Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

79
 STATISTISCHE SECTORINFORMATIE Als bron van woningmarktonderzoek Frank Vastmans & Roel Helgers

Transcript of Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Page 1: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

 

STATISTISCHE SECTORINFORMATIE Als bron van woningmarktonderzoek

Frank Vastmans & Roel Helgers

Page 2: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

 

STATISTISCHE SECTORINFORMATIE Als bron van woningmarktonderzoek

Frank Vastmans & Roel Helgers

Promotor: Prof. Dr. Erik Buyst

Leuven, juni 2016

●●●●●

Page 3: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

 

Het Steunpunt Wonen is een samenwerkingsverband van de KU Leuven, de Universiteit Hasselt, de Universiteit Antwerpen en de Afdeling OTB – Onderzoek voor de gebouwde omgeving van de TUD (Nederland).

Binnen het Steunpunt verzamelen onderzoekers van verschillende wetenschappelijke disciplines objectieve gegevens over de woningmarkt en het woonbeleid. Via gedegen wetenschappelijke analyses wensen de onderzoekers bij te dragen tot een langetermijnvisie op het Vlaamse woonbeleid.

Het Steunpunt Wonen wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid, binnen het programma ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek 2012-2015’.

 

Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt: Vastmans, F., & Helgers, R. (2016). Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonder-zoek, Steunpunt Wonen, Leuven, 79 p.

Voor meer informatie over deze publicatie [email protected]; [email protected]

In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens.

D/2016/4718/007 – ISBN 9789055505807

© 2016 STEUNPUNT WONEN Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher.

p.a. Secretariaat Steunpunt Wonen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven

Deze publicatie is ook beschikbaar via www.steunpuntwonen.be

Page 4: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | iii 

Inhoud 

Managementsamenvatting  iv 

Introductie  1 

1.  Data & globaal overzicht  2 1.1  Databron  2 

1.1.1  Structuur databank AAPD  2 1.1.2  Export op statistische sector niveau  3 

1.2  Statistische sectoren in Vlaanderen en Mechelen  6 1.2.1  Vergelijking met andere bronnen  10 1.2.2 Soorten statistische sectoren  11 

1.3  Een eerste verkenning  14 1.3.1 Woningvoorraad  14 1.3.2 Verkopen  15 1.3.3 Samenhang tussen woningvoorraad en verkopen  16 

1.4  Conclusie  17 

2.  Woningvoorraad  18 2.1  Aantal woongelegenheden  19 2.2  Samenstelling van de woningvoorraad  22 2.3  Heterogeniteit van de woningvoorraad binnen statistische sectoren  27 2.4  Woningkenmerken  29 2.5  Conclusie  29 

3.  Verkopen  32 3.1  Aantal verkopen  32 3.2  Samenstelling van de verkopen  33 3.3  Heterogeniteit verkopen  36 3.4  Conclusie  38 

4.  Samenhang tussen woongelegenheden en verkopen  39 4.1  Verkoopdynamiek  39 4.2  Representativiteit  41 4.3  Conclusie  43 

5.  Verkoopprijzen  44 5.1  Gemiddelde verkoopprijzen  44 5.2  Dataset met kenmerken van de verkochte woningen  46 5.3  Conclusie  49 

Bijlagen  51 B8.4 Verandering woongelegenheden per type woongebouw,  70 

Bibliografie  72 

Page 5: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | iv 

Managementsamenvatting 

In Vlaanderen vonden er in 2012 ongeveer 76 000 transacties plaats op een totaal van ongeveer 3 mil‐

joen woongelegenheden. Globaal gezien wisselt dus ieder jaar ±2,5% van alle woongelegenheden van 

eigenaar. Het spreekt echter voor zich dat er een grote verscheidenheid  in deze dynamiek bestaat 

tussen  verschillende markten  en  segmenten.  Zo blijkt bijvoorbeeld dat  appartementen  gemiddeld 

genomen  vaker van eigenaar wisselen dan woonhuizen. Teneinde een beter  inzicht  te krijgen van 

gebeurtenissen  en  ontwikkelingen  op  lokaal  niveau  kunnen  verschillende  (soorten)  databronnen 

geraadpleegd worden.  Surveys,  zoals  het  GWO 2013,  hebben  het  grote  voordeel  dat micro‐data 

gebruikt worden die toelaten om per woning diverse kenmerken met elkaar te vergelijken. Ze hebben 

echter ook enkele nadelen. Zo zal omwille van privacy redenen de  ligging vaak maar onnauwkeurig 

worden gegeven. Andere mogelijke nadelen zijn het eerder beperkte aantal observaties en de  lage 

frequentie waarop de data verzameld worden. De hier genoemde nadelen zijn het doel en de motivatie 

voor dit onderzoek naar de mogelijkheden van statistische sectorinformatie als bron voor woning‐

marktonderzoek.  

Meer concreet zullen we in dit rapport een blik werpen op de mogelijkheden van een standaardexport 

uit de databanken van AAPD (Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie). De data‐

banken van AAPD zijn de administratieve databron bij uitstek, aangezien zij gebiedsdekkend zijn voor 

Vlaanderen (en België) en op jaarlijkse basis worden geactualiseerd. Dit onderzoek focust op de data 

die AAPD hiertoe  in een standaardexport ter beschikking stelt, namelijk het aantal verkopen (vanaf 

2010) en  (de samenstelling van) het gebouwenpark  (vanaf 2012) op het niveau van de statistische 

sectoren. Het  is evenwel niet zeker of deze standaardexport op  jaarlijkse basis beschikbaar zal zijn, 

aangezien standaard exportroutines niet eenvoudig zijn wanneer de onderliggende databanken aan 

verandering onderhevig zijn.  

Op basis van de aangeleverde standaardexport kunnen we evenwel interessant kaartmateriaal weer‐

geven, meer  bepaald  omtrent  de  gemiddelde  grootte  van  een woning  (nuttige woonoppervlakte, 

bebouwde oppervlakte, perceeloppervlakte) en het bouwjaar. De hiervoor vermelde gegevens  zijn 

bovendien beschikbaar per type gebouw (gesloten, halfopen, open, handelshuis, villa, appartement, 

building, vakantiewoning, …). Op die manier krijgen we bijgevolg ook een beeld  in welke mate een 

woonfunctie aanwezig is binnen gebouwtypologieën die primair een andere functie hebben. Sommige 

informatie is enkel op het niveau van een gebouw beschikbaar, terwijl andere informatie wordt ver‐

zameld voor iedere individuele woongelegenheid. 

Wat betreft het absolute aantal verkopen  in een statistische sector zien we  logischerwijs dat deze 

samenhangt met het aantal woongelegenheden, maar er zijn ook andere variabelen die de verkoop‐

intensiteit sterk beïnvloeden. Globaal gezien voor Vlaanderen observeren we dat het jaarlijks aantal 

verkopen per woongelegenheid  gemiddeld  4,5% bedraagt  voor  appartementen,  3%  voor  gesloten 

bebouwing, 2,3% voor halfopen en 1,5% voor villa’s en open bebouwing. Dit hangt samen met het feit 

dat de verkoopdynamiek vooral hoog is in stedelijke context. Appartementen dicht bij het centrum van 

een stad en met een hoger aandeel jongere bevolking zullen meer dan gemiddeld verkocht worden. 

De onderzoekers vermoeden dat het niet zozeer de huurmarkt is die tot deze hoge verkoopdynamiek 

Page 6: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | v 

leidt, maar vooral de jonge starters op de eigenaarsmarkt die later wensen door te stromen. Dit is niet 

onbelangrijk, aangezien verwacht kan worden dat hoge  transactiekosten  (voornamelijk  registratie‐

rechten) de doorstroommarkt sterk afremmen in tijden wanneer de woningprijzen niet meer zo sterk 

zullen stijgen. Maar voor duidelijkere conclusies hieromtrent is een meer gedetailleerde analyse van 

de verkoopdynamiek nodig. Daarnaast is er een belangrijke kanttekening bij deze cijfers aangezien het 

aantal verkopen van appartementen bij ADSEI 30% hoger ligt dan de som van de verkopen in de export 

van AAPD op statistische sectorniveau, terwijl de verkopen van woonhuizen wel gelijkaardig zijn. Een 

eenduidige verklaring voor dit verschil hebben we niet, maar waarschijnlijk ligt het aan de afbakening 

van de definitie. Een gebouw kan opgesplitst worden in appartementen bij verkoop. Zo kan het zijn 

dat de verkopen van appartementen bij de export die wij ontvingen enkel die appartementen betreft 

die reeds als appartement gecategoriseerd stonden op het moment van de verkoop. 

De data omtrent verkoopprijzen dienen we voorzichtig te gebruiken.  Indien er weinig verkopen zijn 

binnen een bepaalde statistische sector kan de gemiddelde woningprijs doorheen de jaren sterk ver‐

schillen, aangezien de kenmerken van de verkochte woningen ook sterk kunnen verschillen. Desalniet‐

temin zien we duidelijke tendensen. Het vaak gehoorde adagium in de woningmarkt is dat er drie ele‐

menten belangrijk  zijn voor de waarde van een woning, namelijk  locatie,  locatie en  locatie. Het  is 

logischer te spreken van de samenhang tussen grootte, ligging en kwaliteit. Het geproduceerde kaart‐

materiaal toont alvast dat de duurdere as van woningen (Brussel‐Antwerpen) en enkele steden niet de 

grootste woningen hebben  in  termen  van perceelgrootte, bebouwde grondoppervlakte en nuttige 

(woon)oppervlakte. Bovendien tonen enkele kaarten voor de gemeente Mechelen dat ook binnen een 

enkele  stad duidelijk urbane  regio’s  en  eerder  rurale  statistische  sectoren  kunnen worden onder‐

scheiden. Gebruik makende van de geleverde gegevens kunnen we bovendien een indicatie geven van 

de mate van heterogeniteit in het woningbestand.  

Tot slot verkregen we ook een eenmalige export van de verkoopprijzen van verkochte woningen en 

hun respectievelijke kenmerken op het niveau van de statistische sectoren. Gebruik makende van deze 

dataset kunnen we de woningprijzen en het liggingseffect veel beter duiden, aangezien het composi‐

tie‐effect  (de  verschillende  kenmerken  van  de  verkochte woningen binnen  een  statistische  sector 

doorheen de jaren) dan grotendeels weggefilterd kan worden. We vonden dat de liggingseffecten een 

grote rol spelen in de waarde van een woning maar dat deze niet langer adequaat door het KI weer‐

gegeven worden. We deden dit op basis een eenvoudige hedonische prijsanalyse van woningkenmer‐

ken van AAPD en de liggingseffecten van de huurschatter. Een belangrijke bemerking is dat dergelijke 

hedonische  prijsanalyses  de  mogelijkheid  bieden  om  op  basis  van  reeds  beschikbare  data  het 

kadastraal  inkomen  te herschatten. AAPD heeft  reeds een  schattingsmodel dat de verkoopwaarde 

schat. Hun model is echter voornamelijk gebaseerd op de methode van vergelijkingspunten. Dit houdt 

in dat in plaats van de woningkenmerken veelal de prijzen van woningen met gelijkaardige kenmerken 

in de buurt in het model gezet. Daar waar vergelijkingsmethoden vroeger de enige mogelijkheid waren 

om  liggingseffecten  in kaart te brengen bij gebrek aan geografische  informatie, behoort een hedo‐

nische prijsanalyse momenteel tot de mogelijkheden om dit specifieker te doen waarbij de ligging in 

kaart gebracht wordt met recente gedetailleerde GIS‐lagen, tezamen met informatie die beschikbaar 

is op het niveau van de statische sectoren.  

Secundaire  kwaliteitskenmerken  zoals dubbel  glas, …,  zijn  in dit  rapport niet behandeld  omdat  ze 

veelal niet aanwezig zijn in de dataset, of deze niet langer actueel bijgehouden worden. Op het eerste 

zicht kan de vraag gesteld worden of een gebiedsdekkende herwaardering van het kadastraal inkomen 

dan wel mogelijk is. De onderzoekers vermoeden van wel en suggereren dat het bovendien wenselijk 

Page 7: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | vi 

kan zijn om energievriendelijke investeringen of andere renovaties niet te belasten via de onroerende 

voorheffing.  

Statistische sectorinformatie biedt het voordeel dat de ligging gedetailleerd is, wat bijvoorbeeld cru‐

ciaal is in analyses die meer fijnmazig van opzet zijn. Ze biedt bovendien het voordeel dat kruisverban‐

den met andere informatie op statistische sectorniveau (fiscale inkomens, demografie, census2011, …) 

mogelijk worden gemaakt. En ze geven vooral een inzicht in hoe het woningbestand doorheen de tijd 

verandert op een gedetailleerd niveau. 

Page 8: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 1 

Introductie 

Dit  rapport  is een verkenning van de mogelijkheden van de nieuw beschikbare data van AAPD. De 

klemtoon ligt daarbij niet op finale analyses, al zullen doorheen dit deel van het rapport enkele voor‐

beelden gegeven worden van onderzoeksmogelijkheden die de data bieden.  

In het eerste hoofdstuk bespreken we de databron, namelijk de standaard export die jaarlijks geleverd 

kan worden voor onderzoek. We schetsen de werking van de AAPD, de brede databank waaruit deze 

data‐export voortvloeit en de manier waarop deze data geïnterpreteerd dienen te worden.  

In de daaropvolgende hoofdstukken bespreken we achtereenvolgens de kenmerken van de woning‐

voorraad, de data omtrent de verkopen en de samenhang tussen beiden die toelaat de verkoopdyna‐

miek in kaart te brengen. Ook kunnen we nagaan in welke mate de steekproef van verkochte woningen 

representatief is voor de totale woningvoorraad in Vlaanderen, hetgeen bijvoorbeeld mogelijk belang‐

rijke  implicaties heeft voor de waardering van de  totale woningvoorraad.  In een  laatste hoofdstuk 

staan we stil bij de woningprijzen op statistische sectorniveau. Op welke manier zijn deze informatief? 

Elk van deze elementen wordt op drie manieren belicht. Eerst op het niveau van Vlaanderen, en ver‐

volgens op het niveau van de stad Mechelen. Door beiden te vergelijken zien we hoe sterk de woning‐

voorraad van een centrumstad kan verschillen van die van Vlaanderen. Ook qua kaartmateriaal zal het 

focussen op een stad  in plaats van heel Vlaanderen, de statistische sectorverschillen beter  tot hun 

recht laten komen. Ondanks het feit dat dit rapport geen volledige specifieke analyse als doel heeft, 

zullen we gebruik maken van (lineaire) regressieanalyses om de samenhang tussen verschillende varia‐

belen te bestuderen.  In die zin  is het vergelijkbaar met het eerdere steunpuntrapport  ‘Fiscale  inko‐

mensstatistieken als bron van woningmarktonderzoek’ (Vastmans e.a. 2012), namelijk een beschrijving 

geven van de data en  inzicht bieden  in het data‐proces, want de resultaten en de kwaliteit van de 

output van elk onderzoek hangt in sterke mate af van de beschikbaarheid en de kwaliteit van de input, 

de basisgegevens.  

Page 9: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 2 

1. Data & globaal overzicht 

1.1 Databron 

1.1.1 Structuur databank AAPD 

De Algemene Administratie Patrimoniumdocumentatie (AAPD), was voor de reorganisatie van de FOD 

Financiën gekend als de AKRED, de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. 

Hun belangrijkste activiteit is de organisatie van een omvangrijke documentatie van het patrimonium, 

een patrimonium dat onroerende goederen en roerende goederen bevat. Ze zijn belast met het innen 

van de hypotheek‐, de registratie‐ en successierechten, het verkopen van de goederen van de Staat, 

de onteigening ten algemenen nutte en het vaststellen van het kadastraal inkomen. 

