Speling interview marieke brouwer

14
De taal over het Geheim is geheimtaal geworden – een gesprek over geloofstaal met predikante Marieke Brouwer LIA VERGOUWEN Marieke Brouwer is sinds 1991 als predikante verbonden aan het Huis op het Spui, Centrum voor Spiritualiteit van de Evangelisch- Lutherse Gemeente Amsterdam. In het hart van de grote stad heeft ze de verre van eenvoudige opdracht een brug te slaan naar rand- en onkerkelijken, een opdracht die haar gezien haar eigen geloofsontwikkeling echter op het lijf geschreven lijkt. Met het christelijk geloof als uitgangspunt staat Marieke open voor andere levensbeschouwingen en tradities: ‘Spiritualiteit beperkt zich niet tot christelijke taal; er is buiten de kerk een enorm veld aan spiritualiteit en daar moet je als pastor nieuwsgierig naar zijn en je toe verhouden.’ Onder haar kerkgangers bevinden zich naast gewone Lutheranen dan ook vele zogeheten ‘nieuwe spirituelen’: mensen die zich bijvoorbeeld grondig verdiepen in het boeddhisme, of die zich bezighouden met reïncarnatie, aura’s, yoga of mindfulness. Mensen die wel geraakt en geïntrigeerd worden door het andere, onzegbare van God, maar voor wie veelal de oude geloofstaal ontoegankelijk en betekenisloos is geworden. Daarom is Marieke op zoek gegaan naar nieuwe taal om over God en Gods liefde te spreken. Over dit onderzoek gaat ons gesprek. Maar omdat Mariekes eigen lotgevallen met het geloof model kunnen staan voor die van vele pastoranten en haar mede tot dit onderzoek inspireerden, is het eerste deel van ons gesprek daaraan gewijd. Persoonlijke ontwikkeling in geloof en spiritualiteit Marieke groeide op in een religieus gezin in Veenendaal: ‘Het geloof was belangrijk, het leefde bij ons … God was de aanwezige. En ik stelde daar nauwelijks vragen bij.’ Ze 1

description

 

Transcript of Speling interview marieke brouwer

Page 1: Speling interview marieke brouwer

De taal over het Geheim is geheimtaal geworden – een gesprek over geloofstaal met predikante Marieke Brouwer

LIA VERGOUWEN

Marieke Brouwer is sinds 1991 als predikante verbonden aan het Huis op het Spui, Centrum voor Spiritualiteit van de Evangelisch-Lutherse Gemeente Amsterdam. In het hart van de grote stad heeft ze de verre van eenvoudige opdracht een brug te slaan naar rand- en onkerkelijken, een opdracht die haar gezien haar eigen geloofsontwikkeling echter op het lijf geschreven lijkt. Met het christelijk geloof als uitgangspunt staat Marieke open voor andere levensbeschouwingen en tradities: ‘Spiritualiteit beperkt zich niet tot christelijke taal; er is buiten de kerk een enorm veld aan spiritualiteit en daar moet je als pastor nieuwsgierig naar zijn en je toe verhouden.’ Onder haar kerkgangers bevinden zich naast gewone Lutheranen dan ook vele zogeheten ‘nieuwe spirituelen’: mensen die zich bijvoorbeeld grondig verdiepen in het boeddhisme, of die zich bezighouden met reïncarnatie, aura’s, yoga of mindfulness. Mensen die wel geraakt en geïntrigeerd worden door het andere, onzegbare van God, maar voor wie veelal de oude geloofstaal ontoegankelijk en betekenisloos is geworden.

Daarom is Marieke op zoek gegaan naar nieuwe taal om over God en Gods liefde te spreken. Over dit onderzoek gaat ons gesprek. Maar omdat Mariekes eigen lotgevallen met het geloof model kunnen staan voor die van vele pastoranten en haar mede tot dit onderzoek inspireerden, is het eerste deel van ons gesprek daaraan gewijd.

Persoonlijke ontwikkeling in geloof en spiritualiteit

Marieke groeide op in een religieus gezin in Veenendaal: ‘Het geloof was belangrijk, het leefde bij ons … God was de aanwezige. En ik stelde daar nauwelijks vragen bij.’ Ze ging met plezier naar de kerk en was heel geïnteresseerd in alles wat over geloof ging. Tijdens langdurige ziekteperiodes las ze ook zelf veel in de bijbel. Allengs groeide haar verlangen om theologie te gaan studeren aan de VU.

