Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf
Transcript of Studiegids OLB vh CHN 2011-2012 DEF[1].pdf
DEEL 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4 blz. 1
DEEL 2B
Opleiding
tot leraar
basisonderwijs
Studiegids 2B | 2011-2012
Locaties Groningen | Leeuwarden | Emmen
Hoofdfase OLB, voorheen CHN
Stenden Hogeschool
Algemeen
Rengerslaan 8
Postbus 1298
8900 CG Leeuwarden
T (058) 244 14 41
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 2
Voorwoord
Beste student,
Wij heten je van harte welkom als student aan de School of Education van Stenden
Hogeschool in het studiejaar 2011-2012. Wanneer je voor het eerst aan Stenden
Hogeschool gaat studeren, zul je met veel nieuwe zaken worden geconfronteerd; in ieder
geval zul je kennismaken met een boeiende en bijzondere Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs (OLB). Wij hopen dat je je snel bij ons thuis zult voelen en vlot de weg
kunt vinden.
Voor de ouderejaarsstudenten vanzelfsprekend ook een hartelijk welkom bij het vervolg
van je studie.
Binnen Stenden Hogeschool heb je, net zoals elders, een heleboel rechten en daarnaast
ook plichten. Deze zijn opgenomen in twee studiegidsen. Zaken die voor alle studenten
binnen de hogeschool gelden staan vermeld in Studentenstatuut deel 1. Je vindt daar
bijvoorbeeld het Centrale Stenden Hogeschool Examenreglement, het inschrijfreglement,
de regeling Bindend studieadvies, de huisregels, de klachtenregeling en het reglement
College van Beroep. De specifieke informatie over de Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs staat in Studentenstatuut deel 2 (ook wel de studiegids genoemd). De
OLB‟s van Stenden Hogeschool hebben één gemeenschappelijke studiegids. Wel is er
voor de hoofdfase een afzonderlijk gedeelte voor de OLB‟s van de locaties Assen, Emmen
en Meppel en een voor de OLB‟s in Leeuwarden, Emmen en Groningen.
De beide delen van het Studentenstatuut zijn belangrijke documenten en je zult er
tijdens je studie veel gebruik van maken. Zowel deel 1 als deel 2 zijn te vinden op het
intranet (Bello/Blackboard) van Stenden Hogeschool. Eventuele tussentijdse wijzigingen
en aanvullingen worden via het intranet kenbaar gemaakt. Raadpleeg steeds het intranet
om op de hoogte te zijn van de meest actuele stand van zaken. We gaan er namelijk van
uit dat je bekend bent met de inhoud van Studentenstatuut deel 1 en deel 2.
Deze studiegids bevat informatie over de opleiding en geeft een beschrijving van de
opbouw van de studie en van de ondersteunende faciliteiten. Je kunt hier de informatie
vinden over de organisatie van de opleiding, over het curriculum en de onderwijs- en
examenregeling en over de studentenvoorzieningen die Stenden Hogeschool kent.
Of je nu in de propedeuse of in de hoofdfase zit, in de reguliere of de verkorte opleiding,
als student ben jij steeds de centrale persoon in onze opleiding. Zoveel mogelijk zullen
we het onderwijs aan laten sluiten bij jouw specifieke voorkennis en wensen. Jij zult een
actieve rol hebben om je eigen studieloopbaan vorm te geven. We wensen je daarbij
veel succes en studieplezier toe.
Namens alle medewerkers, deans en teamleiders van de School of Education,
Ingrid Janssen
Head of School of Education Stenden Hogeschool
Deze studiegids is vastgesteld door het College van Bestuur op 29 augustus 2011.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 3
Inhoudsopgave
Voorwoord
1. Algemene informatie over de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs 5
1.1 Inleiding
1.2 Organisatie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
1.2.1 Structuur en Functies 1.2.1.1 Het managementteam
1.2.1.2 Teamleiders en docententeams 1.2.1.3 Staf 1.2.1.4 Secretariaat en administratie 1.2.1.5 De locaties 1.2.1.6 Onderwijsvernieuwing 1.2.1.7 Toetscommissie
1.2.1.8 Examencommissie
1.2.2 Overleg en medezeggenschap 1.2.2.1 Overleg managementteam (MT) 1.2.2.2 Docentenoverleg 1.2.2.3 Vakgroepoverleg 1.2.2.4 Curriculumcommissie
1.2.2.5 Opleidingscommissie 1.2.2.6 Studentenraad 1.2.2.7 DMR en Unitcommissie
1.2.3 Advisering en contacten met het werkveld 1.2.3.1 Raad van Advies 1.2.3.2 Samenwerking praktische vorming
1.2.3.3 Samenwerkingsverbanden
1.2.4 Lectoraat en kenniskring
1.2.5 Interne communicatie
1.2.6 Informatie
1.2.7 Huishoudelijk Reglement/Protocollen
1.2.8 Kwaliteitszorg
1.2.9 Onderwijswerkplaats
1.3 Varianten Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
1.4 Interculturalisatie en internationalisering
1.5 Speciale diploma‟s en getuigschriften
1.5.1 DCBO
1.5.2 RK. Godsdienst/Levensbeschouwing
1.5.3 Fries/Frysk
1.5.4.Onderwijsconcepten
1.5.4.1 Jenaplanonderwijs
1.5.4.2 Freinetonderwijs
1.5.4.3 Daltononderwijs
1.5.4.4 Montessori-onderwijs
1.5.4.5 EGO/OGO
1.6 Doorstroommogelijkheden
1.6.1 Post-HBO Bewegingsonderwijs
1.6.2 Leraar tweedegraads
1.6.3 Gespecialiseerd groepsleerkracht
1.6.4 Doorstroom naar Masteropleidingen WO
2. Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs 19
2A Onderwijsbeleid
2A.1 Omschrijving van het onderwijs
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 4
2A.2 Verantwoording van het onderwijs 2A.2.1 Bekwaamheidseisen en competenties 2A.2.2 Visie op de relatie tussen opleiding en werkveld 2A.2.3 Visie op de toekomstige ontwikkelingen
2A.3 Opvattingen over leren en onderwijzen 2A.3.1 Opvattingen over de ordening van de leerstof 2A.3.2 Praktische vorming
2A.3.3 Didactische principes
2A.3.4 Verhouding contacttijd/zelfstudietijd
2A.3.5 De rol en de verantwoordelijkheid van de student
2A.3.6 De rol en de verantwoordelijkheid van de docent
2A.4 Groeperingen beleid
2A.6 Studeerbaarheid
2A.7 European Credit Transfer System
2A.8 Bindend studieadvies (BSA)
2A.9 Veranderen van opleiding binnen Stenden Hogeschool
2A.10 Kosten
2A.11 Stageplaatsing
2A.12 Drietalige pabo
2A.13 Leergang beweging
2B Curriculum van de opleiding 33
2B.1 Onderwijsinhoud 2B.1.1 Structuur van het onderwijsprogramma 2B.1.2 Organisatie van het onderwijsprogramma
2B.2 Programma 2B.2.1 Programma eerste studiejaar
2B.2.2 Programma tweede studiejaar 2B.2.3 Programma derde studiejaar 2B.2.4 Programma vierde studiejaar
2B.2.5 Overzicht programma DCBO en RK Godsdienst/ Levensbeschouwing 2B.2.6 Fries 2B.2.7 Bevoegdheid Jenaplanonderwijs
2B.2.8 Bevoegdheid Daltononderwijs 2B.2.9 Bevoegdheid Bewegingsonderwijs 2B.2.10 Vervallen 2B.2.11 Traject doorstroom MBO-HBO
2B.3 Tweejarige verkorte opleiding voor Hoger opgeleiden (Pabo-verkort) 2B.3.1 Bindend studieadvies voor de opleiding Pabo-verkort
2B.3.2 Onderwijsactiviteiten Pabo-verkort, eerste studiejaar 2B.3.3 Onderwijsactiviteiten Pabo-verkort, tweede studiejaar 2B.3.4 Curriculum van de deeltijdopleiding: vervallen
2C Studievorderingsbeleid 87
2C.1 Opleidingsexamencommissie Zie hoofdstuk 1
2C.2 Toelatingsbeleid 2C.2.1 Vooropleidingseisen voltijdse- opleiding en deeltijdopleiding 2C.2.2 Aanvullende eisen 2C.2.3 21+regeling
2C.2.4 Directe toelating tot de postpropedeutische fase bij eerste 2C.2.5 Toelating tot de tweejarige, verkorte opleiding voor Hoger 2C.2.6 Toelating tot het reguliere driejarige studietraject: doorstroom mbo-hbo voor mbo-
studenten
2C.3 Vrijstellingen 2C.3.1 Vrijstellingen binnen de opleiding pabo-verkort
2C.3.2 Vrijstelling op grodn van andere diploma‟s (art. 7.28 van de WHW)
2C.4 Toelating tot het versnelde studietraject
2C.5 Academische Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 5
2D Opleidingsexamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs 90
2D.1 Richtlijnen schriftelijk werk
3. Voorzieningen voor studenten 102
3.0 Algemeen
3.1 Informatievoorzieningen
3.2 i Study / Front office
3.3 SMC & IRC internationaal
3.4 Decanaat
3.5 Handicap & studie
3.6 Vertrouwenspersoon ongewenst gedrag
3.7 Het roosterbureau
3.8 Information & Registration Centre
3.9 Registratie studieresultaten
3.10 Toetsen
3.11 ICT & Media
3.12 Intranet
3.13 Blackboard (ELO)
3.14 The Library
3.15 Stenden shop
3.16 Het Alumni Netwerk
3.17 EHBO, noodplan
3.18 Sport
4. Regelgeving rond ziekte en andere bijzondere omstandigheden 107
4.1 Regeling in geval van ziekte of andere bijzondere omstandigheden
4.2 Niet behalen van de norm van het (bindend) studieadvies
4.3 Studievertraging
4.4 Bijzondere omstandigheden
4.5 Basisvoorzieningen voor studenten met een functiebeperking
4.6 Regeling medische verklaring in geval van ziekte
4.7 Studeren en RSI (CANS)
5. Adressenlijst 112
De studiegids wordt zo nauwkeurig mogelijk samengesteld, doch wijzigingen kunnen zich voordoen na vaststelling door de examencommissie. Deze wijzigingen worden gepubliceerd via Blackboard. Voor de tekstdelen over het propedeutische jaar wordt verwezen naar de studiegids CHN 2010-2011.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 6
1. Algemene informatie over de Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs
1.1 Inleiding
In dit Studentenstatuut deel 2 voor het cursusjaar 2011-2012 vindt de student
informatie die nodig is voor de studie aan de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
van Stenden Hogeschool. De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs heeft meerdere
varianten: de reguliere, vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (Croho-
nummers 34808-21Y en 34808-22ex) en de tweejarige Verkorte Opleiding tot
Leraar Basisonderwijs voor hoger opgeleiden. Er zijn vijf verschillende locaties
waar de opleidingen gevolgd kunnen worden.
Dit zijn:
Assen, Pabo De Eekhorst
Zeemanstraat 1, 9406 BZ Assen
T (0592) 853 300, F (0592) 853 301
Emmen
Van Schaikweg 94, Postbus 2080, 7801 CB Emmen
T (0591) 853 100, F (0591) 853 101
Groningen
Phebensstraat 1, 9711 BL Groningen
T (050) 311 2955, F (050) 313 8340
Leeuwarden
Rengerslaan 8, Postbus 1298, 8900 CG Leeuwarden
T (058) 244 1428, F (058) 244 1480
Meppel
Van der Duin van Maasdamstraat 1, 7942 AT Meppel
T (0522) 853 400, F (0522) 853 401
Het centrale correspondentieadres is:
Stenden Hogeschool
Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Van Schaikweg 94
Postbus 2080, 7801 CB Emmen
tel. (0591) 853 154
Met vragen, verzoeken en opmerkingen kunnen studenten altijd op één van
bovengenoemde adressen terecht. Er kan ook via e-mail direct contact gezocht
worden met de medewerkers. De adressen zijn achterin in deze studiegids te
opgenomen.
1.2 Organisatie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
1.2.1 Structuur en Functies
De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt vanuit Stenden Hogeschool
aangeboden op vijf locaties.
1.2.1.1 Het managementteam
Het managementteam van de School of Education van Stenden Hogeschool wordt
gevormd door de head of school, twee academic deans en vijf teamleiders. De
head of school is eindverantwoordelijk.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 7
De teamleiders zijn, binnen vastgestelde kaders, verantwoordelijk voor de
dagelijkse gang van zaken van de opleiding.
Per locatie is er een docententeam.
1.2.1.2 Teamleiders en docententeams
Op de verschillende locaties wordt het onderwijsprogramma aangeboden en
uitgevoerd door de docententeams. Aan enkele docenten zijn specifieke taken
toegewezen. De opleiding kent een aantal locatieoverstijgende coördinatietaken.
Elk team wordt aangestuurd door een teamleider.
1.2.1.3 Staf
De directie wordt bijgestaan door adviseurs voor onderwijszaken, personeel &
organisatie, finance en communicatie. Deze adviseurs verrichten verschillende
taken op het gebied van het ontwikkelen van onderwijsbeleid, kwaliteitszorg,
financiën, personeelsbeleid, public relations en communicatie.
1.2.1.4 Secretariaat en administratie
Op elke locatie is er administratieve ondersteuning. De administraties houden zich
onder andere bezig met:
• studentenadministratie
• post-, agenda- en telefoonzaken docenten
• notuleren lokaal werk/teamoverleg
De administraties zijn op specifieke tijden opengesteld voor studenten: zie
berichtgeving op de locaties.
1.2.1.5 De locaties
Alle locaties behoren tot de School of Education van Stenden Hogeschool, maar
iedere vestiging heeft ook zijn eigen kleur en gezicht. Die kleur wordt gevormd
door de Stendenwaarden, door de levensbeschouwelijke visie en door het
inhoudelijk profiel van de betreffende locatie.
Die ruimte voor „eigen‟ kleur is overigens in de praktijk zeer sterk afhankelijk van
de landelijke ontwikkelingen, hogeschoolafspraken en samenwerkingsafspraken.
De locaties organiseren regelmatig werkoverleg, teamleideroverleg en
teamoverleg. Daarin wordt de dagelijkse uitvoering van het programma
besproken. 1.2.1.6 Onderwijsvernieuwing
De curriculumontwikkelgroep is op dit moment bezig met een nieuw
kerncurriculum te ontwikkelen voor alle Stenden-Pabo‟s.
Daarnaast wordt het huidige curriculum voor tweede, derde en vierdejaars up to
date gehouden en de curriculumcommissie monitort dit.
1.2.1.7 Toetscommissie
De centrale toetscommissie coördineert alle zaken rondom toetsing en
beoordeling:
- Onderhoudt landelijk contacten op het gebied van toetsen in de
lerarenopleidingen Basisonderwijs.
- Ziet toe op ontwerp en kwaliteitsborging.
- Bewaakt tijdens de uitvoering de wijze waarop de toetsen worden uitgevoerd,
geëvalueerd en verbeterd;
- Ondersteunt docenten en andere betrokkenen bij de uitvoering van de
toetsing;
- Voert regie bij het ontwikkelen van kennistoetsen;
- Onderzoekt de werking van de toetsmomenten in relatie tot het gestelde doel;
- Werkt samen met een externe controlecommissie om tussentijdse audits uit te
voeren.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 8
1.2.1.8 Examencommissie
De School of Education kent één centrale Examencommissie. De
Examencommissie is eindverantwoordelijke op het gehele terrein van de
onderwijsinhoud van het curriculum. Om recht te doen aan de verschillende
locaties van de opleiding is de samenstelling van de Examencommissie zodanig
dat alle vijf de locaties vertegenwoordigd zijn. De taken en bevoegdheden van de
Examencommissie zijn neergelegd in het Stenden Hogeschool examenreglement
2011-2012 (zie Studentenstatuut deel I, 2011-2012). De Examencommissie stelt
de onderwijspuntenstructuur vast onder goedkeuring van de opleidingscommissie.
In de Examenregeling 2011-2012 (zie Studentenstatuut deel 2, 2011-2012,
hoofdstuk 2D) heeft de Examencommissie alle verbijzonderingen op het
reglement beschreven om daarmee alle zaken binnen de opleiding zo helder en
eenduidig mogelijk te laten verlopen. Alle studenten die zich met een verzoek
willen richten tot de Examencommissie kunnen dat doen door de secretaris
schriftelijk te benaderen. Voor informatieve vragen kan men de
Examencommissie ook rechtstreeks benaderen via het E-mailadres
Afspraken over het indienen van verzoeken zijn na te lezen in de examenregeling
van de School of Education (zie hoofdstuk 2D). In hoofdstuk 2C van deze
studiegids staat ook beschreven op welke wijze verzoeken aan de
Examencommissie dienen te worden ingediend om voor behandeling in
aanmerking te komen.
1.2.2 Overleg en medezeggenschap
1.2.2.1 Overleg managementteam (MT)
Het management van de School of Education kent een smal MT (head of school
en academic deans) dat wekelijks overlegt. Daarnaast bestaat er binnen de
School het breed MT. Het breed MT komt eens per drie weken bijeen en bestaat
uit: de head of school, de academic deans en de teamleiders. Bij relevante
agendapunten kunnen ook stafmedewerkers en overige betrokkenen
(medewerkers, studenten, externe adviseurs) worden uitgenodigd.
1.2.2.2 Docentenoverleg
Enkele keren per jaar komen de docenten van de School of Education bij elkaar,
meestal in de vorm van studiedagen. Dit overleg wordt afwisselend op de locaties
georganiseerd. Daarnaast kent elke locatie een teamvergadering waarin de
uitvoering en organisatie van het onderwijsprogramma wordt besproken.
1.2.2.3 Vakgroepoverleg
Binnen de School of Education overleggen alle docenten in vakgroepen over
zaken met betrekking tot hun specifieke deskundigheid; denk daarbij aan de
inbreng van het vak in het totale curriculum, de bijdrage aan gemeenschappelijke
modulen en opleidingsbrede kwaliteitszorg. Elke vakgroep kent een voorzitter, die
voor de vakgroepleden en het management het vaste aanspreekpunt is.
1.2.2.4 Curriculumcommissie
De School of Education werkt aan de totstandkoming van een
gemeenschappelijke curriculumcommissie die het curriculum bewaakt op
ontwikkelingen en accreditatiewaardigheid. In de commissie zal een goede
vertegenwoordiging van alle locaties zitting hebben.
1.2.2.5 Opleidingscommissie
De School of Education kent een gemeenschappelijke Opleidingscommissie met
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 9
een vertegenwoordiging vanuit de verschillende geledingen en locaties. De
hoofdtaak van deze commissie is het adviseren van het management van de
opleiding met betrekking tot onderwijsbeleid, onderwijsvernieuwing en
onderwijsorganisatie. De opleidingscommissie bestaat uit studenten en
medewerkers. Studenten die zich willen informeren over deelname aan de
Opleidingscommissie kunnen zich rechtstreeks wenden tot één van de studenten
of docenten van de Opleidingscommissie.
1.2.2.6 Studentenraad
Per locatie is er een studentenraad. Zij heeft regelmatig overleg met de
teamleider van de locatie over allerlei zaken aangaande het onderwijs op de
locatie.
1.2.2.7 DMR en Unitcommissie
De Stenden Centrale Medezeggenschapsraad van Stenden bestaat uit twaalf
personeelsleden en twaalf studenten, afkomstig van diverse schools en diensten.
Via de CMR kun je meepraten en meebeslissen over alle zaken die gevolgen
hebben voor Stenden en daarmee dien je de belangen van je eigen School of
afdeling.
Voor het CMR-lidmaatschap is een vergoeding in tijd of geld beschikbaar.
Daarnaast staat het natuurlijk goed op je CV.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 10
1.2.3 Advisering en contacten met het werkveld
1.2.3.1 Raad van Advies
De belangrijkste taak van de Raad van Advies van de opleiding is het adviseren
over onderwijs aan de Head of School en de Academic Deans. Het advies wordt in
het bijzonder gevraagd met betrekking tot beleidsaspecten. De leden van de raad
zijn niet verbonden aan Stenden Hogeschool, maar komen vooral uit organisaties
die betrokken zijn bij het werkveld van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
(scholen, begeleidingsorganisaties, besturen- en/of personeelsorganisaties,
universiteiten). De Raad van Advies komt vier maal per jaar bij elkaar.
De School of Education heeft een Raad van Advies met Twee kamers.
In de Raad van Advies vh CHN hebben zitting:
Mevrouw S. Amels, SWV Westerkwartier Roden
De heer J. Buitink, RUG, Universitair Centrum voor de Lerarenopleiding
De heer S. van der Wal, Noventa, Vereniging voor Christelijk Primair Onderwijs
De heer W. Meijer, voormalig hoofddocent, Votrad/ RUG
De heer A. Fickweiler, BMC Advies
De heer P. Bootsma, KOC Groningen
In de Raad van Advies vh HD hebben zitting:
De heer P. Molmaker, Plateau Assen
Mevrouw J. van Dorland, Het Octaaf, COG Drenthe
De heer Z. Wijnholds, Openbaar Primair Onderwijs Gemeente Emmen
De heer J. Imbosch, OBS Delftlanden
De heer T. Meijer, BWB school Dalen
De heer J. Timmermans, Aves
Mevrouw A. Vastenburg, Drenthe College
1.2.3.2 Samenwerking praktische vorming
De praktische vorming (stages) wordt lokaal georganiseerd door de opleiding. Er
wordt overlegd met het beroepenveld op welke plaatsen in het onderwijs (of bij
andere instanties) de gelegenheid tot praktische vorming kan worden geboden.
Zo spoedig mogelijk na de start van het studiejaar wordt de student ingelicht over
zijn of haar stageplaats.
1.2.3.3 Samenwerkingsverbanden
De contacten op nationaal niveau worden over het algemeen in eerste instantie
onderhouden door de dean. Zij vertegenwoordigt de opleiding in de
vergaderingen van de HBO-raad, het Landelijk Overleg Opleiding Basisonderwijs
(LOBO), de Besturenraad, het noordelijk overleg lerarenopleidingen van de
noordelijke hogescholen, overleg in het kader van het Sectorplan Noordelijke
Hogescholen en de universitaire lerarenopleidingen van de Rijksuniversiteit
Groningen.
Mede op grond van de levensbeschouwelijke identiteit van een aantal Opleidingen
tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool, zijn er contacten met de
commissie DCBO van de Besturenraad en met de bisschoppelijk gedelegeerden
met betrekking tot het diploma RK-catechese.
De teamleiders onderhouden over het algemeen de contacten met externe
relaties in hun eigen regio. In voorkomende gevallen wordt er schooloverstijgend
overlegd met bovenschoolse managers in managementoverleg en/of
samenwerkingsverbanden Weer Samen Naar School (WSNS).
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 11
De teamleiders participeren verder in de zogenaamde „regionale convenanten‟. In
deze samenwerkingsverbanden, die zich bezig houden met
arbeidsmarktvraagstukken, werken het Primair Onderwijs, de Regionale
Opleidingencentra en het Hoger Beroepsonderwijs samen. Afhankelijk van de
regionale situatie zijn er één of meerdere convenanten actief.
Vakgerichte contacten worden primair door vakgroepen en individuele docenten
onderhouden tijdens conferenties en studiedagen, die bezocht worden in het
kader van deskundigheidsbevordering.
Vakgroepleden hebben daarnaast veel contacten via andere netwerken.
1.2.4 Lectoraat en kenniskring
Het hbo kent sinds 2001 door de overheid ondersteunde lectoraten en
bijbehorende kenniskringen. Algemeen doel van deze lectoraten is enerzijds het
vergroten van de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs, anderzijds de positie
versterken van het hbo als kennisinstituut. Lectoraten zorgen voor verbetering
van externe oriëntatie, dragen bij aan curriculumvernieuwing, dragen zorg voor
professionalisering van docenten en versterken kenniscirculatie en kenniscreatie.
De School of Education heeft drie lectoraten ingesteld:
- „Geïnspireerd Leren‟ met als lector de heer M. Dolk.
Dit lectoraat is een samenwerkingsverband tussen Hogeschool Helicon,
Hogeschool Zuyd en Stenden Hogeschool.
Bij "geïnspireerd leren" handelt het onder meer om het vinden van elementen
in de omgeving van de lerende die hem of haar triggeren en motiveren een
bepaald doel te behalen. Alleen nadruk op de ontwikkeling van kennis is niet
voldoende. Naast het overdragen van kennis en het stimuleren van
kennisontwikkeling door de leerling is ook het stimuleren van een creatieve,
innovatieve, kunstzinnige en verbeeldingsrijke houding en vaardigheid
noodzakelijk.
- “Veelvormig Christelijk Basisonderwijs” met als lectoren Dr. C.M. Wigmans en
Drs. H. Pol.
Het doel van het lectoraat “Ontwikkeling van Veelvormig Christelijk
Basisonderwijs”is om de deskundigheid van Stenden Hogeschool te versterken
met betrekking tot de eigentijdse en meerstemmige vormgeving van het
christelijk basisonderwijs, als ook de implicaties daarvan te overzien voor het
onderwijs in de initiële en postinitiële opleiding van basisschoolleerkrachten.
- “Fries en meertaligheid in onderwijs en opvoeding” met als lector A.
Riemersma.
- “Early Childhood – Het jong kind”, met als lector…
- “Kwaliteitsversterking basisonderwijs en toetsing”, met als lector ..
1.2.5 Interne communicatie
Bij de School of Education wordt groot belang gehecht aan een goede
communicatie. Regelmatig zal elke student mededelingen over het onderwijs
kunnen aantreffen op het Stenden Hogeschool net (het intranet van Stenden
Hogeschool;www.stenden.com) en op de elektronische leeromgeving. De werking
van deze virtuele omgevingen wordt bij de start van de studie aan de studenten
uitgelegd.
Om de communicatie, zowel met het personeel als met de studenten, optimaal te
laten verlopen heeft Stenden Hogeschool een eigen krant de Stenden Times, die
driemaandelijks verschijnt, waarin de School of Education een eigen
mededelingenpagina heeft. De mededelingen die daarin worden gepubliceerd
hebben rechtskracht. Kopij kan gestuurd worden naar: redactie Stenden
Hogeschool krant, Postbus 1298, 8900 CG Leeuwarden, ter attentie van de heer
J. Slager, e-mail [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 12
1.2.6 Informatie
Elke locatie heeft zijn eigen voorzieningen ten aanzien van openingstijden,
collegeroosters, spreekuren, onderwijswerkplaats (OWP), gebruik
studentenvoorzieningen, communicatie enzovoort. Elke student wordt over
dergelijke lokale zaken (zowel schriftelijk als mondeling) nader ingelicht aan het
begin van het studiejaar bij een eerste bijeenkomst.
1.2.7 Huishoudelijk reglement/Protocollen
Op hogeschoolniveau is een studentenstatuut vastgesteld (zie Studentenstatuut
deel 1, hogeschoolzaken). Zaken die hierin niet geregeld zijn, of uitwerkingen van
de hoofdlijnen van het statuut, zijn in een huishoudelijk reglement c.q.
protocollen beschreven. Ten aanzien van verschillende onderwerpen bestaan
huishoudelijke regelingen c.q. protocollen om te garanderen dat een en ander
optimaal verloopt. Ieder dient zich te houden aan bedoelde voorschriften. De
teamleider of degene die direct met een reglement c.q. protocol te maken heeft,
kan om nadere informatie worden gevraagd.
1.2.8 Kwaliteitszorg
De School of Education besteedt veel aandacht aan kwaliteitszorg. Het doel van
kwaliteitszorg is het optimaliseren van de dienstverlening aan de student om een
maximaal studieresultaat te kunnen verkrijgen. Stenden Hogeschool heeft daarbij
gekozen voor het gebruik van het model van de European Foundation for Quality
Management (EFQM-model). In dat model wordt de onderwijsorganisatie
geëvalueerd op negen aandachtsgebieden die de kwaliteit beïnvloeden.
Onderwijsevaluaties nemen in de kwaliteitszorg een belangrijke plaats in. Aan het
begin van elk cursusjaar stelt het management het onderwijsevaluatieplan vast
waarin de momenten van evaluatie worden beschreven, zoals periode-evaluaties,
stage-evaluaties, tevredenheidonderzoeken onder medewerkers en studenten en
panelgesprekken. Omdat onderwijsevaluatie een zorg is voor iedereen, zijn zowel
docenten als studenten bij de kwaliteitszorg betrokken. Voor de student is
betrokkenheid bij de evaluatie van de opleiding een goede voorbereiding op het
professioneel functioneren in het onderwijs.
Docenten werken voortdurend aan de verbetering van de kwaliteit van de
opleiding. Vooraf wordt de onderwijskwaliteit gestuurd door richtlijnen voor
programmaontwikkeling.
1.2.9 Onderwijswerkplaats
Op alle vijf de locaties is er een Onderwijswerkplaats (OWP). De nadruk ligt op
het voor studenten beschikbaar hebben van leermiddelen voor de basisschool en
het speciaal onderwijs. Er wordt naar gestreefd om veel methoden en
leermiddelen voor het basisonderwijs ook in de OWP te hebben, zodat iedere
student er gebruik van kan maken en in voorkomende gevallen kan lenen. De
onderwijswerkplaats is ook een centrum van onderwijsactiviteiten. De
openingstijden en reglementen van de OWP worden op de locatie bekend
gemaakt. Voor het gebruik van de OWP Leeuwarden bestaat een reglement dat in
het studielandschap ter inzage ligt (zie ook hoofdstuk 7 van Studiegids Deel 1,
hogeschoolzaken).
1.3 Varianten Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs kent vier varianten:
- De reguliere vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (voltijd)
- De tweejarige Verkorte Opleiding tot Leraar Basisonderwijs voor hoger
opgeleiden (Pabo-verkort)
- Leraar+: een voltijd opleiding die bestaat uit leereenheden van de pabo,
waaronder de stage in het basisonderwijs en uit universitaire modules die
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 13
gevolgd worden aan de Rijksuniversiteit te Groningen.
- De Academische Pabo: een opleiding in nauwe samenwerking tussen de
Rijksuniversiteit Groningen en de drie noordelijke Pabo‟s: Hanzehogeschool
Groningen, NHL Hogeschool en Stenden Hogeschool Groningen. Met deze
geïntegreerde opleiding kunnen vwo‟ers na vier jaar twee bachelordiploma‟s
behalen.
1.4 Interculturalisatie en internationalisering
Binnen de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs spelen interculturalisatie en
internationalisering een belangrijke rol. Over grenzen heen kijken werkt
blikverruimend voor studenten. De opleiding wordt ook geïnspireerd door andere
culturen zodat hierdoor ideeën worden opgedaan voor de permanente innovatie
van het opleidingsprogramma en de organisatie. Zo streeft de opleiding naar een
zodanige inrichting van het onderwijs dat iedereen wordt toegerust om te
functioneren in een multi-etnische samenleving.
Voor de studenten van de opleiding zijn er mogelijkheden om te studeren in het
buitenland.
In het vierde studiejaar, is het voor studenten van de Opleiding tot
Leraar Basisonderwijs mogelijk drie tot vijf maanden naar het buitenland te gaan.
De periode in het buitenland wordt dan aangemerkt als een minor (zie ook
hoofdstuk 2B 2.4)
Er zijn twee mogelijkheden:
Het studeren in het buitenland (met eventueel een beperkte stagecomponent) in
de z.g. Exchangeprogramma‟s. Met betrekking tot de exchange- programma‟s
onderhoudt Stenden Hogeschool- Lerarenopleidingen structurele contacten met
collega-instellingen in Wales en Oostenrijk.
De tweede mogelijkheid is meer projectmatig werken in het buitenland met een
grote stagecomponent. Met betrekking tot stageprojecten in het buitenland ligt de
prioriteit bij het zogenaamde Community Development Program in de township in
Port Alfred, Zuid Afrika (vanuit de eigen Stenden Hogeschool campus in Zuid
Afrika) en in de Nederlandse Antillen.
Wanneer een student zelf een andere geschikte mogelijkheid aandraagt bij de
coördinator internationalisering kan, als het voorstel in het studieprogramma
past, op medewerking worden gerekend. De student moet hiervoor schriftelijk
toestemming vragen bij de examencommissie.
Bij het International Office (Locatie Fryslân, Leeuwarden) en op de administratie
van de locaties is de Guide Studying Abroad verkrijgbaar. Deze gids bevat veel
specifieke informatie voor de voorbereiding en verdere planning van de reis (zie
verder hoofdstuk 2B.2.4 voor de nadere uitwerking).
Coördinatoren Internationalisering zijn mevr. H. Annema en de heer W. van
Eisden.
Subsidies
Wanneer een internationaal project binnen Europese of andere regelgeving valt,
zijn er bij externe instanties soms subsidies te verkrijgen. De student wordt, door
middel van de gids „Guide Studying Abroad‟, hierover geïnformeerd. Tijdens de
voorlichtingsbijeenkomsten worden de studenten op het gebruik van de gids en
de informatie over subsidie gewezen. Er zijn in de meeste gevallen weinig
mogelijkheden betreffende subsidies voor internationale studieactiviteiten. De
student zal rekening moeten houden met vrij aanzienlijke kosten. De
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 14
contactpersoon internationalisering begeleidt desgevraagd de studenten in het
aanvragen van subsidie.
Begeleiding en beoordeling
Elke student die in het buitenland verblijft krijgt een begeleider. Per email en
telefoon is de begeleiding op afstand over het algemeen goed te regelen.
Internationale activiteiten vormen een wezenlijk deel van de opleiding en worden
dan ook behandeld als regulier onderdeel van het curriculum van de opleiding.
Dat houdt het volgende in:
- vooraf wordt het studieplan besproken. Uitvoering ervan vindt slechts plaats
na goedkeuring door de Examencommissie;
- tijdens het profiel dient er, volgens afspraak, contact gehouden te worden met
de begeleider;
- Bij terugkomst vindt de definitieve beoordeling plaats, in overeenstemming
met het vooraf gemaakte en goedgekeurde studieplan. Een verslag, een
gesprek en/of een presentatie kan deel uitmaken van de beoordeling. De
Examencommissie bepaalt, in overeenstemming met de regels in de
Onderwijs, - en Examenregeling, het aantal toe te kennen ECs.
Projecten en netwerken
Edukans
Edukans organiseert in de vakantieperiode projecten in ontwikkelingslanden.
Studenten nemen deel aan onderwijsexpedities in India, Malawi en Ethiopië.
Zuid Afrika
Studenten nemen deel aan dit project, waarbij zestien farmschools bij Kokstad
betrokken zijn. Studenten brengen en ontwikkelen materialen, inhouden en
didactische werkvormen voor het onderwijs.
Symposion
In dit Europees netwerk is het idee ontstaan voor de Internationale Pabo. Dankzij
Europese subsidie konden Noorwegen, Denemarken, Zweden en Nederland
gezamenlijk werken aan een nieuw Europees curriculum. Er is vergelijkend
onderzoek gedaan naar de verschillende curricula. In 2011 gaat de Internationale
Lerarenopleiding van start in Denemarken.
Erasmusprogramma
Binnen dit Europese programma participeren we in de onderdelen studenten- en
docentenuitwisselingen. Elk jaar vertrekken tientallen studenten en docenten naar
onder andere Zwitserland, Malta, Portugal, Tsjechië, Engeland, Spanje en
Litouwen.
ETEN
European Teacher Education Network richt zich op het uitwisselen van expertise
onder lerarenopleiders uit de hele wereld. Eens per jaar organiseert een lid uit het
netwerk een conferentie.
STIR
Onder de voorwaarden van deze „Stimuleringsregeling buitenland‟ kunnen onze
studenten kortlopende projecten uitvoeren in Zuid-Afrika, Curaçao en Aruba.
Minor Internationalisering
De International Class biedt inkomende Erasmusstudenten een consistent
programma. Dat bevat een internationale week waarin collega‟s uit het buitenland
colleges verzorgen. De minorgroep bevat buitenlandse en Nederlandse studenten.
Project Duitse instroom
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 15
Sinds 2006 bezoeken Duitse studenten de School of Education. Zij volgen in de
zomer voorafgaand aan de studie de NT2 cursus en doen staatsexamen. Voor hen
is het curriculum met daarin de stagecomponent aantrekkelijk.
1.5 Speciale diploma’s en getuigschriften
Tijdens de studie is het mogelijk om extra bevoegdheden en erkende diploma‟s te
behalen. De meest voorkomende worden in de volgende paragrafen behandeld.
Ook is hier informatie opgenomen over een aantal speciale projecten waar de
opleiding haar medewerking aan verleent. Het volgen van het betreffende
programma vindt soms op een andere dan de eigen locatie plaats.
1.5.1 DCBO
De opleiding voorziet in het basisprogramma godsdienst, religie, Humanistisch
Vormingsonderwijs en filosofie. Voor studenten die zich verder willen verdiepen
biedt de opleiding daarbij de mogelijkheid om het erkende Diploma Christelijk
Basisonderwijs (DCBO) te behalen. Voor een volledige en gedetailleerde
uitwerking wordt verwezen naar het betreffende document met uitgangspunten
en eindtermen van het DCBO.
Voor de goede orde zij er op gewezen dat er aan deelname aan het DCBO-
programma, en dus aan het DCBO-examen, geen voorwaarden zijn verbonden.
Dus ook studenten met een niet-christelijke of niet-kerkelijke achtergrond kunnen
het DCBO-programma volgen en het examen afleggen. In paragraaf 2B.2.5 wordt
inzicht gegeven van het complete DCBO-programma.
Contactpersoon zijn: de heer B. Slaa en mevr. A. Streutker.
1.5.2 RK Godsdienst/Levensbeschouwing
Studenten die zich verder willen verdiepen en die bevoegd willen worden voor de
roomskatholieke scholen van het primair onderwijs dienen het door het bisdom
erkende diploma R.K. godsdienst / levensbeschouwing te behalen. Voor de goede
orde zij er op gewezen dat er aan de deelname aan het programma R.K.
godsdienst/levensbeschouwing geen voorwaarden zijn verbonden. Dus ook
studenten met een niet-katholieke of niet-kerkelijke achtergrond kunnen het
programma volgen en het examen afleggen. De opleiding geeft hiertoe de
mogelijkheid; een en ander volgens afspraken met het Bisdom Groningen. Dit
diploma kan behaald worden, nadat de student(e) de leerroute R.K. godsdienst /
levensbeschouwing heeft gevolgd. Het programma wordt nader toegelicht in
paragraaf 2B.2.5.
Contactpersoon is mevr. H. Bakker.
1.5.3 Fries/Frysk
Mede omdat de locatie Fryslân als tweetalige opleiding wil fungeren is het van
groot belang dat elke student van deze locatie het Fries (na verloop van tijd) ten
minste passief beheerst. Als student (locatie Fryslân) zul je tijdens je
stageperioden snel bemerken dat Frysk op de basisscholen een heel natuurlijk
gegeven is. Als opleiding willen we tijdens het eerste studiejaar met ieders
moedertaal zoveel mogelijk rekening houden en verzorgen we een
gedifferentieerd programma Fries. Studenten die het Fries niet of moeilijk kunnen
verstaan, volgen „Eigen Feardigens Frysk A‟ en studenten die de Friese taal wel
kunnen verstaan en spreken, volgen „Eigen Feardigens Frysk B‟.
