Stad Sint-Niklaas · 2018-06-27 · Stad Sint-Niklaas 3 versie december 2017 3. Regenwateropvang...
Transcript of Stad Sint-Niklaas · 2018-06-27 · Stad Sint-Niklaas 3 versie december 2017 3. Regenwateropvang...
Stad Sint-Niklaas
1 versie december 2017
Richtlijnen waterafvoer bij nieuwbouw en verbouwingswerken
Contactpersoon: Stefan Baes, technische dienst 03/778 35 27
INHOUD: blz
1. Algemene principes 1
2. Organisatie waterafvoer gebouw 2
3. Regenwateropvang voor hergebruik 3
4. Infiltratie 4
5. Infiltratie en/of buffering met vertraagde afvoer bij verhardingen groter dan 1.000m² 5
6. Aansluiting op de riolering 7
7. Bouwen langs (oud)geklasseerde waterloop 9
8. Verplichte keuring private riolering 10
9. Waterdoorlatende verharding 11
10. Bijlagen 13
1. Algemene principes
Deze richtlijnen zijn van toepassing op alle (verbouwings)werken waarbij wijzigingen aan het
afwateringssysteem van het pand en/of omgeving (kunnen) worden doorgevoerd, zowel
vergunningsplichtige als niet-vergunningsplichtige werken.
Al het regenwater1 moet gescheiden van het afvalwater afgevoerd worden. Elke eigenaar heeft er alle belang bij om, wanneer de mogelijkheid zich voordoet, het proper regenwater niet langer te mengen
met afvalwater, maar beide gescheiden – in aparte buizenstelsels - af te voeren.
In de strijd tegen wateroverlast is het de bedoeling om de neerslag zoveel mogelijk vast te houden op
de plaats waar ze valt. Dit kan op verschillende manieren. Het afgevoerde regenwater dient in eerste instantie maximaal herbruikt te worden (regenwaterput), in tweede instantie maximaal in de bodem
geïnfiltreerd en in derde instantie ter plaatse vastgehouden (buffering) en vertraagd afgevoerd te
worden. Infiltratie (di het doorsijpelen van regenwater in de bodem) is, afhankelijk van bodemtextuur en grondwaterstand, niet overal in Sint-Niklaas mogelijk. Buffering met vertraagde afvoer is in praktijk
enkel toe te passen vanaf een waterafvoer van minimum 1.000m² verharding.
De bestaande wetgeving mbt. de afwatering van gebouwen en verhardingen, zoals ondermeer VLAREM II en de Gewestelijke Verordening Hemelwater, blijven vanzelfsprekend in Sint-Niklaas van
kracht. De stad Sint-Niklaas mag strengere voorwaarden opleggen bij het verlenen van een
vergunning, maar kan als gemeente nooit minder streng zijn dan de regels opgelegd door de hogere overheid.
1 Vaak wordt de term ‘hemelwater’ gebruikt, ook in samenstellingen (hemelwaterput), om te duiden dat naast regenwater ook
hagel, smeltende sneeuw, ed. bedoeld wordt. In deze richtlijnen gebruiken we consequent de term ‘regenwater’.
Stad Sint-Niklaas
2 versie december 2017
2. Organisatie waterafvoer gebouw
Er moet een 100% gescheiden stelsel aangelegd worden. Voor bestaande gebouwen in een gesloten
bebouwing is de scheiding van afvalwater en regenwater enkel verplicht voor de afvoer waarvoor
geen leidingen onder of door het gebouw moeten aangelegd worden, tenzij bij de werken ook de vloer wordt uitgebroken, zodat een nieuwe riolering kan aangelegd worden.
Er dient in principe regenwateropvang met hergebruik geplaatst te worden, tenzij dit onredelijke
kosten met zich mee zou brengen (bv bij renovatiewerken aan smalle woningen in aaneengesloten
bebouwing) of tenzij het gebouw van die aard is dat er geen water kan verbruikt worden (geen aftappunten, of bv bij renovatie van dak zonder werken aan sanitair). Gekoppelde putten dienen te
functioneren als 1 volume, bv door ze onderaan te verbinden of via hevelwerking. De afvoeren van toiletten dienen aangesloten te worden op een septiektank, tenzij dit onredelijke
kosten met zich mee zou brengen (bv bij renovatiewerken aan smalle woningen in aaneengesloten bebouwing).
Vlarem II verplicht de aansluiting van alle afvalwater op de straatriolering. Waar dit niet gravitair kan,
dient het afvalwater opgepompt te worden. In individueel te optimaliseren buitengebied is een individuele afvalwaterzuivering verplicht. In collectief te optimaliseren buitengebied dient een
septische put van min. 3.000L voorzien waarop zowel zwart als grijs water moet aangesloten worden2.
Verharde grondoppervlakte (oprit, parking, niet overdekt terras,…) watert bij voorkeur af naar
omliggend groen of is waterdoorlatend. Indien er toch een waterafvoer voorzien wordt voor verharde grondoppervlakte, dan moet dat water aangesloten worden op de overloopleiding van de
regenwaterput, het moet dus voorbij de regenwaterput als regenwater afgevoerd worden3. Overdekte terrassen worden op de afvalwaterafvoer (DWA) aangesloten.
De plaatsing van een terugslagklep op de regenwaterafvoer is aan te raden.
PVC-afvoerbuizen voor regenwater worden in het grijs aangelegd, PVC-afvoerbuizen voor afvalwater in het roodbruin.
Er dienen steeds voldoende controleputjes geplaatst te worden in functie van onderhoud en controle.
Indien het goed paalt aan een geklasseerde of oud-geklasseerde waterloop, moet de regenwaterafvoer (RWA) daarop aangesloten worden. Voor deze werken is een machtiging van de
provincie Oost-Vlaanderen vereist. Deze machtiging wordt geïntegreerd in de stedenbouwkundige
vergunning afgeleverd door bij de bouwaanvraag volgende documenten te voegen: - een duidelijke opsomming van de geplande werken in de waterloop en de reden van die werken;
- een uittreksel uit de atlas van de onbevaarbare waterlopen waarop duidelijk de plaats en aard van de werken is aangeduid (in drievoud).
In een bouwaanvraag dienen deze zaken duidelijk op het rioleringsplan aangegeven te worden, cfr ook Art.5 §2 van de Gewestelijke Verordening Hemelwater.