De overgang van haar redelijk beschermde milieu naar de bruisende hoofdstad was fors, de confrontatie met de theologiestudie desastreus voor haar naïeve en onbevraagde geloof. ‘In anderhalf jaar tijd waren alle gelovige poten onder mijn stoel weggezaagd.’ Kritische vragen tastten niet alleen het vanzelfsprekende gezag van de bijbel aan maar ook alle geloofsbegrippen, die ze vrijwel letterlijk had opgevat: ‘Ik wist gewoon echt niet meer waar we het over hebben als het gaat over verlossing en heil, over zonde en verzoening. Al die woorden werden ineens helemaal leeg.’ Toen op een dag ook nog iemand zei dat de hemel niet bestond, brak de hel los: ‘Want waar blíjf je dan? … Het

1

Page 2: Speling interview marieke brouwer

was een pijnlijke en onthutsende ervaring om binnen no time van mijn geloof af te zijn.’ Het bevreemdde Marieke dat God tegelijkertijd als een vanzelfsprekende werkelijkheid werd aangenomen: ‘Ik had geen idee waar het over ging. Er werd ook op zo’n manier over God gesproken dat ik dacht: het lijkt wel alsof ze het over de buurman hebben.’

Ze was niet alleen boos toen het oude geloofshouvast verdween, maar voelde zich zelfs verraden: ‘Ik heb het al die tijd met luchtspiegelingen gedaan, ik ben eindeloos voor de gek gehouden.’ Jarenlang werd Marieke buitenkerkelijk en hield ze haar studie slechts met de moed der wanhoop vol. Tot een ‘reddende engel’, in de gedaante van supervisor Otto Stange, haar aanraadde om godsdienstpsychologie te gaan studeren in Nijmegen, waar destijds mensen doceerden als Willem Berger, Jan van der Lans, en Arnold Uleyn. ‘Toen gíng het ineens weer ergens over, namelijk over de ervaringen van mensen met God – en dat begreep ik. Daar las ik The Varieties of religious experience van William James. Daar hoorde ik dat Freud mogelijk toch van alles had beleefd aan Mozes. (…) Daar ging het over de ziel van mensen, en over mijn eigen ziel, over ervaringen die ik herken.’ Zo bood de godsdienstpsychologie haar een nieuw houvast.

Westerkerk en Oude Lutherse kerkVanuit Nijmegen voert haar weg haar terug naar de hoofdstad, wanneer hoogleraar godsdienstpsychologie Willem Berger, bij wie ze met haar ziel onder de arm haar toevlucht had gezocht, haar aanraadt om toch maar ‘gewoon dominee te worden’. Haar spontane uitroep ‘Dat nooit!’ is de opmaat tot een vierjarig vicariaat naast Nico ter Linden. In de Westerkerk raakt ze niet alleen doorkneed in het ambt maar komt ze tevens in aanraking met de dieptepsychologische benadering van Eugen Drewermann: ‘Toen had ik een sleutel in handen voor het begrijpen van de bijbelverhalen en kwamen de begrippen uit de traditionele geloofstaal weer tot leven. Ik begreep bijvoorbeeld steeds beter, dat het spreken over God symbooltaal is, dat God zich aan onze begrippen en aan onze woorden onttrekt. Terwijl het voor mij zo ingewikkeld geworden was dat in de theologiestudie over God werd gesproken als: “Hij wil, Hij vindt …” en ik dacht: “Hij? Hoezo Hij?” Maar niemand had mij nog uitgelegd dat je dat als symbooltaal zou kunnen zien – taal om toch maar iets te kunnen zeggen over wat in feite niet onder woorden te brengen valt. En begrippen als zonde, verlossing, ik had dat altijd vrij moreel opgevat als: je doet dingen fout en daar moet je vergeving voor krijgen. Maar zonde lijkt me in de Schrift veel meer te betekenen, dat je niet tot je recht komt, dat je vastzit in destructieve neurotische patronen, die je belemmeren om voluit te leven … Daar bood de dieptepsychologische insteek van Drewermann zowel inzicht als handvat: wij zitten gevangen in zoveel bindingen – er is zoveel dat ons belet om een heel en compleet mens te zijn … En heil gaat dan over heelheid, bevrijd worden uit destructieve patronen waarin je verstrikt zit vanwege je opvoeding, je jeugd of latere gebeurtenissen. Zo kregen woorden als zonde en verlossing een nieuwe kleur.’

