Stedelijke Probleemgebieden

download Stedelijke Probleemgebieden

of 102

Transcript of Stedelijke Probleemgebieden

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    1/102

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    2/102

    Edward D . Hulsbergen

    Stedelijke'Probleemgebieden'Rehabilitatie in de noordelijke banlieue van Parijs enrondom het centrum van Londen

    PJ Publikalieburo B o uw k u n d e 1 9 9 5

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    3/102

    UitgavePublikatieburo Bouwkunde / Faculteit der BouwkundeTechnische Universiteit Delft / Berlageweg I /2628 CR DelftTelefoon (015) 784737I n o p d r a c h tVakgroep StedebouwkundeWerkverband Ruimtelijke PlanningCIP-gegevensKoninklijke Bibliotheek, Den HaagCo p y r ig h t 1995Edward D. HuIsbergenNiets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaargemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of opwelke andere wijze dan ook zonder voorafgaandeschriftelijke toestemming van de uitgeverOmslagHenk BerkmanFoto omslagCollage: foto, Ana Maria Femndez-Maldonado, 1994 enL. Ludwig 1968, Kinematische Scheibe XVIILay-ou t en typewerk e i n d t e k s tEllen M. van StamFot o ' sAna Maria Femndez-MaldonadoDrukUniversiteitsdrukkerijISBN90-5269-186-X

    colofon

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    4/102

    TER INTRODUCTIE

    De leefbaarheid van steden is al sinds eeuweneen populair gespreksonderwerp voor een praatje op straat, op het erfofachter een glaasje.De actuele discussie over leefbaarheid is echtervan een andere orde en aanzienlijk complexer.Wij hoeven hierbij maar te denken aan deschaalvergroting van onze steden, groei van hettotaal genvesteerde stedelijk kapitaal, de toegenomen complexiteit door intensief verkeer, menging van verschilende culturen etc.Wij hebben nog steeds niet het gevoel dat wijpasklare antwoorden hebben op de problemendie zich met name in de grotere steden voordoen.Wij kunnen zelfs stellen dat wereldwijd sprake isvan een crisisachtige situatie in de grote stedenDe stedelijke economie stagneert, er bestaat eentweedeling tussen kansarme en kansrijke bevolkingsgroepen en steden beantwoorden niet meeraan hun oorspronkelijke functies.Met de opdracht voor het schrijven van deze publicatie aan Dr. Edward Hulsbergen van deTechnische Universiteit Delft heeft het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting een bijdrage willen leveren aan de discussie. Ik wil hetlezen van deze publicatie dan ook aanbevelenaan hen die kreatief met ons mee willen denken.De plaatsvervangend Directeur-Generaal van deVolkshuisvesting,

    Ir. A. Hoelen

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    5/102

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    6/102

    INHOUDTER INTRODUCTIEINHOUDSAMENVATTING: conclusies en aanbevelingenVOORWOORD

    1. INLEIDING 171.1 Onderwerp en doel 171.2 Steden in woord en beeld 181.3 Doel en probleemstelling 191.4 Stedelijke innovatie nader bepaald 201.5 De gebieden 221.6 Methodologische aspecten 221.7 Indeling 232. DE FRANSE WIJKEN 252.1 Vijf wijken in de noord-banlieue van lIe de France 252.2 Val d'Argent, Argenteuil 292.3 Cit des 4000. La Coumeuve 312.4 Villiers-Ie-Bel 332.5 Cit des Franc-Moisins. Saint-Denis 352.6 Cit du Luth. Gennevilliers 392.7 De Banlieue en de ontwikkeling van de aanpak 413 DE BRITSE WIJKEN 453.1 Vijf wijken in het centrum van Londen 453.2 Holly Street Estate 473.3 Trowbridge Estate 513.4 AngeliTown 533.5 Broadwater Farm 553.6 Chalkhill Estate 573.7 Aanpak. kritiek en enige verbeterideen 584 IN HET RIJK DER FRANKEN, DER BRITTEN EN DER

    NEDERLANDERS 634.1 Pas op de plaats bij het waarom 634.2 Nieuwe verhoudingen! Maar hoe? 645 ACTIEPUNTEN VOOR INNOVATIE 695.1 Innovatie? Innovatie! 695.2 Resterende vragen 74LITERATUUR 77ANNEX: Multi-etnische stedelijke gebieden 83

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    7/102

    samenvatting

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    8/102

    STEDELUKE'PROBLEEMGEBIEDEN'

    SAMENVATTING:CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

    DE EINDCONCLUSIEAllerlei ideen over de aanpak van stedelijke'probleemgebieden' komen Nederland binnen. Vanzelfsprekend moeten wij openstaanvoor wat er elders wordt bereikt, maar nietzonder de baten n kosten te laten tellen. Hetis belanglijk te weten waar een idee vandaankomt, wat de achtergronden zijn, wat de toepassingen zijn en welke resultaten wordenbehaald. We moeten voorkomen dat 'oplossingen' worden gemporteerd die elders onvoldoende resultaat opleveren en waarvanhet de vraag is waarom die hier wel zoudenwerken. Trouwens ook bij elders succesvolleoplossingen moet de vraag gesteld en beantwoord worden waarom die geschikt zijn voorsituaties hier.De eindconclusie van deze studie is:'" Het verbeteren van de fysieke ruimtevan de 'probleemgebieden' heeft als op zichzelf staande aanpak geen zin. Verbetering enverfraaiing van de woning, de gebouwen ende woonomgeving krijgen vaak al snel teweinig zorg en onderhoud. Sloop betekentvaak trauma. Als verbetering tot hogere huren leidt en mensen verhuizen, verplaatst deproblematiek zich naar andere, voor de problemen vatbare gebieden.'" Beheermaatregelen als op zichzelfstaande aanpak hebben evenmin een blijvendresultaat in de 'probleemgebieden', zeker alsdeze niet worden ondersteund en opgepaktdoor de bewoners en hun organisaties.'" Sociaal-economische en culturele aanpakken hebben eveneens grote beperkingen.Bijvoorbeeld, programma's op het gebied vanwerken, scholing en werkgelegenheid hebbenweinig resultaat bij langdurig werklozen. Adhoc activiteiten om de verhoudingen tussengroepen te verbeteren en gemeenschappelijkedoelen te stellen halen weinig uit.'" Niets doen en de 'probleemgebieden' zo

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    9/102

    laten betekent een voortschrijdende fysiekruimtelijke en maatschappelijke marginalisering van die gebieden. met ongewenste consequenties ('kosten', 'gevaren') voor de omringende samenleving.Dus:* Een meervoudige aanpak van 'probleemgebieden' is nodig. Deze moet bestaanuit een combinatie van fysiek-ruimtelijke ensociale maatregelen. Hiervoor is geen blauwdruk. Ieder 'probleemgebied' kent een bijzonder samenstel van enerzijds het fysiek-ruimtelijk leefmilieu en anderzijds de kwetsbaarheid, de sociaal-economische positie, de fasein de levenscyclus en de oorsprong van debewoners. De vernieuwingsopgave moet gedefinieerd en uitgevoerd worden als eencombinatie van fysiek-ruimtelijke, sociaaleconomisch-culturele en bestuurlijk-organisatorische aspecten, gent op juist die problematiek in juist dat probleemgebied. Voor eenblijvend resultaat is de vakkundige inbrengop velerlei gebied onontbeerlijk, evenals deinbreng van bewoners en andere betrokkenenbij de consequenties van de vernieuwing.* Evaluatie is cruciaal. Ieder plan, hoegoed doordacht ook, heeft te kampen metveranderingen in de situatie bij het voortschrijden van de tijd.

    2 DE PROBLEMATIEKIn de jaren vijftig tot begin zeventig zijnwoonwijken gebouwd die nu bekend staanals 'probleemgebieden'. Destijds was er eengrote vraag naar woningen. In antwoord hierop werden grootschalige wijken met (geheelof deels) prefab hoogbouw gerealiseerd, bestemd voor huurders met een modaal inkomen.Opvallende kenmerken van deze gebiedenwaren en zijn:* er wordt vooral gewoond en er is weinigof geen werkgelegenheid,* de architectuur is armoedig, en* de voorzieningen en verbindingen latenvaak te wensen over.Als dan ook in de jaren zeventig het aanbodvan koop- en huurwoningen verruimd wordten de economische recessie bepaalde bevolkingsgroepen treft, krijgen deze gebieden tekampen met 'uitsortering' van de bevolking:* huishoudens met voldoende inkomen

    voor eengezinswoningen trekken weg,* woningzoekenden met andere keuzemo-gelijkheden komen niet, en* woningzoekenden met een laag inkomen en lage scholing en weinig keuze elders,waaronder relatief veel immigranten, komende wijk binnen.In de jaren zeventig en tachtig worden de'probleemgebieden' gekenmerkt door:* leegstand en huurachterstand,* verwaarlozing van gebouwen en woon-omgeving,* werkloosheid,* spanningen tussen bevolkingsgroepen,* vandalisme en criminaliteit, en* verdergaande marginalisering.De rehabilitatie initiatieven in de loop van dejaren tachtig en negentig tonen een verscheidenheid en ontwikkeling. Ook al worden deproblemen sociaal-ruimtelijke gedefinieerd,de uiteindelijke voorstellen en acties betreffen vooral de gebouwde omgeving (verbetering van woning en woonomgeving, sloop,nieuwbouw, functieverandering) .In Nederland is de wijk Bijlmermeer in Amsterdam Zuidoost voor menige binnen- enbuitenlander het spreekwoordelijke voorbeeld voor de grootschalige hoogbouwproblematiek. Kwantitatief echter zijn in onzesteden de meeste problemen te vinden in devroeg naoorlogse (huur)woonwijken metvooral middelhoogbouw en in bepaaldestadsvernieuwingswijken die met vergelijkebare processen van uitsortering en marginalisering te kampen hebben.3 DE 'PROBLEEMGEBIEDEN'Wat te doen en wat te laten in de stedelijke'probleemgebieden'? De huidige aanpak inNederland is aarzelend. Dit kan te makenhebben met het feit dat in vergelijking met deomringende buitenlanden de omvang van deproblemen beperkt is . Dit neemt niet weg,dat ook hier er toenemend discussies zijnover verval, criminaliteit, onveiligheid, probleemwijken en probleemcomplexen, de bevolkingstoename en -samenstelling, economische en culturele marginalisering, en dergelijke.Hoe worden bijvoorbeeld in Frankrijk en in

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    10/102

    het Verenigd Koninkrijk 'probleemwijken'aangepakt?Vijf wijken in de banlieue rond Parijs, in hetnoordelijke deel van He de France en vijfwijken rond het centrum van Londen zijn bestudeerd om op voorgaande vraag een antwoord te krijgen. Zij zijn gebouwd in de periode van de jaren vijftig tot begin jaren zeventig.De wijken in de banlieue van Parijs bestaanuit grootschalige hoogbouw, vaak met slechtseen woonfunctie, toegevoegd aan een kleinegemeente. Ondanks dat zij omringd zijn doorgrote wegen en spoorlijnen, liggen zij gesoleerd.De wijken rond het centrum van Londen zijnstedelijke herstructureringsgebieden geweestin de jaren vijftig en zestig, die deels methoogbouw zijn ingevuld. De ruimtelijkeschaal is kleiner dan die van de wijken in debanlieue.Er zijn dus duidelijke fysiek-ruimtelijke verschillen tussen de Franse en Britse situatie,maar ook tussen de wijken onderling. In algemene termen zijn er overeenkomsten. Depositie van de grands ensembles in de banlieue en van de Londense wijken is in deloop der jaren meer en meer geworden: huisvesting voor mensen met weinig keuze, meteen zwakke sociaal-economische statuswaarbij werkloosheid en immigratie belangrijke aspecten zijn. De gebieden worden gekenmerkt door armoede, onzekerheid en economische instabiliteit. Xenofobische en raciale confrontaties maken deel uit van het dagelijks leven.Evenals in Nederland blijken de 'probleemgebieden' een heterogene verzameling.Overigens, 'probleemgebied' is een relatieveterm: probleem ten opzichte van wat? En hetis bovendien een onduidelijke telm omdat desituaties weliswaar in hun algemene probleemomschrijving en beeldvorming op elkaar lijken, maar zeer verschillend zijn bijnadere analyse.

