is een 21-weekse eindstage of Llio-traject

van vijf maanden = de major in de studie. De gestelde eisen met betrekking tot

de 21-weekse eindstage of het lio-traject zijn identiek. Bij beide dient de student

te voldoen aan de wettelijke startbekwaamheden (eindtermen). Het verschil

tussen een 21-weekse eindstage en een lio zit in de rechtspositionele gronden

van een student.

Het behoort ook tot de mogelijkheid om je lio-stage te lopen in het Speciaal

Basisonderwijs (SBO) of Speciaal Onderwijs (SO). Hiervoor is een aantal

voorwaarden geformuleerd.

De student moet in het bezit zijn van een positief advies van de

ppb'er/stagecontactpersoon.

De student moet alle stages uit het derde studiejaar met een beoordeling van

minimaal ruim voldoende hebben afgerond en de student is verplicht om de minor

special needs te volgen.

Met de lio-stage wil de opleiding de kloof tussen theorie en praktijk, ook wel de

praktijkschok genoemd, zo klein mogelijk houden. De twee mogelijke trajecten

worden hieronder (kort) toegelicht. Meer informatie over deze trajecten is terug

te vinden in het lio-draaiboek.

De totale studiebelasting voor deze studiefase is inclusief oriëntatie en

Page 60: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 60

voorbereiding.

Gezien het beleid van de overheid zijn er twee mogelijkheden te onderscheiden:

a. De vierdejaars student sluit een stageovereenkomst met de opleiding en

de basisschool als stagiaire (21-weekse eindstage). De gebruikelijke

rechten en plichten van een stagiaire zijn nu van toepassing.

b. De vierdejaars student sluit een leerarbeidsovereenkomst met de opleiding

en het bevoegde gezag van de betreffende basisschool. Het

Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel (RPBO) is nu van toepassing. Er is

sprake van een lio-traject.

Ad a: De 21- weekse eindstage

Tijdens deze lange eindstage heeft de student de status van stagiaire. De

student heeft geen leerarbeidsovereenkomst en is dus niet

Eindverantwoordelijk voor een groep van de basisschool.

De student 'staat' drie dagen voor de groep, daarnaast komt de student

regelmatig naar de opleiding voor begeleiding; twee dagen worden

besteed aan voorbereiding en studie.

Net als in de lio-variant doorloopt de student ook hier een officieel

sollicitatietraject.

De begeleiding tijdens de 21-weekse eindstage vindt op twee manieren

plaats: op de basisschool door de coach en vanuit de opleiding door de

instituutsbegeleider.

De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn

twee tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach van de

basisschool een voortgangsevaluatie in.

Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd. De

eindevaluatie vindt aan het eind van de 21-weekse stage plaats. Er vindt

dan een eindgesprek plaats met zowel de coach als de

instituutsbegeleider. De instituutsbegeleider beoordeelt uiteindelijk of de

30 ec‟s worden toegekend. De eindeisen met betrekking tot de 21-weekse

stage zijn gelijk aan die van de lio.

In beide gevallen dient de student te voldoen aan de wettelijke

startbekwaamheden zoals geformuleerd door de opleiding en het wettelijke

kader.

De instituutsbegeleider heeft in het begin van de 21-weekse eindstage

telefonisch contact met de basisschool en komt in een later stadium zeker

één keer bij de student op de basisschool op bezoek.

Toelating tot de sollicitatieprocedure.

De opleiding hanteert een toelatingsnorm voor de sollicitatieprocedure voor

plaatsing voor de eindstage. Studenten die in aanmerking willen komen, moeten

tenminste 135 ec's hebben bij aanvang van de procedure. De student moet een

uitdraai van Progress overleggen waaruit blijkt dat aan de norm is voldaan. De

student is verplicht de lio-stageschool op de hoogte te houden met betrekking tot

studievorderingen.

Dit om de lio-school een inschatting te geven met betrekking tot het risico van

voortijdige stopzetting van de lio. De lio-stage kan enkel en alleen gestart worden

nadat alle eerdere stageperioden met een voldoende beoordeeld zijn.

Indien de student, al na de start met de lio-stage alsnog niet voldoet aan de

eisen, dan wordt de lio-stage stop gezet!

Page 61: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 61

Toelating tot de major: de 21-weekse stage

Om tot de 21-weekse eindstage te worden toegelaten moet de student aan een

aantal voorwaarden voldoen:

1. De student moet bij aanvang van de stageperiode in het bezit zijn van

tenminste = 180 ec's

én

2. Wanneer een student géén 180 ec's heeft bij aanvang van de lio, maar wel

toelaatbaar is geweest tot de lio-sollicitatieprocedure is de student alleen,

met schriftelijke toestemming van de voorzitter van de

opleidingsexamencommissie toelaatbaar tot de lio.

De ondergrens voor deelname is 166 ec's en binnen vier weken na de

start van de lio-stage

behalen van de resterende ec punten. Studenten die niet voldoen aan de

eis van 180 ec-punten en gebruik maken van de 166 ec-mogelijkheid en

de termijn van vier weken na de start van hun lio, dienen de stageschool

op de hoogte te stellen van de mogelijkheid dat ze de lio-stage wellicht

voortijdig dienen af te breken. De student dient hiertoe schriftelijk

een verzoek in bij de opleidingsexamencommissie. De

opleidingsexamencommissie kan aan de toelating aanvullende

voorwaarden verbinden.

Ad b: Het lio-traject

Tijdens het lio-traject heeft de student een leerarbeidsovereenkomst en

daarmee de status van werknemer met een salaris. Na een procedure

wordt de student, door het bevoegd gezag, aan een basisschool benoemd

voor een lio-periode van 21 weken. Gedurende drie aaneengesloten

dagen per week heeft de student de verantwoordelijkheid voor het

onderwijsleerproces in een bepaalde groep en alles wat daarbij komt

kijken. De overige dagen zijn voor voorbereiding en studie. Op deze wijze

kenmerkt het LIO - traject zich als een duaal traject van werken en

studeren. Het lio-traject wordt bij voorkeur in de 'bouw' van de gemaakte

specialisatiekeuze uitgevoerd. Voor de lio-stage bestaat niet alleen de

mogelijkheid te solliciteren op scholen in de regio, maar ook daarbuiten.

Stenden Hogeschool onderhoudt bijvoorbeeld contacten met

schoolbesturen in Rotterdam-Zuid en Den Haag. De mogelijkheid bestaat

ook dat een student, na overleg met de stagecoördinator, zelfstandig op

zoek gaat naar een lio-plek.

De student in het lio-traject wordt begeleidt door een coach in het

basisonderwijs en een ppb'er. De coach zorgt voor de dagelijkse

ondersteuning en begeleiding. De ppb'er is de begeleider op afstand. De

ppb'er heeft contact met de coach over het functioneren van de

student. Tijdens het lio-traject zijn er een aantal terugkommomenten op

de opleiding.

De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn

twee tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach van de

basisschool een voortgangsevaluatie in.

Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd. Bij de

eindevaluatie vindt er een eindgesprek plaats met de coach, waarvan

verslag wordt gedaan aan de instituutsbegeleider.

De instituutsbegeleider beoordeelt uiteindelijk of de 30 ec's worden

toegekend.

Toelating tot de lio-sollicitatieprocedure

De opleiding hanteert een toelatingsnorm voor de sollicitatieprocedure voor

plaatsing voor de lio-stage. Studenten die in aanmerking willen komen moeten

Page 62: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 62

tenminste 135 ec's hebben bij aanvang van de procedure. De student moet een

uitdraai van Progress overleggen waaruit

blijkt dat een de norm wordt voldaan.

Toelating tot de major: het lio-traject

Voor het lio-traject gelden wettelijke toelatingsbepalingen. Om als LIO te worden

benoemd of te worden aangesteld moet de student dus aan een aantal strikte

voorwaarden voldoen.

Zo dient hij/zij bij aanvang van het LIO-schap:

1. In de opleiding tenminste 180 ec's te hebben behaald;

2. Wanneer een student géén 180 ec's heeft bij aanvang van de lio-stage, maar

wel toelaatbaar is geweest tot de lio-sollicitatieprocedure, is de student alleen

met schriftelijke toestemming van de voorzitter van de

opleidingsexamencommissie toelaatbaar tot de lio.

De ondergrens voor deelname is 166 ec's; binnen vier weken moeten de

ontbrekende 14 ec-punten worden behaald. Studenten die niet voldoen aan

de eis van 180 punten en gebruik maken van de 166 ec mogelijkheid en de

termijn van vier weken na de start van hun lio-stage, dienen de stageschool

op de hoogte te stellen van de mogelijkheid dat ze de lio-stage wellicht

voortijdig dienen af te breken. De student dient hiertoe schriftelijk

een verzoek in bij de opleidingsexamencommissie. De

opleidingsexamencommissie kan aan de toelating aanvullende voorwaarden

verbinden.

Toetsing

De toetsing in het vierde studiejaar vindt plaats door:

1. De toetsing van de minors

a. De verplichte onderdelen: onderzoekstoets en onderwijs

ontwerpen;

b. Toetsing vindt plaats door een theoretische toets betreffende de

theorie rond onderzoeksvaardigheden;

c. Toetsing van de praktische toepassing vindt plaats in de scriptie en

het onderwijskundig ontwerp.

2. Het keuzeonderdeel, het afstudeerproject

a. Toetsing vindt plaats door middel van een scriptie en eindgesprek.

b. De scriptie wordt door de begeleider en een tweede docent

beoordeeld en besproken met de student.

c. Werkstukken worden in de laatste week van iedere periode

ingeleverd bij de begeleider. De herkansing van een werkstuk kan

in elke navolgende module ingeleverd worden in week negen.

Werkstukken dienen volledig ingeleverd te worden; op het juiste

moment conform het toetsrooster.

3. De toetsing van de lio-stage.

Toetsing gebeurt aan de hand van alle beschreven criteria in de

speciale gids voor de eindstage/lio-stage.

4. De toetsing van het portfolio door de ppb'er/stagecontactpersoon (de

doorstroom).

In dit deel wordt de persoonlijke ontwikkeling van de student getoetst

middels portfolio, pop's, de persoonlijke ontwikkelingsplannen en eigen

leervragen. Studenten houden een logboek bij, het pop wordt inzichtelijk

gemaakt en bijgesteld.

Deze ec's vormen een integraal onderdeel van de eindbeoordeling voor de

lio-stage.

Page 63: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 63

2B.2.5 Overzicht programma DCBO en RK Godsdienst / levensbeschouwing

In deze paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten van het DCBO

(Diploma Christelijk Basisonderwijs) en de akte Godsdienst/Levensbeschouwing

voor de Rooms-katholieke basisschool omschreven.

Hoe ziet het programma godsdienstige vorming er voor alle studenten uit?

In de propedeutische fase maken alle studenten kennis met de algemene

christelijke beginselen.

Op het eind van deze propedeuse maakt de student(e) kenbaar of hij/zij zich in

de hoofd- en de sda-fase verder wilt oriënteren op de protestants-christelijke of

de rooms katholieke visie op het geloof.

In het tweede en derde jaar worden dan ook enkele modules in beide richtingen

aangeboden.

Een student(e) kan er voor kiezen om beide richtingen te volgen.

Na het derde jaar kan de student(e) in de sda-fase: afstuderen, kiezen om ook

het examen voor het DCBO of voor het diploma godsdienst/levensbeschouwing

voor het katholiek onderwijs af te leggen. Het examengesprek vindt plaats in de

tweede helft van het vierde jaar, zodat ervaringen vanuit de LIO-stage

gerelateerd kunnen worden aan de theorie opgedaan in de voorgaande jaren.

Het programma godsdienstige vorming voor de studenten van de verkort-

opleiding is aangepast. Het examengesprek DCBO of RK godsdienst /

levensbeschouwing is voor alle studenten gelijk. En vindt voor Verkort derhalve

plaats in de tweede helft van het tweede jaar. (zie verder onder 2B.3)

Aan de examens zijn geen specifieke ec's verbonden, het is onderdeel van je

getuigschrift.

Wanneer de student het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt daarvoor

een afzonderlijk getuigschrift afgegeven.

DCBO

Het beroepsbeeld

Naast de in deze Studiegids genoemde vijf beroepsrollen, hanteert de opleiding

ook een beroepsbeeld specifiek gericht op het werken als leraar aan een

christelijke basisschool, waarin het godsdienstonderwijs een belangrijke plaats

inneemt.

Dit beroepsbeeld is als volgt (verkort) te omschrijven:

Uitgangspunt voor het vormgeven van het godsdienstonderwijs op protestants-

christelijke basisscholen is een levensbeschouwing die de Bijbel als zin- en

richtingwijzende inspiratiebron kent voor de mens.

Voor de taak en de functie van de leraar houdt dat in dat hij/zij, als bemiddelaar

van de christelijke godsdienst en traditie, de leerlingen moet kunnen begeleiden

in hun godsdienstige ontwikkeling, zodanig dat de leraar hen recht doet in hun

godsdienstige ontwikkeling, zodat ze op latere leeftijd tot een persoonlijke

invulling van hun levensbeschouwelijke identiteit en dus tot een persoonlijke

verhouding ten opzichte van de christelijke godsdienst en traditie kunnen komen.

Dit houdt in dat de leraar de leerlingen inleidt in de christelijke godsdienst als

inspiratiebron voor het handelen en voor de kijk op mens en wereld. Kortom: de

leraar biedt de leerling een bepaald perspectief op mens en wereld.

De leraar is in staat dat perspectief in geheel zijn/haar onderwijzend handelen uit

te drukken.

Naast andere belangrijke aandachtspunten dient hij/zij daarbij minimaal rekening

Page 64: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 64

te houden met de psychologische en godsdienstige ontwikkeling van kinderen

enerzijds, en anderzijds met het gegeven dat de christelijke godsdienst een

fundamenteel andere positie inneemt in de

samenleving dan vroeger en bovendien in sterkere mate dan voorheen pluriform

is.

De inhoud van het DCBO-programma

Om de student startbekwaam te maken voor de beroepspraktijk als leraar en

rekening houdend met bovenstaand beroepsbeeld, wordt in het vakgebied

Godsdienstige Vorming op de opleiding aandacht besteed aan zowel praktische,

theoretische als persoonsvormende aspecten van dit vakgebied.

Zo zal de student kennis maken met het brede vakgebied van de

godsdienstpsychologie en -pedagogie. Immers: jonge en oudere kinderen

verschillen in hun kijk op- en beleving van de wereld, van zichzelf... en van God.

Uiteraard heeft dat consequenties voor het pedagogische en didactische handelen

binnen het vak godsdienstige vorming! Welke verhalen vertel ik als leraar,

hoe vertel ik ze, welk godsbeeld wil ik overdragen met behulp van Bijbelse

verhalen; welke Kinderbijbel of Bijbel voor oudere kinderen wil ik gebruiken of

welke godsdienstmethode gebruik ik? Welke andere onderwijsmiddelen zijn er

nog; hoe voer ik een levensbeschouwelijk gesprek met kinderen; hoe leg ik het

verband naar andere vakgebieden en naar het nu; hoe geef ik een dagopening

vorm, hoe bid ik met kinderen enz.

Daarnaast komt een aantal (genres van) Bijbelverhalen aan de orde, met

aandacht voor de verschillende uitlegmogelijkheden en voor de vertaalslag naar

de actualiteit. Daarbij komt ook de Bijbel zelf ter sprake. De

ontstaansgeschiedenis van het Oude Testament en het Nieuwe Testament, de

Joodse achtergrond van beide, verschillende visies op de Bijbel, enzovoort.

Als laatste aandachtsveld noemen we de maatschappelijke dimensie. Dit betreft

het aspect van het handelen, dus de ethische en morele implicaties van geloven.

Maar niet alleen dat.

Godsdienst, en dus ook de christelijke, staat nooit los van maatschappelijke

ontwikkelingen. We besteden aandacht aan de veranderde en nog steeds

veranderende rol van het christendom in onze samenleving. Daarbij kan het niet

anders dan dat we ook aandacht besteden aan andere godsdiensten. Iedere

student krijgt in de stage te maken met kinderen uit andere culturen, met een

andere godsdienst; wat weet jij daarvan, hoe ga jij daarmee om? Juist in de

ontmoeting met anderen en met andere godsdiensten wordt het spannend te

formuleren wie jij zelf bent!

In dit programma speelt, aansluitend bij het vorige aspect, ook de godsdienstige

identiteit en beleving van de student zelf een belangrijke rol. In open gesprekken

met studiegenoten en docenten, in confrontatie met andere meningen krijgt de

student zicht op die eigen levensbeschouwelijk identiteit; een identiteit die veelal

nog volop in ontwikkeling is.

Dit persoonlijkheidsvormende element loopt dus als doorgaande lijn door alle

godsdienst/ DCBO-modules heen, vier jaar lang.

De bereidheid om het eigen standpunt ter discussie te stellen, dwz: in te brengen

in een gesprek, en een open houding voor andere meningen dan die van jezelf

zijn een noodzakelijke voorwaarde voor een leraar basisonderwijs, zeker wat

betreft de godsdienstige begeleiding van kinderen.

Het DCBO-examen

Nadat de student alle godsdienst/dcbo modules met goed gevolg heeft doorlopen

kan het DCBO-examen worden aangevraagd en afgelegd.

Bij het examen dient de student te laten zien dat hij over voldoende kennis,

Page 65: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 65

inzicht en vaardigheden beschikt op het gebied van de protestants-christelijke

identiteit van de school en het vakgebied godsdienst in het bijzonder.

In principe kan alle in de modules behandelde stof onderwerp van het

eindgesprek zijn.

Het gesprek wordt mede gevoerd aan de hand van een vooraf bepaald aantal

stellingen.

Deze stellingen formuleert de student nav een gelezen theologisch,

godsdienstpedagogisch of godsdienstdidactisch boek en aan de hand van een

visiestuk. Vanaf studiejaar 2003-2004 geldt bovendien, dat de studenten een

groeidocument aanleggen vanaf hun eerste studiejaar, waarin de uitwerkingen

van (stage)opdrachten en materialen verzameld worden.

Dit groeidocument vormt mee de basis voor het DCBO-examen. Het examen

wordt afgenomen door een van de docenten godsdienstige vorming, met een

tweede persoon als protocollant.

Wanneer het examen met een voldoende wordt beoordeeld krijgt de student bij

uitreiking van het getuigschrift Leraar Basisonderwijs ook het Diploma Christelijk

BasisOnderwijs.

De eisen voor het DCBO-examen zijn terug te vinden in de brochure 'DCBO,

toetsingskader en richtlijnen competenties' uitgegeven door de landelijke

Besturenraad, 2005.

Voor wat de onderwijsvisie betreft die ten grondslag ligt aan het DCBO-

programma en de tentamen- en examenreglement: beide zijn conform de

Stenden Hogeschoolbrede regeling, resp. die van Stenden Hogeschool

Lerarenopleiding.

RK Godsdienst/levensbeschouwing op de katholieke school

Wie les wil geven op een katholieke school voor primair onderwijs stapt daarmee

in en brede traditie, die mede gekleurd wordt door Schrift, Leergezag, heiligen en

vele vormen van volksreligiositeit. Niet alleen de Bijbel is in de katholieke traditie

inspiratiebron voor het leven, maar ook de traditie. Deze vindt men terug in de

uitspraken van het kerkelijk leergezag, in de liturgie en in de kerkelijke praktijk;

in de geschriften van de kerkvaders, theologen, heiligen en mystici; in de uitingen

van vroomheid van de gewone gelovigen en in die van de christelijke cultuur

(beeldende kunst, muziek, theater, literatuur) en filosofie.

De katholieke traditie heeft altijd oog gehad voor de plaatselijke volkscultuur. De

uitingen ervan heeft ze dikwijls opgenomen in haar geloofsbelevingen. Vandaag

de dag betekent dit, dat deze traditie ook staat te midden van een multiculturele

en multireligieuze samenleving.

Haar theologiseren zal dan ook gevoed moeten worden door de interreligieuze

dialoog.