Om het vak Fries/Frysk in het basisonderwijs te mogen geven als leerkracht moet
je daarvoor specifiek bevoegd zijn. De locatie Fryslân biedt studenten dan ook de
mogelijkheid aan om die bevoegdheid te behalen.
In paragraaf 2.B.2.6 wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid Fries/
Frysk nader uitgewerkt.
De contactpersoon voor Frysk is mevr. D. Ybema.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 16
1.5.4 Onderwijsconcepten
Vooral in het derde studiejaar van de reguliere Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs maakt de student kennis met verschillende onderwijsconcepten,
het Ervaringsgericht Onderwijs (EGO), het Dalton-concept, Freinet-onderwijs,
Montessori-onderwijs en het Jenaplan-concept. Bij voldoende belangstelling kan
ook in de eerste helft van het vierde studiejaar een minor over de genoemde
onderwijsconcepten worden gevolgd. De Jenaplan-minor, Freinet-minor,
Montessori-minor en de Dalton-minor (en EGO/OGO-minor) leiden op voor
officiële diploma‟s/certificaten. Voor alle specialisaties geldt dat het verplicht is
om de LIO-stage te doorlopen op een basisschool die conform het betreffende
concept werkt. De minoren worden, waar mogelijk, locatieoverstijgend
aangeboden.
1.5.4.1 Jenaplanonderwijs
Deze specialisatie start in het derde jaar en loopt door tot en met de
pedagogische eindstage c.q. lio-stage. Studenten die zich willen verdiepen in dit
onderwijsconcept volgen het reguliere programma van de opleiding en maken
gebruik van de keuzemomenten. Dit betekent dat de studielast volledig binnen
het curriculum van het voltijdse programma valt. Het diploma wordt uitgegeven
door de Nederlandse Jenaplan Vereniging (NJPV).
Binnen de opleiding Pabo-verkort is het ook mogelijk om dit programma te
volgen, maar moet soms naast het reguliere programma worden gevolgd.
In paragraaf 2B.2.7 wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid
Jenaplan beschreven.
De contactpersonen voor het Jenaplanonderwijs zijn:
mevr. W van der Schaaf, mevr. C. Calon en mevr. T. Wieringa.
1.5.4.2 Freinetonderwijs
In het derde en vierde studiejaar is er de mogelijkheid voor verdieping in het
concept van Freinetonderwijs. Een deel van het programma valt onder het
Jenaplanprogramma. Daarnaast is er een specifieke verdieping naar de
Freinetpedagogie en -technieken. De stageactiviteiten worden uitgevoerd op een
Freinetschool. Het diploma wordt uitgegeven door de Freinetbeweging. In
paragraaf 2B.x.x wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid
Freinetonderwijs beschreven.
De contactpersoon voor het Freinetonderwijs is: mevr. T. Wieringa.
1.5.4.3 Daltononderwijs
Stenden Hogeschool biedt, in samenwerking met de Nederlandse Dalton
Vereniging, de mogelijkheid om het Daltondiploma te behalen.
De student verdiept zich theoretisch in het Daltononderwijs en voert
stageactiviteiten uit op een basisschool, bij voorkeur op een Daltonschool.
Stenden Hogeschool heeft voor dit profiel echter een beperkt aantal plaatsen
beschikbaar zodat na schriftelijke aanmelding (die tevens bindend is) er loting
plaats zal vinden in het geval van overintekening. De groepssamenstelling is altijd
een mix van studenten van Stenden Hogeschool van de verschillende locaties.
Het onderwijsprogramma wordt door verschillende opleidingsdocenten verzorgd.
In paragraaf 2B.x.x wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid
Daltononderwijs beschreven.
De contactpersoon voor het Daltononderwijs zijn: mevr. P. Busstra en de heer R.
Hendriksen
1.5.4.4 Montessori-onderwijs
Stenden Hogeschool biedt, in samenwerking met de Nederlandse Montessori
Vereniniging, de mogelijkheid om het Montessoridiploma te behalen op de locatie
Assen.
De student verdiept zich theoretisch in het Montessori-onderwijs en voert
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 17
stageactiviteiten uit op een Montessoribasisschool. Het onderwijsprogramma
wordt door verschillende opleidingsdocenten verzorgd.
In paragraaf 2B.x.x wordt het onderwijsprogramma voor de bevoegdheid
Montessorionderwijs beschreven.
De contactpersoon voor het Montessorionderwijs is: mevr. A. Wolf.
1.5.4.5 EGO/OGO
In het vierde jaar kan de minor ervaringsgericht onderwijs/ontwikkelings
gerichtonderwijs gevolgd worden als pedagogische minor. Hierbij vindt verdieping
plaats van de twee concepten en wordt een eigen onderzoeksvraag zowel
theoretisch als praktisch beantwoord. De lange stage wordt uitgevoerd op een
school die het concept goed uitgewerkt heeft.
In paragraaf 2B.x.x wordt het onderwijsprogramma voor EGO/OGO-onderwijs
beschreven.
De contactpersoon voor EGO/OGO-onderwijs is: mevr. C. Kats.
1.6 Doorstroommogelijkheden
Na het behalen van het diploma leraar basisonderwijs zijn er tal van
vervolgstudies mogelijk. Hierna wordt een aantal veel gekozen bachelor- en
masteropleidingen genoemd.
1.6.1 Post-HBO Bewegingsonderwijs
Conform de wettelijke regeling zijn studenten uitsluitend bevoegd voor het geven
van bewegingsonderwijs in de groepen 1 en 2 van de basisschool.
Voor het behalen van de bevoegdheid bewegingsonderwijs voor de groepen 3 t/m
8 is er een speciale bevoegdheidsregeling met bijbehorende leergang ontwikkeld.
Deze leergang kan deels tijdens de opleiding worden gedaan, deels als post-HBO-
traject.
De contactpersonen voor bewegingsonderwijs zijn: de heren J. Hindriks en V.
Mollema.
1.6.2 Leraar tweedegraads
Bij onder andere de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden kan een
bacheloropleiding tot tweedegraads leraar voortgezet onderwijs worden gevolgd.
Hiervoor zijn diverse flexibele trajecten ontwikkeld. Afhankelijk van de
vakgebieden waarvoor je kiest varieert de duur van de opleiding van twee tot vier
jaar. Meer informatie over deze doorstroomvariant is ook te verkrijgen bij de
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden.
1.6.3 Gespecialiseerd groepsleerkracht
Na het succesvol afronden van de initiële opleiding kan een eenjarige voltijd of
tweejarige deeltijdopleiding tot Master Special Educational Needs worden gevolgd.
Deze opleiding wordt in het werkveld zeer gewaardeerd voor mensen die willen
werken in de leerlingenzorg of in vormen van speciaal onderwijs. Stenden
Hogeschool biedt echter nog veel meer mastertrajecten voor het onderwijs aan.
Het gaat daarbij om zowel basis- als kopstudies, in voltijd en deeltijd. Meer
informatie hierover is te verkrijgen via de heer H. Hoedemaker, tel. (058) 24 41
706, medewerker van het Instituut Service Management van Stenden Hogeschool
te Leeuwarden.
1.6.4 Masteropleidingen WO
HBO-ers met een aan Pedagogische Wetenschappen of Onderwijskunde verwante
vooropleiding kunnen worden toegelaten tot de Masteropleiding Pedagogiek of de
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 18
Masteropleiding Onderwijskunde, onder andere bij de Rijksuniversiteit Groningen.
Voor meer informatie hierover verwijzen we naar de coördinatoren van de
afstudeerfase. Je kunt ook informatie verkrijgen bij het Onderwijsbureau
Pedagogiek & Onderwijskunde, Grote Kruisstraat 2 (Muntinggebouw), 050 - 36 36
301.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 19
2 Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
2A Onderwijsbeleid
2A.1 Omschrijving van het onderwijs
Stenden Hogeschool Lerarenopleidingen verzorgt drie varianten van de Opleiding
tot Leraar Basisonderwijs die in het Centraal Register Opleidingen Hoger
Onderwijs (CROHO) staat ingeschreven onder nr. 34808-22EX (voltijd): de
voltijdse, vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, de Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs in deeltijd en de tweejarige Verkorte Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs voor hoger opgeleiden (Pabo-verkort). Nieuw is
daarbij de mogelijkheid om vanuit een evc-procedure te worden toegelaten tot de
opleiding; tot verschillende studietrajecten. Binnen de voltijdse opleiding zijn er
verschillende studietrajecten: er is, afhankelijk van de mogelijkheden en
achtergronden van de student, een driejarig studietraject voor MBO-studenten,
Onderwijsassistent niveau 4, er is een versneld studietraject (Pabo-plus) binnen
het reguliere programma en voor zij-instromers behoort een speciaal studietraject
op maat tot de mogelijkheden.
Via de evc-procedure (Eerder Verworven Competenties) kunnen individuele
studietrajecten ontworpen worden op basis van de inhoud en het niveau van de
reguliere opleiding.
De opleidingen leiden op voor functies in het gehele basisonderwijs. Daarbinnen
vindt specialisatie plaats ten aanzien van onderwijs voor het jongere (4-8-jarige)
of het oudere (8-12-jarige) kind. Afgestudeerden van de opleiding krijgen de titel
'Bachelor of Education'
en het daarbij behorende getuigschrift en diplomasupplement.
Daarnaast biedt de opleiding, afhankelijk van de achtergrond en het studietraject
van de student, de mogelijkheid om aanvullende bevoegdheden te behalen op het
terrein van het christelijke basisonderwijs (DCBO-diploma), het katholiek
onderwijs (diploma RK-katechese), blok 1 en 2 van de officiële leergang
beweging, het Fries (foech Frysk), Jenaplanonderwijs, Daltononderwijs en
Ervaringsgericht onderwijs.
2A.2 Verantwoording van het onderwijs
De inhoud van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs is gebaseerd op een aantal
pijlers van het onderwijsconcept van Stenden Hogeschool:
Pijler 1 : Leren in een maatschappelijke context
Pijler 2: Interculturalisatie
Pijler 3: Een constructivistische visie op kennis, leren en onderwijs
Pijler 4: Het ontwikkelen van competenties
Pijler 5: Het creëren van een uitdagende leeromgeving
De pijlers zijn uitgewerkt in het beleidsstuk: 'Kleur bekennen' (werkdocument
oktober 2004).
Dit document is in te zien/te verkrijgen bij de locatiesecretariaten.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 20
2A.2.1 Bekwaamheidseisen en competenties
De hoofddoelstelling van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs is het opleiden
van studenten tot het beroep van leraar in het basisonderwijs. Hiervoor zijn op
landelijk niveau in de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO) competenties en
bekwaamheidseisen geformuleerd.
Bij bekwaamheid van leerkrachten gaan we daarbij uit van de volgende drie
perspectieven.
Drie perspectieven op leraarsbekwaamheid
Perspectief 1: Bekwaamheid in actie: professioneel handelen
Bekwaamheid in actie is aan de orde als een leraar de mogelijkheden en
moeilijkheden waarneemt die zich in een bepaalde situatie voordoen en als hij
daar doelgericht en doelbewust op inspeelt.
Dat gebeurt ter plekke en op het moment zelf: de leraar reageert dan op
leerlingen en stimuleert, remt of stuurt de dynamiek van de groep. Maar dat
gebeurt ook over een langere periode: de leraar heeft dan inzicht in zijn
leerlingen en hun ontwikkeling- en leerprocessen.
Hij ontwerpt op basis daarvan een werkbaar programma. Vervolgens ziet de
leraar hoe leerlingen en groep aan het werk zijn en hoe zij zich ontwikkelen en
stelt hij zijn programma eventueel bij.
Deze cyclische opbouw van handelen is kenmerkend voor professionele beroepen
en dus ook voor het handelen van de leraar. Het is op te vatten als een
basisprogramma van professioneel handelen.
Vervolg perspectief 1: bekwaamheid in actie: kenmerkende situaties
De praktijk van de leraar is veelomvattend. Om de verschillende facetten van de
beroepsuitoefening in beeld te krijgen moet je naar het handelen van de leraar
kijken in alle situaties die samen kenmerkend zijn voor het beroep.
Perspectief 2: de kwaliteit van het product (de leeromgeving)
Er zitten ambachtelijke aspecten aan het werk van de leraar, zoals het ontwerpen
van een programma, het maken van lesmateriaal, maar de essentie van het vak
is de communicatie over en weer met leerlingen. Het belangrijkste 'product' dat
de leraar maakt is dus de leeromgeving.
Die leeromgeving heeft tastbare aspecten als onderwijsprogramma, lesmateriaal,
lokaalinrichting en dergelijke. Maar de leeromgeving heeft ook minder tastbare
aspecten als de kwaliteit van communicatie over en weer en de sfeer van
samenwerken.
Kijken naar de kwaliteit van de leeromgeving en het kijken naar de leraar in actie,
dat overlapt elkaar voor een deel. In perspectief 2 kijk je echter niet alleen naar
de communicatie over en weer van de leraar, maar ook naar de kwaliteit van het
werk- en begeleidingsprogramma, de materialen, de evaluaties, de
verslaglegging, enzovoorts.
Perspectief 3: de bagage, de mentale kant van professioneel handelen
Bekwaamheid is één geheel met de persoon. De leraar moet zichzelf dus kennen
en kunnen hanteren in de verschillende beroepssituaties. De leraar moet zijn
eigen motivatie en inspiratie ook bewust kunnen vertalen naar wat de
maatschappij van het beroep verwacht. Vervolgens moet hij daar op een
professionele manier vorm aan kunnen geven.
Het basisprogramma van professioneel handelen, begint en eindigt bij inzicht in
de praktische problemen die zich in de verschillende beroepssituaties voordoen.
Je mag van de leraar verwachten dat hij het hoe, wat en waarom van zijn
handelen in verschillende kenmerkende situaties onder woorden kan brengen en
verantwoorden.
Bij die verantwoording kunnen verschillende argumenten een rol spelen:
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 21
1 . Argumenten op basis van kennis die funderend is voor het beroep
(bijvoorbeeld pedagogische kennis, kennis van de ontwikkelingspsychologie en
kennis van de schoolvakken en het leren).
2. Argumenten op basis van de praktijkkennis die beschikbaar is in het onderwijs
en gedeeld wordt met collega's.
3. Argumenten op basis van onderwijskundige en levensbeschouwelijke
opvattingen.
Reflectieve praktijk
Professioneel handelen is in wezen een reflectieve praktijk: de situatie
waarnemen en diagnosticeren, doelen stellen, handeling plannen, uitvoeren,
evalueren en bijstellen.
Bij het onderzoeken van bekwaamheid leg je die weg in een andere volgorde af:
je kijkt naar het handelen in de situatie, je beoordeelt de effecten daarvan en
naar aanleiding daarvan onderzoek je het hoe, wat en waarom van dat handelen.
Uitgegaan wordt van de volgende zeven SBL-competenties:
1. Pedagogisch competent
De leraar kan op basis van kennis van de basisbehoeften en de
ontwikkelingsprocessen van leerlingen, voor een bepaalde groep leerlingen
een veilige leeromgeving realiseren.
2. Vak en didactisch competent
De leraar kan op basis van kennis van schoolvakken en de leerprocessen
die daarvoor nodig zijn voor een bepaalde groep leerlingen een krachtige
leeromgeving realiseren.
3. Inter-persoonlijk competent
De leraar kan op basis van kennis van groepsdynamica en communicatie
met leerlingen een leef- en werkklimaat realiseren dat gekenmerkt wordt
door samengaan en samenwerken.
4. Organisatorisch competent
De leraar kan op basis van kennis van verschillende vormen van
structuurbehoeften van leerlingen met leerlingen een leef- en werkklimaat
realiseren dat voor de leerlingen voldoende overzichtelijk, ordelijk en
(leer)taakgericht is.
5. Competent in het samenwerken met collega's
De leraar kan bijdragen aan het realiseren en de ontwikkeling van het
pedagogisch/ didactische klimaat van de school en de kwaliteit van de
werkverhoudingen en de organisatie van de school.
6. Competent in het samenwerken met de omgeving
De leraar kan bijdragen aan het realiseren en het ontwikkelen van de
samenwerkingsrelatie met mensen en instellingen in de omgeving van de
school.
7. Competent in reflectie en ontwikkeling
De leraar kan zijn opvattingen en bekwaamheden ten aanzien van de
verschillende aspecten van beroepsuitoefening onderzoeken en
ontwikkelen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 22
De opleiding heeft het curriculum zo georganiseerd dat er tot in de kernfase een
aanbodgestuurd programma is waarna er in de sda-fase sprake is van een
student gestuurd programma, gericht op de competenties van de student. De
ontwikkeling van die competenties wordt gebruikt als begeleidingsmiddel in het
ontwikkelproces en staan steeds centraal in de professionele- en persoonlijke
begeleiding (ppb) van de student.
2A.2.2 Visie op de relatie tussen opleiding en werkveld
Op de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt veel aandacht besteed aan
praktische en bruikbare kennis die noodzakelijk is in het werkveld. Naast
inhoudelijke kennis van zaken moet de toekomstige beroepsbeoefenaar het
vermogen bezitten om analytisch en probleemoplossend te denken en te
handelen. Daarnaast spelen factoren als doorzettingsvermogen, werken in
teamverband, creativiteit en het kunnen reflecteren op eigen vaardigheden en
beroepshouding een belangrijke rol. Verder wordt van de student een brede
inzetbaarheid verwacht.
Rekening houdend met bovenstaande eisen en de al eerder genoemde
competenties wordt aan deze aspecten van het lerarenberoep in de opleiding
grote aandacht besteed.
Daarom is er gekozen voor een probleem- en praktijkgerichte opbouw van het
curriculum.
De theorie die in het opleidingsprogramma aan de orde komt, bereidt dan ook
voor op de praktijk. De praktijk vormt op haar beurt uitgangspunt en
referentiekader voor de theorie.
Dat integratie van theorie en praktijk tot één van de uitgangspunten van het
onderwijsbeleid behoort, blijkt ook uit de keuze voor probleemgestuurd
onderwijs/leren (pgl), Projectonderwijs (PO) en de belangrijke plaats van het
praktijkonderwijs (werkplekleren en stages) in het gehele onderwijsprogramma.
Binnen het onderwijsprogramma is een groot gedeelte ingeruimd voor stages.
Daarnaast participeren studenten soms in een leerbedrijf en nemen studenten
deel aan instituutspractica.
Studenten krijgen door de inrichting van het opleidingsprogramma ruimschoots
de gelegenheid zich te profileren richting de arbeidsmarkt. Dat wordt vooral
mogelijk gemaakt door de eigen invulling van het keuzeprogramma: de gekozen
specialisatie, de keuze van de minors inde differentiatiefase en de invulling van de
vrije ec's door de student. Stageplaatsen worden (in de reguliere opleiding) in de
eerste drie jaren toegewezen. In het vierde studiejaar moet de
student op een LIO-stageplaats solliciteren. De opleiding speelt daarbij een
bemiddelende rol.
2A.2.3 Visie op toekomstige ontwikkelingen
Het basisonderwijs is volop in beweging. De arbeidsmarktproblematiek, de
inhoudelijke vernieuwing van de vakken, het toenemende belang van
zorgverbreding, de integratie van nieuwe media is de klas en de toenemende
differentiatie binnen de vakken in de school zijn hier enkele voorbeelden van.
Mede door deze ontwikkelingen verandert ook de taak van de leraar in het primair
onderwijs. Van de leraar basisonderwijs wordt verwacht dat deze in de toekomst
steeds beter in staat is om op deskundige wijze in te gaan op de individuele
behoeften van zijn leerlingen, m.a.w. adaptief onderwijs te geven (omgaan met
verschillen). De taak van de leraar wordt hiermee complexer. Voortdurende
reflectie op eigen houding, opvattingen en
vaardigheden is een basisvoorwaarde voor de leraar van morgen.
De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs acht het van groot belang binnen het
onderwijs rekening te houden met genoemde ontwikkelingen. Door de thematisch
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 23
georiënteerde opzet van het programma is het mogelijk flexibel in te spelen op
toekomstige ontwikkelingen, zodat steeds een actueel en eigentijds
onderwijsprogramma aangeboden wordt.
2A.3 Opvattingen over leren en onderwijzen
In de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt probleemgestuurd leren (pgl) en
projectonderwijs (PO) toegepast. Deze onderwijsbenadering stelt het leerproces
van de student centraal en doet een groot beroep op de actieve studiehouding
van de student. Leren wordt gezien als een proces van het zelfstandig en actief
verwerven en verwerken van informatie.
Naast de actieve studiehouding, die over het algemeen de motivatie tot leren
bevordert, draagt deze onderwijsbenadering bij tot een grotere
verantwoordelijkheid van de student ten aanzien van wat en hoe hij leert. De
student wordt geleerd keuzes te maken. Studenten die hebben geleerd dat hun
kennis te kort kan schieten bij confrontatie met levensechte problemen
leren hierdoor na te denken over hun eigen acties. Het onderwijs leidt er dan ook
toe dat studenten voortdurend worden uitgedaagd om te reflecteren op het
doorgemaakte leerproces.
De student wordt gestimuleerd een voortdurende reflectie op de theorie, de
praktijk, de eigen houding en opvattingen, uit te voeren. Ook na de opleiding
zullen studenten door deze ontwikkelde houding in staat zijn hun kennis en
vaardigheden op peil te houden. Dit is van belang om opgewassen te zijn en te
blijven tegen problemen die studenten in de beroepssituatie tegen zullen komen.
In deze zin vormen zelfwerkzaamheid en eigen verantwoordelijkheid
gedurende de opleiding mede een voorwaarde voor permanente educatie ofwel
'lifelong learning'. Voor de keuze van deze onderwijsbenadering spelen ook
motieven als het bevorderen van samenwerken, het bevorderen van integratie
tussen diverse disciplines en het bevorderen van het gebruiken of toepassen van
kennis en vaardigheden.
Doordat gebruik wordt gemaakt van probleemsituaties uit het werkveld is de
Opleiding tot Leraar Basisonderwijs sterk op de praktijk gericht. De theorie, die in
de opleiding aan de orde komt, bereidt voor op de praktijk en de praktijk vormt
op haar beurt uitgangspunt en referentiekader voor de theorie. Een goede
aansluiting van de opleiding op de praktijk wordt hierdoor dan ook bewerkstelligd.
2A.3.1 Opvattingen over de ordening van de leerstof
De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs realiseert het bereiken van de
competenties en de startbekwaamheden van de opleiding via een gefaseerde
programmering die een geleidelijke opbouw bewerkstelligt van wat de student
aan het einde van de opleiding moet beheersen.
Het organiserende principe voor de indeling van de leerstof is sterk beïnvloed
door de keuze voor:
- Thematisch-cursorisch onderwijs (vakspecifiek en vakoverstijgend);
- probleemgestuurd onderwijs en probleemgestuurd leren (pgl);
- een concentrische opbouw van de leerstof;
- en een indeling van modulen van tien weken.
In het onderwijsprogramma komen vakken aan de orde die ook als vak op de
basisschool aan bod komen (onderstroom). Tussen de vakken bestaan
overlappingen. Een deel van het onderwijs is dan ook vakoverstijgend opgezet
(bovenstroom). Uitgangspunten van het vakoverstijgend onderwijs vormen
problemen die ontleend zijn aan relevante thema's uit het werkveld.
Een bepaald praktijkprobleem vormt altijd het uitgangspunt voor studie- en
leeractiviteiten.
Studenten formuleren (na een analyse van het probleem) hun eigen leervragen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 24
Vervolgens bestuderen ze de afzonderlijke vakken die een bijdrage leveren aan
het oplossen van het probleem. Aanvankelijk zijn de probleemsituaties eenvoudig,
vrij gesloten en sturend.
Gaandeweg de opleiding worden de situaties complexer en meer open. Tussen de
probleemsituaties bestaat een duidelijke samenhang.
Verder is er sprake van een concentrische opbouw. Vanuit de concentrische visie
komen onderwerpen op meerdere plaatsen in het onderwijsprogramma aan de
orde. In het eerste studiejaar ligt hierbij de nadruk op oriëntatie. In de volgende
studiejaren treedt verdieping op.
Het onderwijsprogramma is opgedeeld in modulen van tien weken. Elke
onderwijsperiode heft een thema. Binnen dit thema komen verschillende
vakgebieden aan de orde. De thema's geven de rode draad van het
onderwijsprogramma weer. Het eerste studiejaar staat in het teken van
'de student in het onderwijs', waarbij de student zich oriënteert op het beroep.
Het tweede studiejaar concentreert zich op 'de student als leraar', waarbij de rol
als didacticus centraal staat.
In het derde studiejaar specialiseert de student zich in de richting van het jonge
of het oudere kind. 'De student en de leerlingen' staat hier centraal. In het vierde
studiejaar bereidt de student zich voor op het zelfstandig functioneren als
groepsleerkracht en staat 'de student als beroepsbeoefenaar' centraal.
2A.3.2 Praktische vorming
De integratie van theorie en praktijk is één van de belangrijkste uitgangspunten
van het onderwijsbeleid van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs. Praktische
vormingi is in onze beroepsopleiding zeer belangrijk.
De student wordt hierdoor goed voorbereid op de beroepsuitoefening. De
praktische vorming stelt de student in staat theoretisch opgedane kennis, inzicht
en vaardigheden met betrekking tot het beroep in de praktijk toe te passen en
eventueel bij te stellen. De student verwerft op deze wijze ook inzicht in de
sociale, maatschappelijke en culturele situaties die samenhangen
met het beroep. Bovendien kan hij een persoonlijke beroepshouding ontwikkelen.
De doelen die de opleiding in de praktische vorming nastreeft zijn gebaseerd
op de competenties en de bekwaamheidseisen uit de wet BIO.
In de praktische vorming zit een bepaalde opbouw. In de propedeuse staat de
praktische vorming vooral in het teken van oriëntatie en basisvorming van de
student: het (leren) omgaan met kinderen. Het tweede jaar staat vooral in het
teken van het (leren) omgaan met onderwijsleersituaties. In het derde jaar staat
de specialisatie ten aanzien van het jonge of het oudere kind en het (leren)
omgaan met verschillen centraal (adaptief onderwijs/zorgverbreding).
In het vierde jaar tenslotte staat de praktische vorming in het teken van de
afstudeerprojecten en het zelfstandig functioneren als groepsleraar. In de
moduleboeken worden de inhoud, de structuur en de verschillende activiteiten
verder beschreven.
2A.3.3 Didactische principes
Vanuit de hierboven beschreven visie op leren en onderwijzen leidt de Opleiding
tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool studenten op tot leraren die de
kennis, vaardigheden en de attitude bezitten om keuzes te kunnen maken,
prioriteiten te kunnen stellen, bereid zijn om te reflecteren, verantwoordelijkheid
te nemen en te blijven leren.
De didactische principes die daarbij gehanteerd worden zijn: het leren in
begeleidings- en onderwijsgroepen, het ervaren van onderwijssituaties op eigen
niveau en de sterke koppeling tussen theorie en praktijk.
Deze principes vinden hun vertaling in de opbouw van iedere module door middel
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 25
van:
A. De bovenstroom
In de bovenstroom wordt de aandacht gericht op praktijk en het praktische
handelen van de student binnen de opleiding. Hier vallen de onderdelen
onder: pgl, PO, opdrachten, projectpresentaties en de stages;
B. De onderstroom
In de onderstroom is er specifiek aandacht voor de theoretische
component van de opleiding. De moduletoetsen en de beoordeling van de
praktische vaardigheden bij de verschillende vak-/vormingsgebieden
krijgen hier een plaats;
C. De doorstroom
In de doorstroom is er specifiek aandacht voor de persoonlijke- en,
professionele ontwikkeling van de student. Er is hier aandacht voor de
persoonlijke en professionele begeleiding (ppb), portfolio, de verplichte
algemene studieonderdelen en er is veel ruimte voor de invulling van
individuele leervragen en activiteiten die de eigen ontwikkeling
ondersteunen.
De principes laten zich vertalen in (interactieve) werkvormen, waaronder practica,
hoorcolleges, werkcolleges en het werken aan taken en opdrachten in de pgl-
groep, de PO-groep of kleinere groepen.
Leren aan de hand van, aan de beroepspraktijk ontleende, problemen is op te
vatten als een didactiek die studenten aanzet tot discussie, studie en toepassing
van kennis. De hoorcolleges, die gericht zijn op structurering van complexe
leerstof, zijn bedoeld ter ondersteuning van de verwerving en verwerking van de
leerstof. De werkcolleges beogen op interactieve wijze studenten te betrekken bij
de leerstof. Probleemgestuurd leren moedigt eigen verantwoordelijkheid en eigen
initiatief van studenten aan. Daarnaast komen in deze onderwijsvorm zaken als
samenwerken, leren formuleren, probleem oplossen en besluiten nemen aan de
orde.
Vanuit de didactische principes is het leren van de student gericht op het
zelfstandig verwerven en verwerken van informatie, het leren studeren en het
leren reflecteren. Ook zijn het leren planmatig te werken, het samenwerken in
teamverband, het probleemoplossend handelen en het communiceren belangrijke
vaardigheden die de student aan het einde van de opleiding moet beheersen.
Tenslotte beoogt de opleiding vanuit de didactische beginselen studenten
te leren evalueren.
De begeleiding van studenten gebeurt op twee specifieke terreinen: de studie en
de stage.
Bij de persoonlijke- en professionele begeleiding gaat het er om studenten te
leren studeren, reflecteren en ze voor te bereiden op te maken keuzes in de
opleiding. Stagebegeleiding beoogt studenten ontwikkelingsgericht tijdens de
stage te begeleiden.
Door het maken van werkstukken leren studenten hun kennis en vaardigheden
toe te passen en te integreren en in presentaties en gesprekken te ommuniceren.
We hanteren daarbij de term ppb: persoonlijke- en professionele begeleiding.
2A.3.4 Verhouding contacttijd/ zelfstudietijd
In de onderwijsvisie van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs is een actieve
studiehouding van de studenten onontbeerlijk. Ter bevordering van een actieve
studiehouding van de studenten wordt gestreefd naar een evenwichtig verdeeld
en zinvol aantal contacturen (uren waarop de docent en de studenten samen
werken). In het onderwijsprogramma wordt daarom uitgegaan van een optimale
verhouding tussen contacttijd en de zelfstudietijd (de tijd waarin studenten
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 26
zelfstandig kennis en vaardigheden moeten verwerven). Er wordt gewerkt met de
globale richtlijn dat 1 contactuur 3 a 4 uren zelfstudie genereert. In deze
verhouding is er een opbouw zichtbaar vanuit het eerste naar het vierde
studiejaar en wordt er vanuit een situatie met veel begeleiding en ondersteuning
in het eerste jaar toegewerkt naar een situatie waarbij de student steeds meer
zelfverantwoordelijk is en de aard en hoeveelheid van de contacturen wijzigt.
2A.3.5 De rol en de verantwoordelijkheid van de student
Studenten hebben een actieve rol in het onderwijs binnen de Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs. Niet alleen doordat ze in het onderwijs in hoge mate zelfstandig
en actief informative verwerven en verwerken, maar ook omdat ze telkens
zelfstandig verantwoorde keuzes maken ten aanzien van wat en hoe ze leren en
studeren. Het reflecteren op eigen en andermans ervaringen in het basisonderwijs
en het met elkaar en met de docenten daarover spreken is erg belangrijk. Door
de vorm van praktische vorming en de inrichting van de begeleiding wordt de
student gestimuleerd in toenemende mate te reflecteren. De opleiding hecht
kwalitatief aan een actieve studiehouding van de student en heeft daartoe een
studiehoudingsformulier ontwikkeld waarmee opleidingsdocenten, vanuit de
diverse studieonderdelen regelmatig rapporteren aan de persoonlijke- en
professionele studiebegeleiders (ppb'ers) over de voortgang van de individuele
student. Daarnaast wordt met grote regelmaat aan de studenten gevraagd een
bijdrage te leveren aan de ontwikkeling en de evaluatie van het onderwijs. Dit
gebeurt met het oog op directe en indirecte kwaliteitsverbetering.
2A.3.6 De rol en de verantwoordelijkheid van de docent
De visie op leren en onderwijzen evenals de didactische principes vragen om een
bepaalde rol en verantwoordelijkheid van de docent. Veel meer dan in het
klassieke instructiesysteem waarbij de docent vooral een lesgevende taak heeft in
de zin van kennisoverdracht, is de docent begeleider van het leerproces. In deze
rol van begeleider fungeert de docent veelal als ontwikkelaar van
onderwijsleermateriaal, als stimulator van het leerproces en als procesbewaker.
De docent volgt dan ook de student in zijn/ haar actieve studiehouding en
rapporteert daarover tijdens de daarvoor ingerichte modulebijeenkomsten aan de
begeleiders (ppb) van de student.
Daarnaast is de docent de beoordelaar en de vakspecialist. Bij dit alles worden
hoge eisen gesteld aan de bereidheid tot samenwerking van docenten, in het
bijzonder tijdens de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van het
onderwijsprogramma.
2A.4 Groeperingsbeleid
Binnen de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs wordt uitgegaan van
probleemgestuurd leren in een modulair opgebouwd onderwijsprogramma. Deze
onderwijsstrategie heeft ook gevolgen voor het groeperingsbeleid, dat gekoppeld
is aan de didactische werkvormen. De basis voor het groeperingsbeleid is steeds
de ppb-groep.
Ongeveer 12 studenten vormen met elkaar een pgl-groep. De groepen zijn
heterogeen van samenstelling. Dat betekent dat vanaf het eerste studiejaar
studenten met verschillende vooropleidingen (profielen) bij elkaar in één groep
worden geplaatst. De samenstelling van de pgl-groep kan in de loop van het
studiejaar wijzigen. Bij de andere didactische werkvormen wordt een hierop
aansluitende groepering van studenten toegepast. Twee ppb-groepen vormen
samen een klas van gemiddeld zo'n 24 studenten; voor werkcolleges wordt de
klas als groeperingsvorm gehanteerd. Voor hoor- en responsiecolleges,
afhankelijk van de doelen van de colleges worden vier, zes of acht groepen
samengevoegd.
2A.6 Studeerbaarheid
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 27
De opleiding probeert het programma zo studeerbaar mogelijk te maken en te
houden.
Regelmatige besprekingen tussen studenten (vertegenwoordiging) en
medewerkers levert eveneens het nodige inzicht in de verschillende aspecten van
de studeerbaarheid op.
Een HBO-studie vraagt een grote zelfstandigheid van de student. Het houdt
bijvoorbeeld in dat de student zelf de discipline moet opbrengen om zijn tijd goed
in te delen. Zelfstandigheid, initiatief, inzet en planning zijn voor een goed
studieverloop even belangrijk als intelligentie.
Bij een goede studieplanning en de juiste vooropleiding is er naast de studie
(voltijdse-opleiding) nog voldoende tijd voor hobby's en bijbaantjes.
2A.7 European Credit Transfer Sytem
De opleiding hanteert het European Credit Transfer System of kort ECTS. In dit
systeem staat 1 european credit voor 28 studiebelastingsuren (sbu). De gehele
studielast van een student wordt uitgedrukt in ec's.
2A.8 Bindend studieadvies (BSA)
Stenden Hogeschool en dus ook de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs hanteert
het Bindend Studieadvies (BSA), voor studenten die zich per 1 september 2011
inschrijven voor de propedeuse en voor alle overige studenten in het eerste jaar
van inschrijving. Voor een goede studievoortgang is het voor jou als student van
belang om een positief studieadvies te ontvangen. In ieder geval moet je vóór 31
augustus 2011 in het bezit zijn van een voorwaardelijk positief studieadvies. Het
BSA heeft vooral consequenties voor het vervolg van je studie als je niet aan de
voorwaarden voldoet voor een (voorwaardelijk) positief studieadvies. In dat geval
krijg je namelijk een negatief advies mét afwijzing. Dat wil zeggen dat je de
opleiding dan niet aan Stenden Hogeschool kunt vervolgen.
Wie zich voor 1 april 2012 uitschrijft en de Opleiding verlaat, krijgt geen bindend
studieadvies. Voor februari-instromers geldt een soortgelijke regeling; zij moeten
voor 1 februari 2013 voldoen aan de eisen voor het bindend studieadvies.
Voorwaarden voor een positief studieadvies zijn:
Je hebt voldaan aan alle onderdelen van de propedeuse en bent geslaagd voor de
propedeuse.
Voorwaarden voor een voorwaardelijk positief studieadvies:
1 . aan het eind van het eerste jaar van inschrijving (31 augustus 2012)
minimaal 40 ec's behaald hebben;
2. van die 40 ec's de stageperiodes van onderbouw en bovenbouw (12 ec's)
met voldoende resultaat hebben afgesloten;
3. van die 40 ec's aan het eind van het eerste jaar van inschrijving (31 augustus
2012) de landelijke basiskennistoetsen voor taal, rekenvaardigheid en
wereldoriëntatie behaald hebben.
Als je niet aan de bovenstaande drie voorwaarden voldoet, dan krijg je aan het
einde van je eerste studiejaar een negatief studieadvies mét afwijzing.
Voldoe je wel aan deze drie voorwaarden, maar heb je de propedeuse nog niet in
zijn geheel behaald dan krijg je een voorwaardelijk positief studieadvies en moet
je in je tweede studiejaar de propedeuse halen. Anders wordt aan het einde van
je tweede studiejaar alsnog het
studieadvies omgezet in negatief studieadvies mét afwijzing.
De opleiding verwacht van de student dat deze via Progress zelf zijn of haar
behaalde ec's controleert en actie onderneemt als dat nodig is.
Via studiebegeleiding kunnen docenten en begeleiders de voortgang met de
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 28
student bespreken.
De 'Regeling studieadvies' staat beschreven in het Studentenstatuut deel 1 en
maakt deel uit van de onderwijs- en examenregeling.
Bij het uitbrengen van het studieadvies kan er rekening worden gehouden met
persoonlijke omstandigheden (MTR. Artikel 14 Overmachtregeling). Is er sprake
van persoonlijke omstandigheden, (bijvoorbeeld ziekte) waardoor je denkt niet
aan de norm voor het positieve studieadvies te kunnen voldoen, dan moet je zo
snel mogelijk contact opnemen met je studiebegeleider én een studentendecaan.
Ook moet je dan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor 1 juni, een brief
schrijven aan de opleidingsexamencommissie waarin je vraagt om uitstel van het
bindend studieadvies in verband met bijzondere omstandigheden.
Voor februari-instromers geldt dat ze een verzoek tot uitstel van het bindend
studieadvies op grond van bijzondere omstandigheden moeten aanvragen voor
uiterlijk 1 december.
Ten behoeve van het bindende studieadvies (BSA) en de studievoortgang hier
nog eens extra de zaken op een rijtje:
60 ec's
Heb je per 1 september 2011 de 60 ec's van de propedeuse behaald, dan geldt
voor jou dat je aan alle onderdelen van de propedeuse hebt voldaan, je bent
geslaagd voor de propedeuse en je ontvangt een positief studieadvies.