Elk nieuw of grondig aangepast rioleringsstelsel van een gebouw dient gekeurd te worden (dus voor
het rioleringsstelsel moet, net zoals voor de elektriciteit, een gunstig keuringsattest voorgelegd kunnen worden). Deze keuring moet u zelf aanvragen, u vindt de lijst van alle gecertificeerde keurders
op https://kpr.vlario.be/inspectionProgramPublic?code=KPR.
Uw drinkwateraansluiting moet gekeurd worden door De Watergroep, keuring van drinkwateraansluiting en keuring van private riolering kan in één plaatsbezoek door Watergroep
uitgevoerd worden.
2 Cfr. Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen, deel 1 Juridisch kader,
hfst 1.6.4. – CIW, juli 2013 3 Dit water is te onzuiver om te herbruiken, maar te proper om naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie te transporteren.
Stad Sint-Niklaas
3 versie december 2017
3. Regenwateropvang voor hergebruik
Wat de plaatsing van een regenwaterput betreft, wijkt de stad in strengere zin af van de Gewestelijke
Verordening Hemelwater.
De plaatsing van regenwateropvang met hergebruik is in principe verplicht, tenzij dit onredelijke kosten met zich mee zou brengen (bv bij renovatiewerken aan smalle woningen in aaneengesloten
bebouwing) of tenzij het gebouw van die aard is dat er geen water kan verbruikt worden (geen aftappunten, of bv bij renovatie van dak of uitbreidingen zonder werken aan sanitair).
Bij nieuwbouw moet de ganse dakoppervlakte afwateren naar de regenwaterput, bij verbouwingen
minimaal het nieuw aangelegde dak, bij uitbreidingen minimaal de dakuitbreiding. Verharde oppervlaktes andere dan daken worden in principe niet op de regenwaterput aangesloten,
tenzij dit water toch voldoende zuiver is om te kunnen herbruiken. Op een regenwaterput moet een operationele pompinstallatie aangesloten worden (tenzij de
aftappunten gravitair gevoed kunnen worden). Minstens alle toiletten, dienstkranen en wasmachines dienen aangesloten te worden op het regenwatercircuit, in verhouding tot het beschikbare
regenwatervolume.
Overeenkomstig de Gewestelijke Verordening Hemelwater moeten volgende gegevens duidelijk op de
plannen en in het dossier bouwaanvraag vermeld worden: - locatie en inhoud van de regenwaterput,
- horizontale dakoppervlakte en eventuele verharde grondoppervlakte die aangesloten wordt op de
regenwaterput, - locatie en niveau van de overloop van de regenwaterput,
- aftappunten van het regenwater.
Het volume van de regenwaterput is, anders dan bij de Gewestelijke Verordening Hemelwater, ook
voor ééngezinswoningen afhankelijk van de aangesloten dakoppervlakte (richtwaarde 50l/m²):
Op de regenwaterput aan te sluiten horizontale dakoppervlakte Odak
Regenwateropvang
Odak ≤ 40m² In principe ≥ 3.000L, afhankelijk van de aard der werken
40m² < Odak ≤ 100m² ≥ 5.000L
100m² < Odak ≤ 150m² ≥ 7.500L4
150m² < Odak ≤ 200m² ≥ 10.000L
200m² < Odak ≤ 250m² ≥ 12.500L
250m² < Odak ≤ 300m² ≥ 15.000L
300m² < Odak < 1.000m² Min. 50L/m² aangesloten dakoppervlakte bij nuttig hergebruik van dit volume, zoniet volume regenwaterput in verhouding tot
maximaal nuttig hergebruik.
Odak ≥ 1.000m²
Min. 50L/m² aangesloten dakoppervlakte bij nuttig hergebruik van dit volume, zoniet volume regenwaterput in verhouding tot
maximaal nuttig hergebruik. Infiltratie/buffering met vertraagde afvoer verplicht (cfr hfst 5)
Bij een uitbreiding tussen de 40 en 50m² volstaat een regenwaterput van 3.000L. De delen van gebouwen die voorzien zijn van een groendak kunnen aangesloten worden op de
regenwaterput mits bijkomende filtering, maar hergebruik bij groendaken is niet verplicht op
voorwaarde dat onder de planten een buffervolume voorzien is van minimaal 35 l/m². Als de afvoer van een groendak niet wordt aangesloten op de regenwaterput, moet de het aangesloten worden op
de overloop van de regenwaterput, dus op RWA voorbij de regenwaterput. De dakoppervlaktes groendak hoeven niet in rekening gebracht te worden bij de berekening van de
minimale inhoud van de regenwaterput. Bij een gebouw dat volledig voorzien is van een groendak kan een regenwaterput geplaatst worden, maar het is niet verplicht, telkens op voorwaarde dat onder de
planten een buffervolume voorzien is van minimaal 35 l/m².
4 Om conform de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening te zijn, is bij een gebouw andere dan een ééngezinswoning
tussen de 140m² en 150m² een regenwaterput van min. 8.000L verplicht.
Stad Sint-Niklaas
4 versie december 2017
Voor daken groter dan 300m² moet in eerste instantie regenwaterhergebruik maximaal toegepast
worden. Voor appartementsgebouwen bijvoorbeeld betekent dit dat een regenwaterput van min. 50l/m² moet geplaatst worden en dat wooneenheden aangesloten worden op regenwaterhergebruik,
naargelang daarvoor voldoende wateropvang voorhanden is. Voor de berekening wordt hierbij verwezen naar de regenwaterdimensioneringsgrafiek van VMM, cfr. bijlage 1. Een
leegstandpercentage (van regenwaterput in de tijd) van 2 tot 5% is aanvaardbaar.
Wanneer, in utiliteitsbouw bijvoorbeeld, geen 50l/m² verharding nuttig herbruikt kan worden, dan dient de regenwaterput gedimensioneerd op het werkelijk ingeschatte hergebruik. Te groot
gedimensioneerde regenwaterputten die niet in verhouding staan tot het werkelijk hergebruik voldoen niet.
