Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties -...

54
Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en natuurgebieden i.h.k.v. het SIGMAPLAN Bestek nr. 16EI/06/16 Cluster Dijlemonding : Definitief MER Bijlage 12: Niet-technische samenvatting

Transcript of Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties -...

Page 1: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en natuurgebieden i.h.k.v. het SIGMAPLAN Bestek nr. 16EI/06/16

Cluster Dijlemonding : Definitief MER

Bijlage 12: Niet-technische samenvatting

Page 2: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 2 van 54

Voorliggende bijlage betreft de niet-technische samenvatting bij het project-MER voor de inrichting van de gecontroleerde overstromingsgebieden binnen de cluster Dijlemonding i.k.v. het geactualiseerde Sigmaplan. Hierin wordt een samenvatting gegeven van de belangrijkste ingrepen in kader van het project en de effecten hiervan op het milieu. Dit gebeurt in niet-technische bewoordingen zodat ook een lekenpubliek op beschouwelijke wijze inzicht krijgt in de voorgenomen activiteit, de milieugevolgen door aanleg/exploitatie van de overstromingsgebieden, de milderende maatregelen en de gevolgen van de leemten in de kennis.

Ondanks het opzet om in de niet-technische samenvatting eenvoudige bewoordingen te gebruiken, kunnen hier en daar onduidelijke termen ingeslopen zijn. Deze kunnen steeds worden opgezocht in de verklarende woordenlijst (zie hoofdstuk in MER).

Het doel van de opmaak van een MER is om, in functie van latere besluitvorming, een synthese (samenvatting) te geven van de effecten van het geplande project en de noodzakelijke milderende maatregelen voor te stellen. Milieueffectrapportage is bijgevolg een juridisch-administratieve procedure waarbij vóórdat een activiteit of ingreep plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. De achterliggende grondgedachte suggereert dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te ondervangen en bij te sturen.

Voor het lezen van de niet-technische samenvatting zijn volgende kaarten, uit de aparte kaarten- figuren- en bijlagenbundel bij het MER, relevant:

- Bijlage 2 – inrichtingsplan cluster Dijlemonding

- Bijlage 3 – inrichtingsplannen van de 4 deelgebieden

- Bijlage 4 – dwarsprofielen

- Bijlage 5 – ingrepenkaarten

- Bijlage 10 – landschapstoets

- Bijlage 11 – 3D visualisaties

- Kaart 1 – situering

- Kaart 2 – orthofoto

- Kaart 3 – gewestplan

- Kaart 4 – BPA RUP verkaveling

- Kaart 5 – beleidskader natuur en bos

- Kaart 6 – beleidskader landschap

- Kaart 7 – werfwegen en stockagezones

- Kaart 8 – gevoeligheid voor profielvernietiging

- Kaart 9 – gevoeligheid voor bodemverdichting

- Kaart 10 – geactualiseerde BWK

- Kaart 11 – aanvoerroutes grond

Page 3: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 3 van 54

1 Verantwoording van het project

1.1 Inleiding

Voorliggend project ‘cluster Dijlemonding’ behandelt de aanleg van een aantal ‘gecontroleerde overstromingsgebieden’ aan de samenvloeiing van de Dijle, Nete, Zenne en het kanaal Leuven-Dijle, gelegen te Mechelen en Willebroek.

Dit project wordt uitgevoerd in het kader van actualisatie van het SIGMAPLAN. Het Sigmaplan werd opgesteld t.g.v. de overstromingen in 1976. Dit plan moet het Zeescheldebekken beveiligen tegen stormvloeden vanuit de Noordzee. Tengevolge van een gewijzigde visie inzake waterbeheer en de dreiging van de mondiale klimaatswijziging werd beslist dit plan te actualiseren en naast veiligheid ook ruime aandacht te hebben voor natuurlijkheid.

Het geactualiseerd Sigmaplan ‘veiligheid + natuurlijkheid’ maakt melding van het zgn. meest wenselijk alternatief (MWeA). In het MWeA wordt de optimale bescherming tegen overstromingen gerealiseerd door de combinatie van lokale dijkverhogingen en de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden langsheen de Schelde en haar zijlopen. Tezamen met de creatie van estuariene (ontpolderingen en gereduceerde getijdegebieden) en niet-estuariene (wetlands) natuur moet dit toelaten een duurzaam en robuust Schelde-estuarium uit te bouwen.

Volgende gebieden in de Dijlevallei maken deel uit van het MWeA en werden opgenomen in de regeringsbeslissing van 22/07/2005 (te realiseren uiterlijk in 2010):

� Grote Vijver deel 1

� Grote Vijver deel 2

� Zennegat

� Heindonk – Tien Vierendelen

Het project Heindonk – Tien Vierendelen situeert zich grotendeels in het oosten van de gemeente Willebroek en voor een klein gedeelte op het grondgebied van de stad Mechelen op de linkeroever van de Dijle, tussen het Zennegat en de samenvloeiing van Dijle en Nete. In het westen is de overgang van de polder naar de rivierduinen van Heindonk opmerkelijk. Het deelgebied wordt in het zuiden begrensd door de Heibeek. De historische scheidingsdijk Heffen-Heindonk vormt de (zuid)oostelijke grens. Verder wordt het gebied doorsneden door een hoogspanningsleiding en een Pidpa-leiding.

De andere projecten (Grote Vijver deel 1, Grote Vijver deel 2 en Zennegat) situeren zich op Mechels grondgebied. Grote Vijver deel 1 ligt tussen Dijle, Nete en de Grote Vijver zelf (= deel 2). Het kasteel van Battenbroek ligt op de scheiding tussen beide delen. Deel 1 is overwegend een kapvlakte (recent ontbost) en omvat twee woningen. Grote Vijver deel 2 wordt integraal ingevuld door de Grote Vijver. Het zuidelijk deel kent een zekere ruimtelijke dynamiek, en leunt aan bij het industrieterrein van Mechelen Noord. Ten oosten situeert zich de E19. Doorheen en langs het gebied lopen hoogspanningsleidingen. In het noorden wordt de Grote Vijver begrensd door een PIDPA-leiding.

Het gebied Zennegat ligt tussen de Dijle en het kanaal Leuven-Dijle. Een oude meander van de Dijle maakt deel uit van het gebied. Het wordt begrensd door de Dijle (NO), het kanaal Leuven-Dijle (ZW) en de bebouwing aan de sluis (‘Zennegatsluis’, NW). Het gebied grenst in het noorden aan een woningcluster. Ten zuiden van het gebied situeert zich een woningcluster ter hoogte van de Hogeweg.

De projecten worden gesitueerd op onderstaande Figuur 1-1.

Page 4: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 4 van 54

Figuur 1-1: situering project ‘cluster Dijlemonding’ met aanduiding van de vier aan te leggen overstromingsgebieden

Meer specifiek worden de gebieden Heindonk – Tien Vierendelen en Grote Vijver deel 2 omgevormd tot ‘gecontroleerd overstromingsgebied’ (GOG) en de gebieden Zennegat en Grote Vijver deel 1 omgebouwd tot gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij (GOG/GGG). Deze termen worden hierna verduidelijkt.

Gecontroleerde overstromingsgebieden (GOG’s) zijn laaggelegen polders die van de rivier gescheiden worden door een verlaagde overloopdijk en landinwaarts begrensd worden door een hogere ringdijk. Tijdens een stormtij, wanneer in het Schelde-estuarium gevaarlijk hoge waterstanden dreigen, wordt het peil van de overloopdijk overschreden en vult de polder zich met vloedwater. Door het grote waterbergende vermogen kunnen de gecontroleerde overstromingsgebieden de waterstand in het estuarium verlagen en andere gebieden vrijwaren van overstromingen. De hoogtes van de zogenaamde ‘overloopdijken’ worden nauwgezet berekend door het Waterbouwkundig Laboratorium van Borgerhout, dat waakt over de veiligheid in het ganse Zeescheldebekken. Door van stroomafwaarts naar stroomopwaarts overloopdijken trapsgewijs aan te leggen, worden bij dreigende overstromingen de meest kritieke toppen van het getij afgeroomd op strategische locaties (de GOG’s), zodat woongebieden en waardevolle landbouwgebieden gevrijwaard kunnen blijven van overstromingen.

Meer ruimte creëren voor slikken en schorren zal de ecologische kwaliteit van de Zeeschelde verbeteren. Daarom heeft de Vlaamse regering vooropgesteld om in bepaalde GOG’s ook een estuariene natuurdoelstelling te realiseren, door middel van een ‘gecontroleerd gereduceerd getij’ (GGG). Om een slik- en schorecosysteem te introduceren in een gecontroleerd overstromingsgebied moet er dagelijks Nete- of Dijle-water in het gebied komen. Daarom is er een sluizensysteem nodig dat dagelijkse uitwisseling van Nete- of Dijlewater mogelijk maakt. Door op een gecontroleerde manier getij toe te laten in overstromingsgebieden kunnen er opnieuw slikken en schorren ontstaan. We spreken dan van een gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerde getijdenwerking (GOG-GGG). Door het creëren van het juiste tijregime

Page 5: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 5 van 54

krijgen we een dynamisch systeem, dat zorgt voor meer veiligheid en waarbij de natuur zelf de belangrijkste sturende factor wordt.

Gecontroleerd overstromingsgebied Gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij

1.2 Juridische randvoorwaarden

Op het gewestplan werd het projectgebied, per toekomstig gecontroleerde overstromingsgebied, bestemd als:

� Heindonk-Tien Vierendelen: groengebied met vissershutten, landschappelijk waardevol agrarisch gebied, natuurgebied.

� Grote Vijver I: bosgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten

� Grote Vijver II: bosgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, gebied voor dagrecreatie

� Zennegat: bosgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten.

Ook bevinden zich een aantal leidingentracés op het gewestplan. Eén ervan, namelijk de leidingstraat doorheen Heindonk – Tien Vierendelen, werd opgeheven op het gewestplan en vervangen door een enigszins parallel lopende leidingstraat. Hiervoor is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘GRUP leidingstraat ter hoogte van Heindonk’ definitief vastgesteld op 20/09/2005. Het GRUP maakt de aanleg van een TMVW-hoofdtransportleiding (voor drinkwater) mogelijk.

In de toekomst zullen de gewestplannen vervangen worden door ruimtelijke uitvoeringsplannen die de link leggen met de hogere structuur van het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen, het Provinciaal en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (zie § 1.2.2 – beleidsmatige randvoorwaarden). Voor de voorliggende projecten binnen de cluster Dijlemonding wordt een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) opgemaakt i.f.v. de nieuwe bestemming die de gebieden krijgen. Op het grafisch plan van het GRUP “cluster Dijlemonding” kunnen volgende gebieden onderscheiden worden, met verschillende functies en bestemmingen:

� Bouwvrij agrarisch gebied

� Natuurgebied (GEN)

� Gebied voor dagrecreatie met natuurverweving

� Erfgoedlandschap

� Leidingstraat, enkelvoudige leiding, hoogspanningskabels

Page 6: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 6 van 54

Stedenbouwkundige vergunningen dienen aangevraagd te worden, o.a. voor reliëfwijzigingen, rooien van opgaande vegetatie en afbreken en herbouwen van vaste inrichtingen zoals dijken, sluizen, … voor het kappen van bomen die niet in bosverband voorkomen, en geen stedenbouwkundige vergunning vereist is, dient onder bepaalde voorwaarden een gemeentelijke kapvergunning te worden aangevraagd. De aanvraag kan geïntegreerd worden in de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.

Het bodemsaneringsdecreet regelt de bodemsanering, potentiële verontreinigingsbronnen, historisch verontreinigde gronden en het grondverzet in Vlaanderen. In het kader van de bouw van de ringdijk en de inrichtingswerken aan de overstromingsgebieden zal grond aan- en afgevoerd moeten worden (grondverzet). Uitgegraven grond kan hergebruikt worden als niet vormgegeven bouwstof of als bodem indien deze voldoen aan de regelgeving omtrent grondverzet. Om een duurzaam beheer van de delfstoffenvoorraad te voeren en het gebruik van delfstoffen uit uitgegraven bodem en alternatieve materialen te bevorderen, werd het Delfstoffendecreet opgesteld. In het MER zal hiermee rekening gehouden worden door een duurzame aanwending van de grondstoffen als uitgangspunt te nemen. Zo zal worden aangegeven welk grondverzet er mogelijk gepaard gaat met de geplande dijk- en inrichtingswerken, nagegaan of er een netto grondoverschot te verwacht valt, de nettovraag aan grondstoffen begroot worden, nagegaan of er mogelijkheden kunnen aangegrepen worden om een efficiënt en duurzaam voorraadbeheer te stimuleren.

Er wordt in het MER rekening gehouden met de Vlarea (Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en beheer) en Vlarem-wetgeving (o.a. aanduiding van milieuvergunningsplichtige activiteiten).

De wet op de bescherming van de oppervlaktewateren regelt de bescherming van oppervlaktewateren tegen verontreiniging en legt de kwaliteitsdoelstellingen vast voor alle oppervlaktewateren. De waterlopen binnen de studie- en projectgebieden moeten voldoen aan de kwaliteitsdoelstelling ‘basiswaterkwaliteit’ voldoen. Voor het kanaal geldt als kwaliteitsdoelstelling ‘viswaterkwaliteit’. De Grote Vijver (II) heeft doelstelling ‘zwemwaterkwaliteit.

In de wet op onbevaarbare waterlopen wordt vastgelegd dat buitengewone werken van wijziging van de waterlopen slechts kunnen uitgevoerd worden nadat hiervoor een machtiging bekomen is vanwege de bevoegde overheid. Voor de bevaarbare waterlopen geldt o.a. een besluit betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen en innen van retributies voor het privatieve gebruik van het openbaar domein van de waterwegen en hun aanhorigheden.

Het grondwaterdecreet regelt de bescherming van het grondwater, het gebruik ervan en het voorkomen en vergoeden van schade. De procedure voor het aanvragen van een vergunning voor de onttrekking van of infiltratie naar het grondwater, is geïntegreerd in de Vlarem-wetgeving. In verband met de te volgen vergunningsprocedure in het geval in het kader van de werken tijdelijke bemaling nodig is, worden grondwaterwinningen in 3 categorieën onderverdeeld: (1) klasse 1 – vergunning aan de Bestendige Deputatie van de provincie voor een bronbemaling in beschermde duingebieden, groengebieden, natuurontwikkelingsgebieden, park- of bosgebieden voor een debiet van meer dan 2000m³/dag; (2) klasse 2 – vergunning aan het College van Burgemeester en Schepenen voor een bronbemaling in beschermde duingebieden, groengebieden, natuurontwikkelingsgebieden, park- of bosgebieden voor een debiet van meer dan 500m³/dag tot maximum 2000m³/dag; (3) klasse 3 – melding aan het College van Burgemeester en Schepenen voor een bronbemaling in beschermde duingebieden, groengebieden, natuurontwikkelingsgebieden, park- of bosgebieden voor een debiet tot 500m³/dag, of een ander gebied dan vermeld.

Polders zijn openbare instellingen die werden/worden opgericht met het oog op instandhouding, drooglegging en bevloeiing van de ingedijkte gronden die op de zee en de aan getij onderhevige waterlopen werden veroverd. Het deelgebied Heindonk – Tien Vierendelen is volledig gelegen in de polder van Willebroek. De deelgebieden Grote Vijver deel 1 en 2 zijn zo goed als volledig gelegen in de polder van Battenbroek. Ook

Page 7: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 7 van 54

een deel van de zone tussen de Oude Dijle-arm en de Dijle van het gebiedsdeel ‘Zennegat’ behoort tot de polder van Battenbroek.

Het decreet integraal waterbeheer legt de doelstellingen, principes en structuren vast voor een vernieuwd duurzaam waterbeleid. In dit decreet wordt o.m. de watertoets als instrument voor een integraal waterbeleid opgenomen. Voor een vergunningsplichtige activiteit die wordt onderworpen aan een milieueffectrapportage geschiedt de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect op het watersysteem en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren in dit rapport. Het begrip ‘overstromingsgebied’ speelt een belangrijke rol in het integraal waterbeleid. Het is onlosmakelijk verbonden met de behoefte aan ruimte voor water, dat op de eerste plaats te maken heeft met de veiligheidsfunctie die watersystemen vervullen. Deze gebieden zijn ook van belang bij het hydrologisch en ecologisch behoud en herstel van watersystemen. Om de schadelijke gevolgen van overstromingen buiten overstromingsgebieden te kunnen minimaliseren, is in toenemende mate ruimte nodig voor het bergen van overvloedige neerslag en voor het afvlakken van de hoger wordende piekdebieten in de waterafvoer van de rivieren. Dit moet worden bewerkstelligd door het herstellen van de natuurlijke werking van het watersysteem, waaronder overstromingsgebieden. Het voorliggende project past met andere woorden volledig in de geest van de Kaderrichtlijn Water.

Het natuurdecreet regelt het beleid inzake natuurbehoud en vrijwaring van het natuurlijke milieu, inzake de handhaving en het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit en inzake het scheppen van een zo breed mogelijk draagvlak. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en de Speciale Beschermingszones (waaronder Habitat- en Vogelrichtlijngebieden) vast. Tevens regelt dit decreet de bescherming van de soorten. Het VEN-gebied (type Grote Eenheid Natuur) “De Samenvloeiing Rupel-Dijle-Nete” situeert zich geheel (‘Zennegat’) of gedeeltelijk (‘Heindonk – Tien Vierendelen’, ‘Grote Vijver deel 1’ en ‘Grote Vijver deel 2) binnen de deelgebieden. De deelgebieden ‘Heindonk – Tien Vierendelen’, ‘Grote Vijver deel 1’, en de noordwestelijke punt van ‘Grote Vijver deel 2 grenzen aan het habitatrichtlijngebied ‘Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent’. Speciale beschermingszones dienen zich in een goede staat van instandhouding te bevinden. Het toetsingskader hiervoor zijn de ‘Instandhoudingsdoelstellingen Schelde-estuarium’.

In het projectgebied ‘Zennegat’ bevindt zich een erkend natuurreservaat, namelijk de Oude Dijlearm. Voor elk erkend natuurreservaat dient een beheersplan opgesteld te worden.

Er bevinden zich geen bosreservaten in de directe omgeving van het plangebied. In de deelgebieden ‘Heindonk – Tien Vierendelen’, ‘Grote Vijver deel 1’ en ‘Zennegat’ komen wel zones voor die conform de definitie van het bosdecreet als bos kunnen aangemerkt worden. Het bosdecreet heeft tot doel het behoud, de bescherming, de aanleg, het beheer en het herstel van de bossen en het natuurlijk milieu van de bossen te regelen. Het regelt o.a. compensatie van ontbossing. Het project Dijlemonding voorziet (in beperkte mate) rooiwerkzaamheden in bestaande bosstructuren in de GGG-deelgebieden (i.f.v. veiligheid) en in de GOG-deelgebieden wanneer dit nodig is t.g.v. dijkwerken (bv. aanleg ringdijk). In totaal gaat het om net iets meer dan 3ha.

De Benelux-beschikking vrije vismigratie stelt dat de betrokken regeringen van de Benelux Economische Unie de vrije migratie van de vissoorten in alle hydrografische stroomgebieden moeten verzekeren. Een van de gebiedsspecifieke harde natuurrandvoorwaarden in het geactualiseerde Sigmaplan is de mogelijkheid tot vrije vismigratie. Er mogen zich geen nieuwe vismigratieknelpunten opwerpen. In het Meest Wenselijk Alternatief wordt een ‘aantakking’ voorzien van deelgebied Grote Vijver 1 op Grote Vijver 2. In het kader van het Sigmaplan wordt ‘aantakking’ als maatregel gekozen om subtidaal

1 habitat te voorzien voor vissen. De voorwaarde is hier dan ook

1Zone zeewaarts gelegen van het door gemiddeld getij beïnvloed gebied, dit subtidaal gebied komt dus nooit

boven het water uit.

Page 8: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 8 van 54

dat maximale vismigratie door de verbinding moet mogelijk zijn, en dat het aangetakte deel voldoet aan de optimale habitatvereisten. Het leidend principe is dat een zo vrij mogelijke verbinding met de rivier wordt voorzien, zodat optimale uitwisseling van watermassa, sediment, nutriënten plaatsvindt en vismigratie maximaal wordt gerealiseerd, terwijl het aangetakte deel onder invloed van de rivier kan ontwikkelen tot een volwaardig habitat. Omwille van waterkwaliteitsvereisten op de Grote Vijver deel 2 kan de aantakking pas gerealiseerd worden wanneer de waterkwaliteit van het voedingswater voldoet aan een kwaliteit die correspondeert met de mogelijkheid tot waterski-activiteiten. Omwille van deze reden wordt ‘aantakking’ als ontwikkelingsscenario beschouwd in het MER (zie verder).

Het landschapsdecreet regelt de bescherming van landschappen en de instandhouding, het herstel en het beheer van de in het Vlaams Gewest gelegen beschermde landschappen. Het regelt tevens de bescherming van de monumenten, stads- en dorpsgezichten. In de omgeving van het projectgebied komen verschillende beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten, en landschappen voor. De deelgebieden ‘Zennegat’, ‘Grote Vijver deel 1’ en Grote Vijver deel 2’ situeren zich binnen het beschermd landschap ‘Zennegat-Battenbroek’. Het Hooghuis en omgeving ten zuiden van het deelgebied ‘Zennegat’ vormen een beschermd monument en dorpsgezicht. Het doel van het decreet erfgoedlandschappen is een juridische basis te creëren voor het behoud en de zorg van landschapskenmerken en -waarden van ankerplaatsen en erfgoedlandschappen. De deelgebieden van de cluster Dijlemonding zijn volgens de landschapsatlas geheel of gedeeltelijk gelegen in de ankerplaats “Zennegat en Battenbroek”. Deze ankerplaats is bij ministerieel besluit definitief aangeduid als ankerplaats, en dient bijgevolg aangeduid te worden als erfgoedlandschap volgens het decreet.

Het decreet op de bescherming van het archeologisch patrimonium regelt de bescherming, het behoud en de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium en organiseert en reglementeert de archeologische opgravingen. Er is een overeenkomst met het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) voor de paleolandschappelijke en archeologische opvolging van deze projecten, in de geest van de Europese Conventie van Malta. Het cultuurhistorisch en paleolandschappelijk onderzoek in de cluster Dijlemonding vindt plaats in 2010. De focus ligt op de GGG’s Zennegat en Grote Vijver deel 1.

Page 9: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 9 van 54

1.3 Beleidsmatige randvoorwaarden

Het Sigmaplan vormt het algemeen kader voor de inrichting van de overstromingsgebieden, zoals opgenomen in het MWeA. Daarnaast dient bij de uitwerking en inrichting van de gebieden steeds rekening gehouden te worden met de voor deze locaties geldende beleidsmatige randvoorwaarden:

Binnen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen maken Willebroek en Mechelen deel uit van de Vlaamse Ruit, wat wordt geselecteerd als stedelijk netwerk op internationaal niveau. Mechelen wordt verder nog aangeduid als ‘regionaalstedelijk gebied’ en Willebroek als ‘goed uitgeruste gemeente’. De inhoudelijke invulling van het

Algemeen beleidsmatig kader: SIGMAPLAN

Het voorliggende project kadert, zoals reeds vermeld, binnen de realisatie van het Sigmaplan en de actualisatie daarvan.

Op 22 juli 2005 werd door de Vlaamse Regering het geactualiseerde SIGMAPLAN goedgekeurd ter beheersing van overstromingsrisico’s en het behalen van de natuurdoelstellingen in het Zeescheldebekken. Tevens werden de te realiseren instandhoudingsdoelstellingen beschreven en werden flankerende maatregelen voor landbouw en plattelandsrecreatie goedgekeurd. Tegelijk werd een eerste reeks van projecten langs de Schelde en de Durme als prioritair uit te voeren aangeduid.

Op 28 april 2006 werd door de Vlaamse Regering een tweede reeks van prioritair uit te voeren projecten langs de Rupel, Dijle en Zenne aangeduid. De volgende clusters van projecten dienen prioritair gerealiseerd te worden:

- Hedwige-Prosper polder

- Cluster Kalkense Meersen

- GOG Vlassenbroekse Polder

- GOG Grote Wal-Kleine Wal-Zwijn

- Cluster Dijlemonding

- Cluster Durme en haar vallei

- Grote Nete

De Cluster Dijlemonding bestaat uit verschillende projecten, die op het grondgebied van de stad Mechelen en de gemeente Willebroek gelegen zijn, ter hoogte van de monding van de Dijle in de Rupel. In onderstaande tabel worden de verschillende projecten en de voorgestelde inrichtingsvorm opgelijst, zoals vastgesteld in de regeringsbeslissing: het zogenaamde Meest Wenselijk Alternatief (MWeA).

naam van het project

opper-vlakte (ha) MWeA

gemeente inrichtingsvorm

Grote Vijver deel 1 24,5 Mechelen GOG type GGG

Grote Vijver deel 2 79,4 Mechelen GOG type aantakking

Heindonk – Tien Vierendelen

37,3 Willebroek, Mechelen

GOG

Zennegat – Oude Dijlearm

65,0 Mechelen GOG type GGG

Page 10: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 10 van 54

economisch knooppunt Willebroek wordt nader onderzocht in het kader van de uitwerking van het stedelijk netwerk de Vlaamse Ruit.

In het Ruimtelijk Structuurplan van de provincie Antwerpen wordt Mechelen gesitueerd binnen de hoofdruimte van de Antwerpse fragmenten dat wordt gevormd door het deel van de provincie dat in de Vlaamse ruit ligt. Binnen dit gebied worden de verbindingen tussen de knooppunten, de ontwikkeling van projecten die inspelen op de internationale functies van de Vlaamse ruit en de stedelijke vernieuwing in ruime betekenis stimuleren alsook de leefbaarheid van het gebied waarborgen, als aandachtspunten naar voor geschoven. Mechelen maakt deel uit van het toeristisch-recreatief netwerk ‘steden en stromen’ en wordt aangeduid als een gebied van primair toeristisch-recreatief belang. De vrij gave riviervalleien vormen belangrijke begrenzers van het stedelijk gebied. Het Schelde, Rupel-, Dijle- en Netebekken vormen de onderliggende dragers van de gewenste ruimtelijke structuur voor de provincie Antwerpen. Het netwerk van rivier- en beekvalleien geeft de gewenste samenhang weer tussen en binnen de natuurlijke gebieden, in relatie tot de andere functies en activiteiten. Het Zennegat fungeert als grens voor economische en stedelijke ontwikkeling.De landbouw blijft een belangrijke ruimtegebruiker in een waardevol landschap ten westen van de vallei van de Zenne.

In het Ruimtelijk Structuurplan van de stad Mechelen worden het Zennegat en het Mechels Broek, binnen de structuurbepalende driehoekige natuurlijke structuur (Mechelse valleien: Zenne-Barebeek-Dijle), als meest waardevolle en samenhangende natuurlijke gebieden aangeduid. Zij zorgen voor de aansluiting bij de vallei van de Nete en bij de open ruimte verbinding tussen Mechelen en Vilvoorde. Het ruimtelijk concept voor het Zennegat (en Mechels Broek) als dragers van de Mechelse valleien bevat de volgende elementen:

� Zennegat als integraal onderdeel van het Waterland (Schelde – Nete);

� Zennegat als scharnierpunt van drie valleien (Nete – Zenne – Dijle);

� Afsluiting van de noordelijke oevers van de Grote Vijver voor dynamische recreatie;

� Geen verdere bebouwing vanuit Battel in de richting van de Oude Dijlearm;

� Actieve recreatie in het zuidelijk deel van Grote Vijver;

� Geen doorgaand verkeer, geen verdere lintbebouwing; passief recreatief medegebruik.

In het Ruimtelijk Structuurplan van de gemeente Willebroek wordt het deelgebied Heindonk – Tien Vierendelen geplaatst binnen de deelruimte ‘Klein Willebroek – Heindonk’. De kern Heindonk is gesitueerd op “een hoogte die aan het einde van moerassige laagvlakten afboort, een kleine verhevenheid nabij een moeras (‘donk’). Het landschappelijke en ecologische karakter van de omgeving mag niet onderschat worden: rond Heindonk is er de waarde van de Rupelvallei met daarbij meerdere bosgebieden, moerasgebieden, … Verder wordt gesuggereerd om de omgeving van de Kievithoeve uit te bouwen als een autonoom landbouwgebied in waardevol landschap met recreatief medegebruik.

Het Provinciaal Natuurontwikkelingsplan (PNOP) van Antwerpen legt de basis voor het toekomstige natuur- bos-, groen- en landschapsbeleid van de provincie. In het PNOP worden de polder van Heindonk (en aansluitend het deel van de Zennevallei te Heindonk) en de Oude Dijlearm als gebieden met belangrijke natuurwaarden aangeduid:

� De polder van Heindonk is een kleinschalig landschap waar nog een aantal waardevolle relicten van het vroegere rivierenlandschap (wielen, winterdijken) bewaard gebleven zijn. Dit gebied kan bijdragen tot de realisatie van een groen knooppunt in de omgeving van het Zennegat. Het verder intensiveren van de landbouw is hier niet aangewezen.

Page 11: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 11 van 54

� Het belangrijkste deel van het natuurreservaat ‘oude Dijlearm’ wordt gevormd door een afgesneden meander van de Dijle. Deze arm is sterk aan het verlanden, wat wel interessante verlandingsvegetaties met zich meebrengt, maar dit is op lange termijn geen stabiele situatie. Ondanks het vrij gesloten karakter door de struwelen en populierenaanplantingen, blijft het een belangrijk rust- en fourageergebied voor onder meer Bergeend en Zomertaling. Als gebiedsvisie voor de oude Dijlearm wordt in het PNOP gesteld dat er wordt gestreefd naar het behoud van verlandingssituaties. Voor de hoogstammige populierenaanplantingen wordt omvorming naar struweel voorgesteld. Op lange termijn is voor dit gebied ook het herstel van de natuurlijk rivierdynamiek prioritair en opname in vogelrichtlijngebied aangewezen.

In het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP) van Mechelen werd een inventaris gemaakt van de natuurelementen op het grondgebied van de stad. Aan de inventaris werd een geheel van beleidsopties gekoppeld. Aansluitend zijn er acties en maatregelen op papier gezet om de beleidsoptie te realiseren. De belangrijkste aandachtspunten waren (en zijn nog steeds):

� Het herwaarderen van Dijle-, Zenne- en Netevallei;

� Het vermeerderen van de ‘groene’ oppervlakte;

� Het beschermen en verwerven van natuurgebieden;

� Het subsidiëren en verwerven van natuurgebieden;

� Het herwaarderen van de Binnen-Dijle;

� Groenvoorzieningen in de verstedelijkte kern.

Voor het ‘landelijk gebied Heindonk’ wordt in het GNOP van Willebroek volgende natuur- en landschapswaarden, knelpunten en acties opgesomd:

� Natuur- en landschapswaarden:

o Het gebied omvat een landschappelijk waardevol agrarisch poldergebied waarin zich een hoger gelegen ‘donk’ situeert. Hier komt een overgang voor tussen een droge zandige verhevenheid en laaggelegen polders.

o De poldergrachten, de Hondekotloop en de Heibeek, zijn biologisch interessant.

o Het overstromingsgebied tussen de Rupel en de winterdijk bij Bovenzanden werd vrij recent ingepolderd (ca. 30 jaar geleden) en is een broed- en foerageergebied voor kievit en scholekster. Gezien de historische belasting met Rupelslib is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem er slecht.

o Op de hogere donk bevindt zich een structuurrijk eiken-berkenbos.

� Knelpunten:

o Biologisch interessante delen zijn momenteel in gebruik als recreatiegebied, o.a. visvijvers langsheen de Dijle. Hier bevinden zich ook niet vergunde bouwsels en caravans.

o De eutrofiëring die het vissen met zich meebrengt en het aanleggen van steile oevers maken de ontwikkeling van een gevarieerde oevervegetatie onmogelijk.

o Het rooien van houtkanten.

� Acties:

Page 12: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 12 van 54

o Opwaarderen van de natuurverbindingselementen Heibeek en Hondekotloop door aanleg van natuurlijke oevers en poelen. Deze maatregel is opgenomen in het project “Beneden-Dijle”.

o Behoud en heraanleg van kleine landschapselementen.

Het Provinciaal milieubeleidsplan beschrijft het milieubeleid dat in de planperiode (2003-2007) in de provincie Antwerpen gevoerd wordt. In dit milieubeleidsplan worden verschillende projecten opgesomd. ‘Ruimte voor water’, waarbij in de eerste plaats gekeken wordt naar een duurzaam waterlopenbeheer, is één van de krachtlijnen van het plan. Belangrijk hierbij is de uitwerking van duurzame maatregelen bij de aanpak van de overstromingsproblematiek en de realisatie van een geïntegreerd waterlopenbeheer. Relevant voor het MER ‘cluster Dijlemonding’ zijn de projecten omtrent de uitbouw van de bovenlokale coördinatierol inzake deelbekkenwerking.

In de Gemeentelijke milieubeleidsplannen van de stad Mechelen en de gemeente Willebroek wordt duurzaam lokaal waterbeleid als project opgenomen. Dit zal worden gerealiseerd via participatie in de deelbekkenwerking. De gemeenten nemen het uitvoeren van de actieplannen van de deelbekkenbeheersplannen als actie in hun milieubeleidsplan op.

In het milieubeleidsplan van Mechelen bevat het onderdeel ‘integraal waterbeleid’ thema’s die del uitmaken van een benadering van het watersysteem in zijn geheel. Volgende deelaspecten komen hierbij aan bod: oppervlaktewater, waterzuivering, waterbodem, grondwater en duurzaam watergebruik. Als strategische doelstelling wordt ‘het uitbouwen van een stedelijk waterbeleid, dat afgestemd is op het geïntegreerd (brongericht) ontwikkelen, beheren en herstellen van de watersystemen’ geformuleerd. De initiatieven die W&Z neemt in het kader van de actualisatie van het Sigmaplan zijn bovengemeentelijke initiatieven waar de stad betrokken partij is en die vanuit het Natuurproject Beneden-Dijlevallei nauwlettend worden opgevolgd. Als aandachtspunt wordt het herstel van het vloeibeemdenlandschap ter hoogte van de oude Dijle-arm (deelgebied Zennegat) vermeld.

De Langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium (LTV) is een gezamenlijke Nederlands-Vlaamse visie die in januari 2001 rond het Schelde-estuarium werd vastgesteld door de Technische Scheldecommissie. De studie legt een streefbeeld vast voor de toegankelijkheid, veiligheid en de natuurlijkheid van het Schelde-estuarium dat reikt tot 2030. De projecten binnen de cluster Dijlemonding zijn gelegen in het toepassingsgebied van de LTV Schelde-estuarium.

In de Ontwikkelingsschets 2010 (OS) zijn concrete doelstellingen opgenomen voor uitvoering op korte termijn, als eerste stappen op weg naar de realisatie van de Langetermijnvisie Schelde-estuarium 2030. De ontwikkelingsschets 2010 geeft op strategisch niveau aan welke projecten en maatregelen moeten worden gerealiseerd om ervoor te zorgen dat de Schelde in 2010 veilig, toegankelijk en natuurlijk is. Alle 2010-projecten voor de actualisatie van het Sigmaplan behoren tot het toepassingsgebied van de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium. Hoewel de ingrepen in de Dijlevallei afzonderlijk kunnen worden opgesomd, maken zij dus onderdeel uit van het globaal plan voor het ganse Schelde-estuarium. Zowel voor veiligheid als voor natuur moet dit plan in zijn geheel bekeken worden en kunnen er niet zomaar bepaalde zones uit gehaald worden zonder hierbij de garantie op het halen van de voorgestelde doelstellingen te hypothekeren.

Op 3 juli 2008 werd het Regionaal Landschap Rivierenland opgericht. Mechelen en Willebroek maken deel uit van dit regionaal landschap. Een regionaal landschap is een samenwerkingsverband tussen openbare besturen, diensten en verenigingen, en ijvert voor het behoud en herstel van het typische landschap, de natuur en de streekidentiteit. Via concrete acties in het landschap en de organisatie van studiedagen en publieksevenementen worden de streekbewoners zoveel mogelijk betrokken.

In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos in het Vlaamse buitengebied. Deze visie vormt de basis voor het opmaken van concrete afbakeningsplannen in het

Page 13: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 13 van 54

buitengebied voor landbouw-, natuur- en bosgebieden. De Dijlemonding ligt op de grens van twee buitengebiedsregio’s: Klein-Brabant & Antwerpse Gordel en Zenne-Dijle-Pajottenland. Op 27 maart 2009 nam de Vlaamse regering kennis van de ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos voor de regio Antwerpse Gordel – Klein-Brabant en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor agrarisch gebied en een operationeel programma goed. Bij besluit van de Vlaamse regering van 24 april 2009 werd de ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos voor de regio Zenne-Dijle-Pajottenland goedgekeurd.

� In de deelregio Zenne-Dijlevallei worden verstedelijkingsdruk, dalend landbouwareaal (hoge gronddruk), geïsoleerde bos- en natuurgebieden, druk op natuur en landschap vanuit recreatie en de overstromingsproblematiek aangemerkt als knelpunten en bedreigingen. De nog sterk aanwezige natuurlijke structuur in het landschap, troeven voor recreatie en plattelandstoerisme en beekherstel vormen de kwaliteiten en kansen.

� Het project ‘Heindonk – Tien Vierendelen’ behoort tot de deelregio ‘Schelde- en Rupelvallei’. In het complex ‘Broek De Naeyer – Blaasveldbroek – Bovenzanden’ wordt gesteld dat, naast het behoud en versterken van de uitgesproken natuurwaarden in de riviervallei in de gekende natuurkernen (De Nayer, Biezenvelden, Blaasveldbroek, Arkenbos, Bovenzanden), in de vallei de overige gebieden (Heindonk, Bochtvijver en Blaasveld) versterkt kunnen worden als verwevingsgebied voor landbouw, natuur, bos, recreatie en waterberging.

Vlaanderen is ingedeeld in 11 rivierbekkens. De organisatie van het rivierbekkenbeleid zal gebeuren door het opstellen van deelbekkenbeheerplannen. Het studiegebied situeert zich ter hoogte van de samenvloeiing van het Beneden-Scheldebekken (zone ten westen van de Heibeek in het deelgebied ‘Heindonk – Tien Vierendelen’), het Dijle-Zennebekken en het Netebekken (zone ten noorden en oosten van het Grote Vijver-complex). Deelgebied Heindonk – Tien Vierendelen bevindt zich in het deelbekken van de Zielbeek (Beneden-Scheldebekken) en de Barebeek – Beneden-Dijle (Dijle-Zennebekken). De deelgebieden van Grote Vijver (deel 1 en deel 2) en Zennegat bevinden zich in het deelbekken Barebeek – Beneden-Dijle. Ten westen van het Zennegat ligt het deelbekken van de Zenne-Maalbeek-Aabeek. Voor deze deelbekkens zijn deelbekkenbeheerplannen opgemaakt.

Een waterschap is een samenwerkingsverband tussen de verschillende waterbeheerders in een deelbekken: het Vlaamse Gewest, de provincies, de gemeenten, de polders en de wateringen. Een waterschap kan één deelbekken omvatten, maar ook twee of meer deelbekkens die behoren tot hetzelfde bekken. Het waterschap coördineert de opmaak van het deelbekkenbeheerplan en brengt advies uit over het bekkenbeheerplan. De polder van Willebroek behoort tot het waterschap ‘Rivierenland’. De polder van Battenbroek behoort tot het waterschap ‘Beneden Nete’.