40 ec's of meer met voldoendes voor de stage en basiskennistoetsen maar
minder dan 60 ec's.
Is deze situatie per 1 september 2011 op jou van toepassing dan ontvang je van
de opleidingsexamencommissie een voorwaardelijk positief studieadvies en ben je
verplicht gedurende het tweede studiejaar alsnog de propedeuse in zijn geheel
(=60 ec's) te behalen. Lukt jou dat niet dan ontvang je alsnog aan het einde van
het tweede studiejaar een negatief studieadvies met afwijzing. Met 40 ec's,
inclusief de voldoendes voor de stages en de basiskennistoetsen kun je al wel
starten met je studie in de hoofdfase van de opleiding; je start dan gewoon met
het tweede studiejaar. Voor je organisatie en planning betekent het echter wel
dat je goed het Jaartoetsrooster (paragraaf 2D.1.2 van dit Studentenstatuut deel
2, Bijlage II) in de gaten moet houden en de eventuele wijzigingen die
gepubliceerd worden op Elo moet controleren wanneer de verschillende
toetsmomenten zijn van de ontbrekende propedeuseonderdelen die jij nog moet
behalen. Let daarbij ook goed op dat je je voor deelname aan alle toetsingen
verplicht en tijdig moet inschrijven.
Minder dan 40 ec's of onvoldoendes voor de stage of de basiskennistoetsen.
Alle herkansingen worden volgens het jaartoetsrooster afgenomen vóór de
zomervakantie van 2011. Ontvang je bijvoorbeeld op de datum 1 juli 2011 een
negatief studieadvies omdat je de 40 ec's nog niet behaald hebt dan resteren
alleen nog de toetsgelegenheden voor het studiejaar die staan vermeld in het
toetsrooster. Alleen in de situatie van Bijzondere Omstandigheden kun je nog wel
in de gelegenheid gesteld worden om alsnog voor 1 september 2011 de 40 ec's
te behalen. Heb je vervolgens voor 1 september 2011 alsnog minder dan 40 ec's
behaald dan ontvang je een negatief studieadvies dat bindend is; je kunt de
opleiding aan Stenden Hogeschool niet voorzetten. Voor de studievoortgang is het
dus van belang om het jaartoetsrooster goed te controleren.
40 ec's of meer met een onvoldoende voor de basiskennistoetsen.
Als onderdeel van de 40 ec's moet je een voldoende score behalen op de
basiskennistoetsen.
Ontvang je bijvoorbeeld op de datum 1 juli 2011 een voorlopig negatief
studieadvies omdat je al wel de 40 ec's hebt behaald maar nog niet de
basiskennistoetsen dan kan het jaartoetsrooster (paragraaf 2D.1.2) je mogelijk
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 29
nog wel in de gelegenheid stellen om voor de zomervakantie 2012 de
basiskennistoetsen te behalen. Controleer je toetsgelegenheden en de data op
het jaartoetsrooster. Heb je vervolgens voor de zomervakantie 2012 de
basiskennistoetsen NIET behaald dan ontvang je een negatief studieadvies dat
bindend is; je kunt de Opleiding aan Stenden Hogeschool niet voorzetten.
Voor de studievoortgang is het dus ook hier van belang om het jaartoetsrooster
en de gepubliceerde wijzigingen (op Elo) goed te controleren.
NB. Met ingang van 1 september 2006 zijn er landelijke toetsen (Cito) afgenomen
voor de onderdelen rekenvaardigheid en taal. De data van de betreffende toetsen
worden vastgesteld op basis van de landelijke, door Cito vastgestelde periodes.
Met ingang van het studiejaar 2007-2008 neemt Stenden Hogeschool ook deel
aan de landelijke digitale toetsing voor wereldoriëntatie (biologie, aardrijkskunde,
natuur en geschiedenis - Bang).
Vrijstellingen verleend door de Opleidingsexamencommissie die betrekking
hebben op het programma van de propedeuse tellen mee in de vaststelling van
het BSA.
Als er een negatief bindend studieadvies is afgegeven, word je altijd
uitgeschreven en moet je je opnieuw inschrijven via Studielink. Je moet ook
opnieuw een machtiging afgeven aan het IRC om je collegegeld af te schrijven.
Pabo-verkort
De uitwerking van de regeling van het bindende studieadvies voor de opleiding
Pabo-verkort wordt specifiek beschreven in hoofdstuk 2B.3.
2A.9 Veranderen van opleiding binnen Stenden Hogeschool
Als een student binnen Stenden Hogeschool van opleiding wil veranderen, moet
de student zich eerst op de andere opleiding oriënteren. De student neemt
daartoe contact op met de ppb'er of met de teamleider van het desbetreffende
studiejaar. Bovendien haalt de student een omzwaaiformulier bij het
Informatiecentrum van Stenden Hogeschool op. Vervolgens neemt de student
contact op met de teamleider van zijn/haar studiejaar voor het voeren van
een exitgesprek. De student neemt een kopie van het omzwaaiformulier mee naar
dit gesprek.
Het ondertekende formulier wordt door de student op het secretariaat van de
'oude' opleiding afgegeven. Het secretariaat zorgt er voor dat het dossier van de
student naar de nieuwe opleiding gaat. De student behoudt het oorspronkelijke
studentnummer en kan op aanvraag een nieuwe collegekaart bij I-study
ontvangen. De student neemt opnieuw contact op met de coördinator
studiebegeleiding van de nieuwe opleiding om met deze de leerroute
van de nieuwe studie te bespreken. Een student die naar de opleiding Hoger
Hotelonderwijs wil overstappen, moet in principe eerst via een selectieprocedure
toelaatbaar worden geacht. Hetzelfde geldt voor de opleiding Creatieve Therapie.
2A.10 Kosten
Het collegegeld volgens de rijksregeling 2011-2012 bedraagt rond de €1713,-
voor de voltijdse opleiding. De kosten voor de aanschaf van boeken, readers en
moduleboeken bedraagt in het eerste studiejaar rond de € 800,-. In de hoofdfase
zijn de kosten voor de aanschaf van boeken beduidend lager in verband met het
meerdere jaren gebruiken van studiemateriaal. Tevens stelt de owp een
maximale hoeveelheid aan studiemateriaal ter beschikking: Literatuur, methoden,
onderwijsleermiddelen, realia, en dergelijke.
De kosten voor de deeltijdopleiding zijn vergelijkbaar aan die van de voltijdse
opleiding.
In het eerste jaar van opleiding Pabo-verkort zijn de kosten vergelijkbaar aan die
van de voltijdse opleiding.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 30
2A.11 Stageplaatsing
De opleiding zorgt in samenwerking met de contactpersonen van basisscholen
voor de plaatsing van studenten op een stageschool. Er is overleg mogelijk, maar
uiteindelijk bepaalt de opleiding waar de student wordt geplaatst. Als een student
stage wil lopen buiten de region van de locatie, moet hij zelf met een voorstel
komen. Stage buiten de regio is slechts mogelijk na goedkeuring door de
examencommissie. Het uitgangspunt is dat iedere student in principe plaatsbaar
is op iedere stageschool.
Bij de plaatsing wordt in principe rekening gehouden met de volgende factoren:
1 . Studenten worden niet geplaatst op de school in eigen dorp of wijk.
2. Studenten worden niet geplaatst op de school waar ze zelf als
basisschoolleerling onderwijs hebben genoten.
3. Studenten worden niet geplaatst op een school waar familie werkt.
4. Studenten worden geplaatst op een school met een maximale reistijd van
ongeveer anderhalf uur.
5. Studenten worden tijdens de eerste drie jaar van hun opleiding zo veel
mogelijk geplaatst op uiteenlopende scholen. Hierbij valt te denken aan kleine
dorpsscholen, grote dorpsscholen, stadsscholen met een leerlingpopulatie uit
voornamelijk de hogere sociale strata, stadsscholen met een leerlingpopulatie
uit voornamelijk de lagere sociale strata, scholen met uiteenlopende
onderwijsconcepten et cetera.
6. Denominatie.
7. Andere niet nader te noemen factoren die van student tot student kunnen
verschillen.
De opleiding houdt zich het recht voor van deze uitgangspunten in voorkomende
gevallen af te wijken als dat in belang is van de student, de stageschool of de
opleiding. Het is studenten niet toegestaan zonder voorafgaand overleg met de
stageplaatsingsfunctionaris zelf een stageplaats te regelen.
Mocht de opleiding de student plaatsen op een school waar hij zelf als leerling
onderwijs heeft genoten of op een school waar familie werkt, dan dient hij
hiervan zelf melding te maken.
Het nalaten van deze melding kan tot gevolg hebben dat een student onverwijld
uit de stage wordt terug gehaald en/of dat een reeds gegeven beoordeling komt
te vervallen.
2A.12 Drietalige pabo
In de provincie Fryslan werken steeds meer scholen volgens het concept van de
TTS, de 'trijetalige skoalle'. Nederlands, Fries en Engels worden op deze scholen
als vak onderwezen en als voertaal gehanteerd. Met ingang van het studiejaar
2010-2011 wordt op de locatie Leeuwarden gestart met een uitstroomprofiel
'meartalich Dnderwiis'. Vanaf module 3 in jaar 1 volg je lessen om je eigen
vaardigheid in deze talen te vergroten, in jaar 4 doe je een minor
'meertaligheid' en doe je je stages op drietalige scholen en in het buitenland in
een gebied met een minderheidstaal. Voor meer informatie kun je contact
opnemen met mevrouw Dussy Ybema ([email protected])
Curriculum van de meertalige pabo i.o.
In een wereld van wegvallende grenzen komen er steeds meer mogelijkheden om
je met andere culturen vertrouwd te maken. Buitenlandse talen komen dichterbij
en het besef groeit dat iedereen meertalig kan opgroeien met alle cognitieve en
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 31
culturele voordelen die daaraan verbonden zijn. Tegelijk groeit overal in Europa
het besef dat het belangrijk is dat mensen in een grenzeloze wereld zich stevig
wortelen in hun eigen cultuur, hun eigen regio en hun eigen gebruiken.
In Friesland komt dat dubbele besef onder andere tot uitdrukking in de groei van
het aantal drietalige basisscholen, waar Fries, Nederlands en Engels alle drie als
voertaal worden gebruikt.
De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool wil inspringen op
de modern inzichten en daarmee voldoen aan een behoefte aan specifiek
geschoold personeel die leeft bij de drietalige basisscholen. Daarmee draagt
Stenden bij aan een kwaliteitsverbetering van het pabo-onderwijs en
basisonderwijs.
Het curriculum is gebaseerd op het curriculum van de reguliere opleiding.
Dezelfde inhouden komen aan bod aangevuld met een extra programma dat deels
in de plaats komt van vrij in te vullen studiepunten.
In schema (voorlopig):
Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
1 Regulier Regulier* Regulier + eigen vaardigheden Fries, Engels en taalkunde
Regulier + eigen vaardigheden Fries, Engels en taalkunde
2 Regulier # Regulier# Moduul met Fries als voertaal
Moduul met Engels als voertaal
3 Regulier# Moduul met Fries als voertaal
Moduul met Engels als voertaal
Regulier#
4 Minor Meertaligheid Stage buitenland in minderheidstaalgebied
Lio aan een 3TS Lio aan een 3TS
*) De student heeft na de eerste twee periodes de basistoetsen, de beide moduultoetsen, de stage, de
toets frysk A1 of B1 en een basisteots Engels met een voldoende afgerond.
#) Studenten volgen de reguliere Nederlandstalige pabo-module, maar het kan zijn dat er een extra programma ais voor MTP studenten.
Studenten lopen zoveel mogelijk stage op meertalige scholen.
Vooruitblik programma eerste jaar, semester 2:
De Friestalige studenten krijgen gedurende 2*8 weken een extra werkcollege van
2 uren om zich de stof van het Afûk-A-examen eigen te maken. De student kan
examen doen in april of september.
De niet-Friestalige studenten krijgen gedurende 2*8 weken Fries voor niet-
Friezen van de Afûk en kunnen meedoen aan het examen Fries voor niet-Friezen
in april of september. In het tweede jaar zal het niveau Afûk-A moeten worden
behaald.
Alle studenten doen mee aan taalkunde en Engels, elk 1 werkcollege per week.
In blok 1.3 gaat het daarbij om Engels basiskennis en in blok 1.4 om Cambridge
Engels FCE.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 32
2A.13 Leergang beweging
Tijdens de opleiding kunnen twee modules gevolgd worden van de leergang
beweging. Voor meer informatie kun je contact opnemen met mevrouw Hennie
Annema ([email protected]) of mevrouw Gerla Wempe
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 33
2B Curriculum van de opleiding
2B.1 Onderwijsinhoud
2B.1.1 Structuur van het onderwijsprogramma
De opleiding is verdeeld in twee fasen: een propedeutische fase en een
postpropedeutische fase. .
2B.1.2 Organisatie van het onderwijsprogramma
Er wordt gewerkt met onderwijseenheden van 28 studiebelastingsuren (sbu) of
een veelvoud daarvan. De onderwijseenheden zijn gegroepeerd in perioden. Het
onderwijsprogramma bestaat uit vier modulen van tien weken of een veelvoud
daarvan. Een module van tien weken omvat
negen onderwijsweken waarin de onderwijsactiviteiten worden gepland en een
studieweek waarin de student extra tijd en mogelijkheid heeft voor het afleggen
van toetsgelegenheden, eerste kans toetsingen en herkansingen.
Iedere module bestaat uit 15 ec's. Ieder studiejaar bestaat uit een
studiebelasting van 1680 studiebelastingsuren (sbu) = 60 ec's.
2B.2 Onderwijseenheden reguliere vierjarige opleiding In dit hoofdstuk wordt het onderwijsprogramma van de reguliere vierjarige Opleiding tot Leraar Basisonderwijs geschetst. Als eerste worden de onderwijseenheden schematisch per studiejaar weergegeven en vervolgens wordt er een beschrijving per studiejaar gegeven.
Schema 2: Curriculumprogramma leerjaar 2
Module 2.1 Oriëntatie op Mens en Samenleving
Module 2.2 Bewogen en bevlogen
Module 2.3 Didactiek in de onderbouw, waaronder het werken met materialen
Module 2.4 Onderwijs ontwerpen in de onderbouw
Bovenstroom Moduleopdracht Pgl 3 ec’s Stage 3 ec’s
Bovenstroom Moduleopdracht Pgl 3 ec’s Stage 3 ec’s
Bovenstroom Moduleopdracht Pgl 3 ec’s Stage 3 ec’s
Bovenstroom Moduleopdracht Pgl 3 ec’s Stage 3 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Doorstroom Portfolio 3 ec’s
Doorstroom Portfolio 3 ec’s
Doorstroom Portfolio 3 ec’s
Doorstroom Portfolio 3 ec’s
15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s
Totaal leerjaar 2: 60 ec’s
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 34
Schema 3: Curriculumprogramma leerjaar 3
Module 3.1 Onderwijs en identiteit
Module 3.2 Kwaliteit in het onderwijs
Module 3.3 Zorg voor het kind
Module 3.4 School in de maatschappij
Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s
Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s
Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s
Bovenstroom Projectopdracht PO 3 ec’s Stage 3 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Onderstroom Moduletoets 6 ec’s
Doorstroom Portfolio* 3 ec’s
Doorstroom Portfolio* 3 ec’s
Doorstroom Portfolio* 3 ec’s
Doorstroom Portfolio* 3 ec’s
15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s
Totaal leerjaar 3: 60 ec’s * De punten voor de doorstroom worden ingevuld met taken voor portfolio, ppb en leervragen. Zo’n
leervraag kan een persoonlijke leervraag zijn maar kan ook gericht zijn op het bekwamen in Frysk. De beschrijving van de leervragen is te vinden in hoofdstuk 2B.2.3.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 35
Schema 4: Curriculumprogramma leerjaar 4 Minor en Lio-fase: afstuderen
1e semester – minoren
30 ec’s 2
e semester – Lio-fase
30 ec’s
Minor deel 1 ** Onderzoek & scriptie
Minor deel 2 ** Onderwijs ontwerpen
Bovenstroom Keuze uit twee minoren (1 per periode):
1. Opleiden in organisaties (hogeschoolbreed, periode 3 of 4) 2. Internationaal: meertaligheid (Wales, Innsbruck, Antillen) 3. Internationaal: community development (Port Alfred) 4. Special Needs 5. Onderwijsmanagement 6. Identiteitsontwikkeling (gelinkt aan de kenniskring) 7. Schoolconcepten: 8. a. Jenaplan
b. Dalton c. Ervaringsgericht onderwijs (EGO) d. Algemeen/overige: TOM, adaptief, etcetera
1. De vakspecialist a. Rekenen / wiskunde b. Taal & communicatie c. Wereldorientatie d. Drama e. Beeldende vorming f. ICT g. Muziek h. Techniek i. Bewegingsonderwijs j. Godsdienstige vorming
Onderstroom Verplicht onderdeel minorprogramma 1: Toets onderzoeksvaardigheden
Onderstroom: Verplicht onderdeel minorprogramma 2: Onderwijsontwerpen
Doorstroom Ppb (onder andere eigen leervragen, Lio-voorbereiding & pop)
Doorstroom Ppb (onder andere eigen leervragen, Lio-voorbereiding & pop)
Doorstroom Terugkomdagen, portfolio en pop
15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s
Totaal leerjaar 4 60 ec’s.
Op de locatie Fryslan wordt het jaarprogramma ook gespiegeld aangeboden. Dat
betekent dat de student eventueel in het eerste semester kan starten met de Lio-
stage om vervolgens met het semester Minors de opleiding af te ronden.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 36
2B.2.1 Programma eerste studiejaar (propedeutische fase)
Protocol basistoetsen
Op de basistoetsen moet je je goed voorbereiden. Dat doe je door de lessen bij te
wonen en vooral door thuis goed te oefenen. De proeftoetsen zijn een hulpmiddel
voor jezelf om te zien waar je staat. Streef ernaar de toets in de eerste
gelegenheid te halen. Voor degenen die de toets in de eerste keer niet halen, is er
een tweede gelegenheid. De derde gelegenheid is vooral bedoeld voor diegenen
die door omstandigheden de toets niet hebben behaald in de eerste of tweede
gelegenheid. Iedereen mag van drie gelegenheden gebruik maken.
Je kunt alleen meedoen aan de gelegenheden die op je eigen locatie worden
georganiseerd.
Je kunt alleen aan de basistoetsen meedoen nadat je je correct via Progress hebt
ingeschreven voor de toets. Als je je hebt ingetekend, doe je mee, tenzij er
sprake is van ziekte of overmacht.
Als de inschrijving voor een toetsgelegenheid is gesloten, kun je niet meer aan de
betreffende toetsgelegenheid deelnemen.
De netto duur voor de toets is 150 minuten. In het jaartoetsrooster wordt voor
elke gelegenheid 180 minuten gepland. We houden rekening met tijd voor
opstarten en afsluiten.
Van studenten verwachten we ingetogen gedrag; je gedrag mag andere
studenten niet afleiden. Aandachttrekkend gedrag (uitingen van vreugde als je de
toets haalt of uitingen van ongenoegen en teleurstelling) kan tot gevolg hebben
dat je uit de toetsruimte wordt verwijderd en/of dat je resultaat ongeldig wordt
verklaard. Als dat het geval is, krijg je geen extra gelegenheid. Als je gevoelig
bent voor geluid om je heen, neem dan oordopjes mee.
Er worden tussen de vier en zes gelegenheden per toets aangeboden. Op het
jaartoetsrooster staan de exacte momenten vermeld. Je mag drie keer meedoen.
Maak zelf een verstandige planning. Als je gebruik wilt maken van de laatste
gelegenheid en je zou dan onverhoopt verhinderd zijn, kun je geen 'herkansing'
aanvragen en is er geen gelegenheid meer tot het afleggen van de toets.
Let wel, het betreft hier bij alle toetsen stof op het niveau van groep 8 van de
basisschool.
We veronderstellen dat je deze kennis al grotendeels bezit. Mocht je grote hiaten
hebben op het gebied van één van deze toetsen, dan zul je door middel van
zelfstudie je kennis op
niveau moeten brengen.
In module 1 en 2 worden op woensdag werkcolleges verzorgd voor de
basistoetsen.
Vanaf module 3 worden er responsiecolleges verzorgd. De colleges zijn verplicht
voor de studenten die de toets niet hebben behaald. Tijdens de eerste lessen
wordt door iedereen een diagnostische instaptoets gemaakt.
Pabo-plusstudietraject
Het traject paboplus is voor studenten die meer kunnen en willen. 'Meer kunnen
en willen', kan op verschillende manieren:
1. Versnellen na de propedeuse
2. Modulen volgen bij een andere opleiding
3. Studentassistentschap
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 37
Je kunt op twee manieren deelnemen aan het traject:
Tijdens het eerste jaar (in het tweede semester) onderdelen volgen van het
tweede jaar (moduletoetsen, modelopdrachten en vak en vormingsgebieden). Na
het eerste jaar en het behalen van je propedeuse kun je dan instromen in het
derde jaar.
Na de propedeuse extra modulen volgen of activiteiten uitvoeren.
Wil je versnellen na het eerste jaar instromen in het derde jaar dan moet je:
Tot nu alles hebben behaald, met alles wordt bedoeld: de basistoetsen,
de moduletoetsen en de moduleopdrachten.
De onderbouwstage met een ruimvoldoende of goed hebben afgerond.
Een positief advies hebben van je ppb'er.
Je kunt alleen instromen in het derde jaar wanneer je aan het eind van het eerste
jaar je propedeuse hebt behaald. Daarnaast moet je in het derde jaar gedurende
het hele jaar twee dagen stage per week lopen; dat betekent 20 dagen voor de
onderbouw en 20 dagen voor de bovenbouw stage en 40 dagen voor de
specialisatie.
De stage voor de specialisatie (derde jaar) wordt verspreid over het derde en
vierde jaar.
De eerste twintig dagen loop je stage aan het eind van het derde jaar. De overige
twintig dagen loop je stage tijdens je eerste minor in het vierde jaar.
Wil je andere modulen volgen tijdens het tweede jaar of student-assistent
worden, dan moet je:
1. De propedeuse hebben afgerond;
2. Meer kunnen en/of willen dan op dit moment aangeboden wordt;
3. Je stage ruim voldoende of goed hebben afgerond.
Wanneer je in aanmerking wilt komen voor het paboplustraject, dan maak je een
portfolio en vraag je een gesprek aan bij Joanneke Kuipers
([email protected]). Het gesprek duurt ongeveer een half uur. Het
portfolio vormt de basis voor het gesprek. Het gesprek voer je met Joanneke
Kuipers en Frits Barth. Het verloop van het gesprek en de kwaliteit van je
portfolio bepalen of je in aanmerking komt voor het paboplustraject. Wanneer het
advies positief is, dien je een verzoek in bij de examencommissie.
Je maakt een portfolio voor het 'toelatingsgesprek' waarin de volgende (eerder
verworven) competenties (kennis, vaardigheden en attitude) uitgewerkt of
aangetoond moeten worden:
A. Theoretisch gedeelte;
- Twee werkstukken, scripties of iets dergelijks van je vooropleiding;
- Een uitdraai van Progress (stand van zaken op dit moment);
- Moduleopdracht 1 .1 en 1 .2 .
- Uitwerkingen van alle gemaakte pgl-taken;
- Bijgewerkt portfolio.
B. Vaardigheden; welke vaardigheden bezit je op het gebied van:
- Muziek;
- Beeldende vorming;
- Bewegingsonderwijs.
Je kunt hierbij denken aan: eigen vaardigheden, vrijwilligerswerk zoals het
geven van trainingen aan kinderen et cetera.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 38
C. Attitude
Je beschrijft welke eigenschappen volgens jou belangrijk zijn voor het
volgen van dit traject.
Je beschrijft welke knelpunten je zult ervaren.
Doorgang van het pabo-plustraject kan afhankelijk zijn van het aantal
deelnemers.
Deelname aan het pabo-plustraject betekent geen vrijstelling van
participatieverplichtingen.
Als participatieverplichtingen moeilijk na te komen zijn, kan de deelnemer bij de
examencommissie een verzoek indienen bij de examencommissie.
Verplichte onderdelen van de Doorstroom
Basiskennistoetsen (verplichte ec's) = 1 ec-punt.
De basiskennistoetsen rekenen, spelling en wereldoriëntatie leveren samen 1 ec-
punt op. Alleen bij het met een voldoende afsluiten van alle drie de toetsen
worden het ec-punt toegekend.
De toetsen worden mogelijk ondersteund met een programma. Zie daarvoor de
curriculumschema's waarin je precies kunt lezen wanneer er voor de onderdelen
lessen worden aangeboden.
De inhouden van de toetsen en programma's worden hieronder kort uitgewerkt.
Het betreft bij deze toetsen stof op het niveau van groep 8 van de basisschool. Je
wordt drie keer in de gelegenheid gesteld elk van deze toetsen te halen. Dit zijn
de gelegenheden waarbinnen het moet gebeuren. In principe zou je eigen kennis
voor aanvang van de opleiding al op dit niveau moeten zijn. Mocht je een
kennishiaat hebben, dan is het je eigen verantwoordelijkheid dit hiaat in
zelfstudie zo snel mogelijk weg te werken.
Rekenvaardigheid
Dit studieonderdeel is gericht op (het vergroten van) de eigen rekenvaardigheid
van de student. Dit vaardigheidsonderdeel zal in de vorm van zelfstudie met een
beperkt aantal contacturen worden aangeboden. Dit onderdeel wordt afgesloten
met een toets van Cito.
Taal
Dit studieonderdeel is gericht op (het vergroten van) de eigen
spellingsvaardigheid van de student. Dit vaardigheidsonderdeel zal in de vorm
van zelfstudie met een beperkt aantal contacturen worden aangeboden. Dit
onderdeel wordt afgesloten met een toets van Cito.
Wereldoriëntatie
Dit studieonderdeel is gericht op het vergroten van de eigen kennis rondom
natuur en samenleving. Dit onderdeel is vormgegeven als een zelfstudiepakket
met een beperkt aantal contacturen. Dit onderdeel wordt afgesloten met toetsen
van Cito.
Fries/Frysk A of B ( 2 verplichte ec's voor locatie Fryslan)
Studiebelasting 2*28 sbu
Ec’s 2*1 punt
Module 1, 2, 3 en 4
Toetsen Eind module 2, eind module 4
Soort module Voor niet-Friestaligen: Eigen feardigens Frysk A Voor Friestaligen: Eigen feardigens Frysk B
Voor wie Verplicht voor alle studenten van locatie Fryslan
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 39
Alle studenten volgen op de locatie Fryslan verplicht in het eerste jaar Friese les.
Studenten die in het voortgezet onderwijs het vak Fries als examenvak hebben
gevolgd, kunnen een vrijstellende toets maken aan het begin van het schooljaar.
Studenten die bij de Afûk een diploma 'Fryslan A' hebben behaald, kunnen bij de
examencommissie een vrijstelling aanvragen voor 2 EC's.
De student kan kiezen welk programma het best past bij zijn of haar beginniveau.
Hij/zij krijgt 1 moduleperiode de kans om zijn of haar keuze te maken. Daarna
ligt de keus vast.
'Eigen feardigens Frysk A' is bestemd voor studenten die het Fries niet of niet
goed kunnen verstaan. De bedoeling is dat de student binnen een half jaar de taal
redelijk kan verstaan.
In het tweede semester krijgt het spreken meer aandacht.
Studenten die de Friese taal redelijk tot goed kunnen spreken, maar het niet of
nauwelijks kunnen schrijven, volgen 'Eigen feardigens Frysk B'. Bij dit programma
ligt het accent op schrijven en uitbreiding van de woordenschat.
Studenten nemen een uitdraai van de toetsuitslag van Frysk op in hun Portfolio.
De voor studenten op locatie Fryslan verplichte onderdelen Frysk komen in de
plaats van een leervraag van 28 sbu in de desbetreffende perioden. De
toekenning van ec‟s voor Frysk loopt dus 'via' het Portfolio.
2B.2.2 Programma tweede studiejaar
Het tweede studiejaar moet vooral gezien worden als een verbreding en
verdieping van de onderwerpen uit de propedeutische fase. Niet alleen
vakinhoudelijk wordt dieper op de stof ingegaan, maar ook komen een groot
aantal onderwijskundige onderwerpen uitvoerig aan de orde. Te denken valt
hierbij aan onderwerpen als differentiatie, zorgverbreding, leerlingvolgsysteem,
leerpsychologieën en -strategieën, enzovoort.
Toelating tot de hoofdfase fase van de opleiding
Voor de inschrijving in de hoofdfase geldt als eis het bezit van een propedeutisch
getuigschrift van die opleiding.
Studenten die voldaan hebben aan de norm van het bindend studieadvies die
geldt aan het einde van het eerste jaar van inschrijving hebben gedurende hun
tweede jaar van inschrijving, kunnen met het voorwaardelijk positief studieadvies
deelnemen aan onderwijseenheden van de hoofdfase, zonder dat zij op dat
moment ook daadwerkelijk staan ingeschreven als hoofdfase-student. Studenten
die in afwijking van het bovenstaande willen worden ingeschreven, dan wel
tentamens van de hoofdfase willen afleggen, moeten hiervoor een schriftelijk
verzoek indienen bij de opleidingsexamencommissie.
Organisatie van het tweede jaar
Het onderwijsprogramma in de hoofdfase (het tweede studiejaar) bestaat uit 4
modulen van 10weken. In de eerste twee modulen ligt het accent op inhouden
die gericht zijn op de bovenbouw van de basisschool (groep 5 t/m 8). In module
drie en vier ligt het accent op inhouden die gericht zijn op de onderbouw van de
basisschool (groep 1 t/m 4).
Praktische vorming
De praktische vorming in het basisonderwijs maakt een belangrijk deel uit van
het tweede jaar.
De studiebelasting bedraagt hiervoor ongeveer 20% van de totale studietijd per
studiejaar; dat is 12 ec's van de totale 60 ec's per studiejaar. In het tweede jaar
lopen studenten één dag per week stage in de lesweken en elke moduleperiode
een hele stageweek.
Toekenning van studiepunten voor de praktische vorming
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 40
Aan het eind van iedere module vindt er, bij voldoende beoordeling toekenning
van ec's plaats. Aan het eind van de perioden 1 en 3 vindt er een tussentijdse
beoordeling plaats en aan het eind van de perioden 2 en 4 vindt de
eindbeoordeling van de stageperioden plaats.
De stageperioden 1 en 2 en de perioden 3 en 4 zijn daarmee gekoppeld.
Als de beoordeling van de stage in periode 2 en/of periode 4 onvoldoende is dan
dient de gehele stageperiode herkanst te worden!
Dus een onvoldoende beoordeling op periode 2 betekent een herkansing voor de
praktische vorming van perioden 1 én 2 en een onvoldoende beoordeling voor de
praktische vorming in periode 4 betekent een herkansing voor de praktische
vorming van perioden 3 en 4.
Een onvoldoende beoordeling op de stage in periode 2 betekent dat de
herkansing dient plaats te vinden voorafgaand aan toelating tot deelname aan de
stages in de periodes 3 en 4.
In sommige gevallen kan de stagebegeleider een verlengde stage voorstellen als
blijkt dat de student meer tijd nodig heeft om aan de gestelde eisen te kunnen
voldoen.
Zowel de student als de docent kan een verzoek indienen tot een second opinion.
De teamleider verricht de second opinion of wijst daartoe een docent aan.
In geval van een herkansing formuleert de stagebegeleider in overleg met de
teamleider een voorstel. Dit voorstel moet ter fiattering aan de
opleidingsexamencommissie worden voorgelegd.
Een stageperiode kan één keer herkanst worden. Er kan één stageperiode per
jaar herkanst worden.
Professionele- en persoonlijke begeleiding (ppb)
Vanaf de start van module 2.1 wordt de student ingedeeld in een
begeleidingsgroep.
De begeleiding per groep hebben we georganiseerd vanuit het principe:
Professionele- en Persoonlijke Begeleiding, kort genoemd ppb. De begeleider
noemen we kort: ppb'er.
PPB vindt geregeld plaats gedurende de gehele opleiding en wordt conform het
moduleraamwerk ingeroosterd.
De begeleiding houdt onder andere in: gesprekken over de studie en het
toekomstige beroep, het werken aan de eigen studievaardigheden en het
voorbereiden van geplande stageactiviteiten. Daarnaast heeft de ppb'er de
mogelijkheid om individueel of in kleine (jaar) groepjes de studievorderingen
(ec's) aan de orde te stellen. Een uitdraai van Progress is dan concreet
uitgangspunt van gesprek. De student is verplicht zijn ppb'er te informeren over
de voortgang van de studie, zeker als de studievoortgang moeizamer loopt dan
gewenst.
De student is ook verplicht zijn ppb'er te informeren over eventuele negatieve
factoren die van invloed zijn op de studievoortgang.
De stagebegeleiding vindt grotendeels plaats op de stageschool zelf. De directe
begeleiding van de student is in handen van de basisschoolleerkracht (mentor) in
wiens groep de student geplaatst is. De stagecontactpersoon van de opleiding is
meer de procesbegeleider en begeleidt meer op 'afstand'. De stagecontactpersoon
en mentor overleggen samen over begeleiding en beoordeling van de vorderingen
van de student.
De beoordeling van de stage vindt plaats conform de criteria die daarvoor in de
tentamenregeling worden genoemd en die verder uitgewerkt zijn in de
betreffende moduleboeken.
De stagebeoordeling wordt gedaan door de stagecontactpersoon van de opleiding
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 41
in samenspraak met de mentor. De stagecontactpersoon geeft zijn bevindingen
door aan de ppb'er van de student.
Actieve studiehouding
Een actieve studiehouding is voor de opleiding een belangrijk kwaliteitscriterium.
In de moduleboeken vindt de student de beschrijving van wat de opleiding
verstaat onder een actieve studiehouding. Daarnaast heeft de opleiding een apart
studiehoudingsformulier ontwikkeld.
Door middel van dit formulier rapporteren alle opleidingsdocenten op gezette
tijden aan de ppb'ers over de ontwikkeling van de individuele student. Wanneer
er sprake is van een negatieve studiehouding kan dit aanleiding zijn om de
student uit te nodigen voor een gesprek met de teamleider en de ppb'er. Het
gevolg kan zijn dat er leerdoelen beschreven zullen worden en er zal een
actieplan opgesteld worden waarmee de student aan het werk moet. Er zal dan
ook een afspraak gemaakt worden over de terugrapportage van de leerdoelen.
Een negatieve studiehouding kan door de opleidingsexamencommissie worden
meegenomen in de beoordeling van een verzoek om bijzondere voorzieningen.
Verder kan het zijn dat de examencommissie het onverantwoordelijk vindt dat de
student met te weinig theoretische onderbouwing de stage ingaat. In dergelijke
gevallen kan de student uit de stage worden gehaald en de opdracht krijgen
hiaten in de theoretische kennis weg te werken. Een gevolg hiervan kan zijn dat
de stage later inhaalt en studievertraging oploopt.
Toetsing
De toetsing bestaat uit:
a. Toetsing van de bovenstroom. In dit onderdeel worden de activiteiten voor
pgl/PO getoetst in de moduleopdracht van de periode (toetsing van de
toepassing van de kennis).
In de bovenstroom worden ook de stages getoetst;
b. Toetsing van de onderstroom. In dit onderdeel wordt alle theorie getoetst
in de moduletoets en zijn er beoordelingen van de vak-/vormingsgebieden
(kennis en inzicht toetsing);
c. Toetsing van de doorstroom. In dit deel wordt de persoonlijke ontwikkeling
van de student getoetst in de ppb. Aan de orde komen portfolio en pop's,
de persoonlijke ontwikkelingsplannen. De algemene ec's maken ook deel
uit van de doorstroom.
Het portfolio is het onderdeel waar alle activiteiten van de doorstroom
geregistreerd worden.
Je behaalt voor de doorstroom 3 ec's of 0. De ppb-begeleider ondersteunt, stuurt
zonodig en controleert je leeractiviteiten binnen de doorstroom.
Het aantal toetsgelegenheden
De student heeft in het propedeutisch jaar voor alle modulen drie gelegenheden
tot het afleggen van moduletentamenonderdelen. In het jaartoetsrooster zijn er
daarbij voor de moduletoetsen drie toetsgelegenheden gepland en voor de andere
onderdelen drie inlevermomenten. Studenten in het tweede, derde en vierde jaar
hebben voor alle modulen twee gelegenheden tot het afleggen van
moduletentamenonderdelen. In het jaartoetsrooster zijn er daarbij voor de
moduletoetsen twee toetsgegelegenheden per studiejaar gepland en voor de
andere onderdelen per jaar twee inlevermomenten.
De inschrijving voor alle moduletoetsen is verplicht. De student kan aan het te
laat inschrijven voor een toets of het niet benutten van een toetsgelegenheid
géén rechten ontlenen.
Alléén studenten, die beschikken over een verklaring van het decanaat
'Bijzondere omstandigheden', kunnen een beroep doen op de examencommissie
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 42
tot inschrijving voor een toetsing of aanpassing van het toetsprotocol. (zie
hoofdstuk 2D, de Moduletentamenregeling (MTR) Artikel 14
Overmachtsregeling).
Wanneer een student, na gebruik te hebben gemaakt van alle toetsgelegenheden,
een module gedurende het studiejaar niet met een voldoende beoordeling heeft
afgerond dan dient deze student gebruik te maken van de toetsgelegenheden in
het volgende jaar zoals die zijn opgenomen in het jaartoetsrooster. Het betreft
een toets die gebaseerd is op de stof van het lopende cursusjaar. Dit kan dus
afwijken van stof uit een voorgaand cursusjaar. De student dient zelf te
controleren welke stof hij moet leren. De student is zelf verantwoordelijk voor
het vergelijken van de lopende stof met die van het voorgaande cursusjaar.
Keuzes voor de student
Aan het eind van het tweede studiejaar maakt de student een aantal keuzes ten
aanzien van de voortgang in het derde studiejaar:
a. de student kiest voor de specialisatie 'het jonge kind' of 'het oudere kind'.
Afhankelijk van de gekozen specialisatie volg je het programma van de
onder- of bovenbouw.;
b. de student kiest binnen het expressieonderwijs voor Muziek / Beeldende
Vorming;
c. de student oriënteert zich al vast op de minoren in het vierde studiejaar.
Pabo-PLUS studietraject
Het traject paboplus is voor studenten die meer kunnen en willen. 'Meer kunnen
en willen',
kan op verschillende manieren:
1. Versnellen na de propedeuse
2. Modulen volgen bij een andere opleiding
3. Studentassistentschap
Je kunt op twee manieren deelnemen aan het traject:
1 . Tijdens het eerste jaar (in het tweede semester) onderdelen volgen van het
tweede jaar (moduletoetsen, modelopdrachten en vak en vormingsgebieden).
Na het eerste jaar en het behalen van je propedeuse kun je dan instromen in
het derde jaar.
