Spiritualiteit en levensloop

23
Spiritualiteit en levensloop

description

Een fragment

Transcript of Spiritualiteit en levensloop

Page 1: Spiritualiteit en levensloop

Spiritualiteit en levensloop

Page 2: Spiritualiteit en levensloop

Elke gedachte van waardewortelt in het dagelijkse leven

A. Maurois

Page 3: Spiritualiteit en levensloop

Spiritualiteit en levensloop

Over levensfasen en geestelijke bestemming

H. Andriessen

Uitgeverij Meinema, Zoetermeer

Page 4: Spiritualiteit en levensloop

‘De jaren zijn van God de Heer...’ Eeuwenlang hebben mensen deze woorden vol overgave gezongen. Zouden velen dit nog zingen in deze postmoderne tijd? En toch blijft er een vermoeden dat iets in onze levensloop, iets in onszelf, raakt aan het Oneindige.

Elke fase in ons leven heeft een eigen dynamiek en ritme, kent eigen vreugde en verdriet. Er dienen zich nieuwe levensvragen aan van allerlei aard en misschien ook vragen naar zin en betekenis van bepaalde gebeur-tenissen. Religie en spiritualiteit kunnen hier een bron van inspiratie zijn, levensgebeurtenissen in een ander licht stellen. Zij dragen er in belang-rijke mate toe bij dat er in de toenemende verbrokkeling van het leven samenhang ontstaat en dat er in het leven een innerlijke richting werkzaam wordt, die het zin en perspectief verleent. Boeken in de serie Levensloop en spiritualiteit geven aandacht aan belang-rijke levensvragen. Analyse en spirituele of pastorale verdieping worden gekoppeld aan praktische informatie en handreikingen, zodat de lezer een zo volledig mogelijke benadering wordt geboden.

De redactie van de serie en de auteurs van boeken in Levensloop en spiritua-liteit zijn deskundig op hun vakgebied en hebben allen ervaring vanuit de pastorale, psychologische en spirituele praktijk.

www.uitgeverijmeinema.nl

Ontwerp omslag: Oblong, Jet Frenken

Het motto op pagina 2 is ontleend aan de inleiding van A Maurois op het werk van M. Proust, A la recherche du temps perdu, Bibliot. de la Pléiade, Gallimard, Paris, 1954, Vol. I, p. xxi.

ISBN-10: 90 211 4092 6ISBN-13: 978 90 211 4092 6NUR 711; 728

© 2006 Uitgeverij Meinema, Zoetermeer

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel-voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder vooraf-gaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Page 5: Spiritualiteit en levensloop

5

Inhoud

Inleiding 7

1 Levensweg en Levensstroom 8

2 Etappes op de weg 26

3 Kind en Spiritualiteit 33

4 Oriëntatie 44

5 Grensgebied I 56

6 Aansluiten 66

7 Vestigen en Zorgen 76

8 Grensgebied II 90

9 Aankomen 112

10 Tweede Vestiging 127

11 Ouderdom 142

12 Levensweg en innerlijke Ervaring 162

Noten 176

Page 6: Spiritualiteit en levensloop

8

1

Levensweg en Levensstroom

In de oude kerk van Xanten – tussen Nijmegen en Kevelaer – staat op een schilderij de levensloop van de heilige Antonius afgebeeld. De arme man heeft het zo te zien niet gemakkelijk gehad. Al vroeg ontwaakt in hem het verlangen om zich met de dingen van God bezig te houden. Hij moet daartoe afscheid nemen van thuis, vindt enkele gezellen, krijgt de zegen van de bisschop, trekt de wilder-nis in, maakt zich een plaats om in te wonen, wordt door de meest baarlijke duivels overvallen, houdt zich maar met moeite staande, vindt ten slotte vrede en wordt een zegen voor zijn medemensen. Op het schilderij staat een weg afgebeeld, vol bochten en scherpe hoeken. Bij elke wending wordt zo’n belangrijke levensgebeurtenis afgebeeld en intussen wordt hij ouder en ouder.

Als je er voor staat en je neemt de tijd, dringt het tot je door dat dit zinnebeeld van de levensweg nog altijd van toepassing is. We zijn in het leven onderweg. We gaan altijd voorwaarts. Ons leven heeft bochten en kronkels. Soms schijn je terug te gaan, maar ook dat is dan als een ‘vooruit’ bedoeld. Een vrouw van vijftig zegt op een bitter moment: ‘Ze hadden vijftig jaar geleden wat meer aan abortus moeten doen.’ Een ander zegt na een ernstige crisis in het huwelijk: ‘Het is goed zo; met al wat het was aan goed en moeilijk, aan fijn en kwaad. We gaan eenvoudig verder en ik zie wel.’ Een jonge man vertelt: ‘Er moet iets anders in het leven te doen zijn dan werken en zeilen. Ik zou willen dat ik de weg daarheen vond.’ En iemand rond de veertig merkt op: ‘Ik heb zó geleefd uit de wet, uit mijn plicht en mijn opdracht dat al mijn doorgangen zijn dicht-geslibd.’ In deze spontane uitingen drukt zich uit dat we ons in het beeld van de weg als vanzelfsprekend terugvinden.

We hebben in het leven ‘uitzicht’ nodig. Als dat wegvalt ‘zien we het niet meer zitten’. En zoiets kan het geval zijn, ook als er volgens anderen nog van alles te zien is.

