@Stibbe - Mensentypen.pdf

download @Stibbe - Mensentypen.pdf

of 57

Transcript of @Stibbe - Mensentypen.pdf

  • Mensentypen Max Stibbe

    Christofoor

  • ' . '

  • Max Stibbe Mensentypen

  • Max Stibbe

    Mensentypen

    0 l' Uitgeverij Christofoor, Rotterdam

  • Tweede druk 1981

    Omslagtekening: Andr Maas

    Nederlandse rechten Christofoor Rotterdam 1978 ISBN 90 6238 062 X Andreas Stichting Den Haag 1977

    Mensentypen van de hand van Max Stibbe verscheen voor het eerst in het februarinummer 1948 van het tijdschrift Vrije Opvoedkunst, en werd nog eens opgenomen in het septembernummer 1963 van dit tijd-schrift. De tekst van deze uitgave werd aangepast aan het thans geldende taal-gebruik; hierbij werden ook enkele kleine wijzigingen aangebracht. Dit boekje wordt uitgegeven in samenwerking met het Vrij Pedago-gisch Centrum te Den Haag.

  • Inhoud

    Het zieleleven: temperament, zieletypen, ontwikkelingswegen 7

    2 De zeven zieletypen: levenskunst, opvoeding 20

    3 Zelfopvoeding in het licht van de graal 44

    Literatuur 54

    s

  • 1 Het zieleleven: temperament, zieletypen, ontwikkelingswegen

    De menselijke ziel openbaart zich in haar volle rijkdom vanaf de puberteitsovergang. Dan is de leeftijd gekomen, dat men een onder-scheid kan zien in verschillende zieletypen. Deze typen kan men dus bij het jongere kind in het algemeen niet met duidelijkheid constate-ren; daar kan men volstaan met dr. onderscheiding der vier tempera-menten, een onderscheiding, die weliswaar na de puberteit van kracht blijft, maar niet meer dezelfde allesbeheersende waarde voor de op-voeding behoudt. Bovendien vinden in de temperamenten verschuivin-gen plaats door de puberteit en schuiven over de temperamentsver-schijnselen die andere verschijnselen heen, die het gevolg zijn van het totale ontwaken van het zieleleven. Daardoor wordt het temperament een minder doorzichtige functie in het menseninnerlijk, terwijl de ziel als totaliteit alle aandacht opeist. Nu is de mensenziel een organisme, dat uiterst moeilijk te begrijpen is met het gewone verstand; het onttrekt zich bij voorkeur aan alle logische en verstandelijke beschouwingen. Vandaar dan ook het hope-loze beginnen van diegenen, die menen de ziel in een laboratorium te moeten onderzoeken als een natuurobject en haar door experimenten nader te komen. Voorzover zulke experimenten gedaan worden voor het vaststellen van een of andere eigenschap, nodig voor een bepaald beroep, kan natuurlijk tegen deze experimentele werkwijze geen be-zwaar worden gemaakt. Zodra echter gemeend wordt haar tot weten-schap te moeten verheffen, die kennis moet verschaffen over de ziel, is de grootste skepsis op haar plaats. Veel betere mogelijkheden bestaan voor dit doel, wanneer de onder-zoeker van de menselijke ziel beschikt over kunstzinnig aanvoelen, over kunstzinnige intuilie en daardoor in staat is met het eigen ziele-leven als het ware in te duiken in dat van de ander. Op zichzelf moge de moderne mens in dit opzicht in het algemeen geen diepgaande kwa-liteiten bezitten, - men kan deze kwaliteiten tot een hogere ontwik-keling brengen door een systematische oefening. Dat dit mogelijk is

    7

  • geworden is te danken aan het werk van Rudolf Steiner, die be-schouwd mag worden niet alleen als een van de grootste zielekenners, maar tevens als degeen die anderen de gelegenheid verschaft zich tot kenner van de mensenziel te ontwikkelen door de innerlijke scholing, die hij in de wereld bracht. Deze is in grote trekken weergegeven in zijn werken: Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden? en De wetenschap van de geheimen der ziel. Het is mogelijk dat tengevolge van een doelbewuste zielescholing een nieuw intutie-orgaan wordt ontwikkeld en hierdoor verkrijgt men een concretere en directere verhouding tot het zieleleven van mensen dan tevoren. De kennis van de mensenziel die zo ontstaat is een groeiend bewuste kennis. Grondslagen ervan zijn een systematisch ontwikkeld waarnemingsvermogen en een systematisch ontwikkeld denkver-mogen. Deze twee functies leveren de fundamenten voor alle weten-schap; naarmate zij intensiever werken, breiden zij de wetenschappe-lijke inzichten uit. Wat het zieleleven betreft moet men leren de voortdurend veranderen-de verschijnselen ervan, het deinen tussen tegenstellingen, het leven in spanningen en ontspanningen en nog veel meer, te volgen; de ziel is een soort van levende en steeds veranderende muziek. Daarom moet het hoger opgevoerde waarnemingsvermogen de beweeglijkheid ver-werven, die nodig is om deze muziek te kunnen volgen en te overzien. Iedere mensenziel is een nieuw muzikaal verschijnsel, met zijn wonde-ren, zijn mooie en minder mooie melodien; zijn harmonien en dis-harmonien. En zoals alle muziek op het getal zeven gebouwd is, is dit ook met de menselijke ziel het geval: men kan zeven zieletypen onder-scheiden. Dit kan niet als een toeval worden beschouwd; men heeft hier te maken met kosmische wetmatigheden. Wat betekent het, dat er zeven zieletypen bestaan? Zijn er zeven klaar en duidelijk van elkaar te onderscheiden mensensoorten? Ja, inder-daad zijn die zeven mensensoorten er, maar niet zo duidelijk en ge-makkelijk te onderscheiden als de dingen in de uiterlijke wereld. Men kan ze zo onderscheiden als motieven, die door een muzikale compo-sitie heenlopen. Men moet er oog en oor voor krijgen. Want het won-derbaarlijke ervan is wel dit, dat ieder mens alle zeven typen in zich-zelf omdraagt. En bij iemand van een uitgesproken type betekent dit, dat een van die zeven een overwegende rol speelt, misschien twee er-

    8

  • van. In die zin kan men de zeven typen onderscheiden. Wij zullen in dit boek allereerst die zeven typen bespreken, alsof zij geheel los op zichzelf voorkomen. Combinaties van typen zullen eveneens bespro-ken worden, zowel die combinaties die een gunstig beeld leveren als de minder gunstige. Een psychologische grondwet moet hier nog vermeld worden. Wil men in de geheimen van het menselijk zieleleven doordringen, dan moet men een open blik bezitten voor de wereld om zich heen. Wat daar aan krachten werkt, wat daar aan verschijnselen zich voordoen, kan men als beeld beschouwen voor wat leeft in het menseninnerlijk. In vroeger tijden werd dit merkwaardige geheim zeer goed gekend en al-dus geformuleerd, dat men zei: de mikrokosmos, dat is de mens, draagt in zich alles wat men aantreft in de makrokosmos, dus in het hele heelal. En men bedoelde ermee, dat men voor het verkrijgen van werkelijke mensenkennis de blik naar buiten moest richten, terwijl men voor het verkrijgen van diepere wereldkennis de blik naar binnen moet slaan. Wanneer men geleerd heeft deze belangrijke grondwet van het leven toe te passen, dan verschaft dit een werkmethode, die uiterst vruchtbaar is in de praktijk van psychologie en opvoeding. Uit de ver-schijnselen van sterren en wolken, planten en dieren kan men ge-gevens putten, die het mogelijk maken de mensenziel beter te begrij-pen. Wij zullen voor de kennis van de zeven zieletypen meer dan eens tot deze methode onze toevlucht moeten nemen.

    Overzicht van de zeven typen

    Alvorens over te gaan tot het geven van een overzicht van de zeven zieletypen, moet eerst de plaats van het zieleleven in het innerlijk van de mens nader gepreciseerd worden. Hiervoor is het van belang de ont-wikkeling van het kind in grote trekken te beschouwen. Wij kunnen hier het best gebruik maken van de gegevens die Rudolf Steiner ver-schaft in zijn oudste pedagogische geschrift, het boekje: De opvoeding van het kind in het licht der anthroposofie. Hierin schildert hij, hoe men niet alleen kan spreken over de fysieke geboorte van het mense-lijk wezen, maar dat op de fysieke geboorte een drietal verdere ge-boorteprocessen volgt, die te zamen de totale ontwikkeling van het

    9

  • kind tot volwassene bepalen. Wanneer het kind pas geboren is, staan alle bovenzinnelijke krachten, die het bezit, in dienst van het fysieke lichaam, dat in de eerste levensperiode (van de geboorte tot de tanden-wisseling) wordt klaargemaakt voor het hele verdere bestaan op aarde. Met de tandenwisseling, omstreeks het zesde, zevende jaar, komt het eerstvolgende organisme vrij van de dienst van het stoffelijke lichaam, namelijk het organisme der opbouwende krachten. Dit krachtencom-plex, dat als een zelfstandig organisme beschouwd kan worden, heeft de taak het stoffelijk lichaam in stand te houden, het zorgt voor ge-stalte, groei, voortplanting. Maar een deel ervan kan zich na de tanden-wisseling aan deze lichaamsgebonden activiteit onttrekken en werkt dan als vrije innerlijke kracht; dit uit zich in het voorstellende denken, in het vrije werken van het geheugen, kortom in al die functies, waar-door het kind naar school kan gaan en kan leren. 1 n de tweede levens-periode van het kind overheersen deze opbouwende krachten; zij vragen om leiding en verzorging, zoals in de eerste levensperiode bovenal het stoffelijk lichaam verzorgd moest worden. In dit complex van levenskrachten, dat men behalve bij de mens, ook in de planten-en dierenwereld aantreft - bij de planten volkomen zuiver - werken die vier natuurverschijnselen door, die men vanouds de vier elementen placht te noemen. Zij veroorzaken in het menselijke levensorganisme het ontstaan der vier temperamenten. Deze temperamenten kan men bij het jonge kind in de eerste levensperiode moeilijk onderscheiden; zij treden pas met volkomen duidelijkheid op na de tandenwisseling, wanneer het levensorganisme als een vrij geheel geboren wordt. Daar-om moet de opvoeding in de tweede periode (van zeven tot veertien jaar) bovenal temperamentsopvoeding zijn en zal alle schoolonderwijs er vooral op gericht moeten zijn om leiding te geven aan de vorming van de temperamenten. Want de mens draagt zijn temperament ge-durende zijn gehele leven met zich mee. Het mag zich wijzigen na de puberteit, de grondslagen blijven en alle gebreken en gunstige factoren van het temperament blijven eveneens. Het is de taak van de opvoe-ding deze laatste tot volle ontplooiing te brengen en de gebreken zo-veel mogelijk af te slijpen zodat de volwassene later niet het slacht-offer wordt van zijn temperament. In de eerste levensperiode is alle opvoeding primair gericht op de ont-wikkeling van het stoffelijk lichaam, die zo natuurlijk mogelijk moet

