Stageverslag Koen Embregts 3618013 · PDF fileStageverslag* Nederlands)Centrum)) voor) ... .3)...
Transcript of Stageverslag Koen Embregts 3618013 · PDF fileStageverslag* Nederlands)Centrum)) voor) ... .3)...
Stageverslag
Nederlands Centrum
voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed
Begeleider: I. Strouken
Stagiaire: Koen Embregts
Universiteit Utrecht
Geesteswetenschappen
Bachelor Geschiedenis
3618013
Stagedocent: Dhr. H. Henrichs
Universiteit Utrecht
2
Inhoudsopgave
Inleiding…………………………………………………….3
Het Stagebedrijf…………………………………………4
Werkzaamheden (evenementen)………………….6
Werkzaamheden (overig)……………………………8
Leerdoelen……………………………………………….10
Kritische reflectie……………………………………...11
Conclusie………………………………………………….11
Bijlage 1: Stagewerkplan…………………………..12
Bijlage 2: Stageonderzoek…………………………16
3
Inleiding.
In het derde van mijn bacheloropleiding geschiedenis besloot ik om mijzelf op een
andere manier te onderscheiden van mijn medestudenten. Op dat moment neigde ik
naar een half jaar studeren in het buitenland. Totdat ik tijdens een gastcollege van Albert
van der Zeijden, van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed,
het idee kreeg om de verbreding dichter bij huis te zoeken.
Het vak ‘Public History’ sprak mij erg aan ik wil dan ook in de toekomst de master
Publieksgeschiedenis volgen aan de Universiteit van Amsterdam. Na het college van Van
der Zeijden trok ik de stoute schoenen aan en ben op hem afgestapt met de vraag of er
misschien een stageplek beschikbaar was bij zijn organisatie. Na een korte mailwisseling
mocht ik op gesprek komen bij de directeur van het VIE; Ineke Strouken. Zowel
Strouken als Van der Zeijden zijn bekenden van meneer Henrichs, die het vak Public
History doceerde. Dit werkte in mijn voordeel en mevrouw Strouken besloot mij aan te
nemen als stagiaire in de periode van 1 september tot 15 december. Het VIE had het in
deze periode erg druk en beschikte over een beperkt aantal werknemers en kon een
extra hulp dus goed gebruiken. Hoewel mijn hoofddoel het schrijven van een onderzoek
was ben ik ook meer dan regelmatig ingezet bij het organiseren en voorbereiden van
grote evenementen.
Voor mij was het van groot belang dat ik in de praktijk met mijn theoretische
kennis uit de voeten kon. Tot mijn grote genoegen heb ik, op dit vlak, zeer veel geleerd
tijdens mijn stage, wellicht iets meer op praktisch dan op theoretisch gebied, maar dit
was voor mij een enorme plus.
4
Het stagebedrijf.
Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (NC VIE).
De werkzaamheden van het VIE lopen zeer uiteen maar hebben de focus op Nederlandse
Volkscultuur en het samenstellen van de Nationale Inventaris Immaterieel Erfgoed.
Onder immaterieel erfgoed vallen vele sectoren, een kleine greep uit deze sectoren geeft
het volgende lijstje:
-‐ Klederdracht
-‐ Volksfeesten (regionaal en nationaal)
-‐ Religieuze feesten en tradities (regionaal en nationaal)
-‐ Ambachten
-‐ Nationale en regionale gebruiken en gewoonten (bijvoorbeeld het circus en
beschuit met muisjes)
Sinds de ratificatie van de UNESCO conventie betreffende Immaterieel Cultureel
Erfgoed in 2012 is er een grote en ingewikkelde taak bijgekomen voor het VIE. Hiervoor
moeten zij zich buigen over tal van aanvragen vanuit het gehele land van verenigingen
en gemeenschappen die hun traditie op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel
Erfgoed willen plaatsen. Dit is een tijdrovende en secure taak omdat er aan een groot
aantal eisen moet worden voldaan en omdat immaterieel erfgoed een lastig begrip is. Zo
moet er voor elke traditie of gewoonte individueel en passend erfgoedzorgplan worden
opgesteld en is er veel persoonlijk contact tussen het VIE en de aanvragers.
Daarnaast is het VIE een kenniscentrum voor Nederlandse tradities en gebruiken en
brengen zij vier keer in het jaar het blad ‘Immaterieel Erfgoed’ uit. Daarnaast publiceren
de medewerkers van het VIE regelmatig boeken omtrent hun werkzaamheden en de
vele Nederlandse tradities. Ineke Strouken en Albert van der Zeijden staan aan de basis
van de organisatie en zijn gespecialiseerd in Nederlandse volkscultuur. Daarbij worden
ze ondersteunt door een groep enthousiaste en ervaren collega’s die zich buigen over
het gehele scala aan volkscultuur dat Nederland te bieden heeft. Voor dit werk is
5
namelijk veel kennis nodig ‘uit het veld’ omdat er veel regionale en technische zaken aan
te pas komen. Zo is elke vorm van klederdracht of volksfestiviteit gelinkt aan lokale
geschiedenis en tradities, daar moet zorgvuldig mee worden omgegaan.
Voor de tradities, ambachten en gebruiken die inmiddels een plek op de nationale
inventaris hebben bemachtigd organiseert het VIE regelmatig bijeenkomsten en
workshops zodat de afgevaardigden elkaar kunnen leren kennen en leren hoe ze hun
tradities in stand kunnen houden en door kunnen geven aan de volgende generaties.
Daarnaast ondersteunt het VIE bij tal van activiteiten die door gemeenschappen worden
georganiseerd en sturen mensen die iets willen weten over een traditie door naar de
juiste personen. Het VIE omschrijft haar eigen werkzaamheden als volgt:
“Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed ontplooit
activiteiten gericht op behoud, beheer en ontwikkeling van het immaterieel erfgoed in
Nederland. Het adviseert overheden over volkscultuur en immaterieel erfgoedbeleid en
stimuleert het debat daarover. Het centrum voert een actief mediabeleid ten behoeve
van de bewustwording van het belang en de waarde van volkscultuur en immaterieel
erfgoed. Daarnaast professionaliseert het de sector en begeleidt het immaterieel erfgoed
organisaties in hun groei naar erfgoedzorg.
Vanaf 1 september 2012 is het UNESCO Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel
Cultureel Erfgoed ook in Nederland in werking getreden. Het Nederlands Centrum voor
Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed brengt het verdrag in opdracht van het ministerie
van OCW in praktijk en coördineert de samenstelling van de Nationale Inventaris
Immaterieel Cultureel Erfgoed in Nederland. Daarnaast helpt het centrum de eilanden in
Caribisch Nederland om hun immaterieel erfgoed beleid op te zetten.”1
1 http://www.volkscultuur.nl/over-‐ons_4.html
6
Werkzaamheden (evenementen).
Door de grote drukte tijdens mijn stageperiode heb aan een uiteenlopend scala van
activiteiten kunnen deelnemen. Daardoor is de focus op het onderzoek, die ik van
tevoren in gedachte had iets anders uitgevallen. Het onderzoeksgedeelte van mijn stage
is uitgevloeid uit mijn ervaringen uit de praktijk. Hieronder volgt een chronologische
lijst van werkzaamheden die ik tijdens mijn stageperiode heb verricht:
14 september 2013: Hip Ambacht, de negen straatjes van Breda.
Als eerste activiteit mocht ik met mijn collega Pieter van Rooij naar ‘Hip ambacht, de
negen straatjes van Breda”. Een evenement georganiseerd door de Stichting
Cultuurbehoud Breda. Centraal hierbij stond de beoefening van gespecialiseerde
ambacht in leegstaande stadspanden. De dag was dan ook tegelijkertijd met de nationale
open monumentendag. Tijdens deze dag hebben we gesproken met de organisatoren en
deelnemers, dit zorgde voor een kijkje in de keuken van de organisatie van culturele
evenementen. Hier heb ik dan ook nuttige contacten opgedaan die ik later in mijn
onderzoek en werk nog heb kunnen gebruiken.
20 september 2013: Ambachtendag en workshops Culemborg.
Het VIE organiseert regelmatige landelijke ambachtenbijeenkomsten. Hier komen
ambachtslieden bij elkaar om van elkaar te leren, workshops te volgen en vragen te
stellen over het indienen van een erfgoedzorgplan. Tijdens deze dag heb ik
ambachtslieden begeleid en voor de aankleding in de zalen gezorgd. Daarnaast heb ik
veel ambachtslieden gesproken over hun werk en de obstakels die ze zijn tegengekomen
in de laatste jaren van hun werkzaamheden. Ook hier heb ik belangrijke contacten
opgedaan met bijvoorbeeld de mensen van het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP).