Page 7: Spiritualiteit en levensloop

9

Het gaat er niet om wat er te zien is. Het gaat er om of wij het zién, waarnemen, er door worden aangesproken. Iemand van rond de veertig vertelt dat hij zich tot voor enkele maanden zo enthousiast had kunnen geven aan zijn werk en zijn hobby’s. Met zijn vrouw had hij zijn nieuwe huis gebouwd en het warm bemeubeld. Hij had in zijn leven de diploma’s gehaald die hij nodig had en er was werk in overvloed. Iedereen mag het tweetal graag en er zijn veel vrienden. ‘En toch’, zegt hij, ‘is het alsof de fut er uit is.’ Het huis staat daar, het werk ligt voor de hand, de levensweg ligt open. ‘Nu heb ik alles gedaan en wat nu? Het is alsof ik er geen zin meer in heb; alsof ik iets heb overgeslagen; en ik denk nu dat ik dit altijd geweten heb.’ Hij is niet zonder hoop: ‘Het zal wel ooit terugko-men, dat denk ik wel. Maar zoals het was, zo kan het nooit meer worden. Maar ik kan het ook niet máken. Het moet vanzelf komen. Ik heb er geen greep op. En vanzelf komt het natuurlijk ook weer niet.’

Het beeld is niet alleen vertrouwd, het helpt ons ook.

Meditatie

De volgende meditatie beoogt te laten zien, hoe de beelden van ‘weg’ en ‘stroom’ vruchtbaar kunnen zijn om het geestelijke land-schap waarin iemand zich bevindt te verkennen; zeker wanneer zij of hij ‘de weg kwijt is’. ‘Weg’ en ‘stroom’ vormen thema’s die na ieder hoofdstuk worden hernomen.

Een vrouw van midden dertig is gespannen. Zij heeft nare dro-men en verliest zich in kleine conflictjes en ruzietjes op haar werk en in haar omgeving. Ook is zij erg bezig met ‘het kruis’ in haar leven. Zij is in gesprek met een pastor. Ze nemen het bekende fotoboek The family of men; dit omdat ze niet goed kan aangeven wat er in haar leeft, waar ze haar ‘voorwaarts’ voelt in zichzelf. Ze begint vooraan te bladeren om te zien of zij een plaat kan kiezen die haar situatie van dit moment uitdrukt. Op de derde plaat staat een stroom die door de bergen gaat. ‘Vind ik mooi’, zegt ze, ‘die stroom, die zijn eigen weg zoekt.’

Page 8: Spiritualiteit en levensloop

10

A.: Zit nu zo rustig als je kunt en ook zo dat je goed en vrij kunt ademen. We staan nu boven op de berg. Ik ben er ook. Je kijkt uit over het wijde land, over je werk, over je huis. Ook is er de lange weg van je leven; je ziet hem in het land-schap. We keren ons daar nu van af, wenden de blik naar de stroom en dalen de berg af naar beneden. Kun je het in je verbeelding meemaken?

Zij: Ja, heel goed. A.: We dalen nu af. Je zegt me wel hoe het gaat…Zij: Het gaat moeilijk. Het is stijl en glad. Ik moet me vasthou-

den.A.: Waar houd je je aan vast...?Zij: ... Er is niets.A.: Dan moet je het zonder steun doen. Doe maar voorzichtig

en niet harder dan je kunt. Je vertelt me wel hoe dat gaat…Zij: Ik ga naar beneden, langzaam…A.: Is de weg erg lang?Zij: Ik kan dat niet zien; je kunt niet om de bocht kijken.A : Wanneer je bij de bocht bent, zeg je het wel.Na een poos:Zij: Ik ben bij de bocht; oh, het is nog zo ver.A.: Ga de weg maar; en doe niet meer dan je kunt; en voorzich-

tig.Lange pauze.A.: Ginds rechts van de weg staat een boom, en nog een; en

daartussen een kleine kapel. Er staat ook een bank voor. Als je daar bent, zeg je het wel.Lange pauze.Zij is er zeer in betrokken en dit is te zien aan haar concentra-tie.Zij: Nu ben ik er. Ik ga eerst even op de bank zitten.Pauze.A.: Je rust nu uit. Het is stil nu; je kunt de stilte horen. En het ruisen van het water in de kloof.Zij: Dat kon ik straks al. Ik ben bang.

Page 9: Spiritualiteit en levensloop

11

A.: Nu staan we op en gaan we de kapel binnen. We staan er voor nu. Het is een open ruimte en er is alleen een houten kruis in; voorin. Nu moet je alleen verder gaan, maar ik ben er wel bij. Als je binnen bent, zeg je het wel.

Zij: Ik kijk eerst goed rond, om te zien of er niemand is.A.: Heb je graag dat er niemand is?Zij: Bij iets heel persoonlijks ja, dan moet er niemand bij

zijn.A.: Als je binnen bent, zeg je het wel.Zij: Ik ben nu binnen. Ik ga naar het kruis. Ik ga aan de voet ervan op de grond zitten. En kijk omhoog.A.: Het is heel stil nu; en je bent er alleen. In de kapel, bij het

kruis. Je bent daar.Zij wordt nu zeer gespannen en ook ontroerd; haar hoofd zinkt op haar knie. Na een lange poos:A.: Wil je het geven? Zij: (onmiddellijk) Ja graag.A. steunt nu haar open handen en ze maken een gebaar van opheffen. Na een poosje zucht zij diep en laat haar hoofd op haar handen zinken.A.: En in de verte ruist het water. Nu staan we heel rustig op; we groeten het kruis en draaien

ons stil om. Nu staan we weer buiten. Je bent nu buiten. Boven is de berg en beneden is de

stroom.Zij: (onmiddellijk) Maar ik ga niet terug. A.: Is het nog ver?Zij: Ja, nog ver, maar het gaat veel vlugger nu. Ik ruik het water al. A.: We zijn er al bijna? Zij: Ja, maar je kunt er niet goed bij komen; er liggen overal

rotsblokken.

