Steden 4 h7

44
Stedelijke gebieden

Transcript of Steden 4 h7

Stedelijke gebieden

Stad met wijken en buurten met grote verschillen daarbinnen en daartussen.

In Nederland wonen 16,5 miljoen mensen en de meeste mensen (bijna 90%) wonen in de 'stad', dat zijn 14,9 miljoen mensen.

Bevolkingsdichtheid:

Nederland = 393

(=aantal mensen op 1 km²)

Agglomeratie: stad met daaraan vastgegroeide randgemeenten.

Stedelijk gebied/netwerk: met elkaar verbonden agglomeraties.

Randstad

+ toename welvaart, mobiliteit en gezinsgrootte- afname populariteit van de (binnen)stad

↓suburbanisatie

↓ontstaan agglomeraties

+forensisme van autochtonen & ruimtelijke segregatie

Gevolg: suburbanisatie

Mensen trekken van de (binnen)stad naar de buitenwijken.?

Begrip Omschrijving

De mate waarin men de behoeften kan vervullen.

De mate van bewegen.

De trek vanuit de binnenstad naar de buitenwijken en omliggende gemeenten

Woon-werk verkeer.

Het apart wonen van etnische groepen. Allochtonen en autochtonen.

De trek van het platte land naar de stad.

Welvaart

Suburbanisatie

Urbanisatie

Segregatie

Forensisme

Mobiliteit

Basisvoorzieningen : zijn voorzieningen met een lage drempelwaarde, er zijn dan maar weinig mensen nodig om het rendabel te maken (bijv. supermarkt, basisschool, huisarts)

Hoge drempelwaarde zijn dus voorzieningen waar veel mensen voor nodig zijn om het rendabel te maken en die vind je vooral in de stedelijke gebieden.

De maximale afstand die men wil reizen om van de voorziening gebruik te maken, bepaalt de drempelwaarde.

bijvoorbeeld :Een dierentuin heeft een grote reikwijdte, en een kinderboerderij heeft een kleine reikwijdte.

Dus het verzorgingsgebied van een dierentuin is veel groter dan dat van een kinderboerderij.

Verzorgingsgebied: het gebied van waaruit mensen naar een bepaalde voorziening gaan.

De stad heeft als locatie last van concurrentie om de ruimte:

Veel vraag naar grond en gebouwen in de stad zorgt voor.......................?

De gevolgen van deze grote vraag naar ruimte en dus het gebrek aan ruimte zijn:- Stedelijke distributie is lastig- bereikbaarheid is slecht (niet altijd)- grondprijzen zijn hoog

- Er is veel verandering en uitbreiding van stedelijke gebieden in Nederland.

Het plannen van deze veranderingen noem je ruimtelijke ordening.

Binnensteden hebben ruimtegebrek, ze zijn mooi, maar niet praktisch

De bereikbaarheid is soms slecht, zoals hier in Nijmegen

Daarom worden rond nieuwe verkeersknooppunten ook nieuwe centra ontwikkeld, zoals hier in Den Haag

Nieuwe infrastructuur en nieuwe stations (bv. RandstadRail) zijn aantrekkelijk voor bedrijven, vanwege de goede bereikbaarheid

Waaruit blijkt dat de reikwijdte van de stad verandert? Waaruit blijkt dat het verzorgingsgebied van een stad verandert?

Mobiliteit : de mate van bewegen

In Nederland is men heel mobiel: - korte reistijden naar ziekenhuizen en andere zorginstellingen, door goede infrastructuur en goede vervoersmiddelen.

Toch ook grote verschillen binnen Nederland:

Informatiemaatschappij kenniseconomie

3 De nieuwe stedelijke economie3 De nieuwe stedelijke economie

Kenniseconomie : de productiefactoren kapitaal en arbeid zijn zeer sterk gericht op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie.

hard zacht(industrie) (handel en dienst)

Mensen zijn werkzaam in de ............................sector.@@

Ookwel de zakelijke dienstverlening.@@

Beroepsbevolking: mensen die een betaalde baan hebben en die officieel een betaalde baan zoeken.

primaire sector: landbouw en visserijsecundaire sector: industrietertiaire sector: commerciële dienstverleningkwartaire sector: overheidsdiensten

100 jaar geleden agrarische samenleving

50 jaar geleden industriële samenleving

Nu dienstverlenende samenleving

Nederland

Tertiarisering : ... steeds meer mensen gaan in de commerciële dienstverlening werken.

"Ook krijgen bedrijven in de gaten dat ze van elkaars nabijheid kunnen profiteren. Ze kunnen dan goedkoper produceren, omdat bijvoorbeeld transportkosten van grondstoffen vervallen."

... en dat heet: agglomeratie-effect of locatievoordeel

Bijvoorbeeld:

· Winkels uit dezelfde sector zitten bijelkaar: meubelwinkels, kleding en schoenenwinkels.

Zowel concurrerend als aanvullend.· Fabriek wat plastic maakt zit naast een olieraffinaderij.

§ 4 Problemen in de stad (aanpakken)

mensen verlaten de centrale stad en gaan in de buitengebieden wonen.

Oorzaak : - kleine huizen- geen speelplekken- smalle straten- weinig groen

Gevolg : - Leegloop van de grote steden

Suburbanisatie:

De stad moet dus aantrekkelijker gemaakt worden: woonwijken vernieuwen (stadsvernieuwing).

I. Sanering: sloop en nieuwbouw.

II. Renovatie: opknappen van verouderde huizen.Restauratie: het herstellen van monumentale gebouwen.

Stadsvernieuwing MET succes! Re-urbanisatie (na 1980).