4. Infiltratie5
Wat betreft de verplichtingen mbt infiltratie moeten de regels van de Gewestelijke Verordening
Hemelwater gevolgd worden. De stad Sint-Niklaas voegt hieraan niets toe, zolang de afwaterende
oppervlakte kleiner is dan 1.000m² (cfr infra). Meer info over de Gewestelijke Verordening Hemelwater vindt u op
https://www.ruimtelijkeordening.be/Verordeningen/Hemelwater , en in het bijzonder in het rapport “Technisch achtergronddocument bij de Gewestelijke Verordening
Hemelwater”, te downloaden onderaan genoemde webpagina.
Dus met uitzondering van percelen kleiner dan 250m² en verbouwingen6, moet er in principe een
infiltratievoorziening geplaatst worden met een inhoud van min. 25L/m² en een infiltrerende oppervlakte (dit zijn enkel de rechtopstaande wanden, niet de bodemoppervlakte, tenzij bij een wadi
of infiltratiekom van max. 30cm diepte, cfr bijlage 4) van 0.04m²/m² afwaterende oppervlakte, cfr
Art.10 van de Gewestelijke Verordening Hemelwater en blz 12-20 van de technische toelichting van de verordening. In Sint-Niklaas zijn er geen drinkwaterwingebieden.
Overeenkomstig de Gewestelijke Verordening Hemelwater moeten volgende gegevens duidelijk op de
plannen en in het dossier bouwaanvraag vermeld worden: - Locatie, omvang en diepte van de infiltratievoorziening,
- buffervolume van de infiltratievoorziening,
- horizontale dakoppervlakte en verharde grondoppervlakte die aangesloten wordt op de infiltratievoorziening,
- locatie en niveau van toevoerbuizen en de overloop.
Eengezinswoningen die volgens de stedelijke richtlijnen een grotere regenwaterput moeten plaatsen
dan de Gewestelijke Verordening Hemelwater voorziet, mogen, analoog met de verordening, 60m² aftrekken van oppervlakte die in rekening gebracht moet worden voor de uitbouw van de
infiltratievoorziening. Een afwijking met substantiële vermindering van oppervlakte die in rekening gebracht mag worden
voor de uitbouw van de infiltratievoorziening7 is bedoeld voor grote verbruikers van regenwater in productieprocessen (bv bij beregening in serres). Klassiek regenwaterhergebruik in toilet, wasmachine
en dienstkraan met grotere regenwaterput komt niet in aanmerking.
Appartementsgebouwen mogen 60 m² van het dakoppervlak in mindering brengen per aangesloten appartement waarvoor 5.000L regenwateropvang voor handen is in de gemeenschappelijke
regenwaterput op voorwaarde dat aanbod en afname van regenwater in verhouding is. Er moet dus in elk betrokken appartement voldoende afname van regenwater zijn (minimaal toilet, wasmachine en
dienstkraan wordt aangesloten op regenwater) en er moet voldoende regenwater ter beschikking zijn
5 Een infiltratievoorziening is een constructie voor het bufferen van regenwater, uitgerust met een noodoverlaat, waarbij de
lediging van de voorziening gebeurt door infiltratie in een daarvoor geschikte bodem. 6 Verbouwen is, conform de Vlaamse codex Ruimtelijke Ordening, het uitvoeren van aanpassingswerken binnen het bestaande
bouwvolume van een constructie waarvan de buitenmuren voor ten minste 60% behouden worden. 7 Cfr “Technisch achtergronddocument bij de Gewestelijke Verordening Hemelwater”, § 5.4.
Stad Sint-Niklaas
5 versie december 2017
voor alle betrokken appartementen (leegstandspercentage van de regenwaterput - te berekenen met
behulp van de regenwaterdimensioneringsgrafiek van VMM, cfr.bijlage 1 - kleiner dan 10%).
Infiltratie is echter maar mogelijk indien de bodem daarvoor geschikt is. Vooral hoge grondwaterstanden kunnen in Sint-Niklaas de reden zijn dat geen infiltratie mogelijk is. Exacte
grondwaterstanden op perceelsniveau zijn niet beschikbaar. De bodemkaart is wat dat betreft de best
beschikbare bron van informatie, hoewel de bodemkaart in zones met aaneengesloten bebouwing, waar door menselijk ingrijpen geen natuurlijke bodems meer voorkomen, geen uitspraak doet over de
mogelijkheid van infiltratie. Op de kaart in bijlage 2 staan de bodemtypes waar infiltratie in principe mogelijk is (zand- en lemigzandbodems met drainageklasse a, b of c). Op deze kaart zal de stad zich
baseren om te bepalen of infiltratie al dan niet mogelijk is. Indien echter aangetoond wordt dat de situatie op het terrein afwijkt van de typologie op de bodemkaart, kan hiervan afgeweken worden.
In de gevallen waar niet geïnfiltreerd kan worden, moet in de bouwaanvraag, conform art.13 van de
Gewestelijke Verordening Hemelwater, gemotiveerd een afwijking gevraagd worden. Het volstaat om in de beschrijvende nota duidelijk aan te geven om welke reden niet geïnfiltreerd kan worden.
De oppervlakte die niet afwatert via een eigen rioolstelsel op het perceel, maar infiltreert in de bodem
op eigen terrein moet niet in rekening gebracht worden. Deze oppervlakte mag dus volledig in
mindering gebracht worden bij de berekening van de buffering/infiltratie. Deze manier van afwatering wordt sterk aanbevolen. Dit kan gaan om waterdoorlatende verharding of om verharde
grondoppervlakte die afloopt naar een gazon of ander omgevingsgroen. Waterdoorlatende verharding is een verharding waardoor regenwater naar de bodem kan infiltreren, het geheel van verharding en
fundering dient hierbij blijvend een even goede doorlatendheid te hebben als een reguliere infiltratievoorziening en er mag geen enkele vorm van versnelde afvoer van regenwater van de
verharding (via goten, drainagebuizen, greppels,…) aanwezig zijn. Deze verharding moet nagenoeg
vlak aangelegd worden, de neerslag mag niet aflopen naar de straat of de buren. Bij afwatering naar omliggend groen dient de onverharde oppervlakte minstens een kwart te beslaan
van de verharde oppervlakte die erop afwatert. Het afstromend water moet ongehinderd in het groen kunnen aflopen (geen verhoogde boordsteen, groenzone 10-30cm lager aanleggen), dit mag geen
kleibodem zijn.