Page 10: Spiritualiteit en levensloop

12

A.: Ik laat je nu alleen gaan naar de stroom. Ik loop wat achter je; maar ik ben er wel. Je moet het nu alleen vinden, je weg naar de stroom. Doe maar voorzichtig, want je hebt geen steun.

Zij: Er is al een beetje licht. Zeer lange pauze waarbij zij zwaar ademt. Dan met een zucht:Zij: Ik ben er.Ze zegt dit ontspannen en met een duidelijk verlicht gemoed. A.: Proficiat. Je bent bij je stroom.

BesprekingDe pastor kiest deze werkwijze, omdat de vrouw zegt dat ze niet goed weet waar ze is.

In plaats van vragen te stellen – iets wat in deze situatie niet zo vruchtbaar is – biedt hij haar met het fotoboek een aantal mogelijk-heden aan. Wellicht kan daarin een uitgangspunt gevonden wor-den. Dit blijkt inderdaad het geval: de innerlijke en onduidelijke ervaringsstroom van de vrouw vindt een herkenningspunt in de foto van de stroom door het berglandschap. Naar deze stroom gaat zij in een geleide meditatie onderweg. Hij geeft telkens korte en heel algemene aanwijzingen om haar belevingen zo min mogelijk te beïnvloeden en uit zichzelf duidelijk te laten worden. In het vervolg kiest hij een zeer algemeen levenssymbool, de boom, en bovendien een religieus symbool, de kapel. Dan komt er rust. De pastor ac-centueert die nog door de stilte en het luisteren te vernoemen. Het is al heel wat dat de onrust en de spanning zijn verminderd; wel-licht wordt deze ervaring hierdoor versterkt. Hij laat haar de kapel alleen binnengaan; uit respect voor de mogelijke intieme ervaring die zich daar kan voordoen. ‘Binnen’ volgt zij haar eigen impulsen; hij onderstreept dit, te meer omdat bij iets heel persoonlijks geen vreemden aanwezig moeten zijn. Een beslissende interventie blijkt: ‘Wil je het geven?’ De pastor weet niet waarover het gaat. Hij gaat er vanuit dat – wat het ook moge zijn – het goed is om zich er niet aan vast te klampen, maar om het te delen. Het is heel goed mogelijk dat de vrouw het zelf ook niet precies kan zeggen. Waarschijnlijk weet zij zelf ook niet waar de nare dromen, de kleine conflicten en ruzies en haar gespannenheid over gaan. Het gaat hier nog slechts om

Page 11: Spiritualiteit en levensloop

13

een verkenning van haar psychisch-geestelijke landschap en om haar bereidheid haar situatie religieus te verstaan; en te delen. (Zij mag dit ook weigeren.) De vrouw neemt tijd voor zichzelf. Gezien de tijdsbeperking – die er nu eenmaal is – gaat ze daarna verder. In ieder geval gaat ze niet terug. Opvallend is ook hier de zintuiglijke waarneming: eerst het horen, dan het ruiken van het water.

Om geen druk uit te oefenen – de pastor zette haar al in bewe-ging – laat hij haar weer alleen. Eenmaal bij de stroom is er de ont-spanning, die zich uit in een zucht.

Wat we zien is, dat de vrouw een ontwikkeling doormaakt: – van spanning naar ontspanning– van nadenken naar verbeelding; verbeelding raakt veel die-

per aan het gemoed en heeft een eigen, autonome beweging; zij is een andere manier om onszelf te leren kennen dan het nadenken

– van in zichzelf opgesloten zijn naar delen– van verwarring naar een wat duidelijker innerlijke richting

(‘Ik wil niet terug’).Later wordt preciezer besproken wat zij ervoer en wat er van de stroom te zeggen is. Daarin komt veel naar voren dat in de nog komende gesprekken grondiger kan worden aangesneden. In ieder geval is er nu de ervaring opgedaan dat ontspanning mogelijk is. Dit hangt zeker ook samen met de rustige sfeer en het trage tempo van de meditatie.

In de meditatie spelen de twee beelden van ‘weg’ en ‘stroom’ een grote rol. In feite gaat de vrouw de weg naar haar stroom. Beide beelden spelen in dit boek een grote rol. De meditatie maakt dui-delijk dat een situatie heel goed kan worden opgevat als een weg c.q. als een uitweg; hetzelfde geldt ook voor de levensloop. Boven-dien maakt zij duidelijk dat situaties van de levensloop in verband kunnen worden gebracht met het beeld van de stroom. In de eerste plaats zoekt een stroom zich ook een weg; in de tweede plaats is er in ons een ‘stroom van ervaring’ en een ‘stroom van bewustzijn’.1

Zij zijn voor de manier waarop wij ons leven ervaren van groot belang en werken diep door in de betekenissen die wij aan dingen, mensen en situaties geven.

Page 12: Spiritualiteit en levensloop

14

Beide beelden werken in de meditatie zo, dat zij de vrouw helpen om bij haar innerlijke situatie te komen. Bovendien wordt er iets duidelijk omtrent haar eigen levensloop.