Teneinde een goed begrip te krijgen van de export van de data lichten we eerst toe hoe de databank 

bij AAPD1 eruit ziet. De structuur van de databank concentreert zich rond twee entiteiten: 

CADNET  staat  voor  de  geïnformatiseerde  bijwerking  (mutaties)  van  de  kadastrale  documentatie 

betreffende de eigenaars en de percelen. Met het oog op de integratie van de documentatie van de 

registratie, het  kadaster, de hypotheekbewaringen en de domeinen werd  vanaf 2002 een nieuwe 

werkmethode ontwikkeld. Deze ontwikkeling verliep in 2 fasen, genaamd Cadnet‐bis en Loco. Cadnet‐

bis en Loco worden onafgebroken bijgestuurd. 

CADNET (oorspronkelijke basis opzet in 1968 maar vlot bevraagbaar voor gegevens sinds 2001) legt de 

koppeling tussen: 

- eigenaars (rechten, adres, …); - & wooneenheden (constructiecodes, percelen, legger, artikels, gebouw, …). 

Aan CADNET wordt sinds 2003 LOCO gekoppeld (transactieprijzen, soort transactie ‐ verkoop, schen‐

king, scheiding, … ‐ …). Uiteraard is deze databank in volle ontwikkeling waarbij ook andere databanken 

aan  dit  basisbestand  gekoppeld  worden,  zoals  HYPO  (hypotheekleningen),  Huurcontractendata‐

bank, … Dit alles kadert binnen het bredere STIPAD (Geïntegreerd verwerkingssysteem van de Patri‐

moniumdocumentatie) en wordt opgeslagen in de omvattende databank Patrimoniaal Informatiesys‐

teem PATRIS binnen AAPD. PATRIS is op zijn beurt een onderdeel van de ‘kruispuntbank van de Patri‐

moniumdocumentatie’, de verzameling, binnen een gemeenschappelijk netwerk, van de verschillende 

patrimoniale gegevensbanken beheerd door de verschillende overheidsinstanties (federaal, geweste‐

lijk en parastataal). 

                                                            1  Http://fiscus.fgov.be/interfakrednl/stipad_nl/contextegeneral_nl.htm 

Page 10: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 3 

1.1.2 Export op statistische sector niveau 

Een eerste opmerking betreft de volledigheid van de data. Aangezien kadastrale data typisch werken 

met kadastrale afdelingen en niet de statistische sectoren dient er een koppeling gemaakt te worden. 

AAPD wees ons erop dat omwille van technische redenen deze koppeling niet exact kon gebeuren en 

een deel, weliswaar redelijk klein, niet gekoppeld kon worden. Deze data, zonder statistische sector, 

werden niet mee geëxporteerd, waardoor er kleine verschillen kunnen zitten met export op hogere 

niveaus.  

In dit deel geven we weer hoe de export van de Informatie over kadastrale statistieken eruit ziet. We 

bespreken eerst de export uit CADNET (categorieën van gebouwen en woningkenmerken) en vervol‐

gens de verkopen uit LOCO. De AAPD deelt de totale woningvoorraad op  in 14 categorieёn. Tabel 1 

geeft de verschillende gebouwcategorieën weer die gehanteerd worden. 

Tabel 1  Categorieën van gebouwen 

1.  Appartement 2.  Bergplaats: afdak, afvalverwerking, bergplaats, dierengebouw, garage, garagestelplaats, historisch 

gebouw, kiosk, krotwoning, lavatory, monument, noodwoning, ondergrondse ruimte, paviljoen, puin, watermolen, watertoren, waterwinning, windmolen, zuiveringsinstallatie. 

3.  Building: appartementsgebouw met 1 eigenaar (opbrengsthuizen), dus niet opgedeeld in eenheden (buildings hebben daardoor wel een kenmerk bebouwde grondoppervlakte, en appartementen niet) 

4.  Handelshuis 5.  Hoeve 6.  Huis A: huis in gesloten bebouwing7.  Huis B: huis in halfopen bebouwing8.  Huis C: huis in open bebouwing (het verschil met villa is een subjectieve inschatting ten tijde van 

constructie) 9.  Kantoorgebouw 10.  Kasteel 11.  Nijverheidsgebouw 12.  Socialprofitgebouw: administratief gebouw, badinrichting, beschermde werkplaats, bibliotheek, 

bioscoop, bisdom, feestzaal, gebouw eredienst, gemeentehuis, gendarmerie, gerechtshof, gezant‐schap, jeugdheem, koninklijk paleis, kapel, kerk, kinderbewaarplaats, klooster, cultureel centrum, kuurinrichting, lijkenhuis, luchthaven, militair gebouw, moskee, museum, pastorie, rusthuis, schoolgebouw, seminarie, spektakelzaal, sportgebouw, station, strafinrichting, synagoge, telefoon‐cel, telecommunicatiegebouw, tempel, theater, uitkijk, universiteit, vakantietehuis, verpleeg‐inrichting, wachthuis, weeshuis, welzijnsgebouw. 

13.  Vakantieverblijf 14.  Villa (villa of bungalow, deze laatste heeft geen verdiepingen)

1.1.2.1 Kenmerken van gebouwen 

De  kenmerken  van  de  verschillende  gebouwen  zijn  opgeteld  per  categorie  van  gebouwen  en  per 

gemeente of statistische sector. Wat betreft de kwaliteit van de data dient men voor ogen te houden 

dat dit de geregistreerde kenmerken niet altijd overeenkomen met de werkelijkheid. Anekdotisch, 

maar wel typerend, is bijvoorbeeld dat sommige eigenaars een verhoging van hun kadastraal inkomen 

krijgen omdat men er ondertussen vanuit ging dat er wel sanitair in de woning aanwezig was, hoewel 

dit niet daadwerkelijk geregistreerd werd. De meeste eigenaars zullen hier moeilijk bezwaar  tegen 

kunnen intekenen. Voor andere constructievelden (woningkenmerken) zal de databank wel een goed 

Page 11: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 4 

beeld geven voor een groep woningen, alhoewel op individueel niveau er verschillen kunnen zijn. De 

nuttige woonoppervlakte  zal via de bouwvergunning worden geüpdatet, maar er  is niet altijd een 

bouwvergunning aangevraagd bij een verbouwing, en niet elke bouwvergunning leidde tot een update 

wegens beperkte controles (vooral niet de laatste 15 jaar). 

Er zijn 2 soorten van kenmerken: per schijven en per aantal. 

Tabel 2  Kenmerken per schijven (waarbij waarden opgedeeld worden in klassen) 

1.  Aantal bouwlagen: aantal bouwlagen van het gebouw. Het gelijkvloers en de bewoonbare dakver‐dieping worden eveneens als bouwlagen geteld. 

2.  Bebouwde grondoppervlakte: bebouwde grondoppervlakte in m². Deze informatie is niet beschik‐baar voor de categorie appartement. 

3.  Nuttige oppervlakte (in m²): De som van alle vloeroppervlakten op alle verdiepingen, van kelder tot zolder, die gewogen zijn in functie van hun nut voor de bewoners, bv. gelijkvloers aan 100%, lage kelder aan 10%, garage aan 70%, zolder aan 30%. 

4.  Perceeloppervlakte: perceeloppervlakte in m². Deze informatie is niet beschikbaar voor de catego‐rie appartement. 

5.  Bouwjaar: voor gebouwen die bestaan uit meerdere appartementen, is het bouwjaar in het bestand het bouwjaar van de laatste constructie.  

6.  Kadastrale Inkomen: Kadastrale Inkomen in euro’s.

Page 12: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 5 

Tabel 3  Indeling in klasse 

Aantal gebouwen met bebouwde grondoppervlakte ‘kleiner dan 45 m2’  ‘van 45 m2 tot 64 m2’  ‘van 65 m2 tot 104 m2’  ‘van 105 m2 tot 184 m2’  ‘groter dan 184 m2’

Aantal gebouwen opgericht  ‘voor 1900’  ‘van 1900 tot 1918’  ‘van 1919 tot 1945’  ‘van 1946 tot 1961’  ‘van 1962 tot 1970’  ‘van 1971 tot 1980’  ‘van 1981 tot 1990’  ‘van 1991 tot 2000’  ‘na 2000’

Aantal gebouwen met Kadastraal Inkomen ‘kleiner dan 499 euro’  ‘van 500 euro tot 744 euro’   ‘van 745 euro tot 999 euro’   ‘van 1 000 euro tot 1 499 euro’   ‘van 1 500 euro tot 2 499 euro’   ‘groter dan 2 499 euro’

Aantal gebouwen met nuttige oppervlakte ‘kleiner dan 45 m2’  ‘van 45 m2 tot 64 m2’  ‘van 65 m2 tot 104 m2’  ‘van 105 m2 tot 184 m2’  ‘van 185 m2 tot 344 m2’  ‘van 345 m2 tot 664 m2’

Aantal gebouwen op perceel met perceeloppervlakte ‘kleiner dan 45 m2’  ‘van 45 m2 tot 64 m2’  ‘van 65 m2 tot 104 m2’  ‘van 105 m2 tot 184 m2’  ‘van 185 m2 tot 344 m2’  ‘van 345 m2 tot 664 m2’  ‘van 665 m2 tot 1 304 m2’   ‘van 1 305 m2 tot 2 584 m2’   ‘van 2 585 m2 tot 5 144 m2’   ‘van 5 145 m2 tot 10 264 m2’   ‘groter dan 10 264 m2’

Tabel 4  Kenmerken per aantallen (aantallen worden gegeven per bovenvermelde schijf) 

1.  Aantal gebouwen: aantal gebouwen per categorie die in een gemeente of statistische sector gelegen zijn. 

2.  Aantal gebouwen met garage, parking of overdekte staanplaats.3.  Aantal garages, parkings of overdekte staanplaatsen: aantal garages, parkings of overdekte staan‐

plaatsen verbonden met een categorie van gebouwen. 4.  Aantal gebouwen met een bewoonbare dakverdieping.5.  Aantal woongelegenheden: aantal zelfstandige woongelegenheden per categorie van gebouwen

Aangezien kenmerken beschikbaar zijn op gebouw niveau en niet per woongelegenheid, leidt dit soms 

tot problemen van  interpretatie bij gebouwen met meerdere woongelegenheden, voornamelijk bij 

appartementen en buildings.  

Page 13: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 6 

Daarnaast zijn de schijven wel  interessant om de verdeling over de klassen te zien, maar anderzijds 

bemoeilijkt het ook om  te aggregeren. We  kunnen niet  rechtstreeks afleiden wat bijvoorbeeld de 

gemiddelde nuttige oppervlakte van een gebouw is in een statistische sector. Daartoe hebben we per 

schijf een gemiddelde genomen. Deze statistiek is enkel nuttig voor pure woonhuizen omdat hier de 

nuttige oppervlakte veelal de woonoppervlakte is. Het gemiddeld woonoppervlakte van een rijwoning 

is op die manier een gewogen gemiddelde van het aantal rijwoningen per schijf, vermenigvuldig met 

het gemiddelde per schijf. 

Wiskundig ziet dit gewogen gemiddelde er als volgt uit: 

∑ ∗

∑  

Deze gemiddelde woonoppervlakte van een type gebouw kan dan vergeleken worden met gemiddel‐

den in andere statistische sectoren. Het is ook mogelijk om een gewogen gemiddelde van een woon‐

gebouw te berekenen (bv. voor gesloten, halfopen, open bebouwing en villa’s tezamen). 

1.1.2.2 Verkoopprijzen 

Het aantal verkopen per statistische sector, met hun respectievelijke gemiddelde en mediane prijzen 

zijn berekend per jaar (volgens de datum van de akte), per categorie van gebouwen en per gemeente 

of statistische sector (als de informatie beschikbaar is). 

1.1.2.3 Andere data en exportmogelijkheden 

Andere databevragingen zijn mogelijk. In het onderzoek naar de woonfiscaliteit werd gevraagd naar 

de link tussen verkoper en woningkenmerk om een beeld te krijgen van de mensen die doorstromen 

naar een volgende woning. De mogelijkheden van query’s op maat is echter beperkt. De dienst AAPD 

heeft immers andere prioriteiten. De standaard exporten zijn daarbij wel jaarlijks gegarandeerd. Maar 

ook hier geldt dat exporten van oudere toestanden wel mogelijk zijn, maar niet haalbaar voor AAPD 

door de vele interne aanvragen, niet alleen voor levering van data maar vooral voor participatie aan 

andere informatiserings‐ en automatiseringsprojecten. 

1.2 Statistische sectoren in Vlaanderen en Mechelen 

De statistische sectoren in België zijn de kleinste territoriale basiseenheid gecreëerd door het Belgisch 

Nationaal Geografisch Instituut (NGI) en de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 

(ADSEI), waarvoor socio‐economische statistieken worden opgesteld. Anno 2007 waren er 19 781 sta‐

tistische sectoren  in België, waarvan 9 182 gelegen  in het Vlaams Gewest. 97 van deze statistische 

sectoren lagen (en liggen) in de gemeente Mechelen.2 De gemiddelde statistische sector in het Vlaams 

Gewest  heeft  een  oppervlakte  van  1,48 km2  en  ongeveer  700 inwoners.  Statistische  sectoren  zijn 

gemiddeld genomen kleiner  in (ver)stedelijk(te) gebieden en groter op het  ‘platteland’. Zo heeft de 

gemiddelde statistische sector in de gemeente Mechelen een oppervlakte van 0,67km2 en 857,7 inwo‐

ners. Meer specifiek voor onze studie huisvest de gemiddelde statistische sector in Vlaanderen in 2012 

                                                            2  De statistische sectoren zijn als volgt verdeeld over de verschillende provincies: Antwerpen: 1 995, Vlaams‐Brabant: 1 725, 

West‐Vlaanderen: 1 851, Oost‐Vlaanderen: 2 215 en Limburg: 1 396. 

Page 14: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 7 

319,4 woongelegenheden en vonden 8,2 verkopen plaats. In Mechelen bedragen deze cijfers respec‐

tievelijk 398,2 woongelegenheden en 12,6 verkopen per statistische sector. In figuren 1 en 2 geven we 

een overzicht weer van de statistische sectoren voor respectievelijk Vlaanderen en Mechelen.  

Figuur 1  Statistische sectoren Vlaanderen 

Page 15: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 8 

Figuur 2  Statistische sectoren Mechelen 

In figuur 1 worden alle statistische sectoren in Vlaanderen weergegeven. Duidelijk zichtbaar zijn bij‐

voorbeeld de grote(re) steden, zoals Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven, Kortrijk en Mechelen, waar de 

statistische sectoren gemiddeld genomen (veel) kleiner zijn dan  in de meer perifere gebieden, zoals 

bijvoorbeeld  de Westhoek  en  de  Limburgse  Kempen. Aangezien  het weergeven  van  gegevens  op 

Vlaams niveau mogelijk leidt tot onduidelijke kaarten en onze analyses mogelijk interessant zijn voor 

lokaal beleid gebruiken we de stad Mechelen hier als een casestudy om onze resultaten aan af te toet‐

sen.  

In figuur 2 geven we de statistische sectoren voor Mechelen weer, waar we duidelijk de verschillende 

delen  van  de  gemeente  kunnen  onderscheiden.  Zo  zien we  centraal  de  stad  (en  deelgemeente) 

Mechelen, waarvan het centrum wordt afgebakend door de ring. Startende vanuit het noorden, met 

de klok mee, bevinden  zich  respectievelijk de deelgemeentes Walem, Muizen, Hombeek,  Leest en 

Heffen, waarbij de drie  laatste voornamelijk  ten oosten van de E19  liggen. Waar de deelgemeente 

Mechelen  gekenmerkt wordt  door  vele  kleinere  en  grotere  statistische  sectoren worden  de deel‐

gemeentes veelal gekenmerkt door een kern (bv. Hombeek, Leest, Heffen en Walem) en de daarom‐

heen liggende verspreide bebouwing.  