De wijze van infiltreren is vrij te bepalen door de bouwheer. De voorkeur wordt gegeven aan een
open systeem (gracht, infiltratiekom, wadi, poel, vijver,…), zodat visuele controle mogelijk is. Infiltreren dmv een gesloten systeem (breuksteen in een filterdoek - cfr voorbeeldschets bijlage 3 -
overgedimensioneerde IT-buizen, infiltratiebakken, …) kan indien voor een open systeem niet de
vereiste oppervlakte voorhanden is. Bij de aansluiting van een significante hoeveelheid verharde grondoppervlakte (oprit, parking,…) moet een blad- en zandvang geplaatst worden voor de
infiltratievoorziening. Bij het gebruik van verschillende (clusters van) infiltratiebakken of -kratten naast elkaar, mogen de zijwanden enkel meegerekend worden als infiltratieoppervlakte indien ze op een afstand van elkaar liggen gelijk aan 2 maal de diepte waarop de bodem van de bakken geplaatst zijn. Zoniet is de ruimte
tussen de infiltratiebakken of –kratten na een regenbui direct verzadigd met water en is verdere
infiltratie niet meer mogelijk.
Het is van groot belang dat een infiltratievoorziening zo hoog mogelijk boven het grondwaterpeil wordt aangelegd. Elk infiltratiesysteem moet voorzien worden van een noodoverlaat. BOK-peil van de
noodoverlaat moet absoluut boven de hoogste grondwaterstand aangelegd worden. Het wegdraineren
van grondwater kan niet aanvaard worden.
Stad Sint-Niklaas
6 versie december 2017
5. Infiltratie en/of buffering met vertraagde afvoer8 bij verhardingen groter dan
1.000m²
De stad Sint-Niklaas legt, vanaf 1.000m² afwaterende oppervlakte, buffernormen op die in sommige gevallen (afhankelijk van de ligging van het perceel) strenger zijn dan de norm van de Gewestelijke
Verordening Hemelwater. Voor elk bouwdossier met een afwaterende oppervlakte van minimum
1.000m² - voor de berekening van deze afwaterende oppervlakte, cfr infra - worden deze buffernormen opgelegd.
Waar infiltratie goed functioneert, zal dus het volume van de infiltratievoorziening in een aantal gevallen groter moeten zijn. Waar geen infiltratie mogelijk is, moet een buffervolume geplaatst
worden met vertraagde afvoer volgens het toegelaten lozingsdebiet. Waar infiltratie mogelijk is, maar niet optimaal, kan deels geïnfiltreerd en deels gebufferd worden met vertraagde afvoer, door de
knijpconstructie hoger dan de bodem van de buffervoorziening (maar onder de noodoverlaat) te
plaatsen, cfr bijlage 5. Een goede inschatting van de infiltratiecapaciteit van het perceel is dus noodzakelijk.
De opgelegde lozings- en bijhorende buffernormen zijn afhankelijk van waar het overtollige
regenwater geloosd wordt:
Lozing Max
ledigingsdebiet
Buffervolume van infiltratievoorziening of
buffervoorziening met vertraagde afvoer
in de stadskern van Sint-Niklaas 5L/s/ha 340m³/ha (34L/m²)
buiten de stadskern van Sint-Niklaas:
op een gemengd stelsel 10L/s/ha 270m³/ha (27L/m²)
op RWA of oppervlaktewater 15L/s/ha 250m³/ha (25L/m²)
Met de stadskern van Sint-Niklaas wordt de morfologisch dicht bebouwde zone van de stad bedoeld.
Berekening van de afwaterende oppervlakte, cfr Art.10§4 van de Gewestelijke Verordening Hemelwater: Volgende oppervlaktes moeten in rekening gebracht worden:
1) De nieuwe horizontale dakoppervlakte, waarbij de oppervlakte van een groendak gehalveerd mag worden op voorwaarde dat onder de planten een buffervolume voorzien is van minimaal 35 l/m².
2) De horizontale dakoppervlakte van de bestaande constructie waar desgevallend tegenaan gebouwd wordt, voor zover deze bestaande constructie nog niet is aangesloten op een regenwaterput, buffer- of infiltratievoorziening. Deze oppervlakte wordt beperkt tot de oppervlakte van het nieuw dak.
3) De nieuwe verharde grondoppervlakte die afwatert via de riolering. 4) De bestaande verharde grondoppervlakte, voor zover deze bestaande constructie nog niet is
aangesloten op een regenwaterput, buffer- of infiltratievoorziening. Deze oppervlakte wordt beperkt tot de oppervlakte van de nieuwe verharde grondoppervlakte.
5) Bij (huishoudelijk) hergebruik van regenwater mag 60m² afgetrokken worden. Bij industrieel hergebruik van regenwater (productiewater, irrigatie,…) kan meer oppervlakte afgetrokken worden, cfr. blz 15-17 van het technisch achtergronddocument bij de Gewestelijke Verordening Hemelwater. Appartementsgebouwen mogen 60 m² van het dakoppervlak in mindering brengen per aangesloten appartement waarvoor 5.000L regenwateropvang voor handen is in de gemeenschappelijke regenwaterput op voorwaarde dat aanbod en afname van regenwater in verhouding is9.
8 Een buffervoorziening is een constructie voor het bufferen van regenwater, uitgerust met een noodoverlaat, waarbij de
lediging van de voorziening gebeurt door vertraagde afvoer.
9 Er moet in elk betrokken appartement voldoende afname van regenwater zijn (minimaal toilet, wasmachine en dienstkraan
wordt aangesloten op regenwater) en er moet voldoende regenwater ter beschikking zijn voor alle betrokken appartementen
Stad Sint-Niklaas
7 versie december 2017
Dit leidt tot onderstaande formule: Oafwat = (Odak - 0,50*Ogroendak) + Ogrond + Odakbestaand + Ogrondbestaand - 60 Met Oafwat: afwaterende oppervlakte: rekenoppervlakte waarop buffernormen dienen toegepast te worden (m²) Odak: totale dakoppervlakte (m²) Ogroendak: oppervlakte groendak (m²) Ogrond: verharde grondoppervlakte (m²) die afwatert via private riolering (m²) Ogrondbestaand: bestaande verharde grondoppervlakte (m²) Odakbestaand: bestaande dakoppervlakte (m²) -60: enkel bij herbruik van regenwater
De oppervlakte die niet afwatert via een eigen rioolstelsel op het perceel, maar infiltreert in de bodem op eigen terrein moet niet in rekening gebracht worden.