    10

  • zijn. Dit stoffelijk lichaam is een eenheid bij ieder kind, die als geheel, als drager van de individuele geest bij het kind moet worden gezien en begrepen. Alle opvoeding van het kleine kind, de kleuter, is volkomen individueel. De normale omgeving is het ouderlijk huis; noodzakelijk, in onze rumoerige tijd meer dan ooit, is zoveel mogelijk rust, om het lichaam met zijn functies ongestoord te kunnen ontwikkelen, ieder kind op zijn eigen wijze. In de tweede periode gaat het kind naar school; het leeft dan in twee werelden, die van de school en het ouder-lijk huis. Deze twee werelden moeten zoveel mogelijk samenwerken om het kind de juiste karakteropvoeding te geven, die het voor zijn leven nodig heeft. Want het ontwaakte temperament omvat vrijwel het gehele karakter van het kind en temperamentopvoeding omvat volle-dig in deze jaren karakteropvoeding. In zover een kind in de tweede levensperiode leert eenzijdigheden van zijn temperament te over-winnen, in die mate zal het karakter bezitten als volwassene. Hier onderscheidt men: het wilskrachtige en vurige cholerische tempera-ment; het variabele, luchtige sanguinische temperament, het gelijk-matige, flegmatische temperament, waarin de krachten van het vloei-bare element zichtbaar worden en tot slot het zwaartillende, naar binnen gekeerde, melancholische temperament, dat vervuld is van het aardse element. Het is hier niet de plaats om dieper op deze tempera-menten en hun opvoeding in te gaan. Dit is veelvuldig geschied in de desbetreffende literatuur. Wanneer het kind de puberteitsovergang doormaakt, komt het ziele-leven als geheel vrij; dit kan beschouwd worden als het derde geboor-teproces in het kind. Tevoren stond de ziel, die natuurlijk reeds vanaf de geboorte van het stoffelijk lichaam ten volle aanwezig was, in dienst van dit stoffelijk lichaam en van het levensorganisme. Met de puberteit maakt het zich hiervan los, zoals het embryo zich losmaakt van het moederlichaam. De ziel wordt als zelfstandige eenheid ge-boren. Dat is het belangrijke verschijnsel van de puberteit. Alle beken-de verschijnselen, die men vaak in de literatuur als hoofdzaken aan-ziet, zoals geslachtsrijpheid, zijn in werkelijkheid nevenverschijnselen. Men moet de puberteit begrijpen als het optreden van een totale ver-andering in de verhouding van de ziel tot het lichaam niet alleen, maar tot de hele wereld. Wij zullen in deze beschouwingen alle nevenver-schijnselen onbesproken laten en slechts onze aandacht wijden aan het

    11

  • hoofdfenomeen. Het belangrijke namelijk van de vrije ziel is het op-treden van een eigen innerlijke wereld, die niet meer afhankelijk be-hoeft te zijn van ouders en verdere omgeving, maar die eigen wetten volgt en een eigen verhouding zoekt tot de buitenwereld. Deze buiten-wereld moet men zich wereldwijd voorstellen: zij omvat niet alleen de natuur en de hele zichtbare kosmos, zij omvat evenzeer de totale on-zichtbare kosmos, de goddelijke wereld, de morele wereld, zij omvat het eigen lichaam, het eigen karakter, zij omvat de medemens in al zijn zinnelijke en bovenzinnelijke verschijnselen. Uit deze verhouding van de wereld in ons en de wereld buiten ons kan men de zeven zieletypen afleiden. Wij zullen dit doen, wanneer wij het overzicht van de ontwikkeling van het kind hebben afgemaakt. Want de geboorte van de zielewereld wordt nog gevolgd door de geboorte van de geest. Deze vindt plaats bij het volwassen worden. De geest, die tevoren nog de dienaar was van de lagere wezensdelen, in het bijzon-der van de ziel, treedt nu in het volle daglicht en neemt de heerschap-pij over het leven op zich. Vanaf deze leeftijd kan de mens als zelfstan-dig individu verantwoordelijk zijn voor het eigen leven. Hij kan voor zichzelf vaststellen of hij de ontwikkeling, die de natuur tot een be-paald punt heeft gebracht en heeft beindigd, door eigen kracht en inspanning zal voortzetten, of dat hij gedurende zijn gehele leven zal blijven staan op het niveau van de twintigjarige. De geest van de mens bepaalt alle ontwikkeling, voorzover deze van hemzelf uitgaat. Hij is pas werkelijk mens, wanneer hij deze verantwoording ook volkomen opneemt; het dier kan zich na het volwassen worden niet meer ont-wikkelen; het is soortwezen, het heeft een soortziel. De mens heeft behalve zijn zielewezen zijn ik, dat het begin en de drager is van zijn geest. Het oerbeeld van alle ontwikkeling is gegeven in het Nieuwe Testament, waar Jezus Christus zijn twaalf discipelen om zich heen verzamelde. Niet voor niets worden zij discipelen genoemd. Zij waren leerlingen in de diepste zin van het woord, zij waren leerlingen van degeen, die zichzelf noemde: de weg, de waarheid en het leven. leder mens is op zijn wijze leerling des levens. De grote voorbeelden zijn degenen, die ons bekend zijn uit het Nieuwe Testament. Twaalf ont-wikkelingswegen voor de geest worden daar geschilderd; twaalf wegen dus, in verband met de verschillen in geestesrichting der ik-wezens. Zo zien wij het stoffelijk lichaam als eenheid, het levenslichaam als

    12

  • vierheid, het zieleorganisme als zevenheid en het menselijke geest-wezen als twaaltheid verschijnen. Kosmische wetmatigheden zijn in deze getallen opgesloten, wetmatigheden, die een werkelijke ziele-kennis zo nauwkeurig mogelijk moet bestuderen, niet met behulp van verouderde astrologische methoden, maar met behulp van een ver-sterkt denken en waarnemen, zoals reeds in het begin werd gezegd. Wanneer wij nu de verschijnselen van het zieleleven, dat met de puber-teit geboren werd, bestuderen, behoeft het niet te verbazen, dat alle andere kwaliteiten erin werken. Het temperament, dat reeds tevoren ontstond kleurt de ziel; het ik, dat nog niet geboren is, maar opgeslo-ten is in het zieleorganisme, doet zich natuurlijk gelden, bij de ene mens meer dan bij de andere. Wil men nog een begrip voor het verschil van temperament en zielefunctie, dan mag de volgende overweging gel-den. Laat bijvoorbeeld iemand, die een cholerisch temperament bezit en uit dien hoofde een driftkop is, tot zelfkennis komen en besluiten deze driftuitbarstingen, waardoor hij in het sociale leven veel moeilijk-heden heeft, te bestrijden. Hij zal hiervoor een grondige zielescholing moeten doormaken, hij zal jarenlang aan zichzelf moeten werken, en dan nog is het de vraag of dat resultaat zal hebben. Dit komt omdat het temperament diep verankerd is in het menselijke wezen; het werkt in het levensorganisme, dat direct verbonden is met het stoffelijk lichaam. Het staat tussen ziel en lichaam in. De ziel, die de drager is van de functies van denken, voelen, oordelen, waarnemen, willen, enz., is veel beweeglijker van structuur. Wanneer men bijvoorbeeld be-merkt, dat een gedachte die men had, verkeerd is, is het een kleine moeite deze uit het bewustzijn te verwijderen en de andere juiste ge-dachte ervoor in de plaats te nemen. Nu weet ik wel, dat er mensen zijn, wie zelfs dit zeer moeilijk valt, maar het niet kunnen verwijderen van bepaalde gedachten, waarvan de juistheid betwijfeld moet worden, is reeds een ziekte van de ziel. Want de gezonde ziel is beweeglijk, terwijl het levensorganisme veel minder beweeglijk is door zijn direc-tere verhouding tot het vaste stoffelijke organisme. Een eigenschap dus, die verankerd is in het temperament van de mens, zal moeilijk veranderd kunnen worden, terwijl een zieleverschijnsel veel gemakke-lijker aan verandering onderhevig is.

    13

  • 0-7 jaar: 7-14 jaar: 14-21 jaar: na 21 jaar:

    stoffelijke lichaam overheerst- eenheid levenslichaam overheerst - vier temperamenten zieleorganisme overheerst - zeven zieletypen geestwezen overheerst - twaalf wegen voor de verschil-lende ik-wezens

    De zeven zieletypen kunnen afgeleid worden uit de verhouding van de innerlijke wereld van de mens, die de ziel eigenlijk is, tot de buiten-wereld. Het kan zijn dat deze innerlijke wereld geheel domineert en zich niet met de buitenwereld zou willen afgeven. De buitenwereld is in dit geval voor de ziel van weinig belang; zij zou het liefst er vol-komen aan voorbijgaan en blijven leven in zichzelf in de eigen inner-lijke wereld. J ung heeft in dit geval gesproken van het introverte type. Hij onderscheidde het van het extraverte type, dat zich met de gehele ziel overgeeft aan de buitenwereld. Wij zullen dit type straks leren kennen. Het is van belang bij dit introverte type twee mogelijkheden te onderkennen. Het kan zijn, dat de ziel, die in zichzelf tevreden is, zich sterk op zichzelf wil richten en dus van ik-bewustzijn vervuld is, doordat dit ik met grote activiteit in het binnenste van de ziel werkt. Het kan echter ook zijn, dat dit niet het geval is en dat de ziel een verdroomd en passief bestaan in zichzelf leidt, deinend op de weinige indrukken die van buitenaf worden opgenomen, op de stemmingen die daardoor in het eigen innerlijk ontstaan, in wezen een dromend be-staan leidt, afgesloten van de wereld buiten zichzeif. Het actieve naar binnen gekeerde type zouden we het lkbewuste type kunnen noemen, het andere het verdroomde type. Het ikbewuste type heeft een sterk innerlijk leven, van gedachten ver-vuld; het heeft een slecht contact met de buitenwereld, het heeft een onvoldoende verhouding tot de natuur en tot de medemens; het voelt zich in het algemeen in de huidige wereld niet thuis. Het heeft geen contact met het heden, wel met het verleden. Het geheugen is de be-langrijkste zielefunctie; men begrijpt dit, wanneer men weet, dat het geheugen bovenal zijn werking uitoefent door de invloed van het ik erin. Tegenover het ikbewuste type zagen wij het verdroomde type. Het innerlijk leven is bij dit type passief. Men kan wegdromen in gevoelens en stemmingen; veel is dit het geval bij artistieke naturen. Bij het ik-

    14

  • bewuste type kan kunstzinnigheid voorkomen; bij het verdroomde type komt het veel voor. Maar ook kan men wegdromen in intellec-tuele studies. Vooral daar waar een receptieve houding ten opzichte van intellectuele kennis bestaat, kan men ook spreken van een weg-dromen. Want men ontvlucht de werkelijkheid, wanneer men een wetenschappelijk boek bestudeert. Veel wetenschappelijke werken, vooral van niet-natuurwetenschappelijke aard, dus van beschouwende of theoretische aard, kan men aanzien als intellectuele dromen. Voor-zover dit type met de buitenwereld in aanraking komt, reageert het door reflexen; het spiegelt onbewust deze buitenwereld af in eigen ge-dragingen, omdat het ikbewustzijn te zwak is om grondig afstand te houden. Het ikbewuste type zal zich veelal actief verweren tegen in-vloeden van buiten; dat doet het ik, dat in het binnenste van de ziel is en verzet pleegt tegen andere invloeden. Bij het verdroomde type heeft het ik deze kracht niet. De ziel spiegelt onbewust wat buiten gebeurt. Dit kan tot in alle uitersten plaatsvinden. Het extreem is het 'lata'-verschijnsel, dat zoveel voorkomt bij oosterse vrouwen (zie hier-onder). Het hoofdverschijnsel van het zieleleven bij het verdroomde type zijn dus de dagdromen, hetzij in de vorm van halfbewuste toestanden, waarin kunstzinnige voorstellingen op en neer golven ofwel in de vorm van intellectuele opname. Het diametrale tegenbeeld van deze beide introverte typen leveren de twee extraverte typen, waarbij in de verhouding innerlijke wereld-buitenwereld, de laatste de overhand heeft. Ik wil deze typen noemen: het agressieve type, dat actief de buitenwereld in zichzelf opneemt en het esthetische type, dat hetzelfde doet op een passieve wijze. Het agressieve type neemt enerzijds de buitenwereld in volle omvang in zichzelf op, anderzijds plaatst het zichzelf in die buitenwereld. Het doet dit met grote energie, met inzet van alle innerlijke krachten. Het contact van de mens met de buitenwereld wordt in de allereerste plaats bepaald door de taal. Het behoeft derhalve geen verbazing te wekken, dat de primairste wijze van reageren van het agressieve type op de buitenwereld plaats vindt door middel van het spreken. Men zou dit type zelfs het 'sprekende type' kunnen noemen. Maar met het woord gaat de daad gepaard. Het agressieve type is niet alleen actief met het woord, maar gaat snel over tot de handeling. Het werkt in de