Voor de leraar op de katholieke basisschool betekent dit, dat hij/zij geïnspireerd

door de RK traditie ruimte weet te bieden aan kinderen uit andere culturen.

Rekening houdend met de culturele achtergrond van elk kind en met zijn

(geloofs)ontwikkeling zal een leraar zijn leerlingen leren de werkelijkheid met

eerbied en verwondering te benaderen. Het leven van ons mensen wordt volgens

de katholieke traditie, fundamenteel gedragen door een Mysterie, dat wij God

mogen noemen. Op voeden tot verwondering behoort dan ook tot de

fundamentele doelstellingen van de katholieke school. Opvoeden is samen met

het kind op reis gaan, een ontdekkingsreis door tijd en ruimte. Het is oog krijgen

voor het goddelijke geheim, dat besloten ligt in heel de werkelijkheid. Een

dergelijk onderwijzen zal het kind gevoelig maken voor symboliek en het

sacramentele denken stimuleren. Dit laatste wil zeggen, dat al het geschapene

wordt gezien als een verwijzing naar God. Dit veronderstelt dat de katholieke

school ruimte geeft voor stilte, meditatie en gebed. Maar daarnaast ook dat ze

opvoedt tot verdraagzaamheid en dat ze haar leerlingen leert dat het anders-zijn

van anderen een bron is tot verrijking en een uitnodiging tot solidariteit. De

Page 66: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 66

katholieke school is een school die daartoe de oude, heilige verhalen opnieuw zal

vertellen en zal actualiseren naar deze tijd. Het is een school waar het leven niet

alleen geleerd, maar ook genoten en gevierd kan worden. Een school die het

visioen en de spiritualiteit van Jezus en zijn volgelingen levend probeert te

houden.

Inhoud van het vak

De bedoeling van de verschillende modules is niet dat je leert geloven, maar dat

je leert nadenken over verschillende visies op geloof en leven, zodat je daar

vruchtbaar mee kunt omgaan in je latere beroepsuitoefening. De lessen beogen

derhalve niet alleen een productdoel (kennis van en inzicht in een bepaalde

hoeveelheid leerstof), maar ook een procesdoel (namelijk, dat je in staat bent om

te komen tot een eigen stellingname en dat je deze kunt relateren aan die van

anderen). Daarnaast zal er gewerkt worden aan het verkrijgen van vaardigheden.

De lessen zullen dan ook voornamelijk het karakter hebben van een werkcollege,

waarbij de student niet kan ontkomen aan een zekere 'aanwezigheidsplicht'.

Binnen het vak RK godsdienst / levensbeschouwing willen we de student(e) in

communicatie laten treden met de religieuze zingeving van het bestaan vanuit RK

perspectief en in dialoog met andere levensbeschouwelijke visies. Daarbij zijn het

verhaal en de symboliek wezenlijke bemiddelingen in het religieuze

zingevingsproces. Op het niveau van verhaal en symboliek zal aandacht worden

besteed aan de sacramentaliteit van het bestaan. Deze sacramentaliteit van het

bestaan komt tot uiting in verschillende vormen van volksreligiositeit, verhalen

(sprookjes, mythen) en symbolen (dromen, beelden) der mensheid en krijgt zijn

nadere duiding in Schrift en Traditie. In het verstaan van de Schrift zal gelet

worden op historische, structurele en dieptepsychologische momenten en op zijn

doorwerking in midrasj, liturgie en sacrament. Daarbij zal de student(e) oog

moeten krijgen voor de hermeneutische cirkel in het interpretatieproces en voor

mogelijkheden van dit 'Schrift verstaan' naar kinderen toe, rekening houdend met

hun culturele achtergrond en hun ontwikkelingsniveau.

Concreet betekent dit, dat de student in de lessen RK godsdienst /

levensbeschouwing onder andere leert over Jezus, zijn Bijbel en joodse traditie,

maar ook over zijn volgelingen zoals Franciscus, Christoforus en vele anderen.

Aandacht wordt geschonken aan innerlijke en uiterlijke vormen van het katholieke

geloof, die de 'Aanhangers van de Weg', zoals christenen vanouds werden

genoemd, vanaf Abraham en Jakob zijn gegaan.

Studenten zullen ontdekken hoe sacramenten en feesten, meditatie en gebed

pijlers zijn van de katholieke spiritualiteit. Ze zullen leren omgaan met vragen

rond dood en leven en de vraag naar God daarbij. Al deze onderwerpen worden

benaderd vanuit een RK levensvisie die de interreligieuze dialoog en een

filosofische benadering niet uit de weg gaat, zodat je als leraar later kunt

functioneren op een katholieke school met een multiculturele schoolbevolking.

Daarbij weet je rekening te houden met de verschillende ontwikkelingsfasen van

het basisschoolkind en kun je er in je pedagogisch-didactisch handelen mee

omgaan. Je kunt verhalen vertellen aan kinderen, zowel uit de Bijbel als uit volks-

en jeugdliteratuur. Verhalen over heiligen en andere helden.

Bovendien weet je op een goede manier vormen van beeldende, dramatische en

muzische creativiteit catechetisch zinvol naar kinderen toe te gebruiken.

De modules van de RK leerroute godsdienst/levensbeschouwing zijn gericht op

identiteit en religieuze vorming. Bij identiteit staan we stil bij de katholieke

basisschool: bezield en zelfbewust. Hoe werkt de identiteit door in het gehele

onderwijs? Hoe geef je daar vorm aan? Daarbij wordt aandacht besteed aan het

vakgebied godsdienst/levensbeschouwing. Welke inhouden bied je kinderen aan?

Welke werkvormen gebruik je daarbij? In dit geval blijf jij zelf niet buiten schot.

Waar sta jij voor? Wat laat jij zien van jouw identiteit?

Page 67: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 67

In de modules rond religieuze vorming wordt ingegaan op de bronnen van ons

geloof. Wat hebben verhalen ons te zeggen? Welke betekenis geef jij aan

Bijbelverhalen? Wie zijn voor jou inspirerende personen? Wanneer en waarom

vieren en feesten we? Wat is spiritualiteit?

Het examen godsdienst/levensbeschouwing voor het katholieke basisonderwijs

Nadat de student alle RK-go/lev-modules met goed gevolg heeft doorlopen kan

het RK go/lev-examen worden afgelegd. De student dient te laten zien dat hij

over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden besch ikt op het gebied van de

katholieke identiteit van de school enhet vakgebied

godsdienst/levensbeschouwing in het bijzonder. In principe kan alle in

de modules behandelde stof onderwerp van het eindgesprek zijn. Uitgangspunt

voor het eindgesprek zijn een vooraf bepaald aantal stellingen. Deze stellingen

formuleert de student

naar aanleiding van een gelezen theologisch, godsdienstpedagogisch of

godsdienstdidactisch boek en aan de hand van een visiestuk. Bovendien geldt dat

de studenten een groeidocument aanleggen vanaf hun eerste studiejaar, waarin

de uitwerkingen van (stage) opdrachten en materialen verzameld worden. Dit

groeidocument vormt mee de basis voor het RK go/lev-examen. Het examen

wordt afgenomen door de eigen docente godsdienst/

levensbeschouwing, in aanwezigheid van een door de bisschop van Groningen-

Leeuwarden of zijn gedelegeerde aangewezen gecommiteerde.

Wanneer het eindgesprek met een voldoende wordt beoordeeld, krijgt de student

bij uitreiking van het getuigschrift Leraar Basisonderwijs ook de Akte van

bekwaamheid Godsdienst/Levensbeschouwing voor leraar katholiek primair

onderwijs.

De eisen voor het RK go/lev-examen zijn terug te vinden in het document

'Competentiegericht leren en opleiden in levensbeschouwelijk perspectief'

uitgegeven door IKO & VKLO, 2005.

Voor wat de onderwijsvisie betreft die ten grondslag ligt aan het RK go/lev-

programma en de tentamen- en examenreglement: beide zijn conform de

Stenden Hogeschool-brede regeling, respectievelijk die van Stenden Hogeschool-

Lerarenopleiding.

Regeling voor instromers

De regeling voor instromende studenten van andere opleidingen die het diploma

DCBO of RK willen behalen, geldt dat zij in principe alle onderdelen dienen te

behalen, die verplicht zijn, om het diploma te behalen.

Instromers die deficiënties hebben ten opzichte van studenten die het reguliere

programma, kunnen zich tot de verantwoordelijke docent wenden voor een

deficiëntieprogramma met het oog op de deelname aan het examen. Aan het

volgen van het deficiëntieprogramma zijn geen ec's verbonden, wanneer de

student voor de desbetreffende onderdelen reeds vrijstelling heeft verkregen van

de opleidingsexamencommissie.

Page 68: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 68

2.B.2.6 Fries

Sinds de invoering van de Wet op het Basisonderwijs is het Fries opgenomen in

de schoolwerkplannen van de basisscholen in Fryslan. Motieven hiertoe zijn

- pedagogische motieven: de school accepteert en waardeert kinderen zoals ze

binnen komen.

Daarom ook behoort de school de thuistaal van de kinderen te erkennen en

de Friese identiteit van de kinderen te waarderen.

- onderwijskundige motieven: voor een evenwichtige taalontwikkeling is het

noodzakelijk dat de moedertaal goed wordt ontwikkeld. Dit heeft positieve

gevolgen voor de gehele ontwikkeling van het kind.

- culturele motieven: het basisonderwijs is niet alleen een instructie-instantie,

maar is fundamenteel ten aanzien van cultuuroverdracht. Daar hoort in

Fryslan de Friese taal en cultuur bij.

- functionele motieven: het is in Fryslan vaak handig als je het Fries passief

en/of actief beheerst.

- taalpolitieke motieven: het onderwijs kan een bijdrage leveren aan de

instandhouding en kwaliteitsverbetering van de Friese taal.

Het kan daarbij gaan om het behalen van ec's binnen de zogenaamde algemene

ec's, zodat een programma met Fries binnen de wettelijk voorgeschreven 60 ec

per studiejaar blijft.

Aan het einde van het derde jaar kan een student de (voorlopige) bevoegdheid

verwerven tot het geven van het vak Fries in de basisschool.

Die bevoegdheid voor Fries wordt van kracht als de student aan het einde van het

vierde jaar voor de opleiding als geheel is geslaagd. Behalve binnen Fryslan wordt

het bezit van de bevoegdheid ook buiten de provincie, met name in gebieden

waar men met meer talen en of dialecten te maken heeft, zeer gewaardeerd.

Uiteraard kunnen ook studenten van de locaties Groningen of Drenthe voor deze

bevoegdheid kiezen. Het behoort op deze locaties echter niet tot het reguliere

aanbod binnen het kader van de vrije studiepunten. Meer informatie is te

verkrijgen bij mevr. Dussy Ybema (Leeuwarden, kamer 287, tel. (058) 244 1452.

Leergang Foech Frysk

Studiejaar Onderdeel Frysk European Credit

P1 Eigen feardigens A Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**

2 ec’s

P1 Eigen feardigens b Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**/***

2 ec’s

P2 Eigen feardigens B Verplicht onderdeel voor niet-Friestalige studenten die het Foech Frysk willen halen*

2 ec’s

P2 Jeugdliteratuer* 1 ec punt

P2 Fakdidaktyk* 1 ec punt

P2/P3 Projekt* 1 ec punt

P3 Fakdidaktyk II/meartaligens* 1 ec punt

P1/P2/P3 Afuk-A diploma mogelijk 1 ec punt

* vrij keuze onderdeel

** Fries is alleen een verplicht onderdeel voor alle studenten op de locatie Fryslân *** Studenten die een voldoende hebben gehaald op de vrijstellende toets of in het bezit zijn van een

Fryslân-A diploma (Afûk), kunnen voor dit onderdeel een vrijstelling (2 ec) aanvragen bij de examencommissie.

Page 69: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 69

2B.2.6 Frysk

Sûnt de ynfiering fan de Wet op it BasisOnderwiis is it Frysk opnommen yn de

skoalwurkplannen fan de basisskoallen yn Fryslan. De motiven dêrfoar binne:

- pedagogyske motiven: de skoalle nimt de bern sa't se binne en wurdearret

se. Dêrom heart de skoalle de thüstaal fan de bern te erkennen en op de

Fryske identiteit yn te gean en dy üt te bouwen.

- ûnderwiiskundige motiven: foar in lykwichtige taaluntjouwing is it needsaaklik

dat de memmetaal goed untwikkele wurdt. Dat hat positive gefolgen foar de

hele untjouwing fan it bern.

- kulturele motiven: it basisunderwiis is net allinnich in ynstruksje-ynstansje,

mar is fan it grutste belang foar kultueroerdracht. Dêr heart yn Fryslan de

Fryske taal en kultuer by.

- funksjonele motiven: it is yn Fryslan maklik as men it Frysk passyf en/of

aktyf behearsket.

- taalpolitike motiven: it underwiis kin in bydrage leverje oan it yn stan halden

en de kwaliteitsferbettering fan de Fryske taal.

It kin dêrby gean om it heljen fan ec's binnen de saneamde algemiene ec's, sadat

in programma mei Frysk binnen de wettelijk foarskreaune 60 ec yn 't jier bliuwt.

Oan de ein fan it tredde jier kin in studint (foarriedich) it foech helje om it fak

Frysk jaan te meien op de basisskoalle.

Dat foech foar Frysk wurdt fan krêft as de studint de Oplieding Learaar

Basisskoalle helle hat. It foech Frysk wurdt net allinnich yn Fryslan, mar ek buten

dy provinsje wurdearre en dan benammen yn streken dêr't se mei mear talen of

dialekten üt ha te stean.

Fansels kinne ek studinten fan de lokaasjes Grins en Drinte kieze foar dit foech. It

heart op dizze lokaasjes lykwols net by it reguliere oanbod fan de frije ec's. Mear

ynformaasje is te krijen by frou Dussy Ybema (Ljouwert, keamer 287, tillefoan

(058) 244 1452).

Leargong Foech Frysk

PStudzjejier Underdiel Frysk European Credit

P1 Eigen feardigens A Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**

2 ec’s

P1 Eigen feardigens b Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**/***

2 ec’s

P2 Eigen feardigens B Verplicht onderdeel voor niet-Friestalige studenten die het Foech Frysk willen halen*

2 ec’s

P2 Jeugdliteratuer* 1 ec punt

P2 Fakdidaktyk* 1 ec punt

P2/P3 Projekt* 1 ec punt

P3 Fakdidaktyk II/meartaligens* 1 ec punt

P1/P2/P3 Afuk-A diploma mogelijk 1 ec punt

* vrij keuze onderdeel ** Fries is alleen een verplicht onderdeel voor alle studenten op de locatie Fryslân *** Studenten die een voldoende hebben gehaald op de vrijstellende toets of in het bezit zijn van een

Fryslân-A diploma (Afûk), kunnen voor dit onderdeel een vrijstelling (2 ec) aanvragen bij de examencommissie.

Page 70: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 70

2B.2.7 Bevoegdheid Jenaplanonderwijs

Inhoud van het programma

In het tweede studiejaar maken studenten kennis met het Jenaplanconcept. Aan

het eind van het tweede jaar kunnen de studenten ervoor kiezen om het

Jenaplantraject te volgen.

Het programma ziet er als volgt uit:

Derde jaar

De studenten komen bij elkaar in een trajectgroep. Ze zitten daarnaast tijdens de

eerste module in een stamgroep samen met de vierdejaars studenten en de

studenten van de opleiding

pabo-verkort die het Jenaplantraject volgen. De studiebelasting voor de

derdejaars bedraagt 56 uur (2 ec's). Dit valt onder de vrije studiepunten. De

stage in het derde jaar wordt gelopen

op een Jenaplanschool.

Vierde jaar

In het vierde jaar volgen de studenten in de eerste module de minor Jenaplan.

Tijdens de minor vormen de vierdejaars samen met de derdejaars en de

studenten van de opleiding Pabo-verkort een stamgroep. De invulling van de

tweede minor is vrij, maar het onderwerp wordt wel altijd gerelateerd aan het

Jenaplanconcept. De liostage wordt gelopen op een Jenaplanschool. Aan het eind

van het traject hebben de studenten stage gelopen op twee verschillende

Jenaplanscholen.

De stamgroep, die gevormd wordt door derde- en vierdejaars studenten, vindt

plaats in de eerste module. Tijdens deze module zijn er zes bijeenkomsten van

een dagdeel (= vier contacturen).

Afronding

Na het goed doorlopen van alle genoemde onderdelen, volgt een afsluitend

gesprek.

Het gesprek wordt gehouden met de docenten van de Jenaplanspecialisatie en

een medewerker van de Nederlandse Jenaplanvereniging (NJPV).

Schematisch overzicht

Programma van de Jenaplan-specialisatie

P3

Module 3.1 Trajectgroep Jenaplanstage*

Deelname aan stamgroep Regulier programma

2 ec’s (vrije studiepunten

P4

Module 4.1 Module 4.2 Module 4.3 en 4.4

Minor Jenaplan Deelname aan stamgroep Minor naar keuze Gerelateerd aan Jenaplan Lio-stage op een Jenaplanschool *

15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s

* De student moet op minimaal twee verschillende Jenaplanscholen stage hebben

gelopen. Contactpersoon is mevrouw A. Reinders voor locatie Fryslan, mevrouw

C. Calon voor locatie Groningen en mevrouw P. Busstra voor locatie Emmen.

Page 71: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 71

2B.2.8 Bevoegdheid Daltononderwijs

In leerjaar 4 is het mogelijk een minor Daltononderwijs te volgen. De student

verdiept zich theoretisch in het Daltononderwijs en voert stageactiviteiten uit op

een basisschool,bij voorkeur een Daltonschool.

Op de stageschool geeft de student er blijk van, met een kritische kijk vanuit 'de

Daltonreferentie' dat deze het theoretische kader beheerst. Stenden Hogeschool

heeft voor dit profiel een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Na schriftelijke

aanmelding bij de sda-coördinatie vindt er bij overintekening loting plaats.

Inhoud van het programma

De uitvoering van deze minor wijkt af van andere minoren daar er met meerdere

organisaties rekening gehouden moet worden. In september, periode 4.1

beginnen de collegebijeenkomsten op de donderdagmiddag in Emmen (11

donderdagen) en in periode 4.2 kun je de stageopdrachten, die bij dit profiel

horen uitvoeren. Dit betekent dat de student gedurende de perioden 4.1 en 4.2

een andere minor naast de verplichte Daltonbijeenkomsten volgt.

De groepssamenstelling is altijd een mix van studenten van Stenden Hogeschool

(voorheen Hogeschool Drenthe en voorheen CHN) locaties Groningen,

Leeuwarden en Emmen.

Voorafgaande aan de eerste bijeenkomst in september is er een voorlichting over

de werkwijze van deze minor.

De student ontvangt tijdig een rooster met daarop de data en tijden. Er geldt een

aanwezigheidsplicht van 80%. De theorie wordt afgesloten met een schriftelijk

tentamen.

Van de bijeenkomsten moet een kort reflectieverslag gemaakt worden en moet de

student een werkplan opstellen voor de verplichte stageopdrachten met één

specifieke leervraag.

Goedkeuring voor het werkplan is nodig alvorens met de stageactiviteiten in

periode 4.3 kan worden gestart. De bijeenkomsten worden door verschillende

opleidingsdocenten verzorgd. Contactpersoon is mevr. P. Busstra.

2B.2.9 Bevoegdheid Bewegingsonderwijs

Op 12 juli 2000 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een

convenant voor het primair onderwijs gesloten met de HBO-raad waarin ook

afspraken zijn gemaakt over de startbekwaamheden voor het

curriculumonderdeel lichamelijke opvoeding: Bepaling 2: De Minister zal een

wijziging van de wet op het primair onderwijs bevorderen zodanig dat de

bevoegdheid tot het geven van onderwijs in lichamelijke opvoeding verbonden

aan het getuigschrift van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, uitgereikt op of

na 1 september 2001, is beperkt tot groep 1 en 2 van de basisschool.