‘En om nog even op het woord God terug te komen … Ik weet nog steeds bijna niet wat ik zeg als ik dat woord laat vallen, maar toen ik in allerlei boeken God omschreven

2

Page 3: Speling interview marieke brouwer

zag als “mysterie”, “grond van ons bestaan”, “datgene waar we uit voortkomen en mogelijkerwijs ook weer naar toegaan” was dat een andere manier van praten over God dan ik in mijn theologiestudie had meegekregen. Dát begreep ik, dat mysterie ... en dat tegelijkertijd iets in ons hart daaraan raakt en deel heeft.’

Dit bood haar nieuwe inspiratie: ‘Want dat gevoel voor mysterie, voor verwondering, heb ik al sinds mijn prilste jaren. En dat is me nooit ontvallen, ook in de theologiestudie niet. En die verwondering kreeg daar een plek in, in dat gevoel voor mysterie. Dat werd een andere invulling – God begon opnieuw werkelijkheid te worden, opnieuw een Aanwezigheid, maar dan in de zin van de tweede naïviteit.’

Maar ook het contact met andere tradities bleek belangrijk. Zo maakte Marieke via Han de Wit kennis met de contemplatieve psychologie, maar las ze ook de bestsellers van de New Age literatuur, zoals de Celestijnse Belofte, Een ongewoon gesprek met God en The Course of Miracles. ‘Ik vond het niet alleen heel interessant maar veel van die boeken ráákten me ook echt, omdat het opnieuw ging over ervaringen van mensen. Maar dan zo toegankelijk verwoord en zo dichtbij, dat ik dacht: als het dáárover gaat – daar ben ik wel voor in.’ Daarnaast raakte ze via yoga vertrouwd met het boeddhisme en het hindoeïsme: ‘Het gaat uiteindelijk over dezelfde menselijk ervaringen, alleen de taal en de cultuur zijn anders. En dat werd een constante, dat gevoel van … niet dat alles hetzelfde is, en dat het allemaal op hetzelfde neerkomt, maar dat het au fond over dezelfde ervaringen gaat.’ Door deze verdieping in de dieptepsychologie en in andere tradities begon voor Marieke ook haar eigen traditie weer betekenisvol te worden.

Huis op het Spui – Centrum voor SpiritualiteitNu besloot ze de sprong in het diepe te wagen en een beroep aan te nemen als predikant van het toenmalige Luthers Pastorale Centrum op het Spui. Hoe kun je als grote stadskerk iets betekenen voor ‘zwevende kiezers’, mensen die op zoek zijn ergens tussen geloof en ongeloof? Het Pastorale Centrum probeerde het aanvankelijk met een aanbod van gespecialiseerd therapeutisch pastoraat, waarin Marieke zich via aanvullende opleidingen verder bekwaamde. Het Centrum moest als het ware het midden houden tussen een kerkelijke gemeente en de toenmalige Riagg. Men dacht een gat in de markt te ontdekken door niet alleen oog te hebben voor psychische klachten maar ook voor de zingevingsdimensie daarvan. Maar hoe bevredigend het werk aanvankelijk ook was, de belangstelling bleef toch achter bij de verwachtingen. Geleidelijk kreeg Marieke het gevoel in haar werk, maar ook persoonlijk, op dood spoor te raken. Zowel de pastoraal-therapeutische benadering als de dieptepsychologie werd haar te beperkt. ‘Ik dacht: nou zit ik hier op het Spui en ik ben geen psycholoog; ik ben ook geen echte dominee: wat ben ik nou helemaal?’ Een burnout bleek een cruciaal omslagpunt; een heroriëntatie volgde. ‘En langzamerhand begreep ik dat aandacht voor spiritualiteit – toen nog een “nieuw” woord – voor mij eigenlijk veel wezenlijker begon te worden. Spiritualiteit betekent voor mij alles wat de wederkerige verhouding tussen jou en God/het goddelijke betreft. En ik zag die belangstelling niet alleen bij mezelf,

3

Page 4: Speling interview marieke brouwer

maar bij mensen überhaupt.’ Het nieuwe aanbod aan groepswerk met spirituele onderwerpen als het lezen van New Age-bestsellers, poëzie, films, geleide meditatie et cetera bleek een schot in de roos. Het vroegere pastorale centrum kreeg ook een nieuwe naam: Huis op het Spui – Centrum voor spiritualiteit.