    15

  • buitenwereld, het voelt zich daarin thuis, al komt het vaak door zijn activiteit tot botsingen met die wereld, botsingen met mensen en mensengroepen. Dit type is niet zoals het ikbewuste type ingesteld op het geheugen als primaire functie van het zieleleven, dit is het spreken; het houdt bij alle acties de blik vooral gericht op de toekomst, niet op het verleden. Heel anders het passieve extraverte type, dat ik het 'esthetische type' noemde. Ook dit leeft in de buitenwereld met de ziel, maar vooral met dat deel van de ziel, dat wij het gemoed noemen en dat vervuld is van sympathien en antipathien. Wanneer de mens zijn ziel op passieve wijze laat weiden in de wereld om hem heen, dan zullen vanzelf bij de ene waarneming sympathien optreden, bij de andere antipathien; zij treden op in verband met oor-delen, die de passieve ziel pleegt te vormen. Het ene oordeel is gunstig, het andere negatief; het is steeds betrokken op de oordelende, die als ziel naar buiten treedt. Wij zouden dit esthetische type ook wel het oordelende type kunnen noemen, of wel het gemoedstype. Wij doen het niet, omdat in de benaming van het esthetische type oordeel en gemoedsfunctie zijn opgenomen en er nog een element bij komt, dat dit type steeds vertoont: het heeft behoefte aan een esthetische buitenwereld op de een of andere wijze en beoordeelt de wereld op grond van deze aangeboren behoefte. Men voelt wel, dat het agressieve type bovenal een manlijk type is, terwijl het esthetische type vooral bij vrouwen voorkomt. Men kan wel zo ver gaan, dat men aanneemt, dat bij alle mannen een factor voorkomt van het agressieve type, tot welk type zij ook verder mogen behoren, terwijl vrijwel bij alle vrouwen een element van het esthe-tische type moet voorkomen. Een man zou zonder een sprankje van het agressieve type niet man kunnen zijn, en een vrouw zonder althans een onderdeel van het esthetische type geen vrouw. Het esthetische type treedt dus evenzeer met de eigen innerlijke wereld in de buitenwereld binnen als het agressieve type, maar niet om erin te werken, doch op passieve wijze. Het komt eveneens vaak met deze buitenwereld, die met esthetische idealen niet harmoniseert, in botsing. Deze botsing veroorzaakt negatieve oordelen en antipathien, terwijl een harmonie met de buitenwereld aanleiding is tot sterke sympathie en positieve oordelen.

    16

  • Tussen de extraverte en introverte typen in vindt men twee over-gangen. Hierbij zou men kunnen spreken van een evenwicht tussen de wereld in ons en de buitenwereld. Dit evenwicht is echter op tweerlei wijze mogelijk. Dit kan aldus optreden, dat de innerlijke wereld zo in contact is met de buitenwereld, dat van binnen uit de chaotische ten-densen van die buitenwereld worden geordend. Dan kan men spreken van het overheersende type. Ofwel beheerst de buitenwereld in dit wederzijds contact zozeer de innerlijke wereld, dat haar chaos daar on-gehinderd optreedt; dit geschiedt bij het beweeglijke type. Het overheersende type vertoont een goed begrip en een goede ver-houding ten opzichte van de buitenwereld. Het gaat er echter niet zo in op als het agressieve type. Het behoudt zijn innerlijk evenwicht, denkt na over wat het ervaart in de wereld om zich heen en tracht daar zoveel mogelijk orde te scheppen door middel van het allesover-ziende denkleven. Men heeft hier te maken met een koninklijk over-wicht, dat in rust wordt uitgeoefend, zodat men ook zou kunnen spreken van het 'rustige type', in tegenstelling tot het beweeglijke type. Het denken is de hoofdfunctie van het zieleleven bij dit type, en wel, zoals Steiner het noemde, het 'wijsheidsvolle denken'. Er is steeds een direct contact bij dit type met de momentele toestanden en ver-houdingen. Zoals het ikbewuste type alleen een goede verhouding heeft tot de wereld van het verleden en het agressieve tot de toekomst, zo leeft de overheersende mens in het heden. Op actieve wijze regelt de overheersende mens zijn verhouding innerlijke wereld-buiten-wereld. Het beweeglijke type doet dit op passieve wijze. Daardoor kan de buitenwereld zo gemakkelijk bij hem naar binnen stromen en gaat hij dan weer de buitenwereld tegemoet Het evenwicht berust hier niet op een bewust bepalen van de grenzen van de wereld in ons en de buitenwereld, zoals de overheersende mens tracht te doen; het is een doorstromen van buiten naar binnen en van binnen naar buiten, waar-bij door de passiviteit van het eigen zieleleven de wetten van de buitenwereld prevaleren. De beweeglijke mens heeft een heel makke-lijk contact met de wereld; hij reageert onmiddellijk op omstandig-heden en verhoudingen doordat hij alles waarneemt en dan iets doet Hij is een mens van de waarneming in de allereerste plaats; hij tracht niet met alle energie van zijn eigen innerlijk de buitenwereld naar zijn hand te zetten zoals de agressieve mens doet, maar hij treedt dadelijk

    17

  • handelend op na de waarneming, zo goed en zo kwaad als het kan. Zijn blik is daarbij niet op de toekomst gericht, hij kent slechts een momenteel optreden. Hij leeft geheel met zijn naar buiten stromende ziel mee met de andere mens, begrijpend wat er gebeuren moet. Komt er een ogenblik later een ander feit op zijn levensweg, dan zal dit even gemakkelijk de weg in zijn binnenste vinden en zal het eerste snel ver-geten zijn. Ook hier zal hij weer snel met zijn binnenste in de omstan-digheden van de buitenwereld glijden en doen wat te doen valt. Zijn denken is vlug, maar niet van wijsheid en diepte vervuld, zoals bij de overheersende mens; hier is een speels combinatievermogen aanwezig, dat Steiner het 'combinerende denken' noemde. Dit is de belangrijkste zielefunctie bij de beweeglijke mens. Tot slot is het mogelijk, dat de verhouding innerlijke wereld-buiten-wereld op geheel harmonische wijze bestaat en wel zo, dat alle ge-noemde zielefuncties, die karakteristiek waren voor een der bovenge-noemde typen, in harmonie met elkander werken. Dan ontstaat het 'stralende type'. Dit type komt heden ten dage zeer weinig voor; in vroegere tijdperken van de geschiedenis moeten zij veelvuldiger geleefd hebben dan nu. Figuren als Pericles, Goethe, Mozart e.a. hebben iets van dit stralende type bezeten. Wij zullen aan dit type op zichzelf om deze reden niet te veel aandacht besteden. De zes andere typen zijn de meest voorkomende, al of niet in combinatie met elkaar. De stralende kwaliteiten van dit zeldzame type kan men wel beschouwen als een soort van ideaal voor alle meer eenzijdige zieletypen, wanneer zij met bewustzijn de ontwikkeling van het zieleleven ter hand nemen, zoals in het begin van deze beschouwing werd aangeduid.

    Hier volgt het schema van de zeven zieletypen:

    18

  • 1 Het ikbewuste type Geheugen Slecht contact met de buiten-

    wereld Verhouding tot het verleden Innerlijke wereld hoofdzaak Actief

    2 Het overheersende type Wijsheidsvol denken Actief innerlijk leven Ordent de chaos van buiten Beheerst het heden Innerlijke wereld en buiten-

    wereld in evenwicht Actief

    3 Het agressieve type Werkt in de wereld en botst Spreken en handelen Verhouding tot de toekomst Buitenwereld is hoofdzaak Actief

    4 Het stralende type

    5 Het esthetische type Treedt oordelend en voelend in

    de wereld en botst Oordelen + antipathie en sym-

    pathie Tijdloos met een momenteel

    reageren Buitenwereld is hoofdzaak Passief

    6 Het beweeglijke type Combinerend denken en waar-

    nemen+ daad Chaos van buiten werkt in pas-

    sief innerlijk Momenteel reagerend Innerlijke wereld en buiten-

    wereld in evenwicht Passief

    7 Het verdroomde type Dagdroom Spiegelt de buitenwereld Tijdloos Innerlijke wereld hoofdzaak Passief

    Buiten- en binnenwereld in har-monie

    Alle zielekrachten in harmonie Activiteit en passiviteit in har-

    monie Ideaal type

    19

  • 2 De zeven zieletypen: levenskunst, opvoeding

    Het ikbewuste type

    Wij zullen in de volgende hoofdstukken de zeven zieletypen nader be-studeren, en wel zo, dat van elk type de belangrijkste innerlijke en uiterlijke verschijnselen worden opgezocht, die de grondslag kunnen leveren om deze typen in de praktijk van het leven te herkennen. Ver-volgens zullen wij de belangrijkste positieve en negatieve eigenschap-pen van elk type bespreken en de wijze van omgang met mensen van elk type. Hierbij hoort de bespreking van speciale pedagogische behan-delingswijzen ingeval van moeilijkheden met jonge mensen in de pu-berteitsjaren. Wij beginnen met het ikbewuste type, omdat hier een buitengewoon duidelijk voorbeeld gegeven kan worden voor alle hierboven genoemde details. In het vorige hoofdstuk werd reeds uiteengezet, dat het voor de kennis van de verschillende zieletypen van het grootste belang is, hoe zich bij hen de verhouding van de innerlijke wereld tot de buitenwereld af-speelt. In dit opzicht laat het ikbewuste type niets aan duidelijkheid te wensen over. Het cultiveert met alle energie de eigen innerlijke wereld en heeft tot de buitenwereld, dus tot de natuur, de kosmos, de mede-mens in het algemeen een slechte verhouding. Het heeft evenmin een verhouding tot het moment, tot het heden, het begrijpt alleen gemak-kelijk wat reeds verleden geworden is. Daarom zal men bij dit type meestal vinden dat er moeilijk besluiten genomen kunnen worden. Het moet veel tijd hebben om gebeurtenissen en feiten te verwerken. On-middellijk tot handelen overgaan, wat andere mensen gemakkelijk valt, kan dit type in het geheel niet. In vergaderingen maakte ik het vaak mee, dat terwille van mensen van dit type na een langdurige en grondige bespreking van een of ander vraagstuk de eindbeslissing een week vertaagd moest worden, omdat het hun onmogelijk was direct tot een besluit te komen. Mensen van dit type reageren langzaam. Zij zijn innerlijk actief, dat wil zeggen zij denken veel en grondig na; uiter-

    20

  • lijk gezien wekken zij de indruk inactief te zijn. In ieder geval reageren zij langzaam. Dat komt, doordat de belangrijkste func de in hun ziele-leven het geheugen is en alle feiten en gebeurtenissen tot object van het geheugen gemaakt worden, voordat zij er een verhouding toe kunnen winnen. Dit betekent, dat zij dus alles tot verleden moeten maken, dat er tijd over de dingen heen moet gaan, voordat zij er iets mee kunnen beginnen. Een typische representant van dit type, en dan in grote stijl, was Willem van Oranje, een man vol diepzinnigheid, maar die moeilijk en langzaam besluiten nam. Men leze hierop de gegevens na in de voortreffelijke biografie van A.A. van Schelven, die in het jubileumjaar 1933 uitkwam {vierde druk 1948) en die voor de psycho-loog een genot is om te lezen. Het is niets anders dan een uitvoerige beschrijving van dit ikbewuste type. 1 n hun denken zijn deze mensen diep en grondig; zij zijn steeds bezig over iets na te denken. Vandaar dat meestal met dit zieletype het melancholische temperament ge-paard gaat. Doordat zij sterk naar binnen gekeerd zijn, komt het vaak voor, dat zij in praktische dingen onhandig zijn. Zij stoten zich licht aan de wereld en aan de mensen. De natuur is hun vreemd; het liefst zoeken zij het stille bos op, dat in zijn schaduw beschutting geeft en rust voor overpeinzing. De gestalte van de ikbewuste mens is meestal groot, ietwat gebogen als zuchtend onder een zware last. Inderdaad drukt de last van het leven op dit type. Zij zijn dan ook meestal donker; grauw in hun uiterlijk, eenzaam. Een mooi voorbeeld van een mens van dit ikbewuste type is de grote dichter Friedrich Schiller, groot van bouw, naar binnen ge-keerd in zijn wezen, vol van diepe gedachten. Door hun naar binnen gekeerde aard en gebrek aan contact met de buitenwereld maken mensen van dit type vaak een koude indruk. Bij Schiller zien wij, hoe door een veredeling van het type als gevolg van een innerlijke scholing juist een onmetelijke zielewarmte optreedt, een grote geestdrift voor idealen en een enthousiasmerende invloed op de omgeving. Wil men een beeld van dit type in klassieke vorm, dan bestudere men de oude Griekse marmerbeelden van Pluto, ofwel van de Alexandrijnse godheid Serapis. Deze godenbeelden vertonen een groot hoofd, waarin de diepte van het bewustzijnsleven valt af te lezen, het voorhoofd is gegroefd van het vele denken; de haren vallen ten dele eroverheen en geven het een duistere aanblik. Op het hoofd dragen zij meestal een of

    21

  • ander vaatwerk, wat als belasting werkt, zodat dit type steeds zwaar-belast lijkt. In de middeleeuwen kende men deze zeven zieletypen zeer goed en beeldde men ze af op allerlei manieren, in schilderijen, in steen en ook in de literatuur. Wanneer we bij die middeleeuwse schrijvers te rade gaan en zoeken naar beschrijvingen van deze zeven typen, dan worden zij vaak aangeduid met hun belangrijkste eigenschappen, zowel ten goede als ten kwade. In het geval van het ikbewuste type leren wij uit de middeleeuwse literatuur, dat de beste eigenschap van dit type is: de trouw, en de slechtste de nijd. Men sprak toen van de zeven deugden en de zeven doodzonden. Hier gebruik ik moderne termen. Deze oude aanwijzingen zijn vaak zeer nuttig. Zo is inderdaad de trouw een typisch verschijnsel van het ikbewuste type. Wanneer dit zich gehecht heeft aan een mens, of een voorstander is geworden van een bepaald ideaal, zal het deze mens, dit ideaal trouw blijven. Het is rustig en vast-houdend~an aard en daardoor is deze eigenschap vaak aanwezig. Men kan daarvan in de opvoeding gebruik maken. Dat de nijd als ongunstige eigenschap vaak optreedt, behoeft ook niet te verbazen, want de mens van dit type leeft zeer bewust; hij bemerkt dus snel, dat hij bij andere typen, die vlugger reageren, en gemakke-lijker contact met wereld en mensen hebben dan hij, ten achter staat. Toch beschikt hij vaak ver grote vermogens, die zich niet gemakkelijk openbaren. Dit hindert mensen en kinderen van dit type vaak. Bij de opvoeding moet men er derhalve voor zorgen, dat zij van hun een-zijdigheid 'en zwakte zoveel mogelijk verlost worden. Dat zal de nijd, indien deze aanwezig is, verminderen. Voegen wij bij de trouw als positieve eigenschap van dit type de diep-zinnigheid, en bij de nijd als negatieve eigenschap de te sterke ego-centriciteit (dus een neiging tot hevig egosme), dan is het zielebeeld voldoende getekend. Wij komen dan tot de vraag, hoe wij met mensen van dit type moeten omgaan. Deze vraag is alleen daar van belang, waar in de samenleving moeilijkheden in dit opzicht voorkomen. Helaas is dit maar al te veel het geval. Wij hebben aan Rudolf Steiner op dit punt een reeks van aanwijzingen te danken, niet op de wijze, zoals wij hier het vraagstuk behandelen, maar in een groter verband. Hij bespreekt in een voor-dracht, gewijd aan het wezen van de planeten, die hij beschouwt als

    22

  • levende en bezielde wezens in het heelal, hoe men een verhouding tot deze kosmische wezens krijgen kan. Dit doet hij in de voordracht, die hij in Dornach hield op 27 juli 1923. Aan deze voordracht kan men vele aanwijzingen ontlenen voor de omgang met mensen van bepaalde typen. Wat hier op vrije wijze wordt verwerkt, is in de loop van vele jaren in de omgang met volwassenen en met jonge mensen vanaf veer-tien jaar in toepassing gebracht en heeft in de praktijk zijn vruchtbaar-heid bewezen. Wij willen hier de gegevens in de genoemde voordracht van Rudolf Steiner niet verder uitwerken. leder, die zich hiervoor in-teresseert, kan dit zelf doen. Hier geven wij dus alleen de omgang met mensen van de zeven typen weer, waarbij alle gegevens ontleend zijn aan bedoelde voordracht. Wat nu het ikbewuste type betreft, wanneer er moeilijkheden zijn in de omgang, dan is het voldoende, dat men zich in het eigen innerlijk bezighoudt met het geestelijke in het algemeen, en eventueel met het geestelijke, dat in de ander leeft. Men neme dus enkele ogenblikken per dag om zich voor te bereiden op de omgang met deze i kbewuste mens. Men trachte zich in te leven in het geestelijke leven in het alge-meen en in het zijne in het bijzonder. Deze innerlijke voorbereiding is vrijwel altijd voldoende om het gestoorde contact te herstellen. Er is een grote innerlijke gevoeligheid bij de ikbewuste mens; het is of hij het aanvoelt, dat men een diepere belangstelling voor hem heeft. Dit eenvoudige innerlijke werk is de sleutel tot de.oplossing van vele pro-blemen. Men moet zichzelf verinnerlijken in de omgang met deze mensensoort, bij wie het innerlijke leven de hoofdzaak is. Ook in de opvoeding ontmoet men diepgaande problemen, wanneer men te maken heeft met kinderen van dit type. De middelbare school is er vol van. De leeftijd van veertien tot achttien jaar is een voorloper voor het leven. Wat de kinderen daar leren aan omgang met anderen en omgang met zichzelf moet de aanloop voor het leven in de maat-schappij zijn. Deze omgang met zichzelf en de eigen problemen is on-eindig veel belangrijker dan alle schoolse geleerdheid, waar helaas de huidige middelbare school van overloopt. Het leven eist veel meer. De ervaring leerde, dat vaak kinderen van het ikbewuste type taken, die men in de klas stelde, slecht uitvoerden, slechter vooral dan vol-gens hun capaciteiten zou mogen gebeuren. In het lerarencollege van de Vrije School te 's-Gravenhage werden deze problemen besproken

    23

  • en werd het voorstel gedaan een weg te bewandelen, die deze kinderen langzamerhand in staat zou stellen hun volle capaciteiten te gebruiken voor zulke taken. Een voorbeeld: een klasse van zestienjarigen krijgt op een morgen de taak een opstel te schrijven over: De misdaad in Shakespeares Macbeth. De taak is niet te moeilijk, maar de ikbewuste kindergroep brengt er niets van terecht. En dit ondanks het feit, dat zij met hun diepe denkvermogen juist iets belangrijks erover moesten kunnen schrijven. Een ander voorbeeld: in de gymnastiekles wordt een nieuwe oefening voorgedaan door de leraar en de klas moet haar direct nadoen. De meeste kinderen doen dit goed; niet de ikbewuste groep. Het duurde natuurlijk enige tijd voor men erachter was gekomen, dat het juist deze kinderen waren, die onder l:lun niveau werkten. Toen dit punt eenmaal bereikt was, en begrepen werd dat dit zo moest zijn door de aard van deze kinderen, die niet onmiddellijk reageren kunnen, omdat zij alles eerst tot verleden moeten maken, werd een andere weg ingeslagen. 1 n de meeste onderwijsvakken werd de taak niet op. dezelfde dag gesteld als waarop zij moest worden uitgevoerd. Er werd dus voor gezorgd, dat er steeds een of meer dagen verliepen tussen het stellen van de taak en de uitvoering ervan door de kinderen. Een opstel werd de ene dag opgegeven en een paar dagen later ge-maakt. Een gymnastische oefening werd aan het eind van de ene les door de leraar vertoond en in de volgende les gedaan door de kinde-ren. Het bleek, dat de ikbewuste kinderen hun werk uitstekend deden en werken konden volgens hun capaciteiten. Nadat dit maandenlang gedaan was, werd met hen persoonlijk erover gesproken, dat ook on-middellijke taken goed moeten worden verricht en dat dit kan wanneer men er zich op instelt. De kinderen hebben een groeiend zelf-vertrouwen gekregen. Nu kan men als volgt de overgang maken, door aan te kondigen: morgen wordt door de klas een nieuw opstel ge-maakt, zonder de mededeling van het onderwerp. De kinderen zijn er dan op ingesteld. Wanneer de vooroefening grondig genoeg is geweest, die hierboven werd beschreven, lukt deze overgang. Dit betekent, dat de kinderen leren de weg te vinden van het verleden naar het heden. Daarmee moet een totale opleiding gepaard gaan, die hun de gelegen-heid biedt de andere zijde van hun eenzijdigheid te overwinnen, die van het te sterke naar binnengekeerd-zijn. Dit is het werk van de natuurwetenschappelijke vakken. Deze moeten de kinderen in enthou-

    24

  • siasme brengen en door interessante en ook mooie experimenten moet de scheikunde- en natuurkundeleraar erin slagen de kinderen niet alleen tot een grondige waarneming van uiterlijke verschijnselen te brengen, maar hij zal hun ook een dieper begrip en daardoor een in-nerlijke verhouding tot de ntuur moeten verschaffen. De ontwikke-ling van het ikbewuste type gaat van binnen naar buiten, van verleden tot heden.

    Het verdroomde type

    Het verdroomde type spiegelt zijn omgeving, vaak op merkwaardige wijze. Deze spiegeltendens wordt veroorzaakt door de inwendige passi-viteit van het zieleleven, dat geen verweer heeft tegen invloeden van buiten, en zich niet eens bewust is van het feit, dat deze inwerken. leder mens bemerkt wel eens, dat hij bepaalde uitdrukkingen of woor-den die in zijn omgeving gebruikt worden, onbewust heeft overge-nomen; of dat hij bepaalde gebaren van iemand uit zijn omgeving zich eigen heeft gemaakt. Dan werkt deze verdroomde spiegeltendens. Reeds werd melding ge.maakt van het extreem dat bij oosterse vrouwen veel voorkomt, het 'lata'-verschijnsel. In dit geval bootst zo'n inheemse vrouw alles na wat de andere mens doet, en zegt. Zij is het zuivere spiegelbeeld van de ander. Het spreekt vanzelf, dat voor per-sonen in wie deze spiegeltendens sterk werkt, het van het grootste be-lang is in wat voor omgeving zij terechtkomen. Bij vrouwen zal men dit type meer aantreffen dan bij mannen; bij beide geslachten komt het zeer veel voor. Dit geeft voor de opvoeding een grote verantwoor-delijkheid. Men moet bedenken, dat juist door hun innerlijke passivi-teit zulke personen vaak zeer receptief van aard zijn. Wat zij in zich opnemen, kan diep doorwerken. En vooral een kind in de puberteits-jaren neemt hevig in zich op, wat later in het leven pas tot uitwerking komt. Men heeft de bij uitstek verdroomde, vaak kunstzinnig aangelegde typen in deze categorie, men heeft ook de intellectuele typen die veel kunnen opnemen aan intellectuele inhoud, maar niet beschikken over eigen activiteit van het denkleven. 1 n de negentiende eeuw werden mannen van dit type vaak op grond van hun grote boekenkennis

    25

  • professoren; als denkers hadden zij geen betekenis. Het type is gemak-kelijk te herkennen, het is loom, passief, van temperament vaak fleg-matisch; sterk afwisselend van stemming kan het zijn, wanneer dit in de omgeving zo voorkomt; gelijkmatigheid van stemming kan ook voorkomen, meestal is van nature het innerlijk leven vrij onbewogen. Wat de gestalte betreft, deze bezit in het algemeen een ongevormd element, een neiging tot dikheid, of tot ronding als men liever wil. Ook het gezicht is bij dit type meestal aan de ronde kant. Het is een opvallend verschijnsel, dat men bij de actieve typen meer moet letten op de totale lichaamsbouw, als uitdrukking van het zieleleven, terwijl bij passieve typen meer de bouw van het hoofd of het aangezicht op-vallende verschijnselen vertoont. Men bekijke het klassieke beeld van de Artemis van Efeze ter vergelijking. De Nederlandse stadhouder Willem V behoorde tot dit type, evenals de Franse koning Lodewijk XVI, die beiden door hun passiviteit en gedachteloosheid veel bijdroegen tot de ongelukkige toestanden die in hun landen bestonden. Beiden hadden een onklaar verdroomd bewust-zijn, dat geen verhouding tot de hun omgevende wereld bezat Ook Lodewijk XV behoorde tot dit type en wordt hier vermeld, omdat hij die ondeugd die de middeleeuwers voor dit type vermeldden in hoge mate bezat, namelijk de liederlijkheid. Het verdroomde zieleleven van dit soort mensen kan de oorzaak zijn van een dichterlijke aanleg met de behoefte tot kunstzinnig scheppen; het kan ook leiden tot een uitleven van de onderbewuste instincten, zoals op ongebreidelde wijze het geval was bij Lodewijk XV. Men kan zover gaan om vast te stellen, dat wanneer iemand als Lodewijk XV maar de gelgenheid zou hebben gehad om te dichten of te compone-ren of ander kunstzinnig scheppend werk te doen, hij daardoor mis-schien verlost had kunnen worden van de drang tot erotische uitspat-tingen. Uit dit voorbeeld is te zien, hoe het passieve in de zielehouding van dit type aanleiding kan zijn tot excessen, die het beste bestreden worden door kunstzinnige scheppingsarbeid. Vandaar dat in iedere middelbare school veel plaats ingeruimd moet worden voor kunst-zinnige bezigheden; zij vormen een integrerend bestanddeel van de morele opvoeding van een grote categorie van kinderen. De beste eigenschap in de ogen der middeleeuwers is bij dit type de voorzichtigheid. Inderdaad kan men hier niet een doldriest optreden

    26

  • verwachten; de rustige en beschouwende levenshouding brengt met zich mee, dat geen ondoordachte handelingen worden verricht. Als wij de beide middeleeuwse kwalificaties aanvullen, bij de voorzichtigheid de kunstzinnige activiteit voegen en bij de liederlijkheid de passieve levenshouding, hebben wij het zielebeeld gecompleteerd. Wat de omgang met dit verdroomde mensentype betreft, vinden wij bij Steiner de interessante aanwijzing, dat men ingeval van problemen moet trachten door te dringen tot het diepere wezen van dit type, dat zich steeds verbergt, dat zicb bovenal verbergt achter de spiegel van de omgeving. En dan is het nodig deze spiegel te doorzien en er zich niets van aan te trekken; men moet daartoe zichzelf zozeer vervullen van liefde voor de andere mens, dat men beseft wt spiegeling van iets anders is en dat men hier dwars doorheen gaat. Dat is de grote kunst, en wanneer men dan rechtstreeks de weg kan vinden tot dit diep ver-borgen eigen wezen, kan men in de aanwezige sociale of opvoedings-moeilijkheden de nodige hulp brengen. Het is een moeilijke taak om zo tot de verdroomde mens een weg te vinden; men moet zich daar intens op voorbereiden, maar wanneer men dit doet op liefdevolle wijze wordt de moeite beloond. Deze zelfde opdracht heeft de opvoeder van kinderen in de puberteits-jaren, die tot dit type behoren. Vaak geven zij in klassen in het geheel geen moeilijkheden, vooral niet wanneer zij intellectueel begaafd zijn. Dit wil niet zeggen, dat men gevoelloos aan hen voorbij mag gaan. Het kan zijn, dat grote problemen in de diepten van het zieleleven wonen en dat men deze pas op het spoor komt wanneer men zich grondig innerlijk met zo'n kind bezighoudt en de weg tracht te vinden tot de vesting', wals Rudolf Steiner het in dit geval uitdrukt De pedagogische opdracht bij deze kinderen luidt: de activiteit op te voeren en wel door kunstzinnige activiteit, die tegelijkertijd een aan-sporing moet zijn het bewustzijn te wekken. Wanneer men de 1 Brieven over de esthetische opvoeding' van Schiller leest, dan gaat men besef-fen, hoe radicaal het wekken van het bewustzijn kan plaatsvinden door kunstzinnig werk. Er is steeds een zekere innerlijke activiteit nodig om een kunstzinnig werk te volbrengen en bovendien treedt men door zulk werk ook met zijn innerlijk leven in contact met de buitenwereld. Het is hier niet de plaats uitvoerig in te gaan op deze uitwerkingen van kunst; het mag voldoende zijn erop te wijzen, dat bij

    27

  • een doeltreffende behandeling van het kunstzinnige onderwijs de een-zijdigheden van het verdroomde type kunnen verminderen en dat zij zowel aan activiteit als aan een betere verhouding tot de buitenwereld kunnen winnen. Wanneer daar nog bijgevoegd wordt de betekenis van dit onderwijs yoor het overwinnen van een ongezonde erotiek, dan kan dit enigszins de verstrekkende betekenis van kunst in het middel-baar onderwijs belichten. Voor deze kinderen kan verder hetzelfde vastgesteld worden als voor het ikbewuste type, toen werd uiteengezet dat voor een diepere ver-houding tot de buitenwereld een goed uitgeoefend onderwijs in de natuurwetenschappelijke vakken van de grootste betekenis is. Ook de verdroomde kinderen moeten leren deze buitenwereld goed waar te nemen en verder een dieper begrip ervoor te krijgen en haar lief te hebben. Dit tot stand te brengen is bovenal de taak van de leraren in de scheikunde, natuurkunde en natuurkennis.

    Het agressieve type Men kan het agressieve type beschouwen als het diametrale tegenbeeld van het ikbewuste type. Overheerste bij het laatste de innerlijke wereld ten koste van de buitenwereld, bij het agressieve type over-heerst de buitenwereld ten enen male. Had het ikbewuste type boven-al een verhouding tot het verleden, dus tot de dingen die reeds ge-beurd zijn, het agressieve type interesseert zich vooral voor wat nog te gebeuren staat, dus voor de toekomst. Bij het ikbewuste type was de belangrijkste functie van het zieleleven het geheugen; het denkt steeds na voor het wat doet. Het agressieve type is juist omgekeerd, het treedt onmiddellijk handelend, dan wel sprekend op. Het spreken kan in deze samenhang als een vorm van handelen aangezien worden. Want het is evenals de daad een mogelijkheid om met de buitenwereld in relatie te treden. En dit wil het agressieve type altijd en te allen tijde. Het reageert dus op gebeurtenissen en indrukken van buitenaf niet door overpeinzing, door het geheugen of anderszins, het reageert door het woord of door de daad. Het is dan ook geen toeval dat een be-schaving, die meer dan alle andere een agressieve genoemd kan worden, namelijk de Romeinse, die een door en door militaire staat

    28

  • opleverde, tevens een diepgaande cultuur van het woord in het leven riep, en wel die van de retor. Ook in onze moderne cultuur, die in vele opzichten met de veruiterlijkte Romeinse machtscultuur overeenkomt en een sterk militair en gewelddadig karakter draagt, wordt oneindig veel gepraat op internationale en nationale conferenties, in vertegen-woordigende lichamen enzovoorts, enzovoorts. Wanneer men de agressieve mens wil herkennen, dan kan men behalve op de reeds ge-noemde kenmerken de aandacht richten op de meestal forse lichaams-bouw, die hoort bij het forse optreden, vaak met een groeineiging in de breedte (de ikbewuste mens groeit in de lengte). Meer nog dan de bouw van de gestalte is de dynamiek van het optreden van belang; het afgaan op een doel, het opzij zetten van moeilijkheden; het botsen tegen andere mensen, vaak grofheid in het optreden. Het temperament van de agressieve mens is vaak cholerisch. Van nature past hem het geweld. Het klassieke Marsbeeld kan een hulp zijn bij de studie van dit type. De geschiedenis telt vele agressieve typen; door hun kracht konden zij vaak een grote invloed op het wereldgebeuren uitoefenen. Enkele van de meest opvallende waren Napoleon, Voltaire, Prins Maurits. Bij Napoleon is de geweldige dynamiek van zijn wezen indrukwekkend. Het is bekend, dat hij vele van zijn veldslagen won door zijn tempo. Toen hij trouwde met Josphine en door het paleis naar de gereed-staande rijtuigen liep, moesten de dames van de hofhouding met de lange sleep van Josphine in de hand hem op een drafje volgen om hem bij te houden. Zijn machtige activiteit maakte het hem mogelijk vele dingen tegelijkertijd te doen, zo kon hij bijvoorbeeld aan tien secretarissen tegelijkertijd elk een andere brief dicteren. Voltaire vertoont de agressiviteit van zijn type in zijn strijd tegen de talloze misstanden van zijn tijd. Wij zien echter evenzeer bij hem een zich terugtrekken, wanneer er gevaar dreigt. Het agressieve type valt niet altijd aan; het trekt zich snel terug bij gevaar of tegenslag. Bij Prins Maurits zien wij hoe hij de krijgskunde als wiskundige weten-schap behandelt en daardoor de grootste veldheer van zijn tijd wordt. Dit brengt ons nader tot het feit, dat de middeleeuwers de wiskunde en dan speciaal het meetkundige aspect ervan als agressieve weten-schap beschouwden. Zij schreven haar aan de invloed van de planeet Mars toe, evenals de strijd. Vermoedelijk ligt de verklaring hierin, dat

    29

  • de agressieve mens telkens opnieuw zijn bewustzijn aan de buiten-wereld laat ontwaken, telkens een nieuwe kleine of grotere aanval op die buitenwereld doet en daaraan innerlijk wakkerder wordt. Bij de meetkunde heeft men met iets dergelijks te maken. Hier zijn het figuren en voorstellingen, die steeds e

    0

    en probleem opleveren, dat moet worden opgelost. Men moet erop danvallen als het ware, om tot resul-taat te komen. Men ontwaakt echter al aanvallend, bij ieder probleem ontwaakt men opnieuw. Een vrouwelijke agressieve figuur in de geschiedenis was de Engelse koningin Elizabeth. Men leze slechts hoe typisch zij wordt geschilderd door Schiller in zijn drama Maria Stuart, waarin de laatste juist de representant van het andere zieletype is, dat wij het esthetische hebben genoemd. Koningin Elizabeth heeft veel manlijke eigen-schappen, eigenschappen als agressiviteit, doorzettingskracht, machts-begeerte. Maria Stuart is bovenal ingesteld op liefde, op sympathie en antipathie; zij is in de allereerste plaats vrouw, Elizabeth koningin. De omgang met mensen van het agressieve type is vaak vol van moei-lijkheden. Men heeft de neiging om hen wanneer zij gewelddadig op-treden op dezelfde wijze tegemoet te treden. Niets is onverstandiger dan dat. Dit prikkelt hun strijdlust en levert nooit gunstige resultaten. Het is veel beter dat de andere mens niet op dezelfde wijze reageert, maar een zekere innerlijke rust bewaart bij alle krachtuitingen van het agressieve type. Het is dan van belang, dat men in staat is om op voor-zichtige wijze voor die uitingen belangstelling te hebben. Dat is het, wat gunstige resultaten zal hebben. Ook hiervoor zal men in het alge-meen zich innerlijk moeten voorbereiden. Wanneer men dit echter doet en dan in staat is door allerlei onsympathiek aandoende uitingen heen te zien en zich daarvan niets aan te trekken, doch belangstelling te hebben en door te dringen tot wat werkelijk van belang is in het vele, dat dit type steeds wil ondernemen, dan kan men de omgang vruchtbaar maken voor alle partijen. De middeleeuwers beschouwden de toorn als de hoofdondeugd van het agressieve type. Hiermee werd in het algemeen bedoeld een zekere overmaat en gewelddadigheid in het optreden, waarvan de gewone driftuitbarsting slechts n bepaalde uiting is. Het vrij laten werken van de driften in het algemeen is het euvel van de agressieve mens; wij voegen erbij de eenzijdige extraverte levenshouding; zijn deugd was in

    30

  • vroeger dagen de moed. Voor de strijd in de wereld was deze moed nodig. Om met de buitenwereld in contact te zijn en daarin te werken was tot het begin van de nieuwe tijd een zekere dosis moed ook nodig. In onze tijd is dat veranderd. Men heeft geen moed meer nodig voor de strijd in uiterlijke zin. Eigenlijk is alles wat vechten in uiterlijke zin is, is oorlog, een verouderd begrip. leder weldenkend modern mens heeft er een instinctieve afkeer van. Dat de oorlog nog bestaat en blijft bestaan, dat strijd in uiterlijke zin nog gevoerd wordt, berust onder andere op het feit, dat in de individuele mens de agressieve.krachten, en dat zijn niet alleen de strijdvaardige krachten, maar al die krachten waardoor hij zozeer naar buiten gekeerd is en onze beschaving een zozeer veruiterlijkte beschaving is, nog niet voldoende zijn omge-vormd. Het is de taak van ieder mens als individu om zich te verinner-lijken, om de agressieve krachten om te vormen. De tendens naar buiten, die eeuwenlang bestaan heeft, moet veranderen in een tendens naar binnen. Naast de kennis en de studie van de uiterlijke dingen hebben wij de studie en de kennis nodig van de innerlijke wereld. Wij hebben een versterken nodig van de innerlijke krachten in ieder mens. Wij moeten leren de strijd, die door eeuwen heen in uiterlijke zin werd gevoerd in innerlijke zin te voeren. Dat wil zeggen dat ieder mens, en als eerste de agressieve mens de strijd moet leren voeren tegen zijn lagere instincten, dat hij de diepere krachten, die in hem leven, moet trachten tot ontwikkeling te brengen, door althans korte tijden van iedere dag te besteden aan de cultuur van het innerlijke leven. Daarom is de moed in uiterlijke zin in de moderne tijd geen deugd meer en zal deze goede eigenschap in de agressieve mens moeten veranderen in de zachtmoedigheid. Hij zal de strijd moeten aanbinden tegen alle ge-welddadigheid in hemzelf, tegen elke machtsbegeerte en zich naar buiten als zachtmoedig mens moeten tonen. Dit is d" r.ieuwe deugd voor de agressieve mens, in overeenstemming met de eisen van de twintigste eeuw en de verdere toekomst. In de opvoeding van kinderen in de puberteitsjaren zal men veel aandacht moeten besteden aan deze gang der verinnerlijking, de bestrijding der natuurlijke instincten, waarvan de machtswellust de ergste is die in onze tijd wordt botge-vierd. Een school, die niet met alle kracht de methoden zoekt om tegenover deze woekerende machtsinstincten tegenwichten te schep-pen, hoort in de moderne tijd niet thuis. Welnu: vooral door het

    31

  • onderwijs in de geschiedenis kan aan jongens en meisjes worden ge-wezen, hoe de strijd naar binnen door allerlei mensen in vroeger tijden werd gevoerd. Men kan bijvoorbeeld denken aan de machtige figuur van een Geert Groote, die zijn enorme driftenwereld wist om te zetten door een grondige innerlijke scholing, waarvan wij vrij veel afweten. Kinderen moeten in de jaren van veertien tot achttien leren dat er allerlei methoden bestaan om te strijden tegen het agere in onszelf en hoe andere mensen dat gedaan hebben. Zij moeten lichtende voorbeel-den uit de geschiedenis leren kennen. Zij moeten ook voorbeelden in hun eigen omgeving ontmoeten. Deze innerlijke strijd moeten zij leren kennen als een der grote doelstellingen van het leven. leder kind apart, dat om hulp komt vragen in de strijd tegen zichzelf, moet hierin goede en doeltreffende hulp krijgen. Het spreekt wel vanzelf, dat de leraar en opvoeder van kinderen zelf grondig georinteerd behoort te zijn over de vraagstukken van de innerlijke ontwikkeling en de mogelijkheden ter bestrijding van de vele driften, die nu eenmaal in de mensenziel kunnen werken. Werldkennis en mensenkennis moet de opvoeder zonder ophouden zih meer en meer trachten eigen te maken. Slechts dan zal hij in staat zijn aan kinderen van deze tijd een opvoeding te geven, die in overeenstemming is met de onnoemelijk zware eisen.

    Het esthetische type

    Het esthetische type kan niet op dezelfde wijze als een tegenbeeld van het verdroomde type worden gezien, zoals dit het geval is met het agressieve in vergelijking met het ikbewuste type. Integendeel: het esthetische type en het verdroomde vertonen een grote verwantschap en gaan dan ook in de werkelijkheid zeer veel samen. De meeste vrouwen hebben veel van het verdroomde type in zich, zij hebben ook vaak veel van het esthetische type. Het zijn de twee bij uitstek vrouwelijke typen, wat echter in het geheel niet wil zeggen dat dit type niet vaak ook onder mannen gevonden zou worden. Wel is het een feit, dat de onbewogenheid tegenover de buitenwereld, die men aantreft bij het verdroomde type, niet zo optreedt bij het esthetische. Hier is een diepe verhouding tot de buitenwereld te be-speuren, weliswaar op passieve wijze, zodat dit type de buitenwereld

    32

  • vrij in zich laat werken, maar het reageert sterk op die buitenwereld, en het proces leidt niet tot een onbewuste spiegeling, zoals bij het ver-droomde type het geval is. Het esthetische type richt zich op de wereld om zich heen, interesseert zich in het bijzonder voor alles wat zich daar afspeelt in de zielesfeer en reageert op alles met de eigen ziele-inhoud, bovenal met oordeel, sympathie en antipathie. Evenals bij het agressieve type, komt door het binnentreden in die buiten-wereld dit type vaak ermee in conflict. Deze conflicten leiden dan vooral tot uitingen, die negatieve of zeer positieve oordelen inhouden, en tegelijkertijd vervuld zijn van antipathie en sympathie. En dat ge-beurt vaak met grote heftigheid. Aan de ene kant zoekt dit type aan-sluiting bij anderen, die het positief beoordeelt en doet dit dan te hevig; het weert anderen eveneens te hevig af. Men herkent mensen van dit type gemakkelijk; hun houding is soepel, vaa_k liefelijk, hun lichaam goedgebouwd, soms lichtgebogen. De Duitsers hebben voor de neigingen van dit type een voortreffelijk woord, dat ons ontbreekt: 'anschmiegend'. Het gezicht is meestal ovaalrond, vaak mooi, soms heel erg lelijk. Veel kan men leren van de Griekse Venusbeelden, in de eerste plaats de Venus van Milo. De meeste zogenaamd mooie meisjes of mooie jongens behoren tot dit type. Een leerrijke figuur uit onze geschiedenis is in dit opzicht de stadhouder Willem 11. Hij was een veel-begaafd mens, die echter door zijn heftige gemoeds- en oordeelsuit-barstingen mensen van zich vervreemdde en niet bereikte wat eigenlijk door zijn talenten wel mogelijk had moeten zijn. Over Maria Stuart als een vertegenwoordigster van dit esthetische type spraken wij reeds. Haar aandacht was wel op de wereld gericht, maar niet als een gebied voor machtsexpansie, maar als het terrein voor liefde en haat Wat het temperament betreft, zal men bij dit type veelal een min of meer flegmatisch temperament aantreffen, maar dikwijls met een lichte melancholische inslag. De omgang met dit type levert vaak grote moeilijkheden op. Wanneer dit het geval is, moet men zich altijd weer herinneren dat er een be-paald gebied is, waarvoor het esthetische type zich altijd interesseert, namelijk dat der zielegeheimen van andere mensen, met andere woor-den de wereld van liefde en haat Wanneer men dus een belangrijk onderwerp moet bespreken met iemand van dit type en men betwijfelt of hij er vanzelf belangstelling voor zal hebben, zal men goed doen in

    33

  • het gesprek uit te gaan van een of ander onderwerp uit het gewone alledaagse leven, dat te maken heeft met liefde en haat om vandaar over te gaan op het bedoelde onderwerp. Moet men met meisjes die tot dit type behoren bijvoorbeeld een onderwerp behandelen uit de natuurwetenschap of uit de filosofie, waarbij men van tevoren weet, dat zij er zich van nature niet voor zullen interesseren, dan moet men de overgang weten te maken van een onderwerp uit het gewone leven dat in het zielegebied thuishoort naar het bedoelde onderwerp. Dan pas zal men deze kinderen niet alleen meekrijgen, maar zal men het nuttige werk doen van de uitbreiding van hun interessegebied, dat van nature te beperkt is. Want dat is het grote probleem van het esthe-tische type, dat de kring van belangstelling zo eenzijdig en klein is. Wij zouden dus in moderne taal moeten vaststellen, dat de ondeugd van dit type de beperking door eenzijdigheid van het gevoetsleven is. De middeleeuwers richtten hun aandacht op een geheel ander aspect en verklaarden, dat de ondeugd van dit type de gulzigheid was, waar-onder niet alleen werd verstaan de hevige begeerte bij het eten of snoepen die wij inderdaad vaak bij dit type aantreffen, maar meer al-gemeen nog het hevig werken der begeerten als zodanig: begerigheid dus. Als hun deugd werd aangegeven de liefelijkheid, wat in moderne taal nog iets uitgebreid kan worden en weergegeven als: liefdevol zijn. Want het opvallende bij dit type is het feit, dat het steeds een of ander element bezit waar het sympathie of liefde voor uit. Daar kan men steeds van uitgaan in de omgang en in de opvoeding. Men accepteert de aanwezige kring van belangstelling en tracht deze in alle richtingen uit te breiden. Wat kinderen in de puberteitsjaren betreft, deze moeten aan de ene kant gebracht worden tot actief denken. Hun in-stinctieve oordelen moeten door een doelbewust onderwijs op allerlei wijzen gevormd en verbeterd worden en gebracht worden op het niveau van het denkende bewustzijn. Aan de andere kant moet hun liefde voor bepaalde vakken, personen, gebeurtenissen uitgebuit worden en door kunstzinnige activiteit overgebracht worden tot activi-teit in de wilssfeer. Dat is het wat deze kinderen psychologisch gesproken mankeert: activiteit in de denksfeer en activiteit in de wilssfeer. Zij zouden zich het liefst willen vermeien in liefdesgeschiedenissen, om het grof uit te drukken; men gebruike deze belangstelling en breide deze uit, tege-

    34

  • lijkertijd ervoor zorgend dat de kinderen actief worden in beide rich-tingen waarin dit mogelijk is: denken en willen. Bovenal is hiervoor weer nodig het integreren van het kunstzinnige element in de school-opvoeding en in de huiselijke opvoeding, hetgeen reeds eerder met klem werd bepleit. Niet kunst naast de gewone onderwijsvakken van de middelbare school, maar kunst in ieder onderwijsvak op zichzelf. Het esthetisch enthousiasme dat vele van deze kinderen bezitten moet hun brengen tot eigen scheppend werk in allerlei vakken en tot belang-stelling voor de gedachteninhouden, die deze gebieden tevens opleve-ren. Bovenal moet op het terrein van de natuurwetenschappen een dusdanig sterke esthetische noot te vinden zijn, dat juist dit soort meisjes en jongens erdoor wordt gegrepen en zich dieper interesseert voor de buitenwereld der objectieve verschijnselen. Daardoor komen zij vrij van zichzelf en van allerlei ongewenste zieleproblemen.

    Het overheersende type

    Dit type is niet rijk gezaaid onder de mensen. Men komt er dus weinig mee in aanraking, zowel in de omgang met volwassenen als in de om-gang met kinderen. In beeld kan het aldus begrepen worden: onder de talloze goden en godinnen van de Olympos kwam slechts n Zeus voor. Alle ziele-eigenschappen herhalen zich in het veelvuldige; de koninklijke ziel verschijnt slechts af en toe. Toch zullen wij het type moeten kennen, want men ontmoet het af en toe en het kan zijn, dat het dan grote moeilijkheden in de omgang verschaft. Dit overheersende type wordt gekenmerkt door een zeker evenwicht tussen de innerlijke en de buitenwereld; bij het contact tussen deze twee werelden is er als het ware een beweging naar elkaar toe: indruk-ken van buiten komen op de mens af, die zijn innerlijk leven daarop richt Er is niet een nzijdige innerlijke activiteit die de buitenwereld weert zoals bij het ikbewuste type, noch een volledig naar buiten stromen zoals bij het agressieve type, maar een ontmoeten van de buitenwereld. Het overheersende type beheerst door zijn innerlijke kwaliteiten de omstandigheden van buiten; het heeft de neiging om door de overmacht van zijn denken steeds ordenend in te grijpen in de chaotische uiterlijke verhoudingen. Elke chaos is het een gruwel; het

    35

  • wenst orde en wanneer het kan schept het orde. Het overziet direct alle problemen en wil ze dadelijk oplpssen; het wil altijd komen tot afgeronde vormen. Het handelt in rustige zekerheid en deze dankt het aan zijn wijde en omvattende denkvermogen, dat in staat is grote ideen te vormen. Een voorbeeld van een dusdanig wijd-denkend be-wustzijn en ordenende levensinstelling vinden wij bij Goethe, wiens geest niet alleen doordrong in de wetten van het kunstzinnige, maar ook diepe inzichten verkreeg in de groei van planten, in het leven van dieren en mensen, in de licht- en kleurenfenomenen. 1 n onze eigen ge-schiedenis kennen wij zo'n overheersende figuur in Johan van Olden-barnevelt, wiens wijs beleid in staat was de politiek van de Zeven Pro-vincin vele tientallen jaren vruchtbaar te leiden. Het beeld van deze overheersende typen vinden wij prachtig weer-gegeven door de Griekse Zeusbeelden, die de koning der goden afbeel-den zittend op zijn troon, in verheven rust, met zijn machtige hoofd, zijn hoge voorhoofd, dat geheel vrij is en waaruit het allesbeheersende denken spreekt Dit zijn allemaal kenmerken van het overheersende type; daarbij nog te rekenen de grote forse lichaamsbouw. In de middeleeuwen beschouwde men als de deugd van dit type de hoop, een eigenschap die in onze tijd niet meer als deugd wordt be-schouwd maar die in die tijden van hoge betekenis was. Nu is de hoop slechts een gevoel, dat op de toekomst is gericht. Toen was het een belangrijke ziele-eigenschap, die ook met de toekomst te maken had en wel zo, dat men door een diepe innerlijke kracht met vertrouwen en zekerheid de toekomst tegemoet kon gaan. Men denke aan de drie-heid van christelijke deugden: geloof, hoop en liefde. Daarvan was de hoop die eigenschap van Christusverbondenheid, waardoor men gerust en zeker de toekomst tegemoet kon gaan. Dat was de hoogste deugd van de mens van het overheersende type. Voor onze tijd moet daar de wijsheid aan toegevoegd worden. De ondeugd van dit type was de hoogmoed, een volkomen doorzichtige mededeling, waarbij wij niet behoeven stil te staan. Wat de omgang met mensen van dit type betreft, hierover kunnen wij kort zijn. Ingeval van moeilijkheden is het nodig, dat men zelf actief met ideen kan omgaan. Men moet dus niet alleen zoals bij de ikbe-wuste mens belangstelling voor het geestelijke in het algemeen hebben, men moet zichzelf met grotere ideen-inhouden beziggehouden

    36

  • hebben om produ ktief te kunnen omgaan met mensen van het over-heersende type. Men wordt daardoor enigszins aan hen gelijk en be-grijpt gemakkelijker hoe het er in hen uitziet. Voor de opvoeding van kinderen van dit type in de puberteitsjaren zal men moeten zorgen, dat zij voldoende denkinhoud krijgen, dat hun gedachtenleven erdoor bevrucht wordt. Overigens zal men in ieder geval afzonderlijk de beste weg moeten vinden. Het zijn zeer uitge-sproken typen, die een eigen levensweg gaan en een eigen levensin-houd vragen. De ervaring is te weinig omvattend om meer dan alge-mene gezichtspunten erover te kunnen vermelden.

    Het beweeglijke type

    Dit type komt weer zeer veel voor, zoals de eerste vier typen, die wij bespraken. Ook hier kunnen wij spreken van een zekere ontmoeting tussen de wereld in ons en de buitenwereld, evenals bij het overheer-sende type, met dit verschil, dat bij deze ontmoeting de innerlijke mens veel passiever is, al zendt hij zijn innerlijk leven de uiterlijke in-drukken tegemoet. Er is daardoor geen sprake van het brengen van orde in de chaos die nu eenmaal de uiterlijke wereld in het innerlijk pleegt aan te richten door de enorme veelheid van indrukken, die ieder mens iedere dag en ieder uur in zich opneemt uit die buitenwereld. Aldus heerst in het algemeen in het leven van het beweeglijke type de chaos. Het springt van de hak op de tak, het onderneemt duizend en een bezigheden, die min of meer toevallig op zijn weg komen. Het kent talloze mensen en is met alles bevriend. Het is buitengewoon handig in de omgang met mensen. Daarom zijn er in dit opzicht in het algemeen weinig problemen en vinden wij ook in de literatuur van Steiner geen gegevens over de omgang met dit type. Het is wat dat betreft het gemakkelijkste type. Door hun beweeglijkheid en hun ge-makkelijke omgang met mensen zijn er vele van dit type, die in de handel gaan en er uitstekend voldoen. Er zijn er velen, die arts worden en zeer goede artsen zijn. Want ook voor dit vak is een grote beweeg-lijkheid nodig, niet alleen in uiterlijke zin, om van de ene patint naar de andere te gaan of de ene na de .andere in het spreekuur te behande-len, maar vooral ook om de ziekte te diagnosticeren en tevens de na-

    37

  • tuur te overzien en ce weten of het geneesmiddel moet worden ge-zocht uit de planten-, dieren- of mineralenwereld, enz. De arts heeft een levendige en beweeglijke geest nodig evenals een sterk combi-nerend denken. Dit laatste is ook voor de handelsman van belang. Dit combinerende denken is dan ook met het waarnemingsvermogen de belangrijkste zielefunctie van het beweeglijke type. Men kan begrijpen inhoeverre het beweeglijke type toch een passieve natuur heeft, al ge-draagt het zich uiterlijk zeer actief, wanneer men dit vergelijkt met de overheersende mens. Deze is namelijk in uiterlijk opzicht helemaal niet zo actief. Zijn activiteit is een innerlijke, die daaruit bestaat dat hij de stroom van uiterlijke indrukken steeds van binnen uit tracht te ordenen. Uiterlijk is hij een rustig mens. Juist omgekeerd is het met de beweeglijke mens. Deze is uiterlijk gezien zeer actief, steeds in be-weging, steeds met iets bezig, steeds vol grapjes en humor, een danser door het leven. Innerlijk echter is hij veel minder actief. Hij laat zich leiden door de indrukken van buiten; hij neemt de buitenwereld waar - en dit is steeds in het gewone leven een passieve functie van de ziel - en op het waargenomene reageert hij door iets te doen. Zijn denkvermogen gebruikt hij niet zozeer om orde te brengen in de veel-heid der waarnemingen, maar om snel de nodige combinaties te maken die hij voor zijn handelingen het beste gebruiken kan. Hij leeft in details, niet in grote overzichten en samenhangen, zoals de overheer-sende mens. Hij laat zich in zijn reacties steeds door de gevoelens en omstandigheden van het moment leiden. Daarom kan men er zelden pijl op trekken; het is zeer wel mogelijk, dat hij de ene dag heel anders zal reageren op eenzelfde feit als de andere. Daarom is hij in zijn levensbouw vormeloos. Hij weet steeds de sympathie van zijn om-geving te wekken, die hem gaarne zijn vele kleine en grote slordig-heden vergeeft. Van temperament is hij meestal aan de sanguinische kant Hij heeft daardoor een groot aanpassingsvermogen, maar ook een grote neiging tot oppervlakkigheid. Men herkent dit type aan zijn snelle beweeglijkheid, de veranderlijkheid, de gestalte is meestal klein en donker, het hoofd is meestal klein, in tegenstelling tot het grote hoofd van de overheersende mens. De vorm van het gezicht is vaak rond, vaak scheef, het kan tenslotte alle vormen bezitten. Zijn deugd is zijn grote handigheid, zijn ondeugd is vanouds de oneerlijkheid. Dit kan duidelijk zijn, wanneer men in gedachte houdt, dat dit type zich

    38

  • in het leven voortdurend door de uiterlijke omstandigheden laat lei-den. Maar deze veranderen voortdurend. Wanneer men de ene dag het ene zegt en de volgende dag juist het omgekeerde, wordt dit in het algemeen als oneerlijkheid beschouwd. Het leven van de beweeglijke mens is vol van zulke ongecontroleerde, meestal uit de verschillende stemmingen van het moment ontstane onzuiverheden. Wij voegen er-bij de neiging tot oppervlakkigheid. Hij moet door de opvoeding, wanneer hij de leeftijd daartoe heeft, leren meer vaste lijn in zijn leven te vinden. Dat kan doordat hij een innerlijk houvast verwerft, een innerlijke activiteit dus, waardoor enige regelmaat in de veelvoudige chaos ontstaat. De weg daartoe is een lange; hij moet jarenlang worden begaan. Het moet beginnen met het aankweken van bezinning bij de waarneming. Deze functie toch is het uitgangspunt van het chaotische element in het leven. Daar zal ook het begin van orde moeten ontstaan, een begin van verinnerlijking. De be-weeglijke mens moet leren niet onmiddellijk en zonder meer te reage-ren op iedere indruk van buiten. Dat kan geleerd worden door een doelbewuste waarnemingstraining in de jonge jaren. De opvoeder kan de jonge mens de gelegenheid geven om dagelijks een of ander voor-werp gedurende enkele minuten zorgvuldig waar te nemen en dan uit-voerig en zorgvuldig te beschrijven, nadat het voorwerp is wegge-nomen. In de natuurwetenschappelijke vakken op de middelbare school kan hetzelfde bij experimenten worden geoefend. Van de waar-neming van dode dingen kan overgegaan worden tot de waarneming van levende voorwerpen, zoals planten, bloemen, dieren. Bij de zorg-vuldige waarneming daarvan gaat het hart sterker spreken; dat is nodig voor de beweeglijke mens. Hij moet zich verinnerlijken, er moet een innerlijke band ontstaan van de ziel met de waarneming, die op over-leg is gebaseerd. Overleg in deze zin is meer een zaak van het hart dan van het verstand. Beide moeten aan de vorming van de innerlijke kern bijdragen. Dit zal alleen lukken, wanneer de opvoeder met veel beleid, veel variatie de training verzorgt en het volle vertrouwen van de jonge mens geniet, wie hij leiding wil geven. Dit laatste is natuurlijk altijd een voorwaarde voor het geven van leiding bij de innerlijke ontwikke-ling van jonge mensen. Wat dus bij de beweeglijke mens bovenal aange-kweekt moet worden is een zekere graad van innerlijke activiteit, van bewustheid en overleg ten opzichte van de indrukken van buiten.