24 september 2013: Eerste vergadering voor defilé op Paleis Soestdijk.
Op 1 oktober 2013 werd op Paleis Soestdijk een defilé georganiseerd voor de opening
van de Maand van de Geschiedenis. Daarnaast organiseerde het VIE een feestelijk defilé
7
voor de uitreiking van de plaatsing van Koningsdag op de Nationale Immateriële
Erfgoedlijst. Ik ben nauw betrokken geweest bij de organisatie van dit evenement en heb
ideeën uitgedragen tijdens deze vergadering.
1 oktober 2013: Defilé Paleis Soestdijk.
Ik was die dag verantwoordelijk voor het soepel verlopen van het defilé, het coördineren
van de meer dan 300 deelnemers aan deze feestelijke optocht. Om dit goed te regelen
heb ik mijn eigen team samengesteld en geleid. De deelnemers van het defilé bestonden
uit traditionele volksdansers uit heel Nederland. De dag was een groot succes en werd
uitgezonden op de nationale televisie op Omroep MAX en RTL 4. Achteraf ben ik
persoonlijk bedankt voor de goede organisatie door de directeur van zowel het VIE als
het FCP en de organisatie van de Maand van de Geschiedenis.
17 t/m 28 oktober 2013: Dutch Design Week.
Veruit het grootste project dat ik heb ondernemen was het organiseren van een grote
stand tijdens de Dutch Design Week te Eindhoven. Dit evenement trekt elk jaar ongeveer
250.000 bezoekers en is internationaal geroemd om zijn kwaliteit en diversiteit. Samen
met Pieter van Rooij kreeg ik de verantwoordelijkheid om de invulling van de stand te
organiseren. Dit heeft ons vanaf het begin van mijn stageperiode ongelooflijk veel werk
gekost. Zo zijn we het gehele land afgereisd om ambachtslieden te spreken en om
ambachtelijke producten te keuren en mee te nemen voor een commissie die
uiteindelijk zou bepalen welke voorwerpen er tijdens de DDW zouden worden getoond.
Zelf was ik ook onderdeel van deze commissie.
Daarnaast was ik verantwoordelijk voor de PR van de workshops die door ons waren
georganiseerd en heb ik verschillende opleidingen gecontacteerd om te kijken of er
interesse was voor deelname.
De plusminus 50 voorwerpen die werden tentoongesteld tijdens de DDW heb ik tevens
voorzien van informatiekaartjes. Hierop stond de geschiedenis van het ambacht en het
voorwerp. Hiervoor heb ik uitgebreid onderzoek moeten doen naar de herkomst en het
gebruik van ambachtelijke producten.
8
Tijdens de DDW ben ik de meeste dagen aanwezig geweest om bezoekers aan te spreken
en te vertellen over het werk van het VIE, daarnaast begeleidde ik de deelnemers van de
workshops en de ambachtslieden die deze workshops gaven.
Voor ons was het doel om traditionele ambachten in de spotlights te zetten en
ontwerpers en studenten te interesseren voor de technieken en het materiaalgebruik
van de meesters van het ambacht. Dit is ons, naar eigen zeggen, zeer goed gelukt. Op het
oog hebben we de best bezochte stand van het Klokgebouw in Eindhoven gehad en de
evaluatie achteraf was dan ook louter lovend.
14 t/m 20 november: Margriet Winter Fair (MWF).
Kort na de DDW stond het volgende grote evenement op de planning. Op de MWF
hadden we de taak om een totaal ander publiek te benaderen en te wijzen op onze
werkzaamheden. We kregen een stand en hebben daar boeken en allerlei ambachtelijke
producten verkocht. Daarnaast hadden we een workshopruimte waarin we
ambachtlieden korte workshops lieten geven aan geïnteresseerde deelnemers van de
Winter Fair. Ook hier lag de taak om mensen te interesseren en te attenderen op ons
werk, daarbij moest gelet worden op de manier van aanspreken en het uitdragen van je
boodschap. Ook heb ik deze dagen de ambachtlieden begeleid en geholpen met de
workshops.
Werkzaamheden (overig).
Naast deze evenementen heb ik me bezig gehouden met het corrigeren van teksten en
contacteren van een groot scala aan instanties. Voor alle bovengenoemde evenementen
heb ik veel verantwoordelijkheid gekregen binnen de organisatie. dit vond ik erg fijn en
heb mijn leidinggevenden dan ook niet teleurgesteld. Alle vergaderingen met externe
partijen heb ik bijgewoond en heb geleerd over structuren binnen culturele instanties en
commerciële partijen.
Mijn onderzoek naar de toekomst van ambachten is door de vele werkzaamheden een
klein beetje op de achtergrond gebleven. Ik heb echter wel een summier plan van
9
aanpak opgesteld die vervolgens is gedeeld met verschillende partijen die zich inzetten
voor de promotie van ambachten. Mijn stagebureau was dan ook zeer tevreden met dit
onderzoek en zal er nog gebruik van maken tijdens hun verdere werkzaamheden.2
2 Zie bijlage 2: Stageonderzoek.
10
Leerdoelen.
Mijn vooraf ingestelde leerdoelen waren de volgende:3
-‐ Het toepassen van theoretische wetenschappelijke kennis en vaardigheid in de
praktijk.
-‐ Het verbeteren van mijn schrijven voor een bepaald publiek.
-‐ Het schrijven van een werkbaar plan voor de toekomst van Nederlandse
traditionele ambachten.
Het toepassen van theoretische wetenschappelijke kennis en vaardigheid in de praktijk.
Ik heb voor verschillende werkzaamheden mijn wetenschappelijke kennis en
vaardigheden moeten gebruiken. Omdat mijn focus op Publieksgeschiedenis ligt heb ik
vervolgens dit kunnen vertalen naar een begrijpelijk en praktische bundel met
informatie over de toekomst van het Nederlandse traditionele ambacht. Ook bij het
onderzoek naar de herkomst van de verschillende ambachten heb ik gebruik kunnen
maken van mijn wetenschappelijk vaardigheden. De informatieve kaarten die tijdens de
DDW bij de verschillende ambachtelijke producten stonden waren gericht op een groot
“lekenpubliek”.
Verbeteren van mijn schrijven voor specifieke doeleinden.
Zoals eerder genoemd was dit een van mijn kerndoelen en taken bij mijn stage. Ik heb
dan ook veel geproduceerd en ben goed begeleid. Dit leerdoel is het meest succesvol
bereikt.
Het schrijven van een werkbaar plan voor de toekomst van Nederlandse traditionele
ambachten.
Zie bijlage 2.
3 Zie Bijlage 1: Stagewerkplan.
11
Een kritische reflectie.
Door de vele evenementen heb ik te weinig tijd gehad om me te focussen op mijn
onderzoek. Hierdoor is deze veel kleinschaliger uitgevallen dan dat ik vooraf voor ogen
had. Dit is het gevolg van de beperkte middelen en bezetting die het VIE tot haar
beschikking heeft. Als culturele instelling is het moeilijk om het hoofd boven water te
houden. Hierdoor ben ik ook veel ingezet bij activiteiten die wellicht niet binnen mijn
werkzaamheden vielen. Het positieve hiervan is dat ik wel alle facetten van het bedrijf
heb mogen meemaken. De rest van de werkzaamheden waren mij op het lijf geschreven
en voldeden precies aan mijn verwachtingen en daardoor heb ik dan ook mijn
leerdoelen grotendeels kunnen bereiken.
Conclusie.
Ineke Strouken, de directrice van het VIE is een ontzettend bevlogen vrouw en dat
straalt ook direct door naar haar werknemers. Hierdoor heb ik veel meer uit mezelf
kunnen halen dan dat ik op voorhand had verwacht. Het idee dat je voor een
professioneel bedrijf werkt zet ook enige druk op de ketel. Ik ben sinds mijn stage veel
zelfstandiger geworden en daar pluk ik nu nog steeds de vruchten. Niet alleen bij het
studeren maar ook in mijn persoonlijke leven. Ik ben er vandaag de dag nog zekerder
van dat ik de Master ‘Publieksgeschiedenis’ aan de UvA wil volgen. Daarnaast was het
contact met personen uit allerlei verschillende organisaties en beroepen zeer leerzaam.
Ik ben tijdens mijn stage ook door twee andere bedrijven benaderd met de vraag of ik bij
ze wil komen willen solliciteren. Één daarvan is een designbureau gevestigd in Utrecht.