    4 DE ONTWIKKELING VAN DE AANPAKKENHoe zijn de aanpakken in de Franse en Britsewijken in de loop van de tijd ontwikkeld?In de wijken in He de France heeft de rehabi-

    litatie de afgelopen ruim twintig jaar duidelijke veranderingen doorgemaakt.* In de jaren zeventig werden de problemen in de grands ensembles meer en meerzichtbaar. Het beleid werd veranderd en subsidiring van de rehabilitatie van de woningbouw door de centrale overheid werd in 1977ingesteld. De inzet van het stedelijke vernieuwingsprogramma Habitat Vie Sociale(HVS) was integrale vemieuwing. Landelijkwerden veertigduizend woningen per jaaraangepakt. In de praktijk kwam niets terechtvan de integrale doelen. Fysiek-ruimtelijkemaatregelen, zoals wmmte-isolatie, luktenwel; economische en sociale noden bleven.Het verval van bebouwing en omgeving gingdoor, onveiligheid en beheerproblemen bleven, en de werkloosheid verergerde.*In 1981 werd HVS opgevolgd door hetprogramma Dveloppement Social des Quartiers (DSQ). Er kwam meer nadruk op hetoverkoepelen van sectorale activiteiten. Landelijk werden 148 'probleemgebieden' aangepakt, waaronder in Ile de France. Gemeentelijke overheden kregen meer bevoegdheden.* In de tweede helft van de jaren tachtigbleken twee hoofdproblemen:- de problematiek van het gebrek aan actievedeelname van de bevolking, en- de gebrekkige integratie van wijken in hetgeheel van het stedelijk gebied.De rehabilitatie in de jaren tachtig betrofvooral de fysieke ruimte, met technische ingrepen ten behoeve van het verbeteren enaanpassen van de bebouwing en ten behoevevan stedelijke en commercile doelen.* Vanaf 1990 wordt het DSQ-programmabijgesteld en versterkt om meer tegenwicht tebieden aan processen van segregatie en uitsluiting van delen van de bevolking. De driehoofdpunten zijn:- toegankelijkheid van de woningmarkt,- financile bereikbaarheid, en- begeleiding.Er komen allerlei aanvullende programma'sop het gebied van onderwijs, integratie vanmigranten, opvang en vergroting van de betrokkenheid bij de bUUlt van de jeugd (zoalsMission Locale), werktraining, het opzettenvan bedrijfjes, en lokale werkgelegenheidvoor de iokale bevolking (zoals Rgie deQuartier). Interessant is het programma Banlieuescopie, waarin bewoners rapporterenover de dagelijkse leefsituatie in de buurt enactie ondememen om sociale banden en in-

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    11/102

    formatiestromen te verbeteren.* Anno 1994 is de aanpak van de wijkenmeer open dan vroeger, maar wel top down.De participatie van bewoners en gebruikers isin discussie. Huidige plannen betreffen veelalingrepen in en verfraaiing van gebouwen enopenbare ruimten, functie verandering, robuuster materiaalgebruik, en dergelijke.In de Londense rehabilitatie aanpak is eveneens ontwikkeling te vinden.* De eerste stedelijke programma's warengericht op de vervallen binnensteden. In1968 werd een begin gemaakt met de aanpakvan maatschappelijke achterstand in de vormvan op de buurt toegesneden projecten. Diehadden onvoldoende succes.* In de loop van de jaren zeventig werdendeze programma's uitgebreid met economische en infrastructurele projecten. Programmagebieden werden geselecteerd en 'partnerships' van centrale en lokale overheidsdiensten volgden.* Eind jaren zeventig, begin tachtig komtde nadruk te liggen op economie, infrastructuur en financile rendementen. De partnerships van overheid en private sector krijgenvorm in Urban Development Corporations(UDC). Beleidsinstrumenten werden ontwikkeld om private investeringen aan te moedigen. De cordinatieproblemen werden groter.* Eind jaren tachtig werden allerlei bestaande programma's in nieuwe organisatievormen ondergebracht.* Vanaf 1991 wordt doelgerichtheid (targeting) en vereenvoudiging benadrukt, metals hoofdpunten:- bedrijvigheid en werkgelegenheid, en- aantrekkelijke steden met en goed woonmi-lieu.Lokale overheden worden uitgenodigd inconcurrentie met elkaar voorstellen te doenom in aanmerking te komen voor steun bijeconomische, sociale en fysiek-ruimtelijkeregeneratie. Het vormen van partnerships (nusamenwerkingsverbanden van overheid, ondernemingen, woningbouwverenigingen, bewonersgroepen, e.d.) wordt bepleit. Er is eensterke druk tot de verkoop van sociale woningen, vooral geffectueerd in door TOliesgedomineerde gemeenten, en tot het privaatfinancieren van sociale woningbouw. Opgrond van de problemen hierbij en de verwachte nadelige effecten voor kwetsbaregroepen is er fundamentele kritiek op het be-

    samenvatting

    leid en de uitvoering ervan.In de bestudeerde wijken is tot op heden nietveel gebeurd. Er worden plannen gemaakt ensamenwerkingsvormen gezocht. Vooralsnogis het afwachten wat die voor de 'probleemgebieden' zullen opleveren.

    5 DE HUIDIGE OPSTELLINGENOver de verdeling van de verantwoordelijkheden, vooral die van de centrale overheid,wordt zeer verschillend gedacht. Vereenvoudigd gesteld komt dit op het volgende neer:De Franse overheid streeft decentralisering en samenwerking in 'partenariats' na,maar blijft verantwoordelijke actor bij de rehabilitatie van de 'probleemwijken'.De Britse centrale overheid wil af vande verantwoordelijkheid bij de regeneratievan 'probleemwijken'. 'Partnerships' met eenminimum aan overheidsbemoeienis moetende plan voorbereiding, de plan vorming, de financiering, de uitvoering en het beheren regelen.In vergelijking hiermee kan worden gesteld:De Nederlandse overheid laveert tussensturen en loslaten. Wellicht is deze houdingbegrijpelijk. In vergelijking met de Franse enBritse problemen lijkt hier op dit momentniet veel aan de hand.De Franse 'probleemwijken', de grands ensembles in de Parijse banlieue, zijn fysiekruimtelijk zeer verschillend van die in Nederland en hooguit met de Bijlmerrneer vergelijkbaar. De Franse geleidelijke ontwikkelingvan de aanpak en de problemen ermee doenechter wel denken aan Nederlandse ervaringen.De Londense wijken doen in hun fysiekruimtelijke vorm wat dat betreft meer denkenaan de Nederlandse 'probleemwijken'. Deontwikkeling van de aanpak aldaar is echterveel schoksgewijzer en onevenwichtiger gelopen.Toch is er vanuit Nederland meer belangstelling voor de Britse aanpak. Dit lijkt eerderingegeven door de groeiende wens tot 'meermarkt en minder overheid', dan door de successen van de aanpak.Noch de Franse noch de Britse aanpak kantot voorbeeld dienen van wat goed zal zijnvoor Nederland. Dit geldt in ieder geval voor

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    12/102

    de wijken en projecten die in deze studie aande orde zijn. In beide aanpakken worden doelen van integrale verbetering en participatiegeformuleerd, maar hiervan komt weinig terecht. Wat wel lukt is het realiseren van fy-siek-ruimtelijke verbeteringen, echter de ervaring leert dat deze vaak al weer snel aanverval onderhevig zijn, en dat onveiligheid,werkloosheid en conflicten voortduren. Deaanpakken van de 'probleemgebieden' blijvenveraf van het doel wijken te realiseren die demoeite waard zijn om in te leven en waarinmensen gaan investeren.De aanpakken zijn voortgekomen uit demaatschappelijke verhoudingen aldaar. Alsdaarmee rekening wordt gehouden, kan er inspiratie uit worden geput.Er is ook een algemene les aan de beide aanpakken te ontlenen. Van hun ontwikkelingenkunnen wij leren, dat een meervoudige benadering van fysiek-ruimtelijke en sociale aspecten, toegesneden op de specifieke situatiein het 'probleemgebied' de enige oplossingsrichting is die de moeite waard is om na testreven. Als sociale, economische en culturele doelen niet kunnen worden bereikt, heeftde fysiek-ruimtelijke verbetering weinig betekenir voor de buurt en wordt verval niet gekeerd. De problemen zijn multidimensioneelbepaald en het is meer dan: waarschijnlijk datzij multidimensioneel moeten worden aangepakt. Vanuit dit vertrekpunt moet worden bepaald wat nodig is aan maatregelen, welke derollen zijn van overheden, ondernemingen,maatschappelijke instellingen, bewoners- engebruikersgroepen, en welke samenwerkingsvormen hiervoor geschikt zijn. En nietandersom.6 HOE VERDERHoe verder met het bestuderen van buitenlandse activiteiten en ervaringen, en hoe verder met het uitdragen van informatie en hetstimuleren van de discussie in Nederland?Het volgen van de buitenlandse ervaringenen activiteiten is op zichzelf nuttig. Meer weten kan ten eerste het blikveld van mogelijketoepassingen verbreden. Ten tweede kan hetdienen als kritisch commentaar bij de eigenopvattingen en doelen, problemen en probleemdefinities, activiteiten en oplossingen.

    Studie naar het buitenland betekent meer teweten zien te komen over onderwerpen zoals: het feitelijke effect van maatregelen aldaar, zeker als wij die voor Nederland aantrekkelijk vinden; .het aftasten van nieuwe verhoudingenen verantwoordelijkheden, met als onderwerpen: organisatie en participatie, welke actoren, bedrijvigheid en werkgelegenheid, segregatie en minderheden, geweld en openbare orde, aanpassing en vernieuwing van sociale en fysiek-ruimtelijke structuren;het definiren van problemen in termenvan samenwerking en leiderschap, programmering en financiering, de relatie tussen lokale, stedelijke, regionale en nationale problemen;het feitelijke bereik van de samenwerkingsverbanden van actoren in de vernieuwing, en de consequenties van het feitelijk leiderschap dat hielin een rol speelt;de samenstelling en opdracht van de'partenariats' en 'partnerships', en de consequenties ervan;de relatie tussen fysiek-ruimtelijke ingrepen, de functieverandeling van gebouwenen ruimten, de herverdeling van openbare enprivate ruimte, in hun relatie tot woningmarkt en werkgelegenheidsontwikkeling;de ervaringen met wijkgerichte actie zoals het 'wijklaboratorium' voor de aanpak vande fysieke en sociale malaise en de(jeugd)werkloosheid, en andere werkwijzenwaarbij de gecombineerde aanpak van lokaleproblemen wordt nagestreefd;het omgaan met de werkloosheid, metde ruimtelijke scheiding en menging van bevolkingsgroepen, met de onbereikbaarheid,ontoegankelijkheid of onbruikbaarheid vanvoorzieningen, met de veiligheid, het vandalisme, de criminaliteit;de ideen over de structuur en de massavan de bebouwing, van het verkeer en vanhet groen ten opzichte van de menselijkemaat;de relatie tussen actie (of het gebrek aanactie) en visie (of het gebrek aan visie); dereflectie op de eenvoud van de afzonderlijkemaatregelen in verhouding tot de complexiteit van de stedelijke problematiek en ontwikkeling;en ook, hoe de voortschrijdende(wild)groei van aanpakken wordt vereenvoudigd;

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    13/102

    Voor het verder informeren en stimuleren inNederland zijn de volgende punten de moeitewaard:In Nederland worden nogal gauw situaties als probleem en lokaties als probleem- ofachterstandsgebied aangeduid. Het ijkpuntvoor dit soort kwalitatieve aanduidingen isvaak simplistisch, en lijkt vooral gegrond tezijn in perspectieven van een goed ogende,rustige gebouwde omgeving en een welvarende, werkzame bevolking. Pars pro toto redeneringen - er gaat iets fout, dus het gehelegebied is een gevaar - versluieren de kwaliteiten die er zijn.Alle probleemdefinities zijn relatief.Het is van belang een goede maat te vindenvoor de probleemdefinitieproblematiek. Dein de studie behandelde Franse en Britse wijken tonen problematische situaties (combinaties van slechte bebouwing, segregatie, sociale marginalisering en uitsluiting) die naarverwachting in Nederland niet in die vorm enniet in die mate voorkomen. Bovendien zijngeen twee gebieden gelijk voor zover de huidige situatie en de ontwikkelingsmogelijkheden. Wellicht is in Nederland de relatief beperkte schaal van de mono-functionelewoonwijken uit de jaren vijtig-zeventig eenvoordeel. Overigens zijn er niet slechts nadelen maar er zijn ook voordelen bij het scheiden van woononvriendelijke bedlijvigheid enverkeer. Maar werkgelegenheid en dienstverlening (handel, onderhoud, herstel, allerleiondernemerschap) die kunnen worden ingepast, moeten een kans kunnen hebben en totontwikkeling kunnen komen.Mono-functie, mono-eigendom, overdimensionering van verkeersruimte, onbebouwderuimten die de naam buurtgroen dragen maarin de praktijk verwaarloosd worden, lokatiesvan enige omvang waar mensen geen redenhebben om te verblijven en er gebruik van temaken, of waarvan onveilig, ongewenst gebruik wordt gemaakt, dit alles biedt vertrekpunten voor verbetering.Als de rehabilitatie van een gebied eenvoudig kan, moet niet ingewikkeld wordengedaan. Echter, rehabilitatie van de wijkendie nu enkele decennia bestaan en aan modernisering toe zijn, blijkt in de praktijk nogal eens een complex gebeuren. De fysiekruimtelijke vernieuwing kan vaak niet zondereconomisch-sociaal-culturele en bestuurlijkorganisatorische vernieuwing.