Dit betekent dat je als student alleen bevoegd bent om aan de groepen 1 en 2

van het basisonderwijs lichamelijke opvoeding te geven. In samenwerking met de

andere opleidingen tot Leraar Basisonderwijs is een post-hbo opleiding ontwikkeld

genaamd: Leergang vakbekwame leerkracht bewegingsonderwijs voor de groepen

3 t/m 8. Deze opleiding bestaat uit 4 blokken van 5 modulen.

Tijdens de opleiding kunnen de studenten ervoor kiezen om een eerste deel (het eerste blok van 5 modulen) van de post-hbo-opleiding alvast te volgen en af te ronden; je doet

dat in de vorm van een minor.

Page 72: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 72

Om blok één van de leergang te mogen volgen moet de student aan de volgende

eisen voldoen:

- De student moet grote affiniteit hebben met het vak bewegingsonderwijs;

- De student moet de intentie hebben om ook in andere groepen dan in zijn

eigen basisschoolgroep de lessen bewegingsonderwijs te willen verzorgen;

- De student moet de modulen bewegingsonderwijs voor kleuters (spring in het

veld 1 en 2, het loopt, het lukt, maar leert het ook, inclusief de stageopdrachten)

aantoonbaar met een voldoende beoordeling hebben afgesloten.

De resterende blokken kunnen vervolgens op post-hbo-niveau gevolg worden in

de vorm van nascholing.

2B.2.10 Vervallen

2B.2.11 Traject doorstroom mbo-hbo

Voor studenten met een afgeronde opleiding Onderwijsassistent mbo niveau 4 is

het mogelijk om een versnelde route te volgen.

Motivatie en geschiktheid van studenten die hiervoor in aanmerking willen komen

worden beoordeeld in een intake gesprek. Daarin wordt aan de hand van de mbo

studieresultaten (cijferlijst), een portfolio (en andere relevante zaken waarmee je

je competenties kan aantonen, ondermeer stageresultaten) en eventueel het

advies van de Opleiding Onderwijsassistent bepaald of de student toelaatbaar is

voor het driejarig doorstroomtraject.

In schema ziet het eerste jaar van inschrijving er voor deze groep uit zoals

hierover weergegeven.

MBO-onderwijsassistent niveau 4

Standaardroute versnelling, voorwaarde: positief advies bij intakegesprek

Module 2.1 Bronnen van inspiratie

Module 2.2 Bewogen en bevlogen

Module 2.3 Werken met materialen in de onderbouw

Module 2.4 Het volle leven

Boven- en onderstroom 12 ec

Boven- en onderstroom 12 ec

Boven- en onderstroom 12 ec

Boven- en onderstroom 12 ec

Doorstroom: Portfolio 3 ec Aep Engels

Doorstroom: Portfolio 3 ec Aep Techniek

Doorstroom: Portfolio 3 ec

Doorstroom: Portfolio 3 ec

Doorstroom, specifiek programma / verplichting voor versnellers – 6 ec Introductie “instroom in het hbo”- 1 ec Ppb+groepsbijeenkomsten voor versnellers “leren in het HBO” (locatieoverstijgend) – 1 ec Aep jaar 1, Basistoetsen wereldoriëntatie, taal- en rekenvaardigheid – 1 ec Aep jaar 1, Schrijven – 1 ec

15 ec 15 ec 15 ec 15 ec

Totaal studiejaar 1 en 2 – 60 ec

Leerjaar 2 en leerjaar 3 is gelijk aan de voltijds reguliere opleiding leerjaar 3 en

leerjaar 4. Deze groep heeft ook het recht om twee jaar te doen over het behalen

van hun propedeuse. Deze groep is dus wel toelaatbaar tot het derde jaar zonder

hun propedeuse. De vrije ruimte binnen de aep is voor deze studenten beperkt

tot 1 ec, de rest zijn verplichte onderdelen. De student mag gedurende het eerste

leerjaar wel deelnemen aan het algemene aanbod op de locatie, als Frysk /

Gronings, DCBO et cetera om een aantekening te kunnen behalen.

Page 73: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 73

Vrijstellingen

Wanneer de student een positief advies heeft ontvangen kan bij de

Opleidingsexamencommissie een verzoek worden ingediend voor vrijstelling tot

een maximum van 60 ec-punten. De student krijgt in dat geval 54 ec-punten

vrijstelling over het programma van het eerste studiejaar en 6 ec-punten

vrijstelling over het programma van het tweede studiejaar. De vrijstellingen zijn

in het bovenstaande schema reeds verdisconteerd. De vrijstellingen worden pas

toegekend na het behalen van het aantal in het studiecontract vastgestelde

punten en/of nadat de student heeft voldaan aan de normen voor het bindend

studieadvies.

Propedeuse en bindend studieadvies

Wanneer de student een positief advies heeft ontvangen en is ingeschreven aan

de opleiding moeten voor het behalen van de propedeuse nog 6 ec worden

behaald, waaronder de basiskennistoetsen. De basiskennistoetsen maken deel uit

van de regeling voor bindend studieadvies en moeten worden gehaald in het

eerste jaar van inschrijving.

Wanneer de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan alle

eisen van propedeuse heeft voldaan, ontvangt hij een positief studieadvies.

Heeft de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving de

basistoetsen behaald, maar zijn nog niet alle onderdelen van de propedeuse

behaald, dan volgt een voorwaardelijk

positief studieadvies. De student moet voor het einde van het tweede jaar van

inschrijving alle onderdelen van de propedeuse met een goed gevolg hebben

afgesloten, anders volgt alsnog een negatief bindend studieadvies.

Heeft de student aan het einde van het eerste studiejaar niet alle basistoetsen

met een voldoende resultaat afgesloten dan volgt een negatief bindend

studieadvies. De student kan de studie aan de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

dan niet vervolgen.

2B.2.12 Studietraject “Versnellen”

De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool biedt studenten

met goede studieresultaten de mogelijkheid te versnellen. Dit betekent dat de

studenten in een korter tijdsbestek de inhouden en activiteiten uit het reguliere

programma doen. Er wordt bij voldoende deelname (minimaal 12 studenten) een

3,5-jarig versneld traject aangeboden.

De opzet van het versnelde programma

Vanaf het begin van het derde studiejaar volgen de studenten zowel het reguliere

P3-programma als het P4-minorprogramma. Het P3-programma wordt in het

standaard P3-tempo doorlopen. De minors uit het vierde studiejaar worden

daarbij tijdens periode 1 en 2 opgestart. De student kan naast het reguliere

programma de studiebelasting voor de minors zelf verdelen. Aan het eind van

periode 2 levert de student de minor in die is opgestart in periode 1 en aan het

eind van periode 3 levert de student de minor in die is opgestart in periode 2.

De deelnemers aan dit versnelde traject kunnen dan vervolgens in het vierde jaar

vanaf september tot januari hun lio-traject afronden. Het lio-traject heeft dezelfde

opzet als in de reguliere opleiding.

Schematisch ziet het programma er als volgt uit.

Nb. Vanwege het versnellen kunnen deze studenten (anders dan studenten die

kiezen voor het gespiegelde programma op de locatie Fryslan; 21-weekse

stage) vanaf 1 september 2008 wél voldoen aan de wettelijke eisen tot

toelating tot de lio-stage)

Page 74: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 74

Curriculumoverzicht studietraject “Versnellen”

1 1.1 Module 1.1

1.2 Module 1.2

1.3 Module 1.3

1.4 Module 1.4

2 2.1 Module 2.1

2.2 Module 2.2

2.3 Module 2.3

2.4 Module 2.4

3 3.1 Onderwijs en identiteit Opstarten minor 1

3.2 Kwaliteit in het onderwijs Inleveren minor 1 Opstarten minor 2

3.3 Zorg voor het kind Inleveren minor 2

3.4 School in de maatschappij

4 Lio-stage

Persoonlijke- en Professionele begeleiding (ppb)

De ppb'er, de inhoudelijke begeleider van de minor, begeleidt de studenten in de

afzonderlijke programma's.

De student moet zich houden aan de volgende afspraken:

- de student participeert in alle aangeboden onderwijsactiviteiten;

- de student levert de gewenste producten op tijd in;

- de gewenste producten voldoen aan de, in het reguliere programma gestelde,

eisen;

- het derdejaars programma moet bij problemen de prioriteit krijgen.

Na de eerste module wordt gekeken of de student het traject kan vervolgen of

dat de student een dringend advies krijgt om te stoppen met het

versnellingstraject en verder te gaan met het reguliere derdejaars programma.

Eisen

Dit traject vraagt impliciet een extra studielast van 20 uur per week. De student

moet in totaal dus gemiddeld zo'n 60 uur per week studeren. De voorwaarden om

mee te kunnen doen aan dit traject zijn:

- de student heeft de propedeuse in één collegejaar gehaald;

- aan het eind van het tweede studiejaar heeft de student 120 ec's behaald;

- de student heeft op alle stagebeoordelingen een ruim voldoende en/of goed

gehaald.

- Bij het niet voldoen aan de eerste twee voorwaarden wordt toelating alleen in

behandeling genomen door de opleidingsexamencommissie als de student een

positief advies van de ppb'er en de teamleider van het eerste en tweede

studiejaar krijgt.

- De opleidingsexamencommissie beslist over de uiteindelijke toelating van de

student, de aanvraag moet voor 1 juli van het huidige studiejaar binnen zijn.

- Bij voldoende deelname (minimaal 12 studenten) en de mogelijkheid tot het

creëren van een major-/ lio-groep van september tot januari wordt dit

versnelde traject op alle locaties aangeboden. Is er op een locatie te weinig

deelname dan heeft de student de mogelijkheid op een andere locatie het

versnelde studietraject te volgen.

2B.3 Tweejarige verkorte opleiding voor Hoger opgeleiden (pabo-verkort)

In dit hoofdstuk wordt het onderwijsprogramma van de Verkorte Opleiding tot

Leraar Basisonderwijs geschetst. De Verkorte Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

voor Hoger Opgeleiden leidt HBO- en WO-afgestudeerden in twee jaar op tot

leraar basisonderwijs. Voor studenten die niet in het bezit zijn van een afgeronde

HBO of WO opleiding is er mogelijkheid om in te stromen, door een assessment

waarbij het HBO-niveau wordt aangetoond of door het goed doorlopen van de

aanlooproute voor de verkorte opleiding leraar basisonderwijs. Er vindt altijd een

intake-assessment plaats waarna de OEC bepaalt of toegang wordt verleend tot

Page 75: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 75

een verkorte opleiding. Het onderwijs-programma omvat effectief twee jaar (120

ec-punten).

Deze groep studenten ontvangt op basis van vooropleiding 30 ec-punten

vrijstelling in de propedeutische fase en 90 ec-punten vrijstelling in de hoofdfase.

Zowel de inhoud als de structurering van de verkorte opleiding in verschillende

fasen en subfasen worden ontleend aan het programma van de initiële opleiding.

Vooropleidingseisen pabo-verkort

De toelatingseis voor de verkorte opleiding is of een afgeronde vierjarige hbo -

studie, een afgeronde master- of doctorale opleiding aan een universiteit of een

door een evc-procedure vastgestelde lijst van vrijstellingen bekrachtigd door de

OEC. De evc-procedure binnen de opleiding is een pilot en we zijn in afwachting

van verdere hogeschoolbrede ontwikkelingen.

Organisatie van de verkorte opleiding

Een studiejaar binnen de verkorte opleiding omvat vier perioden van tien weken.

Het programma bestaat uit een kernprogramma en een specialisatie-,

differentiatie- en afstudeerfase.

Het kernprogramma van de verkorte opleiding bestaat uit een propedeutische

fase van twee perioden en een hoofdfase van eveneens twee perioden.

Vervolgens zijn er vier perioden voor de fase van specialisatie, differentiatie en

afstuderen (sda-fase).

In het eerste jaar van de verkorte opleiding bedraagt het aantal contacturen in

een periode van tien weken maximaal 80. Deze zijn bestemd voor pgl-

bijeenkomsten (16 contacturen) en persoonlijke- en professionele begeleiding,

ppb (16 contacturen).

Een lesdag is als volgt opgebouwd: twee lesuren pgl, vier lesuren in het kader

van de zelfstudiepakketten, twee lesuren in het kader van ppb.

De studielast voor de bovenstroom (pgl) bedraagt elke periode 56 sbu, de

studielast voor de onderstroom bedraagt 112 sbu. De studielast voor de stage en

persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb) bedraagt elke periode 168 sbu.

Voorts dienen er in iedere periode drie algemene ec's worden behaald.

De programmaopzet van het curriculum is zodanig dat aanwezigheid bij alle

contacturen verwacht wordt.

Zelfstudiepakketten binnen de verkorte opleiding

Voor de inhouden van de vak- en vormingsgebieden zoals die in de basisschool

aan de orde komen, zijn zelfstudiepakketten ontwikkeld. Richtinggevend voor de

inhoud zijn het beroepsprofiel, competenties en bekwaamheidseisen van de

opleiding en de ontwikkelingslijnen van kinderen. Zelfstudiepakketten bestaan uit

onder meer literatuurstudie, theoretische en praktische opdrachten en

stageopdrachten.

Voor vakinhoudelijke ondersteuning bij de zelfstudiepakketten wordt een aantal

responsiecolleges, hoorcolleges of werkcolleges aangeboden.

Modulegebonden en pop-gerelateerde leervragen binnen de verkorte opleiding

Naast het aanbod van de opleiding, is er binnen het onderwijsprogramma ruimte

om individuele accenten aan te brengen. Dit wordt gerealiseerd door te werken

met eigen leervragen, waarmee de student een invulling kan geven aan zijn

leerbehoeften en interesses. In iedere periode werkt de student 28 uur aan één

module gebonden eigen leervraag. Een leervraag richt zich op verdieping en/of

verbreding van de kennis en vaardigheden van een student ten aanzien van een

onderwerp dat gerelateerd is aan het thema van de periode. Het kader voor de

module-gebonden leervragen wordt gevormd door de doelstellingen van de

periode.

Daarbinnen formuleert de student zijn eigen leerdoelen. Deze zijn gerelateerd aan

de startbekwaamheden en de competenties.

Page 76: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 76

Bronnen voor modulegebonden leervragen zijn de pgl-taken, stage-ervaringen en

de zelfstudiepakketten. De leervragen kunnen betrekking hebben op zowel

vakoverstijgende onderwerpen als op vak/vormingsgebieden waarvoor de student

eerst een werkplan opstelt en ter goedkeuring voorlegt. De uitwerking van een

modulegebonden leervraag bevat een verplichte praktijkcomponent. De

activiteiten die in het kader van de modulegebonden leervraag worden

uitgevoerd, kunnen uitmonden in een artikel, een werkstuk of in overleg met de

persoonlijk- en professionele begeleider in een andere vorm.

Praktische vorming binnen de verkorte opleiding

In de verkorte opleiding wordt, evenals in de initiële opleiding, veel nadruk gelegd

op het opdoen van praktische ervaring. De stage is een belangrijk onderdeel van

de verkorte opleiding.

Behalve een toename in het aantal uren dat een student besteedt aan de stage, is

er eveneens een opbouw in de complexiteit van de stageactiviteiten.

Persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb)

In de verkorte opleiding vindt voor de begeleiding wekelijks een bijeenkomst

plaats waarin de ervaringen in de opleiding, de voortgang van de studie en de

ervaringen in de stage besproken worden. Daarbij worden niet alleen praktische

zaken besproken, maar wordt er ook gereflecteerd op het leerproces en de

ontwikkeling van de student. De onderwerpen die aan de orde komen, zijn onder

meer bedoeld ter ondersteuning bij het formuleren van de leervragen en de

stageopdrachten die de studenten naar aanleiding van de pgl-bijeenkomsten

opstellen.

Toetsing binnen de verkorte opleiding

In de verkorte opleiding bestaat de beoordeling en toetsing van de activiteiten in

een periode uit verschillende onderdelen.

De stof en de activiteiten naar aanleiding van de boven- en onderstroom (pgl en

zelfstudiepakketten) worden elke periode getoetst in de moduleopdracht. In elk

moduleboek staat deze moduleopdracht beschreven, waarin ook de

beoordelingscriteria zijn opgenomen.

De stof en de activiteiten naar aanleiding van de doorstroom (stage, ppb) worden

elke periode getoetst in een reflectief verslag. In elk moduleboek staat

beschreven hoe dit reflectieve verslag eruit dient te zien. Ook de

beoordelingscriteria zijn opgenomen. Bij het beoordelen van de doorstroom zijn

de volgende personen betrokken: de student, de mentor, de stagecontactpersoon

en de ppb'er. De ppb'er stelt uiteindelijk de beoordeling vast.

De moduleopdracht, het reflectieve verslag en de leervragen dienen samenhang

te vertonen.

Daarom moeten de moduleopdracht, het reflectieve verslag en de uitwerking van

de leervragen in één band worden ingeleverd bij de ppb'er in week 9 van elke

periode. Aan het einde van periode 2 en periode 4 wordt het portfolio ingeleverd

waarna er een voortgangsgesprek plaats vindt met de ppb'er.

Voortgangstoets

De voortgangstoets is bedoeld om kennisontwikkeling gedurende de studie te

toetsen. Het gaat hierbij om objectieve kennis op het gebied van het beroep van

leraar basisonderwijs.

Het totale kennisdomein van de startbekwame leraar basisonderwijs wordt

bestreken.

De toets bestaat uit 200-250 items die alle vragen naar kennis die een leerkracht

basisonderwijs moet hebben. Studenten beantwoorden de items met 'dit is juist'

'dit is onjuist' of 'dit weet ik niet'. De stof is afgeleid uit de kerndoelen en ligt op

de volgende terreinen: psychologie, didactiek, pedagogiek, management, S&S

(school en samenleving), actualiteit, kennis, Nederlands, spreken, Engels,

Page 77: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 77

informatica, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie/gezondheidskunde/

ehbo, natuurkunde, verkeersonderwijs, muziek, beeldende vorming, dramatische

vorming, bewegingsonderwijs, schrijven, onderwijskunde, levensbeschouwelijke

oriëntatie / catechese.

De voortgangstoets wordt vier keer in de opleiding afgenomen.

De eerste keer is aan de start van de opleiding. De toets heeft dan een

diagnostisch karakter.

De student krijgt de uitslag op papier en bij elk onderdeel wordt aangegeven wat

de score is.

Deze toets maakt deel uit van het ppb-programma.

De tweede keer is na twee modules, halverwege het eerste jaar.

De derde keer is na vier modules, aan het einde van het eerste jaar.

De vierde keer is aan na twee modules in het tweede jaar, tevens het begin van

de lio.

Bij de tweede, de derde en de vierde keer moet de student een minimumscore

halen. Behaalt de student die score, dan krijgt hij daarvoor een ec-punt.

De uitslag wordt op landelijk niveau vastgesteld op basis van relatieve normering:

van elke jaargroep wordt de gemiddelde score berekend en de daarbij horende

standaarddeviatie.

De cesuur voldoende/onvoldoende wordt vervolgens vastgelegd op het

gemiddelde minus de halve standaarddeviatie. Voor deze normatieve score is

gekozen, omdat de moeilijkheidsgraad van de toetsen door de wijze van vragen

maken en toetsen samenstellen zeer varieert.

Bovendien zijn de vragen, afhankelijk van de opstellers, soms meer, soms minder

afgeleid van de leerstof van de deelnemende pabo's.

Voor pabo-verkort zijn de volgende normen vastgesteld:

1. De eerste voortgangstoets, halverwege het eerste jaar, na twee modules:

norm eind eerste jaar initieel.

2. De tweede voortgangstoets, aan het einde van het eerste jaar, na vier

modules: norm eind tweede jaar initieel.

3. De derde voortgangstoets, halverwege het tweede jaar, na zes modules:

norm eind derdejaar initieel.

Voor deze norm is gekozen omdat wij het wenselijk vinden dat het theoretische

niveau van de verkorte en de initiële opleiding gelijk zijn. Studenten van de

verkorte opleiding gaan twee keer zo snel door de opleiding heen en moeten dus

ook twee keer zo snel aan de norm voldoen. Ervaringen uit het verleden hebben

ons geleerd dat dit zonder problemen haalbaar is.