Het andere bureau is het overkoepelend orgaan van alle ambachten in Nederland die het
werk van het VIE omtrent ambachten binnenkort zullen overnemen. Dit omdat, zoals
eerder vermeld, het VIE een beperkt aantal mensen tot haar beschikking heeft.
12
Bijlage 1: Stagewerkplan
Stagewerkplan
Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed
13
Koen Embregts, 3618013
Universiteit Utrecht
Algemene gegevens
Stagiar.
Koen Embregts
Bachelor Geschiedenis
Universiteit Utrecht
(0031) 6 34 82 79 22
Docentbegeleider.
H. Henrichs
Stagebegeleider.
Ineke Strouken
Stagewerkplek.
Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (VIE)
FC Dondersstraat 1
3572 JA Utrecht
Niveau, tijdsbestek en ECTS.
Het betreft een fulltime stageproject op niveau 3 met een waardering van 15 ECTS. De
stage zal plaatsvinden van 9 september 2013 tot en met 1 december 2013.
Omschrijving stageplek.
De werkzaamheden van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel
Erfgoed worden als volgt omschreven:
Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (VIE) stelt zich ten
doel het versterken van volkscultuur en immaterieel erfgoed door beide te promoten en
14
toegankelijk te maken, door de sector te stimuleren en te professionaliseren en door de
participatie te bevorderen. De komende jaren zal het VIE de UNESCO Conventie
Immaterieel Erfgoed in praktijk brengen. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en
Immaterieel Erfgoed wordt gesubsidieerd door het ministerie van OCW.
(www.volkscultuur.nl)
Opdrachten en leerdoelen.
Tijdens mijn stage zal ik onderzoek doen naar de levensvatbaarheid van bestaande
ambachten. Steeds meer traditionele ambachten dreigen verloren te gaan door gebrek
aan opvolging. Mijn hoofdtaak zal zijn om de knelpunten te onderzoeken en oplossingen
te bedenken waardoor deze ambachtelijke tradities kunnen worden behouden. Dit
onderzoek zal deels gebaseerd zijn op wetenschappelijke bronnen en deels op mijn
ervaringen tijdens de stage.
Om deze ervaringen te verkrijgen zal ik actief deelnemen in de opzet en uitvoer van
verschillende presentaties en bijeenkomsten die door het VIE worden georganiseerd.
Daarnaast organiseert het VIE in oktober 2013 een presentatie van Nederlands ambacht
tijdens de Dutch Design Week. Ik zal mij bezighouden met de opzet, de historische
achtergronden en de presentatie zelf.
Mijn leerdoel is: Het gebruik maken van wetenschappelijk onderzoek naar Nederlandse
ambachten om dat vervolgens te kunnen omvormen tot een begrijpelijke plan van
aanpak.
Daarnaast is de bachelor Geschiedenis een veelal theoretische studie, door deze stage
probeer ik erachter te komen hoe ik deze theoretische achtergrond in de praktijk tot nut
kan maken.
Als laatste zal het schrijven van wetenschappelijke en niet-‐wetenschappelijk artikelen
mijn schrijven doen bevorderen.
Begeleiding.
Vanuit de Universiteit zal ik worden begeleid door Hendrik Henrichs. Door hem zal mijn
stagevoortgang worden bijgehouden en zal ik contact opzoeken bij eventuele
knelpunten of vragen. Bij het VIE zal ik begeleid worden door Ineke Schouten en Pieter
15
van Rooij, zij zullen erop toezien dat ik het werk naar behoren uitvoer en zal tevens mij
helpen om de juiste stappen te zetten in mijn onderzoek.
16
Bijlage 2: Stageonderzoek
Traditioneel Ambacht Observaties en Advies
Koen Embregts
Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed
Universiteit Utrecht
3618013
17
November 2013
Inhoudsopgave
Voorwoord 3
Inleiding 5
Hoofdstuk 1: Historische context 8
-herwaardering van het kleinschalige 8
-The Arts & Crafts Movement 10
-Culturele omslag 11
-Huidige ontwikkelingen 11
Hoofdstuk 2: Het begrip traditioneel ambacht 13
-Definiëring 13
-Maatschappelijke status (imago) 15
-Hernieuwde interesse 17
Hoofdstuk 3: Het belang van traditioneel ambacht 18
-Maatschappelijk belang 18
-Productief belang 19
Hoofdstuk 4: De toekomst van traditioneel ambacht 21
-Korte termijn 21
-Lange termijn 22
Advies 24
Geraadpleegde literatuur 28
18
Voorwoord.
Tijdens mijn stage bij het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel
Erfgoed (VIE) ben ik veelvuldig in contact gekomen met ambachtslieden en hun
passie. Het enthousiasme en de werklust waarmee deze mensen hun beroep
beoefenen is overweldigend. Uiteraard geldt dit gegeven ook voor veel andere
mensen die met overgave hun taken volbrengen, maar de ambachtslieden die
onderwerp zijn van dit onderzoek hebben een unieke gemene deler. Het werk dat
ze beoefenen is, om het cru te zeggen, niet meer van deze tijd. De papierschepper
beoefent zijn ambacht puur vanuit esthetische en nostalgische insteek. Papier kan
op industriële wijze namelijk goedkoper, sneller en duurzamer geproduceerd
worden. De touwslager presenteert zijn geslagen touwen op de braderie en door de
demonstraties die hij daar geeft verkoopt hij ook stukken touw aan het publiek. De
consument koopt het touw om thuis te kunnen laten zien, “Kijk dit heb ik zelf
gemaakt!”.
Dat traditionele ambachten geen onmisbare tak van de industrie is, is een
feit. Maar waarom doen we dan zo ons best deze mensen en hun kunsten te
beschermen en levend te houden? Waarom nemen ambachtslieden met plezier een
tweede baan, enkel om hun ambacht te kunnen blijven beoefenen? Waarom slepen
ze hun materiaal van de ene uithoek naar de andere uithoek van het land om daar
een paar uur op een braderie of beurs hun ambacht te tonen voor soms een
handjevol mensen?
Deze vragen zijn niet te beantwoorden vanuit economisch opzicht. Menig
financieel adviseur zal hen voor gek verklaren zichzelf zo uit te laten buiten. Bij
deze vorm van productie komt meer kijken dan een oppervlakkige vraag en aanbod
constructie. Elk persoon die zich bezighoudt met ambacht zal min of meer
hetzelfde antwoord geven op de bovenstaande vragen: “Waarom? Omdat dit het
mooiste beroep van de wereld is!”
19
In het kader van de Dutch Design Week 2013 stond het VIE met een
presentatie van ambachten en ambachtelijke producten op een beurs vol met
ontwerpers. Negen dagen lang werden de in totaal bijna 200.000 bezoekers
geconfronteerd met de geschiedenis en het heden van het traditioneel Nederlands
ambacht. Van Hindelooper schilderwerk tot Staphorster stipwerk, van
damastmessen tot kerkklokken. Al deze producten hebben gemeen, dat ze met de
hand worden gemaakt en dat de producent ervan alle stadia van het proces onder
zijn of haar hoede heeft. Dit in tegenstelling tot veel ontwerpers die op dezelfde
beurs stonden. Zij sturen hun ontwerp naar de fabriek die het vervolgens voor hen
op maat aflevert op hun ontwerpbureau. Desalniettemin presenteerden ook zij
schitterende en functionele producten.
De concurrentie die ambachtslieden ervaren van hun industriële
tegenhangers is oneerlijk, maar aan de andere kant ook onnodig. Zij werken
namelijk helemaal niet in dezelfde markt en leveren daarmee ook niet aan dezelfde
doelgroep. Met dit in het achterhoofd ging ik op zoek naar een manier om dit
duidelijk te maken voor het Nederlandse publiek. Het is echter niet aan mij om
deze taak uit te voeren. Het VIE zal zich de komende jaren bezig houden met dit
onderwerp en dit document dient dan ook een adviserende rol. Daarnaast zal ik
laten zien waarom traditioneel ambacht op veel vlakken juist wél onmisbaar is en
waarom het loont om deze vorm van volkscultuur levend te houden en aan de
volgende generaties van Nederland door te geven.
20
Inleiding.
Een onderzoek als dit vereist een concrete afbakening. De omvang van het
onderzoek zou bij wijze van spreke gelijk kunnen zijn aan de complete reeks van
Dr. L. de Jong. De werkbaarheid en adviserende toon van het document gaat in alle
gevallen voor op de diepgang en breedte van het onderzoek. Er is echter wel enige
achtergrondinformatie nodig om het traditionele ambacht op de juiste manier te
kunnen interpreteren. Om dit te kunnen bewerkstelligen is het verstandig om eerst
de geschiedenis in te duiken om de historische context rond het onderwerp
ambachten te schetsen.