Het beeld van de wegHet beeld van de weg wijst ons minstens op de volgende thema’s:

– ons leven gaat door een landschap dat voortdurend wis- selt

– de levensweg heeft bochten die het uitzicht belemmeren– wij hebben rustpauzen nodig– wij kunnen niet terug

Wat dit laatste betreft: H. Annink, die als een van de eersten een boek schreef over moderne pelgrims naar Santiago de Compostela, schrijft: ‘Vanmorgen om 7 uur ben ik opgestaan en om 8 uur ben ik gaan zwemmen in het overdekte zwembad om mooi schoon te zijn. Om half 10 weg. Voor het laatst de rust van het lopen. Voor Diane [zijn hond] was het als elke dag. Ik als mens gaf er een bepaalde zin aan: de laatste kilometers. Van de opwinding liep ik meteen 10 kilometer achter elkaar naar Altstätte. Daar herkende ik ineens het hokje van de bushalte waar ik de eerste dag de regen uit mijn schoenen liet lopen en mijn kousen probeerde droog te wringen. Wat besefte ik toen, 2 november, toch weinig waar ik aan begon. Wat was ik ook weinig gehard en hoe vol was ik toen nog van het afscheid nemen. Als ik er nu weer aan zou moeten beginnen, zou ik het niet doen. Niet omdat het zo zwaar zou zijn, maar omdat het er op zit. Twee keer hetzelfde doen zou ik niet kunnen. Het ken-merkende van de pelgrimstocht was juist dat elke kilometer nieuw was. Twee keer weggaan en twee keer terugkomen, zou net zo min kunnen als twee keer leven.’2

In deze ervaring van een pelgrim komen de vier componenten van de levensweg met een grote vanzelfsprekendheid naar voren. De etappes van de weg: in het leven zijn het de levensfasen. De bochten in de weg: in het leven zijn het de levenscrises. De zin die de wan-delaar geeft aan de kilometers: in het leven is dit het wisselende perspectief, in levensfasen en crises. En de onherhaalbaarheid: in het leven is dit het onvermijdelijke voorwaarts.

Page 13: Spiritualiteit en levensloop

15

Elke etappe kan ons op een andere wijze in contact brengen met het Geheim. Elke crisis kan een uitnodiging zijn om met het Geheim om te gaan. In elk perspectief kan het Geheim op een an-dere, nieuwe wijze oplichten. En door dit alles heen ervaren wij: dit geschiedt maar éénmaal; het is telkens nieuw; het is onherhaalbaar want alles ‘stroomt’. In dit laatste woord duikt het beeld op van de stroom, waarover aanstonds.

Met betrekking tot het beeld van weg kan de meditatie ons tot een aantal vragen brengen dat in de hele levensloop geldt:

– Waar zijn wij nu op onze pelgrimstocht naar het Geheim dat ons trekt en draagt?

– Wat zijn voor ons de goede, eerbiedige en openbarende woor-den om met dit Geheim om te gaan?

– Welke flitsen van levenszin lichten voor ons op wanneer wij denken aan onze levenscrises, van onze kindsheid tot nu toe?

– Wat ligt er aan onuitgesprokens in ons, dat ons niettemin gaande houdt ondanks alle moeilijkheden?

– Wat is de naam voor dit haast kinderlijke, onschuldige ver-trouwen in de dragende kracht van ons leven?3

– Hoe zou ik mijn levensweg kunnen indelen? Welke etappe zie ik nu? Wat zijn er de kenmerken van?

– Waren er belangrijke dromen? Wanneer traden ze op? Werken ze nog steeds? En wat bleef er in die dromen onopgelost?

Wie zichzelf zulke vragen stelt, is bezig zijn eigen religieuze geschiedenis te ontwerpen; die geschiedenis is immers geen ‘ge-geven’. Onze levensweg is niet een reeks feiten die elkaar simpelweg opvolgen. Wij geven zin aan onze weg. Zonder die zin is er helemaal geen weg, geen ‘weg naar Compostela’, geen levensweg. Leven is telkens opnieuw een uitzien naar zin.

– Hoe gaat mijn weg nu verder? – Wat was de eerste echte onderbreking? Was dat een crisis of

een hoogtepunt? Of beide? – Hoe ziet het landschap of de stad er uit waar de weg nu door-

heen loopt?– Wat is er links van de weg? Wat rechts?– Kan ik al iets vooruitzien? Is er perspectief en horizon?

Page 14: Spiritualiteit en levensloop

16

Het beeld van de stroomHet beeld van de stroom is, naast dat van de weg, al enkele malen ter sprake gekomen.

Wanneer wij langs een brede stroom lopen, zien we zijn oor-sprong niet. Maar we weten dat die er is. En we weten dat de stroom klein en smal begint, sijpelend uit de rots of opwellend uit de aarde. In het begin van zijn loop is de stroom grillig. Er zijn samenlopen en watervallen, en ofschoon hij nog klein is en smal, is hij krachtig en onstuimig, met wit schuim en stroomversnellingen. Hij holt de buitenbochten uit; treedt buiten zijn oevers; de grond eromheen is vruchtbaar en alles groeit er snel. De seizoenen zijn aan een stroom merkbaar. Een kleine bocht heeft grote gevolgen als we het verdere verloop in zijn geheel kunnen overzien. Later wordt hij breder, die-per en trager. Ook eenpariger in zijn beweging. Maar ook nu blijft de invloed van de seizoenen merkbaar: soms is er meer water en stroomt hij ook sneller; dan weer staat het water laag en gaat de stroom traag; de bochten worden groter en ronder; het landschap wijder en ruimer. Maar dat is niet blijvend, ook niet bij een brede stroom. Als een lawine van water dondert hij soms onverwachts weer in de diepte; bij de waterval zijn wielingen, stroomversnel-lingen, rotsen. Of hij rumoert tegen de rotswand die hem beperkt. Uiteindelijk stroomt hij uit. En nog ver in zee is zijn werking dan zichtbaar.

Het beeld van de stroom is op zichzelf niet genoeg. We lopen het risico bij de uiterlijkheid te blijven steken, wanneer we het niet naar binnen buigen, dit is wanneer we niet leren er in onszelf mee om te gaan. Dit is mogelijk omdat het herkenbaar is. Er is namelijk in ons een ‘stroom’, een stroom van ervaring. Dit laat zich ontdekken wan-neer wij letten op wat er in ons ‘omgaat’. Te dikwijls wordt geestelijk leven verstaan als een leven in de ‘geest’ en ‘geest’ dan in de betekenis van ‘ideeën, gedachten, visies, voornemens en besluiten’. Maar wat ‘in ons leeft’ is anders. Er is een geheimzinnig bewegen in ons dat met het woord ‘ervaren’ kan worden aangeduid. We komen er mee in contact in bijvoorbeeld de volgende situaties.

Iemand zoekt in een gesprek over zijn religieuze ervaring het juiste woord om precies te kunnen zeggen wat er in hem omgaat. Dit woord wordt niet zo maar uit de lucht gegrepen. Integendeel,

Page 15: Spiritualiteit en levensloop

17

het wordt gevónden uit een veelheid van woorden die voor datgene wat er in ons leeft toepasselijk zijn; die daarvoor ‘gelden’. Er is ‘iets’ in hem dat sommige woorden afstoot en dat met andere woorden instemt. Afwijzing en instemming hangen niet af van een beslis-sing van het ik; integendeel: het juiste woord moet worden ‘gevon-den’. Het moet ‘passen’ bij deze innerlijke beweging. Deze is zonder dit woord onaf, onvervuld. Ze wil zich uitzeggen. Pas als dit juiste woord gevonden is, valt de beslissing: ‘Zo is het’. Dan kan iemand verder spreken. En ook dan niet in een willekeurige richting, want het ‘iets’ in hem stelt opnieuw zeer bepaalde eisen wil het verder ‘onder woorden worden gebracht’.

Wie leert op dit innerlijke gebeuren toe te zien, ontdekt dat er voortdurend iets in ons leeft. Het is een stroom, een stroom van onaf, innerlijk ervaren dat vraagt in de woorden te worden erkend en herkend. Soms zijn dit woorden die gevonden worden; soms zijn deze woorden onmiddellijk voorhanden. Dan merken we dit innerlijke gebeuren niet eens op; we zijn ‘er in’. Er is een onmid-dellijk verband tussen wat er in ons omgaat en de woorden die wij daarvoor kiezen. We zeggen dan dat het gesprek ‘goed loopt’ of dat ‘de gespreksstroom’ goed vloeit. We spreken ‘echte’ woorden. Maar telkens als we weer moeten ‘nadenken’ om te toetsen aan ons in-nerlijk, stokt deze stroom opnieuw en zoeken we naar een nieuwe aanzet.

Ook kan onze stroom worden gewekt door de woorden van een ander. Van Jezus is gezegd dat niemand zo sprak als Hij. Dat bete-kent in dit verband dat Hij dit innerlijke ervaren bij mensen wakker riep en ze in zijn woorden het beste van zichzelf herkenden, door-dat het in hen begon te leven.

Voor het aanwenden van het beeld van de stroom is het van be-lang dat het niet alleen om woorden gaat. Ook innerlijke beelden, afbeeldingen, gebaren, gebeurtenissen en situaties kunnen deze werking hebben. Ze doen ons ervaren wat er echt in ons leeft of roepen nieuw leven in ons wakker. Bepaalde geschriften uit de re-ligieuze traditie hebben deze werking op een heel sterke manier. Sommige symbolen roepen bijzonder veel in ons op of zijn voor ons plaatsen van diepe herkenning. Ze brengen ons bij onze ‘stroom’. Soms gebeurt het dat wij weer echt in het verleden zijn, bijvoor-

Page 16: Spiritualiteit en levensloop

18

beeld wanneer wij – ons dagboek herlezend – een vergeelde kof-fievlek zien op het papier of wanneer levendige gevoelsherinnerin-gen in ons terugkomen. Voor de levensloop betekent dit dat deze ‘stroom van vroeger’ nog steeds aanwezig blijkt.

In deze stroom zijn al onze ervaringen ingegaan. Ze kunnen ook weer worden opgeroepen. Ook onze religieuze ervaringen: de bevrijdende en de inperkende. Sommige mensen spreken van ‘de hypotheek van hun godsdienstige opvoeding’. Ze dragen die als een last, waaraan ze zich niet kunnen onttrekken. Concreet bestaat deze last in deze stroom van ervaren welke nog altijd in hen vloeit. Op grond daarvan worden ze in bepaalde situaties angstig, of opstan-dig (dan is er intussen ook iets in de stroom gevloeid dat zich tegen de vroegere ervaring verzet), of gelaten. Anderen zeggen dat het met deze hypotheek is als met een oud huis, dat ze geërfd hebben: het moet opnieuw worden ingericht en er moet worden uitgezocht wat nog dient en wat niet meer bruikbaar is. Hier en daar moet er worden verbouwd; sommige meubels nemen te veel ruimte in en moeten weg. Ook dit hangt samen met hun stroom, hun innerlijke ervaren, hun verleden en heden en toekomst.