Figuren 3 en 4 geven een beeld van Mechelen wat betreft infrastructuur en bodemgebruik. 

Page 16: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 9 

Figuur 3  Statistische sectoren Mechelen met verkeersvariabelen 

Figuur 4  Bodemgebruik Mechelen 

   Bron:  AGIV 2010 

Page 17: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 10 

CADNET van AAPD is nu dus ook opvraagbaar op statistische sector niveau wat voor onderzoek uiter‐

aard vele mogelijkheden biedt. Voordien waren deze exports mogelijk op het niveau van de kadastrale 

afdelingen. Een voorbeeld hiervan vindt u in bijlage 7. Deze kadastrale afdelingen zijn een stuk groter 

dan  de  statistische  sectoren.  Deels  is  het  zo  dat  een  geheel  van  statistische  sectoren  vaak  een 

kadastrale afdeling vormen, maar niet altijd, wat het combineren van socio‐economische statistische 

sectorinformatie met de informatie van kadastrale afdelingen niet mogelijk maakte. 

1.2.1 Vergelijking met andere bronnen 

Doordat voor verkopen meestal gekeken wordt naar de verkopen die ADSEI publiceert, kunnen we 

beiden vergelijken. Aangezien ADSEI de data van AAPD krijgt aangeleverd, zijn beiden in grote lijnen 

met elkaar te vergelijken. Bij de categorieën van gebouwen zoals door AAPD aan ons aangeleverd, zien 

we overeenkomsten met de opdeling  zoals die door ADSEI gehanteerd wordt bij de verkopen van 

woningen en appartementen. De vergelijking gebeurt op geaggregeerd niveau, aangezien we voor 

ADSEI geen data op statistische sectorniveau hebben.  

Bij de vergelijking met appartementen zien we, zoals blijkt uit tabellen 5 en 6, een groot verschil. Hier 

vinden we dat zowel het aantal als de verkoopprijs van de appartementen bij ADSEI duidelijk hoger 

liggen. Het dient verder onderzocht te worden wat dit verschil verklaart. Normaal catalogeert ADSEI 

de buildings onder opbrengsthuizen  (zie bijlage 3 Vergelijking bouwtypes AAPD‐AAPD), dus dat zou 

geen verklaring bieden voor het verschil  in aantallen. Het grote prijsverschil en de hogere verkopen 

ligt ook niet aan de verkopen van nieuwbouwappartementen, aangezien ADSEI enkel data gebruikt die 

aangeleverd wordt door de AAPD (dit zijn verkopen met registratierechten). Indien we regionaal gaan 

vergelijken zien we dat het aantal verkopen van appartementen  in Vlaanderen en Wallonië volgens 

ADSEI rond de 30% hoger ligt dan volgens de export van AAPD, terwijl dit in Brussel met 2% verschil 

beperkter is. Ook voor Antwerpen met een verschil van 6% is het eerder beperkt.  

Mogelijk heeft dit verschil te maken met de bepaling of de verkoop al dan niet slaat op een apparte‐

ment. De categorie appartement is immers niet zo duidelijk. Een eigenaar van een building met drie 

appartementen valt  immers onder de categorie building en niet onder appartement. Deze eigenaar 

kan bijvoorbeeld deze building verkopen aan twee kopers, waarbij de eerste één appartement koopt, 

en de tweede koper twee appartementen. Bij de tweede koper is het niet duidelijk hoe deze verkochte 

appartementen  in de  statistieken  verwerkt worden  aangezien de  koper mogelijk  slechts  één prijs 

betaald heeft voor de twee appartementen tezamen. Hij koopt dus een deel van een building (en deze 

verschijnen niet in de verkoopstatistieken). Bij de eerste koper kan de verkoop eveneens nog gezien 

worden als de verkoop van een deel van een building (dus volgens AAPD nog niet opgesplitst), want 

voor de verkoop was het gebouw een building, en viel het nog niet in de categorie appartement. Het 

is dus niet altijd duidelijk om een éénduidige categorisering te geven, zeker indien onze export op een 

eerdere ad hoc basis verkregen  is.  In het geval de statistische export zich baseert op het  type van 

gebouw zoals geregistreerd voor de verkoop, zou dit alvast  in  lijn  liggen met al onze resultaten, en 

trouwens een goed beeld geven. Om te weten hoe vaak een appartement gemiddeld verkocht wordt 

is het best enkel die appartementen  in de verkopen op te nemen die  reeds als appartement  in de 

woningvoorraad zaten (zodat teller en noemer gebaseerd zijn op dezelfde woningen). De verschillen 

tussen het aantal verkochte appartementen bij AAPD en ADSEI hoeft dus niet problematisch te zijn, al 

dient men wel rekening te houden met het feit dat er in feite meer appartementen verkocht worden. 

Page 18: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 11 

Deze bemerking geldt ook voor de ADSEI statistieken aangezien buildings (met appartementen) bij hen 

ook niet gepubliceerd worden. 

Voor woonhuizen stelt dit probleem zich bijna niet. Indien we voor gewone woonhuizen bij AAPD de 

som nemen van gesloten, half open en open bebouwing vinden we dat de verkoopprijzen bij ADSEI 

licht  lager  liggen (5%) en het aantal verkopen  iets hoger (2,5%). Eenzelfde resultaat vinden we voor 

villa’s.  

Tabel 5  Vergelijking aantallen, AAPD statistische sectorinformatie & ADSEI, België 2010‐2012 

Jaar  Appartement  Huis Villa 

  AAPD*    ADSEI* AAPD ADSEI AAPD    ADSEI

2010  30 691    44 537 60 425 65 780 16 695    17 7692011  33 970  <  42 437 64 601 < 68 044 17 366  <  18 1282012  34 431    43 425 60 276 63 562 16 769    17 317

* Exclusief buildings. 

Tabel 6  Vergelijking prijzen, AAPD statistische sectorinformatie & ADSEI, België 2010‐2012 (in euro) 

Jaar  Appartement  Huis Villa 

  AAPD*    ADSEI* AAPD ADSEI AAPD    ADSEI

2010  163 344    189 797  184 938  181 015  326 206     319 644 2011  168 846  <  195 643  192 101  > 188 406  338 709   >  330 948 2012  172 510    202 247  198 151  193 564  335 972     330 098 

* Exclusief buildings. 

Naast de statistische sectorinformatie zou men ook op adresniveau gegevens kunnen koppelen. Hierbij 

dient uiteraard rekening gehouden te worden met privacy. De census20113 is hiertoe de gegevensbron 

die diverse data op adresniveau aan elkaar koppelt. 

1.2.2 Soorten statistische sectoren 

Een laatste element heeft betrekking op de naamgeving van de statistische sectoren. Een uitgebreide 

bespreking van de oorsprong en het continu updaten van deze gegevens vindt u in het ‘Vademecum 

Statistische sectoren’ (Jamagne, 2001) van het Nationaal Instituut voor de Statistiek, en een extract 

hiervan in bijlage 2. In tabel 7 geven weer hoe het aandeel van de gebouwtypes verdeeld is volgens de 

achtste positie. Op deze positie staat een cijfer of een  letter waarmee gewoonlijk het type bodem‐

gebruik  in  1981  ruwweg  wordt  aangegeven  (aaneengesloten  bebouwing,  verspreide  bebouwing, 

bedrijfsgebied, woonpark met recreatiedoeleinde). De cijfers zijn n.a.v. de volkstelling van 1981 toege‐

kend; als er veel sectoren waren, en dus niet genoeg cijfers, is weleens van die regel afgeweken. Zo 

bijvoorbeeld kon het voorkomen dat aan een sector met bedrijfsfunctie een ander cijfer werd toe‐

gekend. Voor statistische sector ‘12040 C190’ zien we bijvoorbeeld dat dit cijfer 9 bedraagt. Indien we 

in tabel 7 gaan kijken zien we dat een statistische sector met 9 op de achtste positie een statistische 

sector is met veel agrarische activiteit en natuurtoerisme (vakantieverblijven en kastelen). 

                                                            3  Voor meer info: http://www.census2011.be. 

Page 19: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 12 

Tabel 7 toont duidelijk hoe diverse bebouwingstypologieën samengaan, en soms ook volledig apart 

verschijnen. Het meest duidelijke voorbeeld vinden we bij vakantieverblijven. Zij liggen ofwel in een 

recreatief gebied (met 6 als achtste positie, ofwel in een zone die als historisch‐agrarisch lijkt omschre‐

ven te kunnen worden, met hoeves, kastelen en open bebouwing, typisch oudere woningtypologieën). 

Meer informatie over de kenmerken en aandelen van bebouwingtypes vindt u in volgende hoofdstuk‐

ken. 

Page 20: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 13 

Tabel 7  Aandeel gebouwen volgens achtste positie van statistische sector code (bodemgebruik), 2012 (in %) 

Achtste positie 

Bergplaats  Building  Handels‐huis 

Hoeve  HuisA  HuisB  HuisC  Kantoor‐gebouw 

Kasteel  Nijver‐heids‐gebouw 

Social‐profit‐gebouw 

Vakantie‐verblijf 

Villa  Totaal 

0  33  41  54  15  38  36  28  35  19  17  50  2  24  32 1  17  19  15  7  20  21  17  14  7  12  13  9  21  20 2  11  13  10  3  14  13  9  10  5  7  9  5  13  12 3  10  11  7  2  11  8  5  7  3  5  7  1  8  8 4  7  8  4  1 8 5 3 4 2  3 5 0 5 55  4  4  3  0 4 2 1 4 1  2 3 0 2 36  1  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  24  0  0 7  2  0  1  0  1  0  0  11  1  24  2  0  0  1 8  4  1  1  15  1  3  7  2  14  6  3  9  6  4 9  9  1  4  48  2  9  23  5  40  11  7  30  16  11 A  0  0  0  0 0 1 1 0 1  1 0 7 2 1B  0  0  0  0 0 0 0 0 0  0 0 0 0 0C  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0 J  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  6  0  0 M  1  0  0  0  0  0  0  6  1  9  1  0  0  0 N  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0 O  0  0  0  0 0 0 0 0 0  0 0 0 0 0P  2  0  0  6 0 1 3 1 6  3 1 6 2 2Q  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0 R  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0 S  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0 W  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0  0 

Page 21: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 14 

1.3 Een eerste verkenning 

De  data  die  we  gebruiken  in  dit  deel  van  het  rapport  werden  aangeleverd  door  de  Algemene 

Administratie der Patrimoniumdocumentatie  (AAPD) en hebben betrekking op de  jaren 2010‐2012 

voor de transactiedata en 2012 en 2013 voor de woningvoorraad (telkens toestand 1 januari).4 Aange‐

zien 2012 het enige overlappende jaar is in onze dataset maken we in de meeste van de onderstaande 

analyses gebruik van de data voor dit jaar. In deze verkenning maken we enkel gebruik van het aantal 

woongelegenheden en gebouwen, we bespreken andere woningkenmerken in hoofdstuk 2. 

1.3.1 Woningvoorraad 

Een eerste belangrijke pijler van onze dataset bestaat uit een overzicht van de woningvoorraad voor 

verschillende  jaren.  In tabel 8 rapporteren we het aantal  (en percentage  t.o.v. het totaal) woonge‐

legenheden voor  iedere categorie voor Vlaanderen en Mechelen voor het  jaar 2012, om te kunnen 

vergelijken met de verkopen. Een belangrijke bemerking is dat deze woningvoorraad een stuk lager is 

dan de woningvoorraad in 2013 volgens AAPD (zie tabel 11). Dit komt omdat de koppeling met statis‐

tische sectoren niet gebiedsdekkend is gebeurd, daar waar dit in 2013 in veel grotere mate het geval 

was.  Toch  gebruiken we  de  gegevens  voor  2012  voor  deze waar  de  verkopen  van  2012  gebruikt 

worden.5 

Tabel 8  Overzicht gebouwenpark Vlaanderen en Mechelen, 2012 

  # Vlaanderen # Mechelen % Vlaanderen % Mechelen  % Mechelen ‐% Vlaanderen 

Appartement  455 258  6 860 15,5 17,8 2,2Bergplaats  1 228  21 0,0 0,1 0,0Building  223 959  4 547 7,6 11,8 4,1Handelshuis  103 325  1 770 3,5 4,6 1,1Hoeve  41 375  177 1,4 0,5 ‐1,0Huis GOB  684 685  16 953 23,3 43,9 20,5Huis HOB  481 783  4 434 16,4 11,5 ‐4,9Huis OB  164 590  750 5,6 1,9 ‐3,7Kantoorgebouw  1 094  27 0,0 0,1 0,0Kasteel  807  10 0,0 0,0 0,0Nijverheidsgebouw  6 594  54 0,2 0,1 ‐0,1Socialprofitgebouw  10 021  147 0,3 0,4 0,0Vakantieverblijf  29 321  2 1,0 0,0 ‐1,0Villa  729 001  2 875 24,9 7,4 ‐17,4

Totaal  2 933 041  38 627 100,0 100,0 0,0

Bron:  AAPD 

De gegevens  in tabel 8 geven weer dat Vlaanderen bijna 3 miljoen woongelegenheden telt waarvan 

ongeveer 39 000  (=1,3%) zich  in de gemeente Mechelen bevinden. De voornaamste categorieën  in 

Vlaanderen zijn achtereenvolgens: villa’s, huizen  in gesloten bebouwing, huizen  in halfopen bebou‐

wing  en  appartementen.  De  gemeente Mechelen  daarentegen  kent  logischerwijs  een  afwijkende 

                                                            4  De AAPD kan geen eerdere gegevens aanleveren. Toekomstige updates echter behoren tot de mogelijkheden. 5  De AAPD data van 2012 bevatten 108 878 woongelegenheden en 283 096 gebouwen (voornamelijk niet‐woongebouwen). 

Page 22: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 15 

samenstelling van de woningvoorraad. De belangrijkste categorieën  in Mechelen zijn achtereenvol‐

gens: huizen in gesloten bebouwing, appartementen, buildings en huizen in halfopen bebouwing, het‐

geen te verklaren valt aan de hand van de stedelijke omgeving die Mechelen kenmerkt. De afwijkingen 

in percentages worden in de laatste kolom van tabel 8 weergegeven.  

1.3.2 Verkopen 

Een tweede belangrijk deel van onze dataset bestaat uit  informatie aangaande het aantal verkopen 

van verschillende types van woningen in Vlaanderen/België. Tot op heden konden we enkel beschik‐

ken over gegevens van de FOD Economie (ADSEI), dewelke ieder kwartaal gegevens (het aantal trans‐

acties, de gemiddelde en mediane prijzen, P10, Q25, Q75 en P90) voor  iedere gemeente publiceert 

voor 3 verschillende types van woningen/woongelegenheden, namelijk ‘gewone’ woonhuizen, villa’s 

en appartementen.6 De huidige dataset biedt een aantal duidelijke voordelen, zoals het  feit dat de 

gegevens  beschikbaar  zijn  op  het  niveau  van  de  statistische  sectoren  en  dat  de woningen/woon‐

gelegenheden worden onderverdeeld  in 14 verschillende categorieën.  In  tabel 9 vindt de  lezer een 

overzicht van het aantal verkopen en de fractie in het totale aantal verkopen voor de 14 verschillende 

categorieën. 

Uit de gegevens gepresenteerd in tabel 9 kan opgemaakt worden dat de voornaamste categorieën in 

Vlaanderen in termen van verkopen achtereenvolgens de volgende zijn: huizen in gesloten bebouwing, 

appartementen, villa’s en huizen in halfopen bebouwing. Belangrijk hierbij op te merken is dat deze 

4 categorieën  dezelfde  zijn  als  bij  het  bespreken  van  de woningvoorraad, maar  dat  de  volgorde 

verschilt. Dit toont reeds aan dat de steekproef van verkopen niet noodzakelijk representatief is voor 

de totale woningvoorraad, ondanks dat er uiteraard wel een statistisch verband bestaat tussen beide.7 

Bemerk bijvoorbeeld dat ongeveer 27,2% van alle verkopen appartementen zijn, ondanks dat appar‐

tementen maar 15% van alle woongelegenheden uitmaken.  