    In een veranderende samenleving - metde veranderende context van omringende samenlevingen met hun ontwikkeling van bevolkingen en economien - zijn ongetwijfeld'strategische' veranderingen nodig. Maar iedere strategische verandering is in eerste instantie een gewone verandering die zijn strategische inzet nog moet bewijzen.Vernieuwing als strategie kent korte en langetermijn doelen. De korte termijn betreft hetdirect aanpakken van de dagelijkse problemen van personen, groepen en lokaties. Delange termijn heeft betrekking op de relatietussen de buurt, wijk, stad en regio (als fysieke ruimte en als samenleving).Vertrekpunt moet zijn een brede definitie vansamenleving en van economie (het huishouden van die samenleving), waarbij zeer afhankelijke (kwetsbare) groepen en personeneen ijkpunt zijn in de evaluatie en niet eensluitpost in de begroting en in de afrekening.Bijvoorbeeld de laatste jaren valt geregeld te vernemen dat 'strategische nieuwbouw' noodzakelijk is als maatregel om 'hetdraagvlak van een buurt te versterken' en defunctie voor het stedelijk gebied te vergroten.Gewoonlijk wordt dan bedoeld dat nieuwewoningtypen moeten worden toegevoegd aande bestaande voorraad (al dan niet na sloopvan bestaande bouw). Die nieuwbouw moetdoorstroming binnen de wijk mogelijk maken, en het aantal bewoners in het gebiedvergroten, liefst met economisch betergestelden. Wordt 'strategische nieuwbouw' ooit geopperd voor welgestelde gebieden? Wordengoedkope woningbouw en woonwagenlokaties aldaar ooit gezien als probleemoplossende ingrepen, op welke schaal dan ook?Nieuwbouw in een wijk om de variatie in hetaanbod te vergroten kan voor een wijk dejuiste keuze zijn. Het effect kan ook zijn dat(door de sloop) goedkope woonruimte vermindert en de druk op lokaties binnen dewijk of op andere buurten toeneemt.Steeds moet dus de vraag gesteld en beantwoord worden voor wie die oplossing strategisch is. En wat de gevolgen zijn voor kwetsbare bevolkingsgroepen, en wat hun baten nkosten zijn.Twee algemene voorwaarden voor de verbetering van de planvorming en uitvoering dienu al kunnen worden onderkend zijn:Er moet minstens evenveel prioriteitzijn bij de vraagzijde van de vernieuwing als

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    14/102

    bij de aanbodzijde. De veronderstelde vraagzijde die in het vemieuwingsaanbod wordtgempliceerd moet geldig zijn;Vernieuwing moet worden opgevat alseen participerend leerproces, dat in gangwordt gezet en moet worden onderhouden.De besluitvorming en de uitvoering moetenzo dicht mogelijk gebracht worden bij degenen die met de gevolgen ervan te maken hebben.Dit participerend leerproces geldt voor alleactoren: de centrale en lokale gezagsdragers,de politici, de fysiek-ruimtelijke en socialeprofessionals, de betrokken ondernemers, demaatschappelijke instellingen, de kenniscentra en de organisaties van bewoners.Wat deze laatsten betreft: voldoende inbrengvan bewoners en gebruikers is cruciaal omdatieder ontwikkelingsmodel of verbeterplanvoor een 'probleemgebied' gaandeweg veroudert, hoe van te voren doordacht het ook is .De veranderende omstandigheden halen deoorspronkelijke ideen in. Open overleg metde bewoners over hun problemen, doelen,wensen en hun inbreng is nodig om te wetenwat er gaande is. In de praktijk blijkt hetmeestal zeer moeilijk bewoners productief teb e t r e k k e ~ bij de planvorming, de uitvoeringen het beheren. Maar ook blijkt dat als bewoners zelf hun buurtproblemen aanpakken, erdoor de overheid en private sector niet ofzeer laat op wordt ingespeeld.Evaluatie met behulp van algemene indicatoren schiet tekort. In die zin zijn de bewonerseen cruciale graadmeter in de evaluatie vande voortgang. Net zoals de 'successen' in de'probleemgebieden' een graadmeter zijn voorde betekenis van onze samenleving voor haarburgers.Uiteindelijk gaat het om tijdloze vragen, inde vorm nn onze eigen tijd: Wat voor soortsamenlevmg willen we eigenlijk? Op korteen op lange termijn. Hoe willen we omgaanmet (relatieve) schaarste? Wie behoren tot de(formele en informele) hoofdstroom van desamenleVl'lg, en wie moeten zich in het kielzog zien D redden? Wat noemen we 'natuurwet' en wa. 'cultuur', en wat verstaan we onder 'vrijheid', 'gelijkheid' en 'zorg'?Van belang voor de buurten en wijken is, datmensen er graag willen wonen en ver-

    blijven,. er goede woningen, voorzieningen enbuitenruimten voor verkeer en verblijf zijn,er levendigheid, rust, veiligheid, variatieen kleur in de gebouwde en de openbareruimte zijn,er betrokkenheid is, en mensen indiennodig willen participeren en organiseren,de dagelijkse problemen curatief en preventief worden aangepakt,de kwaliteit wordt beschermd,de woningvoorraad, de woonomgeving,de verbindingen, de voorzieningen, de werkgelegenheid, en de andere vOOlwaarden vooreen goed en zinvol bestaan worden onderhouden, aangepast en zo nodig structureelworden veranderd.Wie zal dat ontkennen. En waarom zou ditvoorde 'probleemgebieden' onmogelijk zijn?

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    15/102

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    16/102

    Het zoeken naar innovatie in de rehabilitatievan de banlieue van He de France en de wijken rondom Londen heeft enerzijds een schataan informatie en ideen opgeleverd, en heeftanderzijds vooral de vraag aangescherpt water nu eigenlijk echt vernieuwend is. De tochtdoor de 'probleemwijken' - op papier en insteen - geeft gevoelens van verbazing over zoveel vindingrijkheid en inzet naast ontnuchtering over zoveel onvermogen en verwaarlozing.Oorspronkelijk was het plan een gewone 'reader' te maken over innoverende of hoopvolleinitiatieven in de rehabilitatie van Franse enBritse wijken. Gaandeweg werd duidelijk datrelevante informatie verspreid was over zoveel verschillende bronnen - schriftelijke enmondelinge - dat al inleidend en becommentarirend de hoofdstukken hun hier gepresenteerde vorm kregen. Het karakter van een re-ader is in zoverre gehandhaafd, dat de hoofdstukken een eigen onderwerp en vorm hebben en als aparte stukken zijn te lezen.De verwijzingen naar de bronnen moet het delezer mogelijk maken het spoor terug te volgen. Toegevoegd is een tekst over het verschijnsel multi-etnische gebieden, een voorloper van deze studie.Het werk van twee onderzoekers is bepalendgeweest voor de informatie van de hoofdstukken 2 en 3. Het onderzoek van de architect A.M. Fernndez-Maldonado Ms.Sc.vormt de basis voor het hoofdstuk over dewijken in de banlieue. Haar ftisse en relativerende kijk op de Franse probleem wijken, diein mondiaal opzicht zo slecht nog niet zijn,en ook op de Nederlandse probleem wijkendie in menige wereldstad als paradijselijkzouden worden aangemerkt, heeft tot menigeboeiende discussie geleid. Met dr T.L. Blairis in 1992-93 een begin gemaakt met de studie naar dit soort naoorlogse wijken. Zijn enthousiasme om vanuit Engeland mee te doen

    VOORWOORD

    en Britse informatie bijeen te brengen heeftmeer opgeleverd dan in deze studie kon worden benut.Dank zij de financile steun van het Ministerie van VROM konden beide onderzoekers inde eerste helft van 1994 ter plaatse informatie verzamelen en is deze studie niet beperktgebleven tot alhier bereikbare literatuur.Sedert 1993 koesterde ik de wens om de studie naar naoorlogse hoogbouw en de positievan kwetsbare groepen uit te breiden. Zonderde steun van drs R. Spreekmeester, drs M.van Oostrom en dr R. Vos, de begeleidingscommissie vanuit het Ministerie van VROMzou dit project niet in deze vorm niet totstand zijn gekomen. De kritische adviezenvan drs J. van Graas en dr H. Heeger zijn wederom zeer waardevol gebleken. Tevensdank ik mijn collega's ir B. Bach, ir V.J. Meyer en ir J. Westrik voor hun commentaar ophet conceptrapport. Tenslotte dank ik E. vanStam en L. van Keeken. E. van Stam maaktede kaarten, verzorgde de opmaak van heteindverslag en assisteerde onvermoeid waardit nodig was. L. van Keeken ondersteundede productie.Het onderzoek is onderdeel van het VF-onderzoekproject Stedelijke Vernieuwingsstrategien, van de vakgroep Stedebouwkunde,Faculteit der Bouwkunde, Technische Universiteit Delft.Het laatste woord over 'probleemgebieden'wordt in dit rappolt niet gesproken. Wel iseen balans opgemaakt. Ik hoop hielmee bij tedragen aan verstandige stappen in de stedelijke vemieuwing en het nu al uit de weggaan van opties die een grote kans van faleninhouden. En vanzelfsprekend hoop ik datnieuwe vragen tegen de achtergrond van dezestudie beter kunnen worden gesteld.Edward D. Hulsbergen,Delft/Gouda.

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    17/102

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    18/102

    " Things are inert; they have meaning onlyin function of he life that makes use ofthem".Paul Auster, in The Invention of Solitude, "1992, p.lO.