De omgang met dit innerlijke gebeuren vraagt omzichtigheid. Gemakkelijk wordt het ‘overpraat’, door begrippen meegenomen, in plaats van onder die woorden gebracht waarin het zich verder ontplooien kan. Maar wanneer het wordt erkend en herkend brengt het mensen bij henzelf, bij de spiritualiteit zoals die werkelijk in hen leeft. En dit is het enige uitgangspunt voor een vruchtbaar ver-volg.

Iemand die zwaar lijdt onder de hypotheek van het verleden schrijft: ‘Ik vraag me af of het misschien zo is dat je pas écht kunt geloven, als je de kerk vergeven kunt. Dat God geen naam, geen plaats, geen beperking meer is, maar “slechts” Ruimte en Witheid, waarin je mag “zijn”. Mijn verlangen is dat ik eens uit deze strijd geraak van zoeken óf en wáár en wíe Hij is.’

Hier baant zich een nieuw ervaren een weg. Het zijn echte woor-den. Ze staan in contact met het Verlangen, die allerbelangrijkste component van onze stroom en misschien wel zijn bedding. En dit Verlangen wijst vooruit: naar de zee, waarin de rivier zal uitstro-men als ze haar loop mag volgen en haar bestemming bereikt.

Page 17: Spiritualiteit en levensloop

19

Een goed woord voor het ‘iets’ dat in ons leeft en het daarbij passende woord of beeld, is het woord ‘correspondentie’. Het ‘iets’ in ons en het woord of het beeld ‘vinden’ elkaar, sluiten op elkaar aan, zijn antwoord voor elkaar: correspondentie.4 Er leeft natuur-lijk veel méér in ons dan datgene wat nu correspondeert, zoals er ook nog veel meer buiten ons is waarmee wij op dit moment geen contact hebben. Maar voor de ervaring van nú is déze correspon-dentie beslissend. Is die eenmaal opgetreden, dan kunnen we in-nerlijk verhelderd verder naar volgende ervaringen. Zo ontstaat de stroom.

Zinnebeelden‘Weg’ en ‘stroom’ zijn zinnebeelden, dragers van zin. Het woord ‘zin’ staat in dit boek voor de vervulling van ons levensverlangen. Al naargelang de diepte, de maat en de intensiteit van ons verlangen zoeken wij naar zin. Wie maar een ‘klein’ verlangen heeft, is met een ‘kleine’ zin tevreden. Wie een ‘groot’ verlangen heeft, zoekt naar een ‘grote’ zin.

Zinnebeelden duiden op zin. Op mogelijke vervullingen van ons verlangen.

‘Stroom’ en ‘weg’ doen dat ook. Het zinnebeeld van de stroom drukt uit dat wij voortdurend in beweging zijn. Het verzinnebeeldt de aard van ons verlangen naar levensbeweging, verder gaan, het nieuwe tegemoet gaan, verdere ontmoetingen, horizon. De Franse schrijver Maurice Merleau Ponty spreekt van ‘bestaansbeweging’.5 Zolang we leven is deze beweging gaande. Het zinnebeeld van de weg drukt uit dat we niet willekeurig en zonder samenhang le-ven. We worden geleid: door omstandigheden, door anderen, door onze ervaringen, door onze eigen beslissingen, door een Hogere Macht. Een weg komt ook ergens vandaan (dat is heel geheimzin-nig) en gaat ergens heen – dat is nog geheimzinniger. Een stroom is oorspronkelijk niet door mensen gemaakt; een weg wel. Een weg wijst ook naar een bewoonbare wereld en naar een plaats van aankomst. Zo zijn er veel aspecten van zin in beide beelden te vin- den.

Het is van belang dat we ze niet beschouwen als afgeleid van de stromen en de wegen die we rondom ons heen zien. Integendeel,

Page 18: Spiritualiteit en levensloop

20

het zijn innerlijke beelden; dat wij stromen en wegen zo noemen, is veeleer afgeleid van deze innerlijke ervaringen: ze corresponderen met iets in ons.

Zo verwijst ‘stroom’ naar ervaringen van tijd, naar nieuwe mo-gelijkheden, naar het voorbijgaan en het opkomen en teloorgaan van de gestalten van ons leven. Het beeld wijst ook naar vruchtbaar-heid en opstanding. Het eindigen in de oceaan is zinnebeeld van de Grote Terugkeer. De ‘stroom van genade’ is ‘uit den Hoge’. Zij ‘zuivert’, zoals de Ganges in India die voortkomt uit het haar van Shiva. De Grieken vereerden hun stromen; men kon ze niet over-steken zonder de stroomgoden en -godinnen eer te bewijzen. En in vele mythen komt de kosmische oerstroom terug waaruit alles voortkomt en waarin alles terugkeert. Dat alles is niet met de feite-lijke stromen, die wij om ons heen zien, gegeven. Het is veeleer uit-drukking van een zinsbesef dat in ons leeft. ‘Zin’ omvat hier dan ook meer dan alléén de vervulling van ons verlangen. Het woord duidt hier op de bestaansbetekenis van ons leven als mens. Wanneer wij spreken over de levensstroom, spelen al deze thema’s daarin door. Uiteraard niet op de algemene manier waarop we er hier over spre-ken: in onze levensfasen en in ons dagelijkse leven zijn we er heel concreet en op onze eigen manier mee doende. Levensfasen zijn om zo te zeggen het getouw waarop wij deze en andere zinsthema’s inkleuren en verder weven.