In Mechelen observeren we dat bijna de helft (48,1%) van alle verkopen huizen in gesloten bebouwing 

betreft, hetgeen duidelijk hoger ligt dan het Vlaams gemiddelde (27,5%). Een van de verklaringen hier‐

voor schuilt in de samenstelling van de woningcompositie van Vlaanderen en Mechelen, waar het per‐

centage woningen  in gesloten bebouwing ook duidelijk hoger  ligt  in Mechelen. Ruwweg correspon‐

deren de verschillen tussen Vlaanderen en Mechelen in het aandeel van de verkopen met de verschil‐

len in aandeel in de totale woningvoorraad. 

                                                            6  De FOD Economie publiceert tevens dezelfde gegevens voor de verkopen van gronden, maar deze worden hier buiten 

beschouwing gelaten.  7  In Vlaanderen is de correlatiecoëfficiënt tussen het percentage woongelegenheden en het percentage verkopen gelijk aan 

0,87. In Mechelen bedraagt deze maar liefst 0,95. 

Page 23: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 16 

Tabel 9  Overzicht verkopen Vlaanderen en Mechelen, 2012 

  # Vlaanderen # Mechelen % Vlaanderen % Mechelen  % Mechelen ‐% Vlaanderen 

Appartement  20 497  372 27,2 29,2 2,0Bergplaats  877  26 1,2 2,0 0,9Building  860  34 1,1 2,7 1,5Handelshuis  3 717  50 4,9 3,9 ‐1,0Hoeve  917  4 1,2 0,3 ‐0,9Huis GOB  20 704  612 27,5 48,1 20,6Huis HOB  11 010  99 14,6 7,8 ‐6,8Huis OB  3 546  12 4,7 0,9 ‐3,8Kantoorgebouw  104  5 0,1 0,4 0,3Kasteel  2  0 0,0 0,0 0,0Nijverheidsgebouw  844  4 1,1 0,3 ‐0,8Socialprofitgebouw  216  3 0,3 0,2 ‐0,1Vakantieverblijf  792  0 1,1 0,0 ‐1,1Villa  11 189  52 14,9 4,1 ‐10,8

Totaal  75 275  1 273 100,0 100,0  0,0

Bron:  AAPD 

1.3.3 Samenhang tussen woningvoorraad en verkopen 

Zoals hierboven reeds besproken bestaat er een imperfect verband tussen het percentage verkopen 

voor  iedere categorie  in de  totale  stock van verkopen en het percentage woongelegenheden voor 

iedere categorie in de totale stock van verkopen. Deze imperfecte relatie impliceert onder andere dat 

bepaalde types woongelegenheden gemiddeld genomen vaker verkocht worden dan anderen.  

In tabel 10 geven we het aantal verkopen voor iedere categorie weer als een percentage van het aantal 

woongelegenheden/gebouwen  voor  Vlaanderen  en Mechelen.  Ze  geven  inderdaad  weer  dat  de 

verkoopdynamiek voor bepaalde categorieën, zoals appartementen, huizen in gesloten bebouwing en 

handelshuizen, hoger liggen dan voor andere categorieën, zoals bijvoorbeeld huizen in open bebou‐

wing en villa’s. Bemerk dat de verkoop van appartementen vergeleken dient te worden met het aantal 

woongelegenheden in de categorie appartementen, en voor buildings dit met aantal gebouwen dient 

te gebeuren. Een building is immers een verkoop van één volledig gebouw dat uit diverse appartemen‐

ten/woongelegenheden kan bestaan. Voor de typische woonhuizen is de woongelegenheid veelal het 

gebouw zelf en is er geen verschil tussen beiden. 

Voor een aantal categorieën, zoals bergplaatsen, kantoorgebouwen en nijverheidsgebouwen  is het 

eveneens enkel zinvol om de verkopen te vergelijken met het aantal gebouwen, omdat deze catego‐

rieën van gebouwen weinig woongelegenheden bevatten, maar dat verkopen van deze gebouwen des‐

ondanks in de statistieken zijn opgenomen. Aangezien deze categorieën mogelijk leiden tot vertekende 

resultaten zullen we ze in de verdere analyses in dit rapport buiten beschouwing laten en zullen we de 

volgende categorieën samenvoegen tot 1 categorie: bergplaats, hoeves, kastelen, socialprofitgebouw, 

nijverheidsgebouw, vakantieverblijven en kantoren. Samen bevat deze restcategorie in 2012 ongeveer 

10,7% van alle woongelegenheden en 6,1% van alle verkopen in Vlaanderen (respectievelijk 12,9% en 

5,97% in Mechelen). 

Page 24: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 17 

Tabel 10  Verkoopdynamiek Vlaanderen en Mechelen, 2012 (in %) 

Categorie  Vlaams Gewest# Verkopen ten opzichte van 

Mechelen # Verkopen ten opzichte van 

  Woongelegenheden Gebouwen Woongelegenheden  Gebouwen

Appartement  4,5  5,4  Bergplaats    6,5 8,9 Building    2,0 4,6 Handelshuis    3,3 2,8 Hoeve    2,1 2,1 Huis GOB  3,0  3,2 3,6 3,8 Huis HOB  2,3  2,2  Huis OB  2,2  1,6  Kantoorgebouw    2,0 2,8 Kasteel    0,3 0,0 Nijverheidsgebouw    2,5 1,0 Socialprofitgebouw    1,1 1,2 Vakantieverblijf    4,4 0,0 Villa  1,5  1,8  

Totaal  2,6  3,3  

Bron:  AAPD, eigen verwerking 

1.4 Conclusie 

De databanken van AAPD zijn de administratieve databron bij uitstek, aangezien zij gestandaardiseerd 

en gebiedsdekkend zijn en bovendien jaarlijks geactualiseerd worden. Dit biedt uiteraard een breed 

spectrum aan mogelijkheden voor (toekomstig) onderzoek waar in volgende hoofdstukken dieper op 

ingegaan wordt. Helaas zijn de gegevens niet altijd even eenduidig. Zo is er het verschil tussen woon‐

gelegenheden en gebouwen, waarbij sommige informatie enkel beschikbaar is op voor gebouwen ter‐

wijl andere informatie wordt gerapporteerd voor woongelegenheden. Daarnaast zijn er diverse types 

van gebouwen met gemengde functies, waarvan wonen er dus slechts één is, zoals handelshuizen en 

socialprofitgebouwen. De gegevens worden bovendien verzameld op het niveau van de kadastrale 

afdelingen, dewelke niet overeenkomen met de statistische sectoren. Aangezien de vertaling van kada‐

strale afdelingen naar statistische sectoren (nog) niet perfect is observeren we soms nog onvolkomen‐

heden, die zich mogelijk in de toekomst niet meer zullen voordoen. Tot slot evolueren de databanken 

van AAPD continu, hetgeen er voor zorgt dat standaardoutputs mogelijk niet altijd even gestandaardi‐

seerd doorheen de tijd kunnen worden aangeleverd.    

Page 25: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 18 

2. Woningvoorraad 

In dit hoofdstuk bespreken we het gebouwenpark, waar de woningkenmerken van gekend zijn. Voor 

de meeste woontypes zal het gebouw en de woongelegenheid samenvallen. Voor appartementen is 

dit uiteraard niet het geval. Tabel 11 toont dat een appartementsgebouw gemiddeld 7,5 woongelegen‐

heden per gebouw heeft. Voor buildings  is dit  iets minder  (5,24). Maar ook bij huizen  in gesloten 

bebouwing zien we gemiddeld 1,07 woongelegenheid per woning (voornamelijk herenhuizen?), waar 

voor de overige typische woningtypes de 1‐1 relatie geldt tussen gebouw en woongelegenheid.  

Tot op heden konden we enkel beschikken over de gegevens zoals gerapporteerd in het gebouwenpark 

op de website van de FOD Economie. Het verschil tussen beide ligt hem in de classificaties, waar deze 

iets gedetailleerder zijn voor AAPD. Dit is terug te vinden in bijlage 3.1. Bijlage 3.2 toont de nog meer 

gedetailleerde classificaties van AAPD. Op basis van deze detailclassificaties verkregen wij geen data 

voor dit onderzoek, maar het zijn wel deze data die ADSEI gebruikt om hun classificaties aan te linken 

om de verkopen in kaart te brengen.  

Tabel 11  Vergelijking woongelegenheden en gebouwen, per type, 2013 

 Woongelegen‐

heden Gebouwen Woongelegen‐

heden/ gebouwen 

Woongelegen‐heden 

Gebouwen

Appartementen  480 493  64 505 7,45 15,8%  2,4%Bergplaats  1 806  94 322 0,02 0,1%  3,6%Building  230 847  44 092 5,24 7,6%  1,7%Handelshuis  103 512  120 740 0,86 3,4%  4,6%Hoeve  42 295  98 636 0,43 1,4%  3,7%Huis in gesloten bebouwing 

692 354  645 166 1,07 22,8%  24,5%

Huis in halfopen bebouwing 

493 333  488 191 1,01 16,2%  18,5%

Huis in open bebou‐wing 

166 858  165 304 1,01 5,5%  6,3%

Kantoorgebouw  1 134  6 364 0,18 0,0%  0,2%Kasteel  830  761 1,09 0,0%  0,0%Nijverheidsgebouw  7 393  97 304 0,08 0,2%  3,7%Socialprofitgebouw  11 250  36 457 0,31 0,4%  1,4%Vakantieverblijf  59 188  27 326 2,17 1,9%  1,0%Villa  750 623  746 760 1,01 24,7%  28,3%

Totaal  3 041 916  2 635 928 1,15 100,0%  100,0%

Bron:  AAPD 

In onderstaande tabel worden de kenmerken weergegeven, berekend op de manier zoals beschreven 

in deel 1.1.1. Voor gebouwen waarbij niet altijd een woongelegenheid is, is de nuttige oppervlakte per 

woongelegenheid weggelaten wegens niet  informatief. De nuttige oppervlakte  is dan  immers geen 

maatstaf  voor de woonoppervlakte. Ook  voor  enkele  andere  gebouwen  is de oppervlakte niet  zo 

interessant omdat we bij de grootste categorie de maximumwaarden niet kennen en dus een waarde 

hebben genomen die slechts iets hoger als de ondergrens van de bovenste klasse. Dit is aannemelijk 

Page 26: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 19 

voor woonhuizen, maar niet voor bijvoorbeeld industriële panden. In het algemeen zien we dat oudere 

woningen  typisch kleiner zijn, met minder gevels. En binnen de 4‐gevel woningen zien we ook dat 

huizen in open bebouwing meestal ouder en kleiner zijn dan de recentere villa’s. De opsplitsing tussen 

beiden is gemaakt op basis van een subjectieve inschatting op het moment dat de nieuwbouw in het 

kadaster  ingeschreven wordt. Het gemiddeld bouwjaar van de gebouwen bedraagt 1956. Dit  is  laag 

aangezien  de  recente  appartementen, weliswaar  veel woongelegenheden  bevatten, maar  relatief 

weinig gebouwen, waardoor het gewicht in de meting van het gemiddeld bouwjaar van een gebouw 

beperkt is. De oudere ‘huizen in gesloten bebouwing’ wegen dan weer wel zwaar door in deze bereke‐

ning. 

Tabel 12  Kenmerken van woongelegenheden en gebouwen, per type, AAPD 2013 

  Bouwjaar  Nuttige oppervlakte Perceeloppervlakte Bebouwde oppervlakte

  Gebouwen  Gebouwen Woonge‐legenheden 

Gebouwen Woonge‐legenheden 

Gebouwen  Woonge‐legenheden 

Appartementen  1976  340 46 0 0 0  0Bergplaats  1970  22 459 87 Building  1966  333 64 415 76 157  29Handelshuis  1940  272 406 156 Hoeve  1941  184 774 186 Huis in gesloten bebou‐wing 

1937  160 149 250 283 95  89

Huis in halfopen bebou‐wing 

1957  176 174 515 510 125  123

Huis in open bebouwing  1945  194 192 745 738 157  155Kantoorgebouw  1961  122 619 1446 189 Kasteel  1896  251 713 631 219 Nijverheidsgebouw  1976  125 681 5027 170 Socialprofitgebouw  1950  167 759 1408 194 Vakantieverblijf  1980  58 27 541 250 86  28Villa  1981  233 232 841 837 162  161

Algemeen gemiddelde  1956  201 174 504 479 127  115

Bron:  AAPD 

2.1 Aantal woongelegenheden 

We starten met een analyse van het aantal woongelegenheden op lokaal niveau. We zagen reeds dat 

de  steden gekenmerkt worden door veelal kleinere  statistische  sectoren. We weten echter dat de 

bebouwingsdichtheid  in  stedelijke  gebieden  vaak  hoger  ligt.  Dit  impliceert  dat  het  aantal woon‐

gelegenheden per statistische sector zowel groter als kleiner kan zijn binnen stedelijke gebieden. In 

figuren 5 en 6 plotten we het aantal woongelegenheden per statistische sector voor respectievelijk de 

stad Mechelen en Vlaanderen. 

Uit onderstaande figuren kunnen we duidelijk opmaken dat het aantal woongelegenheden hoger ligt 

in  (ver)stedelijk(t)e gebieden, ondanks de  kleinere oppervlakten  van deze  statistische  sectoren.  In 

figuur 5 zien we duidelijk dat er verschillende sectoren in en rond het centrum van de stad Mechelen 

worden geklasseerd  in de hoogste categorie.  In  figuur 6 zien we een gelijkaardig patroon, waar we 

duidelijke enkele stedelijke gebieden, zoals Gent, Antwerpen en in mindere mate Brugge en Leuven, 

kunnen herkennen. Ook duidelijk zichtbaar is de Belgische kust, waar een groot aantal tweede verblij‐

ven gelegen is. Figuur 7 toont het aantal woongelegenheden uitgedrukt t.o.v. de oppervlakte van de 

statistische sector, deze woondichtheid geeft nog een iets scherper beeld van de stedelijke omgeving. 

Page 27: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 20 

Mogelijk meer interessant aan de huidige dataset is dat we de evolutie van het aantal woongelegen‐

heden doorheen de tijd kunnen opvolgen. In figuur 8 bijvoorbeeld geven we de procentuele verande‐

ring van het aantal woongelegenheden weer tussen 2012 en 2013  in Mechelen. De totale toename 

van  het  aantal woongelegenheden  in Mechelen  in  2012  (tussen  1 januari 2012  en  2013)  bedroeg 

475 woningen. 

Figuur 5  Aantal woongelegenheden Mechelen, 2013 

Page 28: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 21 

Figuur 6  Aantal woongelegenheden Vlaanderen, 2013 

Figuur 7  Woondichtheid (woongelegenheden/m²) Vlaanderen, 2013 

Page 29: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 22 

Figuur 8  Procentuele groei aantal woongelegenheden Mechelen, 2012‐2013 

Bron:  AAPD 

2.2 Samenstelling van de woningvoorraad  

De kaarten die hieronder weergegeven worden en betrekking hebben op de  samenstelling van de 

woningvoorraad, zijn aangemaakt volgens een bepaalde structuur die we eerst zullen toelichten. Aan‐

gezien we beschikken over het totale aantal woongelegenheden voor iedere statistische sector en de 

percentages voor aantallen en percentages voor iedere afzonderlijke categorie binnen een bepaalde 

statistische  sector kunnen we deze gegevens gebruiken om geordende klassen aan  te maken. Een 

eerste klasse heeft betrekking op die statische sectoren waar een bepaald type woongelegenheid (bv. 

appartementen) niet aanwezig is. Vervolgens klasseren we de resterende observaties op basis van de 

onderstaande criteria: 

Tabel 13  Criteria indeling in klassen 

Klasse  Criterium

1  Geen woongelegenheden2  <10e percentiel (p10)3  ≥10e percentiel & ≤1e kwantiel (p25) 4  ≥1e kwantiel & ≤Mediaan (p50)5  ≥Mediaan & ≤3e kwantiel (p75)6  ≥3e kwantiel & ≤90e percentiel (p90) 7  ≥90e percentiel

Page 30: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 23 

In de figuren die volgen zullen we telkens deze 7 klassen gebruiken tenzij anders vermeld. Alle statis‐

tieken (p10, p25, p50, p75 en p90) werden berekend met behulp van het softwarepakket Stata 11.2. 