De herwaardering van het handwerk en de positieve invloed van ambacht op
de mens en samenleving vinden we terug in de documenten van de Arts & Crafts
movement die zich aan het eind van de negentiende eeuw manifesteerde. Er is
specifiek voor deze casus gekozen omdat zij op veel vlakken overeenkomt met het
huidige productieklimaat. Deze beweging en haar denkbeelden zullen in het eerste
hoofdstuk bondig worden besproken om te laten zien dat het VIE zich niet
bezighoudt met een nieuw fenomeen, maar dat de tijden en de kansen wel degelijk
veranderd zijn.
Het begrip traditioneel ambacht wekt echter veel verwarring op bij mensen
die er niet dagelijks mee bezig zijn. Wat valt er onder de noemer ambacht en
wanneer is dit dan traditioneel? Ook hiervoor is een afbakening, of beter gezegd,
een definiëring voor nodig. Wat valt er wel onder traditioneel ambacht, wat niet en
hoe grijs zijn de gebieden waarover we het hebben?
Het onderzoek van Lisa van Helden, mijn voorgangster als stagiair bij het
VIE, naar de knelpunten in het voortbestaan van het traditionele ambacht zal
tevens ten grondslag liggen aan de verkenning van verschillende oplossingen. Het
individueel behandelen van ambachten zal echter leiden tot een te volumineus en
21
onoverzichtelijk werk. In het hoofdstuk over de toekomst van het ambacht zal ik me
daarom richten op algemene zaken die voor verschillende sectoren van het
traditionele ambacht kunnen gelden. Het onderzoek van Lisa van Helden zal als
bijlage aan dit onderzoek worden toegevoegd.
Voor mijn collega’s van het VIE
Omdat dit onderzoek bedoeld is als een advies aan het VIE heb ik gekozen
voor een gerichte aanpak en een werkbaar document. De uitleg van begrippen is
voor de medewerkers van het VIE niet interessant en zal dus in veel gevallen
worden weggelaten. Het VIE heeft vervolgens de vrijheid dit onderzoek te delen
met andere geïnteresseerde instellingen zoals het Nederlands Openluchtmuseum
(NOM), het Zuiderzeemuseum en de recent opgerichte Crafts Council Nederland.
Daarnaast wil ik mijn collega’s op deze manier ook bedanken voor hun hulp en
steun bij dit onderzoek en het creëren van een fantastische en leerzame werkplek.
Literatuur
In de periode van mijn onderzoek was ik zeer verbaasd over het gebrek aan
degelijk Nederlands wetenschappelijk onderzoek naar het onderwerp Ambachten.
Dit heeft waarschijnlijk te maken met het ‘braderie-imago’ van het ambacht maar is
desondanks een punt van zorgen. Uiteraard zijn er veel boeken geschreven over de
musealisering van traditie en daarbij worden ook vaak een aantal ambachten
genoemd. Het gros van de literatuur moet echter komen van de ambachtslieden
zelf. Deze teksten zijn zeer interessant om te lezen, maar geven vaak een gekleurde
visie op hun ambacht. Daarnaast geeft het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA)
met regelmaat hun visie op de toekomst van het ambacht, helaas vallen veel
“traditionele” ambachten niet onder hun hoede. De visie die zij hebben op de
toekomst van verschillende sectoren in de ambachten kan echter wel gebruikt
22
worden om naast eigen ondervindingen te leggen. Mijn hoop is dan ook dat
cultuurhistorici, maar ook public historians zich in meerder mate gaan
bezighouden met traditie en ambacht en daarvoor ook de moed hebben om uit de
ivoren toren van de wetenschap te klimmen en zich meer te specialiseren in de
situatie in ‘het veld’. Als laatste wil ik om deze reden de socioloog Richard Sennett
noemen. Zijn boeken over de mens, arbeid en economie waren een genot om te
lezen en worden in dit onderzoek meerder malen aangehaald. Voor diegenen die
geïnteresseerd zijn in de combinatie van ambacht, samenleving en economie zijn de
boeken van Sennett een onmisbare bron van inspiratie. Hij analyseert niet alleen
het ambacht maar ook de invloed ervan op de menselijke geest, iets wat vaak over
het hoofd wordt gezien.
23
Hoofdstuk 1: Historische context.
De herwaardering van het kleinschalige
Multinationals, corporaties, outsourcing, human resources en ceo’s. allemaal
begrippen die zijn ontstaan door de explosieve globalisering van de afgelopen vijftig
jaar. Voor het gros van de beroepsbevolking zijn deze begrippen niet buitengewoon
exotisch meer. Dagelijks hebben zij te maken met deze terminologie op de
werkvloer. Toch kunnen deze begrippen voor veel mensen ook gevoelens van het
onbekende, de ontastbare macht van de grote corporaties oproepen. Bij grote
bedrijven kan het zelfs zo zijn dat mensen op de werkvloer niet eens weten hoe hun
leidinggevende eruit ziet. Deze afstand tussen werkgevers en werknemers is ook
terug te vinden bij de relatie tussen producent en consument.
Sinds het begin van de huidige crisis is globalisatie meer dan eens genoemd
in combinatie met ontslaggolven, bezuinigingen en fusies. Globalisatie heeft de
wereld relatief kleiner gemaakt maar daarnaast ook voor een continue stijgend
welvaartsniveau gezorgd. De economische crisis van het tweede decennium van de
eenentwintigste eeuw heeft echter ook laten zien in welke mate verschillende
sectoren afhankelijk zijn van elkaars successen en falen. Nostalgische tendensen en
gevoelens onder de bevolking zijn daarvan een logisch gevolg. De spreuk “vroeger
was alles beter” duikt verrassend vaak op in tijden van economische tegenslag. De
groeiende aversie tegen het moderne en de afhankelijkheid van het onbekende is
geen onbekend verschijnsel.
De herwaardering van het regionale en kleinschalige is hier dan ook een
uitwas van. Dit zien we terug in de opkomst van burgerinitiatieven en het onderling
ruilen van diensten. Daarmee gepaard gaat de wederopbloei van het ambachtelijke
product, het liefst uit eigen streek. Ook de handgemaakte producten van
24
verschillende wereldwinkels kunnen rekenen op aandacht van de consument. Het
heeft echter niets te maken met ongefundeerde gevoelens van nostalgie.
Integendeel, een kwalitatief hoogstaand product levert veel meer gebruiksgenot op
en is vaak duurzamer. Daarnaast is het persoonlijk contact met de producent voor
veel mensen een belangrijk onderdeel van een aankoop. Een slager die laat zien van
welke boerderij zijn vlees afkomstig is en tot in detail kan vertellen hoe zijn product
tot stand is gekomen oogst meer waardering van zijn klant dan een slager, die bij
wijze van spreken, niet weet welk deel van het geslachte vee hij verkoopt. Een
ambachtsman is trots op zijn werk en wil dat ook laten zien, zijn verkoopprijzen zijn
niet gelieerd aan een geplande overname van zijn concurrent of een nieuwe
vestiging in Singapore. De prijs van zijn product is afhankelijk van materiaalkosten,
arbeidsuren en de mate van zelfvoorziening.
Het kan de consument niet kwalijk worden genomen dat hij zich niet in meer
interesseert in het duurdere, ambachtelijke product. Logischerwijs kiest men voor
de goedkoopste versie van een product zodat men geld overhoud voor andere
dingen. Daarnaast is de zichtbaarheid van kleine ambachtelijke ondernemers vaak
minimaal. Er moet dus een maatschappelijk obstakel worden overwonnen om deze
kortzichtige manier van consumentisme te overwinnen. De herkomst en de zorg die
aan een product zijn verleend moeten in toenemende mate worden gewaardeerd.
Gelukkig zien we dat deze trend al is ingezet, het groeiende aandeel biologische
producten is hier een bewijs van.4 De bewustwording omtrent producten en hun
afkomst is een terugkerend fenomeen in de geschiedenis van de moderne
beschaving, aan de hand van het meest bekende voorbeeld kan men een aantal
gelijkenissen trekken.
4 Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Monitor Duurzaam Voedsel 2010.
25
The Arts & Crafts Movement
Zoals gezegd is dit fenomeen geen nieuw verschijnsel. Elke grote cultureel-
maatschappelijke verandering kent een min of meer vergelijkbare antecedent. Zoals
heden ten dage de globalisatie en digitalisering voor grote mate van ambiguïteit
onder de bevolking zorgt, zo deden de industriële en communicatieve revolutie dat
ruim twee eeuwen geleden. De afkeer tegen de opkomst van de grootschalige
industrie kende vanaf het midden van de negentiende een belangrijke stroming.