Het zoneringsplan voor de gemeentelijke riolering vormt het sluitstuk van het waterzuiveringsbeleid van de Vlaamse overheid. De zoneringsplannen bepalen hoe het afvalwater van alle huizen op het Vlaamse grondgebied wordt gezuiverd. Op basis van de zoneringsplannen behoren de woningen langsheen Kleine Bergen tot het collectief te optimaliseren buitengebied. De vrijstaande woning in Heindonk wordt nog gecatalogiseerd als individueel te optimaliseren buitengebied. Dit geldt ook voor de woningclustes in Battenbroek (waaronder de ‘villa’ in deelgebied Grote Vijver deel 1, de Polderhoeve, het kasteel van Battenbroek en het clublokaal annex brasserie van de MWK).

Page 14: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 14 van 54

2 Omschrijving per deelproject

Het project ‘cluster Dijlemonding’ bestaat uit vier deelprojecten, GOG Heindonk – Tien Vierendelen, GGG Zennegat, GGG Grote Vijver deel 1 en GOG Grote Vijver deel 2.

Bij de inrichting van deze gebieden werd, naast de vooropgestelde veiligheidsprincipes, rekening gehouden met de natuurlijke en cultuurhistorische referentietoestand per gebied. Op deze manier werd een gebiedsvisie per project uitgewerkt.

Inrichtingsplannen zie bijlagen 2 en 3.

2.1 GOG Heindonk – Tien Vierendelen

Het gebied Heindonk – Tien Vierendelen zal worden ingericht als gecontroleerd overstromingsgebied (GOG), dat slechts bij stormtij via de overloopdijk zal overstromen. Een ringdijk op Sigmahoogte (ter hoogte van het projectgebied is dit + 8,35 m TAW) beschermt de achterliggende kern van Heindonk tegen het instromende water. Bij eb zal het water terug uit de polder geëvacueerd worden via enkele lage uitwateringssluizen. Als dusdanig komt het GOG slechts sporadisch onder water te staan, namelijk enkel bij stormtij als het waterpeil op de Dijle +7,0 m TAW overstijgt. Dit zal gemiddeld 1 keer op de 25 jaar gebeuren.

Het poldergebied wordt ingericht in functie van veiligheid waarbij de landbouw als gebruiker van het gebied blijft primeren. Hierbij wordt het huidige polderlandschap en het typische grachtenstelsel gevrijwaard en waar mogelijk verbeterd. Bestaande opgaande constructies, waaronder twee woningen en een chalet van de visserclub ‘Cartelvissers’ dienen te verdwijnen, net als de visvijver, omdat deze gedeeltelijk zal worden ingenomen door de ringdijk. De overige vijvers in het gebied worden eveneens gedempt.

Page 15: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 15 van 54

Figuur 2-1: inrichtingsplan GOG Heindonk – Tien Vierendelen

Overloop- en ringdijken

Volgens de hydraulische berekeningen is er tussen de Dijle en het GOG Heindonk – Tien Vierendelen - deel 1 een overloopdijk van circa 500 m lengte nodig op cota 7.00m TAW. De bestaande rivierdijk wordt gemiddeld 1.50 m afgegraven met een kruinbreedte van 7 m en een GOG - helling van 20/4. Het voorland en de vegetatie van het voorland ter hoogte van Heindonk -Tien Vierendelen - deel 1 wordt gevrijwaard.

De ringdijk wordt aangelegd langs de Biezenloop, de Heibeek en de Gentvliet. Door de aanwezigheid van deze waterlopen is de aanleg van een langsgracht overbodig. Omwille van de breedte en de diepte van de waterlopen wordt de ringdijk op 4 m van de waterlopen voorzien. De ringdijk heeft een kruinbreedte van 7 m en langs beide zijden een 12/4 talud.

Langs de Gentvliet wordt de nieuwe ringdijk voor een deel tegen de oude dijk aangebouwd. Langs beide zijden wordt een talud van 12/4 voorgesteld.

Uitwateringssluizen

Volgens de hydraulische berekeningen zijn voor de GOG - uitwatering 2 kokers op +1 m TAW nodig. Rekening houdend met de aanwezigheid van een reservegebied te Heindonk, kan worden geopteerd voor de bouw van 4 (en meer) kokers.

Gezien de centrale ligging van de Heibeek en het huidige functioneren binnen het poldergebied wordt voorgesteld om de bestaande uitwateringsconstructie aan te passen conform de hydraulische berekeningen.

Page 16: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 16 van 54

Randvoorwaarden

Afwatering

Gezien het GOG Heindonk - Tien Vierendelen - deel 1 gedeeltelijk afwatert naar de Heibeek en gedeeltelijk naar de Biezenloop wordt geopteerd om binnen het GOG een ringgracht te voorzien die afwatert naar de Heibeek om zo de huidige afwatering van het gebied te garanderen. Door het aanleggen van een langsgracht wordt de afwatering van het gebied afgekoppeld van de Biezenloop en gedeeltelijk van de Heibeek waardoor geen uitwateringsconstructies moeten worden voorzien.

Gezien de Biezenloop niet afwatert naar de Dijle is er geen extra ruimte voor waterberging bij vulling van het GOG nodig. Aangezien er weinig mogelijkheden zijn om ter hoogte van de Heibeek langs de landzijde nog extra bergingsvolumes te realiseren is het wenselijk dat het deel van de Heibeek binnen het GOG rechtstreeks afwatert naar de Dijle en het deel van de Heibeek buiten het GOG afwatert, hetzij naar de Biezenloop, hetzij naar de Gentvliet.

De ruimte tussen de Biezenloop, de Heibeek, de Gentvliet en de ringdijk wordt ingericht als buffergebied langs de waterlopen. Een beperkte natuurontwikkeling kan zich in deze stroken voordoen maar zal in hoofdzaak benut worden in functie van onderhoud.

Toegankelijkheid

De bestaande onverharde weg langs de rivierdijk wordt behouden en wordt verbonden met Kleine Bergen en de bestaande onverharde weg naar de Boonhoeve. Om deze verbinding te realiseren zijn twee op- en afritten vanaf de dienstweg noodzakelijk.

Om de ontsluiting van de landbouwgronden te garanderen wordt geopteerd om de bestaande oversteek over de Biezenloop en de Heibeek te behouden en door te trekken over de ringdijk.

Transport- en nutsleidingen

De kabels langs de overloopdijk worden verwijderd aangezien de recreatieve voorzieningen en de woonfuncties in het gebied niet kunnen worden behouden.

Hoogspanningslijn 150 KV Elia: fundering van de masten wordt verstevigd.

Binnen het GOG Heindonk-Tien Vierendelen bevindt zich een PIDPA-leiding, die verder onder de Dijle doorloopt tot in het gebied Grote Vijver deel 1. Met betrekking tot eventuele werken aan deze leiding (t.h.v. Heindonk) bestaan momenteel twee varianten:

1. Maximaal behoud van de leiding zoals deze nu bestaat. Enkel maatregelen om opdrijving te voorkomen, worden voorzien. Ter hoogte van de kruising met de Dijle zal deze leiding aangesloten worden op een nieuw aan te leggen PIDPA-leiding die onder de Dijle loopt tot in het GGG Grote Vijver deel 1 (bespreking – zie verder). De nodige werken voor verplaatsing en aansluiting met de bestaande (en te behouden) leiding zullen binnen deze variant eveneens plaatsvinden.

2. Een ander scenario bestaat erin de PIDPA-leiding binnen Heindonk – Tien Vierendelen over de gehele lengte te vervangen. De nieuwe aan te leggen PIDPA-leiding wordt dan ongeveer 30 à 35m zuidwaarts van de bestaande aangelegd, rekening houdende met de strengere technische vereisten die verbonden zijn aan leidingen gelegen binnen een overstromingsgebied.

Gezien de beperkte afstand tussen de eventueel geplande nieuwe leiding en de bestaande leiding, werden deze binnen het GRUP “Dijlemonding” als leidingstrook aangeduid.

Page 17: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 17 van 54

In het gebied Heindonk – Tien Vierendelen zal een nieuwe TMVW-leiding worden aangelegd

2. De aanleg van deze leiding vormt geen onderdeel van de voorgenomen

activiteit, maar zal wel gelijktijdig en in duidelijke overeenstemming met de inrichting van de overstromingsgebieden gebeuren. Dit wordt verder besproken onder het hoofdstuk “Toetsing van het project aan ontwikkelingsscenario’s” in het MER.

Recreatieve voorzieningen

Om conflicten tussen landbouwers en recreanten te vermijden wordt de ringdijk rond Heindonk niet toegankelijk gemaakt voor wandelaars en fieters, behalve bij overloop. De dienstweg op de dijk zal worden afgesloten met een hekwerk en/of bareel ter hoogte van de verbinding met de rivierdijk langs Kleine Bergen en ter hoogte van de verbinding tussen de oude polderdijk en de rivierdijk. Ter hoogte van de oude polderdijk wordt een infobord en een zitbank voorzien.

De rivierdijk blijft toegankelijk voor fietsers. Tijdens overstromingen blijft de rivierdijk toegankelijk voor wandelaars en fietsers tot aan de fietsbruggen. Enkel het gedeelte tussen de fietsbrug en Kleine Bergen zal tijdens overstromingen niet toegankelijk zijn.

Groenvoorzieningen

In functie van veiligheid worden hoogstambomen in het GOG verwijderd. Kleine landschapselementen zoals houtkanten en heggen worden zoveel mogelijk gevrijwaard.

Tussen de Heibeek, de Biezenloop, de Gentvliet en de ringdijk worden bijkomende inspanningen geleverd om deze stroken in te richten. Bij voorkeur wordt hier gestreefd naar een eiken – elzen vegetatie.

2.2 GGG Zennegat

Het gebied Zennegat zal worden ingevuld als gecontroleerd overstromingsgebied met gecontroleerd gereduceerd getij (GGG), waarin de dagelijkse tijwerking van de Dijle en het gebied instroomt. Bij hoog water kan via de inwateringssluizen een beperkte hoeveelheid water in het gebied stromen. Bij eb wordt dit water via de uitwateringssluizen weer geëvacueerd naar de Dijle. Aldus ontstaat in de polders een gereduceerd getij, dat gekenmerkt wordt door een kleine getijslag en een veel lager gemiddeld waterpeil. Deze gebieden zullen tijdens stormtij eveneens overstromen via de overloopdijken (op 6,5m TAW) en functioneren als GOG.

Een oude meander binnen het gebied wordt ingezet als kreekaanzet die opnieuw met de Dijle zal worden verbonden door het bouwen van een in- en uitstroomconstructie. In het gebied wordt een spontane ontwikkeling beoogd waarbij het huidige polderlandschap geleidelijk aan zal evolueren naar een natuurlijk schorren- en krekenlandschap.

2De leiding kadert binnen het Aqualinkproject van de TMVW en AWW (Antwerpse Waterwerken) tussen

Oelegem en Destelbergen. Dit tracé is voorzien op de gewestplannen Antwerpen, Mechelen, Halle-Vilvoorde-Asse, Dendermonde, Aals-Ninove-Geraardsbergen-Zottegem en Gentse Kanaalzone. Ter hoogte van Heindonk werd het gewestplantracé juridisch aangevochten bij de Raad van State. Om de aanleg van de hoofdtransportleiding mogelijk te maken werd voor het tracé ter hoogte van Heindonk het GRUP ‘leidingstraat voor hoofdtransportleidingen ter hoogte van Heindonk’ opgemaakt (definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 30 september 2005). In functie van de realisatie van de hoofdtransportleiding tussen Oelegem en Destelbergen is een MER-rapport opgesteld (conform verklaard op 19/10/1999).

Page 18: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 18 van 54

Figuur 2-2: inrichtingsplan GGG Zennegat

Overloop- en ringdijken

Volgens de hydraulische berekeningen is er tussen de Dijle en het GGG Zennegat een overloopdijk van circa 1500 m lengte nodig op cota 6.50 TAW. De bestaande rivierdijk wordt gemiddeld 1.80 m afgegraven met een kruinbreedte van 7 m en een GGG - helling van 20/4.

Aansluitend op de rivierdijk wordt een ringdijk rond het GGG gebouwd. In het noorden wordt de bestaande weg opgehoogd tot cota 8.35 TAW met twee taluds van 12/4 en een kruinbreedte van 7m.

In het zuiden wordt een dijk parallel met de Hoge weg voorzien op voldoende afstand van de woningen langs de Hoge weg. Dit segment van de dijk heeft eveneens een kruinbreedte van 7 m en een landwaarts talud van 16/4 en een 12/4 talud langs GGG – zijde.

Uitwateringssluizen

In functie van de optimalisatie van het ecologisch functioneren van het GGG wordt geopteerd om de in- en uitwateringsconstructie aan te sluiten op de oude Dijlearm omwille van de centrale ligging en de kreekaanzet met subtidaal habitat.

Voor uitwatering kan aanvullend gebruik worden gemaakt van de bestaande sluizen omwille van de aansluiting op het huidige afwateringsnetwerk in het gebied.

Volgens de hydraulische berekeningen zijn voor de GGG - inwatering 4 kokers op 4.9 m TAW en 1 koker op 4.6 m TAW nodig en voor de GOG - uitwatering 5 kokers op +2 m TAW.

Page 19: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 19 van 54

Randvoorwaarden

Afwatering

De niet geklasseerde waterloop langs het kanaal wordt grotendeels ingenomen door de aanleg van de ringdijk. Omdat deze waterloop van belang is voor de afwatering van het afvalwater van het gebied ten zuiden van de Hogeweg en aanvullend kan zijn op de afwatering van het GGG, wordt de waterloop heraangelegd langs de ringdijk. Een uitwateringsconstructie met terugslagklep in de dijk ter hoogte van de Hogeweg moet de afwatering van het zuidelijke gebied in de toekomst garanderen en veilig stellen bij hoogtij.

De langsgracht, het bufferbekken en de uitwateringsconstructie in het noorden van het GGG zal vermoedelijk moeten worden verplaatst door de aanleg van de ringdijk. Deze ingreep wordt gekoppeld aan de heraanleg van de waterloop langs de ringdijk. De heraanleg van het bufferbekken is in functie van de afwatering niet meer nodig gezien de GGG- werking maar is wel wenselijk in functie van vismigratie.

Langs het segment van de ringdijk in het zuiden wordt een nieuwe langsgracht voorzien om het water van de landbouwgronden langs de Hogeweg te verzamelen en af te voeren naar het GGG.

Toegankelijkheid

Om de privacy van de bewoners langs de Hogeweg te garanderen wordt de dienstweg op de ringdijk langs het kanaal en de Hogeweg ontoegankelijk gemaakt voor voetgangers en fietsers door het plaatsen van een poort en hekwerk.

In het noorden wordt het jaagpad langs het kanaal verbonden met de dienstweg op de ringdijk en de overloopdijk.

Transport- en nutsleidingen

Alle nutsleidingen en riolering worden behouden op hun huidige locatie. De overstort langs de Hogeweg kan blijven bestaan.

Recreatieve voorzieningen

De bestaande wandel- en fietsroutes blijven behouden. Tijdens overstroming van de overloopdijk zal echter geen fietsverkeer mogelijk zijn over de overloopdijk.

In functie van de privacy van omwonenden wordt de ringdijk ter hoogte van de woningen langs de Hogeweg afgesloten voor wandelaars. Gezien de functie als GGG en de educatieve waarde van het gebied zal ter hoogte van het de afsluiting een kijkhut en infobord worden voorzien die steeds toegankelijk zal zijn en bereikbaar zal zijn vanaf het jaagpad langs het kanaal.

Ter hoogte van de oude Dijlearm wordt een vogelkijkhut geplaatst die echter niet toegankelijk zal zijn wanneer de overloopdijk overstroomt.

Voorzieningen in functie van natuurontwikkeling

In het GGG worden drie verschillende gebieden aangeduid:

• In het meest noordelijke gebied (tot aan de oude Dijlearm) worden geen extra maatregelen getroffen in functie van natuurontwikkeling. De bestaande poldergrachten zullen zich spontaan ontwikkelen als kreken en er zal zich vrij snel een lage schorvegetatie ontwikkelen. Om deze ontwikkeling te optimaliseren wordt een bres voorzien in de dijk langs de oude Dijlearm om zodoende een snellere kreekontwikkeling te bekomen.

• Het meest zuidelijke gebied (vanaf de dichtgeslibde oude Dijlearm) is hoger gelegen waardoor de ontwikkeling van hoog schor wordt verwacht. Het rechte grachtenpatroon zal vermoedelijk behouden blijven en kreken zullen zich zeer traag of niet ontwikkelen. Om de ontwikkeling van het hoge schor te optimaliseren en de periodieke afwatering van het gebied alsnog te garanderen wordt een bres voorzien in de dijk langs de oude

Page 20: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 20 van 54

dichtgeslibde oude Dijlearm. De bres wordt voorzien ter hoogte van de bestaande waterplas in functie van vismigratie.

• In het gebied van de oude Dijlearm zal in de eerste jaren een zeer specifieke rivierdynamiek ontstaan. Verwacht wordt dat de oude dijken tussen de oude Dijlearm en de rivier vrij snel zullen eroderen waardoor de waterplassen en de oude Dijlearm één geheel zullen vormen. Gezien de variatie in de terreinhoogtes zal zich een combinatie van laag en hoog schor voordoen. De centrale gracht en de uitwateringssluis zullen het gebied optimaal afwateren.

Op de oude dijk worden alle bomen gerooid omdat ze een gevaar betekenen voor het functioneren van de in- en uitwateringssluizen.

2.3 GGG Grote Vijver deel 1

Het gebied Grote Vijver deel 1 zal worden ingevuld als gecontroleerd overstromingsgebied met gecontroleerd gereduceerd getij (GGG), waarin de dagelijkse tijwerking van de Nete en het gebied instroomt. Op deze manier kan estuariene natuur (kreken en schorren) gerealiseerd worden. Bij hoog water kan via de inwateringssluizen een beperkte hoeveelheid water in het gebied stromen. Bij eb wordt dit water via de uitwateringssluizen weer geëvacueerd naar de Nete. Aldus ontstaat in de polders een gereduceerd getij, dat gekenmerkt wordt door een kleine getijslag en een veel lager gemiddeld waterpeil. Deze gebieden zullen tijdens stormtij eveneens overstromen via de overloopdijken (op 6,5m TAW) en functioneren als GOG.

In het kader van het schetsontwerp wordt getracht de Polderhoeve zoveel mogelijk te ontzien. Volgens Onroerend Erfgoed heeft het hoofdgebouw de grootste erfgoedwaarde. De meeste aandacht gaat dan ook uit naar het vrijwaren van dit gebouw

Overloop- en ringdijken

Volgens de hydraulische berekeningen is er tussen de Dijle, de Beneden- Nete en het GGG Grote Vijver - deel 1 een overloopdijk van circa 400 m lengte nodig op cota 6.50 m TAW. De bestaande rivierdijk wordt gemiddeld 1,80 m afgegraven met een kruinbreedte van 7 m en een GGG - helling van in principe 12/4 rivierzijde (bij voorkeur de bestaande helling vrijwaren) en 20/4 GGG – zijde. Het gedeelte van de rivierdijk tussen de fietsbruggen over de Dijle en de Nete worden over een lengte van 250 m verlaagd tot op 6.90 m TAW.

Het voorland en de vegetatie van het voorland ter hoogte van Grote Vijver - deel 1 wordt waar nodig afgegraven tot gemiddeld hoogwaterniveau (5,6m TAW) omdat het hoger ligt dan het quota van 6.50 m TAW.

Rondom het GGG wordt een ringdijk aangelegd. In functie van een zo groot mogelijke oppervlakte estuariene natuur wordt langs de buurtweg een ringdijk voorzien met twee 12/4 hellingen en 7m kruinbreedte (onder voorbehoud van geotechnische nazichtsberekeningen).

In het zuiden van het GGG vormt de ringdijk in feite de scheiding tussen het GGG en het GOG van Grote Vijver deel 2. Deze scheidingsdijk wordt voorzien bovenop een natuurlijke stuifzandrug met zachte helling. Om de dijk zo goed mogelijk in het landschap te integreren worden langs beide zijden minimum 16/4 hellingen voorzien. Deze dijk heeft eveneens een kruinbreedte van 7 m.

Voor de aanleg van deze scheidingsdijk zijn twee opties mogelijk:

• een dijk dwars door de noordelijke uitloper van de Grote Vijver: variant a.

• een dijk langs de noordelijke uitloper van de Grote Vijver: variant b.

Page 21: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 21 van 54

Figuur 2-3: inrichtingsplan Grote Vijver deel 1 – variant a

Page 22: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 22 van 54

Figuur 2-4: inrichtingsplan Grote Vijver deel 1 – variant b

Uitwateringssluizen

De inwateringsconstructie voor het GGG wordt voorzien langs de Beneden - Nete en niet langs de Dijle omwille van een betere waterkwaliteit in de Beneden - Nete. Volgens de hydraulische berekeningen zijn voor de GGG - inwatering/aantakking 6 kokers op 4.0 m TAW nodig.

Voor de GOG - uitwatering zijn 6 kokers noodzakelijk op 1.2 m TAW.

Tussen de Grote Vijver - deel 1 en de Grote Vijver - deel 2 worden 6 kokers voorzien die pas worden open gezet wanneer het water van de Beneden - Beneden - Nete voldoet aan de vooropgestelde Vlarem-normen.

Randvoorwaarden

Afwatering

De afwatering van het achterliggende gebied ‘Battenbroek’ is al helemaal afgescheiden van het GGG. Extra voorzieningen op het gebied van afwatering zijn hier dus niet nodig.

Toegankelijkheid

Ter hoogte van de Polderhoeve wordt een op- en afrit voorzien naar de dienstweg op de ringdijk. Deze dienstweg sluit aan op de overloopdijk en de rivierdijk langs de Beneden - Nete. De buurtweg langs de ringdijk blijft behouden in functie van het woon- en werkverkeer in Battenbroek.

Page 23: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 23 van 54

Transport- en nutsleidingen

De fundering van de hoogspanningsmasten van de 150V-lijn wordt verstevigd.

De PIDPA-leiding doorheen het GOG wordt heraangelegd en voorzien van maatregelen tegen opdrijving.

Recreatieve voorzieningen

De ringdijk en de overloopdijk tussen de fietsbruggen is steeds toegankelijk voor wandelaars en fietsers. Enkel op de scheidingsdijk worden geen fietsers toegelaten omdat dit gebied wordt beschouwd als een overwinterings- en verblijfplaats voor watervogels. Binnen deze zone wordt dan ook een kijkhut en een infobord voorzien.

Voorzieningen in functie van natuurontwikkeling

In het GGG onderscheiden we twee verschillende gebieden:

• Het eerste gebied omvat het overgrote deel van het GGG. Het betreft het gebied tussen de rivierdijken en de oude dijk. In dit gebied wordt vermoed dat zich vrij snel laag schor en de daaraan gekoppelde kreken doorheen het gebied zal ontwikkelen.

De bestaande poldergrachten en het deel van de Grote Vijver vormen de aanzetten voor een optimale kreekontwikkeling.

• Het tweede gebied is gelegen tussen de oude dijk en de nieuwe ringdijk. Dit gebied ligt hoger en zal minder frequent overstromen. Er wordt verwacht dat er zich binnen deze zone hoog schor zal ontwikkelen. Om te vermijden dat er grote waterplassen in deze zone zouden ontstaan wordt in de oude dijk een bres voorzien om zo voldoende wisselwerking tussen het laag en het hoog schor te genereren.

In het geval er wordt geopteerd om een deel van de Grote Vijver binnen het GGG te voorzien (variant a) is het wenselijk dat een zijloop van de bestaande waterlopen in het gebied verder wordt uitgegraven tot aan de waterplas. Dit is noodzakelijk in functie van vismigratie en in functie van een optimale kreekontwikkeling tussen in- en uitwateringsconstructie en de kokers doorheen de scheidingsdijk.

2.4 GOG Grote Vijver deel 2

Het deelgebied Grote Vijver deel 2 wordt ingericht als gecontroleerd overstromingsgebied (GOG), met overloopdijk langs de Dijle.

Overloop- en ringdijken

Volgens de hydraulische berekeningen is er tussen de Dijle en het GOG Grote Vijver - deel 2 een overloopdijk van circa 1600 m lengte nodig op cota 7.00 m TAW. De bestaande rivierdijk wordt gemiddeld 1.50 m afgegraven met een kruinbreedte van 7 m en een GOG - helling van 12/4 rivierzijde en 20/4 Grote Vijver – zijde.

De ringdijk rondom de Grote Vijver heeft een kruinbreedte van 7 m en bestaat uit 4 verschillende segmenten:

• Het deel van de scheidingsdijk tussen Grote Vijver deel 1 en deel 2 werd in de vorige paragraaf besproken;

• Ter hoogte van het Battenbroekkasteel en de voetbalvelden is de ruimte te beperkt voor een volwaardige dijk. Er wordt geopteerd om een geïntegreerde waterkering (bv. keermuur, damwand, …) te gebruiken langs de bosrand van het kasteel en de voetbalvelden, waartegen een groen talud langs de rand van de Grote Vijver kan worden voorzien.

• Vanaf de cafetaria kan, mits herlocalisatie van de waterskivoorzieningen, langs de Blarenberglaan een volwaardige ringdijk worden aangelegd. Er wordt geopteerd om langs de zijde van de Grote Vijver een 12/4 helling aan te houden en langs E19 - zijde een 16/4 helling. Een flauwe helling van 16/4 biedt in dat kader meer inrichtings- en

Page 24: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 24 van 54

recreatiemogelijkheden dan een talud van 12/4. De cafetaria wordt geherlocaliseerd en de Blarenberglaan verliest haar functie. De dienstweg op de ringdijk kan als eventuele doorsteek dienen.

• Ten zuiden van de Grote Vijver wordt de bestaande dijk tussen het industriegebied en het recreatiegebied aangepast naar het profiel van een ringdijk met twee 12/4 taluds. Vermoedelijk zal de bestaande berm moeten worden verlaagd.

Uitwateringssluizen

Volgens de hydraulische berekeningen zijn voor de GOG - uitwatering 6 kokers noodzakelijk op 1.5 m TAW.

Randvoorwaarden

Afwatering

De afwatering van het achterliggende gebied Mechelen - Noord en de E19 zijn nagenoeg helemaal afgescheiden van het GOG. Enkel een noodafwatering van Mechelen - Noord situeert zich nabij de Grote Vijver. Deze gracht kan worden afgeleid naar de overkant van de Blarenberglaan en zo aansluiten op de koker onder en de langsgracht van de E19.

Toegankelijkheid

Er wordt een op- en afrit voorzien van op de Battenbroekweg naar de ringdijk en een op- en afrit van op de Blarenberglaan naar de dienstweg ter hoogte van het industrieterrein Mechelen – Noord, die tevens zal dienen als toegangsweg naar het nieuwe clublokaal van de waterskiclub MWK.

Transport- en nutsleidingen

De NATO - leiding komt buiten de werken te liggen waardoor geen extra maatregelen noodzakelijk zijn om de leiding tegen overstromingen te beschermen.

Langs de E19 moeten 2 hoogspanningsmasten van de 70V-lijn verplaatst worden (lijnmasten), en dienen 2 masten verstevigd te worden (hoekmasten).

Recreatieve voorzieningen

Op de ringdijk wordt een dienstweg voorzien die zowel voor fietsers als voor voetgangers toegankelijk zal zijn. Deze route sluit aan op de Battenbroekweg en vormt een nieuwe link in het recreatieve netwerk van de Dijle. Deze link vormt meteen ook een goed alternatief voor de ontoegankelijkheid van de overloopdijk tijdens overstromingen.

Vanuit veiligheidsoverwegingen en het garanderen van privacy wordt de recreatieve route ter hoogte van de geïntegreerde waterkering omgeleid via de Battenbroekweg en de buurtweg. De dienstweg blijft noodzakelijk in functie van onderhoud maar zal worden afgesloten voor wandelaars en fietsers.

De recreatieve voorzieningen van de waterskiclub worden gereorganiseerd in het zuiden van de Grote Vijver. Alle steigers en boothellingen worden langs de zuidrand van de vijver voorzien. De brasserie en het clubhuis worden eveneens in het zuidoosten langs de vijver voorzien. Deze locatie biedt voldoende inrichtingsmogelijkheden inzake parkeermogelijkheden en sluit aan bij het bedrijventerrein Mechelen - Noord waar de brasserie een belangrijke functie heeft.

Page 25: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 25 van 54

Toekomstige ontwikkelingen: “Aantakking Grote Vijver op de Nete”

Wanneer de waterkwaliteit van de Nete het toelaat, zal ook een aantakking op de Nete worden gerealiseerd (via het deelgebied Grote Vijver deel 1). De aantakking zelf en mogelijke effecten worden in dit MER bijgevolg nog niet besproken, wel wordt dit opgenomen als “ontwikkelingsscenario” (zie gelijknamig hoofdstuk in het MER).

Aantakking houdt in dat een waterlichaam fysisch wordt verbonden met een rivier. Dit houdt meestal in dat het betreffende waterlichaam (in dit geval een vijver) mee onderhevig wordt aan de peilschommelingen van de rivier, en dat er uitwisseling is van watermassa. In de praktijk kan dit gerealiseerd worden door op het moment dat de waterkwaliteit op de Nete het toelaat kokers te bouwen tussen de deelgebieden Grote Vijver deel 1 en deel 2. In het kader van de actualisatie van het Sigmaplan wordt ‘aantakking’ als maatregel gekozen om subtidaal habitat te voorzien voor vissen. Omwille van de strenge waterkwaliteitsvereisten die genoodzaakt zijn om op de Grote Vijver deel 2 waterskibeoefening te blijven behouden werd evenwel beslist om de verbinding tussen GGG Grote Vijver deel 1 en GOG Grote Vijver deel 2 pas te realiseren van zodra de waterkwaliteit van de Nete dit toelaat.

Figuur 2-5: inrichtingsplan Grote Vijver deel 2 – variant a

Page 26: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 26 van 54

Figuur 2-6: inrichtingsplan Grote Vijver deel 2 – variant b

Page 27: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 27 van 54

3 Aandacht voor ecologie en landschap

In het kader van de actualisatie van het Sigmaplan werd naast de beveiliging tegen overstromingen eveneens rekening gehouden met de doelstellingen omtrent behoud en versterking van de natuurwaarden binnen het Schelde-estuarium. Hieruit vloeiden de twee gelijkwaardige doelstellingen van het Sigmaplan, namelijk “veiligheid + natuurlijkheid”.

Op vlak van natuurlijkheid streeft men naar een situatie met (cfr. Langetermijnvisie)

1. Een grote diversiteit aan habitats, m.n. slikken, schorren, ondiep water en planten in zoet, brak en zout water, waarbinnen de bijhorende levensgemeenschappen duurzaam voorkomen en waar mogelijk versterkt worden;

2. Ruimte voor natuurlijke, dynamische, fysische, chemische en ecologische processen;

3. Een goede waterkwaliteit.

Zonder maatregelen die meer ruimte moeten geven aan de rivier kan dit streefbeeld niet gerealiseerd worden. Hierin speelt de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden met gereduceerd getij een prominente rol.

Gecontroleerde gereduceerde getijdengebieden (GGG’s) hebben een erg gunstig effect op het ecosysteem ter hoogte van de Dijlemonding en bij uitbreiding van het Schelde-estuarium. Slikken en schorren van het zoetwatergetijdengebied zijn zeldzaam op Europese schaal. Vele bijzondere vogels, vissen en ongewervelden vinden hier een ideaal leefgebied. De slikken en schorren zorgen voor een groter contactoppervlak van het water, waardoor er meer zuurstof in het water terecht komt. Meer zuurstof komt het waterleven ten goede. In de slikken treedt een complex bodemchemisch proces (denitrificatie) op waardoor stikstof uit het water verwijderd wordt. De planten op de schorren ontrekken stikstof en fosfor aan het water. Stikstof en fosfor zijn overmatig in de Dijle en Nete aanwezig door menselijke activiteiten.

Schorren brengen silicium in het Dijle- en Netewater. Silicium is, als belangrijke bouwsteen van kiezelwieren (diatomeeën), uiterst belangrijk voor het ecologisch functioneren van de betrokken waterlopen. Vanuit de slikken bevolken kleine diertjes en plantjes (fytoplankton en zooplankton) de Dijle en Nete, en via de Rupel ook de Schelde. Dit plankton vormt de basis van de voedselpiramide en is dus essentieel voor de vissen, vogels en zoogdieren in het Schelde-estuarium.

Om te vermijden dat bestaande bosfragmenten de veiligheid van de waterkeringen en in/uitwateringsconstructies in het gedrang kunnen brengen, worden deze voorafgaandelijk gekapt. Bedoeling is dat het landschap in de GGG-deelgebieden vervolgens geleidelijk en op spontane wijze zal omgevormd worden naar een estuarien natuurgebied. De inrichtingswerken worden – afgezien van de aanleg van dijken en in- en uitwateringsconstructies – dan ook tot een minimum beperkt.

Estuariene natuur is niet verzoenbaar met landbouwgebruik of bebouwing. Wel wordt bij de aanleg van het gebied rekening houden met het bestaande landgebruik. Tijdens de aanleg van de dijken zal het landgebruik mogelijk nog enkele jaren verder gezet kunnen worden.

Bij de inrichting van de overstromingsgebieden in de cluster Dijlemonding wordt maximaal aandacht besteed aan het behoud van de aanwezige landschapswaarden en –kenmerken. De projectgebieden Heindonk – Tien Vierendelen, Zennegat, Grote Vijver deel 1 en 2, overlappen in grote mate met de definitief aangeduide ankerplaats ‘Zennegat en Battenbroek’ alsook met de beschermde landschappen ‘Zennegat en Battenbroek – fase III, IV en V’.

Aanduiding van de ankerplaatsen heeft tot doel de landschappelijke waarden en landschappelijke kenmerken van deze landschappen mee te laten spelen in het

Page 28: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 28 van 54

afwegingskader bij het opstellen van ruimtelijke uitvoeringsplannen die geheel of gedeeltelijk in ankerplaatsen gelegen zijn. Bij de opmaak van een dergelijk RUP, worden de landschapswaarden en –kenmerken doorvertaald in stedenbouwkundige voorschriften. Vanaf de opname in de ruimtelijke uitvoeringsplannen worden de ankerplaatsen erfgoedlandschappen genoemd. De stedenbouwkundige voorschriften uit het RUP gelden voor alle burgers uit de betrokken gebieden.

In navolging van het decreet erfgoedlandschappen moeten binnen het GRUP Dijlemonding (Sigmaplan) uitspraken gemaakt worden over de omzetting van de ankerplaats “Zennegat en Battenbroek” naar erfgoedlandschap, door middel van een landschapstoets waarin wordt afgewogen hoe het plan zich verhoudt tot het erfgoedlandschap en beschermd erfgoed. In deze beoordeling dienen de waarden en typische kenmerken van het landschap, zoals opgenomen bij aanduiding van de ankerplaats, als toetsingskader. Deze landschapstoets is als bijlage gevoegd bij het MER.

Om hierop reeds op voorhand te anticiperen, werden de inrichtingsplannen zodanig opgesteld dat ze waar mogelijk tegemoet komen aan de landschappelijke en historische waarden kenmerkend voor de ankerplaats. Volgende maatregelen maken onderdeel uit van het plan:

1. Bij het ontwerp van de dijken en de inrichting van de gebieden werd aandacht besteed aan de inpassing in het historische rivierenlandschap om de leesbaarheid van het landschap te bevorderen:

- Het tracé van de nieuwe ringdijk t.h.v. GGG Grote Vijver (deel 1) volgt grotendeels het tracé van de oude dijk.

- Langs de zuidoostelijke grens van het GOG Heindonk – Tien Vierendelen (deel 1) wordt de oude scheidingsdijk (tussen Willebroek en Mechelen) verhoogd en versterkt. Dit houdt in dat de bestaande dijk als landschapsstructuur kan blijven bestaan en herkenbaar blijft in het landschap.

- Het gebied Zennegat ligt tussen de Dijle en de Zenne. Door de sterke geul- en kreekvorming vanuit beide rivieren werd het gebied pas na de aanleg van het kanaal ingepolderd. In het gebied zijn nog een aantal kreekrestanten zichtbaar en ook de oude Dijlearm is zeer structurerend.

Omdat het poldersysteem in het Zennegat nog vrij jong is en omdat er een aantal relicten van de rivier nog duidelijk aanwezig zijn in het gebied, laat men het bestaande grachtenstelsel verder evolueren naar kreken, zonder bijkomstige kunstmatige ingrepen.

Om tot een versnelde kreekontwikkeling te kunnen komen, zal gebruik gemaakt worden van de Oude Dijlearm. Hierdoor zal deze opnieuw functioneel worden betrokken bij de rivier.

- Het GOG Heindonk – Tien Vierendelen (deel 1) wordt ingericht met het oog op het voorbestaan van de landbouwactiviteiten binnen het gebied. Hierdoor blijven de karakteristieke akker- en weilandcomplexen behouden.

- Heindonk – Tien Vierendelen (deel 1) maakt deel uit van een grotere oude alluviale vlakte, die ingepolderd werd tot in Hooiendonk. Het gebied Heindonk onderscheidt zich evenwel van dit ruimer geheel door een ander grachtenpatroon en de aanwezigheid van de Heibeek. Bij de inrichting van de overstromingsgebieden wordt met deze differentiëring rekening gehouden door het gebied als zelfstandige eenheid te laten functioneren binnen het ruimere geheel.

De afwatering van beide gebieden (Heindonk t.o.v. Hooiendonk) wordt losgekoppeld van elkaar. De Heibeek dient in te staan voor de afwatering van het GOG, de Biezenloop en Gentvliet moeten instaan voor de afwatering van het ruimer geheel en worden bij voorkeur rechtstreeks aangesloten op de Dijle.

Page 29: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 29 van 54

De Gentvliet (t.h.v. het gebied Heindonk) wordt verlegd naar zijn oorspronkelijke bedding langs de oude dijk.

- De nieuwe ringdijk van het GGG Zennegat wordt aangelegd langs de rand van de hoger gelegen gronden langs de Hogeweg. Zo volgt de dijk de natuurlijke lijn van de topografie in het landschap, worden waardevolle akkerlanden gevrijwaard en wordt voldoende afstand gehouden van de woningen langs de Hogeweg.

2. Bij de afbakening van de overstromingsgebieden werd rekening gehouden met de erfgoedwaarden aanwezig in het landschap:

- Het Hooghuis (Hogeweg) werd buiten het GGG Zennegat gesloten.

Het Hooghuis is een vermoedelijk Spaans fort dat deel uitmaakte van een reeks controle- en verdedigingsposten ten noorden van Mechelen. Thans is het een L-vormig hoevecomplex bestaande uit een hooghuis, langschuur en een woonstalhuis als verbinding tussen beide. Hooghuis – Hogeweg werd aangeduid als puntrelict, beschermd monument en beschermd dorpsgezicht.

- De twee kapellen (bouwkundig erfgoed) die dreigen verloren te gaan omdat ze op het nieuw dijktracé gelegen zijn, worden verplaatst naar een locatie in de directe omgeving.

De kapellen dateren uit het begin en midden van de twintigste eeuw en zijn in historisch opzicht en in relatie met het landschap van zeer recente oorsprong. Niettemin hebben zij ook een erfgoedwaarde. Kapellen behoren in Vlaanderen zowel architecturaal als cultuurhistorisch tot het gemeenschappelijk erfgoed en het collectieve geheugen.

De bestaande kapellen blijven gespaard en worden geplaatst op of nabij de nieuwe dijk. Zij zullen een baken vormen in het nieuwe landschap.

- Het gehucht Zennegat, bestaande uit rijhuizen, sluiswachterswoning en grenzend aan de Zennegatsluis, wordt integraal behouden.

Het gehucht Zennegat, aan de samenvloeiing van de drie rivieren en de Leuvense Vaart, is een baken in het landschap. Naast enkele verspreid liggende hoeven is het de enige bebouwde kern in het open rivierenlandschap.

Dit gehucht, aan de monding van de Zenne en de samenvloeiing van de Zenne, Dijle en Leuvense Vaart, is vanouds een belangrijk oriëntatiepunt in het open rivierenlandschap. Als baken op Vlaams niveau is behoud en beheer van het bouwkundig erfgoed (de rijhuizen en de sluis van Zennegat) noodzakelijk en bijgevolg ook een van de uitgangspunten geweest bij het ontwerp van de nieuwe ringdijk.

De Zennegatsluis is een getijsluis op het kanaal Leuven-Dijle, en dateert van 1750-1752. De sluiswachterwoning bij de Zennegatsluis bleef bewaard (Zennegat nr.5).

- Het jaagpad en de kanaaldijk langs het gebied Zennegat blijven integraal behouden

3. Storende constructies en recreatieve voorzieningen werden gereorganiseerd nabij de industriële omgeving van Mechelen Noord, wat kansen schept voor herstel van open ruimte binnen het historisch landschap.

- De recreatieve voorzieningen van de waterskiclub worden afgebroken en gereorganiseerd in het zuiden van de Grote Vijver. Alle steigers en boothellingen worden langs de zuid- en zuidoostrand van de vijver voorzien. De brasserie en het clubhuis worden eveneens in het zuidoosten langs de vijver voorzien.

Page 30: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 30 van 54

4 Alternatieven en varianten

Grootschalige locatie- en inrichtingsalternatieven worden niet bekeken, gezien de afweging van dergelijke alternatieven reeds op het niveau van de plan-MER Sigmaplan werd gedaan. Dit strategisch MER leidde tot de beslissing van de Vlaamse Regering van 22 juli 2005. Daarbij zijn de verschillende maatschappelijke aspecten, waaronder veiligheid, landbouw en natuurlijke potenties, in rekening gebracht. Ingevolge de beslissing van de Vlaamse Regering ligt de afbakening en de timing voor de te ontwikkelen gebieden aan de Dijlemonding dan ook vast.

Bij de opmaak van het MER kwamen evenwel enkele kleinschalige locatie-, inrichtings-en uitvoeringsalternatieven aan bod. Deze worden wel onder de loep genomen en worden hierna verder besproken. Ook relevante inspraakreacties na publieke consultatie van de kennisgevingsnota worden mee beschouwd.

4.1 Grenscorrecties t.o.v. het MWeA

Ten opzichte van de regeringsbeslissing van 22 juli 2005 (MWeA) werden in het inrichtingsplan reeds volgende ‘grenscorrecties’ – lees tracé-aanpassingen van de dijkcontouren – aangebracht.

� Deelgebied Heindonk – Tien Vierendelen: inkrimping van de MWeA-contour met 2,4 ha: omwille van cultuurhistorische en landschappelijke redenen wordt de historische scheidingsdijk gevolgd. In het zuidoosten van het deelgebied wordt hiermee eveneens vermeden dat er naar de landbouw toe problemen kunnen ontstaan naar toegankelijkheid van de gronden.

� Deelgebied Grote Vijver deel 1: uitbreiding van de MWeA-contour met 3,6 ha: omwille van aankoop W&Z van gronden ten noordwesten van kasteel Battenbroek kan het deelgebied uitgebreid worden en krijgt het gebied een logischer oostelijke begrenzing aan het gebied Battenbroek.

� Deelgebied Zennegat: inkrimping van de MWeA-contour met 8,4 ha: vrijwaring van tuinen van de woningen ten zuiden van het gebied en vrijwaring van de gronden van een vleesveebedrijf.

4.2 Scheiding GGG Grote Vijver deel 1 en GOG Grote Vijver deel 2

In voorliggend MER wordt voor het tracé van de ringdijk ter hoogte van de scheiding tussen deelgebied GGG Grote Vijver I en deelgebied GOG Grote Vijver II twee mogelijke varianten in beschouwing genomen:

� Variant a: de ringdijk wordt dwars doorheen de ‘uitsteek’ van de Grote Vijver aangelegd.

Page 31: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 31 van 54

Figuur 4-1: variant waarbij de ringdijk tussen GV I en GV II dwars door de vijver wordt aangelegd.

� Variant b (cfr. voorstel inrichtingsplan THV Sigma Dijle, mei 2008): de ringdijk volgt de ‘uitsteek’ van de Grote Vijver.

Figuur 4-2: ringdijk tussen GV I en GV II volgt de loop van de vijver.

4.3 Alternatieven n.a.v. terinzagelegging van kennisgeving

In het kader van de terinzagelegging van de kennisgeving werden een aantal alternatieven voorgesteld. Deze voorstellen variëren van een beperkte tracé-aanpassing van de ringdijk in Heindonk om verder weg van de tuinen van Kleine Bergen te liggen, een locatiealternatief/contouraanpassing voor deelgebied Grote Vijver I (richting Battenbroek) en een inrichtingsalternatief voor Grote Vijver I (GOG in plaats van GGG). Deze worden hieronder meer verduidelijkt. De effectbespreking wordt gegeven in § 1.5.

Page 32: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 32 van 54

4.3.1 Beperkte tracéaanpassing ter hoogte van Heindonk – Tien-Vierendelen

De vraag werd gesteld of het mogelijk is om het tracé sneller af te buigen zodat de ringdijk verder weg ligt van de tuinen te Kleine Bergen 14-16. De geplande ringdijk volgt hier de beek en grenst aan de achterkant van de tuin van Kleine Bergen 14 en een stukje van nr. 16 (enkel een oude berm ligt ertussen, bekend als de ‘Ouden Weg’).

4.3.2 Alternatieven voor het gebied Grote Vijver deel 1

1. Locatiealternatief Grote Vijver I

Dit alternatief bestaat erin een gebied te beschrijven begrepen tussen Dijle en Nete enerzijds en afgebakend door een dijk die zou starten aan de Dijledijk in het noordelijkste punt van Grote Vijver deel 2, vervolgens pal naar het noorden zou lopen richting uithoek Pretersweg tot net achter de hoogspanningslijn en nadien gewoon parallel zou lopen met deze hoogspanningslijn tot aan de Nete nabij de brug van de E19.

Page 33: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 33 van 54

2. Locatiealternatief voor het gebied GGG Grote Vijver deel 1 én contouraanpassing van het GOG Grote Vijver deel 2

Net als bij het vorig alternatief werd de vraag gesteld of het gebied tussen de hoogspanningslijn tot de Neteoevers, vertrekkende van de Dijle ten westen tot het kruispunt met de E19 ten oosten, kan dienen als alternatief voor de inrichting van het GGG Grote Vijver deel 1. Voor het gedeelte Grote Vijver deel II werd gesteld het GOG gebied af te sluiten ofwel op basis van de huidige dam in het waterskigebied, ofwel in het verlengde van het kasteel.

3. Contouraanpassing Grote Vijver deel 1 door enkel villa uit te snijden

Via een inspraakreactie wordt de vraag gesteld of door een hertekening van de contouren van de grenzen van het deelgebied Grote Vijver I het mogelijk is om de woningen, gevestigd op een natuurlijk verhoogde zandplaat (de zogenaamde ‘alleenstaande villa’), te vrijwaren. Eventueel verlies aan oppervlakte zou dan gecompenseerd kunnen worden met een ander deel van Battenbroek.

4.3.3 Inrichtingsalternatief door Grote Vijver deel 1 in te richten als GOG en niet als GGG

Het gebied Grote Vijver deel 1 bestaat momenteel uit een bos van +/- 24 ha met jonge aanplantingen. Bij inrichting als GGG zal bij elk tij dit gebied onder water komen te staan met als gevolg dat de huidige beplanting zal afsterven en ook het rijke wildbestand zal verdwijnen. Om de huidige toestand te bewaren, werd gevraagd om dit gebied om te vormen tot een GOG gebied i.p.v. een GGG-gebied, met iets lagere ringdijk dan Grote Vijver deel 2. Hierdoor zou de ringdijk slechts 1 à 2 keer per jaar overlopen en zou er geen invloed bestaan op de huidige fauna en flora.

4.3.4 Alternatief voor dijk langs kasteel van Battenbroek

Er worden alternatieven gevraagd om ervoor te zorgen dat het tracé van de dijk t.h.v. het kasteel van Battenbroek in overeenstemming is met zowel maatschappelijke als private belangen. Het domein van het kasteel dient zo min mogelijk aangetast te worden.

Page 34: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 34 van 54

5 De beoordeling van de effecten

Onder dit hoofdstuk worden de voornaamste effecten van het project op de omgeving besproken. Er wordt in deze samenvatting gefocust op ingrepen die een min- of meerwaarde bieden aan de omgeving. Voor een volledige bespreking wordt verwezen naar het desbetreffende hoofdstuk in het MER zelf.

5.1 Bodem en morfologie

De belangrijkste bodemkundige en morfologische effecten gedurende de aanleg en inwerkingtreding van de overstromingsgebieden binnen cluster Dijlemonding zijn:

� Permanente wijziging van de bodemstructuur in GGG-gebieden

De inrichting van de gebieden als overstromingsgebieden betekent dat deze onder water zullen komen te staan, waardoor ten gevolge van sedimentatie en erosie een geleidelijke wijziging zal optreden in de bodemstructuur. Bij voldoende grote stromingssnelheden en overstromingsfrequenties zal een volledig nieuw bodemprofiel, typisch voor buitendijkse gebieden, tot ontwikkeling komen. Dit zal uiteraard voornamelijk het geval zijn bij de gebieden Zennegat en Grote Vijver deel 1, gezien deze als GGG twee maal elke dag zullen overstromen.

� Aandacht voor sedimentatie/erosie in GGG-gebieden versus het behouden van de gewenste waterbergingscapaciteit van het overstromingsgebied

Tijdens de werking van de GGG-gebieden zullen sedimentatie- en erosieprocessen optreden als gevolg van de werking van het getij. Definitieve uitspraken over netto sedimentatie of erosie in de GGG’s kunnen nog niet worden gedaan. Vast staat dat de eerste jaren vooral netto-sedimentatie optreedt (tot meerdere cm/jaar) en dat dit geleidelijk aan vermindert tot een evenwichtssituatie bereikt wordt. Door het voorzien van adaptief sluisbeheer kan de sedimentatiesnelheid, en hiermee gepaard gaande overstromingsniveaus, gecontroleerd worden. Zo kan de sedimentatie indien nodig worden verminderd, zodat de waterbergingsfunctie bij GOG-werking gegarandeerd blijft.

� Bodemverdichting door werking en aanleg van het GOG Heindonk – Tien Vierendelen met negatieve impact op landbouwgrond tot gevolg

Het GOG Grote Vijver deel 2 zal, op bodemkundig vlak, praktisch geen wijzigingen ondergaan gezien het hier reeds om een grote waterplas gaat. De bodem binnen het GOG Heindonk – Tien Vierendelen zal negatief beïnvloedt worden door zowel de aanleg van dijken en leidingen als inwerkingtreding als GOG, en dit voornamelijk op vlak van bodemverdichting. Dit gebied blijft landbouwgebied waardoor wijzigingen in de bodemstructuur af te raden zijn. Verdichting van de bodem zal evenwel optreden door werkzaamheden binnen het gebied, stockagezones, aanleg van werfwegen, rooien van vegetatie. In geval van GOG-werking zal, ondanks de geringe frequentie van optreden (1 maal op 25 jaar), eveneens verdichting optreden, wat gezien de verdere invulling als landbouwgebied negatief wordt beoordeeld.

� Bij overstroming zullen (extra) verontreinigingen uit de rivieren neerslaan in de bodem van het gebied.

De inrichting van de overstromingsgebieden zal verder ook zorgen voor een afdekking van de aanwezige verontreinigingen door sedimentatie. Anderzijds kunnen ook verontreinigingen in het oppervlaktewater in de gebieden neerslaan. Hierbij is vooral de verontreiniging die geadsorbeerd is aan de zwevende stoffen in het overstromingswater een belangrijke randvoorwaarde. Uitgaande van de slechte bodemkwaliteit in de Dijle, Nete, Zenne en Grote Vijver deel 2 wordt het afzetten van een verontreinigd sliblaagje in de GGG-gebieden negatiever beoordeeld dan het mogelijks migreren van aanwezige verontreinigingen in de projectgebieden. In de toekomst wordt, dankzij de uitbouw van waterzuiveringsinfrastructuur en de zuiverende werking van de GGG-gebieden op zich, een verbetering van de kwaliteit van de zwevende stoffen verwacht.

Page 35: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 35 van 54

5.2 Water

De belangrijkste effecten op de waterhuishouding en de waterkwaliteit, gedurende de aanleg en inwerkingtreding van de overstromingsgebieden, zijn:

� Effecten t.g.v. bemalingswerken zijn beperkt negatief van aard.

Bij berekening werd de invloedsstraal van bemaling (t.b.v. werken aan de dijken en leidingen) geschat op een 10-tal meter, waardoor het tijdelijk effect op de grondwaterhuishouding als beperkt negatief wordt beoordeeld. Tevens zijn de verwachte debieten van het te lozen bemalingswater klein genoeg om ze zonder problemen af te voeren via de waterlopen in de projectgebieden naar de Nete en Dijle. Verder kan tijdens de werken grond- en oppervlaktewater verontreinigd worden t.g.v. calamiteiten en het lozen van bemalingswater op de waterlopen en grachten in de projectgebieden.

� De projectgebieden Zennegat en Grote Vijver deel 1 zullen vernatten. Er wordt geen impact verwacht buiten de projectgebieden.

Dit is een logisch gevolg van de inrichting als ‘gecontroleerd overstromingsgebied met gereduceerd getij’ (GGG). Deze GGG’s zullen dagelijks onder invloed komen te staan van overstromingen door Dijle- (GGG Zennegat) en Netewater (GGG Grote Vijver I). De vernatting zal geen impact hebben buiten de ringdijk, omwille van het voorzien van drainerende ringgrachten. Bij de dimensionering van de ringgrachten wordt er eveneens voor gezorgd dat er geen verdroging kan optreden buiten de projectgebieden.

� Bijdrage tot veiligheid tegen overstromingen in het Scheldebekken

Uit studies gevoerd door het Waterbouwkundig Labo blijkt dat de projecten in de Dijlemonding een bijdrage leveren tot het behalen van de algemene veiligheidsdoelstellingen van het Sigmaplan. Op die manier wordt het Schelde-estuarium gevrijwaard van overstromingen die eens om de 4000 jaar kunnen voorkomen.

� De werking van de GGG’s heeft een positieve impact op de waterkwaliteit van het Schelde-estuarium.

De inrichting van GGG’s zal positieve effecten genereren op de waterkwaliteit van de Dijle en de Nete. Uit experimenteel onderzoek blijkt dat schorren een heel belangrijk sink (= plaats waar voedingsstoffen worden opgenomen) zijn voor stikstof en anderzijds een source (= bron) voor opgelost silicium. Schorren blijken derhalve belangrijk te zijn voor een goede nutriënthuishouding. Op die manier kunnen de projecten een positieve impact hebben op de waterkwaliteit en het ecologisch functioneren van het Schelde-estuarium in het algemeen en de cluster Dijlemonding in het bijzonder.

� Mogelijks negatieve impact op grondwaterkwaliteit

Impact op de grondwaterkwaliteit kan ontstaan door het inbrengen van verontreinigingen tijdens overstromingen van de projectgebieden, verspreiding van in de projectgebieden aanwezige grondwaterverontreinigingen en calamiteiten tijdens het onderhoud.

� Positieve impact op de structuurkwaliteit van de Dijle en de Nete

Door het teruggeven van land aan de rivier en de ontwikkeling van schorren in de GGG’s wordt een positieve invloed verwacht op de structuurkwaliteit van de Dijle en de Nete.

� Tijdelijke vervuiling van de Grote Vijver bij overstroming met vervuild rivierwater.

Page 36: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 36 van 54

Door GOG-werking van de Grote Vijver II kan er vervuild rivierwater in de vijver binnen komen. Eventuele overstromingen zullen evenwel eerder een langetermijnimpact hebben op de waterbodemkwaliteit d.m.v. bezinking van vervuild gesuspendeerd sediment i.p.v. een effectieve impact op de waterkolom zelf. Het blijkt immres dat de polluenten aan het sediment geadsorbeerd blijven en niet vrijgegeven worden aan het vrij water. Uiteraard zal de waterkolom een verlaagde kwaliteit vertonen na overstromingen maar dit is van tijdelijke aard. Via de keuze van de hoogteligging van de overloopdijken voor de verschillende gebieden is er overigens naar gestreefd dat de Grote Vijver slechts overstroomt met een statistische frequentie van éénmaal in 25 jaar. Deze lage frequentie is mogelijk doordat andere overstromingsgebieden een vroegere GOG-werking kennen.

5.3 Geluid en trillingen

De impact van de werkzaamheden op het omgevingsgeluid worden besproken in dit hoofdstuk. Wanneer de projecten gerealiseerd zijn vervalt de eventuele bijdrage aan het oorspronkelijke omgevingsgeluid. De belangrijkste effecten zijn:

� De (tijdelijke) activiteiten zullen voor een beduidende verstoring van het omgevingsgeluid zorgen.

Gezien de korte afstand van de werkzaamheden en de aard van de werkzaamheden zal een verstoring van het omgevingsgeluid onvermijdelijk zijn. De werkzaamheden met de grootste relevante impact betreffen: het heien van damplanken en funderingspalen, het betonneren van de sluizen, de aanleg van de ringdijk. Het omgevingsgeluid zal tijdens de werken aan de meest nabijgelegen woningen +/- 70 à 80 dB(A) bedragen. Op basis van het huidige gemeten omgevingsgeluid, zal het omgevingsgeluid tijdens de werken aan de desbetreffende projectgebieden aan woningen op minder dan 50 m tot dit dijkvak bijgevolg met meer dan 20 dB(A) stijgen.

� Extra vrachtverkeer genereert enkel een negatief effect t.h.v. rustige toegangswegen.

Het effect van het extra vrachtverkeer in functie van het project zal veelal te beperkt negatief tot verwaarloosbaar zijn, enkel t.h.v. rustige toegangswegen (zie Kleine Bergen) kan het effect significant negatief (stijging tot 6 dB(A)) beoordeeld worden.

5.4 Fauna en flora

De belangrijkste effecten op fauna en flora, gedurende de aanleg en inwerkingtreding van de overstromingsgebieden, worden hierna opgesomd. De effecten op het enerzijds aanleggen van een dijk doorheen de noordelijke uitloper van de grote vijver, of anderzijds langs de vijver, wordt besproken onder § 7.1 ‘alternatievenafweging’.

� De aanleg van nieuwe ringdijken en ombouwen van bestaande rivierdijken betekent een verlies aan bestaande biologische waarden.

Het merendeel van de huidige dijkvegetaties heeft relatief hoge biologische waarde. Door het uitvoeren van de dijkwerken aan bestaande dijken zullen er dan ook verstrekkende (tijdelijke) gevolgen optreden voor de aanwezige vegetatietypes. Het aanleggen van nieuwe ringdijken zal een impact hebben indien dit een inname van biologisch waardevol gebied betreft. Dit is enkel het geval ter hoogte van Heindonk – Tien Vierendelen. Het zeer waardevolle voorland (schor) ter hoogte van dit deelgebied zal deels verdwijnen door het uitvoeren van de dijkwerken. Dit vegetatietype zal echter volop ontwikkeld worden in de GGG’s, waardoor er voor het verdwijnen ervan binnen het project zelf gecompenseerd wordt. Er wordt hierbij verwacht dat ook de broedvogels van dit vegetatietype zich zullen verplaatsen naar de zones binnen het GGG waar deze vegetatie voorkomt. De uitvoering van het project schept dan ook kansen voor de ontwikkeling van een duurzame populatie van tal van specifieke soorten in en rond de Dijlemonding.

Page 37: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 37 van 54

� Door de creatie van aanlegmogelijkheden voor boten zullen de aanwezige schorren tijdelijk schade ondervinden.

Vanuit het Zennegat is het niet evident om over de weg de andere deelgebieden vlot te bereiken, waardoor best ook aanlegmogelijkheden worden gecreëerd langs de Dijle en de Nete. Hierdoor zal een deel van het voorland (tijdelijk) schade ondervinden. Ondanks het feit dat er hierdoor (beperkte) schade zal optreden aan de slikken en schorren, wordt het gebruik van transport over water toch als positief beschouwd vanuit de discipline fauna en flora. Indien alle transport van materiaal via de weg zou gebeuren, zou de milieu-impact immers nog veel groter zijn

� Overstroming met vervuild water bij inwerkingtreding van het GOG Heindonk – Tien Vierendelen betekent een negatieve impact op de aanwezige biotopen.

Er wordt verwacht dat het GOG Heindonk - Tien Vierendelen zal overstromen met een retourperiode van 25 jaar. Voor vele van de aanwezige biotopen zal de instroom van water in het gebied een negatief effect hebben. De overlevingskansen van de vegetaties nemen hierbij sterk af met de duur van de overstromingsperiode. Ook de waterkwaliteit zal een invloed hebben op de aanwezige biotopen. Zo zal de instroming van water met de huidige kwaliteit zorgen voor eutrofiëring door de hoge voedselrijkdom. Er kan echter wel een verdere verbetering van de waterkwaliteit van Dijle en Zenne verwacht worden, zodat de effecten van de waterkwaliteit in de toekomst een minder grote impact zullen hebben.

� De meeste bestaande biotopen in de GGG’s Grote Vijver I en Zennegat zullen van biotoop veranderen.

Door het uitvoeren van de werken zullen de meeste bestaande biotopen in de deelgebieden Grote Vijver I en Zennegat meteen of na verloop van tijd verloren gaan of wijzigen. In totaal zal er een kleine 70ha drastisch of minder drastisch van biotoop veranderen. Deze gebieden zullen GGG ontwikkeld worden, waardoor ze dagelijks aan het getij onderhevig zullen zijn. De weilanden, bosjes en ruigten die momenteel er momenteel, zullen worden omgevormd tot een dynamisch wetland met een slikken en schorrenvegetatie.

De ‘estuariene natuur’ die zich in de cluster Dijlemonding zal ontwikkelen, draagt bij aan de instandhoudingsdoelstellingen voor het Schelde-estuarium, die opgesteld werden in het kader van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. Daarom wordt het verlies van de huidige vegetatietypes niet als negatief beoordeeld. Meer nog, het effect zal zelfs positief zijn, omdat er meer waardevolle biotopen in de plaats komen (zie onder).

� De aanleg van GGG’s hebben een erg gunstig effect op het ecosysteem vanhet Schelde-estuarium.

De slikken en schorren zorgen voor een groter contactoppervlak van het water, waardoor er meer zuurstof in het water terecht komt. Meer zuurstof komt het waterleven ten goede. In de slikken treedt een complex bodemchemisch proces (denitrificatie) op waardoor stikstof uit het water verwijderd wordt. De planten op de schorren onttrekken stikstof en fosfor aan het water. Stikstof en fosfor zijn overmatig in het Scheldewater aanwezig door menselijke activiteiten.

Schorren brengen daarenboven silicium in het Scheldewater. Silicium is, als belangrijke bouwsteen van kiezelwieren (diatomeeën), uiterst belangrijk voor het ecologisch functioneren van de Schelde. Vanuit de slikken bevolken kleine diertjes en plantjes (fytoplankton en zooplankton) de Schelde. Dit plankton vormt de basis van de voedselpiramide en is dus essentieel voor de vissen, vogels en zoogdieren in de Schelde. Vele vogels, vissen en ongewervelden vinden hier een ideaal leefgebied. Bovenstaande omschrijving toont aan dat de GGG’s een belangrijke bijdrage leveren tot het realiseren van de instandhoudingsdoelstelling van het Zeescheldebekken, zoals opgelegd door de Europese Commissie.

� Door het creëren van een overstromingsregime zullen er zich binnen de GGG-deelgebieden diverse habitats ontwikkelen.

Page 38: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 38 van 54

In de GGG’s kunnen volgende typen habitat mogelijks tot ontwikkeling komen: zoetwaterslikken, zoetwaterschorren, biezenvegetaties, zoet-tidale rietlanden, ruigten, wilgenstruwelen met bittere veldkers. Voor een beschrijving van de types wordt verwezen naar het MER.

� Ook inzake fauna wordt de omvorming van de huidige habitats in de GGG-gebieden naar estuariene natuur positief beoordeeld.

Gecontroleerde getijdengebieden zijn erg in trek bij vissen. Ook watervogels worden in grote mate aangetrokken tot getijdengebieden.

Uit onderzoek (voorbeeldgebied ‘Lippenbroek’) blijkt dat zowat alle vissoorten die in de rivieren leven, ook in de GGG’s zullen voorkomen. In het ontwerp van de in- en uitwateringssluizen worden daarom maatregelen genomen om vismigratie te bevorderen.

Volgende watervogels kunnen verwacht worden: benthivoren (Water- en houtsnip, Tureluur, Groenpootruiter, Zwarte ruiter, Kemphaan, Kleine plevier, Witgatje,..) en eenden (Wilde eend, Krakeend, Tafeleend, Wintertaling,..). Ook specifieke bos- en rietvogels kunnen in het gebied aanwezig zijn of broeden. Ook voor een aantal bijzondere vogelsoorten kan het nieuw ingerichte gebied een leefgebied vormen: Bruine kiekendief, Snor, Kluut, Lepelaar, Purperreiger, Kwak, Blauwborst, Baardmannetje, Rietzanger, Scholekster,....

� De uitvoering van de werken kan tijdelijk een nadelig effect hebben op de aanwezige (broed)vogels.

Voor sommige soortgroepen zijn nadelige effecten van geluidsbelasting bekend. Van broedvogels is bekend dat gebieden met een te hoge geluidsbelasting vermeden worden en dat het reproductiesucces in deze gebieden lager is dan in ongestoorde gebieden. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de terreinwerkzaamheden in de inrichtingsfase een negatief effect zullen hebben op de aanwezige (avifauna)populaties.

Voor de vogelsoorten waarvoor mogelijks (tijdelijke) effecten optreden wordt evenwel geoordeeld dat er vanwege de uitwijkmogelijkheden die deze soorten hebben, geen (significant) negatieve impact is te verwachten.

� Er wordt (tijdelijk) sterke eutrofiëring verwacht van de GGG-gebieden Zennegat en Grote Vijver I.

Deze is het gevolg van de hoge nutriëntenrijkdom van Dijle en Nete. De inrichting van de zoetwatergetijdegebieden zal er evenwel voor zorgen dat de nutriënteninput (= eutrofiëringsgraad) vanuit het water in de toekomst gestaag zal afnemen. De slikken en schorren zorgen immers voor een groter contactoppervlak van het water, waardoor er meer zuurstof in het water terecht komt, wat het waterleven ten goede komt. Daarnaast treedt er in de slikken een complex bodemchemisch proces (denitrificatie) op waarbij er stikstof uit het water verwijderd wordt. Ook de planten op de schorren ontrekken stikstof en fosfor aan het water, waardoor de eutrofiëringsgraad van de waterlopen verder kan afnemen.

� Mogelijke vrijstelling van giftige stoffen uit de waterbodem

Ondanks de sterke verbetering van de waterkwaliteit van de Zenne sinds 2007 is waterbodem ten noorden van Brussel nog steeds sterk vervuild. Deze vervuiling zou door de verbetering van de waterkwaliteit (hoger gehalte aan opgeloste zuurstof) kunnen vrijkomen vanuit de waterbodem en zo voor een nalevering van giftige stoffen in de waterlopen en mogelijks ook in de deelgebieden kunnen zorgen.

Er kan besloten worden dat de voorgenomen activiteit een positieve invloed heeft op de staat van instandhouding van diverse relevante habitattypes en soorten. Verwacht wordt dat de leefbaarheid en de staat van instandhouding voor heel wat habitats en

Page 39: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 39 van 54

soorten op relatief korte termijn (enkele jaren) na realisatie van het project, aanzienlijk zullen verbeteren.

5.5 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

De beoordeling van de te verwachten effecten wordt bepaald door de ruimtelijke omvang en de duur van de impact enerzijds, en de waarde van het getroffen ‘relict’ of ‘landschapstype’ anderzijds. In het bijzonder wordt hierbij rekening gehouden met de erfgoedwaarden van de definitief aangeduide ankerplaats “Zennegat en Battenbroek”. De uitvoering van het Sigmaplan aan de Dijlemonding kan voor bepaalde delen van de ankerplaats (en het beschermd landschap) een wezenlijke verandering betekenen voor het historische cultuur- en natuurlandschap zoals het zich vandaag voordoet. Hiervoor wordt verwezen naar de landschapstoets in bijlage bij het MER.

Er wordt verder nog op gewezen dat bij het opmaken van de inrichtingsplannen maximaal rekening gehouden werd met de landschapswaarde van het gebied. De inrichtingsplannen werden zodanig opgesteld dat ze waar mogelijk tegemoet komen aan de landschappelijke en historische waarden en kenmerken voor de ankerplaats (erfgoedlandschap) “Zennegat en Battenbroek”. Dit wordt sterk positief gewaardeerd. De reeds genomen maatregelen worden vermeld onder het hoofdstuk ‘Aandacht voor ecologie en landschap’.

Volgende effecten kunnen worden aangehaald:

� Door de aanleg van overstromingsgebieden wordt het huidige rivierenlandschap uitgebreid tot een overstromingslandschap.

Momenteel komt een open rivierlandschap voor met grote polders, hoge rivierdijken en grote infrastructuren zoals het kanaal en de Grote Vijver. Met de aanleg van overstromingsgebieden wordt het rivierenlandschap uitgebreid tot een overstromingslandschap. De karakteristieke openheid van het gebied blijft hiermee gevrijwaard in de toekomst, wat positief wordt beoordeeld. Het polderlandschap zal evenwel grotendeels (terug) plaats maken voor een natuurlijk landschap. Hiermee wordt een relictlaag, van vóór de Middeleeuwen en vóór de doorgedreven inpoldering, terug zichtbaar in het landschap. Gezien er bij deze ‘omschakeling’ in landschappelijke structuur maximaal rekening wordt gehouden met het behoud van de kleinschalige polderrelicten in het vernatuurlijkt gebied, wordt dit als beperkt negatief beoordeeld.

� Het Sigmaplan sluit aan bij de natuurlijke evolutie van de Schelde naar een getijdenrivier.

Het door menselijk ingrijpen ontwikkelen van een estuarien riviersysteem met slikken en schorren in kader van het Sigmaplan, sluit aan bij de evolutie naar een getijdensysteem, een evolutie waaraan het ganse Schelde-estuarium sinds de late Middeleeuwen in toenemende mate onderhevig is. Deze evolutie werd door menselijk ingrijpen (inpoldering, inperken kombergingsvermogen van de rivier) geïntensifieerd, en wordt vandaag nog verder versneld door de zeespiegelstijging en de versterking van de getijdendynamiek. Door het voorzien van onder meer estuariene overstromingsgebieden sluit het Sigmaplan aan bij de natuurlijke evolutie van de Schelde naar een getijdenrivier.

� De nieuwe ruimtelijk en functionele samenhang die de gebieden krijgen, zal de leesbaarheid van het historisch gegroeide rivierenlandschap verzwakken.

Op kleinere schaal kan vastgesteld worden dat elk gebied binnen de cluster Dijlemonding op structureel-landschappelijk vlak sterk van elkaar verschilt: een lappendeken van nagenoeg halfnatuurlijke en door de mens gecreëerde biotopen, die zowel het historische als het actuele bodemgebruik in de verf zetten. Deze karakteristieke verscheidenheid, die zijn oorsprong vindt in de uiteenlopende historische evoluties van de gebieden, dreigt door de aanleg van overloopdijken, overstromingsgebieden en ringdijken verloren te gaan. De nieuwe ruimtelijk en

Page 40: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 40 van 54

functionele samenhang die de gebieden krijgen, zal de leesbaarheid van het historisch gegroeide rivierenlandschap verzwakken. Dit wordt negatief beoordeeld. Bij het opstellen van de inrichtingsplannen van de gebieden werd evenwel rekening gehouden met de verschillende cultuur- en natuurhistorische evoluties van de projectgebieden, waarna per gebied een aparte inrichtingsvisie werd uitgewerkt, zodat de diversiteit van het gebied kon worden gerespecteerd en benadrukt. Op die manier wordt het effect in sterke mate gemilderd.

� Het afbreken van gebiedsvreemde constructies en rooien van vegetatie wordt negatief beoordeeld.

Enkele kapellen, woningen en een als bouwkundig erfgoed bestempelde villa zullen afgebroken worden. Dit heeft een negatief effect op de cultuurhistorische waarde van het gebied. De historisch waardevolle kapellen die afgebroken worden, zullen evenwel terug worden geplaatst op of vlakbij de nieuwe ringdijk, waardoor het effect sterk gematigd wordt. De als bouwkundig erfgoed genoteerde “alleenstaande villa”, kan niet worden vrijwaard en dient afgebroken te worden tijdens de voorbereidingsfase. Aangezien de huidige villa en omgevend domein evenwel geen relatie meer hebben met de historische landbouwomgeving, en deze bijgevolg een geringe erfgoedwaarde heeft, wordt de afbraak van de villa, in navolging met het advies van Onroerend Erfgoed, slechts beperkt negatief beoordeeld.

� Interferentie van de werken met het kasteeldomein Battenbroek en de Polderhoeve is reëel.

De afstand tussen beide het kasteel van Battenbroek en de Polderhoeve, tot de locatie van de nieuwe ringdijk is zeer beperkt. Hierdoor kan er mogelijks interferentie optreden tijdens de werken aan de dijken langsheen dit bouwkundig erfgoed. Ter hoogte van het kasteel werd daarom geopteerd voor een geïntegreerde waterkering in plaats van een volwaardige dijk, wat positief gewaardeerd wordt. Er bestaat evenwel nog steeds kans op het affecteren van beide gebieden. Onder “milderende maatregelen” wordt hiervoor aandacht gevraagd.

� Potentieel negatieve effecten voor het aanwezige archeologisch erfgoed

Overal waar graafwerken dienen uitgevoerd te worden bestaat er een potentieel risico op vergraving van archeologische relicten.

Waar in het kader van de inrichting van de deelgebieden GOG Heindonk – Tien Vierendelen (deel 1), GGG Grote Vijver (deel 1), GOG Grote Vijver (deel 2) en GGG Zennegat diepe graafwerken (in de orde van 5m of dieper) dienen uitgevoerd te worden, bestaat een reëel risico bestaat op vergraving van archeologische relicten. Het is daarom van groot belang om in alle zones waar de huidige bodemopbouw in het kader van de werken ingrijpend zal worden verstoord, op voorhand aanvullend booronderzoek uit te voeren en deze werken te voorzien van een archeologische prospectie. Bij de inwerkingtreding van de GGG-gebieden kunnen de erosieve processen eveneens een impact kunnen hebben op het bodemarchief, met name ter hoogte van de geul- en kreekaanzetten. Uitschuring van het krekenstelsel kan plaats vinden tot het niveau van gemiddeld laag water. Ter hoogte van de projectgebieden bestaat het risico dat de uitschuring van het krekenstelsel eens geactiveerd een potentiële impact kan hebben op het archeologisch patrimonium. Deze impact is evenwel erg lokaal en mag niet over de volledige toekomstige intergetijdengebieden veralgemeend worden. Over het grootste gedeelte van de toekomstige GGG’s (buiten de uitschuringszones) zal er immers een opslibbing plaatsvinden, waardoor hier eventuele archeologische resten nog meer worden afgedekt dan nu al het geval is. Dit positief effect is evenwel afhankelijk van de plaats van uitschuring van kreken t.o.v. de archeologische waarden.

� De landschappelijke structuur wijzigt, zowel op grote als op kleine schaal.

De grootste wijziging t.o.v. de huidige situatie wordt verwacht bij de projecten Zennegat en Grote Vijver deel 1, gezien hier eveneens een nieuwe natuurinrichting wordt nagestreefd. De wijziging van de landschapsstructuur van het project Heindonk – Tien

Page 41: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 41 van 54

Vierendelen beperkt zich tot de aanleg van nieuwe dijken en bijhorende afwateringsinfrastructuren en het verdwijnen van een visvijver t.h.v. Kleine Bergen. Het landbouwgebruik kan hier blijven bestaan, gezien dit overstromingsgebied minder frequent zal overstromen dan de vorig genoemde. T.h.v. het gebied Grote Vijver deel 2 worden nieuwe dijken ontworpen, zodat deze kan dienst doen als GOG, maar wordt momenteel nog geen aantakking op de Nete gerealiseerd. De aanwezigheid van nieuwe ringdijken wordt negatief beoordeeld, gezien deze een nieuwe samenhang in het landschap creëren, waardoor de leesbaarheid van het historisch gegroeide rivierlandschap zal verzwakken. Verder wordt t.h.v. de Grote Vijver enkele kapellen, een brasserie en aanlegsteigers gereorganiseerd worden, wat eveneens op lokaal niveau een wijziging in de landschapsstructuur betekent.

� Door de aanleg van de overstromingsgebieden zal het landschapsbeeld en daarmee ook de belevingswaarde wijzigen, in positieve en negatieve zin.

Het bouwen van de nieuwe waterkerende ringdijken, het afgraven van de bestaande dijken tot op niveau van overloopdijken, kappen van bossen en bomenrijen en het maken van bressen in dijken heeft een sterk negatieve impact op het landschapsbeeld. Eenmaal de ringdijken aangelegd zijn, wordt de impact op landschapsbeeld beperkt tot het gebied binnen de projectgebieden, gezien de dijken het zicht zullen wegnemen op de werken. De natuurgerichte inrichting van de rivierpolders zal de visuele aantrekkelijkheid van het gebied verhogen. Natuurontwikkeling leidt immers tot een afwisselend landschap waar de natuur en het water hun gang kunnen gaan. De aanwezigheid van water maakt het landschap grootser en indrukwekkender.

5.6 Mens

De belangrijkste effecten voor de mens, gedurende de aanleg en inwerkingtreding van de overstromingsgebieden, zijn:

� Verlies van woningen wordt negatief beoordeeld.

In Heindonk – Tien Vierendelen deel 1 dient een woning te worden afgebroken langs de dijk om de werken te kunnen uitvoeren. Het betreft een kleine woning met vijver die momenteel reeds onteigend is. Dit verlies van eigendom wordt negatief beoordeeld. In het projectgebied Grote Vijver deel 1 bevinden zich een villa, woning en schuur. Deze gebouwen zullen afgebroken worden, omdat de invulling van Grote Vijver 1 als GGG niet kan vereenzelvigd worden met de aanwezigheid van woningen in het gebied. Dit verlies van eigendom wordt sterk negatief beoordeeld.

De regels betreffende onteigeningen zijn hier van toepassing. De bewoners dienen een gepaste vergoeding te krijgen voor het verlies van hun eigendom. Teneinde de villa te vrijwaren werden een aantal alternatieven voorgesteld n.a.v. de terinzagelegging van de kennisgeving. Deze alternatieven worden besproken in § 7.1 ‘Alternatievenafweging’. Geen van deze voorstellen werd weerhouden omdat (1) natuurdoelstellingen (IHD) van het Geactualiseerd Sigmaplan in gedrang kwamen, (2) de verbinding tussen Nete – GGG Grote Vijver I – GOG Grote Vijver II dient behouden te blijven om aan waterkwaliteitsdoelstellingen te kunnen voldoen.

� Afbreken en verplaatsen van de recreatieve infrastructuur langs de Grote Vijver.

Het afbreken en verplaatsen van de recreatieve infrastructuur langs de Grote Vijver (brasserie en aanlegsteigers) wordt matig negatief beoordeeld. De nieuwe locatie (en het behoud) van de brasserie / clubhuis waterski op het industrieterrein Mechelen-Noord wordt beperkt positief beoordeeld.

� Tijdens de werken kan visuele hinder, stofhinder, geluidshinder en hinder door werfverkeer optreden, voornamelijk voor de omwonenden.

Page 42: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 42 van 54

De tijdelijke rustverstoring t.a.v. de dorpen Heindonk en Battel, het rustoord, de woonboten en FC Walem door werfverkeer wordt matig negatief beoordeeld. De hinder die de bewoners van het klein gehucht Zennegat en de woonboten ondervinden tijdens de werken, door het tijdelijk minder toegankelijk zijn van de weg Zennegatvaart wordt negatief beoordeeld.

Tijdens de werken wordt de grootste stofhinder verwacht ter hoogte van Battenbroek, m.n. het rusthuis, de voetbalvelden en het kasteel. Het dorp van Rumst, de woonboten en het gehucht Zennegat kunnen ook in beperkte mate last hebben van de stofvorming. Gezien het tijdelijke karakter van de stofhinder, wordt dit matig negatief beoordeeld. Maatregelen ter voorkoming van stofvorming, zoals sproeien, worden t.h.v. GOG Heindonk en GOG Grote Vijver I nuttig geacht.

De visuele hinder t.g.v. de werf wordt sterk negatief beoordeeld voor de woningen in de Kleine Bergenstraat (t.h.v. Heindonk – Tien Vierendelen) en de Hogeweg (t.h.v. Zennegat). Voor de bewoners binnen de dorpskern van Heindonk, FC Walem, woonboten op het kanaal en het rustoord wordt een beperkte visuele hinder verwacht.

Binnen het industriegebied Mechelen-Noord zullen de bedrijven Bulo Kantoormeubelen NV, The Foodmaker, Leyson Wood Trading, Pocodin en Van Vaeck Meubelen, gelegen langs invalswegen voor werfverkeer, tijdens de werken hinder ondervinden. Gezien dit geen geluidsproducerende bedrijven zijn, wordt de (geluids-) overlast gecreëerd door de werken als negatief beoordeeld. Gezien de directe nabijheid van de E19 echter, zal de geluidshinder (t.a.v. de bestaande situatie) minder storend zijn dan hinder ten gevolge van werken in rustigere buurten. Verder zal eveneens visuele hinder optreden tijdens de werken. Deze wordt evenwel in belangrijke mate gemilderd door de aanwezigheid van de dijk/talud die hier nu reeds gelegen is en het zicht op de werf grotendeels blokkeert.

� Aanvoer materiaal via waterwegen wordt sterk aanbevolen

De impact op het verkeer in het studiegebied wordt zeer negatief beoordeeld als de aanvoer volledig over de weg gebeurt en beperkt negatief als die gebeurt over het water. Bij de aanvoer via waterwegen dient wel rekening gehouden te worden met de woonboten gelegen het Zennegat aan het kanaal. Voorkeur gaat uit naar het aanleveren van materiaal via de Dijle.

� Verlies van waardevolle landbouwgronden

In de GGG-gebieden Zennegat en Grote Vijver deel 1 zal geen landbouw meer mogelijk zijn. De aanwezige landbouwgronden zullen door de overheid aangekocht worden. Voor alle aanwezige landbouwbedrijven is grond een belangrijke productiefactor. Onvrijwillige grondinname in een regio waar reeds een grote vraag is naar landbouwgrond, creëert steeds moeilijkheden binnen de bedrijfsvoering en wordt bijgevolg sterk negatief beoordeeld.

In het kader van het Sigmaplan werd door de Vlaamse overheid een flankerend beleid opgesteld. Het flankerend beleid kan het verlies aan landbouwareaal voor de landbouwsector niet compenseren. De doelstelling van het flankerend beleid is echter om voor de individuele bedrijven oplossingen te zoeken. Aan de landbouwers zal de mogelijkheid worden geboden om via een grondenbank het verlies aan grond elders te compenseren via ruilgrond. De uitwerking van het flankerend beleid blijft echter een complex gegeven. Een van de knelpunten is het vinden van voldoende ruilgrond.

� Vrijwaren van de belangrijkste landbouwbedrijven en –gebieden wordt sterk positief beoordeeld.

Landbouw zal mogelijk blijven binnen het gebied Heindonk – Tien Vierendelen. Dit gebied bestaat grotendeels uit landbouwgrond, en het behoud ervan wordt dan ook zeer positief gewaardeerd.

Daarenboven werden, in de loop van het planproces, een aantal contouren van overstromingsgebieden aangepast zodat twee bedrijven, die anders met sluiting zouden bedreigd zijn, konden gevrijwaard worden. Het betreft het meest zuidelijke deel van het

Page 43: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 43 van 54

deelgebied Zennegat, waar het mogelijk is om akkerbouwgewassen en groenten te telen. Er bevindt zich hier eveneens een huisblok van een bedrijf. Het gaat dus om waardevolle landbouwgronden. Daarom werd dit deel van 5,4 ha uitgesloten uit het projectgebied Zennegat. Een tweede grenscorrectie werd doorgevoerd aan de grens tussen Heindonk – Tien Vierendelen I en II. Het gaat om een perceel van 1,5 ha dat op basis van de huidige grenslijnen van het MWeA volledig ingesloten zou worden door de bestaande dijken en de nieuwe dijk. Dit perceel werd buiten de grens van Heindonk – Tien Vierendelen gesloten.

� Een aantal visvijvers t.h.v. Heindonk zullen (permanent) gedempt worden.

Ter hoogte van de afbakening van het deelgebied Heindonk komen een aantal vijvers voor. De vijver die het dichtst bij de Kleine Bergenstraat ligt, wordt gedeeltelijk ingenomen door de ringdijk waardoor de recreatieve activiteiten van de vissersclub ‘Cartelvissers’, net zoals de woningen en enkele kleinere vijvers niet kunnen worden weerhouden in het gebied. Het verlies van deze visvijvers wordt negatief beoordeeld. De visvijver horende bij de vissersclub Cartelvissers zal worden gecompenseerd buiten de ringdijk, dit wordt positief beoordeeld.

� De aanleg van GOG’s heeft een sterke risicoreductie en verhoogde veiligheid tot gevolg.

De realisatie van de 2010-projecten zorgt voor een aanzienlijke reductie van het jaarlijks gemiddeld overstromingsrisico. Voor situatie 2100 (dit is met inbegrip van een zeespiegelstijging van 55cm (laagwater) tot 90cm (hoogwater) t.o.v. het jaar 2000) komt de meerwaarde van het volledige MWeA naar voren.

Opmerking: Hoewel de ingrepen binnen de cluster Dijlemonding afzonderlijk kunnen worden bekeken maken zij onderdeel uit van een globaal plan voor het ganse Schelde-estuarium. Zowel voor veiligheid als voor natuur moet dit plan in zijn geheel bekeken worden en kunnen er niet zomaar bepaalde zones uitgehaald worden zonder hierbij de garantie op het halen van de vooropgestelde doelstellingen te hypothekeren.

� Omwonenden kunnen hinder ondervinden van de aanwezigheid en het gebruik van de overstromingsgebieden.

Recreatie kan zwerfvuil veroorzaken. De overstromingsgebieden ook ongedierte met zich meebrengen. De meest negatieve impact wordt verwacht van muggen en dit t.h.v. het dorp van Rumst, het rustoord ten oosten van het GGG Grote Vijver I, en de straten Hogeweg en E. Empainlaan ten zuiden van GGG Zennegat.

� De wijziging in functie en uitzicht t.o.v. de huidige situatie zal de beleving van het landschap voor iedere betrokkene grondig wijzigen.

Dit geldt voornamelijk voor de projectgebieden Zennegat en Grote Vijver deel 1, en in mindere mate voor de projectgebieden Heindonk – Tien Vierendelen en Grote Vijver deel 1. Hierbij spelen de visuele aantrekkelijkheid van de gebieden en de bestaanswaarde van de gecreëerde natuur en rol, alsook het gevoel van verbondenheid met de gebieden en de veiligheidsbeleving van de omwonenden. Verwacht wordt dat voornamelijk recreanten en buitenstaanders de gebieden hoger gaan waarderen. Dit is voornamelijk te wijten aan de hogere waardering van de gecreëerde natuurwaarden dan de aanwezige polders in landbouwgebruik. Voor omwonenden speelt dit minder omdat zij de ‘huidige natuurwaarde’ van de polders reeds hoog inschatten. Voor het projectgebied Grote Vijver deel 1 wordt eveneens een (lichte) verbetering voor de omwonenden verwacht, gezien het huidig, eerder verwaarloosde, voorkomen van dit gebied. Voor de omwonende en huidige landgebruikers is echter de verbondenheid met de gebieden van groot belang in de beleving. Deze verbondenheid is evenwel momenteel veel sterker dan deze in de toekomst zal zijn.

Tevens is de veiligheidsbeleving van belang voor de omwonenden. Dit speelt voornamelijk een rol voor het gehucht Zennegat, dat tussen de ringdijk en bestaande dijk komt te liggen. Hierdoor kan de vrees ontstaan dat men bij calamiteiten niet zal kunnen vluchten. Ook voor de omwonenden van de projectgebieden Zennegat (langs Hogeweg) en Heindonk – Tien Vierendelen (langs Kleine Bergen) zal dit een rol spelen. Ten slotte zal ook de

Page 44: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 44 van 54

aanwezigheid van de dijk een impact hebben op de visuele beleving bij de omwonenden. Dit wordt t.h.v. Kleine Bergen (Heindonk) en de Hogeweg (Zennegat) sterk negatief beoordeeld en matig negatief voor de woningen binnen het gehucht Zennegat, woonboten, de Kievithoeve, het rustoord en de dorpskern van Heindonk.

Page 45: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 45 van 54

6 Samenvatting van de belangrijkste milderende maatregelen

Teneinde de vastgestelde negatieve effecten teniet te doen, te milderen of te compenseren, worden per discipline ook specifieke milderende maatregelen voorgesteld.

Discipline bodem:

� De druk die wordt uitgeoefend op de bodem door werktuigen en machines dient zo laag mogelijk gehouden te worden. Dit kan door gebruik te maken van rijplaten en machines op lagedrukbanden.

� Tijdelijke stockage van uitgegraven gronden voorzien binnen werkstroken en –zones.

� Sterke verdichting bij ontgraven en transport van grond is op eenvoudige wijze te voorkomen of te beperken door achteruitrijdend te werken bij het ontgraven, niet kris-kras doorheen het hele terrein te rijden, een graafmachine met rupsbasis en rijplaten te gebruiken bij natte gronden met onvoldoende draagkracht.

� De verdichtingsgevoelige en natte bodems kunnen de ontbossingsingrepen bemoeilijken. Bij voorkeur wordt een groot deel van de werken manueel (motorzaag) uitgevoerd. Voor het verkleinen en de afvoer van het hout dient gebruik gemaakt te worden van gepaste materialen en machines, om onnodige verdichting te voorkomen.

� In functie van landbouwgebruik in deelgebied Heindonk – Tien Vierendelen kan men de bodem na de inrichtingswerken diepploegen om de ontstane verdichting teniet te doen.

� In deelgebied Heindonk – Tien Vierendelen dient het wiel aan de oude polderdijk zoveel mogelijk gevrijwaard te worden, tenzij dit omwille van stabiliteitsaspecten niet compatibel is met de nabijheid van de ringdijk.

� Uitgegraven gronden die technisch en milieuhygiënisch voldoen dienen zoveel mogelijk binnen de projectgebieden herbruikt te worden.

� Na de werken aan de leidingen dient de teelaarde, die als laatste terug opgebracht wordt, belucht en gebroken worden.

� Accidentele vervuiling tijdens de werken dient vermeden te worden. Eventuele ongekende bodemverontreiniging die gedetecteerd wordt ter plaatse van de werken, dient volgens de geldende regelgeving behandeld te worden.

Discipline water:

� De bestaande schorren moeten maximaal ontzien worden tijdens de werken. Bij inwerkingtreding van de GOG’s dienen de schorren gemonitored te worden op eventuele afkalving.

� Wanneer bemaling genoodzaakt, gaat voorkeur uit naar retourbemaling i.p.v. lozing van bemalingswater.

� Aandacht dient uit te gaan naar de verwerking en afvoer van het percolaatwater uit aangevoerd specie voor de aanleg van dijken. Monitoring van de kwaliteit van het transportwater is nodig.

� Accidentele vervuiling dient vermeden te worden door regelmatige controle van het gebruikte materieel.

Page 46: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 46 van 54

� Het herleggen van de loop van de Gentvliet dient op natuurtechnische wijze te geschieden.

� De waterkwaliteit van de Grote Vijver kan tijdelijk negatief worden beïnvloed door een overstroming (GOG). In dergelijke situatie dient de waterskiclub verwittigd te worden en een monitoring van de waterkwaliteit is nodig voordat terug aan recreatie gedaan kan worden. Een communicatie-procedure voor dergelijk geval dient opgesteld te worden.

Geluid en trillingen:

� Communicatie met de omwonenden. Bijvoorbeeld door het aanstellen van een contactpersoon, het opgeven van een ‘groen’ telefoonnummer.

� Duidelijk aangeven hoelang de werken per deelproject zullen duren.

� Onderhoud van de werfwegen.

� Onderhoudstoestand van de machines is van zeer groot belang.

� Lossen van materiaal: vermijden van impacten, dichtklappen van laadkleppen.

� Maximaal gebruik maken van aanwezige objecten om afschermingen te krijgen. Bijvoorbeeld de machines plaatsen achter terreinoneffenheden of opgestapelde gronden.

� Gebruik van geluidsarme machines is verplichtend.

� In functie van de nabijheid van woningen mogen de trillingen die het gevolg zijn van het inbrengen van damplanken de vigerende normen niet overschrijden.

� Werkzaamheden enkel in de dagperiode (tussen 7u en 22u) en zelfs enkel tussen 7.30u en 20u indien de werkzaamheden op minder dan 200 m van woningen plaatsgrijpen. Er mag niet gewerkt worden op feestdagen en weekenddagen.

� Regelmatige controlemetingen zijn wellicht nuttig en in het bijzonder zeker trillingsmetingen.

Fauna en flora:

� Bij de inrichting van de stockagezones dient er vermeden te worden dat ecologisch waardevolle zones worden ingenomen.

� De effecten naar buitendijkse slikken en schorren moeten beperkt blijven door een strikte afbakening van de werkzone bij dijkwerken.

� Ecologische inrichting van dijkgrachten en dijken

� Toepassing van voorzorgsprincipe: vermijdbare schade wordt tegengegaan.

� Duidelijke planning van de uit te voeren werken:

1. Locatieaanduiding van de ‘werkzones’ en ‘kwetsbare zones’ (beperken intensiteit ingrepen);

2. Duidelijke afbakening van locatie van werkstroken en rijstroken;

3. Aanleg van tijdelijke depots voor grond- en materiaalopslag in de minst kwetsbare/waardevolle zones;

4. Achteruit werken: afgewerkte zones worden niet meer bereden;

Page 47: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 47 van 54

5. De aanvoer van materiaal gebeurt bij voorkeur langs één welbepaalde, vastgelegde route, zodat de overige zones niet worden beschadigd, er wordt hierbij maximaal gebruik gemaakt van bestaande wegen en paden.

� Voorzien van vismigratiemogelijkheden in de in- en uitwateringsconstructies

� Om rustverstoring t.a.v. de fauna te beperken , dienen de ontbossingswerkzaamheden plaats te vinden buiten het broedseizoen voor vogels (1 april t.e.m. 30 juni).

� De bouw van de constructies dient maximaal gespreid te worden in ruimte en tijd, zodanig dat er steeds aaneengesloten gebieden aanwezig zijn waar men niet aan het werk is, en de (avi)fauna voldoende mogelijkheden heeft om uit te wijken.

� Alvorens vijvers te dempen ter voorbereiding van de uitvoering van de werkzaamheden moeten deze vijvers afgevist worden. De afgevangen vis dient hierbij geherlokaliseerd te worden naar andere waterpartijen.

� In deelgebied Heindonk – Tien Vierendelen dient het wiel (ecologische waarde) aan de oude polderdijk zoveel mogelijk gevrijwaard te worden, tenzij dit omwille van stabiliteitsaspecten niet compatibel is met de nabijheid van de ringdijk.

� Bij de (her)aanleg van dijken de uitgegraven teelaarde hergebruiken (uitgezonderd indien deze te voedselrijk is door historische bemesting)

� Aandacht voor exoten (b.v. Japanse Duizendknoop): grond t.h.v. deze soort mag niet verspreid worden.

� Aanvoeren van gebiedsvreemde materialen of grond voor de aanleg van tijdelijke werkstroken wordt zoveel mogelijk vermeden.

� Bestaande gradiëntsituaties in vochttoestand of voedselrijkdom worden gerespecteerd.

� Bij aanplanting of heraanplanting van vegetatie dient gebruik gemaakt te worden van streekeigen en standplaatsgeschikt materiaal.

� Bestaande (relict)populaties van zeldzame doelsoorten worden maximaal uitgespaard.

� De verdere recreatieve ontwikkeling van het gebied moet maximaal afgestemd worden op de te ontwikkeling natuurtypes en zones met prioritaire natuurbehoudsdoelstelling.

� Noodzaak tot begeleidende monitoring om de effectiviteit en efficiëntie van de beheersmaatregelen te kunnen evalueren

� Er moet getracht worden om zoveel mogelijk materiaal aan te voeren langs het water. Indien er toch transport plaatsvindt over land mag er geen shortcut aangelegd worden vanaf Kleine bergen over de oude donk in de omgeving van Hoeve Vossekot en de voetbalterreinen van Heindonk om schade aan de lokale natuurwaarden te vermijden.

� Bij aanleg van een dijk doorheen de noordelijke uitloper van de Grote Vijver is het aan te raden een ‘nieuwe’ moeraszone te ontwikkelen binnen de vijver. Deze zone kan het best ter hoogte van het kasteel Battenbroek verwezenlijkt worden, gezien hier nog niet-verstevigde oevers voorkomen.

� Gezien het belang van het realiseren van estuariene natuur i.k.v. het behalen van de instandhoudingsdoelstellignen wordt voorgesteld om het westelijk deel van de ringdijk langs de zuidgrens van het Zennegat ten zuiden in plaats van ten noorden van de bestaande gracht te voorzien. Deze contouraanpassing zorgt er voor dat de netto oppervlakte van het Zennegat en daarmee de

Page 48: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 48 van 54

oppervlakte aan estuariene natuur met ca. 1ha vergroot, hetgeen bijdraagt aan de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen op Sigmaniveau voor wat betreft de te realiseren oppervlakte estuariene natuur.

Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie:

� Tijdens de werken dienen voorzorgsmaatregelen genomen te worden ten behoeve van het behoud van het bouwkundig erfgoed, in het bijzonder de Polderhoeve.

� Archeologisch onderzoek integreren bij de uitvoering van het project.

� Voor zover dit compatibel is met de stabiliteit van de naastgelegen primaire waterkering, dient het wiel t.h.v. het GOG Heindonk – Tien Vierendelen gevrijwaard te worden.