Toch bleef Marieke zelf aarzelend: ‘Het was gek genoeg toch nog te cerebraal, te weinig iets van het hart.’ Ook was ze het zicht kwijt op haar eigen voedingsbronnen: ‘Waar gaat het nou ten diepste om? Waar moet ik het van hebben als ik mezelf predikant noem? Dus eigenlijk toch gewoon weer de eigen ervaring, maar dan op een dieper niveau.’ Op het spoor gezet door Oorspronkelijk bestaan van Andriessen1, besloot ze een opleiding geestelijke begeleiding te gaan volgen. Het werd uiteindelijk de opleiding Hydepark/Titus Brandsma Instituut, hoewel ‘de echte geloofstaal’ in de folder haar bijna had weerhouden: ‘Heilige geest, omvorming … al mijn oude stekels gingen weer recht overeind staan.’ Maar toen haar uitgesproken huiver in een toelatingsgesprek eerder een pre bleek dan een belemmering, hakte ze de knoop door.

Opleiding geestelijke begeleiding De opleiding bleek een eye opener. ‘Voor het eerst in al die jaren ging het over waar ik naar zocht, namelijk over God … en dat op het diepste niveau denkbaar.’ Mystieke teksten boden nieuwe grond, het uitwisselen van religieuze autobiografieën was een intens en bijzonder gebeuren: ‘Je werd gewoon helemaal opengebroken ... het was zo’n ervaring van overrompeld worden en overgave. De wijze waarop we leerden beseffen hoe God met ons aan de gang ging, was zo ontzettend wezenlijk. Opnieuw ging het over ervaring maar nu in relatie tot God – en dat niet als bijzaak maar als hoofdzaak.’

Maar ondanks de grote betekenis van deze opleiding bleef Marieke ‘soms stuiten op de geloofstaal en de oude vormen’. Het opnieuw kunnen verstaan en spreken van de christelijke taal nam toch niet haar gevoel weg dat het ‘een te krappe jas geworden was’. ‘Het christelijke taalgebied kan zo’n sluitend iets suggereren en voor mij is dat te beperkt. Er kan over God nog op zoveel andere manieren gesproken worden, wist ik inmiddels, en zoveel aansprekender soms naar mijn smaak.’ Zo groeide er een dubbele loyaliteit, vanwege haar ervaring dat de geloofstaal van de geestelijke begeleiding ‘een volstrekt binnencirkelgebeuren geworden was, waarmee ik bij de eerste de beste Amsterdammer echt niet hoefde aan te komen, omdat het volkomen geheimtaal is’.

De grote vraag werd voor haar dan ook, hoe ze toch over God kon spreken ‘zonder in die geheimtaal te vervallen’. En zonder terug te vallen op christelijke woorden ‘waar zovelen tegenaan lopen omdat die te beladen, te ingewikkeld, te nietszeggend zijn geworden en te vervreemdend werken. Taal waar ze geen toegang meer toe hebben’. Als voorbeeld noemt Marieke uit psalm 58 de regel O God verbrijzel de tanden in hun mond. ‘Ervaar ik daar iets bij? Ja: walging en afschuw. Ik wil er niets mee te maken hebben.’ Maar ook ontdekte ze in de opleiding een ‘prachtig lied dat gaat over God als mijn dierbaar kleinood. En ik snap dat heel goed en kan het ook zingen met heel mijn

1 H. Andriessen, Oorspronkelijk bestaan. Geestelijke begeleiding in onze tijd. Baarn 1996.

4

Page 5: Speling interview marieke brouwer

hart, maar intussen dacht ik: dit kan ik zelfs in mijn eigen kerk niet meer laten zingen … die taal is zo hermetisch. (…) Je moet over God kunnen praten in gewone huis- tuin-en-keukentaal. Zoeken naar andere woorden om het over dezelfde ervaringen te hebben, maar die mensen wél begrijpen. Taal die niet afschrikt. Zoals Walsch dat doet in Een ongewoon gesprek met God2: dat is toegankelijke taal, ervaringstaal die miljoenen aanspreekt. Terwijl theologische taal veel meer gekoppeld zit aan die christelijke begrippen van ellende, verlossing, dankbaarheid en verzoening. Zonder dat daar veel ervaring doorheen schemert.’