2. Na de propedeuse extra modulen volgen of activiteiten uitvoeren.
Wil je versnellen na het eerste jaar instromen in het derde jaar dan moet je:
1 . Tot nu alles hebben behaald, met alles wordt bedoeld: de basistoetsen,
de moduletoetsen en de moduleopdrachten.
2. De onderbouwstage met een ruimvoldoende of goed hebben afgerond.
3. Een positief advies hebben van je tutor/ppb-begeleider.
Je kunt alleen instromen in het derde jaar wanneer je aan het eind van het eerste
jaar je propedeuse hebt behaald.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 43
Daarnaast moet je in het derde jaar:
1. Deelnemen aan het gedualiseerde traject
2. Gedurende het hele jaar twee dagen stage per week lopen; dat betekent 20
dagen voor de onderbouw en 20 dagen voor de bovenbouw stage en 40 dagen
voor de specialisatie.
De stage voor de specialisatie (derde jaar) wordt verspreid over het derde en
vierde jaar.
De eerste twintig dagen loop je stage aan het eind van het derde jaar. De overige
twintig dagen loop je stage tijdens je eerste minor in het vierde jaar.
Wil je andere modulen volgen tijdens het tweede jaar of student-assistent
worden, dan moet je:
1. De propedeuse hebben afgerond;
2. Meer kunnen en/of willen dan op dit moment aangeboden wordt;
3. Je stage ruim voldoende of goed hebben afgerond.
Wanneer je in aanmerking wilt komen voor het paboplustraject, dan maak je een
portfolio en vraag je een gesprek aan bij Joanneke Kuipers (kamer 293). Het
gesprek duurt ongeveer een half uur. Het portfolio vormt de basis voor het
gesprek. Het gesprek voer je met Joanneke Kuipers en Frits Barth. Het verloop
van het gesprek en de kwaliteit van je portfolio bepalen of je in aanmerking komt
voor het paboplustraject. Wanneer het advies positief is, dien je een verzoek in
bij de examencommissie.
Je maakt een portfolio voor het 'toelatingsgesprek' waarin de volgende (eerder
verworven) competenties (kennis, vaardigheden en attitude) uitgewerkt of
aangetoond moeten worden:
1 . Theoretische gedeelte;
a. Twee werkstukken, scripties of iets dergelijks van je vooropleiding;
b. Een uitdraai van Progress;
c. De moduleopdrachten van periode 1 .1 en 1.2;
d. Uitwerkingen van alle gemaakte pgl-taken;
e. Bijgewerkt portfolio.
2. Vaardigheden; welke vaardigheden bezit je op het gebied van:
a. Muziek;
b. Beeldende vorming;
c. Bewegingsonderwijs;
Je kunt hierbij denken aan: eigen vaardigheden, vrijwilligerswerk zoals het
geven van trainingen aan kinderen et cetera
3. Attitude
a. Je beschrijft welke eigenschappen volgens jou belangrijk zijn voor het
volgen van dit traject.
b. Je beschrijft welke knelpunten je zult ervaren.
Onderwijsactiviteiten tweede studiejaar cohort 2011-2012
Hierna volgt een schets en een korte beschrijving van de modulen van het tweede
studiejaar.
In de diverse moduleboeken wordt het programma uitgebreid beschreven. Het is
mogelijk dat in het moduleboek ten aanzien van de inhoud en toetsing van de
modulen geringe wijzigingen worden aangebracht ten opzichte van de in het
Studentenstatuut deel 2 opgenomen informatie over de modulen. De in het
moduleboek vermelde informatie (mits niet in strijd met de
Moduletentamenregeling) is bindend.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 44
Module 2.1 Oriëntatie op de Mens en Samenleving
Studiebelasting 420 sbu
Ec’s 15
Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.
Het centrale thema van deze module is een voortgezette oriëntatie op het
onderwijs aan kinderen van 8 tot 12 jaar. Uitgangspunt vormt het
ontwikkelingsgericht onderwijs voor de bovenbouw.
Uiteindelijk gaat het om leerlingen te helpen zich te oriënteren op mens en
samenleving.
Een invalshoek hierbij is het thematisch werken. Module 2.1 zal opgestart worden
met een Waddenweek. In deze week ervaart de student zelf wat de meerwaarde
is van het werken rond een thema met daarin een geïntegreerd vakkenaanbod en
uitgaande van omgevingsonderwijs.
De student zal vervolgens de transfer tot stand moeten brengen naar het zelf
ontwerpen van dergelijk onderwijs. Dit zal plaats vinden in de moduleopdracht.
De opgedane kennis en ervaring wordt ingezet om een thema uit te werken
waarbinnen een zestal goede onderwijsactiviteiten ontworpen en uitgevoerd
worden.
De student verwerft kennis en inzicht van de (veranderende) samenleving vanuit
een sociaal, historisch, cultureel, geografisch en natuurlijk (biologisch)
perspectief. Daarnaast staat vakdidactiek centraal. Omdat kinderen op de
basisschool bij het oriënteren op de samenleving
dienen te beschikken over vaardigheden gericht op begrijpend- en studerend
lezen, zal vanuit het vakvormingsgebied Taal daar aandacht aan worden besteed.
De vakvormingsgebieden van de onderstroom:
Aardrijkskunde
Geschiedenis
Natuur
Taal
Culturele en maatschappelijke vorming (CMV)
Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 45
Module 2.2 Bewogen en bevlogen; werken met methoden in de
bovenbouw
Studiebelasting 420 sbu
Ec’s 15
Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.
Het centrale thema van deze module is een verdieping op het onderwijs aan
kinderen van 8 tot 12 jaar. Uitgangspunt vormt het ontwikkelingsgericht
onderwijs voor de bovenbouw.
In module 1 .3 en 1 .4 stond de kennismaking met het bovenbouwkind centraal.
In Module 2.1 is naast het werken aan de eigen kennis en de didactische
vaardigheden de meerwaarde van thematisch werken en omgevingsonderwijs
ontdekt.
In module 2.2 wordt (verder) 'gewerkt' aan de didactische kwaliteiten. De
moduletitel geeft al aan hoe de praktijk en de theorie elkaar wederzijds kunnen
inspireren om weloverwogen en doordacht (goed) onderwijs te willen ontwerpen
en uitvoeren. De onderstroom schenkt aandacht aan wat in essentie een goede
les tot goede les maakt. De studenten worden in de bouwstenen aangereikt en
studenten denken zelf na over de bouwstenen voor een goede les.
Studenten leren omgaan met de op de basisschool gehanteerde methoden.
Hiervoor is het noodzakelijk dat de student het didactisch handelen gaat
beheerst.
De vakvormingsgebieden in de onderstroom:
Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming
Schrijven
ICT
Beeldende vorming
Muziek
Rekenen-wiskunde en didactiek
Godsdienstige vorming
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 46
Module 2.3 Didactiek in de onderbouw; waaronder het werken met
materialen
Studiebelasting 420 sbu
Ec’s 15
Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.
In deze module zullen we ons vooral toespitsen op de basisontwikkeling in groep
1 en 2.
De belangrijkste onderwerpen zijn: Welke kernactiviteiten kennen we? Hoe
kunnen we deze
kernactiviteiten koppelen aan het hoekenwerk? Welke rol spelen materialen in de
onderbouw?
Hoe volg je jonge kinderen in hun ontwikkeling (wat is de rol van Horeb)?
Daarnaast onderzoeken we de doorgaande lijn van peuter naar groep 1 . Wat is
VVE en hoe kunnen we hier als basisschool goed op aansluiten? Welke
ontwikkelingslijnen zijn er ten aanzien van geletterdheid, wiskundige oriëntatie,
motorische ontwikkeling, spelontwikkeling en levensbeschouwelijke ontwikkeling?
In de praktijk zien we vaak dat in groep 1 en 2 anders wordt gewerkt dan in
groep 3 en 4.
Vaak ontstaat er een breukvlak in de 'ononderbroken ontwikkeling' waar kinderen
volgens de onderwijswetgeving recht op hebben. Wat betekent dit 'breukvlak'
voor kinderen en wat betekent dit voor ontwikkelingslijnen in b.v. de didactiek
van het aanvankelijk rekenen en lezen? en kan het ook anders? Met deze laatste
vragen sluiten we de module af en maken we alvast een opstapje naar module
2.4 waar we de lijn doortrekken naar groep 3 en 4.
De vakvormingsgebieden in de onderstroom:
APOV
Taal en communicatie (waaronder logopedie)
RW&D
Beweging
Govo (govo: DCBO/RK)
Bevo
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 47
Module 2.4 Onderwijs ontwerpen in de onderbouw
Studiebelasting 420 sbu
Ec’s 15
Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.
In deze module gaan we dieper in op de overgang van groep 2 naar groep 3. We
bestuderen daarbij de ontwikkelingspsychologie van deze leeftijdsgroep. Wat voor
conclusies kunnen we trekken t.a.v. het onderwijsaanbod? In de vakgebieden
Rekenen-wiskunde en didactiek en Taal en Bewegingsonderwijs worden de leer-
en ontwikkelingslijnen van groep 1 t/m groep 4 verder (met name nu voor groep
3 en 4) uitgewerkt. De methodiek van schrijf- en muziekonderwijs in de
onderbouw komt aan de orde. Verschillende speel-, werk- en gespreksvormen
worden behandeld en in de praktijk geoefend.
In algemene zin zal het gebruik van methodes in groep 3 en 4 worden vergeleken
met het meer natuurlijk leren, en het cursorisch leren zal vergeleken worden met
meer projectmatig werken. Vanuit dit kader zullen studenten bij Wereldoriëntatie,
Algemene pedagogisch en onderwijskundige vorming en pgl onder andere de
techniek van het verhalend ontwerpen leren waarbij de aangeboden vak- en
vormingsgebieden van deze module op geïntegreerde wijze een plaats krijgen in
de praktijk.
De vakvormingsgebieden in de onderstroom:
Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming
Wereldoriëntatie
Beweging
Rekenen-wiskunde en didactiek
Taal
Schrijven
Muziek
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 48
2.5 Doorstroom en algemene ec’s
De doorstroom omvat gedurende de eerste drie jaren van de studie per studiejaar
= 12 ec's. Van die twaalf ec's zijn er in het tweede studiejaar vier ec's
gereserveerd voor de ppb.
De overige acht ec's zijn zogenaamde algemene ec-punten (aep).
De opleiding kent twee soorten algemene ec's, verplichte- en vrije onderdelen. In
het tweede studiejaar zijn er drie verplichte- en vijf vrije ec's opgenomen; zij
worden hieronder kort toegelicht.
A Verplichte algemene ec’s
Engels
Studiebelasting 28 sbu
Ec-punt 1
Module 1
Soort module Theorie- en vaardigheidsmodule
Deze module is gericht op (het vergroten van) theoretische kennis en
vaardigheden van de student op het gebied van de Engelse taal. Deze
module zal in de vorm van zelfstudie met een beperkt aantal contacturen
worden aangeboden.
Media en techniek Studiebelasting 56 sbu
Ec-punt 2
Module 1 en 2
Soort module Theorie- en vaardigheidsmodule
Deze module is gericht op (het vergroten van) vaardigheden van de
student op het gebied van multimedia. Theorie is er ter ondersteuning
maar centraal staan de gebruiksvaardigheden. Deze module zal in de vorm
van zelfstudie met een beperkt aantal contacturen worden aangeboden;
worden opgestart in module 2.1 en afgerond met en toetsing in module
2.2.
B Verplichte algemene ec’s
Binnen de resterende algemene ec's (5 in totaal) dient de student nog zelf
punten in te vullen; dit worden vrije ec's genoemd. Het is de bedoeling dat
de keuze voor de invulling van de aep's wordt gemotiveerd vanuit het
persoonlijk ontwikkelingsplan. Mochten er vanuit de Opleiding of vanuit de
stagescholen bepaalde competenties extra aandacht vereisen dan kan de
opleiding deze competenties voorschrijven als pop gerelateerde
studiepunten. Een student is dan verplicht aan deze, door de opleiding als
relevant gevonden leervragen, te werken. De aep's worden gekoppeld aan
de SBL-competenties. Voor het aanvragen van toekenning van ec's voor
aep's is een apart formulier beschikbaar. Nadere informatie kan de student
krijgen via de ppb'er.
Op de locaties Fryslan is het mogelijk het de aangeboden onderdelen Frysk
te volgen, die moeten worden gevolgd indien iemand de wettelijke
bevoegdheid Fries wil behalen.
Extra stageactiviteiten kunnen niet in aanmerking komen voor een vrij ec-
punt.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 49
2B.2.3 Programma derde studiejaar (sda-fase)
In het derde en vierde studiejaar werken de studenten gericht aan specialiseren,
differentiëren en afstuderen. De belangrijkste doelstellingen van de Specialisatie-,
Differentiatie en Afstudeerfase (sda-fase) zijn dat studenten worden opgeleid tot
vakkundige onderwijsgevenden, gespecialiseerd in de onderbouw of de
bovenbouw van de basisschool en tot vakkundige onderwijsgevenden met een
duidelijk eigen profiel (differentiatie).
Een student dient in bezit te zijn van het propedeutische getuigschrift vóór
deelname aan de sda-fase.Tevens moeten de stages in het tweede jaar minimaal
met een voldoende afgesloten zijn. Studenten die niet aan deze eis voldoen
dienen een schriftelijk verzoek in bij de opleidingsexamencommissie tot deelname
aan de sda-fase van de opleiding. Studenten met schriftelijke toestemming van
de OEC dienen deze bevestiging te overleggen voor deelname aan de sda-fase bij
de betreffende teamleider. Mocht een student zonder propedeuse en zonder
schriftelijke toestemming van de OEC onderwijs volgen in het sda-fase, dan kan
de OEC eventueel behaalde studieresultaten ongeldig verklaren.
programma van de sda-fase biedt de nodige ruimte voor de student. Dat wil
zeggen dat de student een gedeelte van het programma zelf kan samenstellen op
basis van eigen leervragen, aangepast aan eigen sterke en zwakke kanten en
aangepast aan de eigen voorkeur.
Overigens moeten de door de student gedane keuzes vallen binnen de kaders die
door de SBL-competenties, het beroepsprofiel en de bekwaamheidseisen worden
aangegeven.
De organisatie van het derde studiejaar
Vanaf het derde jaar wordt Projectonderwijs (PO) als specifieke onderwijsvorm
gehanteerd waarbij de student aan het werk gaat met grote complexe
vraagstukken, zo mogelijk rechtstreeks gelieerd aan een opdracht van een
stageschool. Iedere module kent daarbij een stagecomponent, er is aandacht
voor de persoonlijke ontwikkeling van de student en het onderwijsaanbod wordt
ondersteund door de vak-/vormingsgebieden. Nieuw in het derde studiejaar is de
invoering van de lintstage. Dit betekent dat je als student voor een periode van
zeven weken twee dagen per week stage loopt. Per module wordt daarbij het
geheel afgestemd naar het gekozen modulethema. Door pgl hebben de studenten
een aantal vaardigheden opgedaan, die van belang zijn voor zelfstandig en
coöperatief leren. Het gaat om vaardigheden als het kunnen ontwikkelen van
antwoorden op gestelde en als zodanig ervaren problemen, het kunnen
samenwerken met medestudenten, het kunnen formuleren van problemen en het
maken van werkplannen, enzovoort. Deze vaardigheden worden door de
studenten in de sda-fase aangewend voor het werken in Projectgroepen en het
werken met eigen leervragen.
Leervragen worden opgevat als leerwensen, die de student heeft op het gebied
van onderwijs en didactiek. Dat kunnen leerwensen zijn op basis van bijvoorbeeld
gevoelde tekorten of belangstelling voor specifieke, in de opleiding minder aan
bod gekomen gebieden.
Het onderwijs krijgt zo een meer student-, vraaggericht karakter. Zijn er vanuit
de opleiding en/of de stagescholen bepaalde competenties die extra aandacht
vereisen dan kan de opleiding studiewerkzaamheden in het kader van het behalen
van deze competenties voorschrijven als pop-gerelateerde studiepunten. Een
student is dan verplicht aan deze door de opleiding als relevant gevonden
leervragen te werken.
Praktische vorming
De praktische vorming in het basisonderwijs maakt een belangrijk deel uit van
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 50
het onderwijsprogramma. De studiebelasting bedraagt hiervoor ongeveer 20%
van de totale studietijd per studiejaar; dat is 12 ec's van de totale 60 ec's per
studiejaar. De derdejaars studenten volgen een lintstagemodel gedurende zeven
weken per module. Gedurende die periode is de student zeven weken lang twee
of drie dagen per week op de opleiding en twee dagen op de stageschool. Hier is
wel een voorbehoud aangezien de opleiding in de organisatie afhankelijk is van
het aantal aangeboden stageplaatsen van de basisscholen. In moduleperiode 3.2
en 3.4 loopt de student een hele week stage.
Verdere eisen staan beschreven in de Moduletentamenregeling (MTR), hoofdstuk
2D van deze gids.
Persoonlijke- en Professionele Begeleiding (ppb)
Vanaf de start van module 3.1 wordt de student ingedeeld in een
begeleidingsgroep.
De begeleiding per groep hebben we georganiseerd vanuit het principe:
Professionele- en Persoonlijke Begeleiding, kort genoemd ppb. De begeleider
noemen we kort: ppb'er.
PPB vindt geregeld plaats gedurende de gehele opleiding en wordt conform het
moduleraamwerk ingeroosterd.
De begeleiding houdt onder andere in: gesprekken over de studie en het
toekomstige beroep, het werken aan de eigen studievaardigheden en het
voorbereiden van geplande
stageactiviteiten. Daarnaast heeft de ppb'er de mogelijkheid om individueel of in
kleine (jaar)
groepjes de studievorderingen (ec's) aan de orde te stellen. Een uitdraai van
Progress is dan concreet uitgangspunt van gesprek. De student is verplicht zijn
ppb'er te informeren over de voortgang van de studie, zeker als de
studievoortgang moeizamer loopt dan gewenst.
De student is ook verplicht zijn ppb'er te informeren over eventuele negatieve
factoren die van invloed zijn op de studievoortgang.
De stagebegeleiding vindt grotendeels plaats op de stageschool zelf. De directe
begeleiding van de student is in handen van de basisschoolleerkracht (mentor) in
wiens groep de student geplaatst is. De stagecontactpersoon van de opleiding is
meer de procesbegeleider en begeleidt meer op 'afstand'. De stagecontactpersoon
en mentor overleggen samen over begeleiding en beoordeling van de vorderingen
van de student.
De beoordeling van de stage vindt plaats conform de criteria die daarvoor in de
tentamenregeling worden genoemd en die verder uitgewerkt zijn in de
betreffende moduleboeken.
De stagebeoordeling wordt gedaan door de stagecontactpersoon van de opleiding
in samenspraak met de mentor. De stagecontactpersoon geeft zijn bevindingen
door aan de ppb'er van de student.
Actieve studiehouding
Een actieve studiehouding is voor de opleiding een belangrijk kwaliteitscriterium.
In de moduleboeken vindt de student de beschrijving van wat de opleiding
verstaat onder een actieve studiehouding. Daarnaast heeft de opleiding een apart
studiehoudingsformulier ontwikkeld. Door middel van dit formulier rapporteren
alle opleidingsdocenten op gezette tijden aan de ppb'ers over de ontwikkeling van
de individuele student. Wanneer er sprake is van een negatieve studiehouding
kan dit aanleiding zijn om de student uit te nodigen voor een gesprek met de
teamleider en de ppb'er. Het gevolg kan zijn dat er leerdoelen beschreven zullen
worden en er zal een actieplan opgesteld worden waarmee de student aan het
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 51
werk moet. Er zal dan ook een afspraak gemaakt worden over de terugrapportage
van de leerdoelen. Een negatieve studiehouding kan door de
opleidingsexamencommissie worden meegenomen in de beoordeling
van een verzoek om bijzondere voorzieningen.
Verder kan het zijn dat de examencommissie het onverantwoordelijk vindt dat de
student met te weinig theoretische onderbouwing de stage ingaat. In dergelijke
gevallen kan de student uit de stage worden gehaald en de opdracht krijgen
hiaten in de theoretische kennis weg te werken.
Een gevolg hiervan kan zijn dat de stage later inhaalt en studievertraging oploopt.
Toetsing in het derde studiejaar
De toetsing bestaat uit:
1. Toetsing van de bovenstroom.
In dit onderdeel worden de activiteiten voor PO getoetst in de
projectopdracht (= projectpresentatie) van de periode (toetsing van de
toepassing van de kennis.
In de bovenstroom worden ook de stages beoordeeld.
2. Toetsing van de onderstroom.
In dit onderdeel wordt alle theorie van de module getoetst in de
moduletoets en is er toetsing van alle vak-/vormingsgebieden in de
module (kennis en inzicht toetsing);
3. Toetsing van de doorstroom.
In dit deel wordt de persoonlijke ontwikkeling van de student getoetst
middels ppb (portfolio en pop's, de persoonlijke ontwikkelingsplannen) en
eigen leervragen.
Punten voor ppb worden afzonderlijk toegekend van de vrije algemene
punten die de
student invult vanuit de eigen leervragen.
Het portfolio is dus het onderdeel waar alle activiteiten van de doorstroom
geregistreerd worden. Je behaalt voor de doorstroom 3 ec's of 0. De ppb-
begeleider ondersteunt, stuurt zonodig en controleert je leeractiviteiten
binnen de doorstroom.
Het aantal toetsgelegenheden
De student heeft in het propedeutisch jaar voor alle modulen drie gelegenheden
tot het afleggen van moduletentamenonderdelen. In het jaartoetsrooster zijn er
daarbij voor de
moduletoetsen drie toetsgelegenheden gepland en voor de andere onderdelen
drie inlevermomenten. Studenten in het tweede, derde en vierde jaar hebben
voor alle modulen twee gelegenheden tot het afleggen van
moduletentamenonderdelen. In het jaartoetsrooster zijn er daarbij voor de
moduletoetsen twee toetsgegelegenheden per studiejaar gepland
en voor de andere onderdelen per jaar twee inlevermomenten.
De inschrijving voor alle moduletoetsen is verplicht. De student kan aan het te
laat inschrijven voor een toets of het niet benutten van een toetsgelegenheid
géén rechten ontlenen.
Alléén studenten, die beschikken over een verklaring van het decanaat
'Bijzondere omstandigheden', kunnen een beroep doen op de examencommissie
tot inschrijving voor een toetsing of aanpassing van het toetsprotocol. (zie
hoofdstuk 2D, de Moduletentamenregeling (MTR) Artikel 14 Overmachtsregeling).
Wanneer een student, na gebruik te hebben gemaakt van alle toetsgelegenheden,
een module gedurende het studiejaar niet met een voldoende beoordeling heeft
afgerond dan dient deze student gebruik te maken van de toetsgelegenheden in
het volgende jaar zoals die zijn opgenomen in het jaartoetsrooster. Het betreft
een toets die gebaseerd is op de stof van het
lopende cursusjaar. Dit kan dus afwijken van stof uit een voorgaand cursusjaar.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 52
De student dient zelf te controleren welke stof hij moet leren. De student is zelf
verantwoordelijk voor het vergelijken van de lopende stof met die van het
voorgaande cursusjaar.
Onderwijsactiviteiten derde studiejaar cohort 2010-2011
Hierna worden de perioden van de sda-fase kort weergegeven, waarna een korte
beschrijving per periode volgt. In de diverse moduleboeken van de sda-fase
wordt het programma uitgebreid
beschreven. Het is mogelijk dat in het moduleboek ten aanzien van de inhoud en
toetsing van de modulen geringe wijzingen worden aangebracht ten opzichte van
de in deze Studiegids opgenomen informatie. De in het moduleboek vermelde
informatie is, mits niet in strijd met de Moduletentamenregeling, bindend.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 53
Hieronder volgt een systematisch overzicht van de inhouden van de modulen uit
het derde studiejaar.
Module 3.1 Onderwijs en identiteit
Studiebelasting 420 sbu
Ec’s 15
Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.
In module 3.1 zal vanuit de eigen identiteit en vanuit de identiteitsontwikkeling
van het kind worden gekeken naar de identiteit van de (basis)school en in het
bijzonder naar de identiteitsontwikkeling van de christelijke (basis)school.
Naast zicht hebben op de identiteitsontwikkeling zullen de studenten zich ervan
bewust moeten worden op welke wijze het eigen pedagogisch- en didactisch
handelen wordt beïnvloed.
Keuzes dienen op bewuste wijze te worden gemaakt en dienen vervolgens te
worden geëxpliciteerd en te worden vertaald in handelingen. Tijdens de module
maakt de student kennis met de gehele (stage)school.
De vakvormingsgebieden in de onderstroom:
Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming
Godsdienstige vorming
Rekenen-wiskunde en didactiek
Taal
Beeldende vorming of muziek
Kernbegrippen:
Visieontwikkeling;
Traditioneel vernieuwingsonderwijs (Jenaplan, Dalton, Montessori, et cetera);
Onderwijsconcepten (waaronder TOM-school);
Identiteitsontwikkeling (kind, leraar en school);
Koppeling taalontwikkeling en identiteitsontwikkeling;
Waardenoriëntatie.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 54
Module 3.2 Kwaliteit in het onderwijs
Studiebelasting 420 sbu
Ec’s 15
Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.
Voortbouwend op de inhouden van module 3.1, zal de student in module 3.2
vanuit de eigen visieontwikkeling zicht krijgen op indicatoren van kwalitatief goed
onderwijs. Binnen de opleiding wordt het begrip Kwaliteit breed opgevat. Goed
onderwijs beperkt zich niet tot de instrumentele vakken. De studenten zullen als
professional duidelijke keuzes moeten kunnen maken en deze moeten kunnen
beargumenteren.
De vakvormingsgebieden in de onderstroom:
Apov
GOVO (DCBO/RK)
RW&D
Bevo/Muziek
Beweging (onderbouw)
WO (bovenbouw)
Taal & communicatie
Kernbegrippen:
Schoolontwikkeling
PPON
Effectiviteit (doelgerichtheid)
Leerlijnen en leerstoflijnen
(Vak)didactiek
didactische vaardigheden
vakkennis
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 55
Module 3.3 Zorg voor het kind
Studiebelasting 420 sbu
Ec’s 15
Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.
In deze module wordt de student zich bewust van de hulpvragen van de kinderen
die hem of haar persoonlijk worden gesteld. Elke leerling zal de leraar een 'zorg
zijn', daarvoor is de ontwikkeling van orthopedagogische en orthodidactische
kennis en vaardigheden van belang.
De student zal daarnaast zicht krijgen op zorgstructuren op micro-, meso- en
macroniveau.
Daarbij zal de student vanuit de eigen visie op onderwijs en opvoeding een eigen
visie op zorg ontwikkelen.
De vakvormingsgebieden in de onderstroom:
Algemene pedagogische en onderwijskundige vorming
Rekenen-wiskunde en didactiek
Taal
Logopedie)
Schrijven (motoriek)
Beweging
ICT
Kernbegrippen:
Orthopedagogiek
Orthodidactiek
Paramedisch handelen
Interne en externe remedial teaching
Interne begeleiding
Planmatig werken
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 56
Module 3.4 School in de maatschappij
Studiebelasting 420 sbu
Ec’s 15
Toetsing Een nadere uitwerking is opgenomen in het hoofdstuk toetsing van het moduleboek.
De student wordt er zich van bewust dat het eigen gedrag en het gedrag van de
kinderen tevens wordt beïnvloed door veranderingen in de samenleving. De
student zal zich ervan bewust worden dat in een veranderende maatschappij
onderwijs- en opvoedingsdoelen van het onderwijs aangepast worden. Leraren
zullen daarom vanuit een eigen identiteit maatschappelijke veranderingen moeten
kunnen onderzoeken en veranderingen moeten kunnen plaatsen. Dat daarvoor de
persoonlijke ontwikkeling van de student (tot wereldburger) van belang zal zijn
ligt voor de hand.
De vakvormingsgebieden in de onderstroom:
Godsdienstige vorming
Culturele en maatschappelijke vorming
Beweging (onderbouw)
Wereldoriëntatie (bovenbouw)
Engels
Drama
Kernbegrippen:
Onderwijsachterstanden
Onderwijskansen
Multicultureel en intercultureel onderwijs
Pluriformiteit
Maatschappelijke identiteit van de school
Rechten van het kind
3.7 Doorstroom en algemene ec's
De doorstroom omvat gedurende de eerste drie jaren van de studie per studiejaar
12 ec's.
Van die twaalf ec's zijn er in het derde studiejaar vier ec's gereserveerd voor ppb.
De overige acht ec's zijn zogenaamde algemene ec-punten (aep's) en Eigen
Leervragen.
In het curriculum van het derdejaar worden de algemene ec's vanuit de
studiebegeleiding
ingevuld met leervragen. Het maximale aantal toe te kennen aantal punten per
leervraag is 2 ec's.
A Verplichte algemene ec’s
Sollicitatietraining
Studiebelasting 28 sbu
Ec-punt 1
Periode 2 en 3 (afhankelijk van de beschikbaarheid van de docent)
Soort module Theorie- en vaardigheidsmodule
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 57
B Eigen leervragen
Naast de verplichte aep‟s in het derde leerjaar maakt de verplichte
maatschappelijke stage deel uit van het derde leerjaar. De
maatschappelijke stage komt in de plaats van één individuele Leervraag
van 28 sbu.
Deze aep‟s worden ingevuld vanuit de leervragen die ontwikkeld zijn bij de
ppb-begeleiding, waarbij de persoonlijke ontwikkeling van de student
voorop staat. Het maximale aantal te behalen ec‟s per leervraag is twee
ec‟s. Extra stageactiviteiten komen niet in aanmerking voor een vrij ec-
punt.
2B.2.4 Programma vierde studiejaar
In het vierde studiejaar zit je in het laatste jaar van de SDA-fase, de fase van
specialiseren,differentiëren en afstuderen. In het derde jaar heb je je
gespecialiseerd in het jonge kind of het oudere kind. In jaar vier ga je
differentiëren, je verder persoonlijk onderscheiden via de minoren.
Minor staat in de internationale onderwijssystematiek voor bijvakken of
profilering. Na je verplichte of funderende deel, kun je in het minordeel van je
opleiding je profileren.
Je onderscheidt je door de keuze van de minor. Veelal zal dat binnen de Stenden
Lerarenopleidingen gebeuren, maar je kunt ook gebruik maken van het aanbod
buiten de opleiding en bij een andere opleiding van de Stenden of andere
hogeschool een minor kiezen.
De opzet van de minoren binnen de Stenden Lerarenopleiding wordt zo
vormgegeven dat dit deel van de opleiding moet voldoen aan 3 maal V: het moet
verdiepend, verbredend en voorbereidend op een master-studie zijn. De duur van
een minorperiode is een heel semester, waarbij achtereenvolgens tweemaal 15
ec behaald kan worden. Omdat de opleiding je keuzevrijheid wil geven zijn er veel
onderwerpen mogelijk binnen de verschillende minoren van de opleiding.
Je kiest voor één minoronderwerp aan het eind van het derde studiejaar. Je werkt
tien onderwijsweken achtereen aan het eerste deel van 15 ec en tien
onderwijsweken aan het tweede deel. (Een periode beslaat tien onderwijsweken
waarvan negen lesweken en één studieweek).
Het aanbod van of thema's voor de minoren staan beschreven in de SDA-
handleiding.
Daarnaast is er een verplichte onderstroom per periode die je moet verwerken in
je minor, met onderzoeksvaardigheden in de eerste periode en
ontwerpvaardigheden in de tweede periode, om je werk expliciet te ijken aan al
de HBO-kernkwalificaties.
Naast dit inhoudelijke aanbod is er een begeleidingsstroom, de doorstroom
waarbij je in je vaste groep werkt aan persoonlijke professionele ontwikkeling.
Deze doorstroom vindt zijn vervolg in de terugkomdagen tijdens je LIO(stage) in
het afstudeerdeel van de SDA-fase.
Uitgangspunt bij de doorstroom is dat je je eigen ervaring afzet tegen de
bekwaamheidseisen die het beroep als leerkracht basisonderwijs aan je stelt: de
competenties.
Met behulp van een POP werk je aan de voorbereiding op de LIO-stage, met eigen
stageoriëntatie en /of leervragen. In het schema op de volgende pagina ziet het
vierde leerjaar er als volgt uit:
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 58
Schema: curriculumstructuur leerjaar 4 OLB
1
e semester 30 EC MINOREN – 1
e deel 1e semester 30 EC
MINOREN – 2e del 2
e semester 30 EC
Verdiepen in eigen specialisatie en opzet onderzoeksplan 9 lesweken (totaal 15 EC)
Uitvoeren onderzoek, schrijven van scriptie en ontwerpen van onderwijs 9 lesweken (totaal 15 EC)
Onderstroom: Verplicht onderdeel minorprogramma 1: onderzoeksvaardigheden
Onderstroom: Verplicht onderdeel minorprogramma 2: onderwijs ontwerpen
LIO(stage) 30 EC
Bovenstroom:
Keuze uit een van de volgende minoren (2x15 ec inclusief de onderstroom)
Onderdelen
1. Opleiden in organisaties (hogeschoolbreed) 2. Internationaal: meertaligheid (Wales,
Innsbruck, Antillen) 3. Internationaal: community development
(Port Alfred) 4. Special Educational Needs 5. Onderwijskundig leiderschap 6. Schoolconcepten
A. Jenaplan B Dalton C Ervaringsgericht onderwij (EGO) D Algemeen/overige: TOM, adaptief, etcetera
7. De vakspecialist A rekenen/wiskunde B taal & communicatie C wereldorientatie D drama E beeldende vorming F ICT G muziek H techniek I bewegingsonderwijs J godsdienstige vorming
a. Lio-orientatie d.m.v. ppb b. Terugkomdagen, tussentijdse gesprekken
met als eindbeoordeling: portfolio en eindgesprek
Doorstroom: Persoonlijke Professionele begeleiding
Aanbod semester 1 voorwaarde om deel te mogen nemen aan de Lio-stage.
Aantoonbare oriëntatie op de Lio-school van 40 sbu, deelname aan zes
intervisiebijeenkomsten tijdens ppb, opzet van het portfolio en minimaal 180 ec
geregistreerd in progress.
Let op: voor het aanbod van de minoren zijn per locatie en per periode verschillende mogelijkheden. Vraag hiernaar bij de voorlichting; het is ook mogelijk om op andere locaties of bij andere opleidingen of hogescholen een minor te volgen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 59
Toelatingseisen internationale minor
Voor de internationale minoren gelden aanvullende toelatingseisen.
Studenten die hun minor in het buitenland willen lopen dienen aan de volgende
voorwaarden te voldoen:
- Je moet 150 ec's hebben behaald;
- Je hebt een goed plan van aanpak opgesteld;
- Je hebt een cultuursensitieve houding;
- Je bent communicatief vaardig;
- Je kunt goed zelfstandig studeren;
- Je beschikt over een goede actieve beheersing van de Engelse taal;
- Je bent sterk gemotiveerd;
- Je bent in het bezit van een rijbewijs;
- Je hebt een voldoende behaald op de toets 'onderzoeksvaardigheden'.
Van studenten wordt daarnaast een grote mate van zelfstandigheid verwacht.
Om in aanmerking te komen voor de minor buitenland dient de student een plan
van aanpak en een motivatie, gesteld in de Engelse taal, in bij de secretaris van
de opleidingsexamencommissie.
Als onderdeel van de toelatingsprocedure heeft de student een gesprek met de
coördinator buitenland. De opleidingsexamencommissie heeft de eigenlijke
selectie en de toelatingsgesprekken gedelegeerd aan de coördinatoren buitenland,
maar houd in alle gevallen de eindverantwoordelijkheid voor de toelating. Tenzij
er zwaarwegende redenen zijn om af te wijken van het advies van de coördinator
buitenland, zal dat advies door de opleidingsexamencommissie worden
overgenomen.
Bij deelname door de student aan een minor in het buitenland dient de student
zich te realiseren dat hij verantwoordelijk is voor zijn eigen studievoortgang. De
student kan aan buitenlands verblijf geen rechten ontlenen; het niet kunen
bijwonen van toetsgelegenheden is voor eigen verantwoording en is geen grond
voor het toekennen van extra toetsgelegenheden.
De organisatie van de eindstage/lio-stage
Onderdeel van het vierde studiejaar is een 21-weekse eindstage of Llio-traject
van vijf maanden = de major in de studie. De gestelde eisen met betrekking tot
de 21-weekse eindstage of het lio-traject zijn identiek. Bij beide dient de student
te voldoen aan de wettelijke startbekwaamheden (eindtermen). Het verschil
tussen een 21-weekse eindstage en een lio zit in de rechtspositionele gronden
van een student.
Het behoort ook tot de mogelijkheid om je lio-stage te lopen in het Speciaal
Basisonderwijs (SBO) of Speciaal Onderwijs (SO). Hiervoor is een aantal
voorwaarden geformuleerd.
De student moet in het bezit zijn van een positief advies van de
ppb'er/stagecontactpersoon.
De student moet alle stages uit het derde studiejaar met een beoordeling van
minimaal ruim voldoende hebben afgerond en de student is verplicht om de minor
special needs te volgen.
Met de lio-stage wil de opleiding de kloof tussen theorie en praktijk, ook wel de
praktijkschok genoemd, zo klein mogelijk houden. De twee mogelijke trajecten
worden hieronder (kort) toegelicht. Meer informatie over deze trajecten is terug
te vinden in het lio-draaiboek.
De totale studiebelasting voor deze studiefase is inclusief oriëntatie en
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 60
voorbereiding.
Gezien het beleid van de overheid zijn er twee mogelijkheden te onderscheiden:
a. De vierdejaars student sluit een stageovereenkomst met de opleiding en
de basisschool als stagiaire (21-weekse eindstage). De gebruikelijke
rechten en plichten van een stagiaire zijn nu van toepassing.
b. De vierdejaars student sluit een leerarbeidsovereenkomst met de opleiding
en het bevoegde gezag van de betreffende basisschool. Het
Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel (RPBO) is nu van toepassing. Er is
sprake van een lio-traject.
Ad a: De 21- weekse eindstage
Tijdens deze lange eindstage heeft de student de status van stagiaire. De
student heeft geen leerarbeidsovereenkomst en is dus niet
Eindverantwoordelijk voor een groep van de basisschool.
De student 'staat' drie dagen voor de groep, daarnaast komt de student
regelmatig naar de opleiding voor begeleiding; twee dagen worden
besteed aan voorbereiding en studie.
Net als in de lio-variant doorloopt de student ook hier een officieel
sollicitatietraject.
De begeleiding tijdens de 21-weekse eindstage vindt op twee manieren
plaats: op de basisschool door de coach en vanuit de opleiding door de
instituutsbegeleider.
De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn
twee tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach van de
basisschool een voortgangsevaluatie in.
Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd. De
eindevaluatie vindt aan het eind van de 21-weekse stage plaats. Er vindt
dan een eindgesprek plaats met zowel de coach als de
instituutsbegeleider. De instituutsbegeleider beoordeelt uiteindelijk of de
30 ec‟s worden toegekend. De eindeisen met betrekking tot de 21-weekse
stage zijn gelijk aan die van de lio.