Behalen van het getuigschrift DCBO of de Akte van bekwaamheid

Godsdienst/Levensbeschouwing voor leraar katholiek primair onderwijs binnen

Pabo-verkort.

Binnen de verkorte opleiding is er tevens de mogelijkheid om een erkend Diploma

Christelijk Basisonderwijs (DCBO) of de Akte van bekwaamheid

Godsdienst/Levensbeschouwing op katholieke basisscholen te behalen.

Studenten kunnen deze keuze maken na periode 1.1 Leren in Context waarin ook

een godsdienst-module gegeven wordt. Zij kunnen kiezen voor 3 'extra'

godsdienst-modules.

De colleges voor deze studieonderdelen worden gezamenlijk (pc en rk) gegeven,

de opdrachten worden uitgewerkt naar het pc of rk basisonderwijs. De totale

omvang van de studiebelasting is verdeeld over 3 modules en bedraagt 3 keer 28

sbu plus een aantal sbu aan stageactiviteiten.

Wanneer iedere module met een voldoende is afgerond, krijgt de student 3

Page 78: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 78

algemene ec's.

De colleges worden gespreid gegeven over het eerste studiejaar (Pabo-verkort

1.3 en 1.4) en de eerste helft van het tweede studiejaar (Pabo-verkort 2.2).

De inhoud van beide examens is gelijk voor reguliere en verkort studenten en is

terug te vinden in de studiegids onder 2B.2.5. Het examen wordt afgenomen in

de tweede helft van het tweede jaar.

Jenaplan in Pabo-verkort

Voor Studenten in Pabo-verkort is het mogelijk te participeren in het Jenaplan-

traject.

Voor informatie kan contact worden opgenomen met de docenten

Jenaplanonderwijs; mevrouw A. Reinders voor de locatie Leeuwarden en

mevrouw C. Calon voor de locatie Groningen.

2B.3.1 Bindend studieadvies voor de opleiding pabo-verkort

De hogeschool en dus ook de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs en dus ook de

variant pabo-verkort hanteert het Bindend Studieadvies (BSA). Voor een goede

studievoortgang is het voor jou als student van belang om een positief

studieadvies te ontvangen. In ieder geval

moet je vóór 31 augustus 2011 in het bezit zijn van een voorwaardelijk positief

studieadvies.

Het BSA heeft vooral consequenties voor het vervolg van je studie als je niet aan

de voorwaarden voldoet voor een (voorwaardelijk) positief studieadvies. In dat

geval krijg je namelijk een negatief advies mét afwijzing. Dat wil zeggen dat je de

opleiding dan niet aan Stenden Hogeschool kunt vervolgen.

De opleiding Pabo-verkort combineert het propedeutische studieprogramma én

het tweedejaars studieprogramma (met vrijstellingen op basis van getuigschriften

vanuit de vooropleiding) tot het programma van het eerste studiejaar.

Het BSA heeft betrekking op het propedeutische deel van het eerste studiejaar.

De toekenning van de 30 ec's vrijstelling valt buiten de regeling BSA.

Het propedeutische deel van het eerste studiejaar omvat:

a. de perioden 1.1, 1.2 ( 30 ec's) en

b. de basiskennistoetsen rekenen, spelling en wereldoriëntatie.

Voorwaarden voor een positief studieadvies zijn:

1. Je hebt voldaan aan alle onderdelen van de propedeuse (30 ec's) en

2. je hebt de basiskennistoetsen rekenen, taal en wereldoriëntatie behaald

3. Je bent geslaagd voor de propedeutische fase.

Voorwaarden voor een voorwaardelijk positief studieadvies zijn:

Aan het eind van het eerste jaar van inschrijving (31 augustus 2012) heb je:

- minimaal 20 ec's behaald in de perioden 1.1, 1.2;

- van die 20 ec's zijn de stageperiodes in de perioden 1.1, 1.2 met voldoende

resultaat afgesloten;

- je hebt de basiskennistoetsen behaald.

Als je niet aan deze drie voorwaarden voldoet, dan krijg je aan het einde van je

eerste van inschrijving een negatief studieadvies mét afwijzing.

Voldoe je wel aan deze eisen maar heb je nog niet voldaan aan de eisen voor een

positief studieadvies dan krijg je een voorwaardelijk positief studieadvies en moet

je, aan het einde van je eerste semester, in je tweede studiejaar de propedeuse

behalen. Anders wordt aan het einde van het eerste semester, van je tweede

Page 79: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 79

studiejaar alsnog het studieadvies omgezet in negatief studieadvies mét

afwijzing. Vanwege het karakter en de structuur van de opleiding Pabo-verkort

is het behalen van de propedeuse voorwaarde voor toelating tot de LIO-stage.

Heb je op 1 december 2012 je propedeuse nog niet behaald dan loop je een

studieachterstand op.

De opleiding verwacht van de student dat deze via Progress zelf zijn of haar

behaalde ec's controleert. In de ppb bijeenkomsten kunnen docenten en

begeleiders de voortgang met de student bespreken.

Ten behoeve van het bindende studieadvies (BSA) en de studievoortgang hier

nog eens extra de zaken op een rijtje:

30 ec's en een voldoende voor de basiskennistoetsen

Heb je per 1 september 2012 de 30 ec's (een student Pabo-verkort kent 30 ec's

vrijstelling in het propedeutische programma) van de propedeuse en de

basiskennistoetsen rekenen, spelling en wereldoriëntatie behaald, dan geldt voor

jou dat je aan alle onderdelen van de propedeuse hebt voldaan, je bent geslaagd

voor de propedeuse en je ontvangt een positief studieadvies.

20 ec's of meer met voldoendes voor de stages en de basiskennistoetsen maar

minder dan 30 ec's

Is deze situatie per 1 september 2012 op jou van toepassing dan ontvang je van

de opleidingsexamencommissie een voorwaardelijk positief studieadvies dan moet

je, aan het einde van je eerste semester, in je tweede studiejaar de propedeuse

behalen. Anders wordt aan het einde van het eerste semester, van je tweede

studiejaar alsnog het studieadvies omgezet in negatief studieadvies mét

afwijzing. Met 20 ec's, inclusief de voldoendes voor de stages kun je al wel

starten met je studie in de hoofdfase van de opleiding; je start dan gewoon met

het tweede studiejaar. Voor je organisatie en planning betekent het echter wel

dat je voor toelating tot de LIO-stage in het bezit moet zijn van de propedeuse!

Minder dan 20 ec's of onvoldoendes voor de stage of de basiskennistoetsen

Heb je op 1 september 2012 de 20 ec's nog niet behaald (het toetsrooster

voorziet er in dat alle herkansingen plaats kunnen vinden vóór het zomerreces)

dan ontvang je een negatief studieadvies dat bindend is; je kunt de studie niet

voorzetten.

Bij de omschrijving van de norm voor het bindend studieadvies is de toekenning

van vrijstellingen buiten beschouwing gelaten. Het gaat hier dus om het aantal

studiepunten dat is behaald op grond van verrichte studieactiviteiten aan de

opleiding. Dit houdt in dat voor het behalen van de propedeuse 60 ec moeten zijn

behaald, te weten de 30 ec die onderdeel uitmaken van het propedeuse-

programma en de 30 ec vrijstelling.

De student dient schriftelijk bij de Opleidingsexamencommissie een verzoek in tot

het toekennen van vrijstellingen voor de propedeutische fase en de hoofdfase. De

vrijstelling voor de propedeutische fase bedraagt 30 ec en wordt bij aanvang van

het studietraject pabo-verkort aangevraagd.

De toekenning van vrijstellingen voor de hoofdfase geschiedt eerst dan wanneer

de student de propedeutische fase met goed gevolg heeft afgesloten en op die

gronden is toegelaten tot de hoofdfase van de opleiding. Ook hiervoor dient de

student een schriftelijk verzoek in bij de Opleidingsexamencommissie.

Beide verzoeken dienen vergezeld te gaan een kopie van de relevante

getuigschriften.

Page 80: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 80

2B.3.2 Onderwijsactiviteiten pabo-verkort: eerste studiejaar

Hieronder volgt schematisch het programmaoverzicht van het eerste studiejaar

van de verkorte opleiding.

Schema 1: Curriculumschema eerste studiejaar, pabo verkort

1.1 Leren in context 1.2 Leren en werken in de bovenbouw I (groep 4,5,6)

1.3 Leren en werken in de bovenbouw II (groep 7,8)

1.4 Leren en werken in de onderbouw Bovenstroom

Bovenstroom Probleemgestuurd leren

Bovenstroom Probleemgestuurd leren

Bovenstroom Probleemgestuurd leren

Probleemgestuurd leren

Onderstroom Zelfstudiepakketten: Apov Govo Muziek Taal Toetsing onder- en bovenstroom: moduleopdracht De Klant Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s

Onderstroom Zelfstudiepakketten: Taal Rekenen/wiskunde Bevo Schrijven Toetsing onder- en bovenstroom: De repertoiremap Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s

Onderstroom Zelfstudiepakketten: Wereldorientatie Muziek Cmv Drama Toetsing onder- en bovenstroom: De feestelijk leerzame afsluiting Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s

Onderstroom Zelfstudiepakketten: apov Taal Rekenen/wiskunde Beweging Toetsing onder- en bovensstroom: De Hoek Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s

Doorstroom Stage (ingroep naar keuze, orientatie op gehele basisschool) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s

Doorstroom Stage (bij voorkeur in 4, 5 of 6) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s

Doorstroom Stage (bij voorkeur in 7 of 8) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s

Doorstroom Stage (bij voorkeur in 1, 2 of 3) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s

Algemene ec’s Verplicht aec-punt: Gecijferheid, spelling, wereldorientatie Aec-punt: Modulegebonden leervraag Aec—punt: Pop-gerelateerde leervraag Studielast: 3 ec’s

Algemene ec’s Verplicht aec-punt: Voortgangstoets Verplicht aec-punt: portfolio en portfoliogesprek Aec-punt: Modulegebonden leervraag Aec—punt: Pop-gerelateerde leervraag Studielast: 3 ec’s

Algemene ec’s Verplicht aec-punt: Modulegebonden leervraag Aec—punt: Pop-gerelateerde leervraag Aec-punt: Pop-gerelateerde leervraag Studielast: 3 ec’s

Algemene ec’s Verplicht aec-punt: Voortgangstoets Aec-punt: Portfolio en portfoliogesprek Aec—punt: Modulegebonden leervraag Studielast: 3 ec’s

Page 81: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 81

Algemene ec’s in eerste studiejaar:

Spelling, gecijferdheid, wereldorientatie 1 ec

Portfolio en portfoliogesprek 2 ec

Voortgangstoetsing 2 ec

Modulegebonden eigen leervragen 4 ec

Pop-gerelateerde leervragen 3 ec

Eerste studiejaar: propedeuse en kernprogramma

In de propedeutische fase oriënteert de student zich op de opleiding en het

toekomstige beroep, en wordt de basis gelegd voor een verdere verbreding en

verdieping. Centraal in het eerste jaar van de verkorte opleiding staat in de

eerste periode 'oriëntatie op het beroep' en in de overige drie perioden 'het leren

en werken in de basisschool'. Het programma laat de studenten kennismaken met

de gehele breedte van de basisschool, van onderbouw tot en met de bovenbouw.

Naast theorie komt ook de praktijk aan de orde. De student loopt het eerste jaar

drie dagdelen per week stage in de basisschool. De wekelijkse stages worden zo

veel mogelijk doorgebracht in de 'bouw' die in de betreffende periode centraal

staat.

Naast de vakoverstijgende onderwerpen worden in het eerste jaar in elke periode

zelfstudiepakketten aangeboden, die in vrijwel alle gevallen corresponderen met

de vak-/vormingsgebieden die in de basisschool voorkomen en waarvan de

student zich de pedagogisch-didaktische aspecten moet eigen maken. De

studielast voor de zelfstudiepakketten bedraagt iedere periode 112

studiebelastingsuren.

Tenslotte besteedt de student elke periode 28 studiebelastingsuren aan de

modulegebonden leervraag. Hiermee kan de student een invulling geven aan zijn

leerbehoeften en interesses en zo individuele accenten aanbrengen in het

opleidingsprogramma.

Algemene ec's

In de loop van het eerste jaar worden toetsen op het gebied van eigen kennis

afgenomen: de taaltoets, de toets gecijferdheid en de toets wereldoriëntatie. Bij

onvoldoende resultaat kan de student met behulp van een zelfstudiepakket zijn

kennis en vaardigheden op voldoende niveau brengen. De voorbereiding op de

reken- en spellingtoets en toets wereldoriëntatie valt buiten de geprogrammeerde

studielast.

Aan het eind van het eerste jaar dient de student de doelstellingen van het

kernprogramma behaald te hebben.

Praktische vorming eerste studiejaar

De student loopt het eerste jaar minimaal drie dagdelen per week stage in de

basisschool.

In de propedeutische fase wordt van de student verwacht dat hij in staat is om op

zichzelf staande onderwijsactiviteiten uit te voeren. In de daaropvolgende twee

perioden doet de student ervaring op met het leren lesgeven over een langere

tijd.

Persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb) eerste studiejaar

In de eerste twee perioden van de verkorte opleiding staat de

beroepsvoorbereiding in algemene zin centraal. Het gaat daarbij vooral om een

aanzet tot de ontwikkeling van een realistisch beroepsbeeld in relatie tot het

eigen functioneren. Tijdens de twee laatste perioden van het eerste jaar ligt de

nadruk in de eerste plaats op het verkrijgen van inzicht in de eigen sterke

Page 82: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 82

en zwakke punten ten aanzien van het functioneren als leraar en op de

keuzeprocessen die een rol spelen bij het maken van een weloverwogen keuze

ten aanzien van de specialisatie in de volgende fase van de opleiding.

De begeleiding bestaat uit persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb), uit

bespreking van het portfolio, consultatie en minimaal één stagebezoek per half

studiejaar.

Page 83: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 83

2B.3.3 Onderwijsactiviteiten Pabo-verkort: tweede studiejaar

Onderwijsactiviteiten verkorte opleiding: tweede studiejaar

Hieronder volgt schematisch het programmaoverzicht van het tweede studiejaar

van de verkorte opleiding.

Schema 2: Curriculumoverzicht tweede studiejaar Pabo-verkort

Het tweede jaar van de verkorte opleiding omvat de specialisatie-; differentiatie-;

afstudeerfase.

2.1 Schoolidentiteit en (Multi-)cultuur

2.2 Zorg en Kwaliteit 2.3 Lio 2.4 Lio

Multicultureel onderwijs, school- en thuiscultuur, onderwijsachterstanden

Adaptief onderwijs, omgaan met zorgleerlingen, kwaliteitszorg, de goede school, effectief onderwijs

Studielast gehele lio-stage: 30 ec Toetsing: zie lio-draaiboek

Bovenstroom Project

Bovenstroom Project

Onderstroom Zelfstudiepakketten: Apov Engels Muziek Wereldoriëntatie Toetsing : projectmap Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec

Onderstroom Zelfstudiepakketten: Nederlands Rekenen/wiskunde Beeldende vorming Wereldoriëntatie Toetsing : projectmap Studielast onder- en bovenstroom: 6ec

Doorstroom Stage Persoonlijke en Professionele Begeleiding (ppb) Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom 6ec

Doorstroom Stage Persoonlijke en Professionele Begeleiding (ppb) Toetsing: reflectieverslag Studielast doorstroom 6 ec

Algemene ec’s aec-punt: modulegebonden leervraag aec-punt: pop-gerelateerde leervraag aec-punt: pop-gerelateerde leervraag Studielast 3 ec

Algemene ec’s Verplicht aec-punt: voortgangstoets Verplicht aec-punt: portfolio aec-punt: Modulegebonden leervraag Studielast 3 ec

Page 84: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 84

Het tweede jaar van de verkorte opleiding omvat de specialisatie-/differentiatie-/

afstudeerfase (sda). In deze fase vindt verdere beroepsvorming en beroeps-

voorbereiding op verschillende manieren plaats. In periode 2.1 en 2.2 wordt

gewerkt aan projecten.

Er kan aandacht gegeven worden aan thema's als: multicultureel onderwijs,

school- en thuis cultuur, onderwijsachterstanden en adaptief onderwijs, omgaan

met zorg-leerlingen, kwaliteitsonderwijs, de goede school en effectief onderwijs.

Verder specialiseert de student zich in de eerste twee perioden in de onder- of

bovenbouw. In deze fase krijgt de student tevens de mogelijkheid om zelf

accenten te leggen en kan hij/zij door de keuze van de leervragen inhoudelijk

differentiëren. Daartoe wordt ook binnen de projecten per periode een aantal

differentiatiemogelijkheden aangeboden, waarin de student door middel van de

leervragen pedagogisch-didactische en/of vakinhoudelijke verdieping aanbrengt.

Ook bestaat de mogelijkheid om zelf een voorstel voor de inhoud in te brengen.

Praktische vorming tweede studiejaar

Ook in de specialisatie- en differentiatiefase krijgt de praktijkcomponent een sterk

accent. De omvang van de stage neemt toe in vergelijking met het eerste

studiejaar van de verkorte opleiding. Het tweede jaar begint de student met vier

dagdelen stage per week, uiteraard voornamelijk in de 'bouw' van de gekozen

specialisatie. De student functioneert nu in toenemende mate zelfstandig als

groepsleraar.

Het tweede jaar wordt afgesloten met een 21-weekse eindstage of lio-traject van

vijf maanden. Met deze stage wil de opleiding de kloof tussen theorie en praktijk

ook wel de 'praktijkschok' genoemd, zo klein mogelijk houden.

Gezien het beleid van de overheid zijn er twee mogelijkheden te onderscheiden:

a. De student sluit een stageovereenkomst met de opleiding en de

basisschool als stagiaire (21-weekse eindstage). De gebruikelijke rechten

en plichten van de stagiaire zijn nu van toepassing.

b. De student sluit een leerarbeidsovereenkomst met de opleiding en het

bevoegde gezag van de betreffende basisschool. Het Rechtspositiebesluit

Onderwijs-personeel (RPBO) is nu van toepassing. Er is sprake van een lio-

traject.

De eindtermen (startbekwaamheden) van zowel de 21-weekse stage en de lio-

stage zijn gelijk. Het verschil tussen beide eindstages is de rechtspositionele

gronden van de student.

Studenten die een 21-weekse eindstage doolopen dienen aan dezelfde eisen te

voldoen dan die van een student die het lio-traject doorloopt.

Ad a: De 21-weekse stage

Tijdens deze lange eindstage heeft de student de status van stagiaire. De student

heeft geen leerarbeidsovereenkomst en is dus niet eindverantwoordelijk voor een

groep van de basisschool.

De student 'staat' minimaal drie aaneengesloten dagen (vijf dagdelen) voor de

groep, daarnaast komt de student regelmatig naar de opleiding voor begeleiding;

twee dagen worden besteed aan voorbereiding en studie.

De begeleiding tijdens de 21-weekse eindstage vindt op twee manieren plaats:

op de basisschool door de coach en vanuit de opleiding door de

instituutsbegeleider.

De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn twee

tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach een voortgangsevaluatie in.

Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd.

De eindevaluatie is aan het eind van de 21-weekse stage. Er wordt dan een

Page 85: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 85

eindgesprek gehouden met zowel de coach als de instituutsbegeleider aan de

hand van de door de stagiaire ingeleverde portfolio. De instituutbegeleider

beoordeelt uiteindelijk of de 30 ec's worden toegekend.

De instituutsbegeleider heeft in het begin van de 21-weekse eindstage telefonisch

contact met de basisschool en komt in een later stadium zeker één keer bij de

student op de basisschool op bezoek.

Ad b: Het lio-traject

Tijdens het lio-traject heeft de student een leerarbeidsovereenkomst en daarmee

de status van werknemer met salaris. Na de procedure wordt de student door het

bevoegde gezag aan een basisschool benoemd voor een lio-periode van 21

weken.