Zulke toegankelijke en voor de kerk onorthodoxe taal vond Marieke al eerder in de poëzie ‘die net als film veelal gaat over spirituele aangelegenheden zonder die als zodanig te betitelen’. Het werken daarmee stimuleerde haar verlangen onderzoek te doen naar nieuwe of onbelaste taal voor God, die niet vervalt in geheimtaal voor ingewijden – in het volle besef dat ook ingewijden er vaak geen raad meer mee weten.

Onderzoek naar nieuwe geloofstaal Het onderzoek, beschreven in Talen naar God3, heeft als uitgangsvraag:

Welke taal gebruiken mensen die niet (meer) de christelijke achtergrond hebben, die niet vertrouwd zijn met de geloofstaal, om hun ervaringen met het Geheim dat we God noemen aan te duiden? Kan ik die taal herkennen, verstaan, hanteren als geestelijk begeleider om mensen dichter bij het Geheim te brengen, het geheim van hun leven, hun ziel, hun oorsprong en hun bestemming?

Marieke interviewde onder meer Miek Pot en Lisette ’t Hooft, die zich bewegen op het snijvlak van traditionele en nieuwe spiritualiteit. Daarnaast analyseerde ze in het tijdschrift Happinez (2009, 2010) interviews met de hedendaagse goeroes Wayne Dyer4 en Brandon Bays5 op de vraag, hoe hier over God en Gods liefde wordt gesproken. De keuze viel op hen omdat hun boeken in miljoenenoplagen over de hele wereld verkopen.

OnderzoeksresultatenDe nieuwe taal voor God en de liefde van God is, zo blijkt uit de interviews:

veelal onpersoonlijk en abstract: ‘natuurlijk Licht’, ‘organiserend principe’, ‘universum’, ‘kracht’, ‘voelbare aanwezigheid’

vaak verbonden met de kosmos, schepping en natuur: ‘Bron van alles’, ‘scheppende kracht’, ‘lieflijke energie’

2 N.D. Walsch, Een ongewoon gesprek met God. Kosmos Uitg. 2009. 3 De scriptie Talen naar God, geschreven voor de opleiding Geestelijke Begeleiding, is als pdf-

bestand opvraagbaar bij Marieke Brouwer: [email protected] 4 O.a. W. Dyer, Niet morgen maar nu. 1976; Leef in balans. Utrecht/Antwerpen 2007.5 B. Bays, The Journey, 1999. Nederlandse vertaling: De helende reis. Boekerij 2011.

5

Page 6: Speling interview marieke brouwer

tegelijkertijd te vinden in de ziel van de mens: ‘eigen essentie’, ‘stilte in jezelf’, ‘innerlijke natuur’, ‘boeddhanatuur’, ‘diepste zelf’

niet zelden afkomstig uit het dagelijks taalgebruik; gewone, neutrale woorden zonder ballast uit het verleden: ‘een kwaliteit die bepaalt dat een appelboom eruit ziet als een appelboom en jij als jij’

verfrissend en leuk: ‘dat wat de vogels doet vliegen en je haar doet groeien’

Wat Marieke vooral treft in de bewoordingen waarin vertegenwoordigers van de nieuwe spiritualiteit spreken over God en de liefde van God is de vrijheid, het poëtische en het fantasierijke ervan. Ze ervaart deze taal als fris en eenvoudig, origineel en aansprekend. Meerdere bewoordingen overlappen overigens met het christelijke taalveld. ‘In de nieuwe spiritualiteit wordt vaak impliciet aangeknoopt bij God als het scheppende, de schepper. De nieuwe taal verbindt God met de raadsels van het universum en de moderne wetenschappen. Onze ervaarbare wereld en God blijven hier heel dicht bij elkaar. Voor moderne mensen is dat heel belangrijk, want die zoeken naar een verbinding met dergelijke theorieën.’