Iets dergelijks geldt ook voor het zinnebeeld van de weg. Ook dat is in eerste instantie een innerlijk gegeven. Waar wij levens-mogelijkheden zien, zien wij doorgangen, passages, uitwegen. ‘Weg’ komt van ‘be-weg-en’: van een weg voorzien. De weg gaat in principe van ons uit. Daarom maken wij wegen, paden, auto-banen, en onze levensweg. Het beeld is oeroud. Het labyrint is er een antiek symbool van. Dikwijls had het een verdedigingsfunctie: het kostbare en heilige moest worden behoed. Het verwijst naar ons innerlijke heiligdom, diep verborgen in de meest mysterieuze burcht, namelijk onze psyche en onze persoon. Er zijn dwaalwe-gen, kruiswegen, levenswegen, pelgrimswegen, heilige wegen, er-varingswegen, innerlijke wegen enzovoort. De woorden ‘ervaring’ en ‘weg’ hangen oorspronkelijk nauw samen. En als mens zijn wij homo viator, ‘weg-mensen’.

Page 19: Spiritualiteit en levensloop

21

Zo is de weg zinnebeeld van ons menselijke bestaan dat ergens vandaan komt en – naar het zinnebeeld zegt – ergens naar toe gaat. Zo zijn onze levensfasen ‘weg-etappes’ (oorspronkelijk van het Ne-derlandse ‘stapel’ = ‘tussentijdse stapelplaats’); pogingen om ons bestaan enigszins overzichtelijk te maken; plaatsen waar wij erva-ring opstapelen en deponeren voor het vervolg van de reis. Het le-ven voert ons ‘verder’, naar het vreemde en onbekende. Of naar het onvoorziene en daarom dikwijls bedreigende. Zo brengt de weg ons de ervaring aan, meer of minder mens te worden. Spiritueel gezien is zij een ‘inwijdingsweg’; inwijding namelijk in het Levensgeheim en – afhankelijk van ons verlangen – in het Goddelijke Geheim. Ook hier geldt dat deze thema’s niet steeds als zodanig door ons worden beleefd. Ze doen zich voor in alledaagse, geestelijke, vermoeiende of droevige ervaringen. Ze worden door ons op een allerconcreet-ste manier ingekleurd. De levensweg biedt per etappe specifieke mogelijkheden om dit op een spirituele manier te doen. Over die vóór-waarden gaat dit boek. Hoe ieder daarmee omgaat is ieders eigen weg.

VerbeeldingWanneer wij de zinnebeelden van ‘weg’ en ‘stroom’ vruchtbaar wil-len maken voor de eigen levensloop, moeten we een beroep doen op onze verbeelding. Zij is bij uitstek de taal van ons verlangen. Zij werkt aan de grenzen van ons nadenkende ik, daar waar dit opkomt uit de kiemwereld van ons bestaan. In beelden en verbeelding ver-tellen wij ons verhaal aan onszelf. In de verbeeldingen van de grote verhalen van de mensheid vertelt deze haar verhaal aan zichzelf en aan de volgende generaties. De moderne science fiction, films en romans maken dit nog steeds waar. ‘Wij zijn van eender stof als dromen zijn’ (William Shakespeare). Door onze verbeeldingen vul-len wij de ‘lege plekken’ op van ons bestaan. En die zijn er veel. Zoals elk verhaal lege plekken heeft, die de verteller aan de toehoorders overlaat om zelf in te vullen. Er zijn in de levensloop zoveel vragen, onduidelijkheden, raadsels, onoplosbaarheden, geheimzinnighe-den. Onze weg is niet voorgegeven en er is geen blauwdruk van. Wat wij aan levende ervaringen opdoen, is niet te voorzien en zelfs: wat er allemaal in ons leeft en omgaat, valt onmogelijk te zeggen.

Page 20: Spiritualiteit en levensloop

22

‘Niemand kan de straten der ziel aflopen’, wist de Griekse filosoof Parmenides (500 voor Chr.) al. En de Franse filosoof Paul Ricoeur zegt van ons levensverhaal dat het ‘een tekst is die zijn auteur zoekt’.

Zinnebeelden – vruchten van onze verbeelding – slaan de brug tussen ons nadenkende ik en het Levensgeheim waarvan het ik deel uitmaakt en waardoor het wordt omvat.6

Wanneer we de beelden dus vruchtbaar willen maken voor onze eigen levensweg, moeten wij ook onze eigen verbeelding inscha-kelen. In bovenstaande meditatie gebeurt dit ook. De pastor doet door zijn interventies een beroep op de verbeeldingskracht van de ander.7 Maar ieder kan dit ook voor zichzelf doen. Ook dan kost het tijd en moet men zich er vrij voor maken. Ook is het nodig dat men zich niet ‘iets gaat zitten verbeelden’, maar de innerlijke beelden rustig de ruimte geeft om op te komen. Zo’n ‘levensmeditatie’ kan gaan over de hele levensloop, over een bepaalde fase, over een si-tuatie. Ze kan ook gaan over de toekomst, want wie leeft er zonder angsten en dromen over de toekomst?