Gedurende minimaal drie aaneengesloten dagen per week heeft de student de

verantwoordelijkheid voor het onderwijsproces in een bepaalde groep en alles wat

daarbij komt kijken. De overige dagen zijn voor voorbereiding en studie. Het lio-

traject wordt bij voorkeur in de 'bouw' van de gemaakte specialisatiekeuze

uitgevoerd.

De student in het lio-traject wordt begeleidt door een coach in het basisonderwijs

en een instituutsbegeleider. De instituutsbegeleider is de begeleider op afstand.

De instituutsbegeleider heeft contact met de coach over het functioneren van de

student.

Tijdens het lio-traject zijn er een aantal terugkom momenten op de opleiding.

De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn twee

tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach een voortgangsevaluatie in.

Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd.

De eindevaluatie is aan het eind van de 21-weekse stage. Er wordt dan een

eindgesprek gehouden met zowel de coach als de instituutsbegeleider aan de

hand van de door de stagiaire ingeleverd portfolio. De instituutbegeleider

beoordeelt uiteindelijk of de 30 ec's worden toegekend.

De instituutsbegeleider heeft in het begin van de 21-weekse eindstage telefonisch

contact met de basisschool en komt in een later stadium zeker één keer bij de

student op de basisschool op bezoek.

Toelatingseisen voor de lio-eindstage

a. De propedeuse in z'n geheel behaald hebben;

b. Alle eerdere stages voldoende behaald hebben;

c. In het bezit zijn van minimaal 70 ec's, exclusief de algemene vrijstellingen

voor studenten Pabo-verkort.

Begeleiding in het tweede studiejaar

In de specialisatie- en differentiatiefase in het tweede jaar van de opleiding wordt

begeleiding gegeven in de vorm van persoonlijke- en professionele begeleiding

(ppb). Deze begeleiding richt zich op de procesmatige ondersteuning bij de

invulling van het leertraject van de student, de begeleiding (op afstand) van de

praktijkactiviteiten en de algemene voortgang op het gebied van de

beroepskennis en -vaardigheden. De studie/stagebegeleiding heeft het karakter

van supervisie en, waar mogelijk, van intervisie. In de laatste vijf maanden van

de verkorte opleiding vindt de begeleiding plaats in de vorm van intervisie.

Toetsing in het tweede studiejaar

In de eerste plaats wordt het project aan het eind van iedere periode beoordeeld.

De stage in de specialisatie- en differentiatiefase wordt beoordeeld aan de hand

van de doelen voor de specialisatie jonge of oudere kind zoals die voor de initiële

opleiding zijn vastgesteld.

De beoordeling van de stageperiode tenslotte gebeurt aan de hand van de

Page 86: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 86

onderscheiden beroepsrollen en de, al eerder genoemde, daaraan gekoppelde

opleidingseindtermen.

De stof en de activiteiten naar aanleiding van de doorstroom (stage, ppb) worden

elke periode getoetst in een reflectief verslag. In elk moduleboek staat

beschreven hoe dit reflectieve verslag eruit dient te zien. Ook de

beoordelingscriteria zijn opgenomen. Bij het beoordelen van de doorstroom zijn

de volgende personen betrokken: de student, de mentor, de stagecontact-

persoon en de ppb'er. De ppb'er stelt uiteindelijk de beoordeling vast.

De moduleopdracht, het reflectieve verslag en de leervragen dienen samenhang

te vertonen.

Daarom moeten de moduleopdracht, het reflectieve verslag en de uitwerking van

de leervragen in één band worden ingeleverd bij de ppb'er in week 9 van elke

periode. Aan het einde van periode 2 wordt het portfolio ingeleverd waarna er een

voortgangsgesprek plaats vindt met de ppb'er.

Aan het einde van de tweede module moeten de studenten de voortgangstoets

afleggen.

2B.3.4 Curriculum van de deeltijdopleiding

Vervallen.

Page 87: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 87

2C Studievorderingenbeleid

2C.1 Opleidingsexamencommissie

Verwezen wordt naar hoofdstuk 1.

2C.2 Toelatingsbeleid

2C.2.1 Vooropleidingseisen voltijdse- opleiding en deeltijdopleiding

Voor de toelaatbaarheid tot de opleiding gelden de wettelijke eisen zoals die

zijn verwoord in de Artikelen (artikelen 7.24-7.30) van de WHW. In art. 7.24

wordt gesteld dat het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk

onderwijs (VWO), hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO) of middelbaar

beroeps-onderwijs (MBO, niveau 4) voor toelating vereist is.

2C.2 Aanvullende eisen (art. 7.25 en 7.26 van de WHW)

Er worden geen specifieke eisen aan het profiel of vakkenpakket gesteld van

studenten die instromen vanuit het VO. Er bestaan wat toelating betreft voor

hen geen aanvullende eisen.

Voor studenten die (willen) instromen met gedateerde getuigschriften (op

propedeutisch- en/of op opleidingsniveau) behoudt de opleidingsexamen-

commissie zich het recht toe om, gefundeerd aanvullende eisen aan de

betreffende student te stellen.

Studenten met een anderstalige achtergrond die toegelaten willen worden tot

de opleiding dienen te beschikken over het document: NT2, staatsexamen

niveau 2.

2C.2.3 21+regeling

De 21+regeling heet officieel de 'Vrijstelling op grond van toelatingsonderzoek'

(art. 7.29 van de WHW). Personen die de leeftijd van 21jaar bereikt hebben

en niet voldoen aan de toelatingsvereisten (zie hierboven) kunnen na een

toelatingsonderzoek worden toegelaten tot de reguliere vierjarige opleiding.

Deze regeling is niet van toepassing op de Pabo-verkort.

De 21+toets wordt tweemaal per jaar (mei en augustus) aangeboden. De 21 +

toets kan niet herkanst worden. Aanmelden voor de 21 + toets kan via

[email protected].

2C.2.4 Directe toelating tot de postpropedeutische fase bij eerste

inschrijving

Studenten die menen op grond van bepaalde diploma's, getuigschriften,

voorgaande studies en/of werkervaringen in aanmerking te komen voor directe

toelating tot de postpropedeutische fase (bij eerste inschrijving) dan wel

aanspraak kunnen maken op bepaalde vrijstellingen kunnen daartoe een

verzoek indienen bij de Opleidingsexamencommissie. De opleidingsexamen-

commissie neemt hierover, binnen 14 werkdagen, na ontvangst van het

verzoek een besluit.

De opleidingsexamencommissie kan in geval van toelating in bepaalde gevallen

aanvullende eisen ten aanzien van het te volgen programma stellen.

2C.2.5 Toelating tot de tweejarige, verkorte opleiding voor Hoger

Opgeleiden (Pabo-verkort)

De toelatingseis voor de Verkorte Opleiding voor Hoger Opgeleiden (Pabo-

verkort) is een afgeronde hbo dan wel universitaire opleiding, bij voorkeur in

een aan het beroep van leraar basisonderwijs verwante studierichting. Onder

verwant wil Stenden Hogeschool verstaan:

opleidingen die zich richten op beroepen in de pedagogisch/ didactisch/

Page 88: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 88

agogisch/ sociologische sector. Ook belangstellenden met een niet verwante

hogere opleiding zijn

plaatsbaar maar dan kan een verlenging met maximaal een half jaar (30 ec's)

noodzakelijk zijn.

Een andere mogelijkheid tot deelname de verkorte opleiding is via een evc-

procedure.

Studenten die niet voldoen aan de gestelde eisen maar wel aanspraak maken

op een tweejarig verkorte opleiding kunnen een aanvraag indienen voor een

evc-traject. Op basis van dit traject kunnen studenten in aanmerking komen

voor vrijstellingen. Er kunnen geen rechten ontleent worden aan de evc-

procedure. De Opleidingsexamencommissie beslist of de student in aanmerking

komt voor vrijstellingen en (eventueel) het volgen van het traject zoals

bijvoorbeeld in Pabo-verkort.

Studenten met een anderstalige achtergrond die toegelaten willen worden tot

de opleiding dienen te beschikken over het document: NT2, staatsexamen

niveau 2.

2C.2.6 Toelating tot het reguliere driejarige studietraject:

Doorstroom mbo-hbo voor mbo-studenten

Vervallen.

2C.3 Vrijstellingen

De reguliere Opleiding tot Leraar Basisonderwijs kent een systeem van

toekennen van vrijstellingen zoals dat staat omschreven in artikel 5 van de

Moduletentamenregeling (zie hoofdstuk 2D).

De opleiding kent geen officiële, standaard vrijstellingen. Alle vrijstellingen

worden daarom op individuele basis, na aanvraag door de student bij de

examencommissie, behandeld.

2C.3.1 Vrijstellingen binnen de Opleiding Pabo-verkort

Een student die op basis van getuigschriften of op basis van Stenden

Hogeschool – evc procedure toelaatbaar is tot de opleiding Pabo-verkort wordt

in beginsel een vrijstelling verleend van 120 ec's, verdeeld over 30 ec's voor

de propedeutische fase en 90 ec's voor de postpropedeutische fase. Individuele

vrijstellingen worden daar niet meer aan toegevoegd.

De vrijstellingen dienen door de student schriftelijk te worden aangevraagd bij

de Opleidingsexamencommissie onder overlegging van de relevante

bewijsstukken.

2C.3.2 Vrijstelling op grond van andere diploma's (art. 7.28 van de WHW)

Studenten die menen op grond van voorgaande studies (bijvoorbeeld een

studie pedagogiek aan een universiteit) en/of opgedane ervaringen in de

praktijk) denken in aanmerking te komen voor bepaalde vrijstellingen binnen

het curriculum kunnen daartoe een verzoek indienen voor een evc-procedure.

De eventuele vrijstellingen op basis van deze evc-procedure worden als

verzoek tot vrijstelling bij de Opleidingsexamencommissie ingediend. De

opleidingsexamen-

commissie neemt hierover, binnen 14 werkdagen na ontvangst van het

verzoek een besluit.

Indien zij een diploma HBO of WO hebben, kunnen zij mogelijk gebruik maken

van de Verkorte Opleiding voor Hoger opgeleiden.

Page 89: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 89

2C.4 Toelating tot het versnelde studietraject

Dit 3,5-jarige studietraject vraagt impliciet een extra studielast van 20 uur per

week.

De student moet in totaal dus gemiddeld zo'n 60 uur per week studeren. Dit

kan alleen als het gaat om de goede en enthousiaste student die de studie

gemiddeld in minder tijd kan realiseren.

De voorwaarden om mee te kunnen doen aan dit traject zijn:

- de student heeft de propedeuse in één collegejaar gehaald;

- aan het eind van het tweede studiejaar heeft de student 120 ec's behaald;

- de student heeft op alle stagebeoordelingen een ruim voldoende en/of

goed behaald;

- bij het niet voldoen aan de eerste twee voorwaarden wordt toelating alleen

in behandeling genomen door de opleidingsexamencommissie als de

student een positief advies van de jaarcoördinatoren van het eerste en

tweede studiejaar krijgt;

- de opleidingsexamencommissie beslist over de uiteindelijke toelating van

de student, de aanvraag moet vóór 1juli van het studiejaar binnen zijn. In

hoofdstuk 2B.2.8 is dit traject nader uitgewerkt.

2C.5 Academisch Opleiding tot Leraar Basisonderwijs

Met ingang van 1 september 2010 neemt de Opleiding tot Leraar

Basisonderwijs deel aan de Academische Opleiding tot Leraar Basisonderwijs.

Dit traject wordt vormgegeven in samenwerking met de Rijksuniversiteit

Groningen (RUG), Hanzehogeschool Groningen en met de NHL te Leeuwarden.

Deelnemers aan dit traject hebben te maken met een eigen

opleidingsprogramma en met afwijkende regelgeving. Het programma en de

reglementen worden voor aanvang van de studie bekendgemaakt.

Page 90: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 90

2D Opleidingsexamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs

Het doel van de Examen- en tentamenregeling (ETR) is het regelen van de

algemene gang van zaken betreffende het onderwijs en de (module)tentamens

teneinde de studievoortgang van de student te kunnen vaststellen en/of te

kunnen vaststellen of studenten kunnen worden toegelaten tot de

postpropedeutische fase; de hoofdfase en de major- en minorfase van de

opleiding.

De volledige examen- en tentamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs

bestaat uit het Examenreglement Stenden Hogeschool 2011/2012 en de

hieronder beschreven aanvullingen en verbijzonderingen voor de Opleiding

Leraar Basisonderwijs.

De artikelnummers verwijzen naar het Examenreglement Stenden Hogeschool

2011/2012. De leden van de artikelen zijn een verbijzondering van het

desbetreffende artikel in het examenreglement.

Het onderwijsprogramma van de opleiding is georganiseerd in „modulen‟ van 10

weken, waarmee een module als onderwijseenheid aangemerkt kan worden.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Module een module is een onderwijseenheid, met een omschreven

studiebelasting van 420 studiebelastinguren uitgedrukt in 15 ec‟s.

Periode de studiejaren kennen vier perioden van 10 studieweken

verdeeld over 9 lesweken en 1 studieweek per periode. Ze zijn

als zodanig gemarkeerd in het jaaroverzicht.

Verder geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 2 Deelname aan het examen

ETR 2.1 Deelname aan het examen

lid 1 Een student dient zich in te schrijven voor iedere toetsgelegenheid

waaraan de betreffende student wil deelnemen. Inschrijving geschiedt

via Progresswww en kan plaats vinden tot 10 werkdagen vóór de

toetsgelegenheid. Als de inschrijving voltooid is, maakt de student een

afdruk om als bewijsstuk te bewaren.

lid 2 Indien een student niet tijdig of onjuist inschrijft voor een

toetsgelegenheid dan kan de student daaraan niet deelnemen.

lid 3 Wanneer een student de opleiding bijna heeft afgerond en er nog één

tentamenonderdeel moet worden behaald, dan kan de student voor dat

onderdeel een vervangende toetsmogelijkheid aanvragen. Deze

aanvraag kan slechts worden gehonoreerd nadat de lio-stage met een

voldoende beoordeling is afgesloten en Progress is bijgewerkt.

ETR 2.2 Het volgen van keuzeonderdelen

Als een student een keuzeonderwijseenheid volgt bij een andere opleiding dan

waarvoor hij staat ingeschreven, hebben de regels vanuit het eigen Onderwijs-

en Examenreglement voorrang boven die van de gastopleiding.

Artikel 3 Instelling en taken van de examencommissie

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 4 Inhoud en omvang van het examen

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Page 91: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 91

Artikel 5 Het verlenen van vrijstellingen

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 6 Het aantal gelegenheden per studiejaar tot het afleggen

van moduletentamenonderdelen en examens

ETR 6.1 Examenonderdelen

lid 1 De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs kent de volgende

examenonderdelen: de moduletoets, de voortgangstoets, de

moduleopdracht, de projectopdracht, stage, het persoonlijk

ontwikkelingsplan, landelijke toetsen, algemene ec-punten, sslb, pop en

portfolio, vakopdracht, minors, lio-stage, assessments en activiteiten

van studenten.

lid 2 De basiskennistoetsen(entreetoetsen) van het propedeutische studiejaar

worden minstens vier keer in dat jaar aangeboden. De

propedeusestudent mag aan drie toetsgelegenheden van dit onderdeel

deelnemen. Afname van de basiskennistoetsen(entreetoetsen) geschiedt

digitaal. Op grond van landelijke maatregelen kunnen de afspraken

betreffende de toetsingen van de basiskennistoetsen wijzigen.

lid 3 Studenten die studeren in de hoofdfase hebben voor alle

moduletentamen(onderdelen) maximaal twee toetsgelegenheden per

cursusjaar.

lid 4 Als een student na gebruik te hebben gemaakt van alle

toetsgelegenheden een module gedurende het studiejaar nog niet met

een voldoende beoordeling heeft afgerond, dan moet deze student de

ontbrekende onderdelen in het daarop volgende studiejaar in te halen.

ETR 6.2 De Moduletoetsing

lid 1 In elk moduleboek wordt opgenomen:

a. het nominale aantal studiebelastingsuren (sbu) dat is berekend

voor de moduletoets, de moduleopdracht / projectopdracht, de

vak- / vormingsgebieden, de stage en het persoonlijk

ontwikkelingsprogramma.

b. de norm, die aangeeft wanneer de onderdelen met een

voldoende beoordeeld worden;

c. de beoordelingscriteria voor de toetsing.

lid 2 Voor alle onderdelen van de moduletoetsing geldt dat de student zelf, te

allen tijde een kopie van ingeleverd werk dient te bewaren:

werkstukken, moduleopdrachten, projectopdrachten, leervragen,

beeldmappen, minors en dergelijke

lid 3 Aan de gevolgen van een computervirus en/of andere

software/hardwarematige storingen kunnen geen rechten worden

ontleend voor wat betreft de overmachtsregeling.

ETR 6.3 De Moduleopdracht/projectopdracht/minor

lid 1 a. Een groep die aan een moduleopdracht / projectopdracht / minor

werkt en bij samenwerkingsproblemen hierover niet onverwijld

contact opneemt met de tutor / (project)begeleider, kan geen

rechten ontlenen aan de gerezen problemen.

b. Alleen de profielteamleider en/of de examencommissie zijn

gerechtigd een groep te ontbinden wanneer samenwerking

tussen de groepsleden niet meer goed mogelijk is.

lid 2 Opdrachten moeten uiterlijk op de in het toetsrooster aangegeven

laatste dag voor 12:00 uur ingeleverd worden. Dat is ook het tijdstip

waarop de digitale versie (platte tekst) ingeleverd moet zijn.

Page 92: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 92

lid 3 Om voor beoordeling in aanmerking te komen, dient een opdracht

minimaal aan de volgende eisen te voldoen:

• De opdracht is op tijd ingeleverd;

• Bij opdracht is een kopie van het beoordelingsformulier

toegevoegd;

• Op de map staan in ieder geval aangegeven: de titel van de

opdracht, de namen en relatienummers van de studenten, de

groep waarvan de studenten deel uitmaken, de naam van de

module, de moduleperiode en het studiejaar;

• De opdracht dient getypt en goed leesbaar te zijn en is voorzien

van een inhoudsopgave conform het moduleboek;

• De opdracht dient schoon, goed verzorgd en compleet te zijn;

• De opdracht heeft een aparte literatuurverwijzing;

• De opdracht voldoet aan de eisen die worden gesteld op het

gebied van taalverzorging;

• De opdracht is ook digitaal ingeleverd.

lid 4 Bij een groepsopdracht moet ieder groepslid aan kunnen tonen dat

hij/zij een evenredig deel van de opdracht heeft gemaakt.

lid 5 Bij een groepsopdracht is ieder groepslid hoofdelijk aansprakelijk voor

het totaal ingeleverde werk.

lid 6 Studenten die deelnemen aan onderwijsactiviteiten in het buitenland,

kunnen geen rechten ontlenen aan het niet kunnen deelnemen aan

geplande toets- en/of herkansingsmomenten tijdens hun verblijf in het

buitenland. De keuze voor deelname aan onderwijsactiviteiten in het

buitenland is de verantwoordelijkheid van de student zelf en vraagt om

een zorgvuldige studieplanning. Dit geldt ook voor onderwijsactiviteiten

die door de hogeschool in het buitenland worden aangeboden.

ETR 6.4 De stage

lid 1 Een student dient een onvoldoende beoordeelde stage eerst te

herkansen dan wel in overleg met de stagebegeleider afspraken met

betrekking tot de herkansing ter fiattering te hebben voorgelegd aan de

examencommissie, voordat hij/zij kan gaan deelnemen aan de volgende

stageperiode en/of aan de stage in het daaropvolgende studiejaar.

lid 2 Bij iedere afwijking van een reguliere onderwijssituatie betreffende

stageperioden kan alleen de examencommissie gevraagd worden om

een uitspraak te doen.

lid 3 Als een student voortijdig op verzoek van de stageschool of op eigen

initiatief of op initiatief van de stagebegeleider uit de stage wordt

gehaald, wordt deze stage beoordeeld als onvoldoende.

lid 4 Als een student voortijdig op verzoek van de stageschool of op eigen

initiatief of op initiatief van de instituutsbegeleider uit de lio-stage of de

21-weekse stage wordt gehaald, wordt de lio-stage of de 21-weekse

stage beoordeeld als onvoldoende.

ETR 6.5 Herkansingen

lid 1 De participatie in de praktijk is niet herkansbaar. Indien onvoldoende

participatie is ontstaan vanuit overmacht zoals bedoeld in artikel 14 van

het Examen- en tentamenreglement, dan doet de examencommissie

uitspraak over afronding van de stageperiode.

lid 2 a. De volgende onderdelen van het examen of moduletentamen zijn

wel herkansbaar: moduletoets, moduleopdracht,

projectopdrachten, de vak-/ vormingsgebieden, sslb, pop en

portfolio, assessments, basiskennistoetsen, vakopdracht, minors

en scriptie.

Page 93: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 93

b. Groepssamenwerking kan alleen herkanst worden middels een

door de profielteamleider uitgereikte opdracht.

lid 3 In het jaartoetsrooster staan de data van de toetsgelegenheden, met

uitzondering van de basiskennistoetsen. Deze data gelden ook voor

studenten die op uitwisseling of stage zijn of elders een module volgen.

ETR 6.6 Onderwijsexperimenten

De examencommissie is bevoegd in het kader van een onderwijsexperiment

modulecoördinatoren toe te staan af te wijken van de algemeen geldende

regelgeving voor wat betreft het moduletentamen, zoals vastgelegd in het

Examenreglement Stenden Hogeschool en de examen- en tentamenregeling

van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs. Nadat de modulecoördinatoren de

toestemming hiervoor hebben verkregen, wordt dan in het moduleboek

vermeld waarin het onderwijs binnen deze module afwijkt van de algemeen

geldende regels.

Artikel 7 Geldigheidsduur examenonderdelen

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 7a Intellectuele eigendom

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement

Artikel 8 Mondelinge tentamens

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 9 Bepaling resultaten

ETR 9.1 Algemeen

lid 1 Na vaststelling van de definitieve uitslagen via Progress door de

examencommissie kan een student en/of docent binnen 6 weken

bezwaar maken tegen de, in zijn ogen, foutieve uitslag. Wanneer de

definitieve uitslag na 6 weken door de examencommissie wordt

vastgesteld is deze rechtsgeldig. Er kan dan niet meer gereclameerd

worden door studenten en/of docenten.

ETR 9a Studieadvies

lid 1 Onderdeel van het voorwaardelijk positieve studieadvies aan het einde

van het eerste jaar van inschrijving aan de voltijdse, vierjarige opleiding

en aan de deeltijdopleiding zijn de volgende eisen:

1. De student moet voor minimaal 42 ec‟s aan studielast hebben

behaald;

2. De student moet de landelijke basiskennistoetsen voor taal,

rekenen en geschiedenis, aardrijkskunde en natuur & techniek

hebben behaald;

3. De student moet ten minste een voldoende hebben behaald op

de stages;

4. De student moet ten minste een voldoende hebben behaald voor

het assessment “Opleidingsbekwaam”.

lid 2 Voor andere opleidingsvarianten kunnen afwijkende normen worden

geformuleerd.

Artikel 10 Inzagerecht en termijn van bewaring

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 11 Verantwoordelijkheid moduletentamenonderdelen en

examengegevens

Page 94: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 94

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 12 Registratie van de studieresultaten

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 13 Getuigschrift

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 13a Cum Laude

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 14 Overmachtregeling

ETR 14.1 Beroep op overmacht

lid 1a Een student kan een beroep doen op overmacht als er sprake is van

omstandigheden die niet aan de student kunnen worden toegerekend

(overmacht), dit ter oordeel van de profielteamleider, in het geval van

onderwijsleeractiviteiten binnen een bepaalde module (zie Artikel 14.4)

of ter oordeel van de examencommissie in alle andere gevallen. Bij een

overmachtsituatie dient de student het advies te (be)vragen bij de

decaan.

lid 1b De student kan de overmachtsituatie, zoveel als mogelijk staven met

schriftelijke bewijzen. Bewijzen worden ter attentie van de

profielteamleider ingeleverd bij de administratie.

lid 2 Het verzoek van een student aan een profielteamleider om in

aanmerking te komen voor de overmachtregeling, bij

onderwijsleeractiviteiten binnen een module kan pas worden ingediend

na de laatste onderwijsleeractiviteit van de betreffende module en dient

uiterlijk 10 werkdagen, na de publicatie van de definitieve uitslag van

het moduletentamen in het bezit te zijn van de modulecoördinator.

lid 3 Aan de gevolgen van een computervirus en/of andere

software/hardwarematige storingen kunnen geen rechten worden

ontleend voor wat betreft de overmachtregeling.

ETR 14.2 Toekenning extra examenmogelijkheid

lid 2 Een student die een extra examenmogelijkheid aanvraagt op grond van

bijzondere omstandigheden, moet vooraf contact opnemen met de

decaan van de hogeschool om de aanvraag te ondersteunen. Aanvragen

bij de examencommissie worden enkel en alleen behandeld wanneer er

sprake is van een positief advies van de decaan ter ondersteuning van

het verzoek van de student. Een positief van de decaan betekent niet

dat het verzoek op voorhand wordt gehonoreerd.

lid 3 De examencommissie is bevoegd bij de extra toetsgelegenheid een

andere toetsvorm aan te bieden, waarbij de extra herkansing

gelijkwaardig dient te zijn aan de oorspronkelijke toetsvorm.

Artikel 15 Voorzieningen voor lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte

studenten

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Artikel 16. Regels voor de goede gang van zaken met betrekking tot

examens

lid 1 Het jaartoetsrooster is leidend. De examencommissie kan per locatie

aanvullende uitvoeringsmaatregelen vaststellen en uitvoeren om een

goed verloop van de gang van zaken op die locatie te garanderen.

Page 95: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 95

Artikel 17 Bezwaar en beroepsprocedure

ETR 17.1 Formele vereisten

lid 1 Verzoeken, dan wel bezwaren gericht aan de examencommissie dienen

uiterlijk 10 werkdagen vóór de vergaderdatum van de examencommissie

in het bezit te zijn bij het secretariaat van de examencommissie. De

vergaderdata van de examencommissie worden aan het begin van het

studiejaar bekend gemaakt .

lid 2 Verzoeken dan wel bezwaren aan de examencommissie dienen getypt of

geprint ingeleverd te worden en te zijn voorzien van:

• naam, adres en woonplaats van de student;

• telefoonnummer student;

• studentnummer;

• naam van de module waar het over gaat;

• groepsnummer;

• naam van de tutor en/of de docent en/of de modulecoördinator;

• handtekening student (ondertekenen van de brief !)

en in geval van overmacht worden voorzien van de nodige

bewijzen.

lid 3 Verzoeken dienen duidelijk geformuleerd en gemotiveerd te worden.

lid 4 Verzoeken die niet of niet geheel voldoen aan het gestelde in lid 2,

worden niet in behandeling genomen.

lid 5 Verzoeken aan de examencommissie betreffende een module of de

moduletoetsing dienen uiterlijk binnen 10 werkdagen (niet inbegrepen

de zaterdag en de zondag) na de publicatie van de definitieve uitslag

van de module in het bezit te zijn van de examencommissie. Voor

andere examenonderdelen geldt een overeenkomstige regeling.

ETR 17.3 De moduletoets

Voor de studenten die de moduletoetsen van OLBvhCHN moeten maken gelden

de volgende artikelen:

lid 1 De student heeft het recht om tegen toetsvragen bezwaren in te dienen.

lid 2 Elk bezwaar tegen een toetsitem/ toetsvraag moet door de student

toegelicht worden met:

a. er is een verwijzing naar de pagina in de literatuur waarop

volgens de student de vraag betrekking heeft en

b. aan de hand van a) verwoordt de student vervolgens wat onjuist

of misleidend is aan de gestelde vraag/ het gegeven antwoord.

lid 3 Bezwaren tegen toetsitems / toetsvragen dienen uiterlijk de vierde

schooldag na de toets vóór 09:00 uur in het bezit te zijn van de

toetscommissie.

lid 4 Als voor een bepaalde toets een afwijkend tijdschema geldt ten opzichte

van het jaartoetsrooster dan wordt dat uiterlijk 1 schoolweek vóór de

toets bekend gemaakt.

lid 5 Na de sluitingstijd voegt de toetscommissie, in samenwerking met de

desbetreffende docenten het commentaar toe aan de bezwaren en kan

een bezwaar al dan niet gegrond verklaren. Indien een bezwaar gegrond

verklaard wordt dan vervalt het toetsitem. Het is ook mogelijk dat een

fout op de toetssleutel wordt hersteld en een item wordt omgescoord.

lid 6 Bezwaren en commentaar op de toetsitems / toetsvragen zijn voor alle

studenten vrij opvraagbaar.

ETR 17.4 De second opinion (de tweede beoordeling)

lid 1 Indien een student of groep studenten het oneens is met de beoordeling

van een bepaalde module, moduleonderdeel of een ander

examenonderdeel dan kan die student of groep studenten een

Page 96: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 96

gemotiveerd verzoek indienen bij de secretaris van de

examencommissie voor een tweede beoordeling.

lid 2 Een verzoek om een second opinion wordt schriftelijk ingediend binnen

twee weken na de definitieve uitslag van het betreffende onderdeel.

Artikel 18 Hardheidsclausule

Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.

Toelichting:

Indien er voor de student gefundeerde aanleiding is om vanuit het kader van

het Stenden hogeschoolexamenreglement én deze examen- en

tentamenregeling een verzoek in te dienen, met de vraag om een uitspraak van

de examencommissie, anders dan te verwachten vanuit deze regelgeving, dan

dient de student, in zijn/haar schrijven expliciet aan te geven een beroep te

willen doen op de hardheidsclausule.

Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden

Indien de onderwijsontwikkeling en/of de ontwikkeling van de

organisatiestructuur aanleiding is voor wijzigingen van deze regeling dan zal de

opleidingsexamencommissie ter stond actie ondernemen.

Artikel 20 Invoeringsbepalingen en citeertitel

ETR 20.1 Algemeen

lid 1 Deze examen- en tentamenregeling treedt in werking met ingang van 1

september 2011 en geldt voor studenten van de Voltijdse-opleiding en

alle daarvan afgeleide trajecten en varianten.

Hiermee vervallen alle vorige moduletentamenregelingen en onderwijs-

en examenregelingen.

lid 2 Deze regeling kan worden aangehaald als „Examen- en

tentamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs, 2011-2012‟.

Richtlijnen schriftelijk werk

Page 97: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 97

2D.1 Richtlijnen schriftelijk werk

1 Algemeen

1.2 Eisen aan schriftelijk werk

Er zijn diverse redenen om aan het schriftelijk werk van aanstaande leraren

hoge eisen te stellen ten aanzien van spelling, taalgebruik, helderheid van

formulering, structurering en vormgeving:

Bezinning op die presentatie (opbouw, indeling, vormgeving) leidt tot een

steviger greep op de inhoud van het product dat daardoor aan kwaliteit kan

winnen.

Een goede presentatie stemt de lezer / beoordelaar / docent gunstig; een

kwestie van welbegrepen eigenbelang dus.

Wie t.z.t. aan kinderen eisen wil stellen, moet zich daar zelf natuurlijk ook aan

kunnen en willen houden.

1.3 Een zaak van alle docenten

Het zijn in eerste instantie docenten die je confronteren met richtlijnen voor

schriftelijk werk en tekstverzorging (Spellingvaardigheid, schrijfopdrachten,

etc.), want het gaat erom dat de beoogde vaardigheden een tweede natuur

worden en hun toepassing krijgen bij al het schriftelijk werk.

Alle docenten en begeleiders zijn gerechtigd en verplicht je werk mede te

beoordelen op de eisen die hierna geformuleerd worden. Ze kunnen en moeten

zelfs afzien van correctie en beoordeling als het ingeleverde werk niet aan de

gestelde eisen voldoet.

1.4 Spelling

Wie het onderdeel Spellingvaardigheid in het eerste studiejaar met goed gevolg

heeft afgesloten, wordt geacht schriftelijk werk correct gespeld in te leveren.

Iedereen maakt wel eens een fout, maar als een docent constateert dat je

tegen de regels van de spelling zondigt, dan:

- wordt je werk niet beoordeeld maar voor herziening teruggegeven;

- word je geacht het werk te verbeteren en opnieuw in te leveren;

- word je voor extra begeleiding doorverwezen naar de spellingdocent.

1.5 Taalgebruik en formuleren

Diverse studenten blijken moeite te hebben hun gedachten helder en

grammaticaal correct op papier te krijgen. Ook hiervoor geldt dat alle docenten

vanaf het begin eisen stellen, problemen signaleren en doorverwijzen. Enkele

vuistregels:

Voorbereidingsschema‟s worden niet geaccepteerd als de formuleringen

onduidelijk of ongrammaticaal zijn.

Essayvragen bij toetsen worden in volledige, grammaticale zinnen beantwoord.

Studenten met formuleringsproblemen worden geacht door middel van

zelfstudie of het volgen van extra lessen zich het formuleren eigen te maken.

1.6 Handschrift, tekstverwerking

Voor sommige tekstgenres is de handgeschreven tekst de aangewezen vorm.

Maar als regel geldt de eis dat teksten van meer dan één pagina geprint

worden aangeleverd. Dat heeft voordelen:

Geprinte teksten zijn makkelijk te lezen en daardoor objectiever en sneller te

beoordelen.

Page 98: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 98

Met behulp van de tekstverwerker kun je je teksten beter structureren en

makkelijker verbeteren.

1.7 Specifieke genre-eisen

Lesschema‟s zijn doorgaans handgeschreven teksten. Ze worden in correct

Nederlands (taal, stijl, spelling) ingevuld.

Ook toetsen worden doorgaans in handschrift aangeleverd. Gegeven de situatie

kunnen aan taal en spelling niet de hoogste eisen gesteld worden. Wél dienen

essayvragen in complete grammaticale zinnen beantwoord te worden.

Literatuurlijsten worden getypt aangeleverd, op de daarvoor bestemde

formulieren en voldoen aan de eisen voor titelbeschrijving (zie aldaar).

Rapporten en verslagen van enige omvang (10 pagina‟s of meer), moeten

voldoen aan de maximale rapportage-eisen (zie aldaar).

2 Titelbeschrijving

2.1 Standaard

a. Uit de gegevens op de titelpagina van een boek neem je alleen het

volgende op in de titelbeschrijving:

- auteursnaam met hoofdletters;

- jaar van uitgave; indien niet vermeld aangeven met afkorting

z.j.(zonder jaar)

- titel en eventuele subtitel, gecursiveerd;

- plaats en uitgeverij; indien geen plaats vermeld dan afkorting z.p.

(zonder plaats)

Voorbeeld: Sijs, N. van der, Geleend en uitgeleend. Nederlandse woorden in

andere talen en andersom. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact,1998

b. In voetnoten kun je volstaan met een beknopte titelbeschrijving:

auteur zonder initialen, gedeeltelijke titel, paginavermelding.

Voorbeeld: Van der Sijs, Geleend en uitgeleend, p 68.

c. Als je iemand citeert in de tekst mag het nog korter:

auteur + paginanummer tussen haakjes achter het citaat.

Voorbeeld: “...................” (Van der Sijs, 68).

2.2 Meer auteurs

Als een boek is geschreven door diverse auteurs, vermeld je alleen de eerste

twee.

Voorbeeld: Knegt-Bos, C. de & Zanten-Odding, A. van, Prisma Spreekwijzer

Engels. Utrecht: Uitgeverij Het Spectrum B.V., 1998

Soms presenteren de auteurs zich nadrukkelijk als een groep.

Voorbeeld: Nijmeegse Werkgroep Taaldidactiek, Taaldidactiek aan de basis. (4e

druk). Groningen, 1992

2.3 Redactie

In andere gevallen heeft de auteur (of hebben de auteurs) van de titelpagina

het boek niet geschreven maar alleen samengesteld of geredigeerd.

Voorbeeld: Tromp, H. (Red.), Sociale verdediging. Theorieën over niet-militaire

verdediging als alternatief voor geweldpolitiek en nucleaire afschrikking,

Groningen/Antwerpen, 1979

2.4 Editeur

Het komt ook voor dat van een al wat ouder boek verschillende edities bestaan.

De editeur is de instantie of persoon die verantwoordelijk is voor bundeling of

verzorging van de tekst. Die vermeld je na de titel.

Voorbeeld: Spinoza, B. de, ed. N. van Suchtelen, Ethica. Amsterdam, 1979

Page 99: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 99

2.5 Zonder auteur

Als het titelblad geen auteursnamen noemt, begin je met de titel en vermeld je

daarna de uitgevende instantie als editeur.

Voorbeeld: Militarisme. Documentatie over tendensen tot vermilitarisering van

de samenleving, ed. De Horstink/Interkerkelijk Vredesberaad, Amersfoort z.j.,

DIC-map 59

2.6 Reeks

Als het boek in een reeks of serie is uitgekomen, vermeld je dat na het jaartal.

Voorbeeld: zie: 2.5: DIC-map 59

2.7 Druk

Bij studie- en handboeken wijken verschillende drukken wel eens van elkaar af.

Het is van belang aan te geven welke druk je hebt geraadpleegd.

Voorbeeld: zie tweede voorbeeld bij 2.2

2.8 Deel van een boek

Je voegt aan de titelbeschrijving een aanduiding van de betreffende pagina‟s +

de titel van het hoofdstuk toe.

Voorbeeld: Ford, B. (Ed.), The New Pelican Guide to English Literature: Volume

3. From Donne To Marvell. Part 1 The background to English literature: 1603 -

60. Harmondsworth: Penguin Books, 1990, pp. 15 - 48

2.9 Jeugdboek

Vermeld bij kinderboeken de illustrator en de uitgever.

Voorbeeld: Ekkers, Remco, Poes Lap. Illustraties: Anky Spoelstra. Den Haag:

Leopold, 1985

2.10 Artikel in bundel

Auteursnaam, titel en vindplaats (= titelbeschrijving van het hele boek + de

pagina‟s in kwestie).

Voorbeeld: Kousbroek, R., „De toekomst van de moraal‟, In: Gerrit Komrij e.a.

De brandende kwestie, SLAA-lezingen 1982/1983 Amsterdam,1983, pp.106 -

128

2.11 Artikel in tijdschrift of bijlage van een krant.

Auteur, jaar van uitgave, titel (niet gecursiveerd), eventuele subtitel en de

vindplaats. Van de vindplaats noem je: de naam van het tijdschrift

(gecursiveerd), jaargang, nummer van de aflevering en de betreffende

pagina‟s.

Voorbeeld: Weelden, J. van, „Moeilijk leren als syndroom‟. Jeugd in School en

wereld, jrg. 6, nr. 9, 1977, pp 426-430

2.12 Krantenbericht.

Van krantenartikelen, vaak niet ondertekend, geef je: titel, naam van de krant,

datum van uitgave, pagina.

Voorbeeld: „Gelukkig gezinsleven voor jeugd nog altijd nummer één‟. De

Volkskrant , 6 sept. 1991, p.3

2.13 Artikel van het internet.

Auteur (indien bekend), titel, site en datum

Voorbeeld: „De eerste tweetalige school van Groot-Brittannië is geopend‟.

www.onzetaal.nl, 21 juni 2005

Page 100: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 100

3. Literatuurlijsten, bronnen, citeren

3.1 Literatuurlijsten

a. De titelbeschrijving volgens bovenomschreven richtlijnen.

b. Breng systeem aan in de volgorde:

- alfabetisch op auteursnaam;

- naar onderwerp;

- naar jaar van uitgave;

- combinaties daarvan.