Opvallende overeenkomsten tussen oude en nieuwe taal zijn te vinden bij Wayne Dyer die zich sterk voelt aangesproken door de eeuwenoude Tao: De Tao betekent in harmonie zijn met de Bron en luisteren naar je innerlijke natuur die in contact staat met de Bron. ‘Dat is toch een prachtige omschrijving hoe je tegelijkertijd met het goddelijke buiten je in contact kunt zijn en van je innerlijke natuur die in contact staat met God? Of neem deze uitspraak: Oude gewoontes verdwijnen veel sneller uit je leven als je niet je relatie met de geliefde, je ouders, je vrienden of andere belangrijke personen als het belangrijkste ziet, maar jouw relatie met de Bron. Daar zegt hij dus eigenlijk wat het Oude Testament zegt: je zult God liefhebben met je hele hart et cetera. God eerst: dat is het belangrijkste in het leven. Ik vind het bijzonder dat je door de nieuwe taal de oude taal heen ziet: Zoekt eerst het koninkrijk der hemelen en de rest zal je gegeven worden.’

‘Dyer zegt ook: Plaats jouw relatie met die energie boven alle andere in je leven en raadpleeg die Bron voordat je anderen om raad vraagt. Dus: Bid eerst, ga eerst bij jezelf in je binnenkamer te rade. En: Trek je terug in stilte, luister, dan zul je leiding vinden. Geestelijke begeleiding gaat over die leiding van het goddelijke.’

‘Je ziet bij Dyer ook prachtige bewoordingen van wat in de traditie heet de wil van God doen: Je hoeft niets te doen met je wilskracht. Laat in plaats daarvan de volmaakte energie, de onuitputtelijke bron, door jou heen werken. Dat is de omvorming in liefde.’ Op de vraag of dit dan wel niéuwe taal is of meer een vertaling van oude, zegt Marieke: ‘Het is nieuwe taal voor wat altijd en overal als waar en waarachtig is beschouwd.’

Maar bij élke taal voor God, of die nu oud is of nieuw, maakt ze het voorbehoud ‘om niet geheel te hoeven zwijgen’. ‘Al ons spreken over God is bij benadering, voorlopig en gebrekkig.’ Schatplichtig aan Maas6 en Waaijman7 benoemt Marieke God

6 F. Maas, Spiritualiteit als inzicht. Mystieke teksten en theologische reflecties. Zoetermeer

1999. 7 K. Waaijman, Spiritualiteit. Vormen, grondslagen, methoden. Kampen/Gent 2000.

6

Page 7: Speling interview marieke brouwer

als de Onuitsprekelijke en niet uit te spreken realiteit: het woord God zou een lege plek open moeten houden voor dat wat aan onze beheersing ontsnapt. Marieke onderschrijft ook van harte het pleidooi van Waaijman om het woord God als ‘meest inclusief’ vooral niet weg te gooien. ‘Hoe belast en beladen het inmiddels ook is, het woord God is wel die tweeduizend jaar doorgegaan. En het omvat het hele conglomeraat aan betekenissen. Maar voor een hele bevolkingsgroep moet je vooralsnog even omzien naar andere taal.’

Geloofstaal in de pastorale praktijk Zulke nieuwe taal voor God lijkt opmerkelijk genoeg vooral belangrijk voor de oudere generatie. ‘Bij jongeren kun je juist weer onbekommerd over God praten omdat dat voor hen nieuw en onbeladen is, omdat ze volstrekt blanco zijn.’ Voor mensen van boven de vijftig blijkt het woord God dikwijls wél belast en beladen. Marieke ziet als pastor meerdere oorzaken voor het problematische van geloofstaal.

‘Allereerst kunnen iemands jeugd, opvoeding en latere gebeurtenissen een woord als God de Vader beladen maken. Dat kan veel akelige associaties oproepen – niet iedereen heeft een leuke vader gehad; het kan ook een afwezige of incestueuze vader zijn geweest’. (…) ‘Daarnaast is er het misverstand waardoor mensen niet goed over de letterlijkheid van het geloof en de schrift heenkomen. De weerstand zit vaak in de sfeer van het “persoonlijke praten” over God – als een vader of verlosser, een koning of een rechter. Want dat kunnen mensen allang niet meer letterlijk geloven.’ Maar de ‘draai maken naar symbooltaal’ is vaak ontzettend lastig, weet Marieke ook uit eigen ervaring. ‘Het zit diep, het zit immers in je merg, en het is zelfs de vraag of je er ooit helemaal van loskomt. (…) Als bijvoorbeeld Jezus niet “echt” de zoon van God is, dan stort je hele geloof in. Want als dat niet letterlijk zo is, wat dan wel? Wat blijft er dan nog overeind? En de woede van: waarom is me dat niet eerder verteld? Dat levert bij mensen enorme weerstanden op om weer toegang te krijgen tot hun ervaringen. Want die hébben ze intussen wel, maar ze kunnen die niet relateren aan het christelijke geloof. Het zijn twee verschillende werelden en om die ervaringen weer in contact te brengen met hun vroegere geloof moet er eerst een heleboel lucht komen in dat oude geloof en vrijheid om een beetje te spelen met die symbooltaal.’