In poldergebied kan de polder eventueel andere voorwaarden opleggen. Bij rechtstreekse lozing op
een officiële waterloop is een machtiging nodig van de provincie Oost-Vlaanderen, die ook eventueel
andere voorwaarden kan opleggen.
De wijze van infiltreren/bufferen is vrij te bepalen door de bouwheer. De voorkeur wordt gegeven aan een open systeem (vijver, gracht, wadi, infiltratiekom,…), waarbij visuele controle mogelijk is.
Infiltreren/bufferen dmv een gesloten systeem (overgedimensioneerde IT-buizen, krattensysteem, waterciternes, betonnen kelders,…) kan indien voor een open systeem niet de vereiste oppervlakte
voorhanden is.
Bij buffering met vertraagde afvoer (dus waar infiltratie niet mogelijk is), gebeurt de lozing van het
buffervolume gravitair dmv een knijpopening, wervelventiel of gelijkwaardige constructie, cfr voorbeeldschets in bijlage 5 en 6 . De diameter van de knijpopening die overeenstemt met het
opgelegde debiet dient berekend te worden. Voor deze berekening kan men gebruik maken van het
rekenblad dat hoort bij dit reglement10. Om verstopping van de knijpopening te vermijden is de kleinste toegelaten diameter van knijpopening 7cm voor water dat enkel afkomstig is van de overloop
van de regenwaterput(ten) en 10cm voor water dat ook van verharde grondoppervlakte afstroomt. Een knijpopening dient zodanig ontworpen dat het gevaar op verstopping zo klein mogelijk is. Een
degelijke filtering en regelmatige controle van de knijpconstructie is altijd noodzakelijk.
Indien niet anders kan, moet een pomp ingeschakeld worden om de buffer leeg te maken.
Elk buffer- en infiltratiesysteem dient voorzien te worden van een noodoverlaat.
Omwille van specifieke lokale omstandigheden of speciale technische eisen aan gebouwen kan een andere oplossing voor de waterafvoer aanvaard worden, op voorwaarde dat de voorgestelde oplossing
de watertoets doorstaat.
Naast de, conform de Gewestelijke Verordening Hemelwater verplichte aanduiding op plan van locatie,
omvang, diepte, buffervolume, aangesloten dakoppervlakte en verharde grondoppervlakte en belangrijkste peilen (op profielschets), is het bij een afwaterende oppervlakte van meer dan 1.000m²
ook verplicht een berekeningsnota bij de bouwaanvraag te voegen. Bij een buffervoorziening moet
ook een detail van de knijpconstructie met noodoverlaat gevoegd worden. Voor de berekening kan men gebruik maken van een digitaal rekenblad, dat via het ingeven van een
aantal basisgegevens van het project, automatisch aangeeft welke verplichtingen opgelegd worden met betrekking tot regenwaterhergebruik en infiltratie/buffering, cfr bijlage 7. Deze Excel-worksheet is
te downloaden op https://1drv.ms/f/s!AkIhyfWJBRbghR2Lde3HfzNw0GcO .
(leegstandspercentage van de regenwaterput - te berekenen met behulp van de regenwaterdimensioneringsgrafiek van VMM, cfr.bijlage 1 - kleiner dan 10%). 10 De berekening gaat uit van een knijpopening, wat verschilt van een knijpleiding. Bij een knijpleiding hangt het debiet ook af
van de lengte van de leiding omwille van wrijvingsverliezen. De kans op verstopping is groter bij een knijpleiding, zeker lange knijpleidingen zijn zeer verstoppingsgevoelig.
Stad Sint-Niklaas
8 versie december 2017
6. Aansluiting op de riolering
Voor alle informatie met betrekking tot de aansluiting op openbare riolering in Sint-Niklaas kan u
terecht bij de Watergroep - contact: Koning Boudewijnlaan 42, 9160 Lokeren, tel. 09/348.39.11 of aan
het infoloket aan de watertoren, Schoolstraat 212, 9100 Sint-Niklaas (elke dinsdag en donderdag van 8u30 tot 11u30).
Er moet altijd een 100% gescheiden stelsel aangelegd worden tot aan de rooilijn.
In een standaardsituatie moet aangesloten worden op huisaansluitputjes, waarvan er telkens 2 voorzien worden: één voor afvalwater (DWA) en één voor regenwater (RWA). De plaatsing van deze
aansluitputjes dient door de bouwheer aangevraagd te worden bij de Watergroep voor aanvang van de werken, zodat de bouwheer weet op welke hoogte hij zijn eigen rioolbuizen zal moeten aansluiten.
In bijlage 8 vindt u het aanvraagformulier voor een rioolaansluiting. Problemen bij aansluiting omwille van te diep aangelegde riolering op privaat terrein vallen onder de verantwoordelijkheid van de
bouwheer.
De plaatsing van de aansluitputjes en de aansluiting ervan op de openbare riolering moeten worden uitgevoerd door de Watergroep. De putjes worden geplaatst op privaat domein, juist achter de
rooilijn; in geval de bouwlijn samenvalt met de rooilijn, dan worden de putjes geplaatst op openbaar domein.
Naast de standaardsituatie kunnen zich nog volgende situaties voordoen:
- Een bestaande aansluiting op de openbare riolering kan herbruikt worden. RWA en DWA moeten apart afgevoerd worden tot aan de rooilijn. Indien er slechts 1 bestaande aansluiting is, mogen
RWA en DWA pas samengevoegd worden en aangesloten worden op de bestaande aansluiting net
voor de rooilijn. Het is in deze situatie belangrijk dat RWA en DWA achteraf zonder problemen weer afgekoppeld kunnen worden. Afkoppeling zal later verplicht worden bij de aanleg van een
gescheiden stelsel in de straat11.
- Indien er reeds huisaansluitputjes aanwezig zijn en er dient enkel een verbinding gemaakt te worden naar deze putjes, dan staat de stad toe dat de bouwheer zelf zijn DWA en RWA aansluit,
op voorwaarde dat de putjes op privéterrein liggen of, wanneer de voorbouwlijn samenvalt met
de rooilijn, de aansluitputjes vlak tegen de voorgevel geplaatst zijn. De sleuflengte op openbaar domein mag maximaal 1m lang zijn.