Het systeem hangt af van aard en omvang van de lijst.

c. Maak onderscheid tussen gelezen en geraadpleegde literatuur. In het

laatste geval gaat het om bijvoorbeeld naslagwerken. Apart vermelden.

d. Maak onderscheid tussen primaire en secundaire literatuur, bijvoorbeeld bij

een jeugdliteratuurlijst. Tot de eerste categorie behoren dan de

kinderboeken. Artikelen/boeken over de auteurs of over de gelezen

kinderboeken vormen de secundaire literatuur.

3.2 Bronnen

Er zijn verschillende manieren om in een tekst bronnen te verantwoorden:

- je geeft aan het begin van een paragraaf/hoofdstuk aan welke bronnen je

gaat citeren;

- je geeft in een voetnoot aan waar de lezer de vermelde feiten of

opvattingen kan terugvinden (niet met volledige titelbeschrijving, zie 1b);

- je geeft je bron in de tekst, onmiddellijk na het citaat, tussen haakjes (je

gebruikt dan de kortste titelbeschrijving, zie: 1c);

- je verweeft de bronvermelding in je tekst: Zoals Ford in deel 3 van zijn New

Pelican Guide (p. 33) duidelijk maakt ....

3.3 Citeren

Wat het citeren betreft, nog dit:

- hou het aantal citaten en de omvang ervan beperkt;

- je kunt je bron immers ook samenvatten (ook in dat geval de bron

vermelden, zie: 2.1);

- citaten staan tussen aanhalingstekens;

- nog duidelijker is cursiveren;

- bij uitvoerige citaten inspringen;

- bij een lang citaat kun je de voor jou niet ter zake doende zinsgedeelten

weglaten; de weglatingen markeer je met puntjes tussen teksthaken, als

volgt:

“Wanneer de school uit het enge kader treedt van overmatige druk op

kennisoverdracht [...], dan ontstaat er ruimte voor veelsoortig en veelzijdig

leren”.

4. Rapportage / verslag / werkstuk

4.1 Minimale eisen.

Verslagen lever je geprint in. Ze voldoen aan minimale rapportage-eisen:

- titelblad met aanduiding van het onderwerp, opdracht, vak, naam,

jaargroep en klas;

- inhoudsopgave met genummerde paragrafenindeling en paginering;

- overzichtelijke typografie met ruime kantlijnen, subtitels, spatieregels voor

alinea‟s, paginering;

- ze zijn geschreven in helder, stilistisch verantwoord Nederlands;

- correcte tekstverzorging: spelling, leestekens, bronvermelding, citeren;

Page 101: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 101

- als het om een literatuurstudie gaat, wordt de tekst gevolgd door een

correcte (zie: hierboven) literatuurlijst.

4.2 Maximale eisen

Verslagen en werkstukken (bijvoorbeeld Afstudeerwerkstukken) van meer dan

10 pagina‟s bevatten bovendien een inleiding en een slothoofdstuk, illustraties,

een literatuurlijst (indien van toepassing) en bijlagen (indien van toepassing)

en een aantrekkelijke omslag.

4.3 Indeling

Voor een hoofdstukkenindeling bestaat geen algemeen geldend recept. Veel

hangt af van aard en inhoud van het rapport. Globaal gesproken bevat een

rapport de volgende elementen:

- titelpagina;

- inhoudsopgave;

- inleiding: doel, aard, werkwijze, opzet;

- het eigenlijke rapport of werkstuk;

- het slothoofdstuk: samenvatting, conclusies;

- bijlagen (bijvoorbeeld: documenten, protocollen van gesprekken, gebruikte

enquêteformulieren, tabellen, etc.).

4.4 Inleiding

De Inleiding (1 A4) heeft tot doel de lezer:

- te informeren over de probleemstelling, of

- over het doel van het onderzoek, of

- over de aard van het werkstuk, of

- over de totstandkoming, of

- over de gevolgde werkwijze, of

- over opzet en indeling van het werkstuk, of

- over een combinatie van deze mogelijkheden.

Vaak bevat de inleiding ook een samenvatting, maar soms is het handiger die

te bewaren voor het slothoofdstuk. Het zal duidelijk zijn: je kunt de inleiding

pas schrijven als het werkstuk voltooid is.

4.5 Slothoofdstuk

Het slothoofdstuk (ongeveer 2 A4) bevat:

- een beknopte samenvatting van het voorafgaande;

- conclusies met betrekking tot de inhoud van het onderzoek, aanbevelingen;

- een evaluatie van de eigen ervaringen ten aanzien van de opdracht.

4.6 Omslag

Het werkstuk wint aan aanzien door een fraaier en aantrekkelijk en uitnodigend

omslag. Mooie resultaten zijn te bereiken met:

- het opmaakprogramma van een tekstverwerker of een tekenprogramma;

- toepassing van druktechnieken;

- gebruikmaking van andere bindtechnieken dan het traditionele nietje.

5. Beoordeling

Indien een werkstuk niet voldoet aan de gestelde eisen, heeft iedere docent

niet alleen het recht, maar ook de plicht het werkstuk ongezien terug te geven.

Het werkstuk wordt dan als niet ingeleverd beschouwd.

Voor de opzet, de werkwijze en de beoordeling van afstudeerwerkstukken en/of

scripties zijn speciale aanvullende richtlijnen bij de begeleidende vakdocenten

(of bij de repro) te verkrijgen.

Page 102: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 102

3. Voorzieningen voor studenten

3.0 Algemeen Support Office locatie Assen: coördinator mevrouw Marian Meijer

Support Office locatie Emmen: coördinator mevrouw Alie Zwiers

Support Office locatie Groningen: coördinator mevrouw Ramona Beute

Support Office locatie Leeuwarden: I-study kamer 0.30 (regenover de receptie)

Support Office locatie Meppel: coördinator mevrouw Carla Regeer

3.1 Informatievoorzieningen

Informatie krijg je binnen Stenden via verschillende communicatiemiddelen.

Het studentenstatuut en de studiegids maken deel uit van deze middelen.

Ook de opleiding communiceert veel met de studenten.

Stenden gebruikt voor algemene mededelingen de volgende media:

- Intranet www.istenden.com

- E-mail

- Magazine „GO‟

- Announcements: per mail verstuurde mededelingen

- Publicatieborden

- Plasmaschermen

- Front Desks/receptie

3.2 i study

Bij i study kun je terecht voor alles wat met de organisatie van het onderwijs te

maken heeft.

Je kunt hierbij denken aan informatie over:

- Jouw inschrijving/uitschrijving

- Studielink

- Progress- puntenregistratie

- Algemene informatie over opleidingen

- Studeren in het buitenland (International Office)

- Afspraken met het decanaat

- Reservering van ruimtes en lokalen

- Hulp bij het invullen van formulieren (OCW-duo)

Contactgegevens:

Assen:

Administratie, kamer 16 (rechts van de hoofdingang)

Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.00 tot 16.00 uur.

Email: [email protected]

Tel: 0592 85 33 00

Emmen:

I study locatie Emmen

Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.00-16.30 uur Email: [email protected] Tel. 0591 85 31 92

Groningen:

I study locatie Groningen Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 16.00 uur Email: [email protected]

Page 103: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 103

Leeuwarden:

I-study kamer 0.30 (tegenover de receptie)

Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.30-16.30 uur Email: [email protected] Tel: 058 244 11 00

Meppel:

I-study (in de mediatheek)

Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.00-16.00 uur Email: [email protected] Tel: 0522 85 34 15 / 0522 85 34 05

3.3 SMC & IRC international (Leeuwarden)

Binnen Stenden aanspreekpunt voor:

- studenten die vanuit het buitenland bij Stenden komen studeren (de

zogenaamde „incoming student‟)

- studenten die vanuit hun studie bij Stenden in Nederland in het buitenland

gaan studeren, werken of stage lopen (de zogenaamde „outgoing students‟).

Waarvoor je terecht kunt bij SMC & IRC kun je vinden op de intranetsite

www.istenden.com.

3.4 Het decanaat

Bij het decanaat van Stenden kunnen studenten terecht voor informatie, advies, -

ondersteuning of begeleiding bij:

- studieloopbaanvragen (twijfels of je de juiste studie hebt gekozen,

een tweede studie, doorstuderen, advies over stage en solliciteren)

- effectief studeren en studieplanning

- persoonlijke problemen (loskomen van thuis, faalangst, rouwverwerking,

stress, relatieproblemen enzovoorts)

- studievertraging door bijzondere omstandigheden (profileringsfonds) +

Individuele gesprekken en trainingen mogelijk

- financiële problemen (noodfonds)

- studiefinanciering

- het bindend studieadvies

- functiebeperking en dyslexie, opstellen onderwijscontract met voorzieningen

en faciliteiten

- topsport

- conflicten, bezwaar en beroep

- beroepszaken

Je kunt de complete informatie over de dienstverlening van het Decanaat locatie

Leeuwarden en Groningen (incl. contact-informatie) vinden op de intranetsite

www.istenden.com onder de noemer Decanaat.

Mailadres Leeuwarden: [email protected].

Voor Assen, Emmen en Meppel kun je contact opnemen met de

studentendecanen via e-mail: [email protected] en

[email protected].

3.5 Handicap & studie

Binnen het decanaat zijn twee decanen ook contactpersoon

handicap & studie.

Wanneer je een functiebeperking hebt is het verstandig al voor het begin van je

studie contact op te nemen. Meld het in ieder geval zodra je bent begonnen met

studeren.

Het is dan beter mogelijk om benodigde voorzieningen te realiseren.

De contactpersonen handicap & studie zijn tevens het meldpunt voor

Page 104: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 104

opmerkingen en klachten, bijvoorbeeld over voorzieningen. Zie ook het Protocol

Studie & Handicap in hoofdstuk 4 van het Stenden Studentenstatuut 2011/2012

deel I. De contactpersonen handicap & studie zijn Hermien Moning (Leeuwarden

en Groningen) en Nynke Vink (Emmen, Meppel en Assen) zijn aanspreekpuntvoor

studenten met een functiebeperking of handicap. Zij kunnen adviseren over

mogelijke faciliteiten en de aanvraag daarvan. Eventueel kunnen zij hierbij

bemiddelen.

3.6 Vertrouwenspersoon ongewenst gedrag

Het kan voorkomen dat je op school of op je stageplek te maken krijgt met

ongewenst gedrag (bijvoorbeeld pesten, intimidatie, seksuele intimidatie,

discriminatie, racisme).

Stenden heeft daarvoor een reglement opgesteld, en er is een externe

vertrouwenspersoon die verantwoordelijk is voor opvang en advies van studenten

en medewerkers die te maken hebben met ongewenst gedrag. Ook als je alleen

ongewenst gedrag wilt melden, ben je daar welkom.

De complete informatie over het reglement, wat we verstaan onder ongewenst

gedrag, en de rol die de vertrouwenspersoon kan hebben in de opvang en

begeleiding (incl. contactinformatie) is te vinden op de intranetsite locatie

Leeuwarden www.istenden.com onder de noemer vertrouwenspersoon.

In hoofdstuk 9 van het Stenden Studentenstatuut 2011/2012 deel I is het

Reglement ter zake ongewenst gedrag Stenden opgenomen.

3.7 Het roosterbureau

Het Roosterbureau verzorgt de planning van onderwijsactiviteiten.

Je kunt jouw rooster vinden op de roostersite op intranet

www.istenden.com onder de noemer roosters.

3.8 Information & Registration Centre

Het Information & Registration Centre beheert de persoonsgegevens van alle

nationale en internationale Stenden-studenten van alle locaties. De

studentenadministratie draagt onder meer zorg voor:

- in- en uitschrijving (via Studielink)

- inning collegegelden

De complete informatie over de dienstverlening van het Centrum (incl. contact-

informatie) is te vinden op de intranetsite (www.istenden.com).

3.9 Registratie Studieresultaten

Het Information & Registration Centre beheert de studieresultaten van alle

Stenden studenten. Met het programma ProgRESS kan elke student zijn/haar

studieresultaten online raadplegen www.progressww.nl/stenden (vanaf elke pc

met internetaansluiting). Uitgebreide informatie over het raadplegen van

studieresultaten staat vermeld op de intranetsite onder de noemer Information &

Registration Centre. Rechtstreekse toegang tot ProgRESS krijg je via

www.istenden.com.

3.10 Toetsen

Wanneer en waar vinden toetsen plaats, hoe kan een student zich voor een toets

inschrijven, wanneer kan er worden herkanst en hoe luiden de toetsuitslagen?

Dit alles wordt door het IRC Toetsservicebureau verzorgd. De complete informatie

over de dienstverlening van het Toetsservicebureau (incl. contactinformatie) is te

vinden op de intranetsite (www.istenden.com).

3.11 ICT & Media

Alles rond informatie- en communicatietechnologie en audiovisuele voorzieningen

binnen Stenden gemeenschappelijk is georganiseerd binnen de afdeling ICT en

Media.

Page 105: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 105

Hoe kom je aan een login, waar kan je printen, waar in het gebouw kan je een

computer gebruiken, aan welke algemene regels moet je je als gebruiker van

ICT-voorzieningen houden?

Op deze en andere vragen geeft de intranetsite www.istenden.com van ICT &

Media het antwoord.

3.12 Intranet

Het intranet van Stenden is de centrale plaats waar alle relevante informatie voor

studenten en medewerkers is te vinden en waar vandaan bijvoorbeeld de

electronische leeromgeving en andere systemen te benaderen zijn. Zo vind je er

onder andere roosterinformatie, nieuws en mededelingen van Stenden en van je

opleiding. Je kunt zelf aangeven welke informatie en links voor jou belangrijk zijn.

Het intranet is via je Stenden login toegankelijk (www.istenden.com).

3.13 Blackboard (ELO) Leeuwarden

Blackboard is de digitale leeromgeving van Stenden Hogeschool.

Op Blackboard staat voornamelijk onderwijsmateriaal, maar via Blackboard

kunnen studenten (en docenten) ook met elkaar in contact komen voor de

uitvoering van een onderwijsopdracht. Blackboard is zowel van binnen als buiten

de Stenden-locaties te bereiken via: https://elo.stenden.com. Blackboard is

tevens te bereiken via de website van Stenden: www.stenden.com >

MyStenden>.

3.14 The Library

De Library is de centrale plaats op de verschillende Stenden locaties

waar de bibliotheekvoorziening, de onderwijswerkplaats en de

studievoorzieningen voor alle opleidingen van Stenden zijn samengebracht. Op de

locaties Emmen en Leeuwarden beschikt de student over een grote studie- en

ontmoetingsruimte in combinatie met de Library. In de Libraries kan de student

gebruik maken van de uitleencollectie maar ook zelf studeren in de studiezaal en

gebruik maken van de collectie welke niet uitgeleend wordt; zoals bijvoorbeeld de

actuele tijdschriften.

Op de locaties Assen, Meppel en Groningen kan de student gebruik maken van de

Onderwijswerkplaatsen die wat betreft faciliteiten en dienstverlening gelijk staan

aan de kwaliteit van de gehele hogeschool.

Op de locaties zijn informatiespecialisten aanwezig voor vragen op het gebied van

literatuur en naslag werken, tijdschriften, het informatie zoeken e.d. Alle

voorzieningen voor studenten zijn ook beschikbaar voor de docenten en het

overige personeel.

Naast alle literatuur beschikt de Library over een eigen digitale bibliotheek die

voor alle studenten óók met thuistoegang te benaderen is. Je vindt daarnaast de

naslagwerken, woordenboeken en de kennisbanken voor de specifieke

opleidingen.

3.15 Stenden shop

Moduulboeken, readers, computerbenodigdheden, ringbanden, papier en andere

kantoorartikelen zijn te verkrijgen in de Stenden shop.

3.16 Het Alumni Netwerk

Het Alumni Netwerk is een contactennetwerk voor laatstejaars studenten en

afgestudeerden van alle Stenden-opleidingen. Het doel van het Alumni Netwerk is

het onderhouden van structureel contact tussen afgestudeerden (alumni), de

opleidingen en Stenden.

Het Alumni Netwerk zorgt ervoor dat alumni op de hoogte worden gehouden van

de meest recente ontwikkelingen binnen het werkveld, de opleiding en de

(loopbaan)ontwikkelingen van andere alumni. Omgekeerd blijft Stenden op de

hoogte van de loopbanen van alumni en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

Page 106: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 106

Tevens is Stenden zo in de mogelijkheid feedback te krijgen op het

onderwijsprogramma.

Uitgebreide informatie over het Alumni Netwerk en de voorzieningen hiervan is te

vinden op de website van Stenden, via http://www.stenden.com/alumni.

3.17 EHBO, noodplan

Stenden kent een bedrijfsnoodplan. Hierin staan de uitgangspunten en

handelswijzen beschreven in geval van brand, ongevallen en andere calamiteiten.

Alle aanwijzingen hiervoor zijn te vinden op de intranetsite www.istenden.com

over alarm, brand, BHV, EHBO en noodplan.

3.18 Wat is HBO Sport?

HBO-Sport is een orgaan binnen Stenden, dat streeft naar het aanbieden van de

beste mogelijke sportfaciliteiten voor studenten. Dit doen wij door middel van:

vaste wekelijkse activiteiten zoals futsal en basketbal, volleybal vrije uren bij

verschillende fitness centra (fitness, squash, tennis, aerobics, spinning, etc.) vrije

zwemuren bij zowel het Aquarena als Parc Sandur toernooien in o.m. futsal en

volleybal kortingen bij verschillende instanties (bowlen, sportzaken).

Wil jij zelf een trainingsuurtje of een andere activiteit opzetten? Of zou je graag

nog een extra toernooitje willen spelen?

Mail naar [email protected].

Page 107: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 107

4. Regelgeving rond ziekte en andere bijzondere

omstandigheden

Hieronder wordt aangegeven wat je moet regelen als je door ziekte of andere bijzondere

omstandigheden (tijdelijk) niet kunt deelnemen aan het onderwijs.

4.1 Regeling in geval van ziekte of andere bijzondere omstandigheden

Als een student wegens ziekte of bijzondere omstandigheden niet aanwezig kan

zijn bij een verplichte onderwijsactiviteit, moet dit diezelfde dag voor 16.00 uur

gemeld worden bij de supportoffice van de opleiding.

Voor Assen: 0592-853 300; voor Emmen 0591-853 192 ; voor Groningen, voor Leeuwarden 058-244 1335; voor Meppel 0522-853 405.

Als de student wegens ziekte of omstandigheden vertrekt terwijl er nog verplichte

onderwijsactiviteiten op die dag zijn, moet dit worden gemeld bij de Front Desk.

Als door ziekte of bijzondere omstandigheden studievertraging dreigt te ontstaan,

is de student (voltijds en duaal) verplicht contact op te nemen met zijn of haar

studiecoach en met het decanaat.

4.2 Niet behalen van de norm van het (bindend) studieadvies

Als je denkt door ziekte of andere bijzondere omstandigheden (zie onder 4.4) niet

te kunnen voldoen aan de norm van het bindend studieadvies in het eerste of

tweede jaar, moet je bijzondere omstandigheid melden bij zowel je studie- of

trajectbegeleider als bij een decaan.

Verder moet je voor 1 juni (februari instroom voor 1 november) bij de

examencommissie een schriftelijk verzoek indienen om bij het vaststellen van het

studieadvies rekening te houden met de bijzondere omstandigheid.

Voor verdere informatie: zie hoofdstuk 3 van deel 1 van het studentenstatuut,

waarin ook is opgenomen de „Regeling studieadvies‟.

4.3 Studievertraging

Als je door ziekte of andere bijzondere omstandigheden (zie onder 4.4) dusdanige

studievertraging oploopt, dat je langer over je studie moet doen dan vier jaar,

moet je de ziekte/bijzondere omstandigheid zowel melden bij je studie- of

trajectbegeleider als bij een decaan.

De decaan bespreekt de consequenties voor je studiefinanciering met je en kan je

inlichten over het profileringsfonds. Om in aanmerking te kunnen komen voor een

financiële bijdrage uit het profileringsfonds ben je verplicht de bijzondere

omstandigheid zo spoedig mogelijk te melden aan de decaan te melden. Als je

weet dat je een tijdje niet aan het onderwijs kunt deelnemen bijv. door een

geplande ziekenhuisopname, moet je dat direct melden.

Ook als je door bijzondere omstandigheden de kans loopt niet binnen de

diplomatermijnvan 10 jaar het einddiploma te behalen, kun je terecht bij het

decanaat. Voor verdere informatie zie hoofdstuk 6 van deel 1 van het

Studentenstatuut 2011/2012, waarin de Regeling Afstudeersteun is opgenomen.

Je kunt ook op het intranet www.istenden.com en/of de site van het decanaat

raadplegen.

Page 108: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 108

4.4 Bijzondere omstandigheden

Onder bijzondere omstandigheden, bedoeld onder 4.2 en 4.3 vallen de

volgende omstandigheden:

- ziekte (ook psychisch)

- zwangerschap

- bijzondere familieomstandigheden (zoals bijv. een echtscheiding van je

ouders, ernstige ziekte of overlijden in de directe familie)

- medezeggenschapsactiviteiten voor de hogeschool

- topsport

- bestuurslidmaatschap van bepaalde studentenverenigingen

- een „niet studeerbaar‟ studieprogramma

4.5 Basisvoorzieningen voor studenten met een functiebeperking

Onder basisvoorzieningen verstaan we die voorzieningen die altijd aanwezig

moeten zijn, onafhankelijk of er op dat moment studenten zijn die hiervan

gebruik maken.

Sinds 1 december 2003 bestaat de Wet Gelijke Behandeling op grond van

handicap of chronische ziekte. De wet bepaalt dat wanneer een student met een

functiebeperking aanpassingen nodig heeft van technische, onderwijskundige of

begeleidende aard, om een opleiding te kunnen volgen en hij de instelling daarom

verzoekt, de opleiding of instelling verplicht is die aanpassingen te realiseren.

De aanpassingen moeten aan twee eisen voldoen: zij moeten geschikt zijn en

noodzakelijk.

Geschikt wil zeggen dat de aanpassing een belemmering moet wegnemen of

verminderen, waardoor de zelfstandigheid van de desbetreffende student wordt

vergroot. Noodzakelijk wil zeggen dat hetzelfde doel niet op een andere,

goedkopere manier kan worden bereikt. Eén en ander voor zover de gevraagde

aanpassingen voor Stenden geen onevenredige belasting betekenen als bedoeld

in art. 2 van de Wet Gelijke Behandeling op grond van een handicap of chronische

ziekte vormen.

Eén van de decanen is contactpersoon handicap & studie (zie paragraaf 3.5 in

hoofdstuk 3. Deze geeft informatie en advies over mogelijke aanpassingen en

voorzieningen en bemiddelt bij het realiseren hiervan.

A Materiële voorzieningen

- Gehandicaptentoiletten

- Parkeerplaatsen voor minder validen

- Geldautomaat bij restaurant op de hoogte van een rolstoelgebruiker

- Lage stacomputer voor rolstoelgebruiker

- Mobiele ringleiding op uitleenbasis bij audiovisuele dienst

- Laptop op uitleenbasis bij audiovisuele dienst

- Readingpen

- Gebruik voorleessoftware

B Onderwijskundige voorzieningen

- mogelijkheid tot verlenging van de toetstijd

- mogelijkheid om apart te zitten bij een toets

- mogelijkheid reader in vergroot lettertype (12 punts) te krijgen

- mogelijkheid een aangepast lesrooster te krijgen

Page 109: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 109

- mogelijkheid tot aanpassing studieplanning

- mogelijkheid tot een vervangende opdracht

- mogelijkheid tot een aangepaste werkvorm

- mogelijkheid tot aanpassing toetsvorm

- mogelijkheid tot flexibele leerroute

- mogelijkheid tot aangepaste stage in vorm en duur

- mogelijkheid toets vergroot te krijgen op A3 formaat

- mogelijkheid gebruik computer bij toetsen

- mogelijkheid gebruik computer met spraak

C Financiële voorzieningen

- vergoeding voor dyslexieonderzoek,(vergoeding van 400 euro maximaal)

- profileringsfonds

- voorzieningen op het gebied van studiefinanciering

Procedures

Ad A materiële voorzieningen

De meeste materiële basisvoorzieningen zijn zonder meer te gebruiken. Wanneer

de student gebruik wil maken van de voorzieningen die onder beheer van de

audiovisuele dienst vallen, dient hij via de contactpersoon handicap &

studie/decaan een aanvraag in te dienen. Wanneer een voorziening (bijvoorbeeld

een speciale stoel) op uitleenbasis wordt verstrekt wordt de aanvraag ingediend

bij de contactpersoon handicap & studie en in een onderwijscontract vastgelegd.

Ad B onderwijskundige voorzieningen

Wanneer de student gebruik wil maken van bepaalde voorzieningen is het goed

zo snel mogelijk een afspraak te maken met één van de contactpersonen

handicap & studie/decaan. Soms is het raadzaam om dit al voor de studie te

doen. Zij kunnen adviseren over mogelijke voorzieningen. In overleg met de

coördinator studiebegeleiding kan besproken worden welke stappen ondernomen

dienen te worden om de voorzieningen te realiseren. Voor bepaalde voorzieningen

dient een aanvraag ingediend te worden bij de examencommissie.

Een medische verklaring is gewenst. De afspraken en verantwoordelijkheden

worden vastgelegd in een onderwijscontract „studeren met een functiebeperking‟.

Het onderwijscontract geldt voor de gehele of bepaalde onderdelen van de

opleiding en voor een bepaalde tijd.

Studenten die willen beschikken over speciale toetsvoorzieningen dienen dit,

indien mogelijk, minimaal 2 weken voor de toetsperiode te laten vastleggen bij de

contactpersoon handicap & studie of de daarvoor verantwoordelijke decaan. Het

toetsservicebureau zorgt voor de organisatie van de toetsvoorzieningen.

Ad C financiële voorzieningen

Wanneer de student of de opleiding het vermoeden heeft dat de student dyslexie

heeft en de student ondervindt hiervan hinder in het onderwijs dan kan de

student een dyslexieonderzoek laten doen. De contactpersoon handicap&

studie/decaan bemiddelt bij de aanvraag voor een vergoeding hiervoor. De

vergoeding bedraagt maximaal 400 euro. Wanneer de student studievertraging

oploopt of zijn studie moet afbreken vanwege zijn functiebeperking zijn er

verschillende financiële regelingen mogelijk, bijvoorbeeld 12 maanden extra

studiefinanciering. De decaan bespreekt welke regeling op de situatie van de

student van toepassing is en begeleidt de aanvraag.

Page 110: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 110

Contact

Contactpersonen handicap & studie,

voor de locaties Leeuwarden en Groningen

mevrouw Hermien Moning, [email protected]

Afspraak kan gemaakt worden via i study Leeuwarden.

Voor de locaties Assen, Emmen en Meppel

Mevrouw Nynke Vink, [email protected]

Afspraak kan gemaakt wroden via i study Emmen.

4.6 Regeling medische verklaring in geval van ziekte

4.6.1 Doel van de verklaring

Indien een student:

- zich tijdens een studiejaar wil uitschrijven wegens ziekte;

- wegens ziekte een beroep doet op financiële ondersteuning uit het

profileringsfonds;

- niet aan een examen(onderdeel) deelneemt wegens ziekte;

en de examencommissie verlangt dat hij dit staaft met bewijzen moet hij een

medische verklaring overleggen aan IRC(a), de commissie profileringsfonds

(b), of de examencommissie van de opleiding (c).

4.6.2 Verkrijgen van de verklaring

Je kunt een medische verklaring opvragen bij je huisarts of medisch specialist.

4.7 Studeren en RSI (CANS)

Er zijn studenten die last hebben van pijn in de arm, nek, schouder, elleboog of

pols. In eerste instantie wordt vaak gedacht dat het wel over zal gaan. Maar

helaas is dat niet altijd het geval. De pijn die hier genoemd wordt kan duiden op

RSI: Repetitive Strain Injury, ook welbekend als “muisarm”. Wanneer die eerste

signalen niet serieus genomen worden, breiden de klachten zich meestal

langzaam uit. Volgens een aantal betrokken beroepsgroepen heeft de term RSI

een negatieve lading en geven sommige behandelaars (ten onterechte) de

diagnose RSI. Daarom heeft men afgesproken de nieuwe term CANS (complaints

of Arm, Neck and/or Shoulder) te gaan gebruiken.

RSI is lastig vast te stellen, want de pijn kan meerdere oorzaken hebben. Omdat

CANS nog een vrij nieuwe term is, blijven we in dit stukje voor alle duidelijkheid

nog spreken over RSI. Bij RSI is er een duidelijke relatie tussen de manier waarop

wordt gewerkt en de aanwezige klachten.

Factoren die tot RSI kunnen leiden zijn:

- een verkeerde zithouding tijdens het werk

- repeterend werk

- weinig afwisseling in zowel houding als werkzaamheden

- stress

Ook tijdens de studie kunnen er activiteiten zijn waarbij lang achter elkaar in

dezelfde houding wordt gewerkt en/of dezelfde bewegingen worden gemaakt. Het

beeldscherm neemt een belangrijke plaats in bij werkzaamheden, niet alleen op

school maar vaak ook nog thuis.

Bovendien nemen chatten, internetten en computerspelletjes ook een niet

Page 111: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 111

onaanzienlijk deel van de tijdsbesteding in beslag.

RSI is grotendeels zelf te voorkomen. De belangrijkste tips hiervoor zijn:

werk niet langer dan vijf à zes uur per dag aan een beeldscherm en niet langer

dan twee uur aan een laptop!

Genoemde tijden zijn inclusief chatten, e-mailen en spelletjes!

- neem bij beeldschermwerk ieder uur een korte pauze

- let op een goede zithouding voor het beeldscherm

- wissel beeldschermwerk af met ander werk

- zorg voor voldoende ontspanning naast de studie

- neem beginnende klachten (pijn, tintelingen, stijf gevoel) serieus

en raadpleeg bijtijds je (huis-)arts

Meer informatie over RSI kun je vinden op het intranet en het Internet.

Onderstaande sites geven in ieder geval een goed overzicht:

http://rsi.pagina.nl

www.muisarm.nl

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft een gratis brochure

uit “RSI: Informatie voor werknemers en werkgevers”; www.rijksoverheid.nl.

Page 112: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 112

5. Adressenlijst

Bij de namen van de medewerkers is aangeven op welke locatie zij hoofdzakelijk werkzaam zijn.

Assen

Naam, tussenvoegsel Mw/Dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres

Amkreutz, Wilma Mw. W.R. A [email protected]

Boschma, Wies Mw. W.R. A [email protected]

Broekema, Femia Mw. F.H. A [email protected]

Casu, Crista Mw. L.F. A/E [email protected]

Garssen, Francien Mw. F.B. A [email protected]

Geugies, Eeltje Dhr. E. A [email protected]

Hendriksen, Ruud Dhr. R.T.B. A [email protected]

Hindriks, Jaap Dhr. J.W. A [email protected]

Hommes, Harry Dhr. H. A [email protected]

Huizing, Roelie Mw. R. A [email protected]

Katwijk , Lidewij van Mw. L.C. A [email protected]

Klomp, Arjen Dhr. A. A [email protected]

Kort, Harm Dhr. H. A [email protected]

Kuijer, Anne Mw. J.J. A [email protected]

Kwak, Manja Mw. M. A [email protected]

Meulen, Reni van der Mw. R.J. A [email protected]

Oosterhoff, Arda Mw. M.G. A [email protected]

Smegen, Irma Mw. I.H. A [email protected]

Stegeman, Wia Mw. W. A [email protected]

Streutker, Alja Mw. A.J. A/M [email protected]

Veens, Ri Mw. M.J.H. A [email protected]

Veenema, Sander Dhr. S. A/E [email protected]

Veer, Rob van ‘t Dhr. R. A [email protected]

Verboom, Peter Dhr. P. A [email protected]

Vissinga, Harry Dhr. H.C. A [email protected]

Vording, Ina Mw. W.R. A [email protected]

Vos, Noortje Mw. N. A/M [email protected]

Wieringa, Thea Mw. T.C. A [email protected]

Wolf, Astrid Mw. A.J.P. A [email protected]

Ondersteunend personeel

Bolhuis-Wassens, Esther Mw A.E.C. A [email protected]

Boxtel, Helen van Mw H.L. A [email protected]

Greveling, Janny Mw J. A [email protected]

Halbersma, Sjoerd Dhr S. A [email protected]

Hofma, Bas Dhr B. A [email protected]

Meijer, Marian Mw C.M.W. A [email protected]

Scholtens, Karin Mw C.Y.M. A [email protected]

Solisa-Thenu, Saar Mw S. A [email protected]

Page 113: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 113

Emmen

Naam, tussenvoegsel Mw/Dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres

Bakker-de Waardt, Ans Mw. drs. A. E [email protected]

Bal-Otter, Ellie Mw. E. E [email protected]

Benjamins, Freek Dhr. drs. F. E [email protected]

Bosch, van den Mieke Mw. W.M. E [email protected]

Busstra, Pieneke Mw. P. E [email protected]

Casu, Crista Mw. L.F. E/A [email protected]

Eising, Louwien Mw. Drs. L.C. E [email protected]

Eggen, Karel Dhr. K.P. E [email protected]

Faber-Smith, Carolien Mw. drs. C. E [email protected]

Geerdink, Peter Dhr. P.J.J. E [email protected]

Haagsma, Marcel Dhr. M.E. E [email protected]

Kats, Cathrien Mw. C. E [email protected]

Kroeze, Elly Mw. E. D. E [email protected]

Kruimink, Jan Dhr. J. E [email protected]

Nicolai, Jimke Dhr. J. E [email protected]

Nieuwenhuis, Adriaan Dhr. L.J. E [email protected]

Stevens, Henk Dhr. H. E [email protected]

Veenema, Sander Dhr. S. E/A [email protected]

Vosmeer, Peter Dhr. drs. P. E/G [email protected]

Wijdeven, Yvonne Mw. Y.A.M. E [email protected]

Ondersteunend personeel

Koop-ten Kate, Tineke Mw. T.G. E [email protected]

Oosting, Nicolien Mw. N.G. E [email protected]

Page 114: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 114

Groningen

Naam, tussenvoegsel Mw/dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres

Bakker, Han Mw. H. G [email protected]

Boekel, Rienkje van Mw. drs. R. G [email protected]

Bons – Steenhuis, Alette Mw. A. G [email protected]

Calon , Carolien Mw. C. G [email protected]

Folkersma, Martine Mw. M. G [email protected]

Grünewald, Esther Mw. E.L.J. G esther.grü[email protected]

Heitling, Mieke Mw. M. G [email protected]

Heuvelen, Annet van Mw. A.J. G [email protected]

Hoekzema, Gea Mw. G.M. G [email protected]

Hofstede, Lonneke Mw. L. G [email protected]

Hoogteijling, Frits Dhr. F. F/G [email protected]

Korf , Dirk Dhr. drs. D. G [email protected]

Landkroon, Margriet Mw. M. G [email protected]

Luth, Jan Dhr. J. G [email protected]

Middendorp, Jose Mw. J. G [email protected]

Modderman, Aletta Mw. A. G [email protected]

Mollema, Volkert Dhr. drs. V. F/G/D [email protected]

Pijper, Jan Dhr. J.A. G [email protected]

Postma, Jenne Dhr. dr. J.G. G [email protected]

Prins, Jeane Mw. J. G [email protected]

Schaaf, Wilma van der Mw. W. FG [email protected]

Slaa, Bert Dhr. drs. H.L.J. G [email protected]

Stapert, Henk Dhr. H. G [email protected]

Stuurwold, Gera Mw. drs. G. G [email protected]

Wakker, Jan Bert Dhr. J.B. G [email protected]

Wempe, Gerla Mw. G.M. F/G/D [email protected]

Vosmeer , Peter Dhr. drs. P. D/G [email protected]

Ondersteunend personeel

Beute, Ramona Mw. M.J. G [email protected]

Huisman-Siccama, Gerdien Mw. G. G [email protected]

Nobbe, Harm Geert Dhr. H.G. G [email protected]

Vries, Peter de Dhr. P. G [email protected]

Zoethout –Zeldenrust, Cox Mw. C. G [email protected]

Page 115: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 115

Leeuwarden

Naam, tussenvoegsel Mw/dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres

Annema , Hennie Mw. H. F [email protected]

Barth, Frits Dhr. drs. F. F [email protected]

Bijma , Jikke Mw. J F [email protected]

Boer, Tjitske de Mw. T. F [email protected]

Boer,Liesbeth de Mw. E. F [email protected]

Brandsma, Jelle Dhr. drs. J. F [email protected]

Bruin, Loes de Mw. L. F [email protected]

Cnossen, Yttje Mw. Y. F [email protected]

Geest, Ben van der Dhr. B. F [email protected]

Hoogteijling, Frits Dhr. F. F/G [email protected]

Houtsma, Chris Dhr. Ch. F [email protected]

Jager, Marijke de Mw. drs. M. F/G/D [email protected]

Jong, Folkert de Dhr. drs. F. F [email protected]

Kingma, Margriet Mw. M. F [email protected]

Kuipers, Joanneke Mw. J. F [email protected]

Minkema, Jacob Dhr. J. F [email protected]

Mollema, Volkert Dhr. drs. V. F/G/D [email protected]

Reinders-Verbeek, Aafke Mw. drs. A. F [email protected]

Seffinga, Yeb Dhr. Y. F [email protected]

Tjepkema, Eabele Dhr. drs. E. F [email protected]

Veen, Sjoerd van der Dhr. S. F [email protected]

Veenstra, Jaap Dhr. drs. J. F [email protected]

Wempe, Gerla Mw. G. F/G/D [email protected]

Witte, Akke de Mw. A. F [email protected]

Woude, Sjoerd van der Dhr. S. F [email protected]

Ybema, Dussy Mw. D. F [email protected]

Zijlstra, Ageeth Mw. A. F [email protected]

Ondersteunend personeel

Elgersma, Dirkje Mw. D. F [email protected]

Waage-Bijl , Anita Mw. A.C. F [email protected]

Page 116: Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf

Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 116

Meppel

Naam, tussenvoegsel Mw/Dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres

Boers, Hilly Mw. H.A. M [email protected]

Douwes, Douwe Jan Dhr. D.J. M [email protected]

Drent, Peter Dhr. P. M [email protected]

Drijfholt, Rina Mw. R. M [email protected]

Eisden, Wilfred van Dhr. W. M [email protected]

Gelmers, Ton Dhr. T M [email protected]

Hetterschij, Patruschka Mw. M.P. M [email protected]

Klaster, Roelof Dhr. R. M [email protected]

Klinken, Jan van Dhr. J.B. M [email protected]

Selle, An te Mw. J.A. M [email protected]

Sprong, Stef Dhr. S.P.M. M [email protected]

Sterken, Johan Dhr. J.W. M [email protected]

Streutker, Alja Mw. A.J. M/A [email protected]

Tuit, Jaap Dhr. J. M [email protected]

Uitdewilligen, Johan Dhr. J.A.J.M M [email protected]

Vos,Noortje Mw. N. M/A [email protected]

Visser, Suzanne Mw. S. M [email protected]

Wink, Betsy Mw. A. M [email protected]

Witte, Harry Dhr. H. M [email protected]

Ondersteunend personeel

Huberts-Munsterman, Joke Mw J. M [email protected]

Moerman, Dick Dhr D.A. M [email protected]

Regeer-Ramaker, Carla Mw C. M [email protected]

Sleen, Richard van der Dhr R. M [email protected]

Veen, Michel van der Dhr M. M [email protected]

Werff, Aukje van der Mw A. M [email protected]

Algemeen

Aarts, Thea Mw. T.M. [email protected]

Berens, Lyjanne Mw. E.J.G. [email protected]

Elting, Peter Dhr. P.J. [email protected]

Janssen, Ingrid Mw. I.I. [email protected]

Krajenbrink, Petra Mw. P. [email protected]

Korfage , Herma Mw. H.G. [email protected]

Kuipers, Ageeth Mw. A [email protected]

Linssen, Jan Dhr. JHP [email protected]