Aangezien het programma de statistieken berekend op basis van (minder dan) 97 (= het aantal statis‐

tische sectoren in Mechelen) datapunten voor de gemeente Mechelen kan het voorkomen dat bijvoor‐

beeld niet exact 25% van de statistische sectoren zich in klasse 4 of 5 bevinden. 

In figuren 9 en 11 presenteren we gegevens omtrent het percentage appartementen als een functie 

van de totale woningvoorraad voor respectievelijk Mechelen en Vlaanderen. In figuren 10 en 12 pre‐

senteren we dezelfde gegevens voor de categorie villa’s. 

Figuur 9  Fractie woongelegenheden appartementen Mechelen, 2013 

De kaart gepresenteerd in figuur 10 geeft duidelijk weer dat het percentage appartementen hoger is 

in het centrum van Mechelen. Ook zien we dat het percentage appartementen relatief hoger is in de 

verschillende  dorpskernen  rondom Mechelen  (Muizen,  Hombeek,  Leest,  Heffen  en Walem).  Een 

belangrijke bemerking vormt de statistische sector 12025A899 (Zennegat) waar 53% van alle woon‐

gelegenheden bestaat uit appartementen.  

Page 31: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 24 

Figuur 10  Fractie woongelegenheden villa Mechelen, 2013 

Duidelijk zichtbaar  in figuur 10  is dat het percentage woongelegenheden dat gecategoriseerd wordt 

als villa’s hoger is in de verschillende deelgemeentes en aan de rand van de stad Mechelen. Bemerk 

dat er binnen de ring van Mechelen slechts 1 statistische sector is waar een (zeer beperkt) percentage 

van de woongelegenheden bestaat uit villa’s. 

Page 32: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 25 

Figuur 11  Fractie woongelegenheden appartement Vlaanderen, 2013 

Figuur 12  Fractie woongelegenheden villa Vlaanderen, 2013 

Page 33: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 26 

Ondanks het feit dat we (na verwerking van de data) beschikken over 7 categorieën van woongelegen‐

heden en hier de statistieken van slechts 2 categorieën hebben gepresenteerd kunt u de figuren voor 

de resterende categorieën vinden in bijlage 4. 

In  de  voorgaande  figuren  toonden we  de  verschillende  klassen  voor  appartementen  en  villa’s  in 

Mechelen en Vlaanderen. We zagen reeds dat het percentage appartementen gemiddeld genomen 

hoger lag in stedelijke gebieden en dorpskernen. Ook zagen we dat villa’s vooral aanwezig zijn in bui‐

tengebieden. Teneinde meer  inzicht te krijgen  in de geobserveerde patronen kunnen we regressie‐

analyse gebruiken. Regressieanalyse  is een  statistische  techniek voor het analyseren van gegevens 

waarin  (mogelijk) sprake  is van een bepaalde samenhang. Meer specifiek schatten we de volgende 

regressievergelijking: 

% , , ,  

Waar % ,  het percentage van woongelegenheden van type k in statistische sector j weergeeft in 

de  totale woningvoorraad. De  vector  ,   bevat  een  lijst  van  verklarende  variabelen  die mogelijk 

samenhangen met % ,  en  ,   is een storingsterm die alle variatie  in de data opvangt die niet 

verklaard kan worden door   of  , . De constante   en de vector van coëfficiënten   worden 

geschat m.b.v. de kleinste kwadratenschatter (OLS). In tabel 14 presenteren we de resultaten van een 

beknopte regressieanalyse. 

Tabel 14  Verklarende determinanten van de samenstelling woningvoorraad Vlaanderen, 2013 

  Apparte‐menten 

Huizen GOB  Huizen HOB  Huizen OB  Villa’s  Handels‐huizen 

Afst. tot centr. hoofdgem.  ‐0,0139***  ‐0,0198*** 0,00270*** 0,0103*** 0,0215***  ‐0,00277***

  (0,000828)  (0,000989) (0,000746) (0,000502) (0,00131)  (0,000249)

% bevolking tussen 25‐39  0,298***  0,748***  ‐0,00608  ‐0,0920*** ‐1,406***  0,184***

  (0,0371)  (0,0445)  (0,0336)  (0,0188)  (0,0537)  (0,0161) 

Constante  0,0532***  0,126***  0,221*** 0,0544*** 0,521***  ‐0,00145 

  (0,00898)  (0,0109)  (0,00894)  (0,00505)  (0,0143)  (0,00341) 

Observaties  8 743  8 743 8 743 8 743 8 743  8 743 

R2  0,191  0,275  0,058  0,246  0,269  0,092 

*  Naast de gepresenteerde resultaten nemen we ook nog variabelen op om te controleren voor de afstand tot de verschillende Vlaamse centrumsteden en dummyvariabelen voor de hoofdclusters van de Belfius‐typologie (agglomeratie‐gemeenten, centrumgemeenten, gemeenten met een concentratie van econo‐mische activiteit, landelijke gemeenten, toeristische gemeenten en woongemeenten). 

***  Significant op = 0.01. 

De resultaten in tabel 14 geven weer dat er bepaalde (ruimtelijke) patronen waarneembaar zijn, wat 

impliceert dat het percentage van woongelegenheden in een bepaalde categorie niet willekeurig is. Zo 

zien we dat het percentage appartementen, woningen in gesloten bebouwing en handelshuizen dui‐

delijk hoger  is naarmate de afstand tot het centrum van de hoofdgemeente afneemt. Wanneer de 

afstand tot het centrum van de hoofdgemeente afneemt met 1 kilometer het percentage appartemen‐

ten gemiddeld genomen met 1,4% afneemt. Dit duidt erop dat kernen, zoals kon worden verwacht, 

ceteris paribus een hogere bebouwingsdichtheid kennen dan buitengebieden. Ook zien we bijvoor‐

beeld dat er een positieve samenhang is tussen het percentage inwoners in de leeftijdscategorie van 

25 t.e.m. 39 jaar en het percentage appartementen/huizen in GOB/handelshuizen. Bemerk dat we hier 

niet trachten te argumenteren dat deze relatie causaal is (de verklarende variabele veroorzaakt de te 

verklaren variabele). Het is veel waarschijnlijker dat mensen in deze leeftijdscategorie ervoor opteren 

Page 34: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 27 

in een appartement/huis  in GOB te gaan wonen.8 De geschatte coëfficiënten  in de regressieanalyse 

dienen dus veel eerder geïnterpreteerd te worden als simpele maatstaven van samenhang. Wanneer 

we kijken naar woningen in halfopen bebouwing (HOB), ‐ open bebouwing (OB), en villa’s zien we dat 

deze positief samenhangen met de afstand tot het centrum van de hoofdgemeente. Deze meer ruimte‐

intensieve bebouwingsvormen bevinden zich dan ook vaak meer buiten de regionale/lokale centra. 

Eveneens zien we dat de tekens voor het percentage inwoners tussen 25 en 39 jaar hier omgedraaid 

zijn, hetgeen impliceert dat er minder ‘starters’ wonen in deze categorieën van woningen. Dit effect is 

vooral sterk waarneembaar bij villa’s (een 1% stijging van het percentage inwoners tussen 25 en 39 jaar 

impliceert een 1,4% daling van het percentage villa’s), hetgeen doorgaans de duurste woningcategorie 

is. 

2.3 Heterogeniteit van de woningvoorraad binnen statistische sectoren 

In de vorige sectie spraken we reeds over de samenstelling van de woningvoorraad binnen de verschil‐

lende statistische sectoren in Vlaanderen en Mechelen. Ook zagen we dat er binnen een statistische 

sector vaak nog steeds meer dan 1 type woongelegenheid aanwezig  is. Aangezien er binnen statis‐

tische  sectoren  zich  vaak nog meerdere  types  van woongelegenheden bevinden  kunnen we deze 

heterogeniteit kwantificeren. Meer specifiek maken we gebruik van Simpson’s (1949) D: 

1# ,

∑ # , 

Deze coëfficiënt varieert tussen 0 (100% van de woongelegenheden behoren tot 1 bepaald type) en 1‐

1/K, waar K het  aantal  categorieën weergeeft.9 Deze maatstaf wordt onder  andere  gebruikt door 

Narwold & Sandy (2010) om het effect van heterogeniteit in de woningvoorraad op woningprijzen te 

meten. Indien we de beschikking zouden hebben over individuele transactiedata in Vlaanderen zouden 

we mogelijk een soortgelijke oefening kunnen uitvoeren.10 

In figuur 13 presenteren we de resultaten voor onze maatstaf van heterogeniteit voor Mechelen en in 

figuur 14 wordt dezelfde maatstaf gepresenteerd voor Vlaanderen. 

In beide figuren observeren we dat er substantiële regionale en lokale variatie is in onze maatstaf van 

heterogeniteit en dat het moeilijk is om duidelijke ruimtelijke patronen te herkennen. Ondanks dat we 

dus niet meteen besluiten kunnen trekken uit deze maatstaf dient deze oefening vooral te worden 

gezien als een voorzet naar toekomstig onderzoek. 

                                                            8  We spreken dan een selectie‐effect, waarbij de verklarende variabelen eigenlijk verklaard wordt door de  te verklaren 

variabele.  9  Maximale heterogeniteit impliceert dat het aantal woongelegenheden voor iedere categorie gelijk is. Dit impliceert dat 

het aandeel van  iedere categorie 1/K  is, waar K het aantal categorieën weergeeft. Dit  impliceert dat D gelijk  is aan 1‐K*(1/K)2=1‐1/K. 

10  Helgers et al. (2013) bijvoorbeeld maken gebruik van een transactiedatabase van ERA Belgium, waar de exacte locatie van de  verschillende  verkochte panden  gekend  is.  In deze analyse bijvoorbeeld  zou het  effect  van heterogeniteit  van de woningvoorraad opgenomen kunnen worden als extra verklarende variabele(n). 

Page 35: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 28 

Figuur 13  Heterogeniteit woongelegenheden Mechelen, 2013 

Figuur 14  Heterogeniteit woongelegenheden Vlaanderen, 2013 

Page 36: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 29 

2.4 Woningkenmerken 

Ook de woningkenmerken zijn  in kaart gebracht, zij het dat we hier als benadering het gemiddelde 

genomen van elke schijf van kenmerken om tot een globaal beeld te komen (zie beschrijving hiervan 

in 1.1). We tonen hier de kaarten voor Vlaanderen, deze voor Mechelen vindt u in bijlage 6. 

Het gemiddeld bouwjaar toont de oost west tegenstelling, de kustlijn en de tegenstelling tussen cen‐

trumsteden en niet‐centrumsteden. Ook zien we dat bepaalde statistische sectoren aan de rand van 

centrumsteden een grote mate van recente bebouwing vertonen.  

De andere kenmerken hebben voornamelijk betrekking tot de grootte van woningen. Op alle gebied 

(perceel, bebouwde grondoppervlakte en nuttige oppervlakte) tonen deze kaarten redelijk gelijkaar‐

dige tendensen. Indien we dit met andere kaarten vergelijken zien we een sterk verband tussen ener‐

zijds de grootte van de gemiddelde woning en de woondichtheid. Hoe groter de woondichtheid, hoe 

kleiner de woningen. Indien we de prijs van de gemiddelde woning en het gemiddeld inkomen hier bij 

betrekken vinden we dat hogere inkomens daar wonen waar het aantrekkelijk wonen is (dichtbij het 

werk, dichtbij voorzieningen, …). Het opmerkelijke  is dat dit  locatie‐effect blijkbaar sterk doorspeelt 

omdat het verband voor de meeste regio’s lijkt: hoe hoger de woningprijzen op aantrekkelijke locaties, 

hoe kleiner de woningen. Het paradoxale effect is dat hogere inkomens veelal  in kleinere woningen 

wonen (Het noorden van Antwerpen is hierop een uitzondering). Het is een interessante onderzoeks‐

vraag om deze  trade‐off  tussen preferentie  voor  locatie enerzijds en een grote woning  anderzijds 

duidelijker in kaart te brengen. 

Op lokaal niveau kunnen we verwachten dat dit niet geldt en eerder de omgekeerde redenering geldt. 

Gegeven een aantrekkelijke locatie (dus binnen eenzelfde locatie, bv. stad ‐ al dan niet met stadsrand ‐

) verwachten we een positieve samenhang tussen hogere inkomens, hogere woningprijzen en grotere 

woningen. De statistische sectorinformatie biedt het voordeel dergelijke micro‐analyses11 uit te voeren 

vanwege de kleine schaal.  

2.5 Conclusie 

Het vaak gehoorde adagium in de woningmarkt is dat er drie elementen belangrijk zijn voor de waarde 

van een woning, namelijk  locatie,  locatie en  locatie. Het  is  logischer te spreken van de samenhang 

tussen grootte, ligging en kwaliteit. Het geproduceerde kaartmateriaal toont alvast dat de duurdere as 

van woningen (Brussel‐Antwerpen) en enkele steden (Gent, Brugge) niet de grootste woningen heb‐

ben  in termen van perceelsgrootte, bebouwde grondoppervlakte en nuttige (woon)oppervlakte. De 

weergegeven kaarten voor de stad Mechelen tonen verder aan dat er ook binnen een enkele gemeente 

duidelijk sprake kan zijn van meer urbane regio’s (stad Mechelen) heeft en eerder rurale statistische 

sectoren (verspreide bebouwingen deelgemeentes). Binnen een statistische sector kan de analyse niet 

verder verfijnd worden, maar we kunnen wel een  indicatie geven van de mate van verscheidenheid 

van het woningbestand voor iedere statistische sector.  

                                                            11  Niet te verwarren met de term micro‐data, die  individuele transacties/huishoudens bevatten. Zoals eerder gesteld zijn 

micro‐data vaak omwille van privacy redenen niet geschikt om fijnmazig de regionale verscheidenheid in kaart te brengen.  

Page 37: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 30 

Figuur 15  Gemiddeld bouwjaar van gebouwen, 2013 

Bron:  AAPD 

Figuur 16  Gemiddeld bebouwde grondoppervlakte van woonhuizen, 2013 

Bron:  AAPD 

Page 38: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 31 

Figuur 17  Gemiddeld perceelgrootte van woonhuizen, 2013 

Bron:  AAPD 

Figuur 18  Gemiddeld nuttige woonoppervlakte van woonhuizen, 2013 

Bron:  AAPD 

   

Page 39: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 32 

3. Verkopen 

Uit de globale beschrijvende statistieken weten we dat er in 2012 ongeveer 76 000 verkopen plaats‐

vonden, waarvan bijna 1 300 in de gemeente Mechelen. Aangezien we beschikken over transactiedata 

op het niveau van de statistische sectoren kunnen we ook hier een meer diepgaande regionale/lokale 

analyse uitvoeren waarbij we kijken naar lokale verschillen. Uit het gepresenteerde kaartmateriaal en 

de regressieanalyse zal blijken dat het aantal en de compositie van verkopen in sterke mate samen‐

hangen met het aantal en de compositie van woongelegenheden, maar hier geen perfecte afspiegeling 

van is.  

3.1 Aantal verkopen 

We presenteren eerst in figuren 19 en 20 het aantal verkopen per statistische sector voor respectie‐

velijk Mechelen en Vlaanderen.  

Uit beide figuren blijkt duidelijk dat het aantal verkopen  in belangrijke mate blijkt samen te hangen 

het aantal woongelegenheden. De correlatiecoëfficiënt tussen beide variabelen bedragen 0,8658 op 

basis van 97 observaties voor Mechelen en 0,9096 op basis van 9 070 observaties voor Vlaanderen.  

Figuur 19  Aantal verkopen Mechelen, 2012 

Page 40: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 33 

Figuur 20  Aantal verkopen Vlaanderen, 2012 

3.2 Samenstelling van de verkopen 

In 2.2 analyseerden we reeds de samenstelling van de woningvoorraad in Mechelen en Vlaanderen. 

Aangezien we soortgelijke data hebben voor de verkopen kunnen we hier eenzelfde oefening uitvoe‐

ren.  In  2.2  klasseerden we de  verschillende  statistische  sectoren  volgens de  criteria besproken  in 

tabel 13. Hier gebruiken we dezelfde methode met 1 additionele bemerking. Aangezien er in bepaalde 

statistische sectoren geen woongelegenheden van een bepaald type aanwezig zijn kunnen deze uiter‐

aard ook niet verkocht worden. We delen klasse 1 (in dit geval: geen verkopen) met andere woorden 

op in 2 aparte klassen, namelijk: (1) geen verkopen, want geen woongelegenheden, en (2) geen ver‐

kopen, maar wel woongelegenheden. In figuren 21 en 23 presenteren we de fractie van verkopen van 

appartementen voor  respectievelijk Mechelen en Vlaanderen.  In  figuren 22 en 24 presenteren we 

dezelfde gegevens voor de verkopen van villa’s. 

Page 41: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 34 

Figuur 21  Fractie verkopen appartementen Mechelen, 2012 

Figuur 22  Fractie verkopen villa’s Mechelen, 2012 

Page 42: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 35 

Figuur 23  Fractie verkopen appartementen Vlaanderen, 2012 

Figuur 24  Fractie verkopen villa’s Vlaanderen, 2012 

Page 43: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 36 

Ook uit bovenstaande figuren kunnen we opmaken dat de fractie verkopen van een bepaalde categorie 

in belangrijke mate samenhangt met fractie van woongelegenheden van de betreffende categorie. In 

tabel 15 presenteren we de regressieresultaten voor Vlaanderen. Naast de eerder genoemde variabe‐

len nemen we nu ook het percentage woongelegenheden van de betreffende categorie op als verkla‐

rende variabele. Bemerk dat wanneer de compositie van verkopen een perfecte afspiegeling zou zijn 

van de compositie van de woningvoorraad deze coëfficiënt gelijk zou moeten zijn aan 1 en dat andere 

factoren geen enkele verklaringskracht bieden (dat wil zeggen, gelijk zijn aan 0).  

Tabel 15  Verklarende determinanten in de samenstelling verkopen Vlaanderen 

  Apparte‐menten 

Huizen GOB Huizen HOB Huizen OB Villa’s  Handels‐huizen 

% woongel. categorie  1,182***  0,991*** 1,011*** 1,093*** 0,868***  0,973***

  (0,0160)  (0,0136)  (0,0210)  (0,0390)  (0,0136)  (0,0626) 

Afst. tot centr. hoofdgem.  ‐0,00241***  0,000651 0,00147 0,00145 ‐0,0031**  ‐0,00106*

  (0,000723)  (0,00111)  (0,00125)  (0,00119)  (0,00149)  (0,000593) 

% bevolking tussen 25‐39  0,246***  0,0180  0,0594  0,0244  ‐0,189***  0,00294 

  (0,0366)  (0,0500)  (0,0551)  (0,0451)  (0,0682)  (0,0321) 

Constante  ‐0,0137  0,0215*  ‐0,0148  ‐0,00391  ‐0,00093  0,0104 

  (0,00918)  (0,0127)  (0,0156)  (0,0121)  (0,0183)  (0,00699) 

Observaties  7 691  7 691 7 691 7 691 7 691  7 691 

R2  0,686  0,559  0,276  0,242  0,443  0,146 

*  Naast de gepresenteerde resultaten nemen we ook nog variabelen op om te controleren voor de afstand tot de verschillende Vlaamse centrumsteden en dummyvariabelen voor de hoofdclusters van de Belfius‐typologie (agglomeratie‐gemeenten, centrumgemeenten, gemeenten met een concentratie van econo‐mische activiteit, landelijke gemeenten, toeristische gemeenten en woongemeenten). 

***  Significant op = 0.01. 

De resultaten geven weer dat er inderdaad een sterke samenhang bestaat tussen het percentage ver‐

kopen en het percentage woongelegenheden in een bepaalde categorie (bemerk bijvoorbeeld dat de 

determinatiecoëfficiënt hoger is dan in tabel 14 voor alle categorieën). Aangezien de gepresenteerde 

coëfficiënten voor het percentage woongelegenheden niet gelijk zijn aan 1 en andere variabelen ook 

statistisch significant zijn kunnen we besluiten dat de compositie van verkopen niet perfect overeen‐

komt met die van de woningvoorraad. 

3.3 Heterogeniteit verkopen 

Net als in 2.3 kunnen we ook voor de verkopen de heterogeniteit bestuderen. Het enige verschil met 

de maatstaf gepresenteerd in de vorige sectie is dat we nu verkopen gebruiken in plaats van woonge‐

legenheden.  

1# ,

∑ # , 

In figuren 25 en 26 presenteren we de resultaten voor respectievelijk Mechelen en Vlaanderen. 

Page 44: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 37 

Figuur 25  Heterogeniteit verkopen Mechelen, 2012 

Figuur 26  Heterogeniteit verkopen Vlaanderen, 2012 

Page 45: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 38 

3.4 Conclusie 

Wat betreft het absolute aantal verkopen  in  iedere statistische sector zien we  logischerwijs dat dit 

samenhangt met het aantal woongelegenheden in de betreffende statistische sector. Uit de analyse 

blijkt echter dat er ook andere variabelen zijn die samenhangen met de verkoopintensiteit. Zo obser‐

veren we bijvoorbeeld voor appartementen dat de verkoopintensiteit hoger  is voor appartementen 

gelegen  dicht  bij  het  centrum  van  de  hoofdgemeente  en  daar  waar  het  percentage  jongeren 

(25‐39 jaar) hoger is. Verdere analyses van de verkoopdynamiek kunnen mogelijk meer licht werpen 

op trends en ontwikkelingen op de Vlaamse woningmarkt. 

   

Page 46: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 39 

4. Samenhang tussen woongelegenheden en verkopen 

In de vorige 2 hoofdstukken hebben we zowel de woningvoorraad als de verkopen besproken. In de 

regressietabel gepresenteerd in de vorige sectie zagen we reeds dat er een sterk verband bestaat tus‐

sen het percentage woongelegenheden en het percentage transacties, maar dat deze coëfficiënt niet 

gelijk  is aan 1 en varieert voor de verschillende categorieën van woongelegenheden, hetgeen  impli‐

ceert dat bepaalde types van woongelegenheden vaker verkocht worden dan andere en dat de steek‐

proef van verkopen niet representatief is voor de totale woningvoorraad. 

4.1 Verkoopdynamiek 

In 1.3.3 spraken we reeds eerder over de verkoopdynamiek en definieerden het toen als het totale 

aantal verkopen gedeeld door het aantal woongelegenheden  in een bepaalde statistische sector. In 

tabel 10 zagen we reeds dat bepaalde categorieën van woongelegenheden een hogere verkoopdyna‐

miek  kennen  dan  andere.  Zo  is  het  aantal  verkopen  van  appartementen  en  huizen  in  gesloten 

bebouwing relatief hoog ten opzichte van het aantal woongelegenheden wanneer deze categorieën 

worden vergeleken met bijvoorbeeld huizen in open bebouwing en villa’s. We zagen we ook reeds dat 

de verschillende types van woongelegenheden/verkopen niet gelijk verdeeld zijn overheen de ruimte. 

De data  laten echter toe om de verkoopdynamiek voor iedere statistische sector te plotten. In figu‐

ren 27 en 28 presenteren we de resultaten voor respectievelijk Mechelen en Vlaanderen. 

Page 47: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 40 

Figuur 27  Verkoopdynamiek Mechelen, 2012 

Figuur 28  Verkoopdynamiek Vlaanderen, 2012 

Page 48: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 41 

Op basis van figuren 27 en 28 zien we dat de verkoopdynamiek in Mechelen vooral hoger ligt rond het 

centrum  van  Mechelen.  Bemerk  dat  de  centraal  gelegen  statistische  sectoren  12025A00‐  en 

12025A02‐  in het  centrum  van Mechelen dan weer een  lagere  verkoopdynamiek  kennen. Dit  kan 

mogelijk verklaard worden door de aanwezigheid van huurwoningen/appartementen in het centrum 

van Mechelen die een lagere verkoopdynamiek kennen. Op basis van de resultaten voor Vlaanderen 

is het daarentegen moeilijker om concrete patronen te extraheren. Teneinde hier een beter beeld van 

te krijgen kunnen we echter een kleine regressieanalyse uitvoeren. De resultaten worden gepresen‐

teerd in tabel 16. 

Tabel 16  Verklarende determinanten verkoopdynamiek, 2012 

Variabele  Coëfficiënt (standaardfout) 

Afstand tot centrum hoofdgemeente  ‐0,000643*** 

  (0,000196) 

% van de bevolking tussen 25 en 39 jaar  0,0219 

  (0,0146) 

Bevolkingsdichtheid per km2  0,0000000278 

  (1,94e‐07) 

Constante  0,0234*** 

  (0,00435) 

Observaties  8 743

R2  0,014

Op basis van de resultaten gepresenteerd in tabel 16 kunnen we besluiten dat de verkoopdynamiek 

vooral hoger  is  in  lokale centra  (centrum van de hoofdgemeente). De determinatiecoëfficiënt geeft 

echter aan dat slechts een beperkte mate van de variatie aanwezig in de data verklaard kan worden 

door de variabelen opgenomen in de regressieanalyse. Om een beter beeld te vormen van de verkoop‐

dynamiek is het daarom dan ook noodzakelijk verder onderzoek uit te voeren. 

4.2 Representativiteit 

In de vorige secties hebben we reeds enkele malen aangetoond dat de compositie van verkopen niet 

noodzakelijk overeenkomt met die van de totale woningvoorraad. Teneinde de mate waarin dit het 

geval is te kwantificeren kan eventueel de volgende maatstaf gebruikt worden.  

| ,

∑ ,

,

∑ ,| 

 is hier gelijk aan de som van de absolute verschillen tussen de fractie van verkopen en de fractie 

van woongelegenheden van objecten behorende tot categorie k (bijv. appartementen, huizen in half‐

open bebouwing, …) en gelegen in statistische sector j. Wanneer de compositie van verkopen een per‐

fecte afspiegeling is van de compositie van de woningvoorraad is   gelijk aan 0. In het andere extreme 

geval, waarbij de verkopen enkel bestaan uit type woningen die bijna niet in de woningvoorraad voor‐

komen, bedraagt de representativiteitsmaatstaf bijna 2.  

Aangezien deze maatstaf eenvoudig berekend kan worden voor  iedere statistische sector kan deze 

maatstaf gebruikt worden om statistische sectoren onderling te vergelijken. Houdt er rekening mee 

dat nog andere maatstaven tot de mogelijkheden behoren en dat we hier slechts trachten om de mate 

van representativiteit proberen weer te geven in een enkel getal dat vergeleken kan worden tussen de 

Page 49: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 42 

verschillende statistische sectoren. In figuren 29 en 30 presenteren de resultaten van onze maatstaf 

voor respectievelijk Mechelen en Vlaanderen.  

Figuur 29  Representativiteit Mechelen, 2012 

Page 50: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 43 

Figuur 30  Representativiteit Vlaanderen, 2012 

4.3 Conclusie 

Globaal genomen voor Vlaanderen vinden we dat het aantal verkopen per woongelegenheid gemid‐

deld 4,5% bedraagt voor appartementen, 3% voor gesloten bebouwing, 2,3% voor halfopen en 1,5% 

voor villa’s en open bebouwing. Dit hangt samen met het feit dat de verkoopdynamiek vooral hoog is 

in stedelijke context. De onderzoekers vermoeden dat het niet zozeer de huurmarkt  is die tot deze 

hoge verkoopdynamiek leidt, maar vooral de aanwezigheid van jonge starters op de eigenaarsmarkt 

die  later wensen  door  te  stromen. Men  kan  verwachten  dat  hoge  transactiekosten  (voornamelijk 

registratierechten) de doorstroommarkt sterk afremmen, zeker in tijden waar de woningprijzen niet 

meer zo sterk zullen stijgen. Dit kan mogelijk een uitdaging voor de steden zijn in de toekomst. Maar 

voor duidelijkere conclusies hieromtrent is een meer gedetailleerde analyse van de verkoopdynamiek 

nodig.  

   

Page 51: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 44 

5. Verkoopprijzen 

AAPD heeft twee standaard exports, naast deze van het gebouwenbestand is er deze die het aantal 

verkopen per statistische sector weergeeft per woningtype, met de gemiddelde en mediane woning‐

prijs.12 In dit deel bespreken we deze prijzen.  

Aangezien enkel de verkopen en prijzen gegeven zijn, zonder de kenmerken van de verkochte wonin‐

gen beperkt dit de bruikbaarheid. We kunnen immers niet veronderstellen dat de kenmerken van de 

woningvoorraad representatief zijn voor de verkochte woningen. Voor 2011 hebben we echter een 

éénmalige export gekregen met extra informatie, namelijk de gemiddelde kenmerken per statistische 

sector van de verkochte woningen.  

5.1 Gemiddelde verkoopprijzen 

Gemiddelde verkoopprijzen per statistische sector hebben soms één groot nadeel en dat is het klein 

aantal  verkopen.  Indien men de evolutie  van de  gemiddelde woningprijs  in  kaart wil brengen per 

statistische sector zal de duidelijkheid van de evolutie sterk afhangen van het aantal verkopen. Zo von‐

den we dat een statistische sector waar 2 huizen in gesloten bebouwing per jaar verkocht werden, het 

gemiddeld verschil in verkoopprijs tussen twee opeenvolgende jaren (2010,2011) 16% bedroeg. Deze 

16% wordt  voornamelijk  veroorzaakt door het  compositie‐effect. De woning die  in 2010  verkocht 

wordt betreft een andere woning dan de woning in 2011 en de kenmerken van de verkochte woningen 

verschillen sterk tussen de opeenvolgende  jaren.  Indien er per statistische sector meer dan 20 ver‐

kopen gemiddeld per jaar waren daalde dit verschil tot 5%. Uiteraard, hoe groter het aantal verkopen, 

hoe dichter de verkochte woning de gemiddelde woning (en dus ook de prijs) van die statistische sector 

benadert. Rekening houdend met een gemiddelde stijging  in de verkoopprijs van huizen  in gesloten 

bebouwing in België tussen 2010‐2011 van 3,5% vinden we dus dat het compositie‐effect door de wet 

van de grotere getalen grotendeels weggefilterd wordt.  

Dit element zorgt ervoor dat we voorzichtig moeten zijn om deze gegevens met andere gegevens te 

vergelijken. Indien men bijvoorbeeld de gemiddelde woningprijs in een statistische sector wil verklaren 

met de  kenmerken van de volledige woningvoorraad  in de  statistische  sector, dan  zijn dit niet de 

woningkenmerken van de verkochte woningen waardoor de interpretatie moeilijker wordt, zeker aan‐

gezien we reeds in hoofdstuk 4 gezien hebben dat de woningvoorraad verschilt in karakteristieken van 

de verkochte woningen. 

Onderstaande figuren geven de gemiddelde verkoopprijs van een statistische sector weer voor Vlaan‐

deren (de kaarten voor Mechelen in bijlage 7). We doen dit voor de woonhuizen, voor de woonhuizen 

inclusief appartementen, en voor de rijwoningen. Bij deze laatste vergelijking kunnen we ervan uitgaan 

dat we in grotere mate dezelfde soort woning met elkaar vergelijken, al kan een tweegevelwoning nog 

                                                            12  De gemiddelde woningprijs wordt verkozenom mee te werken omdat deze beter de informatie van het totaal aantal ver‐

kopen capteert dan de mediane woningprijs wat zicht vertaalt  in een betere schatting. Wel  is het zo dat de mediane woningprijs minder gevoelig is voor uitschieters, maar er bestaan andere mogelijkheden om deze eruit te filteren. 

Page 52: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 45 

altijd een herenhuis zijn of een arbeidershuisje. In figuur 33 zien we dat de rijhuizen, hoewel ze onge‐

veer een kwart van de woningvoorraad vormen, in de meeste statistische sectoren niet voorkomen.  

Figuur 31  Gemiddelde verkoopprijzen woonhuizen (gesloten, halfopen, open, villa’s), AAPD, 2010‐2012 

Figuur 32  Gemiddelde verkoopprijzen woonhuizen en appartementen, AAPD, 2010‐2012 

Page 53: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 46 

Figuur 33  Gemiddelde verkoopprijzen rijhuizen, AAPD, 2010‐2012 

Deze data zijn interessant om te vergelijken met de pure liggingseffecten zoals die berekend kunnen 

worden uit hedonische prijsanalyses. Deze analyses zuiveren dus alle verschillen  in prijzen vanwege 

verschillen woningvoorraad weg en deze liggingseffecten geven dus zuivere locatie‐effect weer voor 

een identieke woning. We zien dat duurdere locaties samengaan met dichtere bebouwing.  

Figuur 34  Liggingseffecten van identieke woning met bewoonbare oppervlakte 100 m², huurschatter 2014 

* Legende: donkerdere statistische sectoren wijzen op hogere liggingseffecten  Bron:  (Agentschap Wonen Vlaanderen, verwerking Vastmans e.a. ‘update huurschatter’, te verschijnen) 

5.2 Dataset met kenmerken van de verkochte woningen 

In dit deel gebruiken we een dataset die niet tot de standaard export van AAPD behoort, en slechts 

éénmalig werd toegekend voor economische analyses. De dataset bevat niet alleen de gemiddelde 

Page 54: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 47 

verkoopprijzen van huizen in een statistische sector, maar ook de kenmerken van de verkochte wonin‐

gen  zelf, namelijk de nuttige oppervlakte  (woonoppervlakte bij huizen), het bouwjaar, de perceel‐

grootte en het kadastraal inkomen.  

Op basis van deze elementen kunnen we een hedonische prijsanalyse uitvoeren die de waarde van 

een woning verklaart aan de hand van de kenmerken. Voor een uitgebreidere beschrijving van derge‐

lijke hedonische analyse verwijzen we naar de studie van hedonische huurprijzen (Vastmans & Helgers 

2012). Een belangrijk kenmerk van de waarde van de woning  is de  locatie. We voegen de  liggings‐

effecten op statistische sectorniveau uit deze huurstudie toe aan de dataset van AAPD. Ondertussen 

zijn er meer recente liggingseffecten beschikbaar op basis van de update van de huurschatter die reeds 

in bovenstaande figuur getoond werden. We veronderstellen daarbij dat de liggingseffecten van huur‐

prijzen benaderend gelijkaardig zijn als deze van verkoopprijzen. 

In strikte zin kunnen we geen zuivere hedonische prijsanalyse uitvoeren omdat de data niet gebaseerd 

zijn op individuele transacties, maar op gemiddelden (gemiddelde verkoopprijs in een statistische sec‐

tor, gemiddelde grootte, …). Om extreme waarden te beperken zijn de filters in tabel 17 toegepast op 

de dataset. 

Tabel 17  Toegepaste datacleaning op dataset 

  Min Max 

Woningprijs  100 000 400 000 Woonoppervlakte  40 300 Bouwjaar  1 900  KI  200 2 500 

In dit deel passen we een hedonische prijsanalyse toe om te zien in welke mate de woningkenmerken 

zoals die in de databanken van AAPD opgeslagen zijn de woningprijzen kunnen verklaren. We doen dit 

met het meest eenvoudige additieve model. Het volledige model ziet er als volgt uit: 

Woningprijs = constante + β1*woonopp. + β2*KI + β3*ouderdom+ β4*perceelgrootte + β5*ligging 

Het doel van de onderstaande oefening is te kijken in welke mate de variabelen bijdragen tot de ver‐

klaring van het model en we doen dit op basis van de R², het deel van de variantie tussen de gemid‐

delde woningprijzen tussen statistische sectoren dat het model kan verklaren, waarbij 100% wil zeggen 

dat het model de verschillen tussen statistische sectoren volledig kan verklaren.  

Vooraleer de resultaten  te  interpreteren  is het belangrijk mee te geven dat we verwachten dat de 

impact van het kadastraal  inkomen  (KI) voor een groot deel overeenkomt met de andere woning‐

kenmerken (inclusief liggingseffect). Het KI zou immers de totale (huur)waarde moeten benaderen en 

bovendien voor een deel de kwaliteit van de woning ondervangen  (al  is dit voor oudere woningen 

onwaarschijnlijk omdat de kwaliteit sterk veranderd is sinds de oorspronkelijke schatting van het KI). 

We zien alvast duidelijk dat als we enkel het KI in de vergelijking opnemen er een relatief sterke relatie 

bestaat (maar wel verre van volledig). Het model (model0) verklaart reeds 45% van de woningprijs‐

variantie. Dit is een stuk beter dan wanneer we enkel woonoppervlakte, leeftijd en perceel in de ver‐

gelijking opnemen. Model1 verklaart slechts 28% van de variantie. Door zowel het KI als de woning‐

kenmerken  van  AAPD  in  het model  op  te  nemen  stijgt  de  verklarende  variantie  verder  tot  49% 

(model2). Indien we nu het KI uit het model laten, maar wel het liggingseffect toevoegen, vinden we 

Page 55: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 48 

dat de woningprijzen een stuk beter verklaard worden (55% bij model3). Het incrementeel effect van 

het KI is bovendien beperkt, want bijkomend leidt het slechts tot een extra 2% in verklaarde variantie 

(verschil model4 en model3). Het toevoegen van enkele transformaties van variabelen kan uiteraard 

de verklaarde variantie verder verhogen (model5). Andere modellen13 zijn echter nog geschikter om 

de schatting exacter te modelleren, met hogere R². Maar om de resultaten van deze oefening duidelijk 

weer te geven is gekozen voor een eenvoudig model. Een belangrijk element dat hieruit naar voren 

komt is dat de liggingseffecten een grote rol spelen en niet langer adequaat door het KI weergegeven 

worden. Daarnaast, ligging speelt wel een belangrijke incrementele rol om de verklaarde variantie te 

verhogen, maar enkel ligging verklaart de woningprijs niet (R² Model6 = 19%). 

Tabel 18  Resultaten hedonische regressie 

  N=6 262, aantal statistische sectoren met verkopen  Kenmerken**  Model0  Model1 Model2 Model3 Model4 Model5*  Model6

Woonoppervlakte    * * * * *   KI  *  * * *   bouwjaar    * * * * *   Perceel    * * * * *   Ligging    * * *  *R² verklaarde variantie  45%  28% 49% 55% 57% 59,5%  19%

*  Per variabele worden drie varianten in het model gestopt (kwadraten, vierkantswortels) omdat de relatie tussen woningprijs en kenmerken veelal niet lineair is. 

**  Alle kenmerken waren zeer significant in alle modellen <<.01. 

AAPD maakt  zelf  ook  schattingen  van woningprijzen.  De  door  het  AAPD  gebruikte methode  om 

woningprijzen te schatten is een interessante hybride prijsanalyse, die eigenlijk geen echte hedonische 

prijsanalyse is. Als verklarende variabelen worden er immers prijzen van gelijkaardige panden (buurt, 

type woning, klasse nuttige oppervlakte) en niet de woningkenmerken zelf. Dit levert een behoorlijk 

goed schattingsmodel, met mean absolute percentage error van 12,5%. Het kan interessant zijn om de 

resultaten van dit hybride model uit te breiden met hedonische prijsmodellen. Daar waar vergelijkings‐

methoden vroeger de enige mogelijkheid waren om liggingseffecten in kaart te brengen bij gebrek aan 

geografische informatie behoort een hedonische prijsanalyse momenteel tot de mogelijkheden waar‐

bij de  ligging  in kaart gebracht wordt met recente gedetailleerde GIS‐lagen, tezamen met statische 

sectorinformatie. 

Daarnaast biedt de toekomst interessante mogelijkheden om databestanden te koppelen (bv. koppe‐

ling EPC databank aan kadaster, …). Indien men uitspraken wenst te doen over de verkochte woningen 

zijn al de databestanden interessant die beschikbaar zijn bij verkochte woningen (EPC, …). Indien men 

uitspraken wenst te doen over de hele woningvoorraad kan men enkel die data gebruiken die beschik‐

baar zijn voor de hele woningvoorraad. Het is alvast zo dat dit beter kan gebeuren voor de liggings‐

effecten (statistische sectorinformatie, maar ook meer gedetailleerde data op basis van GIS‐lagen) dan 

voor de fysieke kenmerken voor de woningen zelf. We kunnen veronderstellen dat de data omtrent 

de grootte van de woning relatief goed bijgehouden is in de databanken van AAPD, maar met betrek‐

king tot de kwaliteit van de woning is dergelijke data veelal niet up‐to‐date.  

                                                            13  Log‐lineair of ‘new construction’ based, zoals beschreven in het rapport over de update van de huurschatter (Vastmans & 

Laheye, te verschijnen). 

Page 56: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 49 

5.3 Conclusie 

Als we naar heel Vlaanderen  kijken  zien we dat de woningen  (woonoppervlakte, perceel, …)  vaak 

groter zijn daar waar de woningprijzen lager zijn, en de inkomens eveneens lager. Liggingseffecten mee 

opnemen in regionale analyses is derhalve essentieel. De data van AAPD bieden een eerste indruk van 

deze  liggingseffecten, maar zijn nog  interessanter om als basisgegevens te gebruiken  in hedonische 

prijsanalyses om deze  liggingseffecten berekenen. Deze geschatte  liggingseffecten bieden dan een 

interessant uitgangspunt voor verdere specifieke analyses. Wat  is bijvoorbeeld de afruil tussen pre‐

ferenties voor fysieke woningkenmerken en liggingseffecten? Deze eerste voorlopige analyses sugge‐

reren dat hogere inkomens een betere ligging verkiezen boven een grotere woning.  

Wat betreft het  kadastraal  inkomen  vinden we dat de  liggingseffecten een  grote  rol  spelen  in de 

waarde van een woning en niet langer adequaat door het KI weergegeven worden, zoals aangetoond 

werd  op  basis  een  eenvoudige  hedonische  prijsanalyse  van woningkenmerken  van  AAPD  en  een 

adequate modellering van de liggingseffecten. Dergelijke hedonische prijsanalyses bieden dan ook de 

mogelijkheid om op basis van beschikbare data het kadastraal inkomen te herschatten. Verder onder‐

zoek lijkt aangewezen naar de accuraatheid van een gedetailleerd model op basis van data van woning‐

kenmerken van AAPD, in combinatie met diverse liggingsvariabelen (statistische sectorinformatie als 

GIS‐lagen).  

Een belangrijke vraag m.b.t. de beschikbaarheid van data is omtrent de kwaliteit van de woning. Deze 

is niet aanwezig, of indien aanwezig, veelal niet up‐to‐date. Is het niet beschikbaar zijn van kwaliteits‐

variabelen een probleem voor dergelijke analyse? Dat hangt af van de doelstelling van het herwaarde‐

ren van het Kadastraal Inkomen. Veelal zullen duurdere locaties ook een betere kwaliteit van woningen 

hebben. Bij het uitvoeren van de hedonische prijsanalyse zal het zo zijn dat de waarde van ligging en 

kwaliteit niet van elkaar onderscheiden kunnen worden als de kwaliteitsvariabelen niet voldoende 

beschikbaar zijn  (multicollineariteit). Een hedonische prijsanalyse zal dan de waarde van de  ligging 

hoger inschatten, en wel op die manier zodat deze ook de gemiddelde kwaliteit van een woning in die 

wijk mee opneemt in de waarde van de ligging. In de literatuur is dit het probleem van omitted variable 

bias. Maar dit effect kan ook als een voordeel beschouwd worden. Dit zorgt er  immers voor dat de 

woning belast wordt voor de gemiddelde kwaliteit in de wijk. Maar binnen een wijk zal zo de woning 

van meer dan gemiddelde kwaliteit niet extra belast worden, en de minder kwalitatieve wel (namelijk 

het verschil tussen de gemiddelde kwaliteit en de kwaliteit van een woning in die wijk). Dus individueel 

per woning houdt men volledig de stimulans om te renoveren, maar globaal gezien zullen de wijken 

met een  lagere gemiddelde kwaliteit niet extra belast worden, omdat daar de liggingseffecten lager 

zijn. Op die manier wordt kwaliteit niet op individueel niveau van de woning belast, maar op een wijk‐

niveau. Dit beschouwen de onderzoekers als een goede keuze om renovatie van de individuele woning 

niet te ontmoedigen. De optie om ook secundaire kwaliteitskenmerken mee op te nemen in de hedo‐

nische analyse is ook wel te verantwoorden, maar zal veel kostelijker zijn aangezien dit een aanzienlijke 

investering vergt: er dient dan een inventaris aangelegd te worden voor alle woningen met betrekking 

tot deze secundaire kwaliteitskenmerken, die niet voorhanden zijn in het kadaster. 

Met betrekking tot woningprijzen is de algemene conclusie dan ook dat er ofwel voldoende observa‐

ties zijn per gebied om uitspraken over te doen, ofwel dat er voldoende gedetailleerde kenmerken van 

de verkochte woningen beschikbaar zijn. Om woningprijzen optimaal te analyseren, zijn veelal indivi‐

duele data nodig. Elke woning  is  immers verschillend, dus ook elke woningprijs.  Indien men echter 

Page 57: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 50 

voor deze verschillende individuele woningkenmerken kan corrigeren (wat een hedonische prijsmodel 

doet), kan men zelfs met een beperktere set van observaties toch duidelijke trends vaststellen. 

Page 58: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

| 51 

BIJLAGEN 

Page 59: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek
Page 60: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 53 

Bijlage 1 Census2011 

Eigendomssituatie 

Karakteristiek die aangeeft of minstens één persoon van het huishouden eigenaar (hetzij in zijn geheel, 

hetzij  gedeeltelijk)  is  van  zijn/haar  woning.  Hierbij  worden  alle  rechthebbenden  als  eigenaars 

beschouwd (bv. ook vruchtgebruikers). 

Huisvestingsregeling 

Deze variabele betreft het geheel van de bevolking en beschouwt het type woonverblijf waarin een 

persoon verblijft op de referentiedatum.  

De conventionele woningen zijn afzonderlijke constructies (omringd door muren en daken) en onaf‐

hankelijk (met een ingang direct naar de straat, een trap of de gang).  

De andere wooneenheden zijn barakken, caravans, windmolens en andere onderkomens die voor 

menselijke bewoning worden gebruikt ongeacht of zij daarvoor bestemd zijn.  

Collectieve woonverblijven  zijn bewoond door collectieve huishoudens, zoals gedefinieerd  in het 

Rijksregister. 

Type woonverblijf  

Deze variabele dient om het woonverblijf in de volgende categorieën onder te verdelen:  

- bewoonde conventionele woningen; - andere wooneenheden; - collectieve woonverblijven. 

De definities van deze begrippen zijn dezelfde als vermeld onder ‘huisvestigingsregeling’. 

Bewoningssituatie  

Deze variabele laat toe een onderscheid te maken tussen bewoonde en niet‐bewoonde conventionele 

woningen.  

Type eigendom  

Deze variabele heeft betrekking tot het eigendom van de woning en niet van het terrein waarop de 

woning is gebouwd.  

Aantal bewoners  

Dit cijfer komt overeen met het aantal personen dat in de woning woont.  

Aantal kamers per wooneenheid  

Een kamer is een afzonderlijke ruimte in een woning met een oppervlakte van minstens 4 m².  

Aantal kamers per bewoner  

Deze variabele deelt het aantal kamers van een woning door het aantal bewoners.    

Page 61: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 54 

Badkamer  

Deze variabele  laat toe een onderscheid te maken tussen woningen met badkamer en zonder bad‐

kamer.  

Centrale verwarming  

Deze  variabele  laat  toe  een onderscheid  te maken  tussen woningen met  centrale  verwarming  en 

woningen zonder centrale verwarming.  

Type gebouw  

Deze variabele komt overeen met het aantal woningen in het gebouw waar de woning zich bevindt.  

Bouwjaar 

Deze variabele betreft het jaar van beëindiging van de opbouw van het gebouw waarin de woning zich 

bevindt.     

Page 62: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 55 

Bijlage 2 Uitleg statistische sectorcode 

De statistische sectorcode wordt in het ‘Vademecum van de Statistische sectoren’ beschreven. Deze 

bestaat uit negen posities met volgende duiding: 

De eerste vijf posities. Deze komen overeen met de NIS‐gemeentecode. 

De zesde positie. Een letter op die positie duidt gewoonlijk de gemeenten van vóór de fusie aan, ook 

weleens een samenvoeging van voormalige gemeenten. Ook kan in een aantal gevallen een letter zijn 

toegekend aan een kadastrale indeling of aan een onderverdeling van een grote stad. Indien die positie 

door een cijfer wordt ingenomen betekent dit dat de betreffende sector is ontstaan na verwerven van 

een deel van het grondgebied van een andere gemeente na de volkstelling van 1981. 

De zevende positie. Dit is een cijfer en slaat op de wijk. Het komt meestal overeen met de wijk anno 

1991. 

De achtste positie. Hier staat een cijfer of een letter waarmee gewoonlijk het type bodemgebruik in 

1981 ruwweg wordt aangegeven (aaneengesloten bebouwing, verspreide bebouwing, bedrijfsgebied, 

woonpark met recreatiedoeleinde). De cijfers zijn n.a.v. de volkstelling van 1981 toegekend; als er veel 

sectoren waren, en dus niet genoeg cijfers, is weleens van die regel afgeweken. Zo bijv. kon het voor‐

komen dat aan een sector met bedrijfsfunctie een ander cijfer werd toegekend. 

De negende positie. Een cijfer of een bindstreepje wijst op een status quo t.o.v. 1991, een letter geeft 

het soort wijziging t.o.v. 1991 aan. 

Fictieve sectoren. Om bijzondere situaties te kunnen vaststellen zijn een aantal fictieve sectoren aan‐

gemaakt. Zulke sectoren staan niet op de kaarten van de statistische sectoren weergegeven. Ze komen 

enkel in statistische tabellen voor. Code Z voor ‘Onbekende sector’ is bestemd voor inwoners van wie 

wegens ontoereikende informatie niet kan worden opgemaakt tot welke statistische sector ze beho‐

ren. 

Voorbeelden: 

- 12040 C190 (sector sinds 1991 onveranderd gebleven) - 52011 B1AB (sector ontstaan in 2001) - 12040 C190    

Page 63: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 56 

Bijlage 3 Vergelijking bouwtypes AAPD‐AAPD 

B3.1 Algemene vergelijking AAPD en ADSEI   AAPD 2013  Verschil  ADSEI 2013 

  Woonge‐legenheden 

Samengeteld Woonge‐legenheden 

 

Appartement  480 493  711 340 ‐9 094 720 434  Buildings en flat‐gebouwen met appartementen 

Building  230 84       

Huis A  692 354  692 354 ‐370 692 724  Huizen in geslo‐ten bebouwing  

Huis B  493 333  493 333 ‐74 180 567 513  Huizen in half‐open bebouwing 

Huis C  166 858  960 602  74 624  885 978  Huizen in open bebouwing, hoeven en kastelen 

Villa  750 620   Hoeve  42 294   Kasteel  830       

Handelhuis  103 512  103 512 11 845 91 667  Handelshuizen

Kantoorgebouw  1 134  80 771  ‐4 297  85 068  Alle andere gebouwen 

Nijverheidsgebouw  7 393     Socialprofitgebouw  11 250     Bergplaats  1 806         Vakantieverblijf  59 188         

Totaal  3 041 912  3 041 912 ‐1 472 3 043 384   

B3.2 Detail AAPD‐ADSEI classificatie 

Onderstaande tabel geeft weer hoe ADSEI zijn indeling maakt op basis van nog meer gedetailleerde 

data van AAPD. 

Page 64: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 57 

INDICIE (kadaster) OMSCHRIJVING  NIS (type onroerend goed) 

010  Huis in een tuinwijk  01  woonhuizen n.e.g. 020  Gekarakteriseerde hoeve  16  landbouwerswoningen 030  Villa  04 villa's bungalows, landhuizen 031  Bungalow  04 villa's bungalows, landhuizen 032  Fermette  04  villa's bungalows, landhuizen 033  Vakantieverblijf  14  nog niet genoemde en diverse gebouwen 040  Huis zonder bewoonbare kelder  01  woonhuizen n.e.g. 041  Huis ‘Bel‐Etage’  01  woonhuizen n.e.g. 050  Huis met bewoonbare kelder  01 woonhuizen n.e.g.060  Huis met koetspoort als enige ingang 01 woonhuizen n.e.g.070  Huis met koetspoort en particuliere ingang  01  woonhuizen n.e.g. 080  Huis zonder woonplaatsen op het gelijkvloers  01  woonhuizen n.e.g. 100  Appartementsgebouw zonder lift toebehorend aan 

één enkele eigenaar 02  opbrengsthuizen 

101  Appartement zonder lift (wooneenheid) 05 appartementen, flats, studio's 102  Appartement zonder lift (exploitatie‐eenheid) 09 handelszaken, winkels, koffiehuizen (gedeelte van 

gebouwen) 103  Appartement zonder lift (garage, standplaats, 

parking) 06  gedeelten van gebouwen 

104  Appartement zonder lift (diverse lokalen, kelder, mansarde, …) 

06  gedeelten van gebouwen 

105  Appartement zonder lift (Huis)  06 gedeelten van gebouwen110  Appartement met lift toebehorend aan één enkele 

eigenaar 02  opbrengsthuizen 

111  Appartement met lift (wooneenheid)  05  appartementen, flats, studio's 112  Appartement met lift (exploitatie‐eenheid)  09  handelszaken, winkels, koffiehuizen (gedeelte van 

gebouwen) 113  Appartement met lift (garage, standplaats, parking) 06 gedeelten van gebouwen114  Appartement met lift (diverse lokalen, kelder, 

mansarde, …) 06  gedeelten van gebouwen 

200  Huis met handelsbestemming zonder particuliere ingang 

07  kleinhandelszaken en handelshuizen 

210  Huis met handelsbestemming met particulier ingang 07 kleinhandelszaken en handelshuizen 220  Huis met handelsbestemming met koetspoort 

alleen 07 kleinhandelszaken en handelshuizen 

230  Huis met handelsbestemming met koetspoort en particuliere ingang 

07  kleinhandelszaken en handelshuizen 

300  Nijverheidsgebouw  13  industriële gebouwen 305  Deel van een nijverheidsgebouw  13 industriële gebouwen400  Kantoorgebouwen  10 kantoorgebouwen410  Gebouw bestemd voor handelsdoeleinden  07  kleinhandelszaken en handelshuizen 420  Bedrijf uit de horeca sector  08  hotels, spijshuizen, drankgelegenheden 430  Gebouw bestemd voor culturele, recreatieve of 

sportieve activiteiten 14  nog niet genoemde en diverse gebouwen 

440  Gebouw bestemd voor sociale hulpverlening of hospitalisatie 

14 nog niet genoemde en diverse gebouwen 

450  Gebouw bestemd voor het onderwijs  14  nog niet genoemde en diverse gebouwen 460  Gebouw bestemd voor de uitoefening van ere‐

diensten, enz. 14  nog niet genoemde en diverse gebouwen 

470  Kasteel  14  nog niet genoemde en diverse gebouwen 480  Openbaar gebouw of gebouw voor openbaar nut 14 nog niet genoemde en diverse gebouwen 500  Aanhorigheid van een woning  14 nog niet genoemde en diverse gebouwen 510  Ambachtelijke‐ of industriële aanhorigheid  13  industriële gebouwen 520  Aanhorigheid met handelsdoeleinden  12  andere handelsgebouwen 530  Landbouwaanhorigheden  17  landbouweigendommen 531  Serre behorende bij een landbouw‐, tuinbouw‐ of 

wijngaarduitbating 18  tuinbouweigendommen 

532  Serre niet behorende bij een landbouw‐, tuinbouw‐of wijngaarduitbating (alleenstaande serre, door liefhebber uitgebate serre) 

18 tuinbouweigendommen

540  Gebouwen met bijzonder karakter  14  nog niet genoemde en diverse gebouwen 

Page 65: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 58 

Bijlage 4 Mechelen in kaart (woningvoorraad) 

Naast de villa’s en appartementen die getoond zijn in hoofdstuk 2, vindt u hier de woningvoorraad van 

de overige woongerelateerde bebouwingstypes 

Page 66: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 59 

Page 67: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 60 

   

Page 68: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 61 

Bijlage 5 Mechelen in kaart (verkopen) 

Naast de villa’s en appartementen die getoond zijn  in hoofdstuk 3, vindt u hier de verkopen van de 

overige woongerelateerde bebouwingstypes 

Page 69: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 62 

Page 70: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 63 

   

Page 71: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 64 

Bijlage 6 Mechelen in kaart (kenmerken) 

Figuur B1  Bouwjaar Mechelen 

Figuur B2  Bebouwde oppervlakte woonhuizen, Mechelen 

Page 72: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 65 

Figuur B3  Perceelsgrootte woonhuizen, Mechelen 

Figuur B4  Woonoppervlakte woonhuizen, Mechelen 

   

Page 73: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 66 

Bijlage 7 Mechelen in kaart (woningprijzen) 

Figuur B5  Gemiddelde verkoopprijzen woonhuizen (gesloten, halfopen, open, villa’s), AAPD, 2010‐2012 

Figuur B6  Gemiddelde verkoopprijzen woonhuizen en appartementen, AAPD, 2010‐2012 

Page 74: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 67 

Bijlage 8 Mechelen in kaart (kadastrale afdelingen) 

B8.1 Algemeen overzicht 

Dichtheid, wooneenheden per hectare   Aantal woongelegenheden

  

Verandering woongelegenheden   Procentuele verandering wooneenheden  

 

2

16

3

110

2

12

50

869

1,632

1,073

10,0154,738

9,046 2,218

784

8,146

51

344

126

103363

512

102

59

602

3%

8%

8%

6% 2%

10%

12%

8%

7%

Page 75: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 68 

B8.2 Aandeel woongelegenheden per woningtype 

Appartementen  Gesloten

 

Halfopen  Open

 

Handel   Andere 

 

7%

3%

29%6%

23%

11%30%

14%

50%53%

11%

22%

47%

52% 35%

19%

39%

39%

11%

31%

30% 17%

11% 24%

26%

30%

0%

4%

3%37%

53% 11%

27%

46%

14%

0%

2%

2%

2%1%

2% 2%

2%

2%

10%

1%

1%

1%0%

1% 1%

1%

1%

1%

Page 76: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 69 

B8.3 Wooneenheden/gebouw per woningtype  

Appartement  Gesloten

 

Halfopen  Open 

 

Handel    Andere  

 

6.9

5.6

2.56.1

6.8 6.0

4.7

5.4

7.2

1.0

1.0

1.01.0

1.1 1.0

1.0

1.0

1.2

1.0

1.0

1.01.0

1.0 1.0

1.0

1.0

1.01.0

1.0

1.01.0

1.0 1.0

1.0

1.0

1.0

1.1

0.9

1.01.0

1.1 1.0

0.9

1.0

1.1

0.1

0.1

0.00.0

0.1 0.1

0.1

0.1

0.1

Page 77: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 70 

B8.4 Verandering  woongelegenheden  per  type  woongebouw, 2001‐2010 (in percentage en in aantallen) 

Appartementen  Gesloten 

 

Halfopen  Open

 

Handel   Andere 

19%39

100%17

15%38039%

309

17%410

149%67

185%37

44%33

19%657

1%1

1%44

1%1

-2%-13

1%2

-1%-29-0%

-7

3%8

1%28

3%13

13%38

11%103

2%18

3%13

6%44

14%27

7%16

10%3

9%47

1%2

3%18

1%6

9%53

5%28

12%42

3%3

0%0

-5%-1

-14%-37

-21%-8

-13%-10

-17%-41

-10%-5

-14%-3

-9%-2

14%1

-7%-6

-4%-1

7%6

-8%-1

-5%-1

-17%-2

10%1

105%44

Page 78: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 71 

B8.5 Procentuele toename van appartementsgebouwen, gebouwd voor 1981 en na 1981 

De procentuele toename van appartementsgebouwen voor 1981 dient als indicatie van gebouwen die 

door bestemmingswijziging (opsplitsen, bijbouwen, renovatie, …) nu als appartement opgenomen zijn. 

De appartementsgebouwen na 1981 worden als benaderende indicatie van nieuwbouwappartemen‐

ten beschouwd. 

Appartementsgebouwen voor 1981  Appartementsgebouwen na 1981 

 

12.5%

20.0%

42.9%

3.2%

5.6%

0.0%

11.4%

6.7%

24.9%

18.1%

80.0%

42.9%21.0%

10.8% 25.8%

60.0%

26.7%

9.3%

Page 79: Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek

Statistische sectorinformatie. Als bron van woningmarktonderzoek | 72 

Bibliografie 

Helgers R., Buyst E. & Verboven F. (2013), ‘De relatie tussen woningkarakteristieken en woningprijzen: een nieuw licht op de recente prijsevolutie in Vlaanderen’, Bank‐ en Financiewezen, p. 472‐479. 

Narwold A. &  Sandy J.  (2010),  ‘Valuing  housing  stock  diversity’,  International  Journal  of  Housing Markets and Analysis, 3(1), p. 53‐59. 

Simpson E.H. (1949), ‘Measurement of Diversity’, Nature, 163, p. 688. 

Turnbull G.K., Dombrow J. & C.F. Sirmans (2006), ‘Big house, little house: relative size and value’, Real Estate Economics, 34, p. 439‐456. 

Vastmans F., Helgers R., Hendrickx K. & Buyst E.  (2014), Fiscale  inkomensstatistieken als bron van woningmarktonderzoek, Steunpunt Wonen, Leuven, 77 p. 

Vastmans F., Helgers R. & Buyst E. (2012), Huurprijzen en richthuurprijzen. Deel III: Hedonische huur‐prijsanalyse, Steunpunt Wonen, Leuven, 95 p. 

Vastmans F. & Laheye K. (te verschijnen), Update huurschatter, Steunpunt Wonen, Leuven.