Deze aansluitingen zullen gecontroleerd worden bij de verplichte keuring van het private rioleringsstelsel.
- Indien het goed paalt aan een geklasseerde of oud-geklasseerde waterloop, moet de RWA daarop aangesloten worden. Voor de realisatie van de lozingsconstructie in de waterloop is een
machtiging van de provincie Oost-Vlaanderen vereist. Deze machtiging kan geïntegreerd in de stedenbouwkundige vergunning afgeleverd worden door bij de bouwaanvraag volgende
documenten toe te voegen:
• een duidelijke opsomming van de geplande werken in de waterloop en de reden van die werken;
• een uittreksel uit de atlas van de onbevaarbare waterlopen waarop duidelijk de plaats en aard
van de werken is aangeduid (in drievoud).
DWA dient aangesloten op de riolering in de straat.
- Indien er geen riolering, maar een open straatgracht voor de kavel ligt, mag rechtstreeks in de gracht geloosd worden. De bouwheer legt zelf de buizen tot in de gracht, en werkt het talud ter
hoogte van de lozing af met kasseimetselwerk of gelijkwaardige afwerking. Indien er in de gracht
een korte overwelving aanwezig is (bv ter hoogte van de oprit), dienen de buizen aangesloten te worden op de gracht zo dicht mogelijk bij de kopmuur.
11 Vlarem II, art. 6.2.2.1.2
Stad Sint-Niklaas
9 versie december 2017
- Indien wordt aangesloten op een ingebuisde straatgracht, moeten er 2 aansluitputjes geplaatst
worden, die de bouwheer dient aan te vragen bij de Watergroep voor aanvang van de werken.
- Indien er geen mogelijkheid is tot aansluiting in de straat (bij gebrek aan aanwezigheid van riolering, open of ingebuisde straatgracht), maar er kan aangesloten worden op een open gracht
langs (de zijkant of de achterkant van) de kavel dan wordt elke situatie op zich bekeken.
Belangrijk hier is dat minstens DWA langs de straatkant ‘passeert’, zodat het afvalwater later, wanneer de straat gerioleerd wordt, opgenomen kan worden.
De werken die in dit kader op openbaar domein worden uitgevoerd, dienen te gebeuren door een
aannemer, met inachtname van alle geldende veiligheidsregels. Er dient vooraf steeds een KLIP-aanvraag te gebeuren en moet men over een politievergunning beschikken. Er moet steeds de nodige
aandacht besteed worden aan de eventuele aanwezigheid van nutsleidingen in voetpad of berm.
7. Bouwen langs (oud)geklasseerde waterloop
De aanwezigheid van geklasseerde of oud-geklasseerde waterlopen (inclusief talud en opgemeten kruinbreedte) moet op alle bouwplannen aangegeven worden.
In aanwezigheid van een geklasseerde of oud-geklasseerde waterloop moet de regenwaterafvoer op
deze waterloop aangesloten worden. Voor de realisatie van de lozingsconstructie in de waterloop is
een machtiging van de provincie Oost-Vlaanderen vereist. Deze machtiging kan geïntegreerd in de stedenbouwkundige vergunning afgeleverd worden door bij de bouwaanvraag volgende documenten
toe te voegen: - een duidelijke opsomming van de geplande werken in de waterloop en de reden van die werken;
- een uittreksel uit de atlas van de onbevaarbare waterlopen waarop duidelijk de plaats en aard van
de werken is aangeduid (in drievoud). Een machtiging kan ook apart van de stedenbouwkundige vergunning aangevraagd worden bij de
provincie Oost-Vlaanderen (contact: Dienst Integraal Waterbeleid, Woodrow Wilsonplein 2 9000 Gent, tel: 09 267 76 68, email: [email protected], sjabloon machtigingsaanvraag:
https://oost-vlaanderen.be/wonen-en-leven/waterlopen/machtiging-werkenaaneenwaterloop.html).
Om onderhoud van geklasseerde waterlopen correct te kunnen uitvoeren, moet er een vrije doorgang
zijn langs de waterloop van 5 meter breed, gemeten vanaf de bovenste rand van het talud. Deze vijfmeterstrook dient bereikbaar te zijn en vrijgehouden te worden in functie van machinaal
onderhoud van de waterloop. Dit onderhoud behelst in de praktijk maai- en ruimingswerken met een kraan en afvoer van maai- en ruimingsspecie met tractor en laadbak (30 ton).
Om onderhoud van oud-geklasseerde waterlopen correct te kunnen uitvoeren, moet er een vrije
doorgang zijn langs de waterloop van 3 meter breed, gemeten vanaf de bovenste rand van het talud. Deze driemeterstrook dient bereikbaar te zijn en vrijgehouden te worden in functie van machinaal
onderhoud van de waterloop. Dit onderhoud behelst in de praktijk maai- en ruimingswerken en afvoer van maai- en ruimingsspecie met licht materiaal.
Deze vijf- en driemeterstroken moeten ook vrij zijn thv overwelfde waterlopen. Overwelfde waterlopen
worden maximaal terug opengemaakt.
Worden niet toegelaten in de respectievelijke vijf- en driemeterzone: elke boven- en ondergrondse
constructie, beplantingen die de doorgang belemmeren, dierenhokken, houtmijten, vijvertjes, ophogingen,… Afsluitingen (draad, haag) moeten op 0,75-1m van het talud geplaatst worden zodat er
door onderhoudspersoneel langs de waterloop gelopen kan worden met een kruiwagen en mogen
max 1,5m hoog zijn. (Knot)bomen mogen op de kruin van de waterloop geplant worden met onderlinge afstand van min. 10m. Dwarsafsluitingen mogen de toegang tot de werkstrook niet
belemmeren en moeten daarom gemakkelijk wegneembaar en terug te plaatsen zijn of voorzien zijn van een poort.
In functie van de bereikbaarheid voor onderhoud kan een locatiespecifieke oplossing uitgewerkt worden.
Stad Sint-Niklaas
10 versie december 2017
8. Verplichte keuring private riolering
Sinds 1 juli 2011 is een keuring van het privaat rioleringsstelsel verplicht bij nieuwbouw en grondige verbouwingen. De keuring is ook verplicht bij de aanleg van een gescheiden stelsel op het openbaar
domein, met de verplichting om af te koppelen op privédomein. Men mag in voornoemde gevallen enkel aangesloten zijn op het openbaar rioleringsnet indien een
gunstig keuringsattest verkregen wordt waaruit blijkt dat uw regen- en afvalwaterstromen volledig
gescheiden zijn.