    1 INLEIDING

    1.1 Onderwerp en doelDe Nederlandse volkshuisvesting en stedebouw hebben geschiedenis gemaakt en deNederlandse steden, historische kernen ennieuwe uitbreidingen zijn excursiedoel vanmenige binnen- en buitenlander. De zorgvoor woon- en leefmilieu, ook voor woningzoekenden met een laag inkomen, is tot in dejaren zeventig spreekwoordelijk. In de jarentachtig komt deze traditie meer en meer onder spanning te staan. De stadsvernieuwingdient zich steeds meer aan als een blijvendeopdracht, en met een aantal naoorlogsegrootschalige uitbreidingen gaat het nietgoed.En juist dan, na decennia waa11n de stad-alsprobleem de boventoon heeft gevoerd, veranderen in de loop van de jaren tachtig de discussies en wordt de stad-als-potentie geponeerd: de stad waa11n het (weer) goed levenen wonen is of gaat worden, en waarin bewoners en bedrijven willen investeren.De landelijke overheid bekent zich tot het belang van meer markt (en minder overheidsbemoeienis). Gemeentelijke overheden, vooraldie van de grote stedn, grijpen de burgerlijke belangstelling voor glans en glitter in dekapitale bouw dankbaar aan als middel voorde vernieuwing van het ruimtelijk beeld envan het stedelijk imago. Al met al is het eendynamische voorstelling, met de suggestiedat de Nederlandse volkshuisvesting en stedebouwkunde een goede toekomst zullenmaken.Voor een deel is dit zeker het geval. Maarnaast de niet aflatende bouwproductie zijn erontwikkelingen die, vooral door hun onderlinge samenhang, zorgwekkend zijn. De gerealiseerde massale, imponerend bedoeldezaken-architectuur blijkt vooral het karakter

    17

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    19/102

    18

    te hebben van evenementen. In iedere stadzijn wel ervaringen te vinden van mislukteverbeterinitiatieven, van segregatie vankwetsbare groepen, van werkloosheid, vantoenemende dakloosheid, en van het verdiepen van etnische scheidslijnen.De Nederlandse steden zijn hierin niet uniek.In de omringende landen doen zich vergelijkbare verschijnselen voor. Echter de problemen van armoede en geweld zijn in vergelijking met veel andere landen over het geheelgenomen tot op heden minder groot. Allerleiregelingen en voorzieningen - het socialevangnet - hebben tot doel te voorkomen datmensen worden uit- of afgesloten van dehoofdstroom van de samenleving.Dus waarom zou er wat te leren zijn van buitenlandse initiatieven en ervaringen? Is hetNederlandse potentieel ontoereikend vooranalyse, theorievorming, het opdoen van innoverende ervaringen? Wat is naar het buitenland kijken meer dan - vanuit een academische belangstelling - 'on s'amuse'?De Nederlandse naoorlogse gebouwde omgeving kan worden opgevat als een reeks 'experimenten' waarin allerlei aspiraties zijn VOlID-gegeven van modem wonen, van geavanceerde bouwtechniek, van vernieuwende samenleving, en dat alles met een groot landelijkdraagvlak. Goed en systematisch gevalueerdzouden deze gebieden een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de theorievOlIDing enhet beleid. 1Een inventarisatie binnen Nederland vanwoongebieden biedt een ruime verscheidenheid aan fysiek-ruimtelijke vormen, naar omvang, structuur en inrichting van gebieden,bebouwingstypen. In de totaliteit van dezeverscheidenheid, kwantiteit en kwaliteit, zalde Nederlandse voorraad de vergelijking methet buitenland goed aankunnen.Probleemgebieden en probleemcomplexenzullen vanuit de fysiek-ruimtelijke component beschouwd, een betrekkelijke aangelegenheid blijken. Een inventarisatie van de sociale aspecten zal eveneens een grote diversiteit laten zien en vooralsnog kunnen we ver-1. 'Experimenten' tussen aanhalingstekens. Experiment alsactiviteit veronderstelt de expliciete koppeling met een verwachting, liefst de toetsing van een hypothese of theorie.

    wachten dat een vergelijking met het buitenland ook de sociale problematiek zal relativeren.Toch is het vertrekpunt voor de onderhavigestudie niet de naar verwachting betrekkelijkgunstige Nederlandse situatie. De houdingvan Nederland als voorbeeld voor anderenkan terecht zijn. Maar als die ongegrond is,belemmert deze opvatting het zo noodzakelijke uitwisselen van informatie en wederzijds leren. Hoe kunnen we weten dat de huidige Nederlandse ruimtelijke planning en ordening, volkshuisvesting, stedebouwkundeen architectuur voor de Nederlandse situatie'de goede of beste praktijk' is en ook in detoekomst zal zijn? Wat zijn dan de criteria,waarbij tevens rekening gehouden wordt metde structurele veranderingen van ruimte enbevolking in onze samenleving?

    1.2 Steden in woord en beeldEr wordt op veel manieren over de stad gepraat, gedacht en geschreven. De stad is hetdecor van dagelijks leven, proza en pozie,en de omlijsting van bouwkunst, beeldhouwkunst, muurschilderingen, graffiti, etalagesen vnsters. De stad is ook het leefmilieuvoor contacten, voorzien in onderhoud enzich verplaatsen.Vanuit allerlei ruimtelijke en sociale vakgebieden worden de stedelijke structuur, vormen functie, en de bijbehorende gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde beschreven, becommentarieerd en bekritiseerd. De veelheidvan vakpublikaties is een ruif waarin voorelk wat wils gevonden kan worden, maar manifesteert zich ook als een doolhof waarin hetmoeizaam zoeken is naar een leidraad voorhet aanpakken van stedelijke problemen, ookdie van de armsten, Een omvattende beschrijving en verklaring die helpt plannen te maken en maatregelen te treffen om de steden teonderhouden en te vernieuwen en stedelijkeproblemen het hoofd te bieden, lijkt verderweg dan ooit.Meer kennis heeft geleid tot meer inzicht inde complexe velwevenheid van de fysiekruimtelijke en sociale aspecten. Een van debelangrijke resultaten van evaluerend onderzoek is het besef, dat wie een probleemdefi-

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    20/102

    ni tie najaagt in de zin van "to home in on anurban blackspot, root out the malady, andcleanse it", op de verkeerde, want simplisti-sche weg is. 2Een belangrijke positieve les uit eeuwen vansteden bouwen en onderzoeken is als volgt tetyperen:de menselijke creativiteit en het organisatie- en doorzettingsvermogen is enorm;grootschalige projecten en ingrepengaan gepaard met enorme baten en lasten enonzekerheden;baten en lasten kunnen enOlm scheefverdeeld zijn en blijven over de bevolking;herverdelingen van lasten en baten vragenvoortdurend aandacht. 3De optelsom van voorgaande dlie is een bronvan inspiratie voor de aanpak van hedendaagse problemen, zij het zonder de garantievooraf op het beoogde succes, maar met dezekerheid van bedoelde en onbedoelde effecten en verrassingen.Immers onze steden zijn geen voorgesnedenlegpuzzel waarvan de stukjes nog wat doorelkaar liggen, en die opgelost moet worden.Evenmin zijn onze steden een mechaniekwaarvan de onderdelen nog slechts begrepenbehoeven te worden in relatie tot de gebruiksaanwijzing die nog slechts gevondenof gereconstrueerd behoeft te worden. Nochzijn onze steden een data-base die slechtswacht op de juiste ordening en bewerking omoplossingen aan te wijzen.Het onderwerp van deze publikatie, de innovatie in en van bestaande stedelijke gebieden,betreft problemen die wellicht zo oud zijn alsde steden zelf. Maar de gebieden waarom hetgaat, de bewoners die er wonen, en de instlUmenten en maatregelen die ter beschikkingstaan, zijn van nu.De toekomst zal bestaan uit het doorzettenvan de trend van nu, of zal via inglijpen eenkans maken op een gewenste andere ontwikkeling. Als het naar ons oordeel goed gaatmet een wijk of stad zal er geen reden zijn tothet veranderen van de loop der dingen. Maar

    2. Edwards & Batley (1978), p.246.3. Vanzelfsprekend is er ook de les van schrikbarende en on beschaamde wreedheid. verwaarlozing, opportunisme en uitbuiting. Maar daarvan valt slechts te leren dat daaraan geengrenzen lijken te zijn, en erger altijd op de loer ligt.

    bij een als zodanig aangemerkt 'probleemgebied'zal worden aangedrongen op maatregelen om het 'verval' te keren.Welke gewenste toekomst en de weg ernaartoe uit te werken en voorstelbaar te maken?"Je hebt geschiedenis, en je hebt toekomst.Daartussen bevindt zich het zeer interessante

    19

    moment waarop de wereld verandert".4 Verandering, met als vraagstuk: niet of wel bewust en actief benvloeden? En zo ja, watdoen en wat in ieder geval nalaten te doen?Op de vernieuwingsagenda staat een stedelijke transformatie die het sociaal-lUimtelijkeverleden omvat zoals dit in het bestaandevoortleeft, en die de toekomst omvat zoalsdat vanuit het bestaande kan worden ontwikkeld. De complementariteit van continuteiten vernieuwing wordt in plannen en projecten concreet gemaakt.Maar wat wordt er feitelijk bereikt? En watvalt er te leren door de ervaringen van heelverschillende stedelijke lokaties bijeen tebrengen?

    1.3 Doel en probleemstellingIn het naoorlogse (west)Europa zijn velegrootschalige stedelijke uitbreidingen (veelalbestaande uit hoog- en middelhoogbouw) gebouwd. De overheid dirigeerde en investeerde, vaak met de beste bedoelingen. Een aantal van deze gebieden is steeds weer in hetnieuws als probleemgebied qua geblUik, beleving en toekomst. Soms is er veel in verbetermaatregelen genvesteerd; niet altijd metsucces. Wat is er met deze gebieden aan dehand en met welk doel en hoe moeten zij verbeterd worden? Wat is in die situatie vernieuwend?Het doel van de studie is een beeld en enigoverzicht te bieden van opmerkelijke en mogelijk vernieuwende ideen, initiatieven enactiviteiten in nabij buitenland (in dit gevalHe de France en Londen), zoals die te vindenzijn in als problematisch beschouwde delenvan de stad. Die problemen betreffen zowelde fysieke lUimte (gebouwen, infrastructuur,groen en dergelijke) als de sociale (inclusief4. Margriet de Moor, De Virtuoos , 1993, p.166

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    21/102

    20

    de culturele, economische, organisatorische)aspecten.Buitenlandse inzichten, ervaringen en activiteiten kunnen op verschillende manieren nuttig zijn, zoals:het blikveld vergroten en daarmee decontext voor Nederlandse situaties verbreden; enhet bijdragen aan inzicht en kennis endaarmee aan het verminderen van gissen enmissen; en mogelijk ook:het stimuleren van theorievorming; enhet bieden van voorbeelden.De algemene vraag die als een rode draaddoor het onderzoek loopt is: Wat gebeurt erin 'probleemgebieden'? Wie doet wat, enwaarom, en met welk gevolg? Wat gaat goeden wat mislukt? Welke verklaringen? Hoezou het beter kunnen? Wat valt er te leren?En vooral: wat zijn innoverende verbeteringen vernieuwing? Het definiren van innovatie is geen uitgemaakte zaak. Wanneer noemen we een idee of activiteit vernieuwend?Hoe komen we innovatie op het spoor?De probleemstelling - waaronder hier wordtverstaan: de afbakening van het onderwerpvan onderzoek met een aantal kernbegrippen- kan vooralsnog niet anders dan ruim zijn.Deze kernbegrippen zijn:-Probleemgebied: als zodanig bekend staandof aangewezen: ruimtelijk begrensde gebieden waar maatschappelijke malaise meervoudig de leefsituatie bepaalt.-Fysieke ruimte: woning en woonomgeving,ligging in het stedelijke gebied, een slechtepositie in de woningmarkt; bouwperiode jaren 60-70; geheel of gedeeltelijk hoogbouw.- Sociaal-economisch-culturele omstandigheden: armoede, werkloosheid, gevarieerde etnische oorsprong, kwetsbare bevolkingsgroepen.- Plannen, aanpak, innovatie: activiteiten enprocessen, die het mogelijk maken innovatie,zo daarvan sprake is, op het spoor te komen;zichtbaar overheidshandelen.Evaluaties van complexe verbeter-ingrepenzijn schaars of ontbreken: beschrijvingen,commentaren, stellingnamen. visies en pleidooien overheersen. De stand van getoetstekennis waarop verantwoord kan wordenvoortgebouwd is discutabel.Ondanks .dit empirische feit blijft gelden datonderzoek altijd voortbouwt op bestaande

    kennis en inzichten. Het biedt naast verbeterde of nieuwe kennis ook zicht op wat wegraag zouden willen weten. Het in kaart brengen van stedelijke vernieuwing en het zoekennaar innovatie blijkt herhaaldelijk op grotekennislacunes te stuiten. Vaak zijn er enormeverschillen van mening over de definitie vande op te lossen problemen en het stellen vanprioriteiten. Bij het begrijpen van de effectenvan maatregelen en investeringen vooral opde lange termijn is causale onduidelijkheideerder regel dan uitzondering. Het werken inen aan 'probleemgebieden' blijkt altijd moeilijk, door de complexiteit van de situaties,maar mede door politieke veranderingen enbeleidswijzigingen. Vanuit het wetenschappelijk werk past dan ook bescheidenheid enwelwillendheid. naast de kritische rol.

    1.4 Stedelijke innovatie nader bepaaldInnovatieHet begrip innovatie heeft betrekking zowelop een toestand. 'de nieuwigheid', als op eenproces, 'het invoeren van een nieuwigheid'.Dat lijkt helder. maar wat nieuw is en hoevernieuwing kan worden bereikt blijkt eenenorme variatie aan antwoorden en reactiesop te roepen. Wat de een als nieuwigheidaanprijst. doet een ander af als oude wijn innieuwe zakken of als nieuwe kleren van dekeizer.Bij de discussie over innovatie blijkt het vanbelang om helderheid te hebben over de achtergronden, het referentiekader: in welke situatie (toestand. proces) wordt innovatie bepleit. voorgesteld of uitgevoerd?Innovatie is nauw verbonden met de identificatie en formulering van een probleem ofproblematiek. Probleem en problematiekkunnen feitelijk onderbouwd zijn of het beeldervan kan gebaseerd zijn op intuitieve consensus. Bij ingewikkelde problemen berustde argumentatie meestal op een mengelingvan feiten. interpretaties. gissen en de aanvaardbaar geachte vanzelfsprekendheden vanwat wel het gezond verstand genoemd wordt.Innovatie vertegenwoordigt het positieve. hetoptimistische. het blije opbouwende in onzesamenleving. Op zich is dit een groot goed.Toch kunnen we er niet om heen, dat het oordeel of er al dan niet sprake is van innovatie.

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    22/102

    wordt bemoeilijkt door de realiteit dat pasachteraf kan worden vastgesteld of iets chtvernieuwend is geweest. Totdat een verantwoorde balans kan worden opgemaakt is heteen kwestie van een zo goed mogelijke voorspelling of hypothese.Stedelijke gebiedenStedelijk betekent: met de kenmerken, eigenschappen van een stad. Het begrip stad heeftverscheidene betekenissen. Ten eerste de fysiek-ruimtelijke structuur en vorm, en het samenstel van functies. Ten tweede het geheelvan stedelingen, de stadsbewoners.Gebied staat voor: ruimtelijke eenheid, metfysiek-ruimtelijke en administratieve grenzen. Een stedelijk gebied is een begrensderuimte met de fysieke en sociale kenmerkendie aan een stad worden toegeschreven.Alle steden hebben gemeen dat er sprake isvan concentratie van bebouwing, infrastructuur, mensen en menselijke activiteiten. Dieconcentratie is relatief, want steden kunnenenorm verschillen, bijvoorbeeld naar oppervlak en aantal inwoners. De fysiek-ruimtelijke, economisch-technologische, sociaalculturele, milieu-ecologische, bestuurlijk-administratieve variatie is spreekwoordelijk.Geen twee steden zijn gelijk. De grootste stadin het ene land kan vergeleken met elders nietverder komen dan een uit de kluiten gewassen provincieplaats. En een kleine gemeentekan met problemen (onveiligheid, congestie)te maken hebben die gebruikelijk aan eenstad worden toegeschreven.Innovatie stedelijke gebiedenInnovatie stedelijke gebieden is op het eerstegezicht een drietal woorden vol verwachtingover de vernieuwing van en in de stad. Stedelijk vernieuwen heeft te maken met bouwenaan en voor de stedelijke toekomst. In dietoekomst worden allerlei huidige en dreigende problemen - zoals verval, neergang, stagnatie, verarming, onveiligheid - omgevormdtot een verrassende en hoopvolle prognose.Wat stedelijke innovatie is en wat niet - dedemarcatielijn tussen de echte en schijnbarevernieuwing van de stad - is om meer dan nreden moeilijk. De taal en beelden waarmeehuidige situaties en problemen worden gedefinieerd zijn grotendeels gebaseerd op situaties die in de tijd voorbij of in beweging zijn.Tevens heeft iedere huidige situatie unieke,en daarmee onverwachte, onvermoede kan-

    21

    ten. Met generaliserende uitspraken over welke vernieuwingsinitiatieven goed of hoopgevend zijn lijkt vooralsnog voorzichtigheid geboden. Veronderstelde revitalisering van steden, op grond van nieuwe bouwwerken enelan, hoeft niet altijd te betekenen dat het metde stedelingen beter gaat. In een evaluatieonderzoek van Amerikaanse steden die in 1980een gelijke (grote) mate van ontredderingvertoonden, is de hypothese getoetst dat steden die in 1990 verondersteld werden gerevitaliseerd te zijn beter zouden scoren op eenaantal economische indicatoren van welvaartvan de bevolking. Hieltoe werden de (verondersteld) gerevitaliseerde steden vergelekenmet steden die niet waren gerevitaliseerd.Uit de resultaten bleek dat er zelden significante verschillen werden gevonden en dat inveel steden de inwoners als geheel er zelfsslechter voor stonden. Ondanks dat er bij ditonderzoek methodologische en inhoudeiijkerelativeringen te maken zijn, is de boodschapdat stedelijke succesverhalen niet zondermeer als leidraad kunnen dienen voor stedenelders. 5 En jaren eerder werd in Engeland algeconstateerd dat geslaagde economischtechnologische vernieuwing van bedrijvigheid in Cam bridge - het paradepaardje van deregering Thatcher - geleid heeft tot de toenemende marginalisering van bepaalde groepenalsook tot toenemende ruimtelijke tegenstellingen. Gemarginaliseerd bleken: werknemers in de publieke sector als gevolg van inkomensmatiging, de werklozen, de laagbetaalden, incidenteel en in deeltijd werkendenen de vrouwen. 6Uit andere initiatieven blijkt dat een balansvan de kwaliteit van projecten wel degelijkkan worden opgemaakt als allerlei aspectenworden meegewogen: de wijze waarop activiteiten en voorstellen aansluiten bij de fysieke ruimte en de behoeften, de bijdrage vanactoren in het gebied en andere belanghebbenden of belangstellenden van buiten de lokatie, bestuurlijke en politieke inzet, en der-gelijke. 7

    5. Wolman e.a. (1994).6. Craing & Martin (199 I) .7. Langdon (1990) in een evaluatiestudie naar bijzondereprojecten in de VS.

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    23/102

    22

    1.5 De gebiedenIn deze studie is de hoofdmoot van het materiaal beperkt tot twee buitenlandse stedelijkegebieden: de naoorlogse banlieue rond Parijsen de naoorlogse wijken in Londen, gebouwdtussen medio jaren '50 en medio jaren '70. Dekeuze voor deze woonwijken is pragmatisch:lopend onderzoek en voorhanden contactenzijn bepalend geweest. Immers, de studiemoest kort zijn, infOlmatie bijeen te brengenom vernieuwend denken te stimuleren en lacunes in de kennis zichtbaar te maken. Volledigheid en representativiteit zijn van laterzorg.De Franse wijken zijn gekozen uit het gebiedten noorden van Parijs. Het zijn Le Val d'Argent in Argenteuil, La Cit des 4000 in LaCourneuve, drie woonwijken in Villiers-LeBel, La Cit des Franc-Moisins in Saint-Denis, en La Cit du Luth in Gennevilliers.Over de banlieue van Ile de France is veelgeschreven en er zijn veel initiatieven om denaoorlogse wijken die met problemen tekampen hebben leefbaar te maken. Ervaringen over een periode van ongeveer twintigjaar met allerlei fysiek-ruimtelijke ingrepen,verschillende vormen van organisatie, decentralisatie en participatie, zijn daar te vinden.De berichtgeving over de wijken maakt hetmogelijk om inzicht te krijgen in wat er is gebeurd en met welk gevolg.De Britse wijken zijn gelegen rond het centrale deel van Londen. Het zijn Angell Town,Broadwater Farm, Chalkhill Estate, HollyStreet Estate en Trow Bridge Estate. Dezewijken staan op dit moment in het aandachtomdat er vernieuwing gaande is of omdat erplannen voor worden gemaakt. De plannenzijn minder ver gevorderd dan in de Fransewijken, maar zij zijn illustratief voor de Blitse aanpak en verandelingen daarin.

    1.6 Methodologische aspectenDe problematiek van de stedelijke vernieuwing in de naoorlogse wijken is in deze studieop een bepaalde manier uitgewerkt, de informatie is op een bepaalde manier verzameld,en vervolgens gecomponeerd tot een bepaalde argum'entatie.

    De onderhavige aanpak is nauw verwant aande casus-studie. Immers, ten eerste is hetaantalonderzoekeenheden - de wijken - kleinin verhouding tot het aantal onderzoekvariabelen. Ten tweede is de grens tussen wat wewillen weten - innovatie - en de contextwaarbinnen die innovatie moet worden begrepen niet altijd bij voorbaat duidelijk.Casustiek (case study research) als methodevan onderzoek biedt boeiende discussies overwat er wel en wat er niet mee bereikt kanworden. Opgehemeld omdat slechts op diemanier de volle werkelijheid tot haar rechtzou kunnen komen; verguisd om reden vanvermeend gebrek aan generalisatie; of, opeen rationelere manier, geplaatst te middenvan andere aanpakken in het licht van moge-lijkheden en beperkingen. 8Onze stellingname in dit debat is pragmatisch. De aanpak van het onderwerp 'innovatie stedelijke gebieden' wordt vooral gestuurddoor vragen die tot doel hebben de discussiemeer open te maken. Een belangrijke methodologische grondhouding is nieuwsgierigheid, tot op de grens van professionele naviteit. Wat doen zij daar, en hoe? Welk resultaat en hoe nu verder? Wat denken zij, welkevisie geldt?Methodologisch gezien is de aanpak nietzonder risico: het hanteren van aandachtpunten of veronderstellingen vooraf, en tegelijkeltijd het open staan voor het onverwachte.Dit probleem is hier aangepakt door enerzijdsuit te gaan van enkele algemene open vragenen anderzijds het bijeen brengen van een verscheidenheid aan bronnen.De algemene vragen zijn:1. Wat zijn interessante gevallen? Hoeis de situatie: mimtelijk, sociaal, economisch,cultureel, bestuurlijk; en dergelijke? Welkeontwikkelingen zijn er?2. Hoe is de problematiek gedefinieerden waarom? Welke voorstellen zijn gedaan?Op grond waarvan is besloten tot welke uitvoering (implementatie)? Wat zijn uitersten:welke zijn de meest positieve, hoopgevendeof ergste gevallen?3. Welke effecten hebben de maatrege-

    8, Hamel (1993); Hutjes & van Buuren (1993); Yin(1989.1993) ,

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    24/102

    len? Wat is innovatief te noemen? Welke gevallen kunnen als voorbeeld dienen? Welkevoorvallen zijn illustratief?Het moet op voorhand duidelijk zijn dat dezevragen passen bij een onderzoek dat de reikwijdte en het vermogen van onze studie verrete boven gaat. Het zijn ons inziens de kernvragen, maar de valide en betrouwbare beantwoording ervan vergt een grotere onderzoekopzet. Voor onze studie zijn deze vragenrichtinggevend. Voor zover zij beantwoordkunnen worden hebben de antwoorden danook de status van een voorlopige stand vanzaken.Kenmerken van de onderzoekstrategiezijn:1.' Verschillende lokaties. Bestudeerdwordt een beperkt aantal wijken (casussen)die, hoewel ieder apart behandeld, met elkaarin verband worden gebracht (multiple case).2. Pluriformiteit van data verzameling.Per casus wordt gezocht naar meelvoudige,uiteenlopende bronnen met als hoofddoelkennis en inzicht te verbreden (multiple data).3. Nadruk op de exploratie van de problematiek en praktijk. De hoofdlijnen zijnvooraf bepaald, maar de precieze invullingper casus is overgelaten aan de mogelijkheden ter plaatse.De lokaties zijn geselecteerd en bestudeerdvanuit de personele en financile mogelijkheden en beperkingen die er waren. Het feitelijk raamwerk is dan ook allereerst gericht op'presentatie' en niet op 'representativiteit'. Degebieden zijn demonstraties, interessante gevallen, die hulp moeten bieden bij het verbeteren van probleemstelling en onderzoekprogrammering, en bij het naderhij brengen vangoede beleidformulering.Door de Franse en Britse gebieden in de discussie te betrekken kan voor de Nederlandsesituatie het spectrum worden verbreed. Ookal zou het waar zijn dat Nederland vOOl'beeidig is, dan nog houden situaties elders eenspiegel voor of bieden illustraties van ontwikkelingen onder andere of veranderendeomstandigheden.De bronnen van informatie in de Franse wijken zijn:- literatuur, documenten; tijdschriften, boeken en evaluatierapporten over projecten van

    instellingen aldaar; formele r a p p o r t ~ n , i n ~ o r -matie over discussies, projecten, fySIek-rUim-telijke ingrepen; . .- persoonlijke observatie m de geb.leden; be-zoeken aan bureaus in de wijken;9 en

    23

    - interviews met personen en vertegenwoordigers van instanties; persoonlijke, i n f o r ~ e l e contacten met vakheoefenaars van rehabIlItatieprojecten.De bronnen van informatie in de Blitse wij-ken zijn: .. .- literatuur, documenten; tlJdschnften enkranten;- bezoeken aan informatiecentra, bibliotheken, ontwerpbureaus en organisaties;- telefonische en persoonlijke interviews metsleutelpersonen en maatgevende v ~ ~ b e o e f e -naars als infOlmanten of voor hulp biJ het opsporen van informatie.

    1.7 IndelingIn de hoofdstukken 2 en 3 worden de geselecteerde wijken beknopt gepresenteerd engeplaatst in de context van hun Franse ofBritse vernieuwingsaanpak. Het moet opvoorhand duidelijk zijn, dat er van een echtevergelijking geen sprake kan zi)n. Dezelfdevraag naar huidige p r o b l e e m ~ e b l e d e n en ~ u n aanpak leidt tot zeer verschIllende sIluatles.De achtergronden van het ontstaan va.n dewijken en de geschiede.nis ,:an d ~ . ontWIkkeling van stedelijke vermeuwmg zIJn zeer verschillend. De informatie heeft dan ook vormgekregen in twee afzonderlijke verhalen dieeen aantal aandachtspunten gemeen hebben.De wijken in de Palijse hanlieue zijn gr?otschalige hooghouwwijken, d o e l h e ~ u s t bUitenen rondom Parijs neergezet, vanUit een centrale organisatie die destijds weinig rekeningbehoefde te houden met de (kleine) gemeenten wamin werd gebouwd. Tevens wordt. erin deze wijken al jaren aan de problematIekgewerkt.

    9. Dit bleek niet altijd even makkelijk. De onderzoekerA.M. Fcmandez-Maldonado heeft aan den lijve ervaren datniet overal onhelenunerd en onbedreigd kon worden rondge.lopen en gefotografeerd. Ook bleek het verkrijgen van gewenste informatie nogal eens op moeilijkheden te stuiten.

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    25/102

    24

    De wijken in Londen zijn kleiner van omvang en zijn het resultaat van stadsvernieuwing. Het zijn woongebieden die nu in de aandacht staan en er is in feite nog niet veel gebeurd of de verbetering is net in gang gezet.Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 een balansopgemaakt en wordt de Nederlandse situatieer globaal bij betrokken. Duidelijk is dat gezocht moet worden naar nieuwe verhoudingen tussen de betrokkenen bij het verbeterproces. Maar hoe goede beslissingen kunnenworden voorbereid en uitgevoerd voor de gebieden met een slechte positie op de woningmarkt en een kwetsbare bevolking, is eenblijvende vraag. Allerlei aandachtspuntenvoor innovatie waaronder het beleid komenin hoofdstuk 5 aan de orde. Na actiepuntendie nu al kunnen worden onderkend, zijn interessante resterende vragen geformuleerd.Tenslotte wordt in Annex ingegaan op de ontwikkeling van multi-etnische stedelijke gebieden. Stigmatiserende probleemdefinitiesworden bekritiseerd en het geheel wordt geplaatst in het kader van de discussie over dedriehoek wonen-werken-welzijn.

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    26/102

    "Objet de tous les fantasmes collectifs, objetmythique et surmdiatis au moment ou elles'enflamme, rejete elle-mme lorsque lescamras la quittent, la banlieue cherche, audel des murs de la cit, recrerun vritabie espace de vie".Jean Menanteau, in Les Banlieues, 1994, p.203 .

    2 DE FRANSE WIJKEN 1

    2.1 Vijf wijken in de noord-banlieuevan Ile de France

    Ten noorden van Parijs zijn vijf gebieden geseleCteerd om inzicht te krijgen in de probleemdefinitie en aanpak van stedelijke vernieuwing bij de naoorlogse woningbouw.Deze gebieden zijn (kaart 2.1):- Val d'Argent, in Argenteuil,- Cit des 4000, in La Courneuve,- drie woonwijken in Villiers-Le-Bel,- Cit des Franc-Moisins, in Saint-Denis, en- Cit du Luth, in Gennevilliers.De woonwijken zijn enerzijds voorbeeldenvan de naoorlogse inspanningen om de woningnood te bestrijden, anderzijds staan zijbekend om hun problemen en verbeterinitiatieven. Argenteuil geniet, tezamen met LaCourneuve de twijfelachtige eer van alom bekende banlieue. Van 1948 tot 1984 werden inFrankrijk ongeveer 3,3 miljoen sociale woningen gebouwd, wat ongeveer een derde isvan het totaal aantal gebouwde woningen indie periode. Medio jaren vijftig kwam deaandacht meer te liggen bij de woonomstandigheden van de armen. De HLM (Habitation Loyer Modr) - opgelicht in 1884, met hetdoel voor huisvesting te zorgen voor mensendie zich geen eigen woning konden veroorloven - kreeg hierin een belanglijke taak.Globaal genomen kunnen 3 perioden wordenonderscheiden in de geschiedenis van het naoorlogse woningbouwbeleid:1. De periode van medio jaren 50 tot me-I. Dit hoofdstuk is gebaseerd op het onderzoek van A.M.Fernandez-Maldonado (1994), "Rehahilitation of 'problem'estates: in search of innovative approaches", Faculteit derBouwkunde, TU Delft.

    25

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    27/102

    1,/1

    Kaart 2.1: De wijken ten opzichte van Parijs

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    28/102

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    29/102

    o 1/ 2 1 KilometreaKaart 2.2: Ligging Val d'Argent in Argenteuil

    " .""Q" "t.l"Ir: .' ar-41 -

    QUARTlERS]- . . . ; - ~ , . . . , . ...Kaart 2.3: Val d'Argent: de drie deelgebieden

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    30/102

    Val d'Argent, La DalIe:het commercile centrum

    Val d'Argent, La DalIe: het jeugdcentrum

    Val d'Argent, Berionne-Musiciens:verbeterde gebouwen en buitenruimten

    29

    maken met de werkgelegenheid en het beleidvan destijds in de gemeenten. Huisvestingvoor industt1e-arbeiders stond bij de toenmalige (communistische) overheden h.oog op deagenda. Vaak zijn de wijken gebouwd in Vt1j-gekomen industriegebied of in de open ruimte, zonder voldoende binding met de hist0l1-sche centra. Vrijwel alle gebieden zijn omringd door snelweg- (en trein-) infrastructuur,die de integratie van die gebieden in de stedelijke structuur belemmert. De recente economische ontwikkelingen waaronder het verminderde belang van traditionele industt1esectoren heeft de werkgelegenheid sterk verminderd, en daarmee de sociaal-economischesituatie ter plaatse.2.2 Val d'Argent, Argenteuil 3De ZUP Val d'Argent ligt in het noordelijkedeel van Argenteuil, twee kilometer van hetstadcentrum (kaart 2.2 en 2.3). Het gebied isomgeven door spoorlijnen en een autoweg.Argenteuil heeft een goede verbinding metParijs: de treinverbinding met Gare Saint-Lazare dum1 17 minuten.De wijk is gebouwd van 1964 tot 1972. Deeerste gebouwen werden opgeleverd in 1966.Het totaal aantal woningen is 5108, waarvan3642 sociale woningen. Het gemeentelijkHLM-bureau beheet1 hiervan bijna eenderde;de overige woningen zijn verdeld over vierwoningbouwverenigingen.De wijk bestaat uit drie delen . Berionne-Musiciens ligt in het noorden, is dicht bebouwden bestaat uit torens en blokken van verschillende hoogten. Le Coudray ligt in het oosten,is het oudste gebied en is minder dichtbebouwd. Hier zijn de gemeentelijke sportvoorzieningen. Tenslotte Dalle, het centrum vande wijk, bestaande uit vier hectaren betonnengebied met brede wegen, hoge torens enwoonblokken, en met winkels en administratieve voorzieningen.De wijk heeft een groot aantal niet-commercile voorzieningen op het gebied van gezondheid en kinderzorg, cultuur, ordehandha-

    3. De bronnen voor deze paragraaf zijn : Essertier (1992),Lallaoui (1993), Wihlol de Wenden & Daoud (1993), Tribalat (1993), Dlgation Interministriel Ja Ville (1990), LeMoniteul' (1995); bezoeken ter plaatse .

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    31/102

    1/ 2 1 Kilometres

    Kaart 2.4: Ligging Cit des 4000 in la Courneuve

    Kaart 2.5: Cit des 4000

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    32/102

    ving en rechtspraak; er is een jongerencentrum en een bureau voor buurtprojecten.Argenteuil was sinds de tweede helft van devorige eeuw een stad van industlie-arbeiders.Met de economische crisis eind jaren zeventig steeg de werkloosheid en veranderde hetgebied van demografische samenstelling. Nadecennia waarin de lokale overheid vooral inhanden was van de communistische partij,hebben ook hier de rechtse partijen veld gewonnen.Bewoners zijn weggetrokken; ongeveer dehelft van de bevolking is jonger dan 25 jaar,en ongeveer 20% is van buitenlandse oorsprong. De werkloosheid is 13% maar varieert per deelgebied. Conflicten met een etnische achtergrond komen vooral tot uitdmkking in rivaliserende jeugdgroepen van Afrikaanse en Antilliaanse komaf. (Cijfers per1990.)Er is gebrek aan werk, geschikte huisvesting,vrije-tijdvoorzieningen. Drugs (gebmik enhandel) compliceren de leefsituatie. In 1992wordt een negentienjarige jongen van Algerijnse oorsprong gedood bij een afrekening inde drugwereld. Rellen en onmst met racistische kanten versterken het stigma van dewijk.De rehabilitatie van 1984-89, vooral in hetwestelijk deel van de wijk betrof 2839 woningen. De plannen waren gericht op de fysieke en technische aspecten, zonder deelname van de bevolking en zonder oog voor desociale gevolgen. De beschikbare bedragenwerden vrijwel geheel besteed aan openbareen commercile ruimten en stedelijke voorzieningen.Ook de plannen van 1989-1990 hadden vooral een stedelijke en commercile doelstelling.De rellen in 1990 maakten duidelijk dat sociaal ingrijpen nodig was. De projeten stoptenin 1992.De verschillende opties die in het kader vande vernieuwing werden geformuleerd omvatten het verplaatsen van (commercile) voorzieningen, het realiseren van sociale, culturele en sportvoorzieningen en het helinrichtenvan infrastructuur. Dat alles om het gebiedmeer te integreren in de stad en het toegankelijker en levendiger te maken.Sinds februari 1994 is Val d'Argent aangewezen als GPU (Grand Projet Urbain). Het labelGPU betekent dat de Franse staat, de stad, en

    31

    andere publieke en Plivate organisaties gedurende langere tijd omvanglijk investeren inhet gebied.Per april 1994 is de uitvoering vooral te zienin Berionne-Musiciens, aan de westkant.Woningen zijn verbeterd, evenals de openbare mimten in gebouwen. Toegangshallen zijnopnieuw ingericht, er zijn robustere matelialen gebmikt voor de deuren, mozaieken enlevendige kleuren zijn aangebracht, en de gebouwen zijn geschilderd. Sommige(woon)ruimten zijn voor andere functies verbouwd, maar het is de vraag of die wordengebruikt. Hier en daar tonen pas gerenoveerde uitgangen al weer tekenen van verval.De groene ruimten, voetgangerspaden enpleinen zijn aangepakt, kinderspeelplaatsengeconstmeerd. Het geheel van de buitenruimten ziet er goed uit. Het werk wordt gebouwvoor gebouw uitgevoerd.

    2.3 Cit des 4000, La Courneuve 4Cit des 4000 is gebouwd van 1963 tot 1968,in een vOOlmalige industrile zone van ongeveer 30 hectare (kaart 2.4 en 2.5). Het HLMbureau van Parijs was begin jaren 60 op zoeknaar een lokatie om binnenstadbewoners tehuisvesten. Door gebmik te maken van prefab-elementen konden 120 woningen permaand worden opgeleverd. Het huidige aantal woningen is 4120.In de ZUP zijn grote en lange bouwblokkenvan 20 verdiepingen gemengd met lage blokken van verschillende hoogten, maar allehebben dezelfde, monotone kenmerken. Detechnische kwaliteit is vanaf het begin slechtgeweest. Het gebied ligt temidden van grootschalige infrastructuur. Gunstig zijn de nabijheid van Parijs, een metro-aansluiting en eenregionaal treinstation.In Cit des 4000 is er vanaf het begin eenconcentratie geweest van achterstand enkwetsbare groepen. Wegens huurachterstandvan de oorspronkelijke bewoners werd dewijk al gauw gebmikt voor 'moeilijke geval-4. Bronnen: Bachman & Basier (1986), Forum (1994),Grouppe Caisse des Dpots (1992), Nordematlll & Rebois(1983), Robert (1988; 1990; 1992); een rondleiding in hetgebied.

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    33/102

    32

    len' - werklozen, anne huishoudens, allochtonen - uit andere wijken. De stigmatiseringvan het gebied werd versterkt door schietpartijen (al in 1964) en doden (n in 1971 enn in 1983). La Courneuve trok nationaal eninternationaal de aandacht. In 1981 vormdede gemeente een commissie, speciaal ten behoeve van Cit des 4000. Premier Mauroystuurde een interdisciplinair team van deskundigen met het doel de wijk in de stad teintegreren. De speciale wettelijke status vande ZUP - met het HLM-bureau van Parijs alsverantwoordelijke instantie - stond de deelname van de gemeente in het beheer en dewoonruimte verdeling in de weg.In 1982 organiseerde de gemeente een prijsvraag voor de herstructurering van 44 hectaren van het gemeentelijk grondgebied inclusief Cit des 4000. Het doel hiervan was defysiek-ruimtelijke integratie van de wijk ende sociale integratie van de wijkbewoners inLa Courneuve en omgeving. Met het voor dietijd vernieuwende initiatief stonden de autoriteiten vooral stedelijke projecten voor ogen.Maar de tentoonstelling van de prijsvraagresultaten bracht de bewoners in het geweer. Na langdurige onderhandelingen tussen de gemeente en de overkoeplende HLMorganisatie besloot de laatste het beheer vanLa Cit over te laten aan het plaatselijkeHLM-bureau in La Courneuve.In 1983 bezoekt president Mitterand de wijkna de tragische gewelddadige dood van eenAlgerijnse jongen. Rehabilitatiefondsen enveel publiciteit volgden, zo ook samenwerking tussen de staat, de regio, de gemeente,het plaatselijk HLM-bureau en de bewoners.Toen in 1986 een 18 verdiepingen hoog blok(Debussy) in de buurt van het RER-stationwerd gesloopt, bleek dit een traumatische gebeurtenis voor de bevolking. De aanpak werdgewijzigd. Een team van architecten, stedebouwkundigen en landschapsarchitectendeed zijn intrede in .de wijk, en de verbetering werd stap voor stap uitgevoerd, vanbouwblok naar bouwblok, en per cluster vanbouwblokken.Gaandeweg werden verschillende ingrepenbeproefd. In het ene geval was de opknapvooral cosmetisch en bleek die toch duur (inVillon). pe problematiek van ingangen entoegangshallen bleek aldaar te moeten wor-

    La Coumeuve, La Cit des 4000: nieuwe bebouwing aIs 'verbinding' tussen het oude centrum en de Cit

    La Coumeuve, La Cit des 4000: een 'stedelijk venster' in het bouwblok Balzac

    La Coumeuve, La Cit des 4000: de herstructurering van de eerste twee verdiepingen ende veiligheidsmaatregelen

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    34/102

    Villiers-le-Bel, Puits-la-Marlire:informatiebord

    Villiers-le-Bel, Cal'reaux: een van de nieuweingangen van de woonblokken

    Villiers-le-Bel, ZAC: nieuwe speelplaats

    II

    33

    den aangepakt in combinatie met verbeterdeorganisatie van de afval verzameling. Een ander lang bouwblok (Verlaine) werd gerenoveerd alsof het een historisch monument betrof. Elders werd besloten tot het wegslopenvan enkele apartementen middenin - eensoort doorboren van het blok - en daarmeehet maken van enorme 'vensters' (Balzac,oorspronkelijke idee uit 1981, realisatie in1989). Inganghallen werden verkleind en galerijen gedecoreerd met heldere mozaiekenen plimaire kleuren. Ook functieverandelingen werden gerealiseerd. Zoals bij de PIacede Commerce de ombouw van woningen totkantoren. Opmerkelijk is de renovatie van detwee laagbouwblokken van Juliot-Curie (in1991). Het imago van deze bescheiden gebouwen werden met behulp van hoogwaardige materialen veranderd, en dit idee is doorgezet in de straat naar het treinstation. Op diemanier functioneert het gebied als visueleverbinding met de rest van de stad.

    2.4 V lliers-Ie-Bel 5Aan Villiers-Le-Bel zijn drie wijken toegevoegd: Carreaux, Puits la Marlire en deZAC Derrire les Murs de Monseigneur(kaart 2.6 en 2.7).Carreaux, de oudste van de dlie, is gebouwdtussen 1958 en 1963 en bestaat uit 1500 zeerkleine woningen, ondergebracht in 5 blokkenvan 3 of 4 verdiepingen, 37 blokken van 5verdiepingen en 6 blokken van 10, 11 of 13verdiepingen. Als voorziening zijn er eenschool, kleuterschool en sociaal centrum; envlakbij zijn twee commercile centra. Momenteel wonen er relatief veel ouderen. Deoorspronkelijke bewoners waren Fransen uitNoord-Afrika en Azi, maar als gevolg vande slechte woonomstandigheden vertrokkende bewoners die over voldoende middelenkonden beschikken naar Puits la Marlire

    5. Bronnen: Porcedo (1992), Progranune DveloppementSolidarit (1992), Artikelen in Lil>ration 11-4 tot 16-4-1994; een intervieuw met M-F. Pineda , als architect werkzaam in het team van deskundigen tot december 1993: eenrondleiding ter plaatse en een bezoek aan de bureaus van hetSCIC-DSU programma in de ZAC; de video over het bevorderen van sociale activiteiten in Villiers-Ie-Bel.

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    35/102

    Kaart 2.6: Ligging Carreaux, Puits-Ia-Marlire en ZAC in Villiers-Ie-Bel

    I Kaart 2.7: Villiers-Ie-Bel: de deelgebieden

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    36/102

    (zie verder). De vrijgekomen woningen werden vervolgens gehuurd door zeer arme mensen.Tussen 1986 en 1989 werden de interieursvan de woningen gerenoveerd en gemoderniseerd (vergroting van badkamer, keuken, verandering van de toegang) en werden gevelsvoorzien van warmte-isolatie. In 1989 zorgdeBanlieue 89 voor een fontein en de herinrichting van een plein. In 1991 werden de openbare ruimten in de gebouwen en de buitenruimte tussen de bouwblokken aangepakt:het vergroten van de ingangen, het kleurrijker maken van de deuren en het aanbrengenvan intercoms in de flats. Kinder- en jongerenspeelplaatsen werden in overleg met kinderen, leerlingen en ouders gerealiseerd.Puits la Marlire is gebouwd in de 60-er jaren en bestaat uit 961 woningen, ondergebracht in 21 gebouwen van 5 verdiepingen.Deze grand ensemble werd uitgevoerd metopmerkelijk goede groene buitenruimten, enwoningen van hoge kwaliteit. Bewoners diehet zich konden veroorloven verhuisden vanCarreaux naar deze wijk.De verbeterinitiatieven sinds 1991 richtenzich vooral op het imago van de wijk. Vrijkomende woningen worden opgeknapt volgens een zogenaamde ' la carte' rehabilitatie,naar keuze van de nieuwe huurder voor eenmaximum bedrag van 10.000 francs, zonderhuurverhoging. Uitbreiding van parkeerplaatsen, verbetering van het wijkgroen, herinrichting van de hallen van de gebouwen enfunctieverandering en het opknappen van hetsociaal-cultureel centrum zijn de overige activiteiten.De ZAC Derrire les Murs de Monseigneur,gebouwd in midden jaren 70, bestaat uit 1160woningen, ondergebracht in 33 torens varirend van 5 tot 10 verdiepingen, in groepjesvan 3 of 4 gebouwen. De appartmenten zijnruim en comfortabel. De wijk is echter nietvolgens de oorspronkelijke opzet afgebouwd.Een nadeel is dat de wijk afgelegen ligt, vervan allerlei voorzieningen. De bewoners hebben veelal een laag inkomen, zijn van buitenlandse oorsprong (60%, per 1990; vooral uitAfrika, Turkije en Antillen), er zijn taalproblemen en een gebrek aan opleiding. De helftvan de bevolking is jonger dan 25 jaar. Dewerkloosheid treft 15% van de totale bevol-

    35

    king, en voor de categOiie jonger dan 25 jaaris dit 23%. Er zijn veel contlicten tussen buren. Bendes van teenagers terroriseren debuurt, handelen in drugs en bescho.uwen keldenuimten als hun onbetwistbaar domein.Inter-etnische conflicten komen dagelijksvoor. In 1992 schoot een bewoner op eengroep lawaaiige jongeren. Gelukkig volgdeer geen rel, maar namen jonge bewoners ensociale werkers het initiatief tot het herstellenvan de dialoog tussen de verschillende bewonersgroepen. Er zijn meer gebeurtenissen diewijzen op aanwezige solidariteit.Ondanks de goede kwaliteit van appartementen en gebouwen werden de gemeenschappelijke binnen- en buitenruimten zeer verwaarloosd. Tekenend waren vandalisme, graffiti,gebroken deuren en ruiten, rommel en vuil,en liften die gebruikt werden als toilet. Ookwas er veel huurachterstand. Een belangrijkestap in het proces van rehabilitatie was de oprichting van een lokaal beheer- en technischbureau. Vervolgens werden plannen gemaaktvoor de openbare gebieden, en werden voetpaden, straten, pleinen en ruimten aangepakt,werden voorzieningen voor kinderen en jongeren gerealiseerd, en werd de orintatie inde buurt verbeterd.Bij de woningen werd ook hier een ' la carte'aanpak gevolgd. Verder bleef de rehabilitatievan de gebouwen beperkt tot schilderen enverfraaien, om het imago te verbeteren. Antivandalisme maatregelen bij de ingangen blijken echter ontoereikend.

    2.5 Cit des Franc-Moisins,Saint Denis 6

    Cit des Franc-Moisins is gebouwd tussen1968 en 1972, op de plaats van de vOOimali-ge bidonville. In deze bidonville woondenongeveer 5000 personen, de meesten vanSpaanse en Portugese afkomst, in 1359 onderkomens. De opdrachtgevers van de bouwvan La Cit (verschillende HLM-eigenaren)verenigden zich met het doel de bidonville enongezonde buurten te verbeteren. De wijk

    6. Bronnen: GuilIon & Gomez (1992), Lallaoui (1993); eenbezoek aan het gebied en aan het bureau van de Maitrised'Oeuvre Urbainc et Sociale (MOUSE)

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    37/102

    1/ 2 1 Kilometres

    Kaart 2.8: Ligging Cit des Franc-Moisins in St. Denis

    Kaart 2.9: Cit des Franc-Moisins

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    38/102

    Villiers-Ie-Bel, Carreaux: woongebouwen enschool met nieuwe kinderspeelplaats, ontworpen door leerlingen en ouders

    St.Denis, La Cit des Franc-Moisins: Gebouw 3, het moeilijkste rehabilitalieprobleem

    St.Denis, La CiL des Frane-Moisins: woongebouw aan de hoofdstraat omgevormd totkantoorgebouw

    omvat 2260 woningen, verdeeld over 13 gebouwen van verschillende hoogte, en is omzoomd door vier wegen (kaart 2.8 en 2.9).

    37

    Franc-Moisins is van oorsprong een arbeidersbuurt, politiek communistisch, maar recent winnen rechtse partijen veld (in de verkiezingen van 1992 ruim 23% van de stemmen). De industrile sector is sterk achteruitgegaan met als gevolg grote sociaal-economische problemen. Bij de herontwikkelingvan het gebied wordt gestreefd naar werkgelegenheid in de tertiaire sector.De bevolking is relatief jong (40% is jongerdan 20 jaar), er wonen relatief veel migranten(ongeveer 30%), grote huishoudens (6 ofmeer personen: ruim 13%), en er is veel leegstand en huurachterstand. De werkloosheid isongeveer 15%. (Cijfers per 1990.)Al vanaf het begin jaren 80 bleek Franc-Moisins voor veel bewoners een doorgangshuis.Debet hieraan waren de slechte ligging vanhet gebied, gebrek aan openbaar vervoer enaan voorzieningen. Kansen op woonruimteelders deed de rest. Vele bewoners die blevenkonden het zich niet veroorloven te verhuizen.In 1981 startte een ZEP-programma (ZEP:Zone d'Education PIioritaire). In oktober1984 belegde de gemeente een bijeenkomstom tot een buurtproject te komen voor deaanpak van de problemen in Franc-Moisinsen het aangrenzende Bel Air, een wijk bestaande uit traditionele, kleine vooroorlogseeengezinswoningen.De voorbereiding in 1985 voor dit projectomvatte een survey bij de bewoners, eendiagnose van de situatie cn ecn plan van aanpak. Medio 1985 werd een bureau, met eenteam van twee architecten en twee sociologen, in de buurt gevestigd al voordat het financile contract tussen gemeente en centraleoverheid rond was. De woningtoewijzing issinds 1986 voor buitenlanders beperkt.De algemene diagnose omvatte vier hoofdpunten ter verbeteIing of verdere ontwikkeling: het stedelijk functioneren, de economische activiteiten, de woonsituatie en de openbare voorzieningen.Voor de ontwikkeling van het gebied werdendrie deelgebieden onderscheiden: de woonwijk Franc-Moisins (met een rapportage in

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    39/102

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    40/102

    blematische gebouw (gebouw nummer 3:huurachterstand, bewoners met 'moeilijk' gedrag) .moet .nog w o r d e ~ gerenoveerd, waarbijherhUIsvestmg een strUIkelblok is .

    2.6 Cit du Luth, Gennevilliers 7Cit du Luth ligt in het noordelijke deel vanGennevilliers, tussen het oude 'stadcentrumen een autoweg in het noorden. Olie anderewegen scheiden Luth van de overige buurten(kaart 2.10 en 2.11). Gennevilliers heeft eengoede verbinding met Parijs (metro, trein) enmet de omringende gemeenten (bus). Luth~ e e f t slechts een busverbinding met de stations. De plannen voor een eigen metrostation zijn niet gerealiseerd.De wijk is van begin jaren 70 en bestaat uithoge g ~ b o u w e n omIingd door grote groeneopen rUImten. In de 3250 woningen waren in1990 ruim tienduizend mensen gehuisvest. In12 gebouwen zijn 2741 huurwoningen ondergebracht, die eigendom zijn van acht verschillende HLM organisaiies. Drie gebouwen, met 509 woningen, zijn particulier eigendom.De flats zijn groot en comf0l1abel, de hurenzijn relatief laag. Er zijn verschillende stedelijke voorzieningen, onder meer verschillende scholen, een winkelcentrum, postkantooren een bibliotheek.De b e v ~ l k i n g is relatief jong: 44% is jongerdan 25 Jaar. In Gennevilliers als geheel wonen relatief veel buitenlanders (27%). InLuth is dit betrekkelijk weinig (20%) maar erkomen meer buitenlanders te wonen. Er zijnveel grote huishoudens (11% heeft 6 of meerleden). Het werkloosheid percentage is 16%.(Cijfers per 1990.)Gennevilliers is van oorsprong een industliIe arbeidersgemeente, met een communistis ~ ~ e l o k ~ l e ~ v e r h e i d . Maar ook hier is de polItieke SItuatie grondig gewijzigd en winnenrechtse paI1ijen aan invloed. Er is een actief

    7. Bronnen: KroU & Stefani (1992). Dossier Rhahilitationdu Logement (1993), DLPP Service Population (1993) . DICMairie de GenneviUiers (1993), MG (1994); interview metJean-Charles de Tarlikowksy, hoofd DSQ rehabilitatie hu-reau; interview met architect Lucien KrolI; bezoek aan dewijk.

    39

    verenigingsleven en er zijn nog steeds duidelijke tekenen van buurtgebondenheid.De neergang van de industrile sector is gepaard gegaan met het wegtrekken van bewoners, werkloosheid, etnische conflicten, raciaal geweld, jeugdbendes en drughandel. Positief is de actieve betrokkenheid van de lokale overheid bij het zoeken naar oplossingenvoor problemen.De belangrijkste doelen van de rehabilitatiezijn: ten eerste de fysiek-ruimtelijke integratie van de woonwijk met de omgeving, en tentweede het doorbreken van de monofunctionaliteit van het gebied. In de ontwikkelingvan ideen en projecten velvullen de filosofieen aanpak van de architect Lucien Kroll eenbelangrijke rol. De nadruk ligt hielin op participerend ontwerpen en plannen.De voorstellen betreffen ten eerste een grotezuid-noord-as van straten en pleinen, metnieuwe architectonische elementen. Dezemoeten het geheel bruikbaarder en aantrekkelijker maken en de goede omgeving biedenvoor sociaal en stedelijk leven. Ten tweedewordt de vergroting van lokale werkgelegenheid gekoppeld aan de ontwikkeling van defunctionele heterogeniteit in het gebied,vooral in de nieuwe zuid-noord-as (winkels,caf's, bedlijven).Om de stdelijke vormverscheidenheid tevergroten omvatten de voorstellen ook kleinschalige gebouwen voor gezinnen die afkomstig zijn uit de afgebroken flats, en laagbouwwoningen voor ouderen.Luth is DSQ-gebied (DSQ: DveloppementSocial des Quartiers, zie 2.7) sinds 1989. Debetrokkenheid van de burgemeester en andere autoIiteiten komt tot uitdmkking in hunaanwezigheid in en deelname aan ateliers envergaderingen . De ruimtelijke voorstellen zoals hiervoor vermeld zijn gepresenteerd in1991 en daarna uitgebreid bediscussieerd inde gemeenteraad. De hoofdlijnen voor devernieuwing zijn begin 1993 vastgesteld.De voorbereiding en de uitwerking geschiedtin 'ateliers', die zijn samengesteld uit professionele ontwerpers en plan vormers en eengroep bewoners van het betreffende bouwwerk.De renovatie van de torengevels in het oostelijke deel van de wijk wordt (april 1994) uitgevoerd, en zal worden gevolgd door het verbeteren van de openbare ruimte. Problemati-

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    41/102

    1/ 2 1 KlIometres

    Kaart 2.10: Ligging Cit du Luth in Gennevilliers

    ... ..

    I Kaart 2.11: Cit du Luth

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    42/102

    scher is de verbetering van het westelijk deel.De conflicten over de gedeeltelijke sloop enherhuisvesting belemmeren de voortgang.Voor een deel is deze herhuisvesting financieel nu geregeld. Maar de definitieve afronding van de plannen lijkt te worden uitgesteld. De gemeente heeft een tweede prijsvraag uitgeschreven om nieuwe architectonische beelden te genereren.De woonwijk Luth is een ander soort casusdan Val d'Argenteuil, Cit des 4000, VilliersIe-Bel en Franc-Moisins. Luth is niet zo arm,en de conflicten spelen zich af tussen bewoners die een binding met hun buurt hebben,terwijl de communicatie met de lokale autoriteiten goed is. Met de aanpak van Krol!,waarin participatie van de bewoners eenvoorwaarde is, worden verschillen van mening en spanningen mogelijk tijdig duidelijk,zodat deze niet escaleren en tot eindelozevertragingen leiden. Kroll zelf is van meningdat ook al worden plannen niet altijd uitgevoerd, het dan nog een belangrijke winst isdat mensen ervaringen hebben opgedaan diebelangrijk kunnen zijn voor latere planontwikkeling.2.7 De Banlieue en de ontwikkelingvan de aanpak. 8De rehabilitatie van de banlieue in Ile deFrance heeft in de afgelopen bijna twintigjaar een duidelijke ontwikkeling doorgemaakt. Het fysiek-ruimtelijke verval vangrands ensembles werd in de loop van de jaren 70 meer en meer zichtbaar en met deenergiecrisis stegen de kosten voor verwarming drastisch.Het rapport van de Commission Ban'e overde financiering van de huisvesting, en hetrapport van de Commission Nora met beleidsrichtlijnen, in 1975, vormden de grondslag voor de veranderingen. Door de koppeling van beleidsideen en regelingen voor financiering kreeg in 1977 het huisvestingsbeleid een nieuw startpunt.Geen programma kan worden gerealiseerdzonder middelen. Voor de subsidiling van8. Bronnen: Driant (1994), Lesage (1994), Menanteau(1994)

    41

    de rehabilitatie van sociale woningbouwwerd in 1977 de Prime l'Amlioration desLogements Usage Locatif et OccupationSociale (PALULOS) ingesteld, als belangrijkste financile bijdrage van de centraleoverheid aan deze problematiek. Allerlei andere financile regelingen werden eveneensgetroffen, vaak tijdelijk, maar P ALULOS istot op heden de belangrijkste.De inzet van het stedelijke vernieuwingsprogramma Habitat Vie Sociale (HVS), begonnen in 1977, was integrale vernieuwing, hetconcentreren van de middelen op een bepaalde lokatie en samenwerking met belanghebbenden. Tussen 1977 en 1981 werden gemiddeld 40.000 woningen per jaar aangepakt. Voor de HLM-huisvesting werd de indeling in dlie categOIien verbeteringenovergenomen uit de bovenstaande commissievoorstellen: 'mettre aux nOImes', 'hum ani-ser' of 'entretenir'. 9De resultaten van het programma kwamenechter meer en meer aan kritiek bloot testaan. In de praktijk bleken de integrale doelen niet verwezenlijkt te worden. De geldenvoor verbeteling kwamen vrijwel geheel terecht hij fysiek-ruimtelijke renovatie, warmteisolatie van de woningen, maar niet bij economische en sociale noden. Vaak begonspoedig na de afronding van de werkzaamheden het verval opnieuw. Bovendien blevende wijken de aandacht vangen door socialeonrust, rellen, onveiligheid en beheerproblemen. En de werkloosheid verergerde.

    9 . In de naoorlogse sociale woningbouw van Frankrijk vervult de organisatie Habitation Loyer Moder een machtigerol. Er zijn verschillende vormen van HLM , ofwel 'Les familles du mouvement HLM'. Drie zijn er hier van belang.Ten eerste de 'offices publics d'HLM' (OPHLM), die uitsluitend opgericht kunnen worden door de gemeente, een soortgemeentelijke woningbouwvereniging. Ten tweede de 'offices publics d' amnagement et de construction '(OPAC), nietgebonden aan een bepaalde gemeente maar regionaal actief.Ten derde de ' socits anonymes d'HLM' (SA d'HLM),commercile verenigingen met een beperkt winstoogmerk,regionaal actief. Tenslotte is er de 'lJnion nationale des fede rations d'organismes d'I-ILM' (lJNFOIlLM), de nationale organisatie, met 932 leden in 1993. OPHLM's en OPAC's tezamen hebben 1.886.400 woningen, en SA d'HLM's omvatten 1.366.000 woningen (cijfers per 1-1-1993).Dit verklaartde verscheidenheid in eigendom bij HLM

  • 8/7/2019 Stedelijke Probleemgebieden

    43/102

    42

    In 1981 wordt HVS opgevolgd door het programma Dveloppement Social des Quartiers(DSQ). In 22 pilot projecten werkt men aande ontwikkeling op lokaal niveau teneindehet sociale klimaat in probleem wijken te verbeteren. De uitgangspunten komen overeenmet die van het HVS programma, maar in deuitwerking ligt meer de nadruk op het overkoepelen van sectorale benaderingen op hetgebied van bijvoorbe