    39

  • Wanneer dit eenmaal als vaste levensgewoonte is ontstaan kan ook de beweeglijke mens erin slagen zijn leven niet voortdurend volkomen tot chaos te maken. Het klassieke beeld van de beweeglijke mens is de bode der goden, Mercurius, met de gevleugelde voeten.

    Het stralende type

    Er werd reeds de aandacht op gevestigd, dat in ons tijdsbestel dit type zelden voorkomt. Het is een door en door harmonisch type dat zich in vroeger tijden wel eens voordeed, zoals bij Pericles in de oudheid, bij Goethe enigermate. Onze stadhouder Frederik Hendrik had ook iets van dit type. Het verenigt de positieve eigenschappen van alle andere typen op harmonische wijze; het houdt het midden tussen activiteit van binnen en receptiviteit tegenover de buitenwereld. Gevoel en intel-lect staan in een harmonische samenwerking; daardoor is dit type mens meestal zowel intellectueel geihteresseerd, als kunstzinnig begaafd. Men herkent dit type aan de grote openheid van zijn wezen, aan de stralende activiteit, die steeds de neiging heeft te schenken. De omgang met dit type levert geen moeilijkheden op. In de middel-eeuwen noemde men de deugd van dit type de rechtvaardigheid en bedoelde daarmee, wat ook de oude Grieken ermee bedoelden, dat het hart een goede verhouding bezit tot de wereld, dus vervuld is van activiteit ten goede tegenover mens en wereld. De daartegenover staan-de ondeugd was dan ook begrijpelijkerwijze de traagheid. Wanneer dit type tot ondeugd vervalt, dan is de hier bedoelde innerlijke traagheid van ernstige aard. Wij zullen ons in deze kwesties niet verder verdiepen omdat zij niet van groot actueel belang zijn. Van meer betekenis is het besef, dat iets van dit stralende en harmo-nische element verworven wordt door alle zes andere typen, wanneer zij door opvoeding of zelfopvoeding de ernstige eenzijdigheden van hun aard weten te overwinnen. Het stralende type was aldus in vroeger tijd te beschouwen als de harmonische samenvatting van alle andere typen: in onze tijd is het meer het toekomstideaal van allen. En daar-om is het van belang dat het even in beschouwing werd genomen.

    40

  • Combinaties van typen

    Wij vermeldden reeds, dat in ieder mens alle zeven typen van het ziele-leven in beginsel aanwezig zijn en dat wij spreken over een bepaald type, wanneer de verschijnselen hiervan een zeker overwicht in het innerlijk leven van een mens bezitten. Het is natuurlijk mogelijk, dat twee typen te zamen een overwegend element in het zieleleven vormen en het spreekt wel vanzelf, dat alle combinaties van typen denkbaar zijn, ook die van meer dan twee typen. In de praktijk van het leven treft men meestal slechts combinaties van twee typen aan, naast de uitgesproken typen die wij reeds beschreven. En bij die typencombinaties zijn er weer die zich veel voordoen en andere die minder voorkomen. Hier zullen wij volstaan met een korte mededeling van die typencombinaties die veel voorkomen. Er zijn drie typencombinaties, die als gunstig kunnen worden be-schouwd en die zeer veel voorkomen. Reeds Wolfram von Eschenbach noemt ze in zijn grote gedicht over "Parzival". Dat zijn de combinaties van het ikbewuste en esthetische type, die van het overheersende met het beweeglijke type, en tenslotte die van het agressieve en het ver-droomde type. Wanneer deze combinaties optreden, zal men veelal vinden, dat eenzijdigheden van het actieve type telkens in evenwicht worden gehouden door eigenschappen van het daarmee samengaande passieve type. Zo wordt bij de eerste combinatie de te sterk naar binnen gekeerde tendens van het ikbewuste type enigszins goedge-maakt door de naar buiten gekeerde tendens van het esthetische type. Deze combinatie maakt dat de verschijnselen van het ikbewuste type met een zekere mildheid optreden. Hetzelfde kan gezegd worden bij de combinatie van het agressieve type met het verdroomde. De te sterke activiteit en de heftigheid van het agressieve type worden zachter door het samengaan met het verdroomde type. Ook de combi-natie van het overheersende type met het beweeglijke is gunstig, door-dat de beweeglijkheid van het laatste en zijn aanpassingsvermogen een tegenwicht geven tegen de al te verheven koninklijke tendensen van het andere type, dat daardoor vaak onsociaal kan worden in zijn optreden. Hier hadden wij steeds te doen met het samengaan van een actief type en een passief, het ene naar buiten gekeerd en het andere naar binnen gekeerd. Wanneer de natuur zich veroorlooft een actief type te laten samengaan met een ander actief type, bijvoorbeeld het ikbewuste met

    41

  • het agressieve is deze combinatie niet al te gunstig. De capaciteiten van een mens van deze geaardheid kunnen wel groot zijn, maar de psychische problemen die hij meebrengt door zijn eenzijdigheden, zijn zeer groot. Hier zal de zelfopvoeding veel werk te verrichten hebben. Hierover spreken wij in het volgende hoofdstuk. De combinatie van twee passieve typen komt veelvuldiger voor en betekent geen opeen-hoping van problemen, hoogstens een vermeerdering van vermogens van de betreffende mens. De passiviteit van het zieleleven die aanwezig is, maakt dat er geen botsingen van de verschillende verschijnselen plaatsvinden. In vele opzichten minder gunstig is de combinatie van twee typen, die beide naar binnen gekeerd of naar buiten gekeerd zijn, dus de combi-natie van de typen, die wij in dit hoofdstuk als elkaars tegenstellingen behandeld hebben. Zo werkt het feit, dat het ikbewuste type verenigd met het verdroomde type optreedt niet gunstig. De tendens van ver-vreemding van de uiterlijke wereld is in dit geval te sterk; excessen treden gemakkelijk op. Opvoeding en zelfopvoeding hebben een groot werk te doen. Hetzelfde geldt bij de combinatie van het agressieve type met het esthetische. Hier wordt de naar buiten gerichte tendens te heftig. Een voorbeeld hiervan was de Hollandse stadhouder Willem 11 en ook de Engelse koningin Elizabeth 1 die een uiterst moei-lijke vrouw is geweest. De capaciteiten zijn groot, maar de psychische moeilijkheden en inwendige conflicten nog groter. Bij de opvoeding van deze gemengde typen zal men in de eerste plaats moeten beginnen met die zijde, die het meeste op de voorgrond treedt en dat is altijd weer slechts een van de beide overheersende kanten. Wanneer in de problematiek van de ene kant een zeker resultaat is be-eikt, kan begonnen worden met de andere zijde van de combinatie. Soms zal e~n behandeling van de totale problematiek mogelijk zijn; alle typenopvoeding is individueel en moet ten dele al zelfopvoeding zijn. Er moet een overgang zijn voor de jonge mens naar de zelfopvoe-ding, die hij als volwassene zichzelf moet kunnen opleggen, zonder hulp van een ander.

    42

  • Slotopmerking

    Zoals reeds werd gemeld, heeft ieder mens alle zeven typen in zich. Daardoor is het niet gemakkelijk om ieder type in de werkelijkheid te herkennen. Men moet zich - zoals bij alle onderwerpen van mensen-kennis - lang met de aparte typen bezighouden en er zich inleven; men moet veel jonge mensen en ouderen ontmoeten en zich liefdevol in hen verdiepen. Na enige jaren van toegewijde studie ontstaat dan een kennis, die zekerheid verschaft en een mogelijkheid van praktisch werken met deze gegevens, zodat zij voor het leven vruchtbaar worden.

    43

  • 3 Zelfopvoeding in het licht van de graal

    Het ikbewuste type De zelfopvoeding van de verschillende typen, die een onderdeel vormt van de zielescholing in het algemeen, werd op treffende wijze geschil-derd door de grote middeleeuwse dichter Wolfram von Eschenbach in zijn gedicht Porzival. Hij geeft deze mededelingen over zelfopvoeding niet in abstracte woorden, zoals de mens van onze tijd dit zou doen en onder andere door Steiner is geschied in zijn werken over dit thema: Hoe verkrijgt men bewustzijn op hoger gebieden, Wetenschap van de geheimen der ziel; hij schildert in beeldentaal. 1 n de beelden van de sage vertelt hij hoe mensen van verschillend type een weg tot vervol-making van het zieleleven moeten bewandelen en in het begin van zijn gedicht doet hij zelfs de mededeling, dat dit de hoofdbedoeling ervan is. Hij zegt daar, dat de mensenziel is gelijk de ekster: zwart en wit en dat zij moet worden wit als de duif. Deze louteringsweg is echter voor verschillende typen in het leven ver-schillend. Daarom hecht Wolfram er waarde aan in zijn gedicht niet alleen de ontwikkelingsweg te schilderen van n hoofdpersoon, Parci-val, maar daarnaast een beeld te geven van andere mogelijkheden in de innerlijke ontwikkeling. Daarvoor schildert hij de beelden van het leven van Parcivals halfbroeder Feirefis, die uit het Oosten komt en van Parcivals vriend Gawein. Wij zullen hier het hele verhaal van Parcivals avonturen niet weer-geven, doch als bekend veronderstellen. Wie in detail deze inhoud met verklaring wil lezen, raadplege het voortreffelijke werk van Or W.J. Stein Weltgeschlchte im Lichte des heiligen Graf. Dos neunte johrhundert. Wolfram deelt ons precies mee tot welke typen zijn helden behoren en doet dit in de terminologie van zijn tijd. Wij hebben in deze be-schouwingen deze t.}rminologie niet gebruikt, hoewel zij zich zeer goed zou eigenen voor ons doel. Wij wensten ons van oude tradities los te maken. Wij zullen hier Wolframs termen vermelden en vaststellen in hoever zij samenvallen met de onze.

    44

  • Hij beschouwt Parcival als te staan onder invloed van de planeten Sa-turnus en Venus; wij zouden Parcival noemen een ikbewust type, in verzachtende combinatie met het esthetische element. Bovenal over-heerst bij hem het ikbewuste type. Daardoor is Parcival bij uitstek-de represntant van de moderne mens, want op het ik is alle moderne ontwikkeling gebaseerd. Zijn avonturen als beelden van de ontwikke-ling zijn dan ook de belangrijkste. Feirefis staat volgens Wolfram onder invloed van de planeten Jupiter en Mercurius; hij is een goed evenwichtig J upitertype en wij zouden dit moeten vereenzelvigen met het overheersende type, dat mild is door een inslag van het beweeglijke type. Gawein wordt beheerst door de werkingen van Mars, mild door de in-vloed van de maan. Hij is een agressief type, waarin het verdroomde element werkt. De vrouwen vertegenwoordigen in Wolframs gedicht de passieve en receptieve zijde van het zieleleven. Parcival trouwt met Condwiramour, die behoren moet tot het esthetische type. Gawein trouwt met Orgeluse, die een representant is van het verdroomde typ_e, terwijl Feirefis trouwt met de draagster van de heilige graal, Repanse de )oie, die zelf tot het beweeglijke type behoort. Al deze figuren vinden de weg tot de graal, ieder op eigen wijze. De graal is het middelpunt, het is het vat, van waaruit de zonnekrachten van Christus stromen. Het is het stralende zonnemiddelpunt van het hele planetensysteem van zielen, dat Wolfram schildert. Wij bepalen ons nu tot Parcival als ikbewust type en zijn ontwikke-lingsgang. Wolfram deelt mede, dat zijn ontwikkeling plaats grijpt in trappen. (Graal = gradalis = trapsgewijs.) Dit geldt in het algemeen van alle geestelijke ontwikkeling. In dit geval moet hij gaan van kennis tot liefde. Parcival beschikt als ikbewust mens over een zekere mate van kennis. In de sage