Deze keuring moet u zelf aanvragen, u vindt de lijst van alle gecertificeerde keurders op https://kpr.vlario.be/inspectionProgramPublic?code=KPR.
Uw drinkwateraansluiting moet gekeurd worden door De Watergroep, keuring van
drinkwateraansluiting en keuring van private riolering kan in één plaatsbezoek door Watergroep uitgevoerd worden.
Bij de keuring worden volgende zaken nagegaan:
- correcte scheiding van het private afval- en regenwatercircuit; - correcte aansluiting van de afvoer (toilet, bad, …) op de circuits;
- materiaal (en inhoud) van onderdelen zoals regenwaterput, vetafscheider, septische put;
- afvoer van het regenwater van de verharde grondoppervlaktes volgens aanstiplijst Gewestelijke Verordening Hemelwater;
- buffer- , infiltratie- en drainagevoorzieningen en vertraagde afvoer (indien van toepassing).
De keuring kan pas gebeuren op het moment dat uw waterafvoersysteem volledig is aangelegd.
Op het moment van keuring moeten volgende documenten aanwezig zijn: - goedgekeurde stedenbouwkundige vergunning, met vergund rioleringsplan,
- uitvoeringsplan van de private waterafvoer (of schets van de afwatering), - facturen van de gebruikte onderdelen,
- foto’s van de private waterafvoer (het controleren gebeurt vlotter als duidelijk is waar alle
leidingen liggen) of van onderdelen ervan, - aanstiplijst Gewestelijke Verordening Hemelwater, en waar van toepassing advies technische
dienst mbt waterafvoer (cfr. stedenbouwkundige vergunning).
Na keuring ontvangt u van de keurder een keuringsattest. Met een gunstig keuringsattest in het bezit van de Watergroep, is uw aansluiting op de openbare riolering wettelijk in orde. Indien u voor een
externe keurder kiest, dient U zelf uw (gunstig) keuringsattest te bezorgen aan de Watergroep,
Koning Boudewijnlaan 42 te Lokeren.
Bij vaststelling van een inbreuk, dus bij gescheiden aansluiting in voornoemde gevallen, kan de stad een keuring opleggen.
Stad Sint-Niklaas
11 27/06/2018
9. Waterdoorlatende verharding
Hoe werkt een waterdoorlatende verharding?
1) Het regenwater infiltreert via de oppervlakteafwerking naar de fundering. Er is dus geen afstroming van water over het maaiveld.
2) Het water loopt door de fundering – die vooral dient voor de stabiliteit van de verharding – naar de onderfundering, die werkt als buffer. Het water moet in de onderfundering een tijdje kunnen
blijven staan. 3) Vanuit de onderfundering infiltreert het water in de bodem. Deze bodem moet dus ook zelf
voldoende waterdoorlatend (zandig) zijn, en de onderfundering moet minstens een halve meter
boven de gemiddelde grondwaterstand geplaatst kunnen worden.
Een waterdoorlatende verharding bestaat dus uit een waterdoorlatende oppervlakteafwerking en een waterdoorlatende onderbouw. Een waterdoorlatende bestrating kan enkel geplaatst worden op een
aangepaste (onder)fundering.
Toepassing
Waterdoorlatende verharding kan enkel toegepast worden als de ondergrond voldoende infiltreerbaar
is (zandig) en de grondwatertafel jaarrond voldoende laag is. De waterdoorlatende verharding moet afgestemd zijn op de verkeerslast die het te verwerken krijgt.
Verharding met een verkeersbelasting van meer dan 100 zware (>3.5ton) voertuigen per dag, is niet
geschikt om waterdoorlatend te bouwen.
Typeprofiel van een waterdoorlatende verharding
Onderfundering De onderfundering heeft als functie om het water tijdelijk te bufferen, totdat het in de bodem
geïnfiltreerd is. De onderfundering bestaat in principe uit een 30 tot 40cm steenslag 0/32 of 2/32. Bij
een zeer goed doorlatende bodem (puur zand) met continu lage grondwaterstand is er in principe geen onderfundering nodig, het water dringt minstens even rap in de bodem als in de verharding. Dit
type bodem komt in Sint-Niklaas zeer weinig voor.
Fundering De fundering zorgt voor de draagkracht van de verharding. De dimensionering hangt dan ook af van
de (verkeers)belasting. Voor een klassieke oprit bij een woning is de verkeersbelasting beperkt tot occasioneel lichte voertuigen (<3.5ton) en volstaat een fundering van bijvoorbeeld 15cm ongebonden
steenslag met continue korrelverdeling (0/32, 0/45, 2/20, 2/32). Belangrijk is dat het aandeel fijne
materialen beperkt is (max 20% aandeel <2mm). Indien er meer lichte voertuigen en ook beperkt zwaar verkeer over de verharding zullen rijden, dan moet een steenslagverharding van, al naargelang
de belasting, 25 tot 35cm gebruikt worden, of 15 tot 20cm drainerend schraal beton.
Behalve bij zeer goed doorlatende bodems, wordt een afvoer geplaatst tussen de fundering en de onderfundering, een ‘noodoverlaat’, die er voor moet zorgen dat de fundering niet langdurig onder
water zit.
Straatlaag De straatlaag moet voldoende waterdoorlatend zijn, mag niet in de onderliggende fundering
weggedraineerd worden (filterstabiliteit) en mag niet vergruizen onder de verkeersbelasting.
De straatlaag is na verdichting 4cm dik, en is meestal samengesteld uit gebroken steenslag 1/3, 2/5 of 2/6.3.
Oppervlakteafwerking Klassieke waterdoorlatende oppervlakteafwerkingen zijn: waterdoorlatende straatstenen, steenslagverharding, dolomietverharding, drainerend asfalt, grasdallen in kunststof of beton. Bij de
waterdoorlatende straatstenen zijn er 3 types: poreuze straatstenen, straatstenen met verbrede voegen en straatstenen met drainageopeningen. Bij die laatste 2 moet het voegenaandeel minstens
10% bedragen en moet de doorlatendheidsfactor van het voegvullingsmateriaal 10 keer groter zijn
dan de doorlatendheid van de totale verharding (dus minstens 5,4*10-4 m/s).