‘Daarnaast moet je ook het veilige oude nest verlaten omdat onze vroege godsbeelden en -ervaringen zo verweven zijn met onze eigen vader- en moederervaringen. Dat vraagt heel veel van mensen, en je bent daar altijd heel ambivalent in omdat het toch een deel van je identiteit is. Echt alles loslaten en je helemaal onbevangen met God bezighouden, dat zijn enorme operaties in een mensenziel.’ Hierbij speelt ook de ‘als onbegrijpelijk ervaren dogmatiek’ mensen dikwijls parten, net zoals indertijd bij Marieke zelf. ‘God als een persoon van wie we dingen moeten, die van alles wil en doet. Die ook nog jaloers is, naijverig, toornig en wreed … dat levert zulke brokstukken op, als je dat letterlijk opvat … Ik denk dat veel mensen met een dergelijk God geleefd hebben, een God van hemel en hel en verdoemenis, die je in de smiezen houdt. Dat heeft veel kwaad berokkend. Die taal is

7

Page 8: Speling interview marieke brouwer

onlosmakelijk verbonden met de theologie erachter. En misschien moeten we eerst helemaal afstand nemen van die persoonlijke taal voordat we daar mogelijk weer op kunnen terugvallen. En de nieuwe taal is vaak “onpersoonlijk” en ook wel “abstract”: het goddelijke, licht, bron ... In ieder geval niet een persoon die iets wil of verordonneert. Hoewel ook deze taal veel vragen oproept, denk ik toch dat sommige auteurs mensen op een nieuw spoor kunnen zetten. Ik ken mensen voor wie Walsch’ boek als een nieuwe bijbel geldt met nieuwe inzichten, in een taal die ze wél begrijpen.’

Met de weerstand, onmacht en verlegenheid rond de oude geloofstaal probeert Marieke als volgt om te gaan: ‘In gesprekken betekent het gewoon ook heel goed luisteren, want de ander levert meestal de taal. In wat mensen zeggen moet je peuren naar de dieptelaag als het gaat over God en het goddelijke … en dat kan op vele manieren gezegd worden. Niet iedereen heeft van die overweldigende mystieke en transformerende ervaringen, maar ervaringen kunnen op allerlei terreinen liggen: als je een kind krijgt, of een bergwandeling maakt: het zijn bijna clichés … En daar licht ik dan de verwondering en het wonder uit, of hoe de werkelijkheid openbreekt. De genade van zulke momenten ... als een klein juweeltje. En soms laat ik dan het woord God vallen.’

Ook in haar preken probeert ze dichtbij huis te blijven, gewone taal te gebruiken: ‘Geen dogmatische taal, niet te ingewikkeld, vooral ook niet te cerebraal. Niet teveel nadruk op exegese en allerlei verstandelijke redeneringen.’ Het liefst wil Marieke zo preken ‘dat mensen in een bijna vliedende stroom worden meegenomen, waarin ze hun eigen leven en ervaringen kunnen terugvinden, niet op een rationele manier maar veel meer op gevoelsniveau’. ‘Uit de Ignatiaanse traditie heb ik overgenomen dat je een evangelieverhaal een beetje moet “schilderen”, bijvoorbeeld als Jezus op die berg zit met zijn leerlingen en de Bergrede gaat houden. Ik probeer dat zo te verwoorden dat mensen in hun verbeelding God of Jezus daar ook zién, dat ze er als het ware bij zijn. Dat ze in een soort beeldende, ervaringsachtige laag van hun bewustzijn terechtkomen, waarin ze iets van het goddelijke beleven. (…) Dat heb je niet in je vingers en kun je niet afdwingen, maar dat hóóp je: dat hun ervaring zich als het ware invoegt in die stroom. Dat je manier van preken evocatief is, iets oproept van het goddelijk mysterie, waardoor mensen hopelijk aangesproken en geraakt worden. En die taal is vaak poëtisch, want dat helpt om iets van ervaring los te woelen.’