Mensen willen weer in de stad wonen en trekken naar de stad, omdat:- woonomgeving is verbeterd- woningen zijn verbeterd- werk heeft plaats gemaakt voor wonen

Door het verbeteren van de steden hoopt het rijk en de gemeenten de ruimtelijke polarisatie te verminderen.

1. StadsvernieuwingDoel is het verbeteren van de kwaliteit van het woningbestand- renovatie- sanering

2. Herstructureringdoel is het beter verdelen van woningen in verschillende prijsklassen binnen één wijk.

= gentrification

§ 6 Samenwerking 1 + 1 = 3

· Wat is, en waarom is er regionale samenwerking?· Op welke twee manieren werken bestuurders samen aan de stedelijke ontwikkeling?

Regionale samenwerking bij de Ruimtelijke Ordening :Samenwerken buiten de gemeentegrenzen om, bij het plannen van de Nederlandse ruimte.Het doel is om huidige problemen aan te pakken en toekomstige te voorkomen.

Waarom regionaal?

Stedelijke problemen zijn niet aan te pakken binnen de gemeentegrenzen.

Voorbeelden?

Pull

Pull

Grote lijnen

m2Uitwerken

De indeling van de ruimte wordt bepaald door:

Rijksoverheid

Provincies

Gemeenten

· Op welke twee manieren werken bestuurders samen aan de stedelijke ontwikkeling?· Hoe werken deze twee manieren en welke verschillen zijn er?

Lees het tweede deel van § 6 en geef vervolgens antwoord op de onderstaande vragen.

Schrijf hiervoor de vragen in je schrift met daaronder een kort maar volledig antwoord.

Leefbaarheid: de mate waarin het prettig is om ergens te wonen. (=subjectief)

De leefbaarheid hangt af van leefomstandigheden als;· De inrichting van ~ en de voorzieningen in de wijk, buurt of straat· De manier waarop men met de wijk, buurt of straat omgaat (criminaliteit, zwerfvuil of juist niet?)

§ 6 Buurtprofiel (leefbaar of niet?)§ 6 Buurtprofiel (leefbaar of niet?)

Leefbaarheid : de mate waarin een woonwijk geschikt is om te leven.

slechte leefbaarheid: probleemwijk of achterstandswijk .

Verschillen tussen wijken en buurten in:

I. Woningstype en woningkwaliteitII. WoonomgevingIII. VerkeerIV. VoorzieningenV. Bevolkingskenmerken

ad. I· huurwoning vs. koopwoning· hoogbouw vs. laagbouw· vrijstaande huizen en rijtjeshuizen

ad. II· bevolkingsdichtheid (=aantal mensen op 1 km²)· woningdichtheid (=aantal woningen op een bepaald oppervlak)· groenvoorzieningen (=recreatie zoals: park, plantsoen, speel- en sportvelden)

ad. III· verkeersintensiteit (=aantal auto's dat per uur over een weg rijdt)· verkeersinfrastructuur (b.v. wegen, parkeergelegenheid etc.)

ad. IV· voorzieningen (medisch, winkels, sport en ontspanning)

ad. V· demografische kenmerken (aantal ouderen, jongeren etc.)· sociaal-economische kenmerken (aantal werklozen, inkomens, opleiding etc.)· sociaal-culturele kenmerken (allochtonen en autochtonen)

onderwijs

ouderen

jongeren

allochtoon

www.funda.nl

I. Sociaal-economische factoren

Hoe ............ de opleiding, het inkomen en/of de status van het beroep, des te ............. de levensverwachting.

Mensen met een lagere economische status hebben een minder gezonde levensstijl:- roken en drinken meer - eten minder gevarieerd (minder groente en fruit en juist teveel suiker en vet)- doen minder aan sport

Resultaat : overgewicht, hoge bloeddruk en hoog cholesterolgehalte

Dus

II. Demografische factoren

Allochtonen, alleenstaanden en 65+ers hebben in het algemeen een lager welvaartspeil en een lager welzijnspeil, waardoor hun levensverwachting lager ligt.

III. Woon- en leefomgeving

De levensverwachting wordt bepaald door de leefbaarheid en de leefomstandigheden van buurten en wijken:Bijvoorbeeld:- verpaupering (achterstand in onderhoud), de zgn. achterstandswijken- geluidsoverlast van m.n. verkeer- luchtvervuiling (Lesboek, fig. 14, blz. 29)

De vraag om de bewoners tevreden is wordt regelmatig gesteld. Het land, de stad, wijk of buurt kan dan ingedeeld worden in goede, minder goede en slechte delen. Dat heet ruimtelijke geleding. Een gebied wordt dan in afzonderlijke, herkenbare delen opgedeeld.

Leefbaarheid Amsterdam 2001

Is de leefbaarheid van de wijk slecht, veel mensen willen dan weer weg.

In Nederland wonen bijna één miljoen mensen in een achterstandwijk.

Achterstandswijk: woonwijk met slechte leefbaarheid.

Oorzaken:

allochtoon : iemand van wie minstens één ouder in het buitenland geboren is.

niet-westerse allochtoon : iemand van wie minstens één ouder uit een ander cultuurgebied komt (Islamitische Wereld, Latijns-Amerika, Zuidoost Azië etc.) Dus een Turk, Surinamer of Somaliër.

Statistiek opdracht - 4-havo (Leefbaarheid)

Benodigdheden: Grote Bosatlas 53e druk - blz. 224

1. Neem onderstaande tabel over in je schrift en zoek de ontbrekende gegevens op in je atlas.

2. Wat kun je nu zeggen over de leefbaarheid en het welzijn (en daarmee de verwachte levensverwachting) in deze twee verschillende provincies?