Deze stond bekend als de Arts & Crafts movement en werd in beweging gezet door
de Engelse antiquair Pugin (1812-1852). Hij verwoordde een conservatisme dat zich
afzette tegen de groeiende industriële maatschappij en de invloed hiervan op de
samenleving, het product en de individuele mens. Zijn motieven en toekomstvisie
waren in die tijd nog gebaseerd op de katholieke samenleving en een romantisch
beeld van de middeleeuwen en bleek niet haalbaar in de overwegend protestante
Engelse samenleving. Zijn ideologische opvolgers John Ruskin (1819-1900) en
William Morris (1834-1896) gooiden het over een andere boeg. Hun toekomstvisie
had een socialistische, bijna communistische, inslag. Ondanks de verschillende
invalshoeken hadden de dragers van deze beweging dezelfde doelen voor ogen: het
verbeteren van het lot van de arbeider en het veroordelen van de lage kwaliteit van
het massageproduceerde product.5
De ideale vorm en uitwerking van ambacht en kunst die zij voor Engeland in
gedachten hadden kan eigenlijk in één enkele opmerking van William Morris
worden samengevat: “Arts (and Crafts) made by the people and for the people, a joy to
the maker and the user.”6 Hun ideologieën bleken een lange trend binnen de wereld
van design, kunst en architectuur teweeg te brengen. De slogan “door en voor het
volk” bleek echter in de praktijk onhaalbaar. De combinatie van kunst en 5 L. Lambourne, Utopian Craftsmen. The Arts and Crafts Movementfrom the Cotsworld to Chicago (Londen 1980) 6. 6 G. Naylor, The Arts And Crafts Movement. A Study of its Sources, Ideals and Influence on Design Theory (Londen 1971) 108.
26
functionaliteit zorgde uiteindelijk voor zeer kostbare producten en konden vaak de
armen der bevolking niet bereiken. Hierdoor waren zij een leven in de hogere
kringen van de samenleving beschoren.
Culturele omslag
Waardering voor kwaliteit is een constante factor in de westerse
consumptiemaatschappij die zich vanaf het begin van de 20ste eeuw manifesteerde.
Ook massageproduceerde goederen maakten een constante kwaliteitsverbetering
door. De vraagprijzen die hiermee gepaard gingen waren niet langer haalbaar voor
de kleine zelfstandige. Opkomende monopolies en grote bedrijven zorgden voor
een moordende concurrentie op het gebied van prijs en kwaliteit. Gezinnen met
een modaal inkomen konden zich voor het eerst luxeproducten gaan veroorloven
en het geloof in de vooruitgang kende geen grenzen. Een belangrijk gevolg van
deze industriële stap voorwaarts werd zichtbaar in een cultuuromslag. Een gelukkig
en succesvol man was niet langer een man die met hard werken zijn gezin kon
onderhouden en zich afhield van de zonden des levens. Een succesvol leven kon
worden gemeten aan de mate waarin men zich tegoed kon doen aan producten en
ontspanning.7 De tegenreactie hierop werd geïnitieerd door Morris en zijn collega’s.
In Nederland werd dit vooral zichtbaar duur de korte en hevige bloeiperiode van de
Jugenstil.
Huidige ontwikkelingen
In de twintigste en eenentwintigste eeuw hebben er veel maatschappelijke en
sociale veranderingen plaatsgevonden. In Nederland hoeft niemand van de honger
om te komen en is er een leefbaar bestaansminimum gecreëerd. Een groot deel van
7 M.E. Parish, Anxious Decades. America in Prosperity and Depression, 1920-1941 (New York 1992) 76.
27
de beroepsbevolking kan zich enige luxe veroorloven. De traditionele ambachten
hebben dan ook een kans om zich opnieuw te ontpoppen tot een onmisbaar
element binnen de samenleving. De duurzaamheid van hun producten en het oog
voor kwaliteit vinden steeds meer publieke aandacht. Er liggen echter nog vele
obstakels op de weg naar een complete integratie in de consumptiegoederenmarkt.
Zo worden traditionele ambachten vaak gezien als “museale” ambachten en hebben
ze een zogeheten braderie-imago. Dit was een gevolg van de musealisering die aan
het begin van de twintigste eeuw plaatsvond, hierover wordt in het volgende
hoofdstuk nog uitgeweken. Om van dit nostalgische imago af te komen zijn een
aantal cruciale stappen nodig, één daarvan is het beschermen en herwaarderen van
het begrip ‘(traditioneel) ambacht’.
28
Hoofdstuk 2: Het begrip traditioneel ambacht.
Definiëring
Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed zet zich, in
samenwerking met verschillende andere partijen, in voor het behoud, de
bescherming en de toekomst van tradities in Nederland. Onder haar vleugels vallen
dan ook de traditionele Nederlandse ambachten. Denk hierbij aan het Hindelooper
schilderwerk, het maken van klompen, Staphorster stipwerk maar ook rietvlechten,
speculaasbakken en glasblazen. Daarnaast zijn er nog tal van andere regionale
ambachten die tot deze groep “traditionele” ambachten behoort. Het woord
“traditioneel” is belangrijk om het onderscheid te kunnen maken tussen
ambachtelijk werk in algemene zin en de sector waarop het VIE zich richt. Zo heeft
het Hoofdbedrijfschap Ambachten veel branches onder zich die voor het VIE niet
interessant zijn. De glazenwasser- en stratenmakerbranche vallen bijvoorbeeld wel
onder ambacht maar niet onder het traditioneel ambacht.
De definitie die het VIE en het Fonds voor Cultuur Participatie (FCP)
hanteren is de volgende:
“Onder ambachten verstaan wij technieken en vaardigheden om producten of
creaties vakkundig met de hand te maken. Ook is er over elk ambacht een
historisch verhaal te vertellen. De kennis wordt doorgegeven van meester op
leerling, van generatie op generatie.”8
Om dit onderzoek in de toekomst te kunnen gebruiken en om de
compactheid te kunnen garanderen, is een kleine aanpassing van de bovenstaande
8 Nederland Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, ‘Jaar van het Ambacht’, Immaterieel erfgoed 2.1 (2013) 19.
29
formulering benodigd. Omdat het begrip ambacht op veel verschillende manieren
kan worden geïnterpreteerd en de door het VIE opgestelde betekenis nog niet tot
landelijke standaard is verheven pleit ik voor de toevoeging van het woord
“traditioneel”.
Het is van belang, alvorens door te gaan met het onderzoek, om een
duidelijke definiëring van het begrip ‘traditioneel ambacht in Nederland’ te maken.
Daarbij is zowel een geografische als geschiedkundige afbakening voor nodig.
Geografisch gezien beslaat het werkgebied van het VIE het gehele Koninkrijk der
Nederlanden, dus ook de Nederlandse Antillen.
Op het gebied van traditie is het ingewikkeld een correcte definiëring te
vinden. Ten eerste draait het om traditionele ambachten, daarmee betreden we bij
voorbaat al een grijs gebied. Tradities zijn veranderlijk en komen en gaan.
Daarnaast ligt het gevaar van de “invented tradition”, een begrip gemunt door de
historicus Eric Hobsbawm, altijd op de loer.9 Hoewel Hobsbawm’s boek vooral gaat
over het toe-eigenen van een nationale identiteit, moet men in dit geval kritisch zijn
op de invulling van ‘traditioneel’ bij de ambachten. Het zal uiteindelijk moeten
gaan om een traditioneel product dat kan voldoen aan de huidige maatstaven van
de samenleving en haar wensen, zonder daarbij zijn nostalgische waarde te
verloochenen. De geschiedkundige afbakening is daardoor tweeledig. Aan de ene
kant zijn er ambachten die op Nederlands grondgebied haar oorsprong vinden en
vanaf die tijd zijn ontwikkeld tot de vorm waarin ze vandaag de dag worden
uitgevoerd. Aan de andere kant zijn er ambachten die uit andere dan het
Nederlands grondgebied zijn overgenomen en zijn ontwikkeld tot een vorm die
typisch voor Nederland zijn.
9 Eric Hobsbawm schreef in 1983 zijn boek: “The invention of Tradition” over de vaak valse beroeping op de geschiedenis. De kern van zijn boek is dat de uitspraak “Zo is het altijd al geweest” nooit opgaat.
30
Als laatste moet nog een onderscheid worden gemaakt tussen het “ambacht”
en “handwerk”, het laatste is een vorm van ambacht die eigenlijk gezien kan
worden als hobby. Ambachtelijk werk zou in de eerste zin moeten leiden tot een
inkomen dat voldoende is om van te leven. Dit is echter in de praktijk niet altijd het
geval maar is wel een vorm die men zou moeten nastreven. Een aantal van de door
het VIE geselecteerde ambachten zitten mijns inziens op de grens van hobby en
beroep. Een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt aan de hand van het
vakmanschap. Een hobbyist maakt de producten voor eigen gebruik en zal niet in
zijn of haar levensonderhoud kunnen voorzien met de verkoop van de producten.
Een vakman maakt producten van een professionele kwaliteit die geschikt zijn voor
zowel grootschalige presentatie als commerciële verkoop. Voor het VIE is het
vermijden van het grijze gebied tussen hobby en beroep een gewichtige zaak.
Evenals het benadrukken van de menselijke interactie die met ambachtelijk werk
gepaard gaat. Bovengenoemde punten zijn cruciaal voor het verbeteren en van het
imago van de traditionele ambachten in Nederland.
Als we deze verschillende elementen in acht nemen kunnen we komen tot
een definitie die voor het VIE en andere betrokken instellingen werkbaar is. Het is
echter aan het VIE om deze herdefiniëring door te voeren, aangezien zij er de
komende jaren mee zullen moeten werken. Het is overigens wel verstandig om
bovengenoemde punten in overweging te nemen bij het opstellen van die definitie.
Maatschappelijke status (imago)
Zoals eerder uiteengezet zijn er door toedoen van de industrialisatie en
modernisering aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste
eeuw zijn veel ambachten in verval geraakt. Machines en goedkope grondstoffen
namen de overhand op het handgemaakte en vaak duurdere product. Met de
afname van het aantal ambachten begon ook de afname voor de waardering van het
ambacht als beroep. Deze devaluatie van het ambacht heeft zich tot aan vandaag de
31
dag doorgezet. Dit geldt des te meer voor de traditionele ambachten, zij lijden
onder de globalisatie en krijgen steeds vaker het stempel van een hobby, dan wel
braderieberoep. Vele ambachten zijn daarnaast, samen met de daarbij behorende
kennis en technieken, verloren gegaan.
Dat de status van het traditionele handwerk tot dit punt is gedaald is niet
verwonderlijk. Om inkomsten te genereren weken ambachtslieden uit naar het
presenteren van hun beroep voor groepen mensen tijdens braderieën en in musea
als het Zuiderzeemuseum en het Nederlands Openluchtmuseum. Deze presentaties
bleken een lucratieve bron van inkomsten en men kon zich blijven bezighouden
met de traditionele ambachtsbeoefening.
Het negatieve gevolg van deze sectorverplaatsing is dat veel traditionele
ambachten zichzelf als het ware een museale status hebben aangemeten. De
economische druk om met innovatie en nieuwe productontwerpen te komen werd
door de beschermende atmosfeer van de musea weggenomen. Om het anders te
zeggen zijn veel traditionele ambachten verplaatst van de productie- naar de
entertainmentsector.10
Daarnaast neemt ook het aantal markten en braderieën elk jaar af en worden
de standplaatsen voor de ambachtslieden duurder en schaarser.11 Het is dus hoog
tijd om actie te ondernemen en de traditionele ambachten een nieuw platform te
geven. Om dit te kunnen realiseren is een herwaardering nodig van het traditionele
ambacht. Idealiter zien de nieuwe generaties het ambacht als een belangrijk
onderdeel van de samenleving en een stabiele toekomstinvestering. De nieuwe
generaties zijn immers nodig om de kennis en de technieken die bij het ambacht
horen te waarborgen en door te geven.
10 Voor verdere informatie over de musealisering van volkscultuur zie: Ad de Jong – dirigenten van de herinnering. 11 Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Samenvatting, Structuur in de Markt. Structuuronderzoek ambulante handel 2011 (2011) 2-‐4.
32
Hernieuwde interesse
Er vinden echter ook positieve veranderingen plaats met betrekking tot de
status van het ambacht in brede zin. In oktober van 2013 vond in Eindhoven voor
de twaalfde keer de Dutch Design Week (DDW) plaats. In zeer korte tijd heeft het
VIE, in samenwerking met het Fonds voor Cultuurparticipatie en onder toeziend
oog van een gespecialiseerde stuurgroep, een presentatie van traditionele
ambachten kunnen realiseren. Tevens werden er masterclasses georganiseerd voor
studenten van landelijke designacademies. Op veel vlakken was de DDW een
nieuw en onbekend terrein voor het VIE en de respons op hun aanwezigheid was
onvoorspelbaar.
De timing, plaats en insteek van de presentatie bleken na afloop een schot in
de roos. De verplaatsing van de braderie en het museum naar een evenement met
een totaal ander publiek bleek in de smaak te vallen. Voor zowel de ambachtslieden
als de bezoekers van de DDW was deze presentatie een eye-opener. Aan de ene
kant liet de continue goed gevulde stand zien dat er een hoge mate van interesse en
waardering voor het traditioneel ambacht is. Aan de andere kant was er de
verbazing dat weinig bezoekers het proces van ambachtelijke productie nog
kenden, een van de dingen die ten grondslag liggen aan de waardering voor het
ambachtelijke product. Vooral bij de jongere generaties was de combinatie van
onwetendheid en enthousiasme tekenend. Dit biedt echter wel kansen om nieuwe
educatieve plannen op te zetten in samenwerking met hogescholen voor de kunsten
en designopleidingen. Op dit gebied ligt dan ook een belangrijke taak voor het VIE
en het Crafts Council Nederland (CCNL). Het belang van het vakwerk en het oog
van de meester moet door beide partijen worden onderschreven en uitgedragen.
33
Hoofdstuk 3: Het belang van traditionele ambacht.
Door de onderwaardering van het traditionele ambacht raakte ook de
maatschappelijke functie van het ambacht in de vergetelheid. De rol van
handenarbeid en menselijke interactie is sinds de komst van het internet achteruit
gehold. De opkomst van webwinkels en bezorgservices hebben een cruciale schakel
weggenomen uit het proces tussen producent en consument. De interactie tussen
de opdrachtgever en opdrachtnemer wordt niet meer gezien als noodzakelijk.
Grote industrieën produceren in eerste instantie producten, om naderhand pas een
vraag naar deze producten te creëren. Het proces is als het ware omgedraaid. Het is
aan de ambachtslieden om in deze nieuwe constructie een plek te vinden. Daarbij
moeten zij zich onttrekken aan de trends van het consumentisme en kunnen zij zich
beroepen op twee “belangen” die ze hebben: het maatschappelijk en het productief
belang.
Maatschappelijk belang
Het traditionele ambacht heeft de potentie en plicht om meer te zijn dan
alleen een productiesector. De doorstroom van nieuwe leerlingen bij de
traditionele ambachten is echter minimaal en veel ambachtslieden zitten om
opvolging verlegen. Dit is te wijten aan een sociaal-maatschappelijke trend die
grote gevolgen kan hebben voor de ambachtseconomie. Zo stijgt het aantal
hoogopgeleiden met hetzelfde percentage als dat het aantal laagopgeleiden daalt.12
Dat is op het eerste gezicht een positieve ontwikkeling. Nederlanders worden
slimmer en kunnen daardoor steeds vaker doorstromen naar het hoger- of
wetenschappelijk onderwijs. De andere kant van het verhaal is het overvol raken
12 http://www.cbs.nl/nl-‐NL/menu/themas/onderwijs/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-‐3905-‐wm.htm
34
van universiteiten en hogescholen en de waarnemingen van een stagnatie dan wel
degradatie van de kwaliteit van onderwijs.13 Veel kinderen worden koste wat het
kost bijgeschoold om na de middelbare school een plek te bemachtigen op
hogeschool of universiteit. Terwijl aan de andere kant vakscholen en mbo’s te
maken hebben met dalende inschrijvingsaantallen en een tekort aan specialistische
opleidingstrajecten.14
Er dreigt in de nabije toekomst een tekort te ontstaan van gespecialiseerde
vakmensen die kundig zijn in het handwerk. Dat betekent in grote lijnen dat door
de schaarsheid aan vakkundig personeel, de geleverde diensten duurder gaan
worden. Voor de traditionele ambachten zal dit zich vooral manifesteren op het
gebied van restauratie en onderhoud van materieel erfgoed. Een van de
oplossingen op korte termijn is het contracteren van buitenlandse arbeidskrachten.
Op lange termijn zou gekozen kunnen worden om de aanwas van nieuwe
handwerklieden uit de eigen kweekvijver te stimuleren. Dit is niet alleen belangrijk
voor de toekomst van ambachten maar ook voor de ontwikkeling van nieuwe
producten.
Productief belang
Om een negatief conservatisme te omzeilen is het belangrijk vooral te
focussen op de toekomst en de rol van het ambachtelijk proces van ontwerp.
Productinnovatie staat aan de basis van een duurzaam behoud van het traditionele
ambacht. Kennis van materiaal, techniek en mogelijkheden zijn de steunpilaren van
vakmanschap en dienen dan ook te worden ingezet in de strijd voor het behoud
ervan. Het zintuiglijk ervaren van materiaal wordt onderschreven door de socioloog
Richard Sennett. 13http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5288/Onderwijs/article/detail/3537914/2013/11/02/De-‐harde-‐waarheid-‐er-‐zijn-‐veel-‐en-‐veel-‐te-‐veel-‐studenten.dhtml#.UnaOjOj0db4.facebook 14 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Referentieraming 2013 (2013) 19.
35
Innovaties ontstaan niet vanuit het niets. Een ambachtsman loopt tegen een
probleem of obstakel aan tijdens het vervaardigen van zijn producten. Hiervoor
zoekt hij een oplossing, het aanpassen van gereedschap, werkbank of materiaal zijn
dan de logische vervolgstappen. Op deze manier zijn sinds het begin van de
mensheid werkzaamheden ontwikkeld en zijn ontdekkingen gedaan. Sennett geeft
in zijn boek het voorbeeld van een pottenbakker die met de uitvinding van het
vliegwiel zijn werk op afzienbare wijze vereenvoudigd. Vervolgens leidt deze
vereenvoudiging weer tot een verbeterd en duurzamer product.15
Een hedendaags voorbeeld dat mijzelf onder ogen gekomen is het werk van
de Staphorster Stipper Gerard van Oosten. Zijn werk omvat kort gezegd het
versieren van kledingstukken met behulp van zelfgemaakte stempels en textielverf.
Naast ambachtsman is Van Oosten ook verfchemicus, hij innoveert continu om zijn
producten duurzamer en mooier te maken. Zo ontwikkelde hij een verf die simpel
op katoen kon worden overgebracht en vervolgens gewoon gewassen kan worden
en niet scheurt of barst tijdens gebruik. Hiermee heeft hij de mogelijkheden van
zijn productielijn verbreed en kan naast zijn textiel ook de verf verkopen.
Deze verbeteringen ontstaan niet in het hoofd van de leek zonder
materiaalkennis. Een ambachtsman die dagelijks bezig is met zijn materiaal kent de
gebreken en ontdekt de mogelijkheden. Het is dus van groot belang dat ook
toekomstige generaties leren omgaan met materiaal en op een creatieve manier aan
de slag gaan met zowel hun handen als hun hoofd.
15 R. Sennett, The Craftsman (New Haven 2008) 122-‐123.
36
Hoofdstuk 4: De toekomst van traditioneel ambacht.
In dit hoofdstuk tracht ik een ideaalbeeld te schetsen van de toekomst die voor het
traditioneel in het verschiet ligt. Het zal als richtlijn fungeren voor de adviezen die
in het laatste hoofdstuk zullen worden voorgelegd. De haalbaarheid van deze
idealen staat uiteraard ter discussie. Aan de andere kant, wat zijn ideologieën
zonder utopieën.
Korte termijn
De eerste stappen richting de herwaardering van het ambacht zijn reeds
gezet, hieraan ten grondslag liggen meerdere gebeurtenissen, maatschappelijke
problemen en culturele veranderingen. Toenemende aandacht en bewustzijn van
de consument is sinds enkele decennia een feit. Een verhoogde levensstandaard
maakt de maatschappij ervan bewust dat er meer is dan enkel goedkope producten
en dat arbeidsprocessen in lage lonen landen vaak mensonterende kenmerken
hebben. Deze zijn echter op korte termijn niet op te lossen, de aandacht ervoor
moet aan de andere kant moeten worden doorgezet en zelfs vergroot. Een direct
gevolg hiervan zal idealiter de waardering voor het handwerk in algemene zin zijn,
zowel voor het gewone (loodgieters, meubelmakers etc.) als het traditionele
ambacht. Kwaliteit genereert meer status dan kwantiteit en een verhoogt
productbewustzijn staat aan de basis van deze veranderingen. Ook grotere
winkelketens zullen zich hiervan bewust worden en anticiperen op de
veranderende markt.
Om te zorgen dat ambachtslieden niet verdrinken in de tsunami van
“ambachtelijke” producten is het van groot belang dat er een keurmerk komt dat
het begrip ambacht beschermt en controleert. Heden ten dage kan men
ambachtelijke producten kopen bij grote retail- en supermarktketens, de afkomst
37
en ambachtelijkheid is twijfelachtig, maar het woord ‘ambachtelijk’ trekt
consumenten wel, zo verkopen steeds meer supermarkten “ambachtelijke” waren.
Naast het beschermen van het begrip ambacht is het tevens belangrijk de
maatschappij bewust te maken van de inhoud ervan.
Het commercialiseren of promoten van ambacht is niet zonder gevaren. Als
de vraag te groot wordt kan de druk om te produceren voor ambachtslieden
toenemen. Het ambachtelijk proces vergt echter veel tijd en aandacht en het aantal
vaklieden is beperkt. Mocht de status en afzet van ambachtslieden dus te snel
verbeteren zal er niet aan de vraag kunnen worden voldaan. Aan de andere kant
kan de exclusiviteit van het product juist het imago onderschrijven en de prijzen
omhoog drijven. Het is aan de ambachtsman om de verkoopprijs ook op
‘ambachtelijk’ niveau te houden. De beschikbaarheid van een product mag geen
invloed hebben op de prijs, op die manier zullen alle investeringen, net zoals die
van de Arts & Crafts movement tevergeefs zijn.
Lange termijn
Over een langere periode is het belangrijk om de maatschappelijke status van
het ambacht uit het negatieve ‘nostalgische’ te halen.16 Ambacht moet gewaardeerd
worden als de hoeksteen van innovatie en de mensen die het beoefenen als
meesters van het vakwerk. Daarvoor is een herstructurering van het onderwijs
gewenst. Onderwijsinstellingen moeten worden verplicht lespakketten aan te
nemen die zorgen voor de bevordering van het handwerk in het curriculum, zoals
dit in het verleden wel het geval was. Uiteraard moeten deze aanpassingen in het
onderwijs via het ministerie van OCW gaan. Dit is een cruciaal punt voor het
behouden en opleiden van vakmensen. Ambachtslieden zijn niet alleen belangrijk
voor het behoud van het ambacht maar tevens de aangewezen personen op het
16 Voor diegene die zich interesseren in nostalgie en de verschillende interpretaties ervan verwijs ik door naar: S. Boym., The Future of Nostalgia (New York 2001).
38
gebied van renovatie. Het verdwijnen van gespecialiseerde vaklui is funest voor
zowel materieel als immaterieel nationaal erfgoed.
Om toekomstige generaties in contact te brengen met gespecialiseerde
ambachtslieden zijn stageplaatsen van essentieel belang. Het probleem is echter dat
ambachtslieden vaak niet het kapitaal of de tijd hebben om studenten op te vangen.
Hiervoor zijn dus subsidies nodig zodat ambachtslieden ondersteund kunnen
worden en zich volledig kunnen richten op het opleiden van nieuwe vakmensen.
Het FCP heeft reeds de eerste stappen gezet in het vrijmaken van deze
geldstromen. Het opzetten van een nationale stagebank voor ambachtelijke
beroepen kan hierbij tevens van grote waarde zijn. Onderwijsinstellingen kunnen
zich aanmelden bij deze stagebank om toegang te krijgen tot een groot scala aan
stageplekken. Dit is zowel voor scholen als voor de ambachtslieden een gunstig
vooruitzicht, aangezien opleidingen vaak tegen een tekort aan gedegen stage- of
leerbedrijven aankijken en ambachtlieden geen nieuwe studenten kunnen vinden
omdat ze simpelweg niet zichtbaar zijn.
39
Advies.
De adviezen in dit afsluitende hoofdstuk zullen puntsgewijs worden opgetekend en
dienen als richtlijnen voor komende plannen en projecten ter bevordering van het
traditioneel ambacht. Veel van deze punten zijn uitwassen van de in dit onderzoek
genoemde trends of feiten met betrekking tot ambacht en de publieke opinie
betreffende dit onderwerp. Het advies is dan ook bruikbaar over de gehele breedte
van de ambachtsector maar vooral toegespitst op de werkzaamheden van het VIE
en CCNL.
• Het promoten en beschermen van het begrip traditioneel ambacht moet
dienen als de hoeksteen voor verdere werkzaamheden. Misbruik van dit
begrip is aan de orde van de dag, supermarkten en andere bedrijven
gebruiken te pas en te onpas het begrip ambacht om hun producten te
promoten. Ambachtelijke producten hebben dan ook veel
aantrekkingskracht op de consument. Helaas hebben veel producten
onterecht een ambachtelijke stempel. Dit kan vermeden worden door het
begrip officieel te beschermen zoals dat ook wordt gedaan met het “beter
leven” keurmerk van biologische producten. Dit keurmerk moet worden
ontwikkeld door het VIE en vervolgens worden ondergebracht bij Crafts
Council Nederland, die zal waken over de kwaliteit en de afkomst van
traditioneel ambachtelijk vervaardigd werk. Zij zullen zich moeten buigen
over de criteria voor dit keurmerk en moeten daarbij letten op de
interpretatie en rekbaarheid van het begrip ‘traditionele ambachten’.
• Om de waardering van het keurmerk te verbeteren is het belangrijk dat
traditioneel ambacht uit de braderiesfeer te halen. Dit moet in
samenwerking met ambachtslieden worden gerealiseerd. Er moeten nieuwe
platforms komen waarop zij hun werk kunnen tonen en verkopen. De Dutch
Design Week was een goed voorbeeld van een nieuw podium met een nieuw
40
publiek waarop ambachtslieden floreerden zonder zichzelf weg te zetten als
hobbyist.
• Het maatschappelijk belang van het ambacht is groter dan tot op heden werd
gedacht. Het verloren gaan van de handenarbeid op veel scholen en
opleidingen leidt tot een tekort aan gespecialiseerde vakmensen.
Onderwijsinstellingen moeten worden gestimuleerd om hun leerlingen te
onderwijzen in het werken met hoofd en handen. Zo moeten er stageplekken
komen bij ambachtslieden voor de studenten van hogescholen voor de
kunsten en moeten studenten van de designacademies in contact worden
gebracht met het materiaal en daarvan mogelijkheden ontdekken. Hiervoor
is goodwill van de ambachtslieden nodig, zij moeten in steeds mindere mate
op braderieën hun ambachten tonen en moeten daarvoor gecompenseerd
worden. De overgang van presentaties op markten naar presentaties op
onderwijs instellingen zal langzaam en gestaag moeten worden gerealiseerd
en vereist een gedegen voorbereiding. Ten eerste moeten
onderwijsinstellingen worden overgehaald hier meer aandacht en tijd voor
vrij te maken ondanks alle bezuinigingen en overvolle lesprogramma’s.
Daarnaast moet er een duidelijk en uniform beleid komen dat in heel
Nederland kan worden gebruikt.
• Om bovenstaande plannen te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat één
overkoepelende organisatie zich hiermee bezig houdt. Op dit moment moet
dat het VIE zijn maar daarna moet het Crafts Council Nederland zich
ontfermen over de ambachtslieden. CCNL is al begonnen met de opzet van
een Craftsmap waarop alle aangesloten ambachtlieden vertegenwoordigd
zijn. Belangrijk hierbij is dat er een aantal voorwaarden zijn waaraan de
ambachtslieden moeten voldoen. Zo moeten ze bereid zijn hun kennis te
delen met nieuwe generaties en moeten ze openstaan voor verandering en
innovatie om hun ambacht ook in de toekomst nog te kunnen beoefenen.
41
• Innovatie en verandering zijn belangrijke peilers om het voortbestaan van
traditionele ambachten te kunnen garanderen. Dit kan echter alleen
wanneer ambachtslieden bereid zijn hun kennis te delen met nieuwe
generaties en andere betrokken partijen zoals bedrijven en designers.
Sommige vormen van ambacht zijn echter gedoemd te verdwijnen. Het
advies hierbij is om niet krampachtig vast te houden aan het oude ambacht
of aan ambachtslieden die weigeren hun kennis te delen of te verspreiden.
Voor het VIE is dit in strijd met haar beleid om volkscultuur te beschermen,
voor CCNL is dit echter een stuk eenvoudiger. In de toekomst moet het VIE
zich dan ook ontfermen over de ambachten die voor CCNL niet aan de eisen
voldoen. Op deze manier zijn alle ambachten vertegenwoordigd door de voor
hun best passende organisatie.
• Zoals in het laatste hoofdstuk van dit onderzoek is genoemd dient er een
nationale stagebank te worden opgezet. Deze kan worden gecreëerd aan de
hand van de door CCNL ontwikkelde Craftsmap. Ook hierbij is het van
belang dat alleen ambachtslieden en bedrijven met een keurmerk in
aanmerking komen om op deze stagebank te worden vertegenwoordigd.
Hoogstwaarschijnlijk zijn er veel subsidies nodig om dit te kunnen
realiseren, hier liggen taken voor zowel het VIE, het FCP en CCNL.
• Voorgaande plannen kunnen worden aangevuld met een online marktplaats
voor diensten en producten. Het CCNL is reeds begonnen met het plannen
van een dergelijke website. Voor het VIE is het belangrijk om nieuwe
ambachtslieden over te dragen aan het CCNL en daarmee het aanbod te
vergroten en tevens de kwaliteit van producten en diensten te controleren.
Deze website moet landelijke publiciteit verwerven om tot een succesvol
platform te groeien. Daarvoor zijn hoogstwaarschijnlijk advertenties en een
zeer professionele marketing voor nodig. Dit kan worden gedaan door de
instellingen zelf, maar het is aan te raden hiervoor een professioneel
communicatiebureau in te schakelen.
42
• Als laatste is het van zeer groot belang dat er persoonlijk contact wordt
gehouden met de ambachtslieden. Zij zijn vaak kleine of eenmansbedrijfjes
en dienen dus niet op een grote hoop te worden gegooid. De betrokken
instellingen dienen goed te luisteren naar de wensen van de ambachtslieden
en deze van persoonlijke feedback te voorzien. Het geheel van
bovengenoemde plannen kan alleen worden uitgevoerd als ambachtslieden
zich vrijwillig aansluiten en hun beroep met plezier kunnen blijven
beoefenen. De onderwijsinstellingen daarentegen, moeten via het ministerie
van OCW worden verplicht en gestimuleerd zich in te zetten voor deze
aanpassingen in het curriculum.
Afsluitend wil ik nogmaals benadrukken dat deze adviezen veelal aan de hand
van mijn persoonlijke ervaringen zijn ontstaan. In werkelijkheid is de periode van
mijn stage te kort om dezelfde kennis te kunnen opdoen als mijn collega’s bij het
VIE. Veel van deze toekomstplannen vereisen een gecompliceerde voorbereiding
en nieuwe ideeën. Gelukkig ligt er nog een extra ‘jaar van het ambacht’ voor ons en
is de naamsbekendheid van het VIE aan het toenemen. Mijn hoop is dat diegene
dit hebben gelezen tot nieuwe inzichten zijn gekomen om de toekomst van het
traditioneel ambacht te kunnen waarborgen en nog veel jaren met plezier deze
prachtige sector kunnen vertegenwoordigen en promoten.
43
Geraadpleegde literatuur.
Anscombe, I. en Gere, C., Arts & Crafts in Britain and America (Londen 1978).
Calder, A., James Maclaren: Arts and Crafts Pioneer (Donington 2003).
Hoofdbedrijfschap Ambachten, Het Nederlandse ambacht: Zijn vraagstukken en
vooruitzichten (no. 19, 1963).
Jong, de, A., De dirigenten van de herinnering: Musealisering en nationalisering van de
volkscultuur in Nederland 1815-1940 (Amsterdam 2001).
Lambourne, L., Utopian Craftsmen: The Arts and Craftsmovement from the Cotsworld to
Chicago (Londen 1980).
Livingstone, K. en Parry, L. (ed.), International Arts and Crafts (Londen 2005).
Naylor, G., The Arts and Crafts Movement: A Study of its Sources, Ideals and Influence on
Design Theory (Londen 1971).
Parrish, M.E., Anxious Decades: America in Prosperity and Depression 1920-1941 (New
York 1994).
Schaefer, H., Nineteenth Century Modern: The Functional Tradition in Victorian Design
(New York 1970).
Sennett, R., De cultuur van het nieuwe kapitalisme (Amsterdam 2007).
Sennett, R., The Craftsman (New Haven 2008).
44