KerstpreekEen voorbeeld bij uitstek van haar spelen met oude en nieuwe taal is voor Marieke de Kerstnachtdienst op het Spui, jaarlijks bezocht door vele honderden onkerkelijken. ‘Ik hou de taal waarin het woord God valt zo herkenbaar en on-theologisch mogelijk. Je moet iets vertellen over je eigen traditie in een taal die zo begrijpelijk is dat ook niet-ingevoerden het kunnen snappen.’ Daarom probeert Marieke juist in haar kerstpreek

8

Page 9: Speling interview marieke brouwer

oude en nieuwe taal te verbinden, zodat ze elkaar als het ware op spanning brengen. De nieuwe taal maakt de oude taal vaak ruimer en kan tevens dienen als uitleg daarvan.

Na een poëtische schildering van het kerstverhaal vervolgt de preek eerst ‘traditioneel’: ‘Het is een wonderlijke nacht, een nacht als nooit tevoren, een wonderlijke prachtige nacht van vrede. Een open hemel, engelen hier op aarde. De hemel op aarde, zeg maar. Voor één nacht zijn hemel en aarde verenigd, zijn hemel en aarde één.’

Later volgt een passage die hiernaar terugverwijst in andere bewoordingen: ‘Vrede en eenheid, ze zijn te vinden. Er is een plek in onze ziel waar vrede en eenheid wonen, waar hemel en aarde, God en mens bij elkaar komen. (…) Daar zijn we heel, daar is vrede. In wat wij de werkelijkheid, de realiteit noemen, de dagelijkse realiteit met al z’n ruis en herrie, ligt de werkelijke werkelijkheid, noem het God, het Absolute, de Ene, de Bron, het universele bewustzijn. Die goddelijke werkelijkheid is het uiteindelijke doel van alle religies, dat is de oerervaring die in alle religies te vinden is door alle eeuwen heen. De Ene wordt ervaren als licht, als liefde, als grenzeloze goedheid, compassie, maar eigenlijk schieten woorden tekort. Het is de overweldigende mystieke ervaring van verbondenheid met alles en met alle levende wezens, van je opgenomen weten in een eeuwig geheel.’ Marieke wil God hier bewust ook met andere woorden benoemen, afkomstig uit de nieuwe spiritualiteit, en tegelijkertijd aangeven dat woorden voor de goddelijke werkelijkheid tekortschieten.

Aan het slot van de preek zegt ze: ‘Vrees niet als u van binnen zacht wordt (…), als het verlangen naar vrede, naar vriendschap, naar verbondenheid en eenheid je overrompelt. Laat het gebeuren, laat het stromen, het is geen vals sentiment. Buig je over de kribbe, geef je over, het is God die in ons zijn geschiedenis schrijft, het is het Christuskind dat geboren wordt.’

Marieke: ‘Vrees niet is evangelietaal, zacht worden is nieuwe taal. Laat het gebeuren ... laat je openbreken. En dat gevoel dat je misschien van binnen opengaat en smelt of zacht wordt, dat vertaal ik dan weer als: dan wordt God in je geboren. Dat is op zich christelijke, mystieke taal, maar die relateer ik aan innerlijke ervaringen van mensen: dat ze opengaan en zacht worden en verlangen naar vrede (…). Daarmee geef je mensen in zekere zin het kerstverhaal terug, maar dan als een verhaal dat gaat over jou en jouw leven. Je geeft het ze terug in een andere verpakking, op een andere laag. Het gaat erom mensen naar hun hart te brengen, naar hun gevoel en hun verlangen.’ ‘Als dat lukt, dan zijn mensen opgetogen en geraakt: ‘zo kan het dus ook’. Het mooiste is als mensen in de mystieke ruimte komen – als de taal de mystieke ruimte opent. En dan kan het goddelijke ze al dan niet raken ... daar ga ik verder niet over.’

Noten

9