In beide gevallen dient de student te voldoen aan de wettelijke
startbekwaamheden zoals geformuleerd door de opleiding en het wettelijke
kader.
De instituutsbegeleider heeft in het begin van de 21-weekse eindstage
telefonisch contact met de basisschool en komt in een later stadium zeker
één keer bij de student op de basisschool op bezoek.
Toelating tot de sollicitatieprocedure.
De opleiding hanteert een toelatingsnorm voor de sollicitatieprocedure voor
plaatsing voor de eindstage. Studenten die in aanmerking willen komen, moeten
tenminste 135 ec's hebben bij aanvang van de procedure. De student moet een
uitdraai van Progress overleggen waaruit blijkt dat aan de norm is voldaan. De
student is verplicht de lio-stageschool op de hoogte te houden met betrekking tot
studievorderingen.
Dit om de lio-school een inschatting te geven met betrekking tot het risico van
voortijdige stopzetting van de lio. De lio-stage kan enkel en alleen gestart worden
nadat alle eerdere stageperioden met een voldoende beoordeeld zijn.
Indien de student, al na de start met de lio-stage alsnog niet voldoet aan de
eisen, dan wordt de lio-stage stop gezet!
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 61
Toelating tot de major: de 21-weekse stage
Om tot de 21-weekse eindstage te worden toegelaten moet de student aan een
aantal voorwaarden voldoen:
1. De student moet bij aanvang van de stageperiode in het bezit zijn van
tenminste = 180 ec's
én
2. Wanneer een student géén 180 ec's heeft bij aanvang van de lio, maar wel
toelaatbaar is geweest tot de lio-sollicitatieprocedure is de student alleen,
met schriftelijke toestemming van de voorzitter van de
opleidingsexamencommissie toelaatbaar tot de lio.
De ondergrens voor deelname is 166 ec's en binnen vier weken na de
start van de lio-stage
behalen van de resterende ec punten. Studenten die niet voldoen aan de
eis van 180 ec-punten en gebruik maken van de 166 ec-mogelijkheid en
de termijn van vier weken na de start van hun lio, dienen de stageschool
op de hoogte te stellen van de mogelijkheid dat ze de lio-stage wellicht
voortijdig dienen af te breken. De student dient hiertoe schriftelijk
een verzoek in bij de opleidingsexamencommissie. De
opleidingsexamencommissie kan aan de toelating aanvullende
voorwaarden verbinden.
Ad b: Het lio-traject
Tijdens het lio-traject heeft de student een leerarbeidsovereenkomst en
daarmee de status van werknemer met een salaris. Na een procedure
wordt de student, door het bevoegd gezag, aan een basisschool benoemd
voor een lio-periode van 21 weken. Gedurende drie aaneengesloten
dagen per week heeft de student de verantwoordelijkheid voor het
onderwijsleerproces in een bepaalde groep en alles wat daarbij komt
kijken. De overige dagen zijn voor voorbereiding en studie. Op deze wijze
kenmerkt het LIO - traject zich als een duaal traject van werken en
studeren. Het lio-traject wordt bij voorkeur in de 'bouw' van de gemaakte
specialisatiekeuze uitgevoerd. Voor de lio-stage bestaat niet alleen de
mogelijkheid te solliciteren op scholen in de regio, maar ook daarbuiten.
Stenden Hogeschool onderhoudt bijvoorbeeld contacten met
schoolbesturen in Rotterdam-Zuid en Den Haag. De mogelijkheid bestaat
ook dat een student, na overleg met de stagecoördinator, zelfstandig op
zoek gaat naar een lio-plek.
De student in het lio-traject wordt begeleidt door een coach in het
basisonderwijs en een ppb'er. De coach zorgt voor de dagelijkse
ondersteuning en begeleiding. De ppb'er is de begeleider op afstand. De
ppb'er heeft contact met de coach over het functioneren van de
student. Tijdens het lio-traject zijn er een aantal terugkommomenten op
de opleiding.
De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn
twee tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach van de
basisschool een voortgangsevaluatie in.
Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd. Bij de
eindevaluatie vindt er een eindgesprek plaats met de coach, waarvan
verslag wordt gedaan aan de instituutsbegeleider.
De instituutsbegeleider beoordeelt uiteindelijk of de 30 ec's worden
toegekend.
Toelating tot de lio-sollicitatieprocedure
De opleiding hanteert een toelatingsnorm voor de sollicitatieprocedure voor
plaatsing voor de lio-stage. Studenten die in aanmerking willen komen moeten
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 62
tenminste 135 ec's hebben bij aanvang van de procedure. De student moet een
uitdraai van Progress overleggen waaruit
blijkt dat een de norm wordt voldaan.
Toelating tot de major: het lio-traject
Voor het lio-traject gelden wettelijke toelatingsbepalingen. Om als LIO te worden
benoemd of te worden aangesteld moet de student dus aan een aantal strikte
voorwaarden voldoen.
Zo dient hij/zij bij aanvang van het LIO-schap:
1. In de opleiding tenminste 180 ec's te hebben behaald;
2. Wanneer een student géén 180 ec's heeft bij aanvang van de lio-stage, maar
wel toelaatbaar is geweest tot de lio-sollicitatieprocedure, is de student alleen
met schriftelijke toestemming van de voorzitter van de
opleidingsexamencommissie toelaatbaar tot de lio.
De ondergrens voor deelname is 166 ec's; binnen vier weken moeten de
ontbrekende 14 ec-punten worden behaald. Studenten die niet voldoen aan
de eis van 180 punten en gebruik maken van de 166 ec mogelijkheid en de
termijn van vier weken na de start van hun lio-stage, dienen de stageschool
op de hoogte te stellen van de mogelijkheid dat ze de lio-stage wellicht
voortijdig dienen af te breken. De student dient hiertoe schriftelijk
een verzoek in bij de opleidingsexamencommissie. De
opleidingsexamencommissie kan aan de toelating aanvullende voorwaarden
verbinden.
Toetsing
De toetsing in het vierde studiejaar vindt plaats door:
1. De toetsing van de minors
a. De verplichte onderdelen: onderzoekstoets en onderwijs
ontwerpen;
b. Toetsing vindt plaats door een theoretische toets betreffende de
theorie rond onderzoeksvaardigheden;
c. Toetsing van de praktische toepassing vindt plaats in de scriptie en
het onderwijskundig ontwerp.
2. Het keuzeonderdeel, het afstudeerproject
a. Toetsing vindt plaats door middel van een scriptie en eindgesprek.
b. De scriptie wordt door de begeleider en een tweede docent
beoordeeld en besproken met de student.
c. Werkstukken worden in de laatste week van iedere periode
ingeleverd bij de begeleider. De herkansing van een werkstuk kan
in elke navolgende module ingeleverd worden in week negen.
Werkstukken dienen volledig ingeleverd te worden; op het juiste
moment conform het toetsrooster.
3. De toetsing van de lio-stage.
Toetsing gebeurt aan de hand van alle beschreven criteria in de
speciale gids voor de eindstage/lio-stage.
4. De toetsing van het portfolio door de ppb'er/stagecontactpersoon (de
doorstroom).
In dit deel wordt de persoonlijke ontwikkeling van de student getoetst
middels portfolio, pop's, de persoonlijke ontwikkelingsplannen en eigen
leervragen. Studenten houden een logboek bij, het pop wordt inzichtelijk
gemaakt en bijgesteld.
Deze ec's vormen een integraal onderdeel van de eindbeoordeling voor de
lio-stage.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 63
2B.2.5 Overzicht programma DCBO en RK Godsdienst / levensbeschouwing
In deze paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten van het DCBO
(Diploma Christelijk Basisonderwijs) en de akte Godsdienst/Levensbeschouwing
voor de Rooms-katholieke basisschool omschreven.
Hoe ziet het programma godsdienstige vorming er voor alle studenten uit?
In de propedeutische fase maken alle studenten kennis met de algemene
christelijke beginselen.
Op het eind van deze propedeuse maakt de student(e) kenbaar of hij/zij zich in
de hoofd- en de sda-fase verder wilt oriënteren op de protestants-christelijke of
de rooms katholieke visie op het geloof.
In het tweede en derde jaar worden dan ook enkele modules in beide richtingen
aangeboden.
Een student(e) kan er voor kiezen om beide richtingen te volgen.
Na het derde jaar kan de student(e) in de sda-fase: afstuderen, kiezen om ook
het examen voor het DCBO of voor het diploma godsdienst/levensbeschouwing
voor het katholiek onderwijs af te leggen. Het examengesprek vindt plaats in de
tweede helft van het vierde jaar, zodat ervaringen vanuit de LIO-stage
gerelateerd kunnen worden aan de theorie opgedaan in de voorgaande jaren.
Het programma godsdienstige vorming voor de studenten van de verkort-
opleiding is aangepast. Het examengesprek DCBO of RK godsdienst /
levensbeschouwing is voor alle studenten gelijk. En vindt voor Verkort derhalve
plaats in de tweede helft van het tweede jaar. (zie verder onder 2B.3)
Aan de examens zijn geen specifieke ec's verbonden, het is onderdeel van je
getuigschrift.
Wanneer de student het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt daarvoor
een afzonderlijk getuigschrift afgegeven.
DCBO
Het beroepsbeeld
Naast de in deze Studiegids genoemde vijf beroepsrollen, hanteert de opleiding
ook een beroepsbeeld specifiek gericht op het werken als leraar aan een
christelijke basisschool, waarin het godsdienstonderwijs een belangrijke plaats
inneemt.
Dit beroepsbeeld is als volgt (verkort) te omschrijven:
Uitgangspunt voor het vormgeven van het godsdienstonderwijs op protestants-
christelijke basisscholen is een levensbeschouwing die de Bijbel als zin- en
richtingwijzende inspiratiebron kent voor de mens.
Voor de taak en de functie van de leraar houdt dat in dat hij/zij, als bemiddelaar
van de christelijke godsdienst en traditie, de leerlingen moet kunnen begeleiden
in hun godsdienstige ontwikkeling, zodanig dat de leraar hen recht doet in hun
godsdienstige ontwikkeling, zodat ze op latere leeftijd tot een persoonlijke
invulling van hun levensbeschouwelijke identiteit en dus tot een persoonlijke
verhouding ten opzichte van de christelijke godsdienst en traditie kunnen komen.
Dit houdt in dat de leraar de leerlingen inleidt in de christelijke godsdienst als
inspiratiebron voor het handelen en voor de kijk op mens en wereld. Kortom: de
leraar biedt de leerling een bepaald perspectief op mens en wereld.
De leraar is in staat dat perspectief in geheel zijn/haar onderwijzend handelen uit
te drukken.
Naast andere belangrijke aandachtspunten dient hij/zij daarbij minimaal rekening
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 64
te houden met de psychologische en godsdienstige ontwikkeling van kinderen
enerzijds, en anderzijds met het gegeven dat de christelijke godsdienst een
fundamenteel andere positie inneemt in de
samenleving dan vroeger en bovendien in sterkere mate dan voorheen pluriform
is.
De inhoud van het DCBO-programma
Om de student startbekwaam te maken voor de beroepspraktijk als leraar en
rekening houdend met bovenstaand beroepsbeeld, wordt in het vakgebied
Godsdienstige Vorming op de opleiding aandacht besteed aan zowel praktische,
theoretische als persoonsvormende aspecten van dit vakgebied.
Zo zal de student kennis maken met het brede vakgebied van de
godsdienstpsychologie en -pedagogie. Immers: jonge en oudere kinderen
verschillen in hun kijk op- en beleving van de wereld, van zichzelf... en van God.
Uiteraard heeft dat consequenties voor het pedagogische en didactische handelen
binnen het vak godsdienstige vorming! Welke verhalen vertel ik als leraar,
hoe vertel ik ze, welk godsbeeld wil ik overdragen met behulp van Bijbelse
verhalen; welke Kinderbijbel of Bijbel voor oudere kinderen wil ik gebruiken of
welke godsdienstmethode gebruik ik? Welke andere onderwijsmiddelen zijn er
nog; hoe voer ik een levensbeschouwelijk gesprek met kinderen; hoe leg ik het
verband naar andere vakgebieden en naar het nu; hoe geef ik een dagopening
vorm, hoe bid ik met kinderen enz.
Daarnaast komt een aantal (genres van) Bijbelverhalen aan de orde, met
aandacht voor de verschillende uitlegmogelijkheden en voor de vertaalslag naar
de actualiteit. Daarbij komt ook de Bijbel zelf ter sprake. De
ontstaansgeschiedenis van het Oude Testament en het Nieuwe Testament, de
Joodse achtergrond van beide, verschillende visies op de Bijbel, enzovoort.
Als laatste aandachtsveld noemen we de maatschappelijke dimensie. Dit betreft
het aspect van het handelen, dus de ethische en morele implicaties van geloven.
Maar niet alleen dat.
Godsdienst, en dus ook de christelijke, staat nooit los van maatschappelijke
ontwikkelingen. We besteden aandacht aan de veranderde en nog steeds
veranderende rol van het christendom in onze samenleving. Daarbij kan het niet
anders dan dat we ook aandacht besteden aan andere godsdiensten. Iedere
student krijgt in de stage te maken met kinderen uit andere culturen, met een
andere godsdienst; wat weet jij daarvan, hoe ga jij daarmee om? Juist in de
ontmoeting met anderen en met andere godsdiensten wordt het spannend te
formuleren wie jij zelf bent!
In dit programma speelt, aansluitend bij het vorige aspect, ook de godsdienstige
identiteit en beleving van de student zelf een belangrijke rol. In open gesprekken
met studiegenoten en docenten, in confrontatie met andere meningen krijgt de
student zicht op die eigen levensbeschouwelijk identiteit; een identiteit die veelal
nog volop in ontwikkeling is.
Dit persoonlijkheidsvormende element loopt dus als doorgaande lijn door alle
godsdienst/ DCBO-modules heen, vier jaar lang.
De bereidheid om het eigen standpunt ter discussie te stellen, dwz: in te brengen
in een gesprek, en een open houding voor andere meningen dan die van jezelf
zijn een noodzakelijke voorwaarde voor een leraar basisonderwijs, zeker wat
betreft de godsdienstige begeleiding van kinderen.
Het DCBO-examen
Nadat de student alle godsdienst/dcbo modules met goed gevolg heeft doorlopen
kan het DCBO-examen worden aangevraagd en afgelegd.
Bij het examen dient de student te laten zien dat hij over voldoende kennis,
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 65
inzicht en vaardigheden beschikt op het gebied van de protestants-christelijke
identiteit van de school en het vakgebied godsdienst in het bijzonder.
In principe kan alle in de modules behandelde stof onderwerp van het
eindgesprek zijn.
Het gesprek wordt mede gevoerd aan de hand van een vooraf bepaald aantal
stellingen.
Deze stellingen formuleert de student nav een gelezen theologisch,
godsdienstpedagogisch of godsdienstdidactisch boek en aan de hand van een
visiestuk. Vanaf studiejaar 2003-2004 geldt bovendien, dat de studenten een
groeidocument aanleggen vanaf hun eerste studiejaar, waarin de uitwerkingen
van (stage)opdrachten en materialen verzameld worden.
Dit groeidocument vormt mee de basis voor het DCBO-examen. Het examen
wordt afgenomen door een van de docenten godsdienstige vorming, met een
tweede persoon als protocollant.
Wanneer het examen met een voldoende wordt beoordeeld krijgt de student bij
uitreiking van het getuigschrift Leraar Basisonderwijs ook het Diploma Christelijk
BasisOnderwijs.
De eisen voor het DCBO-examen zijn terug te vinden in de brochure 'DCBO,
toetsingskader en richtlijnen competenties' uitgegeven door de landelijke
Besturenraad, 2005.
Voor wat de onderwijsvisie betreft die ten grondslag ligt aan het DCBO-
programma en de tentamen- en examenreglement: beide zijn conform de
Stenden Hogeschoolbrede regeling, resp. die van Stenden Hogeschool
Lerarenopleiding.
RK Godsdienst/levensbeschouwing op de katholieke school
Wie les wil geven op een katholieke school voor primair onderwijs stapt daarmee
in en brede traditie, die mede gekleurd wordt door Schrift, Leergezag, heiligen en
vele vormen van volksreligiositeit. Niet alleen de Bijbel is in de katholieke traditie
inspiratiebron voor het leven, maar ook de traditie. Deze vindt men terug in de
uitspraken van het kerkelijk leergezag, in de liturgie en in de kerkelijke praktijk;
in de geschriften van de kerkvaders, theologen, heiligen en mystici; in de uitingen
van vroomheid van de gewone gelovigen en in die van de christelijke cultuur
(beeldende kunst, muziek, theater, literatuur) en filosofie.
De katholieke traditie heeft altijd oog gehad voor de plaatselijke volkscultuur. De
uitingen ervan heeft ze dikwijls opgenomen in haar geloofsbelevingen. Vandaag
de dag betekent dit, dat deze traditie ook staat te midden van een multiculturele
en multireligieuze samenleving.
Haar theologiseren zal dan ook gevoed moeten worden door de interreligieuze
dialoog.
Voor de leraar op de katholieke basisschool betekent dit, dat hij/zij geïnspireerd
door de RK traditie ruimte weet te bieden aan kinderen uit andere culturen.
Rekening houdend met de culturele achtergrond van elk kind en met zijn
(geloofs)ontwikkeling zal een leraar zijn leerlingen leren de werkelijkheid met
eerbied en verwondering te benaderen. Het leven van ons mensen wordt volgens
de katholieke traditie, fundamenteel gedragen door een Mysterie, dat wij God
mogen noemen. Op voeden tot verwondering behoort dan ook tot de
fundamentele doelstellingen van de katholieke school. Opvoeden is samen met
het kind op reis gaan, een ontdekkingsreis door tijd en ruimte. Het is oog krijgen
voor het goddelijke geheim, dat besloten ligt in heel de werkelijkheid. Een
dergelijk onderwijzen zal het kind gevoelig maken voor symboliek en het
sacramentele denken stimuleren. Dit laatste wil zeggen, dat al het geschapene
wordt gezien als een verwijzing naar God. Dit veronderstelt dat de katholieke
school ruimte geeft voor stilte, meditatie en gebed. Maar daarnaast ook dat ze
opvoedt tot verdraagzaamheid en dat ze haar leerlingen leert dat het anders-zijn
van anderen een bron is tot verrijking en een uitnodiging tot solidariteit. De
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 66
katholieke school is een school die daartoe de oude, heilige verhalen opnieuw zal
vertellen en zal actualiseren naar deze tijd. Het is een school waar het leven niet
alleen geleerd, maar ook genoten en gevierd kan worden. Een school die het
visioen en de spiritualiteit van Jezus en zijn volgelingen levend probeert te
houden.
Inhoud van het vak
De bedoeling van de verschillende modules is niet dat je leert geloven, maar dat
je leert nadenken over verschillende visies op geloof en leven, zodat je daar
vruchtbaar mee kunt omgaan in je latere beroepsuitoefening. De lessen beogen
derhalve niet alleen een productdoel (kennis van en inzicht in een bepaalde
hoeveelheid leerstof), maar ook een procesdoel (namelijk, dat je in staat bent om
te komen tot een eigen stellingname en dat je deze kunt relateren aan die van
anderen). Daarnaast zal er gewerkt worden aan het verkrijgen van vaardigheden.
De lessen zullen dan ook voornamelijk het karakter hebben van een werkcollege,
waarbij de student niet kan ontkomen aan een zekere 'aanwezigheidsplicht'.
Binnen het vak RK godsdienst / levensbeschouwing willen we de student(e) in
communicatie laten treden met de religieuze zingeving van het bestaan vanuit RK
perspectief en in dialoog met andere levensbeschouwelijke visies. Daarbij zijn het
verhaal en de symboliek wezenlijke bemiddelingen in het religieuze
zingevingsproces. Op het niveau van verhaal en symboliek zal aandacht worden
besteed aan de sacramentaliteit van het bestaan. Deze sacramentaliteit van het
bestaan komt tot uiting in verschillende vormen van volksreligiositeit, verhalen
(sprookjes, mythen) en symbolen (dromen, beelden) der mensheid en krijgt zijn
nadere duiding in Schrift en Traditie. In het verstaan van de Schrift zal gelet
worden op historische, structurele en dieptepsychologische momenten en op zijn
doorwerking in midrasj, liturgie en sacrament. Daarbij zal de student(e) oog
moeten krijgen voor de hermeneutische cirkel in het interpretatieproces en voor
mogelijkheden van dit 'Schrift verstaan' naar kinderen toe, rekening houdend met
hun culturele achtergrond en hun ontwikkelingsniveau.
Concreet betekent dit, dat de student in de lessen RK godsdienst /
levensbeschouwing onder andere leert over Jezus, zijn Bijbel en joodse traditie,
maar ook over zijn volgelingen zoals Franciscus, Christoforus en vele anderen.
Aandacht wordt geschonken aan innerlijke en uiterlijke vormen van het katholieke
geloof, die de 'Aanhangers van de Weg', zoals christenen vanouds werden
genoemd, vanaf Abraham en Jakob zijn gegaan.
Studenten zullen ontdekken hoe sacramenten en feesten, meditatie en gebed
pijlers zijn van de katholieke spiritualiteit. Ze zullen leren omgaan met vragen
rond dood en leven en de vraag naar God daarbij. Al deze onderwerpen worden
benaderd vanuit een RK levensvisie die de interreligieuze dialoog en een
filosofische benadering niet uit de weg gaat, zodat je als leraar later kunt
functioneren op een katholieke school met een multiculturele schoolbevolking.
Daarbij weet je rekening te houden met de verschillende ontwikkelingsfasen van
het basisschoolkind en kun je er in je pedagogisch-didactisch handelen mee
omgaan. Je kunt verhalen vertellen aan kinderen, zowel uit de Bijbel als uit volks-
en jeugdliteratuur. Verhalen over heiligen en andere helden.
Bovendien weet je op een goede manier vormen van beeldende, dramatische en
muzische creativiteit catechetisch zinvol naar kinderen toe te gebruiken.
De modules van de RK leerroute godsdienst/levensbeschouwing zijn gericht op
identiteit en religieuze vorming. Bij identiteit staan we stil bij de katholieke
basisschool: bezield en zelfbewust. Hoe werkt de identiteit door in het gehele
onderwijs? Hoe geef je daar vorm aan? Daarbij wordt aandacht besteed aan het
vakgebied godsdienst/levensbeschouwing. Welke inhouden bied je kinderen aan?
Welke werkvormen gebruik je daarbij? In dit geval blijf jij zelf niet buiten schot.
Waar sta jij voor? Wat laat jij zien van jouw identiteit?
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 67
In de modules rond religieuze vorming wordt ingegaan op de bronnen van ons
geloof. Wat hebben verhalen ons te zeggen? Welke betekenis geef jij aan
Bijbelverhalen? Wie zijn voor jou inspirerende personen? Wanneer en waarom
vieren en feesten we? Wat is spiritualiteit?
Het examen godsdienst/levensbeschouwing voor het katholieke basisonderwijs
Nadat de student alle RK-go/lev-modules met goed gevolg heeft doorlopen kan
het RK go/lev-examen worden afgelegd. De student dient te laten zien dat hij
over voldoende kennis, inzicht en vaardigheden besch ikt op het gebied van de
katholieke identiteit van de school enhet vakgebied
godsdienst/levensbeschouwing in het bijzonder. In principe kan alle in
de modules behandelde stof onderwerp van het eindgesprek zijn. Uitgangspunt
voor het eindgesprek zijn een vooraf bepaald aantal stellingen. Deze stellingen
formuleert de student
naar aanleiding van een gelezen theologisch, godsdienstpedagogisch of
godsdienstdidactisch boek en aan de hand van een visiestuk. Bovendien geldt dat
de studenten een groeidocument aanleggen vanaf hun eerste studiejaar, waarin
de uitwerkingen van (stage) opdrachten en materialen verzameld worden. Dit
groeidocument vormt mee de basis voor het RK go/lev-examen. Het examen
wordt afgenomen door de eigen docente godsdienst/
levensbeschouwing, in aanwezigheid van een door de bisschop van Groningen-
Leeuwarden of zijn gedelegeerde aangewezen gecommiteerde.
Wanneer het eindgesprek met een voldoende wordt beoordeeld, krijgt de student
bij uitreiking van het getuigschrift Leraar Basisonderwijs ook de Akte van
bekwaamheid Godsdienst/Levensbeschouwing voor leraar katholiek primair
onderwijs.
De eisen voor het RK go/lev-examen zijn terug te vinden in het document
'Competentiegericht leren en opleiden in levensbeschouwelijk perspectief'
uitgegeven door IKO & VKLO, 2005.
Voor wat de onderwijsvisie betreft die ten grondslag ligt aan het RK go/lev-
programma en de tentamen- en examenreglement: beide zijn conform de
Stenden Hogeschool-brede regeling, respectievelijk die van Stenden Hogeschool-
Lerarenopleiding.
Regeling voor instromers
De regeling voor instromende studenten van andere opleidingen die het diploma
DCBO of RK willen behalen, geldt dat zij in principe alle onderdelen dienen te
behalen, die verplicht zijn, om het diploma te behalen.
Instromers die deficiënties hebben ten opzichte van studenten die het reguliere
programma, kunnen zich tot de verantwoordelijke docent wenden voor een
deficiëntieprogramma met het oog op de deelname aan het examen. Aan het
volgen van het deficiëntieprogramma zijn geen ec's verbonden, wanneer de
student voor de desbetreffende onderdelen reeds vrijstelling heeft verkregen van
de opleidingsexamencommissie.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 68
2.B.2.6 Fries
Sinds de invoering van de Wet op het Basisonderwijs is het Fries opgenomen in
de schoolwerkplannen van de basisscholen in Fryslan. Motieven hiertoe zijn
- pedagogische motieven: de school accepteert en waardeert kinderen zoals ze
binnen komen.
Daarom ook behoort de school de thuistaal van de kinderen te erkennen en
de Friese identiteit van de kinderen te waarderen.
- onderwijskundige motieven: voor een evenwichtige taalontwikkeling is het
noodzakelijk dat de moedertaal goed wordt ontwikkeld. Dit heeft positieve
gevolgen voor de gehele ontwikkeling van het kind.
- culturele motieven: het basisonderwijs is niet alleen een instructie-instantie,
maar is fundamenteel ten aanzien van cultuuroverdracht. Daar hoort in
Fryslan de Friese taal en cultuur bij.
- functionele motieven: het is in Fryslan vaak handig als je het Fries passief
en/of actief beheerst.
- taalpolitieke motieven: het onderwijs kan een bijdrage leveren aan de
instandhouding en kwaliteitsverbetering van de Friese taal.
Het kan daarbij gaan om het behalen van ec's binnen de zogenaamde algemene
ec's, zodat een programma met Fries binnen de wettelijk voorgeschreven 60 ec
per studiejaar blijft.
Aan het einde van het derde jaar kan een student de (voorlopige) bevoegdheid
verwerven tot het geven van het vak Fries in de basisschool.
Die bevoegdheid voor Fries wordt van kracht als de student aan het einde van het
vierde jaar voor de opleiding als geheel is geslaagd. Behalve binnen Fryslan wordt
het bezit van de bevoegdheid ook buiten de provincie, met name in gebieden
waar men met meer talen en of dialecten te maken heeft, zeer gewaardeerd.
Uiteraard kunnen ook studenten van de locaties Groningen of Drenthe voor deze
bevoegdheid kiezen. Het behoort op deze locaties echter niet tot het reguliere
aanbod binnen het kader van de vrije studiepunten. Meer informatie is te
verkrijgen bij mevr. Dussy Ybema (Leeuwarden, kamer 287, tel. (058) 244 1452.
Leergang Foech Frysk
Studiejaar Onderdeel Frysk European Credit
P1 Eigen feardigens A Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**
2 ec’s
P1 Eigen feardigens b Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**/***
2 ec’s
P2 Eigen feardigens B Verplicht onderdeel voor niet-Friestalige studenten die het Foech Frysk willen halen*
2 ec’s
P2 Jeugdliteratuer* 1 ec punt
P2 Fakdidaktyk* 1 ec punt
P2/P3 Projekt* 1 ec punt
P3 Fakdidaktyk II/meartaligens* 1 ec punt
P1/P2/P3 Afuk-A diploma mogelijk 1 ec punt
* vrij keuze onderdeel
** Fries is alleen een verplicht onderdeel voor alle studenten op de locatie Fryslân *** Studenten die een voldoende hebben gehaald op de vrijstellende toets of in het bezit zijn van een
Fryslân-A diploma (Afûk), kunnen voor dit onderdeel een vrijstelling (2 ec) aanvragen bij de examencommissie.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 69
2B.2.6 Frysk
Sûnt de ynfiering fan de Wet op it BasisOnderwiis is it Frysk opnommen yn de
skoalwurkplannen fan de basisskoallen yn Fryslan. De motiven dêrfoar binne:
- pedagogyske motiven: de skoalle nimt de bern sa't se binne en wurdearret
se. Dêrom heart de skoalle de thüstaal fan de bern te erkennen en op de
Fryske identiteit yn te gean en dy üt te bouwen.
- ûnderwiiskundige motiven: foar in lykwichtige taaluntjouwing is it needsaaklik
dat de memmetaal goed untwikkele wurdt. Dat hat positive gefolgen foar de
hele untjouwing fan it bern.
- kulturele motiven: it basisunderwiis is net allinnich in ynstruksje-ynstansje,
mar is fan it grutste belang foar kultueroerdracht. Dêr heart yn Fryslan de
Fryske taal en kultuer by.
- funksjonele motiven: it is yn Fryslan maklik as men it Frysk passyf en/of
aktyf behearsket.
- taalpolitike motiven: it underwiis kin in bydrage leverje oan it yn stan halden
en de kwaliteitsferbettering fan de Fryske taal.
It kin dêrby gean om it heljen fan ec's binnen de saneamde algemiene ec's, sadat
in programma mei Frysk binnen de wettelijk foarskreaune 60 ec yn 't jier bliuwt.
Oan de ein fan it tredde jier kin in studint (foarriedich) it foech helje om it fak
Frysk jaan te meien op de basisskoalle.
Dat foech foar Frysk wurdt fan krêft as de studint de Oplieding Learaar
Basisskoalle helle hat. It foech Frysk wurdt net allinnich yn Fryslan, mar ek buten
dy provinsje wurdearre en dan benammen yn streken dêr't se mei mear talen of
dialekten üt ha te stean.
Fansels kinne ek studinten fan de lokaasjes Grins en Drinte kieze foar dit foech. It
heart op dizze lokaasjes lykwols net by it reguliere oanbod fan de frije ec's. Mear
ynformaasje is te krijen by frou Dussy Ybema (Ljouwert, keamer 287, tillefoan
(058) 244 1452).
Leargong Foech Frysk
PStudzjejier Underdiel Frysk European Credit
P1 Eigen feardigens A Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**
2 ec’s
P1 Eigen feardigens b Verplicht onderdeel voor alle niet-Friestalige studenten**/***
2 ec’s
P2 Eigen feardigens B Verplicht onderdeel voor niet-Friestalige studenten die het Foech Frysk willen halen*
2 ec’s
P2 Jeugdliteratuer* 1 ec punt
P2 Fakdidaktyk* 1 ec punt
P2/P3 Projekt* 1 ec punt
P3 Fakdidaktyk II/meartaligens* 1 ec punt
P1/P2/P3 Afuk-A diploma mogelijk 1 ec punt
* vrij keuze onderdeel ** Fries is alleen een verplicht onderdeel voor alle studenten op de locatie Fryslân *** Studenten die een voldoende hebben gehaald op de vrijstellende toets of in het bezit zijn van een
Fryslân-A diploma (Afûk), kunnen voor dit onderdeel een vrijstelling (2 ec) aanvragen bij de examencommissie.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 70
2B.2.7 Bevoegdheid Jenaplanonderwijs
Inhoud van het programma
In het tweede studiejaar maken studenten kennis met het Jenaplanconcept. Aan
het eind van het tweede jaar kunnen de studenten ervoor kiezen om het
Jenaplantraject te volgen.
Het programma ziet er als volgt uit:
Derde jaar
De studenten komen bij elkaar in een trajectgroep. Ze zitten daarnaast tijdens de
eerste module in een stamgroep samen met de vierdejaars studenten en de
studenten van de opleiding
pabo-verkort die het Jenaplantraject volgen. De studiebelasting voor de
derdejaars bedraagt 56 uur (2 ec's). Dit valt onder de vrije studiepunten. De
stage in het derde jaar wordt gelopen
op een Jenaplanschool.
Vierde jaar
In het vierde jaar volgen de studenten in de eerste module de minor Jenaplan.
Tijdens de minor vormen de vierdejaars samen met de derdejaars en de
studenten van de opleiding Pabo-verkort een stamgroep. De invulling van de
tweede minor is vrij, maar het onderwerp wordt wel altijd gerelateerd aan het
Jenaplanconcept. De liostage wordt gelopen op een Jenaplanschool. Aan het eind
van het traject hebben de studenten stage gelopen op twee verschillende
Jenaplanscholen.
De stamgroep, die gevormd wordt door derde- en vierdejaars studenten, vindt
plaats in de eerste module. Tijdens deze module zijn er zes bijeenkomsten van
een dagdeel (= vier contacturen).
Afronding
Na het goed doorlopen van alle genoemde onderdelen, volgt een afsluitend
gesprek.
Het gesprek wordt gehouden met de docenten van de Jenaplanspecialisatie en
een medewerker van de Nederlandse Jenaplanvereniging (NJPV).
Schematisch overzicht
Programma van de Jenaplan-specialisatie
P3
Module 3.1 Trajectgroep Jenaplanstage*
Deelname aan stamgroep Regulier programma
2 ec’s (vrije studiepunten
P4
Module 4.1 Module 4.2 Module 4.3 en 4.4
Minor Jenaplan Deelname aan stamgroep Minor naar keuze Gerelateerd aan Jenaplan Lio-stage op een Jenaplanschool *
15 ec’s 15 ec’s 15 ec’s
* De student moet op minimaal twee verschillende Jenaplanscholen stage hebben
gelopen. Contactpersoon is mevrouw A. Reinders voor locatie Fryslan, mevrouw
C. Calon voor locatie Groningen en mevrouw P. Busstra voor locatie Emmen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 71
2B.2.8 Bevoegdheid Daltononderwijs
In leerjaar 4 is het mogelijk een minor Daltononderwijs te volgen. De student
verdiept zich theoretisch in het Daltononderwijs en voert stageactiviteiten uit op
een basisschool,bij voorkeur een Daltonschool.
Op de stageschool geeft de student er blijk van, met een kritische kijk vanuit 'de
Daltonreferentie' dat deze het theoretische kader beheerst. Stenden Hogeschool
heeft voor dit profiel een beperkt aantal plaatsen beschikbaar. Na schriftelijke
aanmelding bij de sda-coördinatie vindt er bij overintekening loting plaats.
Inhoud van het programma
De uitvoering van deze minor wijkt af van andere minoren daar er met meerdere
organisaties rekening gehouden moet worden. In september, periode 4.1
beginnen de collegebijeenkomsten op de donderdagmiddag in Emmen (11
donderdagen) en in periode 4.2 kun je de stageopdrachten, die bij dit profiel
horen uitvoeren. Dit betekent dat de student gedurende de perioden 4.1 en 4.2
een andere minor naast de verplichte Daltonbijeenkomsten volgt.
De groepssamenstelling is altijd een mix van studenten van Stenden Hogeschool
(voorheen Hogeschool Drenthe en voorheen CHN) locaties Groningen,
Leeuwarden en Emmen.
Voorafgaande aan de eerste bijeenkomst in september is er een voorlichting over
de werkwijze van deze minor.
De student ontvangt tijdig een rooster met daarop de data en tijden. Er geldt een
aanwezigheidsplicht van 80%. De theorie wordt afgesloten met een schriftelijk
tentamen.
Van de bijeenkomsten moet een kort reflectieverslag gemaakt worden en moet de
student een werkplan opstellen voor de verplichte stageopdrachten met één
specifieke leervraag.
Goedkeuring voor het werkplan is nodig alvorens met de stageactiviteiten in
periode 4.3 kan worden gestart. De bijeenkomsten worden door verschillende
opleidingsdocenten verzorgd. Contactpersoon is mevr. P. Busstra.
2B.2.9 Bevoegdheid Bewegingsonderwijs
Op 12 juli 2000 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een
convenant voor het primair onderwijs gesloten met de HBO-raad waarin ook
afspraken zijn gemaakt over de startbekwaamheden voor het
curriculumonderdeel lichamelijke opvoeding: Bepaling 2: De Minister zal een
wijziging van de wet op het primair onderwijs bevorderen zodanig dat de
bevoegdheid tot het geven van onderwijs in lichamelijke opvoeding verbonden
aan het getuigschrift van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, uitgereikt op of
na 1 september 2001, is beperkt tot groep 1 en 2 van de basisschool.
Dit betekent dat je als student alleen bevoegd bent om aan de groepen 1 en 2
van het basisonderwijs lichamelijke opvoeding te geven. In samenwerking met de
andere opleidingen tot Leraar Basisonderwijs is een post-hbo opleiding ontwikkeld
genaamd: Leergang vakbekwame leerkracht bewegingsonderwijs voor de groepen
3 t/m 8. Deze opleiding bestaat uit 4 blokken van 5 modulen.
Tijdens de opleiding kunnen de studenten ervoor kiezen om een eerste deel (het eerste blok van 5 modulen) van de post-hbo-opleiding alvast te volgen en af te ronden; je doet
dat in de vorm van een minor.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 72
Om blok één van de leergang te mogen volgen moet de student aan de volgende
eisen voldoen:
- De student moet grote affiniteit hebben met het vak bewegingsonderwijs;
- De student moet de intentie hebben om ook in andere groepen dan in zijn
eigen basisschoolgroep de lessen bewegingsonderwijs te willen verzorgen;
- De student moet de modulen bewegingsonderwijs voor kleuters (spring in het
veld 1 en 2, het loopt, het lukt, maar leert het ook, inclusief de stageopdrachten)
aantoonbaar met een voldoende beoordeling hebben afgesloten.
De resterende blokken kunnen vervolgens op post-hbo-niveau gevolg worden in
de vorm van nascholing.
2B.2.10 Vervallen
2B.2.11 Traject doorstroom mbo-hbo
Voor studenten met een afgeronde opleiding Onderwijsassistent mbo niveau 4 is
het mogelijk om een versnelde route te volgen.
Motivatie en geschiktheid van studenten die hiervoor in aanmerking willen komen
worden beoordeeld in een intake gesprek. Daarin wordt aan de hand van de mbo
studieresultaten (cijferlijst), een portfolio (en andere relevante zaken waarmee je
je competenties kan aantonen, ondermeer stageresultaten) en eventueel het
advies van de Opleiding Onderwijsassistent bepaald of de student toelaatbaar is
voor het driejarig doorstroomtraject.
In schema ziet het eerste jaar van inschrijving er voor deze groep uit zoals
hierover weergegeven.
MBO-onderwijsassistent niveau 4
Standaardroute versnelling, voorwaarde: positief advies bij intakegesprek
Module 2.1 Bronnen van inspiratie
Module 2.2 Bewogen en bevlogen
Module 2.3 Werken met materialen in de onderbouw
Module 2.4 Het volle leven
Boven- en onderstroom 12 ec
Boven- en onderstroom 12 ec
Boven- en onderstroom 12 ec
Boven- en onderstroom 12 ec
Doorstroom: Portfolio 3 ec Aep Engels
Doorstroom: Portfolio 3 ec Aep Techniek
Doorstroom: Portfolio 3 ec
Doorstroom: Portfolio 3 ec
Doorstroom, specifiek programma / verplichting voor versnellers – 6 ec Introductie “instroom in het hbo”- 1 ec Ppb+groepsbijeenkomsten voor versnellers “leren in het HBO” (locatieoverstijgend) – 1 ec Aep jaar 1, Basistoetsen wereldoriëntatie, taal- en rekenvaardigheid – 1 ec Aep jaar 1, Schrijven – 1 ec
15 ec 15 ec 15 ec 15 ec
Totaal studiejaar 1 en 2 – 60 ec
Leerjaar 2 en leerjaar 3 is gelijk aan de voltijds reguliere opleiding leerjaar 3 en
leerjaar 4. Deze groep heeft ook het recht om twee jaar te doen over het behalen
van hun propedeuse. Deze groep is dus wel toelaatbaar tot het derde jaar zonder
hun propedeuse. De vrije ruimte binnen de aep is voor deze studenten beperkt
tot 1 ec, de rest zijn verplichte onderdelen. De student mag gedurende het eerste
leerjaar wel deelnemen aan het algemene aanbod op de locatie, als Frysk /
Gronings, DCBO et cetera om een aantekening te kunnen behalen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 73
Vrijstellingen
Wanneer de student een positief advies heeft ontvangen kan bij de
Opleidingsexamencommissie een verzoek worden ingediend voor vrijstelling tot
een maximum van 60 ec-punten. De student krijgt in dat geval 54 ec-punten
vrijstelling over het programma van het eerste studiejaar en 6 ec-punten
vrijstelling over het programma van het tweede studiejaar. De vrijstellingen zijn
in het bovenstaande schema reeds verdisconteerd. De vrijstellingen worden pas
toegekend na het behalen van het aantal in het studiecontract vastgestelde
punten en/of nadat de student heeft voldaan aan de normen voor het bindend
studieadvies.
Propedeuse en bindend studieadvies
Wanneer de student een positief advies heeft ontvangen en is ingeschreven aan
de opleiding moeten voor het behalen van de propedeuse nog 6 ec worden
behaald, waaronder de basiskennistoetsen. De basiskennistoetsen maken deel uit
van de regeling voor bindend studieadvies en moeten worden gehaald in het
eerste jaar van inschrijving.
Wanneer de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving aan alle
eisen van propedeuse heeft voldaan, ontvangt hij een positief studieadvies.
Heeft de student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving de
basistoetsen behaald, maar zijn nog niet alle onderdelen van de propedeuse
behaald, dan volgt een voorwaardelijk
positief studieadvies. De student moet voor het einde van het tweede jaar van
inschrijving alle onderdelen van de propedeuse met een goed gevolg hebben
afgesloten, anders volgt alsnog een negatief bindend studieadvies.
Heeft de student aan het einde van het eerste studiejaar niet alle basistoetsen
met een voldoende resultaat afgesloten dan volgt een negatief bindend
studieadvies. De student kan de studie aan de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
dan niet vervolgen.
2B.2.12 Studietraject “Versnellen”
De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs van Stenden Hogeschool biedt studenten
met goede studieresultaten de mogelijkheid te versnellen. Dit betekent dat de
studenten in een korter tijdsbestek de inhouden en activiteiten uit het reguliere
programma doen. Er wordt bij voldoende deelname (minimaal 12 studenten) een
3,5-jarig versneld traject aangeboden.
De opzet van het versnelde programma
Vanaf het begin van het derde studiejaar volgen de studenten zowel het reguliere
P3-programma als het P4-minorprogramma. Het P3-programma wordt in het
standaard P3-tempo doorlopen. De minors uit het vierde studiejaar worden
daarbij tijdens periode 1 en 2 opgestart. De student kan naast het reguliere
programma de studiebelasting voor de minors zelf verdelen. Aan het eind van
periode 2 levert de student de minor in die is opgestart in periode 1 en aan het
eind van periode 3 levert de student de minor in die is opgestart in periode 2.
De deelnemers aan dit versnelde traject kunnen dan vervolgens in het vierde jaar
vanaf september tot januari hun lio-traject afronden. Het lio-traject heeft dezelfde
opzet als in de reguliere opleiding.
Schematisch ziet het programma er als volgt uit.
Nb. Vanwege het versnellen kunnen deze studenten (anders dan studenten die
kiezen voor het gespiegelde programma op de locatie Fryslan; 21-weekse
stage) vanaf 1 september 2008 wél voldoen aan de wettelijke eisen tot
toelating tot de lio-stage)
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 74
Curriculumoverzicht studietraject “Versnellen”
1 1.1 Module 1.1
1.2 Module 1.2
1.3 Module 1.3
1.4 Module 1.4
2 2.1 Module 2.1
2.2 Module 2.2
2.3 Module 2.3
2.4 Module 2.4
3 3.1 Onderwijs en identiteit Opstarten minor 1
3.2 Kwaliteit in het onderwijs Inleveren minor 1 Opstarten minor 2
3.3 Zorg voor het kind Inleveren minor 2
3.4 School in de maatschappij
4 Lio-stage
Persoonlijke- en Professionele begeleiding (ppb)
De ppb'er, de inhoudelijke begeleider van de minor, begeleidt de studenten in de
afzonderlijke programma's.
De student moet zich houden aan de volgende afspraken:
- de student participeert in alle aangeboden onderwijsactiviteiten;
- de student levert de gewenste producten op tijd in;
- de gewenste producten voldoen aan de, in het reguliere programma gestelde,
eisen;
- het derdejaars programma moet bij problemen de prioriteit krijgen.
Na de eerste module wordt gekeken of de student het traject kan vervolgen of
dat de student een dringend advies krijgt om te stoppen met het
versnellingstraject en verder te gaan met het reguliere derdejaars programma.
Eisen
Dit traject vraagt impliciet een extra studielast van 20 uur per week. De student
moet in totaal dus gemiddeld zo'n 60 uur per week studeren. De voorwaarden om
mee te kunnen doen aan dit traject zijn:
- de student heeft de propedeuse in één collegejaar gehaald;
- aan het eind van het tweede studiejaar heeft de student 120 ec's behaald;
- de student heeft op alle stagebeoordelingen een ruim voldoende en/of goed
gehaald.
- Bij het niet voldoen aan de eerste twee voorwaarden wordt toelating alleen in
behandeling genomen door de opleidingsexamencommissie als de student een
positief advies van de ppb'er en de teamleider van het eerste en tweede
studiejaar krijgt.
- De opleidingsexamencommissie beslist over de uiteindelijke toelating van de
student, de aanvraag moet voor 1 juli van het huidige studiejaar binnen zijn.
- Bij voldoende deelname (minimaal 12 studenten) en de mogelijkheid tot het
creëren van een major-/ lio-groep van september tot januari wordt dit
versnelde traject op alle locaties aangeboden. Is er op een locatie te weinig
deelname dan heeft de student de mogelijkheid op een andere locatie het
versnelde studietraject te volgen.
2B.3 Tweejarige verkorte opleiding voor Hoger opgeleiden (pabo-verkort)
In dit hoofdstuk wordt het onderwijsprogramma van de Verkorte Opleiding tot
Leraar Basisonderwijs geschetst. De Verkorte Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
voor Hoger Opgeleiden leidt HBO- en WO-afgestudeerden in twee jaar op tot
leraar basisonderwijs. Voor studenten die niet in het bezit zijn van een afgeronde
HBO of WO opleiding is er mogelijkheid om in te stromen, door een assessment
waarbij het HBO-niveau wordt aangetoond of door het goed doorlopen van de
aanlooproute voor de verkorte opleiding leraar basisonderwijs. Er vindt altijd een
intake-assessment plaats waarna de OEC bepaalt of toegang wordt verleend tot
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 75
een verkorte opleiding. Het onderwijs-programma omvat effectief twee jaar (120
ec-punten).
Deze groep studenten ontvangt op basis van vooropleiding 30 ec-punten
vrijstelling in de propedeutische fase en 90 ec-punten vrijstelling in de hoofdfase.
Zowel de inhoud als de structurering van de verkorte opleiding in verschillende
fasen en subfasen worden ontleend aan het programma van de initiële opleiding.
Vooropleidingseisen pabo-verkort
De toelatingseis voor de verkorte opleiding is of een afgeronde vierjarige hbo -
studie, een afgeronde master- of doctorale opleiding aan een universiteit of een
door een evc-procedure vastgestelde lijst van vrijstellingen bekrachtigd door de
OEC. De evc-procedure binnen de opleiding is een pilot en we zijn in afwachting
van verdere hogeschoolbrede ontwikkelingen.
Organisatie van de verkorte opleiding
Een studiejaar binnen de verkorte opleiding omvat vier perioden van tien weken.
Het programma bestaat uit een kernprogramma en een specialisatie-,
differentiatie- en afstudeerfase.
Het kernprogramma van de verkorte opleiding bestaat uit een propedeutische
fase van twee perioden en een hoofdfase van eveneens twee perioden.
Vervolgens zijn er vier perioden voor de fase van specialisatie, differentiatie en
afstuderen (sda-fase).
In het eerste jaar van de verkorte opleiding bedraagt het aantal contacturen in
een periode van tien weken maximaal 80. Deze zijn bestemd voor pgl-
bijeenkomsten (16 contacturen) en persoonlijke- en professionele begeleiding,
ppb (16 contacturen).
Een lesdag is als volgt opgebouwd: twee lesuren pgl, vier lesuren in het kader
van de zelfstudiepakketten, twee lesuren in het kader van ppb.
De studielast voor de bovenstroom (pgl) bedraagt elke periode 56 sbu, de
studielast voor de onderstroom bedraagt 112 sbu. De studielast voor de stage en
persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb) bedraagt elke periode 168 sbu.
Voorts dienen er in iedere periode drie algemene ec's worden behaald.
De programmaopzet van het curriculum is zodanig dat aanwezigheid bij alle
contacturen verwacht wordt.
Zelfstudiepakketten binnen de verkorte opleiding
Voor de inhouden van de vak- en vormingsgebieden zoals die in de basisschool
aan de orde komen, zijn zelfstudiepakketten ontwikkeld. Richtinggevend voor de
inhoud zijn het beroepsprofiel, competenties en bekwaamheidseisen van de
opleiding en de ontwikkelingslijnen van kinderen. Zelfstudiepakketten bestaan uit
onder meer literatuurstudie, theoretische en praktische opdrachten en
stageopdrachten.
Voor vakinhoudelijke ondersteuning bij de zelfstudiepakketten wordt een aantal
responsiecolleges, hoorcolleges of werkcolleges aangeboden.
Modulegebonden en pop-gerelateerde leervragen binnen de verkorte opleiding
Naast het aanbod van de opleiding, is er binnen het onderwijsprogramma ruimte
om individuele accenten aan te brengen. Dit wordt gerealiseerd door te werken
met eigen leervragen, waarmee de student een invulling kan geven aan zijn
leerbehoeften en interesses. In iedere periode werkt de student 28 uur aan één
module gebonden eigen leervraag. Een leervraag richt zich op verdieping en/of
verbreding van de kennis en vaardigheden van een student ten aanzien van een
onderwerp dat gerelateerd is aan het thema van de periode. Het kader voor de
module-gebonden leervragen wordt gevormd door de doelstellingen van de
periode.
Daarbinnen formuleert de student zijn eigen leerdoelen. Deze zijn gerelateerd aan
de startbekwaamheden en de competenties.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 76
Bronnen voor modulegebonden leervragen zijn de pgl-taken, stage-ervaringen en
de zelfstudiepakketten. De leervragen kunnen betrekking hebben op zowel
vakoverstijgende onderwerpen als op vak/vormingsgebieden waarvoor de student
eerst een werkplan opstelt en ter goedkeuring voorlegt. De uitwerking van een
modulegebonden leervraag bevat een verplichte praktijkcomponent. De
activiteiten die in het kader van de modulegebonden leervraag worden
uitgevoerd, kunnen uitmonden in een artikel, een werkstuk of in overleg met de
persoonlijk- en professionele begeleider in een andere vorm.
Praktische vorming binnen de verkorte opleiding
In de verkorte opleiding wordt, evenals in de initiële opleiding, veel nadruk gelegd
op het opdoen van praktische ervaring. De stage is een belangrijk onderdeel van
de verkorte opleiding.
Behalve een toename in het aantal uren dat een student besteedt aan de stage, is
er eveneens een opbouw in de complexiteit van de stageactiviteiten.
Persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb)
In de verkorte opleiding vindt voor de begeleiding wekelijks een bijeenkomst
plaats waarin de ervaringen in de opleiding, de voortgang van de studie en de
ervaringen in de stage besproken worden. Daarbij worden niet alleen praktische
zaken besproken, maar wordt er ook gereflecteerd op het leerproces en de
ontwikkeling van de student. De onderwerpen die aan de orde komen, zijn onder
meer bedoeld ter ondersteuning bij het formuleren van de leervragen en de
stageopdrachten die de studenten naar aanleiding van de pgl-bijeenkomsten
opstellen.
Toetsing binnen de verkorte opleiding
In de verkorte opleiding bestaat de beoordeling en toetsing van de activiteiten in
een periode uit verschillende onderdelen.
De stof en de activiteiten naar aanleiding van de boven- en onderstroom (pgl en
zelfstudiepakketten) worden elke periode getoetst in de moduleopdracht. In elk
moduleboek staat deze moduleopdracht beschreven, waarin ook de
beoordelingscriteria zijn opgenomen.
De stof en de activiteiten naar aanleiding van de doorstroom (stage, ppb) worden
elke periode getoetst in een reflectief verslag. In elk moduleboek staat
beschreven hoe dit reflectieve verslag eruit dient te zien. Ook de
beoordelingscriteria zijn opgenomen. Bij het beoordelen van de doorstroom zijn
de volgende personen betrokken: de student, de mentor, de stagecontactpersoon
en de ppb'er. De ppb'er stelt uiteindelijk de beoordeling vast.
De moduleopdracht, het reflectieve verslag en de leervragen dienen samenhang
te vertonen.
Daarom moeten de moduleopdracht, het reflectieve verslag en de uitwerking van
de leervragen in één band worden ingeleverd bij de ppb'er in week 9 van elke
periode. Aan het einde van periode 2 en periode 4 wordt het portfolio ingeleverd
waarna er een voortgangsgesprek plaats vindt met de ppb'er.
Voortgangstoets
De voortgangstoets is bedoeld om kennisontwikkeling gedurende de studie te
toetsen. Het gaat hierbij om objectieve kennis op het gebied van het beroep van
leraar basisonderwijs.
Het totale kennisdomein van de startbekwame leraar basisonderwijs wordt
bestreken.
De toets bestaat uit 200-250 items die alle vragen naar kennis die een leerkracht
basisonderwijs moet hebben. Studenten beantwoorden de items met 'dit is juist'
'dit is onjuist' of 'dit weet ik niet'. De stof is afgeleid uit de kerndoelen en ligt op
de volgende terreinen: psychologie, didactiek, pedagogiek, management, S&S
(school en samenleving), actualiteit, kennis, Nederlands, spreken, Engels,
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 77
informatica, rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde, biologie/gezondheidskunde/
ehbo, natuurkunde, verkeersonderwijs, muziek, beeldende vorming, dramatische
vorming, bewegingsonderwijs, schrijven, onderwijskunde, levensbeschouwelijke
oriëntatie / catechese.
De voortgangstoets wordt vier keer in de opleiding afgenomen.
De eerste keer is aan de start van de opleiding. De toets heeft dan een
diagnostisch karakter.
De student krijgt de uitslag op papier en bij elk onderdeel wordt aangegeven wat
de score is.
Deze toets maakt deel uit van het ppb-programma.
De tweede keer is na twee modules, halverwege het eerste jaar.
De derde keer is na vier modules, aan het einde van het eerste jaar.
De vierde keer is aan na twee modules in het tweede jaar, tevens het begin van
de lio.
Bij de tweede, de derde en de vierde keer moet de student een minimumscore
halen. Behaalt de student die score, dan krijgt hij daarvoor een ec-punt.
De uitslag wordt op landelijk niveau vastgesteld op basis van relatieve normering:
van elke jaargroep wordt de gemiddelde score berekend en de daarbij horende
standaarddeviatie.
De cesuur voldoende/onvoldoende wordt vervolgens vastgelegd op het
gemiddelde minus de halve standaarddeviatie. Voor deze normatieve score is
gekozen, omdat de moeilijkheidsgraad van de toetsen door de wijze van vragen
maken en toetsen samenstellen zeer varieert.
Bovendien zijn de vragen, afhankelijk van de opstellers, soms meer, soms minder
afgeleid van de leerstof van de deelnemende pabo's.
Voor pabo-verkort zijn de volgende normen vastgesteld:
1. De eerste voortgangstoets, halverwege het eerste jaar, na twee modules:
norm eind eerste jaar initieel.
2. De tweede voortgangstoets, aan het einde van het eerste jaar, na vier
modules: norm eind tweede jaar initieel.
3. De derde voortgangstoets, halverwege het tweede jaar, na zes modules:
norm eind derdejaar initieel.
Voor deze norm is gekozen omdat wij het wenselijk vinden dat het theoretische
niveau van de verkorte en de initiële opleiding gelijk zijn. Studenten van de
verkorte opleiding gaan twee keer zo snel door de opleiding heen en moeten dus
ook twee keer zo snel aan de norm voldoen. Ervaringen uit het verleden hebben
ons geleerd dat dit zonder problemen haalbaar is.
Behalen van het getuigschrift DCBO of de Akte van bekwaamheid
Godsdienst/Levensbeschouwing voor leraar katholiek primair onderwijs binnen
Pabo-verkort.
Binnen de verkorte opleiding is er tevens de mogelijkheid om een erkend Diploma
Christelijk Basisonderwijs (DCBO) of de Akte van bekwaamheid
Godsdienst/Levensbeschouwing op katholieke basisscholen te behalen.
Studenten kunnen deze keuze maken na periode 1.1 Leren in Context waarin ook
een godsdienst-module gegeven wordt. Zij kunnen kiezen voor 3 'extra'
godsdienst-modules.
De colleges voor deze studieonderdelen worden gezamenlijk (pc en rk) gegeven,
de opdrachten worden uitgewerkt naar het pc of rk basisonderwijs. De totale
omvang van de studiebelasting is verdeeld over 3 modules en bedraagt 3 keer 28
sbu plus een aantal sbu aan stageactiviteiten.
Wanneer iedere module met een voldoende is afgerond, krijgt de student 3
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 78
algemene ec's.
De colleges worden gespreid gegeven over het eerste studiejaar (Pabo-verkort
1.3 en 1.4) en de eerste helft van het tweede studiejaar (Pabo-verkort 2.2).
De inhoud van beide examens is gelijk voor reguliere en verkort studenten en is
terug te vinden in de studiegids onder 2B.2.5. Het examen wordt afgenomen in
de tweede helft van het tweede jaar.
Jenaplan in Pabo-verkort
Voor Studenten in Pabo-verkort is het mogelijk te participeren in het Jenaplan-
traject.
Voor informatie kan contact worden opgenomen met de docenten
Jenaplanonderwijs; mevrouw A. Reinders voor de locatie Leeuwarden en
mevrouw C. Calon voor de locatie Groningen.
2B.3.1 Bindend studieadvies voor de opleiding pabo-verkort
De hogeschool en dus ook de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs en dus ook de
variant pabo-verkort hanteert het Bindend Studieadvies (BSA). Voor een goede
studievoortgang is het voor jou als student van belang om een positief
studieadvies te ontvangen. In ieder geval
moet je vóór 31 augustus 2011 in het bezit zijn van een voorwaardelijk positief
studieadvies.
Het BSA heeft vooral consequenties voor het vervolg van je studie als je niet aan
de voorwaarden voldoet voor een (voorwaardelijk) positief studieadvies. In dat
geval krijg je namelijk een negatief advies mét afwijzing. Dat wil zeggen dat je de
opleiding dan niet aan Stenden Hogeschool kunt vervolgen.
De opleiding Pabo-verkort combineert het propedeutische studieprogramma én
het tweedejaars studieprogramma (met vrijstellingen op basis van getuigschriften
vanuit de vooropleiding) tot het programma van het eerste studiejaar.
Het BSA heeft betrekking op het propedeutische deel van het eerste studiejaar.
De toekenning van de 30 ec's vrijstelling valt buiten de regeling BSA.
Het propedeutische deel van het eerste studiejaar omvat:
a. de perioden 1.1, 1.2 ( 30 ec's) en
b. de basiskennistoetsen rekenen, spelling en wereldoriëntatie.
Voorwaarden voor een positief studieadvies zijn:
1. Je hebt voldaan aan alle onderdelen van de propedeuse (30 ec's) en
2. je hebt de basiskennistoetsen rekenen, taal en wereldoriëntatie behaald
3. Je bent geslaagd voor de propedeutische fase.
Voorwaarden voor een voorwaardelijk positief studieadvies zijn:
Aan het eind van het eerste jaar van inschrijving (31 augustus 2012) heb je:
- minimaal 20 ec's behaald in de perioden 1.1, 1.2;
- van die 20 ec's zijn de stageperiodes in de perioden 1.1, 1.2 met voldoende
resultaat afgesloten;
- je hebt de basiskennistoetsen behaald.
Als je niet aan deze drie voorwaarden voldoet, dan krijg je aan het einde van je
eerste van inschrijving een negatief studieadvies mét afwijzing.
Voldoe je wel aan deze eisen maar heb je nog niet voldaan aan de eisen voor een
positief studieadvies dan krijg je een voorwaardelijk positief studieadvies en moet
je, aan het einde van je eerste semester, in je tweede studiejaar de propedeuse
behalen. Anders wordt aan het einde van het eerste semester, van je tweede
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 79
studiejaar alsnog het studieadvies omgezet in negatief studieadvies mét
afwijzing. Vanwege het karakter en de structuur van de opleiding Pabo-verkort
is het behalen van de propedeuse voorwaarde voor toelating tot de LIO-stage.
Heb je op 1 december 2012 je propedeuse nog niet behaald dan loop je een
studieachterstand op.
De opleiding verwacht van de student dat deze via Progress zelf zijn of haar
behaalde ec's controleert. In de ppb bijeenkomsten kunnen docenten en
begeleiders de voortgang met de student bespreken.
Ten behoeve van het bindende studieadvies (BSA) en de studievoortgang hier
nog eens extra de zaken op een rijtje:
30 ec's en een voldoende voor de basiskennistoetsen
Heb je per 1 september 2012 de 30 ec's (een student Pabo-verkort kent 30 ec's
vrijstelling in het propedeutische programma) van de propedeuse en de
basiskennistoetsen rekenen, spelling en wereldoriëntatie behaald, dan geldt voor
jou dat je aan alle onderdelen van de propedeuse hebt voldaan, je bent geslaagd
voor de propedeuse en je ontvangt een positief studieadvies.
20 ec's of meer met voldoendes voor de stages en de basiskennistoetsen maar
minder dan 30 ec's
Is deze situatie per 1 september 2012 op jou van toepassing dan ontvang je van
de opleidingsexamencommissie een voorwaardelijk positief studieadvies dan moet
je, aan het einde van je eerste semester, in je tweede studiejaar de propedeuse
behalen. Anders wordt aan het einde van het eerste semester, van je tweede
studiejaar alsnog het studieadvies omgezet in negatief studieadvies mét
afwijzing. Met 20 ec's, inclusief de voldoendes voor de stages kun je al wel
starten met je studie in de hoofdfase van de opleiding; je start dan gewoon met
het tweede studiejaar. Voor je organisatie en planning betekent het echter wel
dat je voor toelating tot de LIO-stage in het bezit moet zijn van de propedeuse!
Minder dan 20 ec's of onvoldoendes voor de stage of de basiskennistoetsen
Heb je op 1 september 2012 de 20 ec's nog niet behaald (het toetsrooster
voorziet er in dat alle herkansingen plaats kunnen vinden vóór het zomerreces)
dan ontvang je een negatief studieadvies dat bindend is; je kunt de studie niet
voorzetten.
Bij de omschrijving van de norm voor het bindend studieadvies is de toekenning
van vrijstellingen buiten beschouwing gelaten. Het gaat hier dus om het aantal
studiepunten dat is behaald op grond van verrichte studieactiviteiten aan de
opleiding. Dit houdt in dat voor het behalen van de propedeuse 60 ec moeten zijn
behaald, te weten de 30 ec die onderdeel uitmaken van het propedeuse-
programma en de 30 ec vrijstelling.
De student dient schriftelijk bij de Opleidingsexamencommissie een verzoek in tot
het toekennen van vrijstellingen voor de propedeutische fase en de hoofdfase. De
vrijstelling voor de propedeutische fase bedraagt 30 ec en wordt bij aanvang van
het studietraject pabo-verkort aangevraagd.
De toekenning van vrijstellingen voor de hoofdfase geschiedt eerst dan wanneer
de student de propedeutische fase met goed gevolg heeft afgesloten en op die
gronden is toegelaten tot de hoofdfase van de opleiding. Ook hiervoor dient de
student een schriftelijk verzoek in bij de Opleidingsexamencommissie.
Beide verzoeken dienen vergezeld te gaan een kopie van de relevante
getuigschriften.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 80
2B.3.2 Onderwijsactiviteiten pabo-verkort: eerste studiejaar
Hieronder volgt schematisch het programmaoverzicht van het eerste studiejaar
van de verkorte opleiding.
Schema 1: Curriculumschema eerste studiejaar, pabo verkort
1.1 Leren in context 1.2 Leren en werken in de bovenbouw I (groep 4,5,6)
1.3 Leren en werken in de bovenbouw II (groep 7,8)
1.4 Leren en werken in de onderbouw Bovenstroom
Bovenstroom Probleemgestuurd leren
Bovenstroom Probleemgestuurd leren
Bovenstroom Probleemgestuurd leren
Probleemgestuurd leren
Onderstroom Zelfstudiepakketten: Apov Govo Muziek Taal Toetsing onder- en bovenstroom: moduleopdracht De Klant Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s
Onderstroom Zelfstudiepakketten: Taal Rekenen/wiskunde Bevo Schrijven Toetsing onder- en bovenstroom: De repertoiremap Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s
Onderstroom Zelfstudiepakketten: Wereldorientatie Muziek Cmv Drama Toetsing onder- en bovenstroom: De feestelijk leerzame afsluiting Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s
Onderstroom Zelfstudiepakketten: apov Taal Rekenen/wiskunde Beweging Toetsing onder- en bovensstroom: De Hoek Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec’s
Doorstroom Stage (ingroep naar keuze, orientatie op gehele basisschool) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s
Doorstroom Stage (bij voorkeur in 4, 5 of 6) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s
Doorstroom Stage (bij voorkeur in 7 of 8) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s
Doorstroom Stage (bij voorkeur in 1, 2 of 3) Persoonlijke professionele begeleiding Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom: 6 ec’s
Algemene ec’s Verplicht aec-punt: Gecijferheid, spelling, wereldorientatie Aec-punt: Modulegebonden leervraag Aec—punt: Pop-gerelateerde leervraag Studielast: 3 ec’s
Algemene ec’s Verplicht aec-punt: Voortgangstoets Verplicht aec-punt: portfolio en portfoliogesprek Aec-punt: Modulegebonden leervraag Aec—punt: Pop-gerelateerde leervraag Studielast: 3 ec’s
Algemene ec’s Verplicht aec-punt: Modulegebonden leervraag Aec—punt: Pop-gerelateerde leervraag Aec-punt: Pop-gerelateerde leervraag Studielast: 3 ec’s
Algemene ec’s Verplicht aec-punt: Voortgangstoets Aec-punt: Portfolio en portfoliogesprek Aec—punt: Modulegebonden leervraag Studielast: 3 ec’s
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 81
Algemene ec’s in eerste studiejaar:
Spelling, gecijferdheid, wereldorientatie 1 ec
Portfolio en portfoliogesprek 2 ec
Voortgangstoetsing 2 ec
Modulegebonden eigen leervragen 4 ec
Pop-gerelateerde leervragen 3 ec
Eerste studiejaar: propedeuse en kernprogramma
In de propedeutische fase oriënteert de student zich op de opleiding en het
toekomstige beroep, en wordt de basis gelegd voor een verdere verbreding en
verdieping. Centraal in het eerste jaar van de verkorte opleiding staat in de
eerste periode 'oriëntatie op het beroep' en in de overige drie perioden 'het leren
en werken in de basisschool'. Het programma laat de studenten kennismaken met
de gehele breedte van de basisschool, van onderbouw tot en met de bovenbouw.
Naast theorie komt ook de praktijk aan de orde. De student loopt het eerste jaar
drie dagdelen per week stage in de basisschool. De wekelijkse stages worden zo
veel mogelijk doorgebracht in de 'bouw' die in de betreffende periode centraal
staat.
Naast de vakoverstijgende onderwerpen worden in het eerste jaar in elke periode
zelfstudiepakketten aangeboden, die in vrijwel alle gevallen corresponderen met
de vak-/vormingsgebieden die in de basisschool voorkomen en waarvan de
student zich de pedagogisch-didaktische aspecten moet eigen maken. De
studielast voor de zelfstudiepakketten bedraagt iedere periode 112
studiebelastingsuren.
Tenslotte besteedt de student elke periode 28 studiebelastingsuren aan de
modulegebonden leervraag. Hiermee kan de student een invulling geven aan zijn
leerbehoeften en interesses en zo individuele accenten aanbrengen in het
opleidingsprogramma.
Algemene ec's
In de loop van het eerste jaar worden toetsen op het gebied van eigen kennis
afgenomen: de taaltoets, de toets gecijferdheid en de toets wereldoriëntatie. Bij
onvoldoende resultaat kan de student met behulp van een zelfstudiepakket zijn
kennis en vaardigheden op voldoende niveau brengen. De voorbereiding op de
reken- en spellingtoets en toets wereldoriëntatie valt buiten de geprogrammeerde
studielast.
Aan het eind van het eerste jaar dient de student de doelstellingen van het
kernprogramma behaald te hebben.
Praktische vorming eerste studiejaar
De student loopt het eerste jaar minimaal drie dagdelen per week stage in de
basisschool.
In de propedeutische fase wordt van de student verwacht dat hij in staat is om op
zichzelf staande onderwijsactiviteiten uit te voeren. In de daaropvolgende twee
perioden doet de student ervaring op met het leren lesgeven over een langere
tijd.
Persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb) eerste studiejaar
In de eerste twee perioden van de verkorte opleiding staat de
beroepsvoorbereiding in algemene zin centraal. Het gaat daarbij vooral om een
aanzet tot de ontwikkeling van een realistisch beroepsbeeld in relatie tot het
eigen functioneren. Tijdens de twee laatste perioden van het eerste jaar ligt de
nadruk in de eerste plaats op het verkrijgen van inzicht in de eigen sterke
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 82
en zwakke punten ten aanzien van het functioneren als leraar en op de
keuzeprocessen die een rol spelen bij het maken van een weloverwogen keuze
ten aanzien van de specialisatie in de volgende fase van de opleiding.
De begeleiding bestaat uit persoonlijke- en professionele begeleiding (ppb), uit
bespreking van het portfolio, consultatie en minimaal één stagebezoek per half
studiejaar.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 83
2B.3.3 Onderwijsactiviteiten Pabo-verkort: tweede studiejaar
Onderwijsactiviteiten verkorte opleiding: tweede studiejaar
Hieronder volgt schematisch het programmaoverzicht van het tweede studiejaar
van de verkorte opleiding.
Schema 2: Curriculumoverzicht tweede studiejaar Pabo-verkort
Het tweede jaar van de verkorte opleiding omvat de specialisatie-; differentiatie-;
afstudeerfase.
2.1 Schoolidentiteit en (Multi-)cultuur
2.2 Zorg en Kwaliteit 2.3 Lio 2.4 Lio
Multicultureel onderwijs, school- en thuiscultuur, onderwijsachterstanden
Adaptief onderwijs, omgaan met zorgleerlingen, kwaliteitszorg, de goede school, effectief onderwijs
Studielast gehele lio-stage: 30 ec Toetsing: zie lio-draaiboek
Bovenstroom Project
Bovenstroom Project
Onderstroom Zelfstudiepakketten: Apov Engels Muziek Wereldoriëntatie Toetsing : projectmap Studielast onder- en bovenstroom: 6 ec
Onderstroom Zelfstudiepakketten: Nederlands Rekenen/wiskunde Beeldende vorming Wereldoriëntatie Toetsing : projectmap Studielast onder- en bovenstroom: 6ec
Doorstroom Stage Persoonlijke en Professionele Begeleiding (ppb) Toetsing: reflectief verslag Studielast doorstroom 6ec
Doorstroom Stage Persoonlijke en Professionele Begeleiding (ppb) Toetsing: reflectieverslag Studielast doorstroom 6 ec
Algemene ec’s aec-punt: modulegebonden leervraag aec-punt: pop-gerelateerde leervraag aec-punt: pop-gerelateerde leervraag Studielast 3 ec
Algemene ec’s Verplicht aec-punt: voortgangstoets Verplicht aec-punt: portfolio aec-punt: Modulegebonden leervraag Studielast 3 ec
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 84
Het tweede jaar van de verkorte opleiding omvat de specialisatie-/differentiatie-/
afstudeerfase (sda). In deze fase vindt verdere beroepsvorming en beroeps-
voorbereiding op verschillende manieren plaats. In periode 2.1 en 2.2 wordt
gewerkt aan projecten.
Er kan aandacht gegeven worden aan thema's als: multicultureel onderwijs,
school- en thuis cultuur, onderwijsachterstanden en adaptief onderwijs, omgaan
met zorg-leerlingen, kwaliteitsonderwijs, de goede school en effectief onderwijs.
Verder specialiseert de student zich in de eerste twee perioden in de onder- of
bovenbouw. In deze fase krijgt de student tevens de mogelijkheid om zelf
accenten te leggen en kan hij/zij door de keuze van de leervragen inhoudelijk
differentiëren. Daartoe wordt ook binnen de projecten per periode een aantal
differentiatiemogelijkheden aangeboden, waarin de student door middel van de
leervragen pedagogisch-didactische en/of vakinhoudelijke verdieping aanbrengt.
Ook bestaat de mogelijkheid om zelf een voorstel voor de inhoud in te brengen.
Praktische vorming tweede studiejaar
Ook in de specialisatie- en differentiatiefase krijgt de praktijkcomponent een sterk
accent. De omvang van de stage neemt toe in vergelijking met het eerste
studiejaar van de verkorte opleiding. Het tweede jaar begint de student met vier
dagdelen stage per week, uiteraard voornamelijk in de 'bouw' van de gekozen
specialisatie. De student functioneert nu in toenemende mate zelfstandig als
groepsleraar.
Het tweede jaar wordt afgesloten met een 21-weekse eindstage of lio-traject van
vijf maanden. Met deze stage wil de opleiding de kloof tussen theorie en praktijk
ook wel de 'praktijkschok' genoemd, zo klein mogelijk houden.
Gezien het beleid van de overheid zijn er twee mogelijkheden te onderscheiden:
a. De student sluit een stageovereenkomst met de opleiding en de
basisschool als stagiaire (21-weekse eindstage). De gebruikelijke rechten
en plichten van de stagiaire zijn nu van toepassing.
b. De student sluit een leerarbeidsovereenkomst met de opleiding en het
bevoegde gezag van de betreffende basisschool. Het Rechtspositiebesluit
Onderwijs-personeel (RPBO) is nu van toepassing. Er is sprake van een lio-
traject.
De eindtermen (startbekwaamheden) van zowel de 21-weekse stage en de lio-
stage zijn gelijk. Het verschil tussen beide eindstages is de rechtspositionele
gronden van de student.
Studenten die een 21-weekse eindstage doolopen dienen aan dezelfde eisen te
voldoen dan die van een student die het lio-traject doorloopt.
Ad a: De 21-weekse stage
Tijdens deze lange eindstage heeft de student de status van stagiaire. De student
heeft geen leerarbeidsovereenkomst en is dus niet eindverantwoordelijk voor een
groep van de basisschool.
De student 'staat' minimaal drie aaneengesloten dagen (vijf dagdelen) voor de
groep, daarnaast komt de student regelmatig naar de opleiding voor begeleiding;
twee dagen worden besteed aan voorbereiding en studie.
De begeleiding tijdens de 21-weekse eindstage vindt op twee manieren plaats:
op de basisschool door de coach en vanuit de opleiding door de
instituutsbegeleider.
De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn twee
tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach een voortgangsevaluatie in.
Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd.
De eindevaluatie is aan het eind van de 21-weekse stage. Er wordt dan een
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 85
eindgesprek gehouden met zowel de coach als de instituutsbegeleider aan de
hand van de door de stagiaire ingeleverde portfolio. De instituutbegeleider
beoordeelt uiteindelijk of de 30 ec's worden toegekend.
De instituutsbegeleider heeft in het begin van de 21-weekse eindstage telefonisch
contact met de basisschool en komt in een later stadium zeker één keer bij de
student op de basisschool op bezoek.
Ad b: Het lio-traject
Tijdens het lio-traject heeft de student een leerarbeidsovereenkomst en daarmee
de status van werknemer met salaris. Na de procedure wordt de student door het
bevoegde gezag aan een basisschool benoemd voor een lio-periode van 21
weken.
Gedurende minimaal drie aaneengesloten dagen per week heeft de student de
verantwoordelijkheid voor het onderwijsproces in een bepaalde groep en alles wat
daarbij komt kijken. De overige dagen zijn voor voorbereiding en studie. Het lio-
traject wordt bij voorkeur in de 'bouw' van de gemaakte specialisatiekeuze
uitgevoerd.
De student in het lio-traject wordt begeleidt door een coach in het basisonderwijs
en een instituutsbegeleider. De instituutsbegeleider is de begeleider op afstand.
De instituutsbegeleider heeft contact met de coach over het functioneren van de
student.
Tijdens het lio-traject zijn er een aantal terugkom momenten op de opleiding.
De beoordeling van de student vindt op diverse momenten plaats. Er zijn twee
tussentijdse beoordelingen. Hiervoor vult de coach een voortgangsevaluatie in.
Deze formulieren worden naar de instituutsbegeleider gestuurd.
De eindevaluatie is aan het eind van de 21-weekse stage. Er wordt dan een
eindgesprek gehouden met zowel de coach als de instituutsbegeleider aan de
hand van de door de stagiaire ingeleverd portfolio. De instituutbegeleider
beoordeelt uiteindelijk of de 30 ec's worden toegekend.
De instituutsbegeleider heeft in het begin van de 21-weekse eindstage telefonisch
contact met de basisschool en komt in een later stadium zeker één keer bij de
student op de basisschool op bezoek.
Toelatingseisen voor de lio-eindstage
a. De propedeuse in z'n geheel behaald hebben;
b. Alle eerdere stages voldoende behaald hebben;
c. In het bezit zijn van minimaal 70 ec's, exclusief de algemene vrijstellingen
voor studenten Pabo-verkort.
Begeleiding in het tweede studiejaar
In de specialisatie- en differentiatiefase in het tweede jaar van de opleiding wordt
begeleiding gegeven in de vorm van persoonlijke- en professionele begeleiding
(ppb). Deze begeleiding richt zich op de procesmatige ondersteuning bij de
invulling van het leertraject van de student, de begeleiding (op afstand) van de
praktijkactiviteiten en de algemene voortgang op het gebied van de
beroepskennis en -vaardigheden. De studie/stagebegeleiding heeft het karakter
van supervisie en, waar mogelijk, van intervisie. In de laatste vijf maanden van
de verkorte opleiding vindt de begeleiding plaats in de vorm van intervisie.
Toetsing in het tweede studiejaar
In de eerste plaats wordt het project aan het eind van iedere periode beoordeeld.
De stage in de specialisatie- en differentiatiefase wordt beoordeeld aan de hand
van de doelen voor de specialisatie jonge of oudere kind zoals die voor de initiële
opleiding zijn vastgesteld.
De beoordeling van de stageperiode tenslotte gebeurt aan de hand van de
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 86
onderscheiden beroepsrollen en de, al eerder genoemde, daaraan gekoppelde
opleidingseindtermen.
De stof en de activiteiten naar aanleiding van de doorstroom (stage, ppb) worden
elke periode getoetst in een reflectief verslag. In elk moduleboek staat
beschreven hoe dit reflectieve verslag eruit dient te zien. Ook de
beoordelingscriteria zijn opgenomen. Bij het beoordelen van de doorstroom zijn
de volgende personen betrokken: de student, de mentor, de stagecontact-
persoon en de ppb'er. De ppb'er stelt uiteindelijk de beoordeling vast.
De moduleopdracht, het reflectieve verslag en de leervragen dienen samenhang
te vertonen.
Daarom moeten de moduleopdracht, het reflectieve verslag en de uitwerking van
de leervragen in één band worden ingeleverd bij de ppb'er in week 9 van elke
periode. Aan het einde van periode 2 wordt het portfolio ingeleverd waarna er een
voortgangsgesprek plaats vindt met de ppb'er.
Aan het einde van de tweede module moeten de studenten de voortgangstoets
afleggen.
2B.3.4 Curriculum van de deeltijdopleiding
Vervallen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 87
2C Studievorderingenbeleid
2C.1 Opleidingsexamencommissie
Verwezen wordt naar hoofdstuk 1.
2C.2 Toelatingsbeleid
2C.2.1 Vooropleidingseisen voltijdse- opleiding en deeltijdopleiding
Voor de toelaatbaarheid tot de opleiding gelden de wettelijke eisen zoals die
zijn verwoord in de Artikelen (artikelen 7.24-7.30) van de WHW. In art. 7.24
wordt gesteld dat het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk
onderwijs (VWO), hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO) of middelbaar
beroeps-onderwijs (MBO, niveau 4) voor toelating vereist is.
2C.2 Aanvullende eisen (art. 7.25 en 7.26 van de WHW)
Er worden geen specifieke eisen aan het profiel of vakkenpakket gesteld van
studenten die instromen vanuit het VO. Er bestaan wat toelating betreft voor
hen geen aanvullende eisen.
Voor studenten die (willen) instromen met gedateerde getuigschriften (op
propedeutisch- en/of op opleidingsniveau) behoudt de opleidingsexamen-
commissie zich het recht toe om, gefundeerd aanvullende eisen aan de
betreffende student te stellen.
Studenten met een anderstalige achtergrond die toegelaten willen worden tot
de opleiding dienen te beschikken over het document: NT2, staatsexamen
niveau 2.
2C.2.3 21+regeling
De 21+regeling heet officieel de 'Vrijstelling op grond van toelatingsonderzoek'
(art. 7.29 van de WHW). Personen die de leeftijd van 21jaar bereikt hebben
en niet voldoen aan de toelatingsvereisten (zie hierboven) kunnen na een
toelatingsonderzoek worden toegelaten tot de reguliere vierjarige opleiding.
Deze regeling is niet van toepassing op de Pabo-verkort.
De 21+toets wordt tweemaal per jaar (mei en augustus) aangeboden. De 21 +
toets kan niet herkanst worden. Aanmelden voor de 21 + toets kan via
2C.2.4 Directe toelating tot de postpropedeutische fase bij eerste
inschrijving
Studenten die menen op grond van bepaalde diploma's, getuigschriften,
voorgaande studies en/of werkervaringen in aanmerking te komen voor directe
toelating tot de postpropedeutische fase (bij eerste inschrijving) dan wel
aanspraak kunnen maken op bepaalde vrijstellingen kunnen daartoe een
verzoek indienen bij de Opleidingsexamencommissie. De opleidingsexamen-
commissie neemt hierover, binnen 14 werkdagen, na ontvangst van het
verzoek een besluit.
De opleidingsexamencommissie kan in geval van toelating in bepaalde gevallen
aanvullende eisen ten aanzien van het te volgen programma stellen.
2C.2.5 Toelating tot de tweejarige, verkorte opleiding voor Hoger
Opgeleiden (Pabo-verkort)
De toelatingseis voor de Verkorte Opleiding voor Hoger Opgeleiden (Pabo-
verkort) is een afgeronde hbo dan wel universitaire opleiding, bij voorkeur in
een aan het beroep van leraar basisonderwijs verwante studierichting. Onder
verwant wil Stenden Hogeschool verstaan:
opleidingen die zich richten op beroepen in de pedagogisch/ didactisch/
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 88
agogisch/ sociologische sector. Ook belangstellenden met een niet verwante
hogere opleiding zijn
plaatsbaar maar dan kan een verlenging met maximaal een half jaar (30 ec's)
noodzakelijk zijn.
Een andere mogelijkheid tot deelname de verkorte opleiding is via een evc-
procedure.
Studenten die niet voldoen aan de gestelde eisen maar wel aanspraak maken
op een tweejarig verkorte opleiding kunnen een aanvraag indienen voor een
evc-traject. Op basis van dit traject kunnen studenten in aanmerking komen
voor vrijstellingen. Er kunnen geen rechten ontleent worden aan de evc-
procedure. De Opleidingsexamencommissie beslist of de student in aanmerking
komt voor vrijstellingen en (eventueel) het volgen van het traject zoals
bijvoorbeeld in Pabo-verkort.
Studenten met een anderstalige achtergrond die toegelaten willen worden tot
de opleiding dienen te beschikken over het document: NT2, staatsexamen
niveau 2.
2C.2.6 Toelating tot het reguliere driejarige studietraject:
Doorstroom mbo-hbo voor mbo-studenten
Vervallen.
2C.3 Vrijstellingen
De reguliere Opleiding tot Leraar Basisonderwijs kent een systeem van
toekennen van vrijstellingen zoals dat staat omschreven in artikel 5 van de
Moduletentamenregeling (zie hoofdstuk 2D).
De opleiding kent geen officiële, standaard vrijstellingen. Alle vrijstellingen
worden daarom op individuele basis, na aanvraag door de student bij de
examencommissie, behandeld.
2C.3.1 Vrijstellingen binnen de Opleiding Pabo-verkort
Een student die op basis van getuigschriften of op basis van Stenden
Hogeschool – evc procedure toelaatbaar is tot de opleiding Pabo-verkort wordt
in beginsel een vrijstelling verleend van 120 ec's, verdeeld over 30 ec's voor
de propedeutische fase en 90 ec's voor de postpropedeutische fase. Individuele
vrijstellingen worden daar niet meer aan toegevoegd.
De vrijstellingen dienen door de student schriftelijk te worden aangevraagd bij
de Opleidingsexamencommissie onder overlegging van de relevante
bewijsstukken.
2C.3.2 Vrijstelling op grond van andere diploma's (art. 7.28 van de WHW)
Studenten die menen op grond van voorgaande studies (bijvoorbeeld een
studie pedagogiek aan een universiteit) en/of opgedane ervaringen in de
praktijk) denken in aanmerking te komen voor bepaalde vrijstellingen binnen
het curriculum kunnen daartoe een verzoek indienen voor een evc-procedure.
De eventuele vrijstellingen op basis van deze evc-procedure worden als
verzoek tot vrijstelling bij de Opleidingsexamencommissie ingediend. De
opleidingsexamen-
commissie neemt hierover, binnen 14 werkdagen na ontvangst van het
verzoek een besluit.
Indien zij een diploma HBO of WO hebben, kunnen zij mogelijk gebruik maken
van de Verkorte Opleiding voor Hoger opgeleiden.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 89
2C.4 Toelating tot het versnelde studietraject
Dit 3,5-jarige studietraject vraagt impliciet een extra studielast van 20 uur per
week.
De student moet in totaal dus gemiddeld zo'n 60 uur per week studeren. Dit
kan alleen als het gaat om de goede en enthousiaste student die de studie
gemiddeld in minder tijd kan realiseren.
De voorwaarden om mee te kunnen doen aan dit traject zijn:
- de student heeft de propedeuse in één collegejaar gehaald;
- aan het eind van het tweede studiejaar heeft de student 120 ec's behaald;
- de student heeft op alle stagebeoordelingen een ruim voldoende en/of
goed behaald;
- bij het niet voldoen aan de eerste twee voorwaarden wordt toelating alleen
in behandeling genomen door de opleidingsexamencommissie als de
student een positief advies van de jaarcoördinatoren van het eerste en
tweede studiejaar krijgt;
- de opleidingsexamencommissie beslist over de uiteindelijke toelating van
de student, de aanvraag moet vóór 1juli van het studiejaar binnen zijn. In
hoofdstuk 2B.2.8 is dit traject nader uitgewerkt.
2C.5 Academisch Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Met ingang van 1 september 2010 neemt de Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs deel aan de Academische Opleiding tot Leraar Basisonderwijs.
Dit traject wordt vormgegeven in samenwerking met de Rijksuniversiteit
Groningen (RUG), Hanzehogeschool Groningen en met de NHL te Leeuwarden.
Deelnemers aan dit traject hebben te maken met een eigen
opleidingsprogramma en met afwijkende regelgeving. Het programma en de
reglementen worden voor aanvang van de studie bekendgemaakt.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 90
2D Opleidingsexamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs
Het doel van de Examen- en tentamenregeling (ETR) is het regelen van de
algemene gang van zaken betreffende het onderwijs en de (module)tentamens
teneinde de studievoortgang van de student te kunnen vaststellen en/of te
kunnen vaststellen of studenten kunnen worden toegelaten tot de
postpropedeutische fase; de hoofdfase en de major- en minorfase van de
opleiding.
De volledige examen- en tentamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs
bestaat uit het Examenreglement Stenden Hogeschool 2011/2012 en de
hieronder beschreven aanvullingen en verbijzonderingen voor de Opleiding
Leraar Basisonderwijs.
De artikelnummers verwijzen naar het Examenreglement Stenden Hogeschool
2011/2012. De leden van de artikelen zijn een verbijzondering van het
desbetreffende artikel in het examenreglement.
Het onderwijsprogramma van de opleiding is georganiseerd in „modulen‟ van 10
weken, waarmee een module als onderwijseenheid aangemerkt kan worden.
Artikel 1 Begripsbepalingen
Module een module is een onderwijseenheid, met een omschreven
studiebelasting van 420 studiebelastinguren uitgedrukt in 15 ec‟s.
Periode de studiejaren kennen vier perioden van 10 studieweken
verdeeld over 9 lesweken en 1 studieweek per periode. Ze zijn
als zodanig gemarkeerd in het jaaroverzicht.
Verder geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 2 Deelname aan het examen
ETR 2.1 Deelname aan het examen
lid 1 Een student dient zich in te schrijven voor iedere toetsgelegenheid
waaraan de betreffende student wil deelnemen. Inschrijving geschiedt
via Progresswww en kan plaats vinden tot 10 werkdagen vóór de
toetsgelegenheid. Als de inschrijving voltooid is, maakt de student een
afdruk om als bewijsstuk te bewaren.
lid 2 Indien een student niet tijdig of onjuist inschrijft voor een
toetsgelegenheid dan kan de student daaraan niet deelnemen.
lid 3 Wanneer een student de opleiding bijna heeft afgerond en er nog één
tentamenonderdeel moet worden behaald, dan kan de student voor dat
onderdeel een vervangende toetsmogelijkheid aanvragen. Deze
aanvraag kan slechts worden gehonoreerd nadat de lio-stage met een
voldoende beoordeling is afgesloten en Progress is bijgewerkt.
ETR 2.2 Het volgen van keuzeonderdelen
Als een student een keuzeonderwijseenheid volgt bij een andere opleiding dan
waarvoor hij staat ingeschreven, hebben de regels vanuit het eigen Onderwijs-
en Examenreglement voorrang boven die van de gastopleiding.
Artikel 3 Instelling en taken van de examencommissie
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 4 Inhoud en omvang van het examen
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 91
Artikel 5 Het verlenen van vrijstellingen
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 6 Het aantal gelegenheden per studiejaar tot het afleggen
van moduletentamenonderdelen en examens
ETR 6.1 Examenonderdelen
lid 1 De Opleiding tot Leraar Basisonderwijs kent de volgende
examenonderdelen: de moduletoets, de voortgangstoets, de
moduleopdracht, de projectopdracht, stage, het persoonlijk
ontwikkelingsplan, landelijke toetsen, algemene ec-punten, sslb, pop en
portfolio, vakopdracht, minors, lio-stage, assessments en activiteiten
van studenten.
lid 2 De basiskennistoetsen(entreetoetsen) van het propedeutische studiejaar
worden minstens vier keer in dat jaar aangeboden. De
propedeusestudent mag aan drie toetsgelegenheden van dit onderdeel
deelnemen. Afname van de basiskennistoetsen(entreetoetsen) geschiedt
digitaal. Op grond van landelijke maatregelen kunnen de afspraken
betreffende de toetsingen van de basiskennistoetsen wijzigen.
lid 3 Studenten die studeren in de hoofdfase hebben voor alle
moduletentamen(onderdelen) maximaal twee toetsgelegenheden per
cursusjaar.
lid 4 Als een student na gebruik te hebben gemaakt van alle
toetsgelegenheden een module gedurende het studiejaar nog niet met
een voldoende beoordeling heeft afgerond, dan moet deze student de
ontbrekende onderdelen in het daarop volgende studiejaar in te halen.
ETR 6.2 De Moduletoetsing
lid 1 In elk moduleboek wordt opgenomen:
a. het nominale aantal studiebelastingsuren (sbu) dat is berekend
voor de moduletoets, de moduleopdracht / projectopdracht, de
vak- / vormingsgebieden, de stage en het persoonlijk
ontwikkelingsprogramma.
b. de norm, die aangeeft wanneer de onderdelen met een
voldoende beoordeeld worden;
c. de beoordelingscriteria voor de toetsing.
lid 2 Voor alle onderdelen van de moduletoetsing geldt dat de student zelf, te
allen tijde een kopie van ingeleverd werk dient te bewaren:
werkstukken, moduleopdrachten, projectopdrachten, leervragen,
beeldmappen, minors en dergelijke
lid 3 Aan de gevolgen van een computervirus en/of andere
software/hardwarematige storingen kunnen geen rechten worden
ontleend voor wat betreft de overmachtsregeling.
ETR 6.3 De Moduleopdracht/projectopdracht/minor
lid 1 a. Een groep die aan een moduleopdracht / projectopdracht / minor
werkt en bij samenwerkingsproblemen hierover niet onverwijld
contact opneemt met de tutor / (project)begeleider, kan geen
rechten ontlenen aan de gerezen problemen.
b. Alleen de profielteamleider en/of de examencommissie zijn
gerechtigd een groep te ontbinden wanneer samenwerking
tussen de groepsleden niet meer goed mogelijk is.
lid 2 Opdrachten moeten uiterlijk op de in het toetsrooster aangegeven
laatste dag voor 12:00 uur ingeleverd worden. Dat is ook het tijdstip
waarop de digitale versie (platte tekst) ingeleverd moet zijn.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 92
lid 3 Om voor beoordeling in aanmerking te komen, dient een opdracht
minimaal aan de volgende eisen te voldoen:
• De opdracht is op tijd ingeleverd;
• Bij opdracht is een kopie van het beoordelingsformulier
toegevoegd;
• Op de map staan in ieder geval aangegeven: de titel van de
opdracht, de namen en relatienummers van de studenten, de
groep waarvan de studenten deel uitmaken, de naam van de
module, de moduleperiode en het studiejaar;
• De opdracht dient getypt en goed leesbaar te zijn en is voorzien
van een inhoudsopgave conform het moduleboek;
• De opdracht dient schoon, goed verzorgd en compleet te zijn;
• De opdracht heeft een aparte literatuurverwijzing;
• De opdracht voldoet aan de eisen die worden gesteld op het
gebied van taalverzorging;
• De opdracht is ook digitaal ingeleverd.
lid 4 Bij een groepsopdracht moet ieder groepslid aan kunnen tonen dat
hij/zij een evenredig deel van de opdracht heeft gemaakt.
lid 5 Bij een groepsopdracht is ieder groepslid hoofdelijk aansprakelijk voor
het totaal ingeleverde werk.
lid 6 Studenten die deelnemen aan onderwijsactiviteiten in het buitenland,
kunnen geen rechten ontlenen aan het niet kunnen deelnemen aan
geplande toets- en/of herkansingsmomenten tijdens hun verblijf in het
buitenland. De keuze voor deelname aan onderwijsactiviteiten in het
buitenland is de verantwoordelijkheid van de student zelf en vraagt om
een zorgvuldige studieplanning. Dit geldt ook voor onderwijsactiviteiten
die door de hogeschool in het buitenland worden aangeboden.
ETR 6.4 De stage
lid 1 Een student dient een onvoldoende beoordeelde stage eerst te
herkansen dan wel in overleg met de stagebegeleider afspraken met
betrekking tot de herkansing ter fiattering te hebben voorgelegd aan de
examencommissie, voordat hij/zij kan gaan deelnemen aan de volgende
stageperiode en/of aan de stage in het daaropvolgende studiejaar.
lid 2 Bij iedere afwijking van een reguliere onderwijssituatie betreffende
stageperioden kan alleen de examencommissie gevraagd worden om
een uitspraak te doen.
lid 3 Als een student voortijdig op verzoek van de stageschool of op eigen
initiatief of op initiatief van de stagebegeleider uit de stage wordt
gehaald, wordt deze stage beoordeeld als onvoldoende.
lid 4 Als een student voortijdig op verzoek van de stageschool of op eigen
initiatief of op initiatief van de instituutsbegeleider uit de lio-stage of de
21-weekse stage wordt gehaald, wordt de lio-stage of de 21-weekse
stage beoordeeld als onvoldoende.
ETR 6.5 Herkansingen
lid 1 De participatie in de praktijk is niet herkansbaar. Indien onvoldoende
participatie is ontstaan vanuit overmacht zoals bedoeld in artikel 14 van
het Examen- en tentamenreglement, dan doet de examencommissie
uitspraak over afronding van de stageperiode.
lid 2 a. De volgende onderdelen van het examen of moduletentamen zijn
wel herkansbaar: moduletoets, moduleopdracht,
projectopdrachten, de vak-/ vormingsgebieden, sslb, pop en
portfolio, assessments, basiskennistoetsen, vakopdracht, minors
en scriptie.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 93
b. Groepssamenwerking kan alleen herkanst worden middels een
door de profielteamleider uitgereikte opdracht.
lid 3 In het jaartoetsrooster staan de data van de toetsgelegenheden, met
uitzondering van de basiskennistoetsen. Deze data gelden ook voor
studenten die op uitwisseling of stage zijn of elders een module volgen.
ETR 6.6 Onderwijsexperimenten
De examencommissie is bevoegd in het kader van een onderwijsexperiment
modulecoördinatoren toe te staan af te wijken van de algemeen geldende
regelgeving voor wat betreft het moduletentamen, zoals vastgelegd in het
Examenreglement Stenden Hogeschool en de examen- en tentamenregeling
van de Opleiding tot Leraar Basisonderwijs. Nadat de modulecoördinatoren de
toestemming hiervoor hebben verkregen, wordt dan in het moduleboek
vermeld waarin het onderwijs binnen deze module afwijkt van de algemeen
geldende regels.
Artikel 7 Geldigheidsduur examenonderdelen
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 7a Intellectuele eigendom
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement
Artikel 8 Mondelinge tentamens
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 9 Bepaling resultaten
ETR 9.1 Algemeen
lid 1 Na vaststelling van de definitieve uitslagen via Progress door de
examencommissie kan een student en/of docent binnen 6 weken
bezwaar maken tegen de, in zijn ogen, foutieve uitslag. Wanneer de
definitieve uitslag na 6 weken door de examencommissie wordt
vastgesteld is deze rechtsgeldig. Er kan dan niet meer gereclameerd
worden door studenten en/of docenten.
ETR 9a Studieadvies
lid 1 Onderdeel van het voorwaardelijk positieve studieadvies aan het einde
van het eerste jaar van inschrijving aan de voltijdse, vierjarige opleiding
en aan de deeltijdopleiding zijn de volgende eisen:
1. De student moet voor minimaal 42 ec‟s aan studielast hebben
behaald;
2. De student moet de landelijke basiskennistoetsen voor taal,
rekenen en geschiedenis, aardrijkskunde en natuur & techniek
hebben behaald;
3. De student moet ten minste een voldoende hebben behaald op
de stages;
4. De student moet ten minste een voldoende hebben behaald voor
het assessment “Opleidingsbekwaam”.
lid 2 Voor andere opleidingsvarianten kunnen afwijkende normen worden
geformuleerd.
Artikel 10 Inzagerecht en termijn van bewaring
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 11 Verantwoordelijkheid moduletentamenonderdelen en
examengegevens
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 94
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 12 Registratie van de studieresultaten
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 13 Getuigschrift
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 13a Cum Laude
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 14 Overmachtregeling
ETR 14.1 Beroep op overmacht
lid 1a Een student kan een beroep doen op overmacht als er sprake is van
omstandigheden die niet aan de student kunnen worden toegerekend
(overmacht), dit ter oordeel van de profielteamleider, in het geval van
onderwijsleeractiviteiten binnen een bepaalde module (zie Artikel 14.4)
of ter oordeel van de examencommissie in alle andere gevallen. Bij een
overmachtsituatie dient de student het advies te (be)vragen bij de
decaan.
lid 1b De student kan de overmachtsituatie, zoveel als mogelijk staven met
schriftelijke bewijzen. Bewijzen worden ter attentie van de
profielteamleider ingeleverd bij de administratie.
lid 2 Het verzoek van een student aan een profielteamleider om in
aanmerking te komen voor de overmachtregeling, bij
onderwijsleeractiviteiten binnen een module kan pas worden ingediend
na de laatste onderwijsleeractiviteit van de betreffende module en dient
uiterlijk 10 werkdagen, na de publicatie van de definitieve uitslag van
het moduletentamen in het bezit te zijn van de modulecoördinator.
lid 3 Aan de gevolgen van een computervirus en/of andere
software/hardwarematige storingen kunnen geen rechten worden
ontleend voor wat betreft de overmachtregeling.
ETR 14.2 Toekenning extra examenmogelijkheid
lid 2 Een student die een extra examenmogelijkheid aanvraagt op grond van
bijzondere omstandigheden, moet vooraf contact opnemen met de
decaan van de hogeschool om de aanvraag te ondersteunen. Aanvragen
bij de examencommissie worden enkel en alleen behandeld wanneer er
sprake is van een positief advies van de decaan ter ondersteuning van
het verzoek van de student. Een positief van de decaan betekent niet
dat het verzoek op voorhand wordt gehonoreerd.
lid 3 De examencommissie is bevoegd bij de extra toetsgelegenheid een
andere toetsvorm aan te bieden, waarbij de extra herkansing
gelijkwaardig dient te zijn aan de oorspronkelijke toetsvorm.
Artikel 15 Voorzieningen voor lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte
studenten
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Artikel 16. Regels voor de goede gang van zaken met betrekking tot
examens
lid 1 Het jaartoetsrooster is leidend. De examencommissie kan per locatie
aanvullende uitvoeringsmaatregelen vaststellen en uitvoeren om een
goed verloop van de gang van zaken op die locatie te garanderen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 95
Artikel 17 Bezwaar en beroepsprocedure
ETR 17.1 Formele vereisten
lid 1 Verzoeken, dan wel bezwaren gericht aan de examencommissie dienen
uiterlijk 10 werkdagen vóór de vergaderdatum van de examencommissie
in het bezit te zijn bij het secretariaat van de examencommissie. De
vergaderdata van de examencommissie worden aan het begin van het
studiejaar bekend gemaakt .
lid 2 Verzoeken dan wel bezwaren aan de examencommissie dienen getypt of
geprint ingeleverd te worden en te zijn voorzien van:
• naam, adres en woonplaats van de student;
• telefoonnummer student;
• studentnummer;
• naam van de module waar het over gaat;
• groepsnummer;
• naam van de tutor en/of de docent en/of de modulecoördinator;
• handtekening student (ondertekenen van de brief !)
en in geval van overmacht worden voorzien van de nodige
bewijzen.
lid 3 Verzoeken dienen duidelijk geformuleerd en gemotiveerd te worden.
lid 4 Verzoeken die niet of niet geheel voldoen aan het gestelde in lid 2,
worden niet in behandeling genomen.
lid 5 Verzoeken aan de examencommissie betreffende een module of de
moduletoetsing dienen uiterlijk binnen 10 werkdagen (niet inbegrepen
de zaterdag en de zondag) na de publicatie van de definitieve uitslag
van de module in het bezit te zijn van de examencommissie. Voor
andere examenonderdelen geldt een overeenkomstige regeling.
ETR 17.3 De moduletoets
Voor de studenten die de moduletoetsen van OLBvhCHN moeten maken gelden
de volgende artikelen:
lid 1 De student heeft het recht om tegen toetsvragen bezwaren in te dienen.
lid 2 Elk bezwaar tegen een toetsitem/ toetsvraag moet door de student
toegelicht worden met:
a. er is een verwijzing naar de pagina in de literatuur waarop
volgens de student de vraag betrekking heeft en
b. aan de hand van a) verwoordt de student vervolgens wat onjuist
of misleidend is aan de gestelde vraag/ het gegeven antwoord.
lid 3 Bezwaren tegen toetsitems / toetsvragen dienen uiterlijk de vierde
schooldag na de toets vóór 09:00 uur in het bezit te zijn van de
toetscommissie.
lid 4 Als voor een bepaalde toets een afwijkend tijdschema geldt ten opzichte
van het jaartoetsrooster dan wordt dat uiterlijk 1 schoolweek vóór de
toets bekend gemaakt.
lid 5 Na de sluitingstijd voegt de toetscommissie, in samenwerking met de
desbetreffende docenten het commentaar toe aan de bezwaren en kan
een bezwaar al dan niet gegrond verklaren. Indien een bezwaar gegrond
verklaard wordt dan vervalt het toetsitem. Het is ook mogelijk dat een
fout op de toetssleutel wordt hersteld en een item wordt omgescoord.
lid 6 Bezwaren en commentaar op de toetsitems / toetsvragen zijn voor alle
studenten vrij opvraagbaar.
ETR 17.4 De second opinion (de tweede beoordeling)
lid 1 Indien een student of groep studenten het oneens is met de beoordeling
van een bepaalde module, moduleonderdeel of een ander
examenonderdeel dan kan die student of groep studenten een
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 96
gemotiveerd verzoek indienen bij de secretaris van de
examencommissie voor een tweede beoordeling.
lid 2 Een verzoek om een second opinion wordt schriftelijk ingediend binnen
twee weken na de definitieve uitslag van het betreffende onderdeel.
Artikel 18 Hardheidsclausule
Geen verbijzonderingen op het Examenreglement.
Toelichting:
Indien er voor de student gefundeerde aanleiding is om vanuit het kader van
het Stenden hogeschoolexamenreglement én deze examen- en
tentamenregeling een verzoek in te dienen, met de vraag om een uitspraak van
de examencommissie, anders dan te verwachten vanuit deze regelgeving, dan
dient de student, in zijn/haar schrijven expliciet aan te geven een beroep te
willen doen op de hardheidsclausule.
Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden
Indien de onderwijsontwikkeling en/of de ontwikkeling van de
organisatiestructuur aanleiding is voor wijzigingen van deze regeling dan zal de
opleidingsexamencommissie ter stond actie ondernemen.
Artikel 20 Invoeringsbepalingen en citeertitel
ETR 20.1 Algemeen
lid 1 Deze examen- en tentamenregeling treedt in werking met ingang van 1
september 2011 en geldt voor studenten van de Voltijdse-opleiding en
alle daarvan afgeleide trajecten en varianten.
Hiermee vervallen alle vorige moduletentamenregelingen en onderwijs-
en examenregelingen.
lid 2 Deze regeling kan worden aangehaald als „Examen- en
tentamenregeling Opleiding Leraar Basisonderwijs, 2011-2012‟.
Richtlijnen schriftelijk werk
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 97
2D.1 Richtlijnen schriftelijk werk
1 Algemeen
1.2 Eisen aan schriftelijk werk
Er zijn diverse redenen om aan het schriftelijk werk van aanstaande leraren
hoge eisen te stellen ten aanzien van spelling, taalgebruik, helderheid van
formulering, structurering en vormgeving:
Bezinning op die presentatie (opbouw, indeling, vormgeving) leidt tot een
steviger greep op de inhoud van het product dat daardoor aan kwaliteit kan
winnen.
Een goede presentatie stemt de lezer / beoordelaar / docent gunstig; een
kwestie van welbegrepen eigenbelang dus.
Wie t.z.t. aan kinderen eisen wil stellen, moet zich daar zelf natuurlijk ook aan
kunnen en willen houden.
1.3 Een zaak van alle docenten
Het zijn in eerste instantie docenten die je confronteren met richtlijnen voor
schriftelijk werk en tekstverzorging (Spellingvaardigheid, schrijfopdrachten,
etc.), want het gaat erom dat de beoogde vaardigheden een tweede natuur
worden en hun toepassing krijgen bij al het schriftelijk werk.
Alle docenten en begeleiders zijn gerechtigd en verplicht je werk mede te
beoordelen op de eisen die hierna geformuleerd worden. Ze kunnen en moeten
zelfs afzien van correctie en beoordeling als het ingeleverde werk niet aan de
gestelde eisen voldoet.
1.4 Spelling
Wie het onderdeel Spellingvaardigheid in het eerste studiejaar met goed gevolg
heeft afgesloten, wordt geacht schriftelijk werk correct gespeld in te leveren.
Iedereen maakt wel eens een fout, maar als een docent constateert dat je
tegen de regels van de spelling zondigt, dan:
- wordt je werk niet beoordeeld maar voor herziening teruggegeven;
- word je geacht het werk te verbeteren en opnieuw in te leveren;
- word je voor extra begeleiding doorverwezen naar de spellingdocent.
1.5 Taalgebruik en formuleren
Diverse studenten blijken moeite te hebben hun gedachten helder en
grammaticaal correct op papier te krijgen. Ook hiervoor geldt dat alle docenten
vanaf het begin eisen stellen, problemen signaleren en doorverwijzen. Enkele
vuistregels:
Voorbereidingsschema‟s worden niet geaccepteerd als de formuleringen
onduidelijk of ongrammaticaal zijn.
Essayvragen bij toetsen worden in volledige, grammaticale zinnen beantwoord.
Studenten met formuleringsproblemen worden geacht door middel van
zelfstudie of het volgen van extra lessen zich het formuleren eigen te maken.
1.6 Handschrift, tekstverwerking
Voor sommige tekstgenres is de handgeschreven tekst de aangewezen vorm.
Maar als regel geldt de eis dat teksten van meer dan één pagina geprint
worden aangeleverd. Dat heeft voordelen:
Geprinte teksten zijn makkelijk te lezen en daardoor objectiever en sneller te
beoordelen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 98
Met behulp van de tekstverwerker kun je je teksten beter structureren en
makkelijker verbeteren.
1.7 Specifieke genre-eisen
Lesschema‟s zijn doorgaans handgeschreven teksten. Ze worden in correct
Nederlands (taal, stijl, spelling) ingevuld.
Ook toetsen worden doorgaans in handschrift aangeleverd. Gegeven de situatie
kunnen aan taal en spelling niet de hoogste eisen gesteld worden. Wél dienen
essayvragen in complete grammaticale zinnen beantwoord te worden.
Literatuurlijsten worden getypt aangeleverd, op de daarvoor bestemde
formulieren en voldoen aan de eisen voor titelbeschrijving (zie aldaar).
Rapporten en verslagen van enige omvang (10 pagina‟s of meer), moeten
voldoen aan de maximale rapportage-eisen (zie aldaar).
2 Titelbeschrijving
2.1 Standaard
a. Uit de gegevens op de titelpagina van een boek neem je alleen het
volgende op in de titelbeschrijving:
- auteursnaam met hoofdletters;
- jaar van uitgave; indien niet vermeld aangeven met afkorting
z.j.(zonder jaar)
- titel en eventuele subtitel, gecursiveerd;
- plaats en uitgeverij; indien geen plaats vermeld dan afkorting z.p.
(zonder plaats)
Voorbeeld: Sijs, N. van der, Geleend en uitgeleend. Nederlandse woorden in
andere talen en andersom. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact,1998
b. In voetnoten kun je volstaan met een beknopte titelbeschrijving:
auteur zonder initialen, gedeeltelijke titel, paginavermelding.
Voorbeeld: Van der Sijs, Geleend en uitgeleend, p 68.
c. Als je iemand citeert in de tekst mag het nog korter:
auteur + paginanummer tussen haakjes achter het citaat.
Voorbeeld: “...................” (Van der Sijs, 68).
2.2 Meer auteurs
Als een boek is geschreven door diverse auteurs, vermeld je alleen de eerste
twee.
Voorbeeld: Knegt-Bos, C. de & Zanten-Odding, A. van, Prisma Spreekwijzer
Engels. Utrecht: Uitgeverij Het Spectrum B.V., 1998
Soms presenteren de auteurs zich nadrukkelijk als een groep.
Voorbeeld: Nijmeegse Werkgroep Taaldidactiek, Taaldidactiek aan de basis. (4e
druk). Groningen, 1992
2.3 Redactie
In andere gevallen heeft de auteur (of hebben de auteurs) van de titelpagina
het boek niet geschreven maar alleen samengesteld of geredigeerd.
Voorbeeld: Tromp, H. (Red.), Sociale verdediging. Theorieën over niet-militaire
verdediging als alternatief voor geweldpolitiek en nucleaire afschrikking,
Groningen/Antwerpen, 1979
2.4 Editeur
Het komt ook voor dat van een al wat ouder boek verschillende edities bestaan.
De editeur is de instantie of persoon die verantwoordelijk is voor bundeling of
verzorging van de tekst. Die vermeld je na de titel.
Voorbeeld: Spinoza, B. de, ed. N. van Suchtelen, Ethica. Amsterdam, 1979
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 99
2.5 Zonder auteur
Als het titelblad geen auteursnamen noemt, begin je met de titel en vermeld je
daarna de uitgevende instantie als editeur.
Voorbeeld: Militarisme. Documentatie over tendensen tot vermilitarisering van
de samenleving, ed. De Horstink/Interkerkelijk Vredesberaad, Amersfoort z.j.,
DIC-map 59
2.6 Reeks
Als het boek in een reeks of serie is uitgekomen, vermeld je dat na het jaartal.
Voorbeeld: zie: 2.5: DIC-map 59
2.7 Druk
Bij studie- en handboeken wijken verschillende drukken wel eens van elkaar af.
Het is van belang aan te geven welke druk je hebt geraadpleegd.
Voorbeeld: zie tweede voorbeeld bij 2.2
2.8 Deel van een boek
Je voegt aan de titelbeschrijving een aanduiding van de betreffende pagina‟s +
de titel van het hoofdstuk toe.
Voorbeeld: Ford, B. (Ed.), The New Pelican Guide to English Literature: Volume
3. From Donne To Marvell. Part 1 The background to English literature: 1603 -
60. Harmondsworth: Penguin Books, 1990, pp. 15 - 48
2.9 Jeugdboek
Vermeld bij kinderboeken de illustrator en de uitgever.
Voorbeeld: Ekkers, Remco, Poes Lap. Illustraties: Anky Spoelstra. Den Haag:
Leopold, 1985
2.10 Artikel in bundel
Auteursnaam, titel en vindplaats (= titelbeschrijving van het hele boek + de
pagina‟s in kwestie).
Voorbeeld: Kousbroek, R., „De toekomst van de moraal‟, In: Gerrit Komrij e.a.
De brandende kwestie, SLAA-lezingen 1982/1983 Amsterdam,1983, pp.106 -
128
2.11 Artikel in tijdschrift of bijlage van een krant.
Auteur, jaar van uitgave, titel (niet gecursiveerd), eventuele subtitel en de
vindplaats. Van de vindplaats noem je: de naam van het tijdschrift
(gecursiveerd), jaargang, nummer van de aflevering en de betreffende
pagina‟s.
Voorbeeld: Weelden, J. van, „Moeilijk leren als syndroom‟. Jeugd in School en
wereld, jrg. 6, nr. 9, 1977, pp 426-430
2.12 Krantenbericht.
Van krantenartikelen, vaak niet ondertekend, geef je: titel, naam van de krant,
datum van uitgave, pagina.
Voorbeeld: „Gelukkig gezinsleven voor jeugd nog altijd nummer één‟. De
Volkskrant , 6 sept. 1991, p.3
2.13 Artikel van het internet.
Auteur (indien bekend), titel, site en datum
Voorbeeld: „De eerste tweetalige school van Groot-Brittannië is geopend‟.
www.onzetaal.nl, 21 juni 2005
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 100
3. Literatuurlijsten, bronnen, citeren
3.1 Literatuurlijsten
a. De titelbeschrijving volgens bovenomschreven richtlijnen.
b. Breng systeem aan in de volgorde:
- alfabetisch op auteursnaam;
- naar onderwerp;
- naar jaar van uitgave;
- combinaties daarvan.
Het systeem hangt af van aard en omvang van de lijst.
c. Maak onderscheid tussen gelezen en geraadpleegde literatuur. In het
laatste geval gaat het om bijvoorbeeld naslagwerken. Apart vermelden.
d. Maak onderscheid tussen primaire en secundaire literatuur, bijvoorbeeld bij
een jeugdliteratuurlijst. Tot de eerste categorie behoren dan de
kinderboeken. Artikelen/boeken over de auteurs of over de gelezen
kinderboeken vormen de secundaire literatuur.
3.2 Bronnen
Er zijn verschillende manieren om in een tekst bronnen te verantwoorden:
- je geeft aan het begin van een paragraaf/hoofdstuk aan welke bronnen je
gaat citeren;
- je geeft in een voetnoot aan waar de lezer de vermelde feiten of
opvattingen kan terugvinden (niet met volledige titelbeschrijving, zie 1b);
- je geeft je bron in de tekst, onmiddellijk na het citaat, tussen haakjes (je
gebruikt dan de kortste titelbeschrijving, zie: 1c);
- je verweeft de bronvermelding in je tekst: Zoals Ford in deel 3 van zijn New
Pelican Guide (p. 33) duidelijk maakt ....
3.3 Citeren
Wat het citeren betreft, nog dit:
- hou het aantal citaten en de omvang ervan beperkt;
- je kunt je bron immers ook samenvatten (ook in dat geval de bron
vermelden, zie: 2.1);
- citaten staan tussen aanhalingstekens;
- nog duidelijker is cursiveren;
- bij uitvoerige citaten inspringen;
- bij een lang citaat kun je de voor jou niet ter zake doende zinsgedeelten
weglaten; de weglatingen markeer je met puntjes tussen teksthaken, als
volgt:
“Wanneer de school uit het enge kader treedt van overmatige druk op
kennisoverdracht [...], dan ontstaat er ruimte voor veelsoortig en veelzijdig
leren”.
4. Rapportage / verslag / werkstuk
4.1 Minimale eisen.
Verslagen lever je geprint in. Ze voldoen aan minimale rapportage-eisen:
- titelblad met aanduiding van het onderwerp, opdracht, vak, naam,
jaargroep en klas;
- inhoudsopgave met genummerde paragrafenindeling en paginering;
- overzichtelijke typografie met ruime kantlijnen, subtitels, spatieregels voor
alinea‟s, paginering;
- ze zijn geschreven in helder, stilistisch verantwoord Nederlands;
- correcte tekstverzorging: spelling, leestekens, bronvermelding, citeren;
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 101
- als het om een literatuurstudie gaat, wordt de tekst gevolgd door een
correcte (zie: hierboven) literatuurlijst.
4.2 Maximale eisen
Verslagen en werkstukken (bijvoorbeeld Afstudeerwerkstukken) van meer dan
10 pagina‟s bevatten bovendien een inleiding en een slothoofdstuk, illustraties,
een literatuurlijst (indien van toepassing) en bijlagen (indien van toepassing)
en een aantrekkelijke omslag.
4.3 Indeling
Voor een hoofdstukkenindeling bestaat geen algemeen geldend recept. Veel
hangt af van aard en inhoud van het rapport. Globaal gesproken bevat een
rapport de volgende elementen:
- titelpagina;
- inhoudsopgave;
- inleiding: doel, aard, werkwijze, opzet;
- het eigenlijke rapport of werkstuk;
- het slothoofdstuk: samenvatting, conclusies;
- bijlagen (bijvoorbeeld: documenten, protocollen van gesprekken, gebruikte
enquêteformulieren, tabellen, etc.).
4.4 Inleiding
De Inleiding (1 A4) heeft tot doel de lezer:
- te informeren over de probleemstelling, of
- over het doel van het onderzoek, of
- over de aard van het werkstuk, of
- over de totstandkoming, of
- over de gevolgde werkwijze, of
- over opzet en indeling van het werkstuk, of
- over een combinatie van deze mogelijkheden.
Vaak bevat de inleiding ook een samenvatting, maar soms is het handiger die
te bewaren voor het slothoofdstuk. Het zal duidelijk zijn: je kunt de inleiding
pas schrijven als het werkstuk voltooid is.
4.5 Slothoofdstuk
Het slothoofdstuk (ongeveer 2 A4) bevat:
- een beknopte samenvatting van het voorafgaande;
- conclusies met betrekking tot de inhoud van het onderzoek, aanbevelingen;
- een evaluatie van de eigen ervaringen ten aanzien van de opdracht.
4.6 Omslag
Het werkstuk wint aan aanzien door een fraaier en aantrekkelijk en uitnodigend
omslag. Mooie resultaten zijn te bereiken met:
- het opmaakprogramma van een tekstverwerker of een tekenprogramma;
- toepassing van druktechnieken;
- gebruikmaking van andere bindtechnieken dan het traditionele nietje.
5. Beoordeling
Indien een werkstuk niet voldoet aan de gestelde eisen, heeft iedere docent
niet alleen het recht, maar ook de plicht het werkstuk ongezien terug te geven.
Het werkstuk wordt dan als niet ingeleverd beschouwd.
Voor de opzet, de werkwijze en de beoordeling van afstudeerwerkstukken en/of
scripties zijn speciale aanvullende richtlijnen bij de begeleidende vakdocenten
(of bij de repro) te verkrijgen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 102
3. Voorzieningen voor studenten
3.0 Algemeen Support Office locatie Assen: coördinator mevrouw Marian Meijer
Support Office locatie Emmen: coördinator mevrouw Alie Zwiers
Support Office locatie Groningen: coördinator mevrouw Ramona Beute
Support Office locatie Leeuwarden: I-study kamer 0.30 (regenover de receptie)
Support Office locatie Meppel: coördinator mevrouw Carla Regeer
3.1 Informatievoorzieningen
Informatie krijg je binnen Stenden via verschillende communicatiemiddelen.
Het studentenstatuut en de studiegids maken deel uit van deze middelen.
Ook de opleiding communiceert veel met de studenten.
Stenden gebruikt voor algemene mededelingen de volgende media:
- Intranet www.istenden.com
- Magazine „GO‟
- Announcements: per mail verstuurde mededelingen
- Publicatieborden
- Plasmaschermen
- Front Desks/receptie
3.2 i study
Bij i study kun je terecht voor alles wat met de organisatie van het onderwijs te
maken heeft.
Je kunt hierbij denken aan informatie over:
- Jouw inschrijving/uitschrijving
- Studielink
- Progress- puntenregistratie
- Algemene informatie over opleidingen
- Studeren in het buitenland (International Office)
- Afspraken met het decanaat
- Reservering van ruimtes en lokalen
- Hulp bij het invullen van formulieren (OCW-duo)
Contactgegevens:
Assen:
Administratie, kamer 16 (rechts van de hoofdingang)
Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.00 tot 16.00 uur.
Email: [email protected]
Tel: 0592 85 33 00
Emmen:
I study locatie Emmen
Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.00-16.30 uur Email: [email protected] Tel. 0591 85 31 92
Groningen:
I study locatie Groningen Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 16.00 uur Email: [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 103
Leeuwarden:
I-study kamer 0.30 (tegenover de receptie)
Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.30-16.30 uur Email: [email protected] Tel: 058 244 11 00
Meppel:
I-study (in de mediatheek)
Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.00-16.00 uur Email: [email protected] Tel: 0522 85 34 15 / 0522 85 34 05
3.3 SMC & IRC international (Leeuwarden)
Binnen Stenden aanspreekpunt voor:
- studenten die vanuit het buitenland bij Stenden komen studeren (de
zogenaamde „incoming student‟)
- studenten die vanuit hun studie bij Stenden in Nederland in het buitenland
gaan studeren, werken of stage lopen (de zogenaamde „outgoing students‟).
Waarvoor je terecht kunt bij SMC & IRC kun je vinden op de intranetsite
www.istenden.com.
3.4 Het decanaat
Bij het decanaat van Stenden kunnen studenten terecht voor informatie, advies, -
ondersteuning of begeleiding bij:
- studieloopbaanvragen (twijfels of je de juiste studie hebt gekozen,
een tweede studie, doorstuderen, advies over stage en solliciteren)
- effectief studeren en studieplanning
- persoonlijke problemen (loskomen van thuis, faalangst, rouwverwerking,
stress, relatieproblemen enzovoorts)
- studievertraging door bijzondere omstandigheden (profileringsfonds) +
Individuele gesprekken en trainingen mogelijk
- financiële problemen (noodfonds)
- studiefinanciering
- het bindend studieadvies
- functiebeperking en dyslexie, opstellen onderwijscontract met voorzieningen
en faciliteiten
- topsport
- conflicten, bezwaar en beroep
- beroepszaken
Je kunt de complete informatie over de dienstverlening van het Decanaat locatie
Leeuwarden en Groningen (incl. contact-informatie) vinden op de intranetsite
www.istenden.com onder de noemer Decanaat.
Mailadres Leeuwarden: [email protected].
Voor Assen, Emmen en Meppel kun je contact opnemen met de
studentendecanen via e-mail: [email protected] en
3.5 Handicap & studie
Binnen het decanaat zijn twee decanen ook contactpersoon
handicap & studie.
Wanneer je een functiebeperking hebt is het verstandig al voor het begin van je
studie contact op te nemen. Meld het in ieder geval zodra je bent begonnen met
studeren.
Het is dan beter mogelijk om benodigde voorzieningen te realiseren.
De contactpersonen handicap & studie zijn tevens het meldpunt voor
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 104
opmerkingen en klachten, bijvoorbeeld over voorzieningen. Zie ook het Protocol
Studie & Handicap in hoofdstuk 4 van het Stenden Studentenstatuut 2011/2012
deel I. De contactpersonen handicap & studie zijn Hermien Moning (Leeuwarden
en Groningen) en Nynke Vink (Emmen, Meppel en Assen) zijn aanspreekpuntvoor
studenten met een functiebeperking of handicap. Zij kunnen adviseren over
mogelijke faciliteiten en de aanvraag daarvan. Eventueel kunnen zij hierbij
bemiddelen.
3.6 Vertrouwenspersoon ongewenst gedrag
Het kan voorkomen dat je op school of op je stageplek te maken krijgt met
ongewenst gedrag (bijvoorbeeld pesten, intimidatie, seksuele intimidatie,
discriminatie, racisme).
Stenden heeft daarvoor een reglement opgesteld, en er is een externe
vertrouwenspersoon die verantwoordelijk is voor opvang en advies van studenten
en medewerkers die te maken hebben met ongewenst gedrag. Ook als je alleen
ongewenst gedrag wilt melden, ben je daar welkom.
De complete informatie over het reglement, wat we verstaan onder ongewenst
gedrag, en de rol die de vertrouwenspersoon kan hebben in de opvang en
begeleiding (incl. contactinformatie) is te vinden op de intranetsite locatie
Leeuwarden www.istenden.com onder de noemer vertrouwenspersoon.
In hoofdstuk 9 van het Stenden Studentenstatuut 2011/2012 deel I is het
Reglement ter zake ongewenst gedrag Stenden opgenomen.
3.7 Het roosterbureau
Het Roosterbureau verzorgt de planning van onderwijsactiviteiten.
Je kunt jouw rooster vinden op de roostersite op intranet
www.istenden.com onder de noemer roosters.
3.8 Information & Registration Centre
Het Information & Registration Centre beheert de persoonsgegevens van alle
nationale en internationale Stenden-studenten van alle locaties. De
studentenadministratie draagt onder meer zorg voor:
- in- en uitschrijving (via Studielink)
- inning collegegelden
De complete informatie over de dienstverlening van het Centrum (incl. contact-
informatie) is te vinden op de intranetsite (www.istenden.com).
3.9 Registratie Studieresultaten
Het Information & Registration Centre beheert de studieresultaten van alle
Stenden studenten. Met het programma ProgRESS kan elke student zijn/haar
studieresultaten online raadplegen www.progressww.nl/stenden (vanaf elke pc
met internetaansluiting). Uitgebreide informatie over het raadplegen van
studieresultaten staat vermeld op de intranetsite onder de noemer Information &
Registration Centre. Rechtstreekse toegang tot ProgRESS krijg je via
www.istenden.com.
3.10 Toetsen
Wanneer en waar vinden toetsen plaats, hoe kan een student zich voor een toets
inschrijven, wanneer kan er worden herkanst en hoe luiden de toetsuitslagen?
Dit alles wordt door het IRC Toetsservicebureau verzorgd. De complete informatie
over de dienstverlening van het Toetsservicebureau (incl. contactinformatie) is te
vinden op de intranetsite (www.istenden.com).
3.11 ICT & Media
Alles rond informatie- en communicatietechnologie en audiovisuele voorzieningen
binnen Stenden gemeenschappelijk is georganiseerd binnen de afdeling ICT en
Media.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 105
Hoe kom je aan een login, waar kan je printen, waar in het gebouw kan je een
computer gebruiken, aan welke algemene regels moet je je als gebruiker van
ICT-voorzieningen houden?
Op deze en andere vragen geeft de intranetsite www.istenden.com van ICT &
Media het antwoord.
3.12 Intranet
Het intranet van Stenden is de centrale plaats waar alle relevante informatie voor
studenten en medewerkers is te vinden en waar vandaan bijvoorbeeld de
electronische leeromgeving en andere systemen te benaderen zijn. Zo vind je er
onder andere roosterinformatie, nieuws en mededelingen van Stenden en van je
opleiding. Je kunt zelf aangeven welke informatie en links voor jou belangrijk zijn.
Het intranet is via je Stenden login toegankelijk (www.istenden.com).
3.13 Blackboard (ELO) Leeuwarden
Blackboard is de digitale leeromgeving van Stenden Hogeschool.
Op Blackboard staat voornamelijk onderwijsmateriaal, maar via Blackboard
kunnen studenten (en docenten) ook met elkaar in contact komen voor de
uitvoering van een onderwijsopdracht. Blackboard is zowel van binnen als buiten
de Stenden-locaties te bereiken via: https://elo.stenden.com. Blackboard is
tevens te bereiken via de website van Stenden: www.stenden.com >
MyStenden>.
3.14 The Library
De Library is de centrale plaats op de verschillende Stenden locaties
waar de bibliotheekvoorziening, de onderwijswerkplaats en de
studievoorzieningen voor alle opleidingen van Stenden zijn samengebracht. Op de
locaties Emmen en Leeuwarden beschikt de student over een grote studie- en
ontmoetingsruimte in combinatie met de Library. In de Libraries kan de student
gebruik maken van de uitleencollectie maar ook zelf studeren in de studiezaal en
gebruik maken van de collectie welke niet uitgeleend wordt; zoals bijvoorbeeld de
actuele tijdschriften.
Op de locaties Assen, Meppel en Groningen kan de student gebruik maken van de
Onderwijswerkplaatsen die wat betreft faciliteiten en dienstverlening gelijk staan
aan de kwaliteit van de gehele hogeschool.
Op de locaties zijn informatiespecialisten aanwezig voor vragen op het gebied van
literatuur en naslag werken, tijdschriften, het informatie zoeken e.d. Alle
voorzieningen voor studenten zijn ook beschikbaar voor de docenten en het
overige personeel.
Naast alle literatuur beschikt de Library over een eigen digitale bibliotheek die
voor alle studenten óók met thuistoegang te benaderen is. Je vindt daarnaast de
naslagwerken, woordenboeken en de kennisbanken voor de specifieke
opleidingen.
3.15 Stenden shop
Moduulboeken, readers, computerbenodigdheden, ringbanden, papier en andere
kantoorartikelen zijn te verkrijgen in de Stenden shop.
3.16 Het Alumni Netwerk
Het Alumni Netwerk is een contactennetwerk voor laatstejaars studenten en
afgestudeerden van alle Stenden-opleidingen. Het doel van het Alumni Netwerk is
het onderhouden van structureel contact tussen afgestudeerden (alumni), de
opleidingen en Stenden.
Het Alumni Netwerk zorgt ervoor dat alumni op de hoogte worden gehouden van
de meest recente ontwikkelingen binnen het werkveld, de opleiding en de
(loopbaan)ontwikkelingen van andere alumni. Omgekeerd blijft Stenden op de
hoogte van de loopbanen van alumni en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 106
Tevens is Stenden zo in de mogelijkheid feedback te krijgen op het
onderwijsprogramma.
Uitgebreide informatie over het Alumni Netwerk en de voorzieningen hiervan is te
vinden op de website van Stenden, via http://www.stenden.com/alumni.
3.17 EHBO, noodplan
Stenden kent een bedrijfsnoodplan. Hierin staan de uitgangspunten en
handelswijzen beschreven in geval van brand, ongevallen en andere calamiteiten.
Alle aanwijzingen hiervoor zijn te vinden op de intranetsite www.istenden.com
over alarm, brand, BHV, EHBO en noodplan.
3.18 Wat is HBO Sport?
HBO-Sport is een orgaan binnen Stenden, dat streeft naar het aanbieden van de
beste mogelijke sportfaciliteiten voor studenten. Dit doen wij door middel van:
vaste wekelijkse activiteiten zoals futsal en basketbal, volleybal vrije uren bij
verschillende fitness centra (fitness, squash, tennis, aerobics, spinning, etc.) vrije
zwemuren bij zowel het Aquarena als Parc Sandur toernooien in o.m. futsal en
volleybal kortingen bij verschillende instanties (bowlen, sportzaken).
Wil jij zelf een trainingsuurtje of een andere activiteit opzetten? Of zou je graag
nog een extra toernooitje willen spelen?
Mail naar [email protected].
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 107
4. Regelgeving rond ziekte en andere bijzondere
omstandigheden
Hieronder wordt aangegeven wat je moet regelen als je door ziekte of andere bijzondere
omstandigheden (tijdelijk) niet kunt deelnemen aan het onderwijs.
4.1 Regeling in geval van ziekte of andere bijzondere omstandigheden
Als een student wegens ziekte of bijzondere omstandigheden niet aanwezig kan
zijn bij een verplichte onderwijsactiviteit, moet dit diezelfde dag voor 16.00 uur
gemeld worden bij de supportoffice van de opleiding.
Voor Assen: 0592-853 300; voor Emmen 0591-853 192 ; voor Groningen, voor Leeuwarden 058-244 1335; voor Meppel 0522-853 405.
Als de student wegens ziekte of omstandigheden vertrekt terwijl er nog verplichte
onderwijsactiviteiten op die dag zijn, moet dit worden gemeld bij de Front Desk.
Als door ziekte of bijzondere omstandigheden studievertraging dreigt te ontstaan,
is de student (voltijds en duaal) verplicht contact op te nemen met zijn of haar
studiecoach en met het decanaat.
4.2 Niet behalen van de norm van het (bindend) studieadvies
Als je denkt door ziekte of andere bijzondere omstandigheden (zie onder 4.4) niet
te kunnen voldoen aan de norm van het bindend studieadvies in het eerste of
tweede jaar, moet je bijzondere omstandigheid melden bij zowel je studie- of
trajectbegeleider als bij een decaan.
Verder moet je voor 1 juni (februari instroom voor 1 november) bij de
examencommissie een schriftelijk verzoek indienen om bij het vaststellen van het
studieadvies rekening te houden met de bijzondere omstandigheid.
Voor verdere informatie: zie hoofdstuk 3 van deel 1 van het studentenstatuut,
waarin ook is opgenomen de „Regeling studieadvies‟.
4.3 Studievertraging
Als je door ziekte of andere bijzondere omstandigheden (zie onder 4.4) dusdanige
studievertraging oploopt, dat je langer over je studie moet doen dan vier jaar,
moet je de ziekte/bijzondere omstandigheid zowel melden bij je studie- of
trajectbegeleider als bij een decaan.
De decaan bespreekt de consequenties voor je studiefinanciering met je en kan je
inlichten over het profileringsfonds. Om in aanmerking te kunnen komen voor een
financiële bijdrage uit het profileringsfonds ben je verplicht de bijzondere
omstandigheid zo spoedig mogelijk te melden aan de decaan te melden. Als je
weet dat je een tijdje niet aan het onderwijs kunt deelnemen bijv. door een
geplande ziekenhuisopname, moet je dat direct melden.
Ook als je door bijzondere omstandigheden de kans loopt niet binnen de
diplomatermijnvan 10 jaar het einddiploma te behalen, kun je terecht bij het
decanaat. Voor verdere informatie zie hoofdstuk 6 van deel 1 van het
Studentenstatuut 2011/2012, waarin de Regeling Afstudeersteun is opgenomen.
Je kunt ook op het intranet www.istenden.com en/of de site van het decanaat
raadplegen.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 108
4.4 Bijzondere omstandigheden
Onder bijzondere omstandigheden, bedoeld onder 4.2 en 4.3 vallen de
volgende omstandigheden:
- ziekte (ook psychisch)
- zwangerschap
- bijzondere familieomstandigheden (zoals bijv. een echtscheiding van je
ouders, ernstige ziekte of overlijden in de directe familie)
- medezeggenschapsactiviteiten voor de hogeschool
- topsport
- bestuurslidmaatschap van bepaalde studentenverenigingen
- een „niet studeerbaar‟ studieprogramma
4.5 Basisvoorzieningen voor studenten met een functiebeperking
Onder basisvoorzieningen verstaan we die voorzieningen die altijd aanwezig
moeten zijn, onafhankelijk of er op dat moment studenten zijn die hiervan
gebruik maken.
Sinds 1 december 2003 bestaat de Wet Gelijke Behandeling op grond van
handicap of chronische ziekte. De wet bepaalt dat wanneer een student met een
functiebeperking aanpassingen nodig heeft van technische, onderwijskundige of
begeleidende aard, om een opleiding te kunnen volgen en hij de instelling daarom
verzoekt, de opleiding of instelling verplicht is die aanpassingen te realiseren.
De aanpassingen moeten aan twee eisen voldoen: zij moeten geschikt zijn en
noodzakelijk.
Geschikt wil zeggen dat de aanpassing een belemmering moet wegnemen of
verminderen, waardoor de zelfstandigheid van de desbetreffende student wordt
vergroot. Noodzakelijk wil zeggen dat hetzelfde doel niet op een andere,
goedkopere manier kan worden bereikt. Eén en ander voor zover de gevraagde
aanpassingen voor Stenden geen onevenredige belasting betekenen als bedoeld
in art. 2 van de Wet Gelijke Behandeling op grond van een handicap of chronische
ziekte vormen.
Eén van de decanen is contactpersoon handicap & studie (zie paragraaf 3.5 in
hoofdstuk 3. Deze geeft informatie en advies over mogelijke aanpassingen en
voorzieningen en bemiddelt bij het realiseren hiervan.
A Materiële voorzieningen
- Gehandicaptentoiletten
- Parkeerplaatsen voor minder validen
- Geldautomaat bij restaurant op de hoogte van een rolstoelgebruiker
- Lage stacomputer voor rolstoelgebruiker
- Mobiele ringleiding op uitleenbasis bij audiovisuele dienst
- Laptop op uitleenbasis bij audiovisuele dienst
- Readingpen
- Gebruik voorleessoftware
B Onderwijskundige voorzieningen
- mogelijkheid tot verlenging van de toetstijd
- mogelijkheid om apart te zitten bij een toets
- mogelijkheid reader in vergroot lettertype (12 punts) te krijgen
- mogelijkheid een aangepast lesrooster te krijgen
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 109
- mogelijkheid tot aanpassing studieplanning
- mogelijkheid tot een vervangende opdracht
- mogelijkheid tot een aangepaste werkvorm
- mogelijkheid tot aanpassing toetsvorm
- mogelijkheid tot flexibele leerroute
- mogelijkheid tot aangepaste stage in vorm en duur
- mogelijkheid toets vergroot te krijgen op A3 formaat
- mogelijkheid gebruik computer bij toetsen
- mogelijkheid gebruik computer met spraak
C Financiële voorzieningen
- vergoeding voor dyslexieonderzoek,(vergoeding van 400 euro maximaal)
- profileringsfonds
- voorzieningen op het gebied van studiefinanciering
Procedures
Ad A materiële voorzieningen
De meeste materiële basisvoorzieningen zijn zonder meer te gebruiken. Wanneer
de student gebruik wil maken van de voorzieningen die onder beheer van de
audiovisuele dienst vallen, dient hij via de contactpersoon handicap &
studie/decaan een aanvraag in te dienen. Wanneer een voorziening (bijvoorbeeld
een speciale stoel) op uitleenbasis wordt verstrekt wordt de aanvraag ingediend
bij de contactpersoon handicap & studie en in een onderwijscontract vastgelegd.
Ad B onderwijskundige voorzieningen
Wanneer de student gebruik wil maken van bepaalde voorzieningen is het goed
zo snel mogelijk een afspraak te maken met één van de contactpersonen
handicap & studie/decaan. Soms is het raadzaam om dit al voor de studie te
doen. Zij kunnen adviseren over mogelijke voorzieningen. In overleg met de
coördinator studiebegeleiding kan besproken worden welke stappen ondernomen
dienen te worden om de voorzieningen te realiseren. Voor bepaalde voorzieningen
dient een aanvraag ingediend te worden bij de examencommissie.
Een medische verklaring is gewenst. De afspraken en verantwoordelijkheden
worden vastgelegd in een onderwijscontract „studeren met een functiebeperking‟.
Het onderwijscontract geldt voor de gehele of bepaalde onderdelen van de
opleiding en voor een bepaalde tijd.
Studenten die willen beschikken over speciale toetsvoorzieningen dienen dit,
indien mogelijk, minimaal 2 weken voor de toetsperiode te laten vastleggen bij de
contactpersoon handicap & studie of de daarvoor verantwoordelijke decaan. Het
toetsservicebureau zorgt voor de organisatie van de toetsvoorzieningen.
Ad C financiële voorzieningen
Wanneer de student of de opleiding het vermoeden heeft dat de student dyslexie
heeft en de student ondervindt hiervan hinder in het onderwijs dan kan de
student een dyslexieonderzoek laten doen. De contactpersoon handicap&
studie/decaan bemiddelt bij de aanvraag voor een vergoeding hiervoor. De
vergoeding bedraagt maximaal 400 euro. Wanneer de student studievertraging
oploopt of zijn studie moet afbreken vanwege zijn functiebeperking zijn er
verschillende financiële regelingen mogelijk, bijvoorbeeld 12 maanden extra
studiefinanciering. De decaan bespreekt welke regeling op de situatie van de
student van toepassing is en begeleidt de aanvraag.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 110
Contact
Contactpersonen handicap & studie,
voor de locaties Leeuwarden en Groningen
mevrouw Hermien Moning, [email protected]
Afspraak kan gemaakt worden via i study Leeuwarden.
Voor de locaties Assen, Emmen en Meppel
Mevrouw Nynke Vink, [email protected]
Afspraak kan gemaakt wroden via i study Emmen.
4.6 Regeling medische verklaring in geval van ziekte
4.6.1 Doel van de verklaring
Indien een student:
- zich tijdens een studiejaar wil uitschrijven wegens ziekte;
- wegens ziekte een beroep doet op financiële ondersteuning uit het
profileringsfonds;
- niet aan een examen(onderdeel) deelneemt wegens ziekte;
en de examencommissie verlangt dat hij dit staaft met bewijzen moet hij een
medische verklaring overleggen aan IRC(a), de commissie profileringsfonds
(b), of de examencommissie van de opleiding (c).
4.6.2 Verkrijgen van de verklaring
Je kunt een medische verklaring opvragen bij je huisarts of medisch specialist.
4.7 Studeren en RSI (CANS)
Er zijn studenten die last hebben van pijn in de arm, nek, schouder, elleboog of
pols. In eerste instantie wordt vaak gedacht dat het wel over zal gaan. Maar
helaas is dat niet altijd het geval. De pijn die hier genoemd wordt kan duiden op
RSI: Repetitive Strain Injury, ook welbekend als “muisarm”. Wanneer die eerste
signalen niet serieus genomen worden, breiden de klachten zich meestal
langzaam uit. Volgens een aantal betrokken beroepsgroepen heeft de term RSI
een negatieve lading en geven sommige behandelaars (ten onterechte) de
diagnose RSI. Daarom heeft men afgesproken de nieuwe term CANS (complaints
of Arm, Neck and/or Shoulder) te gaan gebruiken.
RSI is lastig vast te stellen, want de pijn kan meerdere oorzaken hebben. Omdat
CANS nog een vrij nieuwe term is, blijven we in dit stukje voor alle duidelijkheid
nog spreken over RSI. Bij RSI is er een duidelijke relatie tussen de manier waarop
wordt gewerkt en de aanwezige klachten.
Factoren die tot RSI kunnen leiden zijn:
- een verkeerde zithouding tijdens het werk
- repeterend werk
- weinig afwisseling in zowel houding als werkzaamheden
- stress
Ook tijdens de studie kunnen er activiteiten zijn waarbij lang achter elkaar in
dezelfde houding wordt gewerkt en/of dezelfde bewegingen worden gemaakt. Het
beeldscherm neemt een belangrijke plaats in bij werkzaamheden, niet alleen op
school maar vaak ook nog thuis.
Bovendien nemen chatten, internetten en computerspelletjes ook een niet
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 111
onaanzienlijk deel van de tijdsbesteding in beslag.
RSI is grotendeels zelf te voorkomen. De belangrijkste tips hiervoor zijn:
werk niet langer dan vijf à zes uur per dag aan een beeldscherm en niet langer
dan twee uur aan een laptop!
Genoemde tijden zijn inclusief chatten, e-mailen en spelletjes!
- neem bij beeldschermwerk ieder uur een korte pauze
- let op een goede zithouding voor het beeldscherm
- wissel beeldschermwerk af met ander werk
- zorg voor voldoende ontspanning naast de studie
- neem beginnende klachten (pijn, tintelingen, stijf gevoel) serieus
en raadpleeg bijtijds je (huis-)arts
Meer informatie over RSI kun je vinden op het intranet en het Internet.
Onderstaande sites geven in ieder geval een goed overzicht:
http://rsi.pagina.nl
www.muisarm.nl
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geeft een gratis brochure
uit “RSI: Informatie voor werknemers en werkgevers”; www.rijksoverheid.nl.
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 112
5. Adressenlijst
Bij de namen van de medewerkers is aangeven op welke locatie zij hoofdzakelijk werkzaam zijn.
Assen
Naam, tussenvoegsel Mw/Dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres
Amkreutz, Wilma Mw. W.R. A [email protected]
Boschma, Wies Mw. W.R. A [email protected]
Broekema, Femia Mw. F.H. A [email protected]
Casu, Crista Mw. L.F. A/E [email protected]
Garssen, Francien Mw. F.B. A [email protected]
Geugies, Eeltje Dhr. E. A [email protected]
Hendriksen, Ruud Dhr. R.T.B. A [email protected]
Hindriks, Jaap Dhr. J.W. A [email protected]
Hommes, Harry Dhr. H. A [email protected]
Huizing, Roelie Mw. R. A [email protected]
Katwijk , Lidewij van Mw. L.C. A [email protected]
Klomp, Arjen Dhr. A. A [email protected]
Kort, Harm Dhr. H. A [email protected]
Kuijer, Anne Mw. J.J. A [email protected]
Kwak, Manja Mw. M. A [email protected]
Meulen, Reni van der Mw. R.J. A [email protected]
Oosterhoff, Arda Mw. M.G. A [email protected]
Smegen, Irma Mw. I.H. A [email protected]
Stegeman, Wia Mw. W. A [email protected]
Streutker, Alja Mw. A.J. A/M [email protected]
Veens, Ri Mw. M.J.H. A [email protected]
Veenema, Sander Dhr. S. A/E [email protected]
Veer, Rob van ‘t Dhr. R. A [email protected]
Verboom, Peter Dhr. P. A [email protected]
Vissinga, Harry Dhr. H.C. A [email protected]
Vording, Ina Mw. W.R. A [email protected]
Vos, Noortje Mw. N. A/M [email protected]
Wieringa, Thea Mw. T.C. A [email protected]
Wolf, Astrid Mw. A.J.P. A [email protected]
Ondersteunend personeel
Bolhuis-Wassens, Esther Mw A.E.C. A [email protected]
Boxtel, Helen van Mw H.L. A [email protected]
Greveling, Janny Mw J. A [email protected]
Halbersma, Sjoerd Dhr S. A [email protected]
Hofma, Bas Dhr B. A [email protected]
Meijer, Marian Mw C.M.W. A [email protected]
Scholtens, Karin Mw C.Y.M. A [email protected]
Solisa-Thenu, Saar Mw S. A [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 113
Emmen
Naam, tussenvoegsel Mw/Dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres
Bakker-de Waardt, Ans Mw. drs. A. E [email protected]
Bal-Otter, Ellie Mw. E. E [email protected]
Benjamins, Freek Dhr. drs. F. E [email protected]
Bosch, van den Mieke Mw. W.M. E [email protected]
Busstra, Pieneke Mw. P. E [email protected]
Casu, Crista Mw. L.F. E/A [email protected]
Eising, Louwien Mw. Drs. L.C. E [email protected]
Eggen, Karel Dhr. K.P. E [email protected]
Faber-Smith, Carolien Mw. drs. C. E [email protected]
Geerdink, Peter Dhr. P.J.J. E [email protected]
Haagsma, Marcel Dhr. M.E. E [email protected]
Kats, Cathrien Mw. C. E [email protected]
Kroeze, Elly Mw. E. D. E [email protected]
Kruimink, Jan Dhr. J. E [email protected]
Nicolai, Jimke Dhr. J. E [email protected]
Nieuwenhuis, Adriaan Dhr. L.J. E [email protected]
Stevens, Henk Dhr. H. E [email protected]
Veenema, Sander Dhr. S. E/A [email protected]
Vosmeer, Peter Dhr. drs. P. E/G [email protected]
Wijdeven, Yvonne Mw. Y.A.M. E [email protected]
Ondersteunend personeel
Koop-ten Kate, Tineke Mw. T.G. E [email protected]
Oosting, Nicolien Mw. N.G. E [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 114
Groningen
Naam, tussenvoegsel Mw/dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres
Bakker, Han Mw. H. G [email protected]
Boekel, Rienkje van Mw. drs. R. G [email protected]
Bons – Steenhuis, Alette Mw. A. G [email protected]
Calon , Carolien Mw. C. G [email protected]
Folkersma, Martine Mw. M. G [email protected]
Grünewald, Esther Mw. E.L.J. G esther.grü[email protected]
Heitling, Mieke Mw. M. G [email protected]
Heuvelen, Annet van Mw. A.J. G [email protected]
Hoekzema, Gea Mw. G.M. G [email protected]
Hofstede, Lonneke Mw. L. G [email protected]
Hoogteijling, Frits Dhr. F. F/G [email protected]
Korf , Dirk Dhr. drs. D. G [email protected]
Landkroon, Margriet Mw. M. G [email protected]
Luth, Jan Dhr. J. G [email protected]
Middendorp, Jose Mw. J. G [email protected]
Modderman, Aletta Mw. A. G [email protected]
Mollema, Volkert Dhr. drs. V. F/G/D [email protected]
Pijper, Jan Dhr. J.A. G [email protected]
Postma, Jenne Dhr. dr. J.G. G [email protected]
Prins, Jeane Mw. J. G [email protected]
Schaaf, Wilma van der Mw. W. FG [email protected]
Slaa, Bert Dhr. drs. H.L.J. G [email protected]
Stapert, Henk Dhr. H. G [email protected]
Stuurwold, Gera Mw. drs. G. G [email protected]
Wakker, Jan Bert Dhr. J.B. G [email protected]
Wempe, Gerla Mw. G.M. F/G/D [email protected]
Vosmeer , Peter Dhr. drs. P. D/G [email protected]
Ondersteunend personeel
Beute, Ramona Mw. M.J. G [email protected]
Huisman-Siccama, Gerdien Mw. G. G [email protected]
Nobbe, Harm Geert Dhr. H.G. G [email protected]
Vries, Peter de Dhr. P. G [email protected]
Zoethout –Zeldenrust, Cox Mw. C. G [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 115
Leeuwarden
Naam, tussenvoegsel Mw/dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres
Annema , Hennie Mw. H. F [email protected]
Barth, Frits Dhr. drs. F. F [email protected]
Bijma , Jikke Mw. J F [email protected]
Boer, Tjitske de Mw. T. F [email protected]
Boer,Liesbeth de Mw. E. F [email protected]
Brandsma, Jelle Dhr. drs. J. F [email protected]
Bruin, Loes de Mw. L. F [email protected]
Cnossen, Yttje Mw. Y. F [email protected]
Geest, Ben van der Dhr. B. F [email protected]
Hoogteijling, Frits Dhr. F. F/G [email protected]
Houtsma, Chris Dhr. Ch. F [email protected]
Jager, Marijke de Mw. drs. M. F/G/D [email protected]
Jong, Folkert de Dhr. drs. F. F [email protected]
Kingma, Margriet Mw. M. F [email protected]
Kuipers, Joanneke Mw. J. F [email protected]
Minkema, Jacob Dhr. J. F [email protected]
Mollema, Volkert Dhr. drs. V. F/G/D [email protected]
Reinders-Verbeek, Aafke Mw. drs. A. F [email protected]
Seffinga, Yeb Dhr. Y. F [email protected]
Tjepkema, Eabele Dhr. drs. E. F [email protected]
Veen, Sjoerd van der Dhr. S. F [email protected]
Veenstra, Jaap Dhr. drs. J. F [email protected]
Wempe, Gerla Mw. G. F/G/D [email protected]
Witte, Akke de Mw. A. F [email protected]
Woude, Sjoerd van der Dhr. S. F [email protected]
Ybema, Dussy Mw. D. F [email protected]
Zijlstra, Ageeth Mw. A. F [email protected]
Ondersteunend personeel
Elgersma, Dirkje Mw. D. F [email protected]
Waage-Bijl , Anita Mw. A.C. F [email protected]
Deel 2B | Opleiding tot leraar basisonderwijs Studiegids | 2011-2012 | vh CHN,studiejaren 2,3 en 4| blz. 116
Meppel
Naam, tussenvoegsel Mw/Dhr, titel, voorletters Locatie Emailadres
Boers, Hilly Mw. H.A. M [email protected]
Douwes, Douwe Jan Dhr. D.J. M [email protected]
Drent, Peter Dhr. P. M [email protected]
Drijfholt, Rina Mw. R. M [email protected]
Eisden, Wilfred van Dhr. W. M [email protected]
Gelmers, Ton Dhr. T M [email protected]
Hetterschij, Patruschka Mw. M.P. M [email protected]
Klaster, Roelof Dhr. R. M [email protected]
Klinken, Jan van Dhr. J.B. M [email protected]
Selle, An te Mw. J.A. M [email protected]
Sprong, Stef Dhr. S.P.M. M [email protected]
Sterken, Johan Dhr. J.W. M [email protected]
Streutker, Alja Mw. A.J. M/A [email protected]
Tuit, Jaap Dhr. J. M [email protected]
Uitdewilligen, Johan Dhr. J.A.J.M M [email protected]
Vos,Noortje Mw. N. M/A [email protected]
Visser, Suzanne Mw. S. M [email protected]
Wink, Betsy Mw. A. M [email protected]
Witte, Harry Dhr. H. M [email protected]
Ondersteunend personeel
Huberts-Munsterman, Joke Mw J. M [email protected]
Moerman, Dick Dhr D.A. M [email protected]
Regeer-Ramaker, Carla Mw C. M [email protected]
Sleen, Richard van der Dhr R. M [email protected]
Veen, Michel van der Dhr M. M [email protected]
Werff, Aukje van der Mw A. M [email protected]
Algemeen
Aarts, Thea Mw. T.M. [email protected]
Berens, Lyjanne Mw. E.J.G. [email protected]
Elting, Peter Dhr. P.J. [email protected]
Janssen, Ingrid Mw. I.I. [email protected]
Krajenbrink, Petra Mw. P. [email protected]
Korfage , Herma Mw. H.G. [email protected]
Kuipers, Ageeth Mw. A [email protected]
Linssen, Jan Dhr. JHP [email protected]