� Bij het ontwerp van de scheidingsdijk tussen GV I en GV II moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van een natuurlijke stuifzandrug met zachte helling, door de dijk met voldoende flauwe hellingen te voorzien.

� De ruimte tussen het kasteel van Battenbroek en de afstand tot de locatie van de ringdijk is te beperkt, daarom wordt ter hoogte van het kasteel i.p.v. een volwaardige dijk geopteerd om een betonconstructie te voorzien (geïntegreerde waterkering).

� Met betrekking tot architectuur, vormgeving, materiaalgebruik en beeldkwaliteit voor de recreatieve en natuureducatieve inrichtingsmaatregelen die in het kader van de inrichting van de overstromingsgebieden worden voorzien, zullen richtlijnen worden opgesteld (Sigma-huisstijl).

� Bij de uitwerking van inrichtingsmaatregelen zal rekening gehouden worden met richtlijnen op vlak van toegankelijkheid, kindvriendelijkheid, veiligheid, duurzaamheid, .… zoals beschreven in diverse beschikbare vademeca die van toepassing zijn op de inrichting van buitenruimten.

Discipline mens:

� Communicatie naar de bevolking toe is essentieel in elke fase van de werken, alsook bij realisatie van de overstromingsgebieden. Dit kan gebeuren onder de vorm van infosessies en nieuwsbrieven. Informatie voor, tijdens en na de inwerkingtreding van overstromingsgebieden die medegebruik toelaten, zoals Heindonk – Tien Vierendelen, is uiteraard zeer belangrijk. Aan te raden is dat dit in een algemeen communicatieplan verwerkt wordt en de resultaten hiervan meermaals opgevolgd en bijgepast worden, naargelang de noden van de bewoners en gebruikers.

� Maatregelen ter beperking van geluids- en trillingsoverlast dienen maximaal gevolgd te worden.

� Werfverkeer via ‘minste hinder route’. Er dient zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van de waterwegen voor vervoer van grond. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de woonboten gelegen langs het gebied Zennegat.

� Gepaste maatregelen dienen te worden genomen i.v.m. de aanwezige nutsleidingen, hoogspanningsleidingen -en masten.

� Tijdens de werken is het opportuun om te voorzien dat in deelgebieden Heindoink – Tien Vierendelen en Zennegat op de gronden die niet worden ingenomen door werkstroken en stockagezones landbouw kan worden verder gezet.

� Verstoring recreatieve infrastructuren zo kort mogelijk in tijd beperken.

Page 49: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 49 van 54

� In droge (zomer)periodes dient stofvorming tegen gegaan te worden door het benevelen van de grondstocks en werfwegen.

� De in het landbouweffectenrapport (LER) voorziene flankerende maatregelen voor landbouw dienen opgevolgd te worden.

� Monitoring en bestrijding van ongedierte door de VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer is ook in de nieuwe overstromingsgebieden noodzakelijk.

� Het eventueel aanspoelen en accumuleren van zwerfvuil in het gebied dient gemonitored te worden.

Page 50: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 50 van 54

7 Eindconclusie

7.1 Alternatievenafweging

In voorliggend project werden een aantal alternatieven in beschouwing genomen. Het gaat o.a. om:

� Grenscorrecties t.o.v. de regeringsbeslissing van 22 juli 2005 (MWeA)

� Scheidingsdijk GV I en GV II

� Alternatieven n.a.v. de kennisgeving

Het alternatief m.b.t. de scheidingsdijk GV I en GV II, namelijk de dijk doorheen de noordelijke uitloper van de vijver (variant a) of langs de volledige vijveromtrek (variant b), werd als inrichtingsalternatief beoordeeld en meegenomen in de effectbespreking. Hierna worden de belangrijkste effecten per inrichtingsvariant besproken.

Variant a: scheidingsdijk doorheen de noordelijke uitloper van de vijver

+ + + Er ontstaat een plek in het getijgevoelig GGG Grote Vijver I waar constant water aanwezig is, zodat vissen dit als een soort vlucht’heuvel’ kunnen gebruiken. Dit is initieel de reden waarvoor deze variant werd voorgesteld.

- Bouwkundig gezien is het ingewikkelder om een dijk in het water te bouwen dan een dijk op het land

+ +

De lengte van de overloopdijk van GV I neemt toe door doorheen de uitloper te gaan. Dit laat toe om het stuk dijk tussen de twee fietsbruggen op de bestaande hoogte te laten, hetgeen een voordeel is voor de recreatie en een kostenbesparing vertegenwoordigt.

+ Oppervlakte GGG Grote Vijver I vergroot met ongeveer 3 ha. Dit betekent een grotere oppervlakte estuariene natuur, wat meetelt in de IHD-balans van het Sigmaplan.

- - - Doordat de noordelijke uitloper afgescheiden wordt van de Grote Vijver, bestaat de kans dat hiermee eveneens de enigste rustige broedplaats voor vogels en paaiplaats voor vissen verdwijnt.

-

Het sedimentpatroon van de grote vijver zal wijzigen. Momenteel gebeurt accumulatie van organisch materiaal enkel in het westelijke deel en vooral aan de zijde van de Dijle en aan het uiteinde van de uitloper. Dit materiaal wordt ten dele ter plaatse gevormd, maar door windwerking wordt eveneens organisch materiaal naar het beschutte westelijke deel gevoerd, waar het vooral in de uitloper bezinkt. Wanneer de uitloper afgescheiden wordt van de rest van de vijver, zal meer materiaal in het brede westelijk deel bezinken. Hierdoor zal bij GOG-werking, op het moment van overstroming, dit sediment vlugger terug in het water zal circuleren en niet direct meer bezinken. Dit leidt tot vertroebeling van het water en bijgevolg vermindering van de waterkwaliteit van de vijver.

Opmerking: De mate waarin meer organisch materiaal herverdeeld zal worden en verder naar het zuidoosten getransporteerd zal worden tengevolge van instromend water, kan niet met zekerheid gezegd wordt. Het gaat hier steeds om speculaties. Ook, wanneer GV I en GV II verbonden worden, via deze noordelijke uitloper, zal de sedimentatie sowieso danig verstoord worden. Daarom wordt dit effect slechts beperkt negatief beoordeeld.

Page 51: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 51 van 54

Variant b: scheidingsdijk langs de vijver

+ + + De noordelijke uitloper blijft onderdeel van de grote vijver, zodat de broed- en paaiplaats van de daar aanwezige fauna bewaard blijft.

- - Momenteel is het niet mogelijk om rondom de uitloper van de grote vijver te bouwen, gezien hier een Pidpa-transportleiding gelegen is. Ten behoeve van de veiligheid bij overstroming werd reeds een akkoord bereikt tussen W&Z en Pidpa over een nieuw tracé, waarbij onder meer onder de uitloper zal geboord worden. Dijkkruisingen blijven echter altijd zwakke plekken. Door de dijk toch rond de uitloper te bouwen creëert men een bijkomende dijkkruising en bijgevolg een bijkomende zwakke plek. Dit kan nefast zijn voor de veiligheid en wordt bijgevolg negatief beoordeeld.

- - Een deel van de onverharde oevers, en daarmee ook de oevervegetatie, gaat verloren door de aanleg van een ringdijk langs de uitloper. In dit deel van de vijver komt 92% van de rietoever voor, zodat het verlies van de oevervegetatie een belangrijk negatief effect vormt. Dit heeft o.a. ook nadelig gevolgen voor de habitatbeschikbaarheid van de fauna. Het verdwijnen van rietvegetatie kan enige negatieve impact hebben op de paaimogelijkheden van de meeste vissoorten en de rekrutering van de snoek.

- Mogelijks zal door het aanleggen van een dijk langsheen de uitloper, en daarmee het verdwijnen van een groot deel van de oevervegetatie, de mate van sedimentstabilisatie door watervegetatie verstoord worden. Bij een verhoogd aanbod van sediment tengevolge van de GOG-werking is dit ongewenst.

Het komt er bijgevolg op neer om een keuze te maken tussen het behouden van de noordelijke uitloper als onderdeel van de vijver zodat het ecologisch systeem (van de vijver) minimaal verstoord wordt, of het creëren van een soort vlucht’heuvel’ voor de vissen bij laagtij in het GGG Grote Vijver I. Beide opties werden ondersteund door wetenschappelijke studies, de eerste door het Instituut voor Natuur en Bos (INBO), de laatste door de Universiteit Antwerpen.

Gezien de onzekerheid en het doorwegen van de positieve waardering bij het alternatief ‘dijk dwars doorheen de noordelijke uitloper’ (variant a) t.o.v. het alternatief langs de grote vijver (variant b), wordt in het MER geadviseerd variant a te hanteren.

Hierbij dient uiteraard steeds rekening gehouden te worden met de milieueffecten die de keuze van variant a met zich meebrengt. De grote ecologische bijdrage van de noordelijke uitloper aan het systeem van de Grote Vijver werd bevestigd door het INBO. Deze ondiepe moeraszone draagt in grote mate bij tot het ecosysteemfunctioneren van het systeem van de grote vijver, en blijkt een onmisbare rustige plaats voor broedvogels en vissen. Bij het leggen van een dijk doorheen deze uitloper is de kans groot dat het ecosysteem verstoord raakt.

Daarom worden milderende maatregelen opgelegd die samen met de aanleg van de scheidingsdijk dienen uitgevoerd te worden:

> Er wordt voorgesteld een ‘nieuwe’ moeraszone te ontwikkelen in een alternatieve locatie binnen de grote vijver. Ons inziens kan dit het best verwezenlijkt worden ter hoogte van het kasteel Battenbroek, gezien hier nog niet-verstevigde oevers voorkomen.

De grenscorrecties t.o.v. de regeringsbeslissing werden reeds in de fase van het opmaken van het inrichtingsplan doorgevoerd. De contour zoals die is beoordeeld en opgenomen in het MER stemt overeen met de ‘nieuwe contour’. De oude contour werd niet meer in beschouwing genomen. De effecten hiervan zijn bijgevolg reeds behandeld in de voorgaande hoofdstukken.

Page 52: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 52 van 54

De alternatieven die voorgesteld werden na publieke consultatie van de kennisgevingsnota werden allen in beschouwing genomen. Degenen die niet verenigbaar waren met de projectdoelstellingen werden niet verder beoordeeld. Voor de beschrijving van de alternatieven wordt verwezen naar § 4. ‘Alternatieven en varianten’.

1. Beperkt tracéaanpassing ter hoogte van Heindonk

Bij de inplanting van de ringdijk t.h.v. Kleine Bergen werden logische grenzen gevolgd, zoals de beek en de perceelsgrenzen en terreinmorfologie (zie ook DHM in MER). De milieueffecten worden hierdoor tot het minimum beperkt. Indien de ringdijk sneller zou worden afgebogen, kan geen sprake meer zijn van een logische begrenzing en kan er meer hinder optreden bij doorgang van landbouwgerelateerd verkeer t.a.v. de gewone passant alsook voor de landbouwer zelf.

Dit alternatief wordt daarom niet verder besproken in het MER.

2. Alternatieven voor het gebied Grote Vijver deel 1

a. Locatiealternatief Grote Vijver I

b. Locatiealternatief voor het gebied GGG Grote Vijver deel 1 én contouraanpassing van het GOG Grote Vijver deel 2

c. Contouraanpassing Grote Vijver I – enkel perceel met villa uit GGG sluiten

De contouraanpassingen/locatiealternatieven zijn voornamelijk bedoeld ter vrijwaring van aanwezige bebouwing en bepaalde percelen binnen het gebied Grote Vijver deel 1. Bij de alternatieven a en b stelt men voor om een langgerekt (en groter) overstromingsgebied in te richten, voornamelijk langs de Nete.

In dit geval schiet het GOG Grote Vijver deel 1 haar doel voorbij om het schadecentrum Mechelen, waarbij vooral een waterstandsdaling op de Dijle beoogd wordt, te beschermen. De efficiëntie van een overstromingsgebied wordt hoofdzakelijk bepaald door enerzijds de oppervlakte van het gebied (bepaalt het volume dat beschikbaar is voor waterberging) en anderzijds de lengte van de overloopdijk. Indien deze laatste te kort is, zal het overstromingsgebied onvoldoende vullen, ongeacht de oppervlakte.

In de voorgenomen activiteit heeft het gebied Grote Vijver deel 1 een aanzienlijke lengte overloopdijk langsheen Dijle en in beperktere mate langsheen de Nete. Met deze lengte zal het gebied efficiënt vullen bij hoge waterstanden op de rivier, waardoor het waterpeil opwaarts verlaagd wordt.

Zowel bij alternatief a als b heeft men een korte overloopdijk langs Dijle en (eventueel) een lange langsheen de Nete. Indien de Netedijk omgebouwd wordt tot overloopdijk zou het gebied in hoofdzaak een waterstandsverlagend effect op het Netebekken hebben in plaats van op het Dijlebekken. Indien men enkel langsheen de Dijle een overloopdijk zou aanleggen, kan dit gebied niet efficiënt vullen. Bovendien zou de verbindingsdijk tussen de twee fietsersbruggen, een drukke recreatieroute, dan aanzienlijk verlaagd moeten worden, waardoor deze route vaak niet gebruikt zou kunnen worden.

Bij alternatief b worden zowel de oppervlakte als de lengte van de overloopdijk van Grote Vijver deel 2 verminderd, zonder compensatie. Vanzelfsprekend leidt dit tot een vermindering van de inperking van het overstromingsrisico.

De voorgenomen doelstelling, verlaging van het overstromingsrisico in de stad Mechelen, wordt met deze alternatieven onvoldoende bereikt.

Daarnaast komen in de alternatieve voorstellen a en b de gebieden Grote Vijver deel 1 en deel 2 los van elkaar te liggen. Gelet op de toekomstige aantakking van Grote Vijver deel 2 (onrechtstreeks via GV 1) op de Nete is dit problematisch.

Deze aantakking is voordelig voor de aanwezige vissen. De uitwisselingsmogelijkheden tussen rivier, subtidaal en intertidaal habitat bieden optimale potenties als foerageergebied, paai-, overwinterings- of opgroeigebied voor een aantal belangrijke vissoorten. Verder zal door de aantakking de waterkwaliteit verbeteren, door

Page 53: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 53 van 54

doorstroming (beluchting, sedimentatie, verblijftijd) in GV1 en langs het eerste deel in GV2, zodat optimaal haalbare kwaliteit wordt gerealiseerd in de watersportzone in GV2. De aantakking zal eveneens bijdragen tot de verbetering van de waterkwaliteit van de Nete. Om deze voordelen te bekomen, dienen bijgevolg Grote Vijver deel I en Grote Vijver deel II verbonden zijn met elkaar, terwijl tegelijkertijd Grote Vijver deel I verbonden is met de Nete.

Bij alternatief c wordt deze verbinding wel beoogd, enkel de villa met bijhorende gebouwen wordt uit het GGG-gebied gesloten. Deze optie druist enerzijds in tegen de oppervlaktedoelstellingen van estuariene natuur binnen het Sigmaplan, resulteert anderzijds in een onleefbare woonsituatie in een ‘inham’ van dijken tot 8,35m hoog.

Alle drie de alternatieven zijn landschappelijk problematisch te noemen.

Alternatieven 2 (a, b en c) worden om bovenstaande redenen niet verder meegenomen in de effectenbespreking in het MER.

3. Inrichtingsalternatief door Grote Vijver deel 1 in te richten als GOG en niet als GGG

Binnen het Sigmaplan moeten natuurdoelstellingen behaald worden (IHD’s). De omzetting van het GGG Grote Vijver deel 1 van estuariene natuur naar wetland, is hier niet mee verenigbaar. De oppervlaktedoelstellingen ‘estuariene natuur’ dienen op schaal van het gehele Sigmaplan bekeken te worden en vormt één van de peilers van dit plan. Het omvormen van GGG naar GOG valt bijgevolg onder de noemer ‘grootschalige inrichtingsalternatieven’, waar rekening houdende met de genomen regeringsbeslissingen niet meer aan gesleuteld kan of mag worden.

Alternatief 3 wordt bijgevolg niet verder meegenomen in het MER.

4. Alternatief voor dijk langs kasteel van Battenbroek

Bij de aanleg van het GOG Grote Vijver deel 2 wordt maximaal rekening gehouden met het kasteel van Battenbroek door t.h.v. dit gedeelte een geïntegreede waterkering i.p.v. een brede ringdijk te bouwen, waardoor aan het verzoek om een alternatief voor het standaard Sigmaprofiel te voorzien, voldaan wordt.

7.2 Eindbeoordeling

Ter samenvatting van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende milieudisciplines kan een eindbeoordeling gegeven worden van de voorgestelde inrichtingsmaatregelen. Deze eindbeoordeling is gebaseerd op een ‘uitmiddeling’ van de beoordeling van de verschillende ingrepen voor de disciplines bodem, water, fauna & flora, monumenten & landschappen, mens en geluid en trillingen. In deze ‘uitmiddeling’ werden meer ingrijpende ingrepen zwaarder meegenomen dan kleinere ingrepen. De verschillende effectengroepen die per discipline te onderscheiden zijn werden wel evenwaardig meegenomen.

In de globale beoordelingstabel valt het op dat de voorbereidingsfase algemeen gezien even negatief beoordeeld wordt als de uitvoeringsfase, dit met uitzondering voor de discipline Landschap. Dit heeft o.a. te maken met het feit dat de afbraak van gebouwen, het rooien van vegetatie en dempen van visvijvers meegenomen is in de bespreking van de voorbereidingsfase. Door de reorganisatie van enkele van deze gebouwen, zoals de kapellen en de brasserie, wordt dit effect op vlak van de discipline landschap gemilderd in de uitvoeringsfase, wat het verschil tussen voor- en uitvoeringsfase bevestigd. De beheer- en exploitatiefase wordt over het algemeen matig positief beoordeeld. Voornamelijk op vlak van ‘water’ (verhoogde waterkwaliteit en veiligheid tegen overstromingen) en op vlak van ‘fauna en flora’ (gunstige bijdrage van GGG’s aan ecologische kwaliteit van Schelde-estuarium) worden positieve effecten bemerkt. Bodemkundig blijft er een beperkt negatief effect, omwille van de permanente wijziging van de bodemstructuur in GGG’s.

Page 54: Studie t.b.v. de aanleg van overstromingsgebieden en ... · - Bijlage 11 – 3D visualisaties - Kaart 1 – situering - Kaart 2 – orthofoto - Kaart 3 – gewestplan - Kaart 4 –

Niet-technische samenvatting MER Sigmaplan cluster Dijlemonding pagina 54 van 54

Tabel 7-1: Globale beoordeling, met en zonder milderende maatregelen in rekening te brengen.

Discipline Voorbereiding Uitvoering Exploitatie

Bodem 0 tot - 0 tot - -

Water 0 - ++

Geluid en trilling -- tot --- --- 0

Fauna en flora 0 tot - - 0 (GOG) ++ (GGG)

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

-- tot --- - -- (op korte termijn)0 tot + (lange termijn)

Mens - tot -- - +

TOTALE BEOORDELING (zonder milderende maatregelen)

- -- +

TOTALE BEOORDELING (met milderende maatregelen)

0/- - +

Indien de realisatie van het project in zijn globaliteit t.o.v. de actualisatie van het Sigmaplan gezien wordt, kan beoordeeld worden dat door de beoogde veiligheid te realiseren d.m.v. meerdere overstromingsgebieden en een groter areaal aan slikken en schorren, in belangrijke mate de natuurlijkheid van het Schelde-estuarium, de Scheldevallei en haar bijrivieren hersteld wordt. Hierdoor worden zowel de natuur, de recreatie als de landschapsontwikkeling gestimuleerd.

Uitgaande van bovenstaande beoordeling kan besloten worden dat het project, mits rekening te houden met de voorgestelde milderende maatregelen, voor het milieu haalbaar is.