Globaal kent zo’n meditatie de volgende stappen: 1. Vaststelling van het thema. In het voorbeeld werd dit door de pastor gekozen vanwege de

verwarring waarin zijn pastorante verkeerde. Hij poogt haar te brengen bij wat er in haar omgaat, haar ‘stroom’.

2. Bepaling van de plaats: waar ben ik? In een huis, een stad, een woud, een landschap, aan een stroom, onder een boom, in een grot, in een kloof enzovoort?

Men moet wachten tot deze plaats zich in de verbeelding aan-meldt.

3. De plaats zo concreet mogelijk laten worden. Wanneer bijvoorbeeld het beeld van de weg opkomt: Wat ligt

er achter me, voor me? Hoe is het vergezicht? Wat is er rechts en links van mij? Ben ik alleen of zijn er ook anderen?

Hetzelfde bij een stroom: Hoor ik die? Drijft er iets aan? Ben ik links of rechts van de stroom? Ga ik stroomopwaarts of -afwaarts? Zijn de oevers kaal? Is er een brug of huis of heilig-dom? Gebeurt er iets met de stroom?

Page 21: Spiritualiteit en levensloop

23

In een meditatie kwam er een zwarte koets aanrijden met een koetsier op de bok. De koets stopt en de meditant wordt uitge-nodigd in te stappen…

4. Welke bewegingsimpuls wordt ervaren? In het voorbeeld suggereert de pastor de afdaling. Zij: ‘Het gaat

moeilijk. Het is steil en glad. Ik moet mij vasthouden.’ Er blijkt dan niets voorhanden om zich aan vast te houden. ‘Dan moet je het zonder doen.’

5. Wat gebeurt er wanneer de impuls wordt opgevolgd? Er kunnen tegen-impulsen ontstaan; dan moet er een keuze

worden gemaakt. Angst, verlangen, berekening, hoop, voor-zichtigheid kunnen een rol gaan spelen. Menigmaal roepen ze op hun beurt nieuwe keuzen op.

6. Binnen het domein van spiritualiteit is het van belang zich te realiseren wat deze beelden van doen hebben met het Levens-geheim; en wat ze zeggen over de stand van ons verlangen; eventueel over onze bestemming.

7. Menigmaal stoot iemand onderweg op hindernissen of tegen-standers. Ook kunnen er ontmoetingen plaatsvinden – man of vrouw – en wil er iets worden uitgewisseld – wat – of gebeuren er onverwachte dingen. Hiervoor moet dan ruim tijd worden genomen; meestal gaat het over een belangrijk thema. In het voorbeeld is dit het gebeuren in de kapel.

8. Het is van belang om oog te hebben voor de herinneringsbeel-den die opkomen. Meestal zijn die zeer concreet: een jeugd- situatie, een bepaald vertrek, een afscheid, een slaapkamer enzovoort. Ze verbinden de actuele situatie met vroegere si-tuaties uit de levensloop die met het thema samenhangen. Ook spelen concrete voorwerpen dikwijls een rol: een brief, een sleutel, een roos, een foto, een boek. Wanneer die nog voor-handen zijn kan het goed zijn ze te halen en ze hun herinnerend werk te laten doen.

9. Het is van groot belang om te leren de gevoelens waar te nemen die in het contact met de beelden opkomen. De weg die in de meditatie wordt gegaan is meestal niet alleen een ‘beeldweg’, maar ook een ‘gevoelsweg’. In het voorbeeld zien we achtereen-volgens: onzekerheid, behoefte aan steun, uitzichtloosheid, de

Page 22: Spiritualiteit en levensloop

24

zwaarte (‘het is nog zo ver’), angst, omzichtigheid, spanning, ontroering, verlangen naar overgave, moed (na de overgave!; ‘het gaat veel vlugger nu’), ontspanning. Dit is een hele reis in korte tijd. Het maakt duidelijk dat er tijdens een meditatie echt iets gebeurt. In het voorbeeld vindt de vrouw de ontspanning die zij tevoren niet vinden kon. Er is kennelijk iets verwerkt (in het nagesprek bleek dat zij haar onduidelijke, gespannen en verwarde situatie door de werking van religieuze symbolen uit handen had kunnen geven).

10. Na verloop van tijd ontstaat er meestal een stilte: er komen geen nieuwe beelden meer op; ook de gevoelens klinken uit en er gebeurt niets meer. Dan is het tijd om de meditatie te beslui-ten.

j

DE AFDALING

Op de Elisabeth van Maasbrachtheb ik gevaren, drie nachten drie dagen;trappen van water daalden wij af.Veertig meter gaat het omlaagvanaf Maastricht tot Grave.

Met de Elisabeth van Maasbracht.Sterk is het ancestrale, het water:trappen van water dalen er aftot in de dood en zijn krochten omlaag,’s nachts, als de dromen ontwaken.

Op de Elisabeth van Maasbracht –schaduwen, raadselen, wolkengevaarten;trappen van raadselen daalde ik af:zeventig jaren ben ik gesmaaddoor wie één naam met mij dragen.

Page 23: Spiritualiteit en levensloop

25

Met de Elisabeth van Maasbrachtrijzend en dalend nog laat in de sluizen– trappen van water daalde zij af –meerden wij. Het was stil op de kade,wit was om de lantarens de mist.

‘Als alle tranen zijn afgewist’staat er in de Openbaring.8