Stad Sint-Niklaas
12 27/06/2018
Voegvullingsmateriaal Er moet hard voegvulmateriaal gebruikt worden (porfier, basalt, zandsteen) dat niet infiltreert in de straatlaag, doorgaans wordt hetzelfde materiaal gebruikt als de straatlaag: 1/3, 2/5 of 2/6.3. Het
opvullen van de voegen van poreuze straatstenen vergt een specifieke aanpak. Men mag niet de klassieke voegvulling 0/2mm gebruiken, wel 1.5/2 of 0.5/1. Het ontbreken van de fijnste fractie 0/0.5
is nodig om te verhinderen dat de porositeit van de straatstenen zou verstoppen.
Algemeen
- De minimale doorlatendheid van elke component afzonderlijk (oppervlakteafwerking, straatlaag,
fundering en onderfundering) , en dus van de gehele structuur, dient 5,4*10-5 m/s te zijn.
- De helling van de verharding is 1% (tot max. 5%), anders is er teveel afstroming en krijgt het
water niet de tijd om te infiltreren. Als er hellingen moeten overbrugd worden, moet er met terrassen gewerkt worden, of men kan barrières aanbrengen in de onderfundering..
- Indien het water vanuit de onderfundering via een knijpleiding wordt afgevoerd naar de riolering,
een perceelsgracht of waterloop, dan is dit geen infiltratiesysteem, maar een buffersysteem met vertraagde afvoer, waar specifieke eisen gesteld worden aan buffervolume en afvoerdebiet (cfr.
Vlaamse Verordening Hemelwater).
- Bij de aanleg moet er op gelet worden dat de funderingslaag en straatlaag niet met fijn materiaal
vervuild raken (verstopping), zij mogen bv niet bereden worden door vervuilend werfverkeer.
- De doorlatendheid neemt bij voorkeur toe naarmate men dieper in de structuur gaat, om de kans op verstopping of sterke vermindering van de doorlatendheid zo klein mogelijk te houden.
- De waterdoorlatendheid van een verharding kan gemeten, en dus gecontroleerd worden met de
dubbele-ringproef.
Onderhoud
Op lange termijn kan er verstopping van de bovenste centimeters optreden. Dit kan opgelost worden
door de voegvulling over de bovenste centimeters te vervangen, of door de poriën opnieuw vrij te maken door een veeginstallatie of onder hoge druk.
Meer info
- OCW, opzoekingscentrum voor de wegenbouw: www.brrc.be Dossier 05 – ‘Waterdoorlatende verhardingen met betonstraatstenen’
- Febestral, www.febe-febestral.be , ‘Waterdoorlatende verhardingen’
Stad Sint-Niklaas
13 27/06/2018
10. Bijlagen
1) Dimensionering regenwaterput 2) Infiltratie: kaart van bodemtypes waar infiltratie in principe mogelijk is
3) Schets infiltratievoorziening door middel van breuksteen- of grindkoffer
4) Schets infiltratieoppervlakte voor verschillende types infiltratievoorzieningen 5) Schets buffering met vertraagde afvoer door middel van overgedimensioneerde buis
6) Schets buffering met deels infiltratie, deels vertraagde afvoer 7) Beslissingsboom regenwaterafvoer stad Sint-Niklaas
8) Aanvraagformulier rioolaansluiting
14 27/06/2018
BIJLAGE 1: Ontwerpgrafiek voor het bepalen van het leegstandpercentage, het vereiste putvolume of het mogelijk regenwaterhergebruik.
Figuur: Ontwerpgrafiek voor het bepalen van het leegstandpercentage, het vereiste putvolume of het mogelijke regenwaterverbruik
Bron: Toelichting bij de code van goede praktijk voor het ontwerp van rioleringssystemen, April 2004, KUL iov Aminal, afdeling Water
BIJLAGE 2:
15 27/06/2018
16 27/06/2018
17 27/06/2018
18 27/06/2018
19 27/06/2018
20 27/06/2018
21 27/06/2018
22 27/06/2018
23 27/06/2018
24 27/06/2018
Bijlage 7: te downloaden op http://www.sint-niklaas.be/document/rekenblad
1. BASIS GEGEVENS:
0 m² (Odak)
0 m² (Ogroendak)
0 m² (Odak bestaand)
0 m² (Ogrond)
0 m² (Ogrond bestaand)
0 l (Vrwp)
neen
0,50 m (H)
2. BEREKENING BUFFER:
>1.000m²
buffer:
3. BEREKENING INFILTRATIE:
Uit de bodemkaart kan afgeleid worden dat er geen infiltratie mogelijk is.
volume infiltratievoorziening (=25*(Odak + 0,5*Ogroendak + Odakbestaand + Ogrond + Ogrondbestaand))= nvt
oppervlakte infiltratievoorziening (=0,04*(Odak + 0,5*Ogroendak + Odakbestaand + Ogrond + Ogrondbestaand))= nvt
nvt
0 m²
≤40m²
≤1.000m²
Odak
Odak + 0,5*Ogroendak + Odakbestaand + Ogrond + Ogrondbestaand - 60
0 m²
geen verplichtingen
>40m²
plaatsen regenwaterput
Volume: 0 l
+ eventueel infiltratie
nvt
nvt
nvt
lozingsdebiet:
buffervolume:
diameter knijp:
Beslissingsboom regenwaterafvoer
6. Verharde grondoppervlakte van bestaande constructie waar tegen gebouwd wordt
8. Volume voorziene regenwaterput
9. Is infiltratie mogelijk
10. In geval er een knijpopening geplaatst dient te worden: hoogte H (zie voorbeeldschets)
1. Ligging van het perceel
2. Dakoppervlakte (exclusief groendak)
3. Groen dakoppervlakte
4. Dakoppervlakte van bestaande constructie waar tegen gebouwd wordt
5. Verharde grondoppervlakte (uitgezonderd dak) die afwatert via riolering
binnen de stadskern
Deze worksheet dient ter ondersteuning van de richtlijnen waterafvoer, om tot de juiste conclusies te komen is het belangrijk de richtlijnen goed toe te passen.
25 27/06/2018
Bijlage 8: